2.7 Financiering Algemeen Deze paragraaf informeert de raad over het treasurybeleid en het risicobeheer van de financieringsportefeuille. De kaders hiervoor zijn vastgelegd in de wet Financiering Decentrale Overheden (Fido). Het belangrijkste uitgangspunt van deze wet is het beheersen van de (mogelijk) uit de treasuryfunctie voortvloeiende risico’s. Het wettelijk kader is verder uitgewerkt in het treasurystatuut van de gemeente Eindhoven. Hierin staan de doelstellingen, verantwoordelijkheden, bevoegdheden en de administratieve organisatie rond het beheer van liquiditeiten van de gemeente op korte en lange termijn.
Liquiditeiten ontwikkeling De gemeente Eindhoven werkt vanuit totaalfinanciering. Kenmerk van totaalfinanciering is dat de (tijdelijke of structurele) tegoeden dan wel schulden van sectoren niet separaat maar gebundeld worden aangehouden bij commerciële banken. Dit bundelen van middelen leidt er toe dat alle tijdelijke of structurele kastekorten of -overschotten gesaldeerd worden voordat de gemeente zich op de geld- of kapitaalmarkt begeeft. In dat kader is het van belang om goed inzicht te hebben in het verloop van inkomsten en uitgaven. Daarmee kunnen we beter sturen op de benodigde liquiditeiten voor de komende jaren, de aan te trekken externe financiering en de ontwikkeling van de rentekosten. Belangrijk onderdeel van de liquiditeitenplanning is de investeringsplanning. Uit de liquiditeitenprognose blijkt dat de netto-kasuitstroom in 2015 voornamelijk wordt bepaald door de hoogte van de investeringen. De verwachte uitstroom in 2015 bedraagt € 105,4 miljoen. Liquiditeitsprognose 2015
Bedragen x € 1 miljoen
Inkomsten exploitatie
703,0
Uitgaven exploitatie
-657,3
Subtotaal: kasstroom exploitatie Financiële kasstroom Subtotaal: kasstroom vóór investeringen
45,7 -41,6 4,1
Investeringskasstroom: Investeringen maatschappelijk nut
-25,5
Investeringen economisch nut
-83,4
Investeringen grondexploitaties (netto) Totaal netto kasstroom (-/- betekent lenen)
-0,6 - 105,4
De liquiditeitsprognose is opgemaakt aan de hand van de voorliggende begroting 2015, inclusief het Meerjaren investeringsprogramma (MIP) 2015 – 2018. Omdat de betalingen (van de investeringen) meestal plaatsvinden na de uitvoering van het (deel)project, is een temporisering van 20% in de kasstroom verwerkt ten opzicht van de bedragen zoals in het MIP opgenomen. De laatste stand van zaken met betrekking tot de geplande investeringen 2014 is eveneens verwerkt in de liquiditeitsprognose.
54 - 2. Paragrafen
Het totale kasstroomoverschot vóór investeringen is in 2014 € 4,1 miljoen. De totale kasuitstroom voor investeringen maatschappelijk nut 2015 is € 25,5 miljoen. We lenen in principe niet voor investeringen in Maatschappelijk nut, maar betalen deze uit de exploitatie- en financiële kasstroom. De investeringen in Maatschappelijk nut 2015 staan gezien de beschikbare middelen onder druk. Op basis van de beschikbare gegevens moeten we een bedrag van € 21,3 miljoen lenen voor investeringen in Maatschappelijk nut in 2015. Over een periode van vier jaar kunnen de investeringen maatschappelijk nut wel gefinancierd worden uit het positieve saldo van de kasstroom voor investeringen. Daarmee voldoen we aan het gestelde uitgangspunt dat er niet wordt geleend voor maatschappelijk nut. De planning van de investeringen wordt voortdurend gemonitord en leidt tot actualisering van de liquiditeitsprognose.
