Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen College of Child Development and Education Graduate School of Child Development and Education Nieuwe Prinsengracht 130 1018 VZ Amsterdam
[email protected]
Studiehandleiding Forensische Orthopedagogiek (7014B413DT) Masterjaar: 2012-2013 Semester 1
coördinator/contactdocent: Prof. Dr. Geert Jan Stams uitvoerende docenten: Prof. Dr. Geert Jan Stams, Prof. Dr. Doret de Ruyter, Dr. Peter van der Bergh, Dr. Peer van der Helm, Dr. Machteld Hoeve, Dr. Channa Al, & Dr. Marit Hopman
Amsterdam, september 2012 1
1. Deelname aan het onderwijs en tentamen Deelname onderwijs/tentamen Om deel te kunnen nemen aan het onderwijs en/of eerste afsluitingsgelegenheid (tentamen) in deze module moet je je binnen de voorgeschreven periode aanmelden conform de door de onderwijsbureau voorgeschreven procedure. Bij niet-tijdige aanmelding en/of onjuiste inschrijving kan deelname aan het onderwijs/tentamen op praktische gronden worden geweigerd. Zie voor de aanmeldingsprocedure www.student.uva.nl/pw of /owk. Deelname herkansing Als je wilt deelnemen aan de herkansing dien je je minimaal 8 dagen voor de herkansing aan te melden via Studenteninformatiesysteem (SIS). Aanmelden kan nadat de uitslagen van de eerste afsluitingsgelegenheid bekend zijn gemaakt. Indien de aanmelding niet of niet tijdig heeft plaatsgevonden, kan deelname aan de herkansing op praktische gronden worden geweigerd, of kan het werk niet worden nagekeken en/of beoordeeld.
2. Inleiding Forensische Orthopedagogiek bestudeert de incidentie, prevalentie en etiologie van ernstige ontwikkelings- en gedragsproblemen bij kinderen, jongeren, jongvolwassenen en mensen met een verstandelijke beperking en de daarmee samenhangende opvoedingsproblemen. De problemen zijn zodanig ernstig dat justitieel ingrijpen (civiel- of strafrechtelijk) dreigt of reeds feitelijk is ingezet (e.g., kinderbeschermingsmaatregelen en strafrechtelijke interventies). Het is de specifieke justitiële invalshoek die aan deze invulling van de orthopedagogiek het predicaat ‘forensisch’ verleent. De forensische orthopedagogiek houdt zich expliciet bezig met de wetenschappelijke bestudering, ontwikkeling én evaluatie van preventieve en curatieve interventies binnen het domein van de forensische zorg. Bij preventie en interventie kunnen we denken aan op individuele kinderen, jongeren en gezinnen gerichte programma’s en projecten teneinde probleemsituaties te voorkomen dan wel (helpen) op te lossen. Bij interventies moeten we ook denken aan de zwaarste interventie wanneer het echt niet meer gaat met de opvoeding thuis en/of ernstige strafbare feiten zijn begaan: uithuisplaatsing in (gesloten) vormen van behandeling (Jeugdzorg Plus en Justitiële Jeugdinrichtingen). Maar het kan ook betrekking hebben op te ontwikkelen beleid voor risicogroepen en/of probleemgroepen, op lokaal of nationaal niveau. Dit maakt de forensische orthopedagogiek tot een handelingswetenschap en tot op zekere hoogte ook tot een (gerichte) beleidswetenschap. De kans op, dan wel daadwerkelijk, justitieel ingrijpen geeft aan de Forensische Orthopedagogiek een bijzondere dimensie. De vraag of er van buitenaf – van overheidswege ingegrepen moet worden in een opvoeding- en gezinssituatie, en de inbreuk die daarmee wellicht wordt gemaakt op het leven van individu en/of gezin, confronteert de forensische orthopedagoog met wezenlijke vraagstukken van morele, ethische, maatschappelijke en juridische aard: wat geeft ons het recht om jeugdigen gedwongen op te voeden? Dit vraagt van de forensische orthopedagoog dat hij zich ook de wijze van denken in andere disciplines eigen maakt en op een kritische manier zijn kennis en vaardigheden toepast in de praktijk van de forensische zorg.
