Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen Graduate School of Child Development and Education
Nieuwe Prinsengracht 130 1018 VZ Amsterdam
[email protected]
Masterclass Forensische Orthopedagogiek (7014B458DT) cursusjaar: 2012-2013 trimester: 1, blok 2
coördinator/contactdocent: dr Jessica Asscher uitvoerende docenten: dr. Jessica Asscher, prof. dr. Geert Jan Stams Amsterdam, september 2012
1
1. Deelname aan het onderwijs en tentamen Deelname onderwijs/tentamen Om deel te kunnen nemen aan het onderwijs en/of eerste afsluitingsgelegenheid (tentamen) in deze module moet je je binnen de voorgeschreven periode aanmelden conform de door de onderwijsbureau voorgeschreven procedure. Bij niet-tijdige aanmelding en/of onjuiste inschrijving kan deelname aan het onderwijs/tentamen op praktische gronden worden geweigerd. Zie voor de aanmeldingsprocedure www.student.uva.nl/pw of /owk. Deelname herkansing Als je wilt deelnemen aan de herkansing dien je je minimaal 8 dagen voor de herkansing aan te melden via Student Self Service (SIS). Aanmelden kan nadat de uitslagen van de eerste afsluitingsgelegenheid bekend zijn gemaakt. Indien de aanmelding niet of niet tijdig heeft plaatsgevonden, kan deelname aan de herkansing op praktische gronden worden geweigerd, of kan het werk niet worden nagekeken en/of beoordeeld.
2. Inleiding De doelstelling van het vak Masterclass Forensische Orthopedagogiek is het schrijven van een onderzoeksvoorstel en alles wat daarbij komt kijken. De eindopdracht van dit vak kan eventueel gebruikt worden als (eerste aanzet tot) scriptieplan. Studenten moeten aan het einde van de cursus in staat zijn de kern uit artikelen te halen en in staat zijn de artikelen te gebruiken als theoretische basis voor een onderzoeksvraag. Ook leren de studenten onderzoekbare onderzoeksvragen te formuleren en de maatschappelijke en relevantie van een bepaalde onderzoeksvraag te motiveren. 3. Voorkennis en aansluiting met andere modulen Bachelor Pedagogische Wetenschappen, Schakelprogramma of andere relevante Bachelor. 4. Leerdoelen 1) Wetenschapstheorie met aandacht voor de empirische cyclus, falsificatieprincipe, empirische inhoud van begrippen 2) Leren de kern uit artikelen te halen 3) Leren gebruiken van wetenschappelijke artikelen als onderbouwing van een onderzoeksvraag 4) Onderzoeksvragen formuleren 5) Analyseplan formuleren dat past bij de onderzoeksvragen 6) Het opstellen van een scriptieplan: hoe ziet het onderzoek er uit en wat draagt het bij aan wetenschap en maatschappij?
