Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen College of Child Development and Education Graduate School of Child Development and Education Nieuwe Prinsengracht 130 1018 VZ Amsterdam
[email protected]
Studiehandleiding Diagnostische Vaardigheden (70130355AP) Schakelprogramma Forensische Orthopedagogiek Schakelprogramma Cursusjaar: 2012-2013 Semester: 2 (blok 1)
Coördinator/contactdocent: M. van Langen (
[email protected]) M. Wijnekus Amsterdam, januari 2013
1
1. Deelname aan het onderwijs en tentamen Deelname onderwijs/tentamen Om deel te kunnen nemen aan het onderwijs en/of eerste afsluitingsgelegenheid (tentamen) in deze module moet je je binnen de voorgeschreven periode aanmelden conform de door de onderwijsbureau voorgeschreven procedure. Bij niet-tijdige aanmelding en/of onjuiste inschrijving kan deelname aan het onderwijs/tentamen op praktische gronden worden geweigerd. Zie voor de aanmeldingsprocedure www.student.uva.nl/pw of /owk. Deelname herkansing Als je wilt deelnemen aan de herkansing dien je je minimaal 8 dagen voor de herkansing aan te melden via Student Self Service (SIS). Aanmelden kan nadat de uitslagen van de eerste afsluitingsgelegenheid bekend zijn gemaakt. Indien de aanmelding niet of niet tijdig heeft plaatsgevonden, kan deelname aan de herkansing op praktische gronden worden geweigerd, of kan het werk niet worden nagekeken en/of beoordeeld.
2. Inleiding
Het Practicum Diagnostische Vaardigheden (70130355AP) is een vak dat aangeboden wordt in het derde bachelorjaar. Voor toelating tot de master (Forensische) Orthopedagogiek is het vak Diagnostische Vaardigheden verplicht. Het gaat bij deze module om het verwerven van praktische vaardigheden ten bate van de hulpverlening zoals deze wordt geboden in de beroepspraktijk van universitair geschoolde pedagogen. In de module komt een aantal van deze praktische vaardigheden aan de orde (observatie, afname van tests en gevorderde gespreksvaardigheden).
De module Diagnostische vaardigheden bereidt voor (in combinatie met de module Gespreksvaardigheden) op de Master fase van de studie, waarin de (klinische) diagnostiek en hulpverlening een centrale plaats heeft. Tot slot is de module een onderdeel in het opleidingstraject dat toegang geeft tot de postmaster opleidingen NVO Generalist en Schoolpsycholoog. Ook leidt het traject toe naar de opleiding tot Gezondheidszorgpsycholoog in het kader van de wet BIG. De invoering van de wet Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (de Wet BIG) per 1 januari 1994 heeft geleid tot specifieke kwalificatie-eisen, waaronder ook observatie-, test- en gespreksvaardigheden. Een gedetailleerde beschrijving van het totale studiepakket dat toegang geeft tot deze postmaster opleidingen is opgenomen in de studiegids. De vaardigheden die in deze module aan de orde komen, komen in belangrijke mate overeen met de vaardigheden van pedagogen die geschoold zijn op HBO-niveau. Er zijn echter een aantal punten waarin een WO-opleiding zich onderscheidt van een opleiding op HBO-niveau: • Bij de Universitaire opleiding worden studenten ook opgeleid om professionele pedagogen te begeleiden bij hun beroepsuitoefening. • De academische pedagogische vaardigheden omvatten o.a. het hanteren van onderzoeksmiddelen (tests), vaardigheden in het formuleren van problemen, de uitvoering en verslaglegging van onderzoek en de vertaling ervan in hulpverleningshandelen en de mondelinge en schriftelijke communicatie ervan. • De universitaire pedagogiek kent ten slotte een ander reflectiegehalte; extra vaardigheden zijn vereist bij het signaleren en hanteerbaar maken van complexe en omvattende problematiek. Ook kritische reflectie op de vaardigheden zelf is een opgave voor de universitaire pedagoog. Het gaat dan vooral om de systematische argumentatieve manier waarop academici geacht mogen worden te kunnen reflecteren en de manier waarop ze deze reflectie schriftelijk kunnen rapporteren. 2
3. Voorkennis en aansluiting met andere modulen Dit practicum bouwt voort op het practicum Gespreksvaardigheden (B3). In het Practicum Gespreksvaardigheden zijn basale luister- en regulerende gespreksvaardigheden geleerd. Deze zullen in het vak Diagnostische Vaardigheden worden uitgebreid met gespreksvaardigheden die nodig zijn in lastige situaties zoals een slecht nieuwsgesprek en omgang met weerstand. Verder vormt het practicum Diagnostische vaardigheden in combinatie met de module Diagnostiek (B3; semester 1) een basale inleiding in de diagnostiek in de hulpverlening aan kinderen. De module Diagnostiek behandelt met name de theoretisch/methodische aspecten, terwijl tijdens het practicum vooral praktische kennis en vaardigheden worden geoefend. De geïnteresseerde student wordt dan ook verwezen naar het Handboek Psychodiagnostiek voor de hulpverlening aan kinderen van Kievit, Tak & Bos (2009) (hoofdstuk 4, 5, 6, 7, 8, 9, 12, en 19), dat in de module Diagnostiek behandeld zal worden.
4. Leerdoelen
Toepassen van kennis en inzicht • Het afnemen en scoren en van diagnostische instrumenten (observatie, test, vragenlijst en interview) (Eindtermen PW; 8 & 11) • Het kunnen inzetten van bovenstaande instrumenten in het diagnostisch proces (Eindtermen PW; 8 & 11) • Uit de diagnostische informatie handelingsadviezen afleiden (Eindtermen PW; 12)
Oordeelsvorming • Het interpreteren van de informatie verkregen met behulp van diagnostische instrumenten (observatie, test, vragenlijst en interview) (Eindtermen PW; 15) • Kritische reflectie op instrumenten voor diagnostisch onderzoek, de kwaliteit ervan, de eigen omgang ermee en de omgang door anderen(Eindtermen PW; 18)
Communicatie • Gesprekstechnieken inzetten bij de rapportage van onderzoeksresultaten (Eindtermen PW; 20) • Onderzoeksresultaten schriftelijk en mondeling uitleggen aan cliënten, vakgenoten als een breder publiek (Eindtermen PW; 19 & 20) Leervaardigheden • Een professionele houding jegens anderen (collega’s, cliënten) aannemen: bewust zijn van de impact die diagnostische en regulatieve handelingen hebben op de cliënt (Eindtermen PW; 23) • Een rollenspel leiden en feedback kunnen geven (Eindtermen PW; 23) • Open staan voor feedback van een ander en deze gebruiken om de eigen kennis en vaardigheden te vergroten (Eindtermen PW; 23 & 24)
5. Inhoud
De module geeft inzicht in de opzet van een diagnostisch onderzoek van een jeugdige en de diverse instrumenten die daarbij gehanteerd worden, zoals observatie, interview, test en vragenlijst. Tijdens de eerste twee bijeenkomsten staat observatie aan de hand van observatieschema’s centraal, waarbij het gaat om concrete observatie (van kind- en oudergedrag) en de interpretatie ervan. Aan de hand van filmpjes zal de student leren hoe gedrag objectief te coderen en te registreren. Ook wordt geoefend met het ontwerpen van een betrouwbaar observatie instrument, gebaseerd op een theoretisch concept. Dit vereist participerende observatie van de student bij een gezin thuis, op een school of in een kinderdagverblijf. 3
Dan volgen drie bijeenkomsten waarin testafname - zowel intelligentie- als persoonlijkheidsonderzoek- aan bod komt. Dit onderdeel omvat ook het organiseren van de testsetting en de (mondelinge en schriftelijke) rapportage van bevindingen, evenals het geven van een presentatie over een test of vragenlijst. Tijdens de laatste twee practicumbijeenkomsten zal aandacht besteedt worden aan gespreksvaardigheden in lastige situaties. Oefening vindt plaats aan de hand van filmpjes en rollenspelen. Bovendien zal geoefend worden met het voeren van een adviesgesprek in een rollenspel met een gastacteur. Hierbij zal de student resultaten van een diagnostisch onderzoek moeten rapporteren en toelichten in een ‘live situatie’.
6. Literatuur • • • • •
Handleiding WISC III (wordt tijdens eerste bijeenkomst uitgedeeld en dient aan het eind van de module weer ingeleverd te worden. Eindcijfer wordt pas gegeven als de handleiding weer geretourneerd is). Kievit, Th. , Tak, J.A. & Bosch, J.D. Handboek psychodiagnostiek in de hulpverlening aan kinderen. Hoofdstuk 12 Intelligentieonderzoek (Utrecht: De Tijdstroom, 2008) (reeds bestudeerd voor de module diagnostiek). Van der Sande, J.P. (2001).Gedragsobservatie: Inleiding tot systematisch observeren (Noordhoff Uitgevers B.V.). Literatuur op Blackboard Diagnostische Onderwijs Omgeving op Blackboard met visueel oefenmateriaal voor alle onderdelen (observaties; tests; gevorderde gespreksvaardigheden).
7. Onderwijsvormen
Onderwijsvormen In het practicum worden diverse werkvormen gehanteerd, zoals het zelf oefenen met tests, observatie en gespreksvaardigheden, rollenspelen, het observeren van een mede-student, het geven van feedback, het verzorgen van een presentatie en het schrijven van reflectie-, observatieen testverslagen. Aan opdrachten ter voorbereiding op de bijeenkomsten zal gewerkt worden in wisselende samenstelling: individueel, in duo’s en in groepjes van drie studenten.
Tijdsinvestering Voor deze module staan 6 studiepunten, wat globaal overeenkomt met een studielast van 168 uur in het totaal of 21 uur per week. Er zijn 7 bijeenkomsten van elk drie uur, de overige tijd wordt besteed aan het maken van voorbereidingsopdrachten en de eindopdrachten, het lezen van literatuur en het maken van het tentamen.
Rol van de docent De docent geeft tijdens de bijeenkomst uitleg over de theorie, bespreekt de voorbereidingsopdrachten met de studenten en geeft feedback. Wanneer je vragen hebt over de module raadpleeg je eerst de studiehandleiding of vraagt een medestudent. Wanneer je dan nog geen antwoord op je vraag hebt gevonden neem je contact op met de werkgroepdocent. Blackboard Op Blackboard vind je een deel van de literatuur(zie hoofdstuk 6 van deze studiehandleiding), de voorbereidingsopdrachten en de eindopdrachten. De gemaakte opdrachten lever je in op Blackboard. Raadpleeg Blackboard voor de meest recente informatie over bijeenkomsten, opdrachten en het tentamen.
4
Cursusevaluaties Op Blackboard vind je onder Studenten POW de cursusevaluaties van afgelopen jaar. Je kunt hierin lezen welke cursusaanpassingen plaatsvinden naar aanleiding van de evaluaties door de studenten en de docent(en).
