JAARVERSLAG
2014
Inhoudsopgave Verslag raad van toezicht Kengetallen Voorwoord
1 3 5
Inhoudelijk verslag 1 Missie en strategie
6
2 Onderzoek en valorisatie
7
3 Onderwijs
19
4 Bestuur en organisatie
37
5 Personeel en bedrijfsvoering
41
6 Vooruitzichten voor 2015 en latere jaren
47
Jaarrekening Balans
51
Staat van baten en lasten
52
Kasstroomoverzicht
53
Toelichting financieel resultaat
54
Kengetallen
56
Toelichting op de balans en de staat van baten en lasten
57
Overige gegevens
79
Bijlagen 1 Lijst van publicaties
86
2 Voorbeelden van congressen, seminars en presentaties
101
3 Overzicht bijzondere leerstoelen
102
4 Nevenfuncties leden college van bestuur UvH (31 december 2014)
103
5 Prestatieafspraak
104
Verslag raad van toezicht Het bestuur van de Stichting Universiteit voor Humanistiek houdt overeenkomstig artikel 9 van de statuten van de stichting als raad van toezicht controle en toezicht op de universiteit. De raad neemt bij zijn optreden de regels van de Code goed bestuur universiteiten (2013) in acht en heeft geconstateerd dat het college van bestuur dat ook doet. De raad is in 2014 zes keer bijeen geweest. In het verslagjaar heeft de raad van toezicht invulling gegeven aan zijn vaste taken, zoals het bespreken en goedkeuren van de jaarlijkse begroting en het instellingsjaarverslag. Hij heeft vastgesteld dat de rijksbijdrage rechtmatig is verworven en doelmatig en rechtmatig is aangewend. Daarbij zijn aanwijzingen van de accountant in acht genomen. De raad heeft tot zijn tevredenheid vastgesteld dat de financiële exploitatie van de universiteit op orde is en dat er in 2014 niet langer sprake meer is van een exploitatietekort. De raad bespreekt ieder kwartaal de financiële resultaten en andere kengetallen van de universiteit, waaronder die ten aanzien van de voortgang van het werk aan de tussen het ministerie van OCW en de universiteit overeengekomen prestatieafspraken. De raad heeft geconstateerd dat de universiteit op koers ligt wat betreft de realisering van de prestatieafspraken. Alleen zijn de door de universiteit bij NWO ingediende onderzoeksvoorstellen nog onvoldoende succesvol. In het verslagjaar heeft de raad de inspanningen op het terrein van de verwerving van middelen uit de tweede en derde geldstroom nader geëvalueerd. De gerealiseerde inkomsten uit de derde geldstroom kunnen naar het oordeel van de raad nog op een hoger niveau worden gebracht. De verwerving van middelen uit de tweede geldstroom blijft echter achter. De raad heeft geconcludeerd dat de universiteit waarschijnlijk succesvoller kan worden door in samenwerking met externe partners NWO-aanvragen in te dienen en heeft het college van bestuur geadviseerd inspanningen daarop te richten. Het college van bestuur heeft aan de raad gerapporteerd over een gesprek over de prestatieafspraken met de reviewcommissie dat in de zomer heeft plaatsgevonden. De raad is tevreden dat de commissie de minister positief heeft geadviseerd over het toekennen van de tweede tranche uit het selectieve budget. Naast de jaarlijks terugkerende thema’s heeft de raad een aantal onderwerpen besproken die in 2014 aan de orde waren. De afgelopen jaren werden gekenmerkt door een ingrijpende reorganisatie. De raad heeft met voldoening geconstateerd dat deze nu vrijwel voltooid is. Hij heeft veel waardering voor de wijze waarop dit lastige proces onder leiding van het college van bestuur verlopen is. Er is nu weer ruimte en tijd om de blik op de toekomst te richten. Hij heeft dan ook vanuit deze optiek het strategisch plan 2014-2017 voor de universiteit uitvoerig met het college van bestuur besproken. De raad vindt het een goed plan en heeft het met genoegen goedgekeurd. In 2014 heeft aan de universiteit een onderzoeksvisitatie plaatsgevonden. In de voorbereiding daarop heeft de raad van toezicht met het college van bestuur van gedachten gewisseld over de zelfstudie onderzoek die ten behoeve van de visitatie is geschreven. De raad feliciteert de organisatie met de voldoende uitkomst van de visitatie. Hij dankt de medewerkers die met hun grote inzet dit resultaat hebben mogelijk gemaakt. De raad heeft zich gedurende het verslagjaar laten informeren over de voorbereiding van de door de universiteit geregisseerde doorstart van het Humanistisch Historisch Centrum (HHC). Hij heeft geconstateerd dat de doorstart bij de voorgenomen versobering van het ambitieniveau van het centrum
1
haalbaar is en dat de financiële risico’s daarvan voor de universiteit acceptabel zijn. Hij heeft de doorstartplannen van het college van bestuur daarom goedgekeurd. De raad heeft een door het college van bestuur opgestelde regeling nevenwerkzaamheden goedgekeurd. In 2013 heeft de raad een remuneratiecommissie ingesteld. De hoofdlijnen van het remuneratiebeleid ten aanzien van de leden van het college van bestuur zijn neergelegd in een brief die op 29 juni 2012 door het Netwerk van Levensbeschouwelijke Universiteiten aan de minister is gezonden. De remuneratie van het college van bestuur in 2014 valt binnen de in deze brief gedefinieerde kaders. De raad heeft in het november zijn eigen functioneren geëvalueerd. Hij heeft besloten dat zijn functioneren op een aantal punten aanscherping behoeft en heeft zich voorgenomen aan het begin van elk jaar voor zichzelf een globaal werkplan op te stellen met de aandachtspunten voor het desbetreffende jaar. In mei 2014 is wegens het verstrijken van hun zittingstermijnen afscheid genomen van een drietal leden van de raad van toezicht. Het betreft mevrouw dr. J. Leest, mr. dr. R.G. Louw en drs. J.J. Dijkstra. Voorafgaand aan de werving van nieuwe leden heeft de raad, na overleg met het college van bestuur , het hoofdbestuur van het Humanistisch Verbond voorgesteld de profielen voor zijn leden bij te stellen en daaraan deskundigheid op het gebied van wetenschappelijke onderwijs en onderzoek toe te voegen. De raad heeft bovendien de wervingsprocedure aangescherpt. Er heeft een open werving plaats gevonden. Tot grote tevredenheid van de raad hebben zich daar negentien goede kandidaten voor gemeld. De benoemingsadviescommissie heeft met zeven kandidaten een gesprek gevoerd. De vervolgens voorgedragen kandidaten mr. C.J. Peels, mevrouw drs. M. Slob en prof. dr. J.J. Schippers zijn per 1 mei 2014 door het hoofdbestuur van het Humanistisch Verbond benoemd. Op 31 december 2014 bestond de raad van toezicht uit de volgende leden Dr. B.E. van Vucht Tijssen (voorzitter) Drs. M.J.A.M. Wijnhoven (portefeuillehouder financiën) Mr. C.J. Peels Drs. M. Slob Prof. dr. J.J. Schippers Vanwege het aflopen van zijn zittingstermijn in 2015 heeft de raad van toezicht op voorstel van de rector van de universiteit besloten de heer Gerritsens voor een termijn van twee jaar (tot 1 juli 2017) te herbenoemen als lid van het college van bestuur. Voorafgaand daaraan heeft een uitvoerig functioneringsgesprek met de heer Gerritsen en een informatiebijeenkomst met de universiteitsraad plaatsgevonden. Tegelijkertijd heeft de raad van toezicht het voorstel van het college goedgekeurd om de taken van de heer Gerritsen te beperken tot de bestuurlijke taken en zijn operationele taken over te dragen aan een nieuw te benoemen directeur diensten.
Dr. B.E. van Vucht Tijssen Voorzitter van de raad van toezicht
2
Kengetallen Eerstejaars studenten 2014
2013
2012
2011
2010
56
84
69
76
56
36
40
34
53
42
32
50
-
-
-
48
46
43
44
42
41
41
14
n.v.t.
n.v.t.
2014
2013
2012
2011
2010
224
236
208
203
185
174
178
169
174
170
57
50
-
-
-
53
53
44
49
42
54
44
14
n.v.t.
n.v.t.
Studentenpopulatie per 1 oktober 2014
2013
2012
2011
2010
544
433
425
390
Bachelor Humanistiek1 Master Humanistiek Master Zorgethiek en beleid Premaster traject Hum Premaster traject ZeB Inschrijvingen per 1 oktober Bachelor Humanistiek Master Humanistiek Master Zorgethiek en beleid Premaster traject Hum Premaster traject ZeB
Totaal (incl. premaster)
556
1
Het betreft hier het totaal aantal inschrijvingen in het eerste jaar van de opleiding op 1 oktober, met uitsluiting van studenten die in het betreffende jaar aan twee of meer opleidingen in het Hoger Onderwijs zijn ingeschreven (= NVAO definitie volledig cohort).
3
Rendementen per 31 december (aantallen) 2014 Bachelor Humanistiek Master Humanistiek Master Zorgethiek en beleid Premaster traject Hum Premaster traject ZeB Bron: instellingsadministratie
2013
2012
2011
2010
43
33
48
52
35
28
31
29
41
22
22
-
-
-
-
17
23
29
24
22
21
9
Financiële basisgegevens (bedragen x 1000 €) 2014 2013 Baten totaal 6.661 6.570 wv. rijksbijdrage 4.793 4.861 Lasten totaal wv. personeel in dienst Resultaat exploitatie wv. fin baten & lasten Balans totaal Eigen vermogen Liquide middelen Solvabiliteitspercentage Current ratio
2012 6.079 4.587
2011 6.538 4.965
2010 7.050 4.761
6.196 4.431
6.024 4.147
6.356 4.246
6.447 4.241
6.992 4.292
483 19
570 23
-254 23
108 17
52 -6
7.246 5.307 2.777
6.936 4.823 2.434
6.524 4.254 1.837
6.354 4.507 1.310
6.170 4.399 980
73 1,6
70 1.3
65 0,9
72 0,9
71 0,7
2013 59
2012 60
2011 59
Bron: instellingsadministratie Personeelsbezetting ultimo jaar 2014 FTE 65*
2010 63
Bron: instellingsadministratie * Inclusief bijzonder hoogleraren, student-assistenten en gedetacheerden (de 2.2 fte extern gefinancierde bijzondere leerstoelen worden in het verdere jaarverslag niet tot de formatie van de universiteit gerekend.)
4
Voorwoord De Universiteit voor Humanistiek vierde in 2014 haar vijfde lustrum. Wij hebben dit bijzondere jaar gebruikt om terug te blikken op de eerste 25 jaar van de universiteit en vooruit te kijken naar de volgende 25 jaar. Wie nieuwsgierig is naar de uitkomsten van deze terug- en vooruitblik, wordt van harte uitgenodigd de website www.25jaaruvh.nl te bezoeken. De inhoud van deze kleurrijke website doet recht aan een eveneens kleurrijk universiteitsverleden en licht een tipje van de sluier naar de toekomst op. Het college van bestuur voelt zich gepast trots op de universiteit en de mensen die haar maken. Met haar door het humanisme geïnspireerde onderzoek naar zingeving en humanisering van de samenleving vult de universiteit een belangrijke niche in het (inter)nationaal academisch landschap. De interdisciplinaire mix van sociale wetenschappen, geschiedenis, filosofie, ethiek en cultuur- en religiewetenschappen, gekaderd in theorievorming voor concrete werkvelden, in combinatie met een al 25 jaar bestaand kritisch engagement, maken de Universiteit voor Humanistiek tot een unieke academische instelling. In 2014 is die positie op vele momenten erkend. Daarvan wil ik er drie met u delen. Wij hebben onze verbondenheid met het internationale humanistische gedachtegoed versterkt met de uitreiking van eredoctoraten aan Amartya Sen, Joan Tronto, en Caroll Ryff. Door ons met hen en hun gedachtegoed te verbinden, bevestigen wij het inhoudelijk belang van ons academisch denken en werken. Het feit dat Amartya Sen bereid was het eredoctoraat zelf in ontvangst te komen nemen, en daarvoor zelfs een ingesneeuwd vliegveld trotseerde, ervaart de universiteit als een bemoediging en een erkenning van het belang van ons onderzoek voor het internationaal humanisme. Wij zijn er trots op dat Evelien Tonkens in 2014 onze geledingen is komen versterken als hoogleraar Burgerschap en humanisering van de publieke sector. Haar onderzoek naar de mogelijkheden en onmogelijkheden van de participatiesamenleving versterkt de theorievorming naar de voorwaarden voor een humane samenleving en draagt bij aan het verwezenlijken van de missie van de universiteit. In 2014 heeft de universiteit de onderzoeksvisitatie doorlopen en met positief resultaat afgerond. Een visitatietraject is een moment om gezamenlijk stil te staan bij de kern van het onderzoek dat op de UvH wordt gedaan, de dwarsverbanden te versterken en de blik op de toekomst te richten. Aldus kwam het mooi uit dat het visitatiejaar samenviel met het lustrum. Ik kijk terug op een mooi jaar. Ik realiseer me dat deze resultaten niet bereikt waren zonder de inspanning van onze wetenschappers, ondersteuners en studenten. Op deze plaats wil ik hen dan ook nogmaals bedanken voor hun grote inzet voor deze bijzondere universiteit. Prof. dr. Gerty J.L.M. Lensvelt-Mulders Rector en voorzitter van het college van bestuur
5
1 Missie en strategie Missie De Universiteit voor Humanistiek realiseert vanuit haar humanistische inspiratie kwalitatief hoogstaand wetenschappelijk onderzoek en onderwijs en draagt daarmee bij aan een humane en duurzame samenleving waarin alle mensen een zinvol leven kunnen leiden. Strategisch plan 2014-2017 Aan het begin van 2014 is een strategisch plan voor de periode 2014-2017 vastgesteld. De universiteit ziet zich de komende jaren voor vier grote uitdagingen gesteld: versterking van het wetenschappelijk profiel van de universiteit versterking van de internationalisering van onderwijs en onderzoek, op een voor de universiteit aanvaardbare schaal versterking van de arbeidsmarktpositie voor afgestudeerde studenten het voortbestaan van de organisatie als zelfstandige universiteit Deze vier thema’s zijn richtinggevend voor het beleid 2014-2017. Daarbij worden ambities sterker dan eerder gekaderd door de beperkte omvang van de universiteit. Net als veel andere publieke organisaties zoekt zij naar een nieuwe positie en balans in haar relatie met de overheid, de burger en de markt. De universiteit is voor haar inkomsten en accreditatie afhankelijk van de overheid. Als levensbeschouwelijke universiteit komt zij voort uit een beweging van burgers en heeft zij daar nog altijd een taak. In het kader van haar missie zal de universiteit werken aan manieren om de maatschappelijke impact van haar onderzoek te vergroten.
6
2 Onderzoek en valorisatie Onderzoek en valorisatie worden uitgevoerd door drie leerstoelgroepen: Culturele Dynamiek, Zorg en Welzijn, en Grondslagen en Methoden. In dit hoofdstuk is allereerst een korte beschrijving van het onderzoek van deze groepen opgenomen. Daarin worden per groep belangrijke publicaties en samenwerkingsverbanden met zowel academische als maatschappelijke partners uitgelicht. Voor een totaaloverzicht van publicaties verwijzen we naar bijlage 1 bij dit jaarverslag. Presentaties, debatten en symposia die het afgelopen jaar plaats vonden op de Universiteit voor Humanistiek, zijn opgenomen in bijlage 2. Bijzondere aandacht is er voor de eredoctoraten die zijn uitgereikt in het kader van het 25-jarig bestaan van de universiteit, en het congres dat ter ere van twee eredoctores werd gehouden. Na een overzicht van kengetallen volgt een aparte paragraaf over valorisatie, zoals uitgevoerd door het praktijkcentrum Zingeving & Professie. Leerstoelgroep Culturele Dynamiek Cultuur omvat niet alleen (uitingen van) tradities en erfgoed, maar gaat ook over wat mensen hopen en verlangen, en waarnaar zij streven. Zo bezien behoort cultuur tot de kern van de humanistiek waarin het immers draait om het streven naar humanisering en zingeving.. De leerstoelgroep hanteert een interdisciplinair perspectief waarin ethische, religieuze, sociaal politiek en esthetische vragen worden gecombineerd vanuit Educatiestudies, Kritische organisatiestudies en Globaliseringstudies. Het onderzoek van de leerstoelgroep richt zich op de ontwikkeling van de ethiek en esthetiek van normatieve professionalisering, en de ontwikkeling van de ethiek en esthetiek van humanisme in de context van globalisering. Hierbij worden ethiek en esthetiek altijd begrepen in hun relatie tot sociaal politieke en levensbeschouwelijke vraagstukken. De groep wil daarmee een bijdrage leveren aan de Europese Grand Challenge Inclusive, Innovative and Reflective Societies. De groep werkt samen met verschillende nationale en internationale academische partners, zoals de Nijmegen School of Management (Radboud Universiteit), de School of Management University of Leicester, partners in het door de Universiteit gecoördineerde netwerk Education for Democratic Intercultural Education, het Amsterdam Centre for the Study of Cultural and Religious Diversity (ACCORD; Vrije Universiteit), het Centre for Religion, Conflict and the Public Domain (CRCPD, Universiteit Groningen), en de Social Science Research Council in New York. De leerstoelgroep maakte in 2014 een begin met het ontwikkelen van het consortium Simagine; social imaginaries in a globalizing world waarin onder andere wordt samengewerkt met het Centre for the Humanities (Universiteit Utrecht), het Centre for Migration and Intercultural Studies (CeMIS; Universiteit Antwerpen), het Pieter Gillis Centrum (Universiteit Antwerpen) en het Centre for Media, Religion and Culture (CMRC, University of Colorado at Boulder, USA). Hierin wordt onder meer voortgebouwd op het werk van het Kosmopolis Instituut, dat vanaf begin 2014 binnen de leerstoelgroep Culturele Dynamiek activiteiten ontplooit als platform voor internationale initiatieven op het terrein van pluralisme.
7
Belangrijke maatschappelijke partners waren in 2014: Hivos , HVO, MVO Nederland, Fontys, De Baak, de Stichting Goed Werk en de Politieacademie en School voor Politieleiderschap. De visitatiecommissie beoordeelde in 2014 de levensvatbaarheid van het onderzoek van de leerstoelgroep als ‘very good’ (4). De commissie heeft veel waardering voor het door de leerstoelgroep gekozen perspectief. Meer informatie vindt u in het rapport van de commissie (zie http://www.uvh.nl/onderzoek/onderzoek-aan-deuvh/externe-beoordeling) Enkele van de in 2014 verschenen publicaties zijn: Ewijk, H. van (2014). Omgaan met sociale complexiteit. Professionals in het sociale domein. Amsterdam: SWP. Groot, I. de, Goodson, I. & Veugelers, W.M.M.H. (2014). ‘Dutch Students’ Democratic Narratives: ”I know what democracy means, not what I think of it”. ’Cambridge Journal of Education. Suransky, A.C. (2014). ‘Transcending Apartheid in Higher Education: transforming an institutional culture.’ Race, Ethnicity and Education, sept 2014. Wilde, M. de, Hurenkamp, M. & Tonkens, E.H. (2014). Flexible relations, frail contacts and failing demands: How community groups and local institutions interact in local governance in the Netherlands. Urban Studies. De volgende onderzoekers uit de leerstoelgroep ontvingen in 2014 expliciet erkenning voor hun werk: Dr. C. Suransky: voor tweede termijn benoemd als visiting professor aan het Institute for Reconciliation and Social Justice, University of the Free State, South Africa Prof.dr. E. Tonkens: Socrates lezing 2014 van het Humanistisch Verbond, 'De participatiesamenleving inhumaan?' Dr. L. ten Kate: visiting scholar, Queens College, Cambridge University (Erasmus Teaching Programme) Prof.dr. W. Veugelers: benoemd in de Project Advisory Committee van de IEA International Civic and Citizenship Education Study (ICCS 2016)
Opening Academisch Jaar met Trudy Dehue Maandagmiddag 1 september 2014 opende rector prof.dr. Gerty Lensvelt het nieuwe academische jaar tijdens een feestelijke bijeenkomst in Ottone. Gastspreker was prof.dr. Trudy Dehue, hoogleraar Theorie en Geschiedenis van de Psychologie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zij was uitgenodigd door prof.dr. Evelien Tonkens, de nieuwe UvH-hoogleraar Burgerschap en Humanisering van de Publieke Sector. Trudy Dehue publiceerde onlangs het boek Betere mensen. Over gezondheid als keuze en koopwaar. Daarin komen verschillende thema’s aan bod die ook een belangrijke rol spelen in het werk van Evelien Tonkens. Betere mensen onderzoekt de opmerkelijke toename van het aantal mensen met een psychiatrische diagnose en concludeert dat er een nog sterker stigma op afwijken dan op stoornissen ligt, omdat anders ook niet zoveel afwijkingen een stoornis hoefden te heten. Net zoals Tonkens zoekt Dehue de oplossing voor maatschappelijke problemen niet in verdere pogingen tot aansturen van het individu, maar in de humanisering van instituties en organisaties. Daarbij legt zij de nadruk op de wetenschappelijke sector. Ze hield een pleidooi voor het behoud van variatie in soorten wetenschap omwille van het behoud van variatie in soorten mensen.
Dr. N. Immler is in 2014 met een Aspasia-beurs benoemd tot universitair docent.
8
Leerstoelgroep Zorg en Welzijn De leerstoelgroep Zorg en Welzijn concentreert haar onderzoek op geestelijke begeleiding en zorgethiek. Op het gebied van geestelijke begeleiding wordt vooral onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van nieuwe vormen en methoden van geestelijke begeleiding in onder andere de zorg, bij Defensie en bij Justitie. Drie thema’s staan centraal: de ontwikkeling van een nieuw theoretisch raamwerk waarin moderne levensbeschouwingen kunnen worden benoemd en onderzocht; de ontwikkeling van vormen van interdisciplinaire samenwerking tussen verschillende institutionele contexten; en het doen van onderzoek naar (de ontwikkeling) van good practices in het geestelijk werk. Op het gebied van zorgethiek wordt vooral empirisch en filosofisch onderzoek gedaan naar humanisering in de gezondheidszorg. Het onderzoek richt zich met name op de kennis van patiënten en hun familie, tot nu toe een ondergewaardeerde bron van kennis. Ook wil de groep kritisch inzicht verwerven in de praktijktheorie en de betekenis van begrippen als ‘actor’ en ‘verantwoordelijkheid’, waarbij de huidige complexiteit van de zorg in beschouwing wordt genomen. De leerstoelgroep wil met dit onderzoek een bijdrage leveren aan twee belangrijke Europese Grand Challenges. Het onderzoek op het gebied van geestelijke begeleiding draagt bij aan het thema Inclusive, Innovative and Reflective Societies en het onderzoek naar zorgethiek aan de Europese uitdaging op het gebied van Health, Demographic Change and Wellbeing. Belangrijke wetenschappelijke partners op het gebied van onderzoek naar geestelijke begeleiding zijn onderzoeksgroepen van de Radboud Universiteit, de Universiteit Groningen, de Vrije Universiteit, de Universiteit Utrecht en de Universiteit Leiden. Voor zorgethiek zijn belangrijke partners onderzoeksgroepen Ethiek aan Universiteit Utrecht, de Universiteit van Amsterdam, het RadboudUMC, en het VUmc. Europese partners zijn het King’s College in London, de University Clinic in Munich, het Department of General Medicine of the Catholic University of Leuven, de Sheffield Teaching Hospitals (for Spiritual Counselling Sciences), het Centre for Biomedical Ethics and Law (CBMER) of the Catholic University of Leuven, de Social work faculty at the Baden-Württemberg Cooperative State University Stuttgart, de Philosophical-Theological University of Vallendar (Koblenz), het Center for Medical Ethics, Institute of Health and Society, Faculty of Medicine, University of Oslo, de University Bordeaux Montaigne, de University of Illinois en de University of Georgia. Het Humanistisch Verbond is een belangrijke maatschappelijke partner voor het onderzoek naar geestelijke begeleiding. Voor het onderzoek naar zorgethiek wordt nauw samengewerkt met het Elizabeth Ziekenhuis in Tilburg. In 2014 werkte de groep ook samen met instellingen in Nederland en Duitsland die zijn gespecialiseerd in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. De visitatiecommissie beoordeelde in 2014 de levensvatbaarheid van het onderzoek van de leerstoelgroep als ‘very good’ (4). Ze wijst op de grote potentie en het belang van het onderzoek naar geestelijke begeleiding en zorgethiek. Meer informatie vindt u in het rapport van de commissie (zie http://www.uvh.nl/onderzoek/onderzoek-aan-de-uvh/externe-beoordeling) Enkele van de in 2014 verschenen publicaties zijn: Nistelrooij, A.A.M. van (2014). ‘Self-sacrifice and self-affirmation within care-giving. Medicine, Health Care and Philosophy, 17 (4), 519-528.
9
Olsman, E., Willems, D. & Leget, C.J.W. (2014). Should palliative care patients’ hope be truthful, helpful or valuable? An interpretative synthesis of literature describing healthcare professionals’ perspectives on hope of palliative care patients.’ Palliative Medicine, 28 (1), 59-70. Visse, M.A., Abma, T.A. & Widdershoven, G.A.M. Prof. (2014). ‘Practising political care ethics: can responsive evaluation foster democratic care?’ Ethics and Social Welfare.
Leerstoelgroep Grondslagen en Methoden De leerstoelgroep Grondslagen en Methoden doet onderzoek naar de humanistische traditie als zingevingkader en focust daarbij op het thema ‘goed ouder worden’. Bovendien wordt systematisch onderzocht welke onderzoeksmethoden het meest geschikt zijn voor de humanistiek. De groep wil een specifiek humanistieke bijdrage leveren aan de Europese Grand Challenge Health, Demographic Change and Wellbeing.
Het J.P. van Praag Instituut werd in 2009 opgericht door de Universiteit voor Humanistiek en het Humanistisch Archief. Het legt zich toe op de bestudering van de geschiedenis van het humanisme in Nederland. Er lopen vier promotieprojecten: van Elise van Alphen, Wouter Kuijlman, Rudy Schreijnders en Vincent Stolk. Op 28 november organiseerde het instituut de goed bezochte studiedag ‘In ‘Staat van besef’, over de tragische levensvisie van humanist en vrijdenker Piet Spigt’. Ze deed dat in samenwerking met het Humanistisch Historisch Centrum.
Er lopen vier promotieprojecten van Elisezijn vanhet Alphen, Wouter Kuijlman,Studies Rudy Belangrijke nationale en internationale wetenschappelijke partners Institute for Humanist Schreijnders en Vincent Stolk. in Washington D.C, het Institute on Aging van de University of Wisconsin in Madison en met het Department of Psychology, Health and Technology van de universiteit Twente. Het Institute on Aging Op 28 november werd in samenwerking wordt geleid door prof. dr. Carol D. Ryff, die begin 2014 van de universiteit een eredoctoraat in ontvangst met het Humanistisch Historisch nam. Centrum de zeer druk bezochte studiedag In ‘Staat van besef’ over de tragische levensvisie van humanist en Belangrijke maatschappelijke partners zijn het Humanistisch Verbond, Humanitas, Vilans, de Gemeente vrijdenker Piet Spigt gehouden. Utrecht en het Exptertisenetwerk Levensvragen en Ouderen. In 2014 is prof. dr Jan Baars benoemd tot voorzitter van het Humanities and Arts Committee of the Gerontological Society of America. Hij werd eveneens benoemd tot 'Fellow of the British Academy of Social Sciences'. De visitatiecommissie heeft in 2014 de levensvatbaarheid van het onderzoek van de leerstoelgroep als ‘good’ (3) beoordeeld. Meer informatie vindt u in het rapport van de commissie (zie http://www.uvh.nl/onderzoek/onderzoek-aan-de-uvh/externe-beoordeling) Enkele van de in 2014 verschenen publicaties zijn: Laceulle, H. & Baars, J. (2014). Self-realization and cultural narratives about later life. Journal of aging studies, 31, 34-44. Vaart, W. van der, Glasner, T.J. & Belli, R.F. (2014). Tailoring data collection methods to hard-toexamine populations: the use of life events as recall aids in survey research. International Journal of Social Sciences and Humanity Studies, 6 (1), 116-128. Dohmen, L.J.M.C. (2014). Wider die Gleichgültigkeit. Plädoyer für eine moderne Lebenskunst. Zürich: Rüffer & Rub.
10
Eredoctoraten voor Nobelprijswinnaar Amartya Sen, Carol Ryff en Joan Tronto Woensdag 29 januari 2014 vierde de universiteit haar vijfde lustrum met de Dies Natalis A meaningful life in a just society. Tijdens deze plechtigheid werden eredoctoraten uitgereikt aan drie gerenommeerde wetenschappers, die ieder een grote inspiratiebron zijn voor het onderzoek en onderwijs van de universiteit: *Prof.dr. Amartya Sen, hoogleraar filosofie en economie aan Harvard University, ontving in 1998 de Nobelprijs voor Economie. Van 1998 tot 2004 was hij Master of Trinity College in Cambridge. Hij is een veelzijdig academicus en invloedrijk denker, en mede bekend om de zogenaamde Capability approach, een filosofisch model om over vrijheid en gelijkheid na te denken. Ook stond hij aan de wieg van een van de belangrijkste alternatieve welvaartsmetingen, de Human Development Index van de Verenigde Naties. *Psychologe prof.dr. Carol Ryff is hoogleraar aan de University of Wisconsin en directeur van het Institute on Aging, waar ze onder meer het onderzoeksproject MIDUS coördineert, een longitudinale studie naar ouder worden. *Prof.dr. Joan Tronto, werkzaam aan de vakgroep politicologie van de Universiteit van Minnesota, schreef in 1993 het invloedrijke Moral Boundaries. Ze is vooral bekend vanwege haar theorie van de zorgethiek, waarin ze een aantal tekorten blootlegt van de algemene ethische theorie.
Gasenbeek, A., Coster, W. & Coomans, A. (Eds.). (2014). In het licht van de wereldliteratuur; een humanistische bloemlezing. Breda: Papieren Tijger. Gasenbeek, A. (Ed.). (2014). Piet Spigt. Humanist onder de vrijdenkers en vrijdenker onder de humanisten (Humanistisch Erfgoed, 18). Breda: Papieren Tijger. De publicatie van Laceulle en Baars is verschenen in een belangrijk wetenschappelijk tijdschrift over ouder worden. Het is een goed voorbeeld van de samenwerking tussen een promovenda en een hoogleraar. In het artikel wordt een belangrijke verbinding gemaakt tussen de narratieve benadering van individuele zingeving enerzijds en culturele narratieven (social imaginaries) anderzijds. Het artikel van der Vaart gaat over een voor onderzoek naar ouder worden belangrijk probleem dat ook voor veel ander UvH onderzoek relevant is. Het artikel behandelt hoe moeilijk bevraagbare groepen mensen toch adequaat onderzoek kan worden gedaan. Het boek van Dohmen is van belang omdat het zijn onderzoek naar levenskunst nu ook internationaal positioneert. In het boek is een hoofdstuk over goed ouder worden opgenomen. Tot slot zijn worden met de door Gasenbeek samengestelde bundels belangrijke resultaten van onderzoek naar de geschiedenis van het humanisme in Nederland voor een breed publiek toegankelijk gemaakt. Onderzoekers van de leerstoelgroep hebben hun onderzoek in 2014 gepresenteerd op twee belangrijke internationale congressen op het gebied van gerontologie: ENAS 8th International Conference on Cultural Gerontology, 10-12 April 2014, National University of Ireland, Galway (ENAS = European Network in Aging Studies) GSA Annual Scientific Meeting 5-8 November 2014, Washington DC (GSA = Gerontological Society of America) Wander van der Vaart, universitair hoofddocent methodologie, is verkozen tot bestuurslid van de methodologiedivisie van de International Sociological Association (ISA), internationaal gezien hét samenwerkingsverband van de sociologische wetenschap. Onderzoeksvisitatie In 2014 zijn het onderzoek en de opleiding van promovendi beoordeeld door een internationale visitatiecommissie. De
11
Lustrumcongres Ter ere van de eredoctoraten van Carol Ryff en Joan Tronto organiseerde de universiteit het internationale congres A meaningful life in a just society, Investigating Well-Being and Democratic Caring, op 30 en 31 januari 2014. De eredoctores verzorgden keynotes en onderzoekers deelden hun bevindingen over zorgethiek en studies naar welzijn en ‘goed ouder worden’ in panelsessies.
beoordeling betrof de periode 2008 tot en met 2013. Het beoordelingstraject werd georganiseerd door Quality Assurance Netherlands Universities (QANU). De commissie bestond uit: Prof. Marcel Barnard, Professor of Practical Theology, Protestant Theological University, the Netherlands, Chair Prof. Chris Gastmans, Professor of Medical Ethics, Catholic University of Leuven, Belgium Prof. Helen Haste, Professor Emeritus of Psychology, University of Bath, United Kingdom Prof. Stephen Linstead, Professor of Critical Management, University of York, United Kingdom Prof. Guido (Guy) Vanheeswijck, Professor of Metaphysics, Philosophy of Culture and Philosophy of
Religion, University of Antwerp, Belgium De commissie beoordeelde de kwaliteit, productiviteit en de relevantie van de vier onderzoeksprojecten die in 2012 werden afgesloten, als 'good' (3) tot 'very good' (4). Datzelfde geldt voor de beoordeling van de levensvatbaarheid van het onderzoek dat met ingang van 2013 in de drie nieuw gevormde leerstoelgroepen is voortgezet. De commissie bevestigt in haar rapport het grote belang van de graduate school en erkent dat deze sterk bijdraagt aan de versterking van ons onderzoek in het algemeen en het leggen van verbindingen met belangrijke maatschappelijke velden in het bijzonder. De commissie steunt de plannen van de universiteit voor de verdere internationalisering van het onderzoek, de intensivering van de samenwerking met een selectie van academische en maatschappelijke partners. De universiteit maakt graag gebruik van de suggesties die de commissie op deze punten doet. Dat geldt ook voor het advies van de commissie om funding strategieën én strategieën voor de vergroting van de maatschappelijke zichtbaarheid en betekenis van ons onderzoek te ontwikkelen. U vindt het rapport van de commissie op onze website: http://www.uvh.nl/onderzoek/onderzoek-aan-deuvh/externe-beoordeling Wetenschappelijke integriteit In 2014 zijn geen klachten voorgelegd aan de commissie wetenschappelijke integriteit noch aan de Vertrouwenspersoon Wetenschappelijke Integriteit. Gedurende het verslagjaar was prof. dr. R.P. Hortulanus de aan de universiteit verbonden Vertrouwenspersoon Wetenschappelijke Integriteit. De aansluiting bij het Landelijke Orgaan Wetenschappelijke Integriteit (LOWI) van de KNAW is in januari 2014 formeel bekrachtigd. Op uitnodiging van de KNAW heeft de vertrouwenspersoon wetenschappelijke integriteit een bijdrage geleverd aan de adviesbrief van de KNAW aan de Nederlandse universiteiten omtrent zelfplagiaat. Verder hebben de rector, beleidsadviseur onderzoek en valorisatie en de vertrouwenspersoon wetenschappelijke integriteit deelgenomen aan het seminar dat de KNAW ter gelegenheid van het 10jarig bestaan van het LOWI organiseerde.
