Jaarverslag 2009 Stichting GE Pension NL 2007
Datum rapport Auteur
11 juni 2010 Bestuur
Nummer/versie Telefoon
Definitief (050) 582 19 90
Profielschets Stichting GE Pension NL 2007 (GE Pension NL 2007) is een ondernemingspensioenfonds. Het pensioenfonds voert de pensioenregelingen uit voor de medewerkers van General Electric in Nederland en is statutair gevestigd te Haarlemmermeer. De basispensioenregeling is een (deels voorwaardelijk en deels onvoorwaardelijk) geïndexeerde opbouwregeling en wordt in de Pensioenwet gekarakteriseerd als een uitkeringsovereenkomst. De premies voor de basispensioenregeling worden ingebracht door de werkgever en de werknemers. Op de opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers vindt jaarlijks onvoorwaardelijk toeslagverlening plaats. De toeslagverlening op de ingegane pensioenen en premievrije pensioenaanspraken van gewezen deelnemers is voorwaardelijk. De vrijwillige bijspaarregeling Gesave wordt gekarakteriseerd als een premieovereenkomst. Ultimo 2009 heeft het pensioenfonds ruim 1.465 (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden. De uitvoering van de pensioenregeling heeft het bestuur sinds de datum van oprichting, 17 augustus 2007, uitbesteed aan TKP Pensioen BV (TKP). Het bestuur heeft het grootste deel van het beheer van het pensioenvermogen uitbesteed aan GE Asset Management (GEAM). De individuele pensioenspaarregelingen (Gesave en Geflex) worden uitgevoerd door Delta Lloyd Bank. Het custody contract met Northern Trust Global Services Limited is met ingang van 30 september 2009 beëindigd. Met ingang van 1 oktober 2009 is State Street Corporation als custodian aangesteld. Het overlijdensrisico en het arbeidsongeschiktheidsrisico zijn herverzekerd bij Swiss Re. Het betreft een excedent-herverzekeringscontract in combinatie met een stop loss-herverzekering. Daarnaast maakt het bestuur gebruik van de werkzaamheden van een externe (certificerende) actuaris (Hewitt) en een externe accountant (KPMG).
1
Inhoudsopgave Kerncijfers 1. 2. Personalia 3. Verslag verantwoordingsorgaan Bestuursverslag 4. Voorwoord 5. Doelstelling 6. Financiële opzet 6.1 Ontwikkelingen in 2009 6.2 Beleid en beleidskeuzes 6.3 Risicobeheer 7. Verslag van het vermogensbeheer 7.1 Algemeen 7.2 Aandelen 7.3 Vastrentende waarden 8. Pensioen en uitvoering 8.1 Inleiding 8.2 Pensioencommunicatie 8.3 Pensioenadministratie 8.4 Pensioenregeling 8.5 Nieuwe wetgeving 9. Governance en compliance 9.1 Algemeen 9.2 Goed Pensioenfondsbestuur 9.3 Informatie vanuit toezicht van DNB en AFM 9.4 Bestuursaangelegenheden 9.5 Deskundigheids- en integriteitstoets en opleiding 9.6 Gedragscode 9.7 Geschillencommissie 9.8 Visitatiecommissie 9.9 Organisatie en uitvoering 9.10 Statutenwijziging 10. Verwachte gang van zaken Jaarrekening 11. Jaarrekening 11.1 Balans 11.2 Staat van baten en lasten 11.3 Kasstroomoverzicht 11.4 Toelichting op de jaarrekening 11.5 Actuariële analyse 12. Overige gegevens 12.1 Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten 12.2 Gebeurtenissen na balansdatum 12.3 Accountantsverklaring
2
4 5 7 10 11 14 15 15 19 24 29 29 31 32 35 35 35 36 36 38 41 41 41 42 42 44 45 45 45 47 47 48 50 51 51 52 53 54 77 79 79 80 81
12.4 12.5 Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2
Actuariële verklaring Bijzondere statutaire zeggenschapsrechten Deelnemersbestand Begrippenlijst
3
83 85 86 87 88
1.
Kerncijfers
Bedragen x € 1.000
2009
Aantal verzekerden (ultimo jaar) Deelnemers, actief en voortgezet
1.065 396 4 1.465
1.115 247 1 1.363
15.735 0
16.892 17.370
Koopsommen individueel
131 15.866
7 34.269
Kostendekkende premie
15.866
16.516
FVP-bijdrage
6
0
Uitkeringen
50
1
Eigen vermogen Voorziening pensioenverplichtingen
12.476 75.112
-7.380 69.614
Beleggingen Beleggingen voor risico pensioenfonds Beleggingsopbrengsten Rendement o.b.v total return
87.146 10.633 15,0%
60.825 -10.072 -17,1%
1.287
1.124
116,6%
89,4%
Gewezen deelnemers Pensioengerechtigden Totaal aantal verzekerden Bijdragen van werkgevers Regulier Additionele stortingen
Beleggingen voor risico deelnemers Dekkingsgraad *
*
01-09-2007 31-12-2008
De berekening van de dekkingsgraad is gelijk aan het eigen vermogen plus de voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds, waarbij de overige technische voorzieningen buiten beschouwing worden gelaten, gedeeld door de voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds.
4
2.
Personalia
Bestuur Benoemd namens de werkgever: Naam
Functie in bestuur
Bestuurslid vanaf
Bestuurslid tot
mw. Y.M.M. den Bakker
Voorzitter
17-08-2007
17-08-2011
G.J.B. Bas
vice-voorzitter
01-09-2008
01-09-2012
V.P. Evers
Lid
17-08-2007
17-08-2011
P. Henssen
vice-voorzitter
17-08-2007
01-03-2009
E.X. Rodriguez Maldonado
Lid
15-06-2009
15-06-2013
J.P.G. Vissers
Lid
15-06-2009
15-06-2013
De werkgeversvertegenwoordigers hebben zitting voor een periode van vier jaar. De aangesloten onderneming die een bestuurslid heeft benoemd, is tevens bevoegd dit bestuurslid te ontslaan vóór afloop van de zittingsperiode.
Benoemd namens de deelnemers:
Naam
Functie in bestuur
Bestuurslid vanaf
Bestuurslid tot
A.A. van den Aarssen
vice-secretaris
01-01-2008
01-01-2012
D.L. Coupar
Lid
17-08-2007
17-08-2011
T.H.M. Kruijs
Secretaris
17-08-2007
17-08-2011
T.A. Sardar
Lid
11-09-2009
11-09-2013
D. van Unnik
Lid
24-04-2009
24-04-2013
R. Vossen
Lid
01-03-2008
01-05-2009
De werknemersvertegenwoordigers hebben zitting voor een periode van vier jaar. Een door de deelnemers gekozen bestuurslid wordt ontslag verleend op het moment dat hij niet langer deelnemer (werknemer met een arbeidsovereenkomst bij een van de aangesloten ondernemingen van General Electric) is. Het aftredende bestuurslid kan zich terstond herkiesbaar stellen.
Pensioenmanager Stichting GE Pension NL 2007 C. Verbeek Beleggingscommissie C. Verbeek A.A. van den Aarssen G.J.B. Bas V.P. Evers D. van Unnik
5
Compliance officer P. Elion Verantwoordingsorgaan Namens de werkgever: Namens de actieve deelnemers:
mw. J. Duurland (in 2009 vervangen door D. de Kruijk ad interim) M. van de Ven
Pensioenadministratie TKP Pensioen BV Vermogensbeheerders GE Asset Management Limited, Londen/Stamford (U.S.) (GEAM) Delta Lloyd Bank NV, Amsterdam (Pensioenspaarregeling) Custodian Northern Trust Global Services Limited, Amsterdam (tot 30 september 2009) State Street Corporation (vanaf 1 oktober 2009) Herverzekering Swiss Re, Amstelveen Adviseurs KPMG Accountants NV, externe accountant Hewitt Associates BV, externe actuaris Visitatiecommissie Mr. J.R. Steinhauser, juridisch / communicatief Drs. G.E. van de Kuilen, financieel / economisch E.J.M. Missotten, algemeen / bestuurlijk
6
3.
Verslag verantwoordingsorgaan
Statutaire opdracht Het bestuur van Stichting GE Pension NL 2007 heeft een verantwoordingsorgaan ingesteld met ingang van 1 januari 2008. Het Verantwoordingsorgaan beoordeelt de door het bestuur gemaakte beleidskeuzes, het gevoerde beleid en de naleving van de Principes voor Goed Pensioenfonds Bestuur, met als uitgangspunt de vraag of het bestuur bij de genomen besluiten op een evenwichtige wijze met de belangen van alle belanghebbenden rekening heeft gehouden. Het Verantwoordingsorgaan richt zich bij het uitoefenen van zijn taak op de uitgangspunten van Goed Pensioenfonds Bestuur, met bijzondere aandacht voor de frequentie van het overleg met het bestuur, de te behandelen onderwerpen met betrekking tot het beleid en de verantwoording aan het Verantwoordingsorgaan. Het Verantwoordingsorgaan heeft onder meer als taak advies uit te brengen over: • • • • •
het vaststellen en wijzigen van de vergoedingsregeling voor bestuursleden; het wijzigen van het beleid ten aanzien van het Verantwoordingsorgaan; de vorm, inrichting en samenstelling van het intern toezicht; het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure; het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid.
Verantwoording en werkwijze Om zijn taken te kunnen uitvoeren heeft het Verantwoordingsorgaan recht op alle informatie die het nodig acht en ook recht op overleg met het bestuur, de externe accountant en de externe actuaris. Het Verantwoordingsorgaan heeft in het kader van haar taakuitoefening kennisgenomen van het jaarverslag en de jaarrekening, het verslag van de certificerende actuaris en het rapport van de accountant. Het Verantwoordingsorgaan is het gehele financiële jaar 2009 in dezelfde samenstelling actief geweest, waarbij de heer De Kruijk voor het gehele jaar de ad interim vervanger is geweest voor mevrouw Duurland. Op 1 januari 2010 is mevrouw Duurland afgetreden en is het proces in gang gezet om de heer De Kruijk formeel te benoemen als lid van het Verantwoordingsorgaan. Het Verantwoordingsorgaan is van mening dat het bestuur voldoende vergaderbijeenkomsten heeft gehouden. Hierbij werd in een aantal gevallen tevens het Verantwoordingsorgaan uitgenodigd, hetgeen als een goede vorm van overleg met het bestuur wordt beschouwd. Het bestuur heeft het Verantwoordingsorgaan in deze bestuursvergaderingen de gelegenheid gegeven om input te geven op de geagendeerde onderwerpen. Het Verantwoordingsorgaan is van mening dat zij voor het uitvoeren van zijn taak voldoende, doch gefragmenteerd,informatie heeft ontvangen en dat het bestuur voldoende deskundig is om zijn taak adequaat uit te voeren. Het Verantwoordingsorgaan heeft kennis genomen van het feit dat er een aanzet is gegeven om het in 2009 voorgenomen
7
opleidingsplan uit te voeren. Het Verantwoordingsorgaan is begin 2010 vertegenwoordigd geweest op de pensioenopleidingsdag die TKP voor het bestuur georganiseerd heeft. Bevindingen en aandachtspunten Het Verantwoordingsorgaan heeft kennis genomen van het jaarverslag en de jaarrekening van het pensioenfonds en de overige door het bestuur verstrekte informatie, alsmede van de door het bestuur in de vergadering van 11 juni 2010 verstrekte toelichtingen daarbij. Tevens heeft het Verantwoordingsorgaan kennis genomen van de bevindingen van de externe accountant en de externe actuaris. Het Verantwoordingsorgaan constateert dat de communicatie aan deelnemers in 2009 verder verbeterd is door het lanceren van een eigen website. Het communicatieplan voor 2010 is in 2009 ter advies voorgelegd aan het Verantwoordingsorgaan. In het communicatieplan is voorgesteld om een nulmeting te houden over de huidige communicatie omtrent pensioen. Het Verantwoordingsorgaan heeft het bestuur geadviseerd de nulmeting in 2010 uit te voeren. Dit advies heeft het bestuur opgevolgd. Het Verantwoordingsorgaan neemt kennis van het feit dat de inrichting van het Intern Toezicht door middel van een visitatiecommissie is gerealiseerd. Naast het pensioenfondsbestuur is ook het Verantwoordingsorgaan gehoord door de visitatiecommissie. Het Verantwoordingsorgaan hecht zwaar aan de bevindingen van de visitatiecommissie en onderschrijft de acties die het pensioenfondsbestuur neemt om de band met de externe vermogensbeheerder te evalueren en – bij voortzetting - verder te professionaliseren. Het Verantwoordingsorgaan is het echter niet eens met de kanttekening in de rapportage betreffende de visitatie van de Stichting Pensioenfonds GE Pension NL 2007 dat “de gekozen structuur leidt tot vele bestuurswisselingen, waardoor de continuïteit van voldoende deskundigheid gevaar loopt”. Het Verantwoordingsorgaan is van mening dat de bestuurswisselingen met name een gevolg zijn van functiewisselingen waarbij (voormalig) bestuursleden een nieuwe functie bekleedden buiten GE of binnen GE maar in het buitenland. Informatievoorziening tussen vermogensbeheerder, beleggingsadviescommissie en pensioenfondsbestuur is belangrijk. De meer uitgebreide verantwoordingsinformatie van de beleggingsadviescommissie en de verdere uitwerking van het strategisch beleggingsbeleid door het bestuur acht het Verantwoordingsorgaan van groot belang. Daarmee benadrukt het pensioenfonds haar eigen rol in de samenwerking met de externe vermogensbeheerder. Het Verantwoordingsorgaan constateert dat de beleggingsrendementen en daarmee de financiële positie sterk is verbeterd en dat het fonds vooruitloopt op de ontwikkelingen in het herstelplan. Het aantal gepensioneerden binnen het pensioenfonds stijgt langzaam. Het Verantwoordingsorgaan heeft er kennis van genomen dat het bestuur de rol van gepensioneerden in de organisatie van het pensioenfonds besproken heeft. De uitkomst dat er in 2009 en 2010 nog geen invulling gegeven wordt aan het opnemen van gepensioneerden in de organen van het pensioenfonds, is begrijpelijk. Gegeven het verloop van de dekkingsgraad in relatie tot het herstelplan heeft het bestuur conform de reglementen gehandeld om per januari 2010 een inhaaltoeslag te verlenen over 2009 aan de gewezen deelnemers en gepensioneerden. Dit ligt in lijn met de ambities van het pensioenfonds.
8
Oordeel Het Verantwoordingsorgaan komt tot de conclusie dat het handelen van het bestuur in 2009 in overeenstemming is geweest met de reglementen en de statuten. Het bestuur heeft een consistent beleid gevoerd, waarbij de belangen van alle betrokkenen zorgvuldig afgewogen zijn. Gegeven het feit dat 2009 een turbulent jaar is geweest, is het Verantwoordingsorgaan van mening dat het bestuur adequaat heeft gereageerd op de effecten van de financiële en economische crisis. Breda, 11 juni 2010 D. de Kruijk M. van de Ven Reactie bestuur op oordeel verantwoordingsorgaan Het bestuur wil haar waardering uitspreken voor de open en constructieve sfeer waarin de contacten met het Verantwoordingsorgaan gedurende dit bijzondere jaar zijn verlopen. Zij heeft kennis genomen van het oordeel van het Verantwoordingsorgaan en dankt het Verantwoordingsorgaan voor de waardering van het bestuursbeleid over 2009.
9
Bestuursverslag
10
4.
Voorwoord
In Nederland heeft General Electric besloten op basis van de bestaande structuur ten tijde van de verkoop van de Plasticsdivisie van General Electric aan Sabic de pensioenovereenkomst van de aangesloten GE-ondernemingen voor haar actieve deelnemers per 1 september 2007 onder te brengen in een nieuw pensioenfonds, Stichting GE Pension NL 2007. De gepensioneerden en inactieven op 1 september 2007 zijn achtergebleven in het oude fonds Stichting GE Pensioenfonds (nu genaamd Stichting Pensioenfonds SABIC-IP) De collectieve waardeoverdracht vanuit pensioenfonds SABIC-IP is eind 2008 geëffectueerd. In 2009 is een analyse gemaakt van de ‘overgebleven‘ slapers bij SABIC-IP: Voor alle GE medewerkers die op 1 september 2007 actief medewerker waren bij GE ergens in de wereld en slapersrechten hadden in Stichting Pensioenfonds SABIC-IP. De bedoeling is dat voor alle op 1 september 2007 ergens voor GE actieve medewerkers hun GE pensioenrechten ondergebracht worden bij het GE Pension NL 2007, ook als deze medewerkers op 1 september 2007 geen pensioen meer opbouwden in Nederland. In januari 2009 is GE Modular Space BV (Algeco BV) uitgetreden bij het pensioenfonds. GE Healthcare Europe GmbH is in januari 2009 toegetreden. In dit jaarverslag legt het bestuur verantwoording af over het gevoerde beleid in 2009. Het jaar 2009 is zonder meer een bewogen jaar te noemen -waarbij het bestuur kan terugkijken op intensieve periode waarin herstel van de dekkinsgraad, de vermogensbeheersconstructie en een bezoek van de Visitatiecommissie de aandacht opeisten. Daarnaast spelen vele ontwikkelingen in de markt – waaronder het multi-opf – die ook allemaal de aandacht van het bestuur verdienden. De dekkingsgraad van het fonds lag ultimo 2008 en gedurende de eerste helft van 2009 onder het minimaal vereiste niveau. Ultimo 2008 was de dekkingsgraad 89,4%. Het pensioenfonds heeft binnen de daarvoor gestelde wettelijke termijn een herstelplan ingediend bij DNB, waarin is aangetoond hoe het pensioenfonds verwacht dat binnen drie jaar tijd de dekkingsgraad herstelt tot boven de de minimaal vereiste grens (kortetermijnherstelplan) en binnen een periode van vijftien jaar weer het vereist eigen vermogen bereikt (langetermijnherstelplan). In het ingediende herstelplan wordt aangetoond hoe het pensioenfonds verwacht dat de dekkingsgraad binnen de maximale hersteltermijn van drie jaar herstelt tot boven de 104,8%1. Daarnaast volgt uit het herstelplan dat eind 2016 de dekkingsgraad hoger zal zijn dan het vereist eigen vermogen. De specifieke kenmerken van dit fonds (nauwelijks gepensioneerden en de zeer specifieke en behoudende wijze van premievaststelling) dragen bij aan dit herstel binnen de gestelde termijnen. Het fonds behoeft derhalve geen additionele maatregelen te nemen om het herstel te bespoedigen. Het herstelplan is ongewijzigd goedgekeurd door DNB. Aan het eind van het kalenderjaar 2009 is de dekkingsgraad uitgekomen ruim boven het in het herstelplan aangegeven niveau. 1 Het getoonde percentage is bepaald aan de hand van de door de DNB vastgestelde berekeningsmethodiek op basis van Europese richtlijnen. Beleidsmatig wordt voor toeslagverlening uitgegaan van een dekkingsgraad van 105%.
11
Doordat de dekkingsgraad begin 2009 lager lag dan 100%, zijn er het eerste halfjaar geen waardeoverdrachten uitgevoerd. Vanaf juli 2009 zijn er wel weer waardeoverdrachten uitgevoerd, omdat op dat moment de dekkingsgraad zich al enige maanden boven de 100% bevond. Het bestuur heeft in 2009 uitvoerig stilgestaan bij de verdeling van de lasten voor toeslagverlening van de gewezen deelnemers van bedrijven die het pensioenfonds verlaten. De financiële last van de toeslagverlening ligt dan bij de achterblijvende ondernemingen. Het bestuur wenst deze situatie te veranderen door de uittredende onderneming een eenmalige exit-vergoeding te laten voldoen. In 2010 zal dit geformaliseerd worden door een passage hieromtrent op te nemen in de uitvoeringsovereenkomsten en de ABTN. Het bestuur heeft op 27 november 2009 besloten toeslag te verlenen van 0,38% op de premievrije pensioenaanspraken en ingegane pensioenen per 1 januari 2010, tenzij de dekkingsgraad op 1 januari 2010 na toeslagverlening lager zou komen te liggen dan 105%. Omdat de dekkingsgraad op 1 januari 2010 hoger was dan 105% heeft het bestuur besloten de opgebouwde aanspraken van gewezen deelnemers en ingegane pensioenen te verhogen met de consumentenprijsindex alle huishoudens. Tevens heeft het bestuur besloten een inhaaltoeslag te verlenen van 3,06% per 1 januari 2009. Deze inhaaltoeslag houdt verband met het niet toekennen van de toeslag in 2009 door de financiële situatie in het begin van 2009. De opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers worden jaarlijks onvoorwaardelijk aangepast aan de ontwikkeling van de CBS-CAO-lonen. Per 1 januari 2010 is op de opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers een toeslag verleend van 2,20%. Het vermogensbeheer wordt uitgevoerd door GE Asset Management (GEAM). In 2009 heeft er een vereenvoudiging plaatsgevonden in de beleggingsstructuur die GEAM voor haar beleggingsfondsen toepast, zodat alle beleggingen in dezelfde juridische structuur zitten. De gekozen juridische structuur is de Ierse ‘Variable Capital Company Funds (VCC)’ . De aanpassing draagt er aan bij dat de vermogensbeheerkosten van de beleggingsfondsen waarin het pensioenfonds participeert, verlaagd zijn. Er hebben geen wijzigingen plaatsgevonden in de onderliggende portefeuille en flexibiliteit, zodat de aanpassing als een verbetering voor het pensioenfonds aangemerkt kan worden. Het pensioenfonds werkte met Northern Trust als custodian. Per 1 oktober 2009 is een nieuwe custodian aangesteld. Per die datum is Northern Trust vervangen door State Street als nieuwe custodian. In 2009 heeft het fonds uitvoerig contact gehad met GE Asset Management (GEAM) over de performance en de invulling van de overeenkomsten en is verzocht om toelichting. Het bestuur heeft, op advies van de Beleggingscommissie, besloten om een audit in het tweede kwartaal 2010 uit te laten voeren door Hewitt Consultants van de performance over de afgelopen jaren ten opzichte van de de benchmark, de werkzaamheden en de processen van GEAM. Ook zal een beoordeling volgen over de strategie, de visie en het team.
