SEMINARIUM VOOR VOOR SEMINARIUM SEMINARIUM VOOR ORTHOPEDAGOGIEK ORTHOPEDAGOGIEK ORTHOPEDAGOGIEK Onderzoek, scholing, begeleiding begeleiding Onderzoek, scholing, Onderzoek, scholing, begeleiding
Postbus 14007 Tel 030 254 7378 Postbus 14007 Tel 030 254 7378 3508 SB14007 Utrecht www.seminarium.nl Postbus Tel 030 254 7378 3508 SB Utrecht www.seminarium.nl 3508 SB Utrecht www.seminarium.nl
Hogeschool Utrecht HBO masteropleidingen Special Educational Needs: Auditief gehandicapten (44101) Communicatief gehandicapten (44102) Leraar Speciaal Onderwijs (44103)
© Netherlands Quality Agency (NQA) Oktober 2010
2/101
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
Managementsamenvatting Dit rapport is het verslag van het auditteam dat in opdracht van Netherlands Quality Agency (NQA) de bestaande hbo-master opleidingen Special Educational Needs van Hogeschool Utrecht heeft beoordeeld. Het beschrijft de bevindingen, overwegingen en conclusies. Het rapport is conform het NQA Protocol 2010 hbo-masteropleiding opgesteld. De rapportage heeft betrekking op: Instelling Opleidingen
Varianten Croho-nummers Locaties
Auditdata Auditteam
Hogeschool Utrecht, Seminarium voor Orthopedagogiek Master Special Educational Needs: auditief gehandicapten (SEN: AG) Master Special Educational Needs: communicatief gehandicapten (SEN:CG) Master Special Educational Needs: leraar speciaal onderwijs (SEN:LSO) Voltijd: SEN:LSO Deeltijd: SEN:LSO, SEN:AG en SEN:CG 44103 / 44101 / 44102 Amsterdam, Arnhem, Doetinchem, Den Haag, Enschede, Haren (Gr.), Maastricht, Rotterdam, Utrecht, Vlissingen, Zwolle 2 en 3 juni 2010 dr. J. Vedder (voorzitter en vakdeskundige algemeen) prof. dr. J.P.M. van Dijk (vakdeskundige AG en CG) drs. A.B. van Leeuwen (vakdeskundige LSO) prof. dr. S.J. Pijl (vakdeskundige LSO) L.H.M. Bruggink BEd (studentlid auditteam) ir. M. Dekker-Joziasse (Sr. NQA-auditor) drs. J.H. Boerke (Sr. NQA-auditor) C.A.J. Witsenboer BEd & BComn (Jr. NQA-auditor)
Door Hogeschool Utrecht is een dossier ingediend bij NQA voor de beoordeling van de bestaande hbo-master opleidingen Special Educational Needs. Bij de aanvraag werd door de instelling een kritische reflectie aangeboden die naar vorm en inhoud voldeed aan de eisen die NQA in het NQA Protocol 2010 hbo-masteropleiding stelt. Voor de beoordeling van de kwaliteit en het niveau van de bestaande opleidingen heeft NQA een auditteam samengesteld, dat voldoet aan de eisen van de NVAO. Het team heeft de kritische reflectie bestudeerd en een bezoek aan de opleiding gebracht. De kritische reflectie en alle overige (mondeling en schriftelijk) verstrekte informatie hebben het auditteam in staat gesteld om tot een weloverwogen oordeel te komen. Doelstellingen van de opleidingen De opleidingen hebben een relevante set competenties opgesteld die adequaat op masterniveau zijn geoperationaliseerd. Deze competenties sluiten aan bij de eisen van vakgenoten en de beroepspraktijk en zijn gevalideerd door (een vertegenwoordiging) van het werkveld. De opleidingen hebben voldoende aangetoond dat de nagestreefde competenties
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
3/101
aansluiten bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een master, i.c. de Dublin descriptoren. De opleidingen laten helder zien wat hun doelgroepen zijn en maken duidelijk dat deze opleidingen professionele masters zijn en tot welke beroepen/functies deze masters opleiden. Programma De opleidingen beschikken over relevante, adequate en actuele literatuur. Actuele opbrengsten van de lectoraten worden ingezet in de leerroutes. De internationale oriëntatie van de bronnen in de elektronische leeromgeving kan nog worden verbeterd, met name voor de opleidingen SEN:AG en SEN:CG. Het bestudeerde studiemateriaal is voor een belangrijk deel aan de relevante beroepspraktijk ontleend. Een sterk punt van de opleiding is de interactie met de beroepspraktijk, doordat studenten alle prestaties (toetsopdrachten) uitvoeren in de eigen werkpraktijk. Door het uitvoeren van praktijkgerichte onderzoeken met gebruik van daarvoor gangbare methoden en technieken leren studenten de eigen beroepspraktijk te verbeteren. Het uitvoeren van de Educational Research (waar onder de masterproef) draagt volgens studenten en alumni in grote mate bij aan een onderzoekende attitude in de beroepspraktijk. Het opzetten van een onderzoeksleerlijn en de voorgenomen, meer structurele aandacht voor onderzoek zal volgens het auditteam bijdragen aan het verder ontwikkelen van onderzoeksvaardigheden van studenten. De aangeboden programma’s stellen studenten in staat de beoogde eindkwalificaties op masterniveau te behalen. De opleidingen hebben voor alle thema’s de opleidingscompetenties via leerdoelen gekoppeld aan de programma’s. Door de voorgenomen beperking van 25 naar acht specialisaties krijgt de student een beter overzicht. De opleidingen bieden een inhoudelijk samenhangend programma aan, dat door de docententeams per leerroute wordt bewaakt. Door studiebegeleidingsformulieren in het portfolio kan de studiebegeleider monitoren of de student een aansluitend onderwijsprogramma volgt. Het auditteam is positief over de cohesie tussen de theorie en de onderwijspraktijk van de studenten. De individuele leerroutes en het maatwerk van de opleidingen spreekt studenten in hoge mate aan. De opleidingen hebben een studeerbaar programma opgezet dat met een goede inzet van de studenten studeerbaar is. Het auditteam vindt de studiebelasting voor de voltijdstudent erg hoog, maar constateert onder studenten geen knelpunten. De opleidingen nemen maatregelen om de studievoortgang te bevorderen. De opleidingen zijn toelaatbaar voor studenten met een hbo-bachelordiploma of hoger op het gebied van Hoger Pedagogisch Onderwijs of aanverwante opleidingen. Bij het intakegesprek wordt de leerroute afgestemd op de student. De opleidingen voldoen aan de formele eisen voor studieduur. Het didactisch concept van de opleidingen is competentiegericht en gericht op vraaggestuurd onderwijs. Het is adequaat vormgegeven om de eindkwalificaties te bereiken. Het maatwerk ervaren studenten en alumni als een groot pluspunt. De opleidingen werken met leerteams. De ervaringen van studenten daarover zijn wisselend, daarom werken de opleidingen aan verbetering. Het toetsbeleid en de gehanteerde toetssystematiek zijn helder en voldoende verantwoord, naar de mening van het auditteam. Het toetsbeleidsplan is gedegen en uitgebreid. De toetsen zijn zodanig opgezet dat de verschillende doelen van beoordeling: kennis, vaardigheden, toepassing en inzicht, kunnen
4/101
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
worden gemeten. Het auditteam vindt het karakter van de toetsen eenzijdig. Het schriftelijk verslag met daarin opgenomen het reflectiehoofdstuk overheerst als toetsvorm. De opleidingen kunnen hier sturender optreden. Voor alle prestaties en de masterproef is er maar één beoordelaar, tevens de begeleider. Dat brengt het risico met zich mee dat de beoordeling van het product teveel beïnvloed wordt door het proces van ontwikkeling. Vanaf collegejaar 2010-2011 gaan de opleidingen werken met een tweede beoordelaar. Inzet van personeel De opleidingen beschikken over docenten met actuele kennis van de praktijk. Veel van de docenten hebben een (kleine) onderwijsaanstelling en hebben daarnaast een baan in het relevante werkveld. Studenten en alumni tonen zich zeer tevreden met de kwaliteit van de docenten en de verbinding die zij leggen tussen de theorie en de praktijk. Er wordt door de opleidingen voldoende personeel ingezet voor de uitvoering van het onderwijs. De docenten zijn voldoende gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van de programma’s. De opleidingen zijn van plan om meer te investeren op het gebied van de kennis en ervaring met onderzoek van de docenten en het beoordelen van de prestaties en de Educational Research. Voorzieningen Uit de gesprekken en het materiaal dat de opleidingen beschikbaar hebben gesteld, maakt het auditteam op dat de voorzieningen van de regiokantoren toereikend zijn voor de programma’s. De opleidingen werken aan verbetering als er regiokantoren zijn die niet volgens de eigen streefnorm scoren in studentenevaluaties. De studenten kunnen in voldoende mate beschikken over vakliteratuur. De opleidingen hebben de studiebegeleiding op een duidelijke manier vormgegeven. Het is voor de studenten inzichtelijk bij wie zij terecht kunnen voor vragen en problemen. Het auditteam is van mening dat de studiebegeleiding aansluit bij het type student en concludeert dat er waar nodig voldoende begeleidingsmogelijkheden voor handen zijn. Het auditteam heeft tijdens de visitatie inzage gehad in Sharepoint en in de elektronische leeromgeving en heeft zo kunnen vaststellen dat studenten op een adequate manier worden geïnformeerd over de studie, zowel organisatorisch als onderwijsinhoudelijk. Interne kwaliteitszorg De opleidingen hanteren een adequaat kwaliteitszorgbeleid en kwaliteitszorgsysteem om de kwaliteit van het onderwijs te bewaken. De opleidingen leggen de kwaliteitsplanning vast en maken gebruik van diverse instrumenten om het onderwijs te evalueren aan de hand van toetsbare streefdoelen. De opleidingen formuleren verbeteracties en voeren deze uit. Het auditteam stelt vast dat de opleidingen de belanghebbenden bij de kwaliteitszorg van het onderwijs betrekken. Resultaten Het auditteam is van oordeel dat studenten bruikbare eindproducten opleveren van een voldoende masterniveau. De methodologische/onderzoeksmatige aanpak van de afstudeerwerkstukken kan worden versterkt. Het auditteam verwacht een verdere verhoging van het niveau als de ingevoerde verbeteracties, gericht op de onderzoekscomponent, hun
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
5/101
effect gaan sorteren. Het auditteam stemt in met de invoering van een tweede beoordelaar en hoopt dat de opleidingen dit voortvarend implementeren. Het Seminarium voor Orthopedagogiek heeft inzicht in de rendementsgegevens. De rendementen variëren per opleiding. Alles overziend komt het auditteam van NQA tot de conclusie dat de kwaliteit en het niveau van de bestaande hbo masteropleidingen SEN van Hogeschool Utrecht aan de vereiste basiskwaliteit voldoet. Een onderbouwing van deze conclusie is opgenomen in hoofdstuk 2.
6/101
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
1
Basisgegevens
2
Beoordeling 2.1 Doelstellingen van de opleiding 2.2 Programma 2.3 Inzet van personeel 2.4 Voorzieningen 2.5 Interne kwaliteitszorg 2.6 Resultaten
3
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5 Bijlage 6 Bijlage 7
9 15 17 22 40 46 50 54
61 Deskundigheden auditteam 63 Onafhankelijkheidsverklaring auditteam 69 Bezoekprogramma 77 Bijlagen zelfevaluatie en ter inzage gelegd materiaal 81 Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties 87 Opleidingscompetenties 89 (Vernieuwde) Eindkwalificaties masteropleiding Special Educational Needs (SEN:LSO vt/dt) 99
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
7/101
8/101
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
1
Basisgegevens
De basisgegevens van de bestaande hbo-master opleidingen Special Educational Needs: Auditief gehandicapten, Communicatief gehandicapten en Leraar Speciaal Onderwijs zijn in de onderstaande tabellen weergeven. Special Educational Needs: Auditief Gehandicapten 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Naam instelling Status instelling Naam opleiding in CROHO Registratienummer in CROHO Oriëntatie en niveau Aantal studiepunten Afstudeerrichting(en) Locaties
9. Code of conduct 10. Variant(en) 11. Inhoudelijk profiel opleiding
12. Beoogd werkveld alumni
Hogeschool Utrecht. Bekostigd Special Educational Needs: Auditief Gehandicapten (SEN:AG) 44101 hbo-master 60 ECTS Amsterdam, Arnhem, Doetinchem, Den Haag, Enschede, Haren (Gr.), Maastricht, Rotterdam, Utrecht, Zwolle Getekend door Hogeschool Utrecht deeltijd Het opleidingsinstituut Seminarium voor Orthopedagogiek ontwikkelt en organiseert masteropleidingen in het veld van speciaal onderwijzen. Aan alle activiteiten ligt het beginsel ten grondslag dat deze van betekenis moeten zijn voor de maatschappelijke emancipatie en participatie van kinderen en jongeren die voor hun ontwikkeling aangewezen zijn op passend onderwijs. De inhoud van de masteropleiding SEN:AG is gericht op het onderwijs aan leerlingen met een auditieve beperking. Het onderwijs wordt competentiegericht en vraaggericht gegeven in een krachtige leeromgeving, met een stevige theoretische basis en een stevige relatie met de beroepspraktijk. Afgestudeerde zijn werkzaam in diverse onderwijssectoren: - als leerkracht of intern begeleider in cluster 2 onderwijs: leerlingen met een auditieve beperking en/of ernstige spraaken/of taalproblemen; - als leerkracht of intern begeleider in de vier clusters van de regionale expertisecentra (1. visuele beperkingen, 2. auditieve beperkingen en ernstige spraak- en/of taalproblemen, 3. motorische en verstandelijke beperkingen, 4. ernstige gedragsproblemen en psychiatrische problemen); - als leerkracht of interne begeleider in het regulier en speciaal basisonderwijs, het voortgezet onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs; - als leerkracht in de lerarenopleidingen basis- en voortgezet onderwijs; - als leerkracht in samenwerkingsverbanden. Daarbij kunnen zij kiezen voor verschillende taken en functies zoals remedial teacher, interne begeleider, ambulant begeleider vanuit een school voor speciaal onderwijs, taal-, lees- en rekenspecialist, coördinator bij een samenwerkingsverband of leidinggevende op verschillende plaatsen in de onderwijszorg. Vaak hebben zij naast een functie in het middenkader een aansturende en begeleidende taak binnen multidisciplinaire overlegplatforms.
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
9/101
13. Plaats opleiding in organisatie-structuur hogeschool
14. Jaar vorige visitatie en datum besluit NVAO 15. Belangrijkste wijzigingen in opleiding sinds vorige visitatie
16. Schema opbouw programma
10/101
Het Instituut Seminarium voor Orthopedagogiek maakt deel uit van de Faculteit Educatie van de Hogeschool Utrecht en heeft elf in het land verspreid liggende, wettelijke opleidingsplaatsen, waar het onderwijs wordt aangeboden. De lesplaatsen zijn verdeeld over tien regiokantoren. Ieder regiokantoor wordt geleid door een regiomanager met een operationele verantwoordelijkheid voor de kwaliteit en organisatie van de masteropleidingen. 3 december 2004 24 november 2005 De inbreng van de praktijksituatie heeft een meer prominente plek gekregen in het praktijkgericht onderzoek (Educational Research). Onderzoeksvaardigheden hebben een geïntegreerde plaats in de opleiding en de onderzoekende attitude van studenten is een belangrijke leidraad in het curriculum. In de leeromgeving heeft het leerteam een centrale plek gekregen. De inhoud van het curriculum is ondergebracht in een elektronische leeromgeving. Recentelijk is gekozen voor een student- en docentvriendelijk portfolio (Winvision). Dit portfolio wordt in het collegejaar 2010-2011 geïmplementeerd. De samenhang in het programma is voor eenieder transparant, bijvoorbeeld door het werken met docententeams. Het toetsen en beoordelen is uitgewerkt in een toetsbeleidsplan en de beoordelingscriteria zijn verder geconcretiseerd in het beoordelingsformulier. In samenwerking met het lectoraat Lesgeven in de multiculturele school is een analyse op het curriculum uitgevoerd op het punt van diversiteit. DE aanbevelingen worden uitgevoerd. Special Educational Needs: EC Auditief Gehandicapten (Deeltijd 2 collegejaren) Fase 1 4 thema’s (elk 4 EC) 16 Keuzeruimte 4 Educational Research 9 Portfolio 1 Subtotaal: (30) Jaar 2 3 thema’s (elk 4 EC) 12 Keuzeruimte 4 Educational Research 13 Portfolio 1 Subtotaal: (30) Totaal opleidingsprogramma 60
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
Special Educational Needs: Communicatief Gehandicapten 1. Naam instelling 2. Status instelling 3. Naam opleiding in CROHO 4. 5. 6. 7. 8.
Registratienummer in CROHO Oriëntatie en niveau Aantal studiepunten Afstudeerrichting(en) Locaties
9. Code of conduct 10. Variant(en) 11. Inhoudelijk profiel opleiding
12. Beoogd werkveld alumni
13. Plaats opleiding in organisatie-structuur hogeschool
14. Jaar vorige visitatie en datum besluit NVAO
Hogeschool Utrecht. Bekostigd Special Educational Needs: Communicatief Gehandicapten (SEN:CG) 44102 hbo-master 60 ECTS Amsterdam, Arnhem, Doetinchem, Den Haag, Enschede, Haren (Gr.), Maastricht, Rotterdam, Utrecht, Vlissingen, Zwolle Getekend door Hogeschool Utrecht deeltijd Het opleidingsinstituut Seminarium voor Orthopedagogiek ontwikkelt en organiseert masteropleidingen in het veld van speciaal onderwijzen. Aan alle activiteiten ligt het beginsel ten grondslag dat deze van betekenis moeten zijn voor de maatschappelijke emancipatie en participatie van kinderen en jongeren die voor hun ontwikkeling aangewezen zijn op passend onderwijs. De inhoud van de masteropleiding SEN:CG is gericht op het onderwijs aan leerlingen met een communicatieve beperking. Het onderwijs wordt competentiegericht en vraaggericht gegeven in een krachtige leeromgeving, met een stevige theoretische basis en een stevige relatie met de beroepspraktijk. Afgestudeerden zijn werkzaam in diverse onderwijssectoren: - als leerkracht of intern begeleider in de vier clusters van de regionale expertisecentra (1. visuele beperkingen, 2. auditieve beperkingen en ernstige spraak- en/of taalproblemen, 3. motorische en verstandelijke beperkingen, 4. ernstige gedragsproblemen en psychiatrische problemen; - als leerkracht of ambulant begeleider leerkracht of intern begeleider in het regulier en speciaal basisonderwijs, het voortgezet onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs; - als (vak)docent of ambulant begeleider in lerarenopleidingen. Daarnaast kunnen zij kiezen voor verschillende taken en functies zoals remedial teacher, interne begeleider, ambulant begeleider vanuit een school voor speciaal onderwijs, taal-, lees- en rekenspecialist, coördinator bij een samenwerkingsverband of leidinggevende op verschillende plaatsen in de onderwijszorg. Vaak hebben zij naast een functie in het middenkader een aansturende en begeleidende taak binnen multidisciplinaire overlegplatforms. Het Instituut Seminarium voor Orthopedagogiek maakt deel uit van Faculteit Educatie van de Hogeschool Utrecht en heeft elf in het land verspreid liggende, wettelijke opleidingsplaatsen, waar het onderwijs wordt aangeboden. De lesplaatsen zijn verdeeld over tien regiokantoren. Ieder regiokantoor wordt geleid door een regiomanager met een operationele verantwoordelijkheid voor de kwaliteit en organisatie van de masteropleidingen. 3 december 2004 24 november 2005
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
11/101
15. Belangrijkste wijzigingen in opleiding sinds vorige visitatie
16. Schema opbouw programma
12/101
De inbreng van de praktijksituatie heeft een meer prominente plek gekregen in het praktijkgericht onderzoek (Educational Research). Onderzoeksvaardigheden hebben een geïntegreerde plaats in de opleiding en de onderzoekende attitude van studenten is een belangrijke leidraad in het curriculum. In de leeromgeving heeft het leerteam een centrale plek gekregen. De inhoud van het curriculum is ondergebracht in een elektronische leeromgeving. Recentelijk is gekozen voor een student- en docentvriendelijk portfolio (Winvision). Dit portfolio wordt in het collegejaar 2010-2011 geïmplementeerd. De samenhang in het programma is voor eenieder transparant, bijvoorbeeld door het werken met docententeams. Het toetsen en beoordelen is uitgewerkt in een toetsbeleidsplan en de beoordelingscriteria zijn verder geconcretiseerd in het beoordelingsformulier. Special Educational Needs: EC Communicatief Gehandicapten (Deeltijd 2 collegejaren) Fase 1 4 thema’s (elk 4 EC) 16 Keuzeruimte 4 Educational Research 9 Portfolio 1 Subtotaal: (30) Jaar 2 3 thema’s (elk 4 EC) 12 Keuzeruimte 4 Educational Research 13 Portfolio 1 Subtotaal: (30) Totaal opleidingsprogramma 60
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
Special Educational Needs: Leraar Speciaal Onderwijs voltijd en deeltijd 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Naam instelling Status instelling Naam opleiding in CROHO Registratienummer in CROHO Oriëntatie en niveau Aantal studiepunten Afstudeerrichting(en) Locaties
9. Code of conduct 10. Variant(en) 11. Inhoudelijk profiel opleiding
12. Beoogd werkveld alumni
13. Plaats opleiding in organisatie-structuur hogeschool
14. Jaar vorige visitatie en datum besluit NVAO
Hogeschool Utrecht. Bekostigd Special Educational Needs: Leraar Speciaal Onderwijs (SEN:LSO) 44103 hbo-master 60 ECTS Deeltijd: Amsterdam, Arnhem, Doetinchem, Den Haag, Enschede, Haren (Gr.), Maastricht, Rotterdam, Utrecht, Vlissingen en Zwolle Voltijd: Arnhem, Utrecht, Vlissingen, Zwolle Getekend door Hogeschool Utrecht Voltijd, deeltijd Het opleidingsinstituut Seminarium voor Orthopedagogiek ontwikkelt en organiseert masteropleidingen in het veld van speciaal onderwijzen. Aan alle activiteiten ligt het beginsel ten grondslag dat deze van betekenis moeten zijn voor de maatschappelijke emancipatie en participatie van kinderen en jongeren die voor hun ontwikkeling aangewezen zijn op passend onderwijs. De inhoud van de masteropleiding SEN:LSO is gericht op het onderwijs aan leerlingen met specifieke behoeften. Het onderwijs wordt competentiegericht en vraaggericht gegeven in een krachtige leeromgeving, met een stevige theoretische basis en een stevige relatie met de beroepspraktijk. Afgestudeerden zijn werkzaam in diverse onderwijssectoren: de vier clusters van de regionale expertisecentra (1. visuele beperkingen, 2. auditieve beperkingen en ernstige spraak- en/of taalproblemen, 3. motorische en verstandelijke beperkingen, 4. ernstige gedragsproblemen en psychiatrische problemen), het regulier en speciaal basisonderwijs, het voortgezet onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs, lerarenopleidingen basis- en voortgezet onderwijs en samenwerkingsverbanden. Daarbij kunnen zij kiezen voor verschillende taken en functies zoals remedial teacher, interne begeleider, ambulant begeleider vanuit een school voor speciaal onderwijs, taal-, lees- en rekenspecialist, coördinator bij een samenwerkingsverband of leidinggevende op verschillende plaatsen in de onderwijszorg. Vaak hebben zij naast een functie in het middenkader een aansturende en begeleidende taak binnen multidisciplinaire overlegplatforms. Het Instituut Seminarium voor Orthopedagogiek maakt deel uit van Faculteit Educatie van de Hogeschool Utrecht en heeft elf in het land verspreid liggende, wettelijke opleidingsplaatsen, waar het onderwijs wordt aangeboden. De lesplaatsen zijn verdeeld over tien regiokantoren. Ieder regiokantoor wordt geleid door een regiomanager met een operationele verantwoordelijkheid voor de kwaliteit en organisatie van de masteropleidingen. 3 december 2004 24 november 2005
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
13/101
15. Belangrijkste wijzigingen in opleiding sinds vorige visitatie
16. Schema opbouw programma
De inbreng van de praktijksituatie heeft een meer prominente plek gekregen door het praktijkgericht onderzoek (Educational Research). De methodologie van onderzoek is sterker neergezet . Vervolgstappen om de onderzoekende attitude van studenten te optimaliseren zijn beschreven. De samenhang in het programma is voor eenieder transparant. Het toetsen en beoordelen is verfijnd en uitgewerkt in een toetsbeleidsplan, met een hierbij behorend toetsprogramma. De beoordelingscriteria zijn verder geconcretiseerd in het beoordelingsformulier. Er zijn concrete maatregelen genomen om de studeerbaarheid voor studenten te verhogen. De eindkwalificaties zijn geactualiseerd en worden in collegejaar 2010-2011 opgenomen in de elektronische leeromgeving. Er is gekozen voor een student- en docentvriendelijk portfolio (Winvision). Dit portfolio wordt in het collegejaar 2010-2011 geïmplementeerd. Duidelijke vervolgstappen zijn gezet om flexibilisering verder vorm te geven. Vanaf het collegejaar 2010-2011 bestaat de SEN: LSO uit 8 specialisaties, die profielen kennen. De samenwerking met de lectoraten wordt verder uitgewerkt en verdiept. Special Educational Needs: EC Leraar Speciaal Onderwijs (Deeltijd - 2 collegejaren) Fase 1 (leerroute 1) 4 thema’s (elk 4 EC) 16 Keuzeruimte 4 Educational Research 9 Portfolio 1 Subtotaal: 30 Fase 2 (leerroute 2) 3 thema’s (elk 4 EC) 12 Keuzeruimte 4 Educational Research 13 Portfolio 1 Subtotaal: 30 Totaal opleidingsprogramma 60 Special Educational Needs: Leraar Sspeciaal Onderwijs (Voltijd - 1 collegejaar) 8 thema’s (elk 4 EC) Keuzeruimte Educational Research en reflectieverslag (essay) Intervisie en begeleiding Portfolio Totaal opleidingsprogramma
14/101
EC 32 4 15 7 2 60
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
2
Beoordeling
Het auditteam komt samenvattend tot het volgende oordeel over de masteropleiding Special Educational Needs: Auditief Gehandicapten (SEN:AG): Onderwerp 1 Doelstellingen
Oordeel P
2 Programma
P
3 Inzet personeel
P
4 Voorzieningen
P
5 Interne kwaliteitszorg
P
6 Resultaten
P
Facet 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau 1.3 Oriëntatie hbo 2.1 Eisen hbo 2.2 Relatie doelstellingen – programma 2.3 Samenhang programma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming vormgeving – inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing 3.1 Eisen hbo 3.2 Kwantiteit 3.3 Kwaliteit 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen verbetering 5.3 Betrokkenheid 6.1 Gerealiseerd niveau 6.2 Onderwijsrendement
Oordeel Voldoende Goed Goed Voldoende Goed Goed Goed Goed Voldaan Goed Voldoende Goed Voldoende Voldoende Goed Goed Goed Goed Goed Voldoende Voldoende
Het auditteam komt samenvattend tot het volgende oordeel over de masteropleiding Special Educational Needs: Communicatief Gehandicapten (SEN:CG): Onderwerp 1 Doelstellingen
Oordeel P
2 Programma
P
3 Inzet personeel
P
4 Voorzieningen
P
5 Interne kwaliteitszorg
P
6 Resultaten
P
Facet 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau 1.3 Oriëntatie hbo 2.1 Eisen hbo 2.2 Relatie doelstellingen – programma 2.3 Samenhang programma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming vormgeving – inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing 3.1 Eisen hbo 3.2 Kwantiteit 3.3 Kwaliteit 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen verbetering 5.3 Betrokkenheid 6.1 Gerealiseerd niveau 6.2 Onderwijsrendement
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
Oordeel Voldoende Goed Goed Voldoende Goed Goed Goed Goed Voldaan Goed Voldoende Goed Voldoende Voldoende Goed Goed Goed Goed Goed Voldoende Voldoende
15/101
Het auditteam komt samenvattend tot het volgende oordeel over de masteropleiding Special Educational Needs: Leraar Speciaal Onderwijs (SEN:LSO),voltijd en deeltijd: Onderwerp
Oordeel
1 Doelstellingen
P
2 Programma
P
3 Inzet personeel
P
4 Voorzieningen
P
5 Interne kwaliteitszorg
P
6 Resultaten
P
Facet 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau 1.3 Oriëntatie hbo 2.1 Eisen hbo 2.2 Relatie doelstellingen – programma 2.3 Samenhang programma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming vormgeving – inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing 3.1 Eisen hbo 3.2 Kwantiteit 3.3 Kwaliteit 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen verbetering 5.3 Betrokkenheid 6.1 Gerealiseerd niveau 6.2 Onderwijsrendement
Oordeel VT en DT Voldoende Goed Goed Voldoende Goed Goed Goed Goed Voldaan Goed Voldoende Goed Goed Voldoende Goed Goed Goed Goed Goed Voldoende Voldoende
Het auditteam stelt vast dat de kwaliteit en het niveau van de bestaande hbo-master opleidingen Special Educational Needs: Auditief Gehandicapten, Communicatief Gehandicapten en Leraar Speciaal Onderwijs voltijd en deeltijd van Hogeschool Utrecht aan de vereiste basiskwaliteit voldoet en adviseert de NVAO positief ten aanzien van de accreditatie van deze opleidingen. Het auditteam beschrijft in de volgende paragrafen per onderwerp en per facet van het NVAO beoordelingskader de bevindingen, overwegingen en conclusies. Elke paragraaf sluit af met een samenvattend oordeel op onderwerpniveau.
