inhoud: Inleiding en opzet van de nota 1.1 1.2 1.3 1.4
2.
Waarom een nieuwe sportnota? 2.1 2.2
2.3 2.4
3.
3.3
3.4
3.5
inleiding intrinsieke waarde van sport - sport als doel: 3.2.1: sport als vorm van vrijetijdsbesteding 3.2.2: topsport extrinsieke waarden van sport - sport als middel: 3.3.1: sport en gezondheid 3.3.2: sport en welzijn 3.3.3: sport en economie 3.3.4: sport en werkgelegenheid de relatie van sport met andere beleidsterreinen: 3.4.1: onderwijs 3.4.2: ruimtelijke ordening 3.4.3: openbare orde, preventie, criminaliteit en discriminatie conclusie: van sectoraal naar integraal beleid
Achtergronden en ontwikkelingen 4.1 4.2 4.3
4.4
4.5 4.6 4.7
5.
huidig Hilversums sportbeleid ontwikkelingen: 2.2.1: interne ontwikkelingen 2.2.2: externe ontwikkelingen centrale doelstelling en (nieuwe) rol van de gemeente conclusies en gevolgen voor het sportbeleid
Waarden en belangen van sport: 3.1 3.2
4.
aanleiding doel en opzet van de (discussie)nota leeswijzer vervolgproces
algemeen demografische ontwikkelingen sociaal-culturele ontwikkelingen: 4.3.1: individualisering 4.3.2: ontwikkelingen in vrije tijd 4.3.3: consumentisme 4.3.4: toegenomen belangstelling voor gezondheid/gezondheidscultus 4.3.5: multi-culturele samenleving sociaal-economische ontwikkelingen: 4.4.1: inkomensontwikkeling 4.4.2: concurrerende vrijetijdsbezigheden, diversiteit aanbieders ruimtelijke ontwikkelingen bestuurlijke ontwikkelingen conclusies en gevolgen voor het sportbeleid.
Sportdeelname: 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5
inleiding en algemene, landelijke cijfers georganiseerde sport ongeorganiseerde sport anders georganiseerde sport (lokale) sportonderzoeken / sportmonitoringssysteem
5 5 5 6 8 9 9 9 9 10 11 12 15 15 15 15 15 16 16 17 18 19 19 20 20 20 21 23 23 23 24 24 24 25 25 26 26 26 27 27 28 28 31 31 32 33 34 35
1 SPORT SCOORT!
1.
6.
Accommodatiebeleid: 6.1 6.2 6.3
6.4
6.5
6.6 6.7
6.8
7.
SPORT SCOORT!
2
Financiële middelen 7.1 7.2 7.3
7.4 7.5
8.
inleiding. algemene ontwikkelingen m.b.t. accommodaties bestaande accommodaties: 6.3.1: buitensport 6.3.2: binnensport 6.3.3: sport in de openbare ruimte ontwikkelingen in de buitensportaccommodaties: 6.4.1: a.g.v. ontwikkelingen ledenbestand 6.4.2: ontwikkelingen bij de gemeentelijke sportparken 6.4.3: andere buitensportaccommodaties ontwikkelingen in de binnensportaccommodaties: 6.5.1: t.g.v. ontwikkelingen ledenbestand 6.5.2: gemeentelijke sporthallen en -zalen 6.5.3: gemeentelijke gymnastieklokalen 6.5.4: andere binnensportaccommodaties sportontwikkelingen in de openbare ruimte conclusies: 6.7.1: algemeen 6.7.2: buitensportaccommodaties 6.7.3: binnensportaccommodaties 6.7.4: per tak van sport beleidsuitgangspunten en -maatregelen 6.8.1: uitgangspunten 6.8.2: beleidsmaatregelen
inleiding jaarrekening 1998 huidig financieel beleid: 7.3.1: tarievenbeleid 7.3.2: subsidies en andere financiële bijdragen beleidsvoornemen om te komen tot een vernieuwd tarieven/subsidiesysteem conclusie
Sportontwikkeling - sportstimulering 8.1 8.2 8.3 8.4 8.5 8.6 8.7
8.8 8.9 8.10 8.11
inleiding korte terugblik in de Hilversumse sportstimulering huidig gemeentelijk sportstimuleringsaanbod de betekenis van de sportvereniging huidige knelpunten van sportverenigingen andere sport(stimulerings)activiteiten alleen jeugdsport stimuleren of meer (doel)groepenbeleid? 8.7.1: sportstimulering voor ouderen 8.7.2: sportstimulering voor allochtonen 8.7.3: sportstimulering voor gehandicapten sportstimulering in de toekomst conclusies beleidsuitgangspunten beleidsmaatregelen
37 37 37 38 38 40 42 42 42 46 49 50 50 52 54 54 54 55 55 56 56 56 57 57 58 59 59 59 61 61 63 65 68 69 69 69 70 71 72 73 74 75 76 77 79 80 81 82
9.
Communicatiebeleid: 9.1 9.2 9.3
Analyse Communicatiedoelstellingen Plan van aanpak 9.3.1. doelgroepen 9.3.2. doelstelling, boodschap en middel 9.3.3. fasering 9.3.4. financiën
83 83 83 84 84 85 87 87
10. Diverse bijlagen en lijst van geraadpleegde literatuur: 91 97 98 99 100 101 103 104 106 109 119 123 133
3 SPORT SCOORT!
1: evaluatie beleidsnota “Tikkie Terug”, 2: overzicht Hilversumse sportkampioenen over 1998, 3: tabellen van Sociaal Cultureel Planbureau m.b.t. vrije tijd. 4: ontwikkeling Hilversumse deelname per tak van sport, 5: ligging Hilversumse sportaccommodaties, 6: samenvatting s&r vragen/opmerkingen uit omnibusenquête 1990 t/m 1999, 7: gebruik voetbalvelden seizoen 1999-2000, 8: richtlijnen toewijzing sporthallen, -zalen en gymnastieklokalen. 9: artikel uit Werkbericht 1-99 van het SCP inzake vrijwilligerswerk in Nederland, 10: activiteitenoverzicht uit jaarplan 1998 van de Stichting SIS, 11: activiteitenoverzicht uit jaarplan 1998 van Stichting Jongerenwerk, 12: verslag van het symposium “Sport in Hilversum”, d.d. 18 september 1999. 13: lijst van geraadpleegde literatuur.
SPORT SCOORT!
4
1
Inleiding en opzet van de nota:
1.1: Aanleiding: Nederlanders gaan bij menig sportevenement uit hun bol; of het daarbij nu gaat om voetbal, schaatsen, hockey of darts; de oranje-attributen (petten, vlaggen, ballonnen etc.) zijn haast niet aan te slepen als ”ons team” het goed doet. Straten veranderen in één groot oranje-feest en Nederland zwelt van trots. Kortom, het kan u niet ontgaan dat hele volksstammen betrokken zijn bij sport. Nederland telt meer dan 30.000 sportverenigingen, waarvan zo’n 4,5 miljoen mensen lid zijn. Daarnaast sporten nog eens miljoenen mensen in “ongeorganiseerd” verband. Volgens cijfers van de NOC*NSF doen ruim 8 miljoen Nederlanders wel eens aan sport: mannen, vrouwen, jongeren, ouderen, autochtonen, allochtonen. Binnen die sportverenigingen zijn ca. 750.000 vrijwilligers actief en 18.000 personen beroepsmatig. Sport is dan ook niet meer weg te denken uit het maatschappelijk leven. Dagelijks word je ermee geconfronteerd via de media: steeds meer sportprogramma’s op televisie, speciale sportpagina’s en -kranten bij toernooien etc.
Het sportbeleid is de laatste tijd nogal in beweging. Het ministerie van VWS (middels de nota “wat sport beweegt”- 1996) en het NOC*NSF (middels de breedtesportnota “ruimte voor ontwikkeling”- 1997) hebben gezamenlijk nieuw beleid ontwikkeld, waardoor de sport weer meer in de politieke belangstelling is komen te staan. Voorbeelden van zaken die hierdoor in gang zijn gezet: • Erkenning van de maatschappelijke positie van de sport. Speciaal de sportvereniging speelt hierin een belangrijk rol. De nota van VWS laat een andere aanpak van de sport zien: welke positieve bijdrage kan de sport leveren aan bepaalde maatschappelijke problemen? • Aandacht voor verenigingsondersteuning in het algemeen en de ondersteuning van vrijwilligers in het bijzonder. • Het sportinclusief denken. • Verdubbeling van het landelijk sportbudget dat voor 3/4 bestemd dient te worden aan de breedtesport, de rest gaat naar de topsport. Deze voorzetten dienen opgepakt, vertaald en uitgevoerd te worden naar het lokale sportbeleid. De gemeente wil dit graag doen in samenspraak met de mensen die het aangaat, een en ander aan de hand van deze sportnota.
1.2: Doel en opzet van de (discussie)nota: De vigerende sportbeleidsnota “Tikkie Terug” dateert van 1993. Gezien de toename van sportbelangen en de diverse (maatschappelijke) ontwikkelingen die het sporten beïnvloeden, is het noodzakelijk eens kritisch te kijken naar het Hilversumse sportbeleid en waar nodig te herzien of aan te passen. Bovendien zijn de meeste van de in de nota Tikkie Terug voorgestelde maatregelen inmiddels uitgevoerd. Andere doelstellingen daarentegen blijven nog steeds actueel. Zie bijlage 1.
5 SPORT SCOORT!
Waarom is sport zo populair? Wat is sport eigenlijk? Op het oog eenvoudige vragen, maar bij nadere beschouwing blijken er allerlei verschillende betekenissen, doelstellingen en verwachtingen te bestaan, afhankelijk aan wie je de vragen voorlegt: om maar enkele antwoorden te geven: Sport is ontspannend en gezellig; sport ontroert en inspireert; sport legt contacten tussen mensen en leidt soms tot vriendschappen; sport draagt bij aan zelfontplooiing, doorzettingsvermogen en natuurlijk aan een goede gezondheid; etc. Sport zit boordevol belangrijke waarden, waarop in de loop van deze beleidsnota dieper wordt ingegaan.
Vanuit de nieuwe visie dat de formulering van sportbeleid een verantwoordelijkheid is van de gemeente én de sportorganisaties zelf, is getracht een dialoog op gang te brengen met vertegenwoordigers van de sportverenigingen. Zo wordt kennis en ervaring van ”het veld” ingezet, maar ook het draagvlak van de betrokkenen vergroot bij het te voeren beleid. De belangen lopen immers voor een groot deel parallel. De voorgestelde dialoog moet bijdragen tot een situatie waarin vraag (van het maatschappelijk middenveld) en aanbod (vanuit de overheid) zoveel mogelijk met elkaar in evenwicht zijn. In de voorliggende nieuwe sportnota “Sport Scoort!” wordt de visie van het gemeentebestuur beschreven, voor de periode van 1999 tot ca.2005. Ook zijn hierin de tot nu toe reeds gemaakte beleidskeuzes aangegeven. Aan de hand van een aantal aandachtspunten wordt het kader aangegeven waarbinnen de verdere (afgeleide) beleidsdoelen, maatregelen en uitvoeringsplannen, tezamen met de betrokkenen, ingevuld kunnen worden. M.a.w. in de discussienota wordt het speelveld bepaald waarbinnen de diverse trajecten verder uitgewerkt moeten worden. Strategische vraagstukken die hierbij aan de orde komen zijn: - de individuele en maatschappelijke betekenis(sen) van sport. - de gemeentelijk taken - vraag en aanbod van de voorzieningen - betaalbaarheid en rendement van voorzieningen - bereikbaarheid van sportdeelname.
1.3: Leeswijzer:
SPORT SCOORT!
6
De nota “Sport Scoort! “ bestaat in feite uit twee delen: * Het eerste deel, waartoe de eerste vijf hoofdstukken behoren, biedt vooral informatie over die ontwikkelingen (algemeen en specifiek voor Hilversum) die aanleiding zijn tot vernieuwd sportbeleid. * In het tweede deel worden deze ontwikkelingen vertaald naar de Hilversumse situatie en gedeeld in accommodatie-, financieel- en sportstimuleringsbeleid. De vernieuwde aanpak en de nauwere samenwerking met allerlei (nieuwe) participanten leidt tevens tot vernieuwde (vormen van) communicatie die vervolgens in hoofdstuk 9 aan de orde komen. Hieronder volgt een korte inhoudsweergave van de hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt een korte terugblik geworpen op de nota Tikkie Terug. Vervolgens worden ontwikkelingen genoemd die zowel het Rijks-(en NOC*NSF) beleid beïnvloed hebben, maar tevens ertoe leiden dat het huidige (lokale) sportbeleid opnieuw onder de loep wordt genomen. Ook worden hierin de centrale doelstelling van het Hilversumse sportbeleid en de (nieuwe) rol van de gemeente beschreven. Een en ander leidt tot een andere manier van werken: geen sektorale benadering meer maar meer integrale aanpak, hetgeen in het volgende hoofdstuk nog verder verduidelijkt wordt. In dit derde hoofdstuk wordt de grote verscheidenheid van waarden en belangen die sport in zich heeft beschreven. Hierbij komt het dubbelkarakter van de sport tot sprake: • Sport als doel op zich bijvoorbeeld als leuke en gezellige vrijetijdsbesteding en als gezonde levensstijl, zowel op het mentale als fysieke vlak. Aan topsport worden daarnaast nog extra betekenissen toegekend, zoals de amusementswaarde, de voorbeeldfunctie voor de breedtesporters en de promotionele waarde. • Tevens wordt sport als middel ingezet om mee te helpen om diverse maatschappelijke knelpunten te verminderen. Denk bijvoorbeeld maar aan socialisatie en integratie van kwetsbare groeperingen en de invloed op de sociale cohesie in de woonomgeving. Hierbij komen ook de raakvlakken met andere beleidsterreinen naar voren.
In hoofdstuk 4 worden demografische, sociaal-culturele, sociaal-economische, ruimtelijke en bestuurlijke achtergronden en ontwikkelingen beschreven die hun invloed (kunnen) uitoefenen op sport en recreatie in het algemeen. Waar mogelijk zijn deze vertaald naar de Hilversumse situatie. In hoofdstuk 5 wordt de sportdeelname nader gespecificeerd. Er wordt onderscheid gemaakt in: • Georganiseerde sport: dit vindt voornamelijk plaats in de circa 115 Hilversumse sportverenigingen. • Ongeorganiseerd sport: sporten buiten enig formeel verband, de sporter bepaalt zelf hoe, waar, wanneer en met wie hij gaat sporten. • Anders georganiseerde sport : hiermee wordt het sporten bedoeld dat plaatsvindt in bijvoorbeeld sportscholen, fitnesscentra, maneges, buurt- en wijkcentra etc. Voor de twee laatste vormen geldt, dat hierover weinig gegevens beschikbaar zijn. Enerzijds onttrekt zich een gedeelte van deze sporten aan de waarneming van de gemeente, anderzijds is het huidige systeem van gegevensverkrijging niet uitgerust tot deze gedetailleerde (sport)informatie. Over de georganiseerde sport is meer concreet materiaal beschikbaar omdat met de sportverenigingen een directere relatie bestaat (o.a. via clubbladen, enquêtes en subsidieaanvragen). Geconcludeerd wordt dan ook dat om accuraat in te kunnen spelen op het totale lokale (sport)aanbod en meer vraaggericht te werken het noodzakelijk is over een goed onderzoeksysteem te beschikken. Het invoeren van een monitoringssysteem en het houden van kwaliteitsonderzoeken biedt hiertoe meer kansen.
In het financiële hoofdstuk (7) wordt aangegeven hoe het huidige gemeentelijke sportbudget ingezet wordt aan de hand van de begrotingscijfers. De grondslag van het huidige tarievensysteem voor het gebruik van de gemeentelijke sportaccommodaties dateert in feite van 1983. Dit systeem is gebaseerd op de volgende uitgangspunten: • de tarieven moesten onderling verband hebben • een redelijke bijdrage in de kosten door de gebruikers van de accommodatie • gebaseerd op betaling van een gelijkwaardige vergoeding Door allerlei, in dit hoofdstuk beschreven, ontwikkelingen, is het in de afgelopen 15 jaren toch noodzakelijk geweest hierin differentiaties aan te brengen. Daarnaast is het voor velen niet duidelijk zichtbaar dat bij de gehanteerde tarieven een grote financiële bijdrage van gemeentezijde noodzakelijk is om de exploitatiekosten van de accommodaties te dragen. De roep om (nog) meer kostendekkende tarieven is reeds herhaaldelijk geuit (en ook al deels ingevoerd). Voor minderbedeelden kent Hilversum het Participatiefonds; de mogelijkheden hiervan voor deelname aan sport en recreatieve activiteiten worden uiteengezet. Momenteel kent Hilversum alleen sportsubsidies die gebaseerd zijn op jeugdsportstimulering en gehandicaptensport.
7 SPORT SCOORT!
Hoofdstuk 6 handelt over accommodatiebeleid. Behalve een overzicht van de bestaande Hilversumse sportaccommodaties (niet alleen de gemeentelijke) worden ook prognoses gedaan over de meest beoefende sporttakken in Hilversum. De op handen zijnde ontwikkelingen zowel bij de buitensport- als bij de binnensportaccommodaties worden aangeduid: denk hierbij aan de sportcomplexen Anna’s Hoeve en Crailoo en de nieuwe sporthal Dudok Arena, maar ook de toenemende vraag voor sport en recreatieve voorzieningen in de openbare ruimte. Niet alleen kwantitatieve, maar ook kwalitatieve aspecten spelen hierbij een rol: de vooren nadelen van spreiding en clustering van accommodaties, alsook medegebruik van voorzieningen en de gewijzigde (sport)vraag stelt nadere eisen aan de voorzieningen.
Door de gewijzigde visie om sport ook in te zetten als middel om maatschappelijke waarden en doelstellingen te bereiken worden de mogelijkheden onderzocht om middels de financiële middelen hieraan sturing te geven. Met andere woorden: (sport)instellingen die zich inzetten om mee te werken aan de belangen die wij als gemeente nastreven, moeten hiervoor beloond worden. Ook het budget van sportstimulering kan hierbij worden betrokken. Hoofdstuk 8 gaat geheel over de huidige en mogelijke nieuwe vormen van sportstimulering. Het huidige gemeentelijke sportstimuleringsbeleid is uitsluitend gericht op jongeren. Deze gemeentelijke activiteiten worden via het onderwijs aangeboden, de uitvoering vindt plaats in samenwerking met sportverenigingen, na schooltijd. Afwijkend van hetgeen hierover staat in het beleidsprogramma 1998-2002 wordt ingegaan op meerdere sportstimuleringsdoelen: andere doelgroepen maar ook sportstimulering in algemene zin: Bijvoorbeeld door kwaliteitsverbetering, verenigingsondersteuning en specifieke projecten. Zoals uit voorgaande hoofdstukken blijkt is de rol van de gemeente aan verandering toe en zal er met diverse andere partijen (meer) samengewerkt worden. In hoofdstuk 9 wordt hiervoor het communicatiebeleid nader uiteengezet. De aandachtspunten hierbij worden gesplitst in intern en extern. De communicatiedoelstellingen worden nader omschreven en vertaald naar de diverse doelgroepen in het plan van aanpak. Een begin is reeds gemaakt met een “sportplatform” waarin vertegenwoordigers van de Hilversumse sportverenigingen op vrijwillige basis zitting hebben. Door gezamenlijk te discussieren over aller hand zaken die de (Hilversumse) sportwereld raken en overleg te voeren is het mogelijk om samen meer maatwerk en kwaliteit te leveren.
SPORT SCOORT!
8 Ten slotte sluit de nota “Sport Scoort!” af met de bijlagen waarna in de voorgaande hoofdstukken wordt verwezen, alsmede met de geraadpleegde literatuurlijst.
1.4: Vervolgproces: Uit het op 28 oktober 1998 ingestelde sportplatform, is gelijktijdig een Klankbordgroep van zes personen gekozen. Bij het schrijven van de conceptnota heeft deze Klankbordgroep regelmatig hierover overleg gehad en haar medewerking verleend. Tevens is gekozen voor een bijeenkomst om ook met het totale georganiseerde sportersveld te discussieren over een aantal onderwerpen die van belang zijn voor de toekomstige sportvisie. Daarvoor is het symposium “Sport in Hilversum” van 18 september 1999 georganiseerd. Aan de hand van thema’s zijn in meerdere discussiegroepen de meningen van “het veld” gehoord. De reacties en voorstellen zijn vervolgens voor zover mogelijk direct toegevoegd c.q. verwerkt in deze nota. Het verloop van het symposium is bovendien weergegeven in een verslag dat aan alle Hilversumse sportverenigingen is verstuurd en ook aan deze nota is toegevoegd. De nota en het symposiumverslag worden in het eerste kwartaal van 2000 aangeboden aan het gemeentebestuur ter vaststelling. Na de politieke behandeling zullen de algemene beleidsvoornemens samen met het “maatschappelijk middenveld” uitgewerkt worden, in concrete plannen en projecten.
2
Waarom een nieuwe sportnota?
2.1: Huidig Hilversums sportbeleid: Het huidige sportbeleid in Hilversum is vastgelegd in de nota ”Tikkie Terug”, (vastgesteld op 10 juni 1993). Een van de aanleidingen hiertoe vormde de nota Plussen en Minnen (1991) die met name eisen stelde aan meer kostendekkende tarieven, ontwikkelingsonderzoek t.a.v. de sportverenigingen bij de bodemproblematiek van Anna’s Hoeve en de sluiting van de Expohal. Extra aandacht werd geschonken aan de niet-sporters: via het jaarlijks programma ”sporten zonder verplichtingen” werden burgers in staat gesteld, kennis te maken met diverse sportfaciliteiten. Mede door een afname van financiële middelen trad de gemeente (indirect) steeds verder terug op sportgebied en particuliere initiatieven namen toe. Door de nota Plussen en Minnen werd nog meer dan voorheen een beroep gedaan op de zelfwerkzaamheid en creativiteit van de sportorganisaties. Centrale probleemstelling bij de nota ”Tikkie Terug” was dan ook (citaat): Op welke wijze kan Hilversum, in een situatie dat de voor de sport gemeentelijke besteedbare middelen afnemen, er voor zorgen dat groepen die bedreigd worden door een sociaal isolement de mogelijkheid blijft geboden om op verantwoorde wijze, tegen een aanvaardbaar eigen bijdrage sport te bedrijven?
Terugkijkend kan geconstateerd worden dat een heleboel gerealiseerd is: sluiting Expohal (medio 1996), privatisering zwembad ”De Lieberg” (januari 1997), fusies van sportverenigingen, onderhoudsovereenkomst afgesloten voor de sportvelden met de Federatie Berestein, etc. Bijlage 1 bevat een meer gedetailleerde evaluatie van de nota “Tikkie Terug” en een korte weergave van de ontwikkelingen en resultaten aan de hand van de in de nota gestelde aanbevelingen. Ook kan gesteld worden dat een aantal van de destijds beschreven doelstellingen nog steeds actueel is, om maar een tweetal voorbeelden te noemen: Was er in de nota Plussen en Minnen als hoofdlijn in het te voeren beleid aangegeven ”solidariteit met de kwetsbaren” en ”het als een goed huisvader beheren van de voorzieningen”, zo is er in het beleidsplan van het gemeentebestuur voor de periode 1998-2002 opgenomen ”het beleid ten aanzien van minima onverminderd voortzetten” en ”het voorzieningenniveau handhaven”
2.2: Ontwikkelingen: Hierin onderscheiden we interne ontwikkelingen (eigen, specifiek voor Hilversum) en externe ontwikkelingen (algemene, landelijke).
2.2.1: Interne ontwikkelingen: Hierbij noemen we: • De signalen die door de sportorganisaties c.q. sporters zelf afgegeven worden.
9 SPORT SCOORT!
In het plan van aanpak van ”Tikkie Terug” zijn diverse aanbevelingen en maatregelen aangekondigd die privatisering, fusievorming, en (beheers)taken door sportgebruikers voorstelden, gericht op: - handhaving van aanwezige sportaccommodaties, inspelen op wijzigende behoeften; - verhogen van de bezettingsgraad van de accommodaties, medegebruik clubs stimuleren, sporten overdag; - jaarlijkse tarievenverhoging sportaccommodaties.