12
Tevens heeft het bestuur een verantwoordingsorgaan ingesteld. Het Verantwoordingsorgaan beoordeelt het door het bestuur gevoerde beleid, de gemaakte beleidskeuzes en de naleving van de Principes voor Goed Pensioenfonds Bestuur. Uitgangspunt hierbij is de vraag of het bestuur op een evenwichtige wijze met de belangen van alle belanghebbende rekening heeft gehouden bij het bepalen van het beleid. Het verslag van het Verantwoordingsorgaan en de reactie van het bestuur hierop zijn in dit verslag opgenomen. Voor de inrichting van het interne toezicht heeft het bestuur gekozen voor de instelling van een visitatiecommissie. In december 2009 heeft de Visitatiecommissie haar eerste deelvisitatie uitgevoerd. Aandachtspunten van de visitatie waren financieel-economische aspecten en risicomanagement. Uit het rapport is gebleken dat er weliswaar verbeterpunten mogelijk zijn doch dat er geen grote problemen, mankementen of risico’s aanwezig zijn op deze terreinen. Het bestuur gaat met de aanbevelingen tot verbetering in 2010 verder. Heldere communicatie met de belanghebbenden is voor het bestuur van groot belang. Op reguliere basis zijn in 2009 nieuwsbrieven verzonden om de deelnemers te informeren over hun pensioensituatie, waaronder de status van het herstelplan en de ontwikkeling van de dekkingsgraad. Ook op de website www.gepensionnl2007.nl, die vanaf de zomer van 2009 is opengesteld voor de deelnemers, is veel aandacht gegeven aan dit onderwerp. Iedere maand is de actuele dekkingsgraad genoemd, met een korte beschrijving van de stijgende dan wel dalende lijn ten opzichte van de maand daarvoor. In december is er sectorbreed discussie gevoerd over de impact van de toegenomen levensverwachtingen. In februari 2010 heeft het bestuur het besluit genomen om voor het jaarverslag 2009, in afwachting van nieuwe sterftetafels, een opslag van 3% op de voorziening te rekenen. Dit effect is gebaseerd op een feitelijke berekening van de adviserend actuaris op het feitelijke deelnemersbestand. Bij de nieuwe berekening zijn de sterftekansen ontleend aan de prognosetafel van Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) 2008-2050. Eind 2009 liep de opzegtermijn van het contract met de pensioenuitvoeringsorganisatie TKP af. In overleg met TKP is deze opzegtermijn verlengd met 6 maanden. Dit geeft flexibiliteit om te onderzoeken of samenwerkingsverbanden (wellicht in de vorm van een Multi-opf met een ander ondernemingspensioenfonds dat aan GE ondernemingen gerelateerd is, schaalvoordelen kan bieden. De pensioenadministratie kan hierop dan aansluiten. Begin 2010 heeft het pensioenfonds besloten het uitbestedingscontract met TKP te willen verlengen, waarbij de flexibiliteit wordt benoemd om in de nabije toekomst samenwerkingsverbanden met andere pensioenfondsen aan te kunnen gaan. Het is de verwachting dat de nieuwe afspraken voor 1 juli vastgelegd en getekend zullen worden. Omdat in het jaarverslag diverse vaktechnische begrippen gebruikt worden, is als bijlage een begrippenlijst opgenomen. Breda, 11 juni 2010 mw. Y.M.M. den Bakker
13
5.
Doelstelling
Het pensioenfonds draagt de verantwoordelijkheid voor een goede uitvoering van de in de pensioenovereenkomst gedefinieerde pensioenregelingen voor deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden, in overeenstemming met de bestaande wet- en regelgeving. Stichting GE Pension NL 2007 heeft ten doel om binnen de grenzen van zijn middelen de deelnemers, gewezen deelnemers en hun nabestaanden te beschermen tegen geldelijke gevolgen van ouderdom, arbeidsongeschiktheid en overlijden. Het fonds voorziet hiertoe in het op lange termijn verstrekken van de nominale pensioenaanspraken en pensioenrechten en streeft hierbij naar het waardevast houden van de opgebouwde pensioenen, de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenaanspraken. De toeslagverlening op de opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers is onvoorwaardelijk. Op de opgebouwde aanspraken van gewezen deelnemers en de ingegane pensioenen wordt voorwaardelijk toeslag verleend. Dat wil zeggen dat er geen recht op toeslagverlening is en wordt er jaarlijks bepaald of en in hoeverre toeslagverlening kan plaatsvinden. Het fonds draagt zorg voor duidelijke en klantgerichte communicatie met alle belanghebbenden. Het fonds heeft beleid ontwikkeld op het gebied van financiering, toeslagverlening, beleggingen en communicatie om de genoemde doelstellingen te bereiken. Dit beleid is vastgelegd in diverse documenten, waarvan de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) het belangrijkste is. Deze ABTN is voor het laatst in het vierde kwartaal van 2009 en in het eerste kwartaal van 2010 geactualiseerd. Op 23 april 2010 is de ABTN voor het laatst vastgesteld door het bestuur.
14
6.
Financiële opzet
6.1
Ontwikkelingen in 2009
Dekkingsgraad De dekkingsgraad is een maatstaf voor de financiële positie van een pensioenfonds. Het geeft het pensioenvermogen als percentage van de contante waarde van de pensioenverplichtingen weer. De dekkingsgraad kan wijzigen door talrijke invloeden, zoals de ontwikkeling van het beleggingsresultaat, verzekeringstechnische ontwikkelingen en de ontwikkeling van de rentetermijnstructuur. De ontwikkeling van de dekkingsgraad van het pensioenfonds gedurende het jaar kan als volgt worden weergegeven: Ontwikkeling dekkingsgraad 2009 50%
60%
70%
Dekkingsgraad ultimo 2008
80%
90%
100%
110%
120%
130%
89,4% 2,8%
Effect premies -/-0,1%
Effect toeslagverlening
13,4%
Effect beleggingsresultaat Effect rentetermijnstructuur
13,2%
Effect kanssystemen
1,6%
Effect aanpassing levensverwachting
-/-3,5%
Effect overige oorzaken
-/-0,2%
Dekkingsgraad ultimo 2009
116,6%
Zoals bovenstaande figuur laat zien, veroorzaakten vooral de positieve beleggingsresultaten en de gestegen rentetermijnstructuur de stijging van de dekkingsgraad. De voorziening pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd op marktwaarde met behulp van de rentetermijnstructuur. De rentetermijnstructuur is variabel. Iedere maand wordt deze door De Nederlandsche Bank (DNB) gepubliceerd. Een lagere rentetermijnstructuur betekent een hogere voorziening en vice versa. De stijging van de rentetermijnstructuur leidde in 2009 tot een daling van de voorziening. Dit had een positief effect op de dekkingsgraad. De verhoging van de voorziening in verband met de verwachte stijging van de levensverwachting had een negatief effect van 3,5%-punt op de dekkingsgraad. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar pagina 19.
15
Onderstaande tabel geeft het verloop van de dekkingsgraad in 2008 en 2009. Ter illustratie zijn daarbij ook het behaalde beleggingsrendement en de gemiddelde rentetermijnstructuur behorende bij de gemiddelde looptijd van de verplichtingen vermeld: Dekkingsgraad Beleggingsrendement Gemiddelde rentetermijnstructuur
2009 116,6% 15,0% 3,9%
2008 89,4% –17,1% 3,6%
Beleggingsresultaten Het rendement van de beleggingsportefeuille bedroeg in 2009 15,0%. Aandelen behaalden in 2009 een hoog rendement van 26,0%. Vastrentende waarden behaalden een rendement van 5,6%. Ten opzichte van de benchmark was het rendement van de afzonderlijke beleggingscategorieën 2,2%-punt lager. In hoofdstuk 7 wordt nader ingegaan op de resultaten. Impact herstelplan Het jaar 2009 stond in het teken van het herstelplan. In het jaar daarvoor was er sprake van een wereldwijde financiële crisis. Veel pensioenfondsen werden in 2008 geconfronteerd met een dekkingstekort, zo ook Stichting GE Pension NL 2007. Het proces van waardeoverdrachten kwam stil te liggen, omdat waardeoverdrachten dienen te worden opgeschort zodra één van de bij de overdracht betrokken fondsen een dekkingsgraad van minder dan 100% heeft. Voor het pensioenfonds gold dat de dekkingsgraad in de loop van november 2008 onder de 100% was gedaald. Vanaf dit moment zijn daarom geen nieuwe in- en uitgaande waardeoverdrachten meer in behandeling genomen. De deelnemers en de betrokken pensioenuitvoerders zijn over de opschorting van waardeoverdrachten geïnformeerd. Nog gedurende het jaar 2009 kwam de dekkingsgraad weer boven de 100% te liggen. Vanaf dat moment heeft het pensioenfonds weer meegewerkt aan waardeoverdrachten. Het bestuur heeft de onderdekking, zoals wettelijk verplicht, aan DNB gemeld. Ook heeft het bestuur eind maart 2009 een herstelplan ingediend. DNB heeft dit herstelplan goedgekeurd. De • • •
•
belangrijkste kenmerken van het herstelplan zijn: Voor het kortetermijnherstel wordt een periode van drie jaar gehanteerd; Het bestuur heeft besloten het rendementspercentage in 2009 op 5,2% te stellen; In de uitvoeringsovereenkomst tussen het pensioenfonds en de werkgever is vastgelegd dat de werkgever bij een dekkings- of reservetekort de verschuldigde pensioenpremie kan verhogen. Uit de huidige berekeningen blijkt dat een verhoging van de premie niet noodzakelijk is en dat de huidige beleidsinstrumenten krachtig genoeg zijn om het herstel binnen de wettelijke termijnen te bewerkstelligen; Toeslagverlening aan gewezen deelnemers en pensioengerechtigden is voorwaardelijk (afhankelijk van de financiële positie van het fonds) en wordt gefinancierd uit de premie. Het bestuur neemt ieder jaar een besluit over de toeslagverlening. Zolang het minimaal vereist eigen vermogen nog niet is overschreden worden geen toeslagen toegekend. Daarnaast mag door het verlenen van een toeslag de dekkingsgraad niet lager worden dan de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist vermogen. Indien in enig jaar geen
16
•
toeslag is verleend kan het bestuur besluiten om in de daar opvolgende jaren over te gaan op inhaaltoeslagverlening; Het beleggingsbeleid gedurende de herstelperiode is zodanig dat geen toename van het fondsrisico plaatsvindt.
Het herstelplan ziet erop toe dat de dekkingsgraad per eind 2013 (einde kortetermijnherstelperiode) minimaal 104,8%2 bedraagt en dat deze per eind 2023 (einde langetermijnherstelperiode) minimaal 131,9%3 bedraagt. Het pensioenfonds heeft in 2009 geen aanvullende vermogensdotaties ontvangen van de werkgever. Uit berekeningen bleek dat een verhoging van de premie niet noodzakelijk was en dat de beleidsinstrumenten krachtig genoeg waren om het herstel binnen de wettelijke termijnen te bewerkstelligen. In 2009 heeft de dekkingsgraad zich positiever ontwikkeld dan waarvan in het herstelplan was uitgegaan. Onderstaand overzicht geeft dit weer:
Dekkingsgraad per 31 december 2008 Premie SturingsToeslagen middelen Beleggingen Rentetermijnstructuur Effect van uitkeringen, kosten, Overige kanssystemen en waardeoverdachten. Subtotaal Aanpassing aan gestegen levensverwachting per 31 december 2009 Dekkingsgraad per 31 december 2009
Verwacht 2009 (in %) 92,34 8,2 -2,9 2,3 0,0
Werkelijk 2009 (in %) 89,4 2,8 -0,1 13,4 13,2
0,6
1,4
100,5 0,0 100,5
120,1 -3,5 116,6
Dit overzicht laat zien dat vooral de gunstige ontwikkelingen op de aandelen- en rentemarkten zorgden voor een hogere dekkingsgraad dan verwacht. Het behaalde beleggingsrendement bedroeg 15,0% (na aftrek van het benodigde rendement resulteert dit in een effect op de dekkingsgraad van 13,4%), terwijl het herstelplan uitging van een rendement van 5,2% (na aftrek van het benodigde rendement resulteert dit in een effect op de dekkingsgraad van 2,3%). Daarnaast werd er in het herstelplan van uitgegaan dat de ontwikkeling van de rente 2 Het getoonde percentage is bepaald aan de hand van de door de DNB vastgestelde berekeningsmethodiek op basis van Europese richtlijnen. Beleidsmatig wordt voor toeslagverlening uitgegaan van een dekkingsgraad van 105%. 3 In het herstelplan is uitgegaan van de vereiste dekkingsgraad ultimo 2008. De vereiste dekkingsgraad ultimo 2009 bedraagt 134,8%. 4 De verschillende aanvangsdekkingsgraden in de tabel worden veroorzaakt, doordat het herstelplan een aanvangsdekkingsgraad hanteert van 92,3% per 31 december 2008, terwijl bij de definitieve jaarrekening 2008 is uitgegaan van een dekkingsgraad van 89,4%. Dit is veroorzaakt doordat voor de berekening en voor het herstelplan is uitgegaan van een onderliggend deelnemersbestand uit het vierde kwartaal van 2008. Voor de definitieve jaarrekening is gerekend met een onderliggend deelnemersbestand die in maart 2009 is vastgesteld. In dit bestand zijn de tot maart 2009 bekend geworden mutaties die betrekking hebben op 2008 (zoals indiensttreding, overlijden, waardeoverdracht, uitdiensttreding), nog verwerkt.
17
geen effect zou hebben op de dekkingsgraad in 2009. In werkelijkheid steeg de rentetermijnstructuur in 2009, met als gevolg een positief effect op de dekkingsgraad van 13,2%-punt. Het verschil in premie komt doordat in het herstelplan is aangenomen dat de lonen met 3% en de prijzen met 2% stijgen. Per 1 januari 2009 is in werkelijkheid met een veel lagere indexatiepercentages gerekend. Dit leidt tot een lagere kostendekkende premie en verklaart het verschil in premie. Ook voor de toeslagen is gerekend met stijging van de lonen met 3% en de stijging van de prijzen met 2%, terwijl in werkelijkheid lagere percentages zijn gehanteerd. Eind 2009 was er geen sprake meer van een dekkingstekort, maar nog wel van een reservetekort, omdat de dekkingsgraad lager lag dan de vereiste dekkingsgraad van circa 135%. Het kortetermijnherstelplan is eind 2009 niet langer van toepassing, omdat de dekkingsgraad op dat moment drie kwartalen boven de minimale vereiste dekkingsgraad ligt. Door het bestuur is de voorgeschreven jaarlijkse evaluatie van het herstelplan uitgevoerd. Deze evaluatie heeft niet geleid tot bijstelling van de oorspronkelijke uitgangspunten van het herstelplan. Op grond van de huidige situatie voorziet het herstelplan in herstel binnen de daarvoor geldende termijnen. Toeslagverlening Het bestuur had in 2008 besloten de ingegane pensioenen en de opgebouwde aanspraken van gewezen deelnemers per 1 januari 2009 niet aan te passen aan de consumentenprijsindex. Het bestuur had dit besluit genomen omdat de financiële positie van het fonds deze toeslagverlening niet toeliet. Dit besluit is in overeenstemming met de uitgangspunten van het pensioenreglement, zoals beschreven in paragraaf 6.2.3 Toeslagbeleid en de richtlijnen van DNB. Het bestuur heeft op 27 november 2009 besloten dat indien de dekkingsgraad van het fonds op 31 december 2009 nog steeds meer zou bedragen dan 104,8%, de voorwaardelijke toeslagverlening per 1 januari 2009 volledig zal worden toegekend. Het bestuur heeft besloten om een inhaaltoeslag toe te passen van 3,06 per 1 januari 2009 op de op dit moment bestaande premievrije rechten van gewezen deelnemers en de ingegane uitkeringen van de pensioengerechtigden. Deze inhaaltoeslag houdt verband met het niet toekennen van de toeslag in 2009 door de financiële situatie in het begin van 2009. Het bestuur heeft besloten per 1 januari 2010 de premievrije rechten van gewezen deelnemers en de ingegane uitkeringen te verhogen met 0,38%. De opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers worden jaarlijks onvoorwaardelijk aangepast aan de ontwikkeling van de CBS-CAO-lonen. Per 1 januari 2010 is op de opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers een toeslag verleend van 2,2%.
18
Gestegen levensverwachting Eind 2008 heeft het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) nieuwe sterftekansen gepubliceerd, samen met een herziene prognose tot en met 2050. Het fonds hanteert de prognosetafel 20052050 van het Actuarieel Genootschap (AG). De nieuwe levensverwachtingen zijn volgens de prognosetafels van het CBS hoger dan de verwachtingen die zijn verwerkt in de prognosetafel 2005-2050 van het Actuarieel Genootschap. Concreet betekent dit dat er een hogere toename van de levensverwachting zichtbaar is dan waar het fonds tot op heden rekening mee heeft gehouden. De geconstateerde toename van de levensverwachting is voor het Actuarieel Genootschap aanleiding voor een aanpassing van de eerder gepubliceerde prognosetafel 2005-2050. Uiterlijk medio 2010 wordt de publicatie van een herziene AG- prognosetafel verwacht. Het bestuur is van mening dat de gestegen levensverwachting moet worden meegenomen in de waardering van de technische voorzieningen. De gevolgen van de recente informatie is geschat op 3,0% van de technische voorziening. Dit effect is gebaseerd op een feitelijke berekening van de adviserend actuaris op het feitelijke deelnemersbestand. Bij de nieuwe berekening zijn de sterftekansen ontleend aan de prognosetafel van Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) 2008-2050. Het bestuur heeft besloten om de voorziening pensioenverplichtingen per 31 december 2009 met 3,0% te verhogen. Dit heeft geleid tot een verhoging van de voorziening met circa € 2 miljoen, met als gevolg een daling van de dekkingsgraad met 3,5%-punt. Na de publicatie van de nieuwe AG-prognosetafels zullen de gevolgen van de gestegen levensverwachting door het bestuur worden bekeken, in relatie tot het gehele stelsel van actuariële grondslagen.
6.2
Beleid en beleidskeuzes
Het bestuur heeft beleid ontwikkeld op het gebied van financiering, beleggingen en toeslagen om de risico’s en de financiële positie van het pensioenfonds te beheersen. Bij het maken van beleidskeuzes worden de belangen van alle belanghebbenden evenwichtig afgewogen. Het beleid moet worden uitgevoerd binnen de kaders van de pensioenregeling zoals die overeengekomen is met de werkgever en de werknemers. Dit wordt visueel toegelicht aan de hand van onderstaande figuur.
19
Pensioenregeling
Financiële positie
Beleggingsbeleid
Toeslagbeleid
Financieringsbeleid
Deze paragraaf geeft een toelichting op het gevoerde beleid van het pensioenfonds en het risicobeheer.
6.2.1
Beleggingsbeleid
ALM-studie Bij de oprichting van het pensioenfonds heeft het bestuur een ALM-studie (Asset Liability Management) laten uitvoeren. Deze studie gaat in op het beheer van verplichtingen en beleggingen en integreert de drie belangrijkste beleidsterreinen van het pensioenfonds: het toeslag-, premie- en beleggingsbeleid. Een ALM-studie is een belangrijk hulpmiddel bij het vaststellen van het strategisch beleggingsbeleid, omdat het inzicht geeft in de rendements- en risicokarakteristieken van beleidskeuzes. Ook biedt het inzicht in de effectiviteit van alternatief beleggingsbeleid. De studie maakt gebruik van de door het pensioenfonds geformuleerde verwachtingen over onder andere langetermijnrendementen, CAO-ontwikkelingen en langlopende rentes. Het strategisch beleggingsbeleid geldt in principe voor langere tijd, maar regelmatig wordt het beleid met behulp van een ALM-studie geëvalueerd. Onder andere een gewijzigde financiële positie en gewijzigde economische variabelen kunnen hierbij leiden tot aanpassingen in het beleid. Ook is er begin 2009 een ALM “light” studie uitgevoerd ter voorbereiding voor het herstelplan. Het heeft dezelfde uitgangspunten als de eerdere ALM-studie met uitzondering van de beginstand van de vermogenspositie, zodat er aansluiting is met de daadwerkelijke dekkingsgraad van 30 november 2008. De uitkomsten van de ALM light studie liggen in lijn met de uitkomsten van de uitgevoerde ALM-studie in 2008. Mede met behulp van deze inzichten bepaalt het bestuur de mix van verschillende beleggingscategorieën voor de beleggingsportefeuille.