5. Inhoud Het vak Masterclass bestaat uit 3 gezamenlijke bijeenkomsten, opdrachten en individuele feedback. De bijeenkomsten vinden plaats op: 1) Donderdag 8 november 2012 (LET OP: gewijzigde aanvangsdatum), 15.00-17.00 2) Donderdag 22 november 2012 van 15.00-17.00 3) Donderdag 6 december 2012 van 15.00-17.00
2
Meld afwezigheid via de mail aan Jessica Asscher;
[email protected] Deelname eindopdracht Als je wilt deelnemen aan de eindopdracht dien je je minimaal drie weken voor de deadline van de eindopdracht/ herkansing aan te melden in het SIS. Zie voor de aanmeldingsprocedure de studiegids. Indien de aanmelding niet of niet tijdig heeft plaatsgevonden, kan het gebeuren dat je werk niet wordt nagekeken en dat er geen cijfer wordt toegekend. Als je niet op de lijst van de docent voorkomt, ben je niet aangemeld; OER art. 17. Opdrachten: Tijdens de cursus en ter afsluiting moet een aantal opdrachten worden gemaakt. Het gaat om twee tussentijdse opdrachten en een eindopdracht (en eventueel een aanvullende opdracht in geval van gemiste bijeenkomsten). Tussentijdse opdrachten: - Opdracht 1: inleveren 15 november 2011 Vat 3 artikelen samen over een FO onderwerp en onderbouw daarmee een relevante onderzoeksvraag. Het onderwerp dat je nu kiest, zal als leidraad gelden bij het vak Masterclass. Het is voor jezelf handig om niet steeds te wisselen, dus kies iets dat bij je past/ dat je daadwerkelijk interessant vindt. Over dit onderwerp hoef je niet je uiteindelijke thesis te gaan, dat onderwerp bepaal je later in overleg met je thesis docent. Onderwerpen waar je aan zou kunnen denken zijn: 1) effectiviteit van een justitiële interventie 2) relatie tussen psychopathie en delinquentie 3) etnische verschillen in ernstig probleemgedrag/delinquentie 4) gender verschillen in ernstig probleemgedrag/delinquentie 5) morele ontwikkeling en delinquent gedrag 6) de relatie tussen leefklimaat en depressiviteit binnen JJI’s 7) verschil tussen jeugdige delinquenten met en zonder LVB in risicofactoren en recidive 8) vroege risicofactoren ernstig probleemgedrag Kijk ook op de website van scriptieonderwerpen van FO voor inspiratie. Zoek 3 artikelen die bij je onderwerp passen en maak een korte samenvatting (max 100 woorden per artikel, denk aan het benoemen van steekproefgrootte, onderzoeksvraag, design). Relateer de artikelen aan je onderzoeksvraag. Let bij het samenvatten op juist gebruik van APA (literatuurlijst, literatuurverwijzingen, regelafstand dubbel, zie verder APA manual). -
Opdracht 2: inleveren 29 november 2011 Formuleer onderzoeksvragen voor je thesis. Onderbouw de onderzoeksvragen met de artikelen uit opdracht 1. Vul deze literatuur aan met minstens nog 3 artikelen. Denk er aan dat de onderzoeksvragen concreet en onderzoekbaar moeten zijn, binnen het tijdsbestek dat voor een thesis staat. Formuleer ook mogelijke analyses bij je onderzoeksvraag. Probeer te formuleren wat nieuw is en wat niet, wat draagt jouw onderzoek straks bij aan de wetenschap? (Maximaal 2 A4).
Eindopdracht:
3
Verbeter, naar aanleiding van de feedback op de eerste 2 opdrachten het onderzoeksplan en vul het aan met tenminste nog 3 wetenschappelijke (Engelstalige) artikelen. Lever dat in (max 3 A4 regelafstand 2). Het voorstel moet ten minste de volgende onderdelen bevatten: 1) theoretische inleiding – plus maatschappelijke/ wetenschappelijke relevantie 2) onderzoeksvragen 3) analyseplan bij onderzoeksvragen -> per onderzoeksvraag aangeven hoe die getoetst zal worden. 4) (haalbare) planning 5) literatuurlijst en juiste literatuurverwijzingen (cf APA). Inleveren 20 december 2012
College 1, 8 november 2012 Geert Jan Stams & Jessica Asscher - Doelen van Masterclass. - Wetenschapstheorie met aandacht voor de empirische cyclus, falsificatieprincipe, empirische inhoud van begrippen. - Introductie opdracht 1. College 2: 22 november 2012 Jessica Asscher Feedback op de samenvattingen, formuleren onderzoeksvraag, inleiding wat er verder verwacht wordt, zoals analyseplan formuleren. College 3: 6 december 2012 Jessica Asscher Scriptieplan, hoe ziet het er uit? Introductie eindopdracht.