16/101
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
2.1
Doelstellingen van de opleiding
Domeinspecifieke eisen (facet 1.1) De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Bevindingen: • De masteropleidingen Special Educational Needs (SEN) zijn bedoeld voor leraren die het onderwijs willen verbeteren voor leerlingen voor wie het leren niet vanzelf gaat en voor wie kansen onbenut blijven. Kenmerk van de beroepspraktijk van deze leraren is een grote, toenemende complexiteit. Dit komt enerzijds door innovaties van de overheid op het gebied van leerlingenzorg (bijvoorbeeld passend onderwijs). Anderzijds is er de druk van de samenleving voor het leveren van een bijdrage aan het oplossen van sociaalmaatschappelijke problemen. Deze situatie vraagt volgens de opleidingen om hoogopgeleide professionals. Het Seminarium voor Orthopedagogiek levert met deze masteropleidingen een bijdrage aan innovatieve ontwikkelingen binnen de beroepspraktijk, maar ook aan de status van de leraar. • De masteropleidingen SEN hebben als doelstelling om leraren en andere professionals binnen de speciale onderwijszorg op hbo-master werk- en denkniveau te brengen, om op verschillende niveaus problemen op te lossen en een bijdrage te leveren aan onderwijsinnovaties op schoolniveau. De afgestudeerde master is in staat om tot een kritisch oordeel te komen op basis van studie, praktijkgericht onderzoek, afwegingen en reflectie. Hun benadering daarbij is op de eerste plaats oplossings- en handelingsgericht. De masters zijn een verdieping op de eerder gevolgde bacheloropleiding. • De opleidingen hebben de eindkwalificaties duidelijk afgestemd op het landelijk beroepsprofiel Leraar Speciaal Onderwijs Bekwaam en Speciaal. Dit beroepsprofiel is in 2004 beschreven door het Werkverband Opleidingen Speciaal Onderwijs (WOSO, dit is het landelijk overleg tussen de opleidingen Speciaal Onderwijs van Fontys Hogescholen, Hogeschool Windesheim en Seminarium voor Orthopedagogiek, Hogeschool Utrecht) ondersteund door het Samenwerkingsorgaan Beroepskwaliteit Leraren (SBL)(zie bijlage 5). De eigen opleidingscompetenties zijn gebaseerd op beroepssituaties en beroepsrollen uit het beroepsprofiel. In een schema in het zelfevaluatierapport geeft de opleiding een overzicht van de relatie tussen het beroepsprofiel en de eindcompetenties. Binnen het WOSO is gekozen voor een gemeenschappelijke positionering met mogelijkheid tot specifieke specialisering. Het Seminarium voor Orthopedagogiek verzorgt binnen de MSEN: LSO de specialisatie ‘het jonge kind’, als enige van de WOSO instellingen. • De opleidingscompetenties zijn beschreven in Eindkwalificaties Master Special Educational Needs (2004). De eindkwalificaties bestaan uit elf competenties die zijn ingedeeld in drie niveaus van handelen: A. Werken met en voor leerlingen; B. Werken in en voor de organisatie; C. Professioneel handelen en beroepsontwikkeling. Alle studenten ontwikkelen zich binnen deze drie contexten van handelen, waarbij de competenties die behoren bij ‘A. Werken met en voor leerlingen’ voor de master SEN
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
17/101
•
•
•
•
•
Auditief Gehandicapten zijn afgestemd op het werken met dove en slechthorende kinderen en voor de master SEN Communicatief Gehandicapten op leerlingen met communicatieve beperkingen. Elke competentie is onderverdeeld in een (groot) aantal sub-competenties die binnen het niveau A per opleiding verschillen. Een overzicht van de competenties is opgenomen in bijlage 6 van dit visitatierapport. De competenties van de master Leraar Speciaal Onderwijs zijn in 2010 geactualiseerd naar aanleiding van het vernieuwde beroepsprofiel voor Inclusief Onderwijs (Inclusief bekwaam 2009), beleidsnotities van het ministerie van OCW en overleggen met de beroepenveldcommissie. De eindkwalificaties van SEN:LSO zijn in februari 2010 vastgesteld (zie bijlage 7) nadat zij zijn beoordeeld door de beroepenveldcommissie, lectoraten, docenten, management, studieleiders, gezamenlijke opleidingscommissie en examencommissie. In het collegejaar 2010-2011 worden de vernieuwde eindkwalificaties geïmplementeerd voor de SEN:LSO opleiding (vt/dt). De eindkwalificaties van de masteropleidingen SEN:AG en SEN:CG worden in het collegejaar 2010-2011 geactualiseerd in samenwerking met het lectoraat Dovenstudies, de opleiding Nederlandse Gebarentaal en het werkveld. Voor de actualisering van deze eindkwalificaties wordt een uitgebreid traject ingezet tijdens het collegejaar 2010-2011; afstemming met beroepenveldcommissies van beide instituten, Gemeenschappelijke OpleidingsCommissie (GOC) en managementteams. Begin 2004 zijn door het Werkoverleg Opleidingen Speciaal Onderwijs (WOSO) uitstroomprofielen of afstudeerspecialisaties geformuleerd. Het Seminarium voor Orthopedagogiek hanteert vijf afzonderlijke gebieden: Gedragsproblemen, Onderwijsleerproblemen, Beperkingen & Handicaps, Jonge Kinderen en Voortgezet (Speciaal) onderwijzen. De inhoud en het niveau van de eindkwalificaties worden jaarlijks getoetst op relevantie en actualiteit door de expertisecentra van het Seminarium voor Orthopedagogiek in samenwerking met het werkveld en vakgenoten. De opleidingen bespreken in WOSOverband de aansluiting van de eindcompetenties op actuele ontwikkelingen en past deze waar nodig aan. De opleidingen geven in het zelfevaluatierapport een overzicht van internationale contacten die van invloed zijn op inhoudelijke vernieuwingen. Voorbeelden zijn: gezamenlijke curriculumontwikkeling en uitvoering van de internationale masteropleiding met de University of Greenwich in Londen, het organiseren van conferenties met gastcolleges van buitenlandse deskundigen, oriëntatiebezoeken, het ondersteunen bij het opzetten van lerarenopleidingen en specialisaties in Turkije, Vietnam en Suriname. In een document Benchmark Masteropleidingen geeft het Seminarium voor Orthopedagogiek een aantal voorbeelden van contacten met buitenlandse onderwijsinstellingen: Steiermark in Graz (Oostenrijk), de Katholieke Hogeschool in Leuven en de University of Chester. De vergelijking heeft betrekking op algemene zaken en bij de Universiteit van Chester op een specifiek aspect, de inbedding van praktijkgericht onderzoek in het curriculum. Het auditteam mist een inhoudelijke benchmark waarbij de Utrechtse programma’s zowel qua structuur als inhoudelijk worden
18/101
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
•
vergeleken met andere (inter)nationale opleidingsprogramma’s in hetzelfde opleidingsdomein. De opleiding evalueert de aansluiting van de competenties op de beroepspraktijk onder studenten met de Quickscan Student. Daaruit blijkt dat studenten daarover positief zijn.
Overwegingen: Het auditteam is van oordeel dat de opleidingen over een relevante set competenties beschikken die adequaat op masterniveau zijn geoperationaliseerd. Deze competenties sluiten aan bij de eisen die door vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden. In dat verband is de samenwerking binnen het WOSO, om te komen tot afstemming, van belang. Ook is het competentieprofiel gevalideerd door het werkveld. De opleiding benoemt contacten met andere onderwijsinstellingen. Van een duidelijke profilering/positionering van de opleidingen ten opzichte van andere soortgelijke opleidingen in Nederland is echter geen sprake. Ook is er op het niveau van eindkwalificaties en/of curriculum geen vergelijking gemaakt met vergelijkbare buitenlandse opleidingen. Conclusie: Gezien het ontbreken van een (inter)nationale profilering/positionering komt het auditteam op dit facet tot het oordeel voldoende.
Niveau master (facet 1.2) De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een master. Bevindingen: • De opleidingen hanteren de Dublin descriptoren voor de toetsing van het masterniveau. • De opleidingen tonen de relatie tussen de eindkwalificaties voor de masteropleidingen SEN en de Dublin descriptoren aan in een matrix. Volgens de opleidingen onderscheidt het masterniveau zich van het bachelorniveau door een verbreding en verdieping die betrekking heeft op de vakinhoud en op het niveau van professionalisering. De master onderscheidt zich volgens de opleidingen van de bachelor door het vermogen om praktijkgericht onderzoek te doen, zelfstandig kennis te verwerven, te creëren en te delen met collega’s in het beroepenveld. Studenten zien verdieping als belangrijk verschil met de (bachelor)vooropleiding. Bovendien moet alles wat je poneert (zegt, schrijft) onderbouwd worden door literatuur en/of resultaten van onderzoek, zo vertellen zij in het gesprek met het auditteam. Alumni wijzen erop dat er nu niet meer vanuit gevoel/intuïtie wordt gehandeld, maar vanuit literatuur, probleemgerichte aanpak en methoden. • Uit de matrix blijkt dat de Dublin descriptoren ‘Kennis en Inzicht’ en ‘Toepassen van kennis en inzicht’ zijn gerelateerd aan alle eindcompetenties. Oordeelsvorming komt terug in de competenties 1, 2, 4, 7, 8, 9, 10 en 11. De competenties 2, 3, 4, 5, 6, 7, 9 en 10 zijn gerelateerd aan Dublin descriptor Communicatie. De Dublin descriptor Leervaardigheden komt overeen met de drie competenties die horen bij handelingscontext C: Professioneel handelen en beroepsontwikkeling. Daarmee tonen
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
19/101
•
•
•
de opleidingen aan dat alle Dublin descriptoren worden afgedekt door de opleidingscompetenties. De opleidingen laten ook zien hoe de Dublin descriptoren worden gerealiseerd in het curriculum. Door het werken aan activiteiten en opdrachten in thema’s en het praktijkgericht onderzoek werken de studenten aan de competenties die gerelateerd zijn aan de Dublin descriptor Kennis en inzicht en Toepassing Kennis en Inzicht. Oordeelsvorming en Communicatie komen aan de orde bij leerteambijeenkomsten, het portfolio, de prestaties1, de Educational Research en de keuzeruimte. De competenties die zijn afgeleid van Leervaardigheden komen terug in het werken aan het portfolio en het ontwikkelingsplan. De opleidingen ontwikkelen in WOSO-verband een gemeenschappelijke kennisbasis en zetten beleid op om de samenwerking daarvoor te versterken. De uitvoering ligt deels bij het Landelijk Expertise Centrum Speciaal Onderwijs & Zorg (LEOZ). De kennisbasis wordt getoetst door de beroepenveldcommissie, het WOSO en externe deskundigen. Met het Instituut Gebaren Taal en Dovenstudies en instellingen voor doven en slechthorenden is er afstemming voor een kennisbasis voor de masteropleidingen SEN:AG en SEN:CG. In het collegejaar 2010-2011 wordt de inhoudelijke samenwerking met het Instituut voor Gebaren, Taal & Dovenstudies geïntensiveerd. Hiertoe wordt een gemeenschappelijke werkgroep ingesteld die het opleidingsprogramma gaat actualiseren. Daarbij is de internationale context een essentieel onderdeel. Het uitgangspunt daarbij is dat er een brede en internationale kennisbasis wordt gerealiseerd. Het streven is om de vernieuwde opleidingen SEN:AG en SEN:CG vanaf het collegejaar 2011-2012 te verzorgen. In de Quickscan Student is per Dublin descriptor een aantal vragen opgenomen over bijvoorbeeld de aansluiting van de competenties op de beroepspraktijk en het ontwikkelen van een onderzoekende attitude. De beantwoording van de vragen levert een positief beeld op (scores tussen de 3,5 en 4,0 op een vijfpuntsschaal).
Overwegingen: Het auditteam is van oordeel dat de opleidingen voldoende hebben aangetoond dat de nagestreefde competenties aansluiten bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een master, i.c. de Dublin descriptoren. Positief vindt het auditteam dat de opleidingen aangeven hoe de Dublin descriptoren in het curriculum aan bod komen. Waardering heeft het auditteam voor de wijze waarop ook dit onderdeel in de evaluaties is meegenomen. Conclusie: Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam op dit facet tot het oordeel goed.
1
Toetsen worden in de masteropleidingen SEN prestaties genoemd. In de prestatie laat een student zien dat hij de beoogde competenties heeft behaald.
20/101
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
Oriëntatie hbo master (facet 1.3) De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. Een hbo-master heeft de kwalificaties voor het niveau van zelfstandig en/of leidinggevend beroepsbeoefenaar in een beroep of spectrum van beroepen, dan wel het niveau van het functioneren in een multidisciplinaire omgeving waarin een hbo-opleiding vereist of dienstig is. Bevindingen: • Hierboven is reeds aangegeven welke eindkwalificaties de opleidingen hanteren, hoe die tot stand zijn gekomen en hoe die gebaseerd zijn op de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk worden gesteld. Zo is aangegeven dat de eindkwalificaties van de masteropleidingen SEN gebaseerd zijn op het landelijke beroepsprofiel Leraar Speciaal Onderwijs Bekwaam en Speciaal (2004). • Voor de borging van de eindkwalificaties in het beroepenveld speelt de beroepenveldcommissie van het Seminarium voor Orthopedagogiek een belangrijke rol. De commissie bestaat uit vertegenwoordigers uit het werkveld van alle soorten onderwijs en in het bijzonder uit het veld van het Speciaal Basisonderwijs, scholen uit alle clusters van het speciaal onderwijs en scholen voor het (speciaal) voortgezet onderwijs en scholen uit het primaire onderwijs. Minimaal vier keer per jaar komt de beroepenveldcommissie bijeen om onder andere plannen voor vernieuwing van de masteropleidingen te beoordelen en het Seminarium voor Orthopedagogiek te informeren over actuele ontwikkelingen in het werkveld. Vertegenwoordigers van de beroepenveldcommissie geven aan dat zij bijvoorbeeld discussies hebben gevoerd over de vraag of de masteropleidingen studenten opleiden als specialisten of generalisten en er is gesproken over onderwijs aan ‘het jonge kind’. De beroepenveldcommissie is van mening dat het Seminarium voor Orthopedagogiek oog heeft voor wat het werkveld belangrijk vindt. • Afgestudeerden van de masteropleidingen SEN zijn werkzaam in diverse onderwijssectoren: de vier clusters van de regionale expertisecentra (1. visuele beperkingen, 2. auditieve beperkingen en ernstige spraak- en/of taalproblemen, 3. motorische en verstandelijke beperkingen, 4. ernstige gedragsproblemen en psychiatrische problemen), het regulier en speciaal basisonderwijs, het voortgezet onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs, lerarenopleidingen basis- en voortgezet onderwijs en samenwerkingsverbanden. Daarbij kunnen zij verschillende taken en functies vervullen. In 2008 is de zogenoemde functiemix in het voortgezet onderwijs ingevoerd. Leraren, die als master zijn afgestudeerd, kunnen op dat niveau onderwijs verzorgen. De afgestudeerde SEN master kan een specifieke taak vervullen, zoals remedial teacher, interne begeleider, ambulant begeleider vanuit een school voor speciaal onderwijs, taal-, lees- en rekenspecialist, coördinator bij een samenwerkingsverband of leidinggevende op verschillende plaatsen in de onderwijszorg. Voor afgestudeerden van de SEN:AG en SEN:CG betekent dit dat zij behalve een functie in het middenkader vaak een aansturende en begeleidende taak hebben in interdisciplinaire overlegplatforms.
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
21/101
•
•
•
Studenten beoordelen in de Quickscan Student de ‘oriëntatie hbo-master’ met ruim voldoende tot goed. Uit de HBO-Monitor blijkt dat de alumni positief oordelen over de aansluiting van de opleidingen op het vakgebied en de inbedding in de beroepspraktijk. Het auditteam stelt vast dat de eindkwalificaties van de SEN opleidingen (ook) betrekking hebben op het niveau van de zelfstandige en/of leidinggevende beroepsbeoefenaar. Dit komt specifiek naar voren in het niveau van handelen ‘B. Werken voor en in de organisatie’ in de eindkwalificaties. De masteropleidingen zijn gericht op (bevoegde) professionals die al in de beroepspraktijk werken en stellen leraren in staat om als zelfstandig en/of leidinggevende professional invulling te geven aan de eigen functie.
Overwegingen: Het auditteam is positief over de wijze waarop de eindkwalificaties voor de opleidingen tot stand zijn gekomen (zie 1.1). In het competentieprofiel wordt duidelijk aangegeven welke opvattingen over onderwijs in het algemeen en speciaal onderwijs in het bijzonder aan de eindkwalificaties en de daarop gebaseerde curricula ten grondslag liggen. De opleidingen laten helder zien wat hun doelgroepen zijn en maken duidelijk dat deze opleidingen professionele masters zijn en tot welke beroepen/functies deze masters opleiden. De eindkwalificaties sluiten aan op het beroepsprofiel en besteden specifiek aandacht aan het niveau van zelfstandig en/of leidinggevend beroepsbeoefenaar. Conclusie: Op grond van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam op dit facet tot het oordeel goed. Samenvattend oordeel Doelstellingen opleidingen Alle facetten zijn ten minste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Doelstelling opleiding’ positief.
2.2
Programma
De deeltijdopleiding Leraar Speciaal Onderwijs (SEN:LSO) heeft veel differentiatiemogelijkheden. De student kiest in het eerste studiejaar (1e fase) uit één van de 25 leerroutes, afhankelijk van interesse in een bepaald kennisdomein, een bepaalde leeftijdsgroep en ambities ten aanzien van een functie. Het tweede jaar (2de fase) maakt de student wederom een keuze uit de leerroutes. Dit kan een verdieping zijn op de eerste fase, maar ook een verbreding. Iedere leerroute bestaat uit de volgende onderwijseenheden: - thema’s; - keuzeruimte; - Educational Research (ER); - Portfolio; - begeleiding en intervisie.
22/101
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
Voor de voltijdopleiding SEN:LSO geldt dat het programma is afgestemd op de startende beroepsbeoefenaar. Er is meer curriculumsturing; de studenten kunnen niet kiezen voor een specialisatie. Daarnaast is er voor de voltijdstudent een onderwijseenheid begeleiding en intervisie in het programma opgenomen. De deeltijdopleidingen SEN:AG en SEN:CG hebben hetzelfde ontwerp als de deeltijdopleiding SEN:LSO, maar de thema’s zijn toegespitst op het onderwijs aan leerlingen met een auditieve respectievelijk communicatieve beperking. De eigen praktijksituatie van de student staat centraal in alle opleidingen. Praktijkkennis en theoretische kaders worden aan elkaar getoetst. Het overzicht van alle leerroutes met bijbehorende onderwijseenheden en studiepunten is opgenomen in de studiegidsen. In de brochure Master Special Educational Needs 2009-2010 staat een overzicht van de leerroutes naar lesplaats. Niet alle leerroutes worden in alle lesplaatsen aangeboden.
Eisen hbo (facet 2.1) Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Bevindingen: • In de Notitie Bouwen aan Kennis (2008) is het beleid rondom kennis beschreven. Kennisontwikkeling van studenten staat in teken van de beroepspraktijk en vindt bij alle onderwijseenheden plaats via een bronnenbank in de elektronische leeromgeving masteropleidingen SEN met (internationale) vakliteratuur, verwijzingen naar databanken, beeldmateriaal en aan de beroepspraktijk ontleende casusbeschrijvingen. Deze bronnen worden jaarlijks getoetst op actualiteit door de expertisecentra en het beroepenveld. Elke student is geabonneerd op het Tijdschrift voor Orthopedagogiek. Het auditteam constateert dat de gehanteerde literatuur overwegend actueel en relevant is. Het aandeel van internationale literatuur kan worden versterkt. • Naast de bronnenbank vindt de opleiding het van belang dat docenten de link leggen tussen theoretische kaders en praktijksituaties. Studenten hanteren literatuur voor kennisontwikkeling en onderbouwen eigen activiteiten met literatuur, zo blijkt uit de gesprekken met studenten en alumni. Het auditteam heeft dit gezien in de prestaties van de studenten en is daarbij van mening dat in het kader van de kennisontwikkeling de studenten beter kan worden aangeleerd te expliciteren en te onderbouwen welke literatuur zij gebruiken in de uitvoering van hun opdracht. • In de Educational Research werkt de student aan praktijkgericht onderzoek. Dit is gericht op toepassing en innovatie op de werkplek en gebaseerd op de eigen vraagstelling (een onderwijskundig of pedagogisch probleem). In het eerste studiejaar legt de student de basis voor de attitude als onderzoekende professional. Er is aandacht voor het formuleren van een onderzoeksvraag en voor de basisprincipes van een totaal onderzoek. In het tweede jaar bouwt de student de onderzoekscompetenties verder uit.
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
23/101
•
•
•
•
Studenten worden begeleid in de volledige cyclus van praktijkgericht onderzoek en verdiepen zich in de basis van onderzoeksmethodologie. De Educational Research mondt uit in de masterproef (zie facet 6.1). De ambitie van de opleidingen ten aanzien van onderzoek is een praktijkgericht onderzoek met gangbare methoden en technieken om de eigen beroepspraktijk te verbeteren. De kern is studenten te leren om systematisch en gestructureerd te denken in de eigen onderwijspraktijk. De Educational Research is op het moment van de visitatie nog gesplitst in twee onderdelen, maar wordt vanaf het collegejaar 2010 -2011 als ononderbroken onderwijseenheid van 20 ECTS over twee jaar verdeeld. In het kader van de ontwikkeling naar een University of Applied Sciences van Hogeschool Utrecht is een onderzoekslijn voor de hbo-bachelor- en de hbomasteropleidingen in voorbereiding. Het Seminarium voor Orthopedagogiek participeert in deze ontwikkeling en zal de onderzoeksleerlijn te zijner tijd implementeren. Het opleidingsmanagement geeft in de gesprekken met het auditteam aan dat het moeilijk is om studenten in een korte tijd een onderzoekende attitude aan te leren, maar dat er sinds de invoering van de masteropleidingen al veel is bereikt. Verdere verbetering van onderzoeksvaardigheden van studenten zal gebeuren door het organiseren van vijf extra bijeenkomsten over onderzoeksmethodiek voor studenten in het eerste jaar. Het boek Lessen in onderzoek – onderzoek in de onderwijspraktijk, mede geschreven door de ontwikkelaar van de Educational Research, zal met ingang van collegejaar 2010-2011 behoren tot de standaard literatuurlijst. Binnen de faculteit Educatie is een kenniscentrum actief waarin acht lectoraten participeren: lesgeven in de multiculturele school, gedrag en onderzoek in de educatieve praxis, vernieuwende onderwijsmethodiek en -didactiek, leerproblemen in het bijzonder de preventie van leesproblemen, beroepsonderwijs, dovenstudies, spel en gecijferdheid. Door middel van onderzoek en advisering leveren de lectoraten bijdragen aan de ontwikkeling van het onderwijs en de beroepspraktijk. Uit het gesprek met de lectoren blijkt dat publicaties van de lectoraten worden opgenomen in de literatuurlijst van de opleidingen. Er is samenwerking tussen de lectoraten en het Ontwikkel- en Onderzoekscentrum (OOC) van het Seminarium voor Orthopedagogiek voor de ontwikkeling van de opleidingen. In het in 2004 opgericht OOC werken verschillende expertisecentra samen. Het OOC is gericht op het onderhoud en de ontwikkeling van de curricula en professionalisering van de docenten. De expertisecentra spelen een belangrijke rol in het proces van kennisontwikkeling en kenniscirculatie binnen het domein van Speciaal Onderwijzen. Ieder expertisecentrum formuleert een eigen werkplan op jaarbasis. Deze werkplannen worden geïntegreerd in het tweejaarlijkse beleidsplan van het OOC. Voor het bijhouden van actuele ontwikkelingen binnen het vakgebied zijn zes expertisecentra belangrijk: Leren, Gedrag, Jonge Kinderen, ‘Begeleiden, Schoolontwikkeling en Leidinggeven’, Inclusief Onderwijs en ‘Beperkingen en handicaps. Alle docenten maken deel uit van één van deze expertisecentra. Actuele ontwikkelingen komen in het programma door de contacten van coördinatoren van expertisecentra met het werkveld. Een voorbeeld hiervan is de leerroute Interne Begeleiding, waarin een nieuwe beroepsstandaard voor intern begeleiders is opgenomen. Een ander voorbeeld zijn de leerroutes voor gedragsproblemen waarin recente publicaties zijn geplaatst over
24/101
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
•
•
•
•
preventie, de invloed van de leraar en over evidence-based interventies. Daarnaast is er overleg met de beroepenveldcommissie, de studenten en de lectoraten. De opleidingen willen de inbreng van het beroepenveld nog meer vergroten onder andere door het versterken van de contacten met de beroepsverenigingen. Actuele kennisgebieden voor het Seminarium voor Orthopedagogiek zijn Passend Onderwijzen, inclusief onderwijs, handelingsgericht werken, oplossingsgerichte benadering, diversiteit, geletterdheid en gecijferdheid. In samenwerking met de expertisecentra en de lectoraten voeren de opleidingen aanpassingen door. In het zelfevaluatierapport geven de opleidingen per kennisgebied weer op welke manier dit gebeurt. Voor de masters SEN:AG en SEN:CG zijn de volgende kennisgebieden van belang: leesonderwijs en empowerment (ondersteunen van leerlingen zodat zij zich bewust worden van eigen mogelijkheden, om deze vervolgens zelfbewust en adequaat te kunnen gebruiken). In de elektronische leeromgeving hebben de opleidingen actuele literatuur opgenomen, bijvoorbeeld over handelingsgericht werken. Het auditteam heeft in prestaties van studenten eveneens verwijzingen gevonden naar actuele bronnen. De programma’s waarborgen de ontwikkeling van praktische vaardigheden op het gebied van taken en functies. Daarnaast gaat het om beroepsvaardigheden op verschillende niveaus als: initiëren, leiden, begeleiden, samenwerken in multidisciplinair verband, onderzoeken en ontwerpen en implementeren. Alle onderwijseenheden stellen de praktijk centraal. De (eigen) werkplek staat centraal bij discussies, rollenspelen of literatuuranalyses. Interacties met de beroepspraktijk zijn er verder door gastcolleges, masterclasses of workshops door vertegenwoordigers van het werkveld. Uit het gesprek met studenten en alumni blijkt dat de eigen beroepspraktijk centraal staat in het uitvoeren van prestaties. In de centrale bijeenkomsten en de bijeenkomsten van het leerteam speelt de beroepspraktijk eveneens de hoofdrol. Uit de Quickscan Student blijkt dat studenten tevreden zijn over de relevantie en actualiteit van de bronnen (scores boven 3,8 op een vijfpuntsschaal). De internationale oriëntatie van de aangeboden bronnen waarderen de studenten minder goed (met een score van 3,1 op een vijfpuntsschaal). Dit geven de studenten en alumni eveneens aan in de gesprekken. De studenten zijn zeer te spreken over het leren verbinden van vragen uit de praktijk met (wetenschappelijke) literatuur door de Educational Research en de bijdrage daarvan aan de onderzoekende attitude (scores van 3,7 en 4,0). Dit wordt door de studenten en alumni in de gesprekken met het auditteam bevestigd. Het opzetten en uitvoeren van de Educational Research (maar ook het uitvoeren van de prestaties) vinden zij zeer leerzaam, omdat zij nu niet meer alleen uit intuïtie handelen, maar ook vanuit de theorie en modellen.
Overwegingen: Op grond van de literatuurlijst, de themabeschrijvingen in de elektronische leeromgeving en het materiaal dat het auditteam tijdens de visitatie heeft gezien, is het auditteam van oordeel dat de literatuur overwegend relevant, adequaat en actueel is. Daarbij is het auditteam wel van mening dat studenten in het kader van de kennisontwikkeling beter geleerd kan worden te expliciteren en verantwoorden welke literatuurbronnen zij wel of niet gebruiken in hun producten.
