Informatiebrochure Interdisciplinaire Mastertrack Universiteit Utrecht
Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek Diagnostiek en behandeling van jeugdigen met complexe externaliserende problematiek in een gedwongen kader.
Faculteit Sociale Wetenschappen Universiteit Utrecht
Coördinator C.M.A. van Laarhoven-Aarts Januari 2013
Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek Universiteit Utrecht
1
Inhoudsopgave
Voorwoord
p. 3
1. Verantwoording 1.1. Relevantie van een Mastertrack op het gebied forensische jeugdzorg
p. 4
1.2. Relevantie van een interdisciplinaire Mastertrack
p. 4
1.3. Relevantie van een integratieve Mastertrack
p. 5
2. Het onderwijsprogramma 2.1. Algemene informatie
p. 7
2.2. Inhoud van het onderwijsprogramma
p. 9
2.2.1. FO&O I
p.10
2.2.2. FO&O II
p.11
3. Stage en thesis 3.1. Stage
p. 12
3.2. Thesis
p. 15
4. Forensische expertise aan de Universiteit Utrecht 4.1. Het expertisecentrum Forensische Jeugdzorg van het Ambulatorium van de Faculteit Sociale Wetenschappen UU
p.17
Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek Universiteit Utrecht
2
Voorwoord De interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingpsychologie en Orthopedagogiek (MFO&O kan worden gevolgd door studenten die gekozen hebben voor het Masterprogramma Kinder- & Jeugdpsychologie of Orthopedagogiek. Het cursorisch gedeelte van het programma is afgestemd op vraagstukken uit het forensisch veld. Om de inbedding van de praktijk in wetenschap te verzekeren, wordt door de studenten gelijktijdig cursorisch onderwijs gevolgd, stage gelopen en een thesis geschreven. De theorie die aangeboden wordt richt zich enerzijds op analyse en achtergronden van complex externaliserend probleemgedrag dat in veel gevallen ook gepaard gaat met ernstige internaliserende problemen of die in verband kunnen worden gezien met hechtingsproblemen of psychotrauma. Ook wordt aandacht besteed aan (vroegtijdige) interventies en behandeling van complex probleemgedrag. In de specifieke cursussen worden studenten geschoold in ontwikkelingspsychopathologie, diagnostiek en behandeling. De doelgroep betreft vooral (jonge) adolescenten en hun ouders die veelal vastgelopen zijn in de reguliere hulpverlening en vanwege de complexer wordende problematiek zijn aangewezen op gedwongen en vaak ook residentiële hulpverlening. Binnen de Mastertrack zullen de masterstudenten onderwezen worden door hoogleraren en docenten van ontwikkelingspsychologie en orthopedagogiek die elk hun eigen specialisatie hebben op het terrein van complex, externaliserend probleemgedrag. Als gastdocent zijn een Jurist van de Raad van de Kinderbescherming, een Officier van Justitie en een Kinderrechter en uitgenodigd zodat eveneens aandacht wordt besteed aan het snijvlak tussen gezondheidszorg en recht. Het is de bedoeling dat de studenten in hun stage een goede vertaalslag kunnen maken van de theorie naar de praktijk.
In deze brochure wordt aandacht besteed aan de verantwoording van de keuze voor de Interdisciplinaire Mastertrack. Daarnaast wordt uitleg gegeven over het onderwijsprogramma en de inbedding daarvan in de wetenschappelijke en klinische expertise die bij beide disciplines Kinder- & Jeugdpsychologie en Orthopedagogiek beschikbaar is. Wij vertrouwen erop met dit Masterprogramma in te kunnen spelen op de toenemende behoefte aan afstemming tussen opleiding, onderzoek en klinische praktijk in het forensisch veld.
Utrecht, juli 2012 Elly van Laarhoven, coördinator
Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek Universiteit Utrecht
3
1.Verantwoording 1.1. Relevantie van een Mastertrack op het gebied forensische jeugdzorg De op te leiden professional die in het forensisch veld werkzaam zal zijn draagt de verantwoordelijkheid met zich mee om besluiten te nemen voor een cliënt in diens belang, maar ook in het belang van de maatschappij. Deze professional dient bij het handelen niet alleen verantwoordelijkheid af te leggen aan de cliënt aan wie de hulp wordt verleend, maar ook aan de ingrijpende overheid. Bij de advisering en besluitvorming over de aanpak van een jongere moet de clinicus in het forensisch veld bijvoorbeeld rekening houden met het ‘gevaarscriterium’ (strafrechtelijk kader) of de ‘noodzaak’ om een jongere te beschermen tegen verder afglijden (civielrechtelijk kader). In de Mastertrack staat complex, externaliserend probleemgedrag centraal en wordt onderwijs gegeven op het gebied van diagnostiek en behandeling met de bedoeling om de ontwikkeling van antipersoonlijkheidsstoornissen tegen te gaan. De maatschappelijke relevantie van expertise op dit gebied wordt door de gezondheidsraad onderschreven. Een commissie van de Gezondheidsraad (2006) heeft in een advies aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport gewezen op de wetenschappelijk onderbouwde mogelijkheden om een antisociale persoonlijkheidsstoornis te voorkomen en om zorg te verlenen aan mensen met deze stoornis. Tegelijkertijd wijst de commissie op het gebrek aan goed onderzoek naar de behandeling ervan. Vastgesteld is dat de mogelijkheden in de praktijk niet ten volle worden benut. De ontwikkeling van richtlijnen voor diagnostiek en behandeling wordt door de commissie van de Gezondheidsraad geopperd als mogelijkheid om een eerste stap in de goede richting te zetten. Gewezen wordt op de noodzaak om op effectieve en doelmatige wijze bij kinderen en adolescenten op latere leeftijd een gedragsstoornis te voorkomen, (Gezondheidsraad, 2006). De Mastertrack richt zich op deze specifieke vraagstukken die men in het forensisch werkveld tegen komt; toch is de Mastertrack geen opleidingspad tot een specialisme. De studenten zijn na het behalen van het Masterdiploma breed inzetbaar als basispsycholoog of orthopedagoog. De kennis op het gebied van complexe externaliserende problematiek, de vaardigheid om om te gaan met weerstanden tegen hulpverlening en inzicht in juridische kaders dragen er toe bij om de competenties te ontwikkelen die ook in andere werkvelden toepasbaar zijn.
