Instelling Federale Overheidsdienst Financiën www.minfin.fgov.be
Onderwerp Circulaire nr. 009/2010. Wet van 19 maart 2010 tot bevordering van een objectieve berekening van de door de ouders te betalen onderhoudsbijdragen voor hun kinderen (B.S. 21.04.2010). Wijzigingen van het Burgerlijk Wetboek en van het Gerechtelijk Wetboek
Datum 2 augustus 2010
Copyright and disclaimer De inhoud van dit document kan onderworpen zijn aan rechten van intellectuele eigendom van bepaalde betrokkenen, Er wordt u geen recht verleend op deze rechten. M&D Seminars geeft u via dit document informatie, maar verstrekt geen advies. M&D Seminars garandeert niet dat de informatie in dit document foutloos is. U gebruikt de inhoud van dit document op eigen risico. M&D Seminars, noch een van haar directieleden, aandeelhouders of bedienden zijn aansprakelijk voor bijzondere, indirecte, bijkomstige, afgeleide of bestraffende schade, noch voor enig ander nadeel van welke aard ook bij het gebruik van dit document en van de inhoud van dit document. © M&D Seminars – 2011
M&D SEMINARS Eikelstraat 38 | 9840 De Pinte | T 09 224 31 46 | F 09 225 32 17 |
[email protected] | www.mdseminars.be
Circulaire nr. 009/2010 dd. 02.08.2010
Wet van 19 maart 2010 tot Bevordering van een objectieve berekening van de door de ouders te betalen onderhoudsbijdragen voor hun kinderen (B.S., 21/04/2010) Wijzigingen van het Burgerlijk Wetboek en van het Gerechtelijk Wetboek
Federale Overheidsdienst FINANCIEN PATRIMONIUMDOCUMENTATIE Kadaster, registratie en domeinen Dienst I - Directie 5/D
Bijlage : 1
INLEIDING De wet van 19 maart 2010 tot bevordering van een objectieve berekening van de door de ouders te betalen onderhoudsbijdragen voor hun kinderen werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 21 april 2010. Deze wet - die in werking treedt op 1 augustus 2010 (behalve voor de toepassing van artikel 1321, § 2, 2° Ger. W.) - wijzigt belangrijke punten in sommige artikelen van het Burgerlijk en van het Gerechtelijk Wetboek. Omdat de DAVO onder andere deze twee wetgevingen moet toepassen evenals alle gerechtelijke beslissingen die er uit voortvloeien, houdt deze circulaire een eerste commentaar in over de weerslag van deze nieuwe bepalingen. De nieuwe artikelen van het Burgerlijk Wetboek en van het Gerechtelijk Wetboek staan in bijlage. BESTAANSREDEN VAN DE WET De wetgever vertrekt van de vaststelling dat het thans vaak voorkomt dat de rechters het bedrag van het onderhoudsgeld vaststellen op een weinig objectieve manier en dikwijls alleen rekening houden met de beroeps-of vervangingsinkomsten van de ouders.
Het doel dat de wetgever nastreeft is dus een objectieve berekening van de door de vader en de moeder te betalen onderhoudsbijdragen voor hun kinderen, zodat het vaststellen van die bijdragen doeltreffender, gelijker, doorzichtiger en voorspelbaarder is (1). Aldus hoopt de wetgever dat deze nieuwe regels er zullen toe bijdragen dat de beslissing beter wordt aanvaard en dat de gevallen van niet-betaling van de onderhoudsbijdrage zullen verminderen (2). ---------[(1) Wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek teneinde te voorzien in een objectieve berekening van de door de ouders te betalen onderhoudsbijdragen voor hun kinderen, Advies van de Raad van State, Parl. Doc., Kamer, 2008-2009, nr 52-899/3, p. 3. (2) Wetsontwerp tot bevordering van een objectieve berekening van de door de ouders te betalen onderhoudsbijdragen voor hun kinderen, verslag namens de Commissie voor de Justitie, Parl. Doc., Kamer, 2009-2010, nr 52-899/9, p. 9]. ---------Om de inhoud van de nieuwe wet uit te leggen is deze circulaire onderverdeeld in vier hoofdstukken : Het eerste hoofdstuk bespreekt de wijzigingen die door de nieuwe wet werden aangebracht aan de artikelen van het Burgerlijk Wetboek. De wijzigingen aan de artikelen van het Gerechtelijk Wetboek komen aan bod in het tweede hoofdstuk. De overgangsbepalingen van de wet van 19 maart 2010 staan in het derde hoofdstuk. Het vierde hoofdstuk tenslotte verduidelijkt de datum van inwerkingtreding van de wet.
HOOFDSTUK I : Wijzigingen aan het Burgerlijk Wetboek De belangrijkste wijzigingen aan het Burgerlijk Wetboek zijn de volgende : 1. Nadere verduidelijkingen in artikel 203 B. W. van het begrip « middelen » van de ouders In het nieuw artikel 203, § 2 B. W. heeft de wetgever gepreciseerd dat onder middelen dient te worden verstaan : « onder andere alle beroepsinkomsten, roerende en onroerende inkomsten van de ouders, alsook alle voordelen en andere middelen die hun levensstandaard en deze van de kinderen waarborgen". Wanneer hij in zijn vonnis de onderhoudsbijdrage bepaalt moet de rechter nu, o.a., rekening houden met alle inkomsten waarover de ouders beschikken, d.w.z. alle beroepsinkomsten, roerende en onroerende inkomsten alsook alle andere voordelen waarvan ze zouden kunnen genieten.