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
25/101
Het auditteam vindt het positief dat actuele publicaties van de lectoraten door het gebruik van de elektronische leeromgeving direct ingezet kunnen worden in de leerroutes. Het bestudeerde studiemateriaal is voor een belangrijk deel aan de relevante beroepspraktijk ontleend. Studenten zijn tevreden over de relevantie en de actualiteit van de bronnen, hoewel de internationale oriëntatie nog verbeterd kan worden volgens hen. Ook het auditteam is van oordeel dat het aandeel internationale literatuur, met name ook voor SEN:AG en SEN:CG, kan worden versterkt. Gezien de opzet van de opleiding is de beroeps- en praktijkgerichtheid gegarandeerd. De interactie met de beroepspraktijk vindt plaats doordat studenten alle prestaties uitvoeren in de eigen onderwijspraktijk. Juist deze interactie van het ‘binnenschools’ programma met de praktijk van de studenten is een sterk punt van de opleiding. Door het uitvoeren van praktijkgerichte onderzoeken met gebruik van gangbare methoden en technieken leren studenten om de eigen beroepspraktijk te verbeteren. De kern is om studenten systematisch en gestructureerd te laten denken over het eigen handelen in de eigen onderwijspraktijk. Het auditteam vindt dit een goed uitgangspunt voor de hbo-master. Het opzetten van een onderzoeksleerlijn en de voorgenomen, structurelere aandacht voor onderzoek zal volgens het auditteam bijdragen aan het verder ontwikkelen van onderzoeksvaardigheden van studenten. Het uitvoeren van de Educational Research draagt volgens studenten en alumni in grote mate bij aan een onderzoekende attitude in de beroepspraktijk. Het auditteam constateert op grond van de gesprekken met studenten, alumni en docenten en het studiemateriaal dat zij heeft gezien dat de opleidingen voldoende actueel zijn en borgen dat dat ook zo blijft. Door de samenwerking met de lectoraten, het inzetten van gastdocenten en de beroepspraktijk van de masterstudenten bestaat er een verband met actuele (internationale) ontwikkelingen in het vakgebied. Door het uitvoeren van prestaties en de presentatie van Educational Researchproducten, ontwikkelen studenten beroepsvaardigheden. Conclusie: Gezien de opmerkingen van het auditteam ten aanzien van voornamelijk de (internationale) vakliteratuur en het feit dat het belangrijke curriculumonderdeel Educational Research nog in ontwikkeling is, komt het auditteam tot het oordeel voldoende op dit facet.
Relatie doelstellingen en inhoud programma (facet 2.2) Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken op master niveau. Bevindingen: • Bij de concretisering van de eindkwalificaties is het masterniveau het uitgangspunt voor de inhoud van de elektronische leeromgeving en de begeleiding en beoordeling van de student. De eindkwalificaties zijn, via de thema’s, uitgewerkt in concrete leerdoelen van
26/101
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
•
•
•
•
programmaonderdelen, waardoor duidelijk wordt op welk niveau de studenten de beroepsvaardigheden moeten beheersen. Het auditteam heeft in de thema’s in de elektronische leeromgeving gezien dat er een directe link wordt gelegd tussen de eindkwalificaties, de daaruit afgeleide specifieke competenties, de prestaties en de daaraan verbonden criteria. De doelstellingen van de opleidingen komen terug in de leerdoelen van de thema’s. Voor de masteropleidingen SEN worden onderwijseenheden op de volgende manier uitgewerkt in de elektronische leeromgeving: o De thema’s: - per thema de relevante onderwerpen; - een beschrijving van de competenties en bijbehorende prestaties; - beoordelingscriteria die zijn gekoppeld aan de prestaties; - een afstemmingsformulier voor het ontwerpen van de eigen presentatie in relatie met de eindkwalificaties; - de bronnen, inclusief de (verplichte) literatuur. o De keuzeruimte: een studiecontract tussen de student en de opleiding met verwijzingen naar de te realiseren competenties in relatie tot de eindkwalificaties. o Educational Research: - handleiding van onderzoeksvraag tot en met onderzoeksverslag; - per fase een beschrijving van de competenties; - format voor het onderzoeksverslag met bijbehorende beoordelingscriteria; - format voor de masterproef met bijbehorende beoordelingscriteria gekoppeld aan de eindkwalificaties; - de bronnen. Alle programmaonderdelen zijn gericht op taken zoals de professional die in het werkveld kan vervullen. De keuzemogelijkheden en leerroutes spelen in op behoefte aan specifieke bekwaamheden in het beroepenveld. De studenten melden het auditteam dat zij veel handvatten krijgen die zij kunnen toepassen in hun eigen beroepsomgeving. Zij merken duidelijk het verschil tussen de pedagogische academie voor het basisonderwijs (pabo) en de masteropleidingen. Alle prestaties/activiteiten worden uitgevoerd met onderbouwing van literatuur. Bovendien moeten zij nu zelf kennis genereren. De leerroutes verschillen inhoudelijk. Om toch methodisch te kunnen werken aan de competenties hanteren de opleidingen vakinhoudelijke leerlijnen die in alle leerroutes zijn opgenomen (zie facet 2.3). De student werkt door de keuze voor een leerroute doelgericht aan de te behalen opleidingscompetenties. In het portfolio maakt de student de competentieontwikkeling zichtbaar. Studenten gaven aan dat de weg naar de eindkwalificaties gezien het grote aanbod aan leerroutes kon worden verbeterd. Het Seminarium voor Orthopedagogiek start met ingang van september 2010 met een nieuw ontwerp van de opleidingen, met acht specialisaties als uitgangspunt: - Gespecialiseerd leraar; - Specialist gedrag; - Specialist leren; - Specialist leidinggeven; - Specialist spel;
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
27/101
•
- Specialist begeleiden; - Specialist beperkingen en handicaps; - Specialist autisme. Binnen een aantal specialisaties kan de student kiezen voor een taakgericht profiel. De opleidingen geven aan dat er een verruiming komt van de kennisdatabank, een opslagplaats van informatie die kennisconstructie, het personaliseren van informatie, het actieve gebruik en het zich ‘eigen’ maken van kennis optimaliseert. Een routeplanner ondersteunt de studenten om tot een keuze te kunnen komen voor een specialisatie. Het ontwerp van de acht specialisaties is voorgelegd aan de beroepenveldcommissie, de docenten en studenten van het Seminarium voor Orthopedagogiek, aan stafmedewerkers van de Faculteit Educatie en de examencommissie en inmiddels van positief advies voorzien.
Overwegingen: Het auditteam concludeert na bestudering van de elektronische leeromgeving dat de opleidingen voor alle thema’s de opleidingscompetenties via leerdoelen hebben gekoppeld aan de programma’s. De beschrijving van de competenties in de thema’s maakt inzichtelijk aan welke competenties de student werkt, welke leerdoelen daarbij horen en hoe deze worden beoordeeld. In de beoordelingscriteria voor prestaties herkent het auditteam de leerdoelen afgeleid van de eindkwalificaties. Het auditteam is van mening dat door de voorgenomen beperking tot acht specialisaties, met daarbinnen keuze voor een verdere profilering, de student een beter overzicht krijgt hoe hij/zij de eindcompetenties kan behalen. Het auditteam stelt vast dat de aangeboden programma’s de studenten in staat stellen de beoogde eindkwalificaties op masterniveau te behalen. Conclusie: Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot het oordeel goed op dit facet.
Samenhang in opleidingsprogramma (facet 2.3) Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Bevindingen: • Horizontale samenhang in de programma’s borgen de opleidingen door de afstemming van de vakken op thema’s. In elke leerroute wordt een samenhangend geheel aan vakken geboden. De kennis die de student in de thema’s vergaart, wordt geïntegreerd in Educational Research, dat als een rode draad door het curriculum loopt. • Verticale samenhang bereiken de opleidingen door een opbouw van de eerste naar de tweede fase. In die tweede fase wordt gewerkt in een breder perspectief en is er sprake van verdieping. De programma’s kennen een concentrische opbouw: de prestaties worden van een steeds hoger en complexer niveau. Dat geldt ook voor de Educational Research. In de eerste fase schenkt de opleiding aandacht aan formuleren van een onderzoeksvraag en de basisprincipes van onderzoek. De studenten werken aan een
28/101
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
•
•
•
•
•
•
vergelijkend onderzoek. In de tweede fase bouwt de student voort op de eerder behaalde onderzoekscompetenties en voert hij/zij een breder en diepgaander onderzoek uit. Voor de voltijdopleiding SEN:LSO geldt hetzelfde proces, maar dit wordt in een jaar uitgevoerd, in plaats van twee jaar zoals bij de andere masteropleidingen SEN. Studenten en alumni herkennen deze oplopende moeilijkheidsgraad in de twee fasen, zo blijkt uit de gesprekken. De opleiding hanteert vijf vakinhoudelijke leerlijnen: orthopedagogisch handelen en denken, orthodidactisch handelen en denken, werkplek en organisatie, werken als professional, wetenschap en onderzoek. Deze leerlijnen vormen de verbinding in iedere leerroute. Studenten voeren praktijkgerichte opdrachten uit in de eigen werkomgeving (deeltijdstudenten) of de praktijkoriëntatie (voltijdstudenten), daardoor ervaart de student de samenhang tussen de theorie en de praktijk. In de centrale bijeenkomsten en in de leerteambijeenkomsten leggen de docenten en studenten telkens de verbinding tussen de theorie en de praktijk. De elektronische leeromgeving speelt een belangrijke rol voor de samenhang in het programma. Voor elk thema is de elektronische leeromgeving op eenzelfde manier ingericht met de onderwerpen behorende bij een thema, een beschrijving van de competenties, de beoordelingscriteria en de verplichte en aanbevolen bronnen. De docenten hebben via de elektronische leeromgeving zicht op de samenhang in de programma’s. Door het studiebegeleidingsinstrument in het portfolio maakt de student inzichtelijk welke keuzes hij/zij maakt voor de eigen competentieontwikkeling. Per thema beschrijft de student aan welke competenties er in het thema wordt gewerkt, met daaraan gekoppeld de concrete leervragen en de acties, activiteiten en prestaties die daarvoor nodig zijn. Dit geldt ook voor de Educational Research en de Keuzeruimte. Aan de hand van dit studiebegeleidingsinstrument beoordeelt de studiebegeleider of de student door de keuzes een samenhangend onderwijsprogramma volgt. Voor afstemming tussen de docententeams organiseert het Seminarium voor Orthopedagogiek expertgroepen en expertbijeenkomsten met leden vanuit alle locaties. In de bijeenkomsten vindt intervisie plaats en worden samen richtlijnen doorgesproken. De experts vertalen dit door naar de andere docenten in de regio. De regiomanagers en studieleiders zien erop toe dat de leerroutes in de regio’s overeenkomen en de docententeams op eenzelfde manier te werk gaan. De studenten zijn volgens de Quickscan Student tevreden over de inhoudelijke samenhang van onderdelen van de programma’s, de samenhangende kennis en vaardigheden voor de beroepspraktijk en de aansluiting van de inhoud van de elektronische leeromgeving op de thema’s (een score van 3,6 tot 3,8 op een vijfpuntsschaal). Studenten en alumni vertellen dat zij erg te spreken zijn over de individuele leerroutes die aansluiten bij de ontwikkeling van de student en het maatwerk dat de opleidingen leveren. Wanneer de student door werkervaring onderdelen van een thema al beheerst, zoekt de docent samen met de student naar een passende opdracht om de overige onderdelen te behalen. Studenten zijn daarnaast positief over de inrichting van de elektronische leeromgeving, die voor elk thema op eenzelfde manier is ingericht.
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
29/101
In de gesprekken heeft het auditteam geen knelpunten kunnen ontdekken in de samenhang door de keuzemogelijkheden in leerroutes. Overwegingen: Het auditteam is van mening dat de opleidingen zowel horizontale als verticale samenhang in het curriculum hebben aangebracht, onder andere door te werken met thema’s, een oplopende moeilijkheidsgraad en inhoudelijke en vakoverstijgende leerlijnen. De samenhang wordt bewaakt door de docententeams per leerroute. Door landelijke bijeenkomsten van de expertgroepen bereiken de opleidingen afstemming tussen de regio’s. Een student maakt een keuze uit één van de leerroutes. Door het gebruik van studiebegeleidingsformulieren in het portfolio van de student kan de studiebegeleider monitoren of de student de juiste keuzes maakt, zodat het onderwijsprogramma een aansluitend geheel wordt. Het auditteam is met name positief over de cohesie tussen de theorie en de onderwijspraktijk van de studenten, wat zowel geldt voor de voltijdopleiding als voor de deeltijdopleidingen. Studenten zijn, naar de mening van het auditteam terecht, tevreden over de samenhang in de opleidingen. De individuele leerroutes en het maatwerk van de opleiding spreekt hen in hoge mate aan. Conclusie: Het auditteam komt op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen tot het oordeel goed op dit facet.
Studielast (facet 2.4) Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Bevindingen: • De opleidingen baseren de deeltijdprogramma’s op de inzet van de student van 40 weken per jaar en gemiddeld 21 uur per week. Uitgangspunt daarbij is dat de student de studieopdrachten en het praktijkgericht onderzoek uitvoert in de eigen beroepspraktijk. De contacttijd bedraagt 8 uur per week. • De opleidingen baseren het voltijdprogramma op de inzet van de student van 40 weken per jaar en gemiddeld 42 uur per week. Uitgangspunt daarbij is dat de student de studieopdrachten en het praktijkgericht onderzoek uitvoert in de eigen beroepspraktijk c.q. de praktijkoriëntatie. Hiermee is 16 uur gemoeid. De contacttijd (inhoudelijke bijeenkomsten, coachen/begeleiden, bezoek school enz.) bedraagt 16 uur per week. Rest 10 uur aan zelfstudie. • De opleidingen evalueren de geplande studielast en de werkelijke studielast door enquêtes. Daaruit blijkt dat het merendeel van de deeltijdstudenten de studiebelasting groter vindt dan de formele tijd van 21 uur. Bij navraag door de opleidingen blijkt dat er een positief verschil is tussen de ervaren werkdruk en de werkdruk in uren. Als verklaring daarvoor denken de opleidingen dat er een verstrengeling is tussen het leren voor de opleiding en het werken in de beroepspraktijk, omdat de student al werkend tegelijkertijd bezig is met beroepsproducten en onderzoek voor de opleiding. Daarnaast hebben
30/101
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
•
•
•
•
•
studenten te maken met piekbelasting in de beroepspraktijk (decemberfeesten en einde collegejaar). De opleidingen houden daar bij de roostering rekening mee. Zo is het mogelijk dat de diplomering na de zomervakantie wordt gepland. De studenten met wie het auditteam sprak, hadden geen grote klachten over de studielast. Zij wisten voordat zij aan de opleiding begonnen dat het pittig zou zijn en passen zich aan. Voor de voltijdstudenten geldt een bijzondere situatie, omdat zij naast hun voltijdstudie twee dagen werken in de beroepspraktijk, om zo de prestaties en de Educational Research uit te kunnen voeren. Uit het gesprek met de docenten blijkt dat de voltijdstudie met name bedoeld is voor de betere, hardwerkende bachelor. In de voorlichting wordt aangegeven dat dit een pittige studie is die geen ruimte biedt voor bijvoorbeeld bijbaantjes. Docenten geven voorts aan dat bepaalde aspecten de studievoortgang voor de voltijdstudent bevorderen. Zij noemen onder andere: de verbinding tussen de theorie uit de opleiding en de uitvoering in de praktijk, de nabije begeleiding door docenten en de positieve wisselwerking die de groep ervaart omdat studenten twee dagen per week met elkaar samenwerken. Daardoor ontstaat volgens de docenten een opwaartse spiraal. Elk thema heeft vijf bijeenkomsten waarvan er minimaal drie worden geleid door een docent. De studenten merken wel op dat de docentbijeenkomsten te vol zijn gepland waardoor er op een avond soms inhoudelijke onderdelen komen te vervallen. Studenten hebben recht op twee tentamenmogelijkheden per onderwijseenheid. Als het tentamen bij de herkansing weer onvoldoende is, kan de student alleen in een volgend collegejaar weer gebruik maken van een herkansing tentamenmogelijkheid. De opleidingen hanteren een drempel om te kunnen instromen in de tweede fase: de studenten moeten drie thema’s en de Educational Research uit de eerste fase hebben afgerond. De opleidingen nemen diverse maatregelen om de studievoortgang te bevorderen, onder andere door: studiebegeleiding door een studiebegeleider uit het docententeam en extra begeleiding op verzoek van de student (zie facet 4.2), een efficiënte programmering en het gebruik van intranet en de elektronische leeromgeving voor informatie. De opleidingen spreiden de onderwijseenheden en de studiebelasting voor toetsen zoveel mogelijk over het jaar. Op het intranet van Hogeschool Utrecht, Sharepoint, vindt de student alle benodigde informatie voor de studie, zowel organisatorisch als inhoudelijk. Het volledige programma wordt weergegeven in de elektronische leeromgeving. Deze is tevens een belangrijk communicatiemiddel in de opleidingen. Om de studeerbaarheid te vergroten hebben de opleidingen de organisatorische scheiding tussen het onderzoeksverslag en het reflectieverslag (essay) van de opleiding aangepast. Het reflectieverslag (essay) is opgenomen in het tweejarige Educational Research programma, waardoor het werken aan het reflectieverslag door de student in een vroeg stadium kan beginnen, de studiedruk in de laatste periode minder zwaar wordt en de studeerbaarheid toeneemt. Daarnaast is de handleiding voor de keuzeruimte in de eerste fase aangepast, zodat studenten zich op het eind van de eerste fase al kunnen oriënteren op de Educational Research in de tweede fase en daardoor gelijk bij aanvang daarvan met de Educational Research kunnen beginnen. Daarnaast hebben de opleidingen de handleiding voor het portfolio aangepast.
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
31/101
•
Uit de Quickscan Student blijkt dat meer dan de helft van de studenten meer tijd aan de studie besteedt dan er formeel voor staat, met name voor de Educational Research. Het punt ‘ik heb de studielast evenwichtig verdeeld over het studiejaar’ scoort gemiddeld 2,6 op een vijfpuntsschaal. Bij navraag bij de studenten en alumni blijkt dat zij de studielast inderdaad hoog vinden, maar dat dit vooraf bekend was. Spreiding van studielast is ook een kwestie van eigen planning. Zij geven aan dat zij erg gemotiveerd zijn en zich voor honderd procent inzetten voor de opleiding en daar veel voor opzij zetten. Studenten voor wie de studielast te hoog is in combinatie met werk en privé wegen voor zichzelf af of zij de opleiding willen voltooien in de twee jaar die ervoor staan of dat zij de studietijd verlengen. Studenten en alumni melden het auditteam wel dat zij graag meer fysiek contact zouden willen hebben, in plaats van digitaal contact. Docenten herkennen deze geluiden niet en hebben op dat punt geen signalen gekregen.
Overwegingen: Het auditteam concludeert dat de masteropleidingen SEN pittig zijn, maar met een goede inzet wel te doen. Het auditteam is van mening dat de opleidingen de studielast gelijkmatig hebben gespreid over het jaar in gelijke onderwijsblokken. De deeltijdstudenten hebben acht uur contacttijd per week en besteden daarnaast gemiddeld 21 uur aan zelfstudie. Daarnaast werken zij aan opdrachten in hun baan in het onderwijs. De voltijdstudenten hebben 16 contacturen per week en besteden tijd aan zelfstudie en werken twee dagen per week aan de praktijkoriëntatie. Het auditteam vindt de studiebelasting erg hoog, met name voor de voltijdstudent, maar constateert tegelijkertijd onder studenten geen knelpunten. Bovendien is het opleidingsrendement voor de voltijdopleiding hoog. Het auditteam constateert dat de opleidingen de studielast met studentenenquêtes evalueert en waar nodig aanpast. Het auditteam constateert voorts dat de opleidingen maatregelen nemen om de studievoortgang te bevorderen onder andere door het aanbieden van studiebegeleiding, voldoende herkansingsmogelijkheden en heldere, toegankelijke informatie via intranet en de elektronische leeromgeving. Conclusie: Het auditteam komt op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen tot het oordeel goed op dit facet.
Instroom (facet 2.5) Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: bacheloropleiding en eventueel (inhoudelijke) selectie.
Bevindingen: • De masteropleidingen SEN zijn toelaatbaar voor studenten met een hbo-bachelordiploma op het gebied van Hoger Pedagogisch Onderwijs of aanverwante opleidingen. Aanvullende voorwaarden zijn: het werken in de beroepspraktijk in het domein waarvoor wordt opgeleid (deeltijd) of het volgen van een praktijkoriëntatie (voltijd) van minimaal twee dagen. De deeltijdopleiding is bestemd voor leraren met een baan in het onderwijs.
32/101
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
•
•
•
•
• •
Nagenoeg alle studenten zijn werkzaam in het onderwijsveld. De voltijdopleiding SEN:LSO is bedoeld voor studenten die recent de bacheloropleiding Hoger Pedagogisch Onderwijs hebben afgerond. Bij de opleidingen SEN:AG en SEN:CG nemen naast onderwijsgevenden ook andere hbo- of wo-opgeleiden deel, zoals logopedisten en orthopedagogen. De student kan de masteropleidingen inhoudelijk en qua omvang afstemmen op eerder verworven competenties door een schriftelijk verzoek bij de examencommissie in te dienen. De examencommissie beslist vervolgens of er vrijstelling wordt verleend. Er is nog geen vastgesteld beleid ten aanzien van eerder verworven competenties (EVCbeleid). Vrijstellingsregelingen en instroomeisen zijn vermeld in de studiegids. Studenten kunnen vrijstellingen aanvragen op basis van eerder behaalde resultaten. De examencommissie behandelt en beoordeelt de aanvraag. In de studiegids is informatie over vrijstellingen opgenomen. Studenten met een akte Buitengewoon Onderwijs of een diploma Speciaal Onderwijs kunnen in aanmerking komen voor vrijstelling van de eerste fase. Ook hier beoordeelt de examencommissie of het gevolgde programma voldoet voor een vrijstelling. De regio’s organiseren voorlichtingsbijeenkomsten en adviesgesprekken om de aankomende studenten te adviseren met de keuze van de leerroute. Daarin worden aankomende studenten erop gewezen dat de masters SEN pittige studies zijn die alleen door maximale inzet van de student met goed gevolg afgerond kunnen worden. In een intakegesprek wordt de beginsituatie van de student in beeld gebracht, zodat het inhoudelijke programma wordt afgestemd op de student. Als dit afwijkt van het bestaande programma van de leerroute wordt dit getoetst door de examencommissie. Gedurende de opleiding wordt de studievoortgang gevolgd door de studiebegeleider. Het opleidingsmanagement geeft aan dat de voltijdopleiding SEN:LSO is bedoeld voor de excellente student die een hbo-master wil volgen in plaats van een universitaire master. De opleidingen zijn zorgvuldig in het toelaten van studenten, die in de meeste gevallen instromen via de pabo’s waarmee het Seminarium voor Orthopedagogiek samenwerkt. Het curriculum van de voltijdopleiding SEN:LSO is voor een belangrijk deel afgestemd op de pabo’s. De inhouden van de pabo’s en de masteropleiding SEN:LSO zijn zoveel mogelijk op elkaar afgestemd voor een doorgaande lijn van bachelor naar master. De masteropleidingen SEN:AG en SEN:CG worden ondanks een geringe instroom wel op verschillende locaties aangeboden, omdat het Seminarium voor Orthopedagogiek het aanbieden van deze opleidingen belangrijk vindt. Deze opleidingen worden ook in-service aangeboden. Wat betreft de aansluiting qua vorm heeft de opleiding voor werkvormen gekozen die aansluiten bij de doelgroep (zie 2.7). Uit de Quickscan Student blijkt dat studenten redelijk tevreden zijn over de aansluiting van de opleiding op hun bacheloropleiding en over de voorlichting die zij ontvingen (een score van 3,4 op een vijfpuntsschaal). De opleidingen geven aan dat adequate voorlichting voortdurend een aandachtspunt blijft.
Overwegingen: Het auditteam stelt vast dat de masteropleidingen SEN toelaatbaar zijn voor studenten met een hbo-bachelordiploma of hoger op het gebied van Hoger Pedagogisch Onderwijs of
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
33/101
aanverwante opleidingen. De opleidingen zijn elk afgestemd op een specifieke doelgroep. De deeltijdstudenten kunnen de inhoud van hun opleiding vormgeven door de keuze voor een leerroute. Als er sprake is van vrijstellingen door eerder verworven competenties, beoordeelt de examencommissie de aanvraag van de student. Door voorlichtingsbijeenkomsten en adviesgesprekken informeert het Seminarium voor Orthopedagogiek aankomende studenten. Het auditteam vindt het positief dat daarbij gewezen wordt op de zwaarte van de studie en de inzet die daarvoor nodig is. Een ander positief punt is dat in het intakegesprek de studie afgestemd wordt op de individuele student. Studenten vinden dit maatwerk een groot pluspunt, met name wanneer er door vooropleiding of werkervaring overlap zou ontstaan. Conclusie: Het auditteam komt op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen tot het oordeel goed op dit facet.
Duur (facet 2.6) De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-master: minimaal 60 studiepunten/european credit points. Bevindingen: • De opleidingen beschrijven de duur en de omvang van de masteropleidingen in de studiegidsen. • De studieduur van de deeltijdopleidingen is twee collegejaren en telt in totaal 60 EC met een omvang van1680 studiebelastingsuren, 30 EC per studiejaar. De voltijdopleiding heeft dezelfde omvang van 60 EC en 1680 studiebelastingsuren met een studieduur van een jaar. • De 60 EC van de deeltijd masteropleidingen zijn verdeeld over: Het eerste jaar: - Inhoudelijke thema’s 16 EC; - Educational Research: 9 EC; - Keuzeperiode 4 EC; - Portfolio 1 EC. Het tweede jaar: - Inhoudelijke thema’s 12 EC; - Educational Research 13 EC; - Keuzeperiode 4 EC; - Portfolio 1 EC. De 60 EC van de voltijdopleiding SEN:LSO zijn verdeeld over: - Inhoudelijke thema’s: 35 EC; - Educational Research: 15 EC; - Oriëntatie en Keuzeruimte 8 EC; - Digitaal Portfolio 2 EC.
34/101
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
Overwegingen: Het auditteam is van mening dat de opleidingen de omvang van de curricula op een heldere manier inzichtelijk hebben gemaakt. De opleidingen voldoen aan de eisen voor de omvang van de studie. Conclusie: De opleidingen hebben aan de eisen van dit facet voldaan.