Opgenomen leningenportefeuille De wet Fido beoogt het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. De wet kent een onderscheid tussen regels voor korte en voor lange financiering. Via de kasgeldlimiet stelt de wet een grens aan het bedrag dat maximaal met kort geld mag worden gefinancierd. Deze wordt berekend als een percentage van het begrotingstotaal (8,5%). Door de drie decentralisaties stijgt het begrotingstotaal met ruim € 100 miljoen. De kasgeldlimiet beweegt mee en stijgt in 2015 naar € 74 miljoen, een toename van € 9,2 miljoen; een logische toename gezien de extra activiteiten die op de gemeente af komen. De gemiddelde netto-vlottende schuld per kwartaal mag de kasgeldlimiet niet overschrijden. De wet bepaalt tevens dat de gemeente aanvullende maatregelen moet nemen wanneer de kasgeldlimiet in 3 achtereenvolgende kwartalen wordt overschreden. De kasgeldlimiet zal op z’n vroegst in het vierde kwartaal van 2014 overschreden worden, maar mogelijk pas in het 1e kwartaal 2015. Binnen drie kwartalen moet de overschrijding opgeheven zijn door kasgeldleningen om te zetten in langlopende leningen (met een looptijd > 1 jaar). Op basis van de liquiditeitenprognose 2014 en 2015 zal in 2015 ca. € 100 miljoen aan nieuwe langlopende leningen afgesloten worden. De hiermee gepaard gaande rentekosten zijn structureel begroot. In 2015 zal moeten blijken hoe de inkomsten- en uitgavenpatronen van de decentralisaties gedurende het jaar gaan verlopen en welk effect ze hebben op de kasgeldlimiet. In het MIP zijn t/m 2018 bruto investeringen opgenomen voor bijna € 500 miljoen. Mede daardoor zal in deze periode de leningenportefeuille, naar verwachting, toenemen met ruim € 200 miljoen. In dat geval is er vanaf 2017 extra rentebudget nodig. Voor het treasurybeheer is de ontwikkeling van de marktrente vanzelfsprekend erg belangrijk. Zowel de korte rente op kasgeldleningen als de lange rente zijn nog steeds erg laag en in 2014 verder gedaald. Gezien de zeer lage rente op kortlopende geldleningen (ca. 0,0%) zal de kasgeldlimiet zo goed mogelijk worden benut, tenzij de verwachting is dat de lange rente substantieel gaat stijgen. In dat geval is het gunstiger om eerder lang geld aan te trekken om zo een rentevoordeel voor meerdere jaren te behalen.
2. Paragrafen - 55
De marktrente heeft zich de afgelopen 10 jaar als volgt ontwikkeld: rente%
Omslagrente per 2015 10 jaars marktrente (gemeenten)
7,00 6,00 5,00 4,00 3,00 2,00 1,00 0,00
jul02 jan03 jul03 jan04 jul04 jan05 jul05 jan06 jul06 jan07 jul07 jan08 jul08 jan09 jul09 jan10 jul10 jan11
jul11
jan12 jul12 jan13 jul13 jan14 jul14
De gemeente Eindhoven heeft medio 2014 voor een totaalbedrag van ca. € 379 miljoen aan lang lopende geldleningen opgenomen, waarvan € 39 miljoen is doorgeleend aan Eindhovense woningbouwcorporaties. De renterisiconorm dwingt af dat openbare lichamen tot een dusdanige opbouw van de leningenportefeuille komen, dat tegenvallers als gevolg van renteaanpassing en herfinanciering in voldoende mate worden beperkt. Het renterisico mag jaarlijks maximaal 20% zijn van het begrotingstotaal. De renterisiconorm neemt eveneens toe door de decentralisaties en wordt voor 2015 begroot op € 174 miljoen (20% van het begrotingstotaal). In 2015 wordt de norm niet overschreden: het totaal aan aflossingen in 2015 bedraagt ca. € 47 miljoen; er zijn geen renteherzieningen. Indien kasgeld omgezet moet worden in lange leningen, worden in de regel leningen aangetrokken met een looptijd tussen de 5 en 10 jaar. Deze looptijden vormen voor de gemeente Eindhoven een optimale mix tussen het te betalen rentepercentage op nieuwe leningen, en het renterisico bij herfinanciering. De structuur van de leningenportefeuille is zodanig opgebouwd dat jaarlijks voor een bedrag van maximaal € 50 miljoen aan langlopende leningen afgelost moet worden, waarvoor herfinanciering nodig is. Het jaarlijkse renterisico op herfinanciering is daardoor beperkt. Door geen zeer langlopende leningen af te sluiten met looptijden langer dan 10 jaar, wordt optimaal gebruik gemaakt van de rentestructuur (hoe langer de looptijd hoe hoger het rentepercentage). De rentedruk (de te betalen rente als percentage van de totale uitgaven) komt ultimo 2014 naar verwachting uit op 0,7%. De rentelasten, die samenhangen met de financiering van investeringen in economische nut en grondexploitaties, worden doorberekend aan de gemeentelijke sectoren. Over het kapitaalbeslag wordt aan de interne sectoren een vooraf gecalculeerd rentepercentage (interne rekenrente) in rekening gebracht. Dit percentage is een mix van de kosten voor eigen vermogen, aangetrokken langlopende geldleningen en een deel van de kosten voor kortlopende middelen. De renteresultaten komen rechtstreeks in de exploitatie tot uitdrukking. Bij de kadernota 2015-2018 is de interne rekenrente opnieuw bepaald en vastgelegd voor de duur van één collegeperiode op 3,75%. Uitgangspunt is de te betalen rente over langlopende leningen (gebaseerd op de financieringspositie per eind 2013) met een opslag voor financieringsrisico’s op concernniveau van 1%. Uitzondering hierop vormen, net als in 2013 en 2014, de verliesgevende planexploitaties binnen het grondbedrijf, waarvoor een rentepercentage van 1,5% wordt gehanteerd.