20
Strategische beleggingsportefeuille De strategische beleggingsportefeuille wordt in de volgende tabel weergegeven. Ook geeft de tabel de werkelijke gewichten van de beleggingsportefeuille ultimo december 2009 weer. De werkelijke gewichten ultimo 2009 wijken af van de strategische gewichten door koersbewegingen. Er wordt door het bestuur naar gestreefd de nieuwe premies zo te beleggen dat de initiële beleggingspolitiek opnieuw wordt bereikt. Strategische en werkelijke gewichten beleggingsportefeuille (%) Strategisch Beleggingscategorie gewicht 2009 Aandelen 50% Vastrentende waarden 50%
Werkelijk gewicht ultimo 2009 50,3% 49,7%
Strategisch gewicht 2010 50% 50%
Jaarlijkse evaluatie strategische beslissingen Strategische beslissingen voor de langere termijn worden genomen in de context van de ALMstudie. Factoren zoals rendement/risico, premie, toeslagverlening en het toezichtskader spelen een rol. Om meer inzicht te geven in de toegevoegde waarde van de strategische beslissingen werd deze ALM-studie begin 2008 voor de eerste keer uitgevoerd door Hewitt Consultants. Hewitt adviseerde op basis van de ALM-studie om de gekozen asset mix (50% aandelen, 50% vastrentende waarden) aan te houden. Gezien de toestand op de financiële markten, werd deze ALM-studie eind 2008 op verzoek van het bestuur opnieuw door Hewitt uitgevoerd: de eerder genoemde ALM-light studie. Resultaten zijn eind januari 2009 aan het bestuur gepresenteerd. De uitkomsten van de studie en de gesprekken met de vermogenbeheerder gaven geen aanleiding om de gekozen beleggingsstrategie te wijzigen. In maart 2009 heeft Hewitt ook een continuïteitsanalyse opgesteld. In hoofdstuk 7 ‘Verslag van het vermogensbeheer’ wordt nader ingegaan op de uitkomsten van de gemaakte beleidskeuzes.
6.2.2
Financieringsbeleid
Voor het premie- en toeslagbeleid is een aantal vermogensposities van belang. De volgende grenzen worden onderscheiden: -
-
minimaal vereist vermogen: de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist vermogen is gelijk aan 104,8% van de voorziening pensioenverplichtingen; vereist vermogen: het vereist vermogen is het vermogen dat nodig is om te bewerkstelligen dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat binnen een jaar het eigen vermogen negatief wordt. De dekkingsgraad behorend bij het vereist vermogen bedraagt ultimo 2009 134,8%; gewenst vermogen: het gewenst vermogen is het vermogen dat boven de voorziening pensioenverplichtingen nodig is om de toeslagambitie op de lange termijn na te kunnen komen. De dekkingsgraad behorend bij het gewenst vermogen bedraagt ultimo 2009 215,0%.
21
Voor 2009 gelden de volgende waarden: Vermogensposities 240,0% 215,0% 220,0% 200,0% 180,0% 160,0%
134,8%
140,0% 120,0%
104,8%
100,0% 80,0% Minimaal vereist vermogen
Vereist vermogen
Gewenst vermogen
Indien de vermogenspositie van de stichting lager is dan het minimum vereist eigen vermogen, zullen de aangesloten ondernemingen een aanvullende vermogensdotatie doen om de dekkingsgraad op het minimum vereist eigen vermogen te brengen. De dekkingsgraad van het fonds is in 2008 gedaald tot onder het minimaal vereist vermogen. In het eerste kwartaal van 2009 is vervolgens een herstelplan ingediend bij de toezichthouder, DNB. In het herstelplan is opgenomen dat conform de uitvoeringsovereenkomst de verschuldigde premie verhoogd kan worden in geval van een dekkings- of reservetekort. Uit de huidige berekeningen blijkt dat een verhoging van de premie niet noodzakelijk is. Het pensioenfonds maakt – na overleg met de werkgever – gebruik van de mogelijkheid om een hersteltermijn van vijf jaar te hanteren. Uit de continuïteitsanalyse blijkt dat het huidige premiebeleid krachtig genoeg is om herstel binnen de wettelijke termijnen te bewerkstelligen. De door het pensioenfonds te ontvangen premie wordt actuarieel berekend op individuele basis. Uitgangspunt daarbij is dat de opgebouwde rechten steeds zijn afgefinancierd. De verhoging van de aanspraken als gevolg van toeslagverlening wordt afgefinancierd door middel van koopsommen. Naast deze premie worden voor de dekking van de partnerpensioenen op risicobasis en de arbeidsongeschiktheidsverzekeringen risicopremies voldaan. Tevens bevat de premie een solvabiliteitsopslag welke bestemd is voor het herstellen c.q. op peil houden van de dekkingsgraad. De feitelijke premie in 2009 is gelijk aan de kostendekkende premie. De kostendekkende premie over 2009 bedraagt € 15,9 miljoen (2008: € 16,5 miljoen). De feitelijk te ontvangen premie bedraagt in 2009 ook € 15,9 miljoen (2008: € 16,9 miljoen).
22
De feitelijke premie is bepaald volgens de individuele methode op basis van de rentetermijnstructuur Financieel Toetsingskader, zoals deze wordt gepubliceerd door DNB. De kostendekkende premie, met uitzondering van de toeslagverlening van de actieve deelnemers per 1 januari 2010, wordt berekend met de rentetermijnstructuur van 31 december 2008. Premies Voor 2009 golden de volgende drempelwaarden: • pensioenpremie: wordt individueel bepaald voor de pensioenopbouw in 2009 over het salaris onder aftrek van de franchise (€ 12.632). • premie WIA-excedent: 2,75% van de verzekerde uitkering. FVP-bijdrage regeling De middelen van Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP) worden sinds 1989 gebruikt om de pensioenvoorziening voor werkloze werknemers vanaf veertig jaar tijdelijk voort te zetten. FVP levert op deze manier een bijdrage aan de beperking van de pensioenbreuk als gevolg van werkloosheid. Het bestuur van de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP) heeft in 2009 besloten de FVP-bijdrageregeling definitief te beëindigen op 1 januari 2011. Dit betekent dat de werknemers van 40 jaar en ouder die vóór 1 januari 2011 WW-gerechtigd worden, onder voorwaarden nog aanspraak op een FVP-bijdrage kunnen maken. De beslissing van het FVP-bestuur is gebaseerd op de meest recente ramingen van de toekomstige vermogensontwikkeling van Stichting FVP. Deze ramingen laten zien dat de geraamde vermogensontwikkeling onvoldoende ruimte laat om de FVP-regeling te verlengen. Het FVP-bestuur heeft in 2009 tevens besloten, als voorzorgsmaatregel tegen een eventueel vermogenstekort, de betalingen van de FVP-bijdrage van werknemers die in 2010 werkloos worden, op te schorten tot uiterlijk 1 januari 2014 en mogelijk te korten. Werknemers die vóór 1 januari 2010 werkloos zijn geworden, worden in principe niet door deze maatregel getroffen.
6.2.3
Toeslagbeleid
Volgens de toeslagenmatrix van DNB valt het toeslagbeleid van het pensioenfonds ten aanzien van de actieve deelnemers onder categorie F2. Dit betekent dat de opgebouwde aanspraken van deze deelnemers jaarlijks onvoorwaardelijk worden aangepast aan de ontwikkeling van de ‘CBS-CAO-lonen per uur inclusief bijzondere beloningen voor particuliere bedrijven’. Deze toeslagverlening is onvoorwaardelijk en wordt gefinancierd uit de premie. Het toeslagbeleid van het pensioenfonds ten aanzien van de gewezen deelnemers en de pensioengerechtigden valt onder categorie D2 van de toeslagmatrix van DNB. Ingegane pensioenen en premievrije pensioenaanspraken van gewezen deelnemers en pensioengerechtigden kunnen worden aangepast aan de ontwikkeling van de CBS-prijsindex voor alle huishoudens. Deze toeslagverlening is voorwaardelijk (afhankelijk van de financiële positie van het fonds) en wordt gefinancierd uit de premie.
23
Toeslagbesluit per 1 januari 2009 Het bestuur heeft op 24 november 2008 besloten toeslag te verlenen op de premievrije pensioenaanspraken en ingegane pensioenen per 1 januari 2009, tenzij de dekkingsgraad na toeslagverlening minder zou uitkomen dan 104,8% op 1 januari 2009. Omdat de dekkingsgraad op 1 januari 2009 lager lag dan 104,8%, heeft het bestuur besloten de opgebouwde aanspraken van gewezen deelnemers en ingegane pensioenen niet te verhogen. Op 27 november 2009 heeft het bestuur besloten per 1 januari 2009 een inhaaltoeslag toe te passen van 3,06% op de op dit moment bestaande premievrije rechten van gewezen deelnemers en de ingegane uitkeringen van de pensioengerechtigden. Deze inhaaltoeslag houdt verband met het niet toekennen van de toeslag in 2009 door de financiële situatie in het begin van 2009. Op de opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers is per 1 januari 2009 een toeslag verleend van 3,64% (ontwikkeling CBS-CAO-lonen per uur inclusief bijzondere beloningen voor particuliere bedrijven). Toeslagbesluit per 1 januari 2010 In januari 2010 heeft het bestuur besloten de premievrije rechten van gewezen deelnemers en de ingegane uitkeringen per 1 januari 2010 te verhogen met 0,38%. Op de opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers is per 1 januari 2010 een toeslag verleend van 2,20% (ontwikkeling CBS-CAO-lonen per uur inclusief bijzondere beloningen voor particuliere bedrijven). Het bestuur is van mening dat op basis van het premie- en toeslagbeleid een evenwichtige belangenafweging is gemaakt tussen alle belanghebbenden, zijnde de (gewezen) deelnemers, de pensioengerechtigden en de werkgever.
6.3
Risicobeheer
Het bestuur heeft zijn beleid verwoord in de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN). Onderstaand wordt een nadere toelichting gegeven op de voornaamste risico’s die door het bestuur zijn onderkend, alsmede op het beleid van het bestuur voor het mitigeren van deze risico’s. Solvabiliteitsrisico Het belangrijkste risico van het pensioenfonds is dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen om de pensioenverplichtingen na te kunnen komen. Dit wordt ook wel het solvabiliteitsrisico genoemd. Als de solvabiliteit zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het pensioenfonds de premie moet verhogen en dat er geen ruimte is voor (volledige) toeslagverlening. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen (afstempelen). De solvabiliteit van een pensioenfonds wordt gemeten op basis van de hoogte van de dekkingsgraad van het fonds. De dekkingsgraad is een maatstaf voor de financiële positie van een pensioenfonds; het betreft het pensioenvermogen als percentage van de contante waarde van de pensioenverplichtingen. De dekkingsgraad kan wijzigen door talrijke invloeden, zoals de
24
ontwikkeling van het beleggingsresultaat, de verzekeringstechnische ontwikkelingen en de ontwikkeling van de marktrente. Beleggingsrisico’s De belangrijkste beleggingsrisico’s betreffen het markt- en het kredietrisico. Het marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijs(koers)risico. Marktrisico wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin het pensioenfonds op basis van het vastgestelde ALMbeleid actief is. De beheersing van het risico is geïntegreerd in het beleggingsproces. Het bestuur beseft de impact van de beleggingsrisico’s. In 2009 is begonnen een strategisch beleggingsplan vast te stellen, waarin het beleid ten opzichte van de risico’s benoemd en gekwantificeerd is. In de loop van 2010 zullen de uitgangspunten vastgesteld en vastgelegd gaan worden. • Renterisico (duration-mismatch) Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van veranderingen in de marktrente. Maatstaf voor het meten van rentegevoeligheid is de duration. De duration is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren van de kasstromen. Indien op balansdatum de duration van de beleggingen aanzienlijk korter is dan de duration van de verplichtingen is er sprake van een zogenaamde ‘duration-mismatch’. Bij een rentestijging zal de waarde van beleggingen minder snel dalen dan de waarde van de verplichtingen, met als gevolg dat de dekkingsgraad zal stijgen. Bij een rentedaling zal de waarde van de beleggingen minder snel stijgen dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt. In het bovengenoemde strategisch beleggingsplan is aandacht voor de mogelijkheden ten aanzien van het (gedeeltelijk) afdekken van het renterisico. Ultimo 2009 had het fonds bewust nog geen maatregelen genomen om het renterisico af te dekken. • Valutarisico De waarde van beleggingen in aandelen en vastrentende waarden wordt beïnvloed door de ontwikkelingen van de valutakoersen waarin de betreffende beleggingen luiden. Ten aanzien van beleggingen in vreemde valuta zijn door het bestuur aan de vermogensbeheerders beperkingen opgelegd. Het fonds heeft het valutarisico niet afgedekt. Op basis van de beleggingsstrategie is minder dan 20% van de beleggingsportefeuille buiten de eurozone belegd. • Prijsrisico Prijsrisico is het risico dat door de ontwikkeling van marktprijzen (veroorzaakt door factoren die samenhangen met een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren) waardewijzigingen plaatsvinden. Wijzigingen in marktomstandigheden hebben altijd direct invloed op het beleggingsresultaat, omdat alle beleggingen worden gewaardeerd op reële waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk worden verwerkt in het saldo van baten en lasten. Door spreiding binnen de portefeuille (diversificatie) wordt het prijsrisico gedempt.
25
De risico’s nemen toe wanneer gebruik gemaakt wordt van geschreven optieposities, indien belegd wordt met geleend geld of indien waardepapieren worden verkocht die het fonds niet bezit (short selling). Het beleggingsbeleid van het fonds sluit het beleggen met geleend geld in principe uit, evenals het verkopen van waardepapieren die het fonds niet bezit. Evenmin staat het beleggingsbeleid het gebruik van derivaten toe, tenzij hiervoor specifiek van het bestuur schriftelijke goedkeuring is verkregen en dit gebruik tevens leidt tot afdekking van risicoposities. • Kredietrisico Kredietrisico is het risico op financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Dit risico wordt ook wel aangeduid als debiteurenrisico. De waarde van beleggingen in vastrentende waarden wordt ondermeer beïnvloed door de ontwikkeling van de kredietwaardigheid van de effectenuitgevende instellingen. Met name de door beleggers gemaakte inschatting van de waarschijnlijkheid van het tijdig voldoen van rente- en aflossingsverplichtingen door de debiteur is hierbij bepalend. Ter beperking van het kredietrisico gelden binnen het fonds restricties voor de samenstelling van de vastrentende portefeuilles met betrekking tot geografische spreiding, verdeling over verschillende debiteurencategorieën, de minimale kwaliteit van de debiteur (‘rating’ door ‘rating agencies’) en voor de omvang van de beleggingen per debiteur. Concentratierisico Concentratierisico kan optreden als gevolg van het ontbreken van een adequate spreiding van activa en passiva, bijvoorbeeld bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Het concentratierisico wordt onderzocht in de ALM-studie, waarbij beleggingscategorieën met elkaar worden gecombineerd om tot een strategische beleggingsmix te komen. Om de concentratierisico’s te beheersen wordt de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds in hoge mate gediversifieerd. Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Dit risico wordt beheerst door in het beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor liquiditeitsposities, rekening houdend met directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Verzekeringstechnische risico’s Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. In de actuariële analyse worden de afwijkingen geanalyseerd. Gezien de omvang van het fonds wordt het verzekeringstechnisch risico gedeeltelijk herverzekerd. De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven, overlijden (kortleven) en arbeidsongeschiktheid.
26
• Langlevenrisico Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Uit berekeningen van het CBS en het Actuarieel Genootschap blijkt dat de levensverwachting in de afgelopen jaren sterker is gestegen dan verwacht. In de loop van 2010 zal het Actuarieel Genootschap daarom een nieuwe prognosetafel publiceren. Vooruitlopend op deze publicatie heeft het bestuur besloten de technische voorzieningen te verhogen met 3,0%. Door het opnemen van deze opslag is het langlevenrisico van het fonds verminderd. • Overlijdensrisico Het overlijdensrisico houdt in dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk eerder dan verwacht op basis van de gemiddelden een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het pensioenfonds geen voorzieningen zijn getroffen. • Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds meer voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en voor het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen dan was verwacht op basis van de gemiddelden. Gezien de omvang en het draagvlak van het pensioenfonds worden de overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico’s voortvloeiende uit de aangaande pensioenverplichtingen herverzekerd. Het betreft een excedent-herverzekeringscontract in combinatie met een ‘stoploss’ herverzekering. Met de excedent-herverzekering wordt het individuele risico boven een bepaalde grens verzekerd (dekking tegen hoge risico’s). De ‘stop-loss’ herverzekering dekt de situatie dat er meer ‘schadegevallen’ zijn gedurende een bepaalde periode ten opzichte van de verwachting. Toeslagrisico Het bestuur van het pensioenfonds heeft de ambitie toeslagen op de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenaanspraken te verlenen. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen van de rente, het rendement, de looninflatie en de demografie, alsmede van de financiële positie van het fonds. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat toeslagverlening op de ingegane pensioenen en premievrije pensioenaanspraken voorwaardelijk is en afhankelijk van de hiervoor genoemde ontwikkelingen. Deze voorwaardelijke toeslagverlening wordt gefinancierd uit de premie. Op de opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers wordt jaarlijks onvoorwaardelijk toeslag verleend, welke wordt gefinancierd uit de premie. Niet-financiële risico’s Naast financiële risico’s loopt het pensioenfonds ook niet-financiële risico’s die het behalen van de doelstellingen kunnen bedreigen. Deze risico’s kunnen uiteindelijk ook een financiële impact hebben. De belangrijkste niet-financiële risico’s zijn het operationeel risico en het systeemrisico.
27
• Operationeel risico Operationeel risico is het risico dat optreedt bij de uitvoering van de pensioen- en beleggingsactiviteiten. Dit risico wordt beheerst door een samenstel van maatregelen, waaronder een gedetailleerd contract met de uitbestedingpartners, periodieke rapportages over de uitvoering en jaarlijkse SAS 70-rapportages die worden gecertificeerd door een accountant. • Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen is dit risico voor het fonds niet beheersbaar. Voor een nadere toelichting op de risico’s en het beheersingsbeleid wordt verwezen naar de risicoparagraaf van de jaarrekening (paragraaf 11.4.3.1).
28
7.
Verslag van het vermogensbeheer
7.1
Algemeen
Marktontwikkelingen In de eerste maanden van 2009 zette de grote onzekerheid op de financiële markten waarmee 2008 eindigde, door. Het nieuws rond financiële instellingen bleef slecht. De economische groei daalde wereldwijd, de werkloosheid steeg en bedrijven zagen hun winstcijfers dalen. Toch veranderde de stemming op de financiële markten volledig vanaf maart. Regeringen en centrale banken hadden veel maatregelen genomen om de economie te beschermen en de financiële markten weer normaal te laten functioneren. Deze maatregelen bleken effectief en steeds meer werd verwacht dat het dieptepunt van de crisis voorbij was. Verschillende beleggingscategorieën lieten waardestijgingen zien en het economische nieuws werd positiever. De inflatieverwachtingen bleven ondertussen beperkt, mede doordat het economisch herstel nog pril was en door de stijgende werkloosheid. De lange rente op obligaties met een looptijd van 10 jaar steeg in 2009 uiteindelijk van 3,5% naar 3,7%. Het rendement op staatsobligaties was hierdoor in 2009 beperkt positief. Samenstelling beleggingsportefeuille De strategische beleggingsportefeuille bestond in 2009 uit 50% aandelen en 50% vastrentende waarden. De werkelijke gewichten zijn in onderstaande figuur weergegeven. De werkelijke gewichten ultimo 2009 wijken af van de strategische gewichten door koersbewegingen. Het bestuur streeft ernaar om de gekozen asset mix (50% aandelen, 50% vastrentende waarden) aan te houden. Van de 50% beleggingen in aandelen wordt strategisch 60% in ‘EMU’ aandelen belegd. De overige 40% betreffen ‘global’ aandelen. Van de 50% beleggingen in vastrentende waarden wordt strategisch 85% in ‘bonds’ en 15% in ‘credits’ belegd. Hieronder wordt de feitelijke samenstelling weergegeven.