•
•
•
•
SPORT SCOORT!
10
Bijvoorbeeld in de jaarlijkse rondgang langs de sportparken met vertegenwoordigers van het gemeentebestuur worden diverse onderwerpen aangehaald die betrekking hebben op de accommodaties (b.v. uitbreidingswensen of qua onderhoud) of eigen vereniging (b.v. financiën). Er zijn ook onderwerpen ter sprake gekomen die van meer algemene aard zijn en die zich lenen voor een bredere discussie, zoals bijvoorbeeld de problematiek van (voldoende) gekwalificeerd kader en vrijwilligers, financiële problemen, verloop c.q. terugloop van leden (b.v. jeugd) en communicatie (zowel met gemeente als met collegae-verenigingen). Voor diverse zaalsporten was er een gebrek aan te huren ruimte. Hierin is inmiddels verandering opgetreden met de ingebruikname van de nieuwe sporthal ”Dudok Arena” in oktober 1999. De diverse bezuinigingsrondes alsmede de gemeentelijke kerntakendiscussie en de daaruit voortvloeiende besluitvorming hebben ertoe geleid dat de rol van de gemeente sterk veranderd is, zie 2.3. Ontwikkelingen op andere beleidsterreinen zoals bijvoorbeeld op stedenbouwkundig gebied, (denk aan Structuurvisie Oost, de Zanderij, nieuwbouw sporthal) worden door de betrokken verenigingen ervaren als kans of bedreiging v.w.b. investeringen, beleid op langere termijn etc. Tijdige informatie, structurele communicatie en m.n. vroegtijdig betrokken worden bij ontwikkelingen zijn dan ook veelvuldig geuite opmerkingen. En op het gebied van ruimtelijke ordening: De herziening van bestemmingsplan ”Hilversumse buitengebieden” kan van grote invloed zijn op de sport en recreatiemogelijkheden in deze onbebouwde omgeving. Dit geldt niet alleen voor de hierin aanwezige, bestaande sportcomplexen, maar vooral ook voor de grote groep ongeorganiseerde - en recreatiesporters. In het gemeentelijke beleidsplan 1998 - 2002 (vastgesteld door de raad op 7 oktober 1998) staan politieke doelstellingen die ook in deze sportnota aan de orde zullen komen: b.v. - de communicatie met burgers en specifieke doelgroepen versterken, eventueel via nieuwe communicatievormen als klankbordgroepen en platforms. - stevigere positionering en profilering van Hilversum. - betere verstandhouding met regiogemeenten. - efficiënt medegebruik van bestaande accommodaties (b.v. schoolgebouwen voor nietonderwijsdoeleinden zoals b.v. culturele en maatschappelijke activiteiten). - eventueel nieuw beleid zal worden gedekt door middel van ombuigingen. - zo veel mogelijk jongeren aan sportbeoefening laten deelnemen. - sportieve activiteiten moeten voor iedereen toegankelijk blijven. - kosten van sportorganisaties- en activiteiten worden zoveel mogelijk door sportbeoefenaars zelf betaald. - met de sporttarieven zal zorgvuldig worden omgegaan.
2.2.2: Externe ontwikkelingen De laatste jaren is er op alle bestuurlijke niveaus duidelijk meer aandacht en waardering gekomen voor de sport. Ook wordt onderkend welke mogelijkheden de sport biedt voor de samenleving: als bind- en integratiemiddel, als gezondheidsbevorderaar en als economisch verschijnsel. Omdat sport waarden heeft voor de gehele samenleving voert de rijksoverheid een interdepartementaal sportbeleid. Eind 1996 is de sportnota ”wat sport beweegt: contouren en beweegredenen van het sportbeleid van de rijksoverheid” verschenen. Deze nota, door internen gezien als een startnotitie, heeft ertoe geleid dat nadien diverse symposia en discussiedagen zijn gehouden over de relatie ”sport en overheid”. Dat politieke partijen zich bewust zijn geworden van de maatschappelijke betekenissen van sport en haar noden, is o.a. gebleken tijdens het nationaal debat ”sport voor een leefbare samenleving” in januari 1998 waarbij bekend werd gemaakt dat het rijksbudget voor sport vergroot wordt. Voor de breedtesport is in 1999 f 10 miljoen extra beschikbaargekomen, oplopend tot f 55 miljoen extra in 2002; dit betekent een verdubbeling in vergelijking met de bestedingen in 1998. Ook het fonds voor de topsport krijgt een (eenmalige) extra bijdrage van f 35 miljoen.
Andere maatregelen die aantonen dat sport nu meer op de politieke agenda staat zijn b.v. het voornemen tot terugkeer van de zwemlessen op de basisschool, het pleidooi voor vakleerkrachten in het basisonderwijs, aanstelling van (meer) bewegingsconsulenten, etc. Op andere beleidsterreinen speelt sport ook mee: wetgevingswijzigingen zijn van invloed op het reilen en zeilen van een sportorganisatie: - denk maar eens aan de financieel consequenties bij belastingheffing (b.v. onroerende zaak belasting en ecotaks); - strengere milieunormen (meldingsplicht c.q. vergunningen, technische aanpassingen aan de accommodatie, meer specialismen vereist bij onderhoudstaken, etc); - aangepaste horecawetgeving heeft bij diverse sportorganisaties tot inkomstenderving geleid omdat het houden van partijen en feesten beperkt c.q. verboden werd; - gewijzigde vormen van onderwijsorganisaties kunnen consequenties hebben voor het medegebruik van accommodaties: bv. naschoolsgebruik van gymzalen bij buurtactiviteiten en avond en/of weekendverhuur voor zaalsporten. - sportbeoefening is zowel generator als gebruiker van vrijwilligerswerk. Door een complex van oorzaken staat het vrijwilligerswerk onder druk. Er zijn nog wel bereidwilligen om iets voor de sport(club) te doen, maar de bereidheid om altijd en op vaste tijden ter beschikking te staan voor een bepaalde taak neemt af.
Kennis genomen hebbende van bovenstaande ontwikkelingen kan dan ook een antwoord gegeven worden op de beginvraag van dit hoofdstuk ”waarom een nieuwe sportnota?” • omdat de gemeente Hilversum zichzelf een spiegel wil voorhouden wat zij op dit beleidsterrein doet. • omdat de gemeente voor de nabije toekomst een kapstok wil hebben voor het handelen bij allerlei nieuwe situaties en problemen. • omdat sport allerlei verbindingen heeft met andere beleidsterreinen en afstemming noodzakelijk is. • omdat ook binnen de sport dwarsverbanden bestaan, waardoor afstemming gewenst is. • om haar functie in de sportinfrastructuur te bepalen en goed te kunnen vervullen • om aan derden duidelijk te kunnen maken wat de gemeente wel en niet op dit terrein doet. • omdat de omgevingsfactoren veranderen en leiden tot andere behoeftes.
2.3: Centrale doelstelling en (nieuwe) rol van de gemeente: Het Hilversumse sportbeleid was en blijft gericht op de centrale doelstelling: Het bevorderen van de mogelijkheden om zoveel mogelijk inwoners van Hilversum, ongeacht sociale status, inkomen, culturele achtergrond, leeftijd en sekse, lichamelijke of mentale beperkingen, naar eigen inzicht, mogelijkheden en wensen, aan sport te laten deelnemen. Deze brede doelstelling, die dus ook de basis vormt van het bestaand beleid, is opgebouwd uit een aantal elementen, gebaseerd op de maatschappelijke relevantie van sport:
11 SPORT SCOORT!
Er zijn ook nu reeds positieve ontwikkelingen op dit gebied te melden: - Besluit om de gesubsidieerde Melkertbanen (nu I/D-banen) ook in de sportsector toe te passen. - De OZB voor de sportorganisaties te verzachten. - voor de talloze vrijwilligers in de sport wordt het belastingvrije bedrag verhoogd op jaarbasis. - Ook wil het kabinet dat de gemeenten meer gebruik maken van de Bijstandswet om vrijwilligers individueel een hogere beloning toe te kennen. Dit is in Hilversum al staand beleid vanaf ca. 1995 (voor de Hilversumse klanten), volgens de jaarlijks door de fiscus vastgestelde bedragen.
• hierin komt tot uitdrukking dat de gemeente de mogelijkheid om sport te beoefenen tot haar zorg rekent en hierin een actieve rol speelt. • het gaat hierbij om sport in actieve en passieve zin. • tot uitdrukking komt het belang van de toegankelijkheid van de sport voor zoveel mogelijk Hilversummers. Sport is één van die werkterreinen waarin de lagere overheid ”eigen” beleid mag en kan voeren. De gemeente is in het sportbeleid niet gebonden aan wettelijke verplichtingen. In het verleden leidde dit met name tot een voorwaardenscheppende rol (denk aan realisatie en exploitatie van accommodaties, subsidiëring en opleidingen). Daarnaast was er nog een tweede belangrijke rol: het algemeen bevorderen van de sport en in het bijzonder voor bepaalde doelgroepen (ouderen, gehandicapten en allochtonen) die zich kenmerken door een relatief lage sportdeelname. Verder vervulde de gemeente een rol bij het doen van (lokaal) onderzoek (b.v. naar sportdeelname en behoefte aan accommodaties) en het geven van voorlichting.
SPORT SCOORT!
12
De positie van de gemeente is echter veranderd: • De gemeente is niet (meer) de enige aanbieder van sport(producten). Steeds meer taken op sportgebied die van oudsher door de gemeenten werden verzorgd, worden ook overgenomen door derden: - sportverenigingen zijn de traditionele aanbieders van sport, de basis van de sportwereld ligt in het verenigingsleven. Gewijzigde behoeften vragen echter om aanpassing van het aanbod, waarop niet alle verenigingen direct een antwoord hebben. - sportscholen en andere commerciële aanbieders zijn in het gat in de markt gedoken en reageren op nieuwe sporttrends en -varianten. - individuele (sport)aanbieders. - welzijnssector: b.v. in het kader van jeugd-en jongerenwerk, ouderenwerk etc. • De grote populariteit van sport onder brede lagen van de bevolking, maakt sport bij uitstek geschikt als middel voor het nastreven van allerlei gewenste maatschappelijke doelen (zie hoofdstuk 3). Er wordt nu anders tegen sport aangekeken en er wordt meer van sport verwacht. Door de toename van die belangen en de diverse aanbieders hangt sportbeoefening er dan ook niet meer bij, maar is een onlosmakelijk deel geworden van de samenleving, met dwarsverbindingen naar allerlei andere maatschappelijke sectoren.
2.4: Conclusies en gevolgen voor het sportbeleid: Een gewijzigde visie op sport vereist ook een andere manier van werken! Door de uitbreiding en differentiatie van de sport komen nieuwe (beleids)vragen centraal te staan. Het overheidsbeleid zal steeds vaker geconfronteerd worden met activiteiten die niet tot de gevestigde sport worden gerekend en raakvlakken hebben met andere beleidsterreinen (ruimtelijke ordening, economische zaken, milieu en gezondheid). Dit vereist een meer samenhangende, integrale aanpak van het te voeren lokale sportbeleid. Kortom, het sportinclusief denken, moet zijn intrede gaan doen. Hieronder wordt verstaan: het impliciet en expliciet meewegen van de belangen van de sport door andere actoren, zoals bijvoorbeeld andere beleidsterreinen. Voorbeelden: in de HOB (Hilversum op bestemming)-aanpak t.b.v. nieuwe bestemmingsplannen en (sommige) bouwprojecten worden in een eerder stadium dan voorheen de sportbelangen meegewogen. Dit zal ook meer ”maatwerk” vragen in het zoeken naar oplossingen en de aanpak van vraagstukken. Bij deze werkwijze behoort ook, minder vanuit de overheid regelen en meer ruimte geven aan allerlei initiatieven uit de samenleving, waarbij particulier en publiek belang in elkaars verlengde liggen, gebruik makend van de lokale ervaring en know-how. De rol van de gemeentelijke overheid blijft echter ook die van (mede)financier. Door het ter beschikking stellen van accommodaties en faciliteiten, al of niet tegen integrale kostprijs en al of niet samen met andere financiële partners.
De lokale sportinfrastructuur wordt dan een gezamenlijk verantwoordelijkheid, waaraan iedere betrokkene, de sportorganisaties zelf, het maatschappelijk middenveld en de marktpartijen, naar eigen vermogen bijdragen. Of zoals de heer W.Koster (vakleerkracht voortgezet onderwijs) het verwoordde tijdens het symposium “sport in Hilversum”: “dat er een goede organisatie in Hilversum komt, zodanig dat door de verenigingen en de gemeente een goed beleid gevormd, gevolgd en geëvalueerd wordt”. Een integraal sportbeleid dat naast de aandacht voor kwantiteit ook gericht is op een verbetering en versterking van de kwaliteit van sportbeoefening en sportvoorzieningen verdient de voorkeur. Omdat profit- en nonprofitorganisaties verschillende doelstellingen en functies hebben is een gedifferentieerd sportbeleid gerechtvaardigd. Voor de komende jaren dient rekening gehouden te worden met een verminderde rol van de gemeente op het terrein van de daadwerkelijke uitvoering. Daarentegen zien we dat de rol van regelgever, coördinator, opdrachtgever en toezichthouder steeds groter wordt en nadrukkelijk andere eisen stelt aan de organisatie van de gemeentelijke organisatie. De gemeente zal in een aantal gevallen initiatieven moeten nemen om de verschillende participanten om de tafel te krijgen; zonder hierbij zelf altijd de (sport)aanbieder te moeten zijn. De gemeente Hilversum heeft binnen de sportinfrastructuur een regisserende rol c.q. een “spin-in-het-web” functie:
13 SPORT SCOORT!
Intensievere vormen van samenwerking tussen gemeente, georganiseerde sport, het sociaalcultureel werk, het onderwijs en de particuliere markt, gericht op de vraag van de burgers, is wezenlijk voor het welslagen van het gemeentelijk sportbeleid en vraagt derhalve ook om andere of nieuwe vormen van communicatie.
SPORT SCOORT!
14
3
Waarden en belangen van sport:
3.1: Inleiding: De plaats en betekenis die sport in het dagelijks leven inneemt, is de afgelopen decennia sterk toegenomen. Het Sociaal en Cultureel Rapport 1998, waarin de belangrijkste sociale veranderingen van de afgelopen 25 jaar zijn beschreven, geeft aan dat het percentage actieve sportbeoefenaars op de totale bevolking is gegroeid van 52% in 1979 naar 62% in 1995. Zoals in de hoofddoelstelling van ons sportbeleid uiteen is gezet is de deelname van zoveel mogelijk mensen belangrijk. Daarnaast uit deze groei van de sport zich ook in het toegenomen aantal mensen dat met ”topsport” meeleeft. (zie paragraaf 3.2.2). Door die toegenomen belangstelling is ook de economische betekenis van sport gestegen. Sport blijkt interessant voor media en bedrijfsleven, als bron van vermaak, biedt gelegenheid tot ontmoeting en groepsvorming, initiatief en verantwoordelijkheid, samenwerking en betrokkenheid. Er is een toenemend besef van de maatschappelijke betekenis die van sport uitgaat. Deze greep uit de diverse voorbeelden geeft al aan dat sport zowel een ”doel” op zich kan zijn als een ”middel” om andere doelen te bereiken. Dit “dubbelkarakter van de sport” wordt hierna verder uitgewerkt.
3.2: Intrinsieke waarde van sport: sport als doel. 3.2.1: sport als vorm van vrijetijdsbesteding:
3.2.2: topsport: De waardering van topsport heeft de laatste jaren een geweldige impuls gekregen. Zowel het niveau en de toenemende kwaliteit van de geleverde topprestaties alsmede de professionalisering van de begeleiding rondom de topsport zijn hier in grote mate de oorzaak van. Topsport heeft nog een aantal aanvullende aspecten: de amusementswaarde en de stimulerende voorbeeldfunctie. Zo wordt door topsport de mogelijkheid geboden tot passieve sportbeoefening en worden mensen door de prestaties van topsporters aangezet tot actieve sportbeoefening. Steeds meer bedrijven grijpen de top- en wedstrijdsport aan om, door middel van topsportsponsoring, de naamsbekendheid te vergroten, het imago te verbeteren, een product te verkopen, materiaal te testen en de band met relaties te versterken. Daarnaast wil het bedrijfsleven met sportsponsoring ook haar maatschappelijke verantwoordelijkheid laten zien. Zie ook de economische waarde van sport in 3.3.2. Topsport kan alleen blijven bestaan als er voldoende ondersteuning is. Het is niet alleen meer een zaak van doorzettingsvermogen en geluk. Uit de discussie tijdens het symposium is geconcludeerd dat topsport met name een zaak is van de sportorganisatie zelf, maar dat ook de gemeente hierin een aanvullende en ondersteunende rol kan vervullen. Deze medewerking zou bijvoorbeeld kunnen bestaan bij de vergunningverlening, parkeerfaciliteiten, openbare orde maatregelen en wegafzettingen, alsmede het beschikbaar stellen van de daartoe geëigende sportaccommodaties. Topsport is ook in Hilversum vertegenwoordigd. Hilversum telt topsporters in meerdere takken van sport en een aantal topsportverenigingen die op (inter)nationaal niveau actief zijn en de beschikking hebben over veel talent. Op dit moment is er geen specifiek Hilversums topsportbeleid. Wel organiseert de gemeente vanaf 1991 jaarlijks een huldi-
15 SPORT SCOORT!
Diverse onderzoeken wijzen uit dat sport hoog scoort als vorm van vrijetijdsbesteding. Vooral het spelkarakter, het competitie-element, de bewegingscomponent, de sociale context en de mondiale verspreiding geven sport een grote aantrekkingskracht. Daarbij komt dat sport een laagdrempelig karakter heeft. Men kan zijn eigen doelen stellen en door de grote variëteit aan sportvormen is het voor iedereen mogelijk deze doelen te bereiken. Dit kan positieve effecten hebben op het zelfbeeld van mensen en op het zelfvertrouwen.
ging van sportkampioenen. Aan alle sportverenigingen en sportscholen wordt gevraagd hiervoor aanmeldingen te doen. Waren dat in 1991 nog uitsluitend de individuele sporters, vanaf 1992 zijn hierbij ook de teamsporten aanwezig. Nieuwe aspecten bij dit huldigingsfeest zijn de jongste en oudste sportkampioen, verkiezing van sportman, - vrouw en -team van het jaar en de verkiezing van het sporttalent van het jaar. De sportredakties van de lokale media vormen de jury voor deze verkiezingen. Met dit kampioenfeest wil het gemeentebestuur de plaatselijke sportkampioenen voor het afgelopen jaar in het zonnetje zetten en tegelijkertijd waardering uitspreken voor de verrichtte prestaties. Tevens hoopt men daarbij ook anderen te attenderen op de positieve kanten van de sportbeoefening. Zie bijlage 2 voor de aanmeldingen van de sportkampioenen over 1998. Tijdens het symposium werd gepleit voor het creëren van een beter topsportklimaat. Hiermee werd o.a. directer overleg met de betrokken gemeentelijke afdelingen bedoeld t.g.v. (topsport)-initiatieven vanuit de verenigingen. Ook het spanningsveld tussen (top)sportbelangen en commerciële belangen inzake de beschikbaarheid van sportaccommodaties werd hierbij besproken. Zie ook hoofdstuk 6.
3.3: Extrinsieke waarden van sport: sport als middel.
SPORT SCOORT!
16
De maatschappelijke betekenis van sport is de laatste jaren sterk toegenomen. Dit betekent niet automatisch dat alleen de overheid haar inspanningen moet vergroten. De toegenomen maatschappelijke betekenis moet vertaald worden in een extra inspanning van alle betrokkenen. Dit heeft dus ook zijn consequenties voor (sport)verenigingen en het particulier initiatief. De komende jaren zal dan ook samenlevingsbreed gewerkt moeten worden aan de sport. Met name de functie die sport kan vervullen op tal van andere terreinen blijkt kansrijk maar wordt vaak nog onvoldoende benut. Aan de hand van een aantal voorbeelden wordt aangetoond dat sport een bron van mogelijkheden biedt om ook andere belangen en doelen te bereiken.
3.3.1: sport en gezondheid: We hebben steeds minder lichaamsbeweging nodig om in ons levensonderhoud te voorzien en te ontdekken wat er in de wereld om ons heen gebeurt. De computer, de telefoon, de televisie, het gemotoriseerd vervoer, etc. hebben een enorme invloed op onze lichamelijke conditie. Sport bevordert de gezondheid: er is steeds meer wetenschappelijk bewijs geleverd voor de gunstige werking van lichaamsbeweging op de gezondheid: zowel lichamelijke (denk aan uithoudingsvermogen, spierkracht, coördinatie en lenigheid) als geestelijke gezondheid (concentratie, stressverlagend). Via het stimuleren van verantwoorde sportbeoefening kan een gezonde levensstijl worden bevorderd en bewegingsarmoede worden tegengegaan. Sport, in het bijzonder activiteiten als lopen, zwemmen, fietsen en schaatsen, is een goedkoop en niet-medicaliserend middel om ziekten en kwalen te helpen voorkomen. Sport is bovendien geschikt als additionele therapie voor bijvoorbeeld mensen met een handicap of chronische aandoening. Het aanbieden van voldoende sport- en recreatievoorzieningen in de directe woonomgeving nodigen uit tot bewegen. Het is vooral belangrijk om vaak te bewegen, liefst dagelijks; één keer per week is niet genoeg. Daar staat tegenover dat de inspanning niet erg zwaar hoeft te zijn om reeds positieve gezondheidseffecten te hebben. De rol van de gemeentelijke overheid bij het bevorderen van sport en sportieve recreatie ligt vooral in het scheppen van voorwaarden en aanbieden van de mogelijkheden: zowel speciale accommodaties alsook voorzieningen, dichtbij de woningen in de openbare ruimte. De keerzijde van de gezondheidsmedaille is de sportblessure. Blessures vormen een minpost op de gezondheidsbalans, ook in economisch opzicht. Op basis van een schatting dat 11% van de blessures een betaald arbeidsverzuim tot gevolg heeft en voor 1,1 miljoen blessures medische behandeling noodzakelijk is, leidt dit tot een maatschappelijke kostenpost van f 750 miljoen. Overigens is het percentage arbeidsverzuim door sportongevallen bijna twee keer zo klein dan het percentage arbeidsverzuim door verkeers- en bedrijfsongevallen.
Bovendien heeft het arbeidsverzuim door sportblessures de kortste duur. Nog een minpunt in de sport is het gebruik van ”doping”. Voor de sportbeoefening als geheel kan doping misschien als randverschijnsel gezien worden, maar in een aantal sporttakken is gebruik van anabole steroïden en andere hormonale spierversterkende stoffen geen uitzondering. Hiertoe worden dan ook specifieke voorlichtingscampagnes zoals ”sport, lijf en middelen” opgezet. De rol van de sportaanbieder in deze mag niet onderschat worden. Ondanks sportblessures en doping is er sprake van een positief gezondheidssaldo. De maatschappelijke opbrengst van sportbeoefening voor de gezondheid wordt geraamd op f 910 miljoen; minus de f 750 miljoen aan blessures levert dit een de samenleving per saldo een besparing op van f 160 miljoen per jaar. (uit: Van Bottenburg en Schuyt: de maatschappelijke betekenis van sport - 1996; pag. 38-43).