Bijgevolg zal de rechter dus niet alleen meer rekening houden met de beroepsinkomsten en de vervangingsinkomsten, d.w.z. de bedragen van de sociale toelagen, werkloosheidsuitkeringen, arbeidsongeschiktheidsuitkeringen of invaliditeitsuitkeringen, maar ook, in voorkomend geval, met beleggingsinkomsten, huurinkomsten, maaltijdcheques, de bedrijfswagen, enz. 2. Omschrijving van de gewone en de buitengewone kosten Veel betwistingen ontstaan uit de interpretatie van de buitengewone kosten die in de beslissing van de rechter of in de voorafgaande overeenkomsten tot echtscheiding bij onderlinge toestemming zijn opgenomen. Tot nu toe, wanneer de rechter onvoldoende had gepreciseerd wat als buitengewone kosten in de uitvoerbare titel moest worden beschouwd, moesten de advocaten verwijzen naar de rechtspraak en de rechtsleer want er bestond geen wettelijke bepaling (3). Bij uiteenlopende interpretatie was rechtsonzekerheid daarvan het gevolg. ---------[(3) Wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek teneinde te voorzien in een objectieve berekening van de door de ouders te betalen onderhoudsbijdragen voor hun kinderen, Parl. Doc., Kamer, 2008-2009, nr 52-899/2, p. 9.] ---------Daarom maakt het nieuw artikel 203 bis, § 3 B.W. het volgende onderscheid tussen de gewone en de buitengewone kosten : "De gewone kosten zijn alle gebruikelijke kosten met betrekking tot het dagelijkse onderhoud van
het kind. Onder buitengewone kosten wordt verstaan de uitzonderlijke, noodzakelijke of onvoorzienbare uitgaven die voortvloeien uit toevallige of ongewone gebeurtenissen en die het gebruikelijke budget voor het dagelijkse onderhoud van het kind dat desgevallend als basis diende voor de vaststelling van de onderhoudsbijdragen, overschrijden." Buitengewone kosten zijn dus onregelmatige kosten, onzeker en niet te voorzien. Ze kunnen bijgevolg niet in de gewone kosten begrepen worden. De invoering van deze wettelijke bepaling heeft als doel eenvormigheid te brengen in de rechtspraak over de criteria en de vaststelling van de bijdrage in de buitengewone kosten (4). ---------[(4) Ibidem] ---------3. Mogelijkheid voor de rechter de opening van een « kinderrekening » op te leggen Het nieuw artikel 203 bis, § 4, B.W. bepaalt dat « op vraag van één van de ouders de rechter de partijen kan verplichten een rekening te openen bij een door de Commissie voor het Bank,
Financie- en Assurantiewezen op grond van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen vergunde instelling, die bestemd wordt tot de betaling van de bijdragen vastgesteld op grond van artikel 203, § 1 (…)". De wetgever biedt op die manier aan de ouders de mogelijkheid de talrijke betwistingen over de buitengewone kosten en de onderhoudsbijdragen te vermijden. De vader of de moeder kan aan de rechter vragen de opening van een rekening op te leggen waarop alle sommen die aan het kind of aan de kinderen toekomen, worden gestort. Dit artikel bepaalt eveneens dat stortingen van bijdragen op deze rekening worden beschouwd als betalingen van onderhoudsbijdragen. Opmerking : Ter herinnering, artikel 10 §3 van de wet van 21/02/2003 tot oprichting van een Dienst voor alimentatievorderingen binnen de FOD Financiën, bepaalt dat « Vanaf de datum van de kennisgeving en onverminderd de toepassing van artikel 11, § 3, enkel de betalingen aan de Dienst voor alimentatievorderingen bevrijdend zijn». Er wordt gepreciseerd dat wanneer de kennisgeving die door de DAVO wordt gedaan - en die geldt als ingebrekestelling - gebeurt na het vonnis dat de onderhoudsplichtige veroordeelt tot betalen op de « kinderrekening », alleen de betalingen aan de DAVO (en niet op deze « kinderrekening ») voor de onderhoudsplichtige bevrijdend zijn. Bijvoorbeeld : de rechter veroordeelt de onderhoudsplichtige tot het betalen van onderhoudsbijdragen op de rekening die geopend is op naam van het kind. De onderhoudsplichtige komt zijn verplichtingen niet na en de moeder vraagt de tussenkomst van de DAVO. In de kennisgeving die de DAVO verstuurt, zendt de DAVO de ingebrekestelling aan de onderhoudsplichtige en deelt hem het rekeningnummer van de DAVO mee waarop hij de verschuldigde sommen voortaan moet storten. Als de onderhoudsplichtige de onderhoudsbijdragen stort op de rekening die geopend is op naam van het kind zullen deze betalingen niet beschouwd worden als bevrijdend ten opzichte van de DAVO. 4. De sommendelegatie Het nieuw artikel 203ter tweede lid B.W. bepaalt dat : « In alle geval staat de rechter de machtiging toe indien de onderhoudsplichtige zich gedurende twee, al dan niet opeenvolgende, termijnen in de loop van twaalf maanden die aan het indienen van het verzoekschrift voorafgaan, geheel of ten dele onttrokken heeft aan zijn verplichting tot betaling van levensonderhoud uitgezonderd ingeval de rechter anders oordeelt, wegens uitzonderlijke omstandigheden eigen aan de zaak. ». Tot vandaag moest de onderhoudsgerechtigde aan de rechter vragen te kunnen genieten van de sommendelegatie. De rechter had dan de macht om daarover te oordelen en stond dat in het algemeen alleen maar toe als er gevaar bestond dat een deel van de onderhoudsbijdrage niet zou betaald worden (5).