29
Feitelijke samenstelling beleggingsportefeuille ultimo jaar 70% 60%
55,1% 50,3%
56,9%
49,7%
50%
44,9%
43,1%
40% 30% 20% 10% 0% 2009
2008 aandelen
2007 vastrentende waarden
Begin 2008 heeft Hewitt Consultants een ALM-studie uitgevoerd. De uitkomsten van de studie ondersteunen de gekozen asset mix (50% aandelen, 50% vastrentende waarden). Gezien de toestand op de financiële markten, werd de ALM-studie eind 2008, op verzoek van het bestuur, opnieuw door Hewitt uitgevoerd. Wederom bleek de studie de gekozen beleggingsstrategie te ondersteunen. Het beheer van de portefeuille is toevertrouwd aan GE Asset management. Op basis van asset pooling (met het Belgische GE pensioenfonds als ook met GE Artesia Bank) worden hiervoor tot voor kort twee investeringsplatforms in Ierland gebruikt. Het gaat hierbij om de ‘Common Contractual Funds (CCF)’ en de ‘Variable Capital Company Funds (VCC)’. Vanaf het vierde kwartaal werd echter het investeringsplatform aangepast waarbij enkel nu nog gebruikt gemaakt wordt van de ‘Variable Capital Company Funds (VCC)’. Naast de kostenvoordelen voor het pensienfonds van deze simpelere structuur zijn nu alle subfondsen “UCITS” compliant. Bovendien werd op hetzelfde ogenblik de relatie met Northern Trust verbroken en is State Street de nieuwe custodian geworden. Rendement beleggingen Het rendement van de totale beleggingsportefeuille van het pensioenfonds bedraagt over de verslagperiode 15,0%. Dit was 2,2%-punt lager dan het rendement van de strategische benchmark (17,2%)5. Aandelen lieten een fors positief rendement zien van 26,0%. Daarbij presteerde de portefeuille 1,3%-punt lager dan de benchmark6. Vastrentende waarden lieten een rendement zien van 5,6%, wat 0,9%-punt lager was dan het rendement van de benchmark7. Staatsobligaties profiteerden van de rentedaling. Daarentegen daalden de koersen van de risicovollere obligaties, bedrijfsobligaties en obligaties uitgegeven door opkomende landen door opgelopen risicopremies.
5 6 7
60% Citigroup Euro Board Investments Grade Index. 30% MSCI World Index, 10% MSCI EMU Index. 75% MSCI World Index, 25% MSCI EMU index. Euro Fixed Income Citigroup Euro Broad investment-Grade Bond Index.
30
De totale portefeuille bedroeg ultimo 2009 circa € 87,1 miljoen. De underperformance ten opzichte van de benchmark heeft de aandacht van het bestuur. In 2010 zal de relatieve performance nader geanalyseerd worden. Overzicht behaalde rendementen in de verslagperiode (%) Portefeuille
Benchmark
Absolute over/underperformance
Aandelen Totaal (Msci World ex EMU, MSCI EMU)
+26,0%
+27,3%
-1,3%
- Euroland Equity
+28,8%
+27,3%
+1,5%
- Global equity
+22,5%
+25,9%
-3,4%
+5,6%
+6,5%
-0,9%
+15,0%
+17,2%
-2,2%
Vastrentende waarden (Citigroup Euro Big) Totaal 50% Citigroup Euro Board Investments Grade Index. 30% MSCI EMU Index, 20% MSCI EMU Index, 20% MSCI World ex EMU Index.
7.2
Aandelen
Activiteiten De aandelenportefeuille is wereldwijd gespreid met een extra accent op aandelen in Europa (66%). Ook voor 2009 is deze verhouding vastgesteld. Regioverdeling aandelenbeleggingen ultimo 2009 Opkomende markten 5% Noord Amerika 22% Europa 66% Asia 7%
Rendement De aandelenmarkten profiteerden in 2009 van het herstel van vertrouwen in de economie, de laag blijvende rente en positief verrassende bedrijfswinsten. Aandelenkoersen stegen uiteindelijk ruim 30%. Wel waren er grote verschillen tussen de regio’s met als positieve uitschieter de aandelenkoersen van opkomende markten met een rendement van 73%. Deze
31
economieën hadden minder last van de financiële crisis dan ontwikkelde landen. Dit kwam door hun lage schuldenlast, een beperkte financiële sector en doordat veel landen als exporteurs van grondstoffen profiteerden van de stijgende grondstofprijzen. Over geheel 2009 bleef de aandelenportefeuille 1,3% punt achter bij de benchmark. De beleggingen in Euroland aandelen deden het in 2009 beter dan de benchmark (28,8% ten opzichte van 27,3%8). Deze regio kon echter het negatieve rendement van de andere regio’s niet compenseren. De beleggingen in de regio’s buiten de Euroland-zone presteerden 3,4%-punt minder ten opzichte van de benchmark (22,5% ten opzichte van 25,9%9). Sectorverdeling aandelenbeleggingen ultimo 2009 Nutsbedrijven 4,6%
Overig 1,8%
Telecommunicatie 6,0%
Duurzame consumentengoederen 9,6%
Basismaterialen 11,4%
Niet-duurzame consumentengoederen 8,5% Energie 9,4%
Informatie technologie 6,6%
Industrie 11,2%
Financiële dienstverlening 21,3%
Gezondheidszorg 9,4%
7.3
Vastrentende waarden
Activiteiten De vastrentende beleggingen vinden plaats via deelname in het GE Asset Management Fixed Income beleggingsfonds. Deze worden eveneens geplaatst op de Variable Capital Company Funds (VCC) in Ierland, opnieuw onder het beheer van GE Asset Management. Rendement Door de beperkte stijging van de kapitaalmarktrente in 2009 was het rendement op staatsobligaties nagenoeg gelijk aan het rendement van 2008. Het rendement van de 8 9
MSCI EMU MSCI WRLD
32
beleggingen in vastrentende waarden van het fonds bedroeg over de verslagperiode 5,6% (2008: 7,0%). Dit was lager dan het rendement van de benchmark van 6,5%10, ondanks dat extra is belegd in vastrentende waarden met een AAA/Aaa-rating (58,6% ten opzichte van 48,6%). De volgende figuur geeft, ter illustratie van het kredietrisico binnen de vastrentende waarden portefeuille, de verdeling naar de verschillende kredietkwaliteiten weer ultimo 2009.
A 11,3%
BBB 6,8%
NR 4,4% AAA 58,6%
AA 18,2%
Onderstaande grafiek geeft het verloop van de kapitaalmarktrente in 2009 weer. Kapitaalmarktrente in Euroland in 2009
EMU 10yr and 15yr Yields 4.50 4.25 4.00 3.75 3.50 3.25 3.00 2.75
10yr Yield
15yr Yield
Source: Bloomberg(c)
Onderstaande figuur geeft een overzicht weer van de vastrentende waarden portefeuille ultimo 2009, gerangschikt naar landen.
10
Citigroup Euro Big
33
Vastrentende waarden portefeuille ultimo 2009, gerangschikt naar landen
Belgium 3,7%
Luxembourg Finland 2,0% 1,4% Scotland 2,0%
Denmark 1,3% Austria 1,1% Australia 0,7% Italy 0,6%
United States 4,6% Ireland 7,0%
Slovenia 0,2%
Netherlands 8,7%
Germany 26,6%
Spain 9,6% France 18,9% United Kingdom 11,3%
34
8.
Pensioen en uitvoering
8.1
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op activiteiten op het gebied van pensioencommunicatie en -administratie die in 2009 hebben plaatsgevonden. Tevens worden de belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling toegelicht. Tot slot wordt in dit hoofdstuk ingegaan op (voorstellen voor) nieuwe wetgeving op pensioengebied.
8.2
Pensioencommunicatie
Duidelijke communicatie met de verschillende doelgroepen van het fonds is voor het bestuur van groot belang. Doelstelling van het pensioenfonds op dit gebied is het zorgdragen voor duidelijke en klantgerichte communicatie met deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Uniform Pensioenoverzicht Het Uniform Pensioenoverzicht (UPO) is begin juli 2009 verstuurd. In het UPO is de collectieve waardeoverdracht vanuit Pensioenfonds SABIC-IP verwerkt. Aan de deelnemers met een arbeidsongeschiktheidspensioen is een apart pensioenoverzicht verzonden. In het najaar zijn het slapers-UPO en het overzicht ‘bijzonder partnerpensioen’ verzonden. Website online In 2009 ging de website www.gepensionnl2007.nl online. Hierop is basisinformatie terug te vinden voor de deelnemers van GE Pension NL 2007. Tijdens het jaar werden onder meer nieuwsberichten geplaatst over de dekkingsgraad en het jaarverslag. Financiële crisis In 2009 heeft de pensioencommunicatie voor een groot deel in het teken gestaan van de financiële crisis. Omdat de dekkingsgraad daalde tot onder het vereiste niveau, heeft GE Pension NL 2007 een herstelplan moeten indienen bij DNB. Hierover zijn de doelgroepen middels een brief geïnformeerd. Het herstelplan is geplaatst op de website. Ook is er in de nieuwsbrief aandacht aan besteed. Naar aanleiding van het herstelplan zijn de start- en stopbrieven aangepast. Daarnaast zijn veel van de communicatie-uitingen inhoudelijk aangepast aan de effecten van de financiële crisis, zoals het stopzetten en weer herstarten van het proces van waardeoverdrachten. Communicatie naar deelnemers In 2009 hebben de deelnemers van het pensioenfonds twee nieuwsbrieven van het fonds ontvangen. De brochures ‘Waardeoverdracht bij indiensttreding’ en ‘Pensioenregeling in ‘t kort’ zijn herschreven. Deze worden begin 2010 geherdrukt en ook in digitale vorm op de website geplaatst. Ook is aan verschillende procesbrieven de toeslagenmatrixtekst toegevoegd. Vanaf 1 januari 2009 zijn pensioenfondsen verplicht in de communicatie-uitingen over de (voorwaardelijke) toeslagverlening, de voorgeschreven teksten vanuit het Autoriteit Financiële Markten (AFM) te gebruiken.
35
8.3
Pensioenadministratie
Gegevensaanlevering De maandelijkse gegevensaanlevering van de werkgever stond ook in 2009 onder aandacht van het bestuur. Gedurende het jaar zijn zowel de aanleverdata als de kwaliteit van de aanleveringen verbeterd. Beantwoording vragen In 2009 zijn 524 vragen door deelnemers gesteld. Dit aantal ligt hoger dan in 2008 (417). De doorlooptijd van de beantwoording van brieven lag bijna in alle gevallen binnen de afgesproken termijnen. Waardeoverdrachten In verband met de lage dekkingsgraad zijn van eind 2008 tot juli 2009 geen ‘opgaven uitgaande waardeoverdracht’ verstrekt. Daarnaast werd er in deze periode geen mogelijkheid geboden om een inkomende waardeoverdracht op te starten. De door de opschorting ontstane werkvoorraad is in de tweede helft van 2009 weggewerkt.
8.4
Pensioenregeling
De inhoud van de pensioenregeling is het resultaat van het overleg tussen CAO-partijen. De huidige pensioenregeling is van kracht vanaf 1 september 2007. De belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling worden hieronder toegelicht. Pensioenregeling 65 jaar Dit reglement geeft de (gewezen) deelnemers aanspraken op: • ouderdomspensioen met een ingangsleeftijd van 65 jaar; • nabestaandenpensioen ten behoeve van de huwelijkspartner of de partner waarmee de (gewezen) deelnemer een notarieel verleden samenlevingscontract heeft; • wezenpensioen ten behoeve van de kinderen van de (gewezen) deelnemer; • arbeidsongeschiktheidspensioen (WIA-excedentpensioen); • premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid. Ouderdomspensioen Het ouderdomspensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarop de (gewezen) deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt en wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin de pensioengerechtigde komt te overlijden. Het opbouwpercentage van het ouderdomspensioen in de geïndexeerde opbouwregeling is 2,1% voor de in dat jaar geldende pensioengrondslag. Nabestaandenpensioen Het nabestaandenpensioen is verzekerd op risicobasis. Het nabestaandenpensioen gaat in op de dag van overlijden van de deelnemer en wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin de nabestaande overlijdt. Het nabestaandenpensioen bedraagt tijdens het dienstverband 70% van het bereikbare ouderdomspensioen. Bij beëindiging van de deelneming vóór of op de pensioendatum wordt voor een deelnemer die een partner heeft een deel van het ouderdomspensioen omgezet in een aanspraak op nabestaandenpensioen tegen de dan geldende actuariële factoren.
36
Wezenpensioen Het wezenpensioen bedraagt per kind 14% van het bereikbare ouderdomspensioen. Dit wordt uitgekeerd totdat het kind de 18-jarige leeftijd heeft bereikt. Voor studerende kinderen wordt wezenpensioen uitgekeerd totdat het kind uiterlijk de 26–jarige leeftijd heeft bereikt. Het totale bedrag wezenpensioen bedraagt niet meer dan 70% van het bereikbare ouderdomspensioen. Bij meer dan vijf kinderen wordt er een evenredige korting toegepast. Toeslagverlening en aanpassing Volgens de toeslagenmatrix van DNB valt het toeslagbeleid van het pensioenfonds ten aanzien van de actieve deelnemers onder categorie F2. Dit betekent dat de opgebouwde aanspraken van deze deelnemers jaarlijks onvoorwaardelijk worden aangepast aan de ontwikkeling van de ‘CBS-CAO-lonen per uur inclusief bijzondere beloningen voor particuliere bedrijven’. Deze toeslagverlening is onvoorwaardelijk en wordt gefinancierd uit de premie. Het toeslagbeleid van het pensioenfonds ten aanzien van de gewezen deelnemers en de pensioengerechtigden valt onder categorie D2 van de toeslagmatrix van DNB. Ingegane pensioenen en premievrije pensioenaanspraken van gewezen deelnemers en pensioengerechtigden kunnen worden aangepast aan de ontwikkeling van de CBS-prijsindex voor alle huishoudens. Deze toeslagverlening is voorwaardelijk (afhankelijk van de financiële positie van het fonds) en wordt gefinancierd uit de premie. Arbeidsongeschiktheidspensioen Bij arbeidsongeschiktheid zijn de deelnemers verzekerd van een WIA-excedentuitkering. Deze uitkering is bij volledige arbeidsongeschiktheid en bij een volledig dienstverband gelijk aan 70% van het positieve verschil tussen het pensioengevend salaris en het maximum jaarloon waarover de WIA-uitkeringen worden genoten. Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid en/of een parttime dienstverband wordt deze uitkering naar rato vastgesteld. Premievrije opbouw bij arbeidsongeschiktheid In geval van arbeidsongeschiktheid vindt gehele of gedeeltelijke voortzetting van de pensioenopbouw plaats. Overgangsregeling Deelnemers die vóór 1 september 2007 vielen onder een overgangsregeling bij Stichting Pensioenfonds SABIC Innovative Plastics (voorheen Stichting GE-Pensioenfonds) behouden deze overgangsregelingen. Beschikbare-premieregeling (vrijwillige spaarregeling Geflex/Gesave) Het pensioenfonds biedt aan zijn deelnemers ook een individuele pensioenspaarregeling aan. Deze regeling geeft de mogelijkheid te sparen voor extra pensioen binnen de daarvoor gegeven fiscale grenzen.
37
8.5
Nieuwe wetgeving
In 2009 is op pensioengebied diverse nieuwe wetgeving in werking getreden. Dit betreft voor een deel wetgeving die is ingegeven door de financiële crisis. Daarnaast zijn is het verslagjaar wetsvoorstellen ingediend die in de (nabije) toekomst gevolgen zullen hebben voor pensioenfondsen. Gezien de demissionaire status van het kabinet moet de voortgang van deze voorstellen afgewacht worden. Verruiming hersteltermijnen bij dekkingstekort In geval van uitzonderlijke economische omstandigheden kan De Nederlandsche Bank (DNB) of de minister ontheffing verlenen van de bepalingen uit de Pensioenwet die betrekking hebben op de herstelmaatregelen en de termijnen waarbinnen fondsen moeten zorgen voor herstel van het financiële evenwicht. Van deze mogelijkheid is in het verslagjaar door de minister gebruik gemaakt, door de hersteltermijn bij een dekkingstekort te verlengen van drie naar vijf jaar. GE Pension NL 2007 heeft geen gebruik gemaakt van de verlenging. Toeslagenlabel In 2008 heeft het kabinet de toeslagenmatrix, het toeslagenlabel en de datum van inwerkingtreding wettelijk vastgelegd. De Autoriteit Financiële Markten heeft begin 2009 aangegeven dat het toeslagenlabel in 2009 niet gebruikt hoefde te worden als pensioenfondsen de (gewezen) deelnemers informeerden over de gevolgen van de financiële crisis voor de pensioenen. In 2010 moet het label echter wel gebruikt worden. Het toeslagenlabel geeft in de vorm van een aantal muntjes de verwachtingen weer ten aanzien van toekomstige toeslagverlening over een periode van vijftien jaar afgezet tegen de prijsstijging. Daarnaast geeft het label inzicht in de toeslagverlening die verwacht kan worden bij een pessimistisch inflatiescenario. Pensioenknip Als gevolg van de financiële crisis kunnen de rendementen op de beleggingen fors gedaald zijn. Bij een premieovereenkomst kan het verplicht moeten aanwenden van het gehele saldo, leiden tot een blijvend lagere pensioenuitkering, vooral voor diegenen die bijna de pensioenleeftijd hebben bereikt. Daarom heeft de wetgever in het verslagjaar de mogelijkheid gecreëerd voor een gesplitste aankoop, waardoor de mogelijkheid bestaat dat het nog niet aangewende saldo belegd kan blijven. Hierdoor kan geprofiteerd worden van een zich herstellend beursklimaat. Dit wordt de pensioenknip genoemd. Uiteraard blijft het risico op tegenvallende beleggingsresultaten bestaan. De pensioenknip geldt tot 2014. Eén van de voorwaarden voor de pensioenknip is dat het pensioensaldo op de pensioendatum meer bedraagt dan € 10.000,-. Binnen het pensioenfonds is er maar een zeer beperkte groep deelnemers die aan bovenstaande omschrijving voldoet, zodat de pensioenknip van beperkte betekenis is voor het fonds. Uitstel AOW-uitkering In november 2008 is een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediend waarin de mogelijkheid is opgenomen om de ingangsdatum van de AOW-uitkering na het bereiken van de 65-jarige leeftijd vrijwillig geheel of gedeeltelijk uit te stellen. Achtergrond daarvan is het doorwerken na 65 te stimuleren en een flexibeler systeem van pensioneren te introduceren. In het voorstel kan de AOW-uitkering voor maximaal vijf jaar geheel of gedeeltelijk worden uitgesteld. De
38
uitstelperiode stopt dus in elk geval bij het bereiken van de 70-jarige leeftijd. Een latere ingangsdatum leidt tot een actuariële verhoging van het AOW-pensioen over de resterende uitkeringsperiode. De keuze om het AOW-pensioen uit te stellen moet vóór het bereiken van de 65-jarige leeftijd worden gemaakt en is eenmalig. Het wetsvoorstel is ingediend bij de Tweede Kamer en wordt voorlopig niet behandeld. Verhoging AOW-leeftijd Het kabinet heeft het voornemen om de AOW-gerechtigde leeftijd te verhogen naar 67 jaar. Het wetsvoorstel daartoe is in november 2009 ingediend bij de Tweede Kamer. In het wetsvoorstel is geregeld dat de AOW-leeftijd in twee stappen wordt verhoogd: in 2020 naar 66 jaar en in 2025 naar 67 jaar. Voor degenen die geboren zijn vóór 1 januari 1955 blijft de AOWgerechtigde leeftijd 65 jaar. De verhoging van de AOW-leeftijd zal grote gevolgen hebben voor de aanvullende pensioenregelingen, mede door het voorstel om ook het fiscale kader voor aanvullende pensioenregelingen aan te laten sluiten bij de nieuwe AOW-leeftijd. Pensioenregister De Pensioenwet verplicht pensioenfondsen en pensioenverzekeraars het pensioenregister per 1 januari 2011 gebruiksklaar te hebben. Doelstelling is om via het internet op een toegankelijke manier een overzicht te krijgen van zowel de AOW, als het aanvullend pensioen dat een werknemer heeft opgebouwd. Het pensioenregister geeft daarbij inzicht in de opgebouwde en toekomstige rechten (op de pensioendatum) van zowel ouderdomspensioen als nabestaandenpensioen. In het verslagjaar zijn verdere stappen gezet voor de ontwikkeling van dit register. Multi-OPF Om de wettelijke mogelijkheden te creëren voor het samengaan van ondernemingspensioenfondsen, is het wetsvoorstel ‘Wijzigingen van de Pensioenwet in verband met het uitbreiden van de werkingssfeer voor ondernemingspensioenfondsen’ ingediend bij de Tweede Kamer. Dit wetsvoorstel is inmiddels door het parlement aangenomen en regelt dat verschillende ondernemingspensioenfondsen kunnen samengaan, waardoor één ondernemingspensioenfonds voor meerdere ondernemingen financieel afgescheiden pensioenregelingen kan uitvoeren. Ingeval van het samengaan van meerdere pensioenfondsen binnen één onderneming bestaat de mogelijkheid om gescheiden vermogens aan te houden. Kabinetsinzet toekomst pensioenstelsel en Pensioenakkoord In een brief van 7 april 2010 heeft minister Donner gereageerd op de rapporten van de commissies Frijns en Goudswaard. Hierin is aangegeven wat de kabinetsinzet zal zijn om met de sociale partners het gesprek aan te gaan om te komen tot afspraken over toekomstbestendige pensioenregelingen. In de brief worden de contouren geschetst voor de brede aanpak van pensioenvraagstukken en mogelijke aanpassingen van de Pensioenwet. Het betreft ondermeer de mogelijkheid om pensioenregelingen af te spreken waarbij de reële ambitie voorop staat, maar op basis van voorwaardelijke pensioenaanspraken, verplichte communicatie over de reële dekkingsgraad en duidelijker communicatie over onzekerheden. In het bij de brief gevoegde evaluatierapport Financieel Toetsingskader worden diverse nog nader uit te werken voorstellen gedaan, zoals een uitbreiding van de ABTN met een financieel noodscenario, de afschaffing van de mogelijkheid van het hanteren van een gedempte
39
kostendekkende premie en het wegnemen van de ongewenste volatiliteit van dekkingsgraden. In het Pensioenakkoord van de Stichting van de Arbeid van 4 juni 2010 zijn afspraken gemaakt over noodzakelijk aanpassingen van pensioenregelingen in de tweede pijler. De aanpassingen hebben betrekking op de verwerking van de stijging van de levensverwachting en op het meer schokbestendig maken van pensioenregelingen. Hoe de kabinetsinzet en het Pensioenakkoord zich verder zullen ontwikkelen en vertaald zullen worden in wetgeving en communicatievoorschriften is afhankelijk van de nadere uitwerking en invulling door sociale partners en van de parlementaire behandeling van wetgeving in dit kader.