1.2. Relevantie van een interdisciplinaire Mastertrack. De keuze om een Mastertrack aan te bieden waarin zowel orthopedagogiek als ontwikkelingspsychologie participeert, komt voort uit de overtuiging dat de complexe problematiek in het forensisch veld vanuit meerdere perspectieven dient te worden geanalyseerd en aangepakt. De Mastertrack richt zich vooral op vraagstukken over adolescenten die vanwege de complexe externaliserende problematiek zijn aangewezen op intensieve hulpverlening. Soms moet die hulp residentieel worden
Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek Universiteit Utrecht
4
aangeboden, in veel gevallen zelfs in een gedwongen kader. Vraagstukken over uithuisplaatsing en gedwongen behandeling zijn specifiek voor dit maatschappelijk werkveld. Deze Forensische Mastertrack wil een substantiële bijdrage leveren aan de expertiseontwikkeling van het klinisch handelen binnen zowel het civielrechtelijke als strafrechtelijke domein waarbinnen zowel ontwikkelingspsychologische kennis als orthopedagogische kennis toegepast moet worden. Analyse en interventies vormen de kern van de theoretische cursussen in de Mastertrack.. Een integratie van de expertise die vanuit de pedagogische en ontwikkelingspsychologische invalshoek wordt opgebouwd levert juist in dit specifieke veld een meerwaarde op voor de expertise die ontwikkeld wordt.
1.3. Relevantie van een integratieve Mastertrack De Mastertrack is wel specifiek, maar niet ‘geïsoleerd’. Integendeel, het specifieke bestaat uit het feit dat er juist aandacht is voor het leggen van verbanden op diverse niveaus. Op drie verschillende gebieden beoogt de Mastertrack een programma te bieden dat focust op ‘verbinden’: -
Op de eerste plaats op het gebied van integratie theorie-praktijk. Studenten lopen stage in een werkveld waar vraagstukken op het gebied van gedragsproblematiek op de voorgrond staan en schrijven een thesis over een onderwerp uit dit veld. Door hen een theoretisch programma aan te bieden dat hierbij aansluit wordt de kans vergroot dat de integratie theorie-praktijk beter op gang komt. Het professioneel handelen van de student in de beroepspraktijk krijgt zodoende een academischer karakter en de theoretische scholing zal beter aansluiten bij de praktijkervaringen. De intentie is aanwezig om de uitwisseling tussen wetenschap en beroepspraktijk ook via de stage-instellingen vorm te geven. Het informeren van de stageinstellingen over het onderwijsprogramma en het evalueren bij de stage-instellingen over het programma vormt hier een onderdeel van.
-
Op de tweede plaats op analytisch niveau. De externaliserende problematiek wordt bestudeerd tegen de achtergrond van verklarende en in standhoudende factoren. Ook is er structureel aandacht voor co-morbiditeit, waardoor ook internaliserende problematiek in verband wordt gebracht met de in het oog springende externaliserende problemen. Het externaliserend probleemgedrag wordt derhalve bestudeerd in samenhang
met andere factoren. Dit
denkmodel, waarbij structureel wordt gekeken naar verbanden met andere factoren ligt aan de basis van het hypothesen-toetsend model. Dit is een wetenschappelijk gefundeerd beslismodel waar de studenten mee moeten kunnen werken als zij de basisaantekening diagnostiek willen halen die door de beide beroepsverenigingen (NIP en NVO) worden afgegeven bij het indienen van drie casussen volgens genoemde kwaliteitscriteria. -
Last but not least is er aandacht voor de verbanden die gelegd worden over disciplinaire grenzen heen. De Mastertrack biedt een geïntegreerd programma waarin zowel
Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek Universiteit Utrecht
5
orthopedagogische kennis als ontwikkelingspsychologische kennis samengaan. Maar ook is er expliciet aandacht voor de dialoog met professionals in het domein van justitie. Gemeend wordt dat juist door het verbinden van kennis, de kwaliteit van de kennis zal toenemen. Het specifieke leidt dus niet tot isolement; maar juist tot participatie in andere velden. Stageplaatsen die aansluiten bij de Mastertrack zijn plaatsen waar gewerkt wordt met jongeren met complexe externaliserende problematiek en waar sprake is van uithuisplaatsing en/of hulp in een gedwongen kader wordt geboden. Ook stage-plaatsen waar juist vanuit preventief oogpunt wordt gewerkt om negatief afglijden aan te pakken of waarbij een vervolgtraject wordt aangeboden en die vaak de ketenpartners zijn van jeugdzorg-plus instellingen of justitiële instellingen, sluiten aan op het onderwijsprogramma van de Mastertrack.