8. Rooster
Bijeenkomst
Datum
Voorbereiding
Bijeenkomst 1
Maandag 4 februari OF Dinsdag 5 februari
Voorbereidingsopdracht 1
Maandag 18 februari OF Dinsdag 19 februari
Voorbereidingsopdracht 3
Maandag 4 maart OF Dinsdag 5 maart
Voorbereidingsopdracht 5
Maandag 18 maart OF Dinsdag 19 maart
Voorbereidingsopdracht 7
Bijeenkomst 2 Bijeenkomst 3 Bijeenkomst 4 Bijeenkomst 5 Bijeenkomst 6 Bijeenkomst 7
Maandag 11 februari OF Dinsdag 12 februari
Voorbereidingsopdracht 2
Maandag 25 februari OF Dinsdag 26 februari
Voorbereidingsopdracht 4
Maandag 11 maart of Dinsdag 12 maart
Voorbereidingsopdracht 6
Tentamen profielanalyse
Woensdag 27 maart 15.00 – 18.00 uur Zaal M1.02
Inleveren portfolio / Individueel Test Onderzoek
Vrijdag 29 maart Voor 10.00 uur
Herkansing tentamen / eindopdracht observatie / Individueel Test Onderzoek
Wordt later bekend gemaakt
Inleveren eindopdracht observatie
Vrijdag 29 maart Voor 10.00 uur
De locatie van het onderwijs vind je op http://rooster.uva.nl. Houd de website www.student.uva.nl/pw of www.student.uva.nl/owk in de gaten voor roosterwijzigingen.
5
Groep
Dag
Tijd
Zaal
docent
1
Maandag
13.00 – 16.00
GS.04
Nynke Burgers
3
Dinsdag
9.00 – 12.00
GS.08
Suzan Bruns
2 4
Maandag Dinsdag
13.00 – 16.00 9.00 – 12.00
GS.09 GS.09
Jeanine Klijn Jeanine Klijn
9. Van de student verwachte activiteiten Van de studenten wordt verwacht dat ze ter voorbereiding op de practicumbijeenkomsten de voorgeschreven literatuur bestudeerd hebben en de voorbereidingsopdrachten gemaakt hebben. In het rooster staat wat er per week gedaan moet worden. Wanneer de voorbereidingsopdrachten niet voor de bijeenkomst ingeleverd zijn, kun je niet deelnemen aan de werkgroep. Tijdens de bijeenkomsten wordt een actieve werkhouding verwacht.
Voor dit vak geldt een aanwezigheidsplicht. Er mag maximaal één bijeenkomst gemist worden, mits daar een goede reden voor is. Deze reden dient vooraf voorgelegd te worden aan de docent van de werkgroep. Indien twee of meer bijeenkomsten worden gemist, kan deze module dit jaar niet meer worden afgerond en zal dit vak een in ander jaar opnieuw gevolgd moeten worden.
10.
Beoordeling
Het practicum resulteert in de volgende cijfers, voor alle onderdelen moet minimaal een 5,5 worden gehaald om te slagen. o Observatie opdracht (33% van het cijfer) o Tentamen profielanalyse (33% van het cijfer) o ITO (Individueel Test Onderzoek) verslag (33% van het cijfer)
Het vak kan alleen behaald worden wanneer voldaan is aan de aanwezigheidsplicht (zie boven). Daarnaast dienen alle voorbereidingsopdrachten ingeleverd te worden op Blackboard of in het portfolio(zie opdrachten voor wijze van inleveren). In bijlage 1 is te vinden welke onderdelen het portfolio moet bevatten.
Er zal binnen het studiejaar moeten worden deelgenomen aan de herkansing(en) van de / het onvoldoende behaalde onderdeel/ onderdelen, of in het daarna volgend studiejaar zal wederom moeten worden deelgenomen aan alle afsluitingsvormen. In uitzonderlijke gevallen kan een deelresultaat gehandhaafd blijven, mits dit vooraf door de examencommissie is goedgekeurd, in de studiehandleiding is opgenomen en een maximale duur betreft van hooguit een extra studiejaar.
In de Onderwijs- en Examenregeling (OER) vind je meer algemene informatie over toetsing, bijvoorbeeld over de voorwaarden om aan tentamens te mogen deelnemen, herkansingen en de geldigheidsduur van uitslagen. Zorg ervoor dat je van deze informatie op de hoogte bent! Je vindt de OER in de digitale studiegids, en op www.student.uva.nl/pw of www.student.uva.nl/owk onder Studiegids -> Studiegids POW 2012-2013. De OER bevat ook andere belangrijke informatie, zoals over volgordeverplichtingen, aanwezigheidsverplichtingen, keuzepunten en minoren. 6
11. Feedback Voor feedback op opdrachten en inzage van het tentamen kun je een afspraak maken met je werkgroepdocent.
12. Belangrijk
Evaluatie van het onderwijs Docenten en het onderwijsinstituut hebben behoefte aan feedback van de studenten op de kwaliteit van het gegeven onderwijs. Waar nodig kan een betreffende module verbeterd worden voor de volgende groep studenten. Maar evalueren kan ook een goed leermoment zijn voor jou als student, omdat je zo extra nadenkt over je eigen leerproces en nagaat hoe je achteraf kijkt naar de inhoud van een module.
Binnen de FMG wordt gewerkt met een vragenlijst die UvA-breed wordt toegepast. Bij het laatste college of na afloop van het tentamen zal je gevraagd worden deze vragenlijst in te vullen. Vul deze vragenlijst zo eerlijk mogelijk in, de resultaten ervan hebben geen consequenties voor de uitslag van het tentamen. Bovendien blijf je bij het invullen van de vragenlijst anoniem. Indien uit de resultaten van de vragenlijst blijkt dat toelichting nodig is op de evaluatie van de betreffende module, organiseert het Onderwijsinstituut een panelgesprek. Hiertoe worden een aantal studenten uitgenodigd en wordt samen met de docent en de onderwijsdirecteur of studieadviseur gesproken over het verloop en de inhoud van de betreffende module. Studenten kunnen indien gewenst ook zelf een panelgesprek aanvragen.
Fraude Onder fraude wordt verstaan het handelen of nalaten van de student dat erop gericht is het vormen van een juist oordeel door de examinator omtrent kennis, inzicht en vaardigheden van de student geheel of gedeeltelijk onmogelijk te maken. Een voor iedereen duidelijk herkenbare vorm van fraude is bijv. het op enigerlei wijze ‘spieken’ tijdens het tentamen. Een helaas vaak voorkomende vorm van fraude, die in de wetenschappelijke wereld zeer zwaar wordt aangerekend, is het plegen van plagiaat.
Plagiaat Een wetenschappelijke tekst moet controleerbaar zijn en daarom dien je gebruikte (internet)bronnen altijd vermelden in een zogenaamde bronvermelding. Als je een stuk tekst of tabel van iemand overneemt geef je precies aan wie de auteur is en waar je de tekst of tabel hebt gevonden. Doe je dat niet en wek je dus de indruk dat die tekst of die gegevens van jezelf zijn, dan wordt dat plagiaat genoemd. Het plegen van plagiaat in een paper of scriptie betekent altijd uitsluiting van de betreffende tentamen- of scriptiegelegenheid. Bovendien kan de examencommissie nog zwaardere straffen opleggen. Zorg dus dat je altijd goed je bronnen vermeldt en niet zomaar stukken tekst of gegevens van anderen overneemt. Zie ook Serviceplein voor studenten, Fraude- en plagiaatregeling, http://www.student.uva.nl/fraude-plagiaat/voorkomen.cfm, en OER bachelor- en masteropleiding Pedagogische wetenschappen en Onderwijskunde, artikel 5.14.
Beroepsmogelijkheden Als je het niet eens bent met een beslissing van een examinator, is het verstandig om je eerst te wenden tot de Examencommissie POW met het verzoek om een uitspraak te doen over je eventuele klacht. Na die uitspraak kun je besluiten om binnen 4 weken beroep aan te tekenen bij de COBEX. Raadpleeg de studieadviseurs voor advies en de procedure. 7
Bijlage 1 Overzicht opdrachten
Inleveren opdrachten
Opdracht ter voorbereiding op bijeenkomst 1
1b
Opdracht ter voorbereiding op bijeenkomst 2
2b
Opdracht ter voorbereiding op bijeenkomst 3
3a
3b
Opdrachten observatie 1 t/m11
Ga naar blackboard > DOO > Observatievaardigheden
Opdrachten observatie 12 t/m 32
Ga naar blackboard > DOO > Observatievaardigheden
Casus Vera (Casus V): respons van het kind registreren op het testformulier
Oefenen met afname van de WISC in drietallen
Tijdens het oefenen het observatieformulier uit de bijlage van opdracht 3 invullen 3c
Reflectieverslag schrijven Opdracht gespreksvaardigheden Interview
Volg de instructies
Volg de instructies
Testformulier is uitgedeeld in de werkgroep
filmmateriaal van casus Vera is te vinden op blackboard > DOO > testotheek > veel gebruikte tests > WISC > WISC-oefening. Hier vind je per subtest een video-fragment Materiaal is door docent in bijeenkomst 2 uitgedeeld
Ga naar blackboard > DOO > gespreksvaardigheden > integrale interviews > interview met moeder van vermeend begaafde zoon Volg de instructies
Blackboard X (DOO)
Portfolio
X (DOO)
Ingevuld testformulier
X
Observatieformulier
X
X
Reflectieverslag
X
X
X (DOO)
8
Overzicht opdrachten Opdracht ter voorbereiding op bijeenkomst 4
Inleveren opdrachten 4b
Casus Vera (Casus V): als voorbereiding op bijeenkomst 3 heb je de respons van het kind geregistreerd, nu ga je deze antwoorden scoren, vul de normscores in op blackboard. Bereken nu de normscores, IQ scores en indexscores volgens de WISC-handleiding.
filmmateriaal van casus Vera is te vinden op blackboard > DOO > testotheek > veel gebruikte tests > WISC > WISC-oefening. Hier vind je per subtest een video-fragment Volg de instructies op blackboard
Blackboard X
Portfolio X
Uitwerking stap 1 tm 9 (profielanalyse)
X
X
Uitwerking stap 10 agnostische conclusie)
X
X
Ingevuld schema 1 tm 3
Vul de schema`s uit de bijlage van opdracht 4 in.
4c Opdracht ter voorbereiding op bijeenkomst 5
5a
5b
Analyseer het profiel volgens de 9 stappen (zie de opdracht 4c) Schrijf een conclusie van casus Vera (stap 10) Profielanalyse, beschrijving en conclusie casus Bas
Analyseer het profiel volgens de 10 stappen (zie opdracht 4)
2 weken voor de bijeenkomst hangt op de deur van kamer GS.20 een intekenlijst. Teken in op deze lijst, en maak een presentatie over het gekozen instrument. Deze opdracht wordt in drietallen gemaakt.
(di-
Ingevuld voorblad WISC Ingevuld schema 1 tm 3
Uitwerking stap 1 tm 10 (profielanalyse en diagnostische conclusie) Presentatie instrument (Voldaan: JA / NEE)
X X
X X X
Informatie-blad over instrument
9
Overzicht opdrachten Opdracht ter voorbereiding op bijeenkomst 6
Inleveren opdrachten 6b
Individueel testonderzoek (ITO) afnemen bij een kind van 8-12 jaar. Je werkt in tweetallen aan deze opdracht, maar per persoon wordt een ITO afgenomen.