2
3. Voorkennis en aansluiting met andere modulen Bachelor Pedagogische Wetenschappen of (Klinische en/of Gezondheids)Psychologie. Minor Jeugdcriminaliteit & Justitieel Jeugdbeleid. Overige modules van de Master Forensische Orthopedagogiek
4. Leerdoelen 1) Inzicht in oorzaken en achtergronden van ernstige gedrag- en opvoedingsproblemen die om justitieel ingrijpen vragen of waar justitieel ingrijpen dreigt 2) Inzicht in de overwegingen om (maatschappelijk) te interveniëren bij ernstige gedrag- en opvoedingsproblemen 3) Inzicht in overheidsbeleid ten aanzien van maatschappelijk ingrijpen 4) Trends en verschijningsvormen van ernstige gedragsproblemen kunnen vaststellen en analyseren; 5) Kunnen kiezen en beargumenteren van preventie- en interventieactiviteiten, alsmede beoordelen en verantwoord inschatten van effectiviteit van behandeling in de forensische jeugdzorg 6) Inzicht in de effectiviteit en wijze van behandeling in de open- en gesloten vormen van residentiele zorg 7) In staat zijn om op kritische wijze een standpunt in te nemen over de Forensische Orthopedagogiek en dat standpunt adequaat te onderbouwen
5. Inhoud In de cursus ‘Forensische Orthopedagogiek’ ligt de nadruk op domeinbepaling, theorievorming, etiologie en verklaring. Behalve dat we ons tijdens deze cursus verdiepen in de vraag wat precies Forensische Orthopedagogiek inhoudt en waarin het zich onderscheidt van andere disciplines, zoals bijvoorbeeld de ‘gewone’ orthopedagogiek, de ontwikkelingspsychologie, de klinische psychologie of de criminologie, wordt ingegaan op theoretische interpretaties en verklaringen van ernstige gedrag- en opvoedingsproblemen en de wijze waarop hierop kan worden gereageerd door middel van justitieel ingrijpen en behandeling. Kennis over aard, omvang en ernst van problematiek en bovenal van de achtergronden en oorzaken daarvan, is immers de noodzakelijke eerste stap om te komen tot het ontwerpen van potentieel effectieve preventie- en interventiestrategieën. Net als in de andere modules van de master wordt bij ‘Forensische Orthopedagogiek’ veel nadruk gelegd op evidence-based onderzoek en hulpverlening/behandeling. Dit brengt met zich mee dat vooral sociaal-wetenschappelijke literatuur wordt geraadpleegd waarin verslag wordt gedaan van kwantitatief en kwalitatief empirisch onderzoek. Niettemin komen, met name in deze cursus ook fundamentele (normatieve) vragen en dilemma’s aan bod, die nu eenmaal inherent zijn aan een sector die gekenmerkt wordt door (dreigend) overheidsingrijpen in opvoeding en gezinssituatie door middel van juridische maatregelen en gedwongen behandeling.
3
6. Literatuur Bij alle onderwerpen die tijdens de cursus aan de orde komen, hoort literatuur. Deze literatuur wordt geplaatst op Blackboard of anderszins verspreid. Het gaat voornamelijk om wetenschappelijke artikelen en hoofdstukken uit boeken/readers. Het is verstandig deze literatuur vóór de desbetreffende bijeenkomst te hebben gelezen. Verder kan deze literatuur betrokken worden bij de eindopdracht in combinatie samen met door studenten zelf te zoeken literatuur.
7. Onderwijsvormen Hoorcolleges
8. Rooster Bijeenkomsten: van 6/09/2012 tot 25/10/2012; donderdagochtend van 09.00 tot 11.00 uur
Week 1 2 3 4 5 6 7 8
Datum 6/09/2011 13/09/2011 20/09/2011 27/09/2011 4/10/2010 11/10/2010 18/10/2010 25/10/2010
Bijeenkomst 1e College 2e College 3e College 4e College 5e College 6e College 7e College 8e College
Gebouw
Zaal
De locatie van het onderwijs vind je op http://rooster.uva.nl. Houd deze website ook in de gaten voor eventuele roosterwijzigingen. College 1: Introductie in de Forensische Orthopedagogiek Geert Jan Stams College 2: Gedwongen gezinsinterventie: het recht om op te voeden en opgevoed te worden Doret de Ruyter College 3: Uithuisplaatsing Peter van den Bergh College 4: Dwang en drang in de forensische jeugdzorg: niets werkt? Peer van der Helm College 5: Opvoeding en jeugddelinquentie Machteld Hoeve College 6: Morele Ontwikkeling en Jeugddelinquentie Geert Jan Stams College 7: Crisisinterventie en kindermishandeling Channa Al College 8: Waarden in jeugdzorginterventies en jeugdbeleid Marit Hopman
4
9. Van de student verwachte activiteiten Indien literatuur tevoren is opgegeven, wordt van de studenten verwacht dat zij dit hebben bestudeerd vóór aanvang van de desbetreffende bijeenkomst. De bijeenkomsten betreffen doorgaans een eerste kennismaking met een specifiek onderwerp. Voor verdere verdieping wordt zelfstudie verwacht. Voorts wordt gerekend op actieve deelname aan discussies tijdens de bijeenkomsten.
