Jaarverslag Handhaving Wabo, bodem en vuurwerk 2013
Inhoudsopgave 0
Samenvatting……………………………………………………………………….….
3
1
Inleiding………………………………………………………………………………...
5
Prioriteiten handhaving……………………………………………………………….
6 6 8
2
3
4
2.1 Organisatie van de uitvoering…………………………………………………... ……………… 2.2 Kwaliteit…………………………………………….………………………………..………
Klachten………………………………………………………………………………… 13 3.1 Algemeen…………………………………………………………………………… 13 3.2 Klachtenoverzicht bedrijven………………………………………………………… 15 Milieu…………………………………………………………………………………… 20 Controles en projecten……………………….……………………………………. 20 Ketentoezicht……………………………………………………………….……………… 23 Brzo (Besluit risico’s zware ongevallen)…….………………………………….............. 24 Milieumetingen………………………………….………………………………………….. 26
4.1 4.2 4.3 4.4
5
Vuurwerk……………………………………………………………………………….. 27
6
Bodem………………………………………………………………………………….. 28
2
0
Samenvatting
Jaarverslag Handhaving 2013 Verbeteren van de kwaliteit en de samenwerking bij toezicht en handhaving heeft de laatste jaren veel aandacht gehad en heeft geleid tot de oprichting van de omgevingsdiensten. Met dit Jaarverslag Handhaving 2013 rapporteren wij over de uitgevoerde activiteiten en behaalde resultaten op het gebied van toezicht en handhaving van de provinciale milieutaken. Het gaat om toezicht en handhaving bij bedrijven waarvoor de provincie bevoegd gezag is, of de bevoegdheid had toezicht te houden en handhavend op te treden. Daarnaast bieden wij inzicht over toezicht en handhaving van de bodem- en vuurwerktaken. Vanaf 1 april 2013 is de uitvoering van deze taken belegd bij de Gelderse omgevingsdiensten. Na een lange tijd van voorbereidingen zijn de omgevingsdiensten, waarin de provincie met de Gelderse gemeenten samenwerkt, gestart. Een jaar met veel veranderingen voor de uitvoering! Omgevingsdiensten De organisatie van de uitvoering is ingrijpend veranderd. De vergunningverleners en handhavers, die voorheen bij de provincie werkten, zijn in dienst gekomen van één van de zeven Gelderse omgevingsdiensten. Er zijn afspraken gemaakt over de verdeling van taken en specialistische werkzaamheden in het Gelderse stelsel van omgevingsdiensten. Zo worden taken in nabijheid uitgevoerd waar dat mogelijk is, en is er sprake van opschaling als een omgevingsdienst de taak niet robuust (conform de kwaliteitseisen) kan uitvoeren. Hierdoor ontstaat ruimte om de taken kwalitatief goed aan te pakken omdat niet elke dienst alles hoeft te kunnen. De Omgevingsdienst regio Arnhem (ODRA) voert de complexe handhavingstaken uit die niet robuust in de regio kunnen worden uitgevoerd. Bij de ODRA zijn ook het bodemtoezicht, vuurwerk, het Bureau Milieumetingen en het operationele handhavingsbeleid geplaatst. De Omgevingsdienst regio Nijmegen is één van de zes 1 landelijke BRZO-omgevingsdiensten , waar het toezicht op de meest risicovolle bedrijven wordt uitgevoerd. Bezwaar- en beroepprocedures worden bij de ODRA en de omgevingsdienst regio Rivierenland (ODR) uitgevoerd. Uitvoeringsprogramma en dienstverleningsovereenkomsten De basis voor de opdracht van GS aan de omgevingsdiensten is vastgelegd in het Handhavingsuitvoeringsprogramma (HUP) 2013 en de dienstverleningsovereenkomst (DVO). In de DVO zijn de taken en de randvoorwaarden voor de uitvoering van de taken beschreven. In de bijbehorende specificatie ‘provinciale producten en diensten’ zijn de taken uitgewerkt. Het HUP geeft de invulling van geplande toezicht- en handhavingsactiviteiten voor 2013. De omgevingsdiensten voeren de taken uit binnen de randvoorwaarden (beleid, programma) die de provincie heeft aangegeven. Er is veel geïnvesteerd om de overdracht soepel te laten verlopen. Het was onvermijdelijk dat door de overdracht bepaalde activiteiten in dit overgangsjaar zijn blijven liggen. De kern, het uitvoeren van toezicht en zo nodig handhavend optreden, is gerealiseerd. Vertraging was vooral te zien bij de extra taken zoals de start van nieuwe projecten. Uitwisselen van informatie Bij de start werkten de omgevingsdiensten met de informatiesystemen over vergunningverlening, toezicht en handhaving van provincie en gemeenten via de zogenaamde verlengde kabels. De systemen waren daardoor bereikbaar, maar door de afstand was het gebruik bewerkelijker en meer storingsgevoelig. Een aantal omgevingsdiensten is in de loop van 2013 gestart met een eigen systeem. Hierdoor is een deel van de (getalsmatige)informatie over toezicht en handhaving die de voorgaande jaren werd gepresenteerd niet betrouwbaar c.q. vergelijkbaar te genereren. Veranderingen in wet- en regelgeving Activiteitenbesluit Vergunningvoorschriften worden steeds meer vervangen door algemene regels, bijvoorbeeld die zijn vastgelegd in het Activiteitenbesluit. De invoering gebeurt in tranches. Voor de provincie relevante branches (in 2013) die onder het Activiteitenbesluit vielen zijn de rubber- en kunststofverwerkende industrie, de voedingsmiddelenindustrie en de betonindustrie.
1
Brzo: Besluit Risico’s zware ongevallen
3
2
Het Activiteitenbesluit geldt inmiddels ook voor IPPC-bedrijven : het zijn zogenaamde type Cinrichtingen, waarvoor op onderdelen een vergunningplicht geldt. Vóór 2013 gold het Activiteitenbesluit niet voor deze bedrijven. Door de rechtstreekse werking van het Activiteitenbesluit en de noodzaak om voor de andere activiteiten (maatwerk)-vergunningvoorschriften op te stellen, kunnen complexe situaties ontstaan (zowel voor het bedrijf als voor de toezichthouder). Ook de implementatie van direct werkende regels was en blijft een belangrijk aandachtspunt. Toezichthouders (en bedrijven) moeten weten welke regels gelden, welke vergunningvoorschriften zijn vervallen en wat de overgangsregels zijn, omdat anders niet duidelijk aan welke regels zij moeten toetsen. Verandering van bevoegdheid Per 1 januari 2014 is de bevoegdheid gewijzigd tussen provincies en gemeenten voor de (milieu)omgevingsvergunningverlening en handhaving bij veel bedrijven. Deze vergaande decentralisatie in Wabo-bevoegdheden naar gemeenten kent haar oorsprong in de ‘’package deal’’. Hierin waren de afspraken vastgelegd tussen het Rijk, de provincies en gemeenten voor het landelijke traject om te komen tot Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD’s). Onderdeel van de afspraken was dat de gemeenten volledig bevoegd gezag zouden worden van de zogenaamde vvgb-bedrijven (bedrijven met een verklaring van geen bedenkingen van de provincie). Afgesproken was dat de bevoegdheid volledig naar de gemeenten over zou gaan als er een landsdekkend beeld van omgevingsdiensten is. In 2013 is het nodige voorbereidende werk verzet rond deze ingrijpende verandering in de bevoegdheidsverdeling. De provincie blijft bevoegd gezag over ongeveer 150 bedrijven, de IPPC en BRZO-bedrijven. Lang was niet duidelijk wanneer de overdracht van bevoegdheden zou plaatsvinden en hoe de middelen die het Rijk voor deze taken beschikbaar stelt zouden worden verdeeld. Met de gemeenten en de omgevingsdiensten zijn afspraken gemaakt over de overdracht.
2
IPPC: Integrated Pollution Prevention and Control
4
1
Inleiding
Het jaar 2013 is een overgangsjaar voor toezicht en handhaving van de leefomgeving door de start van de Gelderse omgevingsdiensten, waarin provincie en gemeenten gezamenlijk deze taken uit zijn gaan voeren. De uitvoeringstaken van de provincie zijn over de zeven omgevingsdiensten verdeeld. Er is gezamenlijk hard gewerkt aan het opbouwen van de omgevingsdiensten. Daarnaast is de provincie vanaf 1 januari 2014 van veel minder bedrijven het bevoegd gezag. Ook de overdracht van de bedrijven naar de gemeenten is in 2013 zo goed mogelijk voorbereid. De belangrijkste prioriteit voor 2013 was het starten van de omgevingsdiensten en het in de praktijk laten werken van de op papier gemaakte afspraken. In hoofdstuk 2 wordt hier op in gegaan. Daarbij is ook aandacht besteed aan de verschillende aspecten die de kwaliteit van de uitvoering beïnvloeden en hoe deze wordt geborgd. Klachtenafhandeling is een essentieel onderdeel van het toezicht. In hoofdstuk 3 wordt inzicht gegeven in de klachten die zijn binnengekomen en wat er is gedaan om overlast te beperken. In hoofdstuk 4 wordt verder ingegaan op de verschillende aspecten van het (milieu)toezicht, zoals het Brzo-toezicht, Ketentoezicht en Milieumetingen. De vuurwerk- en bodemactiviteiten zijn in de laatste twee hoofdstukken belicht. Dit jaarverslag bevat op enkele onderdelen (Kritische Prestatie Indicatoren) minder gegevens dan voorgaande verslagen. Vanwege alle veranderingen is afgesproken dat in opbouwjaar minder gegevens zouden worden geregistreerd.