Afstemming tussen vormgeving en inhoud (facet 2.7) Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Bevindingen: • Het opleidingsconcept van de masteropleidingen is beschreven in Opleidingsfilosofie van het Seminarium voor Orthopedagogiek 2004. Deze filosofie is tot stand gekomen door een gezamenlijke actie van docenten, studenten en het beroepenveld. Studenten kunnen dit concept vinden in de elektronische leeromgeving onder de naam Wat het Seminarium voor Orthopedagogiek denkt over opleiden. • Het didactisch concept van de opleidingen is competentiegericht en gaat uit van vraaggestuurd onderwijs in een sterke leeromgeving. Het onderwijs is gericht op het verwerven van competenties op een samenhangende wijze, richt zich op de vraag van de beroepspraktijk en de vraag van de student. De leeromgeving inspireert studenten en daagt ze uit, zo schrijft de opleiding in het zelfevaluatierapport. Daarbinnen kiezen de opleidingen voor probleemgestuurd onderwijs en projectonderwijs. Praktijkgericht onderzoek is een belangrijk element. • De opleidingen zijn competentiegericht, maar kennis blijft een basiselement, zo blijkt uit het gesprek met het opleidingsmanagement. Deze kennis is opgenomen in de elektronische leeromgeving. Studenten kunnen die raadplegen en vertalen naar hun eigen praktijksituatie. • De programma’s zijn gebaseerd op een evenwicht tussen aanbod en zelfsturing. Bij het vaststellen van de inhoud van de thema’s is er aanbodsturing. De uitvoering kan de student zelf voor een groot deel invullen. • De opleidingen hanteren een mix van werkvormen, zowel individueel als in samenwerking met medestudenten. Gehanteerde werkvormen tijdens themabijeenkomsten zijn ondermeer discussies op basis van de actualiteit, literatuur of beeldmateriaal, een casusanalyse, het bespreken en beoordelen van (onderwijs)programma’s. Docenten stemmen deze werkvormen af met de mogelijkheden van de groep, de leerstijlen, de leervragen en het werkveld van de student. Studenten melden dat docenten ingaan op de leervragen van de student. Voor kennisoverdracht maakt de docent een keuze uit werkvormen waarbij zoveel mogelijk een link wordt gelegd met het werkveld. Hoorcolleges worden gegeven voor groepen studenten. • De Educational Research is de kern van de opleiding waarin alle gevraagde competenties bijeenkomen en waarbij de student leert als onderzoekend professional te opereren. Er zijn regionale en landelijke bijeenkomsten waarbij de benodigde
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
35/101
•
methodologische kennis en vaardigheden centraal staan. De student wordt begeleid door de studiebegeleider. Leerteams zijn gedurende dit proces eveneens van belang voor het opdoen van inspiratie en het geven van feedback en reflectie. Het werken in leerteams is bij ieder thema een belangrijk element. Het doel van de leerteams, voorbeelden van activiteiten en hulpmiddelen daarvoor zijn beschreven door het OOC in het Invoeringskatern Werken in Leerteams 2009. Het werken in leerteams biedt volgens de opleidingen een meerwaarde in het omgaan met complexe problemen, doordat verschillende ervaringen, kennis en waarden samengebracht worden. Een leerteam kan gedurende een collegejaar dezelfde samenstelling hebben, maar kan ook per onderwijseenheid gevormd worden. De student kiest zelf met wie hij in een leerteam wil samenwerken, op basis van de inhoud van het onderwijsprogramma of de onderwijspraktijk of uit praktische overwegingen (bijvoorbeeld de afstand). De student werkt in een leerteam op uiteenlopende wijze (casusanalyse, uitwerking theoretische modellen, feedback en reflectie) aan onderwerpen uit het thema of aan de betrokken prestaties. De ervaringen van studenten met het werken in leerteams zijn wisselend, zo maakt het auditteam op uit de gesprekken. Dit blijkt ook uit de Quickscan Student met een score van 3,2 op een vijfpuntsschaal. Voor studenten die positief zijn over het werken in leerteams, biedt het een meerwaarde doordat zij leren kritisch naar zichzelf te kijken. Er wordt de student als het ware een spiegel voorgehouden. Verder geven studenten aan dat ze op een ander spoor worden gezet door elkaar te bevragen. Alles overziend komen studenten en alumni tot de conclusie dat zij veel van elkaar kunnen leren. Daarvoor is de samenstelling van de leerteams een belangrijk punt. Het moet klikken en de inzet moet gelijk zijn. Leerteams worden begeleid door een docent. De docenten bekijken onderling welke teams meer begeleiding nodig hebben, zo geven de docenten aan in het gesprek met het auditteam. Om het werken in leerteams te verbeteren vindt in de regio Limburg-Noord-Brabant een pilot plaats met een door het docententeam ontwikkelde methodiek. Deze pilot heeft betrekking op het in kaart brengen van de wijze waarop docenten het werken in leerteams stimuleren en begeleiden. Hiervoor is een vragenlijst voor ontwikkeld. Uit deze vragenlijst zijn aanbeveling gekomen voor de organisatie, docenten en ontwikkelaars. Bij een positieve evaluatie wordt deze methodiek ook ingevoerd in de andere regio’s.
Overwegingen: Het auditteam stelt vast dat het didactisch concept van de opleidingen adequaat is om de eindkwalificaties te bereiken. Uit de gesprekken met studenten en alumni blijkt dat de opleidingen in grote mate vraaggestuurd zijn en aansluiten op de ontwikkeling van de student. Dit maatwerk ervaren studenten en alumni als een groot pluspunt. De opleidingen hanteren verschillende werkvormen die in lijn zijn met het concept en goed passen bij de doelgroep. De ervaringen van studenten over het werken in leerteams zijn wisselend. Het auditteam vindt het positief dat de docenten een vinger aan de pols houden en waar nodig begeleiding bieden aan leerteams waarvoor zij dit nodig achten. Studenten kunnen eveneens om extra begeleiding vragen bij de docenten van de leerroute. Het auditteam waardeert ook dat het Seminarium voor Orthopedagogiek werkt aan optimalisering van het werken in leerteams door het uitvoeren van pilots.
36/101
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
Conclusie: Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam op dit facet tot het oordeel goed.
Beoordeling en toetsing (facet 2.8) Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Bevindingen: • Het toetsbeleid van de drie masteropleidingen is ontwikkeld op basis van het toetskader van de Faculteit Educatie en is vastgelegd in het Toetsbeleidsplan Seminarium voor Orthopedagogiek 2009. Het plan is gebaseerd op de volgende uitgangspunten: - alle eindkwalificaties komen geïntegreerd aan bod in thema-activiteiten, prestaties en Educational Research; - de competenties worden via de prestaties beoordeeld door de docent; - beoordelingen betreffen de authentieke beroepssituatie en het beroepsprofiel speciaal onderwijs; - er zijn formatieve en summatieve toetsen; - beoordelingen van prestaties zijn gericht op evaluatie van de voortgang van het leerproces. • Leeractiviteiten en de daarbij behorende prestaties worden onder leiding van een leerroutecoördinator ontworpen door ontwikkeldocenten van een domein. De coördinator van het betreffende Expertisecentrum is verantwoordelijk voor de leeractiviteiten en de prestaties. Criteria (15 stuks) waaraan een prestatie moet voldoen zijn beschreven in het toetsbeleidsplan. De examencommissie heeft onder meer als taak de kwaliteit van tentamens en examens te bewaken. Het gaat dan om criteria als validiteit, betrouwbaarheid, bruikbaarheid, rechtvaardigheid. Van de activiteiten van de examencommissie wordt een jaarverslag gemaakt. • Vanaf september 2009 is een toetscommissie ingesteld die bestaat uit drie leden. Haar taak is evenals die van de examencommissie vastgelegd in het toetsbeleidsplan. • Toetsen worden in de masteropleidingen SEN prestaties genoemd, vanwege de integratie van de toetsen in het geheel van leeractiviteiten. Voorbeelden van prestaties zijn: case-study, casus, presentatie, geschreven verslag, reflectieverslag, videoopnamen, factsheets. In de prestatie laat de student zien of hij/zij de beoogde competenties heeft gehaald. Belangrijk kenmerk van de prestatie is dat die relevant is voor de eigen praktijksituatie. Theoretische kennis en inzichten vanuit de literatuur worden eveneens aan de praktijk gerelateerd. De verwerking van de relevante theorie is een belangrijk beoordelingscriterium. De inhoud van de prestatie wordt (globaal) voorgeschreven, voor de toetsvorm is er per thema de mogelijkheid om te kiezen. • De student kan ook zelf een prestatie formuleren. In dat geval moet er een afstemmingsformulier worden ingevuld dat door de betreffende docent moet worden goedgekeurd. Het auditteam ziet dat dat vastgelegd wordt in een redelijk gedetailleerd document. Wat zij niet heeft kunnen achterhalen is hoe geborgd wordt dat de eigen geformuleerde prestatie voldoet aan de uitgebreide lijst criteria voor prestaties zoals die
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
37/101
•
•
•
•
•
•
in het toetsbeleidsplan is opgenomen. Het auditteam constateert dat het niet heel vaak gebeurt dat studenten zelf een specifieke eigen prestatie formuleren. De opleidingen hebben een uitgebreide toetsmatrix ontwikkeld waarin per leerroute en per thema een overzicht wordt gegeven van de relatie van de prestaties (toetsinhoud) met de leerlijnen, de beoogde eindkwalificaties en de verschillende toetsvormen. Een gedetailleerde beschrijving van de prestatie is opgenomen in de elektronische leeromgeving. Daarin is voor elk thema aangegeven welke toets van toepassing is. Het auditteam heeft meerdere toetsen bekeken en heeft daar wat betreft de inhoud een positieve indruk van gekregen. Deze zijn zodanig opgezet dat de verschillende doelen van beoordeling: kennis, vaardigheden, toepassing en inzicht, kunnen worden gemeten. Wat het auditteam wel opviel, was dat de toetsen die zij tijdens de visitatie heeft in kunnen zien een nogal eenzijdig karakter hadden. Ook een verkenning in de elektronische leeromgeving leverde op dat er wel verschillende toetsvormen worden gebruikt, maar dat de variatie beperkt is. Het verslag met reflectieverslag overheersen sterk als toetsvorm. Daarbij moet wel worden opgemerkt dat de verslagen als zodanig qua vorm en opzet verschillen. Het auditteam is van oordeel dat de opleidingen hier sturender zouden moeten optreden. Dat wil zeggen dat studenten na een aantal verslagen verplicht worden een andere toetsvorm te kiezen. In dat kader vindt het auditteam het positief dat vanuit de examencommissie deze eenzijdigheid in de toetsing een aandachtspunt is. De docenten beoordelen de prestaties van de student. Het docententeam is verantwoordelijk voor het geven van feedback en de uiteindelijke eindbeoordeling. Bij twijfel kan zowel de docent als de student een medebeoordelaar uit een andere regio vragen om een herbeoordeling. De studenten hebben een eigen aandeel in de beoordeling, door een zelfevaluatie en een peer-review van medestudenten. Doordat studenten alle prestaties uitvoeren in de eigen onderwijspraktijk ontvangen zij ook feedback van collega’s (eigen beroepspraktijk). Bij de masterproef krijgen de studenten ook feeback van een (regionaal) forum van deskundigen uit de beroepspraktijk (directeuren onderwijsorganisaties, onderwijsinspectie, belangenverenigingen e.d.). Om het werkveld verder te betrekken bij de beoordeling onderzoekt de toetscommissie de mogelijkheden om het werkveld meer te betrekken bij de beoordeling van de student. Daarbij wordt gedacht aan de inbreng van regionale klankbordgroepen, met vertegenwoordigers uit het werkveld, alumi en docenten. Doel is het valideren door het werkveld van de praktijkrelevantie van het onderzoek van de studenten. De beoordeling gebeurt aan de hand van vastgestelde algemene en domeinspecifieke criteria. Deze zijn opgenomen in het toetsbeleidsplan en in de elektronische leeromgeving. De beoordelingscriteria zijn vooraf bekend bij de studenten. Daarvoor hebben de opleidingen een standaard beoordelingsformulier Beoordeling van de prestatie opgezet. Daarnaast is er een formulier Toelichting waarin de opleidingen de criteria aangeven voor het oordeel voldoende tot en met uitmuntend. De examencommissie heeft op basis van vijftig werkstukken (prestaties en afstudeerwerkstukken) beoordeeld of het beoordelings- en toelichtingsformulier correct en eenduidig worden toegepast en er dus sprake is van een gelijke beoordeling. Dit onderzoek zal geregeld herhaald worden. Dit vindt het auditteam een positieve ontwikkeling.
38/101
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
•
•
•
• •
Bij de beoordeling wordt betrokkenheid en aanwezigheid van de student meegenomen. Dat sluit aan bij de opleidingsfilosofie: het inbrengen van ervaring, getoonde vaardigheden en attitude spelen een grote rol. De opleidingen worden afgesloten met een masterproef. Deze bestaat uit een verslag van een actieonderzoek en een reflectieverslag voor de deeltijdopleiding en een reflectief essay voor de voltijdopleiding. De beoordeling van de Educational Research gebeurt op basis van een standaard beoordelingsformulier met een schriftelijke toelichting door de beoordelaar. Docenten die het onderzoek beoordelen zijn daarvoor geschoold. Het beroepenveld geeft geen beoordeling, maar is bij het onderzoek betrokken door het bijwonen van de presentatie en het geven van feedback. Uitslagen van toetsen worden bekend gemaakt via OSIRIS. Voor alle beoordelingen geldt een termijn van 21 werkdagen (of vier weken) na de toets/inleverdatum, zoals in het rooster vermeld. Na elke onderwijseenheid wordt een evaluatie georganiseerd door de verantwoordelijke docent. Om plagiaat aan te kunnen tonen gebruiken de opleidingen steekproefsgewijs de software Ephorus (dit is nog een proef). Uit de Quickscan Student blijkt dat de studenten overwegend positief zijn over de beoordelingscriteria (vooraf bekend, voldoende duidelijk), de beoordeling door de docent en de aansluiting bij de competenties (scores van 3,2 tot 4,2 op een vijfpuntsschaal). Uit de gesprekken die het auditteam had met studenten en alumni komt hetzelfde beeld naar voren. Studenten zijn op de hoogte van beoordelingscriteria en geven aan dat de beoordelingen daarmee overeenkomen.
Overwegingen: Het auditteam is van oordeel dat het toetsbeleid en de gehanteerde toetssystematiek helder zijn en voldoende verantwoord. Het toetsbeleidsplan is gedegen en uitgebreid. Het auditteam heeft meerdere toetsen bekeken en heeft daar wat betreft de inhoud een positieve indruk van gekregen. Deze zijn zodanig opgezet dat de verschillende doelen van beoordeling kennis, vaardigheden, toepassing en inzicht - kunnen worden gemeten. Het auditteam is van mening dat de toetsing echter redelijk eenzijdig van karakter is. Het verslag met reflectieverslag overheersen sterk als toetsvorm. De opleiding zou hier sturender in moeten optreden naar mening van het auditteam. Dit is reeds een aandachtspunt binnen de opleidingen. Het auditteam heeft vastgesteld dat er voor alle prestaties en de masterproef maar één beoordelaar is. Aangezien dat tevens de begeleider is, brengt dat het risico met zich mee dat de beoordeling van het product teveel wordt beïnvloed door het proces van ontwikkeling. Studenten gaven aan dat zij liever ook een beoordeling vanuit werkveld zouden hebben bij praktijkopdrachten, naast de beoordeling van de docenten. Het auditteam heeft begrepen dat er wel een tweede beoordelaar is bij een onvoldoende of een zeer goede (cum laude) masterproef, dat er overleg is in de kleine docententeams en dat in studieleidersoverleg prestaties naast elkaar neergelegd worden om deze te vergelijken. Dit is echter niet geformaliseerd. Een student kan wel altijd een herbeoordeling aanvragen door een docent uit een andere regio. Het auditteam vindt dat er voor alle beoordelingen structureel met een tweede beoordelaar (in- of extern) moet worden gewerkt, dat geldt zeker voor de
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
39/101
masterproef. Inmiddels is duidelijk geworden dat de opleidingen voor het eindwerkstuk twee beoordelaars gaan inzetten (vergelijk facet 6.1). Het auditteam vindt het positief dat er wordt gewerkt aan de professionalisering van docenten op het punt van beoordelen door afstemming in het gebruik van beoordelingsformulieren. Het auditteam concludeert dat studenten positief zijn over de wijze van toetsen. Studenten en alumni geven aan dat met deze wijze van literatuur verwerken in de prestatie, de leerstof beter beklijft dan bij alleen maar toetsen via de geijkte toetsvormen. Daarnaast zijn zij tevreden over de helderheid van de criteria, deze zijn vooraf bekend. Conclusie: Het auditteam is van oordeel dat het toetsbeleid en de gehanteerde toetssystematiek helder zijn en voldoende verantwoord. Het toetsbeleidsplan is gedegen. Het auditteam concludeert dat studenten en alumni positief zijn over de wijze van toetsen. Op basis van met name de opmerkingen over de eenzijdigheid van toetsvormen en de inzet van een tweede beoordelaar bij afstudeerwerkstukken komt het auditteam op dit facet tot het oordeel voldoende. Samenvattend oordeel Programma Alle facetten zijn ten minste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Programma’ positief.
2.3
Inzet van personeel
Eisen hbo (facet 3.1) Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Bevindingen: • Het personeelsbeleid van het Seminarium voor Orthopedagogiek is beschreven in het Ondernemingsplan van het Seminarium voor Orthopedagogiek. Het professionaliseringsbeleid, gericht op het investeren in kennis, binding met de beroepspraktijk en deskundigheidsbevordering, wordt weergegeven in de Professionaliseringsgids. • Een groot deel van de docenten heeft naast de onderwijsaanstelling een baan binnen het werkveld waarvoor wordt opgeleid. Daarnaast zijn docenten betrokken bij contractactiviteiten in het Speciaal Onderwijs, zoals begeleidings-, adviserings- en onderzoekstrajecten. Contractactiviteiten zijn een expliciete taak voor het overgrote deel van de docenten. Voorbeelden van contractactiviteiten zijn school ontwikkelingstrajecten zoals “Bouwen aan de adaptieve school” of scholing en begeleiding bij de invoering van het leerplan “programma alternatieve denkstrategieën”, “Professional in de spiegel”, “Leren in veiligheid”, Lezen is Top project (leesinterventieproject voor scholen met een totaalbenadering). Door de regionale spreiding van docenten ontstaat er binnen het
40/101
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
•
•
•
•
• •
Seminarium voor Orthopedagogiek een breed beeld van de onderwijsproblematiek zoals die leeft in het werkveld. De expertisecentra van het Seminarium voor Orthopedagogiek zorgen voor kenniscirculatie, ontwikkelen en onderzoek in het Ontwikkel- en Onderzoekscentrum (OOC) van het Seminarium voor Orthopedagogiek. Docenten met een aanstelling van minimaal 0,4 fte kunnen deelnemen aan de activiteiten die het OOC onderneemt. Deelname gebeurt op basis van gesprekken binnen de RGW-cyclus (Resultaat Gericht Werken), onderdeel van het personeelsbeleid van Hogeschool Utrecht. Alle docenten zijn betrokken bij de Educational Research, door het begeleiden van studenten. Daarnaast participeert een aantal docenten in de kenniskringen rond de lectoraten en kunnen de docenten samen met studenten een academieteam vormen voor kenniscreatie en productontwikkeling. De opleidingen organiseren internationale studiereizen voor docenten voor uitwisseling van kennis en ervaring met deskundigen op het gebied van speciaal onderwijs. De opleidingen werken samen met de Universiteit van Greenwich in Londen, op basis van een tweejaarlijkse uitwisseling, waarbij docenten betrokken zijn. In het kader van de masteropleiding SEN wordt studenten de mogelijkheid geboden om als vervolg en in combinatie met master-SEN van de Hogeschool Utrecht een Engelse academische SEN (Master of Arts, 90 EC) te behalen onder verantwoordelijkheid van de University of Greenwich te Londen. Uitvoering vindt deels in Engeland en deels in Nederland plaats door Engelse en Nederlandse docenten. Dit traject wordt vanuit het Seminarium voor Orthopedagogiek gecoördineerd en begeleid door twee docenten. Jaarlijks maken ongeveer 20 studenten hier gebruik van. Een van de doelen van dit traject is om een kader te creëren van hoger opgeleiden in het veld van Special Educational Needs. De docenten organiseren congressen met actuele thema’s zoals ‘het Jonge Kind en Gedrag’, ‘Ambulant Begeleiders Cluster 2’ en ‘Speciale Leerlingen? Bijzondere leraren’. Verder zijn ze betrokken bij het organiseren van de jaarlijkse landelijke taal- en rekenconferentie. Alle docenten nemen deel aan één van de expertisecentra van het Seminarium voor Orthopedagogiek waar nieuwe ontwikkelingen aan de orde komen. Daarnaast blijven zij op de hoogte van actuele ontwikkelingen door het lezen van vaktijdschriften, publicaties op Sharepoint en het bezoeken van congressen, zo blijkt uit de documentatie en de gesprekken die het auditteam had met de docenten. Regelmatig worden er, indien de expertise intern ontbreekt, gastdocenten ingezet. Studenten zijn erg tevreden over de actuele kennis van de beroepspraktijk van de docenten (een score van 4,1 op een vijfpuntsschaal in de Quickscan Student). Uit de HBO-Monitor blijkt eveneens dat alumni positief oordelen over de praktijkkennis en praktijkervaring van de docenten (score van 7,6 op een tienpuntsschaal). Uit de gesprekken die het auditteam had met studenten en alumni kwam hetzelfde positieve beeld naar voren. Studenten en alumni zijn zeer te spreken over de deskundigheid van de docenten, met name over de specialistische kennis van de praktijk (en nieuwe inzichten) en de verbinding die docenten leggen tussen de theorie en de praktijk.
Overwegingen: Het auditteam stelt vast dat de programma’s van de opleidingen sterk beroeps- en praktijkgericht zijn. Dat heeft niet alleen te maken met de opzet van de programma’s, maar
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
41/101
ook met de inbreng van de docenten. Na bestudering van de cv’s van de docenten en op basis van de gesprekken met studenten en docenten oordeelt het auditteam dat de opleidingen beschikken over docenten met actuele kennis van de praktijk doordat docenten naast een (kleine) onderwijsaanstelling een baan in het relevante werkveld hebben. Daarnaast nemen docenten deel aan contractactiviteiten van het Seminarium voor Orthopedagogiek en blijven op deze manier op de hoogte van actuele ontwikkelingen in de beroepspraktijk; kennis die vervolgens wordt doorvertaald naar de beroepspraktijk. Studenten en alumni tonen zich in de gesprekken met het auditteam en in de Quickscan zeer tevreden met de docenten en de verbinding die zij leggen tussen de theorie en de praktijk. Gezien deze signalen vanuit de studenten en de cv’s van de betrokken docenten is het auditteam van oordeel dat het onderwijs verzorgd wordt door docenten die een verbinding leggen met de beroepspraktijk. Conclusie: Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam op dit facet tot het oordeel goed.
Kwantiteit personeel (facet 3.2) Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Bevindingen: • Het docententeam van de masteropleidingen SEN bestaat uit 195 docenten, in totaal 100,1 fte (waarvan 92,71 fte vast en 7,39 fte op tijdelijke basis). Per leerroute zijn er drie vaste docenten in het kerndocententeam. Daarnaast bestaat het Ondersteunend en Beheerspersoneel uit 40 personen met 28,9 fte. De docent-studentratio is vastgesteld op 1:30. De docent-studentratio is gebaseerd op het onderwijs inclusief de tijd voor ontwikkeling en scholing. • De opleidingen SEN:AG en SEN:CG hebben een klein studentenaantal en daardoor een klein docententeam van drie docenten. Het opleidingsmanagement geeft aan dat het moeilijk is om specifieke docenten voor een kleine groep studenten te hebben, maar vindt het belangrijk om de opleidingen in stand te houden. Voor specifieke vakkennis maken de opleidingen SEN:AG en SEN:CG gebruik van gastdocenten, bijvoorbeeld voor audiologie en moedertaalverwerving, zo deelt het opleidingsmanagement mee. Studenten bevestigen dit in de gesprekken. Door het kleine aantal docenten in het team van SEN:AG en SEN:CG komt het voor dat studenten SEN:AG en SEN:CG tijdens de Educational Research worden begeleid door docenten uit een ander vakgebied. Voor het opzetten en uitvoeren van onderzoek levert dit geen problemen op, maar het auditteam vreest dat de vakinhoudelijke begeleiding zou kunnen achterblijven. De docenten vertellen desgevraagd dat zij de benodigde kennis en informatie hiervoor uitwisselen met de expertisecentra. • In de formatie van het onderwijspersoneel is 70 procent bestemd voor onderwijsuitvoering, begeleiding, voorbereiding en correctie. De overige 30 procent is verdeeld in 10 procent management en beheerstaken, 10 procent innovatietijd en 10
42/101
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
•
•
•
•
procent professionaliseringstijd. Alle docenten die ontwikkeltaken verzorgen, beschikken over innovatietijd. De opleidingen geven aan dat veertig procent van de docenten binnen tien jaar met pensioen gaat. In sommige regio’s is dat meer dan 60 procent. De gemiddelde leeftijd voor het gehele docentencorps ligt op 52 jaar. Vanaf 2008 is er een ‘High Potential’programma gestart om jaarlijks vijf tot tien ‘high potentials’ te werven. Het ziekteverzuim van de docenten over de laatste drie jaar ligt gemiddeld op 3,3 procent. Voor het ondersteunend personeel is dit 4,1 procent. Dit ligt onder het gemiddelde van de Faculteit Educatie. Uit de Quickscan Docent blijkt dat docenten de werkdruk hoog vinden. Zij vinden dat ze formeel te weinig uren krijgen voor de werkzaamheden, vooral voor het begeleiden van studenten (in het bijzonder tijdens de Educational Research). De opleidingen geven aan dat zij maatregelen hebben genomen om de werkdruk te verlagen door het bijstellen van normuren, bewaken dat er niet meer wordt gewerkt dan de aanstellingsomvang, bijhouden van de taakkaarten en beleidsontwikkeling voor ‘leeftijdfasebewustpersoneelsbeleid’ en planning voor een evenwichtige opbouw van het personeelsbestand. In de nota Denken in doelen gaan de opleidingen in op het terugdringen van de werkdruk. In het gesprek met de regiomanagers/studieleiders werd in dat verband gewezen op het beperken van administratieve taken door ICTondersteuning. Studenten zijn tevreden over de bereikbaarheid van docenten, zo valt af te leiden uit de Quickscan Student (een score van 3,7 op een vijfpuntsschaal). Uit de HBO-Monitor 2008 blijkt dat alumni eveneens positief oordelen over de beschikbaarheid van docenten (een score van 7,4 op een tienpuntsschaal). Dit beeld komt overeen met de gesprekken die het auditteam had met studenten en alumni.
Overwegingen: Het auditteam is van oordeel dat er voor de voltijd- en deeltijdopleiding SEN:LSO voldoende personeel wordt ingezet voor de uitvoering van het onderwijs. Uit de gesprekken met studenten en alumni heeft het auditteam kunnen opmaken dat studenten tevreden zijn over de beschikbaarheid en bereikbaarheid van de docenten. Door het geringe aantal studenten SEN:AG en SEN:CG is het docententeam voor die opleidingen klein. Het auditteam vindt het positief dat de opleidingen de afweging maken om ondanks de kleine instroom wel specifieke docenten voor deze vakgebieden aan te stellen. Daarnaast constateert het auditteam dat de opleidingen op het juiste moment externe expertise inhuren. Studenten waarderen dit zeer. Door het kleine docententeam krijgen niet alle studenten SEN:AG en SEN:CG tijdens de uitvoering van de Educational Research begeleiding van een docent met ruime ervaring in het domein. Het auditteam is van mening dat daardoor de vakinhoudelijke begeleiding kan achterblijven. Conclusie: Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot het oordeel goed voor de opleidingen SEN:LSO en gezien de laatste kritische opmerking in de overwegingen tot het oordeel voldoende voor de opleidingen SEN:AG en SEN:CG.
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
43/101
Kwaliteit personeel (facet 3.3) Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Bevindingen: • Door de verandering van Hogeschool Utrecht tot een kennisonderneming met een toename van het aantal masteropleidingen dienen docenten hoger te zijn opgeleid. Het Seminarium voor Orthopedagogiek neemt daarom uitsluitend hoger opgeleiden aan, met name jongere academisch gevormde ‘high potentials’ met voldoende ervaring in het (speciale) educatieve beroepenveld, aldus de opleiding. • Bijna elke docent heeft een masteropleiding afgerond. De procentuele verdeling van het opleidingsniveau van het docententeam is: 1% dr., 42% drs., 57% Ma en eerstegraadsbevoegdheid. Drie docenten in vaste dienst hebben geen masteropleiding. Alle docenten beschikken over didactische ervaring vanuit de vooropleiding en hebben ervaring in het onderwijs. Docenten met een kleine aanstelling van minder dan 0,4 fte beschikken over specialistische kennis rond thema’s relevant voor het domein Speciaal Onderwijs. • Voor de huidige docenten is de eis van Hogeschool Utrecht dat alle docenten in 2014 een mastergraad hebben. Daarnaast is het streven dat twintig procent van de docenten in 2017 is gepromoveerd of bezig is met een promotietraject. Op het moment van de visitatie volgen zeven docenten een promotietraject en twee docenten een prepromotietraject (een voorbereiding op het promotietraject van één jaar). Het opleidingsmanagement geeft aan dat het aantal gepromoveerden wil verhogen door samenwerking met de Universiteit Utrecht voor de huidige docenten en het werven van gepromoveerden als nieuwe docenten. Het Seminarium voor Orthopedagogiek ondersteunt promotietrajecten door promotievouchers. • De opleidingen geven aan dat de docenten beschikken over coachings-, begeleidings- en expertcompetenties rond het domein Speciaal Onderwijs. Voor elke masteropleiding SEN, elk domein en elke leerroute beschikken docenten over specifieke competenties. Het auditteam heeft dit teruggezien in de cv’s van de docenten. • Docenten worden geschoold in: - het opzetten, uitvoeren en begeleiden van onderzoek; - het beoordelen van prestaties; - coachen; - het werken met de elektronische leeromgeving. Per regio worden hoofddocenten als zogenoemde ‘experts’ aangewezen die geprofessionaliseerd worden ten aanzien van bijvoorbeeld ICT of onderzoek. Deze docenten dragen de kennis over op de andere docenten in de regio via kernteam- en intervisiebijeenkomsten. De kennis wordt op deze manier als een olievlek verspreid, aldus de docenten. Op het gebied van onderzoek doen en studenten kunnen begeleiden en beoordelen bij onderzoek constateert het auditteam dat de opleidingen zich in een groeiproces bevinden in de professionalisering van docenten. De opleidingen geven aan dat vanwege de grootte van het personeelsbestand (195 docenten, 100,1 fte) er enige tijd overheen gaat voordat alle docenten voldoende geprofessionaliseerd zijn in het uitvoeren van onderzoek en het begeleiden van studenten daarin. De opleidingen melden
44/101
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
•
• •
•
•
dat deze professionalisering van docenten een speerpunt is. Hetzelfde ontwikkelpunt geldt voor het beoordelen van prestaties. De opleidingen melden dat in intervisiebijeenkomsten aandacht wordt besteed aan de manier waarop docenten prestaties moeten beoordelen. Het personeelsbeleid van het Seminarium voor Orthopedagogiek gaat uit van Resultaat Gericht Werken (RGW), competentieontwikkeling en professionalisering (kennisdeling, innovatie en onderzoek). In periodieke RGW-gesprekken spreken docenten met de leidinggevende een persoonlijk ontwikkelingstraject af en bewaken dat. Dit geldt voor zowel docenten met een grote aanstelling als voor docenten met een kleine aanstelling, constateert het auditteam. In de RGW-gesprekken legt de docent verantwoording af over zijn professionalisering. Ook kan hij zijn voorkeur uitspreken voor een bepaalde taak in het kader van taakdifferentiatie. In de taakomvang van een docent is 10% gereserveerd voor professionalisering. Bij een 1 FTE omvang is dit 166 uur op jaarbasis. Voor hun scholing kunnen docenten gebruik maken van professionaliseringsgidsen. De Professionaliseringsgids 2009-2010 bijvoorbeeld geeft een basisprogramma in de regio’s en een expertprogramma op landelijk niveau, onder leiding van de expertisecentra binnen het OOC. Voorbeelden hiervan zijn: Basiscursus methoden van onderzoek, Publiceren en Netwerkbijeenkomsten. Het docententeam neemt deel aan twee centrale docentdagen. Tijdens deze dagen worden gemeenschappelijke onderwerpen aan de orde gesteld waarbij externe gastsprekers, lectoren en/of docenten een bijdrage leveren. In een contractgesprek, een functionerings- en beoordelingsgesprek worden zowel de persoonlijke ontwikkeling van het personeelslid als de bijdrage aan de organisatiedoelen vastgelegd. Deskundigheidsbevordering vindt daarnaast plaats door het bijhouden van de vakliteratuur, het bijwonen van congressen en studiedagen, deelname van docenten in de lectoraten, door promotietrajecten en door deelname aan innovatieprojecten, zoals Lees Interventie Trajecten en de ontwikkeling van een rekenprotocol (ERWD/dyscalculie). Studenten en alumni met wie het auditteam sprak zijn zonder meer positief over de vakinhoudelijke en didactische kwaliteiten van de docenten. Studenten en alumni melden dat de docenten enthousiasmerend, inspirerend en goed theoretisch onderlegd zijn. Zij weten de studenten te boeien en uit te dagen (“Zo’n docent audiologie. Daar kom ik voor”). Daarbij treden de docenten met specifieke vakkennis en nieuwe inzichten buiten de gebaande paden, zo meldt een student uit de leerroute gedragsproblemen. Hetzelfde positieve beeld komt naar voren uit de Quickscan Student. Daaruit blijkt dat studenten zeer tevreden zijn over de didactische en inhoudelijke kwaliteiten van de docenten (scores van 3,9 tot 4,3 op een vijfpuntsschaal). Ook uit de HBO-Monitor 2008 blijkt dat alumni positief zijn over de didactische vaardigheden en inhoudelijke deskundigheid van de docenten (scores van 7,3 – 7,7 op een tienpuntsschaal).