3.3.2: sport en welzijn:
Daar waar traditionele instrumenten en instellingen, zoals kerk, buurtvereniging en zelfs het gezin, die tot verantwoord maatschappelijk gedrag aanzetten, sterk aan bereik en effect hebben ingeboet, kan sport een deel van de waarden en normen oppakken: denk aan agressie, tolerantie, discriminatie en fair-play. In de sport leert men te handelen binnen een stelsel van regels en met externe beslissers (scheidsrechters, umpire, referee) in geval
17 SPORT SCOORT!
Sport stimuleert de maatschappelijke participatie. Velen zijn actief in de sport, zowel als actieve beoefenaar alsook als vrijwilliger. Sport brengt mensen bij elkaar en bevordert sociale integratie. Participatie en integratie gaan uit van de maatschappelijke kwaliteit van het cultuurgoed sport en leggen de nadruk op de spreiding en verbreding daarvan. De taak van de lokale overheid bestaat dan vooral uit het creëren van kansen voor die groepen waarvoor de drempels voor sportdeelname (te) hoog zijn. Gebrek aan participatie(mogelijkheden) kan leiden tot uitval, desintegratie, verzet en maatschappelijk isolement. Hier bestaat een relatie met de sociale activeringsprojecten van de Gemeentelijke Sociale Dienst. Sport is een sociaal bindmiddel, ten aanzien van alle bevolkingsgroepen, ook voor maatschappelijk zwakke en achtergestelde groepen, zie ook hoofdstuk 8. Sport is geen wondermiddel voor maatschappelijke kwalen, maar sport biedt kansen voor uiteenlopende groepen van mensen om deel te nemen aan het maatschappelijk (sport)verkeer en op deze manier een eigen leefbare positie in de samenleving te creëren. Waarden die in dit verband genoemd kunnen worden zijn zelfredzaamheid, zelfontplooiing, identificatie en socialisatie. Sport dus ter bevordering van sociale vaardigheden en -attitudes. De sportcultuur heeft mogelijkheden om verbindingen te leggen met de uiteenlopende jeugd- en subculturen en kan op deze manier de overgang naar een (meer) cultureel geaccepteerde deelname aan de Nederlandse samenleving bevorderen.
van conflicten. Bijkomend nadeel is het stimuleren van de professionele overtreding. Nog een waarde van sport is het optreden in teamverband, n.b. ook de individuele sporten kennen competities voor teams.
3.3.3: sport en economie: Economisch gesproken brengt sport heel wat teweeg; het economische belang van sport is de laatste jaren enorm toegenomen. Steeds vaker wordt gesproken over sport als product en het imago van sport. Sport is onderdeel geworden van marketingsstrategieën en economische verhoudingen. Er is sprake van een sportindustrie. Met de ontwikkeling van sport heeft zich ook een nieuwe bedrijfstak ontwikkeld, waarin economische principes een rol spelen. Dit geldt niet alleen voor de topsport, maar ook voor andere sportmodi zoals avonturen-, cosmetische-, commerciële-, recreatiesport, etc. Met betrekking tot de bewegingsbevordering ontwikkelt zich een marktsituatie met diverse aanbieders. Fysiotherapeuten ontwikkelen bewegingstherapie in groepsverband onder de term ”fysiosport”. Er ontstaat een commercieel aanbod van fitnesscentra, deels door ARBOdiensten of vanuit de verzekeringssector.
SPORT SCOORT!
18
Sport staat hoog op de lijst van bestedingen, mensen zijn bereid hiervoor investeringen te doen. De directe en indirecte bestedingen aan sport en recreatie nemen jaarlijks toe. Vooral het midden- en kleinbedrijf profiteert van de ontwikkeling van de vrijetijdsindustrie. De verwachting is dat deze economische ontwikkeling doorzet en de bedrijvigheid zal toenemen. Te denken valt aan o.a. de fitness-branche, sportreizen, doe-vakanties etc. De toename aan economische betekenis heeft ook belangrijke veranderingen aangebracht in de klantenpositie van de gebruikers van sport en recreatie. Er worden andere en hogere eisen gesteld aan de kwaliteit van het aanbod; aan accommodaties, materialen, begeleiding, voorlichting etc. Sportwedstrijden en sportevenementen zijn niet meer weg te denken bestanddelen van het ontspannningsaanbod dat de massamedia ons voorschotelen. Steeds meer bedrijven zien in sport een middel om hun naam of een andere boodschap over te brengen. Er gaan enorme bedragen om in reclame en sponsoring. (Sponsoring circa 500 miljoen gulden per jaar). Bij beide vormen betaalt het bedrijfsleven aan sportorganisaties of aan sportmedia voor de communicatiemogelijkheden met publieksgroepen. Het doel is niet altijd in eerste instantie om de sport te bevorderen, het effect is dat wel: de bestedingen vormen een inkomstenbron voor de sport of de sportindustrie (inclusief de sportmedia). (Top)sportevenementen geven tevens een positief imago aan de gemeente of de sportorganisatie, ze kunnen bijdragen aan de uitstraling van de stad. Topsport wordt dan ook steeds vaker ingezet als promotiemiddel: met het binnenhalen c.q. (mede)organiseren van grootschalige- en topsport-evenementen en stedelijke sport-voorzieningen kan de stad zich profileren en de centrumfunctie versterken: city-marketing. Een positief sportimago draagt bij aan een meer levendige en gevarieerde stad. Topsportevenementen zijn ook als toeristisch
product te promoten; dat komt de stad en dus het imago ten goede. De publicitaire aandacht die de stad door de topsport in binnen- en buitenland krijgt is van niet te onderschatten waarde. Ook nu kent Hilversum jaarlijks terugkerende sportevenementen die (inter)nationale aandacht trekken: het Golf Dutch Open en de Nike Ladies Run zijn hier voorbeelden van. Deze evenementen zetten Hilversum goed ”op de kaart” en trekken duizenden belangstellenden aan. Bovendien is het een aardige vorm van passieve recreatie. Met de nieuwe multifunctionele sporthal ”Dudok-Arena” die najaar 1999 geopend is kan Hilversum ook weer nieuwe topevenementen binnenhalen. Deze sportvoorziening is geschikt voor internationale binnensportwedstrijden. Zo kunnen naar andere plaatsen uitgewaaierde evenementen wellicht weer teruggehaald worden naar Hilversum. In samenwerking met de sportorganisaties, het bedrijfsleven en andere beleidsterreinen kunnen de unieke elementen van Hilversum extra onder de aandacht worden gebracht.
3.3.4: sport en werkgelegenheid: In onze samenleving wordt de verhouding tussen arbeid enerzijds en vrijetijd anderzijds een steeds belangrijkere factor. Sport is belangrijk voor beide: als vrijetijdsvoorziening maar ook als vorm van betaalde arbeid. Sport biedt volop kansen voor werkgelegenheid. Sport werkt, zowel op directe wijze (b.v. de WIW - Wet Inschakeling Werkzoekenden of de I/D banen), maar ook sportinstructeurs (b.v. tennis- en skileraren) als op indirecte wijze (b.v. sporttechnisch en sportmanagementondersteuning) en door het aantrekken en behouden van bedrijven. Goede sport- en recreatievoorzieningen vormen immers een onmisbaar element in een aantrekkelijk woon- en werkklimaat.
Ook in Hilversum is een aantal jaren geleden een start gemaakt met de inzet van gesubsidieerde banen in de sport. In maart 1995 is een overeenkomst gesloten tussen de voormalige afdeling sport en recreatie en de Stichting Banenpool/JWG Gooi en Vechtstreek, waardoor sportverenigingen hiervan gebruik kunnen maken. Deze mensen zijn in dienst van de Stichting Matchpoint (voormalige stichting Banenpool/JWG Gooi&Vechtstreek) en kunnen, onder bepaalde voorwaarden, worden gedetacheerd bij sportverenigingen. Ook bij de dienst maatschappelijke ontwikkeling zelf zijn vier I/D banen aan de sportsector toegevoegd, in de functie van assistent-medewerker accommodaties. Dit werkgelegenheidsbeleid wordt zowel centraal als lokaal voortgezet, aangezien de werkeloosheidsbestrijding een belangrijke doelstelling blijft en de sportsector hier in de afgelopen periode aantoonbare resultaten mee boekte.
3.4: De relatie van sport met andere beleidsterreinen: Uit bovenstaande paragrafen is te concluderen dat sport op zeer veel wijzen ingezet kan worden om diverse doelen te bereiken. Afhankelijk van die gestelde doelen is het dan ook noodzaak om vroegtijdig met vertegenwoordigers van andere beleidsterreinen en andere participanten contact te leggen: met name anderen overtuigen van de positieve invloeden die sport teweeg kan brengen evenals het vroegtijdig oog hebben voor de gevolgen van sek-
19 SPORT SCOORT!
Sport schept mogelijkheden voor werk, niet alleen aan de onderkant van de arbeidsmarkt (vervullen van onderhouds- en beheerstaken, assisterende en ondersteunende taken bij sportorganisaties). De sportsector streeft behalve naar het leveren van een bijdrage aan een toekomst voor langdurig werklozen, ook naar professionalisering. Professionalisering wordt als een van de oplossingen gezien om de organisatorische infrastructuur van de sport te verbeteren. Ook hierbij kunnen gesubsidieerde banen ingeschakeld worden. Er moet dan wel gewerkt worden aan opbouw en standaardisatie van deskundigheid. Met name door opleiding en bijscholing wordt de deskundigheid bevorderd. Dus investeren in mensen, zodat door kwaliteitsbevordering ook een beter antwoord gegeven kan worden op het invullen van nieuw opgedragen maatschappelijke taken aan b.v. sportverenigingen. Dit bevordert op zijn beurt weer de kwaliteit van het totale sportaanbod.
torale maatregelen op de sportbeleving: het sportinclusief denken bij diverse andere beleidsterreinen. Dat de mogelijkheden om met en vanuit sport een integraal beleid te voeren legio zijn wordt in de volgende paragrafen aan de hand van een aantal voorbeelden uitgewerkt. Daarbij dienen alle betrokkenen op de eerste plaats een win-win-situatie na te streven. Op de tweede plaats zal actief moeten worden gewerkt aan het wegnemen van de aanwezige barrières b.v. de nu nog bestaande schotten tussen sportbeleid en andere beleidsterreinen moeten worden weggenomen, ook en juist als het gaat om de aanwending van middelen voor concrete projecten.
3.4.1: Onderwijs: Om een sportieve levensstijl te volgen is het van belang om reeds van jongs af aan in contact te komen met sportactiviteiten. Om de totale doelgroep te bereiken biedt het onderwijs een uitgelezen kans. Al van jongs af aan kunnen scholieren in contact worden gebracht met een veelheid van sportvormen en kan daarbij tevens structuur worden aangereikt in het vrijetijdsgedrag. Bewegingsonderwijs is essentieel voor het tegengaan van bewegingsarmoede en het bereiken van een levenslange sportbeoefening. Vakleerkrachten in het basisonderwijs vervullen daarbij een cruciale rol. Ook bij de activiteiten van de naschoolse opvang, het achterstandsbeleid etc. kan sport en spel een middel zijn om kinderen meer te doen bewegen, sociale kontakten te leggen en vaardigheden te leren (denk aan zelfredzaamheid en doorzettingsvermogen). Samenwerking van scholen, sportaanbieders en buurtorganisaties kan het aanbod en de waarde van het bewegingsonderwijs nog versterken. In hoofdstuk 8 worden de huidige activiteiten en de samenwerking met het onderwijs in de Hilversumse situatie beschreven.
SPORT SCOORT!
20
3.4.2: Ruimtelijke ordening: Voor de leefbaarheid van de woonomgeving is het van groot belang dat de (recreatie)sport in de ruimtelijke ordening wordt geïntegreerd. De inrichting van de openbare ruimte is een primaire taak van de gemeente, die bij de ruimtelijke infrastructuur en dan met name om de aard en omvang van de sport- en recreatieaccommodaties alsmede de plek hiervan in de totale structuur van de gemeente, een sturende rol heeft. Omdat niet alleen de burger maar ook de overheid zelf groot belang hecht aan een fysiek actieve en gezonde samenleving is de komende jaren uitdrukkelijke steun nodig van alle betrokken partijen voor het behoud en verbeteren van de kwaliteit van sport- en spelruimte. Steun gericht op een zodanige inrichting van de openbare ruimte dat jong en oud, dichtbij huis, uitgenodigd worden tot spel, sport en actief bewegen. De openbare ruimte, ook in de stadskern, moet dan ook sport- en bewegingsvriendelijk(er) worden aangelegd. Denk aan speelruimtes, trapvelden, basketbalvoorzieningen, fiets- en wandelroutes. Openbare ruimte moet bovendien veilig en aantrekkelijk zijn, dus ook de ligging en bereikbaarheid van sportvoorzieningen zijn van essentieel belang voor de diverse doelgroepen en gebruikers. De ontmoetingskwaliteit van de openbare ruimte is in het verleden verwaarloosd en daarmee is de sociale cohesie (vaak) verdwenen. Sport- en recreatievoorzieningen of andere multifunctioneel te gebruiken onbebouwde ruimten in b.v. achterstandswijken kunnen de leefomgeving en het woonklimaat helpen verbeteren.
3.4.3: Openbare orde, preventie, criminaliteit en discriminatie: Een gevoel van onveiligheid in de woonomgeving doet mensen binnenshuis blijven. De betrokkenheid bij de overige buurtbewoners en de wijk nemen daardoor af. Vervuiling en andere vormen van overlast nemen toe. Hiermee is de kiem gelegd tot criminaliteit en geweld. Onderzoek heeft bovendien aangetoond dat er een toenemende intolerantie bestaat van ouderen tegenover jongeren. Een buurtgerichte aanpak kan in samenwerking met scholen en buurtinstellingen een belangrijke bijdrage leveren aan het buurtgevoel, waardoor mensen weer met elkaar in contact komen. Zie hoofdstuk 8. Naar aanleiding van het zinloze geweld op straat is door diverse partijen gewezen op de potentiele mogelijkheden van de sport. Juist ter preventie van isolement en verveling en
daaruit voortvloeiende vormen van vandalisme, overlast en criminaliteit kan sport een aangrijpingspunt bieden voor beleid, in het bijzonder ten aanzien van kwetsbare jongeren. Sport spreekt hen aan. Sportdeelname kan hun vrijetijd een zinvolle invulling geven, hun zelfrespect vergroten, de maatschappelijke integratie bevorderen, positieve rolmodellen opleveren. Bovendien kunnen sportieve activiteiten worden aangegrepen om nietschoolse vaardigheden bij te brengen, die in de omgang met medeburgers zo belangrijk zijn: men leert samenwerken, incasseren en teamgeest. Naast genoemde positieve waarden van sport moet ook erkent worden dat sport ongewenste neveneffecten met zich mee brengt, zoals intolerantie, discriminatie en vandalisme. Doordat zo velen door de sport aangetrokken worden, levert de massaliteit van de deelname aan sport soms ook problemen van veiligheid en ordehandhaving op of vindt ongewenste aantasting van het milieu plaats. Ook stelt sport juist vanwege de competitieve dimensie (groepen) mensen tegenover elkaar. Het ontstaan van tegenstellingen dat daarvan kan uitgaan, kan gepaard gaan met stereotypering van anderen of opwekken van agressie. Vanwege de grote belangstelling voor sport krijgen deze verschijnselen extra aandacht en hebben ze op grotere schaal een kwetsende of overlast gevende werking. Tijdens het symposium “sport in Hilversum” is dan ook gesteld dat voor het stimuleren van grootste (top)sportevenementen m.n. de (negatieve)consequenties vooruit duidelijk in beeld moeten worden gebracht. Experimenten in sociale preventieprojecten voor b.v. jeugdige voetbalsupporters door samenwerking van buurtbeheerders, politie, bewonersorganisaties, scholen en sportorganisaties zijn voorbeelden van een mogelijke aanpak.
3.5: Conclusie: van sectoraal naar integraal beleid.
Enige relativerende opmerkingen moeten hierbij wel gemaakt worden: bijna elk maatschappelijk vraagstuk lijkt tegenwoordig opgelost te kunnen worden met sport: Sport wordt hierbij verklaard tot een soort Haarlemmerolie. Dit is niet fair tegenover de mensen die zich met sport bezighouden (denk aan de talloze vrijwilligers bij sportverenigingen etc.). Het zadelt ze in zekere zin op met een maatschappelijke verantwoordelijkheid waarvoor zij niet altijd de deskundigheid in huis hebben. In deze context gezien is het de vorige paragraaf genoemde voorbeelden geven aan dat sport voor veel maatschappelijke problemen c.q. knelpunten weliswaar niet de oplossing biedt, maar wel een belangrijk versterkende factor is om oplossingen te helpen bereiken. Gelet op de maatschappelijke betekenis van sport is het voor alle lagen van de overheid ruim de moeite waard een substantiële krachtsinspanning te leveren om de positieve effecten van sport te versterken en de ongewenste terug te dringen. Hierin ligt ook de legitimatie van de (lokale) overheidsinspanning in Hilversum, ten behoeve van de sport. Zo mag er van de (lokale) overheid worden verlangd om stimulansen in de komende jaren concreet gestalte te geven, b.v. aan de kwaliteitsbevordering van de clubs als zodanig. Het investeren in de sportinfrastructuur is dan een belangrijke randvoorwaarde om maatschappelijke taken beter te verrichten. In het verlengde hiervan is het dan ook duidelijk dat er een
21 SPORT SCOORT!
In een periode van kerntaken en bezuinigingen is door diverse overheden besloten de sport en recreatieve zaken niet te benoemen tot de specifieke kerntaken van de gemeente. Anderzijds is er een gigantische discussie ontstaan over het feit dat sport altijd een doel op zich is geweest, maar in onze maatschappij tegenwoordig ook steeds meer tot middel wordt gebombardeerd. Het is duidelijk dat deze discussie niet komt omdat het zo slecht gesteld is met de sport in Nederland, maar sport een geschikt middel blijkt om diverse maatschappelijke doelen te bereiken. Doelen die een overheid wel degelijk tot kerntaak ziet. Dan praat je over leefbaarheid, verdraagzaamheid en integratie; en opeens zie je dat de sport op allerlei manieren terugkomt. Sport wordt steeds meer een noodzaak met het oog op: gezondheid, gevoel van eigenwaarde, agressie, emotie en energie-ventilatie, sociale integratie, zinnige vrijetijdsbesteding, geestelijk en lichamelijk welbevinden.
hogere prioriteit gesteld wordt aan de breedtesport dan aan topsport. Zoals eerder vermeld heeft elk forumlid tijdens het sportsymposium een afsluitende zinsnede toegevoegd, welke hij graag terug zou zien in de sportnota. De bijdrage van de heer B. Moojen hiertoe luidde dat de conclusie moet zijn dat het mogelijk moet worden sport en samenleving samen te brengen en hierin cohesie aan te brengen. Ook is op deze sportbijeenkomst door de aanwezige sportvertegenwoorigers erkent dat zij een belangrijke rol vervullen in de huidige complexe maatschappij. Verenigingsondersteuning op diverse terreinen is dan ook noodzakelijk, dit maakt deel uit van de sportstimulering in kwalitatieve zin. Zie hoofdstuk 8. Het sectoraal vormgegeven sportbeleid dat m.n voortborduurt op de instandhouding van een beproefd instrumentarium is hiertoe ontoereikend. De toekomst staat in het teken van samenwerking met andere beleidsterreinen en (externe) participanten en het bevorderen c.q. bewerkstelligen van synergie. Hiervoor is een cultuuromslag nodig, die her en der in de gemeentelijke organisatie reeds in gang gezet is. Zo zal er de komende tijd veel overleg nodig zijn voor het opzetten en afstemmen van de gezamenlijke thema’s en projecten. Ook is veel energie en inzet nodig, van alle betrokken partijen, voor een herschikking van taken en verantwoordelijkheden. En tot slot valt of staat alles met de creativiteit en kwaliteit waarmee uitvoeringsstrategieën ontwikkeld en ingevoerd worden.
SPORT SCOORT!
22
4
Achtergronden en ontwikkelingen:
4.1: Algemeen: De ontwikkeling van sport en recreatie staat niet los meer van algemene maatschappelijke en bestuurlijke ontwikkelingen. In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens nader ingegaan op een aantal essentiële, externe ontwikkelingen, die vraag en aanbod van het sporten in Hilversum (kunnen) beïnvloeden. Deze ontwikkelingen zijn gerubriceerd in een vijftal paragrafen: demografische -, sociaalculturele -, sociaal-economische -, ruimtelijke en bestuurlijke ontwikkelingen (rijk, provincie en gemeente).
4.2: Demografische ontwikkelingen: De in deze paragraaf gebruikte tabellen en conclusies zijn afkomstig uit de Statistische Jaarboeken 1995 t/m 1999 van het Bureau Onderzoek en Statistiek Hilversum. (Bureau O&S).
SPORT SCOORT!
23
Figuur 1: leeftijdsopbouw Hilv. bevolking over de jaren 1995 t/m 1999, in percentages. Uit de gegevens blijkt, dat er in Hilversum momenteel geen sprake meer is van vergrijzing of ontgroening: de percentages ”0-19 jarigen” en ”65 jaar en ouder” bleven de laatste jaren nagenoeg constant. Wel ligt het percentage 65-plussers in Hilversum bóven het landelijk gemiddelde van 13% en het aandeel 0-19 jarigen ligt ónder het overeenkomstige landelijke percentage van 24%. Ten aanzien van het sportaanbod en sportontwikkeling voor de verschillende leeftijdsgroepen is het noodzakelijk inzicht te hebben in de aantallen in de diverse leeftijdscategorieën. Voorbeeld: Onderstaande splitsing naar leeftijdsgroepen in de jeugd is gemaakt vanwege de aansluiting met de sportactiviteiten in het sportstimuleringsprogramma dat via de scholen wordt aangeboden.(Zie hoofdstuk 8). De volgende tabel laat de ontwikkeling van het leerlingenpotentieel voor de basisscholen (4 t/m 11 jarigen) alsook voor het voortgezet onderwijs (12 t/m 17 jarigen) in Hilversum zien:
Tabel 1: per 1 januari 1995 1996 1997 1998
4 t/m 11 jarigen absoluut % 6.598 7,9 % 6.645 8,0 % 6.782 8,2 % 6.875 8,4%
12 t/m 17 jarigen absoluut % 5.175 6,2 % 5.162 6,2 % 5.086 6,2 % 4.976 6,0 %
totale bevolking absoluut/100% 84.217 83.841 82.607 82.297
Het aantal 4 t/m 11 jarigen vertoont sedert 1995 een stijgende lijn en bedraagt thans bijna 6.900. De verwachting voor het jaar 2003 is dat dit potentieel nog zal toenemen tot circa 7.400. Het aantal 12 t/m 17 jarigen daalt. De verwachting voor het jaar 2003 is dat het Hilversums potentieel nog verder zal dalen tot circa 4.700.
SPORT SCOORT!
24
Bevolkingsprognoses: Onderstaande gegevens zijn overgenomen uit de nota “Hilversum 2015.” • Het CBS heeft geprognotiseerd dat het vergrijzingspercentage landelijk zal stabiliseren rond 2010. Voor Hilversum wordt, als gevolg van de landelijke koppositie in deze, een eerdere stabilisatie verwacht, n.l. rond 2005. Verder prognotiseert het CBS op grond van de te verwachten ontwikkelingen dat de gemiddelde woningbezetting in Hilversum in 2010 zal stabiliseren op het niveau van 2,15. Dit betekent derhalve volgens het CBS een bevolkingsomvang van 81.852 inwoners in 2010. • Het gemeentelijk Bureau voor Onderzoek & Statistiek (O&S) prognotiseert de gemiddelde woningbezetting in 2010 op het niveau van 2,09 (gebaseerd op de daling in de afgelopen jaren). Dit resulteert volgens O&S in een bevolkingsomvang van 82.116 inwoners in 2010. • Daarnaast wordt in de nota Hilversum 2015 ook nog rekening gehouden met een mogelijke “ondergrensberekening” van de gemiddelde woningbezetting van 2,07. Deze berekening zou resulteren in een bevolkingsomvang van 81.330 inwoners in 2010.
4.3: Sociaal-culturele ontwikkelingen: 4.3.1: Individualisering: De Nederlandse samenleving individualiseert. Het ”eigen ik” komt steeds meer centraal te staan bij het doen en laten van de mensen. Door de sterke wens naar individuele ontplooiing, neemt de invloed van ”oude” culturele waarden (zoals kerk, gezin, vereniging) op de keuze van een leefstijl af. Dit heeft o.a. geleid tot huishoudensverdunning (er komen steeds meer één of twéé-persoonshuishoudens. Verwacht wordt dat deze tendens nog zal toenemen) en hedonisme (het persoonlijke genot van mensen staat centraal en de bereidheid om langdurige verplichtingen naar anderen aan te gaan is afgenomen). In het sportgedrag leidt dit tot de behoefte aan meer ongebonden vormen van sportbeoefening, waarbij men bij voorkeur zelf voor het tijdstip, plaats en medespeler of tegenstander kiest. Hierbij wordt bij voorkeur een sport gekozen die de beoefenaar enerzijds onderscheidt van anderen en anderzijds als passend ervaart bij zijn eigen sociale status.