In het kader van toetsing en ontwikkeling van het integratieve aspect van het onderwijs in de Mastertrack zal in de studiejaren 2012-2013 en 2013-2014 een project worden opgezet waarbij de evaluatiegegevens
van
studenten
en
stage-instellingen
de
input
zullen
vormen
voor
kwaliteitsontwikkeling van het programma. De verbetercyclus zal tijdens het project al vorm krijgen. Het project zal worden gesubsidieerd door EMP-gelden die door de Universiteit Utrecht ter beschikking worden gesteld voor innovatieve projecten.
Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek Universiteit Utrecht
6
2. Het Onderwijsprogramma 2.1. Algemene informatie Instroom in het masteroprogramma geschiedt vanuit de twee disciplines: Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek. De studenten studeren af in de eigen studierichting. Op de cijferlijst wordt duidelijk gemaakt dat de Mastertrack is gevolgd binnen de track Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek. Het Masterprogramma heeft een klinisch karakter: diagnostiek en behandeling staan centraal. De registratie voor diagnostiek, bij de NVO en BAPD past binnen het onderwijsprogramma.
Overzicht van het totale Masterprogramma:
Blok 1 Blok 2 Thesis PEDA
Blok 3 Blok 4 22,5 ects
Bachelor Pedagogiek
Master Orthopedagoog Stage PEDA
Studiepad Orthopedagogiek
Hulpverleningsinstelling voor jeugdigen met complexe, externaliserende problematiek
Analyse 7,5 ects
Studiepad Kinder- & Jeugdpsychologie
Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek (MFO&O)
Behandeling 7,5 ects
Stage OWP Bachelor Psychologie
22,5 ects
22,5 ects
Hulpverleningsinstelling voor jeugdigen met complexe, externaliserende problematiek Thesis OWP 22,5 ects
Master Kinder&Jeugdpsycholoog Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek (MFO&O)
De studenten schrijven zich in voor de master Orthopedagogiek of K&J-psychologie via Studielink, alle info is te vinden op de studiekiezerswebsite. Toelichting: De mastertrack biedt toegang voor studenten die een van de volgende voortrajecten hebben afgelegd: -
het bachelorprogramma Pedagogiek , studiepad Orthopedagogiek
-
het bachelorprogramma Psychologie, studiepad Kinder- & Jeugdpsychologie
Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek Universiteit Utrecht
7
-
studenten die een bachelorprogramma hebben gevolgd aan een andere universiteit en door de examencommissie zijn toegelaten tot de Master Kinder&Jeugdpsychologie of Orthopedagogiek.
In blok 1 en 2 volgen alle studenten twee theoretische vakken: Blok 1: FO&O I, Analyse en achtergronden 7,5 ects In FO&O I is een verdiepende cursus Jeugdrecht verwerkt. Blok 2: FO&O II, Preventie, behandeling & begeleiding.7,5 ects In de blokken 1 t/m 3 of 4 wordt stage gelopen op een instelling binnen het forensisch veld (22,5 ects). In de blokken 1 t/m 4 of 3 en 4 (eventueel eerdere start) wordt de thesis geschreven (22,5 ects). Stage en thesis vallen binnen het Masterprogramma van Orthopedagogiek voor de pedagogen en binnen het Masterprogramma Ontwikkelingspsychologie voor de psychologen.
Instroomeis De instroomeisen die gelden voor het masterprogramma van de betreffende studierichting gelden ook voor de mastertrack Forensische Ontwikkelingpsychologie en Orthopedagogiek. De Minor Jeugd en Criminaliteit van Prof. dr. Ido Weijers wordt aanbevolen. Het masterprogramma Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek bouwt voort op de basis die in deze minor is gelegd. De colleges Jeugdrecht en de verplichte literatuur zijn verdiepend. Studenten die de minor niet hebben gevolgd kunnen voor de aanvang van het Masterprogramma een inhaalslag maken, bestaande uit een college en zelfstandige literatuurstudie. -
Zelfstudie Literatuur:
Weijers, I., & Eliaerts, C. (red.) (2008). Jeugdcriminologie: achtergronden van jeugd-criminaliteit. Den Haag: Boom Juridische uitgevers. ISBN 978-90-5454-846-1. de Hoofdstukken 1, 3, 5, 7, 10, 11 (totaal ongeveer 100 blz.). Weijers, I., & Imkamp,F. (red.) (2008). Jeugdstrafrecht in internationaal perspectief. Den Haag: Boom Juridische uitgevers. ISBN 978-90-8974-021-2. Hoofdstukken 4, 6, 9, 10, 11, 13 (totaal ruim 100 blz.). Weijers,I., (red.) (2008). Justitiële interventies. Den Haag: Boom Juridische uitgevers. ISBN 978-90-8974-022-9. Hoofdstukken 2, 4, 5, 6, 7, 9, 12 (totaal ongeveer 100 blz.).