56 - 2. Paragrafen
Verstrekte leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak De wet schrijft voor dat het verstrekken van leningen evenals het verlenen van garanties alleen is toegestaan voor de uitoefening van de publieke taak. Begin 2015 heeft de gemeente voor een bedrag van ca. € 74 miljoen aan leningen versterkt aan derden. Van dit bedrag is € 39 miljoen uitgeleend aan Eindhovense woningbouwcorporaties, waarvan € 26 miljoen is afgesloten met zogenaamde WSW garantie; in geval de tegenpartij in gebreke blijft, kan de gemeente haar lening via het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) terug krijgen. Begin 2015 is voor een bedrag van ca. € 32 miljoen aan leningen direct gegarandeerd door de gemeente aan instellingen, die actief zijn op het gebied van gezondheidszorg, welzijn, sport en cultuur. De garanties zijn deels verstrekt met hypothecaire zekerheid. B&W is terughoudend in het verstrekken van nieuwe garanties of leningen. In geval van materiële bedragen wordt vooraf advies ingewonnen van de raad.
Verloop huidige portefeuille (x € 1 miljoen) Ultimo jaar
2013
2014
2015
2016
2017
Totaal verstrekte leningen
74
Totaal verstrekte garanties
32
69
67
65
46
31
29
23
18
Bij de stichting Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) bekleedt de gemeente een achtervang positie. Hierdoor staat de gemeente samen met het Rijk eind 2014 indirect borg voor de langlopende leningen die onder directe borging van het WSW aan woningcorporaties zijn verstrekt (ca. € 1,2 miljard). Momenteel zijn er geen signalen dat deze achtervangpositie wordt aangesproken. Op de uitstaande leningen en garanties loopt de gemeente kredietrisico. Voor dit doel wordt de voorziening algemene risico’s garanties en geldleningen aangehouden. Over een deel van de lopende leningen en garanties wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht bij de geldnemer die wordt gestort in deze voorziening. Indien de gemeente wordt aangesproken op haar garantie, of een lening niet wordt afgelost, komt dit verlies ten laste van deze voorziening. Om de hoogte van de voorziening te bepalen wordt een relatie gelegd met het risico van de uitstaande leningen en garanties. Jaarlijks wordt de financiële positie van de geldnemers individueel beoordeeld. De solvabiliteit van de geldnemer in combinatie met de (hypothecaire) zekerheden voor de gemeente bepaalt de noodzakelijke buffer in de voorziening. De hoogte van de voorziening (ca. € 3,9 miljoen) wordt voldoende geacht voor het afdekken van de risico’s.
Beleggingsportefeuille Met de invoering van de wet HOF zijn gemeenten verplicht hun (structurele en incidentele) tegoeden aan te houden bij de Nederlandse Staat, het zogenaamde verplicht schatkistbankieren. Nieuwe beleggingen zijn niet meer mogelijk, maar oude beleggingen mogen wel aangehouden worden tot de einddatum. Eindhoven heeft geen structurele tegoeden; vrijvallende beleggingen zijn en worden ingezet voor de aflossing van geldleningen. De beleggingsportefeuille, gekocht met middelen uit de verkoop van de NRE, bevat op 1 januari 2015 nog slechts één garantieproduct. Deze belegging, opgebouwd uit een deel obligaties (90%) en een deel aandelen (10%), valt vrij in 2016. Het kredietrisico volgen we onder meer aan de hand van ‘ratings’, een maatstaf voor kredietwaardigheid. Vanuit ons treasurystatuut is voor de kredietwaardigheid van tegenpartijen de status ‘AA’ minimaal vereist. De rating van de obligatie in het resterende garantieproduct voldoet aan deze eis.
2. Paragrafen - 57
Hoewel de gemeente Eindhoven geen structurele tegoeden heeft, kan het voorkomen dat er tijdelijk een kasoverschot is. Indien dit kasoverschot gemiddeld over een kwartaal boven de limiet (ca € 4,5 miljoen voor Eindhoven in 2015) komt, moet het meerdere bij de Staat worden afgestort tegen minimale rentevergoeding. Door middel van een zo accuraat mogelijk liquiditeitenplanning op dagbasis, wordt gestuurd op een liquiditeitensaldo dat gemiddeld onder de norm ligt. Met name de inkomstenkant (belastingen, incidentele subsidies) is moeilijk per dag voorspelbaar. De ervaring over 2014 leert dat gemiddeld over het kwartaal deze pieken over het algemeen goed op te vangen zijn.
Samengevat De komende jaren is als gevolg van investeringen opnieuw een forse liquiditeitenuitstroom te verwachten. De leningenportefeuille neemt hierdoor toe. Voor 2015 blijven we binnen de gestelde wettelijke normen op het gebied van de kasgeldlimiet en de renterisiconorm. Wel wijken we in 2015 bewust af van de spelregel ten aanzien van het niet lenen voor investeringen in maatschappelijk nut. Het rentebudget zal op termijn niet toereikend zijn. De realisatie van de voornemens wordt daarom nauwgezet gevolgd om tijdig bij te kunnen sturen.
58 - 2. Paragrafen
2. Paragrafen - 59