40
9.
Governance en compliance
9.1
Algemeen
Het pensioenfonds draagt de verantwoording voor een goede uitvoering van de pensioenregeling voor (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden, in overeenstemming met wet- en regelgeving. De inhoud van de pensioenregeling is het resultaat van het arbeidsvoorwaardenoverleg tussen de sociale partners. Het bestuur is verantwoordelijk voor de realisatie van de doelstelling van het pensioenfonds, de strategie, het beleid en de uitvoering hiervan.
9.2
Goed Pensioenfondsbestuur
Goed Pensioenfondsbestuur behelst het integer en transparant handelen door het bestuur, het geven van rekenschap en het afleggen van verantwoording aan het Verantwoordingsorgaan over het uitgeoefende toezicht. Het bestuur is zich bewust van zijn verantwoordelijkheid voor het goed besturen van het pensioenfonds en zal datgene doen wat nodig is voor de handhaving van het vertrouwen in het pensioenfonds en de pensioensector. Ontwikkelingen op dit terrein worden nauwlettend gevolgd. De Principes van Goed Pensioenfonds Bestuur zijn met ingang van 1 januari 2008 van kracht. Wettelijke verankering van de principes heeft plaatsgevonden in de Pensioenwet. Het bestuur heeft hier ook in 2009 aandacht aan besteed. Bij het interne toezicht op het functioneren van (het bestuur van) het pensioenfonds wordt gekeken naar de procedures en processen en de interne beheersing binnen het fonds, naar de wijze waarop het fonds wordt aangestuurd en de wijze waarop wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn. Voor de inrichting van het interne toezicht heeft het bestuur gekozen voor de instelling van een visitatiecommissie. Het bestuur heeft besloten eind 2009 een eerste visitatie te laten uitvoeren door de Visitatie Commissie Pensioenfondsen. Dit is een deelvisitatie geweest, die vooral gericht was op de financieel-economische aspecten en het risicomanagement. In januari 2010 is de opgestelde rapportage aan het bestuur verstrekt. In paragraaf 9.9 worden de bevindingen van de Visitatiecommissie toegelicht. Het bestuur heeft ook een verantwoordingsorgaan ingesteld. Het Verantwoordingsorgaan beoordeelt het door het bestuur gevoerde beleid, de gemaakte beleidskeuzes en de naleving van de Principes voor Goed Pensioenfonds Bestuur, met als uitgangspunt de vraag of het bestuur op een evenwichtige wijze met de belangen van alle belanghebbenden rekening heeft gehouden bij het bepalen van het beleid. Het verslag van het Verantwoordingsorgaan is opgenomen in hoofdstuk 3. In paragraaf 9.8 is de reactie van het bestuur op het oordeel van het Verantwoordingsorgaan vermeld.
41
9.3
Informatie vanuit toezicht van DNB en AFM
DNB houdt toezicht op financiële instellingen en het netwerk waarvan zij deel uitmaken. Als iets mis gaat of dreigt te gaan, treft DNB maatregelen om de schade zoveel mogelijk te beperken. In 2009 zijn aan het pensioenfonds geen dwangsommen of boetes opgelegd. Er zijn door DNB geen aanwijzingen aan het fonds gegeven, noch is een bewindvoerder aangesteld of is bevoegdheidsuitoefening van organen van het fonds gebonden aan toestemming van DNB. Wel heeft de ontwikkeling van de vermogenspositie van het fonds in het laatste kwartaal van 2008 ertoe geleid dat een korte- en langetermijnherstelplan van toepassing is. Dit is reeds toegelicht in paragraaf 6.1. Sinds 1 januari 2007 houdt de Autoriteit Financiële Markten (AFM) toezicht uit hoofde van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling. De AFM heeft tot taak toezicht te houden op het gedrag van pensioenuitvoerders. Het toezicht omvat met name de communicatie van pensioenfondsen en de wettelijk verplichte informatieverstrekking, alsmede de zorgplicht bij individuele pensioenopbouw op beleggingsbasis.
9.4
Bestuursaangelegenheden
Het pensioenfonds werd in 2009 bestuurd door tien bestuursleden. Vijf bestuursleden (werkgeversleden) waren benoemd door de aangesloten ondernemingen van het General Electric Concern. De vijf werknemersleden zijn gekozen door en uit de deelnemers. Voor elk bedrijfsonderdeel dat meer dan 150 deelnemers bij het pensioenfonds heeft, wordt één bestuurslid benoemd als vertegenwoordiger van de werkgever. Ook wordt één bestuurslid benoemd namens de werknemers, op basis van een verkiezing. De werkgeversvertegenwoordigers hebben, evenals de werknemersvertegenwoordigers, zitting voor een periode van vier jaar. De aftredende kan zich terstond herkiesbaar stellen. Het bestuur heeft een voorzitter, een plaatsvervangend voorzitter, een secretaris en een plaatsvervangend secretaris. Indien de voorzitter een door de werkgever benoemd bestuurslid is, is de secretaris een door de deelnemers gekozen bestuurslid en omgekeerd. De plaatsvervanger is op dezelfde wijze benoemd als degene voor wie als plaatsvervanger wordt opgetreden. De eindverantwoordelijkheid voor het beleid ligt onveranderd bij het bestuur van het pensioenfonds. De bestuurssamenstelling is in 2009 gewijzigd. Op 31 december 2009 was de zetelverdeling in het bestuur voor de verschillende bedrijfsonderdelen als volgt: Namens de werkgever: J.P.G. Vissers (Finance) G.J.B. Bas (TIP Trailer) E.X. Rodriguez Maldonado (Infra) V.P. Evers (Healthcare) Y.M.M. den Bakker (Corporate)
Namens de werknemers: A.A. van den Aarssen (Finance) D.L. Coupar (TIP Trailer) T.H.M. Kruijs (Infra) T. Sardar (Healthcare) D. van Unnik (Corporate)
42
Eind 2008 heeft de heer A. Sekulovic aangegeven met ingang van 1 januari 2009 te willen aftreden. Per 15 juni 2009 is de heer E.X. Rodriguez Maldonado benoemd als zijn opvolger. Begin 2009 zijn er verkiezingen georganiseerd ten behoeve van de invulling van de vacature van werknemersbestuurslid namens het bedrijfsonderdeel Corporate. Hierbij heeft de heer D. van Unnik de meeste stemmen op zich verenigd. Met ingang van 24 april 2009 is hij benoemd als bestuurslid. Met ingang van 1 maart 2009 was de heer P. Henssen niet meer werkzaam voor GE. Derhalve is hij met ingang van die datum afgetreden als bestuurslid. In zijn plaats is de heer J.P.G. Vissers per 15 juni 2009 benoemd als werkgeversvertegenwoordiger. Per 1 mei 2009 heeft de heer R. Vossen het bestuur verlaten. De heer T. Sardar heeft in de verkiezing die in juni werd gehouden de meeste stemmen gekregen, waardoor hij officieel gekozen is als bestuurslid. Hij is met ingang van 11 september 2009 door het bestuur benoemd als werknemersbestuurslid. Het bestuur dankt de heren Henssen, Sekulovic en Vossen voor hun inzet en voor hun bijdrage aan het bestuur van het pensioenfonds. In het verslagjaar zijn vijf reguliere bestuursvergaderingen gehouden alsmede tweewekelijkse telefonische vergaderingen. Veel aandacht is besteed aan de financiële situatie van het fonds, de herstelplannen en het beleggingsbeleid. Ook heeft het bestuur veel gesproken over actuele ontwikkelingen op pensioengebied. De participatie van bestuursleden bij de vergaderingen was goed, per bestuursvergadering was gemiddeld 78% van de bestuursleden aanwezig. In alle vergaderingen was het voor besluitvorming noodzakelijke minimale aantal bestuursleden aanwezig. Bij één vergadering was dit niet het geval. Daags na die vergadering is een conference call belegd, waarin de voorgenomen besluiten die tijdens de betreffende bestuursvergadering zijn opgenomen, nogmaals zijn besproken en hierna door het bestuur zijn bekrachtigd. Het bestuur acht zich onafhankelijk in de uitoefening van zijn functie en zorgt er voor dat alle belanghebbenden zich op evenwichtige wijze vertegenwoordigd voelen. Het bestuur vindt het belangrijk om inzicht te geven in het eigen functioneren en het gevoerde beleid evenals in de uitvoering van het reglement. Het bestuur heeft TKP medio 2009 gevraagd de rol van de pensioengerechtigden in het pensioenfonds te onderzoeken. Ook is gevraagd wat de gevolgen zijn van de toename van de pensioengerechtigden in de komende jaren en wanneer de verplichting bestaat tot het instellen van een deelnemersraad dan wel de opname van pensioengerechtigden in het bestuur. Gelet op het bepaalde in de Pensioenwet zal het eerste moment waarop verplicht een raadpleging onder de pensioengerechtigden gehouden dient te worden naar verwachting pas over een aantal jaren zijn bereikt. Op dat moment zal naar verwachting het aantal pensioengerechtigden ten minste 10% bedragen van de som van het aantal deelnemers en het aantal pensioengerechtigden, waarbij het aantal pensioengerechtigden ten minste 25 personen bedraagt. Deze omstandigheid verplicht het fonds volgens de uitleg van de DNB - gelet op het
43
bepaalde in artikel 100 lid 1 in samenhang met artikel 100 lid 2 Pensioenwet - op dat moment tot het houden van een raadpleging. Het bestuur heeft zich vergewist van deze problematiek en heeft besloten de getalsverhoudingen binnen de deelnemers van het fonds jaarlijks te beoordelen, zodat het bestuur tijdig actie kan ondernemen indien het fonds aan de in artikel 100 lid 1 opgenomen absolute of relatieve criteria voldoet. Indien dat het geval is, zal het fonds een raadpleging onder de pensioengerechtigden dienen te houden over de meest wenselijke vorm van medezeggenschap.
9.5
Deskundigheids- en integriteitstoets en opleiding
DNB heeft regels vastgesteld om besturen en directies van pensioenfondsen te toetsen. Concreet houden deze regels in dat bestuurders en directieleden van pensioenfondsen, voordat zij worden benoemd, door DNB worden getoetst op integriteit en deskundigheid. Alle bestuursleden van Stichting GE Pension NL 2007 zijn getoetst en DNB heeft met de benoeming van alle voorgestelde kandidaat-bestuursleden ingestemd. Het bestuur vindt het belangrijk dat zijn deskundigheid op peil wordt gehouden, mede gezien de veelheid aan ontwikkelingen op pensioen- en beleggingsgebied. Het bestuur volgt hiertoe actief de voor het fonds relevante pensioenontwikkelingen en tevens worden bestuursleden in de gelegenheid gesteld (vervolg)cursussen, seminars en themabijeenkomsten bij te wonen. Het bestuur heeft bij de oprichting in samenwerking met TKP een deskundigheidsplan opgesteld. Dit deskundigheidsplan gaat uit van het ‘Plan van Aanpak Deskundigheidsbevordering’ dat door de pensioenkoepels (de Stichting Ondernemingspensioenfondsen (OPF), de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen (VB) en de Unie van Beroepspensioenfondsen (UvB)) is opgesteld. In dit deskundigheidsplan komt aan de orde wat het beleid van het fonds is met betrekking tot de bevordering en handhaving van het vereiste deskundigheidsniveau en welke voorzieningen er in dit verband getroffen worden. Voorts wordt aangegeven hoe en wanneer de evaluatie van de deskundigheid plaatsvindt en hoe eventuele lacunes opgeheven zullen worden. Eind 2008 hebben de bestuursleden tezamen met de leden van het Verantwoordingsorgaan de Kennisreflector van SPO ingevuld, teneinde de deskundigheid van elk lid te toetsen. Hierbij is geconstateerd dat er op het gebied van relevante wet- en regelgeving, pensioenregelingen en pensioensoorten én op het terrein van communicatie lacunes bestonden. Derhalve heeft TKP op verzoek van het bestuur begin 2010 een cursus voor de bestuursleden en de leden van het Verantwoordingsorgaan georganiseerd. Daar werden onder meer de volgende onderwerpen besproken: pensioenregelingen, de Pensioenwet, de Wet BPF, de verschillen tussen een ondernemings- en een bedrijfstakpensioenfonds, fiscale aspecten, communicatie en actualiteiten. Daarnaast wordt jaarlijks door TKP voor de bestuursleden een bestuurdersdag georganiseerd. Verschillende sprekers lieten zich uit over verschillende onderwerpen, variërend van de financiële crisis tot afbakeningsperikelen bij ondernemingspensioenfondsen. Aan de toekomstbestendigheid van het huidige pensioenstelsel is ook aandacht besteed.
44
Het bestuur heeft in 2009 gesproken over de manier waarop zelfevaluatie van het bestuur én de evaluatie van het bestuur als geheel zal plaatsvinden. Hiertoe heeft de uitvoeringsorganisatie begin 2010 een vragenlijst opgesteld die alle bestuursleden hebben ingevuld. De leden van het Verantwoordingsorgaan en van externe partijen zijn ook gevraagd de vragenlijst te beantwoorden en te retourneren. De uitvoeringsorganisatie zal aan de hand van de ingevulde vragenlijsten een geanonimiseerd verslag opstellen, dat in mei 2010 in een aparte sessie door het bestuur integraal besproken zal worden. In deze sessie zal het bestuur besluiten welke acties het zal nemen op basis van de bevindingen. Tevens zal het bestuur vorm geven aan de wijze waarop de individuele beoordeling plaats zal vinden. Het bestuur is van mening dat het voldoende deskundig is om zijn taak adequaat uit te voeren.
9.6
Gedragscode
Het pensioenfonds beschikt over een gedragscode die in 2008 is opgesteld aan de hand van de modelgedragscode van de pensioenkoepels. Het doel van deze gedragscode is het bijdragen aan het transparant en integer handelen van bestuurders ten behoeve van al diegenen die bij het pensioenfonds belang hebben en tot het waarborgen van de goede naam en reputatie van het pensioenfonds als marktpartij. De gedragscodes bevatten onder meer regels over hoe een bestuurslid moet omgaan met vertrouwelijke informatie, voorwetenschap, relatiegeschenken en het vervullen van nevenfuncties bij andere ondernemingen en instellingen. De uitvoeringsorganisatie en de vermogensbeheerder hanteren vergelijkbare gedragscodes. De gedragscode is in het verslagjaar besproken in de junivergadering, waar de Compliance Officer van het fonds een presentatie heeft gegeven over de laatste juridische ontwikkelingen. Hij heeft geconstateerd dat het fonds voldoet aan relevante wet- en regelgeving. Alle bestuursleden, de leden van het Verantwoordingsorgaan en de Compliance Officer hebben de verklaring bij de Gedragscode ondertekend.
9.7
Geschillencommissie
In artikel 19 van de statuten is een klachten- en geschillenregeling neergelegd. Ingeval van klachten of geschillen kunnen belanghebbenden zich wenden tot de klachtencommissie van het bestuur. Indien de klacht niet afdoende dan wel niet binnen een redelijke termijn is afgehandeld, bestaat de mogelijkheid om in beroep te gaan bij het bestuur. Deze regeling is nader uitgewerkt in het pensioenreglement. In het verslagjaar zijn er geen klachten aan de commissie voorgelegd.
9.8
Visitatiecommissie
De Visitatiecommissie heeft in december 2009 bij Stichting GE Pension NL 2007 een deelvisitatie uitgevoerd. Deze was vooral gericht op de financieel-economische aspecten en het risicomanagement. In januari 2010 is de rapportage aan het bestuur verstrekt. Hieronder is de samenvatting van het verslag van de Visitatiecommissie opgenomen.
45
“De algemene bevinding van de Visitatiecommissie is dat het bestuur en de diverse commissies en organen, ernaar streven hun taakuitoefening, die ze uitermate belangrijk vinden, zeer degelijk uit te voeren. Hiermede zijn zowel de deelnemers van het fonds als het – nog ‘jonge’ – fonds zelf gebaat. De werkzaamheden die men heeft moeten doorvoeren voor de oprichting van het nieuwe fonds (waaronder een geslaagde collectieve waarde overdracht) en de verplichtingen voortvloeiend uit de pensioenwet en uit de toezichteisen op goed pensioenbestuur, zijn accuraat opgepakt, uitgevoerd of voor het merendeel geïmplementeerd. De onderlinge relatie tussen de vele betrokkenen kan als harmonieus bestempeld worden. Het fonds is qua structuur degelijk ingericht en er wordt nauwgezet volgens deze structuur gewerkt. Daardoor zijn er controlemechanismen aanwezig om het proces van uitvoering zo optimaal mogelijk te waarborgen. Het fonds wordt voor de uitvoering ondersteund door professionele partijen zodat de deelnemers ervan uit mogen gaan dat de toevertrouwde middelen en aangegane verplichtingen op een kundige wijze beheerd worden. De aangesloten ondernemingen worden zo breed mogelijk vertegenwoordigd in het bestuur. Met betrekking tot de financieel-economische aspecten en risicomanagement zijn er, naast een algemene bevinding dat deze goed worden benaderd, ook enkele kanttekeningen die toegelicht zijn in de rapportage. Deze zijn: - De verhouding tussen het bestuur en de beleggingscommissie kan, omdat er actief belegd wordt, procedureel beter geregeld worden. - Deskundigheid is terecht een aandachtspunt van het bestuur. De gekozen structuur leidt daarbij tot vele bestuurswisselingen waardoor de continuïteit van voldoende deskundigheid gevaar loopt. - Het belang van de onafhankelijkheid van het fonds bij de keuze van de partijen voor het uitbesteden van werkzaamheden verdient de aandacht. Tevens verdient het de voorkeur dienstverleners te selecteren die in het bezit zijn van kwaliteitscertificaten. - Het toezien op het door GEAM uitbestede vermogensbeheer is belangrijk en nodig voor een voldoende comfort gevoel bij belanghebbenden en toezichthouders. - Er kan ten behoeve van de belanghebbenden nader onderzoek gedaan worden naar de risico’s (o.a. renterisico) van het vastgestelde beleggingsbeleid en de transparantie ervan in relatie tot de gerealiseerde beleggingsresultaten.” Reactie bestuur Het bestuur bedankt de Visitatiecommissie voor de gedegen wijze waarop de eerste deelvisitatie is uitgevoerd, Het bestuur waardeert de onbevangen blik die de Visitatiecommissie als relatieve buitenstaander op het fonds heeft. Het doet het bestuur dan ook deugd dat de algemene bevinding van de Visitatiecommissie de beleving van het bestuur onderschrijft, dat zij haar taken zeer degelijk uitvoert en dat het risico-management goed wordt benaderd. De kanttekeningen die de Visitatiecommissie noemt, zijn door het bestuur besproken. Het bestuur neemt in 2010 acties om de kanttekeningen om te zetten in verbeteringen.
46
9.9
Organisatie en uitvoering
Het bestuur heeft de uitvoering van de pensioenadministratie uitbesteed aan TKP Pensioen BV, 100% dochter van AEGON Nederland NV. Deze uitvoering omvat zowel het administreren van pensioenen als de integrale advisering en ondersteuning van het bestuur van het pensioenfonds. Het vermogensbeheer is uitbesteed aan GE Asset Management (GEAM) en Delta Lloyd Bank NV. GEAM heeft Northern Trust als custodian aangesteld. GEAM heeft besloten dat per 1 oktober 2009 een nieuwe custodian zal worden aangesteld: State Street Corporation. Besluitvorming over het beleid vindt plaats door het bestuur. Het fonds heeft bepaalde risico’s herverzekerd bij Swiss Re. Met de vermogensbeheerders zijn overeenkomsten gesloten waarin onder meer de beleggingsrichtlijnen en de overeengekomen rapportages zijn vastgelegd. De afspraken zijn opgenomen in een SLA. Tevens ontvangt het pensioenfonds een SAS 70 type II rapport van TKP Pensioen BV en Northern Trust, die door een externe accountant gecertificeerd worden. State Street Corporation geeft geen SAS 70-rapportage af over de periode 1 oktober 2009 tot en met 31 december 2009. State Street Corporation heeft wel bevestigd dat het bestuur van hen nog een confirmation letter zal ontvangen.
