Waarom zou je kiezen voor M&O?
Onderzoek naar het keuzegedrag van leerlingen voor het vak Management & Organisatie Groningen, mei 2013 Auteurs Brenda Bergkamp – Bovenhuis Arjan Woord Masteropleiding leraar Algemene Economie, NHL Hogeschool Groningen Begeleider Drs. L.J.W. van Limburg Scholen van onderzoek Gomarus College, Groningen Pieter Zandt scholengemeenschap, Kampen
1
Waarom zou je kiezen voor M&O? – Onderzoek naar het keuzegedrag van leerlingen voor het vak M&O
1
2
Waarom zou je kiezen voor M&O? – Onderzoek naar het keuzegedrag van leerlingen voor het vak M&O
Inhoudsopgave Voorwoord
5
Hoofdstuk 1 -‐ Opzet onderzoek
6
1.1. Inleiding
6
1.2. Aanleiding en achtergrond
6
1.3. Probleemstelling
6
1.4. Indeling van het rapport
7
1.5. Samenvatting
8 9
Hoofdstuk 2 -‐ Methode van onderzoek 2.1. Inleiding
9
2.2. De onderzoekssituatie
9
2.2.1. De fundering
9
2.2.2. De deelnemers
10
2.2.3. Het focusinterview
10
2.3 Wat onderzoeken wij?
11
2.3.1 De deelvragen
11
2.3.2 Wat voor scholengemeenschap is de Pieter Zandt scholengemeenschap te Kampen? 11 2.3.3 Wat voor scholengemeenschap is het Gomarus College te Groningen?
11
2.3.4 Welke keuzeprofielen zijn er en wat houden ze in?
11
2.3.5 Wat houdt het vak Management & Organisatie in?
11
2.3.6 Hoeveel leerlingen op onze scholen kiezen een ‘economisch’ profiel?
12
2.3.7 Op basis waarvan kiezen leerlingen op onze scholen voor een bepaald profiel?
12
2.3.8 Op basis waarvan kiezen leerlingen op onze scholen het vak Management & Organisatie?
12
2.3.9 Hoe kijken leerlingen tegen het vak Management & Organisatie aan op onze scholen? 12 2.3.10 Wat zijn de verwachtingen van leerlingen ten aanzien van het vak Management & Organisatie op onze scholen?
12
2.3.11 Hoe ervaren leerlingen op onze scholen het vak Management & Organisatie?
12
2.3.12 Welke aspecten van het vak Management & Organisatie worden door de leerlingen op onze scholen als positief ervaren? 12 2.3.13 Welke aspecten van het vak Management & Organisatie worden door de leerlingen op onze scholen als minder positief ervaren? 12 2.4 Het focusinterview
12
2
3
Waarom zou je kiezen voor M&O? – Onderzoek naar het keuzegedrag van leerlingen voor het vak M&O
2.4.1 Interviewen
12
2.4.2 Het focusinterview
13
2.4.3 De interviewvragen
13
2.4.4 Het vastleggen en verwerken van de informatie
14
2.5 Samenvatting
14
Hoofdstuk 3 – Resultaten
16
3.1 Inleiding
16
3.2 De deelvragen
16
3.2.1 Wat voor scholengemeenschap is de Pieter Zandt scholengemeenschap te Kampen? 16 3.2.2 Wat voor scholengemeenschap is het Gomarus College te Groningen?
16
3.2.3 Welke keuzeprofielen zijn er en wat houden ze in?
17
3.2.4 Wat houdt het vak Management & Organisatie in?
19
3.2.5 Hoeveel leerlingen op onze scholen kiezen een ‘economisch’ profiel?
20
3.2.6 Op basis waarvan kiezen leerlingen op onze scholen voor een bepaald profiel?
20
3.2.7 Op basis waarvan kiezen leerlingen op onze scholen het vak Management & Organisatie?
20
3.2.8 Hoe kijken leerlingen tegen het vak Management & Organisatie aan op onze scholen? 21 3.2.9 Wat zijn de verwachtingen van leerlingen ten aanzien van het vak Management & Organisatie op onze scholen?
22
3.2.10 Hoe ervaren leerlingen op onze scholen het vak Management & Organisatie?
23
3.2.11 Welke aspecten van het vak Management & Organisatie worden door de leerlingen op onze scholen, als positief ervaren? 24 3.2.12 Welke aspecten van het vak Management & Organisatie worden door de leerlingen op onze scholen, als minder positief ervaren? 24 3.3 Samenvatting
25 26
Hoofdstuk 4 – Aanvullend literatuuronderzoek 4.1 Inleiding
26
4.2 Adolescentie
26
4.2.1 Adolescentie: wat is dat?
26
4.2.2 Theorieën over de adolescentie
27
4.2.3 Identiteitsontwikkeling
28
4.3 Beslissingen
28
4.3.1 Wat is een beslissing?
28
4.3.2 Rationeel of ecologisch?
30
3
4
Waarom zou je kiezen voor M&O? – Onderzoek naar het keuzegedrag van leerlingen voor het vak M&O
4.3.3 Hoe denken wij?
32
4.3.4 Hoe beslissen wij?
33
4.4 Samenvatting
34 35
Hoofdstuk 5 – Conclusies
36
Beantwoording probleemstelling Hoofdstuk 6 – Aanbevelingen
38
Bibliografie
41
Bijlage I – Uitwerking interview Pieter Zandt
42
Bijlage II – Uitwerking interview Pieter Zandt
46
Bijlage III – Uitwerking interview Gomarus College
48
Bijlage IV – Uitwerking interview Gomarus College
48
Bijlage V – Uitwerking interview Gomarus College
48
4
5
Waarom zou je kiezen voor M&O? – Onderzoek naar het keuzegedrag van leerlingen voor het vak M&O
Voorwoord Dit onderzoek is uitgevoerd door Brenda Bergkamp-‐Bovenhuis en Arjan Woord. Brenda werkt als docent economie op het Gomarus College te Assen en Arjan is docent economie op de Pieter Zandt scholengemeenschap te Kampen. Wij hebben dit onderzoek uitgevoerd op beide scholen en de resultaten verwerkt in dit rapport. Het vak Management & Organisatie staat bij beide scholen onder druk. Op beide scholen zijn er steeds minder leerlingen die de keuze maken voor het vak Management en Organisatie. Ook blijkt dat veel leerlingen niet weten wat de inhoud is van het vak M&O. Als ze eenmaal het vak gekozen hebben is het soms lastig om de motivatie te vinden het vak te blijven volgen. Gesteund door de directie van beide scholen hebben wij ons P1-‐onderzoek gedaan naar het keuzegedrag van leerlingen voor het vak Management & Organisatie. We hebben daarbij in de praktijk informatie verzameld door interviews te houden met leerlingen. Deze leerlingen willen wij bedanken voor hun verleende medewerking. Ook onze collega’s die het vak Management & Organisatie doceren zeggen we dank voor het meedenken en het leveren van hun bijdrage aan ons onderzoek. Vanuit de literatuur hebben wij veel informatie opgedaan waarom leerlingen keuzes maken en waarop zij deze keuzes baseren. Dit literatuuronderzoek is van toegevoegde waarde om antwoord te kunnen geven op onze probleemstelling. Een woord van dank voor onze begeleider dhr. Van Limburg is op zijn plek. Wij willen hem bedanken voor zijn enthousiasme en begeleiding bij het doen van dit onderzoek. Groningen, mei 2013 Brenda Bergkamp-‐Bovenhuis Arjan Woord
5
6
Waarom zou je kiezen voor M&O? – Onderzoek naar het keuzegedrag van leerlingen voor het vak M&O
Hoofdstuk 1 -‐ Opzet onderzoek 1.1.
Inleiding
In dit onderzoek willen wij op zoek naar oorzaken waarom leerlingen wel of niet kiezen voor het vak Management & Organisatie. In paragraaf 2 leggen wij uit hoe wij tot dit onderzoek zijn gekomen. Vervolgens komt in paragraaf 3 de probleemstelling aan de orde. In paragraaf 4 leggen wij uit hoe de opbouw van het rapport is. Tot slot vindt u in paragraaf 5 een korte samenvatting van dit hoofdstuk.
1.2.
Aanleiding en achtergrond
Op de Pieter Zandt scholengemeenschap te Kampen en het Gomarus College te Groningen kiezen, in de Tweede Fase, steeds minder leerlingen voor een economisch profiel (Economie en Maatschappij) en in het bijzonder het vak Management & Organisatie. Jarenlang was Economie en Maatschappij het meest gekozen profiel en was het keuzevak Management & Organisatie een populair vak. Nu dalen de leerlingenaantallen die kiezen voor dit vak. Wij zijn benieuwd wat hiervan de oorzaken kunnen zijn. Ook valt het op dat er een groep leerlingen is, die het vak Management & Organisatie kiest, maar dit al rond de herfstvakantie weer laat vallen. Welke factoren spelen een rol in het wel of niet kiezen van het vak Management & Organisatie?
1.3.
Probleemstelling
Wij zijn nieuwsgierig naar de oorzaken van de daling van het aantal leerlingen dat op onze scholen het vak Management & Organisatie kiest. De probleemstelling van ons onderzoek luidt als volgt: W AT ZIJN DE BELANGRIJKSTE OORZAKEN VOOR DE DALING VAN HET AANTAL LEERLINGEN DAT HET VAK M ANAGEMENT & O RGANISATIE KIEST OP HET G OMARUS C OLLEGE TE G RONINGEN EN DE P IETER Z ANDT SCHOLENGEMEENSCHAP IN K AMPEN ? Om het probleem gestructureerd aan te kunnen pakken is het nodig een aantal deelvragen te beantwoorden. Deze deelvragen verschaffen helderheid over de probleemstelling en zullen ons helpen de probleemstelling goed te kunnen beantwoorden. Wij gaan de volgende deelvragen behandelen: o o o o o o o o o o
Wat voor scholengemeenschap is de Pieter Zandt scholengemeenschap te Kampen? Wat voor scholengemeenschap is het Gomarus College te Groningen? Welke keuzeprofielen zijn er en wat houden ze in? Wat houdt het vak Management & Organisatie in? Hoeveel leerlingen op onze scholen kiezen een ‘economisch’ profiel? Op basis waarvan kiezen leerlingen op onze scholen voor een bepaald profiel? Op basis waarvan kiezen leerlingen op onze scholen het vak Management & Organisatie? Hoe kijken leerlingen tegen het vak Management & Organisatie aan op onze scholen? Wat zijn de verwachtingen van leerlingen ten aanzien van het vak Management & Organisatie op onze scholen? Hoe ervaren leerlingen op onze scholen het vak Management & Organisatie?
6
7
Waarom zou je kiezen voor M&O? – Onderzoek naar het keuzegedrag van leerlingen voor het vak M&O
Welke aspecten van het vak Management & Organisatie worden door de leerlingen op onze scholen als positief ervaren? o Welke aspecten van het vak Management & Organisatie worden door de leerlingen op onze scholen als minder positief ervaren? Hoe komt het dat het aantal leerlingen dat het vak Management & Organisatie kiest daalt? Komt dat door een discrepantie tussen de verwachtingen van de leerlingen en de werkelijkheid? Komt dit door de voorlichting over het vak Management & Organisatie, waardoor de verwachtingen van de leerlingen niet overeenkomen met de werkelijkheid? Komt het door de docent(en)? Het vak zelf? o
We willen graag na dit onderzoek op tafel hebben liggen wat de oorzaak is van het dalende aantal leerlingen dat het vak Management & Organisatie kiest. Aan de hand van de oorzaken willen we aanbevelingen opstellen om het vak Management & Organisatie aantrekkelijker te maken voor leerlingen zodat het aantal aanmeldingen voor dit vak zal stijgen. Dat leerlingen je vak blijven kiezen, is namelijk ook in ons eigen belang. Het onderzoek vindt plaats op 2 scholengemeenschappen. De aanbevelingen die uit ons onderzoek komen, kunnen ook een grotere reikwijdte hebben dan alleen voor onze scholen. Ook scholen waar soortgelijke problematiek speelt, zouden met onze aanbevelingen het vak Management & Organisatie een impuls kunnen geven.
1.4.
Indeling van het rapport
De probleemstelling die in dit onderzoek centraal staat is: Wat zijn de belangrijkste oorzaken voor de daling van het aantal leerlingen dat het vak Management & Organisatie kiest op het Gomarus College in Groningen en de Pieter Zandt scholengemeenschap in Kampen? Deze vraag moet aan het eind van dit rapport beantwoord kunnen worden. Dit gaan we doen met behulp van de eerder genoemde deelvragen. Omdat we bezig zijn met een explorerend of verkennend onderzoek en alle uitkomsten mogelijk zijn, is het belangrijk er achter te komen wat voor leerlingen beweegredenen zijn om het vak Management & Organisatie te kiezen. We moeten de verwachtingen die leerlingen hebben (of hadden) ten aanzien van het vak Management & Organisatie boven tafel zien te krijgen. Dit kan door het interviewen van leerlingen door gebruik te maken van een focusgroepsinterview. In hoofdstuk 2 van dit rapport behandelen wij de gekozen methode van onderzoek. Ook komen in dat hoofdstuk de interviewvragen aan de orde, evenals de populatie en eventuele kenmerken van de populatie. In hoofdstuk 3 leest u de uitkomsten van de interviews die wij op beide scholengemeenschappen hebben gehouden. Ook geven wij aan hoe de interviews zijn verlopen. Omdat wij afhankelijk zijn van de input van leerlingen, hebben wij er voor gekozen eerst de methode van onderzoek te behandelen. Daarna willen wij de resultaten bespreken van de gehouden interviews om vervolgens een zinnige literatuurstudie te kunnen doen. In hoofdstuk 4 doen wij dan ook een literatuurstudie die aansluit bij de uitkomsten van de gehouden interviews.
7
8
Waarom zou je kiezen voor M&O? – Onderzoek naar het keuzegedrag van leerlingen voor het vak M&O
Uiteindelijk kunnen wij de uitkomsten van de interviews vergelijken met de uitkomsten van het literatuuronderzoek. In hoofdstuk 5 zullen wij de gevonden conclusies presenteren. Het uiteindelijke doel van dit rapport is het doen van aanbevelingen om het vak Management & Organisatie aantrekkelijk te maken (of te houden). In hoofdstuk 6 zullen wij deze aanbevelingen geven.
1.5.
Samenvatting
Voor leerlingen is het kiezen van een profiel een lastige klus. Vroeger koos je losse vakken op basis van je interesse en meestal ook je score op dat vak. Tegenwoordig ligt dat wat anders. Leerlingen kiezen een profiel en in dat profiel horen een aantal vakken. Daarnaast zijn er een aantal te kiezen vakken om het profiel op te vullen tot het aantal vakken dat vereist is voor je examen. Binnen het Gomarus College te Groningen en de Pieter Zandt scholengemeenschap in Kampen is er een dalende trend te merken in het aantal leerlingen dat het vak Management & Organisatie kiest. Wij zijn nieuwsgierig wat de redenen kunnen zijn dat er jaarlijks minder leerlingen kiezen voor het vak Management & Organisatie. In dit rapport zoeken wij naar de belangrijkste oorzaken van het dalende aantal leerlingen dat het vak Management & Organisatie kiest op het Gomarus College in Groningen en de Pieter Zandt scholengemeenschap in Kampen. Met behulp van focusgroepsinterviews proberen wij deze redenen boven water te krijgen om na een passende literatuurstudie, aanbevelingen te doen om het vak Management & Organisatie weer op de kaart te zetten op beide scholen.
8
9
Waarom zou je kiezen voor M&O? – Onderzoek naar het keuzegedrag van leerlingen voor het vak M&O
Hoofdstuk 2 -‐ Methode van onderzoek 2.1. Inleiding Hoe aantrekkelijk vinden leerlingen op onze scholengemeenschappen het vak Management & Organisatie? Dat is de kernvraag van dit rapport. Omdat het hier gaat om ervaringen en meningen van zowel leerlingen als docenten, is het interviewen van deze groepen een belangrijk instrument. Hoe verkrijgen wij de benodigde informatie om onze onderzoeksvraag te kunnen gaan beantwoorden? In paragraaf 2.2. vertellen we iets over de onderzoekssituatie. Daarna komt in paragraaf 2.3. het ‘wat’ aan bod. Vervolgens in paragraaf 2.4. de manier van onderzoek; namelijk het afnemen van interviews. Dit is het ‘hoe’. En als laatste het ‘waarom’ in paragraaf 2.5.. We hanteren voor dit hoofdstuk de onderzoeksopzet die we vinden in het boek ‘Methoden en technieken van onderzoek’ (Saunders, 2011). Tot slot vinden we in paragraaf 2.6. een terugblik op dit hoofdstuk.