12
Promoties en promovendi Eind 2014 waren aan de universiteit 103 actieve promovendi geregistreerd. In 2013 nam twee derde van hen deel aan het opleidingsprogramma van de graduate school. (Zie hoofdstuk 3 over onderwijs.) Actieve promovendi per 31-12-2014
graduate school
Werknemer-promovendi Contractpromovendi Buitenpromovendi Totaal
Overig Totaal
2 62
5 14 20 39
64
7 76 20 103
In 2014 vonden tien promoties plaats. Eén promovendus was deelnemer van de graduate school en zes promovendi hadden deelgenomen aan het voormalig PhD-programma Meaning in Organisation. Kengetallen onderzoek Totaal per 31-12-20142 31,16 FTE 2,40 FTE 3,90 FTE 37,46 FTE
Wetenschappelijk personeel (WP) Bijzonder hoogleraren (BHL) Promovendi in dienst (P) Totaal
Dissertaties Intern; aan eigen instelling voorbereid
Wetenschappelijke publicaties Artikelen in gerefereerde tijdschriften Artikelen in gerefereerde proceedings Artikelen in proceedings Artikelen in bundels Monografieën Overige resultaten
Redactie bundels Redactie themanummers tijdschriften
Internationaal 8
Wetenschappelij k personeel Int Totaal 34 36
Gemiddelde onderzoekstijd 3 11,06 FTE 1,06 FTE 2,52 FTE 14,64 FTE
Totaal 10
Bijzonder hoogleraren Int Totaal 15 16
Promovendi
Totaal
Int 2
Totaal 2
Int 484
Totaal 513
1
1
-
-
-
-
1
1
1 10 1
1 13 4
2 -
2 1
-
-
1 12 1
1 15 5
Wetenschappelijk personeel Int Totaal 1 3 1 3
Bijzonder hoogleraren Int Totaal -
Promovendi Int -
Totaal -
Totaal Int 1 1
Totaal 3 3
2 Momentopname per 31-12-2013 van totale omvang staf (onderwijs, onderzoek en overig) 3 Gemiddelde onderzoekstijd over heel 2013 en gecorrigeerd voor ziekte. 4 Ontdubbeld voor zover één of meer publicaties samen zijn geschreven door een staflid, bijzonder hoogleraar en/of promovendus.
13
Artikelen in tijdschriften Recensies Oraties
-
-
-
-
-
-
-
-
In 2014 is het aantal artikelen in internationaal gerefereerde wetenschappelijke tijdschriften fors toegenomen. Zie tabel hieronder. In de tabel wordt onderscheid gemaakt tussen artikelen in tijdschriften met een hoge (bovengemiddelde) impactfactor enerzijds, en tijdschriften zonder impactfactor of met een lage impactfactor anderzijds. 2008
2009
2010
2011
2012
2013
Gemiddeld 2008-13
2014
Artikelen in tijdschriften met hoge impactfactor
8
10
13
13
8
12
10.7
39
Artikelen in tijdschriften met lage of geen impact factor
4
6
7
6
15
8
7.6
9
12
16
20
19
23
20
18.3
48
3 (25%)
3 (19%)
6 (30%)
4 (21%)
6 (26%)
12 (60%)
5.7 (31%)
12 (25%)
Total Artikelen in geselecteerde tijdschriften5
Verantwoording prestatieafspraak onderzoek De belangrijkste onderdelen van de met betrekking tot onderzoek gemaakte prestatieafspraak zijn de verwerving van wetenschappelijke prijzen en beurzen (1), de verwerving van inkomsten uit de tweede geldstroom (2), het publiceren van artikelen in internationale gerefereerde tijdschriften (4) en het aantal dissertaties (8). Voor de verwerving van prijzen en beurzen werd in ook 2014 gericht ingezet op de vernieuwingsimpuls. Net als in 2013 zijn in 2014 twee VENI aanvragen ingediend die beide zijn afgewezen. Het is in 2014 ook in andere opzichten nog niet voldoende gelukt om inkomsten te verwerven uit de tweede geldstroom. Van de zes aanvragen (waaronder de hiervoor bedoelde twee VENI aanvragen) is er één gehonoreerd. Het betreft een subsidie in het kader van de regeling Promotiebeurzen voor leraren. Verder zijn in 2014 bij ZonMw twee projectideeën (vooraanvragen) ingediend die nog in behandeling zijn. Het aantal artikelen in internationaal gerefereerde wetenschappelijke tijdschriften is zoals ook hiervoor al bleek in 2014 zeer sterk toegenomen. Daarmee is reeds in 2014 het in 2015 te bereiken niveau behaald. Zoals hierna zal worden geadstrueerd bevindt het aantal publicaties voor professionals en een breder publiek zich inmiddels vrijwel binnen de bandbreedte die de universiteit zich voor 2015 ten doel stelde. Waarmee per saldo een veel betere balans is ontstaan tussen het delen van resultaten met wetenschappelijke peers enerzijds en professionals en een breder publiek anderzijds.
5
De leerstoelgroepen hebben voorkeurstijdschriften geselecteerd.
14
Het aantal dissertaties is in absolute zin in 2015 verder toegenomen naar 10. Omdat de universiteit in 2015 over ruim 3 fte meer onderzoekstijd van stafleden kon beschikken, is het aantal dissertaties per 1 fte onderzoekstijd afgenomen.
Prestatieafspraken 1. Wetenschappelijke prijzen en beurzen
20116 1 prijs
2. Deelname aan onderzoeksnetwerken 3. Onderzoeksinkomsten uit competitieve subsidieprogramma’s 4. Artikelen in internationale gerefereerde tijdschriften per 1 FTE (alleen WP8) 5. Artikelen in Nederlandstalige gerefereerde tijdschriften per 1 FTE (alleen WP) 6. Monografieën per 1 FTE Bundels per 1 FTE art. in bundels per 1 FTE (alleen WP) 7. Congresbijdragen in proceedings (alleen WP) 8. Dissertaties (per 1 FTE WP)
4
4
5
2 aanvragen VI (afgewezen) 5
0,6 %7
0,3%
0,4%
0,2%
1,1%
2,6
2,1
2,4
3,1
3
0,3
0
0,5
0,2
0,25 – 0,35
0,6 0,4 2,8
0,1 0,6 1,4
0,1 0,3 1,6
0,4 0,3 1,2
0,5 - 0,7 0,3 - 0,5 2,5 - 2,7
0,6
0,7
0,3
0,2
0,6 - 0,8
1,0
0,9
1,25
1,0
2012 -
0,8
2013 1 prijs 2 aanvragen VI (afgewezen)
2014
2015 1 beurs i.h.k.v. de VI
6
Valorisatie Het praktijkcentrum Zingeving & Professie De universiteit heeft het grootste deel van haar derde geldstroom activiteiten ondergebracht in het praktijkcentrum Zingeving & Professie. De missie van dit praktijkcentrum is bij te dragen aan processen van zingeving en humanisering in beroepspraktijken en organisaties. Dit doet het centrum door middel van trainingen, programma’s, workshops, theater, conferenties, coaching en opdrachtonderzoek. Trainingen en programma’s In 2014 verzorgde het praktijkcentrum vier trainingen op het gebied van kwalitatieve onderzoeksmethoden: drie trainingen Atlas.ti, een inleiding (op basis van open inschrijvingen en in
6 Sommige cijfers zijn gecorrigeerd na het tot stand komen van de prestatieafspraak. Zie bijlage 5 voor een verantwoording. 7 Als percentage van de totale inkomsten. 8 Hier is steeds alleen de input (in gemiddelde onderzoekstijd per kalenderjaar) en de output van het wetenschappelijk personeel geteld. Input en output van promovendi zijn buiten beschouwing gelaten.
15
company voor Avans Hogeschool en TU Delft) en een training Kwalitatief Interviewen (in company voor de Gemeente Utrecht). Ook organiseerde het praktijkcentrum de masterclasses Kritische Organisatiefilosofie, het inspiratieprogramma Zingeving en Macht in Organisaties en de trainingen Motiverende Gespreksvoering en Wervelende Werkvormen. Nieuw in het aanbod van het praktijkcentrum is de vijfdaagse cursus Academisch Schrijven en Publiceren, de cursus is in samenwerking met de leerstoelgroep Grondslagen & Methoden ontwikkeld. Tevens is het zesdaagse inspiratieprogramma Begeleiding bij Levensvragen ontwikkeld in samenwerking met de leerstoelgroep Zorg & Welzijn. Zo’n 75 professionals hebben deelgenomen aan de programma’s. Zij waren werkzaam bij onder andere Achmea, Enexis, Gemeente Amsterdam, Gemeente Utrecht, GGZ Drenthe, Hogeschool Leiden, Marnix Academie, Ministerie van Buitenlandse Zaken, Ministerie van Veiligheid, PGOsupport, University of Amsterdam en Veiligheidsregio Utrecht. Ook is er een vierdaagse in company training voor de Humanistische Uitvaartbegeleiding verzorgd. Lezingen, colleges en workshops Medewerkers van de universiteit verzorgden via het praktijkcentrum lezingen, colleges en workshops in opdracht van onder meer Academie Spirituele Integratie, Christelijke Geestelijke Gezondheidszorg, Defensie, Gemeente Utrecht, HAN Hogeschool, Hilverzorg, Hogeschool van de Kunsten, Hospice Bardo, Humanistisch Verbond, IZO Twente, Leerhuizen Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn, Leiderschapshuis, Marnix Academie, NIM Maatschappelijk werk, Ockham Academie, Palliatieve Zorg, Sociaal Fonds van de Kennis Sector, St. Jansdal Ziekenhuis, Studium Generale, Thara Organisatieontwikkeling en Vereniging voor Haptotherapeuten. Ook verzorgden zij vier colleges in het kader van de Humanistiek 3.0 Collegereeks. Zo’n 100 deelnemers hebben de colleges bijgewoond. Coaching Het praktijkcentrum begeleidde individuele coaching- en supervisietrajecten voor medewerkers van Avans Hogeschool, Bibliotheek Rotterdam en Zorgspectrum Het Zand. Opdrachtonderzoek Dr. W. van der Vaart deed in samenwerking met Zingeving & Professie opdrachtonderzoek bij Vilans ten behoeve van het Expertisenetwerk Levensvragen. Het onderzoek betrof het leveren van een bijdrage aan de zorgstandaard ‘omgaan met levensvragen’. Conferenties en symposia In 2014 organiseerde het praktijkcentrum de lustrumconferentie van de Universiteit voor Humanistiek A Meaningful Life in a Just Society, met 100 bezoekers. Het centrum organiseerde samen met dr. Ton Jorna het symposium In Wetenschap van de Ziel, met 130 bezoekers. Met prof. dr. Frans Vosman heeft het praktijkcentrum de internationale conferentie An Inquiry into Theories of Practice georganiseerd, met 90 bezoekers. Met prof. dr. Anne Goossensen organiseerde het praktijkcentrum het symposium Onder de glazen stolp, met 130 bezoekers. Toetstheater Het Toetstheater is een groep trainer-acteurs waarmee het praktijkcentrum samenwerkt. Zij spelen casuïstiek uit met regieaanwijzingen uit het publiek. Het Toetstheater verzorgt voorstellingen in 16
zorgorganisaties. In 2014 heeft het centrum vijf opdrachten van zorgorganisaties verworven en uitgevoerd. Het Toetstheater verzorgde optredens bij Amerpoort, Hospices Bennekom en Ede, Máxima Medisch Centrum en Zorggroep Elde. Kengetallen valorisatie Vakpublicaties Artikelen in tijdschriften Artikelen in proceedings Artikelen in bundels Monografieën Rapporten
WP 29 0 4 4 2
Populariserende publicaties Artikelen in tijdschriften Artikelen in proceedings Bijdragen in week- of dagbladen Monografieën Artikelen in bundels
WP 1 4 1 1
Overige resultaten tbv professionals en een breder publiek Redactie bundels Redactie themanummers tijdschriften Recensies
BHL 20 1 6 1 1
P 1 -
BHL 2 11
totaal 499 1 10 5 28
P 1 -
Totaal 1 7 1 12
WP
BHL
P
Totaal
-
1 1 1
-
1 1 1
Prestatieafspraak valorisatie Het aantal beroepsgerichte en populariserende publicaties bevindt zich nu vrijwel binnen de bandbreedte die de universiteit zich voor 2015 tot doel stelde. Resultaten van onderzoek worden nog steeds doelbewust en substantieel gedeeld met professionals en met een breder publiek. De inkomsten uit contractonderwijs zijn in 2014 gedaald. In 2014 zijn de inkomsten uit contractonderzoek gelijk gebleven ten opzichte van 2013. Het aantal masterstudenten dat een scriptie schrijft op basis van een onderzoek dat een externe gebruiker ten goede komt is flink toegenomen.
9
Ontdubbeld voor zover één of meer publicaties samen zijn geschreven door een staflid, bijzonder hoogleraar en/of promovendus.
17
1. Verankering
valorisatie11
201110 -
2013
2014
2015 Minimaal 2,5% publieke middelen onderzoek wordt aan valorisatie besteed
-
-
-
6,1
5,9
4,4
44,2%
43,1%
38,6%
1,9
1,8
0,8
5,2%
14,7% 5,5%
12,8% 5,7%
7,1% 5,4%
7,5%
2,9%
3,5%
2,9%
2,9%
5%
0% 19%
3,4% 29%
0% 31,2%
12% 26,2%
2%
0%
6,9%
7,2%
1,7
1,4
1,4
2. Beroepsgerichte publicaties per 1 FTE (alleen WP12) % van totaal aantal publicaties populariserende publicaties per 1FTE (alleen WP) % van totaal aantal publicaties 3. Inkomsten uit contractonderwijs 4. Inkomsten uit onderzoekscontracten met Nederlandse bedrijfsleven of overheid 5. Externe afstudeeropdrachten 6. Leerstoelen (mede)gefinancierd door het bedrijfsleven of stichtingen (FTE BHL als percentage van totaal FTE HL)13 7. Omvang Technology Transfer Unit 8. Programma’s voor continue professionele ontwikkeling per 1 FTE WP14
2012
0,8
25%-45% publicaties is beroepsgericht of populariserend
5% max. 30%
5% 3
10 Sommige cijfers zijn gecorrigeerd na het tot stand komen van de prestatieafspraak. Zie bijlage 5 voor een verantwoording. 11 In de loop van 2015 wordt door de stuurgroep Governance en Financiën (SGF) van de VSNU vastgesteld hoe één en ander moet worden berekend. 12 Hier is steeds alleen de input (in gemiddelde onderzoekstijd per kalenderjaar) en de output van het wetenschappelijk personeel geteld. Input en output van bijzonder hoogleraren en promovendi zijn buiten beschouwing gelaten. 13 Momentopname per 31-12-2012. 14 Totale taakstelling WP (onderwijs, onderzoek, overig) exclusief promovendi en bijzonder hoogleraren. Momentopname per 31-12-2012.
18
3 Onderwijs In 2014 heeft de universiteit voor het eerst een studiekeuzetraject aangeboden aan studiekiezers. In de bachelor Humanistiek is een verdiepingstraject ingevoerd en de contacturen van het eerste jaar zijn opgehoogd. Ook de contacturen van de master Humanistiek zijn uitgebreid. In beide opleidingen zijn enkele studie-onderdelen in het Engels verzorgd. Er is een toelatingscommissie ingesteld en de examencommissie is uitgebreid met een extern lid. De opleidingen van de univeirsiteit zijn ingedeeld in een eigen visitatiegroep. De universiteit heeft verschillende activiteiten ontplooid om de arbeidsmarktpositie van afgestudeerden te versterken. Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van de belangrijkste ontwikkelingen in 2014 op het gebied van het onderwijs. Daar waar het past, is de betreffende prestatieafspraak apart vermeld. In verband met de prestatieafspraak is de definiëring van de kengetallen met ingang van het jaarverslag 2012 aangescherpt. De gepresenteerde cijfers over het bacheloronderwijs zijn doorgaans gebaseerd op de NVAO definitie volledig cohort, waardoor ze afwijken van cijfers uit eerdere jaarverslagen. Het onderwijs aan de Universiteit voor Humanistiek Het reguliere onderwijs aan de universiteit bestaat uit de bachelor Humanistiek (eerste cyclus), de driejarige master Humanistiek en de eenjarige master Zorgethiek en beleid (tweede cyclus). Centraal in de opleidingen staat de vorming van professionals, die op academisch niveau worden toegerust voor de omgang met existentiële en ethische vragen in hun beroepspraktijk. Daarnaast biedt de universiteit een premaster programma aan met deels gescheiden trajecten naar de master Humanistiek en de master Zorgethiek en beleid. Op 1 oktober stonden, inclusief de premasterstudenten, 556 studenten ingeschreven aan de universiteit. In graduate school (derde cyclus) volgen promovendi onderwijs ter ondersteuning van hun promotieonderzoek. In 2014 werden geen maatwerktrajecten verzorgd. Prestatieafspraak
2011-2012
20122013
20132014
20142015
Streefwaarde 2015
10. Student-stafratio voor de bachelor en master Humanistiek samen en vanaf 2013 inclusief master Zorgethiek en beleid
1: 13
1: 13
1:14,6
1:12,1
1:15 tot 1:20
Eerste cyclus: bachelor Humanistiek In de brede bachelor Humanistiek worden studenten multidisciplinair opgeleid in de geesteswetenschappen en de sociale wetenschappen, vanuit een humanistische inspiratie. Het onderwijs is opgebouwd langs de inhoudelijke lijnen van zingeving, humanisering, onderzoek en academische en arbeidsmarktgerichte vaardigheden. In de keuzeruimte van 15 studiepunten (EC) kunnen studenten externe vakken volgen. De bachelor wordt afgesloten met een scriptie van 10 EC. In 2014 is het vernieuwingsplan om een verdiepingstraject in te voeren, in gang gezet. Het traject is in het onderwijs- en examenreglement (OER) voor studiejaar 2014-2015 opgenomen, waarmee omvang, toelating en randvoorwaarden zijn geregeld. Het verdiepingtraject is bedoeld is voor getalenteerde en gemotiveerde studenten en bestaat uit twee extra studieonderdelen van 7,5 EC, die naast het reguliere programma in het tweede en derde studiejaar zullen worden aangeboden. Het eerste onderdeel, dat voor het eerst zal worden uitgevoerd in studiejaar 2015-2016, richt zich op humanistisch leiderschap. Het tweede onderdeel heeft humanistisch ondernemerschap als overkoepelend thema. Het onderwijs zal 19
plaatsvinden in kleine groepen, waarin studenten met zowel theorie als praktijk aan de slag gaan. In 2014 zijn de contacturen voor het onderwijs in bachelorjaar 1 opgehoogd. Daarmee is het gemiddeld aantal contacturen in studiejaar 2014-2015 gebracht op 12,1 en is voldaan aan prestatieafspraaknorm. Prestatieafspraak
2011
2012
2013
2014
Streefwaarde 2015
8. Kwaliteit en excellentie: Geen 15% 18% 14% 10% Percentage studenten met meer waarde dan 180 ECTS berekend 9. Maatregelen: onderwijs in 35%15 24 24% 27% (35%)16 25% bachelor door hoogleraren 6. Maatregelen: 11.7 10 10,2 12,1 12 onderwijsintensiteit (aantal contacturen in bachelor 1) Het grootste deel van de in 2014 extra behaalde studiepunten (EC) betreft zogenaamde ‘afrondings’-EC van extern gevolgde vakken. Van de in 2014 afgestudeerde bachelorstudenten heeft 14% meer dan 4 EC extra behaald. Instroom en Studiekeuze Check Op grond van een nieuwe wettelijke vereiste heeft de universiteit in studiejaar 2013-2014 voor het eerst een studiekeuzetraject georganiseerd voor aankomende bachelorstudenten, onder de naam Studiekeuze Check (SKC). Het SKC-traject bestaat uit: - een eerste online vragenlijst, die onder meer de studiekeuzemotivatie in kaart brengt - een proefstudeerdag - een tweede online vragenlijst 2 aan het eind van de proefstudeerdag, waarbij studiekiezers zelf kunnen beoordelen hoe de voorbereiding, het volgen van de colleges en de werkgroepen hen afging - een studiekeuzeadvies, gebaseerd op de ingevulde vragenlijsten - optioneel: een studiekeuzegesprek met de studieadviseur Deelname aan het SKC-traject is niet verplicht. De proefstudeerdag heeft in april en juni plaatsgevonden en eind augustus is een beperkte SKC-activiteit aangeboden voor late kiezers. In totaal hebben 80 personen de eerste vragenlijst ingevuld, waarvan 64 zich hebben aangemeld voor één van de proefstudeerbijeenkomsten. Uiteindelijk hebben 39 mensen daadwerkelijk deelgenomen aan de proefstudeerdagen. Deze proefstudeerders gaven aan dat de proefstudeerdag hen goed beviel. Van de 80 mensen die de eerste vragenlijst ingevuld hebben, zijn 50 mensen begonnen aan de bachelor Humanistiek. Van cohort 2014 heeft 47 procent van de studenten niet of beperkt (alleen V1) deelgenomen aan de SKC. Deelname aan de SKC wordt ook in 2015-2016 niet verplicht gesteld. Er is onder meer besloten, naast de SKC, de voorlichtingsdag in juni 2014 opnieuw weer voor aankomende bachelorstudenten open te stellen. Naar aanleiding van de evaluatie van het SKC-traject zal in 2014-2015 een aantal verbeteringen worden doorgevoerd. Om te bezien of deelname aan het SKC-traject inderdaad leidt tot een betere studiekeuze en lagere uitval, worden de studieresultaten van de verschillende groepen studenten gevolgd: de studenten die het 15 Abusievelijk is er een foutief percentage in de prestatieafspraak opgenomen. Zie daarover verder bijlage 5 Prestatieafspraak. 16 Idem.
20
volledige SKC-traject hebben afgelegd; de studenten die alleen vragenlijst 1 hebben ingevuld maar niet naar de proefstudeerdag zijn gekomen; en de studenten die aan geen enkel onderdeel van het SKC-traject hebben deelgenomen. Deelname aan SKC en inschrijving Cohort
SKC, totale traject
SKC, alleen V1*
Geen SKC
Totaal**
2014 31 53% 19 32% 9 15% 59 100% *V1 = vragenlijst 1 **Verschillen met de aantallen in het kengetallenoverzicht hebben te maken met de cohortdefinitie.
Instroom en populatie Instroom naar geslacht en gemiddelde leeftijd (NVAO-definitie volledig cohort) Cohort
Totaal
Stijging / daling
2014 2013 2012 2011 2010
56 84 69 76 56
-33,3% +21,7% -9,2% +35,7% -11,1%
Man 12 24 17 22 15
21% 29% 25% 29% 27%
Vrouw 44 60 52 54 41
79% 71% 75% 71% 73%
Gemiddelde leeftijd 20,3 jaar 20,7 jaar 19,9 jaar 20,6 jaar 20,4 jaar
Cohort 2014 is opvallend kleiner dan de voorgaande cohorten. In de afgelopen vijf jaar stroomden gemiddeld 70 studenten in; in 2014 lag de instroom 16 procent onder dat gemiddelde. Het is niet precies duidelijk waar dit aan ligt. De belangstelling van studiekiezers in het oriënterende traject was even groot. Mogelijk speelt de verslechterde arbeidsmarkt een rol. Ook landelijk nam het aantal inschrijvingen in de humanities af. Bovendien is het keuzetraject van studiekiezers aan het veranderen door de invoering van nieuwe aanmeldingsregels (vóór 1 mei) en de studiekeuzecheck. De gemiddelde leeftijd van de eerstejaars studenten lag iets boven de 20 jaar, wat er op wijst dat een groot deel niet direct na afsluiting van het VWO instroomt. Instroom naar vooropleiding (NVAO-definitie volledig cohort) Cohort
VWO
Propedeuse HBO
Toelatingsonderzoek
Overig
2014 73% 23% 4% 0% 2013 71% 21% 2% 5% 2012 83% 12% 3% 3% 2011 76% 14% 7% 3% 2010 77% 14% 7% 2% De trend van een groeiend aantal eerstejaars studenten met een HBO-propedeusediploma lijkt door te zetten. Wettelijk geeft een HBO-propedeuse vanaf studiejaar 2013-2014 geen toelatingsrecht meer tot een WO-bachelor. Dat de universiteit geen beperkingen aan deze instroom heeft gesteld, draagt bij aan de stijging.
21
Percentage bachelorstudenten dat langer dan N+1 jaar is ingeschreven op 01-10 (N = 3 jaar) Inschrijvingen
≤ N+1
> N+1
2014 224 211 94% 2013 236 224 95% 2012 208 200 96% Het percentage langstudeerders is laag.
13 12 8
6% 5% 4%
Studiesucces: uitval Uitval per cohort (NVAO-definitie volledig cohort) Cohort
Uitval in eerste jaar
Uitval na 1ste jaar
2013 23% 2012 25% 1% 2011 24% 7% 2010 11% 7% 2009 43% 12% 2008 24% 4% De uitval na één jaar ligt rond 25 procent, wat acceptabel is. De uitval na het eerste jaar is laag. De cohorten 2009 en 2010 zijn atypisch.
Prestatieafspraak
2011 N = 36
2012 N = 47
2013 N = 48
2014 N = 49
Streefwaarde 2015
2. Studiesucces: uitval (1cHO)
Cohort 2010: 11,1% N.v.t.
Cohort 2011: 23,4% N.v.t.
Cohort 2012: 29,2% N.v.t.
Cohort 2013: 18,4% N.v.t.
Cohort 2014: 25% N.v.t.
3. Studiesucces: switch
Studiesucces: rendement Uitgereikte diploma’s per kalenderjaar 2014
2013
2012
2011
2010
Aantal 43 33 48 52 35 Het aantal afgestudeerden is weer gestegen. (De stijging in 2011 en 2012 was het effect van de aankondiging van de langstudeerdersregeling.) Rendement cumulatief (NVAO-definitie volledig cohort; N = 3 jaar) Cohort
N
N+1
N+2
> N+2
2011 2010 2009 2008 2007 2006 2005
31% 40% 31% 45% 15% 25% 17%
74% 67% 89% 53% 58% 40%
81% 89% 68% 80% 48%
89% 75% 83% 62% 22
Vanwege de lage aantallen studenten kunnen percentages fluctueren, maar het rendement na drie jaar vertoont wel een stijgende lijn. Hetzelfde geldt voor het rendement na vier jaar (N+1). De rendementen worden berekend voor de herinschrijvers na het eerste jaar.
Prestatieafspraak
2011
2012
2013
2014
Streefwaarde 2015
4. Studiesucces: bachelorrendement N+1 (1cHO)
Cohort 2007: 61,5% Cohort 2006: 56,7%
Cohort 2008: 91,7%
Cohort 2009: 76,7%
Cohort 2010: 78,1%
Cohort 2011: 75%
Tweede cyclus: masters Humanistiek, en Zorgethiek en Beleid Met de start van de masteropleiding Zorgethiek en Beleid (ZeB) in september 2013, kunnen studenten zich voor het eerst inschrijven voor twee UvH-masteropleidingen. Een aantal studenten blijkt zich in te schrijven voor beide opleidingen. Dubbele inschrijvingen hebben gevolgen voor de bekostiging en rendementen en met name de rendementen van de eenjarige master Zorgethiek en Beleid kunnen hierdoor vertekend worden. De universiteit zal de ontwikkelingen dan ook nauwlettend volgen en de dubbele inschrijvingen zullen vanaf cohort 2013 in de rendementscijfers van de masteropleidingen zichtbaar worden gemaakt. Masterinstroom en dubbele inschrijving Cohort Instroom Instroom Dubbele Hum ZeB inschrijving* 2014
36
32
8 studenten = 16 inschrijv.
Totaal Inschrijv.
Studenten
68
60
% dubbele inschrijving Totaal
24% (13% van de stud.) 2013 40 50 5 studenten 90 11% 85 = 10 inschrijv. (6% van de stud.) * deze studenten worden meegeteld bij de studentenaantallen voor ZeB én Humanistiek
Hum
ZeB
22%
25%
13%
10%
Master Humanistiek In de organisatie van het masteronderwijs streeft de universiteit naar de juiste balans tussen een financieel gezond programma, het goed bedienen van de arbeidsmarkt en het handhaven van excellente kwaliteit via kleinschalig onderwijs op hoog niveau. Het programma van 180 EC, bestaat uit 15 modules van 7,5 EC, een keuzeruimte van 22,5 EC waarin ook externe onderdelen kunnen worden gevolgd, en een stage en afstudeeronderzoek van elk 22,5 EC. Met een focus op levensbeschouwing en training in waardeoriëntatie wordt de masterstudent geschoold in het professioneel begeleiden van vragen, processen en praktijken van zingeving en humanisering, zowel op individueel als op institutioneel niveau. De humanisticus kan werkzaam zijn op het traditionele terrein van de geestelijke verzorging, maar zijn of haar kwaliteiten ook inzetten in onderwijs en educatie, maatschappelijke en bestuurlijke organisaties en bedrijven en wetenschappelijk onderzoek. Inmiddels hebben afgestudeerden van de universiteit een goede reputatie in deze professionele contexten. Officiële 23
externe erkenning is er door de accreditatie van de opleiding door de Stichting Kwaliteitsregister Geestelijke Verzorgers (SKGV), de eerstegraads onderwijsbevoegdheid Humanistisch Vormingsonderwijs (HVO), en de bevoegdverklaring van ambtsdragers door het Humanistisch Verbond. In studiejaar 2014-2015 is het beroepsvaardighedenonderdeel ‘Media & zingeving’, dat in nauwe samenwerking met HUMAN is ontwikkeld, toegevoegd aan het curriculum. Dit studieonderdeel biedt een introductie in de wereld van de media vanuit een zingevingsperspectief en is bestemd voor studenten die een mediastage lopen en als humanisticus functies ambiëren in de media. Instroom en populatie Instroom naar geslacht en gemiddelde leeftijd17 Cohort
Totaal
Stijging / daling
Man
Vrouw
Gemiddelde leeftijd
2014 36 -10% 13 36% 32 64% 26,8 jaar 2013 40 +17,7% 8 20% 32 80% 23,9 jaar 2012 34 -35,9% 9 26% 25 74% 25,2 jaar 2011 53 +26,2% 14 26% 39 74% 25,2 jaar 2010 42 -18% 10 24% 32 76% 29,7 jaar De universiteit streeft er naar de instroom in de master Humanistiek in de komende jaren te stabiliseren op 30 studenten. Instroom naar vooropleiding Cohort
Totaal
Bachelor
Premaster
2014 36 26 72% 10 28% 2013 40 27 68% 13 32% 2012 34 20 59% 14 41% 2011 53 36 68% 17 32% 2010 42 24 57% 18 43% Het aandeel premasterstudenten dat zich inschrijft voor de master Humanistiek daalt absoluut en procentueel. Percentage masterstudenten dat langer dan N+1 jaar is ingeschreven op 1-10 (N = 3 jaar) Totaal
≤ N+1
> N+1
2014 174 136 78% 38 22% 2013 178 147 83% 31 17% 2012 169 146 86% 23 14% Het percentage langstudeerders is relatief hoog en de oorzaken van de studievertraging zijn divers. De universiteit wil het aantal langstudeerders zoveel mogelijk beperken en verwacht dat de vernieuwing van het masterprogramma in 2012 wat dit betreft vanaf het academisch jaar 2015-2016 effect zal hebben.
17 Meegeteld zijn alle studenten die in het collegejaar zijn gestart met de opleiding (inclusief tussentijdse inschrijvingen).
24
Studiesucces: uitval Uitval per cohort Cohort
Uitval na 1ste jaar
Uitval in eerste jaar
2013 8% 2012 15% 9% 2011 13% 6% 2010 10% 4% 2009 10% 12% 2008 6% 0% 2007 16% 12% De uitval in het eerste jaar is relatief laag. Het doel om per september 2015 een rendement van 80 procent doorstroom van jaar 1 naar jaar 2 te realiseren en maximaal 10 procent uitval in de twee jaren erna, wordt al enkele jaren bereikt. Studiesucces: rendement Uitgereikte diploma’s per kalenderjaar
Aantal
2014
2013
2012
2011
2010
28
31
29
41
22
Rendement cumulatief (berekend over totale cohort; N = 3 jaar) Cohort
N
N+1
N+2
> N+2
2011 21% 2010 10% 45% 2009 18% 45% 59% 2008 25% 63% 78% 81% 2007 9% 40% 56% 66% 2006 11% 26% 47% 63% 2005 0% 25% 50% 63% Het rendement na 3 jaar is laag, evenals het rendement na 4 jaar (N+1). De rendementen zijn berekend over het totale cohort en niet alleen over de herinschrijvers, zoals bij de bachelor Humanistiek het geval is. Cohort 2008 is atypisch. De rendementen zijn de afgelopen jaren geleidelijk toegenomen. De verwachting is dat de nieuwe structuur van de master tot een verdere toename van de rendementen zal leiden (vanaf cohort 2012). Stages
2014 2013 2012
Totaal afgerond
Geestelijke begeleiding
Kritische organisatieen interventiestudies
Educatie
Levensbeschouwing en onderzoek
75 44 61
53% 41% 57%
17% 30% 20%
23% 27% 16%
7% 2% 7%
In 2014 werden 75 stages afgerond. Masterstudenten kozen een stage op een van de volgende terreinen: geestelijke begeleiding (53 procent), kritische organisatie- en interventiestudies (17 procent), educatie (23 25
procent) en levensbeschouwing & onderzoekleer (7 procent). In de nieuwe master is één stage geprogrammeerd, die plaatsvindt in het tweede opleidingsjaar. Om gegevens van voorgaande jaren te kunnen blijven vergelijken, worden voor deze stages dezelfde rubrieken gehanteerd als in de oude master. Daarbij dient te worden aangetekend dat binnen stages steeds meer aspecten van verschillende werkvelden gecombineerd worden. Zo is binnen het werkveld geestelijke begeleiding meer en meer sprake van educatieve en organisatorische activiteiten. Als studenten ook hun eerstegraadbevoegdheid HVO en Levensbeschouwing willen verwerven, is het mogelijk een extra stage in het derde jaar te volgen. Master Zorgethiek en Beleid In september 2014 startte de eenjarige master Zorgethiek en Beleid (ZeB) voor de tweede keer aan deze universiteit, nadat de opleiding in 2013 was overgeheveld uit Tilburg. Het fulltime programma bestaat uit zes onderdelen van 7,5 EC en een afstudeeronderzoek van 15 EC. De master leidt studenten op tot een zorgprofessional, die in staat is een actieve bijdrage te leveren aan de beleidsontwikkeling in de zorg. Studenten verdiepen zich in zorg ethische vraagstukken, zowel vanuit het perspectief van de patiënt als dat van de professionele zorgverlener en de beleidsmaker, en ontwikkelen een eigen visie op zorg en welzijn. Er schreven zich 32 studenten in voor de master. De locatie Utrecht trekt studenten uit andere regio's (noorden en oosten), maar er meldde zich ook weer een Vlaamse student aan, zoals in Tilburg vaker voorkwam. De onderwijsevaluaties voor de premaster en master Zorgethiek en Beleid waren positief. Per 1 augustus nam prof.dr. C. Leget de coördinatie van de master over van prof F. Vosman. Voor de master Zorgethiek en Beleid wordt de verbinding met het zorgethisch onderzoek van de leerstoelgroep Zorg en Welzijn in praktijken van zorg en welzijn verder uitgewerkt. Dit zal in 2014-2015 een meer definitieve vorm krijgen, met medewerking van zorg- en welzijnsinstellingen. Instroom en populatie Instroom naar geslacht en gemiddelde leeftijd18 Cohort
Totaal
Stijging / daling
Man
Vrouw
Gemiddelde leeftijd
2014 32 -36% 11 34% 21 66% 32.0 2013 50 12 24% 38 76% 38,6 De gemiddelde leeftijd wijst er op dat voor veel Zorgethiek en Beleid-studenten de opleiding een vervolg vormt op eerder genoten (initieel) onderwijs. Voor een aantal studenten betekent dit dat zij de opleiding naast werk en/of gezin volgen en in feite parttime studeren. Instroom naar vooropleiding Cohort
Omvang
Bachelor Humanistiek
Premaster UvH
Bachelor WO
Ma. / Doct. WO
Overstapper TiU
2014 32 12 37,5% 14 44% 4 12,5% 1 3% 1 3% 2013 50 8 16% 9 18% 7 14% 1 2% 25 50% In 2014 stroomde nog slecht één overstapper van Tilburg in, waarmee voor het eerst sprake is van een reguliere instroom. Opvallend is dat 37,5 procent van de studenten de bacheloropleiding Humanistiek als vooropleiding heeft. Een aantal van hen volgt naast master Zorgethiek en Beleid ook de master
18 Meegeteld zijn alle studenten die in het collegejaar zijn gestart met de opleiding (inclusief tussentijdse inschrijvingen).