4.3.2: Ontwikkelingen in vrije tijd: Invoering van flexibele werktijden, deeltijd, 4 daagse werkweek, vervroegde uittreding etc. zorgen voor een fragmentering van vrije tijd, maar ook emancipatorische ontwikkelingen zorgen voor veranderingen in vrije tijdsgedrag. Meer vrouwen nemen deel aan het arbeidsproces, meer mannen nemen een groter deel van de zorgtaken voor hun rekening. Vrijetijds- en arbeidsbezigheden wisselen elkaar in hoog tempo af en de vervlechting van werk- en vrijetijdsactiviteiten neemt toe. Een voorbeeld is de discussie over de herinvoering van de zaterdag als reguliere werkdag. Een en ander kan betekenen dat er in de toekomst steeds minder gemeenschappelijke momenten zijn waarop bijna iedereen vrij heeft. Met name die vormen van sportbeoefening die aangewezen zijn op die gezamenlijkheid kunnen daardoor in de problemen komen. Aan de andere kant komen er steeds meer vor-
men van gespreide momenten van vrije tijd voor (flexibilisering), waarop de vraag naar sport kan toenemen. Dit leidt dan weer tot een meer in de tijd verspreid recreatiepatroon, waardoor een meer optimale benutting van voorzieningen en accommodaties mogelijk wordt (minder piekuren). Er is ook een wijziging gekomen in de verdeling van vrije tijd: bij lager opgeleiden is de beschikbare vrijetijd toegenomen en bij hoger opgeleiden is deze juist afgenomen. Bij deze laatste groep neemt de vrijetijd af door toename van het aantal taken (opleiding, huishouden, betaald werk, vrijwilligerswerk). De druk op effectieve vrijetijdsbesteding wordt steeds groter, waardoor men de schaarse vrije tijd zo efficiënt mogelijk wil inrichten. Deze ontwikkelingen leiden ertoe dat er steeds meer behoefte ontstaat aan maatwerk en kwaliteit. De vaak geuite mening dat ”men” over steeds méér vrije tijd beschikt wordt weerlegd door de uitkomsten van het Tijdsbestedingsonderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau 1996. Zie bijlage 3- 1e tabel. Hieruit blijkt o.a. uit vergelijking van de gegevens uit 1990 en 1995 dat voor velen de tijd aan verplichtingen is toegenomen! De gemiddelde tijd die door de verschillende leeftijdsgroepen aan arbeid, huishoudelijk werk en onderwijs wordt besteed is vrijwel voor allen toegenomen, met uitzondering van de leeftijdscategorie 12 - 19 jarigen. Dientengevolge is het aantal vrije uren voor de meesten afgenomen.
4.3.3: Consumentisme:
Ook is het aanbod van vrijetijdsvoorzieningen aanzienlijk ruimer geworden, denk maar aan ontwikkelingen van televisie en computer. Er wordt als het ware gestreden om de gunst van de consument, deze wil zo veel mogelijk doen in zo weinig mogelijk tijd. Dit leidt tot steeds verdere commercialisering van de vrijetijdssector. Uit onderzoek is naar voren gekomen dat dit niet leidt tot een vermindering van sportactiviteiten maar tot een kortere tijdsbesteding aan de gekozen activiteiten: zapgedrag. Zowel tussen de diverse sporttakken onderling alsook tussen sport en andere vrijetijds- en vermaakprodukten. Hierbij bieden de technische ontwikkelingen aan de ene kant een extra mogelijkheid om mensen te informeren over en te vermaken met sport (passieve recreatie) maar het vormt tevens een concurrent voor de actieve sportdeelname.
4.3.4: Toegenomen belangstelling voor gezondheid / gezondheidscultus: Naast de veel genoemde motieven als prestatie, beweging en competitie voor de sportdeelname is er sprake van een toenemende aandacht voor de gezondheid. Het hebben en behouden van een goede gezondheid wordt algemeen als de belangrijkste levenswaarde beschouwd. Dit leidde tot extra aandacht voor een gezonde levensstijl met gezonde voeding, antirook- en antialcoholcampagnes, medische televisieprogramma’s en sportificatie: sporten is gezond en daardoor een reden om eraan deel te gaan nemen. Daarbij wordt sport ook gezien als een cosmetisch product. De enorme groei van deelnemers aan fitness, aerobics en aanverwante sportactiviteiten op dat gebied hangt sterk samen met de grote belangstelling voor de uiterlijke verschijningsvorm. Sport wordt door deze deelnemersgroep veelal gezien als een goed middel om een door hen gewenste lichaamsbouw te bereiken.
25 SPORT SCOORT!
Om te voorzien in zijn behoefte naar maatwerk en kwaliteit is de consument bereid ervoor te betalen. De sportmogelijkheden worden kritischer en zakelijker benaderd. Daarbij komt dat de consument mondiger is geworden. Het reguliere sportaanbod van de sportvereniging wordt niet meer automatisch geaccepteerd; er worden hogere kwaliteitseisen gesteld, aan begeleiding, materialen, service etc. Dit geldt voor veel vrijetijdsactiviteiten: een kant-en klaar sportaanbod wordt geprefereerd boven een goedkoper aanbod waarbij men b.v. vrijwilligerswerk moet verrichten ten behoeve van de sportclub. Zo wordt er een afweging gemaakt tussen het aanbod van sportverenigingen en andere aanbieders.
Daarnaast is er de zucht naar avontuur, sensatie, status, plezier en ontspanning. Dit verklaart onder andere de groei van de avontuursporten, het outdoor sporten en dergelijk. Ook de ernst van de problematiek van de arbeidsongeschiktheid leidt ertoe dat werkgevers en werknemers wegen zoeken om de werkende mens gezond te houden. Naast het uitvoeren van verscherpte regelgeving (ARBO) biedt sportbeoefening voor beide partijen een gunstig alternatief. Bij steeds meer (grotere) bedrijven wordt overgegaan tot een eigen sportruimte of invoering van vaste sporturen voor hun werknemers.
4.3.5: Multi-culturele samenleving:
SPORT SCOORT!
26
Het aantal landgenoten van niet-Nederlandse komaf is de laatste jaren flink toegenomen, maar de integratie in de samenleving verloopt stroef. Er bestaat een wederzijdse onbekendheid met elkaars (sport)cultuur. In hoofdstuk 3 is al aangegeven dat sport een middel kan zijn om aan de integratie mee te werken. Het aantal Hilversummers, dat niet de Nederlandse nationaliteit bezit, bedroeg per 1 januari 1997 - 5.469. Dat is 6,6 % van de totale Hilversumse bevolking. Vergeleken met voorgaande jaren is er sprake van een afname: de overeenkomstige cijfers waren op 1 januari 1996: 5.843 en 7.0%; en op 1 januari 1995: 5.973 en 7,1%. De geconstateerde afname treedt voornamelijk op bij Turken en in mindere mate bij Marokkanen, onder meer door naturalisatie. Het grootste aandeel van de Hilversummers die niet de Nederlandse nationaliteit bezit wordt door Marokkanen ingenomen, peildatum 1 januari 1997 (1.252 personen) de tweede groep wordt ingevuld door de Turkse nationaliteit (830 personen) en de derde plaats door de groep overige Europeanen (810 personen). Er zijn geen gedetailleerde cijfers m.b.t. verschillende nationaliteiten over 1998 voorhanden bij Bureau O&S. In hoofdstuk 8 van sportstimulering wordt nader ingegaan op de sportmogelijkheden en knelpunten die zich voor (kunnen) doen bij de verschillende culturele achtergronden.
4.4: Sociaal-economische ontwikkelingen: 4.4.1: Inkomensontwikkeling: Het gemiddelde besteedbare huishoudinkomen is de afgelopen tien jaar toegenomen. Dit inkomen is in steden groter dan 100.000 inwoners lager dan het landelijk gemiddelde, doordat de economisch zwakkeren veelal in de grote(re) steden wonen. Het gemiddeld besteedbaar inkomen ligt in Hilversum bóven het landelijk gemiddelde: namelijk op f 47.600,= terwijl het gemiddelde landelijk cijfer f 46.700,= is. (Uit “Statistisch Memorandum” van oktober 1998, O&S, Bron: CBS). In de toekomst moet rekening gehouden worden met de verandering in inkomenspositie van burgers. Aan de ene kant kan een groeiend aantal mensen beschikken over een eigen inkomen; vanwege de verdunning van de huishoudens ontstaat een grotere bestedingsmogelijkheid per individu. Daarentegen ontstaat ook een steeds grotere groep die afhankelijk wordt van uitkeringen waardoor de bestedingsmogelijkheden bij deze afnemen. Een en ander betekent dat de extremen aan zowel de rijke als aan de arme kant zullen toenemen. Er zijn wel grote binnenstedelijke verschillen: zo zijn er voorsprongsgebieden (HilversumNoord/West en het Landelijk gebied Zuid) en achterstandsgebieden (Station-sportpark) waar de inkomens- c.q. de uitkeringsafhankelijkheidscijfers ver uiteen lopen. (Bron SCP 1996, pagina 204). Een verslechtering van de inkomenspositie van de laagstbetaalden in combinatie met de steeds verder stijgende sportkosten, zet de sportdeelname van deze groep dan ook onder druk. Ook in de keuze van sport zien we in toenemende mate een scheiding optreden op basis van inkomensverschillen. Het toenemende aanbod van meer commercieel opererende sportaanbieders richt zich op de beter verdienende middenklasse. Dit betekent dat, bij ongewijzigd beleid, het marktsegment voor sportverenigingen en lokale overheden meer en meer gericht zal zijn op de wat minder draagkrachtige groepen. Diverse gemeenten hebben daarvoor compenserende maatregelen ingevoerd. Ook Hilversum heeft een dergelijke regeling ”Het Participatiefonds”. In hoofdstuk 7 bij de financiële middelen wordt dit fonds nader toegelicht alsmede de mogelijkheden voor de sport- en recreatieactiviteiten.
4.4.2: concurrerende vrijetijdsbezigheden, diversiteit aanbieders: In toenemende mate zien we dat het sportaanbod van de publieke sfeer verschuift naar de private sfeer. Zowel commerciële instellingen, sportverenigingen en verzelfstandigde overheidsonderdelen begeven zich op de sport - en recreatiemarkt. Deze ontwikkeling biedt een concurrentieprikkel voor al deze aanbieders van sportactiviteiten en betekent tegelijkertijd een versnippering van het aanbod, waarbij met name de overheid het risico loopt met de meest inefficiënte delen te blijven zitten. Daarnaast hebben we ook nog te maken met een toename van andere concurrerende vrijetijdsbezigheden. De hedendaagse vrijetijdsbesteder beschikt over een breed vrijetijdsrepertoire. De meeste vrijetijd wordt besteed aan televisie kijken en huiselijke kontakten. (zie bijlage 3-2e tabel).
4.5: Ruimtelijke ontwikkelingen:
Vooral kwetsbare groeperingen zoals ouderen, gehandicapten en sociaal-economisch minder-bedeelden zijn aangewezen op faciliteiten dichtbij huis. Voor een gezonde samenleving is het dan ook van groot belang dat de overheid steun geeft aan het behoud en verbetering van onze ruimte in letterlijke zin voor spel en sport. Een zodanige inrichting van de openbare ruimte dat jong en oud dichtbij huis uitgenodigd worden tot spel, sport en actief bewegen. Voor de Hilversumse situatie speelt ook mee dat een (groot) deel van de direct aan de stadsrand aansluitende heide- en bosgebieden overgedragen is aan de Stichting Goois Natuurreservaat (GNR) en Natuurmonumenten (NM). Het eigendom en beheer van die
27 SPORT SCOORT!
Sportruimte moet steeds heftiger concurreren met woningbouw, bedrijfsruimten, automobiliteit etc. Er is in veel gemeenten sprake van een stijgende recreatiemobiliteit omdat de sportvoorzieningen verdrongen zijn uit de woonbuurten naar de stadsranden: de stad verdicht zich en sport- en recreatievoorzieningen dreigen steeds meer te worden verbannen naar de restgebieden. Door de schaalvergroting en de steeds schaarser wordende ruimte, zien we dat de economisch minder interessantere functies naar de stadsrand verdwijnen, zodat ze op grotere afstand komen te liggen en moeilijker bereikbaar zijn voor de gebruikers. Voorzover de buitensport-en recreatievoorzieningen nog in de wijken liggen, worden deze lokaties met begerige ogen bekeken door sectoren, die hier in financieel opzicht, beter renderende voorzieningen op kwijt zouden kunnen. (Zie hoofdstuk 6 en bijlage 5). Gegeven het feit dat zowel op scholen als in het bedrijfsleven de mentale belasting tóe en de fysieke belasting áfneemt en in de vrije tijd het aanbod van allerlei vormen van passief consumeren nog steeds groeit, moet de sport steeds professioneler concurreren met andere aanbieders. Een en ander betekent dat extra aandacht nodig is voor de bereikbaarheid van sportvoorzieningen, niet alleen voor openbaar vervoer maar ook via langzaamverkeerroutes.
gebieden is daardoor niet alleen meer een gemeentelijke aangelegenheid: verschil van beleid- en beheersdoelen leiden bijvoorbeeld tot verschillen en/of beperkingen in gebruiksmogelijkheden door de Hilversumse burger. Met name de groep ongeorganiseerde sporters en de grote aantallen ouderen die sportieve recreatieactiviteiten prefereren worden hiermee direct geconfronteerd. Een ander belangrijk nieuw gegeven met ruimtelijke consequenties vormt de milieuwetgeving. Op 1 oktober 1998 is een nieuw besluit voor sport, recreatie en horeca (AMVB) ingegaan waardoor voortaan aan een aantal uniforme milieuvoorschriften moet worden voldaan. Bijvoorbeeld de geluidsnormeringen zorgen voor grote problemen rond het situeren van buitensportvoorzieningen in de nabijheid van woningen. Het reserveren van sportbedrijventerreinen kan een oplossing zijn: grotere lokaties met meerdere sportbedrijven bijeen, hetgeen een versterkend effect heeft en het totale sport- en recreatieaanbod op een verantwoorde wijze tot ontwikkeling kan brengen.
4.6: Bestuurlijke ontwikkelingen:
SPORT SCOORT!
28
De rijksoverheid heroverweegt haar positie in het maatschappelijke krachtenveld. Aan de ene kant brengt zij haar invloed terug door deregulering en decentralisatie: verantwoordelijkheden worden verschoven naar de lagere overheden (een van de gevolgen is bijvoorbeeld dat landelijke sportorganisaties -zoals bonden en koepels- geen centrale afspraken meer kunnen maken, maar met veel verschillende instanties te doen krijgen, hetgeen meer werk en coördinatie betekent); aan de andere kant wordt het overblijvende takenpakket van de rijksoverheid meer sturend van aard: In de interdepartementale nota ”wat sport beweegt” wordt aan de hand van thema’s een duidelijke visie en centrale kabinetsdoelstelling weergegeven. Regeringsmaatregelen op het gebied van deregulering, functionele decentralisatie en privatisering, zijn gebaseerd op ”een overheid op afstand”. Door de extra verwachtingen die nu met name aan de extrinsieke waarden van de sport worden gesteld, worden de lokale sportaanbieders onder druk gezet. Voor veel sportverenigingen zijn de gemeenten en provinciale sportraden (i.c. Sportservice Noord-Holland) de aangewezen instanties voor steun bij invulling van deze nieuwe taken. Bij de gemeenten zijn bezuinigingen en kerntakendiscussies de laatste jaren regelmatig aan de orde. Sport wordt daarbij vaak niet gezien als een kerntaak, met het gevolg dat de beschikbare middelen steeds minder werden en/of diverse (deel)taken afgestoten zijn of worden. Tijdens het symposium werd ook door de Hilversumse sportverenigingen geconcludeerd dat in financiële zin wel sprake is van een terugtredende overheid, doch in regelgevende zin er net sprake is van steeds zwaardere eisen aan de sportclubs. (denk aan milieu en horeca bijvoorbeeld). Indien de politiek serieus waarde hecht en invulling wil geven aan de maatschappelijke doelen die met sport bereikt kunnen worden, kun je niet om sport heen. Het behouden en verbeteren van de bestaande sportinfrastructuur (accommodaties, kwaliteit van leiding, aanbod en verenigingen) zijn direct te maken keuzes. Ook de meer outputgerichte financiering waartoe de (lagere) overheid steeds verder overgaat is hierop van toepassing: de inzet van (financiële) middelen bijvoorbeeld door steun aan verenigingen middels subsidie is een van de onderwerpen die kritisch bekeken dienen te worden om de ”nieuwe” doelstellingen te realiseren.(zie hoofdstuk 7).
4.7: Conclusies en gevolgen voor het sportbeleid: Uit de demografische cijfers van Hilversum blijkt dat er het aandeel ouderen groot is. Deze groep neemt niet alleen in aantal toe, maar de groep actieven hierin neemt toe. De huidige generatie midlifers is voor een groot gedeelte opgegroeid met sport en wil dit dan ook op latere leeftijd blijven volhouden, zij het in aangepaste vormen. In het algemeen geldt dat de sportmotieven veranderen naarmate de leeftijd stijgt. Het belang van prestatie en wedijver neemt af, terwijl het gezondheids-motief vaker wordt genoemd als argument om aan sport te doen. Ook neemt het belang van ”contacten met andere mensen” toe. Ten aanzien van het Hilversums aandeel jongeren is geconstateerd dat de terugloop inmid-
Ten aanzien van het gemeentelijk sportbeleid betekent dit: meer markt- en maatschappijgericht, van sectoraal naar integraal, verhoging van doelmatigheid en doeltreffendheid, het versterken van de regiefunctie en het op afstand plaatsen van bepaalde uitvoeringstaken, herverdeling van taken en verantwoordelijkheden tussen overheid en andere partners o.a. particulier initiatief en (verdere) verbetering van kwaliteit van producten en dienstverlening. In de volgende hoofdstukken wordt nader uitgewerkt hoe deze doelstellingen vertaald kunnen worden en wat dat concreet kan betekenen in de praktijk. Aan de hand van nadere (sub)doelstellingen inzake accommodatie-, financieel -, sportstimulerings- en communicatiebeleid wordt een aantal voorzetten gegeven die de richting aangegeven hoe met deze ontwikkelingen in Hilversum in de toekomst omgegaan zal worden. Het is niet de bedoeling om alles tot in detail uit te werken. Het is en blijft immers de bedoeling een discussie op gang te brengen met de overige participanten en sportaanbieders. Gebruik makend van de ”in het veld” aanwezige deskundigheid en mogelijkheden zal de uitwerking hiervan in een later stadium ingevuld worden.
29 SPORT SCOORT!
dels stabiliseert. Wel is bekend dat de sportdeelname bij deze leeftijdscategorie momenteel terugloopt o.a. vanwege de strijd met de andere vrijetijdsactiviteiten. Dit onderwerp komt bij hoofdstuk 8 nog aan de orde). Ook de multiculturele samenstelling van de bevolking verdient extra aandacht. Het aantal allochtonen met een geheel ander sportgedrag en verschillen in de diverse (sub)culturen moeten o.a. door verenigingskader (h)erkend worden om tot een adequate opvang en begeleiding te komen. Door ontwikkelingen als individualisering, huishoudensverdunning en een groeiend aanbod van vrijetijdsactiviteiten ontstaat een grotere behoefte aan maatwerk en wordt een hogere kwaliteit van het sportaanbod verwacht. Onderzoek heeft aangetoond dat (gebrek aan) financiële middelen niet de meest belangrijke reden is om niet te sporten c.q. te stoppen met sporten, maar de inkomensverschillen leiden wel tot verschillen in sportgedrag. De toename van het aantal (goed verdienende) tweeverdieners betekent dat per samenlevingsvorm meer besteed kan worden aan sport (duurdere sportvormen) en materialen (mountainbikes, racefiets, eigen ski’s en golfclubs). Het modeaspect in de sport wordt tevens voor een groot deel bepaald door de bestedingsmogelijkheden. Ook de toenemende economische zelfstandigheid van vrouwen heeft als gevolg dat deze een belangrijke factor worden in de afname van het sportproduct, denk aan de diverse varianten van aerobicachtige sporten in de fitnesscentra. Commerciële sportaanbieders weten hieruit dan ook hun voordeel te halen, snel reageren op nieuwe trends, individuele begeleiding, flexibel te hanteren producten, etc. Ontwikkelingen als consumentisme en hedonisme leiden bij sportverenigingen tot negatieve consequenties: door een mindere clubgebondenheid blijkt het steeds moeilijker om voldoende vrijwilligers te krijgen voor het invullen van kaderfuncties. Ook de grotere deskundigheid op specifieke terreinen maakt het voor vrijwilligers niet gemakkelijker een clubfunctie te vervullen. Ook zijn er relatief minder teamsporten en meer semi-individuele sporters. Als tegenstroom tegen de individualisering in de sport, zien we ook nieuwe vormen van meer sociale sportbeoefening ontstaan: vriendenclubs, buurtsport- en doelgroepactiviteiten met een vaste kern deelnemers en begeleiding. In zijn algemeenheid is er sprake van een sterke differentiatie van het sport- en recreatiegedrag. Alle voorgaande zaken op een rijtje zettend kan geconcludeerd worden dat er ingrijpende wijzigingen in gang zijn gezet, waarin ook tal van nieuwe mogelijkheden en kansen voor de sport opgesloten zitten.
SPORT SCOORT!
30
5
Sportdeelname:
5.1: Inleiding en algemene, landelijke cijfers: Om te komen tot een (integraal) sportbeleid is het noodzakelijk te beschikken over adequate gegevens over aard en omvang van de sportbeoefening. Daarbij is vergelijking met landelijke cijfers een moeilijk punt. Alhoewel er veel onderzoek naar sportbeoefening wordt gedaan, wordt een vergelijking van uitkomsten vaak bemoeilijkt door allerhande definitiekwesties over de vraag wat sport is, wanneer men tot de actieve sportbeoefenaren wordt gerekend, welke bevolkingscategorieën in beschouwing zijn genomen etc. Onderstaande gegevens zijn overgenomen uit het Sociaal en Cultureel Rapport 1996 en 1998. Bijlage 3- 2e tabel geeft de diverse soorten vrijetijdsbezigheden weer, alsmede welke door de tijd aan belang hebben gewonnen, uitgedrukt in procenten van het totale aantal vrije uren. De belangrijkste uitkomsten v.w.b. sport en recreatie is dat deze behoren tot die bezigheden waaraan in verhouding weinig tijd wordt besteed maar sinds de eerste peiling wordt aan sport méér vrije tijd besteed. Tabel 2: Deelname aan sportieve activiteiten in de loop van een jaar en het aantal beoefende takken van sport onder deelnemers, naar leeftijd, bevolking van 6 jaar en ouder, 1979 - 1995. lid van tenminste één sportvereniging (in %) 1979 1987 1995 29 33 35 58 65 66 43 49 50 33 38 41 27 31 33 12 21 25 5 10 16 3 6 10 1 1 2
aantal door deelnemers beoefende takken van sport 1979 1987 1995 2,5 2,3 2,2 2,6 2,7 2,5 3,2 2,8 2,7 2,2 2,3 2,3 2,1 2,0 2,0 1,6 1,7 1,8 1,4 1,4 1,5 1,2 1,3 1,4 1,2 1,0 1,2
(bron: SCP (AVO’79 - ‘95))
In tabel 2 is te zien dat de toename aan sportieve activiteiten zich voordeed onder elk van de onderscheiden leeftijdsgroepen. In het AVO (aanvullende voorzieningen onderzoek SCP) worden alle personen geteld die in het voorafgaande jaar een sport beoefenden, waarbij naar alle modaliteiten van lichamelijke sport wordt gevraagd. Hierdoor worden ook personen die zo af en toe zwemmen, toerfietsen of wandelen bij de deelnemers geteld. Volgens deze brede definitie is de deelname aan sportieve activiteiten onder de totale bevolking (6 jaar en ouder) gestegen van 52% in 1979, via 57 % in 1987 naar 62% in 1995. De volgende paragrafen handelen over de sport in Hilversum. Het is nodig een onderscheid te maken in: * de georganiseerde sport * de ongeorganiseerde sport * de anders georganiseerde sport De betrokkenheid van de gemeente hierbij varieert per groep, afhankelijk van de bijdrage die zo’n groep kan leveren aan de diverse (maatschappelijke) doelen. Het accent ligt op de georganiseerde sport, omdat deze groep het meeste hiertoe bijdraagt.
