1
Inhoud 1.
Waarom een nieuw radiocommunicatiesysteem? ......................................................... 4
2.
Waarom kiezen voor het ASTRID-netwerk en niet voor een bestaand GSM-
netwerk?.................................................................................................................................... 5 3.
Wat betekent ‘A.S.T.R.I.D.’? .......................................................................................... 5
4.
Wie maakt er gebruik van het ASTRID-netwerk? ....................................................... 7
5.
Samenstelling van het TETRA-netwerk ........................................................................ 7
6.
Identificatie van de terminals.......................................................................................... 9
7.
Types verbindingen en communicatiediensten............................................................ 10 7.1.
In de T.M.O.-modus (= ‘Trunked Mode Operation’): standaard ingestelde modus
waarvoor het ASTRID-netwerk aanwezig MOET zijn........................................................ 10 7.1.1.
Groepsoproep (‘group call’) = DE TYPISCHE werkingswijze op het ASTRID-
netwerk 10 7.1.2.
Individuele oproep (‘individual call’), ook wel eens “one to one” genoemd .. 11
7.1.3.
Broadcast oproep.............................................................................................. 11
7.1.4.
Noodoproep (‘emergency call’) ....................................................................... 11
7.1.5.
Gegevensuitwisselingen ................................................................................... 12
7.1.6.
Communicatie met andere operators................................................................ 12
7.2.
De D.M.O.-modus (= ‘Direct Mode Operation’): noodmodus waarvoor het
ASTRID-netwerk niet noodzakelijkerwijs aanwezig moet zijn........................................... 13 8.
Communicatiegroepen – ‘fleetmapping’...................................................................... 13 8.1.
De gespreksgroepen ................................................................................................. 13
8.2.
Hoe identificeert u een groep – De GSSI’s (Group Short Subscriber Identity)....... 14
8.3.
Voorbeeld : De ‘fleetmapping’ voor de provincie Oost Vlaanderen ....................... 15
9.
Hoe de communicatie met een groep tot stand wordt gebracht................................. 17
10.
Netwerkproblemen en oplossingen - ‘Repeater’, ‘gateway’ en ‘MOC’ ................ 22
10.1.
De ‘repeater’............................................................................................................ 22
10.2.
De ‘gateway’ ............................................................................................................ 22
10.3.
Het ‘Mobile Operation Centre’ (MOC) (zie foto hieronder) ................................... 22
11.
Als het apparaat wordt gestolen ............................................................................... 23
12.
Aanvullende informatie ............................................................................................. 23
2
Referent: Astrid – Eindgebruiker CURSUSBENAMING
Opleiding “Radio Astrid - Eindgebruiker”
TOTALE DUUR
– –
AANTAL STAGIAIRS PER GROEP
Theorie: 4 uur Praktijk: 4 uur Max 16
Min 6
BASISVOORWAARDEN
Geen voorkennis
ALGEMENE DOELSTELLING
Deze opleiding moet de eindgebruikers de nodige vaardigheden bijbrengen in het gebruik van Astrid radio’s, die noodzakelijk zijn voor de operationele werking van de dienst. Op het einde van de opleiding zijn de stagiaires in staat om het volgende te kennen: geschiedenis; theorie van het netwerk (functionaliteit, infrastructuur, beschikbaarheid, terminologie); operationele functionaliteiten (template); gebruiksaanwijzing radio. Op het einde van de opleiding zijn de stagiaires in Kunnen staat om te kunnen, vertrekkende van de gebruiksaanwijzing: een oproep kunnen starten; veranderen van groep; veranderen van folder; passage mode DMO; gebruik van de Data Service. Op het einde van de opleiding zijn de stagiaires in Zijn staat om: de radioprocedures te respecteren; zich te integreren in een netwerk van astridcommunicatie. Opleider Astrid (niveau 1) of Gevorderden (niveau 2): – Theorie: 1 – Praktijk: 2 Dag van de cursus Weten
BEGELEIDING CERTIFICATIEVE EVALUATIE
SLAAGVOORWAARDEN
Meerkeuzevragen 10 min Tussen 6 en 16 personen Praktijk: 1 min per persoon Ieder persoon moet een handeling kunnen uitvoeren (zie regelmatige oefeningen) Geslaagd of niet geslaagd
EXAMENCOMMISSIE
Beoordeling van de Instructeur
Theorie:
– – – – –
3
1. Waarom een nieuw radiocommunicatiesysteem? Het VHF-systeem dat tot nog toe wordt gebruikt, is al lang achterhaald - en dit zowel op het vlak van de toegepaste technologie (analoog) als op het vlak van de ouderdom van een groot aantal installaties. Bovendien is dit systeem tegenwoordig verzadigd en ‘verbruikt’ het een breed frequentiespectrum. Iedere dienst heeft ‘zijn’ lokale frequentie - ongeacht of hij er gebruik van maakt of niet. Ook de dekking is ontoereikend en de gebruikers worden vaak met storingen geconfronteerd. Overigens biedt dit systeem, aan de veiligheidsdiensten die tot verschillende disciplines behoren (bv. politie en brandweer bij een bevrijding van slachtoffers), niet de mogelijkheid om met elkaar samen te werken. Ten slotte staat het systeem niet garant voor een veilige datatransmissie. Samengevat: Huidig VHF-systeem
ASTRID-netwerk
Technologie/ kwaliteit
Analoog
digitaal
Geografische dekking
Lokaal
(inter)nationaal
Interventies
Monodisciplinair
multidisciplinair
Beveiliging -
heldere verzending
beveiligd (op verschillende
vertrouwelijkheid Datatransmissie
niveaus versleuteld) niet erg doeltreffend,
voorzien
langzaam Tabel 1: Vergelijking VHF - ASTRID
.