10.
Beoordeling
De module wordt afgesloten met een paper (4 pagina’s A-4: 1600 tot 2000 woorden) met de volgende titel: De toekomst van de Forensische Orthopedagogiek. In het paper komt aan de orde wat onder Forensische Orthopedagogiek verstaan dient te worden, wat de centrale thema’s moeten zijn in de Forensische Orthopedagogiek, hoe de Forensische Orthopedagogiek zich verder dient te ontwikkelen, welk type onderzoek daarbij van pas komt (methode) en daarmee uiteindelijk hoe de research agenda van Forensische Orthopedagogiek eruit moet komen te zien de komende 5 jaar. Belangrijk is hierbij dat de literatuur van de colleges gebruikt wordt, maar ook kan gebruik gemaakt worden van aanvullende literatuur. In het paper dient naar voren te komen wat de visie van de student is op de Forensische Orthopedagogiek, waarbij heldere standpunten worden geformuleerd, die adequaat (met literatuur) worden onderbouwd. Uit de argumentaties moet blijken dat de student kennis en inzicht heeft in de materie. Originaliteit in denken wordt hoog gewaardeerd. In de Onderwijs- en Examenregeling (OER) vind je meer algemene informatie over toetsing, bijvoorbeeld over de voorwaarden om aan tentamens te mogen deelnemen, herkansingen en de geldigheidsduur van uitslagen. Zorg ervoor dat je van deze informatie op de hoogte bent! Je vindt de OER in de digitale studiegids, en op www.student.uva.nl/mpw onder Studiegids > Studiegids POW 2012-2013. De OER bevat ook andere belangrijke informatie, zoals over volgordeverplichtingen, aanwezigheidsverplichtingen, keuzepunten en minoren. In geval van een paper, zoals beschreven in artikel 5.5, lid 3 van de OER, is de herkansing in de vorm van een revisie. De eindbeoordeling van een onderdeel is voldoende bij een 5,5 of hoger. Eindbeoordelingen tussen 5,0 en 6,0 worden in de registratie afgerond op hele cijfers.
5
Richtlijnen voor het paper Precisering van het standpunt: Zijn de relevante begrippen duidelijk omschreven? - worden bijvoorbeeld definities van centrale begrippen gegeven? - worden de definities met aanvullingen, voorbeelden en kritische opmerkingen verhelderd? Wordt ingegaan op de reikwijdte van de relevante begrippen? - is duidelijk op welke categorie individuen het betoog betrekking heeft? - wordt aangegeven onder welke omstandigheden uitspraken geldig zijn? Samenhang binnen en tussen alinea's: Is de samenhang tussen de alinea's duidelijk? - wordt er gebruik gemaakt van verwijswoorden tussen de alinea's - worden de verwijswoorden juist gebruikt (bijvoorbeeld woorden als "deze") Zijn de functies van de verschillende alinea's duidelijk? - is er sprake van een goede opbouw: stelling, uitleg van begrippen, argumenten pro en contra, conclusie Is de samenhang binnen alinea's duidelijk? Leesbaarheid en presentatie: Is er een afwisseling in de opbouw van alinea’s? - is de omvang van de alinea's tot een acceptabele omvang beperkt (6-8 regels)? Zijn het woord- en zingebruik adequaat? - zijn de opeenvolgende zinnen overwegend afwisselend geformuleerd (wekt interesse)? - dus geen overmatige herhaling van dezelfde woorden of constructies, zoals en toen, en toen - wordt duidelijk gemaakt wie er iets beweert? - dus niet de pedagogische wetenschap (maar dit of dit onderzoek toont aan dat) - gebruikt de auteur vooral bevestigende in plaats van ontkennende woorden? - beter is "mensen besteden meer aandacht aan advertenties die naar emoties verwijzen" dan " mensen besteden minder aandacht aan advertenties die geen beroep doen op emoties" - gebruikt de auteur zo veel mogelijk korte zinnen? - gebruikt de auteur zo veel mogelijk de actieve vorm in plaats van de lijdende vorm? Is er sprake van een coherente argumentatie? - criteria Grice: - de informatie is relevant (relevantie) - de informatie is duidelijk (manieren) - de informatie is waar, controleerbaar, er is bewijs voor (kwaliteit) - er wordt niet te veel of te weinig informatie gegeven (kwantiteit)
6
11. Feedback Beoordeling paper Forensische Orthopedagogiek: cijfer = naam student:
