Stageboek Pedagogiek
Onderzoek Minor Forensische Orthopedagogiek
17 september 2013 t/m 15 januari 2014 1
Voorwoord Dit is het stageboek voor de onderzoeksstage tijdens de minor Forensische Orthopedagogiek van Fontys Hogeschool Pedagogiek. Dit stageboek is geschreven voor student, stagedocent en stagebegeleider. In dit stageboek is informatie te vinden over de onderzoeksstage van deze minor, de begeleiding van de student, de kwaliteitseisen waaraan stage-instellingen moeten voldoen en de wijze van beoordeling van de stage. Fontys Hogeschool Pedagogiek leidt studenten op tot HBO-pedagoog. Bij de HBOpedagoog staat de pedagogische visie van waaruit de pedagoog professioneel functioneert centraal. Door de pedagogische visie onderscheidt de pedagoog zich van andere disciplines die zich op hetzelfde werkterrein begeven. Uitgangspunt is de opvoeding van kinderen en jongeren en de begeleiding van (beroeps)opvoeders vanuit een cultuurhistorische context. Gedurende de opleiding ontwikkelt de student de competenties die behoren tot het landelijke beroepsprofiel van de HBO-pedagoog. De stages dragen in belangrijke mate bij aan het ontwikkelen van deze competenties. De minor Forensische Orthopedagogiek is een specialisatie van een half jaar (30 ECTS) waar studenten voor kunnen kiezen. Forensische Orthopedagogiek bestudeert de aanwezigheid en het ontstaan van ernstige problemen (jeugddelinquentie, trauma’s) van kinderen, jongeren en jongvolwassenen (eventueel volwassenen die op opvoeding blijven aangewezen zoals lvb’ers) en de daarmee samenhangende opvoedings- en gezinsproblemen, waaronder kindermishandeling en -verwaarlozing. De problemen zijn zodanig ernstig dat justitieel ingrijpen dreigt of reeds is ingezet (kinderbeschermingsmaatregelen en strafrechtelijke interventies). Het werkterrein van de Forensisch Orthopedagoog op HBO-niveau is breed, zowel wat doelgroep als wat taken betreft. Bij de ene instelling bestaat de doelgroep uit jongeren, bij de andere werkt men met kinderen. Ook volwassenen (die direct of indirect met kinderen te maken hebben) kunnen de doelgroep vormen. Als het de doelgroep van de stageverlenende instelling betreft, wordt in dit stageboek de term “cliënt” gehanteerd. Er is besloten in dit stageboek de vrouwelijke vorm te gebruiken: waar ‘zij’ vermeld staat, kan ‘hij/zij’ gelezen worden. Als u nog vragen over dit stageboek heeft, kunt u contact opnemen met de coördinator van de minor Lieke van Lieshout. Voor meer informatie over de opleiding verwijzen wij naar de opleidingsbrochure of de website: www.pedagogiek.nl. Fontys Hogeschool Pedagogiek Coördinator Minor Forensische Orthopedagogiek Lieke van Lieshout-Beenker 08850-86052 Juli 2013
2
Inhoudsopgave 1
Inleiding ............................................................................................................... 4 1.1
Stages in de minor Forensische Orthopedagogiek ........................................ 4
De praktijkstage ................................................................................................... 4 De onderzoekstage ............................................................................................. 5 1.2
Duur van de Stage......................................................................................... 5
2
Het onderzoek ..................................................................................................... 6
3
Opdrachten onderzoeksstage ............................................................................. 8 3.1
De opdracht ................................................................................................... 8
4
Literatuurtips ........................................................................................................ 9
5
Beoordeling Onderzoeksstage .......................................................................... 11
3
1 Inleiding Volgens de pedagogische visie van Fontys Hogeschool Pedagogiek moet in het onderwijs herkenbaar zijn: Het creëren van ruimte voor eigenheid en diversiteit op basis van confrontatie en ontmoeting. Het bieden van mogelijkheden aan de individuele student om kritisch te leren reflecteren op de maatschappij, om haar eigen sterke en zwakke kanten te onderkennen, om te leren samenwerken, om zich te vormen en haar persoonlijkheid te ontplooien. Het bieden van geborgenheid om (onderwijs)keuzes te maken op basis van persoonlijke leerstijl en persoonlijke behoeften. Afnemende sturing van de docenten/ stagebegeleiders tijdens de opleiding Toenemende zelfsturing van de studenten. Fontys Hogeschool Pedagogiek hanteert 8 beroepstaken waaraan een competent pedagoog moet kunnen voldoen. De beschrijving van deze beroepstaken is terug te vinden op de website van Pedagogiek. Binnen de minor wordt gewerkt met de competenties van het landelijk uitstroomprofiel Jeugdzorgwerker. De 30 ECTS van de minor kunnen onderdeel uitmaken van de 90 ECTS die voor de individuele student nodig zijn om aan dit uitstroomprofiel te voldoen. Het volledige verslag van het uitstroomprofiel is te vinden op: http://www.hboraad.nl/index.php?option=com_docman&task=cat_view&gid=58&Itemid=4 De samenvatting van de competenties van de medewerker jeugdzorg zijn terug te vinden in bijlage 2.