De
Mastertrack
Forensische
Ontwikkelingspsychologie
en
Orthopedagogiek
biedt
een
cursusprogramma met een klinisch accent. De Mastertrack bereidt voor op de post-masteropleiding :
GZ-psycholoog
Orthopedagoog Generalist
Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek Universiteit Utrecht
8
Cognitief Gedragstherapeut
Profiel Forensisch Psycholoog
Rapporteur Pro Justitia van het NIFP
Vanwege de specifieke kennis over het forensisch veld kunnen de volgende beroepsperspectieven, tijdens of na genoemde post-master opleidingen worden genoemd:
Behandelcoördinator in Justitiële Jeugdinrichtingen.
Behandelcoördinator in instellingen voor jeugdzorg-plus
Behandelaar in Rec-4 scholen die verbonden zijn aan jeugdzorg-plus instellingen of JJI’s.
Behandelaar in ortho-psychiatrische instellingen
Diagnosticus en behandelaar in hulpverleningsinstellingen voor jeugdigen met ernstige opvoedings- en gedragsproblemen.
Gedragswetenschapper bij Bureau Jeugd Zorg
Gedragswetenschapper bij de Raad voor de Kinderbescherming
Psychodiagnostiek ten behoeve van de diagnostische aantekening BAPD (NIP) of diagnostische aantekening bij de NVO is onderdeel van de Mastertrack.
2.2. Inhoud van het onderwijsprogramma Opbouw van de cursus en betrokken hoogleraren en (gast)docenten Het theoretisch deel van het Masterprogramma bestaat uit twee cursussen, FO&O I: Analyse en Achtergronden (Blok I) en FO&O II: Preventie, behandeling en begeleiding (blok II). Beide cursussen bestaan uit een collegereeks en een werkgroepreeks waarin een vertaalslag wordt gemaakt van de collegestof en literatuur naar vraagstukken in de praktijk. De forensische Mastertrack wordt aangeboden door hoogleraren en universitair docenten uit de drie disciplines
Ontwikkelingspsychologie
(OWP),
Pedagogiek
(PEDA)
en
Algemene
Sociale
Wetenschappen (ASW) die allen bijzondere expertise hebben op het gebied van complexe externaliserende problematiek zoals die in de forensische jeugdzorg veelal wordt tegengekomen. De hoogleraren Prof. dr. Bram Orobio de Castro en
Prof. dr. Ido Weijers participeren in de
collegereeksen. Andere collegedocenten zijn dr. Minet de Wied, dr. S.Stoltz, mr. Kristien Hepping, drs. Elly van Laarhoven, dr. Gonneke Stevens en dr. I. Koning. Verder zijn gastdocenten uit de klinische praktijk gevraagd om specifieke expertise in te brengen, drs. Gerard Kocken en Marijke de Leeuw Msc, en drs. Marleen Bressers leveren hun bijdrage aan colleges en/of werkcolleges/ practica. Dit vast docententeam verzorgt de colleges in blok 1 en/of blok 2 of verzorgt werkgroepen en practica. Wanneer in het eerste blok is ingegaan op de analyse vanuit een bepaald wetenschappelijk
Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek Universiteit Utrecht
9
perspectief, zal de docent in het tweede blok ingaan op de aangrijpingspunten voor de interventies die aansluiten bij de analyse. In de werkgroepenreeksen van beide cursussen wordt een vertaalslag gemaakt van de theorie naar casuïstiekniveau en/of vaardigheidsniveau. In het onderwijsprogramma wordt een module jeugdrecht geïntegreerd van twee colleges en bijbehorende literatuur, en 3 gastcolleges. Gastdocenten vanuit het justitiële werkveld zijn: Mr. Isabeth Mijnarends, Officier van Justitie, mr. Lieke Verschoor-Bergsma, kinderrechter en mr. Jeanette. van Duffelen, jurist Raad voor de Kinderbescherming. Vanwege het blok Jeugdrecht wordt voldaan aan de hierover opgestelde eis aan het onderwijs op basis waarvan de studenten in aanmerking kunnen komen voor de LOGO-verklaring t.b.v. post-academisch onderwijs, w.o. de opleiding tot gz-psycholoog. Stage- en thesisbegeleiding worden verzorgd door de reguliere Masterprogramma’s K&J-psychologie en Orthopedagogiek.