26
Humanistiek (dubbele inschrijving). Percentage studenten dat langer dan N+1 jaar is ingeschreven op 01-10 (N = 1 jaar) Totaal 2014
≤ N+1
57
57
> N+1
100%
-
-
Studiesucces: uitval Uitval per cohort Cohort
Uitval in eerste jaar
Uitval in latere jaren
2013
6% (3 studenten)
-
Studiesucces: rendement Uitgereikte diploma’s per kalenderjaar, met en zonder dubbele inschrijvingen (d.i.)
2014
Inclusief d.i.
Exclusief d.i.
22
22
Rendement cumulatief (berekend over totale cohort), met en zonder dubbele inschrijvingen (d.i.) (N = 1) Cohort 2013
N Incl. d.i.
Excl. d.i.
N+1 Incl. d.i. Excl. d.i.
44%
49%
-
-
Premaster: traject Humanistiek en traject Zorgethiek en Beleid In het premasterprogramma worden twee trajecten onderscheiden die elkaar deels overlappen: één traject bereidt voor op de master Humanistiek en het andere op de master Zorgethiek en Beleid. De studenten volgen 15 EC gezamenlijk, met cursussen over levensbeschouwing en ethiek. Daarnaast heeft elk traject twee specifieke onderdelen van 7,5 EC en een researchseminar en een premaster thesis van ieder 7,5 EC. In totaal heeft de premaster een omvang van 45 EC. Veel studenten hebben naast de premaster nog andere activiteiten, zoals een studie of een baan. In 2014 is besloten dat het programma voor studenten met een WO-vooropleiding met ingang van studiejaar 2015-2016 ingekort wordt tot 30 EC. Instroom premaster Cohort
Traject humanistiek
Traject zorgethiek en beleid
Totaal
2014 48 +4% 41 +0% 89 2013 46 +7 % 41 +192% 87 2012 43 -2% 14 57 2011 44 +5% 44 2010 42 +10% 42 De instroom van premasterstudenten is in 2014 voor beide trajecten constant gebleven.
+2% +53% +30% +5% +10%
27
Inschrijvingsstatus: betalend of tweede inschrijving Cohort
Traject humanistiek betalend
2014
30
63%
Traject zorgethiek en beleid
2e inschrijv. 18
38%
2e inschrijv.
betalend 33
80%
8
20%
Totaal % betalend
% 2e inschrijv.
71%
29%
2013 28 61% 18 39% 32 78% 9 22% 69% 31% 2012 32 74% 11 26% 6 43% 8 57% 67% 33% 2011 30 68% 14 32% 68% 32% 2010 28 67% 14 33% 67% 33% Premasterstudenten werden ingeschreven als externe student (op basis van een eerste inschrijving aan een andere opleiding in het hoger onderwijs) of als contractant. Vanaf 2014-2015 worden premasterstudenten ingeschreven als schakelstudent volgen artikel 7.57i van de WHW. De verhouding tussen het aandeel betalende studenten en studenten die de premaster op basis van een tweede inschrijving volgen was de afgelopen jaren redelijk constant. Relatief weinig Zorgethiek en Beleidpremasterstudenten volgen de premaster op basis van een tweede inschrijving. Het aantal schakelstudenten dat de premaster humanistiek op basis van een tweede inschrijving volgt, is de afgelopen jaren toegenomen. Vooropleiding Cohort 2014
Traject humanistiek HBO WO 26
54%
22
46%
Traject zorgethiek en beleid HBO WO 36
88%
5
12%
Totaal % HBO 70%
% WO 30%
2013 19 42% 27 58% 32 78% 9 22% 59% 41% 2012 25 58% 18 42% 13 93% 1 7% 67% 33% 2011 26 59% 18 41% 59% 41% 2010 21 50% 21 50% 50% 50% Het grootste deel van de premasterstudenten in traject Zorgethiek en Beleid heeft een HBOvooropleiding. Voor het traject Humanistiek is dat over de afgelopen vijf jaar gemiddeld 53 procent. Het percentage premasterstudenten met een HBO-vooropleiding is de afgelopen jaren geleidelijk toegenomen. Uitval trajecten Humanistiek en Zorgethiek en Beleid Cohort
Traject Humanistiek na 1 jaar na > 1 jaar
Traject Zorgethiek en Beleid na 1 jaar na > 1 jaar
Totaal % na 1 jaar % > 1jaar
2013
23
9
36%
50%
-
-
22%
-
-
-
2012 16 38% 2 5% 1 7% 0 0% 30% 4% 2011 17 39% 0 0% 39% 0% 2010 16 38% 1 2% 38% 2% 2009 13 34% 0 0% 34% 0% De uitval na één jaar is de afgelopen jaren constant op een relatief hoog niveau gebleven. Belangrijke oorzaken voor de uitval zijn de selectieve werking van de premaster en het feit dat een aantal studenten de premaster moeilijk blijkt te kunnen combineren met hun andere activiteiten.
28
Uitgereikte certificaten per kalenderjaar
Traject Humanistiek Traject Zorgethiek en Beleid
2014
2013
2012
2011
2010
17 21
23 9
29 -
24 -
22 -
Rendement premaster Cohort
Traject Humanistiek na 1 jaar na 2 jaar
2013
15
Traject Zorgethiek en Beleid na 1 jaar na 2 jaar
Totaal na 1 jaar na 2 jaar
17 37% 33% 41% 2012 22 51% 2 56% 9 64% 4 93% 54% 65% 2011 26 59% 2 64% 59% 64% 2010 23 55% 2 60% 55% 60% 2009 20 53% 5 66% 53% 66% In de afgelopen jaren rondden gemiddeld 55 procent van de (Humanistiek)premasterstudenten hun programma in één jaar af. Dat dit percentage voor cohort 2013-2014 duidelijk lager ligt hangt waarschijnlijk samen met de grote uitval in dat studiejaar. De Nationale Studenten Enquête De universiteit scoorde in 2014 opnieuw hoog in het studenttevredenheidsonderzoek van de Nationale Studenten Enquête. Voor 84% van de vragen en voor 13 van de 17 themascores lag het resultaat significant hoger dan het landelijk gemiddelde, met over het algemeen veel scores boven 3,5 op een schaal van 5. De studenten zijn meer dan gemiddeld tevreden over belangrijke aspecten van het onderwijs, waaronder: de inhoud van de opleiding, de algemene vaardigheden, de voorbereiding op de beroepsloopbaan, de docenten, wetenschappelijke vaardigheden, stage en opleiding en zelfstandig onderzoek. Onder het landelijk gemiddelde lagen de themascores studiefaciliteiten en huisvesting en de themascores informatievoorziening en studielast kwamen overeen met het landelijk gemiddelde. Prestatieafspraak
2011
2012
2013
2014
Streefwaarde 2015
1. Kwaliteit en excellentie: NSE: studentenoordeel opleiding algemeen 11. NSE: oordeel over inhoud
4.0
4.3
4.17
4,26
4.0
4.01
3.94
3,96
12. NSE: oordeel over algemene vaardigheden
4.2
4.17
4.14
4,19
13. NSE: oordeel over wetenschappelijke vaardigheden
3.73
3.79
3.75
3,8
14. NSE: oordeel over voorbereiding beroep
3.95
3.92
3.90
3,74
4,0 Score 2015: 4,29 4,0 Score 2015: 3,94 4,0 Score 2015: 4,15 ≥3,8 Score 2015: 3,85 ≥3,5 Score 2015: 3,79
29
Kwaliteitszorg: visitatiegroep Humanistiek en Zorgethiek en Beleid Per 1 juni 2014 is als gevolg van de inwerkingtreding van de wet Versterking Kwaliteitswaarborgen de verplichting van kracht geworden om opleidingen in het hoger onderwijs te laten visiteren in visitatiegroepen. De NVAO heeft in november 2014 een indeling in visitatiegroepen voor WO- en HBOopleidingen vastgesteld. Bij de totstandkoming van deze indeling zijn de instellingen, waaronder de universiteit, geraadpleegd. In overeenstemming met de voorkeur van de universiteit zullen de bachelor Humanistiek, de master Humanistiek en master Zorgethiek en Beleid gezamenlijk een visitatiegroep gaan vormen. De uiterste inleverdatum van de aanvraag tot heraccreditatie voor deze groep wordt 1 november 2019 en de accreditatie van de drie opleidingen vervalt op 1 juli 2020. Er zal één visitatiecommissie worden samengesteld, met een andere inhoudsdeskundige en werkvelddeskundige voor Zorgethiek en Beleid dan voor Humanistiek. De accreditatietermijn voor de opleiding Zorgethiek en Beleid is met dit besluit gelijk getrokken aan die van de opleidingen Humanistiek. Dit stelt de universiteit in staat de voorbereiding op de onderwijsvisitatie en de follow-up van de voorgaande onderwijsvisitatie parallel te laten verlopen, wat sterk de voorkeur heeft. In december 2014 zijn, ook als gevolg van de hierboven genoemde wet, aangepaste accreditatiekaders in werking getreden. In 2014 is een werkplan voorbereiding visitaties opgesteld, waarin het aangekondigde beleid en de aanbevelingen uit de afgelopen onderwijsvisitaties (van 2012 en 2013) en ook de vereisten uit de aangepaste accreditatiekaders zijn opgenomen. Dit plan wordt uitgevoerd in de aanloop naar de volgende onderwijsvisitatie, die naar verwachting begin 2019 zal plaatsvinden. In 2014 zijn al enkele concrete stappen uit het werkplan gezet. Zo is er gewerkt aan het verder uniformeren van de beoordeling van de masterscriptie Humanistiek en het verhogen van de contacturen in de master Humanistiek. De universiteit is tevreden over het huidige systeem van kwaliteitszorg. In 2014 is in kaart gebracht hoe de kwaliteitszorg voor de master Zorgethiek en Beleid hierin verder kan worden ingepast. Toelatingscommissie Mede door de komst van de master Zorgethiek en Beleid zijn er meer studenten die verzoeken om uitzondering op de toelatingsregels. Ook stellen studenten regelmatig speciale vragen op het gebied van toelating en inschrijving. Om de afhandeling van deze verzoeken te versnellen en te formaliseren, stelde het college van bestuur in april 2014 een toelatingscommissie in. Leden zijn de opleidingsdirecteur (voorzitter), de onderwijscoördinator, coördinator inschrijvingen en coördinator Zorgethiek en Beleid. De toelatingscommissie oordeelt namens het college van bestuur over vragen en verzoeken met betrekking tot aanmelding, toelating en inschrijving, of in het geval dat de student bezwaar aantekent tegen beslissingen die voortkomen uit het inschrijvingsreglement. De toelatingscommissie behandelde in 2014 zeven casussen, die alle betrekking hadden op inschrijving per september 2014. Examencommissie De examencommissie is verantwoordelijk voor het gerealiseerd eindniveau van de opleiding en het eindniveau van de afgestudeerden. Daarnaast bewaakt de examencommissie de kwaliteit van tentamens en examens. In 2014 bestond de examencommissie uit d r. P. Bos (voorzitter), prof. F. Vosman (lid) en dr. W. Seekles (secretaris). Sinds oktober 2014 is onderwijskundige dr. J. Haenen extern lid van de examencommissie. Hij is onder andere specialist op het gebied van toetsing. In 2014 volgden de voorzitter en de secretaris de tweedaagse cursus ‘De nieuwe taken en verantwoordelijkheden van de Examencommissie volgens de WHW’. 30
In 2012 stelde de examencommissie zich ten doel om regelmatig interne audits uit te voeren. In 2014 werd de stage-audit voorbereid. Na de uitvoering van deze audit in 2015 zal de examencommissie zo nodig verbeterpunten en actiepunten formuleren die de toetsing van stages kunnen optimaliseren. Verder heeft de examencommissie in 2014 de criteria voor vrijstellingen aangescherpt en geëxpliciteerd. In het verslagjaar zijn er geen zaken voor het college van beroep voor de examens gebracht. Opleidingscommissie De opleidingscommissie (OC) is een onafhankelijk orgaan dat de opleidingsdirecteur gevraagd en ongevraagd adviseert over de kwaliteit van het onderwijs. De OC bestaat uit drie docenten en drie studenten, die de bachelor Humansitiek, de master Humanistiek en de master Zorgethiek en Beleid vertegenwoordigen. De OC adviseert de opleidingsdirecteur over de onderwijs- en examenregeling (OER) van de opleidingen, de wijze van uitvoering van de OER en alle aangelegenheden betreffende het onderwijs binnen de universiteit (onderwijsprogrammering, curriculumwijzingen, studieadvisering, cursusevaluaties, kwaliteitsverslagen, etc.). De OC vergadert ongeveer acht keer per jaar en onderhoudt nauwe contacten met de universiteitsraad, het studentenforum (Stuf) en de opleidingsdirecteur. In 2014 heeft de OC een jaarplanning gemaakt, waarin de jaarcyclus kwaliteitszorg van het onderwijs op de universiteit wordt gevolgd. Ook wordt gewerkt aan een reglement voor de OC, waarin taken, bevoegdheden, werkwijze, samenstelling, benoeming en zittingsduur van de leden zijn vastgelegd. Basis Kwalificatie Onderwijs (BKO) De BKO-regeling van de universiteit, die in 2012 is goedgekeurd door de VSNU, beoogt de kwaliteit van de docenten en het onderwijs te verbeteren. Eind 2016 dienen alle UvH-docenten jonger dan 60 jaar hun BKO te hebben behaald of, in het geval van nieuwe docenten, daarmee bezig te zijn. Vanaf januari 2012 worden in principe alleen docenten aangenomen die in het bezit zijn van een BKO, of bereid zijn deze binnen twee jaar te halen. Verder streeft de universiteit er naar dat 10 procent van de docenten in 2016 ook een Senior Kwalificatie Onderwijs (SKO) heeft. In 2013 is dit beleid aangepast voor de bijzonder hoogleraren. Van hen wordt, vanwege de aard van het dientsverband en het feit dat zij nauwelijks of geen onderwijs in de bachelor- of masteropleidingen meer geven, het behalen van een BKO niet meer vereist. Dit heeft gevolgen voor de Prestatieafspraak, in die zin dat bij de nulmeting de bijzonder hoogleraren wel zijn meegerekend. Vanaf 2013 worden 2 percentages gepresenteerd: met en zonder (tussen haken) bijzonder hoogleraren. Prestatieafspraak
2011
2012
2013
2014
Streefwaarde 2015
5. Maatregelen: docentkwaliteit (% WP met BKO)
< 25%
28%
52% (61%)
60% (70%)
80% P: 71% (81%)
Sinds 2013 bestaat de BKO-toetscommissie uit één extern lid (voorzitter) en één intern lid in het bezit van SKO. De SKO-toetscommissie is samengesteld uit twee externe leden. In 2014 hebben zes docenten een BKO certificaat behaald, en drie docenten behaalden de SKO. Sinds de start van het BKO-traject in 2010 zijn er 27 workshops gegeven. In 2014 gingen deze over ICT en onderwijs, tentamens en beoordelingen, leerlijnen en curriculum bachelor, leerlijnen en curriculum master, beoordelen van stages.
31
Uitgereikte certificaten Totaal
2014
2013
2012
2011
BKO
27
6
11
9
1
SKO
5
3
1
1
Humanistisch studentenraadswerk Het studentenraadswerk is één van de begeleidingsvoorzieningen van de universiteit. Studenten kunnen bij de raadsman terecht voor een luisterend oor en begeleiding bij vragen over hun ontwikkeling en de obstakels die ze daarbij tegen komen. In studiejaar 2013-2014 deed, evenals in 2012-2013, gemiddeld 19 procent van de studenten een beroep op het raadswerk. De aanvragers kwamen uit alle studiejaren, waarbij de grootste groep (30 procent) uit bachelor 1 studenten bestond. De begeleiding was overwegend van korte duur (een tot twee gesprekken). Het digitale klachtenloket Van 1 november 2013 tot 1 november 2014 zijn vier klachten bij het digitale klachtenloket binnengekomen: een klacht over de audiovoorziening in een lokaal, een klacht over het slecht functioneren van internet tijdens een instructie, een klacht over de gang van zaken bij een tentamen en een klacht over de overgangsregeling van de oude naar de nieuwe master. De technische klachten zijn naar tevredenheid door afdeling facilitaire zaken afgehandeld. De opleidingsdirecteur heeft bemiddeld bij de meer inhoudelijke klachten, met goede resultaten. Aantal klachten 2014 2013 2012 2011
4 6 5 12
Profileringsfonds In 2014 heeft het profileringsfonds drie aanvragen voor financiële ondersteuning ontvangen, die ook alle drie zijn gehonoreerd. Aanvragen EER-student Niet EER-student
Toegekend
2014 3 3 2013 2012 1 1 2011 2 2 2010 1 1 *waaronder een lening van € 2000,- die in termijnen wordt uitgekeerd.
Totaal € 4140* € 3000,€ 4000,€ 500,-
Alumni en arbeidsmarkt De universiteit hecht grote waarde aan het contact met alumni. Zij dragen bij aan de kennisontwikkeling van de universiteit en zijn een belangrijke schakel met de praktijk. Daarnaast spelen alumni als stagebegeleiders, voorlichters en vertegenwoordigers van werkvelden een rol in het onderwijs en andere activiteiten van de universiteit. Alumni worden uitgenodigd voor academische bijeenkomsten, kunnen 32
gebruikmaken van faciliteiten (zoals de bibliotheek) en krijgen kortingen op congressen en onderwijs. In het alumnionderzoek van 2014 zijn de masterstudenten bevraagd die anderhalf jaar geleden (hun antwoorden zijn relevant voor de prestatieafspraak) en vijf jaar geleden zijn afgestuderd. De alumni zijn wederom tevreden over de opleiding en de meerderheid zou de opleiding opnieuw kiezen. Aspecten die volgens hen meer aandacht verdienen zijn toerusting voor het actuele werkveld, voorbereiding op de arbeidsmarkt en het opzetten van een onderneming. De werkende alumni zijn tevreden over hun werk en de aansluiting van de opleiding op hun werk. Een substantieel deel van de alumni vindt een baan in de traditionele gebieden onderwijs, zorg, defensie en justitie. Een meerderheid van de respondenten heeft twee arbeidsmarktposities, bijvoorbeeld een deeltijdbaan met een deeltijd eigen onderneming of vrijwilligerswerk erbij. Van de anderhalf jaar geleden afgestudeerden heeft 82 procent werk gevonden. Deze afgestudeerden verdienen meer dan degenen die vijf jaar geleden zijn afgestudeerd en zijn aanzienlijk meer tevreden met hun werk. De arbeidsmarktpositie van afgestudeerden vormt een belangrijk aandachtspunt in het Strategisch Plan 2014-2017. In 2014 is een onderzoek gestart naar nieuwe werkvelden voor afgestudeerden van de master Humanistiek, uit te voeren door medewerkers met relaties in het werkveld. Daarnaast is een arbeidsmarktverkenning in gang gezet. Verder zijn in 2014 twee functies voor een junior docent gecreëerd, als werkervaringsplek voor recent afgestudeerden (maximaal 2,5 jaar geleden). De junior docent krijgt taken binnen het bacheloronderwijs in een tijdelijke aanstelling van twee jaar. De eerste junior docent is in maart in dienst getreden en voor de andere vacature wordt begin 2015 geworven. Vanwege de noodzaak van extra begeleiding bij enkele onderwijsonderdelen van master Zorgethiek en Beleid, is in voorjaar 2014 tijdelijk een extra juniordocent aangesteld. Jonge afgestudeerden kunnen op deze wijze relevante werkervaring opdoen en de universiteit kan knelpunten in het onderwijs oplossen en nieuwe ontwikkelingen in gang zetten. Het praktijkcentrum Zingeving en Professie is in 2014 gestart met de ontwikkeling van een celebrantenopleiding, waarmee tegemoetgekomen wordt aan de wens van alumni om meer praktische kennis te verwerven om rituelen vorm te geven en vieringen te begeleiden. De Studievereniging voor Humanistiek heeft een jaarlijks traject van acht bijeenkomsten opgezet (HumanistiekFabriek), waarin studenten zich leren profileren op de arbeidsmarkt, praktijkgerichte vaardigheden leren, nieuwe werkvelden onderzoeken en zich daar presenteren. Deze werden ook bezocht door een aantal alumni. Op 24 april 2014 vond het lustrumfeest plaats, waarvoor nadrukkelijk ook alumni waren uitgenodigd. Verschillende alumni hebben een workshop verzorgd en er was een ondernemerscafé vanuit Plein H. Daarnaast zijn alumni uitgenodigd voor diverse UvH-congressen en bijeenkomsten. Prestatieafspraak
2011
2012
2013
2014
Streefwaarde 2015
15. Arbeidsmarktrelevantie opleiding: Alumni-enquête: tevredenheid met werk* 16. Arbeidsmarktrelevantie opleiding: Alumni-enquête: aansluiting opleiding op arbeidsmarkt* 17. Arbeidsmarktrelevantie opleiding: Alumni-enquête: niveau werk*
7.2
8.0
7.35
7,6
7.5
3.67
3.44
3.88
3,5
≥3.8
WO: 73.3 %
WO: 42.9 %
WO: 64.7 %
WO: 40%
WO ≥ 75%
33
* 18 maanden na afstuderen
Derde cyclus: de graduate school De graduate school, opgericht in 2010, vormt de derde cyclus in de reeks bachelor – master – PhD. Het onderwijsprogramma ondersteunt promovendi bij hun promotieonderzoek. De voertaal van het onderwijs is Engels. In het eerste jaar van het programma volgen de promovendi vier maal een week onderwijs. Dit onderwijs richt zich voornamelijk op wetenschappelijke vaardigheden en een wetenschappelijke attitude. Aan bod komen onder andere literatuurstudies, integriteit van wetenschap, schrijfvaardigheden en verschillende onderzoeksmethoden. In 2014 is het onderwijs in het eerste jaar nadrukkelijker toegesneden op het schrijven van een goed onderzoeksvoorstel, dat ter beoordeling aan het College van Promoties wordt voorgelegd. Na het eerste jaar wordt het onderwijs geclusterd rondom vijf groepen, die ieder een eigen learning community vormen. Voor deze groepen worden jaarlijks vijf tweedaagse programma’s georganiseerd, die elk bestaan uit een methodologische workshop, twee ‘peer’ werkbijeenkomsten en één college (van een staflid of (inter-)nationaal goed aangeschreven externe onderzoeker). Promovendi nemen doorgaans vier jaar aan dit deel van het programma deel. Ze worden geacht binnen in totaal vijf jaar te promoveren. Op 24 en 25 september werd het internationaal congres An Inquiry into Theories of Practice: Rethinking Actors, Materiality and Organisations georganiseerd. De keynotes werden verzorgd door prof. Davide Nicolini (University of Warwick) en prof. Robert Schmidt (Katholische Universität Eichstätt-Ingolstadt). De visitatiecommissie onderzoek, die in juni 2014 de universiteit bezocht, heeft zich ook over de graduate school gebogen. De commissie heeft grote waardering voor de vorming van de graduate school en constateert dat deze door de promovendi wordt gewaardeerd. De belangrijkste aanbevelingen van de commissie betreffen de hechtere integratie van het promotieonderzoek in onderzoeksprogramma’s, het samen publiceren van en promoveren op artikelen, de verdere deskundigheidsbevordering van stafleden voor wat betreft de begeleiding van promovendi, de ontwikkeling van een systeem dat tijdig waarschuwt bij voortgangsproblemen en de instelling van een promovendiraad. In het najaar van 2014 zijn mede in het verlengde van het advies van de commissie de hoofdlijnen van een nieuwe procedure voor de bewaking van de voortgang van het onderzoek ontwikkeld. Deze nieuwe procedure wordt in 2015 geïmplementeerd. Ook zijn promovendi uitgenodigd zitting te nemen in een promovendiraad, die in 2015 wordt geïnstalleerd. Verder is mede op basis van het advies van de commissie een nieuwe assessment procedure gehanteerd voor de werving en selectie van promovendi die met ingang van 2015 instromen. Deze werd qua werving nadrukkelijk gericht op de onderzoeksterreinen waarop nog relatief weinig promotieonderzoek wordt gedaan én nog begeleidingscapaciteit beschikbaar is. Bij de selectie zijn kandidaten expliciet beoordeeld op hun schrijfvaardigheid. Eind 2014 waren binnen de graduate school in totaal 64 promovendi bezig met een promotieonderzoek, waaronder twee werknemer-promovendi en zeven van de acht buitenpromovendi die instroomden vanuit het voormalige programma Meaning in Organisation (MiO).
34
Stand per 31-12-2014 Cohort Instroom
Gestopt
Gepromoveerd
Bezig 2015
2010 2011 MiO 2012 2013 2014 Totaal
14 30 8 23 16 14 105
8 10 1 10 6 5 40
1
1
6 19 7 13 10 9 64
5 7 5
Gepland promotiejaar 2016 2017 2018 11 2 13
1 1
10 17
26
12
9 9
Internationalisering In het strategisch plan 2014-2017 vormt internationalisering één van de centrale aandachtsgebieden en het streven is om de activiteiten de komende jaren uit te breiden en verder te verankeren binnen onderwijs en onderzoek. Internationaal onderhoudt de universiteit banden met zusterfaculteiten in België (Vrije Universiteit van Brussel), Antwerpen (Pieter Gilles centrum) en Gent, Engeland (Leicester School of Management en Keele University) en de Verenigde Staten (Harvard University). De universiteit heeft drie bilaterale overeenkomsten afgesloten in het kader van het Erasmus+ programma: met de Vrije Universiteit Brussel in België, de Universitat de Barcelona in Spanje en met the University of Western Macedonia in Griekenland. Het streven is om de komende jaren het aantal Erasmusovereenkomsten uit te breiden. In 2014 werden drie Erasmus onderwijsopdrachten verzorgd door UvH-docenten: aan de University of Cambridge (Verenigd koninkrijk), de University of Western Macedonia en aan de Universitat de Barcelona. Er heeft in 2014 geen studentenuitwisseling plaatsgevonden op basis van de bilaterale overeenkomsten. De universiteit wil werk maken van studentenuitwisseling en Engelstalig onderwijs is daarvoor een eerste vereiste. In studiejaar 2014-2015 werden twee bacheloronderdelen (15 EC) en twee masteronderdelen (15 EC) in het Engels aangeboden. Vanaf studiejaar 2015-2016 zullen vier bachelorondelenen (30 EC) in het Engels worden aangeboden, waarmee Erasmusstudentenuitwisseling mogelijk wordt gemaakt. Daarnaast is het Engelstalige deel van de website uitgebreid. In (2013-)2014 liepen vier masterstudenten een stage in het buitenland (3x VS en 1x België) en volgden vijf studenten onderwijs in het buitenland (Bergen-Noorwegen, Madrid-Spanje, Bologna-Italië, summerschool/winterschool Geneve-Zwitserland, Victoria-Canada). De universiteit coördineert een breed Europees universitair samenwerkingsverband in het programma Education for Democratic Intercultural Citizenship (EDIC), onder leiding van prof. dr. W. Veugelers. Hierin wordt samengewerkt met de universiteiten van Barcelona, Brighton, Fribourg, Helsinki, Praag, Helsinki, Thessaloniki, en Kibbutzim Colege in Tel Aviv. Het netwerk verwierf in 2012 en 2013 een Erasmussubsidie voor een intensief programma van twee weken, dat in mei 2013 aan de universiteit plaatsvond en in mei 2014 in Barcelona. Aan het programma in Barcelona namen 26 studenten deel en tien docenten (onder anderen Aloni, Goodson, Oser en Tirri en de UvH-docenten De Groot en Leeman). De programmacoördinatie was in handen van prof. dr. W. Veugelers (UvH) en prof. dr. M.R. Buxarrais (UB). Vanuit de universiteit waren vier masterstudenten afgevaardigd. Het programma, dat succesvol is verlopen, bestond uit lezingen, workshops, consultaties, excursies en het ontwerpen van nieuwe curricula. De samenwerking in het netwerk zal worden uitgebreid met docenten- en studentenuitwisseling, gezamenlijke curriculumontwikkeling en promotiebegeleiding. 35
In samenwerking met Hivos, de University of the Free State (Zuid Afrika) en Glocal University (India) organiseerde het Kosmopolis platform de 11e jaarlijkse international summer school on Pluralism, Development and Social Change van 6 tot 21 december 2014 in Bloemfontein, Zuid Afrika. Nieuw is de samenwerking met het Canadese Global Center for Pluralism, die deelname van een groep civil society organisaties uit Kenia mogelijk maakte. Naast Nederlandse masterstudenten Humanistiek waren er deelnemers uit Zuid Afrika, Zimbabwe, Kenia, India en Indonesië. Centraal in het programma stond het uitwisselen van kennis en ervaring door academici en praktijkdeskundigen. Humanistisch vormingsonderwijs Het Centrum voor Humanistische Vorming biedt docenten, opvoeders en begeleiders praktische en theoretische ondersteuning, onder meer in de vorm van coaching, training en advies. De universiteit werkt op een aantal gebieden nauw samen met het centrum, zoals bij de postinitiële HBOmasteropleiding Humanistisch vormingsonderwijs en Levensbeschouwing. Ook heeft het centrum een leerstoel aan de universiteit, namelijk die van bijzonder hoogleraar Theorie en praktijk van educatie in humanistisch perspectief, in het bijzonder van humanistisch vormingsonderwijs. In 2014 behaalden zeven studenten het HVO-diploma voor de postinitiële HBO-masteropleiding leraar HVO en Levensbeschouwing (HL). Hoger Onderwijs voor Ouderen (HOVO) De stichting HOVO Utrecht is een samenwerkingsverband van de Universiteit Utrecht, de Hogeschool Utrecht, Hogeschool Utrecht vestiging Amersfoort, de Faculteit Katholieke Theologie in Utrecht van de Universiteit Tilburg, en de Universiteit voor Humanistiek. In 2014 verzorgde de universiteit twee cursussen voor HOVO: Goed Ouder Worden (49 deelnemers), door verschillende docenten van de onderzoeksgroep Goed Ouder Worden en de cursus Van Mozes tot Nietzsche (53 deelnemers), door dr. L. ten Kate. Leo Polak scriptieprijs De Stichting Leo Polak stelt elk jaar twee prijzen beschikbaar, ter bekroning van een masterscriptie over een onderwerp op het terrein van persoonlijke zingeving en/of humanisering van de samenleving. De prijzen worden toegekend door een onafhankelijke jury, onder leiding van voorzitter L. Samama. In 2014 werd de eerste prijs toegekend aan M. Kievits, afgestudeerd aan de Universiteit Utrecht, voor haar scriptie getiteld: ‘Wat ik nog zeggen wilde…’; Een onderzoek naar de betekenis van teksten van cliënten en het gebruik van intentieboeken in academische ziekenhuizen.
36
4 Bestuur en organisatie De Stichting Universiteit voor Humanistiek is een levensbeschouwelijke universiteit, zoals bedoeld in artikel 1.8 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de bijlage bij deze wet waarin naar dit artikel wordt verwezen. Het college van bestuur is belast met het bestuur en het beheer van de universiteit. Het college bestaat uit de rector magnificus – tevens voorzitter van het college – en een tweede lid. De voorzitter van het college vertegenwoordigt de universiteit in en buiten rechte. Het bestuur van de stichting houdt overeenkomstig artikel 9 van de statuten als raad van toezicht controle en toezicht op de instelling. Bij de bestuurlijke inrichting van de universiteit zijn de in de Code goed bestuur universiteiten 2013 opgenomen regels gevolgd. Strategisch plan 2014-2017 Aan het begin van het verslag jaar is een strategisch plan voor de periode 2014-2017 vastgesteld (zie hoofdstuk 1). Accreditatie opleidingen Humanistiek De Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) heeft de WO-bachelor Humanistiek en de WO-master Humanistiek in 2014 positief beoordeeld en voor de komende zes jaar (tot 2020) geaccrediteerd. De WO-master Zorgethiek en Beleid was in 2012 al geaccrediteerd in het kader van de Toets Nieuwe Opleidingen. De universiteit is heel blij met het concrete en positief geformuleerde rapport van de visitatiecommissie en de verleende accreditatie. De visitatiecommissie gaf aan dat de opleidingen voldoen aan alle standaarden (criteria) en op een aantal daarvan uitsteken boven de basiskwaliteit. Ze constateerde goede kwaliteitszorg, met opvallende betrokkenheid van de verschillende interne partijen, duidelijk belegde verantwoordelijkheden en een cultuur gericht op continue kwaliteitsverbetering, met name onder docenten. Dit wordt mogelijk gemaakt door een, aldus de commissie, adequaat personeelsbeleid met veel aandacht voor didactische scholing. Ook constateerde ze dat de universiteit de aanbevelingen van de vorige visitatie in 2006 serieus heeft genomen.
Lustrumsite 25jaaruvh.nl De Universiteit voor Humanistiek heeft als kleine, zelfstandige universiteit een eigen, bijzondere geschiedenis. Om het 25-jarig bestaan van de universiteit luister bij te zetten, is een veelheid aan fragmenten uit die geschiedenis bij elkaar gebracht op de site 25jaaruvh.nl. De site is een kleurrijke verzameling impressies geworden, aan de hand van interviews, foto’s, filmpjes en verslagen. Zo vertelt Martha Nussbaum in een skype interview waarom ze destijds een eredoctoraat van de UvH heeft aangenomen. Ze is deels bedoeld als herinneringstour voor de vele mensen die betrokken zijn geweest bij de geschiedenis, maar geeft ook bezoekers van buitenaf een indruk van de organisatie, de mensen die haar vormden en vormen, en de waarden die ze vertegenwoordigen.