2.2. De onderzoekssituatie 2.2.1. De fundering Zoals uit hoofdstuk 1 blijkt, loopt het aantal leerlingen dat het vak Management & Organisatie kiest op het Gomarus College en de Pieter Zandt scholengemeenschap de laatste jaren terug. Aangezien het ons vak is, een vak wat wij met plezier geven, zijn wij nieuwsgierig naar de redenen hierachter. Omdat wij op zoek zijn naar achtergronden bij het gedrag van leerlingen en dus onbekende informatie, is onze methode van onderzoek inductief. Er is geen theorie of een model op basis waarvan wij aannames doen om die vervolgens te onderzoeken. Als je bijvoorbeeld vooral geïnteresseerd bent in het begrijpen waarom iets gebeurt en minder in het kunnen beschrijven wat er gebeurt, dan kun je misschien beter inductief dan deductief onderzoek doen. Bij onderzoek over een onderwerp dat nieuw is, veel discussie losmaakt en waarover nog weinig literatuur bestaat, is het waarschijnlijk beter om inductief te werken door gegevens te genereren en te analyseren, en na te denken over de vraag welke theoretische ideeën deze gegevens suggereren. Een nadeel van inductief onderzoek kan zijn dat er voortdurend het risico is dat er geen bruikbare gegevenspatronen en geen theorie of model zullen verschijnen. (Saunders, 2011) Ons onderzoek is ook exploratief (ook wel verkennend genoemd). We proberen inzicht te verkrijgen in de beweegredenen achter het gedrag van leerlingen. Verkennend onderzoek, ook wel exploratief onderzoek genoemd, is een waardevolle methode om uit te vinden ‘wat er gebeurt; om nieuw inzicht proberen te verkrijgen; om vragen te stellen en verschijnselen in een nieuw licht te beoordelen’. (Saunders, 2011) Een literatuuronderzoek (of uitgebreider deskresearch); Praten met experts op het desbetreffende gebied; Het houden van een focusinterview. Voor het onderzoek in dit rapport hebben wij gekozen voor de laatste 2 mogelijkheden, namelijk het praten met experts op dit gebied. Uiteraard zijn dat de collega’s die het vak Management & Organisatie geven op onze scholengemeenschappen. Maar belangrijker nog; het houden van een focusinterview met leerlingen die het vak volgen, hebben gevolgd of niet hebben gekozen. Het is de o o o
9
10
Waarom zou je kiezen voor M&O? – Onderzoek naar het keuzegedrag van leerlingen voor het vak M&O
bedoeling dat we er achter komen wat hun beweegredenen zijn geweest om het vak Management & Organisatie wel of niet te kiezen. Of weer te laten vallen. Daarnaast gaan we ook lessen van het vak Management & Organisatie observeren, om te kijken hoe leerlingen functioneren in een les Management & Organisatie. Waarneming is een ietwat verwaarloosd aspect van onderzoek. Toch kan deze methode de moeite waard zijn, verhelderend werken, en een aanzienlijke verrijking van je onderzoeksgegevens betekenen, stelt Saunders. (Saunders, 2011) Daarom zien wij in ons onderzoek het houden van een focusinterview ook als de belangrijkste bron van gegevensvergaring. 2.2.2. De deelnemers Wij doen onderzoek naar de oorzaken van het dalend aantal leerlingen dat het vak Management & Organisatie kiest op onze scholengemeenschappen. De deelnemers aan ons onderzoek zijn de leerlingen in de bovenbouw van de HAVO en het VWO van beide scholengemeenschappen. En nog specifieker; de leerlingen die het vak Management & Organisatie in hun profiel hebben gekozen. Daarnaast ook de leerlingen die het vak Management & Organisatie juist niet hebben gekozen. En als laatste leerlingen die het vak Management & Organisatie wel hebben gekozen, maar het ook weer hebben laten vallen. Op beide scholen houden we een focusinterview met een groep van ongeveer 4-‐5 leerlingen uit elk van deze bovenstaande categorieën. Om de juiste leerlingen te selecteren hebben we gebruik gemaakt van de decanen van de HAVO en het VWO op het Gomarus College en de Pieter Zandt scholengemeenschap. In overleg met de docenten Management & Organisatie hebben we een groepje leerlingen gekozen en hen uitgenodigd voor het focusinterview. In de uitnodiging hebben we uitgelegd wie wij zijn, wat voor onderzoek wij uitvoeren en waarom we de leerling graag willen spreken. 2.2.3. Het focusinterview Zoals eerder aangegeven, leent ons onderzoek zich goed voor het interviewen. Saunders zegt in zijn boek (Saunders, 2011): Semigestructureerde interviews en diepte-‐interviews bieden je ook de gelegenheid om antwoorden verder uit te zoeken, waarbij je geïnterviewden hun antwoorden wil laten uitleggen of nader uitwerken. Dit is belangrijk als je een interpretivistische epistemologie gebruikt, waarbij je de betekenis wilt leren kennen die de deelnemers aan verschillende verschijnselen toekennen. De vragen die wij moeten stellen hebben een open karakter en zijn complex, in de zin dat nadere uitleg of verdieping van het antwoord nodig is. Een interview is dan de beste methode om gegevens te verkrijgen. Wij kiezen voor een focusinterview omdat het karakter van ons onderzoek aansluit bij deze methode van gegevens verzamelen. Ook voldoet onze doelgroep aan de voorwaarden voor een focusinterview. Een focusgroep, soms ook een focusgroepsinterview genoemd, is een groepsinterview dat duidelijk op een bepaald onderwerp is gericht, zoals een probleem, een product of een service, waarbij een interactieve discussie tussen de deelnemers nodig is. In vergelijking met andere vormen van groepsinterviews worden in een focusgroep de interacties en het geven van antwoorden door individuele groepsleden meer gestimuleerd. Je moet de deelnemers echter ook meer aansturen om het aandachtsgebied vast te houden. De deelnemers worden gekozen omdat ze bepaalde kenmerken gemeen hebben die verband houden met het onderwerp en ze worden aangemoedigd om hun standpunten te uiten en te bespreken zonder dat er enige druk wordt uitgeoefend om tot overeenstemming te komen. Deze discussies worden verschillende keren
10
11
Waarom zou je kiezen voor M&O? – Onderzoek naar het keuzegedrag van leerlingen voor het vak M&O
gevoerd, met vergelijkbare deelnemers, zodat bepaalde trends en patronen aan de oppervlakte komen wanneer de verzamelde gegevens worden geanalyseerd. (Saunders, 2011)
2.3
Wat onderzoeken wij?
2.3.1 De deelvragen Zoals u eerder hebt kunnen lezen onderzoeken wij in dit rapport de aantrekkelijkheid van het vak Management & Organisatie. De probleemstelling die hierbij centraal staat is wat de belangrijkste oorzaken zijn van het dalend aantal leerlingen dat voor het vak Management & Organisatie kiest op onze scholengemeenschappen het Gomarus College te Groningen en de Pieter Zandt Scholengemeenschap in Kampen. De deelvragen die hier uit voortvloeien en ook in hoofdstuk 1 zijn genoemd zullen hier een voor een worden besproken. 2.3.2 Wat voor scholengemeenschap is de Pieter Zandt scholengemeenschap te Kampen? Dit is een algemene vraag waarmee we duidelijk willen aangeven waar wij ons onderzoek uitvoeren. Bij het beschrijven van de Pieter Zandt scholengemeenschap gaat het om secundaire gegevens. De informatie hiervoor halen wij van de site van de desbetreffende school en uit een informatieboekje van de school zelf. Ook zijn dit kwalitatieve gegevens aangezien het hier om de inhoud gaat en er niet hoeft te worden gerekend met de gegevens. Een klein deel van de informatie is kwantitatief van aard. U kunt hierbij denken aan gegevens over leerlingenaantallen. 2.3.3 Wat voor scholengemeenschap is het Gomarus College te Groningen? Ook voor deze deelvraag geldt dat het gaat om secundaire gegevens. De informatie betreffende het Gomarus College halen we ook van de internetsite van het Gomarus College af. Ook hier gebruiken we een informatieboekje van de school zelf. Dit zijn allemaal kwalitatieve gegevens, behalve de gegevens over leerlingenaantallen. Dat zijn kwantitatieve gegevens. 2.3.4 Welke keuzeprofielen zijn er en wat houden ze in? Deze deelvraag is ook verduidelijkend voor de probleemstelling. Het bakent het onderzoeksgebied verder af en verduidelijkt het probleem. Daarom moet zij ook worden gesteld. Ook voor deze deelvraag geldt dat het om secundaire gegevens gaat. Eind jaren negentig is er door de overheid besloten om profielen in te stellen. Ook is toen besloten welke profielen er zouden komen. Deze informatie komt uit bestaande boeken en van internet. Het gaat hier ook weer om kwalitatieve gegevens. 2.3.5 Wat houdt het vak Management & Organisatie in? Het onderzoek draait om de aantrekkelijkheid van het vak Management & Organisatie. Maar wat bedoelen we nu precies met het vak Management & Organisatie? Ook deze deelvraag is ter verduidelijking van de probleemstelling. Het antwoord op deze deelvraag vinden we door bronnen op internet te raadplegen. Ook zoeken we in boeken over dit onderwerp. Het gaat hier dus weer om secundaire, kwalitatieve gegevens.
11
12
Waarom zou je kiezen voor M&O? – Onderzoek naar het keuzegedrag van leerlingen voor het vak M&O
2.3.6 Hoeveel leerlingen op onze scholen kiezen een ‘economisch’ profiel? De informatie op deze deelvraag kunnen we achterhalen door de gegevens op te vragen bij het decanaat op onze beide scholen. Dit zijn bestaande gegevens dus ook in dit geval gaat het om secundaire gegevens. Alleen hier gaat het om aantallen en dus kwantitatieve gegevens. 2.3.7 Op basis waarvan kiezen leerlingen op onze scholen voor een bepaald profiel? We komen nu meer bij de kern van ons onderzoek: de drijfveren van leerlingen. Heel interessant om er achter te komen op basis waarvan leerlingen een keuze voor een profiel maken. Wij verzamelen hier primaire gegevens. Het gaat om nieuwe informatie die wij rechtstreeks uit de bron (de leerling) halen. Het gaat hier om beweegredenen, motivatie en dus betreft het hier kwalitatieve informatie. Deze informatie willen wij door middel van focusinterviews boven water krijgen. 2.3.8 Op basis waarvan kiezen leerlingen op onze scholen het vak Management & Organisatie? Ook hier geldt dat het om primaire, kwalitatieve gegevens gaat die wij in ons focusinterview naar boven willen halen. 2.3.9 Hoe kijken leerlingen tegen het vak Management & Organisatie aan op onze scholen? Hoe leerlingen het vak Management & Organisatie beleven is ook primaire, kwalitatieve informatie die in het focusinterview aan bod komt. 2.3.10 Wat zijn de verwachtingen van leerlingen ten aanzien van het vak Management & Organisatie op onze scholen? Verwachtingen van leerlingen ten aanzien van het vak Management & Organisatie zijn ook primaire, kwalitatieve gegevens. Ook deze vraag komt terug in ons focusinterview. 2.3.11 Hoe ervaren leerlingen op onze scholen het vak Management & Organisatie? Ervaringen van leerlingen vallen ook onder primaire, kwalitatieve informatie. Ons focusinterview geeft ook ruimte voor deze vraag. 2.3.12 Welke aspecten van het vak Management & Organisatie worden door de leerlingen op onze scholen als positief ervaren? Wat leerlingen als positief ervaren bij het vak Management & Organisatie is ook informatie die valt in de categorie primair en kwalitatief. 2.3.13 Welke aspecten van het vak Management & Organisatie worden door de leerlingen op onze scholen als minder positief ervaren? Ook hier geldt dat het gaat om primaire, kwalitatieve informatie die met behulp van een focusinterview beantwoord moet gaan worden.
2.4
Het focusinterview
2.4.1 Interviewen Een interview is een doelgericht gesprek tussen twee of meer personen. Met behulp van interviews kun je valide en betrouwbare gegevens verzamelen die van belang zijn voor je onderzoeksvragen en – doelstellingen. (Saunders, 2011) Omdat wij voor ons onderzoek veel primaire, kwalitatieve gegevens nodig hebben is interviewen een goede manier om aan onze informatie te komen. In een
12
13
Waarom zou je kiezen voor M&O? – Onderzoek naar het keuzegedrag van leerlingen voor het vak M&O
verkennend onderzoek zal waarschijnlijk gebruik gemaakt worden van interviews om de onderzoeker in staat te stellen theorie te ontwikkelen en hypothesen te formuleren. Als je erachter wilt komen wat de redenen zijn voor de beslissingen die je onderzoeksdeelnemers hebben genomen, of als je de redenen voor hun houding en mening wilt leren begrijpen, zal je een kwalitatief interview moeten afnemen. (Saunders, 2011) 2.4.2 Het focusinterview Een focusgroep, soms ook een focusgroepsinterview genoemd, is een groepsinterview dat duidelijk op een bepaald onderwerp is gericht, zoals een probleem, een product, of een service, waarbij een interactieve discussie tussen de deelnemers nodig is. (Saunders, 2011) Daarnaast voldoet onze onderzoeksgroep ook aan een aantal andere kenmerken waar een focusgroep aan moet voldoen zoals genoemd in paragraaf 2.2.3. 2.4.3 De interviewvragen Tijdens het focusinterview is het zaak dat de leerlingen aan de hand van een aantal thema’s met elkaar praten over het vak Management & Organisatie. De thema’s die wij als leidraad zullen gebruiken bij het interview zijn: Voor leerlingen die het vak Management & Organisatie niet hebben gekozen: verwachtingen over het vak; indruk na de presentatie; beweegreden om het vak niet te kiezen. Voor leerlingen die het vak Management & Organisatie wel hebben gekozen: o o o
verwachtingen over het vak; indruk na de presentatie; ervaring met het vak. Voor leerlingen die het vak Management & Organisatie hebben laten vallen: o o o
verwachtingen; indruk na de presentatie; ervaring met het vak; beweegreden om het toch weer te laten vallen. Elk thema wordt ingeleid met een beginvraag. Deze beginvraag moet open zijn. Met de eerste vraag verzamel je feitelijke informatie over het topic en met de tweede vraag wil je bereiken dat de geïnterviewde deze feiten evalueert of dat hij zijn mening geeft. Je begint meestal met een brede, open vraag om af te tasten wat voor de geïnterviewde belangrijk is. (Baarda, 2007) o o o o
Bij het stellen van de (begin)vragen moet je op een aantal dingen letten. De vragen mogen niet sturend of suggestief zijn. Na de vraag blijf je stil en je voegt niets toe als iemand niet meteen antwoord geeft. Verder moeten de vragen helder en maar voor een uitleg vatbaar zijn en moet je niet meer dan een ding tegelijk vragen. Stel zo weinig mogelijk vragen: het gaat om het verhaal van de geïnterviewde. (Baarda, 2007)
13
14
Waarom zou je kiezen voor M&O? – Onderzoek naar het keuzegedrag van leerlingen voor het vak M&O
In het interview is het belangrijk dat er open vragen gesteld worden als aanzet, bemoediging voor de leerlingen te gaan praten. Daarnaast kunnen uitdiepende vragen gebruikt worden zaken verder uit te zoeken. Ook parafraseren is een goede manier om uitdieping van een antwoord te krijgen. Tijdens het interview zullen we steeds gespitst moeten blijven op de probleemstelling en de deelvragen die beantwoord moeten worden. Met dat voor ogen, moeten we het gesprek sturen in de richting waarin wij onze antwoorden zullen kunnen vinden. In het basisboek Interviewen lezen we dat tijdens het verdere verloop van het interview het belangrijk is goed te luisteren en de ander non-‐verbaal en verbaal te stimuleren. Non-‐verbaal doe je dat door middel van je zithouding, je gelaatsuitdrukking, je stemgebruik en het houden van stiltes. Verbaal door het plaatsten van tussenvoegsels, zoals ‘ja, ja’, ‘hm-‐mm’ en het herhalen van de laatste woorden van de ander. De belangrijkste verbale stimulans vormt het ‘doorvragen’. Hierbij vraag je naar uitbreiding en verduidelijking van wat iemand vertelt. (Baarda, 2007) Als een thema uit het interviewschema is afgerond, is het belangrijk dit thema samen te vatten. Het Basisboek Interviewen zegt hierover dat je samenvat wanneer je een topic hebt afgerond. Het belangrijkste doel hiervan is na te gaan of je de ander goed begrepen hebt. Een samenvatting moet kort en bondig de kern van zijn verhaal weergeven. Gebruik zo veel mogelijk de woorden en karakteristieke termen van de geïnterviewde. De samenvatting heeft, behalve als controlemiddel, nog de volgende functies: het gesprek wordt erdoor gestructureerd; je geeft aan dat je goed geluisterd hebt; je kunt tegenstrijdigheden in het verhaal van de geïnterviewde blootleggen; je rondt er een topic mee af en maakt een soepele overgang naar een volgende topic. (Baarda, 2007) 2.4.4 Het vastleggen en verwerken van de informatie De informatie uit de interviews moet worden vastgelegd. Nu is het erg lastig om tijdens het interview het gesprek te proberen op te schrijven. Daarom gaan wij de gesprekken opnemen. Zo kunnen we tijdens het interview onze aandacht volledig bij het gesprek houden en hebben we naderhand alle tijd om terug te luisteren wat er allemaal is gezegd. Op deze manier kunnen we de gegevens op een valide manier verwerken. In het Basisboek Interviewen lezen we dat je aan het eind van de interviewfase letterlijk en figuurlijk met een berg materiaal zit. Dit materiaal moet antwoord geven op de vraag die je bij aanvang van de interviews hebt geformuleerd. Om dat antwoord te vinden moet er nog het een en ander gebeuren. Je zult het tot de essentie moeten terugbrengen en vooral de kern eruit moeten halen. Als de kern duidelijk is, moeten we ervoor zorgen dat de gevonden informatie ook voor anderen dan de geïnterviewden relevant wordt. De probleemstelling is daarbij het uitgangspunt. (Baarda, 2007)
2.5
Samenvatting
Ons onderzoek naar de aantrekkelijkheid van het vak Management & Organisatie is een explorerend onderzoek. Door middel van het afnemen van (focus)interviews proberen wij bepaalde trends en patronen boven water te krijgen. De interviews hebben een vrij karakter. Onze leidraad bij de interviews zijn een aantal thema’s dat sturing moet geven aan het gesprek. Daarnaast is het belangrijk om door middel van open vragen, uitdiepende vragen en parafraseren diepte te krijgen in het interview. Elk thema wordt samengevat. Dit ter controle en ter afsluiting. De interviews moeten worden verwerkt. Belangrijk daarbij is dat eerst de essentie eruit wordt gehaald en vervolgens dat de
14
15
Waarom zou je kiezen voor M&O? – Onderzoek naar het keuzegedrag van leerlingen voor het vak M&O
essentie ook toepasbaar en herkenbaar wordt voor mensen die geen deel hebben genomen aan het interview.