---------[(5)Wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek teneinde te voorzien in een objectieve berekening van de door de ouders te betalen onderhoudsbijdragen voor hun kinderen, Parl. Doc., Kamer, 2008-2009, nr 52-899/3, p. 10.] ---------Het nieuw artikel 203ter B.W. bepaalt dat indien de onderhoudsbijdrage gedurende twee al dan niet opeenvolgende termijnen in de loop van de twaalf maanden die aan het verzoekschrift voorafgaan, niet betaald is gebleven, de rechter aan de onderhoudsgerechtigde de gunst van de sommendelegatie moet toestaan. Er wordt gepreciseerd dat er wordt uitgegaan van de veronderstelling dat er een rechterlijke beslissing bestaat die de onderhoudsplichtige veroordeelt tot het betalen van een onderhoudsbijdrage. Bijvoorbeeld : de echtgenoten gaan in september 2010 uit elkaar; de rechter veroordeelt de vader tot betalen van 100 € aan de moeder als onderhoudsbijdrage voor zijn kind. De onderhoudsplichtige komt zijn verplichting niet na. In januari 2011 vraagt de onderhoudsgerechtigde (= in dit geval de moeder) aan de rechter dat haar de gunst van de sommendelegatie zou toegekend worden aangezien de onderhoudsbijdragen nooit werden betaald. De vrederechter moet deze sommendelegatie in principe toestaan. Het is nochtans mogelijk dat de vrederechter de sommendelegatie niet toestaat vanwege buitengewone omstandigheden zoals een ziekte, problemen met de bank, of elk ander element dat niet afhangt van de wil van de onderhoudsplichtige. 5. Aanpassing van rechtswege van de onderhoudsbijdragen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen Het nieuw artikel 203quater bepaalt dat : - De onderhoudsbijdrage - of ze nu werd vastgesteld bij vonnis of bij overeenkomst - wordt om de twaalf maanden van rechtswege aangepast aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen. - Het basisindexcijfer zal de index van de consumptieprijzen zijn van de maand die voorafgaat aan de maand waarin het vonnis dat de bijdrage van elk van de ouders bepaalt, wordt uitgesproken, tenzij de rechter er anders over beslist. Er wordt benadrukt dat de rechter kan kiezen voor een andere basisindex. Hij kan de automatische indexering van de onderhoudsbijdragen daarentegen niet in vraag stellen. - Deze aanpassing is van toepassing op de bijdrage die vervalt na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van de nieuwe in aanmerking te nemen index. - Maar de rechter kan voor de onderhoudsbijdrage een andere aanpassingsformule opleggen - Ook de partijen kunnen bij overeenkomst van deze aanpassingsformule afwijken. - De rechter kan ten andere vanaf het eerste vonnis van rechtswege in verhogingen van de
onderhoudsbijdrage voorzien op bepaalde leeftijden of op bijzondere momenten in het leven van het kind. Bijvoorbeeld : op 6-12-16-18 jaar of bij het naar school gaan (basisonderwijs, middelbaar en hoger onderwijs), als het kind gehandicapt is, bijzonder medische problemen heeft, enz (6). ---------[(6)Wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek teneinde te voorzien in een objectieve berekening van de door de ouders te betalen onderhoudsbijdragen voor hun kinderen, Parl. Doc., Kamer, 2008-2009, nr 52-899/2, p. 12.] ----------
HOOFDSTUK II : Wijzigingen aan het Gerechtelijk Wetboek De belangrijkste wijzigingen aan het Gerechtelijk Wetboek zijn de volgende : 1. De vragen tot herleiden of afschaffen van de onderhoudsbijdragen moeten gebracht worden voor de rechter van de woonplaats van de verweerder (=onderhoudsgerechtigde) Het nieuw artikel 626 Ger. W. « De vorderingen betreffende de uitkeringen tot onderhoud, bedoeld in artikel 591, 7° , kunnen worden gebracht voor de rechter van de woonplaats van de eiser, (...) de vorderingen strekkende tot de verlaging of de opheffing van deze uitkeringen uitgezonderd. » 2. Kennisgeving, bij gerechtsbrief, aan beide echtgenoten, van de beslissingen genomen op basis van artikel 1253quater Ger. W. Overeenkomstig het nieuw artikel 203ter B.W. en in het licht van het arrest van het Grondwettelijk Hof van 8 mei 2008 (B.S. van 19/06/2008) preciseert het nieuw artikel 1253quater Ger. W. voortaan dat de beschikking afgeleverd op vraag van de echtgenoten met betrekking tot hun respectievelijke rechten en plichten (meer bepaald de beschikking van de vrederechter op basis van de artikelen 221 en 223 B.W.) bij gerechtsbrief ter kennis moet gebracht worden aan de beide echtgenoten (7). ---------[(7)Wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek teneinde te voorzien in een objectieve berekening van de door de ouders te betalen onderhoudsbijdragen voor hun kinderen, Parl. Doc., Kamer, 2008-2009, nr 52-899/4, p. 5.] ---------Wat betreft de procedure van kennisgeving van de sommendelegatie bewerkstelligd door de DAVO, wordt benadrukt dat daar niets aan gewijzigd werd in de mate dat het artikel 15 van de wet van 21 februari 2003 de DAVO nog steeds toelaat de clausule van sommendelegatie ter kennis te brengen bij aangetekende brief.