2.2.1. FO&O I Analyse en Achtergronden FO&O I: Analyse en Achtergronden geeft een theoretische verdieping en gaat in op achtergronden en ontstaan van agressief en crimineel gedrag. De complexiteit, comorbiditeit en het multidimensionele verklaringsmodel komen in de collegereeks aan bod doordat de problematiek in elk college steeds vanuit een andere invalshoek wordt uitgelegd. De onderliggende mechanismen van externaliserende problematiek worden besproken vanuit verschillende verklaringsmodellen. Op deze manier wordt een transactioneel verklaringsmodel opgebouwd dat de student handreikingen biedt om de verklaringsanalyse uit het hypothesen toetsend model vorm te geven. In de werkgroepen wordt eveneens ingegaan op het diagnostisch proces. Aandacht wordt besteed aan de onderkenning en verklaring van psychopathologie bij jeugdigen. Daarbij is aandacht voor comorbiditeit van gedragsproblemen met andere psychopathologie. Studenten worden o.a. door opdrachten en presentaties in deze werkgroepen voorbereid op het schrijven van diagnostiekcasussen volgens het hypothesen toetsend model. Aansluitend op de colleges wordt een drietal gastcolleges verzorgd door achtereenvolgens een kinderrechter, een officier van justitie en een jurist van de Raad van de Kinderbescherming. Na een inleiding volgt een interactief deel waarbij de studenten in gesprek gaan met de gastdocent over vragen en dilemma’s die zij hebben voorbereid. Twee colleges worden gewijd aan jeugdstrafrecht.
Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek Universiteit Utrecht
10
2.2.2. FO&O II: Preventie, behandeling en begeleiding
FO&O II: Preventie, behandeling en begeleiding gaat in op wetenschappelijk gefundeerde interventies voor kinderen en jongeren met externaliserende problematiek. Er is aandacht voor de complexiteit en derhalve ook voor de co-morbiditeit. In de collegereeks worden interventies en algemene aanpakken besproken, die voortkomen uit de wetenschappelijke analyses die in Blok I aan de orde kwamen. De reeks van zes dubbele werkgroepen wordt in de cursus ‘practicum’ genoemd. Studenten starten met effectstudies van methodieken en bezoeken de website van de databank van het NJI over effectieve interventies. Tijdens de practica gaan ze aan de slag met een concrete casus. Parrallel aan de practica werken de studenten aan een andere casus, aan de hand waarvan een drie-ledige opdracht moet worden ingeleverd. De studenten maken intensief kennis met interventievormen die gebaseerd zijn op cognitieve gedragstherapie. Zij maken functieanalyses en op basis daarvan selecteren ze aangrijpingspunten voor individuele behandeling, of voor coaching van professionals. Er wordt al een basis gelegd voor de opleiding tot cognitief gedragstherapeut die de studenten na de Masteropleiding zouden kunnen gaan volgen www.vgct.nl In de practica worden een 3-tal thema’s behandeld, welke door een docent met specifieke expertise worden aangeboden; per week komen 2 van de drie thema’s aan bod.
Analyseren en evalueren van effectstudies van behandelprogramma’s (Minet de Wied, wetenschappelijk onderzoeker, specialiteit: empathie bij kinderen met agressief probleemgedrag).
Het opstellen en evalueren van een behandeling die gebaseerd is op cognitieve gedragstherapie (Elly van Laarhoven, cognitief gedragstherapeut).
Vaardigheden en inzichten verwerven op het gebied van coaching van professionals (Marleen Bressers, Behandelcoördinator LSG-Rentray, gespecialiseerd in coaching).
Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek Universiteit Utrecht
11
3. Stage en thesis *) 3.1. Stage De studenten lopen stage in een instelling in het forensisch werkveld of aanpalende vorm van hulpverlening waar expertise aanwezig is voor diagnostiek en behandeling van jeugdigen met ernstige, complexe externaliserende problematiek. Het zijn instellingen waar zowel op basis van strafrechtelijke of civielrechtelijke basis diagnostiek of behandeling wordt uitgevoerd of die ketenpartner vormen van deze instellingen in het forensisch veld. Ook is het begeleiden van groepsopvoeders en maatschappelijk werkers veelal een essentieel onderdeel van de stage. Het ‘dwangelement’ en/of de ‘vrijheidsbeneming’, of de dreiging daarvan, is kenmerkend voor de inhoud, vorm en context van de interventie. De student loopt gedurende min. 10 maanden, 2,5 tot 3 dagen stage per week. De meeste stages betreffen 100-150 dagen. In een convenant met de stage-instelling worden vaste afspraken hierover gemaakt. Vanuit de universiteit wordt de minimum eis gesteld van 22,5 ECTS = 630 uur.
Stageplaatsen zijn: -
Justitiële jeugdinrichtingen en instellingen voor jeugdzorg plus
-
Orthopsychiatrische instellingen en ambulante instellingen voor orthopsychiatrie
-
Raad voor de Kinderbescherming
-
Bureau Jeugdzorg
-
NIFP, Ambulatorium Zetten en Ambulatorium Universiteit Utrecht, sectie Forensische Jeugdzorg
-
Instellingen voor jeugdhulpverlening die hulp bieden aan specifieke probleemgroepen zoals b.v. meisjes met ‘loverboy’- problematiek of sterk gedragsgestoorde jongeren met een licht verstandelijke beperking.
Vanuit de universiteit krijgt de student een stagebegeleider aangewezen die beschikt over expertise t.a.v. de specifieke doelgroep.
De begeleiding van de stage wordt gegeven in: -
Stagewerkgroepen (6 bijeenkomsten).
-
Intervisiegroepjes.
-
Individueel overleg met de stagebegeleider op de stage-instelling (telefonisch en /of face-toface) n.a.v. stageplan, midden-evaluatie en stageverslag.