ITO onderzoek o o
Verslag Bijlagen:
1) Ingevuld WISCformulier
Blackboard
Portfolio
X
X X
2) Schema 1 tm 3 WISC
X
X
4) Tabel ruwe en percentielscores CBSK
X
X
6) Tabel ruwe en gestandaardiseerde scores NOSI-K
X
X
7) Voorbereiding testintroductie
X
X
8) Voorbereiding observatie
X
X
9) Voorbereiding gesprek 10) Verbatim gespreksver-
X X
X
3) Ingevuld CBSKformulier
5) Ingevuld NOSI-K- formulier
X
X
X
10
slag
6c
Opdracht gespreksvaardigheden. Lastige situaties 1, 2 & 4
Opdracht ter voorbereiding op bijeenkomst 7
7b
(defensieve moeder, druk pratende & zwijgzame vader, slechtnieuws-gesprek) Opdracht gespreksvaardigheden. Lastige situaties 3, 5 & 6
7c
7d
(bezorgde moeder & bedachtzame vader, ruziënde ouders, bezorgde moeder & vader met weerstand) Voorbereiding rollenspel met acteur Reflectieverslag gespreksvaardigheden
Ga naar blackboard > DOO, gespreksvaardigheden > lastige situaties
11) Observatie door maatje
X
X
12) Observatie van maatje 13) Reflectie verslag
X
14) literatuurlijst
X
X
X
X
15) toestemmingsbrief ouders
Ga naar blackboard > DOO, gespreksvaardigheden > lastige situaties
X (DOO)
X X
X (DOO)
Gesprek acteur Voldaan JA / NEE
X
X
11
Overzicht opdrachten Eindopdracht observatie
Inleveren WISChandleiding & overige materialen bij docent Voldaan aan aanwezigheidsplicht
Inleveren opdrachten
Blackboard X
Portfolio X
Voldaan: JA / NEE Voldaan: JA / NEE
12
13
Opdrachten ter voorbereiding van practicum 1 Opdracht 1a: o
Lees hoofdstuk 1 tot en met 4 uit het boek Gedragsobservatie: Een inleiding tot systematisch observeren (Van de Sande, 2001).
Opdracht 1b:
Benodigdheden: Toegang tot Blackboard
Opdracht o Voor je begint met het maken van de opdracht lees je hoofdstuk 1 t/m 4 uit het boek ‘Gedragsobservatie, een inleiding tot systematisch observeren’ (Van de Sande, 1999). o Ga naar Blackboard DOO observatievaardigheden observatiepracticum o Volg de instructies aldaar. o Print voor je begint met het maken van de opdrachten de documenten uit de map ‘handouts observatiepracticum’. o Vergeet niet te submitten. Blackboard registreert of je aan deze opdracht hebt voldaan. Een ‘voldaan’ is nodig voor het behalen van het eindcijfer. o Maak opdracht 1 t/m 11.
14
Opdrachten ter voorbereiding van practicum 2 Opdracht 2a: o
Lees hoofdstuk 5 tot en met 7 uit het boek Gedragsobservatie: Een inleiding tot systematisch observeren (Van de Sande, 2001).
Opdracht 2b:
Benodigdheden: Toegang tot Blackboard
Opdracht o Ga naar Blackboard DOO observatievaardigheden observatiepracticum o Volg de instructies aldaar. o Print voor je begint met het maken van de opdrachten de documenten uit de map ‘handouts observatiepracticum’. o Vergeet niet te submitten. Blackboard registreert of je aan deze opdracht hebt voldaan. Een ‘voldaan’ is nodig voor het behalen van het eindcijfer. o Maak opdracht 12 t/m 32. Opdracht 2c: voorbereiding eindopdracht observatie o o o o o o
o
Vorm tweetallen Kies een construct dat je gaat observeren Zoek een wetenschappelijk artikel over dit construct Formuleer een vraagstelling Maak een voorlopig ethogram en observatieschema Maak een powerpoint-presentatie bestaande uit 4 sheets: o Sheet 1: Theoretisch kader o Sheet 2: Vraagstelling o Sheet 3: Voorlopig ethogram o Sheet 4: Voorlopig observatieschema Presenteer het geheel tijdens bijeenkomst 2 in maximaal 5 minuten
15
Opdrachten ter voorbereiding van practicum 3 Opdracht 3a: leren afnemen van de WISC III Leerdoelen: Verwerven van vaardigheden, die nodig zijn voor de afname van intelligentietests in het algemeen, en van de WISC III in het bijzonder. Meer specifiek, studenten kunnen: o Weg vinden in de handleiding/materiaal o Standaardisering hanteren o Een test volgens instructie in de handleiding afnemen o testgedrag observeren en registreren o kritisch reflecteren op eigen vaardigheid Benodigdheden o Handleiding WISC III o Een leeg testformulier (uitgedeeld door de docent in bijeenkomst 2) o Toegang tot Blackboard o Pen/potlood
Inleiding op de opdracht In dit practicum is gekozen is voor de WISC III als voorbeeld van een intelligentietest zodat je in de toekomst weet hoe je het bestuderen en inoefenen van een test moet aanpakken. Het is de bedoeling dat je de testinstructie uit je hoofd leert zodat er ruimte overblijft om met de proefpersoon goed contact te maken en deze te observeren. Interactie kan alleen als de afname geautomatiseerd is. Zoals gezegd, is het is de bedoeling dat je de testinstructie zo veel mogelijk uit je hoofd leert. Dit dient ter voorbereiding op het practicum waarin we ‘live’ met de test gaan oefenen en waarbij studenten beurtelings een subtest afnemen. De rest van de groep zal observeren en voor feedback zorgen.
Opdracht 1) Bestudeer de volgende pagina’s uit de handleiding van de WISC III: pp 1 t/m 13; pp 25 t/m 31; pp 87 t/m 250. 2) Tijdens het bestuderen van de testinstructies (p. 87 t/m 250) kun je op Blackboard DOO Testotheek veel gebruikte tests WISC III Oefeningen een videoregistratie van een testafname volgen (Casus V). Dit kan, tezamen met het testformulier, het bestuderen ondersteunen. Leer eerst de testinstructie uit je hoofd en kijk dan hoe de testleidster de subtest afneemt op de video. 3) Tijdens het bekijken van de video o Registreer je letterlijk op het testformulier wat de respons is van het kind op de teststimulus. o Noteer je de tijd bij items met een tijdsinstructie. o Controleer je of de testleidster zich aan de instructie in de handleiding houdt; maak hiervan aantekening. o Registreer je observaties van de testvoorwaarden bij het kind: fysieke verschijning; contactname; socialisatie; emotionele reacties; taakgericht werken en de voorwaarden daarvoor; situatiebegrip, oriëntatie en adaptatie; gok- en vermijdingsgedrag; zintuiglijk en motorisch functioneren; spraak en taal. Zie ook: Kievit, Tak & Bos p. 190-200 en p. 243-255. 4) Je hoeft de test nog niet te scoren maar bewaar je ingevulde testformulier zorgvuldig. Voor het volgende practicum moet je je antwoorden scoren en in BB invullen.
16
Attentie: Het is streng verboden de handleiding te kopiëren of na afloop van de module in bezit te houden, en wel om tweeërlei reden: kopiëren maakt inbreuk op het copyright en kan ons problemen met de uitgever geven. Daarnaast is het om beroepsethische redenen verboden om, als je nog geen testbevoegdheid hebt, testmateriaal in je bezit te hebben (NVO en NIP beroepscode). Opdracht 3b: oefenen met WISC III afname Leerdoelen: Zie opdracht 3a
Benodigdheden o Handleiding WISC III o 9 subtests WISC III o Testformulieren (uitgedeeld door de docent in bijeenkomst 2) o Stopwatch o Pen o Observatieformulier testleidster o Papier voor persoonlijke aantekeningen Inleiding: Zie opdracht 3a
Opdracht 1) Nadat je aan de hand van de video opname de testinstructie uit het hoofd hebt geleerd, ga je deze verder automatiseren met een ‘echte’ proefpersoon. Je werkt in een groepje van 3 studenten waarbij je beurtelings testleidster, proefpersoon en observator bent. De afname van de beschikbare subtests duurt ongeveer 1,5 uur. Iedere student is dus in het totaal 4,5 uur actief en passief aan het oefenen. Taak observator: volg aan de hand van de handleiding het gedrag van de testleidster en registreer het. Na iedere subtest geef je de testleidster feedback op: - Heeft de testleidster zich aan de instructie gehouden? - Heeft de testleidster voldoende ruimte om contact te maken/houden met de proefpersoon? - Kon de testleidster met onverwachte gebeurtenissen omgaan?
Taak Proefpersoon: bedenk van te voren hoe oud je bent en welke rol je gaat spelen (bv. je bent een slim kind dat voortdurend grenzen aftast; of: je bent een gemiddeld intelligent maar faalangstig kind dat helemaal dichtklapt bij de moeilijke items, etcetera). Leef je zo goed mogelijk in de rol in en bemerk hoe de testleidster op jou reageert, met jouw ‘eigenaardigheden’ omgaat en welk gevoel dat jou geeft. Na afloop van iedere subtest geef je de testleidster feedback op haar omgang met jou en het gevoel dat ze in jou opriep.
Taak testleidster: neem de test af volgens de instructie in de handleiding. Besteed aandacht aan het contact met de proefpersoon. Observeer tegelijkertijd de reacties van de proefpersoon op de testsituatie, de testitems en op jou als persoon; registreer deze. Zorg dat de proefpersoon zich veilig bij je voelt terwijl je tegelijkertijd overzicht en controle houdt over de testsituatie. Noteer de feedback die je na iedere subtest krijgt van zowel de proefpersoon als de observator op het bijgevoegde formulier; gebruik dit voor het vast stellen van je leerdoelen (zie hieronder). Voeg dit formulier toe aan je portfolio en lever het formulier in op Blackboard.
17
2) Na afloop van deze oefening schrijft iedere student individueel een kort reflectieverslag (maximaal 1 A4) waarin hij/zij aangeeft wat goed ging, wat moeilijk was en welke leerpunten uit deze oefening naar voren komen. Gebruik hierbij het observatieformulier (zie bijlage). Deze leerpunten zullen in het uiteindelijke verslag geëvalueerd worden (na practicum 7). Het reflectieverslag lever je aan het eind van het practicum in op BB en op papier in je portfolio. Opdracht 3c: interview 1
Leerdoelen: studenten herkennen gespreksvaardigheden (luister- en regulerende vaardigheden) en kunnen deze benoemen. Benodigdheden o Toegang tot Blackboard
Inleiding In het tweede jaar (of in een eerdere studie) hebben jullie kennisgemaakt en geoefend met de basale luister- en regulerende vaardigheden. In het vak Diagnostische Vaardigheden zullen deze kennis en vaardigheden worden uitgebreid met nieuwe vaardigheden, namelijk het voeren van gesprekken in lastige situaties. Daarvoor frissen we echter eerst de vaardigheden uit het vak Gespreksvaardigheden op door middel van deze oefening.