9.10
Statutenwijziging
In het verslagjaar is een statutenwijziging voorbereid. De statuten zijn aangepast aan de actuele ontwikkelingen. Naast een aantal tekstuele wijzigingen is ook de instelling van de Visitatiecommissie hierin opgenomen. Omdat het bestuur uiteindelijk besloten heeft geen Deelnemersraad in te stellen, zijn de statuten hier ook op aangepast. Tot slot heeft DNB aangegeven dat een bepaling inzake disfunctioneren van een bestuurslid in de statuten moest worden opgenomen. Hierin is ook voorzien. De gewijzigde statuten zijn medio 2009 notarieel verleden.
47
10.
Verwachte gang van zaken
De gevolgen van de gestegen levensverwachting, de uitvoering van het herstelplan, het risicobeleid, governance en het pensioenbewustzijn van deelnemers en gewezen deelnemers, zijn onderwerpen die in 2010 bijzondere aandacht zullen krijgen. Levensverwachting Medio 2010 wordt de publicatie verwacht van de nieuwe AG-prognosetafels. Na de publicatie hiervan zal de invloed van de gestegen levensverwachting door het bestuur nader worden bezien in het kader van het voor het pensioenfonds geldende stelsel van actuariële grondslagen. Herstelplan De jaarlijkse evaluatie van het in 2009 ingediende herstelplan heeft niet geleid tot bijstelling van de oorspronkelijke uitgangspunten van het herstelplan. Op grond van de huidige situatie voorziet het herstelplan in herstel binnen de daarvoor geldende termijnen. In 2010 zal verdere uitvoering worden gegeven aan het voor het fonds geldende herstelplan. Brede aanpak pensioenvraagstukken In januari 2010 zijn de rapporten van de commissies Frijns en Goudswaard verschenen. Beide commissies zijn door minister Donner ingesteld, waarbij de commissie Frijns onderzoek heeft gedaan naar het beleggingsbeleid en de commissie Goudswaard naar de toekomstbestendigheid van het pensioenstelsel. Het bestuur heeft goede nota genomen van beide rapporten en de daarin opgenomen aanbevelingen. In 2010 zal de evaluatie van het Financieel Toetsingskader en van de principes voor goed pensioenfondsbestuur plaatsvinden. De uitkomsten van deze brede aanpak van pensioenvraagstukken zullen door het bestuur nauwlettend worden gevolgd en zonodig worden vertaald in beleid. Aanpassing herverzekeringscontract Om de risico’s van overlijden (nabestaandenpensioen) en arbeidsongeschiktheid (premievrijstelling bij invaliditeit (PVI) en WIA-excedent) af te dekken is een herverzekeringscontract afgesloten. Het herverzekeringscontract bestaat uit een excedent contract en een stoploss contract. Het excedent contract dekt individuele schaden, voor zover ze het eigen behoud te boven gaan en voor zover ze het obligo boven het eigen behoud niet te boven gaan. In 2009 kwam naar voren dat een beperkte groep deelnemers een pensioenpremie heeft die hoger ligt dan de herverzekering dekt. Begin 2010 is het herverzekeringscontract uitgebreid naar een hoger obligo.
48
Strategisch beleggingsbeleid Het bestuur beseft de impact van de beleggingsrisico’s. In 2009 is begonnen een strategisch beleggingsplan vast te stellen, waarin het beleid ten opzichte van de risico’s benoemt en gekwantificeerd wordt. In de loop van 2010 zullen de uitgangspunten vastgesteld en vastgelegd gaan worden. Breda, 11 juni 2010 A.A. van den Aarssen mw. Y.M.M. den Bakker, voorzitter G.J.B. Bas D.L. Coupar V.P. Evers T.H.M. Kruijs, secretaris D. Rodriguez-Maldonado T.A. Sardar D. van Unnik J.P. Vissers
49
Jaarrekening
50
11.
Jaarrekening
11.1
Balans
Bedragen x € 1.000 ACTIVA
31-12-2009
31-12-2008
A. Beleggingen voor risico pensioenfonds Aandelen Vastrentende waarden Totaal
[1] [2]
43.856 43.290 87.146
27.513 33.312 60.825
B. Beleggingen voor risico deelnemers Aandelen Vastrentende waarden Vastgoed Liquide middelen Totaal
[1] [2] [3] [4]
547 712 8 20 1.287
389 661 51 23 1.124
C. Vorderingen en overlopende activa Overige vorderingen
[1]
331
1.822
D. Overige activa Liquide middelen
[1]
813
61
89.577
63.832
TOTAAL ACTIVA PASSIVA A. Stichtingskapitaal en reserves Overige reserves
[1]
12.476
-7.380
B. Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds
[1]
75.112
69.614
1.287
1.124
D. Overige voorzieningen
443
280
E. Overige schulden en overlopende passiva
259
194
89.577
63.832
C. Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers
TOTAAL PASSIVA
[.] de bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de Specificaties posten van de jaarrekening vanaf pagina 59.
51
11.2
Staat van baten en lasten 2009
20072008
15.872 30 10.633 215 1.120 46
34.269 0 -10.072 0 40.720 11
27.916
64.928
Bedragen x € 1.000 BATEN Premies en koopsommen voor risico pensioenfonds Premies voor risico deelnemers Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds Beleggingsresultaten voor risico deelnemers Waardeovernames Overige baten
[A] [B] [C] [D] [E] [F]
Totaal baten LASTEN Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds - Nieuwe opbouw - Indexering en overige toeslagen - Toevoeging rente - Aanpassing rentetermijnstructuur - Uitkeringen - Saldo waardeoverdrachten - Opslag CBS prognosetafel - Overige mutaties Mutatie pensioenverplichting voor risico deelnemers -Inleg premie deelnemers -Waardeoverdrachten -Beleggingsresultaten Mutatie overige voorzieningen Pensioenuitkeringen Waardeoverdrachten Herverzekeringscontract Overige lasten Uitvoeringskosten
5.498
[G] 7.985 1.890 2.133 -8.951 -51 522 2.183 -213
-861 163
[H] 30 -82 215 [I] [J] [K] [L] [M] [N]
Totaal lasten Resultaat
69.614 44.601 2.918 2.752 20.218 -1 -13
1.124 -
163 50 535 712 401 538
280 1 11 651 0 627
8.060
72.308
19.856
-7.380
[.] de bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de Specificaties posten van de jaarrekening vanaf pagina 71.
52
11.3
Kasstroomoverzicht 2009
Bedragen x € 1.000 Pensioenactiviteiten Ontvangsten Bijdragen van werkgevers Waardeoverdrachten Overige baten
Uitgaven Pensioenuitkeringen Waardeoverdrachten Premie herverzekering Kosten (exclusief vermogensbeheer) en overige lasten
17.224 1.120 46 18.390
32.516 609 10 33.135
47 495 712
1 11 651
627 1.881
466 1.129 16.509
Totale kasstroom uit pensioenactiviteiten Beleggingsactiviteiten Ontvangsten Directe beleggingsopbrengsten minus kosten inleg Verkopen en aflossingen beleggingen
Uitgaven Aankopen beleggingen exclusief de overdracht in units van Pensioenfonds SABIC Innovative Plastics Totale kasstroom uit beleggingsactiviteiten Saldo van ontvangsten en uitgaven Liquide middelen primo boekjaar Liquide middelen ultimo boekjaar
53
20072008
32.006
21 0 21
2 0 2
15.778
31.947 -15.757
-31.945
752 61 813
61 0 61
11.4
Toelichting op de jaarrekening
11.4.1 Algemeen 11.4.1.1
Wettelijke bepalingen
De jaarrekening is opgesteld volgens de voorschriften die zijn vastgelegd in Titel 9, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving, in het bijzonder Richtlijn 610 Pensioenfondsen. 11.4.1.2
Netto-omzet
De netto-omzet kan als volgt worden berekend (x € 1.000): 2009 15.902 -369 15.533
Premie-inkomsten Directe beleggingsopbrengsten Totaal netto-omzet
2007-2008 34.269 -5 34.264
11.4.2 Waarderings- en berekeningsgrondslagen Algemeen De grondslagen zijn gericht op het weergeven van de economische posities. De beleggingen en de pensioenverplichtingen worden gewaardeerd op marktwaarde, de overige posten op nominale waarde, tenzij hierna een andere waarderingsgrondslag wordt vermeld. Schattingen en veronderstellingen Bij toepassing van de grondslagen en regels voor het opstellen van de jaarrekening vormt het bestuur zich verschillende oordelen en maakt schattingen die essentieel kunnen zijn voor de in de jaarrekening opgenomen bedragen. Indien het voor het geven van het in artikel 2:362 lid 1 BW vereiste inzicht noodzakelijk is, is de aard van deze oordelen en schattingen inclusief de bijbehorende veronderstellingen opgenomen bij de toelichting op de betreffende jaarrekeningposten. Opname van actief, verplichting, bate of last Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld.
54
Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Valuta Activa en passiva in buitenlandse valuta zijn omgerekend tegen de ultimo jaar geldende koersen. Aandelen Dit betreft aandelen en converteerbare obligaties. Deze zijn gewaardeerd tegen de beurswaarde per balansdatum. Obligaties Deze worden gewaardeerd tegen beurswaarde per balansdatum. Vastgoedbeleggingen Dit betreft beleggingen in vastgoedfondsen. Deze zijn gewaardeerd tegen de beurswaarde per balansdatum. Leningen op schuldbekentenis Leningen op schuldbekentenis worden gewaardeerd tegen marktwaarde, berekend op de contante waarde van de toekomstige kasstromen volgens de actuele rentetermijnstructuur. Bij de waardering wordt rekening gehouden met het risicoprofiel van de leningen. Deposito’s De waardering vindt plaats tegen nominale waarde. Vorderingen en schulden Deze zijn gewaardeerd tegen nominale waarde verminderd met de noodzakelijk geachte voorziening voor oninbaarheid. Liquide middelen Onder de liquide middelen zijn opgenomen die banktegoeden die onmiddellijk opeisbaar zijn dan wel een looptijd korter dan twaalf maanden hebben, inclusief de lopende interest per balansdatum. De liquide middelen zijn gewaardeerd tegen nominale waarde. Stichtingkapitaal en reserves Stichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het vreemd vermogen, inclusief de voorziening pensioenverplichtingen en overige technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen. Stichtingkapitaal en reserves zijn het eigen vermogen van het fonds.
55
Algemene reserve Voor de algemene reserve zijn het minimaal vereist vermogen, het vereist eigen vermogen en het gewenst eigen vermogen, zoals gedefinieerd in de ABTN, van belang. De dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist vermogen bedraagt 104,8% van de voorziening pensioenverplichtingen. Het vereist eigen vermogen is het vermogen dat nodig is om te bewerkstelligen dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat het weerstandsvermogen na één jaar negatief wordt. De dekkingsgraad behorend bij het vereist vermogen bedraagt per balansdatum 134,8% (2008: 131,9%) van de voorziening pensioenverplichtingen. Dit percentage is afhankelijk van de strategische assetmix en het risicoprofiel van het pensioenfonds en wordt bepaald op basis van de door de Pensioenwet en DNB gegeven richtlijnen. Het gewenst eigen vermogen is het vermogen dat boven de voorziening pensioenverplichtingen nodig is om de toeslagambitie ook op lange termijn na te komen. Het gewenst eigen vermogen is minimaal gelijk aan het vereist eigen vermogen. Indien het eigen vermogen kleiner wordt dan het minimaal vereist eigen vermogen, is er sprake van een dekkingstekort. In dit geval heeft het bestuur besloten gebruik te maken van de tijdelijke maatregel uitgevaardigd door minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, waarbinnen de dekkingsgraad binnen een termijn van drie jaar op of boven het minimaal vereist eigen vermogen dient uit te komen. Als het eigen vermogen ligt tussen het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen is er sprake van een reservetekort. Het premiepercentage wordt zodanig vastgesteld dat het reservetekort naar verwachting binnen vijftien jaar wordt opgeheven. Indien en voor zover de aanwezige reserve boven het gewenst eigen vermogen uitkomt, kan/kunnen premierestitutie en/of premiekorting worden gegeven. Technische voorzieningen De voorziening voor pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (toeslag)toezeggingen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente, waarvoor de actuele rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB wordt gebruikt. Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt rekening gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen. De voorziening voor pensioenverplichtingen is gebaseerd op de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen:
56
• De rentetermijnstructuur op balansdatum zoals die door DNB is vastgesteld en gepubliceerd, rekening houdend met de looptijd van de uitkeringen (2009: gemiddeld 3,87%, 2008: gemiddeld 3,55%). • De sterftekansen zijn ontleend aan de AG-prognosetafels 2000-2050, met een leeftijdsterugstelling van drie jaar voor mannen en 1 jaar voor vrouwen, met als start de prognosetafel 2007-2012. Eind 2008 heeft het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) nieuwe sterftekansen gepubliceerd, samen met een herziene prognose tot en met 2050. Het fonds hanteert de prognosetafel 2005-2050 van het Actuarieel Genootschap. De nieuwe levensverwachtingen zijn volgens de tafels van het CBS hoger dan de verwachtingen die zijn verwerkt in de prognosetafel 2005-2050 van het Actuarieel Genootschap. Dit betekent dat de levensverwachting sterker toeneemt dan waar het fonds tot op heden rekening mee heeft gehouden. De waargenomen toename van de levensverwachting is voor het Actuarieel Genootschap aanleiding voor een aanpassing van de eerder gepubliceerde prognosetafel 2005-2050. Uiterlijk medio 2010 wordt de publicatie van een herziene AGprognosetafel verwacht. Het bestuur is van mening dat de gestegen levensverwachting moet worden meegenomen in de waardering van de technische voorzieningen. De gevolgen van de recente informatie is geschat op 3% van de technische voorziening. Dit effect is gebaseerd op een feitelijke berekening van de adviserend actuaris op het feitelijke deelnemersbestand. Bij de nieuwe berekening zijn de sterftekansen ontleend aan de prognosetafel van Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) 2008-2050. Het bestuur heeft besloten om de voorziening pensioenverplichtingen per 31 december 2009 met dit percentage te verhogen. Dit heeft geleid tot een verhoging van de voorziening met circa € 2 miljoen, met als gevolg een daling van de dekkingsgraad met 3,5%-punt. Na de publicatie van de nieuwe AG-prognosetafels zullen de gevolgen van de gestegen levensverwachting worden bekeken in relatie tot het gehele stelsel van actuariële grondslagen. • Gehuwdheidsfrequentie: • voor ingegane pensioenen op basis van werkelijkheid; • voor niet-ingegane partnerpensioenen 100%; • voor niet-ingegane aanvullende ouderdomspensioenen voor alleenstaanden 85%; • de vrouwelijke partner wordt drie jaar jonger verondersteld dan de man. • Een opslag van 2% voor toekomstige excassokosten. • Een eventuele toeslagverlening per 1 januari van het volgende boekjaar wordt indien deze onderdeel uitmaakt van het reguliere beleid reeds op 31 december van het lopende boekjaar verwerkt. Het fonds heeft de overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico’s gedeeltelijk herverzekerd.
57
Overige voorziening De overige voorzieningen betreft de voorziening voor ingegane ziektegevallen. Deze is berekend door uit te gaan van de WAO-instroomkansen en de gemiddelde waargenomen schades. Opbrengsten uit beleggingen Onder de directe beleggingsopbrengsten worden alle interest- en dividendopbrengsten van de beleggingen verantwoord alsmede alle overige interestopbrengsten van liquide middelen, rekeningen-courant en waardeoverdrachten. Onder de indirecte beleggingsopbrengsten worden de volgende resultaten opgenomen: • Gerealiseerde en niet-gerealiseerde koersverschillen van aandelen, aandelen vastgoedmaatschappijen, obligaties, leningen op schuldbekentenis en deposito’s; • Boetes bij vervroegde aflossingen van leningen op schuldbekentenis; • Valutaverschillen met betrekking tot deposito’s en bankrekeningen in buitenlandse valuta en valutatermijntransacties. Kosten Kosten worden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben. Overige baten en lasten Overige baten en lasten worden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben. Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode. Dit houdt in dat alle ontvangsten en uitgaven ook als zodanig worden gepresenteerd.
58
11.4.3
Toelichting op de balans
ACTIVA A. Beleggingen voor risico pensioenfonds Bedragen x € 1.000 [1] Aandelen Stand begin boekjaar Aankopen Overdracht door Pensioenfonds SABIC Innovative Plastics Verkopen Beurs- en valutakoersverschillen Stand einde boekjaar Waarvan: Aandelen, participaties Euro Equity Aandelen, participaties Global Equity Bedragen x € 1.000 [2] Vastrentende waarden Stand begin boekjaar Aankopen Overdracht door Pensioenfonds SABIC Innovative Plastics Verkopen en aflossingen Beurs- en valutakoersverschillen Stand einde boekjaar Waarvan: Obligaties, participaties Fixed Income
2009
2008
27.513 7.883 0 0 8.460 43.856
0 15.962 13.340 0 -1.789 27.513
24.656 19.200
15.017 12.496
2009
2008
33.312 7.895 0 0 2.083 43.290
0 15.985 16.455 0 872 33.312
43.290
33.312
Methodiek bepaling marktwaarde Zoals vermeld in de toelichting zijn de beleggingen van het fonds gewaardeerd tegen actuele waarde per balansdatum, waarbij gebruik wordt gemaakt van afgeleide marktnoteringen. De 3 beleggingsfondsen (niet-beursgenoteerd) beleggen in beursgenoteerde beleggingen, dus directe marktnotering. B. Beleggingen voor risico deelnemers Bedragen x € 1.000 [1] Aandelen [2] Vastrentende waarden [3] Vastgoed [4] Liquide middelen Totaal
2009 547 712 8 20 1.287
2008 389 661 51 23 1.124
Betreft beleggingen in beleggingsfondsen (Delta Lloyd, Fortis Obam en OHRA) u.h.v. de Geflex- en Gesave-regeling. In 2008 is het deel van de beleggingen van deelnemers die per 1-9-2007 zijn overgegaan van Stichting Pensioenfonds SABIC-IP overgedragen aan Stichting Pensioenfonds GE Pension NL 2007.
59
C. Vorderingen en overlopende activa Bedragen x € 1.000 [1] Overige vorderingen Premies en solvabiliteitsheffing Premieafrekening 2008 Teruggaaf kosten vermogensbeheer GEAM 2009 Teruggaaf waardeoverdracht Overlopende rente ING, rekening-courant Overige Totaal einde boekjaar D. Overige activa Bedragen x € 1.000 [1] Liquide middelen Bank, rekening-courant ING Totaal Het tegoed bij ING rekening-courant staat ter vrije beschikking van het fonds.
60
2009
2008
181 0 104 44 1 1 331
401 1.381 0 0 36 4 1.822
2009
2008
813 813
61 61
PASSIVA A. Stichtingskapitaal en reserves Bedragen x € 1.000 [1] Overige reserves Stand eind vorig boekjaar Saldo staat van baten en lasten boekjaar Stand einde boekjaar
2009
2008
-7.380 19.856 12.476
0 -7.380 -7.380
Het eigen vermogen per 31 december 2008 is negatief. Het bestuur heeft het korte- en langetermijnherstelplan vastgesteld. Dit plan is, inclusief de daarbij behorende continuïteitsanalyse, in maart 2009 ingediend bij DNB. DNB heeft dit herstelplan goedgekeurd. De belangrijkste kenmerken van het herstelplan zijn: • Voor het kortetermijnherstel wordt een periode van drie jaar gehanteerd; • Het bestuur heeft besloten het rendementspercentage in 2009 op 5,2% te stellen; • In de uitvoeringsovereenkomst tussen het pensioenfonds en de werkgever is vastgelegd dat de werkgever bij een dekkings- of reservetekort de verschuldigde pensioenpremie kan verhogen. Uit de huidige berekeningen blijkt dat een verhoging van de premie niet noodzakelijk is en dat de huidige beleidsinstrumenten krachtig genoeg zijn om het herstel binnen de wettelijke termijnen te bewerkstelligen; • Toeslagverlening aan gewezen deelnemers en pensioengerechtigden is voorwaardelijk (afhankelijk van de financiële positie van het fonds) en wordt gefinancierd uit de premie. Het bestuur neemt ieder jaar een besluit over de toeslagverlening. Zolang het minimaal vereist eigen vermogen nog niet is overschreden worden geen toeslagen toegekend. Daarnaast mag door het verlenen van een toeslag de dekkingsgraad niet lager worden dan de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist vermogen. Indien in enig jaar geen toeslag is verleend kan het bestuur besluiten om in de daar opvolgende jaren over te gaan op inhaaltoeslagverlening; • Het beleggingsbeleid gedurende de herstelperiode is zodanig dat geen toename van het fondsrisico plaatsvindt. De werkelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad in 2009 overtrof de in het herstelplan opgenomen verwachte ontwikkeling van de dekkingsgraad in 2009. Dit kwam met name door gunstige ontwikkelingen op de aandelen- en rentemarkten. Ultimo 2009 is er geen sprake meer van een dekkingstekort, echter nog wel van een reservetekort, aangezien de dekkingsgraad lager is dan de vereiste dekkingsgraad van 134,8%. Het kortetermijnherstelplan is eind 2009 niet langer van toepassing, omdat de dekkingsgraad op dat moment drie kwartalen boven de minimale vereiste dekkingsgraad ligt. Door het bestuur is de voorgeschreven jaarlijkse evaluatie van het herstelplan uitgevoerd. Deze evaluatie heeft niet geleid tot bijstelling van de oorspronkelijke uitgangspunten van het herstelplan. Op grond van de huidige situatie voorziet het herstelplan in herstel binnen de daarvoor geldende termijnen.