15
16
Waarom zou je kiezen voor M&O? – Onderzoek naar het keuzegedrag van leerlingen voor het vak M&O
Hoofdstuk 3 – Resultaten 3.1
Inleiding
In dit hoofdstuk vindt u de resultaten van de focusinterviews die wij hebben gehouden met verschillende groepen leerlingen. Op beide scholengemeenschappen zijn focusinterviews gehouden met leerlingen die het vak Management & Organisatie in hun profiel hebben gekozen. Daarnaast zijn er ook interviews gehouden met leerlingen die het vak niet hebben gekozen en met leerlingen die het wel hebben gekozen, maar het weer hebben laten vallen. De resultaten van de focusinterviews worden per deelvraag weergegeven. De drie groepen komen niet afzonderlijk aan bod, maar per deelvraag zijn de uitkomsten van alle drie groepen samengevat. Aan het eind van dit hoofdstuk wordt het resultaat samengevat.
3.2
De deelvragen
De onderdelen die tijdens de focusinterviews aan de orde zijn geweest hebben we verwoord in de deelvragen die in hoofdstuk 2 zijn behandeld. De vragen zijn niet letterlijk zo aan de leerlingen gesteld. Gaandeweg het gesprek zijn de verschillende onderdelen ter sprake gekomen. De uitkomsten per deelvraag zijn hieronder weergegeven. Voor zover van toepassing zijn per deelvraag de resultaten van de drie onderscheiden groepen samengevat. 3.2.1 Wat voor scholengemeenschap is de Pieter Zandt scholengemeenschap te Kampen? De Pieter Zandt scholengemeenschap in Kampen is een scholengemeenschap voor reformatorisch onderwijs voor pro-‐vmbo-‐havo-‐vwo onderwijs. De scholengemeenschap heeft vestigingen in Kampen (hoofdvestiging), Staphorst, Urk en IJsselmuiden. De vestiging in Kampen telt ongeveer 2000 leerlingen en is verdeeld over de verschillende richtingen. Voor de afdelingen van het HAVO en de VWO richting geldt dat er zo’n 600 leerlingen in de bovenbouw zitten. Ruim 250 leerlingen zitten er op het VWO en 350 leerlingen op de HAVO. Na klas 3 begint voor deze leerlingen de 2e fase waarbij de nadruk meer ligt op het actiever en zelfstandiger worden van leerlingen. 3.2.2 Wat voor scholengemeenschap is het Gomarus College te Groningen? Het Gomarus College in Groningen is een christelijke scholengemeenschap. Op de vestiging in Groningen kunnen leerlingen van zowel pro-‐vmbo-‐havo-‐ als vwo terecht voor onderwijs in zowel onderbouw als bovenbouw. Naast de hoofdvestiging in Groningen kent de scholengemeenschap ook nog vestigingen in Assen, Drachten, Leeuwarden, Zuidhorn en een onderbouwvestiging in de stad Groningen aan de Magnolia (vestiging Magnolia). In totaal heeft het Gomarus College bijna 4000 leerlingen. Daarvan zitten ongeveer 697 leerlingen in de bovenbouw van de HAVO en het VWO. Ongeveer 336 in de bovenbouw HAVO en 361 leerlingen in de bovenbouw van het VWO. Binnen de Tweede Fase is het belangrijk dat leerlingen leren om zelfstandig te werken. Meer huiswerk en complexere leerstof vragen van de leerlingen een grotere betrokkenheid en discipline en van de school een adequate begeleiding.
16
17
Waarom zou je kiezen voor M&O? – Onderzoek naar het keuzegedrag van leerlingen voor het vak M&O
3.2.3 Welke keuzeprofielen zijn er en wat houden ze in? Ons onderzoek richt zich op de bovenbouw van de HAVO en het VWO. Daar wordt het keuzevak Management & Organisatie gegeven. Maar hoe zit de HAVO en VWO in elkaar? Daarvoor hebben wij de website van de Rijksoverheid geraadpleegd. De onderstaande tekst is gebaseerd op informatie van deze site. (Rijksoverheid, 2013) De HAVO en het VWO De havo (hoger algemeen voortgezet onderwijs, 5 jaar) en het vwo (voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, 6 jaar) bereiden leerlingen voor op een studie in het hoger beroepsonderwijs (hbo) en aan de universiteit. Toelating havo en vwo Een school voor voortgezet onderwijs beslist zelf of zij een leerling toelaat. Veel scholen doen dit op basis van het schooladvies van de basisschool, de score van de Citotoets (eindtoets basisonderwijs) of een eigen toelatingstest. Onderbouw havo en vwo In de onderbouw (klas 1, 2 en 3) van de havo en het vwo volgen leerlingen algemene vakken. Het onderwijs in de onderbouw moet voldoen aan eisen (kerndoelen). Deze kerndoelen bepalen wat leerlingen in de onderbouw moeten weten en kunnen. Bijvoorbeeld wat scholieren moeten weten over geschiedenis en wat ze na de 1e 2 jaar moeten kunnen berekenen bij wiskunde. In totaal zijn er 58 kerndoelen voor de onderbouw voortgezet onderwijs. Profielen bovenbouw havo en vwo Een profiel is een richting waarin een leerling zich kan specialiseren. Een profiel bestaat uit een aantal vakken, opgebouwd uit: een gemeenschappelijk deel dat voor alle profielen gelijk is; een deel dat bij het profiel hoort; keuzevakken binnen het profiel; een vrij deel. Een profiel is onder meer opgebouwd uit verplichte vakken: 6 voor havo en 7 voor vwo. o o o o
Leerlingen in de bovenbouw van havo en vwo (klas 4 en 5 van de havo en klas 4, 5 en 6 van het vwo) kunnen kiezen uit 4 richtingen (profielen): o o o o
natuur en techniek; natuur en gezondheid; economie en maatschappij; cultuur en maatschappij.
17
18
Waarom zou je kiezen voor M&O? – Onderzoek naar het keuzegedrag van leerlingen voor het vak M&O
De profielen natuur en techniek en natuur en gezondheid zijn meer gericht op de beta-‐leerling. De profielen economie en maatschappij en cultuur en maatschappij trekken meer alpha-‐leerlingen. Als je kijkt naar de vakken die je terug vindt in de profielen dan zie je dat daar ook in. -‐
Natuur en techniek: Nederlands, Engels, Natuurkunde, Scheikunde en Wiskunde B als verplichte vakken. Voor het VWO geldt dat er nog een extra vreemde taal als verplicht vak moet worden gekozen. Doe je Gymnasium dan moet je kiezen tussen Grieks en Latijn. Voor Atheneum is dit Frans, of Duits of Spaans. Biologie, Informatica of Wiskunde D als keuzevakken binnen dit profiel. En als vrije keuze kan de leerling uit overige vakken kiezen, waaronder het vak Management & Organisatie.
-‐
Natuur en Gezondheid: Nederlands, Engels, Biologie, Scheikunde en Wiskunde A of B als verplichte vakken. Ook hier geldt dat voor VWO-‐leerlingen een extra vreemde taal als verplicht vak gekozen moet worden (Frans, Duits of Spaans). En Gymnasiumleerlingen kiezen tussen Grieks of Latijn. Daarnaast kan de leerling als keuzevakken kiezen voor Natuurkunde of Aardrijkskunde. In het vrije deel kan de leerling uit de overige vakken kiezen, waaronder het vak Management & Organisatie.
-‐
Economie en Maatschappij: Nederlands, Engels, Economie, Geschiedenis en Wiskunde A (of B voor VWO)zijn hier de verplichte profielvakken. Voor het VWO geldt dat er een extra vreemde taal gekozen moet worden als verplicht vak (Frans, Duits of Spaans en voor Gymnasiumleerlingen Grieks of Latijn) Daarnaast kan de leerling kiezen uit Aardrijkskunde, Management & Organisatie, Frans of Duits als profielkeuzevak (en Spaans voor het VWO). In het vrije deel vallen veel van de overige vakken, waaronder ook weer de mogelijkheid om te kiezen voor het vak Management & Organisatie.
-‐
Cultuur en Maatschappij: Nederlands, Engels, Geschiedenis en Frans of Duits zijn hier de verplichte vakken. Voor het VWO geldt de verplichting van een extra vreemde taal (Frans, Duits of Spaans en Grieks of Latijn voor Gymnasiumleerlingen), waardoor die keuze in het profieldeel wegvalt. Daarnaast is Wiskunde verplicht op het VWO en moet de leerling kiezen tussen Wiskunde A of C. Binnen het profiel kan de leerling nog kiezen voor nog 1 ‘Maatschappijvak’ en 1 ‘cultuurvak’. De vakken die hieronder vallen zijn voor de ‘maatschappijvakken’ Aardrijkskunde of Economie en voor het ‘cultuurvak’ Frans, Duits, Tekenen of Muziek. Ook hier vallen de meeste overige vakken in het vrije keuze deel. En ook hier kan de leerling in het vrije keuze deel nog kiezen voor het vak Management & Organisatie.
Verplichte vakken bovenbouw havo en vwo Naast de vakken uit het profiel krijgt elke leerling in de bovenbouw een aantal verplichte vakken: lichamelijke opvoeding en culturele en kunstzinnige vorming; het profielwerkstuk, maatschappijleer (havo en vwo) en algemene natuurwetenschappen (alleen vwo). Voor alle leerlingen op het vwo is wiskunde een verplicht vak. Vanaf het schooljaar 2015-‐2016 is wiskunde ook voor alle havo-‐ leerlingen verplicht. In mei 2017 doen dus de eerste havo-‐leerlingen verplicht eindexamen in wiskunde.
18
19
Waarom zou je kiezen voor M&O? – Onderzoek naar het keuzegedrag van leerlingen voor het vak M&O
De kennis en vaardigheden die leerlingen aan het eind van hun schooltijd moeten hebben, zijn vastgelegd in eindtermen. 3.2.4 Wat houdt het vak Management & Organisatie in? Management en Organisatie wordt dikwijls afgekort met de letters M&O. Het vak wordt in Nederland gegeven binnen de Tweede Fase. In de basisvorming komt het vak niet voor. Met het kiezen van de verschillende profielen kunnen leerlingen in hun vrije ruimte een extra vak kiezen om hun lessentabel vol te maken. Vanaf de 4de klas kunnen leerlingen van alle profielen het vak M&O gaan volgen. In de vernieuwde Tweede Fase is het vak M&O een verplicht onderdeel geworden van het profiel Economie & Maatschappij. Voor alle andere, eerder genoemde profielen, is het nog steeds een keuzevak. Het huidige vak M&O is ontstaan uit diverse economische vakken die voor 1998 als losse vakken werden gedoceerd op scholen voor voortgezet onderwijs. Alhoewel er overeenkomsten zijn te vinden met deze vakken zijn er ook grote verschillen. Het vak Boekhouden is compleet verdwenen uit het curriculum en de financiële calculaties zijn behoorlijk uitgekleed. (www.wikipedia.nl, 2013) Het vak M&O is gebaseerd op de handelswetenschappen en recht zoals dat op de HAVO werd gedoceerd. Bij VWO werd dit Economische Wetenschappen II genoemd en ook daar maakte recht onderdeel uit van het curriculum. Handelswetenschappen en het vak recht was tot 1998 een keuzevak. Hierbij kwamen de volgende onderwerpen aan bod: boekhouden, handelsrekenen en recht. De inhoud van het vak was te vergelijken met het praktijkdiploma Boekhouden. Er is een wezenlijk verschil tussen het vak economie en M&O. Het vak economie houdt zich voornamelijk bezig met de economie van een land, terwijl M&O zich vooral bezig houdt met wat er binnen organisatie gebeurt. Het keuzevak is tegenwoordig vergelijkbaar met de studie bedrijfseconomie. Het gaat dieper in op tal van kerngebieden binnen de bedrijfseconomie. De kerngebieden accounting, financiering, marketing en organisatie maken onderdeel uit van het vak. Het vak gaat vooral in op de vraag hoe bedrijven georganiseerd zijn en producten realiseren en/of diensten leveren. Het is naast een stuk theoretische onderbouwing ook heel praktijkgericht. Het opstellen van een balans en het schrijven van een marketingplan zijn onderdelen die aan bod komen. Door het volgen van het keuzevak M&O leren leerlingen vaardigheden die nodig zijn voor leidinggevende functies. Veel economische vervolgopleidingen hebben bedrijfskundige vakken in het studieprogramma opgenomen. Het eindexamen voor M&O bestaat uit een schoolexamen en een centraal schriftelijk examen. Het centraal examen heeft een tijdsduur van drie uur. De opgedane kennis en vaardigheden worden getoetst. Het examen is divers opgesteld en bestaat uit tekst, tabellen, grafiek en dergelijke. Naast open en gesloten toets vragen zijn er ook praktische opdrachten en een handelingsdeel opgenomen in het CE. Het vak M&O heeft op de HAVO een studielast van 280 uur en op het VWO 360 uur.