Opdracht o Ga naar Blackboard DOO gespreksvaardigheden Integrale Interviews interview 1 (interview met moeder van vermeend begaafde zoon). o Volg de instructies aldaar o Vergeet niet te submitten. Blackboard registreert of je aan deze opdracht voldaan hebt. Een ‘voldaan’ is nodig voor het behalen van het eindcijfer.
18
Bijlage opdracht 3b: Observatieformulier: in te vullen door de testleidster n.a.v. de feedback van observator en proefpersoon. Informatie Heb ik me aan de instructie gehouden? Tip: Pluim: Heb ik voldoende ruimte om contact te maken/houden met de proefpersoon? Tip: Pluim: Kon ik met onverwachte gebeurtenissen omgaan? Tip: Pluim: Welk gevoel riep ik op in de proefpersoon? Tip: Pluim: Subsitutie Heb ik me aan de instructie gehouden? Tip: Pluim: Heb ik voldoende ruimte om contact te maken/houden met de proefpersoon? Tip: Pluim: Kon ik met onverwachte gebeurtenissen omgaan? Tip: Pluim: Welk gevoel riep ik op in de proefpersoon? Tip: Pluim:
Overeenkomsten Heb ik me aan de instructie gehouden? Tip: Pluim: Heb ik voldoende ruimte om contact te maken/houden met de proefpersoon? Tip: Pluim: Kon ik met onverwachte gebeurtenissen omgaan? Tip: Pluim: Welk gevoel riep ik op in de proefpersoon? Tip: Pluim:
19
Rekenen Heb ik me aan de instructie gehouden? Tip: Pluim: Heb ik voldoende ruimte om contact te maken/houden met de proefpersoon? Tip: Pluim: Kon ik met onverwachte gebeurtenissen omgaan? Tip: Pluim: Welk gevoel riep ik op in de proefpersoon? Tip: Pluim: Woordkennis Heb ik me aan de instructie gehouden? Tip: Pluim: Heb ik voldoende ruimte om contact te maken/houden met de proefpersoon? Tip: Pluim: Kon ik met onverwachte gebeurtenissen omgaan? Tip: Pluim: Welk gevoel riep ik op in de proefpersoon? Tip: Pluim: Begrijpen Heb ik me aan de instructie gehouden? Tip: Pluim: Heb ik voldoende ruimte om contact te maken/houden met de proefpersoon? Tip: Pluim: Kon ik met onverwachte gebeurtenissen omgaan? Tip: Pluim: Welk gevoel riep ik op in de proefpersoon? Tip: Pluim:
20
Symbolen Vergelijken Heb ik me aan de instructie gehouden? Tip: Pluim: Heb ik voldoende ruimte om contact te maken/houden met de proefpersoon? Tip: Pluim: Kon ik met onverwachte gebeurtenissen omgaan? Tip: Pluim: Welk gevoel riep ik op in de proefpersoon? Tip: Pluim: Cijferreeksen Heb ik me aan de instructie gehouden? Tip: Pluim: Heb ik voldoende ruimte om contact te maken/houden met de proefpersoon? Tip: Pluim: Kon ik met onverwachte gebeurtenissen omgaan? Tip: Pluim: Welk gevoel riep ik op in de proefpersoon? Tip: Pluim: Doolhoven Heb ik me aan de instructie gehouden? Tip: Pluim: Heb ik voldoende ruimte om contact te maken/houden met de proefpersoon? Tip: Pluim: Kon ik met onverwachte gebeurtenissen omgaan? Tip: Pluim: Welk gevoel riep ik op in de proefpersoon? Tip: Pluim: Leerpunten 1. 2. 3.
21
Opdrachten ter voorbereiding van practicum 4 Opdracht 4a: o
Lees het artikel van Kaldenbach en het artikel van Sattler (te vinden op Blackboard). Neem hoofdstuk 12 (Intelligentieonderzoek) uit het boek van Kievit, Tak en Bos nogmaals door.
Opdracht 4b: scoren van een intelligentietest, profielanalyse en diagnostische conclusie Casus Vera Benodigdheden o Het in opdracht 3a ingevulde testformulier casus V. o De handleiding van de WISC III o De twee lege analyseformulieren (BB) o Toegang tot BB
Casus Vera: o Ga naar Blackboard (DOO Testotheek veel gebruikte tests WISC III Oefeningen) o Bereken de leeftijd van het kind (p. 106) o Scoor de antwoorden en vul de ruwe scores in in het formulier dat je onder de videoregistratie van iedere subtest ziet. Volg hierbij de aanwijzingen op BB. Als je de ruwe scores hebt ingevuld, krijg je via BB feedback of je juist hebt gescoord. o bereken de normscores, IQ’s en indexscores volgens de aanwijzingen in de handleiding (tabellen bijlage D; en p. 107-113). Denk aan de percentielen en betrouwbaarheidsintervallen o Vul de schema’s op formulier 1 en 2 in. a. Gebruik voor schema 1: Tabel B.4; b. Gebruik voor schema 2: Tabel C.1b en C.1a c. Gebruik voor schema 3: tabel B5 o Analyseer het profiel volgens de volgende aandachtspunten (gebaseerd op Sattler p. 38; Kaldenbach beslisboom):
Opdracht : Casus Vera: o Bereken de leeftijd van het kind (p. 106) o Scoor de antwoorden en bereken de normscores, IQ’s en indexscores (tabellen bijlage D; en p. 107-113). Denk aan de percentielen en betrouwbaarheidsintervallen o Analyseer het profiel volgens de volgende aandachtspunten (gebaseerd op Sattler p. 38; Kaldenbach beslisboom):
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Evalueer (voor zover mogelijk) de betrouwbaarheid van de testscores. D.w.z. heeft de testleidster zich aan de instructies gehouden; is goed geobserveerd/geregistreerd; zijn de afbreekregels juist gehanteerd, etc.?
Evalueer (voor zover mogelijk) de validiteit van de testscores. D.w.z. zijn er tekenen van faalangst, aandachtsproblemen, moeheid, etc. waardoor de test iets anders heeft gemeten dan intelligentie?
Hoe hoog is het TIQ, welke omschrijving hoort bij deze score (in termen van de classificatie van Kaldenbach p. 135)?
22
Stap 4 -
Stap 5 -
Stap 6 -
Stap 7 -
-
Analyse tussen de schalen (harmonisch/disharmonisch profiel): Hoe hoog zijn het VIQ en het PIQ? Welke omschrijving hoort bij deze scores (in termen van de classificatie van Kaldenbach p. 135)? Bepaal of er een significant verschil is tussen de Verbale en de Performale schaal. Wat is de richting van het verschil (welk IQ is hoger)? Wat zijn de implicaties van een eventueel verschil voor het TIQ? Hoe vaak komt een dergelijk of groter verschil voor volgens de tabel cumulatieve percentages? NB. (gebruik tabel B.4 en vul je resultaten in in schema 1) Let op het absolute niveau van iedere score. Wat is de klinische relevantie van het eventuele verschil?
Analyse binnen de schalen (interne consistentie): Bepaal of er significante verschillen bestaan tussen de normscores op de afzonderlijke verbale subtests en het gemiddelde van de verbale schaal. Doe hetzelfde voor de performale subtests en het gemiddelde van de performale schaal. Hoe vaak komt een dergelijk verschil voor volgens tabel C 1b in de handleiding? Wat zijn de implicaties van de (in)consistentie(s) voor resp. het VIQ en PIQ? N.B (gebruik tabel C1.b en vul je resultaten in in schema 2). Let ook op het absolute niveau van iedere subtest-normscore, die afwijkt van de gemiddelde schaalscore. Wat is de klinische relevantie van de eventuele inconsistentie(s)?
Analyse tussen de factoren (harmonisch/disharmonisch profiel op factorniveau): Hoe hoog zijn VB, PO en VS? Welke omschrijving hoort bij deze scores (in termen van de classificatie van Kaldenbach p. 135)? bepaal of er significante verschillen bestaan tussen de drie factorscores (ofwel indexscores VB, PO en VS). Als dat zo is, welke? Wat is de richting van de eventuele verschillen (welke factorscore sterker of zwakker)? Wat zijn de implicaties van de eventuele verschillen voor het TIQ? Hoe vaak komen de dergelijke of grotere verschillen voor in de normgroep volgens de tabel cumulatieve percentages? NB. gebruik tabel B.4 en vul je resultaten in in schema 1. Let op het absolute niveau van iedere factorscore. Wat is de klinische relevantie van de eventuele verschillen? Analyse binnen de factoren (interne consistentie): Bepaal of er significante verschillen bestaan tussen de normscores op de afzonderlijke VB subtests en het gemiddelde van Verbaal Begrip; Doe hetzelfde voor de PO subtests en het PO gemiddelde. Hoe vaak komt een dergelijk verschil voor volgens tabel C1a in de handleiding? Wat zijn de implicaties van de (in)consistentie(s) voor de interpretatie van de factorscores? Bepaal de interne consistentie van VS, nl wijken SU en SV significant af van elkaar (tabel B5; neem de leeftijdsgroep die het dichtst ligt bij de leeftijd van Vera)? Gebruik tabel C1.a vul de resultaten in in schema 2. Let ook op het absolute niveau van iedere subtest-normscore, die afwijkt van de gemiddelde schaalscore. Wat is de klinische relevantie van de eventuele inconsistentie(s)?
23
Stap 8 -
Stap 9 -
Analyse op subtestniveau: Bereken de verschillen tussen subtest normscores onderling Bepaal of deze verschillen significant zijn op het 5% significantieniveau. NB. gebruik Tabel B.5 en vul in in schema 3. Merk op welke subtest hoger is dan de andere en let op het absolute niveau van iedere subtest normscore.
Analyse op itemniveau: Zijn er antwoordpatronen te ontdekken binnen subtests? Kwalitatieve analyse: zijn er opvallende gedragingen of antwoorden? Als dat zo is, wat zijn de implicaties hiervan?
Opdracht 4c: beschrijving en conclusie casus Vera
Benodigdheden o Het testformulier + de analyseschema’s casus V o Aantekeningen uit practicum 3 (uitleg docent profielanalyse) o Voorbeeld diagnostische conclusie casus R (Blackboard) o Toegang tot Blackboard
Opdracht Stap 10 van de profielanalyse: schriftelijke rapportage: Vertaal het testprofiel van Vera in voor ouders/leerkrachten begrijpelijke en toegankelijke taal. Geef een beschrijving van stap 1 t/m 9 uit zodat de cliënt inzicht krijgt in het cognitief functioneren van dit kind. Trek op grond van de hiërarchische analyse je uiteindelijke conclusie over het cognitief functioneren van dit kind. Verwerk ook de observatiegegevens in je conclusie. Lever de totale analyse (stap 1 t/m 10 & schema 1 t/m3) in op BB en in je portfolio.