Overwegingen: Het auditteam constateert dat studenten en alumni zeer positief zijn over de kwaliteit van de docenten. Uit bestudering van de cv’s en de gesprekken met docenten en studenten blijkt dat de docenten voldoende gekwalificeerd zijn voor de inhoudelijke, onderwijskundige en
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
45/101
organisatorische realisatie van de programma’s. De kwaliteit wordt voldoende gemonitord en voldoende geborgd. Het auditteam oordeelt dat de opleidingen nog meer moeten investeren op het gebied van de kennis en ervaring met onderzoek van de docenten en het beoordelen van de prestaties. Wat betreft dit laatste is er naar de mening van het auditteam nog een slag te maken waar het gaat om een betere onderlinge afstemming. Het auditteam vindt het daarom positief dat de opleidingen expliciete aandacht hebben om het expertiseniveau van docenten op die gebieden te verhogen. Hoewel het management belijdt dat professionalisering op onderzoeksgebied erg belangrijk is, dient naar de mening van het auditteam op korte termijn meer geïnvesteerd te worden in onderzoekscompetenties bij de opleiders. Conclusie: Op grond van de kritische opmerkingen in de bovenstaande overwegingen komt het auditteam voor alle opleidingen tot het oordeel voldoende op dit facet. Samenvattend oordeel Personeel Alle facetten zijn ten minste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Inzet van personeel’ positief.
2.4
Voorzieningen
Materiële voorzieningen (facet 4.1) De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Bevindingen: • Het huisvestingsbeleid van het Seminarium voor Orthopedagogiek is gebaseerd op het beleid van de Faculteit Educatie en van Hogeschool Utrecht en is beschreven in het Strategisch beleidsplan FE 2008-2012 (okt 2007). Het huisvestingsbeleid van Hogeschool Utrecht voor de periode 2003 – 2012 is vastgelegd in Meer met minder ruimte. • Het Seminarium voor Orthopedagogiek is een landelijk opleidingsinstituut dat gehuisvest is in de Faculteit Educatie van Hogeschool Utrecht met daarnaast regiokantoren in Amsterdam, Arnhem, Doetinchem, Den Haag, Enschede, Haren (Gr.), Maastricht, Rotterdam, Utrecht, Vlissingen en Zwolle. Bij de opleidingsplaatsen maken de opleidingen gebruik van de huisvestingsmogelijkheden van de door de minister van OC&W aangewezen opleidingsplaatsen. Uit het gesprek met de regiomanagers maakt het auditteam op dat het aantal locaties in de toekomst terug wordt gebracht in verband met de kosten. De regiomanagers en studieleiders zijn verantwoordelijk voor de voorzieningen in de regio. • Docenten met een aanstelling van minimaal 0,6 fte hebben op hun vaste werkplek de beschikking over een pc. Docenten met een kleinere aanstelling hebben een flexplek op de regionale opleidingslocatie. • De elektronische leeromgeving (ELO) neemt een belangrijke plaats in het onderwijsprogramma. Sinds 2006 is dit het hogeschoolnetwerk Sharepoint. Alle
46/101
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
•
•
•
•
onderwijsactiviteiten vinden plaats in de elektronische leeromgeving via Sharepoint. De elektronische leeromgeving is ingericht per leerroute van de student. In de elektronische leeromgeving bevindt zich studiemateriaal afgestemd op de route van de student en geordend naar periode en door docenten geplaatst aanvullend studiemateriaal. Studenten kunnen zelf studiemateriaal plaatsen, opdrachten inleveren en digitaal aan groepsopdrachten werken. Studenten krijgen een introductie en training in het gebruik van de elektronische leeromgeving, het digitaal portfolio en intranet. Studenten werken met een digitaal portfolio. Aan de hand hiervan heeft de student gesprekken met de studiebegeleider die zich richten op ervaringen, plannen en reflectie. Tot nu toe maken de opleidingen gebruik van een inleverbox, maar per 2010 gaat het Seminarium voor Orthopedagogiek over op WinVision, dat gebruiksvriendelijker is. Gegevens over cijfers, studievoortgang en toetsing worden bijgehouden via OSIRIS (Onderwijs en Studenten Informatie, Registratie en Inschrijf Systeem). Elke student heeft toegang tot OSIRIS via internet. Studenten hebben een eigen hogeschool e-mailadres. Contacten met medestudenten en docenten vinden onder andere plaats via e-mail. Het intranet is vanuit huis te bereiken. De Faculteit Educatie beschikt over een mediatheek met boeken, tijdschriften, lesmethoden, audiovisueel materiaal en digitale bronnen zoals (internationale) databanken. Studenten en docenten kunnen deze digitale bronnen inzien via internet. Studenten hebben daarnaast via de website inzage in gedigitaliseerde catalogi van alle faculteiten van Hogeschool Utrecht en Universiteit Utrecht. Artikelen en boeken die niet in de eigen collectie zitten, kunnen tegen een geringe vergoeding via interbibliothecair leenverkeer worden aangevraagd. Studenten in de verschillende regio’s kunnen op deze manier beschikken over materiaal uit de mediatheek. Daarnaast kunnen zij gebruik maken van de onderwijswerkplaatsen van pabo’s met wie het Seminarium voor Orthopedagogiek samenwerkt, zo blijkt uit de gesprekken. Studenten kunnen gratis gebruik maken van de bibliotheek en de uitleenfaciliteiten van Universiteit Utrecht. Uit de Quickscan Student 2008-2009 blijkt dat studenten niet voldoende tevreden zijn over de uitrusting in lokalen en de uitrusting van studieplekken. De opleidingen scoren hier onder de streefwaarden. De opleidingen hebben als streefdoel om alle voorzieningen op de leslocaties op het niveau van de Faculteit Educatie te brengen. De opleidingen geven aan dat alle leslocaties nu zijn uitgerust met één of meer smartboards. Uit de Rapportage Significante verschillen 2008 blijkt dat studenten van de locaties Maastricht, Arnhem, Middelburg en Zwolle een iets hogere score geven dan studenten in Rotterdam, Utrecht, Enschede, Amsterdam, Den Haag en Groningen. Het auditteam heeft in de gesprekken met studenten en alumni geen signalen opgevangen over ontevredenheid. Alumni melden dat zij digitaal over alle media konden beschikken. Alumni hadden wel problemen met inloggen in de elektronische leeromgeving en het gebruik ervan, maar dat is later in de opleiding verbeterd.
Overwegingen: Uit de gesprekken en het materiaal dat de opleidingen beschikbaar hebben gesteld maakt het auditteam op dat de voorzieningen van de regiokantoren toereikend zijn voor de programma’s. Niet alle regiokantoren scoren voldoende volgens de studenten in de
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
47/101
Quickscan Student van 2008. Het auditteam vindt het positief dat dit de aandacht heeft van de opleidingen en dat er is gewerkt aan verbetering. De digitale voorzieningen hebben een belangrijke plaats in de drie opleidingen. Het auditteam constateert dat de studenten in voldoende mate kunnen beschikken over vakliteratuur door de uitgebreide informatie in de elektronische leeromgeving, de mogelijkheid om via internet literatuur aan te vragen en door het kunnen gebruiken van de onderwijswerkplaatsen van pabo’s. Conclusie: Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam op dit facet tot het oordeel goed.
Studiebegeleiding (facet 4.2) De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Bevindingen: • De opleidingen onderscheiden twee typen begeleiding: inhoudelijke begeleiding en begeleiding bij persoonlijke (studie)problemen. De opleidingen gaan uit van de eigen verantwoordelijkheid van de student. Zij kunnen voor advies en informatie terecht bij een studiebegeleider en een studentdecaan. Daarnaast is er een Bureau studentpsychologen. Voor studenten met een beperking bestaat er aparte ondersteuning. • Elke student krijgt een vaste studiebegeleider bij wie hij terecht kan met vragen en problemen. De student heeft minimaal drie begeleidingsgesprekken per jaar. De studiebegeleider volgt de ontwikkeling van de student, bespreekt studieresultaten en verwijst de student waar nodig door naar de decaan. Tevens begeleidt hij de student met de Educational Research en bij de uitvoering van het programma zoals de eerste leerteambijeenkomst en de keuzeruimte. De volgende leerteambijeenkomsten organiseren de studenten zelf, maar de studenten geven aan dat de studiebegeleider aanschuift bij het leerteam als zij meer begeleiding wensen. Bij de begeleiding in de leerteams volgt de docent de student. Docenten in een leerroute bekijken samen welke leerteams of welke studenten meer begeleiding nodig hebben en hebben daar onderling overleg over, zo vertellen de docenten. Voor de voltijdse variant van SEN:LSO geldt daarnaast dat de studiebegeleider de student eenmaal bezoekt op de werkplek/praktijkoriëntatie. • De begeleiding voor de Educational Research vindt plaats op initiatief van de student. Hij/zij wordt begeleid via e-mailcontact en kan een persoonlijk gesprek aanvragen waarin de voortgang van het onderzoek aan de docent wordt voorgelegd. Vooral in de opstartfase van de Educational Research is de begeleiding intensief, zo vertellen de studenten.
48/101
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
•
•
•
Studenten houden een digitaal ontwikkelingsgericht portfolio bij op basis van de eindkwalificaties. Hierin geeft de student zijn studieontwikkeling weer: de eigen competenties, leervragen, prestaties, feedback op prestaties, beoordelingen en eigen reflecties. Uit de gesprekken blijkt dat het portfolio op het moment van de visitatie bestaat uit een inleverbox (digitale opslagplaats) met daarin alle prestaties van de student met feedback van de docent. De docenten zien in deze inleverbox alle materialen van alle studenten van de leerroute. De opleidingen gaan in 2010 over op een nieuw portfoliosysteem WinVision, waardoor beter zichtbaar wordt hoeveel begeleiding er is gegeven en welke feedback de docent precies heeft gegeven. Studenten en alumni melden het auditteam dat het voor hen onduidelijk is wat de functie van het portfolio is. Het biedt volgens hen geen meerwaarde om in een portfolio nogmaals te reflecteren, omdat zij dit bij elke prestatie al doen. Echter het gaat bij het portfolio om de totale competentieontwikkeling in de gehele opleiding en niet om enkele deelcompetenties zoals bij de prestaties. De opleidingen informeren studenten over de studie via de krant van Hogeschool Utrecht, Trajectum, de studiegids, de studiehandleidingen van de onderwijseenheden, Sharepoint en Osiris. Voor vragen over inschrijving, studievoortgang, afstuderen en uitschrijven kunnen studenten terecht bij het Studenten Informatiepunt (STIP). Roosters worden gepubliceerd op internet. Omdat docenten geen vaste werkplek hebben, kunnen studenten contact met hen opnemen voor en na college of via e-mail of telefoon. De contactgegevens kunnen studenten vinden op Sharepoint. Uit de Quickscan 2008-2009 blijkt dat studenten over het algemeen tevreden zijn over de studiebegeleiding. Studenten zijn uitermate positief over het persoonlijk contact met de docenten (score van 4,6 op een vijfpuntsschaal). Studenten zijn niet tevreden over de begeleiding bij het digitaal portfolio. Uit onderzoek door de opleidingen blijkt dat studenten het werken met het digitaal portfolio als te ingewikkeld ervaren. De opleidingen stappen over op een eenvoudiger portfolio. Daarnaast heeft de regio Utrecht een student-volg-afstemmingsmodel ontwikkeld om de studievoortgang van de student beter in kaart te brengen. Na evaluatie van deze pilot wordt het model ingezet in alle regio’s. Uit de gesprekken blijkt dat de studenten en alumni tevreden zijn met de begeleiding die zij krijgen en met name het maatwerk dat de docenten leveren.
Overwegingen: Het auditteam constateert na bestudering van het materiaal en de gesprekken dat de opleidingen de studiebegeleiding op een duidelijke manier hebben vormgegeven. Het is voor de studenten inzichtelijk bij wie zij terecht kunnen voor vragen en problemen. Zij zijn daarbij in eerste instantie zelf verantwoordelijk. Het docententeam van een leerroute houdt de vinger aan de pols door gezamenlijk overleg. Het auditteam is van mening dat de studiebegeleiding aansluit bij het type student en concludeert dat er waar nodig voldoende begeleidingsmogelijkheden voor handen zijn. Het gebruik van het digitaal portfolio als studievoortgangsinstrument is voor de studenten niet altijd voldoende duidelijk, maar het auditteam gaat er vanuit dat dit met het nieuwe digitale systeem wordt verbeterd. Studenten zijn tevreden over de begeleiding van docenten.
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
49/101
Het auditteam heeft tijdens de visitatie inzage gehad in Sharepoint en in de elektronische leeromgeving en heeft zo kunnen vaststellen dat studenten op een adequate manier worden geïnformeerd over de studie, zowel organisatorisch als onderwijsinhoudelijk. Conclusie: Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot het oordeel goed op dit facet. Samenvattend oordeel Voorzieningen Alle facetten zijn ten minste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Voorzieningen’ positief.
2.5
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten (facet 5.1) De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Bevindingen: • De kwaliteitszorg van de opleidingen sluit aan bij het hogeschoolbrede kwaliteitsbeleid en is beschreven in het Kwaliteitsmanagementplan Seminarium voor Orthopedagogiek 2009-2011. Het kwaliteitsplan wordt tweejaarlijks bijgesteld. De belangrijkste uitgangspunten van de kwaliteitszorg binnen het Seminarium voor Orthopedagogiek zijn: - kwaliteit is waarmaken wat je belooft; - werken aan kwaliteit gaat volgens de Plan, Do, Check & Act-cyclus; - kwaliteitszorg is licht en maakt deel uit van het dagelijkse werk; - het externe doel van kwaliteitszorg is accreditatiewaardigheid. In het Kwaliteitsmanagementplan zijn de visie, de uitgangspunten en functies met betrekking tot de kwaliteitszorg opgenomen. De opleiding heeft de kwaliteitszorg opgebouwd rond het accreditatiekader en de accreditatiecyclus. In het jaarlijkse ondernemingsplan worden de concrete activiteiten en verbeteracties benoemd. • Een aantal beleidsdocumenten is richtinggevend voor het kwaliteitsbeleid van de opleiding, te weten: Uitgangspunten Hogeschool Kwaliteitszorg, januari 2002, Accreditatieprotocol Hogeschool Utrecht, oktober 2005, Auditprotocol Hogeschool Utrecht, november 2005, HU-beoordelingskader Masteropleidingen, november 2006, Faculteitsbeleidsplan Kwaliteitszorg en het Kwaliteitsmanagementplan Seminarium voor Orthopedagogiek, 2009-2011. • De opleidingen hebben toetsbare streefdoelen in het Kwaliteitsmanagementplan opgenomen: de streefnorm is een 3,5 op een 5-puntsschaal. Een gemiddelde van 3,0 tot en met 3,5 beschouwen de opleidingen als redelijk, maar niet uitgesproken positief. Gemiddelde scores lager dan 3,0 worden aangeduid als verbeterpunt. De streefnorm op een 10-puntsschaal is een 7,0 of hoger. Een gemiddelde tussen de 6 en 7 is voldoende. Een waarde lager dan 6,0 is onvoldoende en leidt tot verbetermaatregelen. De opleidingen hebben als streefnorm voor de respons op de evaluaties een percentage van ten minste 30% gesteld.
50/101
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
•
•
De opleidingen worden geëvalueerd aan de hand van de cyclus van interne en externe audit en periodieke evaluaties onder studenten en docenten. Uitkomsten van evaluaties worden besproken in de managementteams, de regionale kernteams van docenten, de docententeams, de expertisecentra en in het landelijk overleg van studieleiders. Formulering van verbeteractiviteiten gebeurt in de teamplannen van de regio’s en in het OOC-beleidsplan. De opleidingen maken gebruik van verschillende evaluatie-instrumenten, zoals: - Quickscan Student (twee keer per collegejaar); - Quickscan Docent (twee keer per collegejaar); - evaluatie onderwijseenheid/docent (regionaal); - periodiek overleg van coaches (maandelijks); - Werkbelevingsonderzoek Hogeschool Utrecht (tweejaarlijks); - Klachtenrapportage (jaarlijks verslag); - HBO-Monitor; - interne audit.
Overwegingen: Op basis van de bestudeerde documenten stelt het auditteam vast dat de opleidingen een adequaat kwaliteitszorgbeleid en kwaliteitszorgsysteem hanteren om de kwaliteit van het onderwijs te bewaken. De opleidingen leggen de kwaliteitsplanning vast en maken gebruik van diverse evaluatie-instrumenten om het onderwijs te evalueren aan de hand van toetsbare streefdoelen. Er wordt gemeten op basis van realistische, meetbare streefcijfers. Het auditteam stelt vast dat relevante aspecten van de opleidingen in één of meer evaluaties worden bevraagd. Het auditteam is tevens van mening dat er valide en betrouwbare meetinstrumenten worden gebruikt. De opleidingen formuleren verbeteracties en voeren deze uit. Conclusie Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam op dit facet tot het oordeel goed.
Maatregelen tot verbetering (facet 5.2) De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Bevindingen: • Het Seminarium voor Orthopedagogiek neemt deel aan de planning en control-cyclus van Hogeschool Utrecht. De faculteitsdirecteur maakt afspraken met de instituutsdirecteur op basis van een activiteitenplan en een jaarkalender. In het activiteitenplan staan doelen en resultaten die de opleiding wil behalen beschreven. De voortgang van de uitvoering rapporteert de instituutsdirecteur aan de faculteitsdirectie middels managementrapportages. Hierin is de stand van zaken op basis van de PDCAcyclus beschreven. De instituutsdirecteur is verantwoordelijk voor de uitvoering van de kwaliteitszorg en leidt en stuurt het kwaliteitsproces, in samenspraak met het
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
51/101
•
•
•
•
kernmanagementteam. De uitvoering is in handen van de regiomanagers en de studieleiders. Het Seminarium voor Orthopedagogiek werkt met een stoplichtsysteem om de mate van urgentie aan te duiden. Resultaten van (schriftelijke) evaluaties worden besproken in het OOC, de expertisecentra, de docententeams, in het studieleidersoverleg, in de regio, met de klankbordgroepen waaraan de studenten deelnemen en in de staf. De resultaten worden geanalyseerd door het OOC en op basis daarvan worden verbeteracties voorgesteld. De evaluaties van onderwijseenheden en docentevaluaties worden geanalyseerd door de regiomanagers. Individuele verbeterpunten bespreekt de regiomanager in het RGWgesprek met de docent. Andere verbeterpunten geeft de manager door aan het OOC. De vorige visitatie vond plaats in 2005. Er waren destijds kanttekeningen bij het niveau van de inbreng van de eigen praktijksituaties in de Educational Research, de transparantie in de samenhang en de transparantie in de keuze voor leerroutes. Om de leerroutes voor studenten beter inzichtelijk te maken, hebben de opleidingen deze versoberd. Het aantal leerroutes wordt beperkt terwijl binnen de specialisaties de keuzemogelijkheden voor de studenten worden uitgebreid. Daarnaast is er een digitale routeplanner ontwikkeld om het keuzeproces te ondersteunen. In het document Voortgang Verbeteractiviteiten 2009-2010 zijn voorbeelden te vinden van verbeteracties als gevolg van evaluaties. Zo is de samenhang verbeterd door het verwijderen van overlap in de elektronische leeromgevingen en is de aansluiting van de eerste op de tweede fase verbeterd. De studeerbaarheid is verbeterd door bij de voorlichting meer nadruk te leggen op studielast en planning en het opnemen in de elektronische leeromgeving van een planningsdocument. Voor de toetsing is de implementatie van een centraal ontwikkeld beoordelingsformulier van belang geweest. Ten slotte kan gewezen worden op het hiervoor genoemde verbeteren van het digitale portfolio. Vanuit de alumni werd opgemerkt dat bij gebleken ontevredenheid over een docent in een bepaalde leerroute deze docent niet meer als docent is opgetreden. Studieleiders wezen op de verbeterde begeleiding onder meer door de invoering van een startassessment. Terugkoppeling van de resultaten aan studenten gebeurt individueel (op aanvraag), via de opleidingscommissie en via de klankbordgroepen. Studenten en alumni geven aan dat zij verbeteringen in de praktijk terugzien.
Overwegingen: De opleidingen beschikken over een duidelijke procedure voor het uitvoeren van verbeteractiviteiten. Daarbij wordt de PDCA-cyclus doorlopen. Taken en verantwoordelijkheden met betrekking tot de uitvoering van de kwaliteitszorg zijn helder. Op grond van het bestudeerde materiaal en de gesprekken met docenten en studenten stelt het auditteam vast dat de opleidingen verbeteringen doorvoeren naar aanleiding van evaluaties. Conclusie Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam op dit facet tot het oordeel goed.
52/101
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld (facet 5.3) Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Bevindingen: • Medewerkers hebben via overleg invloed op het beleid. Hiervoor zijn vergaderingen van docenten, kernteams en kenniscentra vastgesteld. Daarnaast worden er medewerkerstevredenheidsonderzoeken en quickscans uitgevoerd en studiedagen georganiseerd. Docenten zijn verder betrokken bij de uitvoering van verbeteractiviteiten. • Studenten worden betrokken door de Quickscan Student die twee keer per jaar wordt gehouden en evaluaties van onderwijseenheden en docenten. Daarnaast participeren studenten in een gemeenschappelijke opleidingscommissie (GOC) of medezeggenschapsraad. Studenten nemen in de eigen regio deel aan klankbordgroepen voor het delen van ervaringen met de opleidingen, het bespreken van het onderwijsconcept, de uitvoering en de uitkomsten van de quickscans. Deze leveren input voor de GOC. Alumni merken daarbij op dat de aandacht voor het bestaan van de klankbordgroepen kan worden vergroot. Studenten hebben via de GOC of de medezeggenschapsraad gevraagd en ongevraagd een inbreng in het beleid en in de kwaliteitszorg. De GOC controleert de kwaliteit van het onderwijs en adviseert over besluiten van het management. De GOC vergadert vier keer per jaar. Naast formele evaluaties zien de opleidingen de dagelijkse input van studenten als belangrijke informatiebron. • Het werkveld wordt bij de kwaliteitszorg betrokken via de beroepenveldcommissie, die vier keer per collegejaar met het instituut overlegt over beroepsvisie en beroepsontwikkelingen. De commissie adviseert de opleidingen over de kwaliteit van het onderwijs: doelstellingen en eindtermen, de aansluiting opleiding en beroepenveld, nieuwe ontwikkelingen in het beroepenveld en knelpunten in de relatie opleidingberoepenveld. In landelijk verband wordt maandelijks overlegd met de twee andere masteropleidingen SEN in Nederland. Leden van de beroepenveldcommissie melden het auditteam dat het Seminarium voor Orthopedagogiek oog heeft voor wat het werkveld belangrijk vindt. • In 2005-2006 zijn de eerste masterstudenten afgestudeerd. Deze alumni worden geraadpleegd via de HBO-Monitor (vanaf 2008), daarnaast worden zij door de regio’s uitgenodigd bij themadagen en conferenties. De opleidingen schrijven dat er een actief regionaal alumnibeleid is. Regio Utrecht heeft twee alumnibijeenkomsten in 2008-2009 georganiseerd. In andere regio’s wordt gewerkt met kwaliteitskringen waarin alumni bijeenkomen en ervaringen uitwisselen. Dit gebeurt in een digitale omgeving en in bijeenkomsten. De voltijdopleiding houdt jaarlijks een alumnidag. Daarnaast zetten de opleidingen een alumnivereniging op in 2010. Binnen de Faculteit Educatie worden voorbereidingen getroffen om binnen de WEB-omgeving van Hogeschool Utrecht een alumnisite in te richten. Alumni die eerder afgestudeerd zijn zullen via advertenties worden uitgenodigd om lid te worden van de vereniging. Ook binnen Hogeschool Utrecht wordt (nieuw) alumnibeleid ontwikkeld. Afhankelijk van het tempo van die ontwikkeling wordt binnen het Seminarium voor Orthopedagogiek besloten wanneer de alumnivereniging start. Dat besluit wordt uiterlijk december 2010 genomen.
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
53/101
•
Studenten zijn tevreden over de mate waarin zij bevraagd worden over de kwaliteit van het onderwijs (score van 3,4 op een vijfpuntsschaal). Negentig procent van de respondenten wil op de hoogte gehouden worden van de resultaten van de quickscans en ontvangt een samenvatting.
Overwegingen: Het auditteam stelt vast dat de opleidingen de belanghebbenden bij de kwaliteitszorg van het onderwijs betrekken door tevredenheidsonderzoeken, quickscans, overleg en bijeenkomsten. De alumnivereniging staat nog in de kinderschoenen, maar het auditteam is van mening dat alumni door de HBO-Monitor en een actief alumnibeleid in de regio voldoende bij de kwaliteitszorg van de opleidingen worden betrokken. Conclusie: Op basis van bovenstaande bevindingen en overwegingen komt het auditteam tot het oordeel goed op dit facet. Samenvattend oordeel Interne kwaliteitszorg Alle facetten zijn ten minste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Interne kwaliteitszorg’ positief.