5
2
Prioriteiten handhaving
2.1
Organisatie van de uitvoering
Stelsel van Gelderse omgevingsdiensten Met de oprichting van de omgevingsdiensten zijn de krachten van gemeenten en provincie in de regio gebundeld voor een efficiënte en kwalitatief goede uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving. De regie hiervoor werd door de provincies gevoerd en in Gelderland zijn in 2013 zeven Gelderse omgevingsdiensten opgericht. Zij staan voor een gezamenlijke uitvoering, dicht bij het lokale bestuur. Via de gemeenschappelijke regelingen zijn de taken van de omgevingsdienst vastgelegd en is voor de eerste paar jaar de financiering gegarandeerd. Het mandaat dat GS bij de directeuren van de omgevingsdiensten hebben gelegd, is vergelijkbaar met het mandaat dat voor de start van de omgevingsdiensten bij de afdelingsmanagers lag. Alle deelnemers hebben minimaal het zogenaamde basistakenpakket bij de omgevingsdiensten gelegd: het milieutoezicht. Het basistakenpakket van de provincie is breder: ook de BRIKS-aspecten (bouwen en ruimtelijke ordening, reclame, in- en uitritten, kappen en slopen) van de omgevingsvergunning maken onderdeel uit van het ingebrachte basistakenpakket. Omdat een deel van de Gelderse gemeenten deze taken ook bij de omgevingsdienst heeft ondergebracht, is de kennis en ervaring bij de meeste omgevingsdiensten aanwezig. Zo niet, dan wordt de kennis door de omgevingsdienst bij de gemeente ingehuurd. Belangrijk zijn de afspraken die zijn gemaakt over de uitvoering van de meer complexe en specialistische taken binnen het stelsel van de Gelderse omgevingsdiensten. Hiermee is een adequate uitvoering van de provinciale taken gewaarborgd. De provincie was in 2013 bevoegd gezag voor 365 bedrijven en had bij 176 bedrijven een toezichthoudende en handhavende taak in verband met het afgeven van de verklaring van geen bedenkingen (vvgb). De benodigde specialistische kennis en ervaring die binnen de provincie was opgebouwd is deels verspreid over de omgevingsdiensten. In de dienstverleningsovereenkomst is daarom aan deze taken extra aandacht besteed. In de onderstaande tabel staan de omgevingsdiensten met daarbij de speciale taken (stelseltaken en specialistische taken). In de tabel is ook het aantal bedrijven in de regio aangegeven waarvoor de provincie toezicht- en handhavingstaken had in 2013. De omgevingsdiensten ODDV, ODNV en OVIJ waren niet robuust voor alle handhavingstaken. Brzo-toezicht wordt door de ODRN uitgevoerd. Tussen haakjes staat daarom voor hoeveel bedrijven door de betreffende omgevingsdienst toezicht werd uitgevoerd. Omgevingsdienst Omgevingsdienst Regio Achterhoek (ODA) Omgevingsdienst de Vallei (ODdV) Omgevingsdienst Noord-Veluwe (ODNV) Omgevingsdienst Rivierenland (ODR) Omgevingsdienst Regio Arnhem (ODRA)
Omgevingsdienst Regio Nijmegen (ODRN) Omgevingsdienst Veluwe IJssel (OVIJ) Totaal
Aantal bedrijven 2013 114 (112) 50 (28) 50 (47) 103 (100) 94 (114)
89 (103) 41 (37) 541
Specialisme Omgevingsdienst Personeel Kwaliteit stelsel Boa’s/bestuurlijke strafbeschikking Ketentoezicht, Bezwaar & Beroep Bodemtaken, vuurwerk, complexe handhaving/specialistisch toezicht, Milieumetingen, operationeel beleid Bezwaar & Beroep Complexe vergunningverlening, BRZO, specialismen lucht en afval Kenniscentrum en Portaal
De aanloop naar de omgevingsdiensten en de start van de nieuwe organisaties was voor alle betrokkenen een hectische periode. Er stond veel in de steigers, maar de huizen waren nog niet helemaal af. Met veel inzet, flexibiliteit, overleg en noodverbanden is er veel werk verzet. Omdat bij de provincie het principe “mens volgt werk” mens volgt werk is gehanteerd en er in aanloop van de start van de omgevingsdiensten met de toedeling van werk al rekening is gehouden met de aanstaande 6
transitie, was voor het grootste deel van de taken bekend bij medewerkers wat er voor 2013 voor hen op het programma stond op het gebied van toezicht en handhaving. Er zijn echter ook omgevingsdiensten waar geen of maar een beperkt aantal toezichthouders naar toe zijn gegaan. In die situatie bleek het lastiger het werk voort te zetten. Toch had het tot gevolg dat een deel van de bedrijven te maken kreeg met nieuwe toezichthouders (en toezichthouders met nieuwe bedrijven). Er is door medewerkers geïnvesteerd in het opnieuw opbouwen en onderhouden van netwerken die nodig zijn om het werk goed uit te voeren. Informatie De provincie maakte gebruik van het systeem MPM/WFM om de toezicht- en handhavingsprocedures in te plannen en te volgen. Ook wordt het systeem “S@men” gebruikt om klachten over inrichtingen te volgen en belanghebbende te informeren over de acties die de provincie onderneemt naar aanleiding van de klachten. Relevante correspondentie en besluiten wordt in het archiveringssysteem DIS gearchiveerd. In de voorbereidingen op de omgevingsdiensten is geïnvesteerd in een gezamenlijke zaaktypecatalogus, dat nodig is voor uitwisseling van informatie tussen verschillende systemen. Het realiseren van één gezamenlijk vergunningen- en handhavingssysteem voor alle omgevingsdiensten is binnen dit tijdbestek niet haalbaar. Bij de start van de omgevingsdiensten bleef het mogelijk om de systemen van de provincie te gebruiken via de zogenaamde “verlengde kabels”. De systemen waren daardoor bereikbaar, maar het gebruik was bewerkelijker en meer storingsgevoelig. In 2013 is gestart met het vormgeven van eigen systemen bij de omgevingsdiensten. Vanwege alle veranderingen en nieuwe ontwikkelingen is afgesproken dat slechts een beperkte hoeveelheid (getalsmatige) informatie is gemonitord. Dit jaarverslag bevat op onderdelen dan ook minder gegevens dan eerdere verslagen. In 2013 is onder andere de internetsite “Geldernet” gestart, waarmee medewerkers van de omgevingsdiensten kennis en informatie kunnen delen, vragen aan elkaar kunnen voorleggen en waarmee collega’s gevonden kunnen worden die kennis en ervaring op bepaalde terreinen hebben. Een belangrijke start, die er aan bij zal dragen dat de specialistische kennis die bij de provincie aanwezig was over bijvoorbeeld milieuaspecten, bedrijven en branches, gebruikt wordt en verder wordt ontwikkeld ten behoeve van de omgevingsdiensten. Opdrachtgeverschap Het anders organiseren van de uitvoering vergt heldere afspraken over programmering en afstemming, zowel ambtelijk als bestuurlijk. Hier is dan ook veel aandacht aan besteed. Voor de inhoudelijke afstemming heeft iedere omgevingsdienst een accountmanager die het eerste aanspreekpunt is voor de provincie. Periodiek is er overleg met de gezamenlijke accountmanagers voor de provincie, waarbij gezamenlijke onderwerpen worden besproken. Het wekelijkse p-beraad van de gedeputeerde die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de Wabo-vergunningverlening en – handhaving, wordt bijgewoond door in ieder geval één van de omgevingsdiensten, die de coördinatie met de andere diensten verzorgt. Zonodig schuiven deelnemers vanuit andere omgevingsdiensten aan. Iedere omgevingsdienst heeft ook een opdrachtgevers- of partneroverleg: daar bespreken de verschillende deelnemers in de omgevingsdienst de stand van zaken en gezamenlijke onderwerpen. Onderwerp van gesprek was bijvoorbeeld de overdracht van bedrijven van provincie naar gemeenten en de allocatie van de middelen voor de taken, die via het Gemeentefonds naar de gemeenten zijn gegaan. In 2013 hebben GS besloten de uitvoeringstaken op het gebied van vergunningverlening en handhaving van de andere beleidsterreinen (natuur, zwemwater, luchtvaart, ontgrondingen, grondwateronttrekking, bodem) niet door omgevingsdiensten uit te laten voeren. Rol van mede-eigenaar Naast de rol van opdrachtgever is de provincie ook mede-eigenaar van de omgevingsdiensten.
7
Het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur van de omgevingsdienst, waarin bestuurders van de deelnemende partijen participeren, zijn verantwoordelijke voor de aansturing van de omgevingsdienst als ‘bedrijf’. De provincie is via één van de gedeputeerde vertegenwoordigd in het algemeen bestuur. Daarnaast heeft de provincie zitting in het dagelijks bestuur van de ODRN, ODRA en de ODR. Er is sprake van rollenscheiding in de zin dat de gedeputeerde, die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de provinciale Wabo-taak, geen zitting neemt in de besturen van de omgevingsdiensten vanuit de rol van mede-eigenaar. Wijziging in bevoegdheid Vanaf 1 januari 2014 zijn de gemeenten het bevoegd gezag voor een groot deel van de bedrijven waarvoor de provincie tot die tijd het bevoegde gezag was of bevoegd was handhavend op te treden. De provincies hebben zich ervoor ingezet om de overdracht een half jaar uit te stellen, zodat de bevoegde gezagen en de omgevingsdiensten zich beter konden voorbereiden. De wijziging lijkt in eerste instantie weinig impact te hebben, omdat het werk door de omgevingsdiensten wordt uitgevoerd. Echter: het feit dat het bevoegd gezag verandert, betekent ook dat de aanpak (bijvoorbeeld het handhavingsbeleid) en de financiering wijzigt. Landelijk was er onvoldoende steun voor uitstel en de staatssecretaris van I&M heeft in eind 2013 besloten dat de decentralisatie zoals gepland per 1 januari 2014 doorgang zou vinden.