1.1 Stages in de minor Forensische Orthopedagogiek De minor bestaat uit 20 ECTS onderwijs en 10 ECTS stage. Binnen de minor bestaan 2 soorten stage:
De praktijkstage Een stage in het werkveld van de Forensisch Orthopedagoog op HBO-niveau. Dit betreft het direct uitvoerende werk binnen het werkveld waar cliënten begeleid worden door middel van een (dreigende) maatregel. Indien onregelmatige werktijden van toepassing zijn dan dient dit met de student besproken te worden tijdens de sollicitatieprocedure en dient de student binnen het rooster mee te draaien. Omdat de stages in het complexe werkveld van de forensische orthopedagogiek moeten worden gelopen is er voor gekozen om de minorstage aan te kunnen laten sluiten op de stage in de startbekwaamfase. Studenten worden in de minor gedurende 3 weken voorbereid op de stage, vanaf week 4 gaan de studenten 2 dagen per week stage lopen. Gedurende de 3 schooldagen krijgen de studenten de 4
theoretische achtergronden, verdiepende colleges en praktijktrainingen die nodig zijn om zich te bekwamen als Forensisch orthopedagoog. De minor sluit direct aan bij de SBF van de reguliere opleiding Pedagogiek zodat een stage-instelling, in overleg met de student, er voor kan kiezen de stage uit te breiden tot juli 2013. Het is dan nog steeds mogelijk deze stage weer te koppelen aan de afstudeerstage van het 4 e jaar. Voor de praktijkstage bestaat een apart stageboek.
De onderzoekstage Studenten die geen praktijkstage kunnen lopen, gaan een onderzoek doen. In dit onderzoek krijgen zij te maken met een forensische doelgroep. Het kan gaan om een opdracht vanuit het werkveld of om een deelonderzoek bij een groot universitair onderzoek. Uitgangspunt is dat de student 2 dagen per week met dit onderzoek aan het werk moet kunnen zijn.
1.2 Duur van de Stage De minorstage start in de week 4 van de minor op dinsdag 17 september 2013 en loopt tot en met woensdag 15 januari 2014. Het betreft een onderwijsperiode van 14 weken (en 3 weken vakantie). De studenten worden op dinsdag, woensdag vrij geroosterd voor stage. In totaal bedraagt de stage 240 uur. Dit komt overeen met 30 dagen van 8 uur.
5
2 Het onderzoek Het vak van de forensisch orthopedagoog bevat ook het onderdeel 'professioneel innoveren in projecten’ en dat is niet zo vreemd. In de lessen is al vaak gesproken over “bewezen effectieve methoden of interventies”. Om al de methodieken die ontwikkeld zijn goed te evalueren is er veel onderzoek nodig in het werkveld. Daarom is het doen van onderzoek ook een goede manier om een beeld van het werkveld en de specifieke doelgroep te krijgen. De samenleving en de pedagogische beroepspraktijk zijn voortdurend in ontwikkeling. Maatschappelijke en werkveldspecifieke ontwikkelingen vragen om vernieuwing, verbetering en onderzoek, waaraan jij als professionele pedagoog een bijdrage levert. Uit onderzoek is gebleken dat goed opgezet en uitgevoerd praktijkgericht onderzoek verbeteringen of innovaties tot stand kan brengen in het beroepenveld van de pedagoog.