B. Technische voorzieningen Bedragen x € 1.000 [1] Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Stand begin boekjaar Mutatie boekjaar Stand einde boekjaar
61
2009
2008
69.614 5.498 75.112
0 69.614 69.614
Verloop Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Stand begin boekjaar Nieuwe opbouw (2007-2008 inclusief collectieve waardeovername van Pensioenfonds SABIC-IP per 1 september 2007)
Indexering en overige toeslagen Toevoeging rente Aanpassing rentetermijnstructuur Uitkeringen Saldo waardeoverdrachten Opslag CBS prognosetafel Overige mutaties Stand einde boekjaar C. Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Bedragen x € 1.000 Stand begin boekjaar Overdracht deelnemers van Stichting Pensioenfonds SABIC Innovative Plastics Inleg premie deelnemers Waardeoverdrachten Beleggingsresultaten Stand einde boekjaar Waarvan: Geflex regeling Gesave regeling
69.614
0
7.985 1.890 2.133 -8.951 -51 522 2.183 -213 75.112
44.601 2.918 2.752 20.218 -1 -13 0 -861 69.614
2009
2008
1.124
0
0 30 -82 215 1.287
1.124 1.124
577 710
909 215
Pensioenregeling De pensioenregeling kan worden gekenmerkt als een (voorwaardelijk) geïndexeerde opbouwregeling. Jaarlijks wordt een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd van 2,1% van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. Tevens bestaat het recht op nabestaandenpensioen, arbeidsongeschiktheidspensioen en wezenpensioen. Jaarlijks beslist het bestuur van het fonds de mate waarin de opgebouwde aanspraken worden geïndexeerd. Overeenkomstig artikel 10 van de Pensioenwet kwalificeert de pensioenregeling als een uitkeringsovereenkomst. Toeslagverlening Volgens de toeslagenmatrix van DNB valt het toeslagbeleid van het pensioenfonds ten aanzien van de actieve deelnemers onder categorie F2. Dit betekent dat de opgebouwde aanspraken van deze deelnemers jaarlijks onvoorwaardelijk worden aangepast aan de ontwikkeling van de CBS-CAO-lonen per uur inclusief bijzondere beloningen voor particuliere bedrijven. Deze toeslagverlening is onvoorwaardelijk en wordt gefinancierd uit de premie. Op de opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers is per 1 januari 2010 een toeslag verleend van 2,20% (2008: 3,64%).
62
Het toeslagbeleid van het pensioenfonds ten aanzien van de gewezen deelnemers en de pensioengerechtigden valt onder categorie D2 van de toeslagmatrix van DNB. Ingegane pensioenen en premievrije pensioenaanspraken van gewezen deelnemers en pensioengerechtigden kunnen worden aangepast aan de ontwikkeling van de CBS-prijsindex voor alle huishoudens. Deze toeslagverlening is voorwaardelijk (afhankelijk van de financiële positie van het fonds) en wordt gefinancierd uit de premie. Het bestuur neemt ieder jaar een besluit over de toeslagverlening. Het bestuur heeft met terugwerkende kracht per 1 januari 2010, gelet op de financiële positie van het fonds ultimo 2009 en de werkelijke prijsinflatie van 0,38%, besloten de premievrije rechten van gewezen deelnemers en de ingegane uitkeringen te verhogen met 0,38% (2008: 0%). Inhaaltoeslagverlening Onder bepaalde omstandigheden kunnen inhaaltoeslagen worden toegekend. Inhaaltoeslagen zijn toeslagen die worden toegezegd, voor zover in het verleden niet voor 100% is geïndexeerd. Het bestuur heeft besloten om per 1 januari 2009 op de op dit moment bestaande premievrije rechten van gewezen deelnemers en de ingegane uitkeringen van de pensioengerechtigden een inhaaltoeslag toe te passen van 3,06%. Deze inhaaltoeslag houdt verband met het niet toekennen van een toeslag in 2009 door de financiële situatie in het begin van 2009. Hieronder volgt een specificatie van het verschil tussen de volledige en de werkelijk toegekende toeslagen.
Jaar 2007 Jaar 2008 Jaar 2009
Volledige toeslagverlening
Toegekende toeslagen
Achterstand
1,32% 3,06% 0,38%
1,32% 3,06%* 0,38%
0% 0,0% 0,0%
* Er is in november 2009 door het bestuur besloten een inhaaltoeslagverlening toe te kennen.
D. Overige voorzieningen Bedragen x € 1.000 Stand begin boekjaar Mutatie boekjaar Stand einde boekjaar Waarvan: Voorziening voor ingegane ziektegevallen
63
2009
2008
280 163 443
0 280 280
443
280
E. Overige schulden en overlopende passiva Bedragen x € 1.000 Premieafrekening 2009 Ontvangen koopsom, te betalen aan Pensioenfonds SABIC Innovative Plastics Crediteuren en overlopende posten Totaal einde boekjaar 11.4.3.1
2009
2008
162
0
0 97 259
29 165 194
Risicobeheer
Solvabiliteitsrisico Het pensioenfonds wordt geconfronteerd met risico’s. Het belangrijkste risico voor het pensioenfonds is het solvabiliteitsrisico. Dit betreft het risico dat het pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen om de pensioenverplichtingen na te komen. Indien de solvabiliteit zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het pensioenfonds de premie moet verhogen en dat er geen ruimte is voor (volledige) toeslagverlening. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen (afstempelen). Ultimo 2009 is aan de hand van het standaardmodel van DNB per risicofactor de gewenste solvabiliteit bepaald. De vereiste solvabiliteit per risicofactor is aan de hand van de voorgeschreven formule gecombineerd tot een totaal vereiste solvabiliteit. Voor de evenwichtsberekening is de uitkomst hiervan zoals voorgeschreven in een aantal stappen gebruikt totdat het toetsingsverschil nihil is. Dit resulteert in de evenwichtsituatie, waarin het (fictieve) aanwezige eigen vermogen precies gelijk is aan het vereist eigen vermogen, bij een niveau van 34,8%. Het vereist eigen vermogen is gebaseerd op de strategische portefeuille voor 2009. Indien het vereist eigen vermogen zou worden bepaald op basis van de werkelijke portefeuille, zou het vereist eigen vermogen eveneens zijn uitgekomen op 34,8%. Het pensioenfonds voert een beleid waarbij premiestortingen worden gebruikt om de werkelijke mix terug te sturen naar de vereiste solvabiliteit per risicofactor. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de gewenste solvabiliteit per risicofactor per € 100 van de voorziening pensioenverplichtingen.
64
Risicofactor
(S1)
Benodigde solvabiliteit -2,47 23,86 21,30
Aandelenrisico - ontwikkelde markten - emerging markets Totaal zakelijke waarden risico
Mutatie 25% Mutatie 35%
(S2)
16,85 0,00 16,85
Valutarisico
(S3)
4,58
Mutatie 20%
Grondstoffenrisico
(S4)
0,00
Mutatie 30%
Kredietrisico
(S5)
0,24
Spread * 1,4
Verzekeringstechnisch risico
(S6)
9,66
Effect op passiva
Renterisico Vastrentende Waarden Renterisico VPV Totaal renterisico
Standaardformule
34,79
Toelichting Duratie afh. Renteschok Effect op passiva
Toetsingsverschil = 0,00
Het vereist eigen vermogen is bepaald met de standaardformule √(S12 + S22 + 0,50 x 2 x S1 x S2 + S32 + S42 + S52 + S62). Op basis van de waarden uit de tabel is dit √(21,302 + 16,852 + 0,50 x 2 x 21,30 x 16,85 + 4,582 + 0,002 + 0,242 + 9,662) = 34,79.
Renterisico (duration-mismatch) Maatstaf voor het meten van rentegevoeligheid is de duration. De duration is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren van de kasstromen en kan als volgt worden toegelicht: Balanswaarde
31 dec 2009 31 dec 2008
Duration van de vastrentende waarden Duration van de (nominale) pensioenverplichtingen
5,4 25,4
6,0 27,1
Het bestuur beseft de impact van het renterisico en is begonnen een strategisch beleggingsplan vast te stellen, waarin het beleid ten opzichte van de risico’s benoemd en gekwanticifeerd is. In de loop van 2010 zullen de uitgangspunten vastgesteld en vastgelegd gaan worden. Valutarisico De waarde van beleggingen in aandelen en vastrentende waarden wordt beïnvloed door de ontwikkelingen van de valutakoersen waarin de betreffende beleggingen luiden. Ten aanzien van beleggingen in vreemde valuta zijn door het bestuur aan de vermogensbeheerders beperkingen opgelegd. Het fonds heeft het valutarisico niet afgedekt. Eind 2009 wordt circa 19,5% van de beleggingsportefeuille belegd buiten de eurozone.
65
Prijsrisico Prijsrisico is het risico dat door de ontwikkeling van marktprijzen (veroorzaakt door factoren die samenhangen met een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren) waardewijzigingen plaatsvinden. Wijzigingen in marktomstandigheden hebben altijd direct invloed op het beleggingsresultaat, omdat alle beleggingen worden gewaardeerd op reële waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk worden verwerkt in het saldo van baten en lasten. Door spreiding binnen de portefeuille (diversificatie) wordt het prijsrisico gedempt. De risico’s nemen toe wanneer gebruik gemaakt wordt van geschreven optieposities, indien belegd wordt met geleend geld of indien waardepapieren worden verkocht die het fonds niet bezit (short selling). Het beleggingsbeleid van het fonds sluit het beleggen met geleend geld in principe uit, evenals het verkopen van waardepapieren die het fonds niet bezit. Evenmin staat het beleggingsbeleid het gebruik van derivaten toe, tenzij hiervoor specifiek van het bestuur schriftelijke goedkeuring is verkregen en dit gebruik tevens leidt tot afdekking van risicoposities. Ter illustratie van het prijsrisico wordt in onderstaande figuur de sectorverdeling van de aandelenbeleggingen weergegeven:
Nutsbedrijven 4,6%
Overig 1,8%
Telecommunicatie 6,0%
Duurzame consumentengoederen 9,6%
Basismaterialen 11,4%
Niet-duurzame consumentengoederen 8,5% Energie 9,4%
Informatie technologie 6,6%
Industrie 11,2%
Financiële dienstverlening 21,3%
Gezondheidszorg 9,4%
66
Kredietrisico Ter beperking van het kredietrisico gelden binnen het fonds restricties voor de samenstelling van de vastrentende portefeuilles met betrekking tot geografische spreiding, verdeling over verschillende debiteurencategorieën, de minimale kwaliteit van de debiteur (‘rating’ door ‘rating agencies’) en voor de omvang van de beleggingen per debiteur. Ratingoverzicht portefeuille vastrentende waarden ultimo 2009:
AAA/Aaa AA/Aa A/A BBB/Baa Lager dan BBB/Baa Liquiditeiten en overig Totaal
31 dec 2009
31 dec 2008
58,6% 18,2% 11,3% 6,8% 0,0% 5,1% 100,0%
79,1% 7,3% 11,0% 2,0% 0,0% 0,6% 100,0%
Concentratierisico Grote posten kunnen leiden tot concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen, moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden opgeteld. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Ultimo 2009 zijn de volgende grote posten groter dan 2% van het balanstotaal (x € 1.000): Vastrentende waarden Duitse staatsobligaties Franse staatsobligaties Italiaanse staatsobligaties Spaanse staatsobligaties Ierse staatsobligaties Kreditanstalt für wiederaufbau Royal Bank of Scotland Plc obligaties
31 dec 2009
31 dec 2008
7.696 9.049 2.010 -
6.793 5.354 2.468 1.811 1.364 1.391
Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Dit risico wordt beheerst door in het beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor liquiditeitsposities, rekening houdend met directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies.
67
Verzekeringstechnische risico’s Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. In de actuariële analyse worden de afwijkingen geanalyseerd. Gezien de omvang van het fonds wordt het verzekeringstechnisch risico gedeeltelijk herverzekerd. De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven, overlijden (kortleven) en arbeidsongeschiktheid. • Langlevenrisico Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Uit berekeningen van het CBS en het Actuarieel Genootschap (AG) blijkt dat de levensverwachting in de afgelopen jaren sterker is gestegen dan verwacht. In de loop van 2010 zal het daarom een nieuwe prognosetafel publiceren. Vooruitlopend op deze publicatie heeft het bestuur besloten de technische voorzieningen te verhogen met 3,0%. Door het opnemen van deze opslag is het langlevenrisico van het fonds gemitigeerd. • Overlijdensrisico Het overlijdensrisico houdt in dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk eerder dan verwacht op basis van de gemiddelden een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het pensioenfonds geen voorzieningen zijn getroffen. • Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds meer voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en voor het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen dan was verwacht op basis van de gemiddelden. Gezien de omvang en het draagvlak van het pensioenfonds worden de overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico’s voortvloeiende uit de aangaande pensioenverplichtingen herverzekerd. Het betreft een excedent-herverzekeringscontract in combinatie met een ‘stoploss’ herverzekering. Met de excedent-herverzekering wordt het individuele risico boven een bepaalde grens verzekerd (dekking tegen hoge risico’s). De ‘stop-loss’ herverzekering dekt de situatie dat er meer ‘schadegevallen’ zijn gedurende een bepaalde periode ten opzichte van de verwachting. Toeslagrisico Het bestuur van het pensioenfonds heeft de ambitie toeslagen op de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenaanspraken te verlenen. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen van de rente, het rendement, de looninflatie en de demografie, alsmede de financiële positie van het fonds. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat toeslagverlening op de ingegane pensioenen en premievrije pensioenaanspraken voorwaardelijk is en afhankelijk van de hiervoor genoemde ontwikkelingen. Deze voorwaardelijke toeslagverlening wordt gefinancierd uit de premie. Op de opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers wordt jaarlijks onvoorwaardelijk toeslag verleend, welke wordt gefinancierd uit de premie.
68
Niet-financiële risico’s Naast financiële risico’s loopt het pensioenfonds ook niet-financiële risico’s die het behalen van de doelstellingen kunnen bedreigen. Deze risico’s kunnen uiteindelijk ook een financiële impact hebben. De belangrijkste niet-financiële risico’s zijn het operationele risico en het systeemrisico. • Operationeel risico Operationeel risico is het risico dat optreedt bij de uitvoering van de pensioen- en beleggingsactiviteiten. Dit risico wordt beheerst door een samenstel van maatregelen, waaronder een gedetailleerd contract met de uitbestedingpartners, periodieke rapportages over de uitvoering en jaarlijkse SAS70-rapportages die worden gecertificeerd door een accountant. • Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen is dit risico voor het fonds niet beheersbaar.
69
11.4.4
Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen
Langlopende contractuele verplichtingen Het pensioenfonds heeft een uitbestedingsovereenkomst afgesloten met TKP Pensioen BV per 1 september 2007. Het betreft een langlopende overeenkomst inzake pensioenadministratie en bestuursondersteuning tot en met 31 december 2010. Na genoemde periode wordt de overeenkomst telkens automatisch verlengd met een periode van drie jaar. Opzegtermijn bedraagt ten minste 12 maanden. De vergoeding voor 2009 bedraagt € 312 duizend (2007/2008: € 397 duizend). State Street Bank Het pensioenfonds heeft geen rechtstreekse overeenkomst met de Custodian State Street Bank. GE Asset Management (GEAM) heeft van haar kant wel een overeenkomst gesloten met deze Custodian met betrekking tot de werkzaamheden uitgevoerd voor het pensioenfonds. GE Asset Management Het pensioenfonds heeft een Service Level Agreement afgesloten met GE Asset Management (GEAM). De verplichtingen van beide partijen worden hierin beschreven.
70
11.4.5
Toelichting op de staat van baten en lasten
Bedragen x € 1.000 [A] Premies en koopsommen voor risico pensioenfonds Pensioenpremies ondernemingen, inclusief afrekening Vrijval vooruitontvangen premie in 2008 Extra storting ondernemingen solvabiliteitsbuffer Koopsommen individueel en afvloeiing Totaal Premie-inkomsten
2009
2007-2008
15.352 383 0 137 15.872
16.892 17.370 7 34.269
De feitelijke premie in 2009 is gelijk aan de kostendekkende premie., t.w. € 15.866 duizend.
Bedragen x € 1.000 [B] Premies voor risico deelnemers
2009 30
2007-2008 -
Bedragen x € 1.000 [C] Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds AANDELEN Directe opbrengsten (kosten inleg) Indirecte opbrengsten Aandelen totaal
2009
2007-2008
-21 8.675 8.654
-24 -11.937 -11.961
VASTRENTENDE WAARDEN Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Vastrentende waarden totaal
0 2.222 2.222
0 1.870 1.870
8 0 8
62 0 62
104 -355
0 -43
10.633
-10.072
-265 10.898
-5 -10.067
LIQUIDE MIDDELEN Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Liquide middelen totaal Bij: ontvangen reductie GEAM Af: kosten vermogensbeheer Totaal beleggingsresultaten waarvan: Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten
Het totaal rendement over de verslagperiode bedraagt +15,0% (2008: -19,4%). Het totaal rendement in het verlengde boekjaar 2007-2008 bedraagt -17,2%.
71
Bedragen x € 1.000 [D] Beleggingsresultaten voor risico deelnemers
2009 215
2007-2008 -
Bedragen x € 1.000 [E] Waardeovernames Collectieve waardeoverdracht door Pensioenfonds SABIC Innovative Plastics, t.w. waarde overgedragen units beleggingspools per 15 december 2008 Van Delta Lloyd ontvangen overdracht marktwaarde beleggingen Geflex en Gesave voor rekening en risico deelnemers Ontvangen waardeoverdrachten derden pensioenfondsen Ontvangen waardeoverdrachten Geflex/Gesave Totaal
2009
2007-2008
0
38.987
0 980 140 1.120
1.124 421 188 40.720
Betreft in de verslagperiode ontvangen waardeoverdrachten, exclusief interest. De ontvangen interest is verantwoord onder overige inkomsten.
Bedragen x € 1.000 [F] Overige baten Interest waardeoverdrachten Totaal
2009
2007-2008
46 46
11 11
Bedragen x € 1.000 [G] Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Nieuwe opbouw (2007-2008 incl. collectieve waardeovername van
2009
2007-2008
7.985 1.890 2.133 -8.951 -51 522 2.183 -213
44.601 2.918 2.752 20.218 -1 -13 -861
5.498
69.614
Pensioenfonds SABIC-IP per 1 september 2007)
Indexering en overige toeslagen Toevoeging rente Aanpassing rentetermijnstructuur Uitkeringen Saldo waardeoverdrachten Opslag CBS prognosetafel Overige mutaties Totaal mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds
72
Bedragen x € 1.000 [H] Mutatie voorziening pensioenverplichting voor risico deelnemers Mutatie voorziening (overdracht 2008 van Pf SABIC-IP) Inleg premie deelnemers Waardeoverdrachten Beleggingsresultaten Totaal mutatie voorziening pensioenverplichting voor risico deelnemers
2009
2007-2008
0 30 -82 215
1.124 0 0 0
163
1.124
Bedragen x € 1.000 [I] Mutatie overige voorzieningen Mutatie voorziening voor ingegane ziektegevallen Totaal
2009
2007-2008
163 163
280 280
Bedragen x € 1.000 [J] Pensioenuitkeringen Ouderdomspensioen Partnerpensioen Totaal
2009
2007-2008
49 1 50
1 0 1
Bedragen x € 1.000 [K] Waardeoverdrachten Betaalde waardeoverdrachten aan pensioenfondsen en verzekeringsmaatschappijen, exclusief interest Collectieve overdracht expats Pensioenfonds SABIC-IP Waardeoverdrachten Geflex/Gesave (voor rekening en risico
2009
2007-2008
346 107
11 0
82 535
0 11
Bedragen x € 1.000 [L] Herverzekeringscontract Premie Swiss Re stop loss, excedent a.o., excedent overlijden Totaal
2009
2007-2008
712 712
651 651
Bedragen x € 1.000 [M] Overige lasten Interestlasten waardeoverdrachten Correctie vooruitontvangen premie 2008 Totaal
2009
2007-2008
18 383 401
0 0 0
van deelnemers)
Totaal
De betaalde interest is verantwoord onder overige lasten.
73
Bedragen x € 1.000 [N] Uitvoeringskosten Vergoeding uitvoerder pensioenbeheer Vergoeding vermogensbeheer en bewaring Overige kosten (bestuur en directie, externe adviseurs, DNB, e.d.) Bruto beheerskosten Af: kosten vermogensbeheer, bewaring en WM, toegerekend aan beleggingsresultaten Netto beheerskosten
2009
2007-2008
312 355
397 43
226 893
230 670
-355 538
-43 627
Bestuursvergoedingen Aan de statutaire bestuurders van het fonds zijn in 2009 geen beloningen verstrekt en ook geen kostenvergoedingen betaald. Accountantshonoraria Onder de overige kosten zijn opgenomen de volgende accountantshonoraria: Onderzoek van de jaarrekening Andere niet-controlediensten (advies collectieve waardeoverdracht) Totaal
32 1 33
Personeel Het fonds heeft geen personeel in dienst. De beheeractiviteiten worden op basis van een uitvoeringsovereenkomst verricht door personeel in dienst van TKP Pensioen BV.