Het ASTRID-netwerk is met andere woorden een multidisciplinair nationaal beveiligd netwerk
4
2. Waarom kiezen voor het ASTRID-netwerk en niet voor een bestaand GSM-netwerk? Het GSM-netwerk is niet geschikt voor communicatie door veiligheidsdiensten: • •
• • •
met een GSM-netwerk kan er geen groepscommunicatie worden gevoerd, terwijl dit soort communicatie van essentieel belang is op het terrein; het duurt te lang eer een GSM-verbinding tot stand wordt gebracht: het is ondenkbaar dat men tijd zou verliezen door iedereen afzonderlijk contact op te nemen via GSM en pas daarna iedereen in conferentie met elkaar te laten communiceren ... Bovendien nemen de radiocommunicaties meestal slechts een tiental seconden in beslag! het GSM-netwerk is niet voldoende redundant (dit betekent dat het kan blokkeren); bij een ramp is de beschikbaarheid van een GSM-netwerk in hoge mate afhankelijk van het toeval: de lokale verzadiging wordt erg snel bereikt; het beheer van het netwerk mag niet aan de goodwill van een commercieel privébedrijf worden overgelaten.
3. Wat betekent ‘A.S.T.R.I.D.’? Dit letterwoord (All-round Semi-cellular Trunking Radiocommunication system with Integrated Dispatchings) betekent ‘cellulair radiocommunicatienetwerk gebaseerd op trunking-technologie met geïntegreerde dispatchings’.
Dit nieuwe type netwerk is gebaseerd op de TETRA-standaard1 (zie verder) en vormt een cellulair netwerk op het Belgische grondgebied met ongeveer 4502 verzenders-ontvangers (UHF-band) die dienst doen als ‘relais’ voor alle goedgekeurde ASTRID-terminals die er gebruik willen van maken. De verzendingen worden gedigitaliseerd (zie figuur 1) en de vrije frequenties worden automatisch en op een dynamische manier herverdeeld (dit is de zogenaamde ‘trunking’-technologie, waarbij de frequenties op een veel doeltreffender manier kunnen worden gebruikt - zie verder). Via dit netwerk kunnen ook gegevens tussen computers worden uitgewisseld. Deze mogelijkheid wordt bijvoorbeeld benut in de geïntegreerde meldkamers (CAD – ‘Computer Aided Dispatchings’), zoals die momenteel door de Politie worden gebruikt in de provinciale C.I.C.’s (Communicatie- en InformatieCentra).
1 2
TETRA = Terrestrial Trunked Radio Binnenkort 550 sites in België
5
Figuur 1: Digitaal netwerk
De TETRA-standaard is een Europese standaard die de diensten omschrijft van een ‘trunking’-netwerk op de UHF-band. TETRA is een zogenaamde ‘open’ standaard. Dit betekent dat hij aan eender welke fabrikant de mogelijkheid biedt om apparatuur te maken die kan werken op een netwerk dat aan de TETRA-norm voldoet, waarbij de gebruiker alleen de toelating moet aanvragen om met het netwerk te werken. Het ASTRID-project koos vanaf het begin deze standaard omdat hij wordt ondersteund door het E.T.S.I. (‘European Telecommunication Standard Institute’ – een onafhankelijk laboratorium dat onder meer de GSM- en TETRA-normen ontwikkelde) en door een belangrijk consortium van Europese ondernemingen die actief zijn op het vlak van de telecommunicatie (TETRAMoU)3. Qua beveiliging kunt u zeggen dat TETRA zich tegenover de GSM verhoudt als de professionele tool ten opzichte van het grote publiek.
