versie maart 2006
Leerlijn 3.1 Grote motoriek Beschrijving ontwikkelingslijn: 3 Ontleent gevoelens van competentie aan bewegingservaringen. Heeft behoefte aan spelletjes met bewegings- en lichamelijke ervaringen.
Beheerst basale bewegingen (rennen, lopen) en balans. Totaal bewegen.
4
5
Beheerst globale bewegingen. Alternerende bewegingen.
Beheerst grote bewegingen en symmetrische bewegingen.
Beheerst fijnere bewegingen, weinig meebewegingen.
Op soepele wijze hardlopen.
Krachtig zwaaien met de armen bij lopen.
6 Beheerst fijne bewegingen; maakt verschillende bewegingen achter elkaar (weinig totaalbewegingen).
Beheerst soepele bewegingen met evenwicht; kan verschillende bewegingen tegelijk uitvoeren.
7 Maakt passende, soepele bewegingen die geautomatiseerd zijn.
Beschrijving tussendoelen: Ontwijken van een stilstaande hindernis.
Bij afspringen zich afzetten met beide voeten.
Maken van enkele sprongetjes.
Vangen van grote, lichte voorwerpen.
Klimmen en dalen met bijtrekpas.
Zich afzetten voor een sprong.
Aanloop nemen alvorens te springen.
Lopen in ritme.
Huppelen.
Vangen met twee gestrekte, gespreide armen, waarbij het voorwerp wordt geraakt.
Controleren van de werprichting.
Alternerend klimmen.
Gevarieerd springen (kikker).
Fietsen op een driewieler. Schoppen tegen een bal. Van bank springen.
Zich verplaatsen op een breed Klauteren op steunvlak. hoge en schuine toestellen. Over iets springen. Werpen vanuit de schouder. Op toestellen klimmen. Vangen van grote, lichte voorwerpen met gestrekte armen.
Gooien met een bovenhandse worp, een been naar voren. Vangen met beide handen. Evenwicht bewaren tijdens het uitvoeren van
Ontwijken van bewegende hindernissen tijdens het Snelheid van het hardlopen. lopen opvoeren. Huppelen Met beide (enkele passen). voeten samen afzetten, springen Hinkelen over en landen. een langere afstand. Hinkelen (enkele sprongen). Aanpassen van de sprongkracht Alternerend aan de te dalen. overbruggen afstand. Vangen van een grote, stuiterende Een aanloop bal met beide nemen en dan handen. springen.
Voetje voor Twee voetje over een lijn bewegingen lopen. tegelijk doen (b.v. lopen en klappen). Over een langere afstand Doelgericht huppelen of werpen. hinkelen. Vangen van Vangen van kleine voorwerpen kleine bal vanuit met een snelle een stuit met beide vlucht. handen. Zich beheerst Vangen door verplaatsen op zich te verplaatsen een licht labiel volgens de vlucht steunvlak van de bal. Touwtje Zwaaien aan springen. een rekstok. Lichaamsbeheersi Beheersing
Leerstoflijnen en leerlijnen - Ontwikkelingsvolgmodel Jonge kinderen Seminarium voor Orthopedagogiek
3.1-1
versie maart 2006
Evenwichtsoefenin gen. Symmetrische houdingen nabootsen.
Drie tellen op een been staan Evenwicht bewaren op licht labiele steunvlakken. Bal vangen met beide handen. Gericht schoppen tegen een bal. Fietsen op een fiets met zijwielen.
handelingen met weinig bijbewegingen. Achterwaarts lopen, springen oefenen.
Moeilijke standen, spreidstand, spreidzit etc. uitvoeren en verwoorden.
Klimmen en dalen (gekruiste coördinatie).
stoppen, versnellen, afremmen etc.
Mikken op een doel.
Zich ontspannen.
Vijf tellen op een Bal overspelen been staan. naar ander kind Evenwicht bewaren op een smal, licht labiel steunvlak. Snel kunnen stoppen (lichaamsbeheersi ng). Reactiesnelheid opvoeren.
Timen van bewegingen (b.v. tien tellen stilstaan Vangen met één en dan rennen). hand (dominante hand).
ng: onmiddellijk stoppen, balanceren met voorwerpen etc. Springen met een ritme (touwtje springen)/
Schommelen zonder hulp. Fietsen zonder zijwielen. Overspelen naar andere kinderen. Op een doel mikken.
Leerstoflijnen en leerlijnen - Ontwikkelingsvolgmodel Jonge kinderen Seminarium voor Orthopedagogiek
3.1-2
versie maart 2006
methodiek Methodiek Pedagogisch handelen: creëren van een rustige, voorspelbare speel- en leeromgeving aandacht geven, nabij zijn aandacht uitstellen inspelen op en aansluiten bij het kind bemoedigen, bevestigen, vertrouwen geven reguleren voorbeeld zijn stimuleren verwoorden zelf laten doen, zelf laten oplossen uitleggen, verduidelijken, instrueren, verlengde instructie (na)bespreken, evalueren Moeilijker maken Transfer naar andere situaties
Vrije activiteiten: het voorbereiden en organiseren van een betekenisvolle en uitdagende speel leeromgeving. het volgen van het verloop van de activiteiten. zorgdragen voor veilige situaties. helpen bij het oplossen van conflicten. stimuleren. belangstelling tonen. meespelen. spelsuggesties aandragen. observeren. controleren. corrigeren of ingrijpen.