Onderzoeksvisitatie Op 26 en 27 juni 2014 zijn zowel het onderzoek als de opleiding van promovendi van de universiteit beoordeeld door een internationale visitatiecommissie. De beoordeling ging over de jaren 2008 tot en met 2013. In december was het visitatierapport beschikbaar. De universiteit is verheugd dat de commissie de kwaliteit, productiviteit en de relevantie van de vier onderzoeksprojecten die in 2012 werden afgesloten, als 'goed' tot 'zeer goed' kwalificeert. Ook beoordeelde de commissie de levensvatbaarheid van het onderzoek zoals dat met ingang van 2013 is voortgezet als 'goed' tot 'zeer goed'. Ze bevestigde dat de graduate school sterk bijdraagt aan de versterking van het onderzoek in het algemeen en het leggen van verbindingen met belangrijke maatschappelijke velden in het bijzonder. Het is belangrijk dat de commissie de plannen steunt voor verdere internationalisering van het onderzoek en het aangaan van 37
Een eigen pedel De Universiteit voor Humanistiek vierde haar 25e Opening van het Academisch Jaar voor het eerst met een eigen ceremoniële functionaris: Dorothé van Driel is in 2014 benoemd tot eerste pedel van de universiteit. Speciaal voor de gelegenheid werd een staf ontworpen door zilversmid André van Loon. Rector prof. dr. Gerty Lensvelt presenteerde de staf: “Net als de ambtsketen is zij vierkant en rond tegelijk. Voor mij staat dat voor onze duurzame pogingen om het onverenigbare te verenigen.”
intensievere banden met een aantal academische en maatschappelijke partners. De universiteit maakt graag gebruik van de voorstellen die de commissie op deze punten doet. Dat geldt ook voor het advies van de commissie om strategieën te ontwikkelen voor fondsenwerving en het vergroten van de maatschappelijke zichtbaarheid en betekenis van het onderzoek van de universiteit. Zij doet dat onder meer door nauwere relaties aan te gaan met de gemeente Utrecht en andere kennisinstellingen in de regio. Prestatieafspraak In september vond een gesprek plaats met de Review Commissie Hoger Onderwijs en Onderzoek (RCHOO) over de midterm review van de in 2012 gemaakte prestatieafspraak. De commissie concludeerde dat de universiteit goed op koers ligt en heeft de minister geadviseerd de tweede tranche uit het selectieve budget aan haar toe te kennen.
Werkbezoek Commissaris van de Koning in Utrecht Donderdag 4 december bracht de heer W.I.I. (Willibrord) van Beek, commissaris van de koning in Utrecht, een werkbezoek aan de universiteit. Hij sprak met onderzoekers en studenten. Het bezoek verliep bijzonder geanimeerd en bood verscheidene aanknopingspunten om de relatie met de provincie Utrecht te versterken. Netwerk van Levensbeschouwelijke Universiteiten Ook in 2014 is er intensief samengewerkt tussen leden van het Netwerk van Levensbeschouwelijke Universiteiten (NLU). De leden van het netwerk onderschrijven de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening. Sinds 1 januari 2014 hebben zij een gezamenlijke klachtencommissie Wetenschappelijke Integriteit gevormd. De Universiteit voor Humanistiek wordt hierin vertegenwoordigd door prof. dr. W. Veugelers. Ook hebben de vertrouwenspersonen Wetenschappelijke Integriteit van de betrokken universiteit regelmatig contact met elkaar. Het netwerk heeft zijn standpunt kenbaar gemaakt aan de commissie Toekomstverkenning Theologie en Religiewetenschappen en voerde daarover nadere gesprekken binnen het Disciplineoverleg Godgeleerdheid (DGO). In contacten met het ministerie van OCW afgesproken dat de levensbeschouwelijke universiteiten die deel uitmaken van het netwerk, kunnen participeren in het internationaliseringsprogramma. Samenwerking met het Humanistisch Verbond In samenwerking met het Humanistisch Verbond is verder gewerkt aan de transitie van het ambt en de professie van de humanistisch geestelijk verzorger, waarbij gestreefd wordt naar een verbreding van de opvattingen over het ambt en het ontsluiten van nieuwe werkvelden. In het najaar zijn eerste ideeën ontwikkeld voor een effectievere inrichting van het overleg tussen de universiteit en haar werkvelden. Doel daarvan is te komen tot een grotere mate van betrokkenheid van de werkvelden bij de verdere ontwikkeling van het bachelor- en mastercurriculum.
38
Samenwerking binnen de Humanistische Alliantie De Humanistische Alliantie is een vereniging van humanistische organisaties, waarbij onder andere het Humanistisch Verbond, Humanitas, de humanistische organisatie voor ontwikkelingssamenwerking Hivos, het Centrum Humanistische Vorming (HVO), omroep HUMAN en de Universiteit voor Humanistiek zijn aangesloten. De universiteit wordt in het algemeen bestuur van de Alliantie vertegenwoordigd door haar rector prof. dr. G. Lensvelt-Mulders. In 2014 maakte de Universiteit voor Humanistiek deel uit van de gezamenlijke organisatie van het iHuman festival in Haarlem op Wereldhumanismedag 21 juni. Het thema van het festival was ‘Ik ben online, dus ik ben’, over de relatie tussen mens, nieuwe media en ICT. Ook nam prof.dr. H. Alma afscheid als voorzitter van de Alliantie. De universiteit heeft in 2014 bovendien opnieuw bilateraal samengewerkt met omroepvereniging HUMAN, Hivos, Humanitas, en het Centrum Humanistische Vorming. Doorstart Humanistisch Historisch Centrum De Humanistische Alliantie heeft zichzelf in 2013 geherdefinieerd als een netwerk van humanistische organisaties, dat de communicatie tussen de leden faciliteert en de jaarlijkse Wereldhumanismedag organiseert. Een gevolg van dit besluit was dat de Alliantie haar jaarlijkse bijdrage aan de exploitatie van het Humanistisch Historisch Centrum per 1 januari 2015 wenst te beëindigen. De universiteit heeft daarop in overleg met de andere constituerende organisaties besloten de verantwoordelijkheid voor het Humanistisch Historisch Centrum van de Alliantie over te nemen, onder de volgende voorwaarden: Het centrum maakt een doorstart op een lager ambitieniveau. Het dienstverband van de in het centrum werkzame archivaris wordt in omvang teruggebracht, evenals de materiële kosten van het centrum. De constituerende organisaties verplichten zich gedurende een termijn van tenminste vijf jaar een vaste jaarlijkse bijdrage aan de exploitatie van het centrum te betalen. Het centrum houdt op als zelfstandige rechtspersoon te bestaan. Ordinariaten Het leerstoelenplan van de universiteit voorziet in zes ordinariaten. Prof. dr. E.H. Tonkens is per 1 mei 2014 benoemd als hoogleraar Burgerschap en humanisering van de publieke sector. In december is prof. dr. J. Duyndam benoemd tot hoogleraar Humanisme en filosofie, in anticipatie op het emeritaat van prof. dr. P. Derkx. Zijn benoeming is ingegaan op 1 januari 2015. Bijzondere leerstoelen In het verslagjaar droeg de Stichting Maatschappelijke Activering de verantwoordelijkheid voor de bijzondere leerstoel Presentie over aan de Stichting Presentie. Bij die gelegenheid is de omvang van de leerstoel teruggebracht naar 0.32 FTE. Prof. dr. M.J. Trappenburg volgde prof. dr. H. van Ewijk op als bijzonder hoogleraar Grondslagen van het maatschappelijk werk. Deze leerstoel is gevestigd door de Marie Kamphuisstichting. De Stichting Stimulering Vrijzinnig Gedachtegoed vestigde een bijzondere leerstoel Vrijzinnig religieus gedachtegoed en humanisme aan de universiteit. In bijlage 3 van dit jaarverslag vindt u een overzicht van de bijzondere leerstoelen. Medezeggenschap In het verslagjaar heeft de universiteitsraad onder meer het volgende bereikt: De nakijktermijn voor tentamens is verkort. Studenten hoeven daardoor minder lang op de uitslag van tentamens te wachten.
39
Studenten kunnen op evaluatieformulieren voortaan ook klachten over werkboeken kenbaar maken. Deze klachten worden vervolgens met de desbetreffende docenten doorgesproken. In het strategisch plan 2014-2017 zijn enkele doelstellingen in verband met de verbreding van de arbeidsmarktperspectieven van afgestudeerden scherper geformuleerd. Er zijn afspraken gemaakt over betere inhoudelijke toelichtingen op jaarplannen en begrotingen. Aldus worden diepgaander gesprekken over deze stukken mogelijk gemaakt. De universiteitsraad heeft zich gebogen over de oorzaken van het voortdurend vacant blijven van een of twee zetels voor de personeelsgeleding in de raad. Met het college van bestuur zijn afspraken gemaakt over een betere facilitering van het lidmaatschap van de raad. Daarnaast heeft de raad ingestemd met enkele maatregelen om de duur van de verkiezingsprocedure te verkorten. In september is een gedeeltelijk vernieuwde universiteitsraad aangetreden. Op 31 december 2014 was de raad als volgt samengesteld: Studentleden: K. Jonker (voorzitter), R. Freytag, S. Kiers en M. Krozer. Personeelsleden: A. Maas, I. de Groot, V. Stolk en een vacante zetel. Sociale veiligheid etc. De universiteit onderschrijft en volgt de in de Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening vastgelegde beginselen met betrekking tot wetenschappelijk integriteit, en de gedragscode Internationale student (Nuffic). De universiteit heeft samen met de overige leden van het Netwerk van Levensbeschouwelijke Universiteiten een gezamenlijke Commissie Wetenschappelijke Integriteit ingesteld. De Universiteit voor Humanistiek is voorts per 1 januari 2014 lid geworden van het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit. De universiteit beschikt over de volgende vastgestelde regelingen, etc.: een klachtenregeling wetenschappelijke integriteit een klokkenluidersregeling een studentenstatuut een regeling ongewenst gedrag een faciliteit als bedoeld in artikel 7.59a WHW, zijnde een loket voor klachten, beroep en bezwaar huis- en gedragsregels een ICT-code een declaratieprotocol een treasurystatuut een regeling nevenwerkzaamheden In het verslagjaar zijn geen beroepszaken aanhangig gemaakt bij het college van beroep voor de examens. De universiteit is aangesloten bij de Commissie van beroep bijzondere universiteiten. De regeling nevenwerkzaamheden is begin 2014 vastgesteld.
40
5 Bedrijfsvoering en Personeel Bekostiging Op de universiteit is het bekostigingsstelsel van het wetenschappelijk onderwijs van toepassing. Dat betekent dat relatief kleine veranderingen in de prestaties, vooral bij de promoties, relatief grote veranderingen in de hoogte van de rijksbijdrage kunnen hebben. Om dit soort fluctuaties te dempen hanteert de universiteit een bestemde egalisatiereserve bekostiging, waarbij een driejarig gemiddelde wordt gehanteerd. Inmiddels is de overheid tot de conclusie gekomen dat de bekostigingsparameter promotie minder pregnant van invloed moet worden. Dit zal naar verwachting in 2016 leiden tot een wijziging in het vigerende model. Financiële en andere beheersstructuren Sinds 1 januari 2013 is de financiële administratie ingericht volgens een nieuw grootboek en rekeningschema, dat aansluit op de nieuwe organisatorische indeling van de universiteit. Per periode van vier maanden wordt een resultaat bepaald voor de universiteit als geheel, en van de drie leerstoelgroepen en twee ondersteunende afdelingen, Onderwijs, Onderzoek en Valorisatie, en Bestuur en Beheer. De universiteit heeft een regeling inverdiende gelden, die erop is gericht dat het netto resultaat (baten -/toe te rekenen kosten) bij de verantwoordelijke leerstoelgroep blijft. De universiteit kent interne beheersmaatregelen om de administratieve processen in goede banen te leiden. Zo is er naast het AO-manual een declaratieprotocol, dat inhoudt dat BiZa-normen worden gehanteerd, een treasurystatuut, dat de UvH verbiedt om risicovol te beleggen, een mandaatregeling, die aangeeft welke functionarissen tot welke bedragen verplichtingen mogen aangaan namens de universiteit, en een vacature- en sollicitatieprotocol, waarin de procedures worden beschreven om een vacature te bezetten en hoe de werving dient plaats te vinden. Uitgangspunt daarbij is dat de regelingen moeten zijn aangepast aan de schaal van de universiteit, zodat de extra kosten van zaken als functiescheiding beperkt blijven, maar ook dat voor veel beslissingen een besluit van het college van bestuur nodig is. Zo moeten alle vacatures met uitzondering van kortdurende studentassistentschappen eerst door het college worden goedgekeurd en worden alle aanstellingsbrieven getekend door het lid van het college belast met de bedrijfsvoering. Verplichtingen boven de € 2000 die niet expliciet zijn opgenomen in de begroting, behoeven eveneens de voorafgaande goedkeuring van het college van bestuur. De budgethouder fiatteert elektronisch de ten laste van het budget van zijn afdeling komende facturen. Het fiat voor de betalingen ligt buiten de financiële administratie en wordt voor het merendeel gegeven door het 2e lid van het college van bestuur. Financiële ontwikkeling gedurende het boekjaar De periodieke resultaten lieten zien dat de universiteit in 2014 net als in 2013 een positief saldo realiseerde. Grotendeels is dat toe te schrijven aan de meevallende rijksbijdrage door de prestatieafspraken en de reserveringen in de egalisatiereserve bekostiging. Besloten is een groot deel van de extra rijksbijdrage uit prestatieafspraken aan te wenden voor het aantrekken van wetenschappelijk personeel met een aanstelling voor bepaalde tijd, en het tijdelijk uitbreiden van de onderzoekstaakstelling van jonge wetenschappelijk medewerkers. Daarbij wordt in het jaar van toekenning gereserveerd voor de hele periode ten laste van die gelden uit de prestatieafspraak. Daarmee ontstaat vanzelf ruimte voor latere jaren, zolang de tijdelijke prestatiegelden doorlopen. Reservebeleid Als kleine gespecialiseerde instelling heeft de universiteit minder mogelijkheden om tegenvallers bij de 41
ene sector te compenseren met meevallers uit andere sectoren. Daarnaast legt het hebben van een eigen gebouw een claim op het eigen vermogen. De universiteit streeft ernaar een eigen vermogen te hebben dat voldoende is om de gebouwwaarde in stand te houden plus 20 procent van de variabele componenten in de bekostiging plus 30 procent van de overige inkomsten. Aanbestedingsbeleid Als kleine instelling komt de universiteit ook bij meerjarige aanbestedingstrajecten niet boven de grenzen van de Europese aanbesteding uit, tenzij wordt meegegaan met een aanbestedingstraject van een andere grote universiteit, zoals in het verleden bij het schoonmaakcontract. Een dergelijke aanbesteding heeft in 2014 niet plaatsgevonden. Daarnaast zijn er aanvullende nationale regels voor aanbestedingen voor instellingen als de onze, die grotendeels op overheidsgeld draaien. Die regels schrijven voor dat bij grotere opdrachten (waarde > 50 kE bij diensten), meerdere offertes worden gevraagd en de instelling de “economisch meest voordelige inschrijving” kiest. Dit is ook opgenomen in ons AO-manual. Infrastructuur Iedere universiteit heeft een kostbare infrastructuur. Hiertoe behoren de gebouwen in eigendom, maar ook de installaties in die gebouwen, overige apparatuur en de software om de hardware goed te laten functioneren. Het bij de tijd houden van al die zaken vergt jaarlijks aanzienlijke bedragen. Eind 2013, begin 2014 is de kantine opgeknapt, en medio 2014 kregen de onderwijsruimtes 0.38 en 1.30 een opknapbeurt. De architectuur van de centrale servers is vernieuwd evenals de computers in de computerruimte. Hierdoor is er een aanzienlijk snellere internetverbinding gerealiseerd. Uitbesteding De universiteit werkt voor (specialistische) dienstverlening regelmatig samen met de Universiteit Utrecht. Daarbij kan worden gedacht aan aanbestedingen in verband met de huisvesting, bibliotheekfaciliteiten en bijzondere personeels- en studentaangelegenheden. De Universiteit Utrecht heeft laten weten dat zij bij deze dienstverlening minder dan voorheen wil samenwerken met derde partijen. Als gevolg daarvan zal de universiteit daar vaker zelf zorg voor moeten gaan dragen. Investeringen in private activiteiten De universiteit heeft in 2014 geen investeringen gedaan ter ontwikkeling van private activiteiten. Publiek-private onderwijskundige arrangementen De universiteit werkt onder meer samen met de Universiteit Utrecht in HOVO Utrecht. Studenten die tegelijkertijd medewerker zijn Afgezien van studentassistenten kende de universiteit in 2014 geen medewerkers die tegelijkertijd een bekostigde opleiding aan de universiteit volgden. Wel huurt zij uitzendkrachten in, van wie sommigen ook aan de universiteit studeren. Informatievoorziening De universiteit is geen lid van de VSNU, maar geassocieerd lid net als de overige levensbeschouwelijke universiteiten. Dankzij de in 2012 gemaakte afspraken met zowel het ministerie van OCW als VSNU is de informatievoorziening vanuit de overheid voor de universiteit verbeterd. De universiteit volgt de CAO NU. Risico’s Als semipublieke organisatie loopt de universiteit net als andere universiteiten risico's. Die zijn met name 42
financieel-politiek van aard. Zo kunnen bepaalde baten snel terugvallen, maar ook kan er sprake zijn van onverwachte kostenontwikkelingen bij het personeel als gevolg van ziekte of gedwongen ontslag of wanneer infrastructurele voorzieningen functioneel onbruikbaar worden. Die risico’s zijn grotendeels op te vangen met voldoende financiële reserves. Daarmee kunnen structurele effecten echter niet ongedaan worden gemaakt, maar wordt de aanpassingsperiode verlengd. Een structurele verlaging van de baten moet immers leiden tot een structurele verlaging van lasten. Dat kost doorgaans enige tijd. Een financiële buffer in de algemene reserve maakt het mogelijk die tijd te nemen. De financiële reserve bedraagt ongeveer 25 procent van de actuele jaaromzet (exclusief afschrijvingen), terwijl de fluctuaties in de baten afgelopen jaren ongeveer 10 procent van de actuele jaaromzet bedragen. Dat betekent dat de universiteit 2,5 jaar de tijd heeft om structurele aanpassingen door te voeren. Er zijn echter ook publicitaire risico's, zoals zusteruniversiteiten hebben ervaren bij de visitatie van hun onderwijs en bij uitglijders in de uitvoering van en publicatie over het verrichte onderzoek. Bij de grote openbare universiteiten zal de uitwerking daarvan veelal lokaal zijn en een enkele faculteit betreffen. Bij kleinere universiteiten kan het gevolg veel ernstiger zijn. De recente positieve evaluaties van zowel het onderwijs als het onderzoek van de universiteit zijn in dit opzicht een steun in de rug. De universiteit sluit zich van harte aan bij initiatieven ter bevordering van integer onderzoek. Daarnaast kunnen er zich andere calamiteiten voordoen. Deels zijn die verzekerbaar (eigendommen), maar deels kan dat ook moeilijk verzekerbare domme pech zijn. De universiteit heeft een opstal- en inboedelverzekering. De bijkomende kosten van het incidenteel tijdelijk onbruikbaar raken van infrastructuur worden gedekt uit de algemene reserves.
Personeel CAO De UvH conformeert zich aan de CAO NU. Anders dan in 2013 zijn er in 2014 mede door het uitblijven van een nieuwe cao geen algemene salarismaatregelen geweest. Opleidingen De universiteit hecht groot belang aan het goed opgeleide medewerkers, zowel op het eigen vakgebied als op gebieden, waarop de eigen vooropleiding misschien niet primair gericht was, maar waar gegeven actuele taakstellingen wel extra deskundigheid vereist is. De universiteit biedt BKO- en SKO-trajecten aan en een aantal medewerkers is BHV-gediplomeerd. Ook in 2014 hebben intervisiebijeenkomsten voor leidinggevenden plaatsgevonden op het gebied van management. Werkdruk en personeelsbeleid De werkzaamheden in verband met de voorbereiding van visitaties, maar ook de voortdurende aanscherping van de verantwoordingseisen trekt een forse wissel op het personeel van de universiteit. Vanaf het academisch jaar 2014/15 is het nieuwe curriculum ook in de masterfase volledig ingevoerd en hoeven er dus niet langer twee onderwijsprogramma’s naast elkaar onderhouden te worden. Na de zeer grote instroom van studenten in het academisch jaar 2013/14 was de instroom in de bachelor humanistiek in 2014/15 enigszins teleurstellend. Het aantal te begeleiden scripties was in het afgelopen kalenderjaar heel hoog. Om daaraan het hoofd te bieden is het beleid om een extra junior-docent aan te stellen gecontinueerd, terwijl ook de parttime aanstelling van enkele wetenschappelijk medewerkers en docenten is uitgebreid. De universiteit blijft de werkdruk monitoren.
43
Ziekteverzuim In 2014 bedroeg het ziekteverzuim 2,6 procent, een daling met 0,67 procent ten opzichte van 2013. Dit ziekteverzuim betrof 75 meldingen; 4 medewerkers verzuimden vaker dan 3 keer. Ziekteverzuim over 2014 Categorie % Kort (55x)
1,91
Middellang (13x)
0,45
Lang (7x)
0,24
Totaal
2,6
Legenda: Kort: < Iwk; Middellang: 1-6 wkn; Lang: > 6 wkn
In- en uitstroom van personeel In 2014 hebben 3 vaste medewerkers (1,9 FTE) en 2 tijdelijke medewerkers de universiteit verlaten (wegens pensionering, andere werkgever of persoonlijke redenen). Vanwege uitbreiding van het WP, met name in de themagroep Humanisering van de publieke sector, zijn in 2014 10 nieuwe wetenschappelijk medewerkers (7,4 FTE) ingestroomd. Dit is deels tijdelijke en deels vaste formatie. Personele data Ultimo 2014 had de universiteit een totaal van 62,47 fte bezetting aan personeel. Dit getal is inclusief student-assistenten (3,83 fte), doch exclusief extern gefinancierde Bijzonder Hoogleraren (2,2 fte). Personeelsbezetting wetenschappelijk personeel peildatum 31-12-14
categorie HGL UHD UD Docent Onderz Promo-wn BHL
Totaal Fte 6,75 4,66 12,50 4,40 2,85 3,90 2,40
totaal wp
37,46
aant 9,00 7,00 19,00 9,00 5,00 5,00 11,00
man fte 2,95 3,20 3,75 1,50 0,85 0,80 2,20
65,00*
15,25
Aant 5,00 4,00 6,00 3,00 2,00 1,00 10,00
vrouw fte 3,80 1,46 8,75 2,90 2,00 3,10 0,20
aant 4,00 3,00 13,00 6,00 3,00 4,00 1,00
31,00
22,21
34,00
* 3 personen zijn bij zowel BHL als UHD/HL geteld
44
Personeelsbezetting Ondersteunend en beheers personeel peildatum 31-12-14
functieniveau sa II III IV V
fte totaal 3,83 6,53 10,15 5,20 1,50
aantal totaal 29,00 9,00 14,00 8,00 2,00
fte man 1,17 3,21 2,80 3,65 0,50
aantal man 10,00 4,00 3,00 5,00 1,00
fte vrouw 2,66 3,32 7,35 1,55 1,00
aantal vrouw 19,00 5,00 11,00 3,00 1,00
Totaal OBP
27,21
62,00
11,33
23,00
15,88
39,00
Overzicht functieniveaus: SA = Studentassistentschaal; II = schaal 4-6; III = schaal 7-9; IV = schaal 10-12; V = schaal 13-15
Leeftijdsopbouw personeelsbestand Peildatum 31-12-2013
categorie <36 jaar 36-45 jr 46-55 jr 56-65 jr > 65 jaar Totaal
Totaal 42* 12 36 28 2 120
personen WP OBP 12 30 10 2 18 18 18 10 2 0 60 60
* 26 personen waren student-assistent Van de totale personeelsformatie werd in 2014 ca. 5,5 FTE ingezet ten behoeve van management/ directievoering. De verwachte ontwikkeling in personeelsaantallen is als volgt: Personele bezetting 2014 2015* - Management / Directie 5,5 5 - Onderwijzend personeel 4,4 4,4 - Wetenschappelijk Personeel 35,2 35 - Overige medewerkers 23,4 23 *: prognose
2016* 5 4 33 23
2017* 5 4 32 22
Bezoldiging college van bestuur Op grond van de regeling van OCW inzake transparantie declaraties en declaratievoorschriften zijn onderstaand de declaraties opgenomen van het college van bestuur over 2014. Het college bestond uit 45
prof. dr. G. Lensvelt-Mulders (rector en voorzitter) en drs. C. Gerritsen (lid). De declaraties zijn in overeenstemming met de interne declaratierichtlijnen van de Universiteit voor Humanistiek en voldoen aan het declaratieprotocol, zoals dat in februari 2013 is vastgesteld door de raad van toezicht. (x € 1)
G. Lensvelt-Mulders
C. Gerritsen
Representatiekosten
1.111
0
Reiskosten binnenland
7.377
7.036
Reiskosten buitenland
766
0
Overige Kosten
1.119
2.836
Totaal
10.373
9.872
46
6 Vooruitzichten voor 2015 en latere jaren (continuïteitsparagraaf) Dankzij de in 2012 gesloten prestatieafspraak, maar ook door enigszins groeiende prestaties (naar verwachting groeien onze promotie- en afstudeeraantallen nog enigszins), zijn de financiële vooruitzichten voor de universiteit fors verbeterd. De goedgekeurde begroting 2015 (zie bijlage 4) gaat uit van de volgende cijfers: B2015 Personele Lasten Materiele Lasten Totaal Lasten Rijksbijdrage Collegegelden Cursusgelden Onderzoeksprojecten Overige baten Totaal Baten Saldo Baten – Lasten Wv bestemde reserves
x 1000 € 4.848,7 1.744,0 6.592,7 4.953,4 788,5 307,0 261,5 325,2 6.635,6 43,9 41,6
Er resteert afgezien van het saldo van stortingen en onttrekkingen in bestemde reserves ad 41,6 kE een klein overschot van 1,3 kE. Een begroting is niet compleet zonder een meerjarig perspectief, waarin uitgaande van de begrote cijfers in 2015 een doorkijkje door een kristallen bol naar de toekomst wordt geboden.
47
Baten x 1000 € Rijksbijdragen Overige overheidsbijdragen en – subsidies College-, cursus-, les- en examengelden Baten werk in opdracht van derden Overige baten Totaal baten
2014 4.793 nvt 1.136 245 487 6.661
2015* 4.953
2016* 4.994
2017* 5117
1.026 262 375 6.616
1.046 262 382 6.684
1.076 262 388 6.834
Lasten Personeelslasten Afschrijvingen Huisvestingslasten Overige lasten Totaal lasten
4.538 325 224 1.109 6.196
4.849 325 224 1.195 6.593
4.896 325 229 1.223 6.672
4.908 325 233 1.250 6.716
465 19 483 nvt nvt 483 nvt 483
23 20 43
11 20 31
118 20 138
43
31
138
43
31
138
Saldo baten en lasten Financiële baten en lasten Resultaat Belastingen Resultaat deelnemingen Resultaat na belastingen Aandeel derden in resultaat Nettoresultaat
*Prognose De personele en materiële lasten groeien door autonome kostenstijgingen met ongeveer 2 procent per jaar cumulatief. Die stijging wordt enigszins afgeremd door personeelsverloop. Er worden in de jaren 2015 t/m 2017 geen belangrijke wijzigingen in de formatie verwacht. Aan de inkomstenkant blijft de rijksbijdrage dominant. Die zal nog enigszins stijgen, enerzijds autonoom (1 procent per jaar) en anderzijds als doorwerking van onze hogere promotieaantallen (deze groeien naar gemiddeld 10/ jaar) en enige groei in de studentenprestaties (een groei van het aantal bekostigingsprestaties met cumulatief 20/jaar a.g.v. de doorwerking van de hogere instroom w.o. ZEB). De collegegelden (zowel wettelijk als instellingstarief) stijgen met 2 procent per jaar. Hetzelfde geldt voor de overige baten. Er is nog geen rekening gehouden met een stijging van de inkomsten uit consultancy en onderzoek voor derden, enerzijds omdat die inkomsten voor een deel opgaan aan (nog aan te nemen) tijdelijk personeel en anderzijds uit prudentie. Datzelfde geldt voor de onderwijsbaten uit activiteiten van het Praktijkcentrum Zingeving & Professie. Uit een oogpunt van voorzichtigheid is geen rekening gehouden met het in stand blijven na 2017 van de doeluitkering uit hoofde van de prestatieafspraak. Evenzo eindigt de onttrekking uit de innovatiereserve, die in 2013 is gecreëerd in 2018. Alles bij elkaar nemend verwacht de universiteit in de komende jaren nog enige overschotten, maar kan dat in 2018 afhankelijk van de ontwikkeling in de rijksbijdrage in 2018 grotendeels verleden tijd zijn. De doorwerking in de balans is straight forward: De afschrijvingen leiden tot een navenante daling van de materiële vaste activa en groei van de liquide middelen (kas en bankrekeningen). Winsten/verliezen leiden tot een storting/onttrekking aan de algemene reserve. Doelbestedingen leiden tot een
48
vermindering van de bestemde reserve die voor dat doel is gevormd. Vorderingen en schulden zijn gelijk gehouden.
BALANS ultimo jaar na resultaatbestemming 2014
2015*
2016*
2017*
Activa
7.246
7.288
7.319
7.457
Vaste activa Immateriële vaste activa Materiële vaste activa Financiële vaste activa
4.275 7 4.268 nvt
3.945 2 3.943
3.619
3.295
3.619
3.295
Vlottende activa Voorraden Vorderingen Effecten Liquide middelen
2.971 nvt 194 nvt 2.777
3.343
3.700
4.162
194
194
194
3.149
3.506
3.968
Passiva
7.246
7.288
7.319
7.457
Groepsvermogen Eigen vermogen Aandeel derden
5.307 5.307 nvt
5.350 5.350
5.381 5.381
5.518 5.518
Voorzieningen
68
68
68
68
Langlopende schulden
nvt
Kortlopende schulden
1871
1871
1871
1871
*=Prognose
49
Jaarrekening 2014
50
BALANS PER 31 DECEMBER (in euro’s) na resultaatbestemming ACTIVA
2014
2013
Vaste activa Materiële vaste activa (1)
4.319.284 4.267.312 7.353
Immateriële vaste activa (2) Vlottende activa Vorderingen (3) Liquide middelen (4)
193.877 2.777.158
169.352 2.434.417 2.971.035
TOTAAL ACTIVA
12.578
7.245.700
2.603.769
6.935.631
PASSIVA Eigen Vermogen (5) Voorzieningen (6) Kortlopende schulden (7) TOTAAL PASSIVA
5.306.940 68.258 1.870.502 7.245.700
4.823.479 95.133 2.017.019 6.935.631
51
Toelichting STAAT VAN BATEN EN LASTEN (in euro’s) Rekening 2014
Begroting 2014
Rekening 2013
BATEN Rijksbijdragen (8) College-, cursus-, examengelden (9) Baten werk in opdracht van derden (10) Overige baten (11/12)
4.792.657 1.136.118 244.805
4.674.000 1.040.500 120.950
4.861.290 971.647 231.553
487.376
457.500
505.992
TOTALE BATEN
6.660.956
6.292.950
6.570.482
Personeelslasten (13) Afschrijvingen (14) Huisvestingslasten (15) Overige lasten (16/17)
4.537.712 325.112 224.190 1.109.334
4.580.500 312.000 248.000 1.195.400
4.337.449 314.064 253.361 1.119.086
TOTALE LASTEN
6.196.348
6.335.900
6.023.960
464.608
-42.950
546.522
Financiële baten/lasten (18)
18.852
20.000
23.445
RESULTAAT
483.460
LASTEN
SALDO BATEN EN LASTEN
-22.950
*
569.967
* Is € 7.450 (positief resultaat) -/- € 30.400 onttrekking bestemmingsreserve gebouw .
52
KASSTROOMOVERZICHT (bedragen x euro 1.000)
2014
2013
Saldo baten en lasten
465
547
Aanpassingen voor: -Afschrijvingen (1/2) -Mutaties voorzieningen (6)
321 -29
314 -41 292
273
Verandering in vlottende middelen: - vorderingen (3) - schulden (7)
-25
16 -117
-147 -171
Kasstroom uit bedrijfsoperaties Ontvangen rente (18) Betaalde rente (18)
585 21 -2
Kasstroom uit operationele activiteiten Investering vaste activa (1/2) Desinvestering vaste activa (1/2) Kasstroom uit investeringsactiviteiten
-133 687 26 -3
19
23
604
710
-255 -4
-111 -3 -259
-114
Mutatie liquide middelen (4)
345
596
Beginstand liquide middelen Mutatie liquide middelen Eindstand liquide middelen
2.433 345 2.778
1.837 596 2.433
53
Toelichting financieel resultaat 2014 Het Resultaat 2014 bedraagt ca. 483 kE positief. De verschillen met de begroting 2014 zijn als volgt te verklaren:
De begrote rijksbijdrage is gebaseerd op de informatie dd. September 2013. Door verdelingseffecten, maar m.n. de loon- en prijscompensatie (een autonoom effect zonder relatie tot de cao) is de uiteindelijke rijksbijdrage ca. 120 kE hoger uitgevallen. In de begroting zijn de studentenaantallen voor collegegeld relatief conservatief geschat (+96 kE). De inkomsten uit de Graduate School waren lager dan begroot, omdat we selectiever zijn geweest in de aanname van nieuwe promovendi en sommige promovendi zijn gestopt. Dat effect is meer dan gecompenseerd door de reguliere studenteninstroom en de instroom in de Premaster. In 2013 is het KOSMOPOLIS-programma beëindigd en was er nog geen zicht op nieuwe 3e geldstroomonderzoekprojecten (+124 kE). Datzelfde geldt voor de overige inkomsten uit 3e geldstroom en wel name uit dienstverlening (+38 kE). De personele lasten zijn per saldo lager uitgevallen dan begroot, omdat in de begroting geen rekening was gehouden met eenmalige effecten, zoals de vrijval van vakantiestuwmeren (+155 kE) en een eenmalige teruggave van premies door de belastingdienst. De facto is er enige stijging in de bezetting als gevolg van de grotere 3e geldstroom naast extra onderwijsgevend personeel door de hogere instroom studenten in 2013/14; de uitstroom van gepensioneerden werd hierdoor meer dan gecompenseerd. De afschrijvingen zijn hoger uitgevallen a.g.v. de investeringen in de kantine en onderwijsruimtes, terwijl m.n. de energiekosten lager uitvielen. Per saldo kwamen de infrastructurele lasten ca. 12 kE lager uit. De overige lasten vielen ook lager uit (96 kE), omdat de budgettoewijzing voor materiele lasten aan de leerstoelgroepen in een aantal gevallen is gebruikt om extra SA aan te trekken, de begrote prijscompensatie slechts zeer ten dele nodig bleek, maar ook omdat zeer spaarzaam gebruik is gemaakt van wel begrote externe diensten. De op zich incidentele extra rijksbijdrage i.v.m. profilering en prestaties gebruiken wij ook om meerjarige tijdelijke commitments aan te gaan bijv. de aanname van personeel voor 3-4 jaar. Het meerjarig deel blijft dan over en wordt aan het eind van het jaar gestort in de meerjarige innovatiereserve.