3
TERTRAMoU: TETRA Memorandum of Understanding
6
ASTRID verwijst ook naar de N.V. A.S.T.R.I.D, een vennootschap van publiek recht4 die werd opgericht door de wet van 8 juni 1998 (B.S. van 13/06/98) met betrekking tot de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten. Deze niet-commerciële vennootschap bestaat momenteel uit ongeveer 70 specialisten en beheert het gelijknamige netwerk. Het beheerscontract tussen de vennootschap en de Belgische overheid werd omschreven door een Koninklijk Besluit (K.B. van 8 februari 1998 dat het beheerscontract van A.S.T.R.I.D. vastlegt en dat werd gewijzigd door het K.B. van 8 april 2003 dat het tweede beheerscontract van A.S.T.R.I.D. vastlegt). In feite gaat het hier om een telecommunicatie-operator die zich uitsluitend bezighoudt met de telecommunicatie van de hulpdiensten en de openbare veiligheidsdiensten. In de organisatie is een Raadgevend Comité van Gebruikers (R.C.G.) opgenomen, dat bestaat uit de vertegenwoordigers van de… gebruikers (brandweer, politie, douane, Rode Kruis, …). Dit comité is niet alleen verantwoordelijk voor de feedback van op het terrein naar de N.V. A.S.T.R.I.D, maar moet de N.V. ook adviseren over wijzigingen aan het netwerk.
4. Wie maakt er gebruik van het ASTRID-netwerk? Het beheerscontract omschrijft onder meer welke diensten het ASTRID-netwerk mogen gebruiken. Er mag hiervoor alleen aan hulpdiensten en/ of veiligheidsdiensten toestemming worden verleend. In artikel 7 van het contract worden de bevoorrechte gebruikers opgesomd die een optimale toegang tot het netwerk krijgen. Diensten die verplicht zijn van het Astrid netwerk gebruik te maken zijn: de Federale Politie, de Civiele Bescherming, de Douane, de Staatsveiligheid, de Dienst 100, de Parketten, de Dienst Jeugdbescherming, het Bestuur der Strafinrichtingen, de Vreemdelingendienst, Defensie. De diensten die mogen gebruik maken van de diensten van het Astrid netwerk zijn de Brandweerdiensten en lokale politie. Artikel 8 voegt daar nog potentiële gebruikers aan toe, die uitsluitend toegang zullen krijgen tot het netwerk in het kader van opdrachten die verband houden met hulpverlening en/of veiligheid (bv.: Solvay, Fluxys, …), maar ook het Rode Kruis en de privé-ambulancediensten, vervoersmaatschappijen en taxibedrijven, bewakingsdiensten,…
5. Samenstelling van het TETRA-netwerk Het netwerk bestaat uit twee delen: 1) de eigenlijke netwerkifrastructuur (RCS of voluit Radio Communication System) (zie figuur 2 hieronder), dat op zijn beurt bestaat uit: •
4
de elf (provinciale) knooppunten van het netwerk met de ‘DXT’s’ (Digital Exchange for Tetra): deze schakelaars vormen het ‘hart’ van het systeem. Zij spelen een belangrijke rol in het opzetten van verbindingen en in de dynamische toewijzing van frequenties (‘trunking’);
aandelen gedeeltelijk (39 %) in handen van de Steden en Gemeenten via Dexia, (61% Federale overheid)
7
• •
de ‘backbone’ (de ruggengraat van het netwerk), die de verbinding tussen de DXT’s garandeert; de basisstations (TBS of voluit Tetra Base Station), die met de DXT’s zijn verbonden.
2) de terminals, die kunnen onderverdeeld worden in volgende onderdelen: • • • • •
een vast apparaat; een mobiel apparaat; een draagbaar apparaat; een mobiele gegevensterminal; een draagbare gegevensterminal.
Figuur 2: R.C.S. van ASTRID
N.B.: de verschillende TETRA-netwerken kunnen onderling met elkaar worden verbonden (bv. Nederlandse TETRA C2000-netwerk met het Belgische TETRA ASTRID-netwerk). Hierdoor wordt ‘roaming’ tussen die verschillende netwerken in de toekomst mogelijk.
8
6. Identificatie van de terminals Om in een TETRA-netwerk een communicatie tot stand te brengen, moet er een verbinding van één terminal met één of meerdere andere terminals worden gerealiseerd. Men moet dan ook de correspondenten kunnen identificeren. Net als bij het GSM-netwerk heeft iedere TETRA-gebruiker zijn identificatienummer. Dit is zijn ISSI (Individual Short Subscriber Identity5)
individueel
De ISSI is een nummer dat uit 7 cijfers bestaat dat volgens het volgende principe is samengesteld:
het 1ste cijfer identificeert de Organisatie waaraan de terminal toebehoort. 1 = Douane 2 = Brandweer en C.B. 3 = Lokale politie 4 = Police locale
5 = Defensie & Rode Kruis 6 = Dienst 100 7 – 9 = voorbehouden
Het ISSI nummer van de Brandweerdiensten en de Civiele Bescherming is opgebouwd volgens de volgende logica: Discipline 2
Provincie 0 = Nationaal
Zone
Dienst/Korps/Colonne
X X X
0 voor C.B.