-
Individueel ten behoeve van de drie casussen voor de registratie psychodiagnostiek bij NIP en/of NVO.
*) De stage en thesis vallen onder het onderwijs van de discipline waarin de student af zal studeren.
Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek Universiteit Utrecht
12
Inhoud van de stage Aan het begin van de stage stelt de student in overleg met de stagebegeleider van de instelling een stageplan op. Dit bevat de stageleerdoelen, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen inhoudelijke (academische en professionele) doelen en doelen aangaande het persoonlijk functioneren. Ook worden de leeractiviteiten met betrekking tot screening, diagnostiek, indicatiestelling, behandeling en advisering, evaluatie en begeleiding beschreven. In een gesprek (telefonisch of op de stageplaats) tussen student, stagebegeleider en docent krijgt het stageplan zijn definitieve vorm.
Stagedoelen Na een succesvolle afronding van de stage binnen de Mastertrack Kinder & JeugdOntwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek kan de student:
de belangrijkste actuele ontwikkelingspsychologische en/of orthopedagogische vraagstellingen binnen het stagewerkveld signaleren en beoordelen en de belangrijkste theorieën en modellen welke toegepast worden in het betreffende werkveld identificeren en evalueren;
complexe vraagstellingen vanuit meervoudige theoretische perspectieven analyseren en relateren aan concepten die een rol spelen bij de studie van het (ortho)pedagogisch handelen in het werkveld;
kritisch reflecteren op bestaande ontwikkelingspsychologische en (ortho)pedagogische interventiepraktijken, vanuit theoretische, analytische, diagnostische en interventiestrategische overwegingen;
zichzelf werkveldspecifieke vaardigheden eigen maken die betrekking kunnen hebben op diagnostiek, begeleiding, behandeling, behandelingscoördinatie, beleid en preventie, en deze op een wetenschappelijk verantwoorde wijze toepassen;
op adequate wijze functioneren als ontwikkelingspsycholoog of orthopedagoog binnen de kaders van de beroepscodes van het werkveld en op die manier zowel een respectvolle en verantwoordelijke houding als een zakelijke en klantgerichte houding ontwikkelen t.o.v. studenten, collega’s, respondenten en cliënten;
reflecteren op de eigen beroepsrol en beroepsattitude;
kritisch reflecteren op het persoonlijk functioneren en leren.
Stageactiviteiten Van de student wordt verwacht dat deze met een toenemende mate van zelfstandigheid deelneemt aan de werkzaamheden van een gedragswetenschapper binnen de stage-instelling. In de praktijk komt dit er op neer dat de student de eerste maand de verschillende activiteiten bijwoont en hierbij observeert. De student bereidt deze activiteiten goed voor (handleidingen van onderzoeksinstrumenten worden bestudeerd, voorlopige werktheorieën voor een intakegesprek worden geëxpliciteerd, aandachtspunten Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek Universiteit Utrecht
13
voor een gesprek met een cliënt worden opgesteld en hypothesen worden geformuleerd). Vervolgens zal de student een steeds actiever aandeel krijgen in het uitvoeren van bovenstaande activiteiten. De stageactiviteiten worden theoretisch onderbouwd door literatuur, collegestof en paperopdrachten van de twee theoretische cursussen van de Mastertrack.
Psychodiagnostiek en behandelcoördinatie Het in de opleiding behandelde hypothese-toetsend model (HTM) van De Bruyn, Pameijer, Ruijssenaars & Van Aarle (2003) vormt hierbij de leidraad. Met het oog op het leerproces van de student worden in de stagewerkgroepen de stappen van dit model expliciet doorlopen, het liefst aan de hand van casuïstiek die de student vanuit de stage-instelling (uiteraard geanonimiseerd) kan aanleveren. De nadruk wordt gelegd op dit aspect van de beroepsvorming als clinicus, ook als het uitvoeren van diagnostiek in de instelling niet of minder gebruikelijk is. Het kan hierbij gaan om beslissingsdiagnostiek, maar ook om diagnostiek die wordt uitgevoerd in de loop van behandeltrajecten ten behoeve van de vervolgindicatiestelling en opstelling van het behandelplan of als ter voorbereiding van de evaluatie. Ook kan diagnostiek worden uitgevoerd naar aanleiding van zorg- en hanteringvraagstukken tijdens opvang en behandeling. Het handelingsgerichte aspect van de diagnostiek staat bij alle voorgestelde vormen centraal.