24
VIQ-PIQ
Schema 1 Significante verschillen tussen IQ scores en factorscores (Tabel B.4) Verschil Significant op Richting verschil Cum.percentage 0.05 niveau (sterk/zwak) van voorkomen Ja/nee
VB-PO
Ja/nee
VB-VS
Ja/nee
PO-VS
Ja/nee
Schema 2: Profielanalyse WISC III: Vergelijking van subtestscores en hun gemiddelde schaalscore(Tabel C.1b en C.1a) Afwijking (0.05 niveau) van Subtest
Informatie Overeenkomsten Rekenen Woordkennis Begrijpen Onvoll. Tekeningen Substitutie Plaatjes Ordenen Blokpatronen Figuur Leggen (Symb. Vergelijken) (Cijferreeksen) (Doolhoven)
Normscore
Verbaal gemiddelde (*=sign.) % voorkomen
Performaal gemiddelde (*=sign.) % voorkomen
Gemiddelde VB (*=sign.) % voorkomen
Gemiddelde PO (*=sign.) % voorkomen
Verbaal gemiddelde Performaal Gemiddelde Gemiddelde VB Gemiddelde PO * door middel van een + of – wordt aangegeven of de subtest Sterk of Zwak is in vergelijking met het gemiddelde
25
Schema 3: Verschillen tussen subtest normscores (0.05 niveau)(Tabel B.5) OT
OT
*
s/z
IN *
s/ z
SU *
s/ z
OV *
s/ z
PO *
s/z
RE *
s/ z
BP *
WO s/ z
*
FL s/ z
*
BG s/ z
*
SV s/ z
*
s/ z
CR *
s/ z
DH *
IN SU OV PO RE BP WO FL BG SV CR DH Geef aan met een * als het verschil significant is op het 5% niveau. Geef aan (onder de s/z) welke subtest de sterkste is.
26
s/ z
Opdrachten ter voorbereiding van practicum 5 Opdracht 5a profielanalyse, beschrijving en conclusie casus Bas Inleiding Deze opdracht dient ter voorbereiding van het voeren van adviesgesprekken in een lastige situatie in practicum 7. Casus Bas staat in het laatste practicum (VII) centraal: in een rollenspel met een professionele acteur als cliënt zal een adviesgesprek worden gevoerd, dat wil zeggen de onderzoeksresultaten van Bas zullen mondeling worden uitgelegd aan één van de ouders van Bas. Er wordt in groepjes van drie studenten gewerkt die als het ware één hulpverlener spelen. In practicum VI zal dit rollenspel worden voorbereid. De profielanalyse van casus Bas zal worden behandeld zodat ieder inhoudelijk hetzelfde adviesgesprek zal voeren. De profielanalyse zelf is de voorbereidingsopdracht. Benodigdheden o Casusgegevens Bas o voorkant testformulier WISC III met ruwe scores o leeg analyseschema 1 en 2 o voorkant testformulier CBSK o gespreksgegevens (interview met Bas en met leerkracht) o observatiegegevens
Opdracht o bereken de leeftijd van Bas, normscores, IQ’s en indexscores volgens de aanwijzingen in de handleiding (tabellen bijlage D; en p. 107-113). Denk aan de percentielen en betrouwbaarheidsintervallen o Vul de schema’s in. Gebruik voor schema 1: Tabel B.4; voor schema 2: Tabel C.1b en C.1a (schema 3 hoeft niet) o Analyseer het profiel volgens de volgende aandachtspunten (gebaseerd op Sattler p. 38; Kaldenbach beslisboom):
Stap 1 Evalueer (voor zover mogelijk) de betrouwbaarheid van de testscores. D.w.z. heeft de testleidster zich aan de instructies gehouden; is goed geobserveerd/geregistreerd; zijn de afbreekregels juist gehanteerd, etc.? Stap 2 Evalueer (voor zover mogelijk) de validiteit van de testscores. D.w.z. zijn er tekenen van faalangst, aandachtsproblemen, moeheid, etc. waardoor de test iets anders heeft gemeten dan intelligentie?
Stap 3 Hoe hoog is het TIQ, welke omschrijving hoort bij deze score (in termen van de classificatie van Kaldenbach p. 135)?
27
Stap 4 Analyse tussen de schalen (harmonisch/disharmonisch profiel): - Hoe hoog zijn het VIQ en het PIQ - Welke omschrijving hoort bij deze scores (in termen van de classificatie van Kaldenbach p. 135)? - Bepaal of er een significant verschil is tussen de Verbale en de Performale schaal. - Wat is de richting van het verschil (welk IQ is hoger)? - Wat zijn de implicaties van een eventueel verschil voor het TIQ? - Hoe vaak komt een dergelijk of groter verschil voor volgens de tabel cumulatieve percentages? NB. (gebruik tabel B.4 en vul je resultaten in in schema 1) Let op het absolute niveau van iedere score. - Wat is de klinische relevantie van het eventuele verschil?
Stap 5 Analyse binnen de schalen (interne consistentie): - Bepaal of er significante verschillen bestaan tussen de normscores op de afzonderlijke verbale subtests en het gemiddelde van de verbale schaal. - Doe hetzelfde voor de performale subtests en het gemiddelde van de performale schaal. - Hoe vaak komt een dergelijk verschil voor volgens tabel C 1b in de handleiding? - Wat zijn de implicaties van de (in)consistentie(s) voor resp. het VIQ en PIQ? N.B (gebruik tabel C1.b en vul je resultaten in in schema 2). Let ook op het absolute niveau van iedere subtest-normscore, die afwijkt van de gemiddelde schaalscore. - Wat is de klinische relevantie van de eventuele inconsistentie(s)?
Stap 6 Analyse tussen de factoren (harmonisch/disharmonisch profiel op factorniveau): - Hoe hoog zijn VB, PO en VS en welke omschrijving hoort bij deze score (in termen van de classificatie van Kaldenbach p. 135)? - Bepaal of er significante verschillen bestaan tussen de drie factorscores (ofwel indexscores VB, PO en VS) - Als dat zo is, welke? - Wat is de richting van het verschil (welke factorscore sterker of zwakker)? - Wat zijn de implicaties van eventuele verschil voor het TIQ? - Hoe vaak komen de dergelijke of grotere verschillen voor in de normgroep volgens de tabel cumulatieve percentages? NB. gebruik tabel B.4 en vul je resultaten in in schema 1. Let op het absolute niveau van iedere factorscore. - Wat is de klinische relevantie van de eventuele verschillen? Stap 7 Analyse binnen de factoren (interne consistentie): - Bepaal of er significante verschillen bestaan tussen de normscores op de afzonderlijke VB subtests en het gemiddelde van Verbaal Begrip; - Doe hetzelfde voor de PO subtests en het PO gemiddelde. - Hoe vaak komt een dergelijk verschil voor volgens tabel C1a in de handleiding? - Bepaal de interne consistentie van VS: wijken de subtests SU en SV significant van elkaar af (tabel B5; neem de leeftijdgroep die het dichtst ligt bij de leeftijd van de proefpersoon).
28
-
-
Wat zijn de implicaties van de (in)consistentie(s) voor de interpretatie van de factorscores? Gebruik tabel C1.a en vul de resultaten in in schema 2. Let ook op het absolute niveau van iedere subtest-normscore, die afwijkt van de gemiddelde schaalscore. Wat is de klinische relevantie van de eventuele inconsistentie(s)?
(voor stap 8 en 9 hebben we onvoldoende gegevens)
Stap 10 van de profielanalyse: schriftelijke rapportage: Vertaal het testprofiel van Bas in voor ouders/leerkrachten begrijpelijke en toegankelijke taal. Geef een beschrijving van stap 1 t/m 7 uit zodat de cliënt inzicht krijgt in het cognitief functioneren van dit kind. Trek op grond van de hiërarchische analyse je uiteindelijke conclusie over het cognitief functioneren van Bas. Lever de totale analyse (stap 1 t/m 10 & schema 1 en 2) in op BB en in je portfolio.
Tot zover de profielanalyse
Opdracht 5b: presentatie onderzoeksinstrumenten Inleiding In de testotheek op UvA Virenze (Plantage Muidergracht) zijn testmaterialen te vinden. Op Blackboard vind je de catalogus met alle instrumenten. Ook vind je op Blackboard een nadere beschrijving van een tiental onderzoeksinstrumenten (auteurs, doelgroep, meetpretentie, schalen/subtests, afname, voorbeelditems, normering, type scores en COTAN oordeel).
De tests kunnen jullie inzien op de UvA (NIET bij UvA Virenze, zaal en datum worden later bekend gemaakt). Voor je de tests in kunt zien dien je je in te schrijven, de intekenlijst hangt op de deur van kamer G0.20. Het inschrijven is nodig om te voorkomen dat er op bepaalde tijden een te grote toeloop ontstaat. Benodigdheden o Toegang tot Blackboard o Intekening voor een datum en tijdstip (intekenlijst op deur G0.20) o Pen en papier
Opdracht o Vorm een groepje van drie studenten. o In Kievit, Tak & Bosch én in het boek Indicatiestelling Leerlinggebonden Financiering kun je over een aantal instrumenten gegevens vinden. Je kunt een keuze maken uit onderstaande tests: De tests waaruit gekozen kan worden wordt later bekend gemaakt. o Bekijk onder ‘Informatie m.b.t. veel gebruikte testen’ hoe een tiental tests hier beschreven is (Blackboard). o Teken je in voor een tijdstip en dag om het testmateriaal in te zien (inschrijven op lijst deur G0.20). Let bij het inschrijven op het volgende: Heeft een ander groepje van 3 studenten, uit jouw werkgroep, de test al gekozen? Heeft een ander groepje van 3 studenten, dat zich ingeschreven heeft op het tijdstip van jouw keuze, de test al gekozen? Het is dus de bedoeling dat per tijdstip op de lijst 4 verschillende instrumenten ingezien worden EN dat in een bepaalde werkgroep niet dezelfde instrumenten gepresenteerd worden.
29
o
o o
De instrumenten en handleidingen zijn op de gekozen tijdstippen aanwezig. Je bestudeert de handleiding op de volgende informatie: o Auteurs o Doelgroep o Meetpretentie o Schalen/subtests o Afname o Voorbeeld-items o Normering o Type scores o COTAN oordeel is te vinden op de NIP website Verwerk de gegevens tot een presentatie (max 15 minuten) voor de totale groep.
Eisen presentatie: o Powerpoint presentatie o Uitdeel-papier met informatie voor de hele groep o Licht toe hoe je onderling de taken aangepakt, cq verdeeld hebt. Alle drie de studenten nemen een stukje van de presentatie op zich, dus ieder ca. 5 minuten
30
Opdrachten ter voorbereiding practicum 6 Opdracht 6a o
Lees het artikel van Sattler, het artikel van Visser en het artikel van Van de Molen & Kluytmans.
Opdracht 6b: Individueel Test Onderzoek
Leerdoelen o Een aantal diagnostische instrumenten kunnen afnemen volgens de handleiding, deze op de juiste wijze kunnen scoren en interpreteren. o Een gesprek (interview) kunnen hanteren als diagnostisch middel, dat wil zeggen als middel om bepaalde informatie te verkrijgen als antwoord op van te voren vastgestelde onderwerpen. o Tijdens de testsituatie het kind kunnen observeren en flexibel kunnen inspelen op onverwachte omstandigheden of behoeften van het kind. o Testresultaten tegen elkaar afwegen en in verband kunnen brengen. o Schriftelijk en mondeling kunnen rapporteren zodanig dat de resultaten begrijpelijk zijn voor de cliënt en reconstrueerbaar voor collega diagnostici.