Wat kun je verwachten? Als Forensisch Orthopedagoog ben je in staat om een pedagogische vraag(stuk), thema of dilemma te benaderen binnen het eigen specifieke werkveld. Je doet literatuur- en praktijkonderzoek waarbij je zoekt naar oplossingen, methodieken en instrumenten met een creatief en vernieuwend karakter. Hierbij doorloop je een aantal onderzoeksstappen: Jullie gaan deelnemen aan een groot landelijk onderzoek naar de werkzame factoren in de (gesloten) Jeugdzorg. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door Peer van der Helm, lector bij de Hogeschool Leiden in samenwerking met diverse andere hogescholen en de UVA. De eerste bevindingen van dit grote onderzoek zijn beschreven in “Wat werkt in de gesloten jeugdzorg” van Peer van der Helm en Joep Hanrath. Dit boek staat ook op jullie literatuur lijst. Er ontstaat een project. Een project waarbij jouw/jullie eigen deskundigheid als Forensisch Orthopedagoog tot uiting komt, je kennis van onderzoek en pedagogiek, vaardigheden op het gebied van managen, samenwerken en feedback geven en beroepshouding als pedagoog: Jullie gaan interviews en vragenlijsten afnemen bij jongeren die geplaatst zijn in JJI De Hunnerberg te Nijmegen of JJI Den Hey-acker te Breda en bij hun mentoren en docenten. De gevonden gegevens gaan jullie invoeren in de digitale bestanden van het landelijk onderzoek. Jullie zullen de gegevens gaan analyseren en verwerken in een verslag. Door een aantal van jullie worden de gegevens mondeling gepresenteerd aan de respondenten. Het project wordt in overleg met de opdracht verder vormgegeven. De groepen worden in de eerste 3 weken van de minor ingedeeld waarbij zo veel mogelijk rekening wordt gehouden met de bereikbaarheid voor de studenten. Ook 6
worden er in de eerste weken lessen aangehouden om je zo veel mogelijk voor te bereiden op het onderzoek. Het werken aan het product dat je gaat maken kan op school of thuis. Je gaat alleen daadwerkelijk naar de instelling bij de excursie, voor de interviews en voor de eindpresentatie. Het eventuele reizen moet dus voor iedereen te doen zijn.
7
3 Opdrachten onderzoeksstage 3.1 De opdracht Je gaat in een kleine groep een deelonderzoek binnen een groter onderzoek uitvoeren. 1. Je wordt ingedeeld bij een forensische instelling samen met enkele andere studenten. Gezamenlijk doen jullie het onderzoek en maken jullie het onderzoeksverslag voor die instelling. 2. Individueel maak je een stagedossier aan.
De onderzoeksstappen In een onderzoeksproject ga je de volgende 6 stappen doorlopen:
6. Evaluatie
1. Orientatie
2.