31 SPORT SCOORT!
Totale bevolking 6 - 14 jaar 15 - 24 jaar 25 - 34 jaar 35 - 44 jaar 45 - 54 jaar 55 - 64 jaar 65 - 79 jaar >80 jaar
deelname aan sportieve activiteiten (in %) 1979 1987 1995 52 57 62 81 85 89 74 77 78 64 70 73 52 62 67 30 42 52 17 28 43 8 19 26 5 7 10
5.2: Georganiseerde sport: Sportbeoefening in georganiseerd verband betreft het sporten binnen sportverenigingen. Kenmerkend daarbij is dat leden met elkaar spórten, met elkaar organiséren en met elkaar verpózen. Een lidmaatschap van een sportvereniging houdt niet alleen in dat men kan deelnemen aan een sportactiviteit, het biedt tevens de mogelijkheid tot het leggen van sociale contacten (ook via het deelnemen aan nevenactiviteiten) en tot het komen tot zelfontwikkeling en zelfontplooiing (bijvoorbeeld via het verrichten van vrijwilligerswerk binnen die sportvereniging). Een sportvereniging bestaat namelijk vóór, maar met name dóór haar leden. Deze aspecten geven de georganiseerde sport voor de samenleving meerwaarde bóven de ongeorganiseerde en in mindere mate de anders-georganiseerde sport. De georganiseerde sport kan derhalve ook meer bijdrage leveren aan de realisatie van maatschappelijke doelen, zoals in hoofdstuk 3 aangeduid. Afhankelijk van de sportvereniging is de rol van de gemeente daarbij voorwaardenscheppend, ondersteunend en/of adviserend. Tengevolge van de diverse maatschappelijke ontwikkelingen is er een andere rol weggelegd voor de sportvereniging en zal er ook een nieuwe rol voor de gemeente ontstaan. Meer hierover in hoofdstuk 8, waarbij tevens wordt ingegaan op de actuele knelpunten en specifieke problemen van sportverenigingen.
SPORT SCOORT!
32
Hilversum telt ca. 115 sportverenigingen. Hieronder volgt een aantal tabellen en overzichten van de Hilversumse situatie bij de georganiseerde sport. De gegevens zijn afkomstig vanuit diverse eigen verenigingsoverzichten, jeugdsportsubsidie-aanvragen, clubbladen etc. Tabel 3: Ontwikkeling deelnemers van buiten-, binnen- en zwemsport, in de jaren 1985, 1990, 1995 en 1998. 1985
1990
absoluut % totaal inwoners per 1 januari: buitensport binnensport zwemsport totaal
87.190 16.942 5.378 1.236 23.556
100 19,5 6,2 1,4 27,0
1995
absoluut % 84.608 18.666 5.186 826 24.678
100 22,0 6,1 0,98 29,0
1998
absoluut % 83.841 19.277 4.793 756 24.826
100 23,0 5,7 0,9 29,6
absoluut 82.297 19.064 4.723 582 24.369
% 100 23,2 5,8 0,7 29,7
Conclusies: • Het totale inwoneraantal loopt terug van ca. 87.000 in 1985 naar ca. 82.000 in 1998, dus de absolute aantallen bieden geen goede vergelijkingsbasis, derhalve zijn deze omgezet in percentages naar het totale inwoneraantal van dat jaar. • Over een periode van 13 jaar gezien, blijkt het absolute aantal georganiseerde sporters rond de 24.000 te blijven schommelen. De percentages tonen aan dat er in Hilversum steeds meer georganiseerde sporters komen. • Vergelijking van de percentages laat ook het volgende zien:
* bij buitensport is een stijgende lijn zichtbaar van 19,5 % naar 23,2 % * bij binnensport daarentegen een dalende lijn die een lichte correctie ondergaat in 1998. * bij de zwemsport is een sterk dalende lijn zichtbaar die zich nog steeds voortzet. Tabel 4: Overzicht totalen senioren/junioren* sporters, in de jaren 1985, 1990, 1995 en 1998: 1985 1990 1995 1998 absoluut % absoluut % absoluut % absoluut % senioren 16.376 69,52 18.779 76,10 19.271 77,62 18.706 76,76 junioren 7.180 30,48 5.899 23,90 5.555 22,38 5.663 23,24 totalen 23.556 100 24.678 100 24.826 100 24.369 100 * Definitie volgens de NOC*NSF: een jeugdsporter (junior) is een sporter die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt. volwassene of seniorsporter is derhalve 18 jaar of ouder. Conclusie: • Tot en met 1995 is in de georganiseerde sport het percentage senioren sporters stijgende, daarna neemt dit enigszins af. • Voor de junioren geldt een dalend percentage van 1985 tot en met 1995, daarna weer licht stijgend.
5.3: Ongeorganiseerde sport: Dit betreft het sporten buiten enig formeel verband. De sporter bepaalt zelf hoe, waar, wanneer en met wie hij gaat sporten. Hij organiseert dus zelf zijn sportactiviteit. Deze vorm van sporten sluit prima aan bij de sociaal-economische en sociaal-culturele ontwikkelingen als individualisering, ongebondenheid, flexibilisering van arbeid en vrije tijd etc. Deze vorm van sportbeoefening wint overigens nog steeds aan populariteit, omdat steeds meer mensen willen sporten op uiteenlopende tijdstippen en niet meer gebonden willen zijn aan een verplichting die een sportclub of spelen in teamverband met zich meebrengt. Sportscholen springen hier met hun aanbod goed op in. Gegevens over de groep ongeorganiseerde sporters zijn moeilijk te bepalen o.a. door de veelheid van verschijningsvormen etc. Sommige sporten worden het hele jaar beoefend, andere sporten alleen gedurende een bepaald seizoen en weer andere sporten slechts enkele weken maar dan weer heel intensief. Kortom, deze gegevens zijn minder makkelijk te vangen in cijfers. In de Hilversumse omnibusenquête* is sinds enige jaren een aantal vragen opgenomen die sport en recreatie betreffen. In bijlage 6 is over 1990 t/m 1999 een samenvatting opgenomen van de antwoorden en reacties. * Hierbij worden jaarlijks 1000 vragenlijsten verstuurd naar personen van 18 jaar of ouder. In den lande wordt als stelregel aangehouden dat de omvang van de groep ongeorganiseerde sporters overeenkomt met het aantal leden bij sportverenigingen. Volgens deze stelling zou dat dan voor Hilversum betekenen dat er ca. 24.000 ongeorganiseerde sporters zijn.
33 SPORT SCOORT!
Bijlage 4 geeft de verdeling tussen senioren en junioren per tak van sport weer, over de jaren 1995 t/m 1998. Hierin is tevens zichtbaar welke takken van sport het meest beoefend worden. • De meest beoefende buitensporten door de senioren zijn: tennis, voetbal, golf, atletiek en hockey en van de binnensporten: bridge, zaalvoetbal, gymnastiek, badminton, korfbal en tafeltennis. • De meest beoefende buitensporten door de junioren zijn: voetbal, tennis, hockey gevolgd door een vrijwel gelijke deelname aan atletiek, schaatsen en ruitersport. Bij de binnensporten is de grootste deelname aan gymnastiek en zwemmen, gevolgd door (wisselend) zaalsporten als korf-, basket, volleybal, badminton en tafeltennis.
De meest populaire (ongeorganiseerde) sportvormen zijn wandelen, fietsen, trimmen/joggen, zwemmen en tennis. Het is moeilijk te beoordelen in hoeverre dit sportaanbod bijdraagt aan de maatschappelijke doelen, maar het aspect van bewegingsstimulering en gezondheidsbevordering is duidelijk. Volgens een in Almere gedaan vrijetijdsonderzoek in 1995, wordt 67% van de ongeorganiseerde sport gedaan in ”niet-sportaccommodaties in de openlucht”, ofwel de openbare ruimte. De rol van de gemeente in deze is dan ook met name een voorwaardenscheppende, door het aanbieden van laagdrempelige voorzieningen en het geschikt maken van de openbare ruimte voor sportief medegebruik. Gezien de ligging van Hilversum in zijn groene omgeving is wandelen, fietsen en trimmen/joggen een veel voorkomende tak van sport, waar een grote groep burgers van diverse leeftijden aan deelneemt. Op de vraag welke van die omliggende natuurterreinen/bosgebieden regelmatig bezocht worden, staan Corversbos, Spanderswoud en Hoorneboegse heide in de top drie genoemd. Verder is er regelmatig sportief medegebruik van Laapersveld, de groenvoorzieningen zoals bijvoorbeeld in de groengordel van de Meent en aan het Kamrad en diverse wegen, fiets- en voetpaden. Bij de inrichting van de openbare ruimte moet derhalve rekening worden gehouden met veiligheid (denk aan verlichting), verdeling van de ruimte (aansluiting paden veel gebruikte routes) en materiaalkeuze. (voorbeeld: asfaltpaden of schelpenpaden beïnvloeden de mogelijkheden).
SPORT SCOORT!
34
Er is weinig bekend over de behoeften van deze uiteenlopende groep sporters, maar uit de algemene vragen gesteld in de omnibusenquêtes en diverse reacties ”uit het veld” is te concluderen dat er wel behoefte is aan goede kwaliteit van het padenstelsel, meer informatie over de mogelijkheden en een goede bewegwijzering. Voor hardlopers zijn nu nog geen extra voorzieningen aanwezig. Te denken valt aan voorzieningen als het uitzetten van hardlooproutes, plaatsen van bebording, afstandspaaltjes, banken om te stretchen etc. Ook ten aanzien van skaten en skeeleren zijn er wensen geuit over herkenbare, gemarkeerde en liefst geasfalteerde routes. De belangrijkste redenen om niet aan de sport te doen zijn lichamelijke redenen (1996:19%), weinig belangstelling voor sport (1996:15%) en weinig tijd voor sport (1996:10%). Niet sporten om financiële reden wordt minder genoemd (1996: 2%) en voorgaande jaren ”slechts” 3%. In hoofdstuk 7 wordt bij de financiële middelen aandacht besteed aan het Participatiefonds.
5.4: Anders georganiseerde sport: Hiertoe worden behalve de commerciële sportscholen, fitnesscentra, maneges en tenniscentra ook de sport en recreatie activiteiten gerekend die plaatsvinden in buurt- en wijkcentra. Het aanbod van sportscholen en vergelijkbare commerciële vestigingen is ten dele ondoorzichtig. Over het algemeen kenmerken ze zich door een hoog gebruik en een goed geoutilleerd aanbod. Ze spelen in op de nieuwe wensen en behoeften van meer service- en klantgerichtheid, hoewel dit meestal beperkt blijft tot sportproducten die marktconform geëxploiteerd kunnen worden. Deze instellingen winnen sterk aan populariteit bij de bevolking. De sporter koopt in feite een uurtje sport. Hij bepaalt zelf bij welk bedrijf, wanneer en met wie hij gaat sporten en is bereid hiervoor een (commerciële) prijs te betalen. Bij het organiseren van sportevenementen, activiteiten in het kader van sportstimulering en school-sport wordt met diverse commerciële sportaanbieders samengewerkt. (zie hiertoe hoofdstuk 8).
Het vestigen van sportscholen en vergelijkbare instellingen wordt overgelaten aan het particuliere initiatief. De rol van de gemeente ten aanzien van de commerciële georganiseerde sport beperkt zich hoofdzakelijk tot het uitvoeren van een stimulerend vestigingsbeleid van dergelijke bedrijven. Ten aanzien van sportvoorzieningen die nog ontbreken binnen de gemeentegrenzen kan worden gesteld dat er op voorhand geen ruimte voor is gereserveerd. Als een initiatief zich aandient, wordt van geval tot geval bekeken in hoeverre de gemeente zich met de ontwikkeling zal bemoeien. Hierbij is het voor de gemeente van belang dat het zo’n sportinstelling voor de wind gaat, hetgeen bijdraagt aan de diversiteit van het totale sportaanbod en de uitstraling van de stad. Hilversum heeft momenteel: • een groeiend aantal sportscholen en fitnesscentra, waar allerhand combinaties van trimmen, fitness, vechtsporten, zwembad, sauna en aerobics mogelijk zijn; • een drietal maneges (Kamphorst, Diependaal en Hallinckveld) met diverse vormen van ruitersport; • een bowlingcentrum (Noordse Bosje); • een tenniscentrum (Tulip Tennis Centrum); • diverse sport-fysiotherapie lokaties.
SPORT SCOORT!
35
Voor het sportaanbod via buurt- en wijkcentra gelden andere uitgangspunten. De bijdrage van deze activiteiten aan de eerder aangehaalde maatschappelijke doelen is groter. Denk aan saamhorigheidsgevoel in de woonomgeving en activiteiten voor speciale doelgroepen. Hierbij is ook sprake van gedeeltelijke ondersteuning vanuit de gemeente. Het aantal deelnemers aan sport -en recreatieactiviteiten in buurt- en wijkcentra is niet exact bekend. Het aanbod van activiteiten is sterk wisselend en de deelname varieert per project. Zie hoofdstuk 8.
5.5: (Lokale) sportonderzoeken / sportmonitoringssysteem: Zoals ook bij de inleiding van dit hoofdstuk is vermeld is het voor een toekomstgericht, integraal sportbeleid noodzakelijk om naast de kennis over de Hilversumse sportwereld, ook te beschikken over vergelijkingsmateriaal met andere gemeenten. Bovendien is het zinvol om een kwalitatief oordeel te horen over het huidige sportaanbod opdat ook ten aanzien van nieuwe ontwikkelingen en trends tijdig mutaties kunnen worden gepleegd. De wensen en behoeften van de Hilversumse sporters ten aanzien van bijvoorbeeld de gemeentelijke accommodaties zijn tot nu toe niet écht onderzocht. Er is wel een mogelijk-
heid geboden om bij de verenigingsenquête van januari 1999 wensen en klachten aan te geven ten aanzien van de gebruikte accommodatie, doch dit mag geen kwaliteitsonderzoek genoemd worden. Ook bij de beantwoording van vragen in de jaarlijkse omnibusenquête zijn een aantal reacties hierop van toepassing, maar ook dit geeft geen volledig (kwaliteits)beeld.
SPORT SCOORT!
36
Een systeem waarbij niet alleen de kwantitatieve aspecten, maar ook de kwalitatieve elementen van sport regelmatig onder de loep worden genomen zou een grote steun betekenen voor een klantgericht sportbeleid. Kortom, een systeem waarin vraag en aanbod op de sportmarkt in beeld worden gebracht. In de praktijk is het echter niet zo eenvoudig. Er zijn in de loop der jaren door diverse onderzoeksbureau’s, (sport)organisaties, gemeenten etc. onderzoeken gedaan. Helaas blijken er telkenmale andere perspectieven, definities, onderzoekmethoden en achtergrondvariabelen gehanteerd, hetgeen de uitkomsten niet vergelijkbaar maakt. Uiteraard is de behoefte aan een dergelijk systeem niet alleen in onze gemeente aanwezig. In opdracht van het ministerie van VWS/directie sport is door een bureau onderzoek verricht naar de mogelijkheden om de vraag en aanbod van informatie over sport(deelname) beter op elkaar af te stemmen. In het intergemeentelijk overleg (van 85+ gemeenten) is het gemis van kengetallen en kwalitatief vergelijkingsmateriaal reeds een aantal keren besproken. Hierbij is inmiddels voorgesteld een gedetailleerd behoefteonderzoek te laten plaatsvinden. Om te kunnen anticiperen op ontwikkelingen in de sport verdient het aanbeveling continuïteit aan te brengen in het verzamelen van data. Een voorstel van een monitoringssysteem heeft van een aantal grotere gemeenten de voorkeur gekregen. In de komende tijd zal ook in Hilversum, in overleg met het Bureau voor Onderzoek en Statistiek, de mogelijkheid voor het opzetten van een dergelijk monitoringssysteem nader onderzocht worden.
6
Accommodatiebeleid:
6.1: Inleiding: Met de differentiatie van sport in verschillende vormen, de verruiming van recreatiemogelijkheden, de wensen van de burger en de schaarste aan ruimte ontstaat een specifiek ruimte- en accommodatievraagstuk. In dit hoofdstuk wordt een beeld geschetst van algemene ontwikkelingen rond sportaccommodaties, vervolgens wordt een beeld gegeven van de Hilversumse ontwikkelingen hieromtrent. Hierbij is tevens, daar waar mogelijk, gebruik gemaakt van de bij de landelijke sportbonden opgevraagde beleidsplannen c.q. prognoses. Deze gegevens zijn verwerkt bij de toekomstverwachtingen voor de Hilversumse (sport)situatie. Er wordt een splitsing gemaakt tussen buitensport, binnensport en sporten in de openbare ruimte. Bijlage 5 toont een kaartje van de ligging van de diverse sportvoorzieningen.
6.2: Algemene ontwikkelingen m.b.t. accommodaties: Tengevolge van de eerder genoemde maatschappelijke ontwikkelingen is de vraag naar het voorzieningenpakket ook aan veranderingen onderhevig. Het is evident dat dit consequenties heeft in zowel kwantitatieve als in kwalitatieve zin.
Clustering van voorzieningen kan voordelen opleveren zoals een verbetering van financieel draagvlak, versterking promotie en terugdringing van inefficiency. Door het aanbieden van diverse voorzieningen dicht bij elkaar kan sneller worden ingespeeld op de wisselende behoeftes van sporters. Ook is medegebruik van elkaars accommodaties mogelijk. In de volgende paragrafen zijn hiervan diverse voorbeelden opgenomen. De ontwikkeling van nieuwe materialen biedt ook mogelijkheden om de bespelingsintensiteit op deze velden te verhogen of de sporthallen multifunctioneel te gebruiken. In hoofdstuk 3 is uiteengezet dat behalve de specifieke sportbelangen, sport ook een middel kan zijn om maatschappelijke doelen als participatie en sociale cohesie in de wijken en buurten te bereiken. Hiervoor is de aanwezigheid van sportfaciliteiten in de directe
37 SPORT SCOORT!
Kwantitatief: Door diverse ruimtelijke ontwikkelingen, geringe beschikbaarheid van ruimte in de stad, alsmede de prioriteit voor werk- en woongelegenheid is de ruimte binnen Hilversum beperkt geworden. Daar expansie onmogelijk is zullen de ontwikkelingen opgevangen dienen te worden binnen de (nog) beschikbare ruimte. Dit alles zet ook de sport(ruimte) behoorlijk onder druk. Om deze redenen zijn sportparken naar de stadsranden verschoven. Nog vrij recent is de ruimtelijke operatie op het sportpark Soestdijkerstraatweg ten behoeve van bedrijven- en kantorencomplexen met de daarbij gepaard gaande verhuizing van de verenigingen naar Sportpark Berestein. In deze operatie is een duidelijke keuze gemaakt voor economische - en financiële belangen tegenover de sport. Hoewel nu algemeen erkend wordt dat sport en recreatiefaciliteiten aanwezig dienen te zijn om een aangename leef- en verblijfsomgeving te behouden, neemt de druk op deze sportvoorzieningen niet af. Denk bijvoorbeeld maar aan de nieuwbouwlokatie aan de oostflank van Hilversum. Ontwikkelingen binnen de sport/recreatiesector zelf vragen echter ook om meer gevarieerde voorzieningen, groeiende takken van sport vragen om uitbreiding van de voorzieningen, andere sporten daarentegen raken hun aantrekkingskracht wat kwijt, waardoor een overschot of leegstand van voorzieningen kan ontstaan. Bijlage 4 geeft de ontwikkeling van de diverse sporten te zien voor de Hilversumse situatie over de laatste 4 jaren. (Gegevens uit jeugdsportsubsidieformulieren, enquêtes en clubbladen). Voor de gemeente vraagt dit om aanpassing en/of herverdeling van (sport-accommodatie)ruimte. Hierbij spelen tevens spreiding en clustering van de voorzieningen een rol.
woonomgeving een must: een woonomgeving die uitnodigt tot bewegen. Spreiding van sportvoorzieningen over de woonwijken werkt voor velen stimulerend. Ook de groeiende groep ongeorganiseerde sporters (voornamelijk in de openbare ruimte) zal kwantitatieve consequenties hebben. Zoals ook opgenomen in het vigerende beleidsplan 1998 - 2002 dient het voorzieningenaanbod in stand te worden gehouden. De nog beschikbare (sport)ruimte moet dan gehandhaafd blijven en mag niet nog verder inleveren. Kwalitatief: Individualisering, gespreide vrijetijd, ruimere bestedingsmogelijkheden en steeds kritischer wordende consumenten maken dat ook de sporter steeds hogere kwaliteitseisen stelt aan het sportaanbod, ongeacht of het hier gaat om een sportvereniging of bijvoorbeeld een commerciële sportschool. Ook de gemeentelijke sportaccommodaties dienen qua outillering meer te worden afgestemd op de wisselende behoeften van de sporter. Het huidige voorzieningenniveau is behoorlijk, maar voldoet lang niet in alle gevallen aan de wensen van de huidige sporter. Denk hierbij aan gevarieerde openingsuren, speciale activiteiten t.b.v. bepaalde doelgroepen, hygiëne en sociale veiligheid in en rondom de accommodatie, toezicht en onderhoud, toegankelijkheid voor bijvoorbeeld ouderen en gehandicapten, bewegwijzering en bereikbaarheid, ook met openbaar vervoer. In het sportmonitoringssysteem, zoals eerder beschreven, kunnen tevens deze kwalitatieve elementen worden opgenomen, opdat meer op deze kwaliteitsvraag ingespeeld kan worden. Voorbeeld: het verplaatsen van de sportaccommodaties naar de rand van de stad heeft ook nadelen: kinderen kunnen niet altijd op eigen gelegenheid naar de training, autogebruik neemt toe, mede als (veilige) fietsroutes ontbreken (zowel qua verkeersdrukte alsook qua verlichting), bepaalde groepen gebruikers zijn aangewezen op openbaar vervoer etc.
SPORT SCOORT!
38
Privatiseren, verzelfstandigen, afstoten en overdragen van taken: In verschillende gemeentelijke rapporten en nota’s (in begroting, maraps en werkdocumenten) en op verschillende tijdstippen (al vanaf de jaren 80) is geschreven over privatisering en afstoten van taken op het gebied van sport en recreatie. In het kader van de kerntakendiscussie (medio 1996) is nog gezegd dat het voorwaardenscheppend beleid met betrekking tot de buitensportaccommodaties voortgezet diende te worden op het toenmalige niveau, inclusief het streven het onderhoud zoveel mogelijk over te dragen aan de verenigingen. In het vigerende beleidsplan 1998-2002 zijn géén specifieke opdrachten of onderzoeken aangegeven om een verdere privatisering in de sportsector te bewerkstelligen. Al uit een ver verleden zijn er al voorbeelden waarbij verenigingen delen van het onderhoud van de accommodaties tot hun activiteiten rekenden om via deze weg bijvoorbeeld “reductie” te verkrijgen op de huurprijs, de zogenaamde “zelfwerkzaamheidsfactor” in de tarievenstructuur. Ook van meer recentere datum is er sprake van overdracht aan derden (privatisering van Zwembad de Lieberg en de overdracht van (delen van) onderhoudstaken op Sportpark Berestein). Het overdragen van taken leidt ertoe dat de gemeentelijke rol meer voorwaardenscheppend en op onderdelen zelfs regisserend wordt. Uitgangspunt is dat bij de overdracht de kosten voor de gemeente niet hoger uitvallen dan in de huidige beheer- en onderhoudssystematiek.