3. Motivering van de vonnissen die het bedrag van de onderhoudsbijdrage bepalen (nieuw artikel 1321 Ger. W.) Als de partijen het niet eens zijn over het bedrag van de onderhoudsbijdrage, vermeldt de rechter in zijn vonnis : - de aard en het bedrag van de middelen van elk van de ouders ; - de gewone kosten die het budget van het kind uitmaken ; - de aard van de buitengewone kosten waarmee rekening werd gehouden en het deel ervan dat elk van de ouders ten laste moet nemen ; - de modaliteiten voor de huisvesting van het kind en de bijdrage daarin in natura van elk van de ouders ; - het deel van elk van de ouders in het ten laste nemen van de kosten. 4. Publiciteit voor de DAVO in de vonnissen (nieuw art. 1321 Ger. W.) Om de DAVO beter bekend te maken vermeldt het vonnis de gegevens van de Dienst voor alimentatievorderingen en wijst op diens opdracht betreffende het toekennen van voorschotten op onderhoudsbijdragen en de invordering van verschuldigde onderhoudsbijdragen. Op die manier zal de onderhoudsgerechtigde van zodra het vonnis is uitgesproken, weten tot wie hij zich moet wenden als er later problemen ontstaan met de betaling van de onderhoudsgelden (8). ---------[(8)Wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek teneinde te voorzien in een objectieve berekening van de door de ouders te betalen onderhoudsbijdragen voor hun kinderen, Parl. Doc., Kamer, 2008-2009, nr 52-899/2, p. 14.] ---------5. Oprichting van een commissie voor onderhoudsbijdragen (nieuw art. 1322 Ger. W.) Er wordt een commissie voor onderhoudsbijdragen opgericht die aanbevelingen opstelt voor de begroting van de kosten voortvloeiende uit artikel 203, § 1, van het Burgerlijk Wetboek en de vaststelling van de bijdrage van elk van de ouders overeenkomstig artikel 203bis van het Burgerlijk Wetboek. Als de rechter de aanbevelingen voor de begroting van de kosten niet volgt zal hij zijn beslissing uitdrukkelijk moeten motiveren en aangeven hoe hij de bijdragende delen heeft vastgesteld. 6. Vonnis van rechtswege uitvoerbaar bij voorraad (nieuw art. 1322/1 Ger. W.) Voortaan is de beslissing die uitspraak doet over een uitkering tot onderhoud van rechtswege uitvoerbaar bij voorraad zowel tussen ex-echtgenoten als voor de kinderen (9). ---------[(9)Wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek teneinde te voorzien in een objectieve berekening van de door de ouders te betalen onderhoudsbijdragen voor hun kinderen, Advies van
de Raad van State, Parl. Doc., Kamer, 2008-2009, nr 52-899/3, p. 7.] ---------Niettemin kan de rechter er anders over beslissen op vraag van een van de partijen.
HOOFDSTUK III : Overgangsbepaling Deze wet is van toepassing: - op elke nieuwe vordering ingeleid vanaf 1 augustus 2010; - evenals op elke vraag tot sommendelegatie bedoeld in artikel 203ter B.W. ingediend vanaf 1 augustus 2010, zelfs indien het vonnis waarop de aanvraag steunt uitgesproken werd voor deze datum. De oude wet blijft nochtans van toepassing op elke procedure die ingeleid werd voor 1 augustus 2010 en op elke beslissing die op deze datum nog niet in kracht van gewijsde is getreden. Uitzondering : wanneer hun situatie of die van hun kinderen grondig gewijzigd wordt door nieuwe omstandigheden die onafhankelijk zijn van hun wil, wordt een vraag tot wijziging van een onderhoudsbijdrage die vastgesteld werd voor 1 augustus 2010 beschouwd als een nieuwe aanvraag.
HOOFDSTUK IV : Inwerkingtreding Alle bepalingen van de wetten treden in werking op 1 augustus 2010, behalve de bepaling voorzien in het nieuw artikel 1321 §2, 2° Ger. W. dat in werking zal zijn twee maanden na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het nog te nemen koninklijk besluit dat de berekeningswijze zal bepalen voorzien in het nieuw artikel 1322 § 3 Ger. W. De betrokken bepaling voorziet dat de rechter in een bijzonder gemotiveerd vonnis zal aangeven op welke manier hij de onderhoudsbijdrage heeft bepaald evenals de modaliteiten van de automatische aanpassing ervan wanneer die afwijkt van de berekeningswijze die zal vastgesteld worden in het koninklijk besluit waarvan sprake.
De Administrateur niet-fiscale Invordering, Tom BOELAERT
BIJLAGE
Gecoördineerde tekst van de gewijzigde en nieuwe bepalingen in het Burgerlijk Wetboek (a) en in het Gerechtelijk Wetboek (b)
a) in het Burgerlijk Wetboek Art. 203.[(1) § 1. De ouders dienen naar evenredigheid van hun middelen te zorgen voor de huisvesting, het levensonderhoud, de gezondheid, het toezicht, de opvoeding, de opleiding en de ontplooiing van hun kinderen. Indien de opleiding niet voltooid is, loopt de verplichting door na de meerderjarigheid van het kind. § 2. Met middelen wordt onder andere bedoeld alle beroepsinkomsten, roerende en onroerende inkomsten van de ouders, alsook alle voordelen en andere middelen die hun levensstandaard en deze van de kinderen waarborgen. § 3. De langstlevende echtgenoot is gehouden tot de verplichting gesteld in paragraaf 1 ten aanzien van de kinderen van de vooroverleden echtgenoot van wie hij niet de vader of de moeder is, binnen de grenzen van hetgeen hij heeft verkregen uit de nalatenschap van de vooroverledene en van de voordelen die deze hem mocht hebben verleend bij huwelijkscontract, door schenking of bij testament.](1) ---------(1)<W 2010-03-19/05, art. 2, 048; inwerkingtreding : 01-08-2010; zie ook art. 17>
Art. 203bis.[(1) § 1. Elke ouder draagt bij in de kosten die voortvloeien uit de bij artikel 203, § 1, bepaalde verplichting, in verhouding tot zijn respectieve aandeel in de samengevoegde middelen. § 2. Onverminderd de rechten van het kind, kan elk van de ouders van de andere ouder diens bijdrage vorderen in de kosten voortvloeiende uit artikel 203, § 1. § 3. De kosten omvatten de gewone kosten en de buitengewone kosten. De gewone kosten zijn alle gebruikelijke kosten met betrekking tot het dagelijkse onderhoud van het kind. Onder buitengewone kosten wordt verstaan de uitzonderlijke, noodzakelijke of onvoorzienbare uitgaven die voortvloeien uit toevallige of ongewone gebeurtenissen en die het gebruikelijke budget voor het dagelijkse onderhoud van het kind dat desgevallend als basis diende voor de vaststelling van de onderhoudsbijdragen, overschrijden. § 4. Op vraag van één van de ouders kan de rechter de partijen verplichten een rekening te openen bij een door de Commissie voor het Bank, Financie- en Assurantiewezen op grond van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen vergunde instelling, die bestemd wordt tot de betaling van de bijdragen vastgesteld op grond van artikel 203, § 1. In dat geval bepaalt de rechter minstens: 1° de bijdrage van elk der ouders in de kosten bedoeld in artikel 203, § 1, alsook de sociale voordelen die aan het kind toekomen die op deze rekening gestort dienen te worden;