5. Overdracht
Literatuuronderzoek
4. Conclusies aanbeveling
3. Praktijk onderzoek
In de praktijk zul je de meeste tijd besteden aan het interviewen van de jongeren, mentoren en docenten, het uitwerken van deze interviews en de verslaglegging. In je stagedossier neem je het volgende op: 1. Je stageplan Start je stageplan met een inhoudsopgave. Geef een beknopte, maar duidelijke beschrijving van je stageplaats en de doelgroep (zie ook opdracht 3) Benoem aan welke persoonlijke leerdoelen je tijdens deze stage gaat werken. Deze doelen moeten SMART geformuleerd zijn. Maak voor elk persoonlijk leerdoel een plan van aanpak volgens de onderzoekende cyclus. 2. Reflectieverslagen Je schrijft reflectieverslagen van alle dagen waarop je bezig met de uitvoering van het praktijkonderzoek (interviews en presentatie). Hierin komt onder andere aan bod: 8
Hoe heb je gewerkt aan je persoonlijke leerdoelen? Hebben er incidenten/voorvallen plaatsgevonden waardoor onverwacht doelen aan de orde zijn gekomen? 3. Specifieke minoropdracht Geef een beknopte, maar duidelijke beschrijving van je stageplaats waarin terug moet komen: - Beschrijf de instelling en de doelgroep - Welk juridisch kader is van toepassing op de doelgroep? 4. Eindevaluatieverslag
-
In dit verslag geef je antwoord op de volgende vragen, Hoe is je stageplan verlopen? Welke leerdoelen/ beroepstaken uit je stageplan heb je bereikt en waaruit blijkt dat? Welke leerdoelen/beroepstaken heb je nog niet bereikt en hoe komt dat? Hoe beoordeel je jouw houding en de wijze waarop jij je in deze stage hebt opgesteld? Wat zijn positieve zaken in deze stage? Welke zaken ervaar jij als moeilijk in deze stage? Ben jij geschikt om in dit werkveld door te gaan? Welke leerdoelen/leerpunten behoeven daarbij nog extra aandacht in je toekomst als Pedagoog? Verantwoord vanuit een pedagogische en maatschappelijke visie hoe de minor een bijdrage heeft kunnen leveren op je ontwikkeling als pedagoog? Denk hierbij aan een verantwoording waarin het duidelijk wordt op welke manier de minor een bijdrage heeft geleverd aan je visie op de ontwikkeling van kinderen en het professionele handelen van een pedagoog? Ga daarbij in welke theoretische concepten je hebt gebruikt in de onderzoeksstage en geef daarbij een concreet voorbeeld waarin die theorie tot uiting kwam. Geef jezelf een beoordeling voor deze stage.
5. Bijlagen - De uitgewerkte interviews die je hebt afgenomen - Eventueel materiaal van presentatie
4 Literatuurtips Voor boeken en tijdschriften kun je terecht in de Fontys mediatheek. Om het zoeken te vergemakkelijken kun je gebruik maken van de online catalogus van de bibliotheek via http://www.fontys.nl/mediatheek/iport
9
Een aantal handige naslagwerken over onderzoek doen: Sterk aanbevolen: Verhoeven, N. (2007). Wat is onderzoek? Praktijkboek methoden en technieken voor het hoger onderwijs. Amsterdam: Boom onderwijs. Sterk aanbevolen: Migchelbrink, F. (2007). Praktijkgericht onderzoek in zorg en welzijn. Amsterdam: Uitgeverij SWP. Uit de serie van Baarda en de Goede: Baarda, D.B. & Goede, M.P.M.de (2006). Basisboek methoden en technieken. Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwantitatief onderzoek. Groningen: Wolters-Noordhoff.( Hoofdstuk 12 voor elk type onderzoek handig) Basisboek Baarda, D.B., Goede, M.P.M.de & Teunissen, J. (2005). Basisboek kwalitatief onderzoek .Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwalitatief onderzoek. Groningen: Wolters-Noordhoff. Baarda, D.B., Goede, M.P.M.de & Meer-Middelburg, A.G.E. van der (2007).Basisboek interviewen. Handboek voor het voorbereiden en afnemen van interviews. Groningen: Groningen: Wolters-Noordhoff. Baarda, D.B., Goede, M.P.M.de & Kalmijn, M. (2005) Enquêteren en gestructureerd interviewen. Groningen: Wolters-Noordhoff. Brinkman, J. (2000). De vragenlijst. Groningen :Wolters-Noordhoff. Boeije, H. (2005). Analyseren in kwalitatief onderzoek. Amsterdam: Boom onderwijs
10
5 Beoordeling Onderzoeksstage Wie beoordeelt? In de eindbeoordeling van het onderzoeksproject spelen twee beoordelaars een rol en worden twee onderdelen beoordeeld: 1. Het groepsverslag wordt beoordeeld door de opdrachtgever in samenspraak met de instelling waarvoor het verslag geschreven en gepresenteerd is. 2. Het individuele deel wordt beoordeeld door je docent van de opleiding. Beide onderdelen (groepsverslag en individueel deel) moeten minimaal voldoende zijn.
11