Inleiding Je gaat een ‘ITO’ afnemen bij een kind van 8-12 jaar. Attentie: Nodig een kind uit over wie er geen zorgen bestaan bij de ouders en dat zich zonder (noemenswaardige) problemen ontwikkelt. Het kind leeft bij voorkeur in een harmonische, stabiele thuissituatie. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat je als ‘hulpverlener’ kind en ouders gaat ‘helpen’.Kind en ouders helpen jou, als student, in deze oefen- en leersituatie. Je krijgt een brief mee voor de ouders waarin een en ander staat uitgelegd, en een formulier waarop ouders aangeven toestemming te verlenen voor afname van het onderzoek. Van de voorbereiding van het ITO, van de afname en het resultaat maak je een verslag. Dit verslag, inclusief bijlagen en reflectieverslagen, wordt becijferd. Je gaat onderzoek doen naar drie domeinen: de Prestatie, de Persoon en de Plek. Dat wil zeggen: o
o
o
De Prestatie: bij het kind neem je de 9 subtests van de WISC III af om een indruk te krijgen van zijn/haar cognitief (verbaal) functioneren. Dit onderzoek neemt ongeveer 1,5 uur in beslag De Persoon: je neemt de CBSK af om na te gaan hoe competent het kind zichzelf beleeft. Je praat met het kind over een van te voren vastgesteld onderwerp en je observeert het kind (gedrag, motoriek, taal etc). Dit onderzoek neemt ongeveer 30 minuten in beslag. De Plek: bij de ouders neem je NOSI-K af. Deze dient om meer zicht te krijgen op de omgeving, waarin het kind opgroeit. Dit duurt ongeveer 10 minuten.
Tweetallen Tijdens het uitvoeren van de opdracht werk je samen met een maatje. Dat wil zeggen, elk van een tweetal onderzoekt individueel een kind en doet daar verslag van. Daarbij wordt hij/zij ondersteund door zijn/haar maatje: deze observeert tijdens het ITO zowel het gedrag van het kind als dat van de ‘testleid(st)er’ en de interactie tussen beiden. De observator zal ook letten op de leerdoelen die de ‘testleid(st)er’ had geformuleerd in opdracht 3b. Hiervan schrijft de observator een verslag van maximaal één A4.
31
Voorbereiding o Zorg dat je de testinstructie uit je hoofd kent. Dit geldt óók voor de instructie bij de CBSK en NOSI-K. Hoe beter je deze kent, hoe beter je kunt observeren. o Bedenk van de tevoren hoe je de test(situatie) bij het kind gaat introduceren. Maak een lijstje met punten die je het kind wil vertellen. Oefenen dit je maatje. Bewaar dit lijstje zorgvuldig voor je portfolio. o Observatie: Bedenk van te voren welk gedrag van het kind je gaat observeren. Maak ook hier een lijstje van. Hoofdstuk 8, en met name p. 247-255, van Kievit, Tak & Bosch kan behulpzaam zijn met het maken van een lijst met observatiepunten. Bewaar dit lijstje zorgvuldig voor je portfolio. o Gesprek: in het vak Gespreksvaardigheden (in het tweede jaar) zijn de gespreksvaardigheden met kinderen geoefend. Nu is het de bedoeling dat je het gesprek met het kind leert gebruiken als een communication referenced onderzoeksmiddel in een ITO. Dus ook het gesprek dient als onderzoeksmiddel om gegevens te verkrijgen over de Prestatie en de Persoon. In het gesprek dat je met het kind gaat voeren, wil je daarom over twee aspecten meer te weten komen: o Wat kan het kind vertellen over zijn schoolprestaties? Bedenk hier vragen bij. Oefen met je maatje. Gebruik de gesprekstechnieken die je tijdens het vak Gespreksvaardigheden hebt geoefend. o Wat kan het kind vertellen over zijn competentiegevoel bij gymnastiek en sport? Bedenk hier vragen bij. Oefen met je maatje. Gebruik de gesprekstechnieken die je tijdens het vak Gespreksvaardigheden hebt geoefend. o Bewaar je voorbereiding zorgvuldig voor je portfolio. o Neem het gesprek op op een geluidsdrager. Niet alleen ontlast dat je tijdens het praten omdat je niet hoeft te schrijven, je mist ook geen dingen die het kind vertelt. Bovendien voorziet een opname in feedback voor jezelf over je manier van interviewen. Je maakt van dit gesprek een verbatim verslag, d.w.z. schrijf letterlijk uit wat het kind vertelde en de vragen die je stelde (zie richtlijnen verbatim verslag) o Stel je leerpunten op aan de hand van het observatieformulier van opdracht 3b. Vul dit eventueel aan met nieuwe doelen. Bespreek deze punten van te voren met je observator zodat deze weet waar hij/zij gericht op moet letten. Bewaar dit lijstje zorgvuldig voor je portfolio. Nodig voor de testafname o WISC III handleiding o WISC III formulieren (scoreformulier, SV, DH) o Kopieën van de WISC III rekenplaten en -kaarten o CBSK formulier o Twee NOSI-K formulieren o Stopwatch o Potlood, Pen en blanco papier o Geluidsdrager o Lijstjes met gespreks- en observatiepunten o Toestemmingsbrief ouders
Het eigenlijke onderzoek o Wees je ervan bewust dat ouders en kind jou helpen! o Zorg dat je zo veel mogelijk leert van deze gelegenheid: observeer, registreer en reageer professioneel. Uitwerking o Scoor de WISC III volgens de handleiding en bereken het VIQ en de factoren Verbaal Begrip en Verwerkingssnelheid. Analyseer de interne consistentie van het VIQ en de twee factoren; bepaal de significantie van het verschil tussen VB en VS (harmonisch/disharmonisch). 32
o
o o
Werk je observatiegegevens uit: zowel die tijdens de testafname, als ervóór en erna. Het gaat om een beschrijving, een vorm van observatie die je hebt geleerd in de observatiepractica. Maak een verbatim verslag van je gesprek met het kind (zie voor aanwijzingen voor de lay-out: verslaglegging) Scoor de CBSK en NOSI-K; in de testotheek zijn diverse sets sleutels en normtabellen beschikbaar.
Verslag ITO Attentie: Volg de regels van de APA (zie ook: beoordelingscriteria) o Voorblad: titel van het verslag; voor- en achternaam student en studentnummer; naam docent en nummer van der werkgroep; datum van inleveren; aantal woorden. o Op pagina 2 begint het eigenlijke verslag van het Individuele Testonderzoek met
1. Personalia 1a. Persoonsgegevens Het gaat hier om gegevens over de persoon (het kind) waarop het onderzoek betrekking heeft en die daarom geanonimiseerd moeten worden: • • • •
Gefingeerde naam kind geslacht leeftijd in geboortejaar en maand; leeftijd in jaren en maanden bij onderzoek of interventie bijzondere (lichamelijke) kenmerken
1b. Situatiegegevens Het gaat hier om gegevens over de (opvoedings)context, waarbij eveneens aandacht voor voldoende anonimisering geldt: • gezinssamenstelling: • (natuurlijke, wettige) vader, leeftijd, opleidingsniveau, beroep, omvang arbeidsaanstelling • (natuurlijke, wettige) moeder, leeftijd, opleidingsniveau, beroep, omvang arbeidsaanstelling • plaats in de kinderrij: overzicht van brusjes in gezin met leeftijd, zo mogelijk met opleidings- / werksituatie • huidige verblijfs- en verzorgingssituatie • huidige school- / onderwijstype; school- + klasseverloop (groep 1,2,3,3,4 etc.) 1c. Bijzonderheden bijvoorbeeld: juridische situatie (ouderlijke macht, OTS); godsdienst / etnische achtergrond; belangrijke andere opvoeders, medicatie
2. Onderzoekssetting Het gaat hier om gegevens over: • relatie onderzoeker met het kind/gezin • waar vond het onderzoek plaats • onderzoekscontext: geef aan dat het hier gaat om een beschrijvend diagnostisch onderzoek in het kader van een opleiding. • onderzoeksdatum • bijzonderheden tijdens de testafname: deden zich tijdens de afname storingen of andere zaken voor die van invloed kunnen zijn geweest op de afname (bijvoorbeeld, kind moet naar zwemles en is daarom gehaast; kind is morgen jarig). 33
3. Algemene observaties (max 1 pagina) Beschrijvende informatie over fysieke verschijning, contactname, socialisatie, emotionele reacties, taakgericht werken, situatiebegrip, gok- en vermijdingsgedrag, faalangst, zintuiglijk en motorisch functioneren, spraak en taal en eventueel neurologische problemen (zie Kievit, Tak & Bosch pp. 247-255). Vermeld enkel die gegevens die van belang zijn voor: • het schetsen van dit kind met zijn specifieke karakteristieken en (eigen)aardigheden. De lezer moet het kind als het ware voor zich kunnen zien: zijn eigen manier van reageren, van contact maken, van omgang met de taken, enzovoort. • Het beoordelen van de validiteit van de testresultaten. De validiteit kan bijvoorbeeld zijn beïnvloed door moeheid, faalangst of ongeduld bij het kind • Het beoordelen van de betrouwbaarheid van de testresultaten (bv. één van de ouders loopt binnen, het kind reageert daar op waardoor de test niet meer op een gestandaardiseerde manier verloopt). • Interpreteer tot slot de observaties en trek een conclusie over wat je gezien hebt op grond van een theoretische bron. Bijvoorbeeld, als je hebt gemerkt dat het kind grote moeite heeft zich te concentreren, kan je dit vermelden als “Opvallend is de moeite met zich te concentreren omdat juist in de basisschoolleeftijd de aandachtscapaciteit zich uitbreidt (Prins & Braet, 2008 1)”.