2.2
Kwaliteit
Naleving bevorderen Toezicht en handhaving dragen bij aan de kwaliteit van de leefomgeving. De omgevingsdiensten voeren in opdracht van de provincie (en gemeenten) de toezicht- en handhavingstaken uit. Zij doen dit bij de bedrijven waarvoor de provincie bevoegd gezag is, conform het beleid en het uitvoeringsprogramma (HUP 2013) van de provincie. De provincie heeft in 2012 het Handhavingsbeleid vastgesteld waarin de doelen voor de milieutaken zijn vastgelegd. De hoofddoelstelling van handhaving is: We zorgen voor een verantwoord niveau van toezicht en verbeteren het naleefgedrag. Ook de beleidsregels voor gedogen zijn in 2012 geactualiseerd. Optreden bij overtredingen door de provincie is de standaard en in de beleidsregels gedogen is aangegeven in welke situaties daarvan kan worden afgeweken. Voor de BRIKS-aspecten wordt het beleid van de betreffende gemeente gevolgd. Een aantal Gelderse omgevingsdiensten is in 2013 gestart met een gezamenlijke risicoanalyse binnen de eigen regio om de inzet binnen de omgevingsdienst meer te kunnen stroomlijnen, zodat niet per opdrachtgever een ander protocol gevolgd hoeft te worden. De provincie is voorstander van stroomlijning, maar vindt het ook belangrijk om als verantwoordelijk bevoegd gezag eenzelfde aanpak te hanteren voor de bedrijven waarvoor de provincie het bevoegd gezag is. Voor de meer complexe en risicovolle bedrijven is een nadere prioritering gewenst. In 2014 wordt het provinciale handhavingsbeleid aangepast en wordt de risicoanalyse opnieuw uitgevoerd. Handhavingsdoelstellingen en KPI-naleefgedrag Toezicht houdt in dat er keuzes moeten worden gemaakt. Het is niet mogelijk en wenselijk om bedrijven continu in de gaten te houden. De keuzes zijn niet willekeurig: we richten het toezicht op de bedrijven met de meeste risico’s en waarover meldingen van overlast binnen komen. De bedrijven zijn daartoe in branches verdeeld en per branche is vastgesteld of het een bedrijf betreft met lage, gemiddelde, hoge of zeer hoge prioriteit. Voor het bepalen van de risicocategorie is bekeken wat de kans is op milieu-impact per milieuaspect (effect) en de kans dat het effect optreedt. Daarnaast is het naleefgedrag in de afgelopen twee jaar van invloed op de bezoekfrequentie. Bedrijven met een goed naleefgedrag worden minder, of minder intensief gecontroleerd. In het HUP 2013 is op basis hiervan de frequentie van het toezicht uitgewerkt per bedrijf. Eén van de indicatoren om de uitvoering van het toezicht te volgen is de mate waarin de bedrijven volgens de HUP-frequentie zijn bezocht. In de onderstaande figuur zijn de gegevens van de afgelopen 4 jaar gepresenteerd. Het berekende percentage is gebaseerd op het aantal bedrijven waarvoor de provincie in 2013 toezichthoudende taken had (541). De doelstelling voor het halen van de geplande 8
Het Portaal trekt ook het casusoverleg dat in 2013 is gestart, waarin de Gelderse en Overijsselse omgevingsdiensten, de politie en het FP de werkzaamheden afstemmen. Bestuurlijke strafbeschikking 2013 Vanaf 1 mei 2012 kunnen de daarvoor aangewezen personen of lichamen de bestuurlijke strafbeschikking (BSBm) inzetten. De BSBm is een nieuw strafrechtelijk instrument, dat moet worden geïmplementeerd en zijn plaats vinden naast de al bestaande bestuursrechtelijke handhavingsinstrumenten. Omgevingsdiensten, de provincie Gelderland en gemeenten die buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) in dienst hebben, krijgen allen te maken met de BSBm. Het doel van de BSBm is het naleefgedrag van burgers en bedrijven te verbeteren. Er is in Gelderland nog geen ervaring met het toepassen van de BSBm voor de basistaken milieu (grijze BSBm). Dit gaat in de loop van 2014 gebeuren. De daarvoor aangewezen personen of lichamen dienen de door een boa afgegeven kennisgeving van bekeuring, te toetsen op kwaliteit en proportionaliteit en door te zenden aan het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB), die de boete int. Om deze werkwijze mogelijk te maken moeten de daarvoor aangewezen personen of lichamen een convenant afsluiten met het CJIB. Organisatie In het Besluit OM-afdoening is geregeld dat op het moment dat er Omgevingsdiensten zijn opgericht, de directeuren van die omgevingsdiensten integraal bevoegd zijn voor het opleggen van een BSBm (en niet het bevoegd gezag). Per 1-4-2013 zijn daarom de directeuren van de zeven Gelderse omgevingsdiensten bevoegd tot het uitvaardigen van een BSBm. Voor de zaken die betrekking hebben op handhavingstaken die bij de omgevingsdienst zijn ondergebracht is dit een logische zaak. Voor de handhavingstaken die bij de provincie zijn gebleven, zoals de groene wetten, is dat niet het geval. Daarom is afgesproken dat de directeuren de bevoegdheden rond deze BSBm mandateren aan de provincie. Om dit mogelijk te maken zijn in 2013 mandaatbesluiten genomen door de omgevingsdienstdirecteuren en is een samenwerkingsovereenkomst afgesloten. De provincie heeft hiermee de bevoegdheid om namens de directeuren van de Gelderse omgevingsdiensten de ‘groen’ gerelateerde BSBm-zaken te toetsen (op kwaliteit en proportionaliteit) en door te geleiden naar het CJIB. In de loop van 2013 constateerden de directeuren van de Gelderse omgevingsdiensten dat het niet efficiënt is dat iedere directeur afzonderlijk de BSBm-zaken toetst die binnen het werkgebied door boa’s worden opgemaakt. Daarom is de afdoening (als stelseltaak) belegd bij Omgevingsdienst Noord Veluwe. Ook de aansturing en coördinatie van de (overwegend) ‘grijze’ boa’s die in dienst zijn van de Gelderse omgevingsdiensten hoort tot deze taak. Eind 2013 is gestart met het opstellen en de ondertekening van samenwerkingsovereenkomsten tussen de Gelders omgevingsdiensten. De inzet van de BSBm is nog onderwerp van discussie. Er worden kanttekeningen geplaatst bij de hoogte van de boetes, het percentage verzet dat men verwacht en de bruikbaarheid van dit instrument ‘in het veld’. Daarnaast is nut, noodzaak en vorm van het faciliteren van ‘groene’ boa’s in dienst van particuliere werkgevers, onderwerp van besluitvorming bij de provincie. Resultaten 2013 Naast het organiseren van de bevoegdheden is in 2013 geïnvesteerd in afstemming met politie en OM, het instellen van een Gelderse boa-werkgroep met vertegenwoordigers uit de diverse omgevingsdiensten, het in-company organiseren van de permanente her- en bijscholing (PHB) voor boa’s en het uitvoeren van de eerste verkenningen naar een zo effectief mogelijke inzet van de boa’s in dienst van de Omgevingsdiensten. Ook de kwaliteitseisen die per 1-1-2015 op het boa-werk van toepassing zijn krijgen de nodige aandacht. Kwaliteitscriteria Landelijk zijn kwaliteitscriteria ontwikkeld voor de bevoegde gezagen. Omdat de uitvoering door de omgevingsdiensten wordt gedaan, moeten zij uiteraard ook aan deze kwaliteitscriteria voldoen. Afgesproken is dat dat per 1-1-2015 moet zijn gerealiseerd. Via het wetsvoorstel VTH (vergunningverlening, toezicht en handhaving), dat medio 2014 in de Tweede Kamer wordt behandeld, worden deze criteria wettelijke vastgelegd. Er worden eisen gesteld aan bijvoorbeeld het opleidingsniveau van medewerkers, de dagelijkse praktijkervaring met het specialisme of het type
10
Consignatiedienst Buiten kantooruren zijn toezichthouders beschikbaar voor de afhandeling van calamiteiten, bedrijfsmeldingen en ongewone voorvallen. De omgevingsdiensten hebben dit in 2013 georganiseerd, waar nodig door onderling afspraken te maken. Eind 2013 is overleg gestart om de communicatie tussen de provincie en de omgevingsdiensten verder te verbeteren. Operationeel beleid De omgevingsdiensten zijn verantwoordelijk voor adviezen op het gebied van operationeel beleid aan de provincie. De omgevingsdiensten hebben de kennis over de bedrijven, wetgeving die hier van toepassing is en de mogelijke consequenties van wets- en beleidswijzigingen. In opdracht van en in overleg met de provincie is deze adviestaak ingevuld. In 2013 is bijvoorbeeld het concept voor het werkplan vergunningverlening en handhaving 2014 geleverd, is een tweetal Statenvragen beantwoord en advies gegeven rond de landelijk ontwikkelde Handhavingsstrategie en het wetsvoorstel VTH. De overdracht van taken naar omgevingsdiensten brengt ook veranderingen in de landelijke adviesstructuur van bijvoorbeeld het IPO (Interprovinciaal Overleg) met zich mee. Medewerkers van de omgevingsdiensten leveren een bijdrage aan IPO-werkgroepen. De landelijke organisatie omgevingsdienst.nl wordt steeds belangrijker voor de omgevingsdiensten en de nieuwe wisselwerking tussen de uitvoeringsorganisaties en bevoegde gezagen en IPO en VNG krijgt steeds beter gestalte. Door de bevoegdheidsverandering zijn niet alleen de provincies, maar ook gemeenten het bevoegd gezag voor afvalbedrijven. Voor het Landelijk meldpunt afvalstoffen ((LMA) betekende dit dat er gezocht is naar nieuwe bestuursleden van deze stichting. De gedeputeerden die bestuurslid waren, hebben directeuren van omgevingsdiensten voorgedragen om deze functie te vervullen. De directeur van de ODRN is nu bestuurslid. De Gelderse gedeputeerde van milieu blijft voorzitter van de Raad van Toezicht voor het LMA.