1 = Antwerpen 2 = ‘Brabant’ 3 = West-Vlaanderen 4 = Oost-Vlaanderen 5 = Henegouwen 6 = Luik 7 = Limburg 8 = Luxemburg 9 = Namen Tabel 2: Opbouw van een I.S.S.I.
5
In werkelijkheid is het ITSI-nummer de volledige identificatie. Het is als volgt opgebouwd: LLL-NNN-1234567, waarbij LLL de code is van het land waarin het netwerk werkt dat door NNN is gecodeerd, en waarbij 1234567 de ISSI (Individual Short Subscriber Identity) is. Voorbeeld: 206-9998-4589237 stemt overeen met de terminal die in het Belgische (206) ASTRID-netwerk (9998) ingeschreven is onder de ISSI 4589237.
9
met de verplichting om voor de laatste 3 cijfers van de ISSI de volgende combinaties te gebruiken: • • •
100 voor het vaste apparaat 111 voor de Officier Diensthoofd 199 voor de Officier van Wacht
De andere cijfers (XXX) kunnen vrij worden gekozen. In het telefoonboek van de ASTRID-terminals kunnen de namen worden ingevoerd die met de ISSI’s overeenstemmen. Wanneer dat is gebeurd, verschijnt op het display van het apparaat de naam van de correspondent (net zoals dat gebeurt bij de GSM, wanneer het nummer en de naam van de abonnee in het geheugen zijn opgeslagen).
7. Types verbindingen en communicatiediensten De terminals kunnen volgens twee verschillende modi werken: in T.M.O. en in D.M.O.
7.1. In de T.M.O.-modus (= ‘Trunked Mode Operation’): standaard ingestelde modus waarvoor het ASTRID-netwerk aanwezig MOET zijn. In dat geval kan men over de volgende netwerkdiensten beschikken:
7.1.1.
Groepsoproep (‘group call’) = DE TYPISCHE werkingswijze op het ASTRID-netwerk
Hierbij praat een gebruiker via de PTT–knop met meerdere andere gebruikers in de halfduplex6-modus. In vergelijking met het traditionele VHF-netwerk is het hierbij mogelijk om een keuze te maken in een communicatiegroep7 (zie verder: 8. Communicatiegroepen - ‘fleetmapping’). Groepsgesprekken zijn ongelimiteerd (inbegrepen in het abonnement).
6
Half-duplex: hierbij kunnen er nooit twee of meer personen gelijktijdig spreken. We spreken over een ‘groep’ omdat de frequenties voortaan door trunking worden toegekend. Het heeft dan ook geen zin meer om nog over frequenties te praten. 7
10
Figuur 3: Groepoproep - ieder zijn beurt …
7.1.2. Individuele oproep (‘individual call’), ook wel eens “one to one” genoemd Dit type oproep is vergelijkbaar met een oproep tussen GSM-gebruikers, waarbij de operator ASTRID is. Hierbij belt een terminal naar een andere specifieke terminal via zijn ISSI. •
Als de oproeper zijn gesprek start zoals op een GSM-toestel, dan zal het gesprek in full-duplex verlopen. Dit betekent dat de beide gesprekspartners gelijktijdig kunnen praten en luisteren. • Gebeurt dit via de PTT-knop, dan word een half-duplex gesprek opgezet. Dit type verbinding is erg uitzonderlijk; er moet ook voor worden betaald na uitputting van een forfait voorzien in het abonnement. Bovendien is het verkeer zogenaamd ‘collision free’. Zodra er een lid van de groep begint uit te zenden, moeten de andere leden van de groep hun beurt afwachten voordat ze zelf beginnen uit te zenden (zie Figuur 3).
7.1.3.
Broadcast oproep
Dit is een speciaal geval waarbij een oproep kan worden verzonden over alle kanalen die toegankelijk zijn voor de zender (bv. verzending van een alarmmelding voor de politie, verzending van een oproep naar alle voertuigen, …). Dit type oproepen is momenteel alleen mogelijk vanaf een CAD. 7.1.4.
Noodoproep (‘emergency call’)
De rode knop naast de antenne op de terminal brengt een oproep tot stand naar een voorgeprogrammeerd nummer (een ander ASTRID-apparaat of een telefoonnummer). De terminal gaat automatisch in zending om op die manier het type probleem te bepalen waarmee de verzender wordt geconfronteerd.
11
Figuur 4: Noodroproep 7.1.5.