19
20
Waarom zou je kiezen voor M&O? – Onderzoek naar het keuzegedrag van leerlingen voor het vak M&O
3.2.5 Hoeveel leerlingen op onze scholen kiezen een ‘economisch’ profiel? Ongeveer 40% van de leerlingen in de bovenbouw van de HAVO en het VWO kiest het keuzevak Management & Organisatie. Op de HAVO ligt het percentage iets lager dan op het VWO. We kunnen ook zien dat het percentage VWO-‐leerlingen dat Management & Organisatie kiest, stabieler is dan het percentage HAVO-‐leerlingen dat Management en Organisatie kiest. Op het HAVO fluctueert het meer. Ook kunnen we zien dat de daling in het aantal leerlingen dat Management & Organisatie kiest niet heel groot is. Bij het Gomarus College is een opvallend aspect als je kijkt naar leerlingen die drie jaar geleden in VWO 4 zaten en nu dus in de examenklas zitten, dat het percentage dat nog Management & Organisatie in het pakket heeft flink is gedaald. Voor andere jaren geldt hetzelfde, evenals voor het HAVO. Hoewel de verschillen op het HAVO veel minimaler zijn. Gedurende hun schoolloopbaan laten leerlingen dus het vak Management & Organisatie alsnog vallen. De kanttekening bij dit feit is dat we ook rekening moeten houden met het op-‐ en afstromen van leerlingen en het in-‐ en uitstromen van leerlingen. Met deze verschillen hebben wij geen rekening gehouden. 3.2.6 Op basis waarvan kiezen leerlingen op onze scholen voor een bepaald profiel? Uit de interviews die wij hebben gehouden blijkt dat leerlingen voornamelijk kiezen op basis van interesse en waar ze ‘goed’ in zijn. Gedurende de jaren hebben leerlingen al met de meeste vakken kennis gemaakt. Ze hebben ervaren hoe het vak in elkaar steekt en weten of het hen interesseert en of ze er goed in zijn. Of ze er goed in zijn, meten de leerlingen aan de hand van de cijfers die ze voor het vak halen. Daarnaast is het zo dat als je een aantal ‘core’ vakken hebt gekozen, je als vanzelf in een profiel belandt. Weet je in welk profiel je zit, dan kies je uit de profielbeschrijving de restvakken om je pakket vol te maken. De meeste leerlingen weten nog niet precies wat voor vervolgstudie ze willen gaan doen en proberen daarom zo breed mogelijk in te zetten. Er zijn ook leerlingen die echter al van jongs af aan al weten in welke richting ze verder willen studeren of hun beroep willen gaan uitoefenen. Dan is de keuze snel gemaakt. 3.2.7 Op basis waarvan kiezen leerlingen op onze scholen het vak Management & Organisatie? Van de leerlingen die wij hebben geïnterviewd op het Gomarus College hoorden wij dat ze in de derde klas van het HAVO en VWO geen voorlichting of presentatie hebben gekregen over het vak Management & Organisatie. De leerlingen die Management & Organisatie in hun profiel hebben, hebben dat gekozen omdat ze dachten dat het op economie zou lijken. Economie was voor hen een vak dat hen interesseerde en / of ook goed afging in de derde klas. De conclusie van deze leerlingen was dan ook dat Management & Organisatie ook wel zou moeten lukken. Ook geven veel geïnterviewde leerlingen aan dat ze zich breed willen oriënteren en dat het vak Management & Organisatie daarbij een verstandige keuze lijkt. Ook wordt het vak Management & Organisatie wel gezien als een verbreding en verdieping van je profiel of als aanvulling op het vak Algemene Economie. Op de Pieter Zandt scholengemeenschap is er wel een voorlichting voor het vak Management en Organisatie. Echter, deze is niet goed geregeld. Of het wordt in een aantal minuten gepresenteerd
20
21
Waarom zou je kiezen voor M&O? – Onderzoek naar het keuzegedrag van leerlingen voor het vak M&O
tijdens een economieles of leerlingen moeten deze presentatie houden. Uit de interviews blijkt dat de leerlingen geen goed beeld krijgen van het vak. Er wordt op de Pieter Zandt nog een folder verstrekt met wat informatie. Er is materiaal voor het geven van een volledige proefles maar deze wordt in de praktijk nooit gegeven. Zowel voor leerlingen die wel Management & Organisatie hebben gekozen, als voor de leerlingen die het niet hebben gekozen of weer hebben laten vallen, geldt dat ze ook informatie inwinnen bij bekenden (broers, zussen, vrienden, vriendinnen) over het vak Management & Organisatie. Deze informatie wegen ze ook mee in hun afweging wel of geen Management & Organisatie te kiezen. Anderen kozen het omdat het een optelsom was van praktische afwegingen: andere vakken die gekozen konden worden vielen af, dus kies je Management & Organisatie. Ze schatten de kans om voor Management & Organisatie een goed cijfer te halen groter in dan bijvoorbeeld voor Aardrijkskunde of Geschiedenis. Ook omdat deze vakken hen niet interesseert. Opvallend is wel dat eigenlijk alle leerlingen aangeven dat “het vak niet al te moeilijk leek van tevoren.” Leerlingen die geen Management & Organisatie in hun profiel hebben gekozen, hebben het vak voornamelijk niet gekozen omdat de economiekant hen totaal niet interesseert. Vaak gaat dat ook samen het halen van slechte cijfers voor het vak economie. De angst voor getalletjes en bedrijfskundige modellen weerhoudt hen ervan om voor Management & Organisatie te kiezen. Op basis daarvan hebben zij geconcludeerd dat Management & Organisatie niets voor hen is. Opvallend is dat de leerlingen die wij hebben gesproken en die geen Management & Organisatie in hun profiel hebben, ook geen Algemene Economie in hun profiel hebben. Het zijn echt bèta-‐leerlingen. Het cijfermatige van Management & Organisatie zou hen daarom wel moeten liggen. Toch kiezen ze het niet omdat het hen niet interesseert. Concluderend kunnen we zeggen dat leerlingen voornamelijk kiezen op basis van interesse. Om die keuze te bevestigen, wordt er informatie ingewonnen bij familie of vrienden, maar ook bij de decaan. De meeste leerlingen geven aan dat ze Management & Organisatie goed vinden passen in hun profiel. Daarnaast willen veel leerlingen zich breed oriënteren en kiezen daarom voor het vak Management & Organisatie. Elke leerling weet dat Management & Organisatie rekenvaardigheden vereist. De leerlingen die wel Management & Organisatie in hun profiel hebben gekozen, zien dat dus niet als reden het vak niet te kiezen. Hun keuze is voornamelijk gebaseerd op interesse in het vak. De leerlingen die geen Management & Organisatie hebben gekozen, zijn vaak leerlingen die in de profielen Natuur & Techniek en Natuur & Gezondheid zitten. Deze leerlingen zijn dus redelijk wiskundig ingesteld en zouden het rekenwerk aan moeten kunnen. Toch kiezen zij niet voor Management & Organisatie omdat het vakgebied Economie hen niet interesseert. 3.2.8 Hoe kijken leerlingen tegen het vak Management & Organisatie aan op onze scholen? Zoals we eerder hebben gezegd, heeft op het Gomarus College geen enkele geïnterviewde leerling een voorlichting of presentatie gehad over het vak Management & Organisatie. Het beeld dat leerlingen hebben van Management & Organisatie is dus gebaseerd op wat ze zelf hebben ervaren tijdens het vak Economie in de 3e klas en op wat bekenden hen vertellen over het vak. In een enkel geval vertelt de docent in de derde klas van het HAVO/VWO iets over het vak Management & Organisatie. Op de Pieter Zandt wordt er wel een korte voorlichting georganiseerd tijdens de les
21
22
Waarom zou je kiezen voor M&O? – Onderzoek naar het keuzegedrag van leerlingen voor het vak M&O
maar deze presentatie biedt onvoldoende informatie om een goed beeld te krijgen voor het vak Management & Organisatie. Het algemene beeld dat leerlingen ons schetsen is dat Management & Organisatie lijkt op Algemene Economie, alleen met meer cijfertjes. Als je daarop doorvraagt, dan komt naar voren dat ze denken aan balansen, boekhouden etc. Ze bedoelen over het algemeen dat je bij Management & Organisatie meer moet rekenen. Een aantal ziet het ook als een aanvulling op het vak Algemene Economie. Het beeld dat de leerlingen hebben is vrij bepalend voor de keus wel of geen Management & Organisatie te kiezen. Heel duidelijk blijkt dat leerlingen die ‘niks met economie hebben’ ook totaal niet geïnteresseerd zijn in het vak Management & Organisatie. De meeste hebben niet overwogen het vak te kiezen. Dat ligt niet zo zeer aan het vak zelf, of aan het vele rekenwerk, maar meer aan het interessegebied van de leerling. De enkeling die het wel heeft overwogen is uiteindelijk ‘afgeknapt’ op het rekenwerk waarvan ze weten dat dat een groot deel van het vak Management & Organisatie inhoudt. De geïnterviewde leerlingen op de Pieter Zandt geven aan dat ze veel maakwerk in de les kunnen doen. Voor de toets moet er wel veel stof geleerd worden. De belasting van het vak is heel divers. De ene leerling doet het met gemak terwijl de anderen vele uren per week besteedt aan het vak. Alle leerlingen geven aan dat de theorie goed te doen maar de rekenopgaven zijn pittig en zeker van niveau. Het heeft grotendeels ook te maken met inzicht. De hele groep deelt de mening dat als het vak je ligt en interesseert dat het goed te doen is! Over het algemeen kunnen we zeggen dat leerlingen het vak Management & Organisatie zien als een rekenvak. De leerlingen geven duidelijk aan dat ze merken dat meer wiskundig ingestelde leerlingen dit vak makkelijker kunnen doen dan meer talig ingestelde leerlingen. Die ervaring hebben de meeste leerlingen ook op basis van de module Management & Organisatie die ze in de derde klas Havo/VWO hebben gehad. 3.2.9 Wat zijn de verwachtingen van leerlingen ten aanzien van het vak Management & Organisatie op onze scholen? De geïnterviewde leerlingen hebben niet heel veel verwachtingen ten aanzien van het vak Management & Organisatie. Ze verwachten dat het lijkt op het vak Algemene Economie, alleen met meer rekenen. Sommige leerlingen ervaren dat juist als prettig en anderen zien ‘er tegen op’. Maar geen enkele geïnterviewde leerling ziet het rekenen van tevoren als een probleem. Op de Pieter Zandt gaven de leerlingen aan: bij Management en Organisatie ga je diep in op de bedrijfsorganisatie. Er was ook een verwachting dat het vak zou lijken op het vak economie. Ook werd gedacht aan ondersteuning van het vak economie en dat er de diepte in zou worden gegaan. Er komt weinig concreet uit met deze vraag en daarom stel ik de vervolgvraag wist je van tevoren voldoende welke onderdelen er in het vak behandeld zouden worden? Alle leerlingen geven aan dat niemand van tevoren had kunnen bedenken welke onderdelen er tijdens het vak behandeld zouden worden.
22
23
Waarom zou je kiezen voor M&O? – Onderzoek naar het keuzegedrag van leerlingen voor het vak M&O
Het vak Management & Organisatie wordt door de leerlingen niet als heel erg waardevol gezien voor hun toekomst. De meeste van hen denken aan ‘stoffige’ beroepen. Ze noemen zaken als ‘boekhouder’, ‘op een kantoortje achter een computertje zitten en met cijfertjes werken’, ‘op de administratie werken’. Een enkeling denkt er later nog wat aan te hebben voor zijn eigen huishouding. Dat je een beetje weet hoe je je administratie het beste kunt regelen. Sommigen denken dat het handig is als je een eigen bedrijf wilt gaan beginnen. Dan kunnen de vaardigheden van pas komen. Doorvragen tijdens de interviews levert weinig concreets op. De leerlingen vinden het moeilijk aan te geven wat het vak Management & Organisatie nu precies inhoudt. Dat het veel rekenen is komt steeds weer naar voren. We kunnen concluderen dat de leerlingen niet goed weten wat ze moeten verwachten bij het vak Management & Organisatie. Ze verwachten wel veel rekenwerk, maar inhoudelijk kunnen de leerlingen geen onderdelen benoemen. 3.2.10 Hoe ervaren leerlingen op onze scholen het vak Management & Organisatie? Over het algemeen wordt het vak als best pittig ervaren. Dit heeft te maken met het rekenen dat toch een groot deel van het vak uitmaakt. Ten minste, zo ervaren de leerlingen dat. Aan de andere kant zijn er ook leerlingen die aangeven dat ze vinden dat er best veel theorie en begrippen bij komt kijken. Dat is iets dat ze niet hadden verwacht. Sommigen vinden dat fijn omdat je dat goed kan leren en er niet zoveel ‘moeite’ voor hoeft te doen. Anderen ervaren dat als vervelend, omdat ze Management & Organisatie juist hebben gekozen vanwege de ‘cijfertjes’. Omdat ze goed zijn in rekenen. Conclusie: het overgrote deel van de groep geeft aan dat de verwachting van tevoren anders was en achteraf is bijgesteld. Dit had voorkomen kunnen worden door betere voorlichting van het vak. 1 leerling geeft aan dan niet de keuze gemaakt te hebben voor het vak Management en Organisatie. Vaak hoorden we dat het erg snel gaat allemaal. Elke les wordt er wel iets nieuws behandeld. Mis je iets, of snap je iets niet, dan komt er de volgende les weer iets nieuws bij. Dan stapelt de lesstof zich snel op. Theorie wordt niet of nauwelijks uitgelegd. De docenten vinden dat de leerlingen dat zelf wel kunnen bestuderen. Leerlingen ervaren dat niet als onprettig en vinden dat de docent daar wel gelijk in heeft. De methode die wordt gebruikt is In Balans. Deze methode wordt door iedereen als prettig ervaren. Er is een apart werkboek met genoeg ruimte om je uitwerkingen in kwijt te kunnen. Daarnaast geeft het theorieboek voldoende handreikingen om er mee uit de voeten te kunnen. De methode biedt ook voldoende oefenopgaven. Dat ervaren de leerlingen als prettig. Zo kan je veel oefenen en krijg je het echt ‘in de vingers’. Verder vinden de leerlingen het erg prettig dat opgaven veel worden geoefend en dat de docent daarin wel stuurt en uitlegt. Actuele en aansprekende voorbeelden helpen daarbij. Het moet niet ‘droog’ gebracht worden. Het hoeft allemaal niet heel spectaculair, als de docent maar goed uitlegt, aansprekende en actuele voorbeelden gebruikt en rekening houdt met waar je wel en niet goed in bent, zodat hij daarin een helpende hand kan geven. Daarnaast wordt het werken aan een PO (Praktische Opdracht) ook als een leuke afwisseling ervaren. Je kunt het geleerde in praktijk brengen en dat geeft inzicht.
23
24
Waarom zou je kiezen voor M&O? – Onderzoek naar het keuzegedrag van leerlingen voor het vak M&O
Van alle leerlingen die nu het vak Management & Organisatie volgen, geeft een enkeling aan het vak niet opnieuw te zullen kiezen. Als reden geven deze leerlingen aan niet de economische kant op te willen en dus het nut van Management & Organisatie niet in te zien. Ook wordt genoemd dat het vak veel moeilijker is dan gedacht, met name het rekenen. Afsluitend kunnen we zeggen dat leerlingen het vak Management & Organisatie op onze scholen als pittig maar interessant ervaren. Vooral het rekenwerk wordt als lastig element gezien. Ook de snelheid waarmee de stof wordt behandeld maakt het een pittig vak. De methode die wordt gebruikt (In Balans en Boekhouden) biedt voldoende uitdaging en oefenmogelijkheden. Wel ervaren de leerlingen soms een discrepantie tussen dat wat ze geleerd hebben en dat wat op de toets van hen wordt gevraagd. Van de docent verwachten de leerlingen een begeleidende en sturende houding. Dat ze veel verantwoordelijkheid krijgen vinden ze prettig, maar de docent moet wel beschikbaar zijn om uitleg te geven en verder op weg te helpen. Bijna iedereen geeft aan dat ze het vak anders ervaren dan ze hadden verwacht. Moeilijker. En de moeilijkheid zit vooral in het rekenwerk en de diepgang in de opgaven. 3.2.11 Welke aspecten van het vak Management & Organisatie worden door de leerlingen op onze scholen, als positief ervaren? Dit vinden de leerlingen een lastige vraag. De meeste komen met het antwoord dat ze de uitleg van de docent waarderen. Wel onder eerder genoemde voorwaarden. Anderen noemen het cijfermatige van het vak. Terwijl er juist ook weer leerlingen zijn die de theorie meer waarderen. Als we doorvragen komt naar voren dat de combinatie van Algemene Economie en Management & Organisatie erg wordt gewaardeerd. De leerlingen zien de relatie tussen deze vakken en vinden dat Management & Organisatie een waardevolle aanvulling en verdieping is van Algemene Economie. Als je doorvraagt naar het nut van het vak Management & Organisatie voor later, dan noemen leerlingen voornamelijk economische vervolgstudies waar het vak nuttig voor is. Verder wordt ook vaak genoemd dat het handig is Management & Organisatie te hebben gehad als je een eigen bedrijf wilt beginnen. We kunnen concluderen dat het vak Management & Organisatie als vak op de middelbare school positief gewaardeerd wordt. Wel ervaren leerlingen het als een pittig vak. Vooral voor economische vervolgstudies zien ze de meerwaarde van het vak Management & Organisatie. 3.2.12 Welke aspecten van het vak Management & Organisatie worden door de leerlingen op onze scholen, als minder positief ervaren? Veel leerlingen noemen het rekenen. Dat vinden de meeste toch wel lastig. Een enkeling noemt de theorie. Juist omdat de meeste leerlingen niet verwachten dat er ook theorie bij het vak Management & Organisatie hoort. Ook de snelheid waarmee de stof wordt behandeld wordt als minder prettig ervaren. En wat we ook veel hoorden is dat er in een toets maar over, soms hele kleine, pietluttige dingetjes, een hele opgave gaat. Terwijl hele lappen tekst eigenlijk niet eens aan bod komen. Ze hebben het gevoel dat je dat dus allemaal voor niks hebt geleerd. Als conclusie zien we hier dat het vele (en soms ook lastige) rekenwerk als minder positief wordt ervaren.