6.3: Bestaande accommodaties: 6.3.1: Buitensport: • Gemeentelijke sportparken: Een groot deel van de buitensportaccommodaties is geclusterd in de zeven sportcomplexen: Anna’s Hoeve, Berestein, Crailoo, Corverskuil, Loosdrecht, Soestdijkerstraatweg en Schuttersweg. De sportcomplexen Loosdrecht en Berestein zijn gelegen op grondgebied van de gemeente Loosdrecht en (grotendeels) gemeente ‘s Graveland. Ten noorden van de Hilversumse Meent ligt op Hilversumse grondgebied het Sportpark Laegieskamp. Dit is aangelegd en in gebruik door sportverenigingen uit Bussum.
Samengevat zijn op deze zeven sportcomplexen de volgende sportvoorzieningen aanwezig: • 30 voetbalvelden ( 29 gras en 1 kunstgras) • 4 oefenhoeken t.b.v. voetbal • 3 handbalvelden • 6 korfbalvelden (5 velden en een oefenhoek) • 1 cricketveld (het 2e cricketveld is medegebruik van een korfbalveld) • 2 rugbyvelden • 1 kunstof-atletiekaccommodatie • 12 hockeyvelden ( 9 gras en 3 kunstgras) • 3 honk-,soft-, american footballvelden. • 36 gravel-tennisvelden (waarvan 22 van Tulip Tennis Centrum, zie 6.3.2.) • 13 kunstgras tennisvelden • 6 oefenkooien t.b.v. tennis • 1 wielerbaan (veldparcours op Berestein i.p.v. de wielerbaan op A.Hoeve) • 3 golfbanen (2 keer 9 holes en 1x 12 holes: alle medegebruik van andere sportvelden) • 3 schoolsportvelden • 2 terreinen voor hondensport • 1 petanque-accommodatie (zie 6.3.2.) • 1 handboogschiethal (zie 6.3.2.) Op het Sportpark Laegieskamp zijn 2 kunstgras-hockeyvelden (en 2 nieuwe kunstgrasvelden) alsmede 12 graveltennisbanen aanwezig.
* Tennis: Het Tenniscomplex ”Melkhuisje” heeft 6 gravelbanen en op Tennispark Hoogerheide zijn 10 gravelbanen aanwezig. * Golf: In het totaal kent Hilversum 5 golfverenigingen t.w. • De Gooise Golfclub op sportpark Loosdrecht, welke medegebruik maakt van de velden van de Hilversumse Mixed Hockey Club. • Openbaar golf Crailoo op sportpark Crailoo. • Golfvereniging Spandersbosch op sportpark Crailoo De onder 2 en 3 genoemde vormen samen Stichting de Lange Heul, een samenwerkingsverband welk medegebruik maakt van de voetbalvelden op dit complex. • Golfclub ‘t Jagerspaadje op sportpark Corverskuil, die medegebruik maakt van de korfbalvelden van K.V. de Corvers. • De Hilversumse Golfclub bezit een golfaccommodatie aan de Soestdijkerstraatweg (18 holes).
39 SPORT SCOORT!
• Overige buitensportvoorzieningen: Deze zijn niet alle opgenomen in de bovengenoemde sportcomplexen, maar liggen soms verspreid over de gemeente. Ook zijn deze niet alle gemeentelijk eigendom. Verdeeld naar de diverse sporttakken geeft dit het volgende beeld:
* Vliegveld Hilversum: Dit heeft behalve zijn bedrijfsmatige ook een recreatieve functie: sportverenigingen als een zweefvliegclub en een vereniging t.b.v. parachutespringen hebben hier hun thuisbasis. Ook komen er regelmatig sportvliegtuigen en staan er groepjes “spotters” langs de vliegroute. Kortom, deze lokatie trekt heel veel toeschouwers aan (passieve recreatie). * Wielersport: Een deel van de clubactiviteiten vindt sinds 1995 plaats op sportpark Berestein, na een gedwongen verhuizing vanwege de bodemvervuiling op sportpark Anna’s Hoeve. De vereniging raakte in de loop van 1997 bovendien zijn trainingsfaciliteiten voor de jeugd kwijt, toen de drafbaan aan de Soestdijkerstraatweg verdween. Voor de jeugdtrainingen werd gebruik gemaakt van de binnenring van de draversbaan. * Ruitersport: Hilversum heeft een drietal maneges waar allerlei vormen van ruitersport mogelijk zijn. Deze maneges zijn in particuliere handen.
SPORT SCOORT!
40
* Watersport - diverse vormen: De sporthaven aan de Vreelandseweg, met een capaciteit van 55 ligplaatsen, is verhuurd aan de Hilversumse Watersportvereniging. Ook aan de Vreelandseweg gelegen is de accommodatie van de roeivereniging Cornelis Tromp. Via het Hilversums Kanaal is er een vaarroute naar de Kortenhoefse-en Loosdrechtse Plassen. Veel Hilversumse watersporters (dit geldt voor vissen, varen, roeien, maar ook zeilen en surfen) maken van die plassen in de regio gebruik (Loosdrechtse- en Vinkeveense Plassen en de randmeren). In de regio is de watersportmarkt dan ook rijkelijk vertegenwoordigd: er zijn diverse commerciële watersportscholen en -bedrijven aanwezig. De genoemde plassen bieden ook tal van mogelijkheden voor de onderwatersport. (Zie ook 6.3.2). Het sportvissen is in Hilversum in enkele stadsvijvers toegestaan en wordt verder grotendeels in de bovengenoemde wateren bedreven. Het visrecht is enkele jaren geleden overgedragen aan de Hilversumse Hengelsportvereniging. Deze verzorgt de vergunningverlening en houdt de visstand op peil. Ook organiseert deze vereniging jaarlijks een educatieve Jeugdhengeldag. Ten behoeve van de gehandicapte sportvissers zijn in samenwerking met de gemeente op een aantal visplaatsen maatregelen getroffen zodat rolstoelgebruikers hier ook terecht kunnen (Lutherhofvijver en langs het Hilversums Kanaal). * Hondensport: Hilversum heeft voor de hondensport twee terreinen beschikbaar die gebruikt worden door de hondensportverenigingen “de Bouvierdressuurgroep ‘t Gooi” en de regiovereniging “Kynologenclub Gooi- en Eemland”. De Bouvierdressuurgroep ‘t Gooi traint op de velden van voetbalvereniging OSO op het sportpark Loosdrecht. De Kynologenclub Gooi-en Eemland heeft haar trainingsveld nog op sportpark Anna’s Hoeve en zal bij de herschikking van dit sportpark, verplaatst worden.(zie 6.4.2.). Daarnaast biedt ook “Dierenasiel Crailoo” naast opvang, trainingen en cursussen aan voor viervoeters en hun bazen. Behalve deze formele hondensportverenigingen zijn er nog diverse informele hondensportclubjes die verspreid over de gemeente in groepsverband hun honden trainen en opvoeden. Veelal wordt hierbij gebruik gemaakt van de openbare ruimte, zoals de groengordel in de Hilversumse Meent en de uitloopgebieden aan de rand van de bebouwing, zoals het Kamrad.
6.3.2: Binnensport: • Gemeentelijke sporthallen, sportzalen en gymnastieklokalen: Hilversum heeft 2 sporthallen: Kerkelanden (28 x 42 x 7 meter) en Oost (28 x 44 x 7 meter) en 2 sportzalen : De Meent (22 x 28 x 7 meter) en Spelevaart (29,5 x 16 x 4,5 meter).In deze sporthallen en -zalen kunnen vrijwel alle zaalsporten bedreven worden: korf-, volley-, basket-, hand- en voetbal, hockey, diverse gymnastiekvormen, badminton
en tafeltennis. De Spelevaart is beperkter in de gebruiksmogelijkheden; omdat het plafond te laag is kunnen er geen balspelen plaatsvinden, zodat deze zaal eigenlijk alleen geschikt is voor tafeltennis. Daarnaast wordt er veelvuldig (naschools) gesport in de gymnastieklokalen. Voor de meeste sporten wordt een gymnastiekzaal echter snel te klein bevonden en gaat de voorkeur uit naar een sportzaal. Diverse clubs trainen in gymnastieklokalen en houden hun (competitie) wedstrijden in de sporthallen of -zalen. • Zaalruimten bij buurt-en wijkgebouwen, scholen, kerken en horecagelegenheden: Ruimten van buurt- en wijkgebouwen, scholen en kerken worden regelmatig gebruikt voor sport- en recreatieactiviteiten. In deze voorzieningen worden allerlei activiteiten georganiseerd die niet altijd in (sport)verenigingsverband worden uitgevoerd maar bijvoorbeeld als activiteit vanuit het sociaal cultureel werk of particuliere initiatief zijn gestart, soms ten behoeve van een bepaalde buurtgroep of speciale doelgroep. Denk bijvoorbeeld aan yoga, volksdansen, ritmische gymnastiek, meer bewegen voor ouderen etc. (zie ook bijlage 6). Ook de 14 bridge- en 3 schaakverenigingen zijn vaak aangewezen op deze accommodaties. Natuurlijk lenen denksporten zich ook uitstekend voor recreatie in de privésfeer. Darts, biljarten en snookeren vinden voor een groot deel plaats in horecavoorzieningen. Hilversum kent 14 biljart- en 2 dartsverenigingen. Het aantal leden is niet exact bekend; ook hier geldt dat velen deze sport recreatief bedrijven, zonder specifiek bij een vereniging aangesloten te zijn. De K.N.B.B. (Koninklijke Nederlandse Biljartbond) heeft momenteel ca. 300 leden uit Hilversum.
Commerciële (sport)vestigingen schieten soms als paddestoelen uit de grond en verdwijnen soms net zo snel weer. Hilversum telt meerdere sportscholen en vergelijkbare vestigingen voor fitness, yoga, diverse vecht- en verdedigingssporten, etc. Deze accommodaties zijn in eigendom van particuliere exploitanten. De gemeente heeft geen enkele bemoeienis met de exploitatie. Ook de bouw van de accommodaties is zonder gemeentelijke financiële inbreng gerealiseerd. Behoudens de door de gemeente gestelde ruimtelijke randvoorwaarden wordt vestiging van sportscholen en vergelijkbare instellingen overgelaten aan het particuliere initiatief. • Zwembad De Lieberg is met ingang van 1 januari 1997 geprivatiseerd en wordt nu geëxploiteerd door Optisport BV. Behalve zwemonderricht, worden ook diverse vormen van wateractiviteiten georganiseerd voor doelgroepen, zoals aquajogging en -gym, 55-plus en baby-zwemmen. De zwemverenigingen (wedstrijdzwemmen, waterpolo en recreatief) maken voor hun trainingen en wedstrijden gebruik van dit zwembad evenals de onderwatersportverenigingen die hier deels de opleidingen en trainingen verzorgen. Ook het schoolzwemmen voor speciaal onderwijs vindt hier plaats. Het beëindigen van het schoolzwemmen
41 SPORT SCOORT!
• Enkele bijzondere binnensportaccommodaties (niet alle gemeentelijke eigendom): - De Handboogschutterij “Hilversum” bezit een indoor-schietbaan op sportpark Berestein. - Petanqueclub “De Gooiers” heeft in het Boulodrome (bij sportpark Loosdrecht) de beschikking over 16 binnenbanen (naast de 40 buitenbanen). - Het Schildpadhuis is een tafeltennisaccommodatie van T.T.V. Ouick ‘32. - het Jeugd en Biljartcentrum aan de Vaartweg. - Tulip Tennis Centrum bevat 9 indoor-banen ( plus 22 buitenbanen en 2 tennis-oefenkooien). - Zwembad “de Lieberg”, - Astmacentrum Heideheuvel heeft een eigen sportzaal en instructiezwembad. - Sportschool van Hellemond: behalve sportzaal ook instructiezwembad. - (mobiele) zwembad in een bus (standplaats voornamelijk in Kerkelanden) - Bowlingcentrum aan het Noordse Bosje - diverse sportscholen en fitnesscentra.
voor het basisonderwijs was voor de exploitant aanleiding het openingsrooster te herzien. Als gevolg daarvan is er een beperking in de openstelling voor recreatief zwemmen, met name in de avonduren.
6.3.3: Sport in de openbare ruimte: Zoals in paragraaf 5.2 vermeld is de groep ongeorganiseerde sporters en de groep recreatiesporters groot en nog steeds groeiend. Velen maken hierbij gebruik van voorzieningen in de openbare ruimte. In de bossen en op de heidevelden rondom Hilversum is een netwerk van voet-, fiets en ruiterpaden aanwezig. De voet- en fietspaden bieden mogelijkheden voor joggen, trimmen, wandelen en fietsen. Speelvoorzieningen, zoals trapvelden en basketbalvelden zijn plekken waar, met name door de jeugd, sport beoefend kan worden. Ook de fietscrossbaan is hierbij in trek. Vooral in dicht bebouwde wijken zijn deze lokaties een welkome plek voor kinderen/jongeren om in ieder geval recreatief te kunnen spelen en sporten. Deze voorzieningen zijn verspreid over de gemeente, als de woonomgeving dit toelaat, op wijkniveau aanwezig. De schoolspeelplaatsen zijn hierin tevens van toenemende waarde.
6.4: Ontwikkelingen in de buitensportaccommodaties, 6.4.1: als gevolg van ontwikkelingen in het ledenbestand: In paragraaf 5.3 zijn de meest beoefende sporten in Hilversum genoemd. Deze worden hierna verder uitgewerkt in het kader van accommodatiebeleid.
SPORT SCOORT!
42
* Tennis: De KNLTB geeft in zijn (geactualiseerde) beleidsplan “tennis 2001 plus” aan dat in de landelijke deelnamecijfers geconstateerd wordt dat de laatste jaren de groei bij de jeugdleden is achtergebleven t.o.v. de groei bij seniorleden. Er is zelfs sprake van een geringe daling bij het jeugdtennis, terwijl het aantal tennisverenigingen nog steeds toeneemt. Voor de komende jaren blijven de uitgangspunten kwaliteit, klantvriendelijkheid en slagvaardigheid centraal staan in het beleid, waarbij naast het stimuleren van tennis, uitbreiding van de verenigingsondersteuning en de doelgroep jeugd tot aandachtsgebieden behoren. De landelijke prognose geeft een zeer geringe stijging van leden weer door nieuwe doelgroepen te interesseren, maar ledenbehoud is tot prioriteit gekozen voor de toekomst. In Hilversum kan nu bij acht verenigingen en bij Tulip Tennis Centrum getennist worden. In bijlage 4 is de ontwikkeling van de tennissport van de afgelopen 4 jaren in Hilversum te zien. Uit de cijfers is af te lezen dat er in 1996 een terugloop te constateren was in de ledenaantallen, maar vanaf 1996 is een stijgende lijn te zien in de totalen, waarvan het grootste aandeel bij de senioren ligt. Voor de toekomst in Hilversum wordt dan ook bij een gunstig scenario een vrijwel gelijkblijvend ledental verwacht. Bij de in januari 1999 gehouden enquête onder de sportverenigingen heeft één tennisclub gemeld een wachtlijst te hebben, vanwege tekort aan accommodatie. Daarentegen is van andere verenigingen bekend dat het ledenaantal weer groeiende is, nadat hier een tijdlang enige stagnatie in te constateren viel. Mede hierdoor worden hun accommodaties weer beter bezet. Momenteel zijn er in Hilversum 65 tennis(buiten)banen ter beschikking: dit zijn alle tennisbanen op de gemeentelijke sportcomplexen opgeteld bij de tennisbanen die eigendom zijn van tennisverenigingen, zoals T.V. Hoogerheide en H.L.T.C. ‘t Melkhuisje. Door meerdere clubs is aangegeven dat het gedrag van de tennissers de laatste jaren veranderd is: vroeger verbleven hele families in het weekend dagen of dagdelen op het tennispark, terwijl men tegenwoordig “even” een (paar) partijtje(s) komt spelen en dan weer vertrekt. * Voetbal: Zoals de KNVB aangeeft in zijn beleidsplan ”amateurvoetbal van 1997” vormen de amateurclubs het anker voor betaald voetbal. Op steeds jongere leeftijd zullen talentvolle spelers de overstap maken naar het betaald voetbal. De keuzemogelijkheden om te sporten zijn
enorm toegenomen, voetbal is meer dan ooit onderhevig aan concurrentie. De keuze voor voetbal is lang niet meer vanzelfsprekend. Zo speelt in de keuze om te blijven voetballen meer dan ooit de kwaliteit van de activiteiten een rol van betekenis, mensen willen waar voor hun geld. De bond wil zich dan ook voor de toekomst richten op het individu en ideeën ontwikkelen die aansluiten op wat speler of speelster wil. Een greep uit de beleidsdoelen van de KNVB: • Kwantitatief: een stijgend ledental door beleidsintensivering ten aanzien van meisjes, 35+ en 50+ en niet- georganiseerde zaalvoetballers. Zaalvoetbal komt nog ter sprake bij de binnensporten. • Kwalitatief: beeldvorming en imagoverbetering van voetbal in het algemeen. Landelijke prognose voor de deelnamecijfers: • Een licht toenemend aandeel in de pupillenleeftijd ten opzichte van het totaal aantal kinderen in deze leeftijdscategorie. Zowel een stabiel aandeel bij de junioren als bij de senioren (ermee rekening houdend dat de groep 20 tot 39 jarigen in de komende jaren zal afnemen). Uit bijlage 4 is op te merken dat vanaf 1995 het totale aantal voetbalspelers dalend was, waarbij m.n. het seniorenaantal gestaag terugliep, doch vanaf 1998 het tij in deze gekeerd is. Er is weer een toename van senioren én van het totale aantal voetballers. Over de hele linie bekeken is het juniorenaandeel constant groeiende.
jaar 1985 1990 1995 1999 *
aantal clubs 18 16 13 11/9
totaal leden 4.378 4.287 3.592 4.495
senioren 2.708 3.191 2.386 2.999
junioren 1.670 1.096 1.206 1.496
* De hier gebruikte aantallen voor 1999 zijn de combinatie van jeugdsportsubsidieaanvragen (oktober 1998) en enquête (januari 1999). Medio 1999 is het aantal clubs nog verder teruggebracht tot 9, omdat per 1 juli 1999 de voetbalafdeling van SV Actif opgeheven is evenals SV Radiostad.
• Zowel in de directe contacten met bestuursleden, alsook bij de in januari 1999 gehouden enquête zijn er vragen en opmerkingen geplaatst over de kwaliteit en bespeelbaarheid van de velden. Hierbij komt regelmatig het verzoek om extra trainingsvelden ter sprake. • Tevens is hierbij gevraagd meer aandacht te besteden aan bereikbaarheid en sociale veiligheid in en rondom de accommodaties. (b.v. verlichting en zicht op en nabij de parkeerplaatsen), de bereikbaarheid (zowel voor fietser, voetganger als met openbaar vervoer), alsook telefonische bereikbaarheid. • Wanneer het Hilversumse voetbal promoveert naar de hoofdklasse worden er vanwege de KNVB zwaardere eisen gesteld aan de (voetbal)accommodatie. Dit betreffen voornamelijk veiligheidseisen voor spelers en scheidsrechter. Op dit moment is hiertoe geen volwaardige accommodatie voorhanden. Verwijzend naar de waarden van topsport, zijn hiervoor accommodatieaanpassingen nodig. Tijdens het symposium is ook nadrukkelijk gesteld dat als Hilversum topsportevenementen wil stimuleren het met name noodzakelijk is de consequenties ervan te bezien. Voor de indeling en verdeling van de voetbalvelden wordt verwezen naar bijlage 7. Voor de behoeftebepaling hanteert gemeente Hilversum de planning- en bespelingsnormen zoals
43 SPORT SCOORT!
Knelpunten en/of wensen in de Hilversumse voetbalwereld: • Diverse voetbalverenigingen zijn in de loop der jaren gefuseerd of opgeheven. Een verkorte weergave over de periode 1985 t/m 1999 laat het volgende beeld zien:
deze door NOC*NSF, VNG en Ministerie van VWS indertijd zijn vastgesteld. Natuurgras wordt voor voetbal nog steeds gezien als het meest optimale speeloppervlak. Het natuurgrasveld kent een gebruikscapaciteit van 250/300 uur, waarbij het veld gedurende het seizoen aan de wedstrijdcriteria blijft voldoen. De ontwikkeling van (diverse soorten) kunstgrasvelden brengt veranderingen teweeg. Afhankelijk van het soort kunstgras is de bespelingsintensiteit en het bijbehorende financiële plaatje zeer verschillend. Een van de mogelijkheden om het terreingebruik te intensiveren is de aanleg van WeTravelden (wedstrijd/training). Uit verschillende bronnen en uit ervaring is vast komen te staan dat de bespelingsintensiteit op deze velden circa 25% hoger ligt dan op gewone natuurgrasvelden. De geschatte meerkosten bedragen afhankelijk van de bodemgesteldheid tussen de f 50.000,— en f 75.000,— per veld. * Atletiek: Informatie van de KNAU (Koninklijke Nederlandse Atletiek Unie): Atletiek valt te onderscheiden in de disciplines: lopen, springen, werpen en snelwandelen, in verschillende vormen. In geval van wedstrijden komen ook alle verschillende vormen voor. Een accommodatie voor de baanatletiek kan derhalve alleen als wedstrijdaccommodatie worden beschouwd, wanneer voorzieningen aanwezig zijn voor alle disciplines in alle verschillende vormen.
SPORT SCOORT!
44
In het algemeen kan over de atletieksport in Nederland gesteld worden dat de baanatletiek onder druk staat. Zoals te zien is in figuur 2 lopen de ledenaantallen terug met uitzondering van de categorieën recreanten en veteranen. Dit heeft vooral gevolgen voor de wedstrijdatletiek en de natuurlijke doorstroming naar topatletiek. De conclusie die de KNAU uit de ledenanalyse getrokken heeft is, dat als de huidige ontwikkeling (uitstroom van leden is groter dan de instroom) geen halt wordt toegeroepen, over een tiental jaren de baanatletiek nagenoeg verdwenen is of op zeer beperkte schaal beoefend zal worden. figuur 2: Ontwikkeling ledental KNAU in de periode 1988 - 1997.
Daarentegen groeit het aantal hardlopers in Nederland. Een onderzoek uit 1997 (in opdracht van de KNAU en uitgevoerd door Trendbox) geeft o.a. de volgende resultaten te zien: • De groei van het aantal lopers wordt voornamelijk veroorzaakt door een stijging in de secundaire lopers (is die categorie die het lopen als tweede sport beschouwt), terwijl het aantal bij de primaire lopers een daling laat zien. • Hardlopen heeft de laatste jaren ook meer terrein gewonnen bij vrouwen en 50-plussers; groepen die hardlopen bij uitstek als een secundaire bezigheid zien. • Ook is gebleken dat mensen minder geneigd zijn lid te worden van een atletiekvereniging, loopvereniging of een andere georganiseerde loopgroep. In 1997 bleek slechts 5% van de hardlopers aangesloten te zijn bij een club of vereniging. Dit komt naar alle
waarschijnlijkheid voort uit het feit dat de aanwas van secundaire en incidentele lopers groot is. Dit zijn met name de lopers die even een rondje in de directe omgeving lopen voor de conditie, voor de lijn of ter ondersteuning van een andere vorm van sportbeoefening. De loopsport is dientengevolge een van de aandachtsgebieden geworden in het beleid van de KNAU. In Hilversum is sinds 1927 de Gooise Atletiekclub (GAC) gevestigd. In bijlage 4 is de ontwikkeling van deze club te zien, waaruit af te lezen valt dat het ledenaantal nog steeds groeiende is. Aangenomen mag worden dat ook voor de Hilversumse situatie geldt dat er slechts een klein gedeelte van de hardlopers aangesloten is bij de vereniging. Het merendeel zal dan, zoals het landelijk onderzoek uitgewezen heeft, de landelijke trend volgen en voor zichzelf een rondje lopen door de omgeving. De in Hilversum gelegen atletiekaccommodatie is een kunstofbaan, gelegen aan de Soestdijkerstraatweg. Het betreft een zeslaansbaan met een achtlaans sprintgedeelte. Voorts zijn er kleedaccommodaties, een krachttrainingsruimte, een clubgebouw en baanverlichting aanwezig. De in 1997 gerestaureerde Dudoktribune kan nu bij evenementen weer volledig worden gebruikt. Vanaf 1999 is Nike Europe BV hoofdhuurder van deze baan, verder is contractueel geregeld dat de GAC, die hier al sedert het begin haar domicilie heeft, haar activiteiten kan voortzetten. Het mede-gebruik van het middenveld voor schoolsporten is bij deze verhuurconstructie echter niet meer mogelijk. Volgens de KNAU heeft een atletiekbaan een capaciteit van 800/1000 leden. Gezien de Hilversumse cijfers is daarmee het maximale bezettingspercentage bereikt.