Gegevensuitwisselingen
Doordat het ASTRID-netwerk volledig digitaal is, kunnen hiermee heel gemakkelijk gegevens worden verzonden en ontvangen. Dit betekent dat de brandweerdiensten de adressen van een interventie zouden kunnen doorsturen, evenals bijvoorbeeld routebeschrijvingen, de ADR-gegevens, de statusberichten van de voertuigen, ….
a. Statusberichten Dit zijn vooraf bepaalde codes voor specifieke situaties (bv. ‘vertrek naar interventie’, ‘ter plaatse’, …). Deze berichten kunnen naar de CAD’s of naar andere terminals worden verzonden. Men kan hierbij gebruikmaken van de functietoetsen op de terminal. In het geval van de ambulancediensten is dit systeem een beter alternatief voor het ‘voting’systeem dat momenteel wordt gebruikt.
b. SDS-tekstberichten (Short Data Service’) Vergelijkbaar met de SMS-berichten die via de GSM worden verzonden. Met de ASTRIDterminals kunnen SDS-berichten (max. 127 tekens) naar een specifieke terminal of een communicatiegroep worden verzonden. In tegenstelling tot SMS-berichten worden de SDS-berichten rechtstreeks naar de bestemmelingen verzonden. 7.1.6.
Communicatie met andere operators
Net zoals het mogelijk is om individuele oproepen te realiseren tussen verschillende ASTRID-terminals, is het mogelijk om vanaf het ASTRID-netwerk een oproep te doen naar een andere telefoonoperator (vaste lijnen of GSM) - en dit zowel nationaal als internationaal.
12
Het spreekt voor zich dat voor deze dienstverlening moet worden betaald, waarop men zich al dan niet kan abonneren.
7.2. De D.M.O.-modus (= ‘Direct Mode Operation’): noodmodus waarvoor het ASTRID-netwerk niet noodzakelijkerwijs aanwezig moet zijn. De communicatie in de Directe Modus is een rechtstreekse communicatie tussen terminals BUITEN het ASTRID-netwerk (werking vergelijkbaar met een klassiek VHF-netwerk, maar in dit geval in UHF). Dankzij dit type modus kan er toch een verbinding tot stand komen wanneer het ASTRIDnetwerk niet werkt (probleem met dekking ter plaatse, ondergrondse parking, kelders, verdiepingen, grote bossen, enz.). Het bereik van het signaal wordt wel bepaald door de omgeving (alleen ‘walkie-talkie’-werking!).
8. Communicatiegroepen – ‘fleetmapping’ Een van de belangrijkste voordelen van het gebruik van het ASTRID-netwerk is de mogelijkheid om gebruik te maken van groepscommunicatie. Het enige dat u hiervoor moet doen, is definiëren wie met wie zal werken in welke (gemeenschappelijke) groep om eindelijk? - informatie te verspreiden tussen de verschillende betrokken partijen. Doordat het ASTRID-netwerk een nationale dekking biedt, waren er veel gebruikers en gespreksgroepen te programmeren. Om hierin een werkbare en duidelijke structuur te krijgen werd door een werkgroep van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken een overzichtelijk communicatieschema uitgewerkt, de ‘fleetmapping’ genaamd.Daarin werden verschillende groepen toegewezen aan elke organisatie en aan hun verschillende opdrachten.
8.1. De gespreksgroepen Een gespreksgroep is een verzameling mensen die moeten samenwerken. Deze groepen kunnen zijn: • • • •
lokaal (bijvoorbeeld een G.B); zonaal (bijvoorbeeld verschillende G.B’s die binnen dezelfde zone samenwerken); provinciaal (bijvoorbeeld verschillende G.B’s uit verschillende zones die op dezelfde werf werken); nationaal.
In de lokale groepen maakt men een onderscheid tussen 3 subgroepen: •
de ‘projectgroepen’: iedere projectgroep is een kanaal dat een specifieke opdracht kreeg toegewezen, maar dat niet over een hoofdpost beschikt (bv.: brand, bevrijding, overstroming, …); dit is een MONO disciplinaire groep: dit belangt enkel de eigen brandweerdienst aan. 13
• •
de ‘routinegroep’: een MONO disciplinaire groep die steeds beluisterd word door de lokale radiokamer waarin de dagdagelijkse werking van de brandweerdienst gebeurd. de ‘coördinatiegroep’: een multidisciplinaire coordinatiegroep.
8.2. Hoe identificeert u een groep – De GSSI’s (Group Short Subscriber Identity) De GSSI is een groepsidentificatienummer dat bestaat uit 6 cijfers en dat volgens het volgende principe is samengesteld: • • • • •
het 1ste cijfer identificeert de Organisatie waaraan de terminal toebehoort (zie p9: ISSI); het 2de cijfer identificeert de Provincie waaraan de Dienst toebehoort; het 3de cijfer identificeert de Zone waaraan de Dienst toebehoort; het 4de cijfer identificeert de Dienst in kwestie; de laatste 2 cijfers identificeren de groep.