2° het maandelijks tijdstip waarop deze bijdragen en sociale voordelen gestort dienen te worden; 3° de wijze waarop over de op deze rekening gestorte sommen kan worden beschikt; 4° de kosten die betaald worden met deze gelden; 5°de organisatie van het toezicht op de uitgaven; 6°de manier waarop tekorten aangevuld zullen worden; 7° de bestemming van de overschotten die op deze rekening gestort worden. Stortingen van bijdragen gedaan ter uitvoering van dit artikel, worden beschouwd als betalingen van onderhoudsbijdragen in het kader van de in artikel 203, § 1, gedefinieerde onderhoudsverplichting.](1) ---------(1)<W 2010-03-19/05, art. 3, 048; Inwerkingtreding : 01-08-2010; zie ook art. 17>
Art. 203ter.[(1) Indien de schuldenaar een van de verplichtingen opgelegd bij de artikelen 203, 203bis, 205, 207, 336 of 353-14, van dit Wetboek of de krachtens artikel 1288, eerste lid, 3°, van het Gerechtelijk Wetboek of de krachtens een notariële of gehomologeerde overeenkomst tussen partijen aangegane verbintenis niet nakomt, kan de schuldeiser, onverminderd het recht van derden, zich voor de vaststelling van het bedrag van de uitkering en voor de tenuitvoerlegging van het vonnis doen machtigen om, met uitsluiting van voornoemde schuldenaar, onder de voorwaarden en binnen de grenzen door het vonnis gesteld, de inkomsten van deze laatste of iedere andere hem door een derde verschuldigde geldsom te ontvangen. In alle geval staat de rechter de machtiging toe indien de onderhoudsplichtige zich gedurende twee, al dan niet opeenvolgende, termijnen in de loop van twaalf maanden die aan het indienen van het verzoekschrift voorafgaan, geheel of ten dele onttrokken heeft aan zijn verplichting tot betaling van levensonderhoud uitgezonderd ingeval de rechter anders oordeelt, wegens uitzonderlijke omstandigheden eigen aan de zaak. De rechtspleging en de bevoegdheden van de rechter worden geregeld volgens de artikelen 1253ter tot 1253quinquies van het Gerechtelijk Wetboek. Het vonnis kan worden tegengeworpen aan alle tegenwoordige of toekomstige derdenschuldenaars, na kennisgeving door de griffier bij gerechtsbrief op verzoek van de eiser. Wanneer het vonnis ophoudt gevolg te hebben, geeft de griffier daarvan bericht aan de derden-schuldenaars bij gerechtsbrief. De griffier vermeldt in zijn kennisgeving wat de derdeschuldenaar moet betalen of ophouden te betalen.](1) ---------(1)<W 2010-03-19/05, art. 4, 048; Inwerkingtreding : 01-08-2010; zie ook art. 17>
Art. 203quater.[(1) § 1. De krachtens artikel 203, § 1, bepaalde onderhoudsbijdrage, vastgesteld hetzij bij vonnis overeenkomstig artikel 1321 van het Gerechtelijk Wetboek, hetzij bij overeenkomst, wordt van rechtswege aangepast aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen.
Deze basisbijdrage is gebonden aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van de maand die voorafgaat aan de maand waarin het vonnis dat de bijdrage van elk van de ouders bepaalt, wordt uitgesproken, tenzij de rechter er anders over beslist. Om de twaalf maanden wordt het bedrag van de bijdrage van rechtswege aangepast in verhouding tot de verhoging of de verlaging van het indexcijfer van de consumptieprijzen van de overeenstemmende maand. Deze aanpassing wordt op de bijdrage toegepast vanaf de vervaldag die volgt op de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het in aanmerking te nemen nieuwe indexcijfer. De rechter kan nochtans een andere formule toepassen voor de aanpassing van de onderhoudsbijdrage. De partijen kunnen eveneens bij overeenkomst afwijken van deze aanpassingsformule. § 2. In het belang van het kind, kan de rechter op vraag van één van de partijen beslissen dat de onderhoudsbijdrage van rechtswege verhoogd wordt in de door hem bepaalde omstandigheden.](1) ---------(1)
Art. 301. § 1. Onverminderd artikel 1257 van het Gerechtelijk Wetboek kunnen de echtgenoten op elk ogenblik overeenkomen omtrent de eventuele uitkering tot levensonderhoud, het bedrag ervan en de nadere regels volgens welke het overeengekomen bedrag zal kunnen worden herzien. § 2. Bij gebrek aan overeenkomst zoals bedoeld in § 1, kan de rechtbank in het vonnis dat de echtscheiding uitspreekt of bij een latere beslissing, op verzoek van de behoeftige echtgenoot een uitkering tot levensonderhoud toestaan ten laste van de andere echtgenoot. De rechtbank kan het verzoek om een uitkering weigeren indien de verweerder bewijst dat verzoeker een zware fout heeft begaan die de voortzetting van de samenleving onmogelijk heeft gemaakt. In geen geval wordt de uitkering tot levensonderhoud toegekend aan de echtgenoot die schuldig werd bevonden aan een in de artikelen 375, 398 tot 400, 402, 403 of 405 van het Strafwetboek bedoeld feit dat is gepleegd tegen de persoon van de verweerder of aan een poging tot het plegen van een in de artikelen 375, 393, 394 of 397 van hetzelfde Wetboek bedoeld feit tegen diezelfde persoon. In afwijking van artikel 4 van de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering kan de rechter in afwachting dat de beslissing over de strafvordering in kracht van gewijsde is getreden, aan de verzoeker een provisionele uitkering toekennen, hierbij rekening houdend met alle omstandigheden van de zaak. Hij kan het toekennen van deze provisionele uitkering ondergeschikt maken aan het stellen van een waarborg die hij bepaalt en waarvoor hij de nadere regels vaststelt. § 3. De rechtbank legt het bedrag van de onderhoudsuitkering vast die ten minste de staat van behoefte van de uitkeringsgerechtigde moet dekken. De rechtbank houdt rekening met de inkomsten en mogelijkheden van de echtgenoten en met de aanzienlijke terugval van de economische situatie van de uitkeringsgerechtigde. Om die terugval te waarderen, baseert de rechter zich met name op de duur van het huwelijk, de leeftijd van partijen, hun gedrag tijdens het huwelijk inzake de organisatie van hun noden en het ten laste nemen van de kinderen tijdens het samenleven of daarna. De rechter kan indien nodig beslissen dat de uitkering degressief zal zijn en in welke mate.