SPORT SCOORT!
45 * Hockey Met betrekking tot de ledenontwikkeling (uit de beleidsnota van de Koninklijke Nederlandse Hockey Bond “2001“) zal primaire aandacht voor behoud van voldoende instroom aan de onderzijde nodig zijn om de negatieve tendens te stuiten. Zo worden er b.v. diverse nieuwe activiteiten ontwikkeld, samen met andere participanten, om b.v. jongeren te enthousiasmeren voor deze sport. Er zijn veranderingen te verwachten voor de categorieën senioren (20-40 jr.) en “oudere senioren” (veteranen, trimleden en 40-60 jarigen): hierin zal een verschuiving plaatsvinden. Dit vraagt om extra aandacht voor het behoud van de huidige leden in de seniorencategorie en inspelen op, mogelijke nieuwe en nog onbekende, behoeften van de groeiende categorie “oudere senioren”, die potentieel nieuwe leden kan opleveren. Een van de aandachtspunten in het bondsbeleid is ook de kwaliteit van de verenigingsondersteuning. Met het oog op de hockeysituatie in Hilversum memoreren we hierbij aan de nota van 15
SPORT SCOORT!
46
juni 1994 inzake de fusievoornemens van de toenmalige drie hockeyverenigingen (H.M.H.C., Be Fair en Kameleon). Deze fusieplannen waren gebaseerd op teruglopende ledentallen en verwacht werd dat deze trend zich nog verder zou voortzetten. De gemeente heeft actief ingespeeld op deze fusiebesprekingen, mede gezien het feit dat de gemeente belang zou hebben bij één gefuseerde hockeyvereniging, zowel vanuit doelstellingen vanuit sportbeleid als vanuit financiële overwegingen, m.n. gezien de garantie die aan de H.M.H.C. werd verstrekt op een bankkrediet. Het ingenieursbureau Grontmij heeft e.e.a. onderzocht en advies uitgebracht over benodigde accommodatie en kosten. Hieraan toegevoegd is een gemeentelijke analyse van de herkomst van de leden waarbij ook gekeken is naar de spreiding van hockeyaccommodaties in de regio. (hockeyclubs in Bussum, Huizen en Laren). Uiteindelijk heeft het college het standpunt ingenomen het verzoek in te stemmen met een vestiging van de dan gefuseerde clubs op Sportpark Crailoo niet te honoreren. De daaraan ten grondslag liggende argumentatie was gebaseerd op de mening dat de druk op het sportpark Crailoo bij een hockey-, golf- en tennisconcentratie (na het samengaan van de drie clubs) te groot zou worden, terwijl de op het sportpark Loosdrecht aanwezige H.M.H.C.-accommodatie groot genoeg werd bevonden om de hockeyafdelingen van de drie clubs te herbergen. Uiteindelijk mislukte de fusie tussen de drie verenigingen: Be Fair wilde niet instemmen met de directe komst van de H.M.H.C. naar sportpark Crailoo wegens ruimtegebrek. Tegelijk wilden Be Fair en Kameleon niet verhuizen naar het H.M.H.C. terrein. Wel fuseerden in het speelseizoen 1994 - 1995 Be Fair en Kameleon tot de hockeyclub ‘t Spandersbosch. Tevens werd de noodzaak aangetoond om tot een structurele verbetering van de financiële positie van de H.M.H.C. te komen, hetgeen uiteindelijk geleid heeft tot de aankoop van de H.M.H.C. velden door de gemeente. Bovendien kon de aankoop van de onderhavige gronden met het oog op de toekomstige ontwikkelingen in de zuid-west flank van Hilversum als strategisch worden aangemerkt. (Zie raadsbesluit 9 oktober 1996). In Hilversum wordt momenteel hockey gespeeld bij de H.M.H.C. (op sportpark Loosdrecht) en bij Hockeyclub ‘t Spandersbosch (op sportpark Crailoo). Beide verenigingen hebben naast de natuurgras-velden de beschikking over kunstgrasvelden. Zie bijlage 4. Grote verschuivingen zijn in ledenaantallen zijn niet (meer) te noemen. Het is wel belangrijk dat de dalende ledentallen van de beginjaren 90 weer een stabieler beeld vertonen. Het gemeentelijk streven is nog steeds gericht op het verplaatsen van alle Hilversumse hockeyactiviteiten naar de H.M.H.C. lokatie op sportpark Loosdrecht. (Zie ook de ontwikkelingen op sportpark Crailoo in de volgende paragraaf). Op sportpark Laegieskamp speelt de Gooische Hockey Club (Bussumse sportclub) die ook nog ruim 1.000 leden groot is.
6.4.2: Ontwikkelingen bij de gemeentelijke sportparken: • Sportpark Anna’s Hoeve: Sinds meerdere jaren is bekend dat de vervuilde grond in dit gebied gesaneerd moet worden. Een gedeelte van het sportpark is hierbij betrokken. Afhankelijk van de rijks- en provinciale bijdragen zijn de plannen en de uitvoering over een aantal jaren verspreid. Momenteel wordt fase I van de bodemvervuiling aangepakt. Deze onzekere toekomst van het sportpark heeft nadelige effecten voor de huidige gebruikers, waarbij gedacht kan worden aan het ledenbestand, het uitstellen van noodzakelijke investeringen in accommodaties, uitbreiding en planning van activiteiten etc. In dit verband is de voorgestane stedenbouwkundige ontwikkeling, zoals neergelegd in de in 1997 verschenen structuurvisie Hilversum-Oost van groot belang. In het plan is de bouw van circa 700 woningen voorzien en de verplaatsing van de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Het gevolg daarvan is dat sportvelden en clubgebouwen moeten worden verplaatst naar het in de nabijheid gelegen gebied tussen de spoorlijn en de Minckelersstraat. Met de toenemende bevolking op deze lokatie aan de oostzijde van Hilversum (schatting is ruim 2.000 personen) en de groeiende belangstelling voor voetbal kan verwacht worden dat het aantal leden in de komende jaren voor de verenigingen H.V.V. Zebra’s en
H.S.V.Wasmeer nog verder zal toenemen. H.S.V.Wasmeer heeft behalve voetbal, ook een handbal- en tafeltennisafdeling. De planontwikkeling voor het nieuwe sportpark is in een voorbereidend stadium en op dit moment is nog niet exact aan te geven op welke wijze de sportverenigingen gesitueerd zullen gaan worden. Evenmin is nu zeker hoe het areaal aan nieuwe sportterreinen over de verschillende verenigingen wordt verdeeld. Hierbij worden tevens de mogelijkheden van WeTravelden onderzocht. * Zoals de plannen er nu voor staan is voor de hondensportvereniging “Kynologenclub Gooi en Eemland” op het nieuwe sportpark onvoldoende ruimte beschikbaar. Dit betekent dat deze club verplaatst zal moeten worden. Op dit moment worden alternatieve mogelijkheden onderzocht.
• Sportpark Berestein: * Medio 1997 is in overleg met de Federatie Berestein gekomen tot een herverdeling van de sportvelden op dit sportpark; dit naar aanleiding van geconstateerde knelpunten in gebruik. Per vereniging gezien zijn er zowel tekorten als overschotten aan veldruimte te constateren, doch deze worden via medegebruik onderling opgevangen. De herverdeling van de aanwezige 12 voetbalvelden (waarvan 1 kunstgras) is dan ook conform het voorstel van de Federatie uitgevoerd. Zie bijlage 7. * De ontwikkelingen rondom de Gooise Wielerclub de Adelaar zijn hierboven beschreven. Indien het plan voor een nieuw wielerparcours hier gerealiseerd kan worden, voorziet deze voorziening ook in de behoefte voor skaten en skeeleren en biedt het tevens een trainingsgelegenheid voor de schaats- en triathlonvereniging. * Er vinden op dit sportpark meerdere vormen van medegebruik plaats: de voetbalvereniging Altius maakt medegebruik van de accommodatie van korfbalvereniging Altius welke ook wel gebruik maakt van de rugbyvelden van RC Hilversum. * Na een dalend ledental bij Korfbalvereniging Altius (1998: totaal 191 waarvan 32 jeugd en 1999 totaal 158 waarvan 16 jeugd) lijkt het tij voor de jeugdafdeling te keren (enquête 1999: 29 jeugd.) maar het totale aantal van 110 leden is toch nog een zorgwekkend beeld voor de toekomst. * HVV ‘t Gooi heeft behalve een voetbal- ook een tennisafdeling en sedert 1998 is de voormalige Hilversumse Handbal Club opgenomen in ‘t Gooi. Met de handbaltak werd beoogd een nieuw en extra elan in de club te brengen. Handbal wordt gespeeld op het kunstgrasveld. ‘t Gooi kent een teruglopend ledenaantal, maar de jeugdafdeling blijft vrij constant. * Voetbalvereniging Radiostad is medio 1999 opgeheven. * Het fusievoornemen tussen de tennisverenigingen Rapid en Hilverheide is naar aanleiding van de gewijzigd statuten en bestuursvertegenwoordiging in de Stichting Tulip Tennis Centrum (TTC) voorlopig niet meer aan de orde. Gelukkig zijn ook de ledenaantallen weer stijgende. De derde in het T.T.C. participerende tennisvereniging “OSO” heeft een sterke binding met de omroepen.
47 SPORT SCOORT!
* De Gooise Wielerclub”De Adelaar” was sinds 1927 gehuisvest op sportpark Anna’s Hoeve, maar is reeds in de loop van 1995 in het kader van de sanering van deze gronden en met het oog op de Structuurvisie Oost verhuisd naar het Kininelaantje aan de rand van sportpark Berestein, op de grens met de gemeente ‘s Graveland. Op die lokatie is inmiddels weer een semi-permanent clubhuis verschenen en is op het aangrenzende terrein ook een ATB en crossparcours aangelegd. De Adelaar heeft in de loop van 1998 bij de gemeente Hilversum een plan ingediend voor een nieuw wegparcours op sportpark Berestein, inclusief de realisering van een definitief kleed/clubgebouw. Ook andere lokaties in de regio worden onderzocht. De club traint nu vooralsnog regelmatig op ”gewone wegen”. Zij maakt hierbij gebruik van een wegparcours in het Nimrod-park. Deze constructie is problematisch te noemen: de bewoners maken bezwaar tegen het afzetten van de wegen, bovendien is het steeds moeilijker voor de vereniging om voldoende vrijwilligers in te zetten om een dergelijk parcours veilig te organiseren.
* In de loop van 1998 is de handbalafdeling van SV Olympia ‘25 opgeheven. * De Handboogschutterij Hilversum heeft een eigen binnen- en buitenaccommodatie. Deze vereniging vertoont een stabiel ledenaantal, zowel bij de senioren als de junioren. In het kader van privatisering onderhoud en beheertaken aan sportverenigingen is met ingang van seizoen 1998 met de Federatie Berestein een overeenkomst gesloten over (gedeeltelijke) privatisering van het onderhoud van dit sportpark. Tot de overgedragen werkzaamheden behoren o.a. het beregenen van de velden en het herstellen van de speelschade. Voor de uitvoering van deze werkzaamheden heeft de gemeente materialen aangeschaft en “om niet” beschikbaar gesteld aan de Federatie. In november 1998 is deze aanpak geëvalueerd, waarbij geconcludeerd werd dat e.e.a. goed verlopen was. Daarnaast is de saamhorigheid op het sportpark sterk toegenomen. Deze overeenkomst moet gezien worden als een pilotproject, zie ook sportpark Loosdrecht. In concreto leidt deze vorm van privatisering niet direct tot financiële winst voor de gemeente, doch de winst zit hierin dat beïnvloedbare zaken worden overgenomen door de betrokken verenigingen. De gemeente blijft verantwoordelijk voor het groot onderhoud van de door haar gerealiseerde sportaccommodaties, maar draagt (delen van) het dagelijks onderhoud over aan de gebruikers.
SPORT SCOORT!
48
• Sportpark Crailoo: * In het algemeen kan gezegd worden dat de toekomst van de verenigingen op dit sportpark wordt beïnvloed door de aanleg van het ecoduct (plan van GNR voor natuurlijk viaduct over de Lage Naarderweg). De op het sportpark gehuisveste verenigingen worden nauw betrokken bij de ontwikkeling van de plannen rond de aanleg van het ecoduct. Op dit moment is nog niet precies bekend op welke wijze het ecoduct gerealiseerd gaat worden en wat daarvan de directe gevolgen voor de sportorganisaties zijn. Dit brengt voor die clubs onrust met zich mee; er is momenteel geen sprake van een directe bedreiging voor deze verenigingen, maar er ontstaat wel een nieuwe aanleiding om het gemeentelijke streven van alle hockeyactiviteiten naar een centrale huisvesting te brengen. Bij een herschikking van de sportaccommodaties wordt de aanleg van WeTraveld(en) overwogen. * De voetbaltak van SV Actif is per 1 juli 1999 opgeheven. De tennisafdeling blijft wel voortbestaan. Bij de tennisaccommodatie is in 1997/1998 de kunstgras-speeloppervlakte vervangen, nu kan men er weer voor zo’n 10 jaar tegen. * FC Hilversum: heeft nu reeds een stabiel ledental, waarvan m.n. de jeugdafdeling nog zal toenemen, als gevolg van het opheffen van de voetbalafdeling van SV Actif. * De Cricketclub Hilversum maakt medegebruik van de accommodatie van KV Hilversum. Gezien de verschillende speelseizoenen gaat dit goed samen. De Cricketclub zou wel graag een eigen accom-modatie hebben met twee volwaardige velden. * De BV. Openbaar Golf Crailoo en ‘t Spandersbosch (afd.golf) samen “Stichting Lange Heul” hebben een grote toeloop aan golfenthousiasten (ca. 1300 golfers). Het ledental groeit en er bestaat bij ‘t Spandersbosch dan ook een wachtlijst. Openbaar Golf Crailoo is geen vereniging maar een instructiecentrum met een commercieel karakter. Er wordt gegolfd op de voetbal- en korfbal/cricketvelden van SV Actif, FC en KV Hilversum. T.a.v. de hockeyafdeling van de Omnivereniging Spandersbosch kan gezegd worden dat na de fusie met Kameleon het ledental stabiliseert. Ditzelfde geldt voor de tennisafdeling (na fusie met Kameleon). • Sportpark Corverskuil: * Op dit sportpark wordt alleen korfbal gespeeld door “KV de Corvers” met medegebruik van de accommodatie door Golfclub ‘t Jagerspaadje. Door de beperkte mogelijkheden van de velden is een ledenstop bij ‘t Jagerspaadje afgekondigd. Zoals te zien in bijlage 4 is de deelname aan korfbal in Hilversum de laatste jaren sterk dalend. Er zijn nu 3 korfbalverenigingen: K.V. Altius op sportpark Berestein, K.V. Hilversum op sportpark Crailoo en K.V. de Corvers op Corverskuil.
• Sportpark Loosdrecht: * In het voorjaar van 1999 is overleg gevoerd met alle verenigingen van dit sportpark over privatisering van onderhoudstaken, naar analogie van sportpark Berestein. Dit overleg heeft helaas niet het gewenste resultaat opgeleverd. * De drie voetbalverenigingen die op dit sportpark spelen (HSV Bloemenkwartier, OSO en HC & FC Victoria) hebben een vrij stabiel ledenbestand; het gebruik van de voetbalvelden levert in totaal een klein tekort op, hetgeen nu nog onderling opgevangen wordt. * De Hilversumse Mixed Hockey Club speelt op 2 kunstgras- en 3 natuurgrasvelden. De H.M.H.C. verzorgt het onderhoud zelf. Op dagen en uren waar de vereniging geen gebruik maakt van deze velden, is er medegebruik door de Gooische Golf club. * De Bouvierdressuurgroep ‘t Gooi gebruikt een apart hondendressuurterrein en als clubaccommodatie fungeert het kleed/clubgebouw van de OSO. * Zowel De Petanqueclub “de Gooiers” alsook de Algemene Sportclub Hilversum (honk, soft- en american football) zijn actieve verenigingen met stabiele ledenaantallen.
Bij de enquête van januari 1999 is vermeld dat de toegang tot het sportpark vanwege de drempels als slecht wordt ervaren; bovendien is er geen verbinding mogelijk met openbaar vervoer. • Sportpark Soestdijkerstraatweg: * De atletiekaccommodatie is beschreven bij de vorige paragraaf. * Het voormalige Drafcentrum Hilversum is in 1998 vertrokken uit Hilversum en is in onderhandeling met de gemeente Almere voor een nieuw onderkomen aldaar. * De Hilversumse Handbal Club is overgegaan naar sportpark Berestein en onderdeel geworden van HVV ‘t Gooi. * H.L.T.C. Gooiland heeft op dit sportpark nog 7 graveltennisbanen ter beschikking. • Sportpark Schuttersweg: * Hier liggen 3 grasvelden voor schoolsportgebruik. Het R.Holst College gebruikt deze veelvuldig en de Kaatsvereniging Melle Veenstra maakt hier medegebruik van. • Sportpark Laegieskamp: * Dit complex is m.n. voor verenigingen uit Bussum ingericht. Hier zijn naast de reeds aanwezige velden 2 nieuwe kunstgrasvelden aangelegd voor de Gooische Hockey Club.
6.4.3: Andere buitensportaccommodaties: * Voor het Vliegveld Hilversum is in 1998 wederom voor 5 jaar een huurovereenkomst afgesloten. Dit biedt voor de Gooische Zweefvliegclub en het Parachutistencentrum Midden Nederland meer duidelijkheid voor de korte termijn. Er zijn veel extra activiteiten mogelijk door de ruime accommodatie, maar er is een beperkte mogelijkheid tot springen van grote hoogten i.v.m. vliegroutes van Schiphol.
SPORT SCOORT!
49
* Watersport: de Roeivereniging Cornelis Tromp en de Hilversumse Watersportvereniging “de Jachthaven” hebben geheel eigen accommodaties. HWS huurt nu de jachthaven van de gemeente maar zou deze graag in eigendom hebben. Roeivereniging C.Tromp breidt zijn clubhuis uit. Ten aanzien van de ruimtelijke ordeningsplannen in het havenkwartier (demping 3e havenarm voor uitbreiding bedrijventerrein) blijft voor beide verenigingen de situatie onveranderd. Wel zijn er klachten over onvoldoende parkeerruimte (vooral bij wedstrijden), last van vernieling, diefstal en vandalisme: toezicht op de gebouwen en terreinen is in dit geïsoleerd gebied problematisch.
6.5: Ontwikkelingen in de binnensportaccommodaties: 6.5.1: ontwikkelingen t.g.v. ledenbestand in de diverse takken van sport: * Gymnastiek: Dit is in Hilversum een van de meest beoefende binnensporten. De Hilversumse Gymnastiek Vereniging, de Christelijke Gymnastiekvereniging Odilo en de Gymclub OSO maken voor de trainingen veelal gebruik van gymzalen. Voortdurend punt van aandacht hierbij is de mate van schoonmaakwerkzaamheden van de gymzalen. Tijden het symposium is ook hierover gesproken. Voor uitvoeringen worden de sporthallen gehuurd. De ledentallen zijn dalend (zie bijlage 4); maar toch hebben beide verenigingen een positief toekomstbeeld voor ogen en verwachten ze weer ledengroei. Reeds meerdere jaren heeft de HGV plannen voor realisatie van een eigen turnzaal. Met de ontwikkelingen in het onderwijs en de daarmee samenhangende opheffing van onderwijslokaties met bijbehorende gymzalen ontstaan er wellicht mogelijkheden. Hierover wordt overleg gevoerd.
SPORT SCOORT!
50
* Zaalhockey: De Koninklijk Nederlands Hockey Bond geeft in zijn beleidsnota “KNHB 2001” aan dat ontwikkelingen, zoals het niet beschikbaar zijn van sporthallen op gunstige tijden, de aanwezigheid van kunstgrasvelden, de financiële consequenties voor verenigingen etc., er landelijk gezien toe geleid hebben dat deze zaalsport minder in de belangstelling is geraakt. De damesafdeling van de H.M.H.C. heeft door het bereiken van het Nationaal Kampioenschap en de daaruit voortvloeiende deelname aan het Europees Kampioenschap een promotionele waarde voor deze sport in onze regio. Wellicht werkt dit ook als stimulans voor nieuwe leden. In het bondsbeleid worden aanknopingspunten gegeven om vooral jongeren te stimuleren voor deze sport. * Tafeltennis: De Nederlandse Tafeltennisbond (NTTB) geeft in zijn beleidsnotitie weer dat het aantal competitie spelende leden is gedaald, maar deze sport veel gedaan wordt in recreatieve sfeer: Er is een duidelijke verschuiving merkbaar van wedstrijdsport naar recreatieve sportbeoefening. In het bondsbeleid wordt voor de komende periode dan ook extra aandacht geschonken aan meer projectmatige activiteiten voor speciale groepen: jeugdigen en senioren (vooral oudere senioren). Specifiek voor recreanten wordt getracht de randvoorwaarden voor recreatiefspel te verbeteren. Zaken die de oudere doelgroep aanspreken zijn bijvoorbeeld dat tafeltennis gezien wordt als een niet-blessure gevoelige sport, die tot op zeer hoge leeftijd kan worden beoefend. Hier liggen mogelijkheden voor de verenigingen om hun ledenbestand aan te vullen. De NTTB geeft hiertoe ondersteuning aan verenigingen, alsook voor kadervorming en upgrading van bestaand kader. In Hilversum zijn 8 tafeltennisverenigingen c.q. afdelingen van omniverenigingen. Hoewel het totale ledental de laatste jaren schommelt, vertonen de jeugdafdelingen een geringe stijging. Sportzaal de Spelevaart en het Schildpadhuis zijn specifieke tafeltennisaccommodaties. De accommodatie van t.t.v. UBTV in de Boerhaalvestraat is in 1998 door brand verloren gegaan, waarna zij tijdelijk gebruik maken van het Schildpadhuis (bij sportpark Soestdijkerstraatweg), waar ook t.t.v Quick ‘32 en t.t.v. TOVO spelen.