12
3
Klachten
3.1
Algemeen
Overlast Bedrijfsactiviteiten kunnen leiden tot overlast voor omwonenden of naastgelegen bedrijven. Wanneer een klacht binnenkomt, wordt geverifieerd of de gemelde hinder van het bedrijf komt dat door de melder wordt genoemd, of dat de overlast wellicht door een ander bedrijf wordt veroorzaakt. Het bedrijf wordt geïnformeerd over de klacht, overigens zonder de naam van de melder bekend te maken. Het bedrijf kan de oorzaak van de overlast onderzoeken en zo mogelijk direct maatregelen nemen. Ook de toezichthouder beoordeelt aan de hand van de klacht welke actie noodzakelijk is brengt zo nodig een bedrijfsbezoek. Deze aanpak van klachten is zowel toegepast bij de bedrijven waarvoor de provincie volledig bevoegd gezag is, als bij de vvgb-bedrijven (verklaring van geen bedenkingen). Ook bij deze laatste categorie had de provincie een toezichthoudende en handhavende taak, maar uitsluitend voor het onderdeel milieu. Het onderzoeken van, en reageren op klachten is een essentieel onderdeel van het toezicht. S@men Alle klachten over bedrijven waarvoor de provincie een toezicht- en handhavingstaak heeft, worden geregistreerd in het systeem S@men. De indiener van de klacht kan via dat systeem volgen wat er met de klacht gebeurt. Klachten waarvoor een andere overheidsinstantie verantwoordelijk is, worden via S@men doorgegeven. In S@men worden ook aankondigingen gedaan van werkzaamheden of activiteiten die mogelijk overlast kunnen veroorzaken. De Provincie Gelderland, de Gelderse omgevingsdiensten en diverse Gelderse gemeenten maken gebruik van S@men. Het toezicht en de afhandeling van de binnengekomen klachten is vanaf 1 april 2013 uitgevoerd door de toezichthouders van de Gelderse omgevingsdiensten in opdracht van de provincie. Zonodig voert het ‘Bureau Milieumetingen’ metingen uit om te bepalen of aan de vergunningeisen is voldaan en om beter inzicht te krijgen in de oorzaak van de klachten. Verdeling klachten in 2013 In de onderstaande figuur is de verdeling van de klachten over de verschillende milieuaspecten in 2013 aangegeven. Geuroverlast wordt de laatste jaren het vaakst gemeld.
Verdeling klachten bedrijven 2013 Overig 19%
geuroverlast 43%
stofoverlast 2%
geluid 36%
13
In het onderstaande overzicht zijn de aard en het aantal geregistreerde klachten weergegeven van de afgelopen vijf jaren.
1600 1400 1200 Totaal
1000
geur 800
geluid
600
overig
400
stof
200 0 2009
2010
2011
2012
2013
Het aantal klachten is de afgelopen jaren afgenomen en lijkt nu te stabiliseren (zie ook de onderstaande tabel). De economische recessie heeft invloed op bedrijfsactiviteiten (minder opdrachten) en op de financiële mogelijkheden om milieumaatregelen te treffen. In hoeverre dat de van invloed is op het klachtenpatroon is niet onderzocht. Een gezamenlijke aanpak (bedrijf, omwonenden en provincie) van overlastsituaties blijft van belang. Een belangrijke basis vormt de reguliere vergunningverlening en handhaving. Daarnaast is het in complexere situaties van belang om de oorzaak van de overlast en de mogelijkheden om deze te beperken, verder te onderzoeken.
Aantal
2009
2010
2011
2012
2013
Totaal aantal geregistreerde klachten
1.348
998
956
925
917
116
97
98
133
81
655
627
659
602
569
Aantal bedrijven waarover klachten zijn ontvangen Aantal meldingen van een ongewoon voorval
Ongewoon voorval Bedrijven zijn verplicht (op basis van de Wet milieubeheer) om een ongewoon voorval met mogelijke gevolgen voor het milieu te melden bij het bevoegd gezag. Voorbeelden van ongewone voorvallen zijn: brand, explosie of storing in het productieproces of de voorzieningen. De toezichthouder zal als dat nodig is ter plekke bekijken of de juiste maatregelen worden genomen en zo nodig ingrijpen. Verder geven de meldingen inzicht in de bedrijfsvoering en de reactie van het bedrijf op storingen: worden er voldoende maatregelen genomen om deze te voorkomen en wordt er adequaat gereageerd? Het aantal ongewone voorvallen dat wordt gemeld is de afgelopen jaren licht dalend c.q. stabiel. 14
3.2 Klachtenoverzicht bedrijven In het klachtenoverzicht bedrijven staan de bedrijven vermeld, waarover 20 of meer klachten zijn ingediend in 2013. Het gegeven dat mensen overlast ervaren wil overigens niet zeggen dat er sprake is van overtredingen. Het kan zijn dat een bedrijf binnen de gestelde wettelijke normen blijft, maar dat omwonenden toch overlast ervaren. Samen met het bedrijf en omwonenden wordt dan naar een oplossing gezocht. Ook is het niet altijd helder door welke activiteit de overlast ontstaat. Dan is er nader onderzoek nodig om een goed inzicht te krijgen en passende maatregelen te kunnen nemen. Het totale aantal bedrijven waarover meer dan 20 klachten zijn binnengekomen is constant (ca. 2% van het totale aantal bedrijven). Bedrijven met meer dan 20 klachten
12 10 8 6 4 2 0 2010
2011
2012
2013
Overzicht Het klachtenoverzicht staat op alfabetische volgorde per gemeente. Daarbij is ook aangegeven wie bevoegd gezag was in 2013 en door welke omgevingsdienst het toezicht is uitgevoerd vanaf het moment dat de omgevingsdiensten operationeel waren. B&W zijn het bevoegd gezag bij de vvgbbedrijven, maar de provincie had nog de toezichthoudende en handhavende taak voor milieu en heeft zo nodig actie ondernomen. Per melding kunnen meerdere klachten worden opgegeven.
Tennet: 380 kV station, gemeente Bronckhorst (B&W bevoegd gezag, ODA) Klachten: 26
Meldingen: 26
Bedrijf: Klachten:
Transformatorstation. De klachten gaan over geluidoverlast door laagfrequent geluid afkomstig van transformatoren en spoelen. Het bedrijf heeft in 2012 aangegeven vrijwillig bouwtechnische voorzieningen te willen treffen om de laagfrequente geluidsoverlast te beperken. In 2013 is door het bedrijf een financiële reservering gemaakt voor geluidreducerende voorzieningen. Het toezicht was vooral gericht op het krijgen van inzicht en het terugdringen van de overlast door het laagfrequent geluid. In 2013 hebben twee geluidmetingen plaatsgevonden waarvan één langdurige meting. De geldende vergunning wordt nageleefd, maar de (landelijke) regels zijn onvoldoende om dit laagfrequente geluid te beperken. Er is op basis van de onderzoeken een ambtshalve wijziging van de vergunning opgestart om het plaatsen van geluidschermen mogelijk te maken..
Actie bedrijf: Actie provincie:
Melders: 6
15
Handelsonderneming Bas van der Stroom B.V., gemeente Buren (B&W bevoegd gezag, ODR) Klachten: 21
Meldingen: 21
Bedrijf: Klachten: Actie bedrijf:
Verwerker van organisch afval, op- en overslag van diermeel Cat. 3 geluidsoverlast, aantallen transportbewegingen. Het bedrijf heeft de afgelopen jaren veel maatregelen getroffen om overlast te voorkomen. Het bewaakt de vervoersbewegingen met behulp van camera’s en stuurt desgevraagd opnames door naar de provincie. Met de zakenrelaties zijn afspraken gemaakt over de handelswijze van het aankomende en vertrekkende verkeer. Het aantal klachten is de afgelopen jaren afgenomen van 69 klachten in 2010 naar 21 klachten in 2013. Het bedrijf wordt periodiek gecontroleerd. Milieutechnisch is de situatie in orde. De omwonende blijft moeite hebben met de bedrijfsactiviteiten op deze locatie.