De hierboven beschreven context bepaalt sterk de opbouw van het diagnostisch proces, toch kunnen de volgende stappen worden onderscheiden. 1) Naar aanleiding van een hulpvraag formuleert de student een probleemanalyse. Dit veronderstelt naast een inventarisatie van klachtgedrag een analyse van de klachten in relatie tot de opvoedingscontext. 2) Op basis van deze probleemanalyse en theoretische kennis dienen hypothesen te worden opgesteld ter verklaring van het probleemgedrag. Op grond hiervan dient een onderzoeksopzet te worden gemaakt ter toetsing van deze hypothesen en dient dit achtereenvolgens te worden uitgevoerd. 3) De verkregen onderzoeksresultaten worden uitgewerkt en geïnterpreteerd op grond waarvan de hypothesen worden verworpen of aangenomen. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen onderkennende en verklarende hypotheses, classificatie volgens DSM-IV-TR is een onderdeel van deze procedure. 4) De op deze wijze verworven resultaten worden geïntegreerd in een ideografische theorie (integratief beeld), waarbij de verschillende aspecten van het probleemgedrag van de cliënt en de gevonden verklaringen en in stand houdende c.q. versterkende factoren in samenhang met elkaar worden beschreven. 5) In het geval van rapportage Pro Justitia zal vervolgens een forensische beschouwing worden gegeven over een mogelijk behandeltraject in een gedwongen kader (strafrechtelijk of civielrechtelijk) Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek Universiteit Utrecht
14
Bij rapportage in het kader van behandeltrajecten wordt ingegaan op de vraag welke interventiemogelijkheid de meeste aanknopingspunten biedt. Op grond van deze ideografische theorie vindt indicatiestelling en advies plaats. 6) In behandelinstellingen kan de therapeutische cyclus verder worden uitgewerkt. Op grond van de indicatiestelling kan een behandelingsplan worden geschreven, waarna de behandeling wordt uitgevoerd en vervolgens wordt geëvalueerd en indien nodig wordt aangepast.
Basisaantekening psychodiagnostiek van het NIP (BAPD) of Diagnostiekverklaring NVO De student dient voor het behalen van deze diagnostische aantekening van drie casussen het totale diagnostische proces zelf uit te voeren, te weten het intake c.q. kennismakingsgesprek, dossieranalyse, het afnemen van een anamnese en/of heteroanamnese, het afnemen van testen (deze kunnen o.m. op de testotheek van de universiteitsbibliotheek worden geleend) waaronder testen t.b.v. de cognitieve functies en vragenlijsten die aspecten van de persoonlijkheid meten. Ook dienen in het kader van de diagnostiek gesprekken met onderzochte en diens opvoeders te worden gevoerd. De studenten ontvangen richtlijnen voor de uitvoering van de diagnostiek. De studenten dienen de casussen op de stageplaats overwegend zelfstandig en/of met begeleiding vanuit de stageplaats te kunnen maken. Gestimuleerd wordt om de casussen te bespreken binnen de intervisiegroepjes waardoor de studenten elkaar kunnen adviseren en ondersteunen. Vanuit de Universiteit wordt de theoretische ondersteuning geboden (FO&O I en stagebijeenkomsten). Op elke casus die de student tijdens de stage maakt t.b.v. de diagnostische aantekening wordt door de docent twee keer feedback gegeven voordat deze wordt beoordeeld. De docent van de universiteit is geautoriseerd om de casussen voor de diagnostische aantekening af te tekenen.
3.2. Thesis Doel stelling van de thesis De studenten schrijven een thesis om praktische ervaring te verwerven in het opzetten, uitvoeren, rapporteren en beoordelen van empirisch onderzoek op het gebied van ontwikkelingpsychologie of orthopedagogiek.
Inhoud van de thesis De thesis dient uit te gaan van een ontwikkelingspsychologische (voor de K&J-psychologen) of orthopedagogische probleemstelling (voor de orthopedagogen), d.w.z. dat hij een wetenschappelijke bijdrage beoogt te leveren aan de ontwikkelingspsychologische of orthopedagogische theorievorming in ruime zin en/of aan de verbetering van de kwaliteit van het functioneren van ontwikkelingspsychologen of orthopedagogen die werkzaam zijn op een maatschappelijk werkterrein. De probleemstelling wordt beknopt theoretisch onderbouwd. Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek Universiteit Utrecht
15
Thesisvoorstel De student schrijft in overleg met de thesisbegeleider een thesisvoorstel (onderzoeksplan) en spreekt de omvang af. Het ontwerp moet in kort bestek (2-4 pagina's A4) een zo volledig mogelijk plan bevatten op grond waarvan een in de ontwikkelingspsychologie of orthopedagogiek geschoolde buitenstaander zich een oordeel kan vormen over de wetenschappelijke en/of praktische relevantie van het onderzoek, de methodische kwaliteit van het onderzoek en de uitvoerbaarheid van het onderzoek. Het ontwerp moet de volgende elementen bevatten: -
Een korte inleiding waarin de wetenschappelijke en praktische context van het onderzoek wordt beschreven (onderwerp, soort verschijnselen, algemene theoretische problematiek, eventuele opdrachtgevers en hun opdracht, instelling waar en ten bate waarvan het onderzoek plaats zal vinden)
-
Een vraagstelling, eventueel toegespitst op de te toetsen hypothesen, in ieder geval zo ver uitgewerkt dat het in concreet voorgestelde onderzoek inderdaad antwoord kan geven op de gestelde vragen.
-
Een werkwijze, waaruit duidelijk blijkt dat het onderzoek uitvoerbaar is en goed doordacht is. Benodigde middelen, aard van te verzamelen gegevens, de gekozen methodiek en een verantwoording daarvan zullen vermeld moeten worden. De vorm waarin de werkwijze wordt uitgewerkt kan verschillen naar gelang het type van empirisch onderzoek. Bij een experiment zullen hier aantallen en bijzonderheden van proefpersonen, design, condities, materiaal, procedure en statistische analyse vermeld worden. Bij een survey worden naast bijzonderheden van de steekproef, de instrumenten, procedure en statistische analyses vermeld.