4. Onderzoeksresultaten (2-3 pagina’s) • WISC III: o Beschrijf de (beschikbare) resultaten zoals je dat eerder hebt gedaan in de beschrijving en conclusie bij casus V. o Vermeld de observaties die relevant zijn voor het begrijpen van je conclusie. o Vermeld de wetenschappelijke bron waarop je je conclusie baseert. Bijvoorbeeld, als je bij de WISC III concludeert dat er weliswaar een significant verschil is tussen VB en VS maar dat dit zo vaak voorkomt dat dit geen reden geeft tot zorg, verwijs je daarbij naar Tak (2008). • CBSK: o Beschrijf de resultaten in toegankelijk taal. o Vermeld de observaties die relevant zijn voor het begrijpen van je conclusie/interpretatie o Vermeld de wetenschappelijke bron waarop je een interpretatie baseert. Bijvoorbeeld, als een meisje tijdens de afname vertelt dat alle jongens “stom” zijn, kan dit als leeftijdsadequaat gedrag worden geïnterpreteerd (Doreleijers e.a., 2005). Er is dan geen reden om aan sociale incompetentie te denken. • NOSI-K o Beschrijf de resultaten in toegankelijk taal. o Vermeld de observatie die relevant zijn voor het begrijpen van je conclusie/interpretatie o Vermeld de wetenschappelijke bron waarop je een interpretatie baseert. Bijvoorbeeld, als er een hoge score is gevonden, is het mogelijkdeze als volgt te interpreteren: “Hoge ouderlijke stress vormt een risicofactor in de ontwikkeling van kinderen (Colpin e.a., 2007)”. • Uit het interview met het kind citeer je de gegevens die relevant of belangrijk zijn, namelijk o die betrekking hebben op het schools/cognitief functioneren o die betrekking hebben op het sportief functioneren o die observaties ondersteunen of juist daarmee tegenstrijdig zijn o die overige test- en vragenlijstresultaten ondersteunen of daarmee tegenstrijdig zijn o die nieuw, onverwacht, of moeilijk te plaatsen zijn
1
De volledige bron wordt opgenomen in de literatuurlijst volgens APA normen
34
die kunnen bijdragen aan het beeld van dit specifieke kind met zijn (eigen)aardigheden (zie ook: algemene observaties). Denk bijvoorbeeld aan een speciaal soort humor, of juist een speciale fantasie, enzovoort. o Baseer een interpretatie op een wetenschappelijke bron. Bijvoorbeeld, je hebt het kind gevraagd naar gevoelens en zorgen omtrent school en je hebt daar op ontwijkende antwoorden gekregen. Er kan dat gedrag als volgt interpreteren: “Ontwijkende antwoorden zijn niet per definitie zorgwekkend, aangezien kinderen in deze leeftijd weerstand vertonen tegen vragen naar introspectie (van Leeuwen, 2009).” • Vermijd tabellen in de tekst; deze worden opgenomen in de bijlagen. Tip: in handboeken ontwikkelingspsychologie is te vinden welk gedrag leeftijdsadequaat is. Tip: zie ook hoofdstuk 10 Kievit, Tak & Bosch (2009) voor aanwijzingen voor verslaglegging. o
5. Samenvatting en conclusie (ca. 1 pagina) • Vat de onderzoeksresultaten in enkele zinnen samen • Integratie: weeg de onderzoeksresultaten ten opzichte van elkaar. Daartoe ga je na welke gegevens elkaar ondersteunen, tegenspreken, aanvullen of juist geen enkel verband lijken te hebben. Je bepaalt het verband tussen o niveau van cognitief (verbaal) functioneren en zelfbeeld van de Schoolvaardigheden volgens gesprek en CBSK. o de schaal Sportieve vaardigheden CBSK, je observaties en gespreksgegevens. o je overige observaties en de overige schalen CBSK o je observaties, gespreks- en testgegevens en de gegevens van de NOSI-K o Stel discrepanties of tegenstrijdigheden vast tussen de onderzoeksgegevens. Probeer deze te verklaren of te plaatsen op grond van een wetenschappelijke bron. Bijvoorbeeld, je observeert in de testsituatie dat het kind elk complimentje ontkracht, onmiddellijk zegt dat het een taak niet kan en voortdurend is op zoek naar bevestiging van de testleid(st)er. Daarentegen zegt het kind in het gesprekje over school dat het alle vakken goed kan en de CBSK Sv heeft een gemiddelde score. Geconcludeerd kan worden dat “de gegevens tegenstrijdig zijn omdat de observatiegegevens wijzen op een negatief academisch zelfconcept terwijl dat in het gesprek en de CBSK niet wordt bevestigd. Mogelijk wordt de discrepantie verklaard doordat het kind bij de CBSK eerder een gewenst zelfbeeld geeft dan een reëel zelfbeeld (Handleiding CBSK, 1999)”.
Attentie: tot zover de voorbereiding voor practicum 6. Neem dit verslag mee naar practicum 6 in drievoud. Lever het verslag en bijlagen in op Blackboard en in het portfolio (zie ook bijlage 1 van de studiehandleiding). 6. Bijlagen 1. WISC III: voorblad, vermeld ruwe scores en normscores, De VIQ score, VB en VS score met betrouwbaarheidsgrenzen (95%) en percentielscores. 2. WISC III: De voor zover mogelijk ingevulde schema’s 1, 2, 3. 3. CBSK: ingevuld testformulier 4. CBSK: Vermeld in een tabel de ruwe scores en percentielscores. 5. NOSI-K: ingevuld testformulier 6. NOSI-K: Vermeld in tabel de ruwe scores en de genormaliseerde standaardscores voor beide ouders.
Zet alle testgegevens in tabellen volgens de APA richtlijnen (www.apastyle.org/styletips.html)
7. Het lijstje met gesprekspunten die je gebruikt hebt om de testsituatie bij het kind te introduceren. 8. Het lijstje met observatiepunten, die je gebruikt hebt ten behoeve van je testobservatie. 35
9. De voorbereiding van je gesprek met het kind over Schoolse en Sportieve vaardigheden. 10. Gesprek: verbatim verslag volgens de volgende richtlijnen: • Noteer letterlijk wat de gespreksleider en wat het kind heeft gezegd (zonder verfraaiingen). Noteer ook herhalingen. • Korte tussenwerpingen noteer je (eh, ja,ja). De tussenwerpingen van de gespreksleidster terwijl het kind aan het woord is, zet je tussen grote haken en cursief [ja, ja]. Je laat de tekst dan gewoon doorlopen. • Dingen die met nadruk worden gezegd, zet je in vet. • Stiltes geef je aan met puntjes, waar één puntje één seconde is {…} • Noteer alle dingen die gebeuren tijdens het verloop van het gesprek (zie ook: observatie) Voorbeeld lay-out gespreksverslag G(espreksleidster): Nou hebben we al een heleboel over school gepraat. Stel je eens voor dat jij een tovenaar was en je mocht drie dingen veranderen, welke dingen zouden dat zijn? K(ind): Eh, eh, [mm,mm], nou, dat we een groter plein hadden om te voetballen. G: Een grotere voetbalplek! En het tweede? K: Eh {…} dat we niet zo vaak zouden taal zouden doen. G: Nou hebben we al twee dingen: een grotere plek om te voetballen en dat jullie in de klas niet zo vaak zouden taalwerk zouden maken. Wat zou je als derde ding veranderen? Etcetera. 11. Observatieverslag door jouw maatje, die jou heeft geobserveerd tijdens het ITO. Dit verslag (max. 1 A4) bevat: o De observaties van het gedrag van het kind o De observaties van het gedrag van de testleid(st)er: persoonlijke leerdoelen, contactname met het kind, hanteren testinstructie- en materiaal, gesprekstechnieken, etc. o De observaties van het gedrag van de interactie: hoe reageert de testleid(st)er op het kind en vice versa. 12. Jouw observatieverslag van jouw maatje, die jij tijdens zijn/haar ITO hebt geobserveerd (inhoud: zie hierboven). 13. Eigen reflectieverslag, bevattende (max. 2 A4): o Evaluatie eigen leerdoelen (voeg toe: reflectieverslag met leerpunten WISC III uit opdracht 3b) o Reflectie op wat goed ging bij de voorbereiding, de afname en de uitwerking van het ITO. o Reflectie op wat niet goed ging (wat nog moeilijk was, wat je tegenviel) bij de voorbereiding, de afname en de uitwerking/verslaglegging van het ITO. Distilleer hier nieuwe leerpunten uit. 14. Literatuurlijst bevat de theoretische bronnen die je hebt gebruikt bij de interpretatie van je resultaten. De bron dient in de tekst vermeld én in de literatuurlijst opgenomen volgens de APA richtlijnen (www.apastyle.org/styletips.html of APA richtlijnen 6th edition). 15. Toestemmingsbrief ouders
36
Opdracht 6c : lastige situatie 1, 2 en 4 Leerdoelen: o het kunnen herkennen en benoemen van de typerende gespreks- en antwoordstijl van de cliënt o het kunnen herkennen en benoemen van weerstand o kennis hebben van verschillende typen gesprekken, de fasering ervan en de relevante gesprekstechnieken: o adviesgesprek in het algemeen o slecht nieuwsgesprek o confronterend gesprek o specifieke techniek van ‘meervoudige partijdigheid’. Benodigdheden: Toegang tot Blackboard
Inleiding De basale luister- en regulerende vaardigheden worden uitgebreid met het voeren van lastige gesprekken. Dit zijn gesprekken waarbij het type gesprek of de antwoordstijl van de cliënt niet gemakkelijk te hanteren zijn. Om de hierbij benodigde gesprekstechnieken te oefenen en gesprekfasen zijn een aantal lastige situaties opgenomen op BB.
Opdracht o Ga naar Blackboard DOO gespreksvaardigheden lastige gesprekken Intakegesprek met defensieve moeder. o Volg de instructies aldaar. o Vergeet niet te submitten. Blackboard registreert of je aan deze opdracht hebt voldaan. Een ‘voldaan’ is nodig voor het behalen van het eindcijfer. o Herhaal deze handelingen voor “Intakegesprek met druk pratende moeder en zwijgzame vader” en “Slecht-nieuwsgesprek met huilende moeder en verslagen vader”
37
Geachte ouders / verzorgers,
In het kader van het Practicum Diagnostische Vaardigheden van de studie Pedagogiek en Onderwijskunde aan de Universiteit van Amsterdam, hebben studenten de opdracht gekregen een deel van een intelligentietest af te nemen bij een kind, en een vragenlijst in te laten vullen door ouders. Studenten werken in tweetallen aan deze opdracht.
Het doel van het Practicum Diagnostische Vaardigheden is onder andere om studenten te leren om instrumenten voor diagnostisch onderzoek zoals observatie, tests, vragenlijsten en interviews af te nemen, te scoren en te interpreteren. Met de bovengenoemde opdracht worden de studenten geacht om datgene dat ze hebben geleerd in de praktijk te brengen. Ik wil benadrukken dat de gegevens vertrouwelijk worden behandeld. In het verslag van de student zullen geen namen worden genoemd. Omdat studenten maar een deel van de intelligentietest afnemen is het niet mogelijk om uitspraken te doen over de intelligentie van uw kind.
Via deze brief vragen wij u of u toestemming verleent aan de medewerking van uw kind aan deze opdracht. U kunt uiteraard bij de afname van de test aanwezig blijven als uw kind of uzelf dat prettig vinden. Indien u toestemming verleent, vragen wij u het bijgevoegde toestemmingsformulier te ondertekenen en mee te geven aan de student die het onderzoek af gaat nemen.
Indien u nog vragen en/of opmerkingen heeft, kunt u contact opnemen via de onderstaande gegevens. Bij voorbaat hartelijke dank voor uw medewerking! Met vriendelijke groet,
Drs. M.A.M van Langen Coördinator ‘Practicum Diagnostische Vaardigheden’ UvA, FMG, afd. POW Nieuwe Prinsengracht 130 1018 VZ, Amsterdam
Telefoon: 020-5251358 E-mail:
[email protected]
38
Toestemmingsformulier voor deelname zoon / dochter aan: Eindopdracht Practicum Diagnostische Vaardigheden
Bij deze verklaren de ouders/ verzorgers van ........................................................
de bijgevoegde brief te hebben gelezen en toestemming te verlenen de deelname van hun kind aan het oefengesprek in het kader de eindopdracht van het “Practicum Diagnostische Vaardigheden” van de studie Pedagogiek en Onderwijskunde van de UvA. Ouder/ verzorger 1
Ouder/ verzorger 2
Naam: .........................................