Actie provincie:
Melders: 1
Gieterij Doesburg, gemeente Doesburg (GS bevoegd gezag, ODRA) Klachten: 54
Meldingen: 43
Bedrijf: Klachten:
IJzergieterij De klachten van omwonenden betreffen geluidoverlast, stankoverlast en stofoverlast. Niet alle klachten in 2013 waren op Gieterij Doesburg te herleiden. In 2013 is het bewonersoverleg herstart. Aan het overleg nemen deel: de directie van Gieterij Doesburg, omwonenden, de gemeente Doesburg, de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland Midden, de Gelderse Natuur en Milieufederatie en de ODRA namens de provincie Gelderland. Gieterij Doesburg heeft bezwaar gemaakt tegen de twee dwangsombeschikkingen die door de provincie in 2013 zijn opgesteld. Deze beschikkingen hadden betrekking op de geurnorm en op een overtreding van artikel 17 van de Wet milieubeheer dat gaat over het melden van ongewone voorvallen. In 2013 zijn vijf controles uitgevoerd waarvan de meeste naar aanleiding van klachten van omwonenden en twee incidenten. Er is geconstateerd dat de geluidnorm en de stofnorm niet werden overschreden. De dwangsom ten aanzien van de overtreding van artikel 17 Wet miliuebheer is ingetrokken. Voor de geurnorm wordt met het bedrijf gezocht naar een oplossing.
Actie bedrijf:
Actie provincie:
Melders: 29
Nannoka Vulcanus Industries BV, gemeente Doetinchem (GS bevoegd gezag, ODA) Klachten: 56 Bedrijf: Klachten: Actie bedrijf:
Actie provincie:
Meldingen: 51
Melders: 14
IJzergieterij De klachten van omwonenden gaan vooral over geuroverlast. Het bezwaar dat het bedrijf had gemaakt op de ambtshalve wijziging van de vergunning om de geurbelasting te reduceren, is in juni door de rechtbank gegrond verklaard. Het bedrijf is begin 2013 gestart met proefnemingen om de geurbelasting terug te brengen tot de vergunde geurnorm. Het gaat om de toepassing van een adsorptietechniek en micro gaswasinstallatie. Het bedrijf zal eind maart 2014 de rapportage overleggen aan de provincie over de resultaten van dit onderzoek. Het bedrijf is ook in de eindfase van de invoering van een nieuw type vormzandbindmiddel, waarmee de geurhinder wordt verminderd. Op de naleving van de vergunning wordt toegezien, mede naar aanleiding van klachten. Met het bedrijf wordt overleg gevoerd over de te nemen maatregelen om 16
de geuroverlast te beperken. Ter controle van de geurbelasting zijn in 2013 geurmetingen uitgevoerd. Er zijn overschrijdingen van de geurnorm vastgesteld. De resultaten van de proeven worden betrokken bij de verder te ondernemen acties.
Sonac Vuren B.V., gemeente Lingewaal (GS bevoegd gezag, ODR) Klachten: 80 Bedrijf: Klachten:
Actie bedrijf:
Actie provincie:
Meldingen: 77
Melders: 15
verwerken van vers, schoon beendermateriaal uit slachterijen tot nuttige ingrediënten De klachten hebben betrekking op geur. Vergeleken met 2012 is het aantal klachten in 2013 bijna verdubbeld (45 klachten in 2012). De meeste overlast ondervinden inwoners van Brakel. Nadat de geur van de schrootdroger (één van de procesonderdelen van de centrale ontvettingsfabriek) twee jaar geleden is omgeleid, is de geuremissie van de eiwitfabriek op de voorgrond getreden. Melders nemen in de omgeving een “weeïge” lucht waar. In 2013 zijn door Bureau Milieumetingen twee controlemetingen gericht op de geurvoorschriften uitgevoerd. Bij beide metingen was er sprake van een geringe overschrijding. Sonac heeft na beide metingen controlemetingen laten uitvoeren, die door de toezichthouder zijn beoordeeld. De metingen gaven geen overtredingen van de geurvoorschriften. Sonac heeft in 2013 in de eiwitfabriek een productieoptimalisatie doorgevoerd, waarvan de verwachting is dat deze installatie ook een bijdrage levert in de reductie van de geurlast. Daarnaast monitort het bedrijf de geurlast in het hele bedrijf en onderzoekt of verder terugbrengen van de geurlast in de omgeving mogelijk is. Omdat de klachten in 2013 opnieuw toenamen, is door toezicht in samenspraak met de directie van Sonac besloten, om alle melders van de klachten in 2012 en 2013 uit te nodigen om ze te informeren over het bedrijf. Zes omwonenden uit Brakel en Vuren zijn bij de bijeenkomst op het bedrijf geweest. Zij zijn door de directie geïnformeerd over het proces van het bedrijf en hebben een rondleiding door het bedrijf gekregen. Bij het toezicht wordt extra aandacht besteed aan de naleving van de geuremissieeisen. Bureau milieumetingen voert steekproefsgewijs geurmetingen uit ter controle van o.a. de geuremissie-eisen. Tijdens de bijeenkomst voor omwonenden bij Sonac heeft de toezichthouder de wijze van toezicht en het klachtenonderzoek toegelicht. Ook de uitvoering van de metingen is uitgelegd.
Zandwinning DOS Bemmel BV, gemeente Lingewaard (B&W bevoegd gezag, ODRA) Klachten: 102 Bedrijf: Klachten:
Actie bedrijf:
Meldingen: 96
Melders: 9
zandwinning De klachten van omwonenden gaan vooral over geluidoverlast, en in mindere mate hinderlijke lichtuitstraling door: - werken buiten de reguliere werktijden (inclusief het aanmeren van schepen); - piekgeluiden (staal op staal; rijdend materieel); - aan- en afvoer van niet-vergunde grondstoffen; - lichthinder van zowel het buitenterrein als van de afgemeerde schepen. De klagers zijn georganiseerd in het bewonerscomité Groenlanden, en zijn reeds enkele jaren actief. Tussen het bedrijf en de omwonenden vindt overleg plaats. Mede op verzoek van deze omwonenden zijn enkele aanvullende akoestische maatregelen uitgevoerd zoals de aanleg van een afschermende groenwal. Het terrein van de inrichting wordt zo enigszins visueel en akoestisch afgeschermd. Daarnaast is afgesproken dat op zaterdagen zo min mogelijk (onderhoud-) werkzaamheden aan de installaties worden verricht. 17
Actie provincie:
Op basis van klachten is tijdens het toezicht extra aandacht besteed aan de naleving van de geluidvoorschriften. Eind 2013 zijn door zowel het bedrijf als door Bureau Milieumetingen geluidmetingen uitgevoerd. Op basis van beide onderzoeken blijkt dat de geluidgrenswaarden van de vergunning niet werden overschreden. Ook ten aanzien van de lichthinder zijn geen overtredingen geconstateerd. Klachten over lichthinder door aangemeerde schepen zijn doorgegeven aan Rijkswaterstaat.
Kartingbaan Eefde V.O.F., gemeente Lochem (B&W bevoegd gezag, ODA) Klachten: 184
Meldingen: 181
Bedrijf: Klachten:
kartbaan De klachten van omwonenden betreffen met name geluidoverlast. Om de kartbaan ligt een vastgestelde geluidzone. De meeste klachten komen van melders binnen de zone. De exploitant heeft een door de provincie goedgekeurd geluidmonitoring- en registratiesysteem om zelf de vergunningvoorschriften te controleren. De meetresultaten zijn direct af te lezen. Karts worden van de baan gehaald wanneer het systeem aangeeft dat de geluidbelasting te hoog is. De motoren van de karts worden onderhouden en afgesteld zodat luchtemissie wordt geminimaliseerd. Op basis van klachten is extra aandacht besteed aan de naleving van de vergunning. Ter controle van de geluidvoorschriften zijn geluidmetingen uitgevoerd en zijn geluidregistratiegegevens geanalyseerd. Ten aanzien van voorschriften over geluid en luchtkwaliteit zijn geen overtredingen geconstateerd.
Actie bedrijf
Actie provincie
Melders: 17
Plomp en Zn, gemeente Neerijnen (ODR) (B&W bevoegd gezag, ODR) Klachten: 67
Meldingen: 62
Bedrijf: Klachten: Actie bedrijf:
Hout schaven, verwerken en drogen. De klachten gaan vooral over geuroverlast. In de eerste week van 2013 heeft het bedrijf een luchtwasser op het dak in gebruik genomen. Met de plaatsing is voldaan aan de eisen van een handhavingsbeschikking. Door vele technische complicaties is het echter niet gelukt om met de luchtwasinstallatie binnen de geuremissie-eisen te komen. Door gebrek aan informatie over de installatie konden de prestaties slecht worden gemonitord en worden bijgestuurd. Eind 2013 heeft het bedrijf contact gelegd met een geurspecialistisch bedrijf. Met deze nieuwe adviseur is aanvullend onderzoek gestart, waaruit blijkt dat er veel aanpassingen nodig zijn. De resultaten van het onderzoek worden verwerkt tot een plan voor de geuraanpak. De inspanningen van Bureau milieumetingen en de toezichthouder waren er op gericht om de geursituatie bij het bedrijf verder in kaart te brengen. Het gebrek aan informatie over de luchtwasinstallatie van de installateur was een groot manco. Naast de inspanningen m.b.t. de luchtwasinstallatie is in 2013 een toets op de naleving van de rest van de vergunning uitgevoerd. Een conclusie is dat nader onderzoek naar geur in combinatie met stofemissie-onderzoek voor andere afdelingen van het bedrijf moet worden uitgevoerd. Er is in 2013 veel aandacht geweest voor klachtenonderzoek en afstemming met de melders van klachten op het industrieterrein. In het vervolgonderzoek zal geur die mogelijk wordt veroorzaakt door andere bedrijven op het industrieterrein, ook aandacht krijgen door de geurrelevante bedrijven in kaart te brengen.. Er blijft intensief overleg tussen toezicht, omwonenden en het bedrijf.