24
25
Waarom zou je kiezen voor M&O? – Onderzoek naar het keuzegedrag van leerlingen voor het vak M&O
3.3
Samenvatting
De bovenbouw Havo en VWO op beide scholengemeenschappen waar het onderzoek plaats heeft gevonden, zijn van vergelijkbare omvang. Er zitten ongeveer 600-‐700 in de bovenbouw HAVO en VWO zitten. Daarvan kiest ongeveer 40 procent het vak Management & Organisatie. Op het HAVO fluctueert dit percentage meer dan op het VWO. Op basis van cijfers over de afgelopen 3 jaar zien we dat het aantal leerlingen dat het vak Management & Organisatie kiest schommelt rond de 40 procent met een licht neerwaartse trend. Kijken we naar de afzonderlijke jaargangen, dan kunnen we zien dat het aantal leerlingen dat het vak Management & Organisatie in hun profiel houdt tot het eindexamen flink afneemt. Daarbij moeten we noemen dat we geen rekening hebben gehouden met op-‐ en afstromers en in-‐ en uitstromers. De daling van het aantal leerlingen met Management & Organisatie binnen een jaargang, is op het VWO veel groter dan op het HAVO. Uit onze gesprekken met leerlingen blijkt dat de meeste leerlingen hun keus baseren op interesse en de resultaten op een vak. Bevestiging zoeken ze daarnaast bij familie, vrienden, bekenden en de decaan. Of Management & Organisatie gekozen wordt is voornamelijk een kwestie van interesse en een meer praktische afweging tussen andere keuzevakken. De doorslag hierbij is de geschatte kans dat Management & Organisatie met normale inspanning voldoende resultaat zal geven. De verwachtingen die leerlingen hebben over het vak Management & Organisatie zijn allemaal gelijk. Ze verwachten dat het lijkt op het vak Algemene Economie alleen meer cijfermatig. Verder hebben de leerlingen er geen beeld bij. Ze weten niet wat ze moeten of kunnen verwachten, behalve veel rekenwerk. Wat je met dit vak kunt, kunnen ze ook niet goed aangeven. De meeste leerlingen denken dat het handig is voor als je een eigen bedrijf wilt beginnen. De leerlingen ervaren het vak Management & Organisatie als pittig. Dit komt voornamelijk door het vele rekenwerk en het tempo waarin de leerstof wordt behandeld. De methode die wordt gebruikt vinden de leerlingen fijn. Het is een duidelijke methode waarin veel oefenmogelijkheden worden aangeboden. Daardoor krijg je het goed in de vingers. Tegelijk is het ook een beetje saai; je doet steeds hetzelfde. De leerlingen ervaren soms een discrepantie tussen wat het boek hen laat oefenen en de manier waarop het op een toets wordt teruggevraagd. Het vak Management & Organisatie wordt in het algemeen als positief ervaren door de leerlingen. Het is een waardevolle aanvulling op het vak Algemene Economie en daarnaast een goed vertrekpunt voor economisch gerichte vervolgstudies. Door het relatief grote rekenkundig deel van het vak, ervaren de leerlingen het vak als lastig en pittig. Daarnaast is het voor de meeste leerlingen lastig inschatten wat het nut van het vak is voor nu en later. Toch zou het overgrote deel van de geïnterviewde leerlingen het vak weer kiezen. Een enkeling niet vanwege het ontbreken van interesse in het economisch vakgebied.
25
26
Waarom zou je kiezen voor M&O? – Onderzoek naar het keuzegedrag van leerlingen voor het vak M&O
Hoofdstuk 4 – Aanvullend literatuuronderzoek 4.1
Inleiding
In dit hoofdstuk volgt een literatuuronderzoek naar de psychosociale ontwikkeling van jongeren. Daarnaast komt ook het onderdeel beslissingen aan bod. Uit de gehouden interviews blijkt dat leerlingen niet goed weten wat ze kiezen en hoe ze een gefundeerde beslissing kunnen nemen. Dat heeft deels te maken met de ontwikkeling van een eigen identiteit. Een fase waar deze jongeren middenin zitten. De identiteitsontwikkeling behandelen we in paragraaf 4.2. Eerst gaan we in paragraaf 4.2.1 nader in op het begrip adolescentie: wat verstaan we daar precies onder? In paragraaf 4.2.2 bekijken we de verschillende theorieën over adolescentie. In paragraaf 4.2.3 zoomen we in op de identiteitsontwikkeling. Daarnaast speelt ook de besliskunde een rol. Wat is een beslissing en hoe nemen we beslissingen? In paragraaf 4.3 gaan we daar dieper op in. Als laatste volgt in paragraaf 4.4 een samenvatting van dit hoofdstuk.
4.2
Adolescentie
4.2.1 Adolescentie: wat is dat? Adolescentie is het zelfstandig naamwoord van adolescent. Volgens het woordenboek is een adolescent iemand die bijna volwassen is. Adolescentie is dus eigenlijk de weg naar volwassenheid. Ruim genomen verstaan we daaronder de jongeren in de leeftijd van 16 tot 20 jaar. Volgens Jan de Wit e.a. wordt het woord adolescentie gebruikt voor de periode tussen de kinderjaren en de volwassenheid. Dit is een periode van overgang, waarin zich veel ontwikkelingen voordoen op verschillende terreinen. De kinderjaren worden als het ware afgesloten en jongeren zetten de eerste stappen in de volwassen wereld. Zij ontdekken wie ze zijn en hoe ze moeten, of misschien wel meer hoe zij willen acteren in de maatschappij. (Jan de Wit, 2004) Het boek ‘De psychologie van de adolescentie’ zegt hierover dat jongeren experimenterende wijs hun nieuwe mogelijkheden verkennen en hun beperkingen leren accepteren. Daarbij spelen de reacties van mensen met wie jongeren relaties onderhouden een belangrijke rol. Ze willen zich erkend en herkend voelen door volwassenen en door jongeren die voor hen belangrijk zijn. In de voortdurende interactie met anderen komen jongeren tot keuzes en gaan ze verplichtingen aan die grote consequenties kunnen hebben voor de toekomst. De keuzes die jongeren maken en de verplichtingen die ze aangaan op velerlei gebieden doet hen beseffen dat zij een eigen identiteit hebben: dat zij hun eigen richting kunnen kiezen; zich een levensstijl toe-‐eigenen die hen herkenbaar maakt als persoon. We moeten het begrip puberteit niet verwarren met het begrip adolescentie. Het begrip puberteit is meer gericht op de lichamelijke veranderingen (naar binnen toe gericht)terwijl het begrip adolescentie meer is gericht op het vinden van je plek in de maatschappij (naar buiten toe gericht). Beide processen beïnvloeden elkaar. De puberteit is een periode waarin de opbouw van je persoonlijkheid plaatsvindt. Wie jij bent als persoon bepaalt mede op welke plek in de maatschappij jij je thuis voelt. Daarnaast kunnen we ook stellen dat de plek waar jij in de maatschappij functioneert, jouw persoonlijkheid mede vormgeeft. Jan de Wit e.a. geven aan dat de adolescentieperiode een periode is van veel veranderingen. Veranderingen binnen de jongere zelf en veranderingen in relatie tot zijn of haar omgeving. Deze veranderingen hebben met elkaar te maken.
26
27
Waarom zou je kiezen voor M&O? – Onderzoek naar het keuzegedrag van leerlingen voor het vak M&O
De jongere en zijn omgeving beïnvloeden elkaar voortdurend: veranderingen in de jongere beïnvloeden veranderingen in de omgeving, en omgekeerd. De jongere is in alle opzichten ‘in ontwikkeling’. Met de term ‘ontwikkeling’ wordt verwezen naar alle veranderingen in het menselijk gedrag die samenhangen met leeftijd. (Jan de Wit, 2004) 4.2.2 Theorieën over de adolescentie Er zijn verschillende theorieën over de adolescentie bekend. In ‘Psychologie van de adolescentie’ zien we dat de belangrijkste kenmerken zijn dat jongeren steeds meer afstand nemen van hun ouders en hun eigen wereld hebben om met name hun eigen ‘ik’ te tonen en ervaren. Op emotioneel gebied gebeurt er dus veel. Daarnaast wordt deze turbulentie mede bepaald door culturele factoren (Margaret Mead). Ook is er een theorie die de turbulentie verklaart vanuit een soort egocentrisme van de jongere. De jongere moet zich een nieuwe manier van denken eigen maken en heeft eigenlijk een bordje om zijn nek hangen met de tekst: werk in uitvoering. Geleidelijk aan gaat de blik van de jongere weer meer naar de buitenwereld. Elke theorie heeft zijn beperking omdat de nadruk ervan ligt op een bepaalde invalshoek. Daarom is het goed verschillende theoretische perspectieven te combineren om zo tot een meer volledig beeld te komen. De emotionele onrust die jongeren kenmerkt, heeft waarschijnlijk zowel met de opkomende driften van de puberteit (psychoanalytische theorieën) als met de opkomst van het formele denken (cognitieve theorieën) te maken. Bovendien kan men de ontwikkeling niet uitsluitend zien als een proces dat zich in het individu voltrekt, zoals de psychoanalytische en de cognitieve theorieën doen vermoeden. (Jan de Wit, 2004) De sociale omgeving van de jongere speelt een grote rol. Reactie van je directe omgeving op jouw gedrag beïnvloeden jouw gedrag. Ook interactie met je omgeving leert je dat je ideeën en gevoelens niet uniek zijn (egocentrisme). Daarnaast is de adolescentie een periode van belangrijke en ingrijpende ontwikkelingsprocessen op biologisch gebied. In ‘Psychologie van de adolescentie’ lezen we dat recent onderzoek heeft laten zien dat in de puberteit en adolescentie grote veranderingen plaatsvinden in de hersenmassa. In de loop van de adolescentie neemt de efficiëntie van de hersenfuncties toe. Er ontstaan verbindingen tussen hersencellen waardoor de hersenen efficiënter functioneren. Piaget is een belangrijk theoreticus die het denken over de cognitieve ontwikkeling diepgaand heeft beïnvloed. Hij gaat er vanuit dat zich gedurende de ontwikkeling kwalitatieve veranderingen voordoen in het cognitieve functioneren (dus veranderingen in de aard van het denken). Maar hoe wordt informatie verwerkt in het brein van de puber? Een veel gebruikt informatieverwerkingsmodel is dat van Atkinson en Shiffrin. In grote lijnen zegt dit model dat gegevens kort worden opgeslagen. Wordt er niks mee gedaan, dan verdwijnen de gegevens weer. Worden deze gegevens verwerkt, dan gaan ze naar het korte termijngeheugen. Zijn deze gegevens langer nodig, dan zullen ze moeten worden herhaald, anders verdwijnen ze uit het werkgeheugen. Het werkgeheugen heeft namelijk maar een beperkte capaciteit. In het werkgeheugen kunnen gegevens worden bewerkt om er iets mee te kunnen doen of om opgeslagen te kunnen worden in het lange termijngeheugen. De beperkte structurele capaciteit van het werkgeheugen dwingt ons om slimme strategieën te gebruiken om de beschikbare capaciteit optimaal te benutten. (Jan de Wit, 2004)
27
28
Waarom zou je kiezen voor M&O? – Onderzoek naar het keuzegedrag van leerlingen voor het vak M&O
4.2.3 Identiteitsontwikkeling In de adolescentie leren jongeren een antwoord geven op de vraag: “Wie ben ik?” In Psychologie van de adolescentie lezen we dat identiteit verwijst naar de kenmerken die een persoon een gevoel van eigenheid en continuïteit geven en die die persoon tot één en dezelfde mens maken in de ogen van anderen. (Jan de Wit, 2004) In ‘Psychologie van de adolescentie’ lezen we dat er in de adolescentie zoveel verandert dat de jongere voor de noodzaak komt te staan een eigen identiteit als volwassene te vormen. De belangrijkste veranderingen zoals we die hebben besproken zijn de biologische veranderingen, de nieuwe eisen die aan jongeren worden gesteld om te gaan functioneren als volwaardig individu in de samenleving (sociale gebied) en als laatste het abstract kunnen denken (cognitief gebied). Het besef ontstaat dat keuzes die nu moeten worden gemaakt, die in de toekomst andere mogelijkheden uitsluiten en vaak onherroepelijk zijn. Volgens de theorie van Jane Loevinger functioneren mensen in verschillende egostadia. Een egostadium is een manier waarop mensen zichzelf, anderen en de wereld om zich heen in het algemeen bekijken. Het belangrijkste egostadium voor ons onderzoek is het conformistisch stadium. In dit stadium staat het conformeren aan de groep centraal. Je volgt de regels omdat die regels gelden voor de groep. Het gaat dus om sociale goedkeuring. Dit stadium bereikt men meestal in de vroege adolescentie. Deze fase is dus belangrijk voor de periode op de middelbare school. Naarmate jongeren ouder worden, komt er meer verschil in het beeld dat ze van zichzelf hebben en het beeld dat ze van anderen hebben en wat de ander van hen denkt. Leeftijdgenoten worden een steeds belangrijker bron van steun. Jan de Wit e.a. zeggen in hun boek ‘Psychologie van de adolescentie’ dat de waardering die iemand voor zichzelf heeft, niet alleen afhankelijk is van cognitieve factoren. Sociale en affectieve factoren spelen waarschijnlijk een belangrijker rol in hoe iemand zichzelf waardeert. Het tijdstip van lichamelijke veranderingen beïnvloedt het zelfbeeld. Ook het uiterlijk speelt een belangrijke rol daarin. Erg belangrijk is ook de acceptatie door anderen. Als kind wil je gewaardeerd worden door je ouders. In de adolescentie maak je juist los van je ouders en wordt de waardering van klasgenoten en leeftijdgenoten steeds belangrijker.