6. Literatuur Per bijeenkomst opgegeven artikelen (via blackboard bekend gemaakt).
7. Onderwijsvormen Werkvorm: hoorcolleges en opdrachten. Van de studenten wordt verwacht dat de opgegeven literatuur bestudeerd is vóór de aanvang van elk practicum. De bijeenkomsten betreffen een verdieping van de stof, illustraties, discussie en oefening aan de hand van opdrachten en voorbeelden. De cursusreeks zal worden afgesloten met verschillende opdrachten. Omdat het niet mogelijk is de opdrachten te doen zonder de cursus te hebben gevolgd, wordt aanwezigheid sterk aanbevolen en geregistreerd. De studenten kunnen tijdens het verloop van de cursus alle benodigde informatie op blackboard vinden.
8. Rooster
4
Donderdag 8 november 2012, 15.00-17.00 Donderdag 22 november 2012 van 15.00-17.00 Donderdag 6 december 2012 van 15.00-17.00 Voor de locatie: raadpleeg: rooster.uva.nl 9. Van de student verwachte activiteiten
10.
Bestuderen van de literatuur Actieve participatie bijeenkomsten Opdrachten: actieve participatie en tijdig inleveren van de opdrachten Hoewel de aanwezigheid voor dit blok niet verplicht kan worden, vinden wij het wel van belang om bij te houden wie wel en niet aanwezig is geweest. Er zal daarom een presentielijst rondgaan. Studiebelasting: 3 x 2 uur werkcollege; bestuderen van de stof: 3 x 6 uur lezen; opdrachten: tussenopdrachten: 2 x 3 uur, eindopdracht: (afhankelijk van het niveau van de student: +/40 uur). Beoordeling Toetsingsvorm: tussenopdrachten: te beoordelen met voldoende/ onvoldoende, eindopdracht wordt beoordeeld met een cijfer Het met een voldoende afronden van de tussenopdrachten is een voorwaarde om de eindopdracht beoordeeld te krijgen. De eindopdracht wordt op de volgende punten beoordeeld: - Taal: is de opdracht geschreven in (grammaticaal) correct Nederlands? - Zijn de APA richtlijnen gevolgd? - Is de onderzoeksvraag helder geformuleerd? - Is de onderzoeksvraag theoretisch voldoende onderbouwd? - Past de onderzoeksmethode bij de onderzoeksvraag? - Is het analyseplan correct? Levert het een antwoord op de gestelde onderzoeksvragen? - Is het analyseplan volledig? - Is het onderzoeksvoorstel maatschappelijk en wetenschappelijk relevant? - Is er een zinvolle, realistische en haalbare planning bijgevoegd?
In de Onderwijs- en Examenregeling (OER) vind je meer algemene informatie over toetsing, bijvoorbeeld over de voorwaarden om aan tentamens te mogen deelnemen, herkansingen en de geldigheidsduur van uitslagen. Zorg ervoor dat je van deze informatie op de hoogte bent! Je vindt de OER in de digitale studiegids, en op www.student.uva.nl/pw of www.student.uva.nl/owk onder Studiegids -> Studiegids POW 2012-2013. De OER bevat ook andere belangrijke informatie, zoals over volgordeverplichtingen, aanwezigheidsverplichtingen, keuzepunten en minoren. NB. In de OER is het volgende vastgelegd: 5.3.3. In geval van een paper, verslag, opdracht of scriptie, zoals beschreven in artikel 5.5, lid 3, is de herkansing in de vorm van revisie.” 5.8.2. De eindbeoordeling van een onderdeel is voldoende bij een 5,5 of hoger. Eindbeoordelingen tussen 5,0 en 6,0 worden in de registratie afgerond op hele cijfers.