2.6
Resultaten
Gerealiseerd niveau (facet 6.1) De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Bevindingen: • De student behaalt zijn masterdiploma SEN als alle 60 EC van het opleidingsprogramma voldoende zijn afgerond en daarmee alle eindkwalificaties zijn behaald. Eén van de onderdelen van het programma is de afsluitende masterproef, bestaande uit het onderzoeksverslag van de Educational Research en de verantwoording van het portfolio. De masterproef wordt gepresenteerd aan een forum van externe deskundigen. • Bij de deeltijdopleidingen wordt het onderzoeksverslag afgerond met een reflectieverslag, waarbij de student het onderzoek relateert aan de eindkwalificaties. In de voltijdopleiding schrijven de studenten ter afsluiting een reflectief essay aan de hand van de eindkwalificaties. Hierin geeft de student aan welke rol de opleiding heeft gespeeld in zijn ontwikkeling en hoe dit zichtbaar is geworden in de praktijk. De student moet daarbij ook verwijzen naar de Educational Research in relatie tot de eindkwalificaties aan de hand van het portfolio. In het portfolio heeft de student prestaties opgenomen met feedback en beoordeling door de docent en feedback van medestudenten en het werkveld. • De beoordeling van de masterproef gebeurt op basis van een uitgebreid standaard beoordelingsformulier met een schriftelijke toelichting van de beoordelaar. Docenten die de masterproef beoordelen, worden daarvoor geschoold. Het beroepenveld geeft geen
54/101
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
•
•
beoordeling, maar is betrokken door het bijwonen van de presentaties en het geven van feedback. De examencommissie functioneert mede als bewaker van het eindniveau. Het auditteam heeft zesentwintig eindwerkstukken en beoordelingen bekeken (in een range van 6 tot 10) verdeeld over de drie opleidingen. Het auditteam heeft de werkstukken op een aantal criteria beoordeeld als: probleemstelling, gebruikte methoden, gebruik relevante literatuur, beantwoording vraagstelling en voldoende masterniveau. De werkstukken zijn wat betreft dit laatste ook beoordeeld volgens de criteria van de Dublin descriptoren voor masteropleidingen. De werkstukken zijn op grond daarvan naar de mening van het auditteam met een enkele uitzondering van voldoende hbomasterniveau. Er is in alle gevallen sprake van actuele onderwerpen op de verschillende terreinen die de opleidingen bestrijken. De werkstukken zijn praktijkgerichte onderzoeken met als doel een probleem in de beroepspraktijk van de student op te lossen. De probleem/vraagstellingen zijn relevant voor het werkveld, actueel en voldoende verantwoord. Ze zijn vrijwel overal ook van voldoende niveau. De opzet en structuur van de werkstukken zijn duidelijk. Er wordt een mix aan onderzoeksmethoden ingezet zoals case study, literatuuronderzoek, interviews, enquêtes, interviews, experimenten, observaties (time sampling bijvoorbeeld) en kwalitatieve effectmeting. De verantwoording voor de keuze van de gebruikte methode is overal aanwezig, maar niet altijd even goed onderbouwd. De vraagstelling wordt overal beantwoord en er worden conclusies getrokken. Deze conclusies zijn niet overal voldoende onderbouwd, bijvoorbeeld doordat de data waarop ze gebaseerd zijn te beperkt zijn als gevolg van een te lage respons bij praktijkonderzoeken. Er wordt in de meeste werkstukken voldoende tot goed gebruik gemaakt van relevante en actuele literatuur. Er wordt in de ogen van het auditteam nog te weinig gebruik gemaakt van buitenlandse literatuur. Dat geldt met name voor de opleiding SEN:AG, omdat Nederlands onderzoek op dat gebied beperkt is. Het management van het Seminarium voor Orthopedagogiek geeft aan dat daarvoor de richtlijnen inmiddels zijn aangescherpt en iedere student minimaal twee internationale bronnen dient te gebruiken. Werkveldvertegenwoordigers met wie het auditteam heeft gesproken, waren positief over de kwaliteit van de afgestudeerden. Afgestudeerden vinden dat opleiding en werk goed aansluiten. Ze waarderen het dat ze een professionalisering hebben ondergaan die zowel voor henzelf als de organisatie van grote waarde is. Ze hebben een stevige dosis kennis opgedaan en zijn in staat breder naar problemen te kijken, de leerling in een context te zien. Er is sprake van een verdiept en verbreed inzicht ten aanzien van het gedrag en de prestaties van kinderen. Met nadruk wordt in dat verband gewezen op het nut van de Educational Research. Door een onderzoeksmatige, kritische benaderingswijze hebben ze een andere blik op de school gekregen. In dat verband wordt ook gewezen op de trend steeds meer opbrengstgericht en evidence based te moeten werken. Werkveldvertegenwoordigers zijn het daarmee eens en wijzen er op dat studenten goed inzetbaar zijn op projectmatige activiteiten. Ze worden gekenmerkt door een pro-actieve, kritische houding en zijn in staat door hun vermogen tot abstraheren, problemen goed te overzien. Studenten kunnen analyseren, hebben diepgang en kunnen complexe problemen oplossen.
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
55/101
•
•
De opleidingen evalueren het eindniveau van studenten met de HBO-Monitor. Daaruit blijkt dat studenten tevreden zijn over de basis voor het starten op de arbeidsmarkt (score van 3,5 op een vijfpuntsschaal), de basis voor het verder ontwikkelen van de competenties (4,0) en op de voorbereiding op de actuele beroepspraktijk (7,1 rapportcijfer). Uit evaluatieverslagen van de opleidingen bij onderwijsinstellingen waar de opleiding in-service wordt uitgevoerd, leidt het Seminarium voor Orthopedagogiek af dat het beroepenveld positief is over het gerealiseerde niveau van afgestudeerden. De belangrijkste beroepen voor afgestudeerden zijn (aan de hand van de HBO-Monitor 2008) leraar primair onderwijs (37%), coördinator/consulent onderwijs (13%), docent speciaal onderwijs (10%), maatschappelijk werker (6%) en schoolbegeleider (5%).
Overwegingen: Het auditteam is van oordeel dat studenten bruikbare eindproducten opleveren van een voldoende niveau, maar dat de methodologische/onderzoeksmatige aanpak nog versterkt kan worden. Het auditteam verwacht een verdere verhoging van het niveau als de ingevoerde verbeteracties waar het gaat om de onderzoekscomponent hun effect gaan sorteren. Het besluit tot verdere versteviging van Educational Research door deze meer direct te relateren aan de prestaties van thema’s, is daarom een goede ontwikkeling, evenals de (verdere) professionalisering van docenten waar het gaat om het begeleiden en beoordelen van praktijkonderzoek. Het auditteam heeft zijn oordeel van de afstudeerwerkstukken gecheckt aan dat van de docenten en is van mening dat in meerdere gevallen de beoordeling door de docenten te hoog is uitgevallen. In een enkel geval kwam het auditteam hoger uit. Zie in dat kader het pleidooi bij facet 2.8 voor een tweede beoordelaar. Het auditteam steunt het in het zelfevaluatierapport genoemde beleidsvoornemen van het Seminarium voor Orthopedagogiek om de betrokkenheid van het werkveld bij het gerealiseerd niveau te versterken door de actieve participatie van het beroepenveld bij de beoordeling van eindproducten. Daarmee wordt ook aan een door studenten geuite wens voldaan. Conclusie: Op basis van de kritische opmerkingen van het auditteam over de gehanteerde methodologie en het gebruik van buitenlandse literatuur, komt het tot het oordeel voldoende als het gaat om de gerealiseerde (basis)kwaliteit en het behaalde niveau.
Onderwijsrendement (facet 6.2) Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Bevindingen • Het Seminarium voor Orthopedagogiek formuleert het onderwijsrendement op basis van landelijke trendcijfers en het beleid vastgelegd in de notitie Sturen op studiesucces 2009. In het ondernemingsplan van het Seminarium voor Orthopedagogiek 2006 en 2007 is het
56/101
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
•
•
•
•
•
•
•
streefcijfer voor het rendement vastgesteld op 65% na 5 jaar. In de zelfevaluatierapportage wordt een streefcijfer genoemd van 58%, uitgaande van een rendementsmeting na 3 jaar. Uit de nagevraagde en gespecificeerde rendementsgegevens blijkt dat bij de deeltijd SEN:LSO geldt dat: - bij cohort 2004 49% binnen 5 jaar afstudeert en nog 3% is ingeschreven; - bij cohort 2005 binnen 4 jaar 54% is afgestudeerde en nog 3% is ingeschreven; - bij cohort 2006 58% binnen 3 jaar is afgestudeerd en nog 7% is ingeschreven; - bij cohort 2007 57% binnen 2 jaar is afgestudeerd en nog 14% is ingeschreven. Voor dit cohort is zeer aannemelijk dat 65% binnen 5 jaar zijn afgestudeerd. Hieruit blijkt dat de rendementen aanzienlijk zijn verbeterd in de afgelopen jaren. Met het cohort 2007 is het zeer aannemelijk dat zal worden voldaan aan het in 2006 vastgestelde streefcijfer van 65% gediplomeerd na 5 jaar. Deze verbetering vond plaats terwijl het opleidingsprogramma werd verzwaard, vanwege de conversie naar een masteropleiding, Bij de voltijdse SEN:LSO bedraagt het rendement van de cohorten 2004, 2005 en 2007 respectievelijk 95%, 94% en 84%. Voor cohort 2008 (54 instromers) is zelfs een percentage van 94% bereikt. Voor de voltijdse opleiding waren in het collegejaar 2006-2007 geen inschrijvingen, derhalve is er geen cohort 2006. De voltijdse en deeltijdse SEN:LSO opleidingen voldoen nu al aan de doelstellingen die Faculteit Educatie stelt voor 2015: 65% afstudeerrendement. Bij de opleidingen SEN:AG en SEN:CG zijn de studentenaantallen zo gering dat er sterke fluctuaties optreden in de rendementsgegevens. Ook is ruis in de cijfers opgetreden doordat studenten konden afstuderen in de opleiding SEN:LSO en in die zin administratief dubbel stonden ingeschreven (afstuderend bij SEN:LSO en uitvallend zonder diploma bij SEN:AG of CG; zo blijkt uit de eigen registratie van Hogeschool Utrecht). Het Instituutsmanagementteam bespreekt jaarlijks de kengetallen (studentaantallen, in regio, leerroutes en opleiding, studievoortgang) naar aanleiding van de notities Trends Seminarium voor Orthopedagogiek. Bij het opstellen van de notitie Sturen op studiesucces is er overleg en inbreng geweest van de beroepenveldcommissie, de beleidsmedewerker kwaliteitszorg, het OOC, de studieleiders van de regio’s en het management. Het sturen op studiesucces zal de komende jaren één van de speerpunten zijn onder andere door het alert reageren op signalen van studievertraging en meer intensieve studiebegeleiding. In het zelfevaluatierapport geeft het Seminarium voor Orthopedagogiek in tabellen per opleiding een overzicht van de instroom, een benchmark met de twee andere opleidingen, rendementsgegevens en uitvalcijfers van de deeltijdopleiding SEN:LSO. Ook voor de voltijd SEN:LSO en voor de SEN:AG en SEN:CG zijn meer specifieke gegevens geleverd op navraag. De opleidingen sturen met name op rendementscijfers, hetgeen niet direct impliceert dat er niet gewerkt wordt aan het voorkomen van studie-uitval en het bewaken van de studieduur van afstudeerders of uitvallers. Dit gebeurt in het project Sturen op studiesucces, waarbij alle geledingen worden betrokken.
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
57/101
•
•
•
•
•
•
Uit de gegevens in het zelfevaluatierapport blijkt dat het aantal studenten dat instroomt varieert. De opleidingen SEN:AG, SEN:CG en SEN:LSO voltijd hebben een instroom van 0 tot 80 studenten. Gemiddeld is de instroom over de afgelopen vijf jaren: - SEN:AG: 7 studenten - SEN:CG: 32 studenten - SEN:LSO-VT: 39 studenten - SEN:LSO-DT: 1075 studenten Gemiddeld heeft het Seminarium voor Orthopedagogiek een derde deel van het totaal aantal studenten dat instroomt bij de drie masteropleidingen SEN in Nederland. Uit de rendementsgegevens van de HBO-raad blijkt dat het rendement van de opleiding SEN:AG tot 2000 grotendeels voldoet aan de landelijke resultaten. Daarna blijven ze sterk achter. De cijfers voor de SEN:LSO-DT liggen tot 2000 ongeveer op het landelijke niveau, maar van 2001 tot 2004 liggen ze daaronder. De voltijdopleiding SEN:LSO ligt ongeveer op de landelijke uitkomsten. De SEN:CG wordt alleen door het Seminarium voor Orthopedagogiek aangeboden en kan dus niet aan landelijke resultaten worden afgemeten. Dat het rendement van de deeltijdopleidingen iets achter blijft bij de landelijke resultaten, verklaart de opleiding door de vorming van de REC’s2, de invoeringen van de BAMAstructuur, het ontbreken van speerpunt van beleid en de specifieke situatie van SEN:AG en SEN:CG (professionalisering gericht op kort lopende trajecten en niet op het afstuderen van de werknemer). Cijfers over de uitval van SEN:LSO deeltijdstudenten over 2005 tot en met 2008 laten zien dat de uitval van studenten afneemt. In 2005 was de uitval na 1 jaar nog 41 procent. Tot 2008 is dit geleidelijk afgenomen tot 21 procent na 1 jaar en 2 jaar. De uitval van SEN:AG-studenten, SEN:CG-studenten en voltijdstudenten SEN:LSO neemt niet af, maar varieert. De afgelopen jaren werd er voor de opleidingen SEN:AG en SEN:CG niet systematisch gestuurd op onderwijsrendement, vanwege de kleine omvang van de opleidingen. De opleidingen geven aan dat dit vanaf 2010-2011 wel gaat gebeuren. Met het project Sturen op studiesucces wil het Seminarium voor Orthopedagogiek het opleidingsrendement verbeteren. In het zelfevaluatierapport is een overzicht gegeven van maatregelen, zoals betere voorlichting over de zwaarte van de opleiding, consequent werken met leerteams en scherpe afspraken maken met studenten over inzet en studievoortgang.
Overwegingen: Het auditteam constateert dat het Seminarium voor Orthopedagogiek inzicht heeft in de rendementsgegevens van de opleidingen. Met name voor de kleine SEN-opleidingen treden snel fluctuaties op als gevolg van de lage aantallen studenten. Door het karakter van de opleidingen stuurt het management met name op het afstudeerrendement en werkt aan verdere verbetering van het studiesucces. De rendementscijfers van de SEN:LSO opleidingen zijn verbeterd en voldoen nu grotendeels aan de gestelde streefwaarde. Het management vergelijkt de bereikte resultaten met resultaten van andere SEN-opleidingen. 2
REC = Regionale Expertise Centrum
58/101
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
Conclusie: Op basis van bovenstaande beschreven verbeteringen en overwegingen komt het auditteam tot het oordeel voldoende voor dit facet. De rendementen van de SEN: LSO deeltijd zijn verbeterd. De rendementen van de SEN: LSO variëren en de rendementen van de SEN: AG en SEN:CG variëren sterk door de kleine omvang van de opleidingen. Samenvattend oordeel Resultaten Alle facetten zijn ten minste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Resultaten’ positief.
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
59/101
60/101
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
3
Bijlagen
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
61/101
62/101
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
Bijlage 1:
Deskundigheden leden van het auditteam
Masteropleidingen Special Educational Needs Hogeschool Utrecht: Leraar Speciaal Onderwijs vt/dt Auditief Gehandicapten dt Communicatief Gehandicapten dt
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
X
X
X
Onderwijsdeskundigheid
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
Studentgebonden deskundigheid
Visitatie- of auditdeskundigheid
Lid auditteam NQA: Mevrouw C.A.J. Witsenboer
Lid auditteam: De heer dr. J. Vedder
X
Lid auditteam NQA: De heer drs. J.H. Boerke
Lid auditteam: De heer prof. dr. S.J. Pijl
X
Lid auditteam NQA: Mevrouw ir. M. Dekker-Joziasse
Lid auditteam: De heer drs. A.B. van Leeuwen
Relevante werkvelddeskundigheid
Studentlid auditteam: Mevrouw L.H.M. Bruggink
Lid auditteam: De heer prof. dr. J.P.M. van Dijk
Deskundigheid cf. Protocol VBI’s
X
X
X
X
Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden:
De heer prof. dr. J.P.M. van Dijk De heer Van Dijk is ingezet vanwege zijn deskundigheid op het gebied van onderwijs en met name in het domein orthopedagogiek zintuigelijk beperkten en vanwege zijn inzicht in de internationale ontwikkelingen in dit werkveld onder andere als gastdocent en onderzoeker in de Verenigde Staten, Australië, Rusland en Oostenrijk en als adviseur bij talloze buitenlandse instellingen op het gebied van meervoudig beperkte kinderen. Bovendien heeft de heer Van Dijk onderwijservaring als docent op primair, hbo en universitair niveau. Hij heeft een groot aantal publicaties en 5 cd-roms/dvd’s op dit
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
63/101
gebied op zijn naam staan. De heer Van Dijk heeft auditdeskundigheid opgedaan als assessor in het hbo bij de Internationale Doofblinden Stichting. Voor deze visitatie heeft de heer Van Dijk onze handleiding voor auditteamleden ontvangen en in een voorbereidende vergadering is hij aanvullend geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1952 - 1957 1957 - 1962 1963 - 1964 1964 - 1968 1982
Leraar Basisonderwijs Leraar Gehoorgestoorden Onderwijs A en B Opleiding leraar doofblinden Onderwijs Boston College USA Universiteit Nijmegen, Doctoraal Orthopedagogiek Promotie Dr. sociale wetenschappen
Werkervaring: 1957 - 1962 Leraar Dovenonderwijs 1964 - 1990 Leraar Doofblinden Onderwijs/OrthopedaGOOG. Hoofd Diagnostisch centrum. Universitair Hoofddocent/HBO studieleider / docent (Fontys) Auditief beperkten 1990 - 2002 Hoogleraar Zintuigelijk beperkten 2002 - heden Gastdocent/adviseur buitenlandse instellingen
De heer drs. A.B. van Leeuwen De heer Van Leeuwen is ingezet vanwege zijn deskundigheid op het gebied van speciaal onderwijs en vanwege zijn inzicht in de internationale ontwikkelingen hierin als nationaal coördinator voor the European Agency for Development in Special Needs Education (www.european-agency.org) De heer Van Leeuwen heeft diverse publicaties op zijn naam staan betreffende onderwijs aan leerlingen met speciale onderwijsbehoeftes in zowel het basis- als voortgezet onderwijs. Voor deze visitatie heeft de heer Van Leeuwen onze handleiding voor auditteamleden ontvangen en in een voorbereidende vergadering is hij aanvullend geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1990 - 1994 1994 - 1996 1998 - 2002 2006 - heden
Lerarenopleiding Basisonderwijs, Hogeschool Enschede Opleiding Speciaal Onderwijs, Hogeschool Windesheim te Zwolle Toegepaste Onderwijskunde, Universiteit Twente te Enschede Cum laude afgestudeerd bij afdeling curriculumtechnologie Promotieonderzoek met als centrale vraag: Hoe kunnen leraren primair onderwijs worden toegerust tot hun rol als vormgever van het curriculum op maat van kinderen met een verstandelijke beperking?
Werkervaring: 1994 - 2001 Leerkracht Praktijkonderwijs, 't Genseler te Hengelo 2001 - 2003 Projectleider/adviseur bij het nationaal expertisecentrum voor leerplanontwikkeling (SLO) te Enschede 2003 - 2007 Coördinator team Speciaal Onderwijs, nationaal expertisecentrum voor leerplanontwikkeling (SLO) te Enschede 2007 - 2009 Sectormanager Speciaal Onderwijs, nationaal expertisecentrum voor leerplanontwikkeling (SLO) te Enschede
64/101
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
2008 - heden 2009 - heden
Overig: 2007 - heden 2007 - heden 2009 - heden 2009 - heden 2009 - heden
National coordinator for the European Agency for Development in Special Needs Education Sectormanager van zowel de afdeling Primair Onderwijs als de afdeling Speciaal Onderwijs, nationaal expertisecentrum voor leerplanontwikkeling (SLO) te Enschede
Voorzitter bestuur Stichting Kinderspeelzalen Borne (SKB) Lid afstemmingsoverleg Kwaliteitsagenda Speciaal Onderwijs (OCW) Lid Stuurgroep Acadin (ontwikkeling en validering ELO ter dienste van het onderwijs aan (hoog)begaafde leerlingen) Lid Stuurgroep Den Haag kiest voor Excellentie Lid Stuurgroep KWTO (Kenniscentrum Wetenschap en Techniek Oost)
De heer prof. dr. S.J. Pijl De heer Pijl is ingezet vanwege zijn domeindeskundigheid op het gebied van onderwijs en onderzoek en met name wat betreft de positie van leerkrachten in het basis- en speciaal onderwijs en vanwege zijn inzicht in de internationale ontwikkelingen in dit werkveld onder andere als hoogleraar bij de NTNU (Universiteit van Trondheim), als national coördinator bij het European Agency for development in special needs education (1997-2008), als lead-convenor voor netwerk 4 (inclusive education) van European Educational Research Association en als lid van de Redactieraad van het International Journal on Inclusive Education en van het European Journal of Special Needs Education. Bovendien heeft de heer Pijl onderwijservaring als hoogleraar aan de Universiteit van Groningen. Ook heeft hij diverse internationale publicaties op zijn naam staan. Voor deze visitatie heeft de heer Pijl onze handleiding voor auditteamleden ontvangen en in een voorbereidende vergadering is hij aanvullend geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1976
1988
Werkervaring: 1976 1976 – 2001 2001 – 2002 2002 – 2009 2006 – nu 2007 – nu 2009 – nu
University of Groningen, M.A. Major area : Special education Minor areas : Research methods, Educational research University of Leiden, PhD. PhD. thesis: ‘The use of diagnostic information’.