De onderhoudsuitkering mag niet hoger liggen dan een derde van het inkomen van de uitkeringsplichtige echtgenoot. § 4. De duur van de uitkering mag niet langer zijn dan die van het huwelijk. In geval van buitengewone omstandigheden, kan de rechtbank de termijn verlengen, indien de uitkeringsgerechtigde aantoont dat hij bij het verstrijken van de in het eerste lid bedoelde termijn, om redenen onafhankelijk van zijn wil, nog steeds in staat van behoefte verkeert. In dit geval beantwoordt het bedrag van de uitkering aan het bedrag dat noodzakelijk is om de staat van behoefte van de uitkeringsgerechtigde te dekken. § 5. Indien de verweerder aantoont dat de staat van behoefte van verzoeker het gevolg is van een eenzijdig door deze laatste genomen beslissing en zonder dat de noden van de familie deze keuze gerechtvaardigd hebben, kan hij worden ontheven van het betalen van de uitkering of slechts verplicht worden tot het betalen van een verminderde uitkering. § 6. De rechtbank die de uitkering toekent, stelt vast dat deze van rechtswege aangepast wordt aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen. Het basisbedrag van de uitkering stemt overeen met het indexcijfer van de consumptieprijzen van de maand gedurende welke het vonnis of het arrest dat de echtscheiding uitspreekt, kracht van gewijsde heeft verkregen, tenzij de rechtbank er anders over beslist. Om de twaalf maanden wordt het bedrag van de uitkering van rechtswege aangepast in verhouding tot de verhoging of de verlaging van het indexcijfer van de consumptieprijzen van de overeenstemmende maand. Deze wijzigingen worden op de uitkeringen toegepast vanaf de vervaldag die volgt op de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het in aanmerking te nemen nieuwe indexcijfer. De rechtbank kan nochtans in bepaalde omstandigheden een ander systeem van aanpassing van de uitkering aan de kosten van levensonderhoud toepassen. § 7. [(2) Uitgezonderd indien de partijen uitdrukkelijk het tegenovergestelde zijn overeengekomen, kan de rechtbank, op vordering van een van de partijen, de uitkering later verhogen, verminderen of afschaffen, indien, ingevolge nieuwe omstandigheden onafhankelijk van de wil van de partijen, het bedrag ervan niet meer is aangepast.](2) Indien ten gevolge van de ontbinding van het huwelijk, de vereffening en verdeling van het gemeenschappelijk vermogen of van de onverdeeldheid die tussen de echtgenoten bestond, aanleiding geeft tot een wijziging van hun financiële toestand, die een aanpassing rechtvaardigt van de uitkering tot levensonderhoud welke het voorwerp was van een vonnis of overeenkomst, gewezen of gesloten vóór de opmaak van de vereffeningsrekeningen, kan de rechtbank eveneens de uitkering aanpassen, [(2) ...](2) § 8. De uitkering kan op elk ogenblik worden vervangen door een kapitaal mits een door de rechtbank gehomologeerd akkoord tussen de partijen. Op verzoek van de uitkeringsplichtige, kan de rechtbank eveneens op elk ogenblik de omzetting in een kapitaal toestaan. § 9. De echtgenoten kunnen voor de ontbinding van het huwelijk geen afstand doen van de rechten op een uitkering tot levensonderhoud. Zij mogen in de loop van de procedure evenwel tot een vergelijk komen over het bedrag van die uitkering, met inachtneming van de in artikel 1257 van het Gerechtelijk Wetboek gestelde voorwaarden. § 10. De uitkering is niet meer verschuldigd bij overlijden van de uitkeringsplichtige, maar de uitkeringsgerechtigde mag levensonderhoud vorderen ten laste van de nalatenschap volgens de in artikel 205bis, §§ 2, 3, 4 en 5, bepaalde voorwaarden. De uitkering eindigt in ieder geval definitief in geval van een nieuw huwelijk van de uitkeringsgerechtigde of op het ogenblik waarop deze laatste een verklaring van wettelijke samenwoning doet, tenzij de partijen anders overeenkomen. De rechter kan de
onderhoudsverplichting beëindigen wanneer de uitkeringsgerechtigde samenleeft met een andere persoon als waren zij gehuwd. § 11. De rechtbank kan beslissen dat in geval de uitkeringsplichtige zijn verplichting tot betaling niet nakomt, het de uitkeringsgerechtigde toegestaan is diens inkomsten of diens goederen die hij overeenkomstig hun huwelijksvermogensstelsel beheert, alsmede alle andere bedragen die hem door derden verschuldigd zijn, in ontvangst te nemen. Deze beslissing kan worden tegengeworpen aan elke derde, huidige of toekomstige schuldenaar, op grond van de kennisgeving ervan die hen door de griffier gedaan wordt op verzoek van de eiser. § 12. [(1) ..](1) ---------(1)<W 2010-03-19/05, art. 6, 048; Inwerkingtreding : 01-08-2010; zie ook art. 17> (2)<W 2010-06-02/23, art. 2, 051; Inwerkingtreding : 01-07-2010>