Actie provincie:
Melders:7
18
Veluwse Afval Recycling, gemeente Voorst (GS bevoegd gezag, OVIJ) Klachten:21 Bedrijf: Klachten: Actie bedrijf:
Actie provincie:
Meldingen:12
Melders: 3
stortplaats/afvalverwerker De klachten van omwonenden betreffen met name stof- en geurhinder. Er zijn twee handhandhavingsverzoeken ingediend. De onderwerpen stof en geur zijn onderdeel van het milieuzorgsysteem van het bedrijf. Er zijn specifieke interne procedures die ervoor moeten zorgen dat stof- en geurhinder tot een minimum worden beperkt. Naar aanleiding van de klachten zijn de procedures verder aangescherpt en opnieuw onder de aandacht gebracht van het personeel. Naar aanleiding van een controlebezoek in mei 2013 heeft het bedrijf de geconstateerde tekortkomingen rond de stofvoorschriften opgeheven door extra sproei-installaties bij te plaatsen en de semi-permanente zandopslag af te dekken met een celluloselaag. In 2012 was onderzoek uitgevoerd om te controleren of aan de geuremissie-eisen werd voldaan, wat het geval was. vanaf 1 januari 2013 gelden voor het bedrijf de artikelen uit het Activiteitenbesluit om eventuele stofhinder te beperken. Het bedrijf is aangeschreven op niet naleven van een tweetal voorschriften. Deze overtredingen zijn inmiddels beëindigd. Naar aanleiding van de klachten en handhavingsverzoeken heeft de toezichthouder op, en in de omgeving van de inrichting twaalf controlebezoeken uitgevoerd. Bij deze controles is geen stof geconstateerd ter plaatse van de klagers of in de directe omgeving van de inrichting. Binnen de inrichting is een aantal keren stof geconstateerd die was te relateren aan specifieke overslagactiviteiten dan wel specifieke meteorologische omstandigheden (veel wind). Eenmaal is geur geconstateerd ter plaatse van één van de klagers. Zeer beperkt is geur vastgesteld binnen of in de directe omgeving van de inrichting. Ten aanzien van de handhavingsverzoeken heeft de provincie besloten niet handhavend op te treden. Tegen deze besluiten is bezwaar- en beroep aangetekend door de klagers. Deze procedure loopt nog.
19
4
Milieu
4.1
Controles en projecten
Algemeen Het toezicht en de handhaving van de milieutaken is verdeeld over de Gelderse omgevingsdiensten. Toezicht bij complexe bedrijven dat niet robuust kan worden uitgevoerd bij een omgevingsdienst, wordt door de ODRA opgepakt. De ODRN voert het toezicht bij Brzo-bedrijven uit. De ODNV en OVIJ werken op veel terreinen samen, waarna is afgesproken dat zij de taken bij complexe bedrijven binnen de regio’s kunnen uitvoeren, mits ze gezamenlijk robuust zijn. Het bewaken van de continuïteit in het toezicht en het opbouwen van kennisnetwerken waren belangrijke aandachtspunt in deze opbouwfase van de omgevingsdiensten. De meer specialistische toezichttaken en onderwerpen die (bijvoorbeeld door wetswijzigingen) extra aandacht verdienen, worden veelal in projecten opgepakt. De reguliere toezichthouders werken samen met de specialisten om een bepaald onderwerp meer aandacht te geven. Dit jaar is gebruikt om projectplannen uit te werken zodat de projecten ook in de nieuwe organisatievorm succesvol en efficiënt kunnen worden opgepakt. Deze projecten worden in dit hoofdstuk toegelicht. Uitgevoerde controles bij bedrijven In het onderstaande overzicht staan de gegevens van het milieutoezicht samengevat. In het eerste kwartaal werden de taken nog door de provincie uitgevoerd, vanaf 1 april door de Gelderse omgevingsdiensten. Het is gelukt het toezicht op peil te houden. Soort controle
2009
2010
2011
2012
2013
Aantal bedrijven (*)
562
521 (134)
544 (214)
542 (214)*
541(175)
Controles (preventief en repressief) % van de bedrijven waarbij de geplande bezoekfrequentie is gerealiseerd Voornemens Last onder dwangsom / bestuursdwang Beschikkingen
1278
1089
1053
649
740
87%
95%
94%
86%
87%
40
50
41
58
15
26
46
37
35
31
11
8
8
8
75
75
156
Niet vermeld 153
150
1348
998
956
925
917
Vigerende gedoogbeschikkingen op 31-12 Beoordelingen E-PRTR-Verslagen + milieuverslagen Klachten
Actuele bedrijvenlijst De activiteiten die een bedrijf uitvoert of waar het een vergunning voor heeft bepalen of de provincie of een gemeente het bevoegd gezag is. Veranderingen in de bedrijfsvoering of veranderingen in de grenswaarden waarmee bepaald wordt in welke categorie een bedrijf valt, kunnen dan ook veranderingen in de bevoegdheid tot gevolg hebben. In 2013 is verder gewerkt aan het krijgen van een betrouwbare bedrijvenlijst, waarmee duidelijk is wie bevoegd gezag is in 2013, maar vooral ook na 1 januari 2014, op het moment dat de bevoegdheden ingrijpend wijzigen. E-PRTR Veel bedrijven moeten jaarlijks rapporteren over hun emissies, afval, lozingen en energie- en 3 waterverbruik in het E-PRTR-verslag . Het doel van de Europese verordening, op basis waarvan de bedrijven de rapportage moeten doen, is om het publiek en de overheid van milieu informatie te voorzien. Het bevoegd gezag ziet er op toe dat de rapportages tijdig worden ingediend en dat de rapportages correct zijn door deze te valideren. In 2013 is 93% van de verslagen volledig beoordeeld, waarvan 89% voor de geplande datum van 1 juli. 3
E-PRTR European Pollutant Release Transfer Register
20
projectleider benoemd. Enkele omgevingsdiensten hebben aangegeven in 2013 onvoldoende capaciteit te hebben om dit project te kunnen uitvoeren. Ongeveer 30% van de voor dit project geplande inspecties zijn in 2013 uitgevoerd; de verzamelde gegevens zijn nog onvoldoende om uitspraken te kunnen doen over de maatregelen die deze bedrijven getroffen hebben om branden te voorkomen of de effecten te beperken. In 2014 wordt dit project verder uitgevoerd en afgerond. Gelderse handhavingsweek Voor de zevende keer werd tijdens Gelderse handhavingsweek de Operatie Nachtuil uitgevoerd: de jaarlijkse handhavingsactie bij bedrijven in de avond- en nachturen. Handhavers zijn gezamenlijk op pad gegaan om te controleren of bedrijven voldoen aan onder andere de Omgevings- en Waterwet, Drank- en Horecawet en Accijnswet. De Gelderse Omgevingsdiensten, de Waterschappen, een aantal gemeenten, Rijkswaterstaat, Douane, NVWA en politie namen deel aan deze handhavingsactie. Operatie Nachtuil richt zich onder andere op afvalverwerkers, scheepswerven, bedrijven die werken met chemische stoffen of deze opslaan, horecabedrijven, industrieterreinen en glastuinbouw. De handhavers hebben gecontroleerd of de bedrijven binnen de toegestane uren werken en of ze zich houden aan de voorschriften van de milieuvergunning. In de regio Achterhoek is speciale aandacht gegeven aan tankstations. In de regio Nijmegen stond de controle op het lozen van afvalwater op industrieterreinen centraal. In de regio Arnhem heeft de horeca extra aandacht gehad. In de regio De Vallei lag de focus op lichtvervuiling bij kantoren en in de regio Rivierenland kregen afvalverwerkers en opslag van gevaarlijke stoffen alle aandacht. In de regio Apeldoorn zijn papierverwerkers en een afvalverwerker gecontroleerd. Er zijn ruim 120 bedrijven bezocht. Bij ruim 30 bedrijven zijn overtredingen geconstateerd. Voorbeelden van overtredingen zijn het niet in orde zijn van het bedrijfsnoodplan en de calamiteitenprocedures, een verkeerde opslag van gasflessen en gevaarlijke stoffen en bedrijventerreinen die niet goed afgesloten waren. Een bedrijf was in werking buiten de vergunde werktijden en er zijn illegale lozingen van afvalwater ontdekt.