School advisory Board Opsterland Researcher/ Senior researcher at GION, University of Groningen Assistant professor at the University of Groningen, section Orthopedagogiek. Associate professor at the University of Groningen, section Orthopedagogiek with teaching, supervision and research tasks. Professor of Education at NTNU, the University of Trondheim, Norway (20%). Education director of the Pedagogical Institute of the University of Groningen Professor at the University of Groningen, section Orthopedagogiek with teaching, supervision and research tasks
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
65/101
De heer dr. J. Vedder De heer Vedder is ingezet als panellid vanwege zijn ervaringen als coördinerend inspecteur en opleidingsinspecteur hoger onderwijs en zijn domeindeskundigheid op het gebied van lerarenopleidingen VO en PO. Daarnaast heeft de heer Vedder een grote deskundigheid op het gebied van onderwijsvernieuwing en onderwijskwaliteit. De heer Vedder heeft vanuit zijn werkervaring kennis van de accreditatiesystematiek. Deze deskundigheid heeft hij onder andere verkregen door het meewerken aan meta-evaluaties, evaluaties van de bestuurlijke hantering (EBH), visitaties (doorlichtingen) in Nederland en Vlaanderen en als voorzitter aan toetsen nieuwe opleidingen (TNO’s) van de NVAO in Nederland en de Nederlandse Antillen. Ook was hij tweemaal voorzitter van de visitatiecommissie voor scholing van ambulancepersoneel. Aanvullend is de heer Vedder voor deze visitatie individueel geïnstrueerd. Opleiding: 1961 1966 1969 1984
HBS-B diploma Kandidaatsexamen Wiskunde, Natuurkunde en Sterrenkunde aan de Vrije Universiteit te Amsterdam Doctoraalexamen Wiskunde (met Informatica) met als bijvakken Logica en Ontwikkelingspsychologie aan de Universiteit van Amsterdam Promotie aan de Rijksuniversiteit Utrecht tot doctor in de Sociale Wetenschappen
Werkervaring: 1967 – 1973 Docent en staflid aan de Gemeentelijke School voor Havo te Amsterdam 1969 – 1980 Wiskundedocent in deeltijd aan een HBO-opleiding voor laboratorium-personeel Biochemie te Amsterdam 1973 – 1976 Lerarenopleider aan de Vrije Leergangen / Vrije Universiteit te Amsterdam (later: Hogeschool Holland te Diemen) 1976 – 1989 Universitair Hoofddocent ‘Opleidings- en nascholingsdidactiek’ aan de Universiteit Utrecht 1989 – 1997 Inspecteur en vanaf 1994 Coördinerend Inspecteur Hoger Onderwijs in Zwolle 1997 – 2004 Werkzaam bij de Hogeschool Drenthe in Emmen, als plaatsvervangend voorzitter College van Bestuur 2004 – heden Eigen BV op het gebied van Onderwijsvernieuwing & Onderwijskwaliteit 2008 – heden senior expert bij PUM voor onderwijsadviezen in Georgië en Mozambique: lerarenopleiding en beroepsonderwijs Overige: -
66/101
Bestuurscommissie (lid en vice-voorzitter) Open Schoolgemeenschap Bijlmer (OSB; experiment middenschool; 1974 – 1989) Voorzitter Vereniging van LerarenOpleiders Nederland (VELON): 1988 – 1989 Adviseur van ministers Ritzen en Hermans over ICT & Didactiek gedurende ruim 3 jaren Voorzitter Nederlandse Vereniging tot Ontwikkeling van het Reken Wiskunde Onderwijs sinds 2000, tevens voorzitter Stuurgroep ERWD (ontwikkeling protocol Dyscalculie) Voorzitter van de Stichting AsBeCo voor Assessments, Begeleiding en Coaching Bestuurslid van de Stichting TechnoMatch Voorzitter Stichting Ambulancezorg Nederland te Zwolle sinds januari 2000 tot februari 2010. Voorzitter Stichting OP KOP (Openbaar Primair Onderwijs van Steenwijkerland en Zwartewaterland; 23 scholen inclusief een school voor speciaal onderwijs) sinds 2006
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
Mevrouw L.H.M. Bruggink Mevrouw Bruggink is ingezet als studentpanellid. Zij volgt momenteel de eenjarige Master Orthopedagogiek van de studie Pedagogische wetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam. Mevrouw Bruggink is representatief voor de primaire doelgroep van de opleiding en beschikt over studentgebonden deskundigheden met betrekking tot de studielast, de onderwijsaanpak, de voorzieningen en de kwaliteitszorg bij opleidingen in het domein. Voor deze visitatie is zij individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1997 – 2002 2002 – 2006 2007 – 2009
Havo, Twents Carmel College, locatie de Thij, Oldenzaal Pabo, Hogeschool Edith Stein, Hengelo Bachelor Orthopedagogiek, Pedagogische wetenschappen, Universiteit van Amsterdam 2009 – heden Master Orthopedagogiek, Pedagogische wetenschappen, Universiteit van Amsterdam Werkervaring: 09/’02 – 08/’05 Stage op verschillende basisscholen in de regio Twente Oost 09/’05 – 05/’06 Afstudeerstage op zowel basischool als op het Voortgezet onderwijs 01/’07 – 07/’07 Leerkracht basisvakken (onderbouw), Twents Carmel College, locatie Potskampstraat, Oldenzaal (voortgezet onderwijs) Juli 2008 Leidster Kinderdagverblijf Dimemo, Amsterdam 2009 – heden Bijlesdocent basisschoolvakken (kinderen met leerproblemen) 2010 – heden Stage Altra College locatie Oost; voortgezet speciaal onderwijs aan kinderen met een REC-4 indicatie (Zeer Moeilijk Opvoedbare Kinderen (ZMOK)) Diversen: 01/’05 – 05/’05 Buitenlandse stage naar IJsland, in het derde jaar van de opleiding aan de Pabo
Mevrouw ir. M. Dekker-Joziasse Mevrouw Dekker is ingezet als NQA-auditor. Zij heeft ruim vijftien jaar ervaring met visitaties in alle sectoren van het hbo en in het wo. Zij bezit auditorkwaliteiten vanwege jarenlange visitatie-ervaring en cursussen gevolgd bij Lloyd’s, daarnaast verzorgt zij trainingen over het visitatie- en accreditatiestelsel voor auditoren hoger onderwijs. Haar kennis van het hoger onderwijs is ondermeer ontstaan door docentschap WU en onderwijskundige cursussen. Opleiding: 1977 – 1983 1983 – 1989
VWO, Christelijke Scholengemeenschap Walcheren te Middelburg Opleiding Tuinbouwplantenteelt, Wageningen Universiteit
Werkervaring: 1990 – 1991 Adviseur bij tuinbouwkundig adviesbureau 1991 – 1995 Toegevoegd docent Wageningen Universiteit, vakgroep Tuinbouwplantenteelt, belast met onderwijsontwikkeling 1995 – 2004 Beleidsmedewerker afdeling Kwaliteitszorg, HBO-raad, 7 visitatietrajecten in diverse sectoren/domeinen van het hbo. 2004 – heden NQA: senior auditor, adviseur en accountmanager
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
67/101
Cursussen: Training Auditor Hoger Onderwijs, oktober 2003, NQA i.s.m. Lloyd’s Register Tweedaagse cursus Interne Kwaliteitsaudits, december 2002, Lloyd’s Register
De heer drs. J.H. Boerke De heer Boerke is ingezet als NQA panellid. Hij heeft eerdere ervaring met visitaties in verschillende domeinen en 13 jaar lang ervaring met visiteren in het hbo. Hij bezit auditorkwaliteiten vanwege jarenlange visitatie-ervaring en cursussen gevolgd bij Lloyd’s Register. Opleiding: 1959 – 1965 1965 – 1973 1982 – 1987 1987 – 1988 1990
HBS-A Doctoraal Nederlands Doctoraal onderwijskunde Assistant-to-the-manager Culturele bedrijfsvoering
Werkervaring: 1973 – 1981 1985 – 1987 1987 – 1989 1989 – 1992 1992 – 1996 1997 – 2003 2004 – heden
Lyceum Sancta Maria Ministerie van O&W Nieuw Elan/De Baak VNO Nederlands Instituut voor Kunst en Management Koninklijk Instituut van Ingenieurs (KivI) HBO-raad NQA
Mevrouw C.A.J. Witsenboer Mevrouw Witsenboer is ingezet als NQA-auditor en heeft ervaring in meerdere visitaties. Zij heeft de opleiding Journalistiek, richting geschreven pers en de Pedagogische Academie voor Basisonderwijs afgerond. Zij is bekend met het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en is verder ingewerkt binnen de werkwijze van NQA. Vanuit haar opleiding en ervaring heeft mevrouw Witsenboer kennis van organisatorische, didactische en onderwijskundige processen. Opleiding: 2005 – 2007 2000 – 2004
Werkervaring: 2004 – 2006 2005 – 2009 2009 – heden 2009 – heden
68/101
Pedagogische Academie voor Basisonderwijs, 2-jarige deeltijdopleiding, Saxion Hogescholen te Deventer Opleiding Journalistiek, richting Geschreven Pers, Chr. Hogeschool Windesheim te Zwolle
Redacteur/freelance journalist voor diverse media Leerkracht basisonderwijs Freelance journalist voor een regionale krant en andere media Junior-auditor, Netherlands Quality Agency
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
Bijlage 2
Onafhankelijkheidsverklaring auditteam
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
69/101
70/101
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
71/101
72/101
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
73/101
74/101
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
75/101
76/101
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
Bijlage 3
Bezoekprogramma
Schema indeling visitatiedagen 2 en 3 juni 2010 SEN-opleidingen Hogeschool Utrecht 2 juni Tijdstip 13.00 – 16.00
Deelnemers SvO 3 deelnemers SvO
16.00-16.15 16.15- 17.00
Programmaonderdeel Toelichting op SvO en ELO Bestuderen documenten Bestuderen werkstukken pauze Gesprek met management
17.15- 18.15
Studenten
10x studenten
Programmaonderdeel Inloop visitatiepanel Overleg panel Experts OOC en lectoren Pauze Docenten Pauze/overleg panel Examen cie Pauze / lunch BVC en alumni
deelnemers
3 juni Tijdstip 08.30 – 09.00 09.00 – 09.45 09.45 – 10.00 10.00 – 11.00 11.00 – 11.15 11.15 – 11.45 11.45 – 13.00 13.00 – 14.00 14.00 – 14.15 14.15 – 15.15 15.15 – 16.30 16.30 – 17.00 (of 17.30)
Pauze Regiomanagers/ studieleiders Pauze/overleg panel Management w.o. de terugkoppeling van het panel aan management SvO
5x management
5x experts + 5 lectoraten 10x docenten 3 leden examencommissie 3x BVC leden 5x Alumni 5x Regiomanager 5x Studieleider 5x management
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
77/101
Overzicht deelnemers gesprekken visitatie 2 en 3 juni 2010 Management Seminarium voor Orthopedagogiek, Faculteit Educatie Naam Functie G. Durkstra Directeur Seminarium voor Orthopedagogiek D. de Wolff Directeur Faculteit Educatie, Hogeschool Utrecht Drs. P. Linschoten lid kern Managementteam Seminarium voor Orthopedagogiek Drs. H. van de Kant Regiomanagers Utrecht, Seminarium voor Orthopedagogiek Drs. J. Kistermann Regiomanager Limburg en Noord-Brabant Oost, Seminarium voor Orthopedagogiek Leden van de Beroepenveldcommissie van het Seminarium voor Orthopedagogiek Naam Functie J.W.F. Grevink Directeur Visio Onderwijs Cluster 1 Drs. P.H. van der Veen Voormalig voorzitter van de Raad van Bestuur van de Koninklijke Auris Groep Cluster 2 Drs. A.J.C. de Wit Algemeen directeur Kolom Stichting voor speciaal onderwijs Cluster 3-Cluster 4 Experts en lectoren Naam Dr. H. Everaert Drs. L.C. Spreij Drs. H.G. Groeneweg L.C. Hulshof Drs. H. van de Hurk Dr. M. van Groenestijn Dr. C.W. van Overveld
Dr. B. van den Bogaerde Drs. E. Hinzen
Docenten Naam Drs. C.M. Buré C.G. Luyk Drs. J.M. Verheijke Drs. H.H.J. van Hassel Drs. J.M.C. Broersen E.G. Zwartkruis Drs. A.J. Hilhorst G.M.C. Ramakers MA Drs. M. Lambers
78/101
Expertice Centrum / Lectoraat Hogeschooldocent en ontwikkelaar Educational Research Hogeschooldocent en coördinator Expertisecentrum Leren Hogeschooldocent en coördinator Expertisecentrum Management en Begeleiding Hogeschooldocent en coördinator opleidingen SEN: AG en SEN: CG Hogeschooldocent , onderzoeker Lector Gecijferdheid Hogeschool docent, Coördinator Expertisecentrum Gedrag en coördinator Professionalisering Seminarium voor Orthopedagogiek Lector Dovenstudies Hoofd Ontwikkel- en Onderzoekscentrum (OOC), Seminarium voor Orthopedagogiek
Deskundigheid Beperkingen & handicaps AG en CG Docent, studiebegeleider, Begeleiding Onderzoeker en projectleider bij het lectoraat PMO, Gedrag Docent, Inclusief Onderwijs Docent, ontwikkelaar, Gedrag Docent Voltijd, studiebegeleider, Inclusief onderwijs Docent, begeleiding Docent, ontwikkelaar, Inclusief onderwijs Docent, Jonge kinderen
Regio Groningen Amsterdam Zuid-Holland Zuid-Holland Utrecht Arnhem Arnhem Limburg Limburg
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
Regiomanagers en studieleiders Naam Deskundigheid J.M. Bax MEd Studieleider, Inclusief Onderwijs Drs. E. Renes Hogeschool docent, studieleider Jonge risico kinderen Drs. L.J. Tinus Hogeschool docent, studieleider, Beperkingen & Handicaps Drs. G. Vlieks Hogeschool docent, studieleider, coördinator masterontwikkeling Drs. M. Lambers Hogeschool docent, studieleider, Jonge Risicokinderen M. Hop MA Hogeschool docent, studieleider, Gedrag R.J. Bovee MA Regiomanager Drs. E. de Kraker Regiomanager Drs. W. Kreike Regiomanager Drs. N. Zewald Regiomanager
Zwolle Noord-Holland Zeeland Groningen Arnhem
Examencommissie Naam Drs. E. Terlien Drs. H. Siemons S. Hania
Deskundigheid Lid examencommissie, docent Lid examencommissie Voorzitterexamencommissie, docent
Regio Utrecht Utrecht Z-Holland
Studenten Naam student B. van der Aa P.J.A. Donkers J.L.M. van der Sman A.D.M.S. Asunis J.A.A. Ruijten C.F. Kussendrager H.A.G. van Ulft D.M. Bos W.M. de Groen C.W.M. L’Honoré Naber
Ingeschreven voor Auditief gehandicapten Communicatief gehandicapten 1e fase Gedragsproblemen 1e fase Interne begeleiding 2e fase Gedragsproblemen (2gs) RTVO 2e fase Specialist begeleiden 2e fase Specialist beperkingen en handicaps 2e fase Specialist Spel Voltijd
Regio Rotterdam Utrecht Amsterdam Maastricht Maastricht Utrecht Maastricht Zwolle Amsterdam Arnhem
Opleiding Diploma SEN: CG Diploma SEN: CG Diploma SEN – LSO (Dt) Gedragsproblemen Diploma SEN – LSO (Dt) Specialist Inclusief Onderwijs Diploma SEN – LSO (Dt) Beperkingen en handicaps
Jaar afstuderen 2009 2009
Alumni Naam E. Noordzij E.C.J. van Straalen T. Prein W. de Vente I. van der Vegte
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
Regio Amsterdam Zuid-Holland Zuid-Holland Limburg Groningen
2009 2008 2007
79/101
80/101
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
Bijlagen zelfevaluatie en ter inzage gelegd materiaal
nr Naam Basisdocumenten 1 2
3 4 5 6 7 8 9
10 11 12 13
14 15 16 17 18 19 20 21
1 Doelstelling opleiding Ondernemingplan 2009, maart 2009 Studiegids SEN: Leraar Speciaal Onderwijs deeltijd 2009-2010 http://www.masters.hu.nl/Masters/los/Onderwijs%20en%20Opvoeding/Studiegidsen Studiegids SEN: Leraar Speciaal Onderwijs voltijd 2009-2010 http://www.masters.hu.nl/Masters/los/Onderwijs%20en%20Opvoeding/Studiegidsen Studiegids SEN: Auditief Gehandicapten deeltijd 2009-2010 http://www.masters.hu.nl/Masters/los/Onderwijs%20en%20Opvoeding/Studiegidsen Studiegids SEN: Communicatief Gehandicapten deeltijd 2009-2010 http://www.masters.hu.nl/Masters/los/Onderwijs%20en%20Opvoeding/Studiegidsen 2 Programma Opleidingsbrochure Masters Special Educational Needs 2009-2010 Opleidingsbrochure Master Special Educational Needs Voltijd, 2009-2010 Bouwen aan Kennis, december 2008, Els.Hinzen-Hanssen Toetsbeleidsplan, december 2009 3 Inzet van Personeel Professionaliseringsgids 2009-2010, dr. K. van Overveld en drs. E. Hinzen-Hanssen Beleidsplan OOC 2009-2011 SvO, Seminarium voor Orthopedagogiek, drs. E. Hinzen-Hanssen, oktober 2009 Curriculum Vitae Onderwijzend Personeel 4 Voorzieningen De Bibliotheek/onderwijswerkplaats van Faculteit Educatie,Mediatheekvisie. FE, maart 2007. Opleidingsfilosofie Seminarium voor Orthopedagogiek, drs. E. Hinzen-Hanssen, drs. M. Poelman, januari 2007 5 Interne Kwaliteitszorg Kwaliteitsmanagementplan 2009-2011, mei 2009, drs. Ing. E. van Wijngaarden Eerste voortgangsrapportage Verbeteractiviteiten 08-09, mei 2009, drs. J. Hokke 6 Resultaten Trends SvO 2005-2008, drs. Ing, E van Wijngaarden Plan van Aanpak,’Sturen op studiesucces”, december 2009, drs. P. Linschoten Aanvullende documenten Algemeen Managementcontract Faculteit Educatie 2009 MARAP, november 2009 Management review Masteropleidingen Special Educational Needs, maart 2008 Notulen beroepenveldcommissie, 2006-2010 NQA, Visitatie Hogeschool van Utrecht, voortgezette opleidingen Leraar Speciaal Onderwijs, mei 2005 Tijdschrift voor Orthopedagogiek Werkplannen van de EC’s, 2009-2010 Discussienota academieteams, Faculteit Educatie, februari 2010
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
digitaal ter inzage
Bijlage 4
X X X X X X X X X X
X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X
X X X X X X X X X X X X X X
81/101
30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41
2 Programma Invoeringskatern Educational Research 2007, drs. E. Hinzen-Hanssen, dr. H. Schuman Kader leerlijnen ten behoeve van de opleiding Master Special Educational Needs, Siemons, H.,Bekker de , J; Linden van der, J; Poelman, M & Truijens, P. (2004), Seminarium voor Orthopedagogiek Katern examencommissie SvO 2007 Katern Flexmaster, juli 2007, drs. E. Hinzen-Hanssen Katern: Van eerste naar tweede fase, 2007-2008, drs. E. Hinzen-Hanssen Katern: Het werken met competenties, 2007-2008, drs. E. Hinzen-Hanssen, drs. M. Poelman Katern: Het werken met leerteams, 2007-2008, drs. E. Hinzen-Hanssen, drs. M. Poelman Kleurrijk opleiden ‘Als je ermee te maken krijgt, wil je er iets van weten’; analyse van het curriculum Master Special Educational Needs, januari 2010 uitgave van het lectoraat, lesgeven in de multiculturele school Notitie EVC Seminarium voor Orthopedagogiek, van Hassel, H. (2009); Concept Toetskader Faculteit Educatie, concept, september 2009 Werkdocument EVC beleid, Seminarium voor Orthopedagogiek, oktober 2007, Ma Ed, B. Lagerweij Toetsprogramma, december 2009
digitaal ter inzage
nr Naam 1 Doelstelling opleiding 22 Bekwaam & Speciaal. Antwerpen/Apeldoorn: WOSO 2004. Beleidsnotitie samenwerking lectoraat werken in een kleurrijke school, drs. B. 23 Groenweg, drs. E. Hinzen-Hanssen 24 ELO Master SEN, digitaal beschikbaar tijdens de audit 25 Handboek ontwikkeling Master Sen, digitaal beschikbaar tijdens de audit, Nota invoering passend Onderwijs, 2007 Schuman, H. (2007). 26 Passend Onderwijs - Pas op de plaats of stap vooruit? Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 46 (2007), pp 267-280 27 Inclusief Bekwaam, LEOZ 4, Generiek Competentieprofiel inclusief onderwijs, 2009 28 Index voor Inclusie, Garant 2007 29 Kader notitie Internationalisering,
X X X X X X X X X X X X X
X X
X X X X X X X X X X X X X X X X X
4 Voorzieningen 42 Meer met minder ruimte huisvestingsbeleid van de HU, 2003-2012
43 44 45 46 47 48
5 Interne Kwaliteitszorg Rapportages, Kwaliteit van het SvO 2001-2006, drs. Irene Visser en Huub Everaert Rapportages Quickscans Studenten 2006-2009, drs. E. van Wijngaarden Rapportages Quickscans Docenten 2006-2009, drs. E. van Wijngaarden Rapportages Exit enquête, januari 2010, drs. E. van Wijngaarden Rapportages evaluaties conferenties, drs. E. van Wijngaarden Verslag Monitoring DPF-ELO, nov 2006
82/101
X
X X X X X
X X X X X X
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
Lijst masterproef opgestuurd en ter inzage visitatie SEN:AG, SEN:CG en SEN:LSO Nr Opleiding
Domein
Beoordeling
Cijfer
1 SEN-AG
Auditief gehandicapten
Goed
2 SEN-AG
Auditief Gehandicapten
Voldoende
3 SEN-AG
Auditief Gehandicapten
Goed
4 SEN-CG
Communicatief gehandicapten
Goed
5 SEN-CG
Communicatief gehandicapten
Voldoende
6 SEN-CG
Communicatief gehandicapten
Voldoende
7 SEN-CG
Communicatief gehandicapten
Goed
8 SEN-LSO-DT
Gedragsproblemen
Voldoende
9 SEN-LSO-DT
Gedragsproblemen
10 SEN-LSO-DT
Gedragsproblemen
11 SEN-LSO-DT
Gedragsproblemen
Ruim voldoende
12 SEN-LSO-DT
Leidinggeven ondersteunen
Ruim voldoende
13 SEN-LSO-DT
Onderwijsleerproblemen
Goed
14 SEN-LSO-DT
Onderwijsleerproblemen
Zeer goed
15 SEN-LSO-DT
Onderwijsleerproblemen
Ruim voldoende
7
16 SEN-LSO-DT
Leidinggeven ondersteunen
Zeer goed
8
17 SEN-LSO-DT
Leidinggeven ondersteunen
Goed
8
18 SEN-LSO-DT
Onderwijsleerproblemen
Goed
19 SEN-LSO-DT
Onderwijsleerproblemen
7
20 SEN-LSO-DT
Leidinggeven ondersteunen
7
21 SEN-LSO-DT
Leidinggeven ondersteunen
Goed
22 SEN-LSO-DT
Communicatief gehandicapten
Goed
23 SEN-LSO-DT
Beperkingen en Handicaps
Ruim voldoende
24 SEN-LSO-DT
Gedragsproblemen
25 SEN-LSO-DT
Gedragsproblemen
Goed
26 SEN-LSO-DT
Gedragsproblemen
Ruim voldoende
27 SEN-LSO-DT
Leidinggeven ondersteunen
Voldoende
28 SEN-LSO-DT
Onderwijsleerproblemen
8
29 SEN-LSO-DT
Leidinggeven ondersteunen
6
30 SEN-LSO-DT
Onderwijsleerproblemen
7 8
Voldoende
7 8
Ruim voldoende
31 SEN-LSO-VT
Ruim voldoende
32 SEN-LSO-VT
Goed
33 SEN-LSO-VT
Voldoende
34 SEN-LSO-VT
Zeer goed
35 SEN-LSO-VT
Ruim voldoende
36 SEN-LSO-VT
Zeer goed
37 SEN-LSO-VT
Ruim voldoende
38 SEN-LSO-VT
Zeer goed
39 SEN-LSO-VT
Zeer goed
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
83/101
Ter inzage lesmateriaal op de literatuurtafel: Publicaties Expertisecentrum Gedrag - Overveld, C.W. van (2010). Onderwijs en gedragsproblemen: Prioriteit voor Preventie. Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 49 (4), 119-129 - Erno Mijland (2010). Omgaan met geweld en agressie op school. Interview met dr. Kees van Overveld in Computers Op School, nr. 7, p. 24-25. - Overveld, C.W. van & Louwe, J.J. (2007). Meer grip op agressie in het primair onderwijs. Forum voor Conflictmanagement, 02, 50-54. - Overveld, C.W. van & Louwe, J.J. (2005). Effecten van programma’s ter bevordering van de sociale competentie in het Nederlandse primair onderwijs. Pedagogische Studiën, 82 (2), 137159. - Overveld, C.W. van & Louwe, J.J. (2007a). Effectief werken aan sociale en emotionele competenties. Het PAD-leerplan. JSW, 91, 20-23. - Overveld, C.W. van & Louwe, J.J. (2007b). Meer grip op agressie in het primair onderwijs. Forum voor Conflictmanagement, 02, 50-54. - Overveld, C.W. van, Louwe, J.J., Orobio de Castro, B. & Koops, W. (2007). Een begaanbaar PAD voor agressieve jongens? Tussentijdse evaluatie van de effecten van het PAD-leerplan op externaliserend gedrag van jongens in het primair onderwijs. Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 46, 219-232. - Overveld, C.W. van, Louwe, J.J. & Freriks, C. (2007). PAD, een route voor de sociaal-emotionele ontwikkeling. Ongepubliceerd manuscript. Utrecht: Universiteit Utrecht, Faculteit Sociale Wetenschappen. - Overveld, C.W. van, Louwe J.J. & Orobio de Castro, B. (2009). Agressie. In G.A. Bakker e.a (red.). Psychiatrische stoornissen. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. - Overveld, C.W. van (2010). Gedragsproblemen en onderwijs: Prioriteit voor Preventie. Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 4, 119-129. Expertisecentrum Begeleiden, Schoolontwikkeling, Leidinggeven: - Groeneweg, B (2010, februari), De embedded ambulant begeleider van dichtbij , Zorg Primair, nr.1, 2010 - Groeneweg, B (2009, augustus). Begeleider met de blik vooruit, Basisschool Management - Groeneweg, B (2009, augustus). De evolutie van de Ambulant Begeleider, Zorg Primair, no8 2009 Boeken - Peet, A. van, Everaert, H. (2009) Lessen in Onderzoek, Agiel - Teitler, P.I. drs. (2007) Leren in veiligheid, Klassenmanagement en probleemgedrag, Agiel - Tijdschrift voor Orthopedagogiek, Jaargang 2008 en 2009 - Doorn, F. van & Louwe, J. (2008). Gedragingenlijst voor Leraren. Utrecht: Agiel. - Louwe, J.J. & Overveld, C.W. van (2008). Een PAD naar minder agressie; de effectiviteit van het Programma Alternatieve Denkstrategieën voor jongens met ernstige gedragsproblemen in verschillende typen Nederlands primair onderwijs. Proefschrift Universiteit Utrecht, Faculteit Sociale Wetenschappen. Utrecht: Agiel - Louwe, J.J., C.W. van Overveld, W. Merk, B. Orobio de Castro & W. Koops (2007). De invloed van PAD op reactieve en proactieve agressie van leerlingen met gedrags¬problemen in het primair onderwijs; effecten na één jaar. In: Pedagogische Studiën, 84 (04), 277-292. - Louwe, J.J., & Nauta, J.F., red. (2006). Zelfonderzoek met kinderen en jongeren. Utrecht: Agiel. - Wolf, K van der, (2003) In het hoofd van de meester, Agiel
84/101
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
-
Nijnatten, C. van, Mildenberg, M., Groot, R. de, (2006) Communicatie, fundamenten van de orthopedagogiek, Agiel Blokhuis, A., Kooten, N. van, (2007) Je luistert wel maar je hoort mij niet, over communicatie met mensen met een verstandelijke beperking, Agiel Veld, M. In ‘t, Groot, R. de, (2007) Beelddenken en begripsdenken: een paradox, Agiel
Informatiemateriaal Contractactiviteiten - Omgaan met Moeilijke Klassen (OMMK), programma voor schoolteams - Programma Alternatieve Denkstrategieën (PAD), groep 1 t/m 8. Leerplan voor het basisonderwijs. Vertaling en bewerking van het Amerikaanse PATH-curriculum (promoting Alternatieve Thinking Strategie). - Ontwikkelingmodel (OVM), zeer jonge kinderen, jonge kinderen en midden en bovenbouw. De ontwikkelingsmodellen zijn verfijnde observatiesystemen, waarin allerlei aspecten van de kinderlijke ontwikkeling in de vorm van ontwikkelingslijnen zijn uitgewerkt. - Bouwen aan een Adaptieve School (2000), BAS-project. - Leren in Veiligheid (LIV), systematisch en gezamenlijk werken aan het pedagogische klimaat van uw school - De leraar in de spiegel, reflectieve werkwijze voor leraren - Maak van lezen weer een feest, LIST-Project - Praktijk voor leer- en gedragsproblemen, brochure
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
85/101
86/101
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
Bijlage 5
Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
Competentieprofiel SEN Leraar Speciaal Onderwijs, SEN Communicatief Gehandicapten en SEN Auditief Gehandicapten Zeven competenties en twee verdiepingsdimensies Competenties: 1. Interpersoonlijk competent in de omgang met leerlingen: de leraar maakt contact met de leerling(en) en communiceert met hen. 2. Orthopedagogisch competent in de omgang met leerlingen: de leraar creëert als pedagoog een klimaat dat de leerlingen voldoende veiligheid én uitdaging biedt voor hun verdere ontwikkeling. 3. Orthodidactisch competent in de omgang met leerlingen: de leraar ontwerpt als didacticus een op de leerlingen/groep afgestemde krachtige leeromgeving. 4. Organisatorisch competent in de omgang met leerlingen en andere direct betrokkenen: de leraar draagt zorg voor een ordelijke en taakgerichte leeromgeving; bovendien stemt hij de activiteiten van betrokkenen op elkaar af. 5. Competent in samenwerking met collega´s: de leraar stemt zodanig af dat ook op schoolniveau alles goed op elkaar aansluit. 6. Competent in samenwerking met de omgeving van de school: de leraar werkt, gezien zijn orthopedagogische en -didactische taak, ook samen met mensen en organisaties buiten de eigen schoolorganisatie (ouders; maatschappelijke organisaties, zoals een schoolbegeleidingsdienst, welzijnsinstelling, jeugdhulpverlening) en stemt met hen af. 7. Competent in reflectie en ontwikkeling: de leraar werkt voortdurend aan zijn professionele ontwikkeling: zijn deskundigheid, zijn persoonlijke kwaliteiten en zijn opvattingen. Verdiepingsdimensies De diepgang in speciale onderwijszorg komt tot uiting in: Professionele beroepshouding en kwaliteiten: Normatieve professionaliteit: de leraar sluit aan op de meergelaagdheid in de leerling. Dit betekent dat hij een goede balans heeft gevonden tussen instrumentele (effectief handelen), communicatieve (goed samenwerken) en normatieve professionaliteit (aansluiten op zelfbeeld en identiteitsontwikkeling). Authentiek functioneren: de leraar kan alleen in het SO (blijven) werken als hij in staat is gezond met zichzelf om te gaan (fysiek en psychisch). Diepgang in kennistoepassing- en ontwikkeling: Kennisinhouden en -niveaus: de leraar heeft praktische, methodische én theoretische kennis met betrekking tot leerling en leren. Met betrekking tot de schoolvakken is het vereiste kennisniveau afhankelijk van doelgroep en leeftijdsniveau. Cyclus van diagnosticerend onderwijzen: de leraar hanteert de cyclus van professioneel handelen in zijn werk en sluit daarbij aan op bijzondere hulpvragen van leerlingen, vanuit het besef dat er geen sprake kan zijn van een diagnose-recept-aanpak, maar dat hij individueel maatwerk moet leveren. Hij werkt hierbij interdisciplinair.
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
87/101
88/101
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
Bijlage 6
Opleidingscompetenties
Eindkwalificaties SEN: Leraar Speciaal Onderwijs (vt/dt) A. Werken met en voor leerlingen 1. Leeromgeving De afgestudeerde van de opleiding Master Special Educational Needs: leraar speciaal onderwijs: • ontwerpt en realiseert een krachtige leeromgeving voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften; • is in staat probleemoplossend te handelen in nieuwe en complexe situaties en doet dit op een creatieve, effectieve en ethisch verantwoorde wijze; • heeft een permanent onderzoekende houding, experimenteert met nieuwe werkwijzen, reflecteert hierop, ook met collega’s en ontwikkelt (eigen) professionele kennis. Benut daarbij informatie over speciale praktijken en uitkomsten van (internationaal) praktijkgericht onderzoek; • verbindt zijn kennis en die van ouders en leerlingen met zijn orthopedagogisch en orthodidactisch handelen op groeps- en individueel niveau. 2. Begeleiding van leerlingen De afgestudeerde van de opleiding Master Special Educational Needs: leraar speciaal onderwijs: • past een volgsysteem toe voor de groep en het individu vanuit een orthopedagogisch, orthodidactisch, ontwikkelingspsychologisch, onderwijskundig en organisatorisch denk- en handelingskader; • verzamelt en analyseert op een systematische en methodische wijze gegevens, waarbij hij steeds nagaat welke bijdrage hij zelf, door zijn aanpak, levert aan het voorkómen, ontstaan en (voort)bestaan van de problemen bij leerlingen (en hun ouders); • op basis van deze (transactionele) analyse ontwerpt hij, zoveel mogelijk met leerlingen en in samenspraak met ouders, begeleidingsplannen voor groepen en individuele leerlingen, voert ze uit en evalueert ze op doelmatigheid en betekenis voor de leerling; • in dit proces werkt hij doelgericht en transparant samen met collega’s, ouders en andere direct betrokkenen; • de leraar speciaal onderwijs is in staat om specifieke behoeften van leerlingen op te sporen juist daar waar ze vertekend of moeilijk herkenbaar zijn; • benut mogelijkheden, kansen en positieve aspecten van leerlingen in een adequaat en op hen afgestemd onderwijsaanbod; • kan de behoeften van leerlingen in verband brengen met zijn eigen (relationele) behoeften, motieven en belangen. 3. De leraar als persoon (‘significant other’) De afgestudeerde van de opleiding Master Special Educational Needs: leraar speciaal onderwijs: • onderkent de significante betekenis die hij als persoon en professional heeft in de schoolloopbaan van leerlingen met speciale onderwijsbehoeften; • geeft vorm aan deze betekenis en is in staat hierop te reflecteren en bewaakt zijn grenzen vanuit professioneel en beroepsethisch perspectief.