docent:
periode: semester 1, 2012-2013
datum:
Legenda: ++ = heel goed; += goed; 0= voldoende; – = onvoldoende; – – = slecht; Belang: 1 = van belang; 2 = groter belang; 3 = nog groter belang belang 1/2/3/4 ++ +
0
–
––
1. Vorm / schriftelijke presentatie
2
1
0
4
•
omvang (± 4 p. A4,)
•
opmaak document 2
1
•
stijl & formulering
4
•
correcte spelling & grammatica
2
•
correcte literatuurverwijzingen 3
1
1
3
Max 4
1
2. Inhoud
Max 4 Max 16 Max 8 Max 4
4
•
heldere formulering standpunt(en)
1
•
zorgvuldigheid betoog – kwaliteit argumentatie
6
•
toepassing literatuur
5
•
originaliteit
4
3
2
1
0 Max 4 Max 24 Max 20 Max 16 Max 100
3. Toelichting
Sterke punten: • • • Zwakke punten: • • •
1 2 3
Bij anderhalve regelafstand, letter Times New Roman, letterpuntgrootte 12: 1600 tot 2000 woorden Titelblad, tekst uitgevuld, geen tekstverwerkingsfouten, et cetera Overeenkomstig APA-richtlijn, zie bijv. voor meer informatie: http://www.wooster.edu/psychology/apa-crib.html;
7
12. Belangrijk Evaluatie van het onderwijs Docenten en het onderwijsinstituut hebben behoefte aan feedback van de studenten op de kwaliteit van het gegeven onderwijs. Waar nodig kan een betreffende module verbeterd worden voor de volgende groep studenten. Maar evalueren kan ook een goed leermoment zijn voor jou als student, omdat je zo extra nadenkt over je eigen leerproces en nagaat hoe je achteraf kijkt naar de inhoud van een module. Binnen de FMG wordt gewerkt met een vragenlijst die UvA-breed wordt toegepast. Bij het laatste college of na afloop van het tentamen zal je gevraagd worden deze vragenlijst in te vullen. Vul deze vragenlijst zo eerlijk mogelijk in, de resultaten ervan hebben geen consequenties voor de uitslag van het tentamen. Bovendien blijf je bij het invullen van de vragenlijst anoniem. Indien uit de resultaten van de vragenlijst blijkt dat toelichting nodig is op de evaluatie van de betreffende module, organiseert het Onderwijsinstituut een panelgesprek. Hiertoe worden een aantal studenten uitgenodigd en wordt samen met de docent en de onderwijsdirecteur of studieadviseur gesproken over het verloop en de inhoud van de betreffende module. Studenten kunnen indien gewenst ook zelf een panelgesprek aanvragen. Fraude Onder fraude wordt verstaan het handelen of nalaten van de student dat erop gericht is het vormen van een juist oordeel door de examinator omtrent kennis, inzicht en vaardigheden van de student geheel of gedeeltelijk onmogelijk te maken. Een voor iedereen duidelijk herkenbare vorm van fraude is bijv. het op enigerlei wijze ‘spieken’ tijdens het tentamen. Een helaas vaak voorkomende vorm van fraude, die in de wetenschappelijke wereld zeer zwaar wordt aangerekend, is het plegen van plagiaat. Plagiaat Een wetenschappelijke tekst moet controleerbaar zijn en daarom dien je gebruikte (internet)bronnen altijd vermelden in een zogenaamde bronvermelding. Als je een stuk tekst of tabel van iemand overneemt geef je precies aan wie de auteur is en waar je de tekst of tabel hebt gevonden. Doe je dat niet en wek je dus de indruk dat die tekst of die gegevens van jezelf zijn, dan wordt dat plagiaat genoemd. Het plegen van plagiaat in een paper of scriptie betekent altijd uitsluiting van de betreffende tentamen- of scriptiegelegenheid. Bovendien kan de examencommissie nog zwaardere straffen opleggen. Zorg dus dat je altijd goed je bronnen vermeldt en niet zomaar stukken tekst of gegevens van anderen overneemt. Zie ook Serviceplein voor studenten, Fraude- en plagiaatregeling, http://www.student.uva.nl/fraude-plagiaat/voorkomen.cfm, en OER bachelor- en masteropleiding Pedagogische wetenschappen en Onderwijskunde, artikel 5.14. Beroepsmogelijkheden Als je het niet eens bent met een beslissing van een examinator, is het verstandig om je eerst te wenden tot de Examencommissie POW met het verzoek om een uitspraak te doen over je eventuele klacht. Na die uitspraak kun je besluiten om binnen 4 weken beroep aan te tekenen bij de COBEX. Raadpleeg de studieadviseurs voor advies en de procedure.