4.3
Beslissingen
4.3.1 Wat is een beslissing? We maken de hele dag door beslissingen. Vaak denken we er niet eens echt over na maar maken we ze ongemerkt. Het gaat automatisch. Van veel beslissingen zijn de gevolgen ook niet blijvend. Je kunt als het ware nog weer terug naar de situatie zoals die was voordat je de beslissing nam. Maar in je leven maak je ook beslissingen waarvan de gevolgen wel blijvend zijn. Volgens Jolet Plomp kan je persoonlijke beslissingen indelen in verschillende categorieën: Doel van de beslissing
Alleen van belang voor dit moment
Met effecten voor een bepaalde tijd of voor altijd
Economisch
Kiezen van een restaurant of café; kiezen van een supermarkt; niet op die
Solliciteren; opleiding; investeren; beleggen; verzekeringen afsluiten levensverzekering; lijfrente;
Elke beslissing die financieel gewin als eerste doel heeft
28
29
Waarom zou je kiezen voor M&O? – Onderzoek naar het keuzegedrag van leerlingen voor het vak M&O
Een prettig gevoel: geluk, genot, amusement Elke beslissing die tot doel heeft het eigen welbevinden te verhogen (actief) of een vervelend gevoel kwijt te raken (defensief)
aanbieding ingaan
pensioen; trouwen op huwelijkse voorwaarden
Vrijetijdsbesteding; een one-‐ night stand; een film kiezen; lichamelijke ontspanning (sauna, yoga, seks, sport, dansen)
Vakantie; opleiding; woning; lidmaatschap vereniging of partij; een uitgaansabonnement; een hobby oppakken; in psychotherapie gaan
Goed eten en drinken; ontspannen; deze keer een condoom gebruiken
Preventief onderzoek; gezond leven; doen wat de dokter zegt; roken; drugs; altijd een condoom gebruiken; sterilisatie; een operatie ondergaan; zelfmoord; euthanasie
De straat oversteken; ’s avonds de deur opendoen; de verkeersregels volgen; deze keer niet met drank op rijden
Autogordel dragen; keuze vakantieland; een stofbril dragen tijdens het klussen; traphekjes installeren voor de kinderen; nooit met drank op rijden; wonen naast een kerncentrale; werken met asbest; een rookmelder ophangen
Gezondheid Elke beslissing die de gezondheid beïnvloedt (positief of negatief)
Veiligheid Elke beslissing die de persoonlijke veiligheid beïnvloedt (positief of negatief)
Sociaal verkeer
De zitplaats in de bus; iemand aanspreken op straat; Elke beslissing waaruit blijkt dat teruglachen; een drankje mensen op waarde worden aanbieden geschat en die leidt tot toenadering of vermijding
Vriendschap, verkering, samenwonen, trouwen; een gezamenlijke vakantie; een chronisch zieke verzorgen; mensen voor een feestje uitnodigen; wel of niet kinderen krijgen, en met wie; scheiden; breken met je ouders; een afscheidsbrief voor je begrafenis schrijven
Functioneel
Huishoudelijke apparaten kopen; meubels, auto of een huis kopen; tijd maken voor
Elke beslissing met een praktische reden (dus los van
Iets te drinken kopen bij dorst; de weg zoeken; de telefoon opnemen; het vuilnis op tijd
29
30
Waarom zou je kiezen voor M&O? – Onderzoek naar het keuzegedrag van leerlingen voor het vak M&O
eventuele esthetische of sociale overwegingen)
buiten zetten
hobby’s door parttime te gaan werken
Loopbaan
Extra moeite doen; wel of niet overwerken; vrij nemen; protesteren tijdens overleg; je ziek melden
Parttime gaan werken; een opleiding volgen; opslag vragen; netwerken; solliciteren; een baan aannemen; ontslag nemen; vervroegde pensionering; emigreren
Biologisch vlees kopen; geven aan een deurcollecte; bidden
Lid van een beweging zijn; milieubewust leven; donateur zijn; lid van een kerk zijn; zelfmoordaanslag; het klooster ingaan
Elke beslissing die gevolgen heeft voor het werk en voor de toekomst daarvan
Idealisme Elke beslissing vanuit een ideaal of een geloof
(Plomp, 2005) Vaak valt een beslissing in meerdere categorieën. We hebben het over ‘beslissen’. Daarmee wordt niet alleen dat ene moment bedoeld van het maken van de keus, het doorhakken van de knoop. Het hele proces wat daaraan vooraf gaat; de gedachtegang hoort ook bij het beslissen. Plomp zegt in haar boek dat het gaat om het hele proces van probleemdefinitie, oplossingen zoeken, oplossingen afwegen en het maken van een keuze. We hebben pas door dat we een beslissing nemen als we ons er duidelijk bewust van zijn. Als we er bewust over nadenken omdat het gevolgen heeft voor de lange termijn, of als je gek wordt van je twijfels over wat je nu moet doen. In Beslissen doe je zo lezen we dat een beslissing soms te herkennen is aan het feit dat er intensief over wordt gedacht en gesproken, en soms aan de emotionele of praktische problemen die er omheen ontstaan. (Plomp, 2005) Of je een juiste beslissing hebt genomen hangt af van de eigen subjectieve tevredenheid (je hebt er een ‘goed’ gevoel over). Daarnaast kijk je ook of de genomen beslissing tot het gewenste doel heeft geleidt. Ook is van belang of de genomen beslissing geen onverwachte moeilijkheden tot gevolg heeft. Al met al zijn dit de belangrijkste criteria bij het bepalen van de kwaliteit van een beslissing: 1. een goed gevoel; 2. een goed gevolg; 3. geen nieuwe problemen. 4.3.2 Rationeel of ecologisch? De psychologische besliskunde onderzoekt de menselijke beslissingen op verschillende manieren. Plomp geeft aan dat rationeel beslissen een belangrijke term is in de normatieve besliskunde. Rationeel (met je verstand) betekent in dit verband: objectief. De beste beslissing -‐vanuit deze rationele invalshoek-‐ is die waarbij objectief alle informatie wordt verzameld, waarbij die informatie objectief wordt gewogen en waarbij de keus wordt gemaakt die
30
31
Waarom zou je kiezen voor M&O? – Onderzoek naar het keuzegedrag van leerlingen voor het vak M&O
objectief het beste is. De rationele beslisser vergist zich niet. Hij telt het zwaarst wat het zwaarst moet wegen. Wetenschappelijk onderzoek laat zien dat mensen juist helemaal niet als computers denken. Onbewust maken mensen veel ‘fouten’. (Plomp, 2005) Hoewel mensen niet redeneren volgens het rationele model, nemen ze immers wel goede beslissingen. In plaats van mensen te dwingen om als machines te denken, proberen wetenschappers tegenwoordig zichtbaar te maken hoe mensen werkelijk beslissen en op welke manier dat anders en misschien zelfs beter is dan de rationele informatieverwerking. (Plomp, 2005) Dit noemen we de ecologische besliskunde. Ecologie betekent hier dat de beslissingen die worden genomen, worden bepaald door de omgeving (ecologie), de context. Zoals we in het schema van Plomp (zie hierboven) kunnen afleiden, is het kiezen van een vak dat (eventueel) nodig is voor de gewenste vervolgopleiding een persoonlijke beslissing. Bij persoonlijke beslissingen speelt de rationele besliskunde geen rol. Volgens Plomp zijn er psychologische fenomenen die ervoor zorgen dat mensen niet rationeel zijn in hun besluitvorming. Er zijn veel goede redenen om de rationele beslismethode niet te volgen. Ten eerste: mensen beslissen doeltreffend en bevredigend zonder die technieken. Verder kosten de technieken enorm veel tijd, omdat voor een rationele beslissing veel informatie moet worden verzameld en naast elkaar gezet om vergeleken te kunnen worden. (…) Rationeel beslissen vraagt heel complexe denkoperaties die ‘uit het hoofd’ niet makkelijk zijn. Mensen hebben hier domweg het werkgeheugen niet voor beschikbaar. (Plomp, 2005) Daarnaast verdwijnt het gevoel bij het nemen van beslissingen op zuiver rationeel niveau. Je bent eigenlijk meer bezig met een ‘redeneersom’, dan met een persoonlijke beslissing. Ook kan gaandeweg het proces je mening over iets veranderen, of ben je misschien iets vergeten mee te wegen. Bij rationeel beslissen moet je dan helemaal overnieuw beginnen. Bij het ‘menselijk’ beslissen wordt de nieuwe situatie in het denkproces meegenomen. Het proces van beslissen is dus voor een groot deel niet zichtbaar. Een vraag wordt door een beslissing omgezet in een handeling. Na even denken wordt er actie ondernomen. Dat ‘even denken’ bestaat grofweg uit het zoeken van relevante informatie, het afwegen van die informatie en het trekken van conclusies daaruit. (Plomp, 2005)
Invloeden van binnenuit: weten, voelen, denken
Probleem!
-‐-‐-‐Wat kan?-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐-‐Wat is het beste?-‐-‐-‐-‐-‐
Invloeden van buitenaf: feiten, gebeurtenissen, adviezen
31
Beslissing!
32
Waarom zou je kiezen voor M&O? – Onderzoek naar het keuzegedrag van leerlingen voor het vak M&O
Als je kijkt naar de interne factoren (weten, voelen, denken), dan verschilt ieder mens daarin. Niet iedereen beschikt over dezelfde kennis en ook de interpretatie van de beschikbare kennis verschilt per persoon. Lang niet iedereen denkt even logisch. Ook gevoelens spelen mee en ‘kleuren’ de feiten. Daarnaast speelt ook het karakter een rol. De een kan pas een boek lezen op een vrije dag als het huishouden gedaan is, terwijl de ander prima dat boek kan gaan lezen zonder dat het huishouden is gedaan. Niemand kent zijn eigen drijfveren helemaal, ook al is soms achteraf wel te zien welke motieven er speelden. Terwijl we over onze mogelijkheden nadenken, verschuiven ze alweer en ontstaan er nieuwe kansen of groeien er nieuwe belemmeringen. (…) Het is daarom verstandig om er niet al te zwaar over te redeneren en gewoon te doen wat het beste voelt. (Plomp, 2005) Beslissen is dus zo belangrijk of moeilijk als je het zelf maakt! 4.3.3 Hoe denken wij? Het nemen van beslissingen kenmerkt zich door het afwegen van allerlei mogelijke uitkomsten. Beslissen is dus eigenlijk een beetje toekomst voorspellen en op grond van die voorspelling een keuze maken. Hoe doen wij mensen dat? Wij concludeerden eerder al dat mensen geen computers zijn en moeten werken met een beperkt werkgeheugen. Als we kijken naar de ontwikkeling op het gebied van oordeel vormen, de afgelopen miljoenen jaren, dan zien we drie handvatten die de basis vormen voor al ons denken. Het gaat om: 1. het gebruik van steekproeven en stereotypen; 2. het gebruik van eerdere ervaringen; 3. het vergelijken van gebeurtenissen. Als we kijken naar het eerste handvat, dan bedoelen we daarmee dat je op basis van een aantal ervaringen (een steekproef) een conclusie trekt. Ook beoordeel je situaties vaak aan de hand van stereotypen. Bij het gebruik van steekproeven is een veelgemaakte fout dat er geen rekening wordt gehouden met de grootte van de steekproef. Daarnaast wordt ook vaak de kans op een samenloop van gebeurtenissen overschat. Het voordeel van het gebruik van steekproeven en stereotypen is dat je nooit alle feiten kent maar op deze manier toch een situatie kan beoordelen. Kijken we naar het gebruik van eerdere ervaringen, dan heeft dat als voordeel dat je een nieuwe situatie beter en sneller kunt beoordelen als je put uit eerdere ervaringen. Nadeel van dit handvat is dat hoe makkelijker een ervaring op te roepen is in je geheugen, hoe groter we de kans achten dat het weer gebeurt. Ook is het makkelijker je de meest recente gebeurtenissen te herinneren. Bij het derde handvat gaat het om een relatieve beoordeling. Dat betekent dat je een gebeurtenis altijd vergelijkt met een andere ervaring. Valkuil hierbij is dat onze behoefte aan samenhang zo groot is dat we die samenhang zelf (onbewust) creëren. Daarnaast speelt ook het volgorde-‐effect een rol evenals het feit dat informatie die past bij ons beeld veel beter in ons geheugen wordt opgenomen. Naast al deze cognitieve onderdelen van de menselijke besluitvorming, spelen ook niet-‐cognitieve drijfveren bij onze oordeelsvorming een rol. We denken hierbij aan de neiging van mensen om
32
33
Waarom zou je kiezen voor M&O? – Onderzoek naar het keuzegedrag van leerlingen voor het vak M&O
onzekerheid te verkleinen, achteraf geen spijt te hebben dat je iets niet hebt gedaan, de morele verbondenheid aan een bepaalde uitkomst en sociale druk. Als we alles op een rijtje zetten dan zien we dat mensen niet rationeel denken. Dankzij de cognitieve kunstgrepen en onze wil om te zoeken naar samenhang hebben we heel wat kennis verworven. Alle besproken valkuilen komen lang niet altijd even sterk naar voren en pakken ook lang niet altijd slecht uit. Daarnaast worden de meeste beslissingen niet alleen genomen. Andere mensen doen daar aan mee. Diezelfde mensen die in het dagelijks leven niet-‐rationeel beslissen, hebben intussen ook de rationele besliskunde ontwikkeld, en zij ontwikkelden de methodologie, de rationele voorschriften voor wetenschappelijk onderzoek en theorievorming. Omgekeerd geldt uiteraard hetzelfde: de mensen hebben ook de logica, wiskunde en statistiek ontwikkeld, maar gebruikt in het dagelijks leven een snel en praktisch verstand dat anders werkt dan de rationele modellen. (Plomp, 2005) 4.3.4 Hoe beslissen wij? In de vorige paragraaf hebben we laten zien dat beslissen een complex gebeuren is. Beoordelingen van situaties, mensen en kansen vormen belangrijke onderdelen van een beslissing. Maar er speelt nog meer. Beslissen gaat in drie stappen: 1. de vraag stellen: formuleren welk probleem precies moet worden opgelost; 2. nadenken over mogelijke antwoorden: brainstormen, advies vragen, oplossingen bedenken, informatie verzamelen over de mogelijkheden; 3. het beste antwoord kiezen. Vooral bij stap 2 spelen beslistechnieken een rol. Deze fase richt zich op het zoeken van richting en oplossingen voor het probleem. Volgens Plomp richten beslistechnieken zich op het zoeken en ordenen van informatie en op het evalueren van de gemaakte keuze. Dit is vooral het middelste deel van het beslissingsproces (zie schema paragraaf 4.4.2). Plomp behandelt acht verschillende beslistechnieken. Niet allemaal zijn ze van toepassing op ons onderzoek. Hier noemen we alleen die beslistechnieken die passen bij ons onderzoek.
•
De paretho-‐analyse. Deze gaat uit van de 80/20 regel. 80 procent van het resultaat is behaald met 20 procent van de moeite. Het doel is om alleen die alternatieven te kiezen die met de minste moeite het meeste resultaat geven.
•
Gepaarde vergelijking. Bij deze techniek gaat het om het vergelijken van twee alternatieven. Niet alleen de voorkeur stel je vast, maar ook hoe groot deze voorkeur is (d.m.v. een cijfer). Deze techniek werkt goed bij het wegen van relatief belang. Het vergelijken van 2 alternatieven is makkelijker dan meerdere mogelijkheden op een rijtje zetten.
•
PMI: Plussen/Minnen/Implicaties. Deze techniek kan handig zijn als er al is gekozen, maar je wilt deze keuze verder evalueren. Ook kan je deze techniek op meerder keuzemogelijkheden toepassen. Je maakt een tabel met drie kolommen: een kolom voor pluspunten, een kolom
33
34
Waarom zou je kiezen voor M&O? – Onderzoek naar het keuzegedrag van leerlingen voor het vak M&O
voor minpunten en een kolom voor de gevolgen die je keuze heeft. Zo kan je goed zien of de beslissing je situatie verbetert. 4.4 Samenvatting Het kiezen van een profiel of vakkenpakket is een persoonlijke beslissing. Het nemen van een beslissing is niet alleen het doorhakken van de knoop. Ook het hele proces dat daaraan vooraf gaat hoort bij het beslissen. Wetenschappelijk onderzoek laat zien dat mensen niet rationeel beslissen. Toch kunnen we stellen dat mensen wel in staat zijn juiste beslissingen te nemen. Het proces van het beslissen is voor een groot deel niet zichtbaar. Nieuwe elementen of situaties worden direct meegenomen in het denkproces (ecologisch beslissen). Het nemen van beslissingen kenmerkt zich door het afwegen van allerlei mogelijke uitkomsten. Omdat ons werkgeheugen een beperkte capaciteit heeft, hebben wij ons in de afgelopen miljoenen jaren een aantal belangrijke mechanismen aangeleerd die ons helpen beslissingen te nemen. Deze mechanismen zijn het gebruik van steekproeven en stereotypen, het gebruik van eerdere ervaringen en het vergelijken van gebeurtenissen. Het beslissen gebeurt in een aantal stappen. Als eerste moet duidelijk zijn waarover beslist moet worden. Dan zet je alle opties op een rij en verzamel je informatie over de verschillende mogelijkheden. Met behulp van beslistechnieken kan je dan een beslissing nemen. Voorbeelden van beslistechnieken die zouden kunnen helpen bij het kiezen van een vak zijn de paretho-‐analyse, gepaarde vergelijking en de PMI-‐methode.