Art. 336.[(1) Het kind wiens afstamming van vaderszijde niet vaststaat, kan van degene die gedurende het wettelijke tijdvak van de verwekking met zijn moeder gemeenschap heeft gehad, een onderhoudsbijdrage vorderen op grond van artikel 203, § 1.](1) ---------(1)<W 2010-03-19/05, art. 7, 048; Inwerkingtreding : 01-08-2010; zie ook art. 17>
Art. 339.[(1) De artikelen 203, 203bis en 203quater zijn van overeenkomstige toepassing.](1) ---------(1)<W 2010-03-19/05, art. 8, 048; Inwerkingtreding : 01-08-2010; zie ook art. 17>
Art. 353-14. De adoptant of de adoptanten zijn levensonderhoud verschuldigd aan de geadopteerde en aan diens afstammelingen indien zij behoeftig zijn. [(1) Artikel 203, 203bis en 203quater zijn van overeenkomstige toepassing.](1) De geadopteerde en zijn afstammelingen zijn levensonderhoud verschuldigd aan de adoptant of aan de adoptanten, indien zij behoeftig zijn : indien de geadopteerde zonder afstammelingen sterft, is zijn nalatenschap levensonderhoud verschuldigd aan de adoptant of aan de adoptanten ingeval deze personen ten tijde van het overlijden behoeftig zijn. Artikel 205bis, §§ 3 tot 5, is van toepassing op deze verplichting tot levensonderhoud. De verplichting tot uitkering van levensonderhoud blijft bestaan tussen de geadopteerde en zijn ouders. Deze laatsten zijn aan de geadopteerde evenwel alleen levensonderhoud verplicht indien hij dit niet kan verkrijgen van de adoptant of adoptanten. Ingeval een persoon het kind of het adoptief kind van zijn echtgenoot of van de persoon met wie hij samenwoont, adopteert, zijn zowel de adoptant als zijn echtgenoot of de persoon met wie hij
samenwoont hem overeenkomstig artikel 203 levensonderhoud verschuldigd. [(1) Artikel 203bis en 203quater zijn van overeenkomstige toepassing.](1) ---------(1)<W 2010-03-19/05, art. 9, 048; Inwerkingtreding : 01-08-2010; zie ook art. 17>
b) in het Gerechtelijk Wetboek Art. 626. De vorderingen betreffende de uitkeringen tot onderhoud, bedoeld in artikel 591, 7° , kunnen worden gebracht voor de rechter van de woonplaats van de eiser, (.....) [(1) de vorderingen strekkende tot de verlaging of de opheffing van deze uitkeringen uitgezonderd.](1). ---------(1)<W 2010-03-19/05, art. 10, 177; Inwerkingtreding : 01-08-2010; zie ook art. 17>
Art. 1253quater. Wanneer de vorderingen gegrond zijn op de artikelen 214, 215, 216, 221, 223, 1420, 1421, 1426, 1442, 1463 en 1469 van het Burgerlijk Wetboek : a) doet de rechter de partijen oproepen [(2) ...](2) en poogt ze te verzoenen; b) wordt de beschikking gewezen binnen 15 dagen na de indiening van het verzoek; [(1) de griffier geeft ervan kennis aan beide echtgenoten bij gerechtsbrief](1); c) kan, indien de beschikking bij verstek is gewezen, de partij die niet verschenen is, [(1) binnen een maand na de kennisgeving bij gerechtsbrief ](1) verzet doen bij verzoekschrift ingediend ter griffie van de rechtbank; d) is de beschikking vatbaar voor hoger beroep ongeacht het bedrag van de eis : hoger beroep wordt ingesteld [(1) binnen een maand na de kennisgeving bij gerechtsbrief ](1); e) kan elk der echtgenoten te allen tijde in dezelfde vorm wijziging of intrekking vorderen van de beschikking of het arrest. ---------(1)<W 2010-03-19/05, art. 11, 108; Inwerkingtreding : 01-08-2010; zie ook art. 17> (2)<W 2010-06-02/35, art. 9, 111; Inwerkingtreding : 10-07-2010>
Art. 1280.(De voorzitter van de rechtbank of de rechter die het ambt van voorzitter waarneemt), rechtsprekend in kort geding, neemt, in iedere stand van het geding, (tot de ontbinding van het huwelijk op verzoek van de partijen of van een van de partijen of van de procureur des Konings) kennis van de voorlopige maatregelen die betrekking hebben op de persoon, op het levensonderhoud en op de goederen, zowel van de partijen als van de kinderen. (De rechter houdt, in voorkomend geval, rekening met de meningen van de kinderen die werden geuit op de wijze bepaald bij artikel 931, derde tot zevende lid.) De procureur des Konings kan, door bemiddeling van (de bevoegde sociale dienst), alle dienstige inlichtingen betreffende de zedelijke en stoffelijke toestand van de kinderen inwinnen.