8
Bijlage 1. Dublindescriptoren kennis en inzicht
toepassen van kennis en inzicht
oordeelsvorming
communicatie
leervaardigheden
Bachelor Heeft aantoonbare kennis en inzicht van een vakgebied, waarbij wordt voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet onderwijs en dit wordt overtroffen, functioneert doorgaans op een niveau met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken, enige aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied vereist is. Is in staat om zijn/haar kennis en inzicht op een dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van zijn/haar werk of beroep laat zien, en beschikt verder over competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van problemen op het vakgebied. Is in staat om relevante gegevens te verzamelen en interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaalmaatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten. Is in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten en niet-specialisten.
Bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt aan te gaan.
Master Heeft aantoonbare kennis en inzicht, gebaseerd op de kennis en het inzicht op het niveau van Bachelor en deze te overtreffen en/of verdiepen, als mede een basis of kans bieden om een originele bijdrage te bieden aan het ontwikkelen en/of toepassen van ideeën, vaak in onderzoeksverband.
Is in staat om kennis en inzicht en probleemoplossende methodes toe te passen in nieuwe of onbekende omstandigheden binnen een bredere (of multidisciplinaire) context die gerelateerd is aan het vakgebied; is in staat om kennis te integreren en met complexe materie om te gaan. Is in staat om oordelen te formuleren op grond van onvolledige informatie en daarbij rekening te houden met sociaalmaatschappelijke en ethische verantwoordelijkheden, die zijn verbonden aan het toepassen van de eigen kennis en oordelen. Is in staat om conclusies, alsmede de kennis, motieven en overwegingen die hieraan ten grondslag liggen, duidelijk en ondubbelzinnig over te brengen op een publiek van specialisten en niet-specialisten. Bezit de leervaardigheden die hem of haar in staat stellen een vervolgstudie aan te gaan met een grotendeels zelfgestuurd of autonoom karakter.
9
Bijlage 2 Eindtermen van de opleidingen, zoals beschreven in de OER. OPLEIDING PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN Eindtermen Master Pedagogische Wetenschappen Kennis en inzicht De afgestudeerde heeft grondige en specialistische kennis van en inzicht in: 1. theorieën en bevindingen én van methoden en technieken van de gekozen specialisatie alsmede van onderwerpen binnen of buiten die specialisatie die voor gebruik van genoemde theorieën en bevindingen van belang zijn; 2. de psychodiagnostiek en behandelingsmethoden, dan wel van de pedagogische probleemformulering en handelings- of interventiemethoden. Toepassen kennis en inzicht De afgestudeerde is in staat tot: 3. het toepassen van pedagogische kennis binnen een voor de pedagogisch relevant werkterrein en dit te relateren aan empirisch onderzoek en theoretische posities binnen de pedagogiek. Oordeelsvorming De afgestudeerde is in staat tot: 4. het hanteren van geavanceerde technieken voor pedagogisch onderzoek; 5. het zelfstandig opstellen en uitvoeren van een onderzoeks- of beïnvloedingsplan in verschillende fasen, zoals het verzamelen van relevante literatuur en het verzamelen, verwerken en interpreteren van gegevens; 6. het plannen, nemen van beslissingen en dragen van verantwoordelijkheid in de beroepssituatie. De afgestudeerde heeft: 7. specialistische vaardigheid op het gebied van psychodiagnostiek en behandeling dan wel van pedagogische probleemformulering en handelingstrategie of interventie; 8. specialistische vaardigheid op het gebied van gesprekvoering, observatie en rapportage; 9. inzicht in de consequenties van het eigen handelen voor anderen in de beroepssituatie; 10. besef van de ethische aspecten van de beroepsmatige omgang met anderen, zowel cliënten als proefpersonen, met inbegrip van de bredere consequenties van eigen onderzoeksresultaten en praktijkbeoefening; 11. besef van eigen beperkingen, d.w.z. op het juiste moment inroepen van deskundigheid van anderen en het zich op het juiste ogenblik onthouden van handelen. Communicatie De afgestudeerde heeft: 12. vaardigheid in het omgaan met anderen, het werken in teamverband. Leervaardigheden De afgestudeerde heeft: 13. bereidheid tot het herzien van eigen standpunten in de beroepssituatie.
10