-
Een planning: Een korte beschrijving van het te volgen tijdspad. Hierbij dient rekening gehouden te worden dat het Masterprogramma in principe binnen 1 jaar wordt afgerond en dat de cijfers voor de thesis uiterlijk eind juli ingeleverd dienen te worden. Rekening houdend met 10 werkdagen voor nakijken van elke versie, en de mogelijkheid tot het indienen van minimaal één revisie, betekent dat het thesis verslag in ieder geval in de derde week van juni zal moeten worden ingeleverd (zie onder beoordeling). De planning dient hier dan ook in te voorzien.
Voorbeelden van thesisonderwerpen van studiedenten uit het studiejaar 2011-2012 waarvan op 28 juni 2012 een posterpresentatie werd gegeven tijdens een studiedag van de EFCAP zijn: -
De effectiviteit van EQUIP in het praktijkonderwijs
-
Voorspelling van agressie bij adolescenten tijdens klinische opname
-
De relatie tussen persoonlijkheidskenmerken en deeffecten van het resocialisatietraject van Titan bij mannen.
Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek Universiteit Utrecht
16
4. Forensische expertise aan de Universiteit van Utrecht 4.1. Het expertisecentrum Forensische jeugdzorg van het Ambulatorium van de Faculteit Sociale Wetenschappen UU Binnen het Ambulatorium van de Universiteit van Utrecht zijn zowel klinisch geschoolde orthopedagogen als psychologen werkzaam. Aan het expertisecentrum Forensische Jeugdzorg van het Ambulatorium (www.forensischejeugdzorg.nl) zijn medewerkers verbonden met een orthopedagogische of ontwikkelingspsychologische achtergrond. Het Ambulatorium, sectie FJZ is een erkende praktijkinstelling voor de opleiding tot gz-psycholoog. In een convenant met Almata, instelling voor Jeugdzorgplus worden vier opleidelingen begeleid en gesuperviseerd. In de sectie worden klinische werkzaamheden verricht binnen het forensisch werkveld en aanpalende hulpverleningsinstellingen. -
Via het Nederlands Instituut voor Psychiatrie en Psychologie worden onderzoeksopdrachten uitgevoerd die plaatsvinden in een strafrechtelijk of civielrechtelijk kader.
-
Out-reachend wordt gewerkt met een instelling voor jeugd-zorgplus bij het aanbod van diagnostiek en behandeling..
-
In samenwerking met instellingen voor jeugdhulpverlening in de provincie Utrecht worden opdrachten uitgevoerd t.a.v. methodiekontwikkeling.
-
Vanuit het ambulatorium wordt ook supervisie gegeven aan gz-psychologen in opleiding, aan orthopedagogen die de opleiding volgen voor Orthopedagoog Generalist van het NVO of aan rapporteurs Pro Justitia i.o.
De klinische expertise waarover de medewerkers van het Ambulatorium beschikken wordt ingezet in onderwijsprogramma’s van de Mastertrack, zodat de link met de praktijk gewaarborgd blijft. In het Ambulatorium zijn werkzaam - Drs. Elly van Laarhoven, klinisch psycholoog (BIG), gedragstherapeut VGCT en rapporteur pro justitia (NRGD). - Sanne Verhaaren Msc, orthopedagoog, gedragstherapeut VGCT i.o.; gz-psycholoog - Marije de Hoogd Msc, kinder&jeugdpsycholoog, gedragstherapeut VGCT i.o.; gz-psycholoog - Margot Verberk Msc. orthopedagoog gz-psycholoog i.o. - Myrte Gerrits Msc, orthopedagoog gz-psycholoog i.o. Elk studiejaar zullen studenten van de Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek stage gaan lopen bij het expertisecentrum Forensische jeugdzorg. Ook zijn er vacatures voor werkervaringsplaatsen.
Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek Universiteit Utrecht
17
Prof. Dr. Ido Wijers laat het volgende weten: ”Als je belangstelling hebt voor alles wat met problematische jongeren, jeugdcriminaliteit, jeugdstrafrecht en forensische zorg te maken heeft, dan biedt de mastertrack Forensische Jeugdzorg een ideale gelegenheid om die interesse ook in de laatste fase van je studie te volgen. Op dit terrein bestaat grote behoefte aan goed ingevoerde pedagogen en ontwikkelingspsychologen. In Utrecht is de afgelopen jaren een stevige en landelijk unieke basis gelegd met de Minor Jeugd en Criminaliteit. Inmiddels bestaat voor de Utrechtse pedagogen ook de mogelijkheid om de bachelorthesis op dit terrein te richten. Het is bijzonder verheugend dat aansluitend met inbreng van meerdere specialisten en met een aantrekkelijk en breed stageaanbod ook een gecombineerde mastertrack tot stand is gekomen. Ik verwacht dat de deelnemers met deze achtergrond en kennis van het forensisch veld veel kans maken op werk op dit boeiende terrein.
Januari 2013
Elly van Laarhoven Coördinator MFO&O
Brochure Interdisciplinaire Mastertrack Forensische Ontwikkelingspsychologie en Orthopedagogiek Universiteit Utrecht
18