Organisatie 2
Provincie
Zone
Dienst
V
W
0 = Nationaal 1 = Antwerpen 2 = « Brabant » 3 = West-Vlaanderen 4 = Oost-Vlaanderen 5 = Henegouwen 6 = Luik 7 = Limburg 8 = Luxembourg 9 = Namen
Tabel 3: Opbouw van een G.S.S.I..
Deze ‘fleetmapping’ is in continue ontwikkeling. U hoeft deze structuur niet van buiten te leren, maar u moet ermee werken! Het is net als bij GSM-apparaten mogelijk om hierbij de naam van de persoon te linken aan zijn nummer. Vanuit praktisch oogpunt werd aan de GSSI’s een ‘alias’ verbonden, die ook in de fleetmapping is gedefinieerd. Het GSSI nummer wordt aldusdanig niet gebruikt. (vb: 211100 = GB Antwer C, dit staat voor groep Brandweer Antwerpen coordinatie )
14
8.3. Voorbeeld : De ‘fleetmapping’ voor de provincie Oost Vlaanderen Voor Oost Vlaanderen is de groepsstructuur als volgt:
Lokaal: • • •
1 lokale coördinatiegroep 5 lokale projectgroepen 1 lokale routinegroep
• • •
1 zonale coördinatiegroep 3 zonale projectgroepen 1 zonale routinegroep
Zonaal:
Provinciaal en nationaal: • De ‘fleetmapping’ buiten de politiediensten verplicht de groepen om op de ASTRID-terminals te installeren. Een voorbeeld kan een en ander duidelijk maken: we gebruiken daarbij OVL CE (Oost Vlaanderen, zone centrum): ‘Lokale’ groepen: 1 ‘coördinatiegroep’
GB8 GENT C
5 ‘projectgroepen’
GB GENT 01 GB GENT 02 GB GENT 03 GB GENT 04 GB GENT 05
1 ‘routinegroep’
GB GENT R
1 ‘coördinatiegroep’
GB OVL CE C
3 ‘projectgroepen’
GB OVL CE 01
‘Zonale’ groepen:
GB OVL CE 02 GB OVL CE 03 1 ‘routinegroep’
8
GB OVL CE R
GB staat voor Brandgroep
15
‘Provinciale’ groepen: 1 groupe « coordination »
GB OVL C9
3 ‘projectgroepen’
GB OVL 01 GB OVL 02 GB OVL 03
1 ‘routinegroep’
GB OVL R
‘Rampgroepen’: Multidisciplinaire groepen die specifiek bedoeld zijn voor crisissituaties ‘Strategische’ groepen: GB OVL CC-PROV
Coördinatiekanaal tussen het provinciale crisiscentrum en de gemeentelijke coördinaties
GB OVL CC-LOC
lokaal crisiscentrum (burgemeester)
GI_B OVL CP-OPS 1, 2, Coördinatiegroepen tussen het crisiscentrum en de operationele en 3
PC’s
‘Operationele’ groepen: GB OVL CO 1, 2, en 3
Monodisciplinaire coördinatiegroepen (SI)
GB OVL RV1
Multidisciplinaire coördinatie van de versterkingscolonnes (Afspraak)
GB OVL LOG 1, 2, en 3
Logistieke verplaatsingen naar of vanaf de werf
‘Nationale’ groepen: Niveau ‘autoriteit’: GB CC FED
Groep van de Minister van Binnenlandse Zaken
GB DO-PC
Groep operationele directie van de Civiele Bescherming (Crisiscentrum)
Niveau ‘bijstand aan ondernemingen’: CELMES
Metingen
BELINTRA
Gevaarlijke stoffen
9
kanaal voor algemene oproep over de provincie, 1ste contact, multidisciplinair
16
… Kortom, dat zijn heel wat groepen die moeten worden beheerd. Gelukkig kan men met behulp van de folderstructuur in de ASTRID-terminals daar orde in brengen. Zo kan men bijvoorbeeld een onderscheid maken tussen de volgende ‘folders’:
LOKAAL, VERSTERKING, ZONE, PROVINCIE, RAMP, NATIONAAL
9. Hoe de communicatie met een groep tot stand wordt gebracht Bij het aanschakelen van de terminal maakt deze automatisch contact met het dichtstbijzijnde basisstation (TBS) (zie Figuur 5). De terminal brengt een verbinding tot stand en registreert zich in het ASTRID-netwerk via de DXT waarop het basisstation is aangesloten (op voorwaarde uiteraard dat zijn ISSI bekend en gevalideerd is).