(De voorzitter van de rechtbank of de rechter die het ambt van voorzitter waarneemt) kan de procureur des Konings verzoeken de in vorig lid bedoelde informatie te verrichten. Van de informatie wordt in alle gevallen aan partijen kennis gegeven. (De voorzitter van de rechtbank of de rechter die het ambt van voorzitter waarneemt) kan gebruik maken van dezelfde bevoegdheden als bij artikel (221) van het Burgerlijk Wetboek aan de vrederechter zijn toegekend. [(1) In dit geval kan zijn beschikking ingeroepen worden tegen alle tegenwoordige of toekomstige derden-schuldenaars na kennisgeving door de griffier bij gerechtsbrief op verzoek van de eiser. Wanneer de beschikking ophoudt haar gevolgen te hebben, krijgen de derden-schuldenaars daarvan bericht door de griffier bij gerechtsbrief. De griffier vermeldt in zijn kennisgeving wat de derde-schuldenaar moet betalen of ophouden te betalen.](1) (Indien een echtgenoot zich tegenover de andere schuldig gemaakt heeft aan een feit als bedoeld in de artikelen 375, 398 tot 400, 402, 403 of 405 van het Strafwetboek, of heeft gepoogd een feit te plegen als bedoeld in de artikelen 375, 393, 394 of 397 van hetzelfde Wetboek, of indien er ernstige aanwijzingen voor dergelijke gedragingen bestaan, zal de echtgenoot die het slachtoffer is, behalve bij uitzonderlijke omstandigheden, het genot toegewezen krijgen van de echtelijke verblijfplaats indien hij daarom verzoekt.) (De artikelen 1253sexies, § 1, 1253septies, eerste lid, en 1253octies zijn van toepassing wanneer verbod is gevorderd of uitgevaardigd om voor hypotheek vatbare goederen te vervreemden of met hypotheek te bezwaren; artikel 224 van het Burgerlijk Wetboek is mede van toepassing.) (De zaak blijft, (tot de ontbinding van het huwelijk) tijdens de hele echtscheidingsprocedure, aanhangig bij de voorzitter van de rechtbank of de rechter die het ambt van voorzitter waarneemt. Onverminderd een nieuwe dagvaarding of een vrijwillige verschijning der partijen, kan de zaak binnen 15 dagen voor de rechter worden gebracht doordat één van de partijen haar conclusies op de griffie neerlegt.) ---------(1)<W 2010-03-19/05, art. 12, 108; Inwerkingtreding : 01-08-2010; zie ook art. 17>
Art. 1320.[(1) De vorderingen tot toekenning, verhoging, verlaging of afschaffing van de uitkering tot levensonderhoud kunnen worden ingesteld bij verzoekschrift op tegenspraak, overeenkomstig de artikelen 1034bis tot 1034sexies.](1) ---------(1)<W 2010-03-19/05, art. 13, 108; Inwerkingtreding : 01-08-2010; zie ook art. 17>
Art. 1321.[(1) § 1. Behoudens akkoord van de partijen over het bedrag van de onderhoudsbijdrage in het belang van het kind, vermeldt elke rechterlijke beslissing die de onderhoudsbijdrage vaststelt op grond van artikel 203, § 1, van het Burgerlijk Wetboek volgende elementen : 1° de aard en het bedrag van de middelen van elk van de ouders door de rechter in acht genomen op grond van artikel 203, § 2, van het Burgerlijk Wetboek; 2° de gewone kosten waaruit het budget voor het kind is samengesteld alsook de manier waarop
deze begroot zijn; 3° de aard van de buitengewone kosten die in acht genomen kunnen worden, het deel van deze kosten dat elk van de ouders voor zijn rekening dient te nemen alsook de modaliteiten voor de aanwending van deze kosten; 4° de verblijfsregeling van het kind en de bijdrage in natura van elk van de ouders in het levensonderhoud van het kind tengevolge van deze verblijfsregeling; 5° het bedrag van de kinderbijslag en van de sociale en fiscale voordelen van alle aard die elk van de ouders voor het kind ontvangt; 6° de inkomsten die elk van de ouders in voorkomend geval ontvangt uit het genot van de goederen van het kind; 7° het aandeel van elk van de ouders in de tenlasteneming van de kosten voortvloeiende uit artikel 203, § 1, van het Burgerlijk Wetboek en de daarop eventueel vastgestelde onderhoudsbijdrage, evenals de modaliteiten voor de aanpassing ervan op grond van artikel 203quater van het Burgerlijk Wetboek; 8° de bijzondere omstandigheden van de zaak die in acht genomen zijn. § 2. De rechter verduidelijkt: 1° op welke manier hij de in § 1 bedoelde elementen in acht genomen heeft; 2° bij een met bijzondere redenen omkleed vonnis, op welke manier hij de onderhoudsbijdrage en de modaliteiten voor de aanpassing ervan overeenkomstig artikel 203quater, § 2, van het Burgerlijk Wetboek heeft bepaald, ingeval hij afwijkt van de in artikel 1322, § 3, voorziene berekeningswijze. § 3. Het vonnis vermeldt de gegevens van de Dienst voor alimentatievorderingen, opgericht bij de wet van 21 februari 2003 tot oprichting van een Dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën, en wijst op diens opdracht betreffende het toekennen van voorschotten op onderhoudsbijdragen en de invordering van verschuldigde onderhoudsbijdragen.] (1) ---------(1)<W 2010-03-19/05, art. 14, 108; Inwerkingtreding : 01-08-2010; zie ook art. 17>
Art. 1322.[(1) § 1. Er wordt een commissie voor onderhoudsbijdragen opgericht die aanbevelingen opstelt voor de begroting van de kosten voortvloeiende uit artikel 203, § 1, van het Burgerlijk Wetboek en de vaststelling van de bijdrage van elk van de ouders overeenkomstig artikel 203bis van het Burgerlijk Wetboek. Zij evalueert jaarlijks deze aanbevelingen en bezorgt een advies aan de minister van Justitie en de minister bevoegd voor de Gezinnen, vóór de 31ste januari van het jaar volgend op het voorbije burgerlijke jaar. De bevoegde minister voor de Gezinnen legt dit advies neer in de federale wetgevende Kamers, aangevuld met de bemerkingen van de in het voorgaande lid genoemde ministers. § 2. De Koning bepaalt de samenstelling en de werking van de commissie die uit een gelijk aantal leden van elk geslacht bestaat. Hij verzoekt elk deelgebied dat betrokken is bij gezinszaken, deel te nemen aan de werkzaamheden van die commissie. § 3. De Koning kan een berekeningswijze opstellen om de toepassing van de in § 1 bedoelde aanbevelingen te vergemakkelijken.](1)
---------(1)<W 2010-03-19/05, art. 15, 108; Inwerkingtreding : 01-08-2010; zie ook art. 17>
Art. 1322/1. [(1) De beslissing die uitspraak doet over een uitkering tot onderhoud is van rechtswege uitvoerbaar bij voorraad, tenzij de rechter hierover anders beslist op vraag van een van de partijen.](1) ---------(1)