34
35
Waarom zou je kiezen voor M&O? – Onderzoek naar het keuzegedrag van leerlingen voor het vak M&O
Hoofdstuk 5 – Conclusies In het voorgaande onderzoek is een beeld geschetst van een aantal belangrijke factoren waarom leerlingen kiezen voor het volgen van het vak Management & Organisatie. We hebben dit op basis van meerdere interviews kunnen vaststellen. Vanuit de literatuurstudie kunnen we aantonen waarop het keuzegedrag van leerlingen veelal is gebaseerd. In deze conclusie zullen wij proberen om op basis van de bevindingen een antwoord te formuleren op de probleemstelling. Allereerst komen de belangrijkste bevindingen uit de interviews naar voren en tevens vanuit de literatuur. Vervolgens beantwoorden wij de hoofdvraag van ons onderzoek en tot slot doen wij een aantal aanbevelingen voor het Gomarus College en de Pieter Zandt scholengemeenschap om het vak Management & Organisatie aantrekkelijker te maken als keuzevak. Bevindingen interviews Uit de voorgaande onderzoeksresultaten blijkt dat er een aantal bevindingen opgesteld kunnen worden. Een eerste bevinding vinden we bij het feit dat leerlingen aangeven in de interviews geen of heel weinig voorlichting te hebben gekregen over het keuzevak Management & Organisatie in de Tweede Fase. Op het Gomarus College is er helemaal geen sprake van voorlichting en op de Pieter Zandt wordt deze voorlichting niet of nauwelijks benut. Het is vaak beperkt tot een aantal minuten tijdens een economieles en de gegeven presentatie is niet duidelijk genoeg. Het laat niet voldoende zien wat het vak Management & Organisatie inhoudt. Vanuit de interviews is ook een tweede bevinding te formuleren. De leerlingen verwachten allemaal dat het vak in het verlengde ligt van het vak Algemene Economie. Deze verwachting is er ook bij leerlingen die ervoor kiezen het vak te volgen. Achteraf blijkt dat deze verwachting bijgesteld moet worden omdat er veel meer sprake is van bedrijfseconomische modellen en bedrijfskundige inzichten. Daar wordt van tevoren een ernstige inschattingsfout gemaakt. Dit is te wijten aan een gebrek aan informatie. Een derde bevinding die opgesteld kan worden n.a.v. de gehouden interviews is dat het vele rekenwerk in het vak een probleem vormt. Dit maakt het vak niet aantrekkelijk en schrikt zelfs wel een beetje af. De vervelende ervaringen met de vele cijfers en boekhouden geven een negatieve lading aan het vak. De gebruikte methode InBalans biedt voldoende handvatten om het vak voldoende te beheersen. Er kan meer dan genoeg geoefend worden met voorbeelden en rekensommen. Als de docent dan ook de tijd neemt om de stof over te dragen dan is het vak goed te doen en ook leuk om te volgen. Dat is de vierde bevinding die naar voren kwam tijdens de interviews. Een vijfde en laatste bevinding is dat praktische opdrachten of uitdagende opgaven enorm stimuleren. Het opzetten van een bedrijf of het bedenken van een reclamecampagne prikkelt de leerlingen om de theorie om te zetten in de praktijk. De leerlingen geven aan dat dit de leukste onderdelen zijn van het vak en geven daarbij aan dat het nog wel meer in het vak gevlochten mag worden. Juist de praktijk maakt het vak zo boeiend.
35
36
Waarom zou je kiezen voor M&O? – Onderzoek naar het keuzegedrag van leerlingen voor het vak M&O
Bevindingen literatuuronderzoek De eerste bevinding die we willen noemen is dat de fase waarin jongeren op deze leeftijd zitten, een fase is van grote veranderingen op verschillende terreinen. Door die veranderingen op verschillende terreinen kenmerkt deze periode zich door grote emotionele onrust. De emotionele onrust die jongeren heeft verschillende oorzaken. Daarvoor moeten we de verschillende theorieën over de adolescentie met elkaar combineren. Zowel het losmaken van de ouders en het ontwikkelen van een eigen identiteit, als de ontwikkeling van de hersenen, als de sociale omgeving spelen hierin een rol. Vooral de invloed van leeftijdgenoten en klasgenoten wordt groter (conformistisch stadium). Dit is de tweede bevinding. Als derde bevinding zien we dat door de cognitieve ontwikkeling de jongere in staat is abstract te denken en oorzaak-‐en-‐gevolg-‐redeneringen te maken. De jongere kan zijn hersenen meer efficiënt gebruiken. Dat is ook noodzakelijk aangezien we te maken hebben met een werkgeheugen met een beperkte capaciteit. Bij jongeren ontstaat het besef dat er nu keuzes moeten worden gemaakt die andere mogelijkheden uitsluiten en vaak onherroepelijk zijn. De vierde bevinding die blijkt uit het literatuuronderzoek is dat mensen niet rationeel beslissen. Vanwege ons beperkte werkgeheugen hebben wij ons door de jaren heen een aantal manieren aangeleerd die ons helpen om beslissingen te nemen. Wij gebruiken stereotypen en steekproeven. Ook gebruiken we eerdere ervaringen om ons oordeel te vormen en vergelijken we gebeurtenissen. Beantwoording probleemstelling De geformuleerde probleemstelling is als volgt: Wat zijn de belangrijkste oorzaken voor de daling van het aantal leerlingen dat het vak Management & Organisatie kiest op het Gomarus College in Groningen en de Pieter Zandt scholengemeenschap in Kampen? De aantrekkelijkheid van het vak kan nog enorm worden vergroot op beide scholen. Als er meer aandacht kan komen voor het vak en de daarbij behorende voorlichting kan de aantrekkelijkheid van het vak Management en Organisatie voor leerlingen duidelijk vergroot worden. Uit dit onderzoek blijkt dat leerlingen over het algemeen tevreden zijn over de gebruikte methode, de docent en het vak op zichzelf. Alleen de voorlichting en de kennismaking met het vak in de derde klas is echter nog lang niet het ideaal. Deze onderzoeksresultaten vragen om een verdere verbetering van deze voorlichtingsmogelijkheden. De belangrijkste oorzaken voor de daling van het aantal leerlingen dat het vak Management en Organisatie kiest op het Gomarus College in Groningen en de Pieter Zandt scholengemeenschap in Kampen zijn te vinden in de eerste gestelde bevindingen, namelijk: 1. Een gebrekkige of geen voorlichting over het vak Management & Organisatie; 2. Een verkeerde beeldvorming over de inhoud van het vak Management & Organisatie; 3. Het vak is onvoldoende boeiend om leerlingen te motiveren en te activeren.
36
37
Waarom zou je kiezen voor M&O? – Onderzoek naar het keuzegedrag van leerlingen voor het vak M&O
Uit het literatuuronderzoek blijkt dat het inwinnen van informatie een belangrijk aspect is voor het kunnen nemen van een goede beslissing. Beslissingen worden genomen met behulp van een drietal handvatten. Vooral de eerste twee handvaten spelen in ons onderzoek een belangrijke rol. Het gebruik van stereotypen zorgt er voor dat leerlingen die zwak zijn in rekenen bij voorbaat denken dat Management & Organisatie geen vak voor hen is. Management & Organisatie staat bekend als een moeilijk vak en wordt door sommige decanen ook zo gepositioneerd. Ook gebruiken leerlingen eerder ervaringen om hun beslissing te nemen. Leerlingen hebben alleen een kennismakingservaring met het vak Management & Organisatie gehad en nemen die ervaring mee in het beslissingsproces van het wel of niet kiezen van Management & Organisatie. Die kennismakingservaring kan het stereotype dat er heerst over het vak Management & Organisatie sterk bekrachtigen (‘zie je wel, het is allemaal rekenen en dat kan ik niet’). De kennismakingservaring is niet breed genoeg om leerlingen van voldoende informatie te voorzien waarmee ze een gefundeerde afweging kunnen maken tussen alternatieven. Op basis van deze oorzaken stellen wij een aantal aanbevelingen op om de aantrekkelijkheid van het vak te verhogen en de daling wellicht om te zetten in een stijging van het aantal leerlingen dat voor het vak Management & Organisatie kiest.
37
38
Waarom zou je kiezen voor M&O? – Onderzoek naar het keuzegedrag van leerlingen voor het vak M&O
Hoofdstuk 6 – Aanbevelingen Uit het voorafgaande onderzoek en de gestelde bevindingen blijkt dat er een aantal aanbevelingen gedaan kunnen worden om de aantrekkelijkheid van het vak Management & Organisatie te verhogen. De leerlingen die zijn geïnterviewd en de scholen waarop het onderzoek heeft plaatsgevonden zijn respectievelijk het Gomarus College te Groningen en de Pieter Zandt scholengemeenschap te Kampen. Daarom willen wij ons in dit rapport beperken tot enkele aanbevelingen om de aantrekkelijkheid van het vak Management & Organisatie op deze beide scholen te verbeteren. Zorg voor een betere voorlichting Wij adviseren op basis van onze onderzoeksresultaten om te zorgen voor een gedegen en goede voorlichting in de derde klas. In deze klas moet de vakkeuze gemaakt worden voor de bovenbouw van de HAVO of de VWO. In dit stadium wordt de keuze gemaakt om het vak wel of niet te gaan volgen. Uit ons literatuuronderzoek blijkt dat het belangrijk is dat je over voldoende informatie beschikt om de alternatieven op een eerlijke manier tegen elkaar af te kunnen wegen. Daarom is een goede voorlichting van belang. De beide scholen kunnen dit bereiken door het maken van een frisse en overzichtelijke presentatie waarin precies verteld wordt wat het vak inhoudt, welke onderdelen er behandeld worden en wat er van de leerlingen verwacht gaat worden. Een transparante presentatie zorgt voor een eerlijk verwachtingspatroon zodat een leerling geen verkeerde verwachtingen heeft van het vak Management & Organisatie. De presentatie moet gegeven worden door een docent die zelf het vak Management & Organisatie geeft. Dit moet niet door een economiedocent gedaan worden in zijn eigen les maar door een expert van het vak die alles kan vertellen en die met enthousiasme een wervingspraatje kan houden voor zijn eigen vak. Hij is tenslotte de beste ambassadeur. Naast de presentatie kan er foldermateriaal worden verstrekt aan zowel leerlingen als ouders. Het is goed om heel helder op een rij te zetten wat het vak is en wat het inhoudt. Alleen dan kan er een weloverwogen keuze gemaakt worden door onze leerlingen. Doe eens een proefles Management & Organisatie Het voorlichtingsmoment leent zicht uitstekend voor het geven van een proefles Management & Organisatie. Nodig leerlingen uit in het lokaal waar het vak Management & Organisatie gegeven wordt en laat de docent met enthousiasme een les geven. In deze speciaal opgezette les kunnen dan meerdere aspecten van het vak worden verwerkt. Zo krijgt de leerling een voorproefje van een les en kan hij (of zij) beoordelen of het echt wat voor hem of haar is. Door het aanbieden van een proefles kan iedereenop ontspannen wijze kennis maken met het vak en proeven van de inhoud. Ook is er gelegenheid om de gebruikte methode in te zien, wellicht een aantal toetsen en/of ander materiaal dat ingezet wordt tijdens de lessen van Management & Organisatie. Belangrijk bij de proefles is dat deze een breder spectrum laat zien van Management & Organisatie dan de leerlingen zien tijdens de reguliere lessen in de 3e klas, aangezien uit ons onderzoek blijkt dat het beeld nu niet voldoende is.
38
39
Waarom zou je kiezen voor M&O? – Onderzoek naar het keuzegedrag van leerlingen voor het vak M&O
Betrek het vak Management & Organisatie bij het vak Algemene Economie in klas 3 In klas 3 krijgen leerlingen van zowel de HAVO als het VWO alleen het vak economie. Dit is een algemeen vak waarbij er geen bedrijfskundige aspecten worden behandeld. Veel leerlingen leven in de veronderstelling dat het vak Management & Organisatie in het verlengde ligt of een verdieping is op het vak economie. Dit is echter niet juist. Er zijn economiemethodes op de markt verkrijgbaar waarin een aantal modules Management & Organisatie zijn opgenomen. Op het moment van schrijven van dit onderzoek heeft de Pieter Zandt besloten om volgend jaar over te gaan op een dergelijke methode. Gekozen is voor de methode 200% Economie. Deze methode is een prima opstap naar de gebruikte methode in de bovenbouw, namelijk Index. Deze methode bevat ook elementen van het vak Management & Organisatie en laat de leerlingen kennis maken met het vak. Zodoende kan er een goed beeld worden gevormd van het vak Management & Organisatie. Een andere mogelijkheid zou het aanbieden van enkele proeflessen zijn naast of tijdens het vak economie. Het vak Management & Organisatie past prima binnen een scala van economische onderwerpen. De docent Economie kan daarom regelmatig een uitstapje maken naar modules Management & Organisatie. Zorg voor uitdaging Een laatste en zeker niet minste aanbeveling is het zorgen voor voldoende uitdaging in het vak. Leerlingen moeten voortdurend gemotiveerd blijven voor het vak Management & Organisatie. De praktische opdrachten die momenteel worden gegeven inspireren de leerlingen om de theorie om te zetten in de praktijk. De leerlingen waarderen deze opdrachten enorm zo blijkt uit ons onderzoek. Maar helaas zijn deze opdrachten vaak summier en komen te weinig voor. Leerlingen zullen het op prijs stellen om nog meer uitdaging te halen uit het vak. Veel leerlingen willen graag verder met de opgedane kennis in een toekomstige studie of werkveld. Juist de toepassing in de praktijk is leerzaam en boeiend. Hierbij kan gedacht worden aan multimediale toepassingen. Het gebruik van animaties en filmmateriaal in de lessen zullen de leerlingen activeren en motiveren om de theorie tot zich te nemen. Maar ook interactieve lessen zullen leerlingen ethousiasmeren. Een heel goed middel om de leerlingen uitdaging te bieden voor het vak Management & Organisatie is de inzet van een managementgame. Er zijn op internet voldoende (gratis en betaalde) simulatiegames te vinden waarop leerlingen bepaalde situaties in een bedrijf kunnen nabootsen. De uitkomst van de game hangt af van de genomen beslissingen van de leerlingen. Een succesvol voorbeeld is de jaarlijkse managementcompetitie BizzKids. Dit is een jaarlijkse competitie waarbij scholen in heel Nederland het tegen elkaar opnemen in een managementgame. De groep leerlingen die daarbij de beste prestaties leveren maken kans op een finaleplaats. Om het vak nog meer handen en voeten te geven is het mogelijk deel te nemen aan het project JongOndernemen waarbij jongeren met behulp van een microkrediet een eigen onderneming moeten starten. Er zijn meerdere projecten in Nederland die op een soortgelijke wijze werken. Lokale banken en de Kamer van Koophandel starten ook vaak dergelijke projecten om jong ondernemerschap te stimuleren. Bij MBO-‐opleidingen in de commerciële richting worden heel vaak
39
40
Waarom zou je kiezen voor M&O? – Onderzoek naar het keuzegedrag van leerlingen voor het vak M&O
van zulke mini-‐ondernemingen gelanceerd waarbij leerlingen een zelfverzonnen product aan de man moeten brengen. Dit wordt vaak gefinancieërd met geld dat verkregen wordt uit de verkoop van zogenaamde aandelen onder de familie-‐ en of kenniskring. Simulatiegames en projecten als JongOndernemen stimuleren leerlingen om de geleerde theorie in de praktijk te brengen. Het schrijven van een marketingplan, het opstellen van een begroting, het bijwerken van de boekhouding en het nadenken over een beslissing activeert, inspireert en motiveert de leerlingen. En dat maakt het vak Management & Organisatie boeiend en kan ervoor zorgen dat de daling van het aantal leerlingen dat de keuze maakt voor het vak Management & Organisatie, omgezet kan worden in een stijging. Leerlingen moeten ambassadeurs worden van het vak en dat kan alleen bereikt worden als ze enthousiast zijn. Aan ons de taak om dit voor elkaar te krijgen.