5
5.8.3. Bij deeltoetsingen wordt de eindbeoordeling bepaald op basis van een (gewogen) gemiddelde van de samenstellende delen. Daarbij worden geen minimumeisen gesteld aan het niveau waarop de afzonderlijk deeltoetsen worden afgesloten, tenzij deze voor aanvang van het onderdeel zijn goedgekeurd door de examencommissie en zijn opgenomen in de studiehandleiding. 5.9.5. Indien de afsluiting van een onderdeel bestaat uit meerdere tentamenvormen, worden deze afzonderlijk beoordeeld en bepalen deze deelresultaten tezamen het eindcijfer. Deelresultaten zijn geldig gedurende één studiejaar. Uitzondering hierop zijn resultaten van schriftelijke deeltentamens, zoals beschreven in artikel 5.5, lid 3. Deelresultaten van schriftelijke tentamens vervallen indien bij de eerste tentamengelegenheid deze gezamenlijk een onvoldoende resultaat opleveren en het eindcijfer van het onderdeel onvoldoende is. De herkansing van deeltentamens in de vorm van schriftelijke tentamens is altijd overkoepelend; schriftelijke tentamens kunnen niet in delen worden herkanst. In uitzonderlijke gevallen kan een deelresultaat langer gehandhaafd blijven, mits dit vooraf door de examencommissie is goedgekeurd, in de studiehandleiding is opgenomen en een maximale duur betreft van hooguit een extra studiejaar.”
11. Feedback Omdat het bij dit vak gaat om het oefenen van schrijfvaardigheden en het onderbouwen van een onderzoeksvraag, zal per tussenopdracht individuele feedback gegeven worden, zo mogelijk een week na het inleveren van de tussenopdracht.
12. Belangrijk Evaluatie van het onderwijs Docenten en het onderwijsinstituut hebben behoefte aan feedback van de studenten op de kwaliteit van het gegeven onderwijs. Waar nodig kan een betreffende module verbeterd worden voor de volgende groep studenten. Maar evalueren kan ook een goed leermoment zijn voor jou als student, omdat je zo extra nadenkt over je eigen leerproces en nagaat hoe je achteraf kijkt naar de inhoud van een module. Binnen de FMG wordt gewerkt met een vragenlijst die UvA-breed wordt toegepast. Bij het laatste college of na afloop van het tentamen zal je gevraagd worden deze vragenlijst in te vullen. Vul deze vragenlijst zo eerlijk mogelijk in, de resultaten ervan hebben geen consequenties voor de uitslag van het tentamen. Bovendien blijf je bij het invullen van de vragenlijst anoniem. Indien uit de resultaten van de vragenlijst blijkt dat toelichting nodig is op de evaluatie van de betreffende module, organiseert het Onderwijsinstituut een panelgesprek. Hiertoe worden een aantal studenten uitgenodigd en wordt samen met de docent en de onderwijsdirecteur of studieadviseur gesproken over het verloop en de inhoud van de betreffende module. Studenten kunnen indien gewenst ook zelf een panelgesprek aanvragen. Fraude Onder fraude wordt verstaan het handelen of nalaten van de student dat erop gericht is het vormen van een juist oordeel door de examinator omtrent kennis, inzicht en vaardigheden van de student geheel of gedeeltelijk onmogelijk te maken. Een voor iedereen duidelijk herkenbare vorm van fraude is bijv. het op enigerlei wijze ‘spieken’ tijdens het tentamen. Een helaas vaak voorkomende vorm van fraude, die in de wetenschappelijke wereld zeer zwaar wordt aangerekend, is het plegen van plagiaat. Plagiaat Een wetenschappelijke tekst moet controleerbaar zijn en daarom dien je gebruikte (internet)bronnen altijd vermelden in een zogenaamde bronvermelding. Als je een stuk tekst of tabel van iemand overneemt geef je precies aan wie de auteur is en waar je de tekst of tabel hebt gevonden. Doe je dat niet en wek je dus de indruk dat die tekst of die gegevens van jezelf zijn, dan wordt dat plagiaat genoemd.