Vergeleken met 2013 kan het volgende worden opgemerkt:
De rijksbijdrage 2013 was gebaseerd op 7 promoties (2014 o.b.v. realisatie 2012:6). Dat effect (95 kE) is gemitigeerd door hogere studentenaantallen en nominaal iets hogere macrokaders. De studentenaantallen in 2014 waren hoger dan in 2013 met hogere inkomsten uit collegegelden als direct gevolg ondanks een lichte teruggang bij de Graduate School door een selectiever aannamebeleid. Het wegvallen van de inkomsten uit KOSMOPOLIS is grotendeels gecompenseerd door andere geslaagde acquisitieactiviteiten. De personele lasten zijn gestegen i.v.m. een gestegen bezetting, de doorwerking van de salarismaatregel per september 2013 en periodieken, die de eenmalige drukkende effecten meer dan compenseerden (+283 kE). Zo is er sprake van meer personeel i.v.m. werk voor derden, een geleidelijke overgang van ZEB-TiU WP naar de UvH en zijn junior-docenten aangenomen om de 54
stijging in de bachelorinstroom in 2013/14 in goede banen te leiden. Dat effect compenseerde de uitstroom van gepensioneerden. Een ander noemenswaardige eenmalig effect is de vrijval van stuwmeren aan vakantiedagen (-155 kE) naast een aantal kleinere in principe eenmalige mutaties ad per saldo +72 kE. De afschrijvingen zijn gestegen als gevolg van de renovatie van de kantine en onderwijsruimtes. De andere huisvestingslasten vielen per saldo lager uit bijv. energie (-17 kE) en onderhoud pand (17 kE). Over apparatuur wordt meer afgeschreven (+3 kE).
55
Kengetallen
2014
2013
2012
2011
2010
Exploitatie (bedrag x 1.000) Rijks- en overige bijdragen Opbrengst werk voor derden Exploitatie resultaat
4.792 245 483
4.861 242 570
4.587 218 -254
4.965 206 108
4.764 548 52
Vermogen (bedrag x 1.000) Eigen Vermogen Totaal Vermogen Solvabiliteitsratio
5.307 7.246 0,73
4.823 6.935 0,70
4.253 6.525 0,65
4.507 6.237 0,72
4.399 6.170 0,71
Liquide middelen Netto werkkapitaal Current ratio Beleggingen
2.777 1.101 1,6 -
2.434 587 1.3 -
1.837 -144 0,9 -
1.310 -80 0,9 -
980 -438 0,7 -
Personeel Gemiddelde personeelsbezetting (FTE) Totale lasten personeel in dienst
61 4.431
59 4.147
60 4.246
59 4.241
63 4.292
Liquiditeit (bedrag x 1.000)
56
TOELICHTING OP DE BALANS PER 31 DECEMBER 2014 EN DE STAAT VAN BATEN EN LASTEN OVER 2014 Algemeen Statutaire naam: Universiteit voor Humanistiek Gevestigd: Kromme Nieuwegracht 29, 3512 HD te Utrecht Rechtsvorm: Stichting Activiteiten De activiteiten van de instelling bestaan voornamelijk uit het aanbieden van onderwijs en het doen van onderzoek op wetenschappelijk niveau. Stelselwijzigingen In 2014 hebben zich geen stelselwijzigingen voorgedaan. Toelichting op het kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de indirecte methode. De geldmiddelen in het kasstroomoverzicht bestaan uit de liquide middelen. Transacties waarbij geen instroom of uitstroom van kasmiddelen plaatsvindt zijn niet in het kasstroomoverzicht opgenomen. Schattingen De opstelling van de jaarrekening vereist dat het management oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft. Verbonden partijen Als verbonden partij worden aangemerkt alle rechtspersonen waarover overheersende zeggenschap, gezamenlijke zeggenschap of invloed van betekenis kan worden uitgeoefend. Ook rechtspersonen die overwegende zeggenschap kunnen uitoefenen worden aangemerkt als verbonden partij. Ook de statutaire directieleden, andere sleutelfunctionarissen in het management van de instelling en nauwe verwanten zijn verbonden partijen. In 2013 heeft de universiteit de Stichting Universiteitsfonds Universiteit voor Humanistiek opgericht. Het bestuur wordt gevormd door beide leden van het college van bestuur en een extern lid. In 2014 zijn er door het Universiteitsfonds kantoorkosten gemaakt ten bedrage van € 156 en is er subsidie ontvangen ten bedrag van € 2.007. De vordering van de universiteit op het universiteitsfonds per 31-122014 bedraagt € 937. Deze vordering wordt verantwoord onder de vlottende activa- overige vorderingen.
57
Waarderingsgrondslagen Grondslagen voor de waardering van activa en passiva en de resultaatbepaling Algemeen De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen van Titel 9 Boek 2 BW en de stellige uitspraken van de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving, die uitgegeven zijn door de Raad voor de Jaarverslaggeving. Deze bepalingen zijn van toepassing op grond van de Regeling Jaarverslaggeving Onderwijs. De jaarrekening wordt gepresenteerd in euro’s, de functionele valuta van de organisatie. De staat van baten en lasten is opgesteld op basis van historische kosten. Activa en verplichtingen worden in het algemeen gewaardeerd tegen de verkrijgings- of vervaardigingsprijs of de actuele waarde. Indien geen specifieke waarderingsgrondslag is vermeld, vindt waardering plaats tegen de verkrijgingsprijs. In de balans, de staat van baten en lasten zijn referenties opgenomen. Met deze referenties wordt verwezen naar de toelichting. Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar de organisatie zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. De baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop ze betrekking hebben. Winsten worden slechts genomen voor zover zij op balansdatum zijn verwezenlijkt. Verliezen en risico’s die hun oorsprong vinden voor het einde van het verslagjaar, worden in acht genomen, indien zij voor het vaststellen van de jaarrekening bekend zijn geworden. Vergelijking met voorgaand jaar De gehanteerde grondslagen van waardering en van resultaatbepaling zijn ongewijzigd ten opzichte van het voorgaande jaar. Materiële vaste activa De materiële vaste activa zijn gewaardeerd tegen verkrijgings- of vervaardigingprijs verminderd met de cumulatieve afschrijvingen. Inventaris en apparatuur boven € 450 worden geactiveerd. Indien de WOZ-waarde van het pand minder dan 20% afwijkt van de boekwaarde is er geen reden de gehanteerde methodiek van waardering te wijzigen. Overheidssubsidies worden in mindering gebracht op de kostprijs van de activa waarop de subsidies betrekking hebben. De afschrijvingen worden berekend als een percentage over de aanschafprijs volgens de lineaire methode op basis van de economische levensduur. Op terreinen, materiële vaste bedrijfsactiva in uitvoering en vooruitbetalingen op materiële vaste activa wordt niet afgeschreven. De volgende afschrijvingsperioden worden hierbij volgens de componentenmethode gehanteerd:
gebouwen technische installaties verbouwingen
: 50 jaar : 25 jaar : 10 jaar
58
Naast afschrijving via componentenmethode, worden onderstaande afschrijvingsperioden gehanteerd:
inventaris en apparatuur
: 5 of 10 jaar
Voor de toekomstige kosten van groot onderhoud aan de bedrijfsgebouwen is geen voorziening voor groot onderhoud gevormd. De kosten worden rechtstreeks in het resultaat verantwoord. Onderhoudsuitgaven worden slechts geactiveerd indien zij de gebruiksduur van het object verlengen Voor een uiteenzetting ten einde vast te kunnen stellen of voor een materieel vast actief sprake is van een bijzondere waardevermindering wordt verwezen naar de paragraaf bijzondere waardevermindering Immateriële vaste activa De kosten van de ontwikkeling van de website worden tegen kostprijs geactiveerd. De afschrijvingstermijn bedraagt 5 jaar. Afschrijvingen vinden plaats volgens de lineaire methode, waarbij wordt uitgegaan van een restwaarde van nihil. Om vast te stellen of er voor een immaterieel vast actief sprake is van een bijzondere waardevermindering, wordt verwezen naar de volgende paragraaf. Bijzondere waardeverminderingen Vaste activa met een lange levensduur zijn beoordeeld op bijzondere waardeverminderingen wanneer wijzigingen of omstandigheden zich voordoen die doen vermoeden dat de boekwaarde van een actief niet terugverdiend zal worden. De terugverdienmogelijkheid van activa die in gebruik zijn, wordt bepaald door de boekwaarde van een actief te vergelijken met de geschatte contante waarde van de toekomstige netto kasstromen die het actief naar verwachting zal genereren. Wanneer de boekwaarde van een actief hoger is dan de geschatte contante waarde van de toekomstige kasstromen, worden bijzondere waardeverminderingen verantwoord voor het verschil tussen de boekwaarde en de realiseerbare waarde. Het bijzonder waardeverminderingsverlies wordt slechts teruggenomen indien er aanwijzingen zijn dat een in voorgaande jaren in de jaarrekening verwerkt verlies als gevolg van waardevermindering niet meer aanwezig is of veranderd is. In 2014 hebben zich geen zaken voorgedaan, die zouden moeten leiden tot een bijzondere waardemutatie. Vorderingen Vorderingen worden bij eerste verwerking gewaardeerd tegen de reële waarde van de tegenprestatie. Voorzieningen wegens oninbaarheid worden in mindering gebracht op de boekwaarde van de vordering. Liquide middelen Liquide middelen bestaan uit kas, banktegoeden en deposito’s met een looptijd korter dan twaalf maanden. Liquide middelen worden gewaardeerd tegen de nominale waarde. Eigen vermogen Onder het eigen vermogen worden de algemene reserves, de bestemmingsreserves en de bestemmingsfondsen gepresenteerd. De algemene reserve bestaat uit de reserves die ter vrije beschikking staan van het bestuur. Indien een meer beperkte bestedingsmogelijkheid door de organisatie is aangebracht, dan is het aldus afgezonderde deel van het eigen vermogen aangeduid als bestemmingsreserve. Indien een beperking van de bestedingsmogelijkheid is aangebracht door een derde, dat is het aldus afgezonderde deel van het eigen vermogen aangeduid als bestemmingsfonds.
59
Voorzieningen Voorzieningen worden gevormd voor in rechte afdwingbare of feitelijke verplichtingen die op de balansdatum bestaan, waarbij het waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen noodzakelijk is en waarvan de omvang op betrouwbare wijze is te schatten. De voorzieningen worden gewaardeerd tegen de beste schatting van de bedragen die noodzakelijk zijn om de verplichtingen per balansdatum af te wikkelen. De voorzieningen worden gewaardeerd tegen de contante waarde van de uitgaven die naar verwachting noodzakelijk zijn om de verplichtingen en verliezen af te wikkelen. Voorziening jubilea De voorziening jubilea wordt opgenomen tegen de contante waarde van de verwachte uitkeringen gedurende het dienstverband. Bij de berekening van de voorziening wordt onder meer rekening gehouden met verwachte salarisstijgingen en de blijfkans. Bij het contant maken is de marktrente van hoogwaardige ondernemingsobligaties ad 2,25% (2014: 2,25%) als disconteringsvoet gehanteerd. Kortlopende schulden Schulden worden bij de eerste verwerking gewaardeerd tegen reële waarde. Schulden worden na eerste verwerking gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs, zijnde het ontvangen bedrag rekening houdend met agio of disagio en onder aftrek van transactiekosten. Operationele leasing Bij Stichting Universiteit voor Humanistiek kunnen leasecontracten bestaan waarbij een groot deel van de voor- en nadelen die aan de eigendom verbonden zijn, niet bij de stichting ligt. Deze leasecontracten worden verantwoord als operationele leasing. Verplichtingen uit hoofde van operationele leasing worden op lineaire basis verwerkt in de staat van baten en lasten over de looptijd van het contract. Baten Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economische potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economische potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Rijksbijdragen, overige overheidsbijdragen en -subsidies Rijksbijdragen, overige overheidsbijdragen en -subsidies uit hoofde van de basisbekostiging worden in het jaar waarop de toekenning betrekking heeft, volledig verwerkt als baten in de staat van baten en lasten. Indien deze opbrengsten betrekking hebben op een specifiek doel, dan worden deze naar rato van de verrichte werkzaamheden als baten verantwoord. Collegegelden De collegegelden worden toegerekend aan het jaar waarop zij betrekking hebben, waarbij ervan uitgegaan is dat reguliere onderwijs- en onderzoekstaken gelijkmatig over het collegejaar zijn gespreid. Opbrengsten van les- en cursusgelden worden afzonderlijk weergegeven. Te factureren diensten in verband met werk in opdracht van derden Dit betreft verleende diensten van door derden gefinancierde projecten tegen bestede kosten (bestaande uit directe personele lasten, overige lasten en toegerekende indirecte kosten voor zover door derden vergoed), verminderd met een voorziening voor voorzienbare verliezen en verminderd met gefactureerde 60
termijnen naar rato van de voortgang van de dienstverlening. Verwachte verliezen worden onmiddellijk in de staat van baten en lasten opgenomen. Overige baten Overige baten bestaan uit baten uit verhuur, detachering en overige baten. Afschrijvingen op immateriële en materiële vaste activa Immateriële en Materiële vaste activa worden vanaf het moment van ingebruikneming afgeschreven over de verwachte toekomstige gebruiksduur van het actief. Over terreinen wordt niet afgeschreven. Voor de bepaling van de afschrijvingen op de gedane investering in het pand aan de Kromme Nieuwegracht 29 is gekozen voor de componentenmethode. De componenten bestaan uit: gebouw, verbouwingen, technische installaties. Indien een schattingswijziging plaatsvindt van de toekomstige gebruiksduur, dan worden de toekomstige afschrijvingen aangepast. Boekwinsten en -verliezen uit de incidentele verkoop van materiële vaste activa zijn begrepen onder de afschrijvingen. Periodiek betaalbare beloningen Lonen, salarissen en sociale lasten worden op grond van de arbeidsvoorwaarden verwerkt in de staat van baten en lasten voor zover ze verschuldigd zijn aan werknemers respectievelijk de belastingautoriteit. Pensioenlasten Uitgangspunt is dat de in de verslagperiode te verwerken pensioenlast gelijk is aan de over die periode aan het pensioenfonds verschuldigde pensioenpremies. Voor zover de verschuldigde premies op balansdatum nog niet zijn voldaan, wordt hiervoor een verplichting opgenomen. Als de op balansdatum reeds betaalde premies de verschuldigde premies overtreffen, wordt een overlopende actiefpost opgenomen voor zover sprake zal zijn van terugbetaling door het fonds of van verrekening met in de toekomst verschuldigde premies. Verder wordt op balansdatum een voorziening opgenomen voor bestaande additionele verplichtingen ten opzichte van het fonds en de werknemers, indien het waarschijnlijk is dat voor de afwikkeling van die verplichtingen een uitstroom van middelen zal plaatsvinden en de omvang van de verplichtingen betrouwbaar kan worden geschat. Het al dan niet bestaan van additionele verplichtingen wordt beoordeeld aan de hand van de uitvoeringsovereenkomst met het fonds, de pensioenovereenkomst met de werknemers en andere (expliciete of impliciete) toezeggingen aan de werknemers. De voorziening wordt gewaardeerd tegen de beste schatting van de contante waarde van de bedragen die noodzakelijk zijn om de verplichtingen op balansdatum af te wikkelen. Voor een op balansdatum bestaand overschot bij het pensioenfonds wordt een vordering opgenomen als de instelling de beschikkingsmacht heeft over dit overschot, het waarschijnlijk is dat het overschot naar de onderneming zal toevloeien en de vordering betrouwbaar kan worden vastgesteld. De medewerkers van de onderneming vallen onder de CAO Nederlandse Universiteiten. Als gevolg hiervan zijn de pensioenen van de onderneming ondergebracht bij het pensioenfonds voor Overheid en Onderwijs (ABP). ABP hanteert het middelloon als pensioengevende salarisgrondslag. ABP probeert ieder jaar de pensioenen te verhogen met de gemiddelde stijging van de lonen in de sectoren overheid en onderwijs. Wanneer de dekkingsgraad lager is dan 105% vindt er geen indexatie plaats.
61
De belangrijkste elementen van de pensioenregeling en de dekkingsgraad van het pensioenfonds (marktwaarde van de activa uitgedrukt in een percentage van de technische voorziening op basis van de rekenregels van DNB) zijn opgenomen op de website van het ABP (www.abp.nl). Beleidsregels toepassing WNT De Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semi-publieke sector (WNT) is met ingang van 1 januari 2013 van kracht. Financiële instrumenten De financiële instrumenten omvatten vorderingen, geldmiddelen, schulden, overige financieringsverplichtingen en overige te betalen posten. Al deze instrumenten stellen de Universiteit voor Humanistiek bloot aan markt- en/of kredietrisico’s. Dit betreffen financiële instrumenten die in de balans zijn opgenomen, zoals debiteuren, overige vorderingen, liquide middelen, crediteuren en overige schulden (alleen kort vreemd vermogen). De Universiteit voor Humanistiek handelt niet in aandelen en obligaties cf. het vigerende treasury-statuut. De financiële instrumenten maken deel uit van de zogenoemde handelsportefeuille en worden bij de eerste opname verwerkt tegen reële waarde en vervolgens tegen kostprijs. Kredietrisico De vorderingen uit hoofde van debiteuren hebben voornamelijk betrekking op verschuldigd collegegeld van haar eigen studenten. Het risico is laag dat deze partijen niet aan hun verplichtingen kunnen voldoen. Renterisico De Universiteit voor Humanistiek heeft geen leningen opgenomen of uitgegeven en loopt wat dat betreft geen risico’s. Wel houdt de Universiteit een groot deel van haar vermogen aan in liquide middelen, op bankrekeningen in rekening courant en zakelijke spaarrekeningen. Uit het oogpunt van voorzichtigheid wordt in de begroting altijd uitgegaan van een beperkt bedrag aan rente-inkomsten. Marktwaarde De marktwaarde van de meeste in de balans verantwoorde financiële instrumenten, waaronder vorderingen, liquide middelen en kortlopende schulden, benadert de boekwaarde ervan. De financiële instrumenten (zowel financieel actief als financieel passief) worden gewaardeerd volgens de historische waarde. Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de indirecte methode. Onder geldmiddelen wordt verstaan de liquide middelen. In het kasstroomoverzicht wordt onderscheid gemaakt tussen kasstromen uit operationele activiteiten, investerings- en financieringsactiviteiten. De ontvangsten en uitgaven uit hoofde van interest zijn opgenomen onder de kasstroom uit operationele activiteiten.
62
VASTE ACTIVA
Materiële vaste activa (1) Pand
Meubilair
Computers
Overige
Totaal
Stand per 1 januari 2014 Historische aanschafprijs Cumulatieve afschrijvingen Boekwaarde 1 januari 2014
5.089.964 974.852 4.115.112
241.574 155.738 85.836
399.184 300.775 98.409
158.064 138.136 19.928
5.888.786 1.569.501 4.319.285
Mutaties 2014 Afschrijvingen Investeringen Desinvesteringen Afschrijving desinvesteringen Mutaties 2014
226.467 126.662 0 0 -99.805
17.355 25.908 0 0 8.553
52.606 103.029 146.802 142.715 46.336
19.371 12.314 0 0 -7.057
315.799 267.913 146.802 142.715 -51.972
5.216.626 1.201.319 4.015.307
267.482 173.093 94.389
355.411 210.666 144.745
170.378 157.507 12.871
6.009.897 1.742.585 4.267.312
Stand per 31 december 2014 Historische aanschafprijs Cumulatieve afschrijvingen Boekwaarde 31 december 2014
WOZ-waarde pand 01-01-2014
3.741.000
63
Immateriële vaste activa (2) Website Stand per 1 januari 2014 Historische aanschafprijs Cumulatieve afschrijvingen Boekwaarde 1 januari 2014
26.126 13.548 12.578
Mutaties 2014 Afschrijvingen Investeringen Desinvesteringen Afschrijving desinvesteringen Mutaties 2014
5.225 0 0 0 -5.225
Stand per 31 december 2014 Historische aanschafprijs Cumulatieve afschrijvingen Boekwaarde 31 december 2014
26.126 18.773 7.353
64
VLOTTENDE ACTIVA
Vorderingen en transitoria (3) Debiteuren Overige vorderingen Totaal
31 december 2014
31 december 2013
86.795 107.082 193.877
33.566 135.787 169.352
Onder de overige vorderingen is een lening aan een student ad € 1.280 opgenomen waarvan de aflossing zal plaatsvinden in de jaren 2016 t/m 2018. Alle andere vorderingen hebben een looptijd korter dan 1 jaar. Omtrent aflossing en zekerheden is niets overeengekomen. De reële waarde van de vorderingen benadert de boekwaarde ervan, gegeven het kortlopende karakter ervan en het feit dat waar nodig voorzieningen voor oninbaarheid zijn gevormd.
Liquide middelen (4) Bank Kas Totaal
31 december 2014
31 december 2013
2.776.404 754 2.777.158
2.432.769 1.648 2.434.417
Het gehele banktegoed is direct opneembaar. De UvH belegt niet in effecten of derivaten. Liquide middelen zijn ondergebracht in zo hoog mogelijk renderende, direct opvraagbare, renterekeningen cf. het “Financierings- en Beleggingsstatuut voor de Universiteit voor Humanistiek” zoals vastgesteld in februari 2012 door de raad van toezicht.
65
EIGEN VERMOGEN (5)
Stand 1-1
Onttrekking
Dotatie
Stand 31-12
Algemene reserve
2.093.266 C
-
59.980 C
2.153.246 C
Bestemmingsreserve gebouw
2.055.396 C
30.400 D
-
2.024.996 C
94.000 C
-
299.000 C
30.000 D
300.000 C
569.000 C
76.000 C
7.600 D
150.000 C
218.400 C
41.480 C
247.298 C
551.460 C
5.306.940 C
Bestemmingsreserve bekostiging Bestemmingsreserve innovatie Bestemmingsreserve onderhoud Bestemmingsreserve inverdiende gelden
Totaal
205.818 C
4.823.480 C
68.000 D
94.000 C
Met de bestemmingsreserve gebouw wordt, gedurende 50 jaar, middels een jaarlijkse onttrekking een deel van de afschrijving van het pand Kromme Nieuwegracht 29 gedekt. In 2010 heeft de UvH besloten om een egalisatiereserve bekostiging in te stellen waarbij wordt uitgegaan van een voortschrijdend 3-jaarsgemiddelde. In 2012 was het aantal promoties 6 (het relevante jaar voor de bekostiging 2014) zijnde het meerjarig gemiddelde. Als gevolg daarvan wordt er geen storting of onttrekking gedaan in 2014. De innovatiereserve is gevormd om nieuwe ontwikkelingen in het verlengde van het strategisch plan 2014-2017 te kunnen voorfinancieren. In 2014 is daarvan 1,5 AIO betaald. De bestemmingsreserve onderhoud is gevormd om de toekomstige afschrijvingskosten van groot onderhoud, dat in 2013 en 2014 heeft plaatsgevonden, te dekken. De onttrekking betreft 10% van het daarvoor bestemde bedrag voor de kantine. De reserve inverdiende gelden wordt gevormd door aan de persoon of leerstoelgroep toe te rekenen baten, die op een later moment tot besteding komen.
66
VOORZIENINGEN (6)
Stand per 01.01.14
Rechtspositionele maatregelen Voorziening jubilarissen
Dotaties
Onttrekkingen
Vrijval
Rente mutatie (contante waarde)
Stand per 31.12.14
Kortlopend deel < 1jaar
Langlopend deel > 1 jaar
89.794
52.225
76.674
-
1.366
63.979
61.677
2.302
5.338
267
1446
-
120-
4.279
559
3.720
95.132
52.492
78.120
-
1.246
68.258
62.236
6.022
Voorziening rechtspositionele maatregelen Ten laste van deze voorziening worden de kosten gebracht, die ontstaan door wachtgeldverplichtingen dan wel afkoopsommen daarvan. De voorziening is bepaald op basis van de maximale uitkeringsrechten ultimo boekjaar dan wel afkoopsommen cf. een sociaal plan bij een reorganisatie. De contante waarde is bepaald op basis van een indexeringspercentage van 1,10 % (CBS-index CAO-lonen gesubsidieerde sector) en een disconteringspercentage van 2,25 % gebaseerd op het marktrendement van hoogwaardige ondernemingsobligaties (Financiële dbase EEBTT). Er bestaat per 31 december 2014 een wachtgeldverplichting voor 4 voormalige medewerkers. Jubilarissen Werknemers krijgen bij een jubileum (bepaald aantal jaren in dienst) een eenmalige uitkering. Bij de berekening is rekening gehouden met de kans dat werknemers in dienst blijven. De voorziening is contant gemaakt, waarbij een indexeringspercentage van 1,10 % en een disconteringsvoet is gehanteerd van 2,25 %.
67
KORTLOPENDE SCHULDEN (7) 31 december 2014 Crediteuren
31 december 2013
138.948
152.656
Salarissen, sociale lasten en belastingen Vakantiedagen Vakantietoeslag & eindejaarsuitkering Loonheffing en premies Pensioenpremies Totaal schulden uit hoofde van salarissen, sociale lasten en belastingen Overlopende collegegelden Vooruit ontvangen termijnen projecten Transitoria Totaal schulden op korte termijn en transitoria
122.209 150.838 225.815 62.485
308.420 136.681 217.806 64.564 561.347
727.471
376.364 251.404 542.439 1.870.502
347.519 107.557 681.816 2.017.019
De kortlopende schulden hebben allen een resterende looptijd van korter dan een jaar. De reële waarde van de kortlopende schulden benadert de boekwaarde vanwege het kortlopende karakter ervan.
Kasstroomrisico en liquiditeitsrisico De Universiteit voor Humanistiek wordt periodiek bevoorschot door haar financiers. Het kasstroomrisico en liquiditeitsrisico worden beperkt door de spreiding van betalingen. Het gehele banktegoed is direct opneembaar.
68
Niet in de balans opgenomen verplichtingen en activa Kopieermachines De Universiteit heeft met Océ-Nederland overeenkomsten afgesloten voor de huur van kopieermachines. De looptijd van dit contract is van 01-07-2010 tot 01-08-2015. De verplichting per ultimo 2014 tot einde contract bedraagt € 18.296. Bibliotheekdienstverlening De Universiteit heeft voor de bibliotheekdienstverlening een contract afgesloten met de Universiteitsbibliotheek Utrecht. De looptijd van dit contract is van 01-01-2013 tot 01-01-2016. De verplichting per ultimo 2014 tot einde contract bedraagt € 275.812. Detachering De Universiteit heeft met Viaa – Gereformeerde Hogeschool Zwolle een contract afgesloten voor de detachering van F. Bredewold. De looptijd van dit contract is van 01-09-2014 tot 01-09-2016. De verplichting per ultimo 2014 tot einde contract bedraagt € 47.481. Investeringsverplichtingen Er zijn voor het jaar 2015 investeringsverplichtingen aangegaan voor een totaalbedrag van € 33.054. Dit betreft de resterende termijn van aangepaste bureaustoelen € 1.692, standaard bureaustoelen € 3.497, resterende termijnen modernisering lift € 16.334 en het opknappen van lokaal 1.33 ad € 11.531.
Verplichtingen totaal € 375.273 Waarvan < 1 jaar € 354.012 Waarvan > 1 jaar € 21.261 Waarvan > 5 jaar €
0
69
BATEN Rekening 2014 Rijksbijdragen (8)
Begroting 2014
4.792.657
4.674.000
Rekening 2013 4.861.290
De rijksbijdrage 2014 is gebaseerd op een landelijk verdeelmodel, waarin parameters als het aantal ingeschreven studenten gedurende de nominale studieduur (2011/12: Ba:151; Ma:116), het aantal verleende graden(2010/11: Ba:48; Ma:36) en het aantal promoties (2012:6) een rol spelen. De “prijzen” waren: studenten ow(ingeschreven/graad): 3549; oz(graad): 1951; prom: 95.434.
College-, cursus-, les- en examengelden (9) Collegegelden sector WO Collegegeld Premaster Cursusgeld contractonderwijs Cursusgeld opleiding Graduate school Cursusgelden Zingeving en Professie
798.111 94.426 9.375 156.076 78.130 1.136.118
687.000 266.000 87.500 1.040.500
696.898 64.021 10.050 180.342 20.336 971.647
De collegegelden worden tijdsevenredig toegerekend aan het exploitatiejaar. De opbrengst collegegelden WO bestaat uit collegejaar 2013-14 (€ 517.209) en collegejaar 2014-15 (€ 280.902).
Baten werk in opdracht van derden (10)
Contractonderzoek
244.805 244.805
120.950 120.950
231.553 231.553
In 2014 is het project “De Belofte van nabijheid” gestart dat wordt gefinancierd door diverse partijen met een looptijd tot en met december 2017. De totale contractwaarde gedurende de looptijd van het project bedraagt € 706.500.
Overige baten (11) Verhuur Detachering personeel Overige
32.537 143.740 311.099 487.376
35.000 62.000 360.500 457.500
30.590 118.912 356.490 505.992
70
De overige baten worden hieronder nader gespecificeerd.
Overige (12) TTrainingen/doorbelastingen Zingeving & Professie Opbrengsten restauratieve verzorging Humanistisch Historisch Centrum Verkoop onderwijs- en studiemateriaal Bijdrage Nuffic Verkoop kopieerkaarten Inverdiende gelden Vrijval deposito Stichting Leo Polak NWO Aspasia premie Inschrijfgelden lustrumcongres Overige
1.098
91.064
78.905 40.500 13.443 107.469 10.000 24.939 34.745 311.099
64.116 40.500 18.712 13.345 32.583 60.384 35.786 356.940
De cursorische inkomsten van Z&P zijn ondergebracht bij de post cursus- en collegegelden (58 kE). Ook hebben wij de activiteitenportefeuille van Z&P beperkt tot cursussen, waarin UvH-personeel een substantiële inbreng heeft. De grotere inverdiende gelden zijn terug te voeren tot afspraken met individuele personeelsleden over inverdientargets.
71
LASTEN Rekening 2014
Begroting 2014
Rekening 2013
Personeelslasten (13) Brutolonen en salarissen Sociale lasten Pensioenpremie Lonen en salarissen Dotatie personele voorzieningen Personeel niet in loondienst Overige Overige personele lasten Af: uitkeringen Totale personele lasten
3.505.175
3.624.4003. 3.624.400
3.286.907
400.848
362.440
361.543
524.505
543.660
498.644
4.430.52 8
4.530.500
4.147.09 5
50.859
30.000
30.894
220.058
20.000
239.103
-148.728
-
-54.374
122.189
50.000
15.005 4.537.71 2
215.623 25.269
4.580.500
4.337.44 9
Overige personeelslasten: het openstaande saldo aan vakantiedagen is fors terug gelopen als uitvloeisel van enerzijds de CAO, waarin de termijn waarover vakantiedagen die kunnen worden meegenomen is beperkt tot een jaar, en anderzijds de taakafspraken die per personeelslid zijn gemaakt. De gemiddelde personeelsbezetting gedurende het boekjaar bedroeg 61 FTE (2013: 59 FTE). De salarissen zijn conform de CAO VSNU in 2014 niet verhoogd. Wel is er sprake van een doorwerking van de salarisverhoging per september 2013 naast periodieken. Er zijn geen werknemers in het buitenland werkzaam. Bezoldiging van bestuurders en toezichthouders Is er een bezoldiging van de bestuurders ja Is er een bezoldiging van de toezichthouders ja
72
WNT-verantwoording 2014 Universiteit voor Humanistiek Per 1 januari 2013 is de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT) ingegaan. Deze verantwoording is opgesteld op basis van de volgende op de Universiteit voor Humanistiek van toepassing zijnde regelgeving: het WNT-maximum voor het onderwijs, plafond 199.905 Het weergegeven toepasselijke WNT-maximum per persoon of functie is berekend naar rato van de omvang (en voor topfunctionarissen tevens de duur) van het dienstverband, waarbij voor de berekening de omvang van het dienstverband nooit groter kan zijn dan 1,0 fte. Uitzondering hierop is het WNT-maximum voor de leden van Raad van Toezicht; dit bedraagt voor de voorzitter 7,5% en voor de overige leden 5% van het bezoldigingsmaximum .
Bezoldiging topfunctionarissen Leidinggevende topfunctionarissen bedragen x € 1 Functie(s) Duur dienstverband in 2014
G. LensveltMulders
C. Gerritsen
Rector/lid CvB
Lid CvB
1/1 - 31/12
1/1 - 31/12
Omvang dienstverband (in fte)
1,0
0,5
Gewezen topfunctionaris?
nee
nee
ja
ja
nvt
nvt
98.948
25.840
(Fictieve) dienstbetrekking? Zo niet, langer dan 6 maanden binnen 18 maanden werkzaam? Bezoldiging Beloning Belastbare onkostenvergoedingen
-
-
Beloningen betaalbaar op termijn
16.007
4.810
Totaal bezoldiging
114.955
30.650
Toepasselijk WNT-maximum
199.905
99.953
nvt
nvt
Rector/lid CvB
Lid CvB
1,0
0,5
95.554
25.920
Motivering indien overschrijding: zie Gegevens 2013 Functie(s) in 2013 Omvang dienstverband (in fte) Bezoldiging Beloning Belastbare onkostenvergoedingen
-
-
Beloningen betaalbaar op termijn
15.873
5.012
111.427
30.932
Totaal bezoldiging 2013
73
Toezichthoudende topfunctionarissen bedragen x € 1 Functie(s) Duur dienstverband
B.E. van VuchtTijssen
R. Wijnhoven
J.J. Dijkstra
Voorzitter RvT
Lid RvT
Lid RvT
1/1 - 31/12
1/1 - 31/12
1/1 – 30/04
Bezoldiging Beloning
735
941
245
Belastbare onkostenvergoedingen
-
-
-
Beloningen betaalbaar op termijn
-
-
-
735
941
245
14.993
9.995
3.332
nvt
nvt
Totaal bezoldiging Toepasselijk WNT-maximum Motivering indien overschrijding: zie Gegevens 2013 Functie(s) in 2013 Duur dienstverband in 2013
Voorzitter RvT
Lid RvT
Lid RvT
1/1 - 31/12
1/1 - 31/12
1/1 - 31/12
Bezoldiging Beloning
859
952
742
Belastbare onkostenvergoedingen
-
-
-
Beloningen betaalbaar op termijn
-
-
-
859
952
742
J.E. Leest
R.G. Louw
C.J. Peels
Totaal bezoldiging 2013
bedragen x € 1 Functie(s) Duur dienstverband
lid RvT
Lid RvT
Lid RvT
1/1 – 30/04
1/1 – 30/04
1/5 – 31/12
Bezoldiging Beloning
314
-
490
Belastbare onkostenvergoedingen
-
-
-
Beloningen betaalbaar op termijn
-
-
-
314
0
490
3.332
3.332
6.664
nvt
nvt
nvt
nvt
Totaal bezoldiging Toepasselijk WNT-maximum Motivering indien overschrijding: zie Gegevens 2013 Functie(s) in 2013 Duur dienstverband in 2013
Lid RvT
Lid RvT
1/1 - 31/12
1/1 - 31/12
Bezoldiging Beloning
952
-
Belastbare onkostenvergoedingen
-
-
Beloningen betaalbaar op termijn
-
-
952
0
Totaal bezoldiging 2013
74
bedragen x € 1 Functie(s) Duur dienstverband
M. Slob
J.J. Schippers
Lid RvT
Lid RvT
1/5 - 31/12
1/5- 31/12
Bezoldiging Beloning
627
627
Belastbare onkostenvergoedingen
-
-
Beloningen betaalbaar op termijn
-
-
627
627
6.664
6.664
nvt
nvt
nvt
nvt
Totaal bezoldiging Toepasselijk WNT-maximum Motivering indien overschrijding: zie Gegevens 2013 Functie(s) in 2013 Duur dienstverband in 2013 Bezoldiging Beloning Belastbare onkostenvergoedingen Beloningen betaalbaar op termijn Totaal bezoldiging 2013
Toelichting bij het samenstellen van de WNT verantwoording In het kader van de WNT wordt vermeld dat de Stichting Universiteit voor Humanistiek in 2014 geen functionarissen in dienst heeft gehad waarvan het belastbaar jaarloon uitsteeg boven de vastgestelde voor de instelling van toepassing zijnde normbedragen. De Stichting Universiteit voor Humanistiek conformeert zich aan het beloningskader voor leden van het college van bestuur van de Levensbeschouwelijke Universiteiten dat qua niveau lager ligt dan de WNTkaders.