Begeleide activiteiten: naast het gebruikelijke materiaal nieuw materiaal toevoegen. het materiaalaanbod te beperken, bijv. alleen het rijdende materiaal aan te bieden, of alleen klimen klautermateriaal etc. keuzes maken die gericht zijn op het oefenen van bepaalde vaardigheden: samenspelen, afspraken maken, oplossen van conflicten etc. keuzes maken die gericht zijn op het oefenen van behendigheden, zoals werpen en vangen, springen en kruipen etc. zelf meespelen. helpen en stimuleren, aanmoedigen. aandacht voor eigen prestaties van kinderen. uiten van zorg en aandacht voor elkaar. Geleide activiteiten: de leerkracht is spelleider en geeft kinderen die meespelen, aanwijzingen. aanleren van een spel. structureren van een spel. voordoen, voorzingen. verwoorden van handelingen, ideeën. refereren aan spelregels. aanwijzingen geven. gebruiken van muziekinstrumenten. corrigeren en ingrijpen. stimuleren.
Didactisch handelen: het kind laten: doen, manipuleren waarnemen: voelen, zien, horen, proeven, ruiken verkennen, exploreren experimenteren vergelijken voorstructureren, orderenen oefenen, trainingen automatiseren imiteren herhalen reflecteren, evalueren luisteren, vragen, verwoorden, (na)vertellen samen spelen, samen werken verbeelden, uitbeelden, tekenen gebruiken in andere situaties (transfer) probleem oplossen, (na)denken schrijven, lezen, (be)rekenen
Leerstoflijnen en leerlijnen - Ontwikkelingsvolgmodel Jonge kinderen Seminarium voor Orthopedagogiek
3.1-3
versie maart 2006
activiteiten, werkvormen Activiteiten, werkvormen persoonlijkheidsvormende activiteit: b.v. zelfreflecteren, aanpassen, zich (zelf) vertrouwen sociale activiteit: b.v. samen spelen, werken, praten (ver)zorgende activiteit: b.v. opruimen, anderen helpen Speelactiviteit: b.v. geleid-, begeleid- en vrij spel Expressieve, verbeeldende activiteit Muzikale activiteit Bewegingsactiviteit Waarnemingsactiviteit: b.v. voelen, ruiken, kijken, horen Gespreks-, luister- en taalactiviteit Verkennende activiteit: b.v. onderzoeken, experimenteren Constructieve activiteit: b.v. bouwen (na)denkactiviteit: b.v. doordenken, problemen oplossen, onthouden Oefenactiviteit: b.v. trainingen, geheugenoefening Lees- en schrijfactiviteit Reken- en wiskunde activiteit Gebruik van de techniek: b.v. computergebruik
Rijden. Rollen. Werpen en vangen. Bouwen en construeren.
Zang- en dansspelletjes. Tikspelen. Stoeispelen. Doelspelen.
Verstop- en zoekspelen. Bewegen en rollenspel. Bewegen op muziek. Het klaslokaal of de gang: Speelhoek. Bouw- en constructiehoek. Timmerhoek.
Leerstoflijnen en leerlijnen - Ontwikkelingsvolgmodel Jonge kinderen Seminarium voor Orthopedagogiek
3.1-4
versie maart 2006
materialen, leermiddelen Klimrek, klimboom, klimnet, klimtouw, planken, glijbaan etc. Schommels, touwladder. Wipwap. Duw- en trekkarren, kruiwagens, driewielers, steppen, fietsen, poppenwagens, tractor etc. Duikelstangen. Kisten, planken, kleden, gordijnen, touwen, ronde buizen, trapezium etc. Grote en kleine scheppen, emmers, vormen, zeven, planken, plastic bekers, potten, pannen, teiltjes etc. Een buitenkraan of waterbak, teiltjes, gieters, emmers, slangen, trechters, lege plastic flessen; sop met bellenblaasdingen etc. Harken, zeven, gieten, scheppen, filteren. Grote en kleine ballen, zachte en harde ballen, kegels, een korf, een mand; badmintonrackets en shuttles of zachte ballen; stelten, hoepels, rolschaatsen, springtouwen; knikkers; stoepkrijt etc. Kleden, verkleedkleren, potten en pannen, poppen, enz. Autobanden, tunnels, buizen, etc. Lange en korte springtouwen, hoepels, hinkelbanen etc. Vliegers. Allerlei passende kleding en attributen. Allerlei passende attributen.
Wandrek, klimnet, klimtouw, ladders, glijbaan etc. Schommels, touwladders, touwen. Wipwap. Springkast, wandrek, trampoline, skippybal, zwiepplank, bank. Evenwichtsbalk, bank. Dikke matten, trapezium. Karren, fietsen, driewielers, poppenwagens, planken op wielen. Tonnen, grote en kleine, harde en zachte ballen. Grote en kleine, harde en zachte ballen, pittenzakken, ringen. Met blokken, kisten, planken, kleden, matten, ronde buizen, touwen, verkleedkleren, grote dozen etc. Allerlei passende kleding en attributen. Allerlei passende attributen, materiaal voor vrijplaatsen. Dikke matten, grote bal. Ballen, pittenzakken, ringwerpspel, materiaal om iets in of tegen aan te werpen. Materiaal om te verstoppen en op te zoeken. Allerlei passende attributen, verkleedkleren etc. Muziekcassettes, cd’s, allerlei passende attributen, verkleedkleren, muziekinstrumenten. Matten, paalkoppen, tonnen etc. Grote houten blokken, groot constructiemateriaal. Planken, latten, diverse soorten hout en houtboard, spijkers, hamers, zagen, etc.
Leerstoflijnen en leerlijnen - Ontwikkelingsvolgmodel Jonge kinderen Seminarium voor Orthopedagogiek
3.1-5