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
89/101
B. Werken in en voor de organisatie 1. Kwaliteit van de schoolorganisatie De afgestudeerde van de opleiding Master Special Educational Needs: leraar speciaal onderwijs: • ontwerpt, implementeert en evalueert werkwijzen in de groep en de school op een methodisch, communicatief competente en beroepsethisch verantwoorde manier en in afstemming met het schoolbeleid; • draagt bij aan de kwaliteitszorg van de speciale leeromgeving op groeps- en schoolniveau; • is in dit proces in staat leiding te geven aan een team van collega’s, zowel binnen de organisatie als in een extern samenwerkingsverband; • profiteert daarbij van de deskundigheid van collega’s (schoolteam), ouders en disciplines in en buiten de school. 2. Begeleiding van collega’s De afgestudeerde van de opleiding Master Special Educational Needs: leraar speciaal onderwijs: • motiveert en begeleidt collega’s bij het vergroten van hun orthopedagogische, orthodidactische, ontwikkelingspsychologische, onderwijskundige en organisatorische bekwaamheid; • stemt de begeleiding af op individuele leerstijlen; • is integer en in staat begeleidingssituaties en visies van collega’s vanuit verschillende perspectieven te beschouwen; • werkt samen met opleidings- en andere voor het onderwijs en de jeugdzorg relevante instellingen. 3. Kennisontwikkeling De afgestudeerde van de opleiding Master Special Educational Needs: leraar speciaal onderwijs: • bevordert als (pro)actieve netwerker (via netwerken, conferenties, participatie in onderzoek etc.) dat kennis ten goede komt aan het onderwijs aan leerlingen met speciale onderwijsbehoeften; • in interactie met de praktijk ontwikkelt hij kennis en draagt zo bij aan kenniscirculatie. 4. Innovatie De afgestudeerde van de opleiding Master Special Educational Needs: leraar speciaal onderwijs: • levert een bijdrage aan veranderingsprocessen die gericht zijn op het verbeteren van het onderwijs voor leerlingen met speciale onderwijsbehoeften; • kan complexe situaties en ontwikkelingen in de school (en in een samenwerkingsverband van scholen) vanuit een veranderkundige optiek analyseren; • is in staat zijn veranderkundige visie en inzichten te verwoorden en te beschrijven. 5. Toetsing De afgestudeerde van de opleiding Master Special Educational Needs: leraar speciaal onderwijs: • is in staat de orthopedagogische visie, het onderwijsconcept, het beleid en de onderwijsinhouden van de school te plaatsen in termen van pedagogische, historische, onderwijskundige en beleidsmatige uitgangspunten; • toetst door middel van literatuuronderzoek (op praktisch, beleids- en wetenschappelijk niveau) en (inter)nationale benchmarking de kwaliteit van de eigen school aan die van vergelijkbare scholen; • verwoordt de resultaten van zijn analyse in helder taalgebruik, zowel mondeling als schriftelijk.
90/101
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
C. Professioneel handelen en beroepsontwikkeling 1. Praktijkgericht onderzoek De afgestudeerde van de opleiding Master Special Educational Needs: leraar speciaal onderwijs: • kan op een systematische wijze gegevens over de (eigen) beroepspraktijk verzamelen en door een methodische filter halen met als doel een complexe situatie te verhelderen, te begrijpen, te beoordelen (of te verklaren) en/ of op te lossen; • is in staat theoretische concepten, paradigma’s en praktijkervaringen met elkaar te verbinden; • reflecteert op het eigen denken, handelingsrepertoire en kwaliteiten en op (internationaal) succesvol gebleken (handelings)modellen en werkwijzen; • beschrijft en verantwoordt de resultaten van zijn praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek in heldere professionele taal; • zorgt ervoor dat deze ten goede komen aan de kennisontwikkeling van het schoolteam, ‘specialisten’ en ‘niet specialisten’; • is in staat om actief en betekenisvol te participeren in multidisciplinair verband. 2. Maatschappelijke participatie De afgestudeerde van de opleiding Master Special Educational Needs: leraar speciaal onderwijs: • positioneert zich in het maatschappelijke debat, bijvoorbeeld door bij te dragen aan conferenties en praktijkgerichte publicaties; • kan zich opstellen als een ‘critical friend’ en levert een bijdrage aan de ontwikkeling van de beroepsgroep; • behartigt vanuit zijn professionaliteit de belangen van kwetsbare leerlingen (en hun ouders) en die van de beroepsgroep, c.q. verdedigt die. • Is in staat zich een oordeel te vormen over (beleids) beslissingen die kwetsbare leerlingen betreffen; • Verbindt daaraan consequenties en doet dat op een professionele wijze. 3. Reflectie en ontwikkeling De afgestudeerde van de opleiding Master Special Educational Needs: Leraar speciaal onderwijs: • is in staat een analyse te maken van adequaat persoonlijk en professioneel optreden en daarop te reflecteren; • organiseert feedback van leerlingen, collega’s, ouders en andere direct betrokkenen; • benut zijn reflecties voor zijn professioneel handelen; • werkt steeds aan zijn eigen beroepsontwikkeling en verwerft op een actieve wijze de daarvoor benodigde competenties.
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
91/101
Eindkwalificaties SEN: Auditief Gehandicapten (dt) A. Werken met en voor Dove en Slechthorende leerlingen 1. Leeromgeving De afgestudeerde van de opleiding Master Special Educational Needs: auditief gehandicapten • ontwerpt en realiseert een krachtige,veilige en communicatierijke leeromgeving op zowel cognitief als emotioneel en sociaal gebied voor dove en slechthorende leerlingenleerling. • Kent de voorwaarden waaronder een dergelijk leeromgeving tot stand kan komen en weet deze toe te passen. Is bereid zich grondig te verdiepen in de functie en betekenis van de natieve taal en zorgt er derhalve voor dat de last van het verwerven van taal en het soepel lopen van de communicatie niet (alleen) bij de leerling ligt. • Is in staat probleemoplossend te handelen in nieuwe en complexe situaties en doet dit op een creatieve, effectieve en ethisch verantwoorde wijze. • heeft een permanent onderzoekende houding, experimenteert met nieuwe werkwijzen, reflecteert hierop, ook met collega’s en ontwikkelt (eigen) professionele kennis. • benut daarbij de informatie uit (internationaal) praktijkgericht onderzoek. • staat open voor alle mogelijke opties om de interactie met dove en slechthorende leerlingen optimaal te laten verlopen. • verbindt zijn kennis en ervaring en die van ouders en leerlingen met zijn (ortho)pedagogisch en (ortho)didactisch handelen op groeps- en individueel niveau. 2. Begeleiding van leerlingen De afgestudeerde van de opleiding Master Special Educational Needs: auditief gehandicapten: • past een volgsysteem toe voor de groep en het individu vanuit een (ortho)pedagogisch, (ortho)didactisch, ontwikkelings)psychologisch, onderwijskundig en organisatorisch denk- en handelingskader. • verzamelt en analyseert op een systematische en methodische wijze gegevens, waarbij hij steeds nagaat welke bijdrage en invloed hij zelf, door zijn communicatie en aanpak, levert aan het voorkómen van of het ontstaan en (voort)bestaan van de problemen bij leerlingen (en hun ouders). • op basis van deze (transactionele) analyse ontwerpt hij, zoveel mogelijk met leerlingen en in samenspraak met ouders, begeleidingsplannen voor groepen en individuele leerlingen, voert ze uit en evalueert ze op doelmatigheid en betekenis voor de leerling. • onderkent dat problemen met het verwerven van de meerderheidstaal in de westerse wereld dubbel hard aankomen omdat het onderwijs voornamelijk uit verbale abstracte taal bestaat en ziet derhalve ook het belang van tweetalig onderwijs voor (pre-linguaal) dove leerlingen. • in het onderwijs-proces werkt hij doelgericht en transparant samen met collega’s, ouders en andere direct betrokkenen. • is in staat om specifieke behoeften van leerlingen op te sporen juist daar waar ze vertekend of moeilijk herkenbaar zijn. • weet ongewenst gedrag in de eerste plaats terug te voeren op de taal- en of hoorproblematiek c.q. kan de verschillende problemen van een leerling analyseren en relateren aan “het niet begrijpen of niet begrepen worden”. • benut mogelijkheden, kansen en positieve aspecten van leerlingen in een adequaat en op hen afgestemd onderwijsaanbod. • kan de behoeften van leerlingen in verband brengen met zijn eigen relationele) behoeften, motieven en belangen.
92/101
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
3. De leraar als persoon (‘significant other’) De afgestudeerde van de opleiding Master Special Educational Needs: auditief gehandicapten onderkent: • de significante betekenis die hij als persoon en professional heeft in de communicatie met en op de ontwikkeling van dove en slechthorende leerlingen. Is er van doordrongen dat problemen in de communicatie nooit alleen het kind betreffen maar ook de andere gespreksdeelnemers. • geeft vorm aan deze betekenis, is instaat hierop te reflecteren. • bewaakt zijn grenzen vanuit professioneel en beroepsethisch perspectief. Reflecteert op eigen gedrag, communicatie, culturele en persoonlijke identiteit en welke rol deze spelen in zijn beroepsuitvoering B. Werken in en voor de organisatie 1. Kwaliteit van de schoolorganisatie De afgestudeerde van de opleiding Master Special Educational Needs: auditief gehandicapten: • ontwerpt, implementeert en evalueert werkwijzen in de groep en de school op een methodisch, communicatief competente en beroepsethisch verantwoorde manier en in afstemming met het schoolbeleid. • draagt bij aan de kwaliteitszorg van de speciale leeromgeving op groeps- en schoolniveau. Is in dit proces in staat leiding te geven aan een team van collega’s, zowel binnen de organisatie als in een extern samenwerkingsverband. • Profiteert daarbij van de deskundigheid van collega’s (schoolteam), ouders en disciplines in en buiten de school. 2. Begeleiding van collega’s De afgestudeerde van de opleiding Master Special Educational Needs: auditief gehandicapten: • motiveert en begeleidt collega’s bij het vergroten van hun orthopedagogische, orthodidactische, ontwikkelingspsychologische, onderwijskundige, communicatieve en organisatorische bekwaamheid. • de specifieke belemmeringen die de dove of slechthorende leerling ontmoet in zijn ontwikkeling krijgen daarbij bijzondere aandacht. • Stemt de begeleiding af op individuele leerstijlen. Is integer en in staat begeleidingssituaties en visies van collega’s vanuit verschillende perspectieven te beschouwen. 3. Kennisontwikkeling De afgestudeerde van de opleiding Master Special Educational Needs: auditief gehandicapten: • is steeds actief op zoek naar kennis en informatie (internet,tijdschriften, boeken) m.b.t. het werkveld en bevordert als (pro)actieve netwerker (via netwerken, conferenties, participatie in onderzoek etc.) dat kennis ten goede komt aan het onderwijs aan dove en slechthorende leerlingen. • In interactie met de praktijk ontwikkelt hij kennis en draagt zo bij aan kenniscirculatie. 4. Innovatie De afgestudeerde van de opleiding Master Special Educational Needs -: auditief gehandicapten: • levert een bijdrage aan veranderingsprocessen die gericht zijn op het verbeteren van het onderwijs voor Dove en slechthorende leerlingen. •
kan complexe situaties en ontwikkelingen in de school (en in een samenwerkingsverband van scholen) vanuit een veranderkundige optiek analyseren. Is in staat zijn veranderkundige visie en inzichten te verwoorden en te beschrijven.
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
93/101
5. Toetsing De afgestudeerde van de opleiding Master Special Educational Needs -: auditief gehandicapten: • is in staat de (ortho)pedagogische visie, het onderwijsconcept, het beleid en de onderwijsinhouden van de school te plaatsen in termen van pedagogische, historische, onderwijskundige en beleidsmatige uitgangspunten. • toetst door middel van literatuuronderzoek (op praktisch, beleids- en wetenschappelijk niveau) en (inter)nationale benchmarking de kwaliteit van de eigen school aan die van vergelijkbare scholen. • Verwoordt de resultaten van zijn analyse in heldere taal, zowel mondeling als schriftelijk. C. Professioneel handelen en beroepsontwikkeling 1. Praktijkgericht onderzoek De afgestudeerde van de opleiding Master Special Educational Needs: auditief gehandicapten: • kan op een systematische wijze gegevens over de (eigen) beroepspraktijk verzamelen en door een methodisch filter halen met als doel een complexe situatie te verhelderen, te begrijpen, te beoordelen (of te verklaren) en/of op te lossen. • is in staat theoretische concepten, paradigma’s en praktijkervaringen met elkaar te verbinden. Reflecteert op het eigen denken, handelingsrepertoire en kwaliteiten en op (internationaal) succesvol gebleken (handelings)modellen en werkwijzen. • beschrijft en verantwoordt de resultaten van zijn praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek in heldere professionele taal. • zorgt ervoor dat deze ten goede komen aan de kennisontwikkeling van het schoolteam, ‘specialisten’en ‘niet specialisten’. Is in staat om actief en betekenisvol te participeren in multidisciplinair verband. 2. Maatschappelijke participatie De afgestudeerde van de opleiding Master Special Educational Needs: auditief gehandicapten: • positioneert zich in het maatschappelijke debat, bijvoorbeeld door bij te dragen aan conferenties en praktijkgerichte publicaties. • kan zich opstellen als een ‘critical friend’ en levert een bijdrage aan de ontwikkeling van de beroepsgroep. • behartigt vanuit zijn professionaliteit de belangen van dove en slechthorende leerlingen (en hun ouders) en die van de beroepsgroep, c.q. verdedigt die. Is in staat zich een oordeel te vormen over (beleids)beslissingen die dove en slechthorende leerlingen betreffen. • Verbindt daaraan consequenties en doet dat op een professionele wijze. 3. Reflectie en ontwikkeling De afgestudeerde van de opleiding Master Special Educational Needs -: auditief gehandicapten: • is in staat een analyse te maken van adequaat persoonlijk en professioneel optreden en daarop te reflecteren. • in deze analyse en reflectie zijn de eigen communicatieve vaardigheden een belangrijk onderwerp. • organiseert feedback van leerlingen, collega’s, ouders en andere direct betrokkenen. • benut zijn reflecties voor zijn professioneel handelen. Werkt steeds aan zijn eigen beroepsontwikkeling en verwerft op een actieve wijze de daarvoor benodigde competenties.
94/101
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
Eindkwalificaties SEN: Communicatief Gehandicapten (dt) A.
Werken met en voor leerlingen
1. Leeromgeving De afgestudeerde van de opleiding Master Special Educational Needs: communicatief gehandicapten: • ontwerpt en realiseert een krachtige, veilige en communicatierijke leer- en leefomgeving voor leerlingen met een handicap; • kent de voorwaarden waaronder een dergelijk leer- en leefomgeving tot stand kan komen en weet deze toe te passen; • acht zichzelf, als een van de opvoeders, primair verantwoordelijk voor het creëren van een omgeving waarin de communicatieve redzaamheid van ieder individueel kind voorop staat; • onderkent de communicatienood van de leerling in de communicatierijke wereld waarin het opgroeit, stel dit centraal,ook voor de langere termijn; • is in staat probleemoplossend te handelen in nieuwe en complexe situaties en doet dit op een creatieve, effectieve en ethisch verantwoorde wijze; • heeft een permanent onderzoekende houding, experimenteert met nieuwe werkwijzen, reflecteert hierop, ook met collega’s en ontwikkelt (eigen) professionele kennis; • benut daarbij de informatie, over diverse vormen van aanpak, uit (internationaal) praktijkgericht onderzoek; • staat open voor alle mogelijke opties om de interactie met leerlingen die ernstige communicatie beperkingen hebben optimaal te laten verlopen; • verbindt zijn kennis en ervaring en die van ouders en leerlingen met zijn orthopedagogisch en orthodidactisch handelen op groeps- en individueel niveau. 2. Begeleiding van leerlingen De afgestudeerde van de opleiding Master Special Educational Needs: communicatief gehandicapten: • past een volgsysteem toe voor de groep en het individu vanuit een orthopedagogisch, orthodidactisch, (ontwikkelings)psychologisch, onderwijskundig en organisatorisch denk- en handelingskader; • verzamelt en analyseert op een systematische en methodische wijze gegevens, waarbij hij steeds nagaat welke bijdrage en invloed hij zelf, door zijn communicatie en aanpak, levert aan het voorkómen, ontstaan en (voort)bestaan van de problemen bij leerlingen (en hun ouders); • is in staat om specifieke behoeften van leerlingen op te sporen juist daar waar ze vertekend of moeilijk herkenbaar zijn; • benut mogelijkheden, kansen en positieve aspecten van leerlingen in een adequaat en op hen afgestemd onderwijsaanbod; • kan de behoeften van leerlingen in verband brengen met zijn eigen (relationele) behoeften, motieven en belangen. 3. De leraar als persoon (‘significant other) De afgestudeerde van de opleiding Master Special Educational Needs: communicatief gehandicapten: • is er van doordrongen dat problemen in de communicatie nooit alleen de leerling betreffen, maar ook de andere gespreksdeelnemers; • onderkent de significante betekenis die hij als persoon en professional heeft in de communicatie met en op de ontwikkeling van leerlingen • geeft vorm aan deze betekenis, is in staat hierop te reflecteren en bewaakt zijn grenzen vanuit professioneel en beroepsethisch perspectief. Derhalve reflecteert hij op eigen gedrag,
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
95/101
communicatie, culturele en persoonlijke identiteit en zijn beroepskwaliteit en is zich bewust van het verschil tussen zijn eigen identiteit en die van de leerling en van de gevolgen hiervan voor de identiteitsontwikkeling van de leerling B.
Werken in en voor de organisatie
1. Kwaliteit van de schoolorganisatie De afgestudeerde van de opleiding Master Special Educational Needs: communicatief gehandicapten: • ontwerpt, implementeert en evalueert werkwijzen in de groep en de school op een methodisch, communicatief competente en beroepsethisch verantwoorde manier en in afstemming met het schoolbeleid; • draagt bij aan de kwaliteitszorg van de speciale leeromgeving op groeps- en schoolniveau; • is in dit proces in staat leiding te geven aan een team van collega’s, zowel binnen de organisatie als in een extern samenwerkingsverband; • profiteert daarbij van de deskundigheid van collega’s (schoolteam), ouders en disciplines in en buiten de school; • is vanuit de eigen discipline in staat collegiaal mee te werken aan de strategische doelen van de totale organisatie 2. Begeleiding van collega’s De afgestudeerde van de opleiding Master Special Educational Needs: communicatief gehandicapten: • motiveert en begeleidt collega’s bij het vergroten van hun orthopedagogische, orthodidactische, ontwikkelingspsychologische, onderwijskundige, communicatieve en organisatorische bekwaamheid. De specifieke belemmeringen die de leerling met een beperking ontmoet krijgen daarbij bijzondere aandacht; • stemt de begeleiding af op individuele leerstijlen; • is integer en in staat begeleidingssituaties en visies van collega’s vanuit verschillende perspectieven te beschouwen; • werkt samen met opleidings- en andere voor het onderwijs en de jeugdzorg relevante instellingen en betracht in die samenwerking openheid m.b.t. tot zijn professioneel denken en handelen. 3. Kennisontwikkeling De afgestudeerde van de opleiding Master Special Educational Needs: communicatief gehandicapten: • is voortdurend actief op zoek naar kennis en informatie en bevordert als (pro)actieve netwerker de generatie van kennis die ten goede komt aan het onderwijs aan leerlingen met een beperking; • in interactie met de praktijk ontwikkelt hij kennis en draagt zo bij aan kenniscirculatie. 4. Innovatie De afgestudeerde van de opleiding Master Special Educational Needs: communicatief gehandicapten: • levert een bijdrage aan veranderingsprocessen, die gericht zijn op het verbeteren van het onderwijs voor leerlingen met een beperking of handicap; • kan complexe situaties en ontwikkelingen in de school (en in een samenwerkingsverband van scholen) vanuit een veranderkundige optiek analyseren; • is in staat zijn veranderkundige visie en inzichten te verwoorden en te onderbouwen.
96/101
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
5. Toetsing De afgestudeerde van de opleiding Master Special Educational Needs: communicatief gehandicapten: • is in staat de orthopedagogische visie, het onderwijsconcept, het beleid en de onderwijsinhouden van de school te plaatsen in termen van pedagogische, historische, onderwijskundige en beleidsmatige uitgangspunten; • toetst door middel van literatuuronderzoek (op praktisch, beleids- en wetenschappelijk niveau) en (inter)nationale benchmarking de kwaliteit van de eigen school aan die van vergelijkbare scholen; • verwoordt de resultaten van zijn analyse in heldere taal, zowel mondeling als schriftelijk. C.
Professioneel handelen en beroepsontwikkeling
1. Praktijkgericht onderzoek De afgestudeerde van de opleiding Master Special Educational Needs: communicatief gehandicapten: • kan op een systematische wijze gegevens over de (eigen) beroepspraktijk verzamelen en door een methodische filter halen met als doel een complexe situatie te verhelderen, te begrijpen, te beoordelen of te verklaren en/of op te lossen; • is in staat theoretische concepten, paradigma’s en praktijkervaringen met elkaar te verbinden; • reflecteert op het eigen denken, handelingsrepertoire en kwaliteiten en op (internationaal) succesvol gebleken (handelings)modellen en werkwijzen; • beschrijft en verantwoordt de resultaten van zijn praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek in heldere professionele taal; • zorgt ervoor dat deze ten goede komen aan de kennisontwikkeling van het schoolteam, ‘specialisten’ en ‘niet specialisten’; • is in staat om actief en betekenisvol te participeren in multidisciplinair verband. 2. Maatschappelijke participatie De afgestudeerde van de opleiding Master Special Educational Needs: communicatief gehandicapten: • positioneert zich in het maatschappelijke debat, bijvoorbeeld door bij te dragen aan conferenties en praktijkgerichte publicaties; • kan zich opstellen als een ‘critical friend’ en levert een bijdrage aan de ontwikkeling van de beroepsgroep; • behartigt vanuit zijn professionaliteit de belangen van leerlingen met een beperking of -handicap (en hun ouders) en die van de beroepsgroep, c.q. verdedigt die; • is in staat zich een oordeel te vormen over (beleids)beslissingen die leerlingen met een -beperking of handicap; • verbindt daaraan consequenties en doet dat op een professionele wijze. 3. Reflectie en ontwikkeling De afgestudeerde van de opleiding Master Special Educational Needs: communicatief gehandicapten: • is in staat een analyse te maken van adequaat persoonlijk en professioneel optreden. Hierbij maakt de eigen communicatie en de reflectie daarop onderdeel uit van het programma; • organiseert feedback van leerlingen, collega’s, ouders en andere direct betrokkenen; • benut zijn reflecties voor zijn professioneel handelen; • werkt steeds aan zijn eigen beroepsontwikkeling en verwerft op een actieve wijze de daarvoor benodigde competenties.
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
97/101
98/101
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
Bijlage 7
(Vernieuwde) Eindkwalificaties masteropleiding Special Educational Needs (SEN:LSO vt/dt)
A. Werken met en voor leerlingen 1. Leer- en leefomgeving De Master Special Educational Needs herkent, erkent en waardeert diversiteit. 3 Zij ontwerpt en realiseert samen met leerlingen een krachtige leer- en leefomgeving. Gaat uit van de 4 ontwikkelingsmogelijkheden en –perspectieven van leerlingen. Burgerschapsvorming vormt hierbij 5 een belangrijk uitgangspunt. . Ziet ouders/verzorgers en anderen die bij de ontwikkeling van de leerling (en) betrokken zijn als educatieve partners en werkt effectief met hen samen. 2. Begeleiding van leerlingen 6 De Master Special Educational Needs stemt af op de meergelaagdheid in de onderwijs- en ondersteuningsbehoeften van de leerling. 7 8 Denkt en werkt handelings - en oplossingsgericht . Plaatst de ontwikkeling van de leerling in relatie tot 9 de context en geeft haar onderwijs vorm vanuit een realistisch ontwikkelingsperspectief . Richt zicht op de krachtbronnen van de leerling zelf en van diens sociaal netwerk. 10 Empowerment van de leerling, ondersteund door de leraar , om het uiteindelijk zelf zoveel mogelijk te doen, staat centraal. 3. De leraar als persoon De Master Special Educational Needs weet dat zij, in samenwerking met andere betrokkenen, het verschil maakt. Is zich bewust van haar persoonlijke kwaliteiten. Onderkent de betekenis die zij heeft binnen de ontwikkeling van de leerlingen. Zij geeft vorm aan deze betekenis en is in staat hierop te reflecteren. Bewaakt haar grenzen vanuit professioneel en beroepsethisch perspectief.
B. Werken in en voor de organisatie 1. Schoolontwikkeling De Master Special Educational Needs levert op groeps- en schoolniveau een actieve bijdrage aan veranderingsprocessen die gericht zijn op het waarborgen/verbeteren van de kwaliteit van het onderwijs aan leerlingen met specifieke onderwijs- en ondersteuningsbehoeften. Analyseert complexe situaties en ontwikkelingen vanuit een veranderkundige optiek. Is in staat de veranderkundige visie en inzichten te verwoorden, te beschrijven, te verantwoorden en in daden om te zetten. Werkt
3
Voor “zij” kan ook “hij”gelezen worden Burgerschapsvorming: hierbij ligt het accent niet alleen op de leerling in het hier - en nu, maar ook op het perspectief om volwaardig als burger te funcitoneren. 5 Claasen, W., Bruïne, E. de, Schuman, H., Siemons, H., Velthooven , B. van (2009). Inclusief Bekwaam. Generiek competentieprofiel inclusief onderwijs. Antwerpen-Apeldoorn: Garant 6 In bekwaam & Speciaal wordt dit als volgt toegelicht (De Bruïne, 2004, pp. 67,68): in de waarneming en interpretatie van de leerling staat de leraar voor de vraag op welk(e) niveau (s) hij moet reageren, c.q. het accent leggen op het instrumenteel of communicatief niveau of op het niveau van waardeoriëntatie en zingeving. Bovendien moet hij daartussen een passende balans vinden. 7 Pameijer, N., Beukering , T. van , Lange, S. de (2009). Handelingsgericht werken: een handreiking voor het schoolteam.. Samen met collega’s, leerlingen en ouders aan de slag. Leuven/Den Haag: Acco 8 Cauffman, L. ,Dijk, D.J. van (2009). Handboek oplossingsgericht werken in het onderwijs. Amsterdam: Boom 9 Inspectie van Onderwijs (2009). Analyse en waarderingen van opbrengsten primair onderwijs 10 Een specialist die direct dan wel indirect bij de leerling betrokken is 4
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
99/101
opbrengstgericht. Doet dit op een creatieve, adequate en ethisch verantwoorde wijze. Geeft ouders van leerlingen een stem11. Beschouwt ouders als educatieve partners, erkent beslissingen en werkt effectief met hen samen. 2. Begeleiding van collega’s De Master Special Educational Needs motiveert en begeleidt collega’s bij het vergroten van hun bekwaamheid in het onderzoeken en begeleiden van leerlingen met specifieke onderwijs- en ondersteuningsbehoeften. Plaatst de begeleiding in relatie tot de context en houdt rekening met transactionele factoren. Kan beoordelen waar de grenzen liggen. Gaat hierbij in dialoog en werkt samen met andere voor het onderwijs en jeugdzorg relevante instellingen. 3. Kenniscirculatie De Master Special Educational Needs is een (pro) actieve kenniswerker. Experimenteert met nieuwe werkwijzen, reflecteert hierop en ontwikkelt (eigen) professionele kennis. Benut daarbij informatie en uitkomsten van (internationaal) praktijkgericht onderzoek. Verbindt haar kennis met eigen handelen op groeps- en schoolniveau. Draagt op deze wijze bij aan kennisontwikkeling voor eigen praktijken, die waar mogelijk ook toepasbaar zijn in andere praktijken. 4. De leraar als participant in de verandering De Master Special Educational Needs werkt in veranderingsprocessen constructief samen met leerlingen/ouders/verzorgers, collega’s en andere professionals van binnen en buiten de school. Zij is zich bewust van haar rol en bekend met de vaak uiteenlopende verwachtingen die anderen van haar hebben (leerlingen, ouders, overheid, wetenschap). Zij kan deze verwachtingen en haar interpretaties hiervan verbinden aan haar eigen mogelijkheden om aan die verwachtingen te voldoen12.
C. Professioneel handelen en beroepsontwikkeling 1. Onderzoekende houding De Master Special Educational Needs verbindt theoretische concepten, paradigma’s en praktijkervaringen met elkaar. Reflecteert op eigen denken, handelingsrepertoire, kwaliteiten en op (internationaal) gebleken (handelings) modellen en werkwijzen. Heeft een permanent onderzoekende houding. Verzamelt op een cyclische wijze gegevens over de (eigen) beroepspraktijk met als doel een complexe situatie te verhelderen, te begrijpen en te optimaliseren. 2. Maatschappelijk besef De Master Special Educational Needs is een kritische, autonome denker. Neemt deel aan het debat over de ontwikkeling van de eigen beroepsgroep en durft hierin stelling te nemen. Draagt bij aan praktijkgerichte publicaties. Is in staat om de orthopedagogische visie, het onderwijsconcept, het beleid en de onderwijsinhouden te plaatsen in termen van pedagogische, historische, onderwijskundige, sociaal-maatschappelijke en culturele contexten. Verbindt hieraan op een professionele wijze consequenties.
11
11
Claasen, W., Bruïne E. de, Schuman, H., Siemons, H., Velthooven, B. van (2009). Inclusief Bekwaam. Generiek competentieprofiel inclusief onderwijs. Antwerpen-Apeldoorn: Garant 12
Ponte, P. (2003). Interactieve professionaliteit en interactieve kennisontwikkeling in speciale onderwijszorg. Oratie. Apeldoorn/ Leuven: Garant
100/101
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
3. Reflectie en ontwikkeling De Master Special Educational Needs is in staat een analyse te maken van haar persoonlijk en professioneel optreden en daarop te reflecteren. Organiseert feedback van leerlingen, collega’s, ouders/verzorgers en andere direct betrokkenen. Werkt steeds aan de eigen beroepsontwikkeling en verwerft op een actieve wijze de daarvoor benodigde competenties.
© NQA – Hs. Utrecht: audit bestaande hbo-master Special Educational Needs SEN
101/101