4.2
Ketentoezicht
Het met elkaar goed organiseren van het ketentoezicht in Gelderland was één van de doelstellingen bij de start van de omgevingsdiensten. Binnen het Gelderse stelsel heeft het programma Ketentoezicht, dat onderdeel is van de ODR, een duidelijke eigen plek gekregen. Het programmateam stelt het programma op, coördineert de uitvoering, zorgt voor de opbouw van het noodzakelijke netwerk en heeft expertise in huis om (keten)informatie diepgaand te analyseren. Eind 2013 was het programmateam op sterkte. Programma Voor 2013 was een programma ketentoezicht opgesteld. Gepland was om bij de ketenprojecten asbest, biovergisting en autodemontagebedrijven in alle regio’s interventies uit te voeren. Dit bleek te ambitieus. Enerzijds door het opstarten van het programmateam en de omgevingsdiensten, maar ook doordat het ontsluiten van informatie moeilijker bleek dan was voorzien. Met name het project voor de autodemontagebedrijven is later gestart. Uit de projecten blijkt dat veel toezichthouders bij de omgevingsdiensten aanvullende kennis nodig hebben van basis administratief toezicht. In samenwerking met het Kenniscentrum (OVIJ) en de specialisten bij de ODRA op het gebied van administratief toezicht, is gestart met de ontwikkeling van een dergelijke cursus. Samenwerking Het opbouwen van het netwerk met de handhavingspartners als politie, FP, inspecties SZW en NVWA gebeurt in samenwerking met het Portaal van de OVIJ, dat de afstemming met handhavingspartners coördineert. Met de politie en het FP is een convenant afgesloten met afspraken over het uitwisselen van (strafrechtelijke) informatie die anders niet toegankelijk zou zijn geweest. Deze informatie is essentieel voor de risicoanalyse en de onderbouwing of een interventie nodig is. In het onderzoek naar een bedrijf in de vergistingsketen kon gebruik gemaakt worden van informatie van het Regionale Informatie en Expertise Centrum (RIEC) en de Belastingdienst. Het bedrijf wordt er van verdacht 23
langdurig en structureel afvalstromen om te katten en valsheid in geschrifte te plegen. Met de partners wordt een verder interventie en handhavend optreden voorbereid. Met het LMA (Landelijk Meldpunt Afvalstoffen) is samenwerking gestart, waarbij een LMA-analist één dag in de week bij het programmateam werkt. De kennis bij het Gelderse programmateam over de mogelijkheden van het gebruik van de LMA-meldingsgegevens wordt zo vergroot en de analist leverde een bijdrage aan de gegevensverzameling. Asbest Bij het onderzoek naar de asbestketen is onder andere gebruik gemaakt van signalen van het landelijke asbestsignaleringsteam. Na een handhavingsactie in een omgevingsdienst is het certificaat voor asbestverwijdering van een saneerder ingetrokken. Na signalen dat de ondernemer via een inhuurinstructie toch de werkzaamheden heeft hervat, wordt door het programmateam ketentoezicht verder onderzoek gedaan om handhavend op te kunnen treden.
4.3
Besluit risico’s zware ongevallen (Brzo)
Inspectieprogramma Goed toezicht bij risicovolle bedrijven heeft landelijk prioriteit, zo ook in Gelderland. Er zijn in Nederland zes ‘’Brzo-RUD’s’’ geformeerd, waarvan de ODRN er één is. Het voert het toezicht uit binnen de provincies Gelderland en Overijssel bij de majeure risicobedrijven. Dat zijn de bedrijven die onder het Brzo vallen en de bedrijven in IPPC-categorie 4, de zogenaamde LATrb-bedrijven. Kern is dat de Brzo-inspecties en werkzaamheden worden uitgevoerd door gekwalificeerde inspecteurs met voldoende kennis en ervaring en in samenwerking met inspecteurs van de Arbeidsinspectie en de Veiligheidsregio. In 2013 hebben GS de landelijke Brzo-handhavingsstrategie vastgesteld. De strategie is door de gezamenlijke partners opgesteld en wordt door/namens de provincie gehanteerd. Het toezicht wordt uitgevoerd op basis van het bestuurlijke toezichtprogramma dat van 2012 tot en met 2016 loopt. Dit gezamenlijke programma is opgesteld door alle toezichthoudende partijen op het gebied van arbeidsomstandigheden, milieu, veiligheid en water bij bedrijven met majeure risico's in de provincies Gelderland, Flevoland, Overijssel en Utrecht. In dit programma zijn de uitgangspunten en doelen van het toezicht op deze bedrijven benoemd en is vastgelegd dat deze bedrijven planmatig en systematisch worden gecontroleerd. Er zijn 12 Brzo-bedrijven die onder bevoegd gezag van de provincie Gelderland vallen. Overeenkomstig het programma zijn ze allemaal geïnspecteerd. Eén inspectiepool in Gelderland Binnen de provincie Gelderland zijn er in totaal 33 bedrijven die onder gemeentelijk of provinciaal bevoegd gezag vallen, waarop het Besluit risico's zware ongevallen 1999 (Brzo) van toepassing is. De Brzo-inspecties worden uitgevoerd door de Gelderse Brzo-inspectiepool die werd ingesteld via de Brzo-samenwerkingsovereenkomst Gelderland. In 2013 zijn in totaal 32 gezamenlijke Brzo-inspecties uitgevoerd, samen met Inspectie SZW en met de Veiligheidsregio (brandweer). Daarnaast vindt ook toezicht op de niet-Brzo-aspecten (Wabo) plaats. Resultaten Brzo-bedrijven zijn verplicht een veiligheidsbeheerssysteem te hebben, waarin zij aangeven hoe zij het beheer van veiligheid georganiseerd hebben. Kern daarin is dat bedrijven moeten aangeven wat er mis zou kunnen gaan bij hen (identificatie van de gevaren en beoordeling van de risico's) en welke maatregelen zij hebben getroffen om te voorkomen dat het mis gaat dan wel de gevolgen te beperken. Deze maatregelen kunnen technisch zijn, maar ook organisatorisch. Tijdens Brzo-inspecties wordt beoordeeld of de verschillende elementen van het beheerssysteem en de maatregelen goed zijn gedocumenteerd, geschikt zijn voor de specifieke situatie en op de juiste wijze zijn geïmplementeerd. De overtredingen hebben meestal betrekking op een onvoldoende documentatie van één of meer elementen. Het kan ook zijn dat het bedrijf onvoldoende kan aantonen dat de juiste maatregelen zijn getroffen. Bij ernstige overtredingen handhaaft meestal de Inspectie SZW, omdat zij vaak sneller op kan treden. Dit is in overeenstemming met de landelijke Brzo-handhavingsstrategie. Hierin is vastgelegd dat de inspectiepartners in geval van geconstateerde overtredingen bij een Brzo-bedrijf, afstemmen welke partner in het specifieke geval gaat handhaven. 24
In het onderstaande overzicht staan de resultaten van de KPI’s voor Brzo-activiteiten samengevat. Activiteit Brzo-bedrijven worden geïnspecteerd LAT RB-bedrijven waar onaangekondigd wordt geïnspecteerd op veiligheidsaspecten Inspectierapporten worden uiterlijk 8 weken na afloop van de inspectie verstuurd * interne doelstelling
Doel 2013 100%
Uitvoering 2011 100%
Uitvoering 2012 100%
Uitvoering 2013 100%
60%
n.v.t.
n.v.t.
60%
90%
91%
77%
77%
Aandachtspunt bij het proces van inspecteren is het tijdig verzenden van de inspectie-agenda’s en inspectierapporten. Hiervoor zijn landelijke criteria opgesteld. Het doel is om inspectieagenda's uiterlijk 4 weken voor aanvang van de inspectie te verzenden. Inspectierapporten worden geacht binnen 8 weken na voltooiing van de inspectie te zijn verzonden. De interne doorlooptijd blijft een aandachtspunt. Vanwege de nieuwe rol- en taakverdeling binnen het Gelders stelsel en binnen de ODRN is de doelstelling niet geheel gehaald. In 2013 is specifiek aandacht besteed aan het onaangekondigd inspecteren van majeure risicobedrijven op veiligheidsaspecten. Dit naar aanleiding van kritische geluiden, dat Brzo-inspecties aangekondigd worden en bedrijven zich dus kunnen voorbereiden. Hierdoor bestaat het risico dat tijdens de inspecties geen representatief beeld wordt gekregen van de normale bedrijfsvoering. 9 van de 15 LATrb-bedrijven zijn onaangekondigd geïnspecteerd op veiligheidsaspecten. De constateringen tijdens deze inspecties weken niet af van de constateringen tijdens andere inspecties; er zijn slechts enkele niet ernstige overtredingen geconstateerd. Toezicht en handhaving bouwen; provinciale majeure risico bedrijven In opdracht van de provincie Gelderland is in 2013 een onderzoek (nul situatie) uitgevoerd naar de stand van zaken rond de bouwaspecten bij de majeure risicobedrijven. Uit dit onderzoek blijkt dat bouwtoezicht veelal beperkt blijft tot nieuwbouw en dat weinig inspecties op de bestaande bouw worden uitgevoerd. Gewijzigde situaties die betrekking hebben op deze bouwaspecten, zoals constructies of deuren/openingen, kunnen extra risico’s met zich meebrengen die in het verleden niet voldoende zijn onderkend. De provincie heeft naar aanleiding van deze resultaten de ODRN opdracht gegeven om alle majeure risico bedrijven waarvoor de provincie bevoegd is, te inspecteren op brandcompartimentering en bouwconstructies. Het gaat om in totaal 14 bedrijven, die in de tweede helft van 2013 zijn gecontroleerd. De bouwinspecteur heeft daarvoor archiefonderzoek gedaan en heeft het de situatie bij het bedrijf onderzocht. Het algemene beeld is dat de bedrijven gewend zijn om periodiek milieugerichte controles te krijgen. De risicobeleving is dan ook voornamelijk milieugericht. Voor de bouwkundige aspecten is bij de meeste bedrijven minder aandacht. De bedrijven hebben brandveiligheidsvoorzieningen getroffen maar vanwege onvolledige gegevens kan veelal niet worden vastgesteld of aan de bouwregelgeving wordt voldaan. Hetzelfde geldt voor van het aspect constructieve veiligheid. De inspecties concentreerden zich op dat punt alleen op uiterlijke kenmerken van constructief onveilige situaties (scheurvorming, doorhangen van constructies en dergelijke). In 2014 zal naar aanleiding van het voorgaande alsnog inzicht moeten worden verkregen in de vergunde situatie bij de betreffende bedrijven. Op basis daarvan zullen de bedrijven die niet voldoen aan de bouwregelgeving worden aangeschreven.