75
Rekening 2014
Begroting 2014
Rekening 2013
Afschrijvingen (14) Materiële vaste activa
325.112
312.000
314.064
Huisvestingslasten (15) Onderhoud Energie en water Schoonmaakkosten Heffingen Overige
61.470 50.370 67.919 27.700 16.731
70.000 80.000 62.000 29.000 7.000 224.190
74.759 69.150 66.868 26.085 16.500 248.000
253.361
Overige lasten (16) Inventaris, apparatuur en leermiddelen Bureaukosten Bibliotheek Reis-, verblijf-, representatiekosten Accountantskosten: controle & advies Overige
34.852
34.300
34.343
24.546 268.649 157.314
59.000 275.000 130.000
30.484 20.507 148.539
27.192
25.000
29.754
596.781
672.100
855.459
*
1.109.334
1.195.400
1.119.086
* M.i.v. 2014 wordt de dienstverlening bibliotheek (€ 246.235 in 2014) verantwoord onder bibliotheek i.p.v. onder overige dienstverlening. Overige (17) Diverse dienstverlening Advertentiekosten/drukwerk Kantinekosten/restauratief Lidmaatschappen/contributies Subsidies Software/bestandsgebruik Overige
162.105 66.541 52.192 26.589 70.128 147.318 71.908
491.810 83.551 52.525 57.453 9.954 88.167 72.000 596.781
855.459
76
De forse afname van de post diverse dienstverlening is enerzijds het gevolg van de onderwijsvisitatie 2013, waarvoor wij externe hulp hebben ingeroepen en anderzijds het onderbrengen in 2014 van de kosten van de dienstverlening door de UBU onder bibliotheekkosten en het boeken van de subsidie aan de Humanistische Alliantie en het Historisch Humanistisch Centrum onder de post Subsidies. De toename van de post Software is grotendeels het gevolg van de kosten van de digitale toegang tot tijdschriften, de toegenomen kosten van METIS en de aanschaf van SPSS. Financiële baten (18) Rente baten Af: rentelasten en bankkosten
20.932 2.080 18.852
20.000 20.000
26.047 2.602 23.445
Verbonden Partijen Naam
Juridische Statutaire vorm
Universiteitsfonds Universiteit
Stichting
zetel Utrecht
Code
Resultaat
activi-
E.V. 31-122014
2014
Artikel 2: 403 BW
teiten
€
€
ja/nee
4
1.226
2.007
nee
Deelname
Consolidatie
%
ja/nee
100
nee
voor Humanistiek Totaal code activiteiten: 1 contractonderwijs, 2 contractonderzoek, 3 onroerende zaken, 4 overige
Naam
Omschrijving doelstelling
Samenstelling van bestuur en directie
Universiteitsfonds Universiteit
Het bevorderen van wetenschappelijk
Voorz.
G.J.L.M. Lensvelt-Mulders
voor Humanistiek
onderwijs en onderzoek aan de
Overig
J.W. Metz
Universiteit voor Humanistiek
Overig
C.W.A. Gerritsen
77
Honoraria van de onafhankelijke accountant
De volgende honoraria zijn ten laste gebracht van de organisatie, een en ander zoals bedoeld in artikel 2:382a BW.
PwC Accountants N.V. 2014 Onderzoek van de jaarrekening Andere controleopdrachten Adviesdiensten op fiscaal terrein Andere niet controlediensten
KPMG/PwC Accountants N.V. 2013
26.043 1.150 -
29.754 * 1.168 -
27.192
30.922
* Waarvan KPMG € 4.869 kosten jaarrekening 2012.
78
OVERIGE GEGEVENS Resultaatbestemming Het college van bestuur heeft in zijn vergadering van 1 mei 2015 het besluit genomen het positief resultaat van € 491.090 als volgt te bestemmen:
Dotatie algemene reserve Onttrekking bestemmingsreserve gebouw Onttrekking innovatiereserve Dotatie innovatiereserve Onttrekking onderhoudsreserve Dotatie onderhoudsreserve Dotatie bestemmingsreserve inverdiende gelden
€ 59.980 € - 30.400 € -30.000 € 300.000 € -7.600 € 150.000 € 41.480
De schrale jaren voor 2013 hebben ertoe geleid dat er weinig geld was om nieuwe dingen te ondernemen, maar ook is een inhaalslag nodig om de infrastructuur bij de tijd te brengen. Dat betekent dat wordt voorgesteld om dit overschot grotendeels te bestemmen. Concreet betekent dat dat het CvB 90 kE wil bestemmen voor de renovatie van 1.40, 40 kE voor het versneld opknappen van een aantal onderwijslokalen op dezelfde wijze als is gebeurd met 0.38 en een opknapbeurt voor de toiletruimtes ad geschat 20 kE. Weliswaar zijn dit investeringen, maar de reservering voorkomt, dat wij in de komende 10 jaar geconfronteerd worden met afschrijvingslasten ten laste van de toekomstige rijksbijdrage. Daarnaast zijn er plannen voor een celebrantenopleiding, waarvan de ontwikkelingskosten te schatten zijn op 80 kE. Internationalisering blijft een hot issue; de kosten daarvan bestaan vnl. in het concretiseren van initiatieven en het tijdelijk uitbreiden van de voorbereidingstijd van de betrokken docenten, waarvoor vervanging moet worden geregeld. Tentatief is hiervoor 50 kE benodigd. Tot slot is er ook geld nodig voor de organisatieontwikkeling m.n. bij het OBP (70 kE) en ter versterking van de kwaliteit van het onderzoek (internationaal publiceren, acquisitievermogen van de WPstaf, waarvoor wij 100 kE willen bestemmen. In totaal is daarmee 450 kE bestemd. Het restant voegen wij toe aan de algemene reserve.
Gebeurtenissen na Balansdatum Er zijn geen gebeurtenissen na balansdatum te vermelden die van invloed (kunnen) zijn op de Jaarrekening 2014 dan wel op de Begroting 2015.
79
80
81
82
83
84
85
Bijlage 1 Publicaties 2014 UvH publicaties 2014 Dissertaties Burgerhout-van der Zwaan, L. (21 mei 2014). De Kanteling - een onderzoek naar een omslag in benadering van burgers in een middelgrote gemeente. UvH Universiteit voor Humanistiek (237 pag.). Prom./coprom.: prof.dr. H. van Ewijk & dr. C.G. de Vries. Haaster, C.J.M. van (10 juni 2014). Youth care knowledge exchange through online simulation gaming. UVH Universiteit voor Humanistiek (401 pag.) (ISBN 978-90-902829-8-5). Prom./coprom.: prof.dr. R.P. Hortulanus & dr. C. van Doorn. Loeve, M.J. (18 maart 2014). Ander-ing On-Stage. Addressing Expatriate Loneliness. Een etnografisch onderzoek naar eenzaamheid in het persoonlijke en zakelijke leven van expatriates, met name in Bangkok. UvH Universiteit voor Humanistiek (236 pag.) (ISBN 9789081840769). Prom./coprom.: prof. dr. H. Letiche & G. Lightfoot. Mairesse, Ph. (7 november 2014). Reversal. Le partage de la parole comme expérience sensible esthétique et politique. UvH Universiteit voor Humanistiek (560 pag.) (ISBN 9791094307007). Prom./coprom.: prof. dr. H. Letiche, J.L. Moriceau & prof. dr. Y. Toma. Makarem, S. (15 september 2014). ME ITCO and Hyper-Capitalism. A study of doing Consultancy in the Golf States. UvH Universiteit voor Humanistiek (ISBN 9781500112608). Prom./coprom.: prof. dr. H. Letiche. Millan, V. (24 maart 2014). Liquid Persuaders: The Advertising Holding Company in the Age of Liquidity. UvH Universiteit voor Humanistiek (207 pag.) (ISBN 9780991552603). Prom./coprom.: prof. dr. H. Letiche & G. Lightfoot. Mutia, T.M. (24 maart 2014). Grassroots Change Making. Culture, Politics, Power and Community Development in Mwingi Kenya. UvH Universiteit voor Humanistiek (235 pag.) ( De Weijer Design) (ISBN 9789081804776). Prom./coprom.: prof. dr. H. Letiche. Nistelrooij, A.A.M. van (15 januari 2014). Sacrifice. A care-ethical reappraisal of sacrifice and self-sacrifice. UvH Universiteit voor Humanistiek (267 pag.) (Den Bosch: Boxpress). Prom./coprom.: prof.dr. F.J.H. Vosman. Veen, M.J.P. van (3 juli 2014). Validating the Virtual:An Extensive Case Study of a Military Training Simulato. UvH Universiteit voor Humanistiek (275 pag.) (ISBN 9789090283296). Prom./coprom.: prof. dr. H. Letiche & G. Lightfoot. Waal, V.A.M. de (29 september 2014). De vooruitgeschoven middenvelder. De innovatiekracht van middenmanagers van welzijnsorganisaties met het oog op actief burgerschap. UvH Universiteit voor Humanistiek (399 pag.) (ISBN 9789462364476). Prom./coprom.: prof.dr. R.P. Hortulanus & prof.dr. H. van Ewijk. 86
Wetenschappelijke publicaties Artikelen in gerefereerde tijdschriften Abma, T.A., Pittens, C., Visse, M.A., Elberse, J. & Broerse, J. (2014). Patient involvement in research programming and implementation. A responsive evaluation of the Dialogue Model for research agenda setting. Health Expectations, (ISSN 1369-6513). doi: 10.1111/hex.12213 Aij, K.H., Visse, M.A. & Widdershoven, G.A.M. (2014). Lean leadership: an ethnographic study. Leadership in Health Services, (ISSN 1751-1879). Aij, K.H., Widdershoven, G.A.M. Prof. & Visse, M.A. (2014). Lean Process Mapping Techniques. Improving the Care Process for Patients with Oesophageal Cancer. Global Journal Management and Business Research, (ISSN 0975-5853), 14 (2), 57-64. Baars, J. (2014). Aging and the Art of Living. Ageing and Society, (ISSN 0144-686X), 34 (3), 541-545. doi: 10.1017/S0144686X13000986 Baars, J. (2014). Aging and the exploration of lived ambivalence. Age Culture Humanities, (ISSN 23735481), nr.1. Braam, A.W. (2014). Religie en depressie: de waarde van empirisch pionieren. Psyche en geloof, (ISSN 1385-4585), 25 (2), 117-126. Braam, A.W., Schaap - Jonker, H., Horst, M.H.L., Steunenberg, B., Beekman, A.T.F., Tilburg, W. van & Deeg, D.J.H. (2014). Twelve-year history of late-life depression and subsequent feelings to God. The American Journal of Geriatric Psychiatry, (ISSN 1064-7481), 22 (11), 1272-1281. doi: 10.1016/j.jagp.2013.04.016 Dohmen, L.J.M.C. (2014). De rol van deugden in een humanistische ethiek. Algemeen Nederlands Tijdschrift voor Wijsbegeerte, (ISSN 0002-5275), 106, 139-145. Duyndam, J. (2014). Girard and Heidegger: Mimesis, Mitsein, Addiction. The European Legacy, (ISSN 10848770), 1-9. doi: 10.1080/10848770.2014.976933 Ettema, E., Leget, C.J.W., Wulp, A. & Leeuwen, R. van (2014). Embedding of the spiritual dimension in palliative consultation services in the Netherlands. Inventory, evaluation, recommendations. Progress in palliative care, (ISSN 0969-9260). doi: http://dx.doi.org/10.1179/1743291X14Y.0000000113 Ewijk, H. van & Mitendorf, A (2014). Social workers between claims and complexity. The Estonian Case. European Journal of Social Work, (ISSN 1369-1457). Gerridzen, I. & Goossensen, M.A. (2014). Korsakoff’s patients in nursing homes: Characteristics, multimorbidity and high use of psychotropics. International Psychogeriatrics, (ISSN 1041-6102), 26 (1), 115-121.
87
Groot, I. de, Goodson, I. & Veugelers, W.M.M.H. (2014). Dutch Students’ Democratic Narratives: ‘I know what democracy means, not what I think of it’. Cambridge Journal of Education, (ISSN 0305-764X). Hendriks, P.H., Ewijk, H. van & Doorn, Lia van (2014). Turkish and Moroccan Dutch Professionals in Social Work. European Journal of Social Work, (ISSN 1369-1457). Hiele, K. van der, Middelkoop, H.A.M., Kamminga, N.G.A., Ruimschotel, R. & Visser, L.H. (2014). A pilot study on factors involved with work participation in the early stages of Multiple Sclerosis. PLoS One, (ISSN 1932-6203). doi: 10.1371/journal.pone.0105673 Hooff, S. van den & Goossensen, M.A. (2014). Conflicting Conceptions of Autonomy: Experiences of Family Carers with Involuntary Admissions of their Relatives. Ethics and Social Welfare, (ISSN 1749-6535). doi: 10.1080/17496535.2014.937450 Hooff, S. van den & Goossensen, M.A. (2014). Ethical considerations of the value of patient knowledge in nursing home care. A qualitative study of patients suffering from Korsakoff's syndrome. Nursing ethics, (ISSN 0969-7330), june 2014. doi: 10.1177/0969733014534876 Hooff, S. van den & Goossensen, M.A. (2014). Experiences of family carers during the imposition of care on relatives suffering from Korsakoff's syndrome; a qualitative study. Ethics and Social Welfare, (ISSN 1749-6535). doi: DOI:10.1080/17496535.2014.937450 Hooff, S. van den & Goossensen, M.A. (2014). How to increase quality of care during coercive admission? A review of the literature. Scandinavian journal of caring sciences, (ISSN 0283-9318), 28 (3), 425-434. doi: 10.1111/scs.12070 Hulst, H.E., Gehring, K., Uitdehaag, B.M.J., Visser, L.H., Polman, C.H., Barkhof, F., Sistkoorn, M.M. & Geurts, J.J.G. (2014). Indicators for cognitive performance and subjective cognitive complaints. A role for advanced MRI? Multiple Sclerosis Journal, (ISSN 1352-4585), 20 (8), 1131-1134. doi: 10.1177/1352458510372394 Jongen, P.J., Lehnick, D., Koeman, J., Frequin, S., Heersema, D., Kornips, B., Schyns-Soeterboek, A., Visser, L.H., Schiphof, P., Valkenburg, A. & Hiel, J. (2014). Fatigue and health-related quality of life in relapsing remitting multiple sclerosis after 2 years glatiramer acetate treatment is predicted by changes at 6 months: an observational multi-centre study. Journal of Neurology, (ISSN 0340-5354). Jongen, P.J., Ruimschotel, R., Heerings, M., Hussaarts, A., Duyverman, L., Valkenburg, J., Wolper, H., Droffelaar, M., Lemmens, W., Donders, R., Van der Zande, A. & Visser, L.H. (2014). Improved Self-Efficacy in Persons with Relapsing Remitting Multiple Sclerosis after an Intensive Social Cognitive Wellness Program with Participation of Support Partners. Health and Quality of Life Outcomes [E], (ISSN 14777525), 12 (40). doi: 10.1186/1477-7525-12-40 Jongen, P.J., Geel, B. van, Pop, P., Sanders, E., Schrijver, H. & Visser, L.H. (2014). Reduced Power of Attention is Associated with Less Working Hours One Year after Diagnosis of Clinically Isolated Syndrome and Relapsing Remitting Multiple Sclerosis. PLoS One, (ISSN 1932-6203), May 2014. doi: 10.1371/journal.pone.0096444
88
Kuis, E. & Goossensen, M.A. (2014). Can quality of care from care ethical perspective be assessed? A review. Nursing ethics, (ISSN 0969-7330), 7 okt 2013. doi: 10.1177/0969733013500163 Kuis, E., Knoope, A. & Goossensen, M.A. (2014). Presence as an innovation concept in care: reflections on a pilot study. Journal of social intervention: Theory and Practice, (ISSN 1876-8830), 23 (2), 21-37. Kuis, E., Goossensen, M.A., Dijke, J. van & Baart, A.J. (2014). Self-report questionnaire for measuring presence: Development and initial validation. Scandinavian journal of caring sciences, (ISSN 0283-9318), 2014. doi: 10.1111/scs.12130 Laceulle, H. & Baars, J. (2014). Self-realization and cultural narratives about later life. Journal of aging studies, (ISSN 0890-4065), 31, 34-44. Leeman, Y.A.M. & Wardekker, W. (2014). Teacher research and the aims of education. Teachers and Teaching: Theory and Practice, (ISSN 1354-0602), 20 (1), 45-58. doi: 10.1080/13540602.2013.848516 Meide, H. van der, Olthuis, G. & Leget, C.J.W. (2014). Feeling an outsider left in uncertainty. A phenomenological study on the experiences of older hospital patients. Scandinavian journal of caring sciences, (ISSN 0283-9318). doi: 10.1111/scs.12187 Meide, H. van der, Olthuis, G. & Leget, C.J.W. (2014). Patient Participation in Hospital Care: How Equal is the Voice of the Client Council? Health Care Analysis, (ISSN 1065-3058). doi: 10.1007/s10728-014-0271-x Meide, H. van der, Olthuis, G. & Leget, C.J.W. (2014). Why frailty needs vulnerability: A care ethical perspective on hospital care for older patients. Nursing ethics, (ISSN 0969-7330). doi: 10.1177/0969733014557138 Niemeijer, A.R., Depla, M., Frederiks, B. & Hertogh, C. (2014). The experiences of people with dementia and intellectual disabilities with surveillance technologies in residential care. Nursing ethics, (ISSN 09697330), 1-14. doi: 10.1177/0969733014533237 Niemeijer, A.R., Depla, M., Frederiks, B., Francke, A. & Hertogh, C. (2014). The use of surveillance technology in residential facilities for people with dementia or intellectual disabilities: A study among nurses and support staff. Exploring the benefits and drawbacks. American journal of nursing, (ISSN 0002936X), 114 (12), 28-37. Nistelrooij, A.A.M. van, Schaafsma, E.P. & Tronto, J.C. (2014). Ricoeur and the ethics of care. Medicine, Health Care and Philosophy, (ISSN 1386-7423), 17 (4), 485-491. doi: 10.1007/s11019-014-9595-4 Nistelrooij, A.A.M. van (2014). Self-sacrifice and self-affirmation within care-giving. Medicine, Health Care and Philosophy, (ISSN 1386-7423), 17 (4), 519-528. doi: 10.1007/s11019-013-9523-z Olsman, E., Duggleby, W., Nekolaichuk, Ch., Willems, D., Gagnon, J., Kruizinga, R.C. & Leget, C.J.W. (2014). Improving Communication on Hope in Palliative Care. A Qualitative Study of Palliative Care Professionals’ Metaphors of Hope: Grip, Source, Tune and Vision. Journal of pain and symptom management, (ISSN 0885-3924), 48 (5), 831-838.
89
Olsman, E., Willems, D. & Leget, C.J.W. (2014). Should palliative care patients’ hope be truthful, helpful or valuable? An interpretative synthesis of literature describing healthcare professionals’ perspectives on hope of palliative care patients. Palliative Medicine, (ISSN 0269-2163), 28 (1), 59-70. Ouwehand, E., Wong, K., Boeije, H.R. & Braam, A.W. (2014). Revelation, delusion or disillusion: subjective interpretation of religious and spiritual experiences in bipolar disorder. Mental Health, Religion & Culture, (ISSN 7), 17 (6), 615-628. doi: 10.1080/13674676.2013.874410 Quetulio-Navarra, M., Niehof, A., Horst, H.M. van der & Vaart, W. van der (2014). Short-term Risk Experience of Involuntary Resettled Households in the Philippines and Indonesia. Habitat International, (ISSN 0197-3975), 41 (1), 165-175. doi: 10.1016/j.habitatint.2013.07.013 Read, S., Braam, A.W., Lyyra, T.M. & Deeg, D.J.H. (2014). Do negative life events promote gerotranscendence in the second half of life? Aging & Mental Health, (ISSN 1360-7863), 18 (1), 117-124. doi: 10.1080/13607863.2013.814101 Selman, L., Young, T., Vermandere, M., Stirling, I. & Leget, C.J.W. (2014). on behalf of the Research Subgroup of the European Association for Palliative Care Spiritual Care Taskforce 2014, Research Priorities in Spiritual Care: An International Survey of Palliative Care Researchers and Clinicians. Journal of pain and symptom management, (ISSN 0885-3924), 48 (4), 516-531. Simons, F.E., Aij, K.H., Widdershoven, G.A.M. Prof. & Visse, M.A. (2014). Patient safety in the operating theatre: how A3 thinking can help reduce door movement. International Journal for Quality in Health Care, (ISSN 1353-4505). doi: 10.1093/intqhc/mzu033 Sools, A.M. & Schuhmann, C.M. (2014). Theorizing the narrative dimension of psychotherapy and counseling: A big and small story approach. Journal of Contemporary Psychotherapy, (ISSN 0022-0094), 44 (3), 191-200. doi: 10.1007/s10879-014-9260-5 Stolk, V.J., Los, W.F. & Karsten, S. (2014). The Great War and its effects on moral education in the Netherlands. Paedagogica Historica. International Journal of the History of Education, (ISSN 0030-9230), 50 (5), 685-706. doi: 10.1080/00309230.2014.911756 Suransky, A.C. (2014). Transcending Apartheid in Higher Education: transforming an institutional culture. Race Ethnicity and Education, (ISSN 1361-3324), sept 2014. doi: 10.1080/13613324.2014.946487 Vaart, W. van der, Glasner, T.J. & Belli, R.F. (2014). Tailoring data collection methods to hard-to-examine populations: the use of life events as recall aids in survey research. International Journal of Social Sciences and Humanity Studies, (ISSN 1309-8063), 6 (1), 116-128. Visse, M.A. (2014). Hermeneutisch narratief analyseren: scheppen van mogelijkheden. KWALON, (ISSN 1385 1535). Visse, M.A., Abma, T.A. & Widdershoven, G.A.M. Prof. (2014). Practising political care ethics: can responsive evaluation foster democratic care? Ethics and Social Welfare, (ISSN 1749-6535). doi: 10.1080/17496535.2015.1005550
90
Visser, L.H. & Van der Hiele, K. (2014). Self-reports of executive functioning in MS: to trust or not to trust. Neuro-degenerative Disease Management, (ISSN 1758-2024), 4 (2), 109-111. Wijngaarden, E. van, Leget, C.J.W. & Goossensen, M.A. (2014). Elderly with the wish to die, without having a life-threatening disease. Omega: Journal of Death and Dying, (ISSN 0030-2228), 69 (2), 191-216. Wilde, M. de, Hurenkamp, M. & Tonkens, E.H. (2014). Flexible relations, frail contacts and failing demands: How community groups and local institutions interact in local governance in the Netherlands. Urban Studies, (ISSN 0042-0980). doi: 10.1177/0042098013519832 Artikelen in gerefereerde proceedings Vosman, F.J.H. & Timmerman, A.B. (2014). Steuermannskunst als empirisch begründete Metapher in der Seelsorge: Zur Methodologie und Epistemologie qualitativ-empirischer Forschung in der Moraltheologie. In W. Schaupp (Ed.), Ethik und Empirie. Gegenwärtige Herausforderungen für Moraltheologie und Sozialethik (pp. 323-335). Freiburg, Schweiz, Freiburg - Wien: Academic Press Fribourg Verlag Herder (ISBN 9783727817571). Artikelen in proceedings Gupta, J.A. (2014). Ethical issues and challenges in bioethics education from a gender perspective. In Proceedings of the International Conference: Gender in science and medicine. Monografieën Bochove, M. van, Tonkens, E.H. & Verplanke, L. (2014). Kunnen we dat (niet) aan vrijwilligers overlaten? Nieuwe verhoudingen tussen vrijwilligers en professionals in zorg en welzijn. Den Haag: Platform 31. http://www.platform31.nl/publicaties/kunnen-we-dat-niet-aan-vrijwilligers-overlaten Dohmen, L.J.M.C. (2014). Over Levenskunst. De grote filosofen over het goede leven. Amsterdam: Ambo (ISBN 9789026327575). Dohmen, L.J.M.C. (2014). Wider die Gleichgültigkeit. Plädoyer für eine moderne Lebenskunst. Zürich: Rüffer & Rub (ISBN ISBN 9783907625729.). Oderwald, A.K. (2014). De mens in crisis. Over literatuur en geneeskunde. Utrecht: De Tijdstroom, 2014. Utrecht: De Tijdstroom (ISBN 9789058982551). Pitstra, F. (2014). Ontelbare Enkelvouden. Dr. Anne Mankes-Zernike (1887-1972). Een biografie. Zoetermeer: Meinema (ISBN 9789021143774). Artikelen in bundels Derkx, P.H.J.M. (2014). How Should a Democracy Deal with Fundamentalism? A Humanist View. In A..B. Pinn (Ed.), Theism and Public Policy: Humanist Perspectives and Responses (Studies in Humanism and Atheism) (pp. 139-150). New York, NY: Palgrave Macmillan (ISBN 9781137472182).
91
Dohmen, L.J.M.C. & Hartog, I. (2014). Bildung en burgerschap. Martha Nussbaums pleidooi voor een brede humanistische vorming. In R. Tinnevelt & Y. Denier (Eds.), Martha Nussbaum. Filosofie als activisme (Denkers). Klement & Pelckmans (ISBN 9789028977693). Ewijk, H. van (2014). New needs in social work. In H. Anupam (Ed.), Social Work Education and Practice in Twenty First Century: Emerging Issues and Challenges. London: Routledge. Ewijk, H. van (2014). Social work research: a Dutch revival. In J. Hämäläinen, M. Spilackova & B. Littlechild (Eds.), Social Work Research Across Europe: Methodological Positions and research Practice part I. ERIS (ISBN 9788074645372). Gasenbeek, A. (2014). Een portret van Piet Spigt (1919-1990); een eigenzinnig en vrijdenkend mens. In A. Gasenbeek (Ed.), Piet Spigt. Humanist onder de vrijdenkers en vrijdenker onder de humanisten (Humanistisch Erfgoed, 18) (pp. 15-62). Breda: Papieren Tijger (ISBN 9789067283038). Gupta, J.A. (2014). Abortion: IX. Hindu Perspectives. In B. Jennings (Ed.), Encyclopedia of Bioethics, 4th Edition (pp. 55-58). Macmillan Library Reference (ISBN 9780028662053). http://www.allbookstores.com/Encyclopedia-Bioethics-Gale/9780028662053 Gupta, J.A. (2014). Biocrossings and the Global Fertility Market. In N. Sarojini & V. Marwah (Eds.), Reconfiguring Reproduction (pp. 177-207). New Delhi: Sama/Zubaan (ISBN 9789383074525). Gupta, J.A. (2014). Case 2. Private eugenics in India. In M. Sleeboom-Faulkner (Ed.), Global morality and life science practices in Asia: Assemblages of Life (pp. 37-44). Basingstoke: Palgrave MacMillan (ISBN 9781403991317). Gupta, J.A. (2014). Private eugenics in India. In M. Sleeboom-Faulkner (Ed.), Global morality and life science practices in Asia: Assemblages of Life. London: Palgrave McMillan (ISBN 9780230274839). http://www.palgrave.com/products/title.aspx?pid=408428 Kampen, T.G. & Tonkens, E.H. (2014). Beheersing, bevrijding en erkenning. Ervaringen met ‘verplicht’ vrijwilligerswerkdoor mensen met een bijstandsuitkering. In N. Teeuwen, M. van den Wijngaart & H. Moors (Eds.), Blijven we een fatsoenlijk land? Gemeenten en de verzorgingsstaat (pp. 109-127). Den Haag: Boom Lemma (ISBN 978‐94‐6236‐401‐1). Kate, L. ten (2014). To World or not to World: An Axial Genalogy of Secular Life. In S. Latré, G. Vanheeswijck & W Van Herck (Eds.), Radical Secularization: An Inquiry into the Religious Roots of Secular Culture (pp. 207-230). New York: Bloomsbury Publishers (ISBN 9781628921786). Machielse, J.E.M. & Hortulanus, R.P. (2014). Social ability or social frailty? The balance between autonomy and connectedness in the lives of older people. In J. Baars, J. Dohmen, A. Grenier & C. Phillipson (Eds.), Ageing, Meaning and Social Structure. Connecting critical and humanistic gerontology (pp. 119-138). Bristol UK: Policy Press (ISBN 978-1-44730-0892). Suransky, A.C. & Manschot, H.A.M. (2014). From a human-centred to a life-centred Humanism: Three dimensions of an ecological turn. In D. McGowen & A.B. Pinn (Eds.), Everyday Humanism (pp. 125-137). Londen: Equinox (ISBN 9781781790441). 92
Veugelers, W.M.M.H. & Groot, I. de (2014). Educacion Superior y Desarrollo de la Ciudania. In Educación Superior e Inclusión Social. Aproximaciones conceptuales y perspectivas internacionales. Veugelers, W., Groot, I. de & Nollet, Fleur (2014). Higher Education and Citizenship Development. In European and Latin American Higher Education Between Mirrors: With a focus on equity and social cohesion policies and practices. Vakpublicaties Artikelen in tijdschriften Alma, H.A. (in press). Beelden van ouder worden: Het oudere lichaam. Geron. Tijdschrift over ouder worden & samenleving, (ISSN 1389-143X), 1 (2014). Anbeek, C.W., Palmboom, G. & Schuurmans, J. (2014). De levensbeschouwelijke professional in transitie. Handelingen. Tijdschrift voor praktische theologie en religiewetenschappen, (ISSN 0165-5411), 2014 (3), 519. Braam, A.W. (2014). Religie en depressie op hoge leeftijd –een empirische queeste onder Nederlandse ouderen. Handelingen, Tijdschrift voor praktische theologie, (ISSN 0165-5411), 2014 (4), 29-37. Bredewold, F., Tonkens, E.H. & Trappenburg, M.J. (2014). Mensen met een beperking als buren – Over aandacht, hulp en zorg tussen mensen met een verstandelijke of psychiatrische beperking en buurtgenoten. Tijdschrift voor Orthopedagogiek, (ISSN 0165-0947), 53 (3), 91-103. Dohmen, L.J.M.C. (2014). Over het verbeteren van mensen. Waardenwerk, (ISSN 2214-3149), 58/59, 4448. Duyndam, J. (2014). Autonomie, keuzestress en zelfoverschatting. Christen democratische verkenningen, (ISSN 0167-9155), Lente 2014, 108-115. Egmond, M. van, Klapwijk, P. & Lensvelt-Mulders, G.J.L.M. (2014). EenVandaag experimenteert met panels. CLOU: Marketing Research and Digital Analytics, 68, 34-36. Ettema, E. & Leget, C.J.W. (2014). Kwaliteit van leven in de palliatieve zorg. Waar hebben we het over? Tijdschrift voor Gezondheidszorg & Ethiek, (ISSN 1572-0179), 24 (3), 71-75. Ewijk, H. van (2014). Bericht uit Estland. Tijdschrift voor gerontologie en geriatrie, (ISSN 0167-9228), 45 (4), 236-237. Ewijk, H. van (2014). De actualiteit van Marie Kamphuis. Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken, (ISSN 09212116), 1, 54-55. Ewijk, H. van (2014). De professionaliteit van de sociaal werker. Meervoudig verbinden in sociale complexiteit. Tijdschrift voor Welzijnswerk, (ISSN 1782-2572), 38 (338), 3-14.
93
Ewijk, H. van (2014). De toekomst van maatschappelijk werk in een sociaal gevoelige tijd: positioneren en profileren. Maatwerk, (ISSN 1567 6587), 2, 2-5. Ewijk, H. van (2014). De vrolijke wetenschap. Maatwerk, (ISSN 1567 6587), 5, 18-19. Ewijk, H. van (2014). Ühendav elukutse. Sotsiaaltöö, (ISSN 1406-8826), 55-56. Gasenbeek, A. & Brabers, Jules (2014). Als het erop aankomt. Aspecten uit 50 jaar humanistische geestelijke begeleiding bij de krijgsmacht. Waardenwerk, (ISSN 2214-3149), 15 (58/59), 146-158. Goossensen, M.A. (2014). Inleiding op het symposium ‘In wetenschap van de ziel’. Waardenwerk, (ISSN 2214-3149), 2014 (58/59), 168-173. Goossensen, M.A. (2014). Niets worden. Omgaan met existentiële eenzaamheid bij stervenden. Waardenwerk, (ISSN 2214-3149), 2014 (58/59), 103-109. Goossensen, M.A. & Thissen, P. (2014). Zorg, liefde & afhankelijkheid. Franciscaans leven, (ISSN 00159794), 97 (2), 57-60. Groot, I. de (2014). Hoe het formele onderwijs bij kan dragen aan een breed type democratisch engagement. Waardenwerk, (ISSN 2214-3149), 58/59, 76-88. Hart-van Veldhuizen, M. 't & Leget, C.J.W. (2014). Palliatieve zorg voor psychiatrische patiënten: een gedeeld probleem? Bijzijn - XL, (ISSN 2211-6524), 3 (2014), 24-27. Jorna, A.A.M. (2014). Deelnemende professionaliteit bij eenzaamheid. Counseling Magazine, september (3), 51-56. Jorna, A.A.M. (2014). Ik bedoelde het toch goed. De tragische lading van dat ene zinnetje. Tijdschrift voor geestelijke verzorging, (ISSN 1384 9468), september (3), 29-34. Koopmans, L., Oort-Borsboom, P. van & Goossensen, M.A. (2014). Toekomstspijt, dat is wat ik voel, een fenomenologische analyse van de laatste levensfase. Waardenwerk, (ISSN 2214-3149), 2014 (58/59), 96102. Kunneman, H.P. (2014). In gesprek met Frans de Waal. Waardenwerk, (ISSN 2214-3149), 56, 43-55. Leeman, Y.A.M. (2014). Burgerschapseducatie in de kleutergroep. HJK De Wereld van het jonge kind. Maandblad voor onderwijs, verzorging en opvoeding, (ISSN 0165-4772), 42 (3), 17-19. Leeman, Y.A.M. (2014). Grip op burgerschap. PiP Pedagogiek in Praktijk, (ISSN 1382-3272), 80, 34-37. Leeman, Y.A.M. (2014). Tijdnood. Nieuw Meesterschap. Tijdschrift Praktijkgericht Onderzoek in Onderwijs en Opvoeding, 5 (1), 31-34. Leget, C.J.W. (2014). Amateurs in het goede leven. Bijzijn - XL, (ISSN 2211-6524), 8-2014, 15.