6
Het plegen van plagiaat in een paper of scriptie betekent altijd uitsluiting van de betreffende tentamen- of scriptiegelegenheid. Bovendien kan de examencommissie nog zwaardere straffen opleggen. Zorg dus dat je altijd goed je bronnen vermeldt en niet zomaar stukken tekst of gegevens van anderen overneemt. Zie ook Serviceplein voor studenten, Fraude- en plagiaatregeling, http://www.student.uva.nl/fraude-plagiaat/voorkomen.cfm, en OER bachelor- en masteropleiding Pedagogische wetenschappen en Onderwijskunde, artikel 5.14. Beroepsmogelijkheden Als je het niet eens bent met een beslissing van een examinator, is het verstandig om je eerst te wenden tot de Examencommissie POW met het verzoek om een uitspraak te doen over je eventuele klacht. Na die uitspraak kun je besluiten om binnen 4 weken beroep aan te tekenen bij de COBEX. Raadpleeg de studieadviseurs voor advies en de procedure.
7
Bijlage 1. Dublindescriptoren kennis en inzicht
toepassen van kennis en inzicht
oordeelsvorming
communicatie
leervaardigheden
Bachelor Heeft aantoonbare kennis en inzicht van een vakgebied, waarbij wordt voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet onderwijs en dit wordt overtroffen, functioneert doorgaans op een niveau met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken, enige aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied vereist is. Is in staat om zijn/haar kennis en inzicht op een dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van zijn/haar werk of beroep laat zien, en beschikt verder over competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van problemen op het vakgebied. Is in staat om relevante gegevens te verzamelen en interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaalmaatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten. Is in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten en niet-specialisten.
Bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt aan te gaan.
Master Heeft aantoonbare kennis en inzicht, gebaseerd op de kennis en het inzicht op het niveau van Bachelor en deze te overtreffen en/of verdiepen, als mede een basis of kans bieden om een originele bijdrage te bieden aan het ontwikkelen en/of toepassen van ideeën, vaak in onderzoeksverband.
Is in staat om kennis en inzicht en probleemoplossende methodes toe te passen in nieuwe of onbekende omstandigheden binnen een bredere (of multidisciplinaire) context die gerelateerd is aan het vakgebied; is in staat om kennis te integreren en met complexe materie om te gaan. Is in staat om oordelen te formuleren op grond van onvolledige informatie en daarbij rekening te houden met sociaalmaatschappelijke en ethische verantwoordelijkheden, die zijn verbonden aan het toepassen van de eigen kennis en oordelen. Is in staat om conclusies, alsmede de kennis, motieven en overwegingen die hieraan ten grondslag liggen, duidelijk en ondubbelzinnig over te brengen op een publiek van specialisten en niet-specialisten. Bezit de leervaardigheden die hem of haar in staat stellen een vervolgstudie aan te gaan met een grotendeels zelfgestuurd of autonoom karakter.
8
Bijlage 2 Eindtermen van de opleidingen, zoals beschreven in de OER. OPLEIDING PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN Eindtermen Bachelor Pedagogische Wetenschappen Kennis en inzicht De afgestudeerde heeft kennis van en inzicht in: 1. wetenschappelijke theorieën en onderzoeken over vraagstukken die betrekking hebben op de opvoeding van kinderen en jonge volwassenen 2. (de actuele en historische ontwikkelingen van) opvoedingspraktijken, en het pedagogische onderzoeks- en beroepenveld 3. methoden om opvoedingssituaties te diagnosticeren 4. methoden voor het plannen van interventies om problematische opvoedingssituaties te verbeteren 5. methoden van sociaalwetenschappelijk onderzoek 6. ethische vraagstukken die een rol spelen in de pedagogische onderzoeks- en beroepspraktijk 7. de disciplines psychologie, onderwijskunde, neurologie