40
41
Waarom zou je kiezen voor M&O? – Onderzoek naar het keuzegedrag van leerlingen voor het vak M&O
Bibliografie Baarda, M. D. (2007). Basisboek interviewen. Groningen: Wolters-‐Noordhoff BV. Jan de Wit, W. S. (2004). Psychologie van de adolescentie. Baarn: HB Uitgevers. Plomp, J. (2005). Beslissen doe je zo. Houten: Unieboek BV. Rijksoverheid. (2013, 02 13). Voortgezet Onderwijs. Opgeroepen op 02 2013, 13, van Rijksoverheid: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/voortgezet-‐onderwijs/havo-‐en-‐vwo Saunders. (2011). Methoden en technieken van onderzoek. Amsterdam: Pearson Education Benelux. www.wikipedia.nl. (2013, april 20). Opgeroepen op april 20, 2013, van www.wikipedia.nl.
41
42
Waarom zou je kiezen voor M&O? – Onderzoek naar het keuzegedrag van leerlingen voor het vak M&O
Bijlage I – Uitwerking interview Pieter Zandt Uitwerking interview – Pieter Zandt scholengemeenschap Groep: 5 leerlingen die wel M&O hebben gekozen Klas: 5Hmo2 Datum van interview: woensdag 27 maart 2013 e Tijdstip van interview: 4 lesuur (10:40 – 11:20 uur) De groep bestond uit 2 meisjes en 3 jongens uit klas 5 havo. Ze waren uitgekozen om medewerking te verlenen aan het interview door de docent M&O. We hebben het interview afgenomen in de docentenkamer onder het genot van een kopje koffie of thee. Nadat ik mezelf had voorgesteld en het doel van mijn interview heb geschetst zijn we begonnen met het interview aan de hand van mijn vooraf opgestelde vragenlijst. Ik heb toestemming gevraagd voor het opnemen van het interview. De leerlingen hebben hier toestemming voor verleend. 1) Wat was je indruk na de presentatie van het vak in klas 3? Op mijn eerste vraag wat de indruk was van de presentatie voor het vak M&O gaat gelach op. Sommige leerlingen kijken wat vreemd op. Ze vragen zich af of ze ooit wel een presentatie hebben gehad. Aan hun blikken te zien is het al een lange tijd geleden en er moet moeite worden gedaan om het weer helder voor de geest te halen. Enkele leerlingen laten de naam van hun decaan vallen. Een meisje zegt: “Er kwamen toch leerlingen uit de hogere niveaus voorlichting geven?” Een ander geeft aan: “Het was heel kort, maar wel heel duidelijk en het ging ook heel snel.” Ik heb op deze antwoorden doorgevraagd. Ik ben in de veronderstelling dat ze niet zomaar gekozen hebben voor het vak M&O. Ik vraag of ze nog op andere manier aan informatie zijn gekomen over het vak. Het blijkt dat familie een grote rol heeft gespeeld bij het kiezen voor het van M&O. Een geïnterviewde leerling gaf aan dat zijn neef het vak heeft gekozen en een andere leerling haar zus. Een derde leerling geeft aan dat hij het keuzekompas heeft ingevuld voor zijn profielkeuze en dat daar het vak M&O ook als optie naar voren kwam. 2) Wat was je beweegreden om te kiezen voor Management & Organisatie? De eerste leerling geeft aan graag het profiel N&T te willen gaan volgen maar nog niet zeker te weten wat hij als vervolgstudie wil gaan volgen. Hij wil zich breed oriënteren en daardoor leek het vak M&O voor hem wel een verstandige keuze. Projectleider in de bouw leek hem ook wel een optie en daarbij kan een stukje management geen kwaad. Bij de tweede leerling is vooral de toekomst nog onzeker. Hij weet nog niet zeker wat hij wil gaan doen als vervolgstudie. Daarom wou hij ook graag zichzelf breed oriënteren en koos hij voor het vak M&O. Hij gaf daarop ook nog de volgende opmerking: het vak leek me niet al te moeilijk!
42
43
Waarom zou je kiezen voor M&O? – Onderzoek naar het keuzegedrag van leerlingen voor het vak M&O
Op mijn vraag gaf een leerlinge aan dat ze later graag hotelmanagement wil gaan studeren. Daarvoor is management en organisatie een vereiste. Daarom koos ze bewust voor dit vak, met het oog op haar vervolgopleiding. Ze vond de naam van het vak ook wel stoer klinken. Een ander meisje geeft aan de graag de economische kant op wil en daardoor koos voor het vak als verdieping op het normale vak economie. Ze geeft daarbij wel aan dat ze de omschrijving van het vak een vaag iets vond. Ze wist niet goed wat ze ervan kon verwachten. De laatste geeft aan dat ook hij het zag als een verbreding en verdieping op zijn opleiding en daardoor voor dit vak heeft gekozen. Een verdieping op het gekozen profiel. Twee van de vijf leerlingen volgen het profiel Natuur en Techniek en de andere drie het profiel Economie en Maatschappij. 3) Wat was je verwachting van het vak Management & Organisatie? Een bloemlezing van de gegeven antwoorden: bij Management en Organisatie ga je diep in op de bedrijfsorganisatie. Er was ook een verwachting dat het vak zou lijken op het vak economie. Ook werd gedacht aan ondersteuning van het vak economie en dat er de diepte in zou worden gegaan. Er komt weinig concreet uit met deze vraag en daarom stel ik de vervolgvraag wist je van tevoren voldoende welke onderdelen er in het vak behandeld zouden worden? Alle leerlingen geven aan dat niemand van tevoren had kunnen bedenken welke onderdelen er tijdens het vak behandeld zouden worden. Er roept er een: ik dacht dat het veel rekenen zou worden. 4) Is deze verwachting uitgekomen of is deze inmiddels bijgesteld? De verwachting die er eind klas 3 was is inmiddels door alle leerlingen bijgesteld. Het meisje dat dacht dat het ongeveer wel vergelijkbaar zou zijn als het vak economie kwam bedrogen uit. Het viel ontzettend tegen in de praktijk en eigenlijk is het een totaal ander vak. Het blijkt ook een stuk moeilijker te zijn dan het vak economie. De jongen die het profiel Natuur en Techniek volgt leek het een leuk vak. Hij heeft natuurlijk ook niet het vak economie dus kan het slecht vergelijken met wat het verschil is met dat vak. Op mijn vraag of zijn verwachting van het vak is uitgekomen, bevestigd hij dat wel. Hij had wel zo’n soort vak voor ogen zoals hij dat nu krijgt. Een jongen geeft aan dat hij bekenden en familie veel had gehoord over het vak. De verwachting lag in het verdiepen van bedrijfsorganisaties en rekenwerk. Die verwachting is uitgekomen. Conclusie: het overgrote deel van de groep geeft aan dat de verwachting van tevoren anders was en achteraf is bijgesteld. Dit had voorkomen kunnen worden door betere voorlichting van het vak. 1 leerling geeft aan dan niet de keuze gemaakt te hebben voor het vak Management en Organisatie. 5) Hoe ervaar je het vak Management & Organisatie?
43
44
Waarom zou je kiezen voor M&O? – Onderzoek naar het keuzegedrag van leerlingen voor het vak M&O
De reacties zijn uiteenlopend van wel relaxed met soms wat pittig rekenwerk tot interessant maar wel heel hard leren. De leerlingen geven aan dat ze veel maakwerk in de les kunnen doen. Voor de toets moet er wel veel stof geleerd worden. De belasting van het vak is heel divers. De ene leerling doet het met gemak terwijl de anderen vele uren per week besteedt aan het vak. Alle leerlingen geven aan dat de theorie goed te doen maar de rekenopgaven zijn pittig en zeker van niveau. Het heeft grotendeels ook te maken met inzicht. De hele groep deelt de mening dat als het vak je ligt en interesseert dat het goed te doen is! We praten een tijdje met elkaar over het gebruik van formules en opeens valt er een interessante opmerking en die wordt door de hele groep gedeeld: de toetsen wijken af van de opdrachten uit het boek. De leerlingen verschillen van mening of de docent zelf de toetsen maakt of niet. 6) Wat vind je van de methode voor het vak Management & Organisatie? De leerlingen krijgen het vak vanuit de methode In Balans. De leerlingen geven aan dat het theorieboek gescheiden is van de opgaven. Dat vinden ze een prettige manier van werken. Het theorieboek bevat voldoende voorbeelden. Je kan het daardoor heel goed terug zoeken als je het even niet meer weet. In de kantlijn staan de begrippen zodat je die snel terug kan vinden. Op mijn vraag of het inhoudelijk goed is antwoorden de leerlingen dat het goed te doen is. Ze geven daarbij aan dat er verschil tussen een havo en vwo editie. Eén leerling komt van het VWO en ervoer dat het vak daar nog een stuk moeilijker was. 7) Welke rol verwacht jij van de docent bij het vak Management & Organisatie? Het blijkt dat de docent een instelling heeft van: ik ga door met de stof, als je niet op let of bezig bent met andere dingen dan heb je pech. Het is je eigen verantwoordelijkheid. Als jij niet oplet dan zul je slechte cijfers halen op de toets. Er wordt sterk de nadruk gelegd op de eigen verantwoordelijkheid van de leerling. Dit wordt als prettig ervaren omdat hij wel doorgaat voor de mensen die wel met enthousiasme en met aandacht het vak willen volgen. De leerlingen geven aan dat de docent heel rustig lesgeeft. Hij maakt zich niet snel druk. Eén leerling geeft aan dat er misschien bij sommige opgaven wel wat langer stil mag gestaan worden om het nog beter uit te leggen. Het tempo ligt hoog. Dit komt omdat er veel stof verwerkt moet worden voor een toets. Ik vraag de leerlingen om een gemiddelde M&O les te beschrijven. Meestal duurt het tien minuten voordat de les begint. Daarna behandelt de docent heel snel de paragrafen en daarna moeten de leerlingen zelfstandig aan de slag. De docent loopt rond en helpt bij leerlingen waar vragen zijn. Er wordt niet klassikaal nagekeken. Er zijn voor leerlingen antwoordenboekjes die ze zelfstandig kunnen inzien. De voorkeur gaat toch uit naar klassikaal nakijken, met name bij rekenopgaven. De docent legt wel uit hoe je bepaalde berekeningen uit moet voeren, bijvoorbeeld rentabiliteit. De docent staat duidelijk boven de stof. 8) Welke aspecten van het vak waardeer jij positief?
44
45
Waarom zou je kiezen voor M&O? – Onderzoek naar het keuzegedrag van leerlingen voor het vak M&O
Je krijgt veel meer inzicht in bedrijven, vooral als je later een eigen bedrijf hebt dan is het handig als je weet van dit soort dingen. De leerlingen denken allemaal dat het een goede voorbereiding is voor een vervolgstudie. Vooral economische vervolgopleidingen hebben baat bij een goede ondergrond blijkt uit verhalen van familieleden en kennissen. Je doet een voorsprong op t.o.v. studenten die geen M&O hebben gevolgd. 9) Welke aspecten van het vak waardeer jij negatief? Er zijn weinig aspecten van het vak die echt negatief zijn te noemen. Het vele rekenwerk staat soms wel een beetje tegen. Maar over het algemeen zijn er geen negatieve dingen te noemen. 10) Zou jij opnieuw de keuze maken om het vak te gaan volgen? Van de vijf leerlingen is er 1 die definitief zegt niet opnieuw de keuze te maken voor het vak M&O met de kennis van nu. Een ander twijfelt. Hij twijfelt omdat hij nog niet zeker was over zijn vervolgopleiding. Omdat hij nu geen economische vervolgopleiding heeft gekozen ziet hij het nu van het vak M&O niet zo in. De overige drie zeggen volmondig ja. Tot slot stel ik de vraag of ze nog wat willen toevoegen. Er komt weinig reactie. 1 leerling geeft aan dat als je moeite hebt met rekenen het vak niet moet gaan volgen. Ze zullen het vak wel aanbevelen bij anderen. In ieder geval zullen ze eerlijk aangeven wat er van het vak verwacht kan worden. Ik stel de vraag of er naast de gebruikelijke theorie ook nog andere dingen gedaan worden. In klas 4 is er een PO gemaakt. Daarin moest een bedrijfsplan worden opgezet. Verder is er geen aandacht voor bedrijfssimulaties of educatieve games. De PO beviel enorm omdat het een keer wat anders is en omdat je weet waarom je bepaalde vaardigheden leert. Je moet het geleerde in de praktijk brengen. Dat geeft inzicht. De leerlingen zien wel een klein beetje op tegen het examen. Een enkeling gaat examentraining volgen en er in ieder geval keihard voor leren.
45
46
Waarom zou je kiezen voor M&O? – Onderzoek naar het keuzegedrag van leerlingen voor het vak M&O
Bijlage II – Uitwerking interview Pieter Zandt Uitwerking interview – Pieter Zandt scholengemeenschap Groep: 5 leerlingen die geen M&O hebben gekozen Klas: 5He Datum van interview: woensdag 27 maart 2013 e Tijdstip van interview: 5 lesuur (11:30 – 11:50 uur) De groep bestond uit 4 meisjes uit klas 5 havo. Ze waren uitgekozen om medewerking te verlenen aan het interview door mijzelf. We hebben het interview afgenomen in de docentenkamer onder het genot van een kopje koffie of thee. Nadat ik mezelf had voorgesteld en het doel van mijn interview heb geschetst zijn we begonnen met het interview aan de hand van mijn vooraf opgestelde vragenlijst. Ik heb toestemming gevraagd voor het opnemen van het interview. De leerlingen hebben hier toestemming voor verleend. 1) Wat was je indruk na de presentatie van het vak in klas 3? Op mijn eerste vraag wat de indruk was van de presentatie voor het vak M&O zie ik iedereen raar kijken. ‘Presentatie? Daar weet ik niets meer van. Kennelijk was het dus niet boeiend genoeg.’ Het bleek dat er twee leerlingen uit de klas werden gehaald en die moesten de presentatie doen. De leerlingen kunnen er weinig meer van herinneren. De docent die het moest presenteren deed het even snel. Je kreeg wel een boekje met daarin alle keuzevakken. Verder is er weinig aandacht besteed aan het vak M&O. Uit het interview blijkt dat van alle keuzevakken weinig informatie wordt verstrekt. Het ontbreekt aan een goede voorlichting. Ik vraag door waarom er niet gekozen is voor het vak. Het blijkt dat niemand het interesseert. Alle geïnterviewde leerlingen hebben het profiel C&M. 2) Wat verwacht je bij een vak als Management & Organisatie te kunnen leren? De leerlingen verwachten bij zo’n vak verder in te gaan op economische onderwerpen. Bij economie komt het algemeen aan bod en bij M&O wordt het verdiept. Een leerling geeft ook aan dat er veel Excel bij komt kijken. Er heerst veel onbekendheid rondom het vak. Veel berekeningen, cijfers, balansen, boekhouden en hoe zit een bedrijf in elkaar. 3) Heb je overwogen om het vak te gaan volgen? Unaniem zeggen alle dames dat ze nooit hebben overwogen om het vak te gaan volgen. Een iemand heeft er thuis over doorgepraat omdat haar broer het vak heeft gevolgd. Maar echt overwogen om het te kiezen daar heeft niemand over nagedacht. We spreken met elkaar nog even door wat de reacties zijn van klasgenoten die wel M&O hebben. Gezien de reacties zijn deze leerlingen blij dat ze niet voor het vak gekozen hebben. De indruk is dat het een intensief vak is en als je er geen aanleg voor hebt dan kost het heel veel energie en moeite om bij te blijven. Als je er geen talent voor hebt dan is het moeilijk.
46
47
Waarom zou je kiezen voor M&O? – Onderzoek naar het keuzegedrag van leerlingen voor het vak M&O
Ook geven de leerlingen aan op mijn vraag of ze het nodig hebben voor hun vervolgopleiding dat het niet nodig is. Ze geven allemaal aan dat ze een goede keuze hebben gemaakt wat vakken betreft. 4) Waarom heb je besloten niet voor het vak M&O te kiezen? De hoeveelheid leerstof staat tegen. Ook wordt regelmatig aangegeven dat ze geen talenten hebben voor cijfers etc. Meestal is er moeite met het vak economie en wiskunde. Ze doen liever iets met talen etc. Ook het onbekende voor de toekomst heeft meegespeeld in de keuze. In klas 3 moeten kiezen is ook wel vroeg. Het heeft ook te maken met je profielkeuze. Profielkeuze laat ook zien welk soort persoon je bent.
47
48
Waarom zou je kiezen voor M&O? – Onderzoek naar het keuzegedrag van leerlingen voor het vak M&O
Bijlage III – Uitwerking interview Gomarus College
Bijlage IV – Uitwerking interview Gomarus College
Bijlage V – Uitwerking interview Gomarus College
48