94
Leget, C.J.W. (2014). De bittere pil zoet gemaakt. Bijzijn - XL, (ISSN 2211-6524), 6-2014, 27. Leget, C.J.W. (2014). Perspectief. Bijzijn - XL, (ISSN 2211-6524), 10-2014, 13. Leget, C.J.W., Meurs, J. van & Brand, M. van den (2014). Spirituele vragen verkennen: aanbevelingen voor de praktijk. Oncologica, (ISSN 0929-8703), 31 (1), 38-42. Leget, C.J.W. (2014). Wat gij niet wilt.... Bijzijn - XL, (ISSN 2211-6524), 4-2014, 15. Leget, C.J.W. (2014). Zorg waar muziek in zit. Bijzijn - XL, (ISSN 2211-6524), 2-2014, 21. Maas, A.J.J.A. (2014). Klinkende meerstemmige verhalen. KWALON, (ISSN 1385 1535), 18 (3), 47-54. Maas, A.J.J.A. (2014). Klinkende meerstemmige verhalen deel II, de luisterfase in de dataverzameling. KWALON, (ISSN 1385 1535), 19 (1), 47-55. Niemeijer, A.R. (2014). Technologie voor kwetsbare mensen: hoe onschuldig is een elektronische medicijndoos? Zorg & Recht in Praktijk, 1 (1), 17-21. Veul, R & Oderwald, A.K. (2014). Kanker schrijven. Pallium, (ISSN 1389-2630), 16 (2), 16-18. Schreurs, M. & Klundert, M. van de (2014). Bildung in de weerbarstige onderwijspraktijk. Vakwerk. ledenblad beter onderwijs Nederland, (ISSN 1873-520), 9 (12), 16-21. Stolk, V.J. (2014). 'De natuur zal spreken.' Multatuli en andere pedagogen over opvoeding en onderwijs. Over Multatuli, (ISSN 0166-2058), 35 (70), 45-63. Suransky, A.C. (2014). Amartya Sen als het geweten van de economie - in gesprek met Ingrid Robeyns. Waardenwerk, (ISSN 2214-3149), 57, 21-29. Suransky, A.C. (2014). Amartya Sen’s gedachtegoed als inspiratiebron voor de Humanistiek. Waardenwerk, (ISSN 2214-3149), 57, 11-15. Suransky, A.C. (2014). Liberal arts education en Humanistiek: in gesprek met Martha Nussbaum. Waardenwerk, (ISSN 2214-3149), 57, 37-46. Suransky, A.C. (2014). Ten geleide: Amartya Sen en martha Nussbaum. Waardenwerk, (ISSN 2214-3149), 57, 9-10. Tonkens, E.H. (2014). Tijd voor een links antwoord op marktwerking. Socialisme & democratie, (ISSN 00378135), 6, 16-23. Tonkens, E.H. (2014). Vijf misverstanden over de participatiesamenleving. Tijdschrift voor Gezondheidswetenschappen, (ISSN 1388-7491), '93 (1), 1-3. Tonkens, E.H. (2014). Winstuitkering in ziekenhuizen: een radicale misstap. Socialisme & democratie, (ISSN 0037-8135), 71 (4), 17-23. 95
Veugelers, W.M.M.H. (2014). Identiteitsontwikkeling van Jongeren en Normatieve Professionaliteit van Docenten - Dilemma's in Theorie en Praktijk. Waardenwerk, (ISSN 2214-3149), 56, 19-28. Vosman, F.J.H. (2014). Zorg vanuit zorgen gedacht: de veranderende ethiek in een gedecentraliseerde zorg. Christen democratische verkenningen, (ISSN 0167-9155), zomer 2014, 121-127. Vosman, F.J.H. (2014). Zorgethiek en laatmoderne onzekerheid. Waardenwerk, (ISSN 2214-3149), 2014,58/59, 23-36. Artikelen in proceedings Ewijk, H. van (2014). Meervoudig verbinden in sociale complexiteit. In K Thienpont (Ed.), Sociaal werk verbindt (pp. 11-24). Gent: Gent Academia Press. Monografieën Ewijk, H. van (2014). Omgaan met sociale complexiteit. Professionals in het sociale domein. Amsterdam: SWP (ISBN 9789088505522). http://www.swpbook.com/1784#.VDPo_iwcTDC Goossensen, M.A. & Sakkers, M. (2014). 'Daar doe ik het voor'. Ervaringen van vrijwilligers in de palliatieve zorg. Bunnik: VPTZ Nederland. Jorna, A.A.M. & Marijn, J. (2014). Altijd Etty. Etty Hillesum, inspiratiebron voor een rijk innerlijk leven. Utrecht: Ten Have (ISBN 9789025903596). Jorna, A.A.M. & Voois, W. (2014). Onmetelijke eenzaamheid, eenzaamheid als mogelijkheid tot zelfwording en zinvinding. Delft: Eburon (ISBN 9789059729087). Pool, D. & Goossensen, M.A. (2014). Hoe word je een Bianca? 57 dagen in een verzorgingshuis. Utrecht: De Graaff (ISBN 9789077024515). Artikelen in bundels Alma, H.A. (2014). Franz Marcs apocalyptische hoop op een nieuw Europa. In M. Barnard & W. Stoker (Eds.), Apocalyps in kunst: Ondergang als loutering? (Figura Divina, 1) (pp. 31-42) Zoetermeer: Meinema (ISBN 978 90 211 4365 1). Baars, J. (2014). Paradoxen van veroudering, oudere en ouder Worden. In J. Jukema & J. van Vliet (Eds.), Perspectieven op ouder worden en de Sociaal Professional (pp. 221-228). Amsterdam: Boom (ISBN 9789059319882). Dohmen, L.J.M.C. (2014). Hoe kunnen we weer echt gelukkig worden? In L. Knoop (Ed.), Brandstof. Vlammende dialogen over vragen van levensbelang (pp. 173-200). Amsterdam: Nijgh & van Ditmar (ISBN 9789038898209).
96
Ewijk, H. van (2014). Bij de zaak houden. In L. Thys, L. Deneffe & K. Elsen (Eds.), Leer(r)echt. in Rizsas (Institutionele pedagogiek (IP). Praktijk en reflectie) (pp. 120-123). Antwerpen: Garant (ISBN 978-90-4413178-9). Ewijk, H. van (2014). Loyaliteit in het sociaal werk. In Morisprudentie in de praktijk (pp. 65-82). Utrecht: Hogeschool Utrecht (ISBN 978-90-5972-928-5). Ewijk, H. van (2014). SJD en de nieuwe sociale kwestie. In S. Bollinger & H. van 't Blik (Eds.), SJD en de nieuwe kwetsbaarheid. Een caleidoscopische blik op 25 jaar Sociaal Juridische Dienstverlening. Den Haag: Sdu (ISBN 978-90-12-39404-8). Gupta, J.A. (2014). Reproductive Genetics and Prenatal Genetic testing in India. In J. Dash, P.K. Patra & K.C. Satapathy (Eds.), Dimension of Healthcare System Among Tribal and Other Communities. New Delhi: SSDN Publishers and Distributors (ISBN 9789383158287). http://ssdnbooks.com/ViewDetails.aspx?ID=190&_su=Anthropology&_pt= Jorna, A.A.M. (2014). De geboortehelper van mijn ziel. In T. Jorna & J. Marijn (Eds.), Altijd Etty. Etty Hillesum, inspiratiebron voor een rijk innerlijk leven. Utrecht: Ten Have (ISBN 9789025903596). Leget, C.J.W. (2014). Commentaar op casus 25, ‘De meeste stemmen gelden?’. In C. Hertogh, A. Hendriks & M. Verkerk (Eds.), Ethische dilemma’s in de ouderengeneeskunde. Tussen patiënt en zorgsysteem (pp. 136). Assen: van Gorcum (ISBN 9789023251378). Leget, C.J.W. (2014). Commentaar op casus 7, ‘De buren als informele vertegenwoordigers’. In C. Hertogh, A. Hendriks & M. Verkerk (Eds.), Ethische dilemma’s in de ouderengeneeskunde. Tussen patiënt en zorgsysteem (pp. 47). Assen: van Gorcum (ISBN 9789023251378). Rapporten Bernts, T, Ganzevoort, R., Leget, C.J.W. & Wojtkowiak, J. (2014). Omvang en verdeling van de geestelijke verzorging in de krijgsmacht vanaf 2016. (extern rapport, no rapportnr. 637). Nijmegen: KASKI Radboud Universiteit. Oostwaard van, S., Machielse, J.E.M. & Dangermond, K (2014). De (on)betaalde kracht achter goed vrijwilligerswerk. Een onderzoek naar de inzet van betaalde en niet-betaalde coordinatoren binnen de maatjesprojecten van Humanitas. (extern rapport, LESI Publicaties). Utrecht: LESI. Populariserende publicaties Artikelen in tijdschriften Gasenbeek, A. (2014). Reactie op Henk Koehorst. De Vrijdenker, (ISSN 1872-1478), 45 (7). Monografieën Anbeek, C.W. (2014). Een pelgrimstocht naar de toekomst (Goddeeltjes). Zoetermeer: Meinema (ISBN 9789021143576). 97
Artikelen in bundels Duyndam, J. (2014). Genieten, dat is menselijk. In J. Baijens (Ed.), Het beste idee van 2014 (pp. 148-149). Uitgeverij De Wereld (ISBN 978-90-79051-11-3). Ewijk, W. van & Oderwald, A.K. (2014). Geen feest voor de bok. De prostaat. In A.K. Oderwald, K. Neuvel & W. van Tilburg (Eds.), Een zachte machine. Een literaire reis door het lichaam (Literatuur en Geneeskunde) (pp. 243-248). Utrecht: De Tijdstroom (ISBN 9789058982605). Oderwald, A.K. (2014). Adembenemend. De longen. In A.K. Oderwald, K. Neuvel & W. van Tilburg (Eds.), Een zachte machine. Een literaire reis door het lichaam (Literatuur en Geneeskunde) (pp. 181-186). Utrecht: De Tijdstroom (ISBN 9789058982605). Oderwald, A.K. (2014). Crise de foie. De lever. In A.K. Oderwald, K. Neuvel & W. van Tilburg (Eds.), Een zachte machine. Een literaire reis door het lichaam (Literatuur en Geneeskunde) (pp. 207-212). Utrecht: De Tijdstroom (ISBN 9789058982605). Oderwald, A.K. (2014). De onopgemerkte zon van ons bestaan. Het hart. In A. Oderwald, K. Neuvel & W. van Tilburg (Eds.), Een zachte machine. Een literaire reis door het lichaam (Literatuur en Geneeskunde) (pp. 167-178). Utrecht: De Tijdstroom (ISBN 9789058982605). Oderwald, A.K. (2014). De ontdekking van een evidentie. De clitoris. In A. Oderwald, K. Neuvel & W. van Tilburg (Eds.), Een zachte machine. Een literaire reis door het lichaam (pp. 69-72). Utrecht: De Tijdstroom (ISBN 9789058982605). Oderwald, A.K. (2014). Hypochondrisch lijden. Het haar. In A.K. Oderwald, K. Neuvel & W. van Tilburg (Eds.), Een zachte machine. Een literaire reis door het lichaam (Literatuur en Geneeskunde) (pp. 43-46). Utrecht: De Tijdstroom (ISBN 9789058982605). Oderwald, A.K. (2014). Lijden aan de tijd. De milt. In A. Oderwald, K. Neuvel & W. van Tilburg (Eds.), Een zachte machine. Een literaire reis door het lichaam (Literatuur en Geneeskunde) (pp. 227-230). Utrecht: De Tijdstroom (ISBN 9789058982605). Oderwald, A.K. (2014). Oneetbaar vlees. De pancreas. In A. Oderwald, K. Neuvel & W. van Tilburg (Eds.), Een zachte machine. Een literaire reis door het lichaam (Literatuur en Geneeskunde) (pp. 215-218). Utrecht: De Tijdstroom (ISBN 9789058982605). Oderwald, A.K. (2014). Plassen. De blaas. In A.K. Oderwald, K. Neuvel & W. van Tilburg (Eds.), Een zachte machine. Een literaire reis door het lichaam (Literatuur en Geneeskunde) (pp. 239-242). Utrecht: De Tijdstroom (ISBN 9789058982605). Oderwald, A.K. (2014). Rond en erotiserend. De billen. In A.K. Oderwald, K. Neuvel & W. van Tilburg (Eds.), Een zachte machine. Een literaire reis door het lichaam (Literatuur en Geneeskunde) (pp. 55-58). Utrecht: De Tijdstroom (ISBN 9789058982605).
98
Oderwald, A.K. (2014). Van gemak naar ongemak. De baarmoeder. In A.K. Oderwald, K. Neuvel & W. van Tilburg (Eds.), Een zachte machine. Een literaire reis door het lichaam (Literatuur en Geneeskunde) (pp. 249-252). Utrecht: De Tijdstroom (ISBN 9789058982605). Bijdragen in week- of dagbladen Laceulle, H. (2014, Juli 05). Somber niet zo over ouderdom. Trouw Oderwald, A.K. & Thijs, A (2014, September 20). Geschilderde gekte. Trouw Oderwald, A.K. (2014, Mei 31). Van lezen word je een betere dokter. Trouw Tonkens, E.H. (2014, November 01). Als de overheid zich terugtrekt participeren mensen juist minder. NRC Tonkens, E.H. & Bochove, M. van (2014, September 09). De vrijwilliger is beperkt inzetbaar’. Trouw Tonkens, E.H. & Bredewold, F. (2014, December 03). Doe niet zo roamntisch over de zorg voor elkaar. NRC Tonkens, E.H. (2014, Juli 28). Vijf misverstanden over de participatiesamenleving. Trouw Overig resultaten van wetenschappelijk Redactie bundels Gasenbeek, A., Coster, W. & Coomans, A. (Eds.). (2014). In het licht van de wereldliteratuur; een humanistische bloemlezing. Breda: Papieren Tijger (ISBN 0789067283007). Gasenbeek, A. (Ed.). (2014). Piet Spigt. Humanist onder de vrijdenkers en vrijdenker onder de humanisten (Humanistisch Erfgoed, 18). Breda: Papieren Tijger (ISBN 9789067283038). Suárez Müller, F. & Hosle, V. (Eds.). (2014). Idealismus Heute. Chancen und Schwierigkeiten einer philosophischen Stromung. Darmstadt: Wissenschaftliche Buchgesellschaft. Redactie themanummers tijdschriften Duyndam, J. (Ed.). (2014) Mededeling van de Levinas Studiekring, (ISSN 1385-4739), 19. Los, W.F. (Ed.). (2014) History of Education, (ISSN 0046-760X). Pitstra, F. (Ed.). (2014) Tijdschrift voor Biografie, (ISSN 2213-2163). Overige resultaten t.b.v. professionals en een breder publiek Recensies
99
Braam, A.W. (2014). H.M. van Praag (2013), Het verstand te boven. Beproevingen van een verstandig mens [Bespreking van het boek Het verstand te boven. Beproevingen van een verstandig mens.]. Tijdschrift voor Psychiatrie, (ISSN 0303-7339), 56(10), 696-697. Redactie bundels Oderwald, A.K., Neuvel, K & Tilburg, W. van (Eds.). (2014). Een zachte machine. Een literaire reis door het lichaam. Utrecht: De Tijdstroom (ISBN 9789058982605). Redactie themanummer tijdschriften Ewijk, H. van (Ed.). (2016) Sotsiaaltöö, (ISSN 1406-8826).
100
Bijlage 2 Voorbeelden van congressen, seminars en presentaties, georganiseerd door de UvH in 2014 Evenement Dies Natalis 2014
Datum 29 jan
Lustrumcongres A meaningful life in a just society Symposium Professional ethics and normative professionalization: a critical dialogue Oratie Arko Oderwald: Feit, fictie en betekenis: wat hebben geneeskunde en literatuur elkaar te vertellen? Conferentie Onder de glazen stolp
30 en 31 jan
Symposium Integriteit en media
14 mei
Oratie Leo Visser: Zorgethiek en Multipele Sclerose: van blinde vlekken tot helikopterview Conference Practice Theories
14 mei
iHuman festival ‘Ik ben online, dus ik ben’
25 febr
3 maart
13 maart
24 en 25 sept 21 juni
Opening Academisch Jaar
1 sept
Symposium In wetenschap van de ziel
30 sept
Symposium In staat van besef. De tragische levensvisie van humanist en vrijdenker Piet Spigt Boekpresentatie Hoe word je een Bianca?
28 nov
10 dec
Toelichting Lustrumviering met uitreiking eredoctoraten aan Nobelprijswinnaar Amartya Sen, Carol Ryff en Joan Tronto Over het werk van eredoctores Carol Ryff en Joan Tronto Over ethiek in het sociaal domein, met keynotes van Sarah Banks en Harry Kunneman Ter ere van vestiging bijzondere leerstoel Literatuur en geneeskunde
Organisatie UvH
Over eenzaamheid onder ouderen, voor professionals in ouderenzorg Met uitreiking van de NBNRabobank Scriptieprijs voor beste scriptie op gebied van bedrijfsethiek, integriteit en/of maatschappelijke verantwoordelijkheid Tbv vestiging bijzondere leerstoel Zorgethiek en MS
UvH ism Van Kleef instituut
Met keynotes van Davide Nicolini en Robert Schmidt Interactief publiek programma op Wereldhumanismedag over mens, nieuwe media en ICT Met gastspreker Trudy Dehue, over openheid en democratie in wetenschapsbeoefening Over geestelijke begeleiding, ter ere van afscheid van Ton Jorna Mmv Paul Scheffer, Dik van der Meulen, Joachim Duyndam en Bert Gasenbeek
UvH
Boekpresentatie voor zorgverleners en managers, met Anne Goossensen
UvH ism Van Kleefinstituut
UvH UvH ism lectoraat ‘Innovation of Social Work’ van Hogeschool Utrecht UvH ism Pieter van Foreestichting
UvH ism Netwerk Bedrijfsethiek Nederland
UvH ism nationaal MS fonds
UvH ism Humanistische Alliantie UvH
UvH
UvH i.s.m. J.P. van Praaginstituut
101
Bijlage 3 Overzicht bijzondere leerstoelen per 31 -12-2014 Leeropdracht
Vestigende instantie
Bijzonder hoogleraar
Omvan g
Grondslagen maatschappelijk werk
Marie Kamphuis Stichting
prof. dr. M.J. Trappenburg
0.2 FTE
Wijsgerige antropologie
Stichting Socrates
prof. dr. J. Duyndam
0.2 FTE
Humanisering van de zorg
Humanitas Rotterdam
prof. dr. A. Maas
0.2 FTE
Interpretatieve Gerontologie
Stichting Kronos
prof. dr. J. Baars
0.2 FTE
Educatie
Centrum Humanistische Vorming
prof. dr. W. Veugelers
0.2 FTE
Presentie
Stichting Presentie
prof. dr. A. Baart
0.32 FTE
Levensbeschouwing en geestelijke volksgezondheid met bijzondere aandacht voor de psychiatrie
Kenniscentrum voor levensbeschouwing en geestelijke volksgezondheid
prof. dr. A. Braam
0.2 FTE
Humanisering van technologieën
Stichting Discussie over biotechnologie
prof. dr. G. Ruivenkamp
0.2 FTE
Ethiek en spiritualiteit van de palliatieve zorg
Associatie van zelfstandige high-care hospices
prof. dr. C. Leget
0.2 FTE
Zorgethiek en mensen met Multiple Sclerose
Nationaal MS Fonds
prof. dr. L. Visser
0.2 FTE
Literatuur en geneeskunde
Pieter van Foreeststichting
prof. dr. A. Oderwald
0.2 FTE
Vrijzinnig religieus gedachtegoed en humanisme
Stichting Stimulering Vrijzinnig Gedachtegoed
vacature
0.2 FTE
102
Bijlage 4 Nevenfuncties leden college van bestuur UvH (31 december 2014) Naam
Prof. dr. G. Lensvelt-Mulders
Drs. C. Gerritsen
Hoofdfunctie
Rector magnificus en voorzitter van het college van bestuur
Lid van het college van bestuur
Nevenfuncties Organisatie Stichting Universiteitsfonds Universiteit voor Humanistiek Stichting Socrates Humanistische Alliantie
Functie Voorzitter bestuur (qq) Lid bestuur (qq) Penningmeester
Netwerk Levensbeschouwelijke Universiteiten (NLU)
Voorzitter
Rectorenoverleg VSNU
Lid namens NLU
Raad van commissarissen RABO bank Hart van Brabant
Lid
Wetenschappelijke adviesraad ‘Een Vandaagpanel’ (Tros / AVRO)
Lid
Begeleidingscommissies WODC
Voorzitter
Stichting Universiteitsfonds Universiteit voor Humanistiek Stichting Nature Assisted Health Foundation BerkelEnschot DGA Gerritsen FMC BV
Lid bestuur (qq)
Penningmeester [Slapend]
103
Bijlage 6 Prestatieafspraak Verplichte indicatoren prestatieafspraak onderwijs
1. Kwaliteit/excellentie: studenteoordeel over de opleiding in het algemeen 2. Studiesucces: Uitval 3. Studiesucces: Switch 4. Studiesucces: bachelorrendement
5. Maatregelen: docentkwaliteit 6. Maatregelen: onderwijsintensiteit
7. Maatregelen: indirecte kosten
Nulmeting 2011 4,0
2012
2013
2014
Doelen 2015 4,0 Score: 4,29
4,3
4,17
4,26
Cohort 2010: 11,1 % Nvt
Cohort 2011: 23,4% Nvt
Cohort 2012: 29,2 Nvt
Cohort 2013: 18,4 Nvt
Cohort 2014: 25% Nvt
Cohort 2007: 61,5% Cohort 2006: 56,7% 24,4%
Cohort 2008: 91,7%
Cohort 2009: 76,9
Cohort 2010: 78,1
Cohort 2011: 75%
28%
52% (61%)
60% (70%)
80,0%
100% Contacturen Ba1: gemidd. 11,7 p.w.
100% Contacturen Ba1: gemidd. 10 p.w.
100% Contacturen Ba1: gemidd. 10,2 p.w.
0% Contacturen Ba1: gemidd. 12,1 p.w.
0%
28%
26,4%
27 %
22%
25%
1. Kwaliteit/excellentie: studentenoordeel over de opleiding in het algemeen Definitie
Het studentenoordeel over de opleiding in het algemeen (optie 2)
Bron
Factsheet Nationale Studenten Enquête (NSE)
2011
In afwijking van de voorgeschreven definitie (percentage studenten dat hoger dan een 4 scoort) is de eindscore van het factsheet NSE 2011 gehanteerd. Omdat op het factsheet geen waarde over de opleiding in het algemeen is aangegeven, is de eindscore over de inhoud van de opleiding genomen.
2012
Eindscore over de opleiding in het algemeen (NSE 2012)
2013
Eindscore over de opleiding in het algemeen (NSE 2013)
2014
Eindscore over de opleiding in het algemeen (NSE 2014)
2015
Streefwaarde: een score van 4,0
104
2. Studiesucces: Uitval Definitie
Het aandeel van het totaal aantal voltijd bachelorstudenten (eerstejaars HO) dat na één jaar niet meer bij dezelfde instelling in het HO staat ingeschreven.
Bron
1Cijfer HO
2011
De nulmeting betreft cohort 2010 volgens het door DUO beschikbaar gestelde pdf prestatieafspraken uit februari 2012 (gebaseerd op 1CijferHO-bestand).
2012
De waarde volgens het 1CijferHO-bestand voor cohort 2011.
2013
De waarde volgens het 1CijferHO-bestand voor cohort 2012.
2014
De waarde volgens het 1CijferHO-bestand voor cohort 2013.
2015
Streefwaarde: maximaal 25% voor cohort 2015 (1CijferHO)
3. Studiesucces: Switch Definitie
Het aandeel van het totaal aantal voltijd bachelorstudenten (eerstejaars HO) dat na één jaar studie overstapt naar een andere studie bij dezelfde instelling.
2011
Niet van toepassing
2012
Niet van toepassing
2013
Niet van toepassing
2014
Niet van toepassing
2015
Niet van toepassing
4. Studiesucces: bachelorrendement Definitie
Het aandeel van het totaal aantal voltijd bachelorstudenten die zich na het eerste jaar opnieuw bij dezelfde instelling inschrijven (herinschrijvers) dat in de nominale studietijd + één jaar bij dezelfde instelling het bachelorsdiploma behaalt.
Bron
1Cijfer HO
2011
De nulmeting betreft cohort 2006 en 2007 volgens het door DUO beschikbaar gestelde pdf prestatieafspraken uit februari 2012 (gebaseerd op 1CijferHO-bestand).
2012
De waarde volgens het 1CijferHO-bestand voor cohort 2008.
2013
De waarde volgens het 1CijferHO-bestand voor cohort 2009.
2014
De waarde volgens het 1CijferHO-bestand voor cohort 2010. 105
2015
Streefwaarde: 75% voor cohort 2011 (1CijferHO).
5. Maatregelen: docentkwaliteit Definitie
Het aandeel docenten (WP) met een basiskwalificatie onderwijs in het totaal aantal docenten.
Bron
Personeelsadministratie
2011
Berekeningswijze niet bekend
2012
Onder WP wordt hier verstaan wetenschappelijk personeel met een aanstelling vanaf rang Docent. Op peildatum 31 december 2012 waren dat 43 personeelsleden. Van hen beschikten 12 op dat moment over een BKO. Dat is een percentage van 28%.
2013
Onder WP wordt hier verstaan wetenschappelijk personeel met een aanstelling vanaf rang Docent met een taak als docent in het onderwijs. Op peildatum 31 december 2013 waren dat 36 personeelsleden plus 8 bijzonder hoogleraren. Van hen beschikten 23 op dat moment over een BKO. Dat is een percentage van 52%. Het percentage zonder de bijzonder hoogleraren is 61.
2014
Onder WP wordt hier verstaan wetenschappelijk personeel met een aanstelling vanaf rang Docent met een taak als docent in het onderwijs. Op peildatum 31 december 2014 waren dat 37 personeelsleden plus 8 bijzonder hoogleraren. Van hen beschikten 27 op dat moment over een BKO/SKO. Dat is een percentage van 60%. Het percentage zonder de bijzonder hoogleraren is 70.
2015
Streefwaarde: 80% van het WP met een aanstelling vanaf rang Docent heeft een BKO verworven.
6. Maatregelen: onderwijsintensiteit Definitie
Het aandeel van de voltijd bacheloropleidingen met minder dan 12 geprogrammeerde contacturen en overige gestructureerde uren (klokuren per week) in het eerste jaar van voltijd bacheloropleidingen.
Bron
Onderwijsinformatie
2011
Berekend is de studielast van bachelor jaar 1 volgens de volgende onderwijssystematiek: (8 weken * 6 uur * 2 modules * 4 blokken) + 24 uur tentamens + 12 uur mentoraat + 48 recapitulatie = 468 / 40 = 11,7 uur per week. Omdat er maar één bacheloropleiding is, voldoet 100% niet aan de norm van 12 contacturen per week.
2012
Het totaal aantal contacturen is een optelling van alle geroosterde contacturen en overige gestructureerde uren volgens de onderwijsinformatie in het studiejaar 2012-2013 voor bachelorjaar 1. Dat is gedeeld door 40 weken onderwijs en komt uit op gemiddeld 10 uur per week.
106
2013
Het totaal aantal contacturen is een optelling van alle geroosterde contacturen en overige gestructureerde uren volgens de onderwijsinformatie in het studiejaar 2013-2014 voor bachelorjaar 1. Dat is gedeeld door 40 weken onderwijs en komt uit op gemiddeld 10,2 uur per week. (Inschatting d.d. 14-03-2014)
2014
Het totaal aantal contacturen is een optelling van alle geroosterde contacturen en overige gestructureerde uren volgens de onderwijsinformatie in het studiejaar 2014-2015 voor bachelorjaar 1. Dat is gedeeld door 41 weken onderwijs en komt uit op gemiddeld 12,1 uur per week (Inschatting d.d. 12-03-2015).
2015
Streefwaarde: 0%. Met andere woorden: bachelorjaar 1 heeft gemiddeld 12 contacturen per week.
7. Maatregelen: indirecte kosten Definitie
Generieke overheadformatie als percentage van totale formatie, volgens definities Benchmark overhead Universiteiten en Hogescholen (Berenschot 2011).
Bron
Personeelsadministratie (Persmaster).
2011
Precieze berekeningswijze niet meer te reconstrueren. Op onderdelen lijkt te zijn gerekend op basis van definities die enigszins afwijken van die in de Benchmark overhead Universiteiten en Hogescholen.
2012
Formule: [zuivere overhead (in FTE)] : {zuivere overhead + sectorspecifieke overhead + WP-formatie (in FTE)] x 100% (peildatum 1-1-2013)
2013
Peildatum 31-12-2013
2014
Peildatum 31-12-2014
2015:
Streefwaarde: op peildatum 1-1-2016 is de omvang van de generieke overheadformatie 25% van de totale formatie
107
Facultatieve indicatoren prestatieafspraak onderwijs
8. Kwaliteit/excellentie: percentage bachelorstudenten met extra studiepunten 9. Maatregelen: onderwijs in bachelor door hoogleraren 10. Student-stafratio
11. NSE: oordeel over inhoud 12. NSE: oordeel over algemene vaardigheden 13. NSE: oordeel over wetenschappelijke vaardigheden 14. NSE: oordeel over voorbereiding beroep 15. Arbeidsmarkt relevantie opleiding: tevredenheid met werk 16. Arbeidsmarkt relevantie opleiding: aansluiting opleiding op arbeidsmarkt 17. Arbeidsmarkt relevantie opleiding: niveau werk
Nulmeting 2011 Geen waarde berekend
2012 15%
2013 85% (18%)
2014 88% (14%)
Doelen 2015 10%
35% (moet zijn: 25%)
24%
24%
27%
25%
1 FTE WP per 10 studenten (gecorrigeerd: 1:13) 4,0
1:13
1:14,6
1:12,1
1 FTE WP per 15 -20 studenten
4,01
3,94
3,96
4,2
4,17
4,14
4,19
4,0 Score: 3,94 4,0 Score: 4,15
3,73
3,79
3,75
3,8
≥3,8 Score: 3,85
3,95
3,92
3,9
3,74
7,2
8,0
8,25
7,6
≥3,5 Score: 3,79 7,5
3,67
3,44
3,88
3,5
≥3,8
WO: 73,3 % HBO: 20% Anders: 6,7%
WO: 42,9%
WO: 50%
WO: 40%
WO≥75%
8. Kwaliteit/excellentie: percentage bachelorstudenten met extra studiepunten Definitie
Percentage bachelorstudenten dat meer dan 180 EC haalt.
Bron
Studentenadministratie
2011
Geen waarde berekend
2012
Het percentage van het totaal aantal bachelor afgestudeerden in 2012 met meer dan 180 EC. Van de 48 afgestudeerden zijn er twee niet meegeteld omdat zij hun diploma vanwege een BaMa-overgangsregeling hebben ontvangen. Van de overige 46 hebben 7 studenten meer EC behaald dan noodzakelijk. Dat is 15%. 108
2013
Het percentage van het totaal aantal bachelor afgestudeerden in 2013 met meer dan 180 EC. Van de 33 afgestudeerden hebben 28 studenten meer EC behaald dan noodzakelijk. Dat is 85%. Het grootste deel daarvan betreft resterende EC van extern gevolgde vakken die een grotere omvang hadden dan de keuzeruimte aan de UvH. 18% van de studenten heeft meer dan 4 EC extra behaald.
2014
Het percentage van het totaal aantal bachelor afgestudeerden in 2014 met meer dan 180 EC. Van de 43 afgestudeerden hebben 38 studenten meer EC behaald dan noodzakelijk. Dat is 88%. Het grootste deel daarvan betreft resterende EC van extern gevolgde vakken die een grotere omvang hadden dan de keuzeruimte aan de UvH. 14% van de studenten heeft meer dan 4 EC extra behaald.
2015
Streefwaarde: 10% van de bachelor afgestudeerden in 2015 heeft meer dan 180 EC behaald.
9. Maatregelen: onderwijs in bachelor door hoogleraren Definitie
Percentage DBU college-uren hoogleraren in de bachelor ten opzichte van het totaal aantal geprogrammeerde DBU college-uren in de bachelor (reguliere programma, vaste docenten).
Bron
Taakstellingen personeel
2011
Berekeningsresultaat abusievelijk verkeerd weergegeven: 35% moet zijn 25%.
2012
Studiejaar 12-13: totaal DBU colleges: 1703. Totaal DBU colleges hoogleraren: 415. Percentage: 24.
2013
Studiejaar 13-14: totaal DBU colleges:1505. Totaal DBU colleges hoogleraren: 360. Percentage: 24.
2014
Studiejaar 14-15: totaal DBU colleges: 1768,8. Totaal DBU colleges hoogleraren: 479,6. Percentage: 27%
2015
Streefwaarde: 25%
10. Student-stafratio Definitie
Aantal studenten per FTE (wetenschappelijk) personeel.
Bron
Personeels- en studentenadministratie
2011
De berekeningswijze in de prestatieafspraak is onjuist omdat het aantal studenten niet 274 maar 374 was (peildatum 1 oktober). 374 ingeschreven studenten per 1-10-2011 / 28,32 FTE WP per 30-12-2011 (inclusief AIO’s, exclusief seniorenverlof) = 13,2 afgerond op 13. (Bachelor en master Humanistiek)
2012
377 ingeschreven studenten per 1-10-2012 / 29,17 FTE WP per 30-12-2011 (inclusief AIO’s, exclusief seniorenverlof) = 12,9 afgerond op 13. (Bachelor en master Humanistiek) 109
2013
459 ingeschreven reguliere studenten per 1-10-2013 / 31,52 FTE WP per 01-04-2014 (inclusief AIO’s, exclusief seniorenverlof) = 14,6 (Bachelor, master Humanistiek en ZeB)
2014
455 ingeschreven reguliere studenten per 1-10-2014 / 37,5 FTE WP per 18-12-2014 (inclusief AIO’s, exclusief seniorenverlof) = 12,1 (Bachelor, master Humanistiek en ZeB)
2015
Streefwaarde: 1 FTE WP per 15 – 20 studenten per 31-12-2015
11. NSE: oordeel over inhoud Definitie
In afwijking van de voorgeschreven definitie is het gemiddeld cijfer voor de cluster van vragen overgenomen vanwege het ontbreken van percentages van de NSE 2011.
Bron
NSE
2011
Gemiddelde score over inhoud van de opleiding in factsheet NSE 2011
2012
Gemiddelde score over inhoud van de opleiding in factsheet NSE 2012
2013
Gemiddelde score over inhoud van de opleiding in factsheet NSE 2013
2014
Gemiddelde score over inhoud van de opleiding in factsheet NSE 2014
2015
Streefwaarde: de gemiddelde score over de inhoud van de opleiding in factsheet NSE 2015 is 4,0.