Naam: ......................................
Handtekening:
Handtekening:
Plaats, datum
Plaats, datum
..........................., ......-.......-……….
..........................., ......-.......-……..
39
Opdrachten ter voorbereiding practicum 7 Opdracht 7a: o
Lees het artikel van Gieles en het artikel van Pameijer & Beukring (te vinden op Blackboard).
Opdracht 7b: lastige situatie 3, 5 en 6
Leerdoelen: o het kunnen herkennen en benoemen van de typerende gespreks- en antwoordstijl van de cliënt o het kunnen herkennen en benoemen van weerstand o kennis hebben van verschillende typen gesprekken, de fasering ervan en de relevante gesprekstechnieken: o adviesgesprek in het algemeen o slecht nieuwsgesprek o confronterend gesprek o specifieke techniek van ‘meervoudige partijdigheid’. Benodigdheden: Toegang tot Blackboard
Inleiding De basale luister- en regulerende vaardigheden worden uitgebreid met het voeren van lastige gesprekken. Dit zijn gesprekken waarbij het type gesprek of de antwoordstijl van de cliënt niet gemakkelijk te hanteren zijn. Om de hierbij benodigde gesprekstechnieken te oefenen en gesprekfasen zijn een aantal lastige situaties opgenomen op BB.
Opdracht o Ga naar Blackboard DOO gespreksvaardigheden lastige gesprekken Adviesgesprek met bezorgde moeder en bedachtzame vader o Volg de instructies aldaar. o Vergeet niet te submitten. Blackboard registreert of je aan deze opdracht hebt voldaan. Een ‘voldaan’ is nodig voor het behalen van het eindcijfer. o Herhaal deze handelingen voor Intakegesprek met ruziënde ouders en Adviesgesprek met bezorgde moeder en vader met weerstand Opdracht 7c: voorbereiding rollenspel Leerdoelen o De student is in staat (een beperkte hoeveelheid) diagnostische onderzoeksresultaten mondeling te rapporteren aan de cliënt. o De student is in staat dit gesprek te faseren o De student is in staat in te spelen op de typerende stijl van de cliënt o De student is in staat reacties van de cliënt op te vangen.
40
Inleiding Deze opdracht dient ter voorbereiding van het voeren van een lastig adviesgesprek in practicum 7. Casus Bas staat daarbij centraal: in een rollenspel met een professionele acteur als cliënt zal een adviesgesprek worden gevoerd, dat wil zeggen de onderzoeksresultaten van Bas zullen mondeling worden uitgelegd aan één van de ouders van Bas. Er wordt in groepjes van drie studenten gewerkt die als het ware één hulpverlener spelen. In practicum 6 heeft dit groepje al afspraken met elkaar gemaakt over de inhoud van het gesprek en hoe dit gevoerd gaat worden. Ook zijn de rollen met elkaar geoefend en is feedback gegeven. Het rollenspel in practicum 7 zal als volgt worden gespeeld: o Voor ieder groepje van 3 studenten staat 30 minuten o 15 minuten gespreksvoering; 15 minuten nabespreking o Alle drie de groepsleden spelen ca. 5 minuten gespreksleider: een student start het gesprek, na 5 minuten neemt de tweede het over, en rond minuut 10 neemt het derde groepslid de rol in van gespreksleider. Deze gang van zaken vereist een zeer goede voorbereiding door de studenten! Benodigdheden o Casus gegevens Bas: rolomschrijvingen, onderzoeksresultaten, profielanalyse WISC met conclusie (zie practicum 5)
Opdracht o Spreek af in welke volgorde jullie gespreksleider, respectievelijk ouder en observator/rollenspelleidster zijn. o Spreek af wie wat vertelt en op welk punt iemand het overneemt. Welke fasering kun je aanbrengen? Attentie Omdat je niet precies kunt voorspellen hoe lang het duurt om iets aan de cliënt te vertellen (je weet immers niet hoe de cliënt zal reageren), moeten alle drie studenten de volgorde van vertellen goed uit het hoofd kennen. De student moet in staat zijn om het gesprek op elk punt over te nemen. o Noteer in de rol van observator/rollenspelleidster relevante feedback voor de gespreksleidster (gebruik observatieformulier practicum 6 en 7). Houdt de tijd in de gaten en spreek een teken af waarop er van rol gewisseld moet worden. Geef na ca. 5 minuten praten rustig het afgesproken teken maar zorg ervoor dat de ander haar zin kan afmaken. Het wisselen van rollen moet het gesprek zo min mogelijk onderbreken. o Spreek af welke reactie de ‘ouder’ zal tonen (zie rolomschrijving ‘ouder’ casus Bas). Deze reactie zal gedurende het rollenspel consistent worden vastgehouden. o Oefen het rollenspel net zo lang tot er een soepele afwisseling is van rollen is. 7d: reflectieverslag (op basis van de leerpunten gespreksvoering uit pr. 6) 1. Op basis van pluimen en tips van je mede studenten, heb je na practicum 6 leerpunten opgesteld ten aanzien van de gevorderde gespreksvaardigheden. Evalueer deze leerpunten naar aanleiding van de feedback en je eigen ervaringen in practicum 7. 2. maximaal één A4; Inleveren in portofolio en op BB.
41
Eindopdracht Observatie Leerdoelen: 1. Zelf een lijst met niet overlappende gedragscategorieën ontwikkelen, gebaseerd op een ethogram, waarmee je een theoretisch concept (bijvoorbeeld agressie, responsiviteit, sensitiviteit) systematisch kunt observeren. Deze lijst dient voorzien te zijn van nauwkeurige omschrijvingen van de kenmerkende gedragingen of gedragseenheden die tot de categorieën behoren en instructies over de tijdschaal. 2. Aan de hand van dit instrument een kind observeren en antwoord geven op een vraagstelling.
Opdracht 1. Vorm tweetallen 2. Kies een psychologisch construct 3. Formuleer een vraagstelling m.b.t. het gekozen concept, die door middel van een observatie beantwoord kan worden. Ideeën: Jullie mogen voor de vraagstelling zowel een ‘wetenschappelijke’ als ‘klinische’ insteek nemen. Bij een wetenschappelijke insteek zou je bijvoorbeeld kunnen nagaan of bepaalde gedragingen samen voorkomen of dat een bepaalde situatie meer uitnodigt om bepaald gedrag te vertonen. Bij een klinische insteek kun je het gedrag van een kind nader bestuderen. Kinderen vergelijken of het gedrag van een kind onder verschillende omstandigheden vergelijken kan ook. Dit zijn slechts ideeën, uiteraard komt het, het cijfer alleen maar ten goede als je zelf een originele, intelligente, goed onderzoekbare vraagstelling verzint. 4. Zoek een artikel waarin onderzoek naar het gekozen concept wordt beschreven. 5. Overleg het gekozen artikel en de vraagstelling met de docent in de 2e bijeenkomst. 6. Neem contact op met een school, kinderdagverblijf of peuterspeelzaal om te observeren. Je zult twee keer de gelegenheid moeten hebben om een ochtend of middag te kunnen observeren. De eerste keer om een ethogram en bijbehorend observatieschema te kunnen ontwikkelen. De tweede keer om te observeren aan de hand van het observatieschema. NB: regel dit tijdig in verband met vakanties en vrije dagen! 7. Lever dit verslag in op Blackboard en in je portfolio (zie rooster voor inleverdatum). NB: alleen verslagen die voldoen aan de onderstaande eisen worden beoordeeld.
42
Eisen observatieverslag: 1. Inleiding waarin in ieder geval het volgende vermeld staat: a. Theoretisch kader b. Uitleg begrippen/concepten c. Maatschappelijk / wetenschappelijk belang d. Vraagstelling e. Hypothesen f. Korte beschrijving opzet onderzoek
2. Methode waarin in ieder geval het volgende vermeld staat: a. Deelnemer(s): 1. Aantal deelnemers, leeftijd, sekse etc. 2. Welk kind / welke kinderen heb je gekozen? Waarom? b. Materialen: 1. Beschrijving meetinstrument (observatieschema): geef een duidelijke precieze beschrijving van de gedragscategorieën en gedragselementen. 2. Voorbeelditem 3. Welke gegevens worden geregistreerd (soort registratie; tijdsschaal; aantal condities?) 3. Resultaten waarin in ieder geval het volgende vermeld staat: a. Een impressie van de omgeving waarin je geobserveerd hebt (beschrijf bijvoorbeeld de ruimte waar je observeert, de hoeveelheid kinderen, wat ze aan het doen waren) b. Resultaten die je observaties hebben opgeleverd c. Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid
4. Discussie waarin in ieder geval het volgende vermeld staat: a. Theoretische terugkoppeling: geef betekenis aan je resultaten door gegevens te koppelen aan literatuur b. Bevestigde hypothesen / weerlegde hypothesen c. Alternatieve verklaring voor resultaten d. Bespreken onverwachte resultaten e. Beperkingen van het onderzoek (omstandigheden; instrument; waarneming; interpretatie) f. Concrete suggesties voor nieuw onderzoek
5. Bijlagen: a. Figuur met ethogram b. Tabel met ruwe scores c. Stapsgewijze berekening van de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid. De docent moet kunnen volgen welke stappen genomen zijn bij het berekenen van de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid. d. Informatie instelling: naam van de school/ peuterspeelzaal/ kinderdagverblijf, adres, telefoonnummer en naam contactpersoon.
6. Literatuur/ APA a. Voldoen de verwijzingen in de tekst aan de APA regels? b. Is de literatuurlijst volgens APA regels opgesteld? c. Wordt elke verwijzing in de tekst uitgewerkt in de literatuurlijst? d. Wordt in de tekst verwezen naar alle onderdelen uit de literatuurlijst? e. Zijn alle tabellen opgemaakt volgens APA richtlijnen?
43
7. Opmaak / omvang a. Regelafstand 2 b. Times New Roman 11 of 12 c. Voorblad met studentgegevens (naam, studentnummer, aantal woorden, inleverdatum, naam docent) d. Minimaal 6 pagina`s, maximaal 8 pagina`s (exclusief voorblad, abstract, literatuurlijst en bijlagen). 8. Schrijfstijl a. Formuleringen zijn precies (helder, eenduidig) b. Zinnen zijn grammaticaal correct c. Interpunctie is correct d. Spelling is correct e. Verwijswoorden worden juist gebruikt
Tips bij maken afspraak met school, peuterspeelzaal of kinderdagverblijf: 1. Vertel dat je pedagogiek studeert en dat je moet leren om systematisch kinderen te observeren. 2. Wees duidelijk in je afspraak over de tijd dat je komt en de tijd dat je gaat 3. Geef aan dat het niet veel uitmaakt bij welke gelegenheid je komt, maar dat het niet een moment moet zijn dat de kinderen telkens uit het zicht kunnen verdwijnen 4. Vertel dat je geen oordelen mag vellen over het gedrag van de kinderen 5. Zeg dat het je absoluut niet te doen is om het gedrag van de docent/ groepsleider.
44