Figuur 5: Toegang tot het netwerk via het TBS
Nadat de communicatiegroep is gekozen, drukt de verzender op de PTT-knop10 en wacht hij tot het verklikkerlampje voor het praten groen wordt. De radio verzendt de aanvraag voor de toegang over een controlekanaal. De aanvraag wordt naar een schakelaar van het netwerk verzonden (zie Figuur 6).
10
PTT = ‘Push To Talk’
17
Figuur 6: Overdracht naar het knooppunt van het netwerk (DXT)
De schakelaar (DXT) controleert waar de andere leden van de groep zich bevinden (of in feite het basisstation waaronder ze zich bevinden) (zie Figuur 7).
Figuur 7: Zoektocht naar de leden van de groep
Vervolgens controleert hij de beschikbare kanalen en de gebruikersrechten. Daarna verzendt hij een opdracht naar de verschillende basisstations voor de toewijzing van het verkeerskanaal (dat verschilt al naargelang van het basisstation en zijn beschikbare frequenties) (zie Figuur 8). De basisstations zenden die informatie door naar de radio’s van de ontvangers (zie Figuur 9).
18
Figuur 8: Toewijzing van het verkeerskanaal
Figuur 9: De basisstations nemen contact op met de terminals
De oproeper krijgt een auditief en/of visueel signaal en kan zijn bericht doorgeven. Het basisstation verstuurt het bericht lokaal en naar de sch akelaar.(zie Figuren 10 en 11), die op zijn beurt het bericht verzend naar de andere basisstations en die dan op hun beurt het bericht versturen naar de bestemmelingen (zie Figuur 11bis en figuur12).
19
Figure 10: Début effectif de l'émission du message
Figuur 11: Doorzending lokaal en naar het knooppunt
20
Figuur 12: Doorzending van het netwerk naar de terminals van de groep
Opmerkingen : •
Tussen de tijd dat de PTT-knop wordt ingedrukt en het auditief en/of visueel signaal verlopen er 300 tot 400 ms (!).
•
De ‘kanalen’ blijven tijdens de oproep geactiveerd. De antwoorden kunnen dan ook meteen doorgezonden worden… tot op het moment dat het systeem een ‘lange’ periode van inactiviteit (1 tot 2 seconden) detecteert. Het hele proces dat hierboven wordt beschreven, wordt meteen opnieuw doorlopen zodra er weer een communicatie wordt aangevraagd.
•
De kanalen en frequenties worden volledig beheerd door het systeem.
•
Er gelden geen beperkingen meer voor de frequenties; het begrip ‘communicatiegroep’ is in de plaats gekomen van het begrip ‘kanaal’!
•
De groepoproepen gebeuren in de ‘half duplex’-modus: er kunnen dus geen twee of meer personen gelijktijdig praten.
•
Om te praten moet men op de PTT-knop drukken. Als er in de communicatiegroep iemand anders aan het praten is, wordt de aanvraag voor verzending in een wachtrij geplaatst, waarbij het verklikkerlampje om te spreken oranje blijft. Op het moment dat het kanaal vrijkomt, wordt het verklikkerlampje groen. Hiermee wordt aangeduid dat er kan worden gepraat.
•
Als men zijn plaats in de wachtrij wil behouden, moet men de PTT-knop blijven indrukken.
•
Als er een defect optreedt in een basisstation, brengt de terminal een verbinding tot stand met een ander basisstation … 21
10. Netwerkproblemen en oplossingen - ‘Repeater’, ‘gateway’ en ‘MOC’ 10.1. De ‘repeater’ Als de dekking ontoereikend is (bv. tunnel), is het mogelijk om een ‘repeater’ te gebruiken. Die herhaalt het signaal en vergroot op die manier het bereik van het netwerk.
10.2. De ‘gateway’ Een gateway zet een T.M.O.-signaal in een ander signaal. Een D.M.O.-T.M.O.-gateway kan bijvoorbeeld een D.M.O.-groep met een T.M.O.-groep verbinden.
10.3. Het ‘Mobile Operation Centre’ (MOC) (zie foto hieronder) Als het netwerk tijdens een manifestatie of een ramp tijdelijk niet toereikend is, beschikt ASTRID over een mobiel basisstation (op een vrachtwagen), dat ter plaatse kan worden gebracht om tijdens de duur van het evenement lokaal het netwerk te versterken.
Foto 1: Het M.O.C. van ASTRID
22
11. Als het apparaat wordt gestolen De verdwijning van een ASTRID-terminal moet meteen aan het Diensthoofd worden gemeld, zodat hij de ISSI van de terminal in kwestie bij het NNCC11 (National Network Control Center van ASTRID) kan laten uitschakelen. Op dat moment kan de dief geen gesprekken meer horen. Deze terminal wordt dan volledig onbruikbaar, aangezien hij pas opnieuw door een TETRA-operator zal kunnen worden ingeschreven wanneer de dief een aankoopbewijs van het apparaat kan voorleggen. Als zijn TEI-nummer bekend is, kan het apparaat overigens van op afstand worden uitgeschakeld.