en filosofie in relatie tot de pedagogische wetenschappen Toepassen kennis en inzicht De afgestudeerde is in staat om: 8. relevante wetenschappelijke theorie en praktijkinformatie te gebruiken om opvoedingsvraagstukken te formuleren en te analyseren 9. wetenschappelijk literatuuronderzoek uit te voeren over pedagogische vraagstukken 10. onder begeleiding empirisch sociaalwetenschappelijk onderzoek uit te voeren 11. onder begeleiding (simulaties van) opvoedingssituaties te diagnosticeren 12. onder begeleiding interventies te plannen om (simulaties van) problematische opvoedingssituaties te verbeteren Oordeelsvorming De afgestudeerde is in staat om: 13. sociaalwetenschappelijk onderzoek te beoordelen 14. op basis van sociaalwetenschappelijk onderzoek een oordeel te vormen over algemene pedagogische vraagstukken en benaderingen 15. op basis van relevante praktijkinformatie en sociaalwetenschappelijk onderzoek een oordeel te vormen over specifieke problemen uit de pedagogische beroepspraktijk 16. eigen standpunten te formuleren en te onderbouwen 17. de onderbouwing van standpunten van anderen te beoordelen De afgestudeerde heeft: 18. een open en kritische houding tegenover de eigen standpunten en die van anderen Communicatie De student is in staat om: 19. schriftelijk te rapporteren over (de analyse van, of onderzoek naar) pedagogische vraagstukken, zowel aan vakgenoten, als aan (gesimuleerde) cliënten en een breder publiek 20. mondeling te rapporteren over (de analyse van, of onderzoek naar) pedagogische vraagstukken, zowel aan vakgenoten, als aan (gesimuleerde) cliënten en een breder publiek 21. in groepsverband te werken Leervaardigheden De student is in staat om: 23. het eigen leerproces te sturen 24. zelfstandig de interesse in het eigen vakgebied te verdiepen en te verbreden
9
Eindtermen Master Pedagogische Wetenschappen Kennis en inzicht De afgestudeerde heeft grondige en specialistische kennis van en inzicht in: 1. theorieën en bevindingen én van methoden en technieken van de gekozen specialisatie alsmede van onderwerpen binnen of buiten die specialisatie die voor gebruik van genoemde theorieën en bevindingen van belang zijn; 2. de psychodiagnostiek en behandelingsmethoden, dan wel van de pedagogische probleemformulering en handelings- of interventiemethoden. Toepassen kennis en inzicht De afgestudeerde is in staat tot: 3. het toepassen van pedagogische kennis binnen een voor de pedagogisch relevant werkterrein en dit te relateren aan empirisch onderzoek en theoretische posities binnen de pedagogiek. Oordeelsvorming De afgestudeerde is in staat tot: 4. het hanteren van geavanceerde technieken voor pedagogisch onderzoek; 5. het zelfstandig opstellen en uitvoeren van een onderzoeks- of beïnvloedingsplan in verschillende fasen, zoals het verzamelen van relevante literatuur en het verzamelen, verwerken en interpreteren van gegevens; 6. het plannen, nemen van beslissingen en dragen van verantwoordelijkheid in de beroepssituatie. De afgestudeerde heeft: 7. specialistische vaardigheid op het gebied van psychodiagnostiek en behandeling dan wel van pedagogische probleemformulering en handelingstrategie of interventie; 8. specialistische vaardigheid op het gebied van gesprekvoering, observatie en rapportage; 9. inzicht in de consequenties van het eigen handelen voor anderen in de beroepssituatie; 10. besef van de ethische aspecten van de beroepsmatige omgang met anderen, zowel cliënten als proefpersonen, met inbegrip van de bredere consequenties van eigen onderzoeksresultaten en praktijkbeoefening; 11. besef van eigen beperkingen, d.w.z. op het juiste moment inroepen van deskundigheid van anderen en het zich op het juiste ogenblik onthouden van handelen. Communicatie De afgestudeerde heeft: 12. vaardigheid in het omgaan met anderen, het werken in teamverband. Leervaardigheden De afgestudeerde heeft: 13. bereidheid tot het herzien van eigen standpunten in de beroepssituatie.
10