12. NSE: oordeel over algemene vaardigheden Definitie
In afwijking van de voorgeschreven definitie is het gemiddelde cijfer voor de cluster van vragen overgenomen vanwege het ontbreken van percentages van de NSE 2011.
Bron
NSE
2011
Gemiddelde score over algemene vaardigheden van de opleiding in factsheet NSE 2011
2012
Gemiddelde score over algemene vaardigheden van de opleiding in factsheet NSE 2012
2013
Gemiddelde score over algemene vaardigheden van de opleiding in factsheet NSE 2013
2014
Gemiddelde score over algemene vaardigheden van de opleiding in factsheet NSE 2014
2015
Streefwaarde: de gemiddelde score over de algemene vaardigheden van de opleiding in factsheet NSE 2015 is 4,0.
13. NSE: oordeel over wetenschappelijke vaardigheden Definitie
In afwijking van de voorgeschreven definitie is het gemiddelde cijfer voor de cluster van vragen overgenomen vanwege het ontbreken van percentages van de NSE 2011.
Bron
NSE 110
2011
Gemiddelde score over wetenschappelijke vaardigheden van de opleiding in factsheet NSE 2011
2012
Gemiddelde score over wetenschappelijke vaardigheden van de opleiding in factsheet NSE 2012
2013
Gemiddelde score over wetenschappelijke vaardigheden van de opleiding in factsheet NSE 2013
2014
Gemiddelde score over wetenschappelijke vaardigheden van de opleiding in factsheet NSE 2014
2015
Streefwaarde: de gemiddelde score over de wetenschappelijke vaardigheden van de opleiding in factsheet NSE 2015 is groter of gelijk aan 3,8.
14. NSE: oordeel over voorbereiding beroep Definitie
In afwijking van de voorgeschreven definitie is het gemiddelde cijfer voor de cluster van vragen overgenomen vanwege het ontbreken van percentages van de NSE 2011.
Bron
NSE
2011
Gemiddelde score over voorbereiding beroep in factsheet NSE 2011
2012
Gemiddelde score over voorbereiding beroep in factsheet NSE 2012
2013
Gemiddelde score over voorbereiding beroep in factsheet NSE 2013
2014
Gemiddelde score over voorbereiding beroep in factsheet NSE 2014
2015
Streefwaarde: de gemiddelde score over de voorbereiding op het beroep van de opleiding in factsheet NSE 2015 is groter of gelijk aan 3,5.
15. Arbeidsmarkt relevantie opleiding: afgestudeerde oordeel (tevredenheid met werk) Definitie
Oordeel van afgestudeerden, 18 maanden na afstuderen, over arbeidsmarktrelevantie van de opleiding.
Bron
Alumni enquête vraag 23: Tevredenheid met werk
2011
21 respondenten waren recent afgestudeerd (maximaal 18 maanden). Hun gemiddelde score op deze vraag was 7.2 op een tienpuntsschaal.
2012
18 respondenten waren recent afgestudeerd (maximaal 18 maanden). 7 van hen hebben deze vraag beantwoord. Hun gemiddelde score op deze vraag was 8.0 op een tienpuntsschaal.
2013
7 respondenten waren recent afgestudeerd (maximaal 18 maanden). 4 van hen hebben deze vraag beantwoord. Hun gemiddelde score op deze vraag was 8.25 op een tienpuntsschaal. 111
De gemiddelde score op deze vraag voor alle respondenten die deze vraag hebben beantwoord (17 van de 28; maximaal 5 jaar afgestudeerd) was 7,35 op een tienpuntsschaal. 2014
Alumni enquête vraag 24: tevredenheid over werk 11 respondenten waren recent afgestudeerd (maximaal 18 maanden). 5 van hen hebben deze vraag beantwoord. Hun gemiddelde score op deze vraag was 7,6 op een tienpuntsschaal.
2015
Streefwaarde: de respondenten van de alumni enquête van 2015 scoren gemiddeld een 7,5 bij de vraag naar tevredenheid over het werk.
16. Arbeidsmarkt relevantie opleiding: afgestudeerde oordeel (aansluiting opleiding op arbeidsmarkt) Definitie
Oordeel van afgestudeerden, 18 maanden na afstuderen, over arbeidsmarktrelevantie van de opleiding.
Bron
Alumni enquête vraag 30: Aansluiting opleiding op werk
2011
21 respondenten waren recent afgestudeerd (maximaal 18 maanden). Hun gemiddelde score op deze vraag was 3,67 op een vijfpuntsschaal.
2012
18 respondenten waren recent afgestudeerd (maximaal 18 maanden). 7 van hen hebben deze vraag beantwoord. Vraag 30 verwijst naar de aansluiting van de functie op de opleiding. De vraag valt ineen in delen: aansluiting van het niveau en aansluiting van de inhoud. Hier zijn de twee antwoorden evenredig gemiddeld: (3.17 + 3.71) /2 = 3.44 op een vijfpuntsschaal.
2013
7 respondenten waren recent afgestudeerd (maximaal 18 maanden). Vraag 30 verwijst naar de aansluiting van de functie op de opleiding. De vraag valt ineen in delen: aansluiting van het niveau (4 resp.) en aansluiting van de inhoud (4 resp.). Hier zijn de twee antwoorden evenredig gemiddeld: (4 + 3,75) /2 = 3,88 op een vijfpuntsschaal. De gemiddelde score op deze vraag voor alle respondenten die deze vraag hebben beantwoord (17/16 van de 28; maximaal 5 jaar afgestudeerd) is eveneens 3,88 op een vijfpuntsschaal.
2014
Alumni enquête vraag 31: Aansluiting opleiding op werk 11 respondenten waren recent afgestudeerd (maximaal 18 maanden). Vraag 31 verwijst naar de aansluiting van de functie op de opleiding. De vraag valt ineen in 2 delen: aansluiting van het niveau (5 resp.) en aansluiting van de inhoud (5 resp.). Hier zijn de twee antwoorden evenredig gemiddeld: (3,2 + 3,8) /2 = 3,5 op een vijfpuntsschaal.
2015
Streefwaarde: de respondenten van de alumni enquête van 2015 scoren gemiddeld een 3,8 of hoger bij vraag over aansluiting van de opleiding op de arbeidsmarkt.
112
17. Arbeidsmarkt relevantie opleiding: afgestudeerde oordeel (niveau werk) Definitie
Oordeel van afgestudeerden, 18 maanden na afstuderen, over niveau van het werk van de afgestudeerde.
Bron
Alumni enquête vraag 27: Niveau van de functie.
2011
21 respondenten waren recent afgestudeerd (maximaal 18 maanden). 73, 3 % was werkzaam op WO-niveau.
2012
18 respondenten waren recent afgestudeerd (maximaal 18 maanden). 7 van hen hebben deze vraag beantwoord. 42,9 % was werkzaam op WO-niveau.
2013
7 respondenten waren recent afgestudeerd (maximaal 18 maanden). 4 van hen hebben deze vraag beantwoord. 50 % was werkzaam op WO-niveau. De gemiddelde score op deze vraag voor alle respondenten die deze vraag hebben beantwoord (17 van de 28; maximaal 5 jaar afgestudeerd) is 64,7%.
2014
Bron: Alumni enquête vraag 28: niveau gevraagd door werkgever 11 respondenten waren recent afgestudeerd (maximaal 18 maanden). 5 van hen hebben deze vraag beantwoord. 40 % was werkzaam op WO-niveau.
2015
Streefwaarde: 75% of meer van de respondenten van de alumni enquête van 2015 geeft bij de vraag naar het niveau van de functie aan op WO-niveau te werken.
113
Indicatoren prestatieafspraak onderzoek Nr
Prestatieafspraak
2011
2012
2013
2014
ijking
gerealiseerd
gerealiseerd
doel
2015
gerealiseerd
Ambities onderzoek
van
20
5.1 wetenschappelijke prijzen en beurzen
1 prijs
0
21
5.2 Deelname aan onderzoeksnetwerken
4
4
1 prijs 2 aanvragen VI Beide afgewezen 5
22
5.3 Onderzoeksinkomsten uit Nederlandse en buitenlandse competitieve programma’s 5.4 artikelen in internationale tijdschriften20 5.5 artikelen in Nederlandstalige tijdschriften2 5.6 monografieën2 5.6 bundels2 5.7 artikelen in bundels2 5.7 artikelen in proceedings 5.8 Dissertaties2
5,5% (0,6%)19 2,4 (2,6) 0,3 0,6 0,4 2,6 (2,8) 0,7 (0,6) 1
0,3%
0,4%
2,1 0,0 0,1 0,6 1,4 0,7 0,8
2,4 0,5 0,1 0,3 1,6 0,3 1,0
23 24 25
26 27
19 20
doel
Waarden tussen haakjes zijn correcties die na het sluiten van de prestatieafspraak zijn aangebracht. Per 1 fte onderzoekstijd van de wetenschappelijke staf.
1 aanvraag VI
1 per LSG + 1 in ontw. 1,50% 2,8
1,25
2 aanvragen VI Beide afgewezen 5
1 beurs VI
0,2%
10% (1,1%)
3,1 0,2 0,4 0,3 1,2 0,2 0,9
3 0,25 0,5 0,3 2,5 0,6 1,25
tot
2 per LSG (2,5%)
0,35 0,7 0,5 2,7 0,8
20. wetenschappelijke prijzen en beurzen Definitie aantal toekenningen van prijzen en beurzen i.h.b.: beurzen in het kader van de Vernieuwingsimpuls in de periode 2012 t/m 2014 ERC Research Grants in de periode 2012 t/m 2014 Bronnen Exact, METIS 2011 prof. Dr. W. Veugelers ontving in 2011 tijdens de tweejaarlijkse conferentie van de European Association of Learning and Instruction van de Special Interest Group ‘Moral and Democratic Education’ de Maslovaty Award voor de bundel Education and Humanism. In 2011 zijn door externe onderzoekers die hun onderzoek bij de UvH wilden onderbrengen drie VENI aanvragen ingediend. De aanvragen zijn afgewezen bron: zelfstudie onderzoek 2008 t/m 2011 2012 Geen prijzen of beurzen toegekend. Er is één aanvraag ingediend in het kader van de vernieuwingsimpuls. De aanvraag is afgewezen. 2013 De Gerontological Society of America heeft prof. Jan Baars de Theoretical Development in Social Gerontology Award toegekend. Hij kreeg de onderscheiding voor zijn paper 'Aging, Autonomy and Justice'. De prijs is 0p 22 november 2013 in New Orleans uitgereikt Er zijn twee aanvragen ingediend (waaronder de eerder in 2012 ingediende aanvraag) in het kader van de vernieuwingsimpuls. Beide aanvragen zijn afgewezen. 2014 Er zijn twee VENI aanvragen ingediend in het kader van de vernieuwingsimpuls. Beide aanvragen zijn afgewezen. 2015 1 toegekende beurs in het kader van de vernieuwingsimpuls 21. Deelname aan onderzoeksnetwerken Definitie aantal geformaliseerde vormen van participatie van onderzoeksgroepen in onderzoeksnetwerken van wetenschappelijke instellingen. Bron overeenkomsten 2011 Er wordt in vier netwerken geparticipeerd: Centre for the Study of Culture and Society (CSCS), Bangalore, India (Kosmopolis) Center for Religious and Cmss-Cultofal Studies (CRCS), of Gadati Mada University Yogyakarta, Indonesia netwerk universiteiten EU-project Active Citizenship in Europe netwerk universiteiten EU-project Inter-university framework program for equity and social cohesion policies in higher education in Latin America 2012 zie 2011 2013 zie 2011 én University of the Free State (UFS) in Bloemfontein, South Africa 2014 zie 2013 2015 Per onderzoekszwaartepunt moet de betreffende onderzoeksgroep in minstens één netwerk participeren.
116
22. Onderzoeksinkomsten uit Nederlandse en buitenlandse competitieve programma’s (2e geldstroom) Definitie Onderzoeksinkomsten uit 2e geldstroom Nederlandse competitieve subsidieprogramma’s voor fundamenteel onderzoek (o.a. NWO) en toepassingsgericht onderzoek (o.a. RAAK-PRO) en buitenlandse competitieve subsidieprogramma’s (o.a. Kaderprogramma’s, Horizon 2020, ERC) inkomsten uit beurzen die zijn toegekend i.h.k.v. de Vernieuwingsimpuls en ERC Grants (zie ook punt 1) worden meegeteld. Bron Exact 2011 De UvH heeft voor 6.000 euro aan inkomsten genoten i.v.m. door Raak-Pro en LPC (Kortlopend onderwijsonderzoek) gefinancierde projecten van prof. Dr. W. Veugelers. De UvH heeft verder voor 36.000 euro aan inkomsten genoten i.v.m. door de EU gefinancierde projecten waarin prof. Dr. W. Veugelers participeerde: Citizenship en Citizenship Education 9.000 euro en het Interuniversity framework program voor 27.000 euro. Het totaal van 42.000 euro is gerelateerd aan een schatting van uitgaven aan onderzoek in 2011 ter hoogte van 740.000 euro. (bron: zelfstudie onderzoek 2008 t/m 2011 tabel uitgaven onderzoek p. 32 en bijlage 16.) Dat geeft een percentage van 5,5%. De inkomsten hadden eigenlijk moeten worden gerelateerd aan de totale UvH inkomsten. Bij de valorisatie indicatoren worden inkomsten uit uit contractonderzoek en contractonderwijs immers ook aan de totale inkomsten gerelateerd. In dat geval gaat het in 2011 om 42k op een totaal van 6.615k. Dat is 0,6%. 2012 De inkomsten uit competitieve programma’s bedroegen 17.583 euro. Dat is 0,3% van de totale UvH inkomsten van 6.127.634 euro 2013 De inkomsten uit competitieve programma’s bedroegen 26.444 euro. Dat is 0,4% van de totale UvH inkomsten van 6.570.483 euro 2014 De inkomsten uit competitieve programma’s bedroegen 13.253 euro. Dat is 0,2% van de totale UvH inkomsten van 6.669.225 euro 2015 Wanneer inkomsten uit competitieve programma’s worden gerelateerd aan de totale UvH inkomsten moet in 2015 in plaats van een percentage van 10% een percentage van 1,1 % (ipv 10%) zijn gerealiseerd. 23. Onderzoekspublicatie-output in internationale tijdschriften Definitie Aantal publicaties in internationale tijdschriften per fte WP De output betreft alleen de peer reviewed artikelen van stafleden in vaste en tijdelijke dienst. Fte WP betreft alleen de onderzoekstijd (en niet de onderwijstijd) van stafleden in vaste en tijdelijke dienst. De input en output van promovendi en bijzonder hoogleraren zijn niet meegeteld. Bron METIS 2011 In de loop van 2012 zijn cijfers over 2011 gecorrigeerd van 17 artikelen in 6,97 fte naar 18 artikelen in 6,87 fte. Het gaat daarmee om 2,6 in plaats van 2,4 artikelen per 1 fte. 117
2012 2013 2014 2015
in 2012 zijn 15 artikelen verschenen in 7,25 fte onderzoekstijd: 2,1 artikel per 1 fte. in 2013 zijn 19 artikelen verschenen in 7,97 fte onderzoekstijd: 2,4 artikel per 1 fte in 2014 zijn 34 artikelen verschenen in 11,06 fte onderzoekstijd: 3,1 artikel per 1 fte. Doel is om in 2015 3 artikelen per 1 fte onderzoekstijd te doen verschijnen.
24. Onderzoekspublicatie-output in Nederlandstalige tijdschriften Definitie Aantal publicaties in Nederlandstalige tijdschriften per fte WP De output betreft alleen de peer reviewed artikelen van stafleden in vaste en tijdelijke dienst. Fte betreft alleen de onderzoekstijd (en niet de onderwijstijd) van stafleden in vaste en tijdelijke dienst. De input en output van promovendi en bijzonder hoogleraren zijn niet meegeteld. Bron METIS 2011 in 2011 zijn 2 artikelen verschenen in 6,87 fte onderzoekstijd. Het gaat daarmee om 0,3 artikelen per 1 fte. Bij het opstellen van de prestatieafspraak werd abusievelijk uitgegaan van 6,97 fte onderzoekstijd maar ook in dat geval gaat het om 0,3 artikel per 1 fte. 2012 in 2012 zijn geen artikelen verschenen in gerefereerde Nederlandstalige tijdschriften. 2013 in 2013 zijn 4 artikelen verschenen in gerefereerde Nederlandstalige tijdschriften in 7,97 fte onderzoekstijd. Het gaat daarmee om 0,5 artikel per 1 fte. 2014 in 2014 zijn 2 artikelen verschenen in gerefereerde Nederlandstalige tijdschriften in 11,06 fte. Het gaat daarmee om 0,2 artikel per 1 fte. 2015 Doel is om in 2015 per 1 fte 0,25 – 0,35 artikelen in gerefereerde tijdschriften Nederlandstalig tijdschriften. Waarmee feitelijk bedoeld is aan te geven dat we er niet naar streven op dit punt iets te wijzigen ten opzichte van 2011. De gekozen bandbreedte is achteraf bezien ongelukkig want we sturen eigenlijk alleen op het publiceren van artikelen in internationale gerefereerde wetenschappelijke tijdschriften en kunnen er als dat lukt prima mee leven wanneer minder in Nederlandstalige tijdschriften wordt gepubliceerd. 25. Onderzoekspublicatie-output in boeken Definitie Aantal Nederlandstalige of anderstalige boeken of boekhoofdstukken per fte WP De output betreft alleen de monografieën, bundels en hoofdstukken in bundels van stafleden in vaste en tijdelijke dienst. FTE betreft alleen de onderzoekstijd (en niet de onderwijstijd) van stafleden in vaste en tijdelijke dienst. De input en output van promovendi en bijzonder hoogleraren zijn niet meegeteld. Bron METIS 2011 in 2011 zijn 4 monografieën, 3 bundels en 19 artikelen in bundels verschenen in 6,87 fte onderzoekstijd. Het gaat daarmee om 0,6 monografieën, 0,4 bundels en 2,8 artikelen per 1 fte. 118
2012
2013
2014
2015
Bij het opstellen van de prestatieafspraak werd abusievelijk uitgegaan van 4 monografieën, 3 bundels en 18 artikelen in 6,97 fte onderzoekstijd hetgeen resulteert in 0,6 monografieën, 0,4 bundels en 2,6 artikelen per 1fte. in 2012 zijn 1 monografie, 4 bundels en 10 artikelen in bundels verschenen in 7,25 fte onderzoekstijd. Het gaat daarmee om 0,1 monografieën, 0,6 bundels en 1,4 artikelen per 1 fte. in 2013 zijn 1 monografie, 2 bundels en 13 artikelen in bundels verschenen in 7,97 fte onderzoekstijd. Het gaat daarmee om 0,1 monografieën, 0,3 bundels en 1,6 artikelen per 1 fte. in 2014 zijn 4 monografieën, 3 bundels en 13 artikelen in bundels verschenen in 11,06 fte onderzoekstijd. Het gaat daarmee om 0,4 monografieën, 0,3 bundels en 1,2 artikelen per 1 fte. Doel is om in 2015 per 1 fte 0,5 – 0,7 monografieën, 0,3-0,5 bundels en 2,5-2,7 artikelen in bundels te doen verschijnen. Waarmee feitelijk bedoeld is aan te geven dat we er niet naar streven op dit punt iets te wijzigen ten opzichte van 2011. De gekozen bandbreedte is achteraf bezien ongelukkig want we sturen eigenlijk alleen op het publiceren van artikelen in internationale gerefereerde wetenschappelijke tijdschriften en kunnen er als dat lukt prima mee leven wanneer minder monografieën, bundels en artikelen in bundels worden gepubliceerd.
119
26. Onderzoekspublicatie-output in congresbijdragen Definitie Aantal Nederlandstalige of anderstalige congresbijdragen per fte WP De output betreft alleen publicaties in proceedings van wetenschappelijke congressen van stafleden in vaste en tijdelijke dienst. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerefereerde en niet gerefereerde proceedings. FTE betreft alleen de onderzoekstijd (en niet de onderwijstijd) van stafleden in vaste en tijdelijke dienst. De input en output van promovendi en bijzonder hoogleraren zijn niet meegeteld. Bron METIS 2011 in 2011 zijn 4 artikelen verschenen in 6,87 fte onderzoekstijd. Het gaat daarmee om 0,6 artikelen per 1 fte. Bij het opstellen van de prestatieafspraak werd abusievelijk uitgegaan van 5 artikelen en 6,97 fte onderzoekstijd hetgeen resulteerde in 0,7 artikelen per 1 fte. 2012 in 2012 zijn vijf artikelen verschenen in 7,25 fte hetgeen resulteert in 0,7 artikel per 1 fte. 2013 in 2013 zijn twee artikelen verschenen in 7,97 fte hetgeen resulteert in 0,3 artikel per 1 fte. 2014 in 2014 zijn twee artikelen verschenen in 11,06 fte hetgeen resulteert in 0,2 artikel per 1 fte. 2015 Doel is om in 2015 per 1 fte 0,25 – 0,35 artikelen in gerefereerde tijdschriften Nederlandstalig tijdschriften. Waarmee feitelijk bedoeld is aan te geven dat we er niet naar streven op dit punt iets te wijzigen ten opzichte van 2011. De gekozen bandbreedte is achteraf bezien ongelukkig want we sturen eigenlijk alleen op het publiceren van artikelen in internationale gerefereerde wetenschappelijke tijdschriften en kunnen er als dat lukt prima mee leven wanneer minder in Nederlandstalige tijdschriften wordt gepubliceerd. 27. Dissertaties Definitie:
Bron 2011 2012 2013 2014 2015
Aantal behaalde dissertaties per fte WP De output betreft alleen alle aan de universiteit verschenen dissertaties FTE betreft alleen de onderzoekstijd (en niet de onderwijstijd) van stafleden in vaste en tijdelijke dienst. De input en output van promovendi en bijzonder hoogleraren zijn niet meegeteld. METIS in 2011 zijn 7 dissertaties verschenen. De staf kon beschikken over 6,87 fte onderzoekstijd. Dat resulteert in 1 dissertatie per 1 fte in 2012 zijn 6 dissertaties verschenen. De staf kon beschikken over 7,25 fte onderzoekstijd. Dat resulteert in 0,8 dissertatie per 1 fte. in 2013 zijn 8 dissertaties verschenen. De staf kon beschikken over 7,97 fte onderzoekstijd. Dat resulteert in 1,0 dissertatie per 1 fte. in 2014 zijn 10 dissertaties verschenen. De staf kon beschikken over 11,06 fte onderzoekstijd. Dat resulteert in 0,9 dissertatie per 1 fte. 1,25 dissertatie per 1 fte onderzoekstijd van het WP.
120
Indicatoren prestatieafspraak valorisatie
Nr
Prestatieafspraak
2011 gerealiseerd
2012 gerealiseerd
2013
2014
gerealiseerd
doel
2015
gerealiseerd
Ambities Valorisatie 28 29
30 31 32 33 34 35
21
6.1 Verankering valorisatie 6.2 Beroepsgerichte en populariserende publicaties (aantal beroepsgericht per 1 fte) (percentage beroepsgericht) (aantal populariserend per 1 fte) (percentage populariserend) 6.3 Inkomsten uit contractonderwijs 6.4 Inkomsten uit onderzoekscontracten met Nederlands bedrijfsleven of overheid 6.5 Externe afstudeeropdrachten (aantal extern) 6.6 Leerstoelen (mede)gefinancierd door het bedrijfsleven of stichtingen 6.7 Omvang Technology Transfer Unit 6.8 Programma’s voor continue professionele ontwikkeling
doel van
-
40,0% (49%)
58,9%
55,9%
5,7 (6,0) 21 30% (37%) 1,9 10% (12%) 4,3% (5,2%) 2,9%
6,1 44,2% 1,9 14,7% 5,5% 3,5%
5,9 43,1% 1,8 12,8% 5,7% 2,9%
0% 0 19%
3,4% 1 29%
0% 0 31,2%
2% 1,7
0% 1,4
6,9% 1,4
tot
2% 25-45%
45,7%
2,50% 25,0%
45,0%
pm pm pm pm 8,0% 6,0%
4,4 38,6% 0,8 7,1% 5,4% 2,9%
pm pm pm pm 7,5% 5,0%
pm pm pm pm 10% 7,50%
3
12% 6 26,2%
5,0% 6 30%
(37,5%)
7,2% 0,8
5% 3
max 30% 4% 2,5
Waarden tussen haakjes betreffen correcties die na het sluiten van de prestatieafspraak zijn aangebracht. 121
28. Verankering valorisatie Definitie Valorisatie is zodanig verankerd in organisatie en HRM-beleid, dat universiteiten beschikken over een professioneel ingerichte en bemenste valorisatie infrastructuur. De mate waarin dat het geval is wordt afgemeten aan het percentage publieke onderzoeksmiddelen dat aan valorisatie wordt uitgegeven. Personele en materiële uitgaven aan valorisatie zullen moeten worden geschat. Ze worden niet als zodanig vastgelegd in de administratie. Met ingang van 2013 zal een aan het taakstellingsoverzicht ontleend percentage worden genomen van de totale uitgaven op nader te bepalen kostenplaatsen in de administratie. Uitgaven die worden gedekt door inkomsten uit de derde geldstroom moeten buiten beschouwing worden laten. Publieke middelen voor onderzoek betreffen voor onderzoek geoormerkte inkomsten uit de eerste en tweede geldstroom. In de loop van 2015 wordt door de stuurgroep Governance en Financiën (SGF) van de VSNU vastgesteld hoe één en ander moet worden berekend. Bron 2011 2012 2013 2014 2015
Exact, PZ niet bepaald niet bepaald zie 2012 zie 2014 Als streefwaarde voor 2015 is opgenomen dat uiterlijk in 2015 minimaal 2,5% van de publieke onderzoeksmiddelen aan valorisatie wordt besteed.
29. Beroepsgerichte en populariserende publicaties Definitie aantal beroepsgericht- en populariserende publicaties per 1fte Percentage vak- en populariserende publicaties van totaal aantal publicaties (exclusief dissertaties) De output betreft alleen publicaties van stafleden in vaste en tijdelijke dienst. FTE betreft alleen de onderzoekstijd (en niet de onderwijstijd) van stafleden in vaste en tijdelijke dienst. De publicaties worden geteld in equivalenten van artikelen waarbij worden toegekend: Boeken: 3 artikelen Rapporten: 2 artikelen Bundels: 1 artikel Oraties: 2 artikelen Bron METIS 2011 In 2011 zijn per 1 fte 6 beroepsgerichte en 1,9 populariserende publicaties verschenen. 37% van de publicaties was beroepsgericht en 12% populariserend. Bij het opstellen van de prestatieafspraak werd abusievelijk uitgegaan van 5,7 122
2012
2013
2014
2015
beroepsgerichte publicaties per 1 fte. Bovendien werden bij het berekenen van het percentage beroepsgerichte en populariserende publicaties ten onrechte ook de dissertaties bij de wetenschappelijke publicaties meegeteld waarmee het percentage beroepsgerichte publicaties ten onrechte op 30% en het percentage populariserende publicaties ten onrechte op 10% werd vastgesteld. In 2012 zijn per 1 fte 6,1 beroepsgerichte en 1,9 populariserende publicaties verschenen. 44,2% van de publicaties was beroepsgericht en 14,7 % populariserend. In 2013 zijn per 1 fte 5,9 beroepsgerichte en 1,8 populariserende publicaties verschenen. 43,1% van de publicaties was beroepsgericht en 12,8% populariserend. In 2014 zijn per 1 fte 4,4 beroepsgerichte en 0,8 populariserende publicaties verschenen. 38,6% van de publicaties was beroepsgericht en 7,1% populariserend. Het totale aantal van beroepsgerichte en populariserende publicaties moet tussen de 25 en 45% zijn van het totaal aantal publicaties.
30. Inkomsten uit contractonderwijs Definitie Inkomsten uit contractonderwijsactiviteiten als percentage van totale inkomsten Bron Exact 2011 Totale inkomsten 6.538k Inkomsten uit contractonderwijs: 337k (5,2%) Contractonderwijs in enge zin : 14k Onderwijs Z&P: 202k waarvan HOVO 12k (voor overzicht meegetelde cursussen zie punt 8) Graduate School: 91k Premaster: € 30k Bij het opstellen van de prestatieafspraak werden de inkomsten in verband met de premaster abusievelijk buiten beschouwing gelaten. De inkomsten uit contractonderwijs werden daarmee op 282k (4,3%) becijferd. 2012 Totale inkomsten 6.079k Inkomsten uit contractonderwijs: 333k (5,5%) Contractonderwijs in enge zin: 3k Onderwijs Z&P: 156k waarvan HOVO 6k (voor overzicht meegetelde cursussen zie punt 8) Graduate School: 163k Premaster: 43k 2013 Totale inkomsten 6.570k Inkomsten uit contractonderwijs: 374k (5,7%) Contractonderwijs in enge zin: 10k Onderwijs Z&P: 120k waarvan HOVO 6k (voor overzicht meegetelde cursussen zie punt 8) Graduate School: 180k Premaster: 64k 2014 Totale inkomsten 6.669k Inkomsten uit contractonderwijs: 360k (5,4%) Contractonderwijs in enge zin: 9k 123
2015
Onderwijs Z&P: 97,5k HOVO 3k Graduate School: 156k Premaster: 94,5k 7,5% van totale inkomsten zou middels contractonderwijs moeten worden gegenereerd.
31. Inkomsten uit onderzoekscontracten met Nederlandse bedrijfsleven of overheid Definitie Omvang van de financiële middelen gegenereerd door contracten met Nederlandse overheid, bedrijfsleven of andere private of non-gouvernementele organisaties (als % van totale inkomsten) Bron Exact 2011 Totale inkomsten: 6.538k Inkomsten uit contractonderzoek 192k (2,9%) 2012 Totale inkomsten: 6.079k Inkomsten uit contractonderzoek 215k (3,5%) 2013 Totale inkomsten: 6.570k Inkomsten uit contractonderzoek 191k (2,9%) 2014 Totale inkomsten: 6.669k Inkomsten uit contractonderzoek 196k (2,9%) 2015 5% van totale inkomsten zou middels contractonderzoek moeten worden gegenereerd. 32. Externe afstudeeropdrachten Definitie Afstudeeropdrachten in samenwerking met gebruikers in het bedrijfsleven of publieke sector als percentage van totaal aantal afgestudeerden Criterium: over de probleem- en vraagstelling van de afstudeeropdracht moet door de student met een gebruiker een afspraak zijn gemaakt. Bron administratie coördinator afstudeeronderzoek 2011 aantal master afgestudeerden met afstudeerdatum in 2011 is 41. Geen van hen heeft een afstudeeropdracht gedaan die voldoet aan bovenstaand criterium 2012 Van de 29 master afgestudeerden heeft 1 student een afstudeeropdracht gedaan die voldoet aan bovenstaand criterium (3,4%) 2013 Van de 27 afgestudeerde masterstudenten heeft geen student een afstudeeropdracht gedaan die voldoet aan bovenstaand criteririum. 2014 Van de 28 master afgestudeerden Humanistiek hebben 6 studenten een afstudeeropdracht gedaan die voldoet aan bovenstaand criterium (21%) Van de 22 master afgestudeerden Zorgethiek en Beleid heeft geen student een afstudeeropdracht gedaan die voldoet aan bovenstaand criterium (0%) Van het totaal aantal van 50 master afgestudeerden hebben 6 studenten een afstudeeropdracht gedaan die voldoet aan bovenstaand criterium (12%) 2015 5% van de afstudeeropdrachten moet in samenwerking met gebruikers tot stand komen. 33. Leerstoelen (mede)gefinancierd door het bedrijfsleven of stichtingen Definitie Bijzondere leerstoelen gefinancierd door het bedrijfsleven of stichtingen (als % van alle leerstoelen) 124
Bron 2011 2012 2013 2014 2015
Het aantal fte BHL wordt uitgedrukt als percentage van het totaal aantal fte HL. Peildatum is 31-12. Persmaster Op 31-12 beschikt de UvH over 5,1 fte gewoon hoogleraar en 1,2 fte BHL. Daarmee is 19% van totaal aantal fte HL fte BHL Op 31-12 beschikt de UvH over 5,9 fte gewoon hoogleraar en 2,4 fte BHL. Daarmee is 29% van totaal aantal fte HL fte BHL Op 31-12 beschikt de UvH over 5,3 fte gewoon hoogleraar en 2,4 fte BHL. Daarmee is 31,2 % van totaal aantal fte HL fte BHL Op 31-12 beschikt de UvH over 6,8 fte gewoon hoogleraar en 2,4 fte BHL. Daarmee is 26,2 % van totaal aantal fte HL fte BHL 30% van het totaal aantal fte HL is fte BHL In het in 2014 vastgestelde strategisch plan voor de periode 2014-2017 wordt ingezet op 3 bijzonder hoogleraren per 6 gewoon hoogleraren. Uitgaande van 6 fte gewoon hoogleraar en 18 *0,2 fte bijzonder hoogleraar zou het percentage dan 37,5 bedragen.
34. Omvang Technology Transfer Unit Definitie Aantal fte WP werkzaam via praktijkcentrum Z&P dat kennis transfer activiteiten verzorgt, als percentage van totale hoeveelheid fte WP exclusief BHL en promovendi Peildatum 31-12 Bron Persmaster 2011 De totale hoeveelheid WP is 23,1 fte. 2% (0,35 fte: 0,3 BL en 0,05 HT) WP is werkzaam via Z&P. 2012 De totale hoeveelheid WP is 25,1 fte. 0% (0 fte WP) is werkzaam via Z&P. 2013 De totale hoeveelheid WP is 25,5 fte 6,9% (1,76 fte valorisatietijd van) WP kan worden ingezet via Z&P 2014 De totale hoeveelheid WP is 31,16 fte 7,16% (2,23 fte valorisatietijd van) WP kan worden ingezet via Z&P 2015 5% van de totale hoeveelheid fte WP is werkzaam via Z&P
35. Programma’s voor continue professionele ontwikkeling Definitie Aantal opleidingen, workshops, cursussen en trainingen (voor bedrijven of externe publieke opdrachtgevers) aangeboden in het kader van levenlang leren activiteiten en onderwijs voor professionele ontwikkeling (per fte WP exclusief BHL en promovendi op peildatum 31-12) Bron Praktijkcentrum Z&P en Persmaster 2011 totale hoeveelheid WP op peildatum 31/12 23,1 fte Aantal cursussen, workshops, opleidingen en trainingen Z&P voor professionals: 40 1,7 per 1 fte WP 2012 totale hoeveelheid WP op peildatum 31/12 25,1 fte Aantal cursussen, workshops, opleidingen en trainingen Z&P voor professionals: 36 125
2013
2014
2015
1,4 per 1 fte WP totale hoeveelheid WP op peildatum 31/12 25,5 fte Aantal cursussen, workshops, opleidingen en trainingen Z&P voor professionals: 35 1,4 per 1 fte WP totale hoeveelheid WP op peildatum 31/12 31,16 fte Aantal cursussen, workshops, opleidingen en trainingen Z&P voor professionals: 26 0,8 per 1 fte WP 3 per 1 fte WP
126
Kromme Nieuwegracht 29 P o s t b u s 7 9 7 - 3 5 0 0 AT U t r e c h t T +31 (0)30 239 01 00 E
[email protected] I w w w. u v h . n l