74
28 21 49
11.4.6
Verbonden partijen
Transacties met bestuurders Het pensioenfonds heeft geen leningen verstrekt aan de (voormalige) bestuurders. Ook heeft het pensioenfonds geen vorderingen op de (voormalige) bestuurders. Overige transacties met verbonden partijen Het pensioenfonds heeft een uitvoeringsovereenkomst afgesloten met de werkgevers ten aanzien van de uitvoering van het pensioenreglement. De belangrijkste onderdelen uit deze overeenkomst zijn: • • • •
• •
•
de werkgever is verplicht al haar werknemers die voor het deelnemersschap in aanmerking komt aan te melden voor deelneming in het fonds; een werkgever is verplicht de deelnemers aanspraken op pensioen toe te kennen overeenkomstig de geldende statuten en pensioenreglementen; de aangesloten ondernemingen zijn gehouden het fonds gevraagd en ongevraagd te informeren over alle ontwikkelingen binnen de vennootschap die van invloed kunnen zijn op de huidige en toekomstige pensioenverplichtingen; de aangesloten ondernemingen informeren het fonds schriftelijk over iedere wijziging in de pensioenovereenkomst. Het bestuur stelt vervolgens uiterlijk binnen drie maanden het van kracht worden van de gewijzigde pensioenovereenkomst een gewijzigd pensioenreglement op. Het bestuur draagt er zorg voor dat het pensioenreglement in overeenstemming is met de (wijziging van de) pensioenovereenkomst; maandelijks zijn de aangesloten ondernemingen een voorschotpremie verschuldigd aan het fonds. Na afloop van het boekjaar wordt een definitieve premie vastgesteld; indien en voor zover het fonds beschikt over een vermogen dat groter is dan het gewenst eigen vermogen, is er sprake van een vermogensoverschot. Het bestuur van het fonds kan in die situatie besluiten tot een restitutie in de vorm van premiekorting. Premiekortingen zijn alleen mogelijk in overeenstemming met wettelijke regelingen, de aanwijzingen van DNB, statuten en reglementen. Indien en zolang de vermogenspositie van het fonds lager is dan het minimum vereist eigen vermogen, zullen de aangesloten ondernemingen een aanvullende vermogensdotatie doen om de dekkingsgraad op het minimum vereist eigen vermogen te brengen; ten aanzien van het toeslagbeleid is categorie F2 van de beleidsregel toeslagenmatrix van DNB van toepassing voor de actieve deelnemers. Dit betekent dat als ambitie een onvoorwaardelijke toeslagverlening geldt van reeds opgebouwde pensioenaanspraken van een deelnemer. Het toeslagbeleid van het pensioenfonds ten aanzien van de gewezen deelnemers en de pensioengerechtigden valt onder categorie D2 van de toeslagmatrix van DNB. Ingegane pensioenen en premievrije pensioenaanspraken van gewezen deelnemers en pensioengerechtigden kunnen worden aangepast aan de ontwikkeling van de CBS-prijsindex voor alle huishoudens. Deze toeslagverlening is voorwaardelijk (afhankelijk van de financiële positie van het fonds) en wordt gefinancierd uit de premie.
De overeenkomst is in werking getreden per 1 september 2007 en wordt na deze periode, wanneer niet is opgezegd, iedere keer geacht stilzwijgend te zijn verlengd voor een periode
75
van 3 jaar. De overeenkomst kan door elk van de partijen 18 maanden voor de einddatum worden opgezegd. Na opzegging wordt de overeenkomst beëindigd op 31 december van het volgende kalenderjaar.
76
11.5
Actuariële analyse
Bedragen x € 1.000 Actuariële analyse voor risico pensioenfonds Resultaat op solvabiliteit start fonds Resultaat extra bijstorting Resultaat op premie Resultaat op beleggingen Resultaat op ontwikkelingen Resultaat op rentetermijnstructuur Resultaat CBS prognosetafel Overige resultaten Totaal resultaat staat baten en lasten
2009
2007-2008
0 0 3.597 8.500 1.008 8.951 -2.183 -17 19.856
7.400 9.970 -12.782 4.299 -20.217 3.950 -7.380
De feitelijke premie is gelijk aan de kostendekkende premie, t.w. € 15,9 miljoen. De kostendekkende premie (* € 1.000,-) bedraagt: • de actuarieel benodigde premie voor de inkoop van de onvoorwaardelijke onderdelen van de regeling • de solvabiliteitsopslag, dit is de opslag voor het bereiken c.q. in stand houden van het vereist eigen vermogen • de opslag voor uitvoeringskosten • de actuarieel benodigde premie voor de inkoop van de voorwaardelijke onderdelen van de regeling Totaal
11.039 3.597 893 337 15.866
Het resultaat op beleggingen bedraagt € 8,5 miljoen. Het positieve resultaat ontstaat doordat het behaalde beleggingsresultaat hoger is dan het rendement waarmee rekening wordt gehouden bij de bepaling van de voorziening. Het resultaat op ontwikkelingen omvat de resultaten in verband met sterfte, kosten en mutaties zoals ontslag, arbeidsongeschiktheid en pensioneren. Het positieve resultaat op rentetermijnstructuur bedraagt € 9,0 miljoen. Dit resultaat wordt veroorzaakt doordat de stijging van de rentetermijnstructuur ultimo 2009 ten opzichte van primo 2008. Onder resultaat CBS prognosetafel is de opslag van 3% op de voorziening opgenomen in verband met de toename van de levensverwachting. Dit effect is gebaseerd op een feitelijke berekening van de adviserend actuaris op het feitelijke deelnemersbestand. Bij de nieuwe berekening zijn de sterftekansen ontleend aan de prognosetafel van Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) 2008-2050.
77
De rentegevoeligheid (duration) van de voorziening pensioenverplichtingen bedraagt ultimo 2009 25,35 jaar. Breda, 11 juni 2010 A.A. van den Aarssen mw. Y.M.M. den Bakker, voorzitter G.J.B. Bas D.L. Coupar V.P. Evers T.H.M. Kruijs, secretaris D. Rodriguez-Maldonado T.A. Sardar D. van Unnik J.P. Vissers
78
12.
Overige gegevens
12.1
Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten
Er zijn geen statutaire bepalingen betreffende de bestemming van het resultaat. Het saldo van de staat van baten en lasten over de verslagperiode is ten laste van de algemene reserve gebracht.
79
12.2
Gebeurtenissen na balansdatum
Onder invloed van de wijziging van de rentetermijnstructuur is de dekkingsgraad ultimo mei 2010 gedaald tot 98,6%. Het bestuur volgt nauwlettend de ontwikkelingen van de rente en de dekkingsgraad.
80
12.3
Accountantsverklaring
Aan: het bestuur van Stichting GE Pension NL 2007 ACCOUNTANTSVERKLARING Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit jaarverslag opgenomen jaarrekening 2009 van Stichting GE Pension NL 2007 te Haarlemmermeer, bestaande uit de balans per 31 december 2009 en de staat van baten en lasten over 2009 met de toelichting, gecontroleerd. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. Deze verantwoordelijkheid omvat onder meer: het ontwerpen, invoeren en in stand houden van een intern beheersingssysteem relevant voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van vermogen en resultaat, zodanig dat deze geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevat, het kiezen en toepassen van aanvaardbare grondslagen voor financiële verslaggeving en het maken van schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht. Dienovereenkomstig zijn wij verplicht te voldoen aan de voor ons geldende gedragsnormen en zijn wij gehouden onze controle zodanig te plannen en uit te voeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De keuze van de uit te voeren werkzaamheden is afhankelijk van de professionele oordeelsvorming van de accountant, waaronder begrepen zijn beoordeling van de risico’s van afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. In die beoordeling neemt de accountant in aanmerking het voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van vermogen en resultaat relevante interne beheersingssysteem, teneinde een verantwoorde keuze te kunnen maken van de controlewerkzaamheden die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn maar die niet tot doel hebben een oordeel te geven over de effectiviteit van het interne beheersingssysteem van de stichting. Tevens omvat een controle onder meer een evaluatie van de aanvaardbaarheid van de toegepaste grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van schattingen die het bestuur van de stichting heeft gemaakt, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.
81
Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting GE Pension NL 2007 per 31 december 2009 en van het resultaat over 2009 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. Verklaring betreffende andere wettelijke voorschriften en/of voorschriften van regelgevende instanties Op grond van de wettelijke verplichting ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder f BW melden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Utrecht, 11 juni 2010 KPMG ACCOUNTANTS N.V. P.L.A. Langeveldt RA
82
12.4
Actuariële verklaring
Opdracht Door Stichting GE Pension NL 2007 te Amsterdam is aan Hewitt Associates B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2009. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn “Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen” heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens en de bevindingen van de accountant ten aanzien hiervan zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt voor mijn beoordelingswerkzaamheden heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: • heb ik onder meer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld, en • heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk vereist eigen vermogen, maar niet lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf
83
is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een reservetekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet met uitzondering van artikel 132 (vereist eigen vermogen) en heeft DNB aangegeven dat in onvoldoende mate wordt voldaan aan een aantal onderdelen van de nadere regelgeving van artikel 135 (eisen ten aanzien van beleggingen). De vermogenspositie van Stichting GE Pension NL 2007 is naar mijn mening niet voldoende vanwege het reservetekort. Rotterdam, 11 juni 2010
Drs. A.G.M. den Hartogh, AAG verbonden aan Hewitt Associates B.V.
84
12.5
Bijzondere statutaire zeggenschapsrechten
Het bestuur van het fonds bestaat uit minimaal zes leden. Het bestuur bepaalt het maximum aantal leden, waarbij dit maximum zoveel mogelijk aansluit bij de onderverdeling van het General Electric Concern. De helft (werkgeversleden) wordt benoemd door de aangesloten ondernemingen van het General Electric Concern. De ander helft (werknemersleden) wordt gekozen door en uit de deelnemers. De bestuursleden hebben zitting voor een periode van vier jaar. Het aftredende bestuurslid kan zich terstond herkiesbaar stellen. De aangesloten onderneming die een bestuurslid heeft benoemd, is tevens bevoegd dit bestuurslid te ontslaan vóór afloop van de zittingsperiode. Een door de deelnemers gekozen bestuurslid wordt ontslag verleend op het moment dat hij niet langer deelnemer is. Voor elk bedrijfsonderdeel dat meer dan 150 deelnemers bij het pensioenfonds heeft, wordt één bestuurslid benoemd als vertegenwoordiger van de werkgever. Ook wordt één bestuurslid benoemd namens de werknemers, op basis van een verkiezing. Alle deelnemers kunnen kandidaat worden gesteld. Bedrijfsonderdelen die minder dan 150 deelnemers bij het pensioenfonds hebben, worden geacht deel uit te maken van een door het bestuur aangewezen bedrijfsonderdeel, die meer dan 150 deelnemers heeft. Het bestuurslidmaatschap eindigt vóór afloop van de zittingsperiode door vrijwillig aftreden of overlijden en indien de aangesloten onderneming of het bedrijfsonderdeel waarbij de bestuurder werknemer is, niet langer deel uitmaakt van het General Electric Concern. Ook eindigt het bestuurslidmaatschap door ontslag door het bestuur wegens disfunctioneren.
85
Bijlagen
86
Bijlage 1
Deelnemersbestand
Actieven Slapers Pensioengerechtigden Waarvan: (tijdelijk) Ouderdomspensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen Partnerpensioen Wezenpensioen Totaal
Stand ultimo 2008 1.115 247 1
156 202 3
206 53 0
Stand ultimo 2009 1.065 396 4
1 0 0 0
2 0 1 0
0 0 0 0
3 0 1 0
1.363
361
259
1.465
87
Bij
Af
Bijlage 2
Begrippenlijst
ABTN Afkorting voor actuariële en bedrijfstechnische nota. In deze, door de wet verplicht gestelde nota, wordt het beleid van het fonds beschreven op het gebied van financiering, beleggingen, pensioenen en toeslagverlening. Actuariële analyse In deze analyse wordt de invloed verklaard van opgetreden verschillen tussen de actuariële grondslagen en werkelijke ontwikkelingen. Asset Liability Management (ALM) Het in kaart brengen van de onderlinge samenhang van pensioenverplichtingen, premiebeleid en beleggingsmix. Met behulp van ALM-simulatiemodellen worden beelden geschetst van de kansen en bedreigingen voor het pensioenfonds in diverse economische scenario’s. Beleggingsfonds Instelling die geld van derden belegt in aandelen of andere beleggingssoorten. Beleggingsmix De verdeling van beleggingen over verschillende beleggingscategorieën, zoals bijvoorbeeld aandelen en vastrentende waarden. Ook wel beleggingsportefeuille. Benchmark Representatieve herbeleggingsindex waartegen de prestaties van de beleggingsportefeuille worden afgezet. Consumentenprijsindex alle huishoudens (afgeleid) Het consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens geeft het prijsverloop weer van een pakket goederen zoals dit gemiddeld wordt aangeschaft door alle huishoudens in Nederland. In de afgeleide index is het effect van veranderingen in de tarieven van productgebonden belastingen en subsidies en van consumptiegebonden belastingen geëlimineerd. Corporate Governance (voor pensioenfonds) Goed Pensioenfondsbestuur, waarbij integer en transparant handelen door het bestuur en het toezicht daarop zijn inbegrepen. Daarbij legt het bestuur verantwoording af over het gevoerde beleid. Continuïteitsanalyse Pensioenfondsen voeren eens per drie jaar een continuïteitsanalyse uit. Deze analyse laat zien of het pensioenfonds ook op de lange termijn aan de pensioenverplichtingen kan voldoen. Dekkingsgraad De dekkingsgraad is de verhouding tussen de netto-activa en de voorziening pensioenverplichtingen, uitgedrukt in een percentage. Dit verhoudingsgetal geeft aan in hoeverre op lange termijn de pensioenverplichtingen kunnen worden nagekomen. De nettoactiva zijn het saldo van het belegd vermogen, de andere activa en de schulden.
88
Derivaten Van effecten afgeleide financiële instrumenten (beleggingsproducten), waarvan de waarde afhankelijk is van de waarde van andere meer onderliggende variabelen als valuta’s, effecten en rentes. Voorbeelden zijn futures en swaps. DNB De Nederlandsche Bank. Duration De gevoeligheid van een waarde voor fluctuaties in de kapitaalmarktrente, rekening houdend met de resterende looptijd van die waarde. Eigen vermogen Buffer om mogelijke waardedalingen van de in het fonds aanwezige middelen op te vangen. Pensioenfondsen zijn verplicht om te beschikken over een voldoende grote buffer. Met een toereikendheidstoets kan jaarlijks worden vastgesteld of het eigen vermogen groot genoeg is. Minimaal vereist eigen vermogen: De ondergrens van het vereist eigen vermogen. Indien het fonds niet over het minimaal vereist vermogen beschikt is sprake van een dekkingstekort. Vereist eigen vermogen: Het vermogen dat nodig is om te bewerkstelligen dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat het pensioenfonds binnen een periode van één jaar over minder waarden beschikt dan de hoogte van de voorziening pensioenverplichtingen. Het wordt berekend conform de daarvoor geldende wettelijke regels. Gewenst eigen vermogen: Het vermogen dat nodig is ter dekking van de pensioenverplichtingen, verhoogd met het vermogen dat nodig is om de toeslagambitie ook op de lange termijn na te komen. Het gewenst eigen vermogen is minimaal gelijk aan het vereist eigen vermogen. Het wordt berekend conform de daarvoor geldende wettelijke regels. Feitelijke premie De feitelijke premie is de premie zoals deze daadwerkelijk wordt geheven in het boekjaar. Financieel Toetsingskader (FTK) De door DNB uitgevoerde methodiek voor de toetsing van de financiële opzet en toestand van pensioenfondsen die vanaf 1 januari 2007 verplicht is. Franchise Het deel van het salaris dat niet wordt meegenomen bij het berekenen van de pensioengrondslag. GBM/GBV Zie prognosetafels.
89
Gedempte premie De gedempte premie wordt berekend door de rente of het rendement te baseren op een voortschrijdend gemiddelde uit het verleden of het rendement op een verwachting voor de toekomst. Grondstoffen Grondstoffen en goederen waarvan de prijs in hoge mate wordt bepaald door de actuele vraag en aanbod. Voorbeelden zijn: olie, graan en metalen. Indexatie Zie toeslagverlening. Kostendekkende premie Pensioenfondsen zijn verplicht om een kostendekkende premie te berekenen. De kostendekkende premie fungeert als (wettelijk) ijkpunt bij de beoordeling van de feitelijke premie die het fonds in rekening brengt. De kostendekkende premie bestaat uit de actuarieel benodigde premie voor de pensioenverplichtingen, een opslag die nodig is voor het in stand houden van het vereist eigen vermogen, een opslag voor uitvoeringskosten van het pensioenfonds en de premie die actuarieel benodigd is voor de voorwaardelijke onderdelen van de regeling. Marktwaarde De marktwaarde is het bedrag waarvoor een recht of een verplichting kan worden afgewikkeld tussen terzake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn. Opbouwregeling De pensioenregeling waarin jaarlijks een pensioenlaag wordt opgebouwd. Opkomende markten Markten die eerder achterbleven bij de economische ontwikkeling, maar waarvan de vooruitzichten nu goed zijn. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om markten in Midden- en ZuidAmerika, Midden- en Oost-Europa, het Verre Oosten en Zuid-Afrika. Outperformance/underperformance Het rendement dat een vermogensbeheerder heeft behaald over een door hem beheerde portefeuille ten opzichte van het rendement van de benchmark. Pensioenkoepels Met de pensioenkoepels worden drie instellingen bedoeld: de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen, de Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen en de Unie van Beroepspensioenfondsen (UvB). Pensioenwet Op 1 januari 2007 is de Pensioenwet in werking getreden. De Pensioenwet heeft tot doel de waarborgen te verschaffen voor financiële zekerheid, individuele zekerheid en uitvoeringszekerheid.
90
Prognosetafels Prognosetafels geven de gemiddelde waargenomen overlevings- en sterftefrequenties binnen de Nederlandse bevolking weer over een afgelopen vijfjarige periode en projecteren die naar de toekomst op basis van de in de in het verleden waargenomen en naar de toekomst doorgetrokken trends in deze frequenties. Zij worden gebruikt bij het berekenen van pensioenpremies en de waardering van de pensioenverplichtingen. Er zijn voor mannen en vrouwen aparte prognosetafels afgeleid: GBM en GBV. De prognosetafels worden verder aangeduid met jaartallen die de waarnemingsperiode aangeven, b.v. GBM en GBV 2005-2010. Rentetermijnstructuur (RTS) Maandelijks door DNB gepubliceerde marktrente met een looptijd van 1 tot 60 jaar, waarmee de toekomstige cashflow van de verplichtingen contant moet worden gemaakt. RJ610 De Raad voor de Jaarverslaglegging (RvJ) heeft een richtlijn opgesteld (RJ610) voor pensioenfondsen, met voorwaarden voor het jaarverslag en de jaarrekening. Sterftetafels Zie prognosetafels. Stichtingskapitaal en reserves Zie eigen vermogen. Technische voorziening (voorziening pensioenverplichtingen) Technische voorzieningen worden gevormd om alle uit de pensioenregeling of andere overeenkomsten voortvloeiende pensioenverplichtingen te kunnen nakomen. Toeslagverlening (indexatie) Om de koopkracht van pensioenen niet achteruit te laten gaan, kunnen pensioenen worden aangepast. Dit houdt in dat een toeslag kan worden gegeven op het pensioen. Het bestuur neemt jaarlijks een besluit over het al dan niet verhogen van uw pensioenaanspraken. De toeslagverlening is voorwaardelijk. Er wordt slechts toeslag verleend voor zover de middelen van het fonds dit toelaten. Verantwoordingsorgaan De in de Principes voor Goed Pensioenfonds Bestuur gehanteerde term voor een orgaan waarin de actieve deelnemers, de pensioengerechtigden en de financieel betrokken werkgever(s) zijn vertegenwoordigd en waaraan het bestuur periodiek verantwoording aflegt. Visitatiecommissie In het kader van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur kan voor het toezichthoudend orgaan gekozen worden voor een visitatiecommissie die tenminste één keer in de drie jaar – of vaker als daartoe aanleiding is – het functioneren van het bestuur toetst. De visitatiecommissie wordt benoemd door het bestuur en bestaat uit ten minste drie onafhankelijke deskundigen.
91
Waardeoverdracht(en) Het naar een andere pensioenregeling overdragen van de waarde van het opgebouwde pensioenrecht. WIA Dit is de afkorting voor de wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen.
92
Colofon Uitgegeven door: Stichting GE Pension NL 2007 Amsteldijk 166 1079 LH Amsterdam Correspondentieadres: TKP Postbus 501 9700 AM Groningen Bezoekadres: TKP Europaweg 27 9723 AS Groningen Telefoon (050) 582 79 60 Fax (050) 313 82 01 Internet www.gepensionnl2007.nl Email
[email protected] Realisatie: TKP Pensioen BV Postbus 501 9700 AM GRONINGEN
93