12. Aanvullende informatie Op de volgende Internet-sites vindt u nog meer nuttige informatie: http://www.astrid.be gepubliceerd door de N.V. A.S.T.R.I.D
http://telecomastrid.over-blog.com gepubliceerd door Jean-Paul Charlier http://www.tetramou.com gepubliceerd door het TetraMou-consortium http://www.etsi.org gepubliceerd door het ETSI http://www.module4.be.tf gepubliceerd door Jean-Paul Charlier (Trainingscursus Officieren)
11
Het NNCC is het nationale centrum dat het netwerk controleert en dat verantwoordelijk is voor het technische beheer van het radionetwerk en de ASTRID-systemen: beheer van de fouten, de configuratie, de kosten, het verkeer en de prestaties en de beveiliging van het netwerk.
23
Figuren & Tabellen
Figuur 1: Digitaal netwerk ......................................................................................................... 6 Figuur 2: R.C.S. van ASTRID ................................................................................................... 8 Figuur 3: Groepoproep - ieder zijn beurt … ............................................................................ 11 Figuur 4: Noodroproep............................................................................................................. 12 Figuur 5: Toegang tot het netwerk via het TBS ....................................................................... 17 Figuur 6: Overdracht naar het knooppunt van het netwerk (DXT).......................................... 18 Figuur 7: Zoektocht naar de leden van de groep...................................................................... 18 Figuur 8: Toewijzing van het verkeerskanaal .......................................................................... 19 Figuur 9: De basisstations nemen contact op met de terminals ............................................... 19 Figure 10: Début effectif de l'émission du message................................................................. 20 Figuur 11: Doorzending lokaal en naar het knooppunt............................................................ 20 Figuur 12: Doorzending van het netwerk naar de terminals van de groep .............................. 21
Tabel 1: Vergelijking VHF - ASTRID....................................................................................... 4 Tabel 2: Opbouw van een I.S.S.I. .............................................................................................. 9 Tabel 3: Opbouw van een G.S.S.I............................................................................................ 14
Foto 1: Het M.O.C. van ASTRID ............................................................................................ 22
24
Bijlagen
Bijlage 1 : Omzendbrief
Bijlage 2 : Provinciale folder
25
Glossarium
A.D.R. Accord Européen pour le Transport International de Marchandises Dangereuses
M.U.G. Medische Urgentie Groep
K.B. Koninklijk Besluit
A.S.C. Astrid Service Centre
A.S.T.R.I.D. All-round Semi-cellular Trunking Radiocommunication system with Integrated Dispatchings
BELINTRA: Belgian Intervention system for Transport Accidents
C.A.D.: Computer Aided Dispatchings
R.C.G. : Raadegevend Comité van Gebruikers
CELMES : (MEETCEL) : Cellule de mesure
C.I.C. Centrum voor Informatie en Communicatie
D.M.O. Direct Mode Operation
D.X.T. Digital Exchange for Tetra
E.T.S.I. European Telecommunication Standardization Institute
G.b. Group Brandweer
G.S.S.I. Group Short Subscriber Identity
I.R.E. Institut de Radio-Eléments
I.S.S.I. Individuel Short Subscriber Identity
I.T.S.I. Individuel Tetra Suscriber Identity
M.O.C. Mobile Operation Centre
N.N.C.C. National Network Control Center van ASTRID
P.T.T. Push To Talk
R.C.S. Radio Communication System
S.D.S. Short Data Service
S.M.S. Short Message Service
T.B.S. Tetra Base Station
TE.T.RA. TErrestrial Trunked RAdio
TETRAM.o.U. Tetra Memorandum of Understanding
T.M.O. Trunked Mode Operation
U.H.F. Ultra High Frequency
V.H.F. Very High Frequency
26
Hebben meegewerkt aan de ontwikkeling van dit handboek:
Bilcke Jo, adviseur, A.S.T.R.I.D. Bouffioux Marc, technische assistant, Grote Wacht van Libramont Charlier Jean-Paul, kapitein-commandant, Brandweer Namen Faes Luc, luitenant, Brandweer Kasterlee, lid van de redactiecomité Gydé Sam, wnd. luitenant, Brandweer Gent Huwé Marc, luitenant, Brandweer La Louvière Michiels Michel, luitenant, Brandweer Mechelen Nelissen Peter, opleiding coördinator, A.S.T.R.I.D.
Dankwoord Dit handboek gaat uit van de cursus die werd opgesteld door Luitenant Marc Huwé van de brandweerschool van Henegouwen, die hiervoor uitgebreid bedankt wordt.
27
28