25
4.4
Milieumetingen
Bureau Milieumetingen Bureau Milieumetingen, dat onderdeel was van de provincie, is bij de Omgevingsdienst Regio Arnhem (ODRA) ondergebracht. Het Bureau verricht metingen op het gebied van emissies naar lucht (toetsing aan vergunningsvoorschriften), geluid- en trillingen en luchtkwaliteit (fijn stof en stikstofdioxide) langs wegen. Dergelijke metingen worden ook uitgevoerd voor de andere omgevingsdiensten uit het Gelders stelsel, gemeenten, de provincie Overijssel en provincie Flevoland. Het doen van metingen is in veel gevallen een essentieel onderdeel van het toezicht, namelijk om te kunnen bepalen of aan (doel)voorschriften wordt voldaan. In situaties waarbij er veel klachten zijn, worden metingen ingezet om een beter beeld te krijgen van de situatie. In 2013 zijn door Bureau Milieumetingen de volgende projecten afgerond: Activiteit
Planning 2013 51 24 10 56 3
Emissiemetingen Geluidmetingen Monsternemingen Advisering/beoordeling Luchtkwaliteitsmetingen
Uitgevoerd 2013 47 40 3 149 5
In 2013 zijn meer projecten uitgevoerd dan in voorgaande jaren. Door het werkproces efficiënter uit te voeren worden al enige jaren op rij meer projecten uitgevoerd, zoals blijkt uit onderstaande figuur. Duidelijk blijkt dat in toenemende mate gebruik wordt gemaakt van de kennis en kunde van Bureau Milieumetingen in het beoordelen van meetrapporten door derden en advisering inzake vergunningverlening en handhaving. Figuur 1: Aantal uitgevoerde projecten Bureau Milieumetingen, 2009-2013.
Milieumetingen 2009-2013 2009
2 0 10
2 0 11
2 0 12
2 0 13
300
244
250
219 210
200
183 167
149
141
150
121 101 92
100
50
39 39
52 49 47
40 26 29 25 21 5 6 6 5
5 8 6 3
5
3
0 em issie lucht luchtkw aliteitsm etingen
geluid
advies/berekeningen m onsternem ing
totaal
26
Emissiemetingen In 2013 zijn 47 emissiemetingen lucht uitgevoerd. Naar aanleiding van deze metingen werd in 13 gevallen geconstateerd dat niet voldaan werd aan de geldende emissievoorschriften. Dit heeft geleid tot handhavend optreden. Geluidmetingen In 2013 zijn 40 geluidmetingen verricht. De metingen werden uitgevoerd in het kader van vergunningverlening voor het bepalen van het omgevingsgeluid of als controlemetingen om geluidvoorschriften uit vergunningen te toetsen. Daarnaast zijn metingen uitgevoerd naar aanleiding van klachten, o.a. over laag frequent geluid en trillingshinder. In het Gelders Milieuplan is het streven te voldoen aan de gewenste basiskwaliteit: geen omwonenden die hinder hebben van geluid en/of stof. Om die reden worden geluidsklachten opgepakt door Bureau Milieumetingen en wordt door middel van metingen onderzocht of deze hinder kan worden voorkomen indien maatregelen worden genomen. In 13 geluid- en of trillingsmetingen werd vastgesteld dat een vergunningvoorschrift niet werd nageleefd. Hierop is actie ondernomen. Advisering Naast de uitvoering van metingen werden vergunningverleners en toezichthouders van de Gelderse omgevingsdiensten, provincie Overijssel en Flevoland in 149 projecten ondersteund. Onder andere in de beoordeling van meet- en registratiesystemen (beoordeling van de kwaliteitsborging conform NENEN 14181 bij automatische meetsystemen), in de beoordeling van emissiemeetrapporten van derden, de beoordeling van luchtkwaliteitrapportages t.b.v. een vergunningaanvraag of het opstellen van handhaafbare vergunningsvoorschriften. Omdat in vergunningsvoorschriften in het algemeen meer doelvoorschriften worden opgenomen neemt de vraag naar specialistische kennis op het gebied van emissies naar lucht steeds meer toe. Immissiemetingen In het kader van het provinciale programma Luchtkwaliteit werden in 2013 bij 5 projecten luchtkwaliteitmetingen uitgevoerd. Zo werd onder andere langs de Pleijroute in Arnhem (N325) op twee punten de concentraties fijn stof (PM10) en op tien punten de concentraties stikstofdioxide (NO2) gemeten. In Zutphen en Malden werden op diverse punten de concentraties aan NO2 gemeten. Geaccrediteerde Kwaliteit Door de Raad voor Accreditatie (RvA) werd in 2013 een herbeoordeling van het kwaliteitsysteem conform de NEN-EN-ISO/IEC 17020 uitgevoerd. Het oordeel van het auditteam van de RvA was dat het bureau een goede kwaliteit levert en voldeed aan de gestelde eisen uit de inspectienorm. De RvA heeft de accreditatie voor de uitvoering van emissiemetingen door het bureau Milieumetingen van de ODRA met een periode van 4 jaar verlengd. Een mooi resultaat, omdat het kwaliteitszorgsysteem in 2013 ingrijpend moest worden aangepast in verband met de overgang van het bureau van de provincie naar de ODRA en de tussentijdse invoering van een herziene ISO-17020-norm. Verder heeft bureau Milieumetingen namens IPO zitting in het Platform Kwaliteit Luchtmetingen (PKL) en levert het op die wijze een bijdrage in de verbetering van emissie- en luchtkwaliteitsmetingen binnen Nederland.
5
Vuurwerk
Opslag van vuurwerk Op de opslagen van vuurwerk, onder provinciale bevoegdheid, is het Brzo van toepassing. De taken op het gebied van handhaving zijn met ingang van 1 april 2013 door de Provincie Gelderland gemandateerd aan de Omgevingsdienst Regio Nijmegen (ODRN). De controles hebben plaats gevonden op voorzieningenniveau en het beheersniveau (eisen die gelden tijdens de verkoopdagen). Tijdens deze controles zijn bij twee overtredingen geconstateerd. De overtredingen hadden betrekking op het te hoog stapelen van de vuurwerkdozen en de aanwezigheid van kapotte vuurwerkdozen in de bewaarplaats. 27
De controles werden uitgevoerd in samenwerking met de brandweer. Alle opslaglocaties die onder provinciaal toezicht vallen zijn in 2013 ten minste 2 maal bezocht. Vuurwerkevenementen De taken op het gebied van vergunningverlening en handhaving met betrekking tot de vuurwerkevenementen is met ingang van 1 april 2013 door de Provincie Gelderland gemandateerd aan de Omgevingsdienst Regio Arnhem (ODRA). De ODRA verleent voor vuurwerkevenementen en –voorstellingen ontbrandingstoestemmingen (zogenaamde grote vuurwerkevenementen waarbij professioneel vuurwerk wordt ontbrand) en beoordeelt meldingen (kleine evenementen waarbij consumentenvuurwerk of theatervuurwerk wordt ontbrand). Er zijn 80 ontbrandingsaanvragen in behandeling genomen en 104 meldingen beoordeeld. Toezicht heeft plaatsgevonden bij 117 vuurwerkevenementen (57 ontbrandingstoestemmingen en 60 meldingen). De bevindingen van deze controles hebben geleid tot twee waarschuwingsbrieven die betrekking hebben op het te vroeg vrijgeven van de veiligheidszone. Dit heeft er toe geleid dat toeschouwers zich na afloop van het afsteken van het vuurwerk in de veiligheidszone begaven die nog niet vrijgegeven was. Coördinatie Daarnaast zijn Gedeputeerde Staten op grond van het Vuurwerkbesluit belast met de coördinatie van de vuurwerktaken. Hiervoor is in elke provincie een vuurwerkcoördinator aangesteld. De coördinatie richt zich op de organisatie, planning, voortgangsbewaking en verslaglegging van de activiteiten die op dat gebied binnen de gehele provincie plaatsvinden. De coördinatie van de vuurwerktaken is met ingang van 1 april 2013 door de Provincie Gelderland ondergebracht bij de ODRA.
6
Bodem
Toezicht op bodemsaneringen wordt uitgevoerd om vast te kunnen stellen of de saneringen op de juiste wijze worden uitgevoerd. In 2013 werden er 243 saneringen aangemeld bij de provincie, waarvan er bij 96 onder een saneringsplan werd gewerkt. De overige 147 saneringen werden onder BUS (Besluit uniforme sanering) uitgevoerd. In het laatste geval worden standaardprocedures voor meldingen en sanering gevolgd. Van deze BUS-saneringen vielen er 14 onder het project Saneringsregeling asbestwegen, waarmee asbestverontreiniging van de bodem bij asbestwegen wordt weggenomen. In de onderstaande tabel staan de activiteiten van de afgelopen jaren samengevat. Activiteiten bodem Toezicht (BUS)-saneringen Toezicht Wbb Beschikking last onder dwangsom Proces-verbaal Afhandeling klachten bodem Beoordelen evaluatierapporten en monitoringresultaten
2010 173* Niet apart gerapporteerd 0 1 44 233
2011 227* Niet apart gerapporteerd 1 0 50 334
2012 100 (BUS) 82
2013 162 (147) 96
0 0 87 280
0 0 68 135
77%
70%
79%
60%
Er zijn 162 werken bezocht. De doelstelling om 70% van de saneringen te bezoeken is daarmee niet gehaald (60%). De oorzaak daarvan is enerzijds de overdracht naar de ODRA, waarbij onder andere veel tijd verloren is gegaan aan extra handelingen die nodig zijn voor de registratie en administratie (verlengde kabels). Daarnaast was er sprake van tijdelijke onderbezetting door personele wisselingen. Er zijn geen beschikkingen opgesteld of proces verbaal opgemaakt, omdat overtredingen die werden geconstateerd ter plekke op het werk ongedaan werden gemaakt.
.
28