* Badminton: De Nederlandse Badminton Bond (NBB) geeft in zijn meerjarenbeleidsplan weer dat het ledental gestaag blijft dalen; dit wordt door het bondsbestuur als bedreigend ervaren. Badminton wordt veel gespeeld buiten verenigingsverband in de recreatieve sfeer. Omdat het een laagdrempelige sport is en ongeacht de leeftijd geschikt voor iedereen, bereidt de bond diverse activiteiten op maat voor. Zo worden ook imagoverbeterende maatregelen getroffen en ingespeeld op nieuwe vormen b.v. beachbadminton. Landelijke gezien is er een tekort aan kader, zowel kwantitatief als kwalitatief. Doelgroepen in het bondsbeleid: richten op sporters die buiten verenigingsverband spelen en op ledenbehoud. Bijlage 4 geeft weer dat in Hilversum het ledentotaal groeit c.q. stabiliseert. De enquête van januari 1999 heeft aangetoond dat bij 2 badmintonverenigingen sprake is van een ledenstop: bij de OSO geldt dit alleen voor de jeugdafdeling vanwege gebrek aan (jeugd)kader en BC De Riebeeck vanwege volledig bezette accommodatie. Deze verenigingen zien hun toekomst positief tegemoet, verwacht wordt een gelijkblijvend ledenbestand. Van B.V.‘t Gooi zijn geen nadere details te melden. * Basketbal: De Nederlandse Basketbalbond geeft in zijn jaarverslag van 1997/1998 aan dat ondanks het feit dat door allerlei ontwikkelingen diverse teamsporten in belangstelling zijn gedaald, voor basketbal vanaf 1995 weer een lichte stijging te zien is. De onderstaande verdeling in leeftijdsklassen laat zien dat basketbal een uitgesproken jeugdsport is en door de jaren heen in die categorie aan marktaandeel wint. De opkomst van “pleintjesbasketbal” laat dit ook zien. Dit leidt weliswaar tot meer basketbal-beoefening maar niet tot clubbinding. Het bondsbeleid is erop gericht om basketbal meer aan jongerenwensen tegemoet te laten komen. 1996/1997 18.694 5.327 5.993 5.236 7.109
1997/1998 18.792 6.572 5.797 5.723 7.980
% + 0,5 + 23 - 3 +9 + 12
In de Hilversumse situatie is het ledenbestand licht dalend. De BV Ring Stars traint en speelt in sporthal Oost. BV De Dunckers trainde voorheen in de sportzaal van de HTS die in de loop van 1999 verdwenen is. Nu spelen zij in de Dudok-Arena. B.V. De Dunckers heeft een ledenstop vanwege kadergebrek. (gegevens uit enquête 1999). * Zaalvoetbal: Dit staat bekend als een sport die veelvuldig wordt gespeeld, ook op recreatieve basis, binnen en buiten KNVB verband. De Hilversumse zaalsporters moeten regelmatig voor wedstrijden en toernooien uitwijken naar andere lokaties omdat op de courante uren hiervoor te weinig uren beschikbaar zijn in de sporthallen. Met de ingebruikname van de Dudok Arena komt hierin verbetering. * Denksporten: Zoals aangegeven in paragraaf 6.3.2 worden sporten als bridge, schaken en dammen behalve in privé situaties veelvuldig gespeeld in zalen bij kerken, horeca en wijkgebouwen en scholen. Het is niet geheel bekend om hoeveel spelers het in totaal gaat omdat ook velen niet in verenigingsverband spelen, maar het aantal schommelt de laatste jaren rond de 1.100 leden. De toekomstverwachting is bij de meeste verenigingen rooskleurig, men verwacht minimaal een gelijkblijvend ledenaantal. Bij diverse bridge- en schaakverenigingen is er sprake van een accommodatievraagstuk: hetzij omdat de huidige accommodatie volledig bezet is, waardoor groei van de club niet meer mogelijk is; een andere vereniging is op zoek naar een centraal gelegen accommodatie. Vanuit een aantal bridgeverenigingen is
SPORT SCOORT!
51 categorie: 35 plus 25-34 jr. 18-24 jr. 12-17 jr. 6-11 jr.
reeds enige jaren geleden de vraag gesteld om de mogelijkheden te onderzoeken om een eigen denksportcentrum te realiseren. De hiertoe gestarte initiatieven hebben echter nog geen resultaat opgeleverd. De damvereniging is al in januari 1996 opgeheven. * Volleybal: Hilversum kent 3 volleybalverenigingen, t.w. Gemini-S, VIF en Philivlooien. Bijlage 4 laat zien dat het totale ledenbestand dalende is, hoewel vanaf 1997 de jeugdaantallen weer stijgend zijn. De toekomstverwachtingen bij de verenigingen zelf zijn gematigd pessimistisch. (enquête 1999). * Sportschieten: De Gooische Sportschutters Club heeft een vrij constant ledenbestand, waarvan ook veel aanloop uit de regiogemeenten. De vereniging traint momenteel in de bunkers in Naarden, maar zou graag een eigen schietbaan hebben in Hilversum, vergelijkbaar met de schiethal van de handboogschutterij in Hilversum. Vooralsnog gaan wij ervan uit dat, mede vanwege het regionale karakter, de GSC in Naarden een prima accommodatie ter beschikking heeft.
6.5.2: Gemeentelijke sporthallen en -zalen: De laatste jaren is op de courante tijden een tekort aan binnensportaccommodatie geconstateerd. Vooral in de avond- en weekenduren was de vraag regelmatig groter dan de totaal beschikbare uren. Dit werd nog eens versterkt door het amoveren van de Expohal in 1996, waardoor ook de commerciële activiteiten een alternatief zochten. Met name in de wintermaanden, als ook een aantal buitensporten hun trainingen voortzetten in gymzalen en sporthallen is de druk toegenomen.
SPORT SCOORT!
52 Een raadsbesluit ter prioritering in beschikbaarstelling van de uren (zie bijlage 8 “Richtlijnen ingebruikgeving en toewijzing van sporthallen, - zalen en gymnastieklokalen”, van 1995) heeft wel voor meer duidelijkheid gezorgd, maar is toch niet voor allen de oplossing gebleken. In principe heeft sport hierbij voorrang, maar soms ontstaat er een spanningsveld tussen bedrijfseconomische belangen en sportidealisme. Van invloed is ook dat de bondscompetities zich dwingend opstellen. Soms is in overleg een andere lokatie mogelijk om toch aan de verplichtingen tegemoet te komen. Een aantal sportverenigingen is zowel voor hun trainingen als voor hun “thuis”wedstrijden genoodzaakt uit te wijken naar accommodaties in de omliggende gemeenten. In onderstaand schema is de verhuur in uren van de sporthallen, - zalen en gymnastiek-lokalen over 1997 en 1998 te zien:
Sporthal Kerkelanden* Sporthal Oost Sportzaal Meent** Sportzaal Spelevaart Gymnastieklokalen buitenschoolse uren***
*
1997 2.050 2.500 2.850 1.280 7.078
1998 1.984 2.728 2.676 1.309 5.076
1999 1.958 2.025 675 1.430 5.481
15.758
13.737
11.569
De lagere bezetting van deze sporthal vindt zijn hoofdoorzaak in het inkrimpen door de sportbonden van de competitieperiode, waardoor diverse gebruikers kortere periodes per seizoen zaalruimte inhuren. Getracht wordt de vrijvallende zaalruimte door commerciële activiteiten her te bezetten.
**
De uren van de Sportzaal Meent (1998) bestaan uit: 861 uren (verhuur verenigingen), 1.122 buitenschoolse uren van gymlokaalverhuur en 693 uren verhuur aan onderwijs.
***
Het verschil tussen 1998 en 1997 is hierbij enerzijds te wijten aan de ontwikkelingen bij onderwijs waardoor er minder gymnastieklokalen beschikbaar zijn en anderzijds is er een verloop ontstaan ten gevolge van het berekenen van commerciële tarieven voor niet-sportverenigingen.
(nieuwe) Sporthal Dudok-Arena: Met ingang van het nieuwe sportseizoen 1999/2000 is, naast de bestaande sporthallen en zalen, voor het buitenschoolsgebruik de sporthal “Dudok-Arena” aan de Soestdijkerstraatweg te Hilversum beschikbaar gekomen. Deze sporthal is in een zgn. “joint-venture” gerealiseerd door de gemeente Hilversum en de MBO scholengemeenschap Dudok-College en is ongeveer op de lokatie van de voormalige Expohal gesitueerd. De sporthal “Dudok-Arena” heeft in totaal een speeloppervlakte van ca. 2000 m2 met een vrije hoogte van 9 meter en kan middels vouwwanden in vier afzonderlijke gymnastieklokalen opgedeeld worden. Daarnaast is het, specifiek ten behoeve van buitenschoolsgebruik, mogelijk een sporthal van 48x28 meter en een sportzaal van 22x28 meter (of twee gymlokalen van 22x14 meter) te creëren. In deze sportvoorziening kunnen bijvoorbeeld 12 badmintonbanen, 4 basketbalvelden; een centre court basketbal, 6 volleybalvelden en een combinatieveld (ten behoeve van zaalhandbal, zaalhockey, microkorfbal en/of zaalvoetbal) uitgezet worden.
Het resultaat voldoet aan de criteria die de NOC*NSF hanteert voor nationale en internationale sport-wedstrijden. Toeschouwers kunnen terecht op 500 zitplaatsen, deze tribunes kunnen zo nodig worden uitgebreid tot een capaciteit van 1.200 plaatsen. Ook zijn in deze accommodatie zes squashbanen gerealiseerd, een klimwand van 9.00 mtr. hoogte en een fitnessruimte van ca. 300 m2. Het totaal wordt gecompleteerd door een sportcafe, waar doorlopend sport wordt gepresenteerd op diverse beeldschermen. Overdag zal het Dudok-College de hal gebruiken voor gymnastieklessen. ‘s Avonds kunnen de sportverenigingen gebruik maken van de accommodatie: de hal is hiervoor beschikbaar op werkdagen van 17.00 tot 24.00 uur. In de weekends kunnen sport- en eventuele commerciële activiteiten plaatsvinden vanaf 9.00 uur tot 24.00 uur. Met deze moderne accommodatie wordt tevens de mogelijkheid gecreëerd om weer grote (sport)evenementen terug te halen binnen de gemeentegrenzen. Sporthal Oost: In de zomer van 1999 is in het kader van regulier onderhoud de vloer vervangen door een nieuwe sportvloer. In deze hal wordt jaarlijks een boksgala georganiseerd door Boksvereniging “Boxing Gym”. Sporthal Kerkelanden: Hier zijn de tennisactiviteiten niet zo succesvol gebleken. Het lijnenspel van de andere balsporten werd door de tennissers als storend ervaren. Wel zijn er ideeën geopperd om in het winterseizoen voor de jeugd tennislessen te geven in deze hal. Ook in deze hal worden commerciële nevenactiviteiten, zoals beurzen, georganiseerd.
SPORT SCOORT!
53
6.5.3: Gemeentelijke gymnastieklokalen: Zoals eerder vermeld wordt voor diverse binnensporten ook gebruik gemaakt van de gemeentelijke gymnastieklokalen. Er worden nu 10 lokalen gehuurd van het openbaar onderwijs. De voormalige gemeentelijke “afdeling onderwijs” verhuurde de gymnastieklokalen aan de voormalige afdeling sport en recreatie en rekende daarvoor de rijksvergoeding ad f 22,00 per uur. De “sportafdeling” regelt de verhuur aan sportclubs e.d. en hanteert daarbij de “tarievenverordening”. Een sportvereniging was in 1999 f 17,80 per uur aan huur verschuldigd; de afdeling s&r legde dus f 4,20 per uur toe op elk verhuurd gymnastieklokaaluur. In de tarievenverordening voor sportaccommodaties ingaande 1 januari 2000 is dit aangepast. (zie hoofstuk 7). Door de ingebruikname van de Dudok-Arena wordt geprobeerd enkele gymnastieklokalen vrij te roosteren. In principe wordt met ingang van 1 augustus 2000 het bestuur van het openbaar onderwijs overgedragen aan een daarvoor op te richten Stichtingsbestuur. De naschoolse verhuur van de gymnastieklokalen aan sportverenigingen is een van de aandachtspunten in de overleggen met dit Stichtingsbestuur. Daarnaast worden ook nog enkele gymnastieklokalen rechtstreeks verhuurd ten behoeve van buitenschoolsgebruik aan verenigingen, door het bijzonder onderwijs.
6.5.4: Andere binnensportaccommodaties (commercieel en particulier initiatief), o.a.:
SPORT SCOORT!
54
• Zwembad De Lieberg: Met de huidige exploitant Optisport B.V zijn overleggen gaande om het schoolzwemmen wederom in te voeren voor het speciale onderwijs en het recreatief zwemmen uit te breiden. • Tulip Tennis Centrum, heeft behalve de genoemde binnen- en buitentennisbanen ook horeca- en vergaderaccommodatie. • Behalve de door de gemeente gestelde ruimtelijke randvoorwaarden wordt vestiging van sportscholen, fitnesscentra en vergelijkbare instellingen overgelaten aan het particulier initiatief.
6.6: Sportontwikkelingen in de openbare ruimte: Er wordt op diverse manieren sportief (mede)gebruik gemaakt van de openbare ruimte. Niet alleen bij de speelplaatsen, trap- en basketbalvelden, waar m.n. de jongeren spelen en sporten, maar de woonomgeving zelf moet uitnodigen tot bewegen en sporten dichtbij huis. Denk hierbij b.v. ook aan het inrichten van een goede infrastructuur voor voetgangers en fietsers, de bewegwijzering naar de (sport)accommodaties en loop/fietsroutes kunnen op enige plaatsen nog verbeterd worden. Pleinen bij buurthuizen etc. kunnen een geschikte lokatie zijn om sport-en spelactiviteiten te organiseren om aan de maatschappelijke waarden van sport invulling te geven. Voor veel schoolpleinen geldt dat zij na schooltijd en in vakantieperiodes opengesteld zijn en gebruikt worden voor deze activiteiten. Met de toenemende schaarste aan ruimte zal daar waar mogelijk ook de nu nog niet beschikbare schoolpleinen, getracht worden open te stellen. Sporten in de eigen bekende omgeving werkt voor sommige doelgroepen drempelverlagend (denk ook aan activiteiten in het kader van de Breedtesport). Ook de fietscrossbaan aan de Meentweg, is de laatste jaren weer meer in trek gekomen. Ook diverse sportverenigingen maken voor hun trainingen (deels) gebruik van de openbare ruimte, bijvoorbeeld “de Gooise Hardrijdersvereniging”. Dit is een Hilversumse club met een regionaal karakter (begin 1999: 370 leden, 233 senioren en 137 jeugd, waarvan ca. 200 woonachtig buiten Hilversum). De GHV maakt in de wintermaanden uiteraard gebruik van de openbare ruimte/wateren. Daarnaast traint zij op de ijsbaan in Utrecht en houdt de conditietrainingen (o.a. hardlopen en fietsen) in de openbare ruimte. De Hilversumse heidevelden en bosgebieden worden nu veelvuldig gebruikt: fietsen, wandelen, joggen, hardlopen, mountainbiken, paardrijden etc., zie bijlage 6. De verwachting is dat dit gebruik nog zal toenemen. Speciale voorzieningen worden op dit moment onvoldoende bevonden: denk hierbij aan het uitbreiden/verbeteren van fiets-en wandelpaden, aanduidingen afstanden voor loopparcours, plaatsen van trimtoestellen etc. Genoemde natuurgebieden zijn in beheer bij Natuurmonumenten en Goois Natuurreservaat, de toeris-
tische fietspaden worden beheerd door de Rijwielpadenvereniging Gooi- en Eemland. Op verharde fietspaden kan geskated en geskeelerd worden. Met deze instellingen zal overleg gevoerd moeten worden om de voorgestelde maatregelen te realiseren.
6.7: Conclusies 6.7.1: algemeen:
55 SPORT SCOORT!
• Clustering van sportvoorzieningen op grotere sportcomplexen biedt diverse voordelen: verhogen van de bezettingsgraad, flexibeler gebruik van de velden (beperkte overschotten/tekorten van velden kunnen onderling uitgewisseld worden), sneller inspelen op wijzigingen in sportgedrag en wisselende vraag naar diverse activiteiten, er kan een meerwaarde ontstaan in uitstraling, etc. • Spreiding van sportvoorzieningen in de directe woonomgeving heeft een stimulerende werking op het sportieve gedrag en een actievere leefstijl. De bereikbaarheid en toegankelijkheid is voor bepaalde doelgroepen van cruciaal belang. Dit geldt niet alleen voor sporthallen, - zalen en gymnastieklokalen. Waar de druk om vrije ruimte steeds groter wordt is het van belang de beschikbare ruimten, zoals b.v. schoolspeelplaatsen en pleinen, voor meerdere activiteiten geschikt te maken. Een multifunctionele inrichting van de ruimte. Ook trap- en balspelvelden bieden sport- en spelmogelijkheden dichtbij huis en passen uitstekend in het kader van de breedtesport. • Door de steeds schaarser wordende ruimte in Hilversum en daar expansie niet mogelijk is zal de wisselende vraag en de ontwikkelingen binnen de sportsector opgevangen dienen te worden binnen de huidige beschikbare sportruimte /sportaccommodaties. In het Beleidsplan 1998-2002, alsmede in de voorjaarsnota 1999 is de noodzaak aangegeven om het huidige voorzieningenaanbod te handhaven. Om de specifieke sportbelangen alsmede de diverse maatschappelijke belangen te dienen waarbij sport als middel wordt ingezet is het noodzakelijk te erkennen dat verdere inkrimping van het sportarsenaal niet meer mogelijk is. • Op de vraag naar nieuwe (specifieke) accommodaties zal terughoudend moeten worden gereageerd. Voor specifieke sportaccommodaties, zoals cricket- en een schietsportaccommodatie, behoort regionaal overleg tot de mogelijkheden. Voor voetbal bijvoorbeeld is de aanleg van WeTRA-velden een mogelijkheid om aan de toenemende vraag te voldoen. Bij de op handen zijnde herinrichtingsoperaties van de sportparken Anna’s Hoeve en Crailoo zal deze mogelijkheid dan ook worden meegenomen. • Door verhuur van de binnensportvoorzieningen voor nevenactiviteiten en commerciële doeleinden kan de bezettingsgraad van de hallen verhoogd worden en komt dit dus de exploitatie ten goede. Ook tijdens het symposium is dit aan de orde gesteld: in principe heeft sport hierbij voorrang, maar soms blijft er toch een spanningsveld bestaan tussen de sportbelangen en de commerciële belangen, of verhuur ten behoeve van topsportactiviteiten tegenover reguliere verhuur. • De gemeentelijke sportaccommodaties dienen zowel qua aantal als qua outillering meer te worden afgestemd op de wisselende behoeften van de sporter. Het huidige voorzieningenniveau is behoorlijk, maar voldoet niet in alle gevallen aan de wensen van de huidige sporter. De kritischer wordende consument stelt naast kwantitatieve ook steeds hogere kwalitatieve eisen aan het sportaanbod, dit geldt ook voor het accommodatiebeleid. • Privatisering van (onderhouds)taken van sportaccommodaties is niet primair gebaseerd op een bezuinigingsmaatregel. Uitgangspunt is dat deze maatregel voor de gemeente niet hoger moet uitpakken dan in de huidige beheer/onderhoudssystematiek, maar de toegevoegde waarde van privatisering en het uitbesteden van taken is dat de sportverenigingen hierdoor meer betrokken worden bij de accommodatie en beïnvloedbare zaken meer op maat opgelost kunnen worden. Het is derhalve meer een efficiencymaatregel. • Het aanbod van commerciële sportscholen en particuliere sportcentra is van groot belang in het totale sportaanbod. Intensievere communicatie en samenwerking kan het sportklimaat voor de Hilversumse inwoner verbeteren (b.v. bij organisatie van evenementen en sportactiviteiten).
6.7.2: Conclusies buitensportaccommodaties: • Sportpark Anna’s Hoeve: de uitwerking van de structuurvisie Oost, waarbij inbegrepen de herstructurering van dit sportpark, wordt in samenwerking met de betrokkenen, waaronder de sportverenigingen, nader uitgewerkt. • Sportpark Berestein: overleg tussen de gemeente en GWC de Adelaar over een nieuw wegparcours en clubgebouw is gaande. Onderzocht wordt of verplaatsing van de Kynologenclub Gooi- en Eemland van sportpark Anna’s Hoeve naar dit sportpark mogelijk is. • Sportpark Crailoo: de diverse planvarianten van het aan te leggen ecoduct met de daaruit volgende consequenties voor de in deze vallei liggende sportverenigingen worden in nauw overleg met de betrokkenen besproken. Ook de mogelijkheid tot één hockeyvoorziening (op sportpark Loosdrecht) wordt hierin meegenomen. • Over de sportparken Corverskuil, Loosdrecht, Schuttersweg en Soestdijkerstraatweg zijn vooralsnog geen nieuwe ontwikkelingen te melden. • Op het Sportpark Laegieskamp is medewerking verleend aan de uitbreiding van de accommodatie met twee kunstgrasvelden t.b.v. de Gooise hockeyvereniging.
6.7.3: Conclusies binnensportaccommodaties:
SPORT SCOORT!
56
• Door de ingebruikname van de Dudok-Arena zullen voor diverse binnensporten de trainings- en wedstrijdmogelijkheden uitbreiden. Bovendien wordt het mogelijk om wedstrijden en toernooien van (inter-)nationaal niveau binnen de gemeentegrenzen te halen, waardoor niet alleen de sport zelf maar ook de gemeente Hilversum zich kan promoten. • De ingebruikname van de sporthal Dudok-Arena heeft ook consequenties voor de overige binnensportaccommodaties. Er hebben verschuivingen plaatsgevonden van gebruikers die in de overige sporthallen, -zalen en gymlokalen trainden en wilden verhuizen naar de Dudok-Arena. • In sporthal Kerkelanden wordt tevens het gebruik van commerciële activiteiten, zoals markten en beurzen, gestimuleerd. • Vanwege de verzelfstandiging in het onderwijs per 1 augustus 2000 worden in het reguliere overleg ook de verhuur van de gemeentelijke gymnastieklokalen aan sportclubs voor buitenschools- en avondgebruik nader uitgewerkt. Niet alleen de mogelijkheid tot sportgebruik maar ook de aanpassing van de tarifering komt hierbij aan de orde. • Niet alleen voor de zaalsportverenigingen, maar ook met het oog op sportactiviteiten in het kader van de breedtesport, is het (mede)gebruik van gymnastieklokalen van belang.
6.7.4: Conclusies per tak van sport: • atletiek: gezien de normcijfers en prognose van de KNAU en de deelname in Hilversum is de aanwezigheid van één atletiekbaan voldoende. Gelet op de groeiende groep hardlopers is extra aandacht voor deze sport in de openbare ruimte noodzakelijk. • voor diverse binnensporten (o.a. badminton, basketbal, volleybal en zaalvoetbal) geldt dat met de ingebruikname van sporthal Dudok-Arena de mogelijkheden uitgebreid zijn. • biljarten en darts: deze sporten vinden voor het merendeel plaats in horecavoorzieningen en buurt/clubhuizen. Behalve met het Jeugd&Biljartcentrum aan de Vaartweg heeft de gemeente verder geen bemoeienis met deze accommodaties. • bridge en schaken: diverse bridge en schaakverenigingen hebben accommodatiewensen: hetzij vanwege maximale bezetting van de huidige voorziening of wensen naar een betere lokatie. Daarbij komt dat voor sporten de toekomst positief uitziet, men verwacht een groeiend ledental. Oplossingen kunnen gevonden worden in de realisatie van één verzamelgebouw voor deze sporten, of medegebruik van de clubgebouwen van andere sporttakken. • cricket: behoefte aan eigen accommodatie met een tweede veld; moet regionaal worden bekeken. • golf geniet nog steeds een stijgende belangstelling. Ten aanzien van deze sport heeft de gemeente geen ruimte voor uitbreiding van accommodaties.
Van de sporten die niet in de hierboven gepresenteerde lijst zijn opgenomen, zijn geen ontwikkelingen ten aanzien van accommodaties te vermelden: sommige hebben eigen accommodaties, enkele sporten gebruiken de openbare ruimte en in enkele gevallen is er geen aanpassing te verwachten ten opzichte van het huidige gebruik.
6.8: Beleidsuitgangspunten en - maatregelen: 6.8.1: Uitgangspunten • Het onderzoeken en coördineren van de plaatselijke behoeften aan sportvoorzieningen en accommodaties, waarbij als uitgangspositie wordt gesteld de nu (nog) beschikbare ruimte voor sportvoorzieningen te handhaven. • Indien andere belangen (woon- en /of werkgelegenheid etc.) aanleiding bieden tot herstruktureringsoperaties, zullen t.b.v. de mogelijkheden van sportontwikkeling alternatieve lokaties aangeboden worden. • Vestiging van sportscholen en overige commerciële vestigingen wordt overgelaten aan het particulier initiatief. • Prioriteit bij voorzieningen ligt bij bewegingssporten: grondslag voor deze overweging is de positieve waarde die de overheid in het bijzonder hecht aan een actieve leefstijl. Mede als gevolg van de toegenomen bewegingsarmoede wil zij deze sporten stimuleren, in aansluiting op het gegroeide besef van de relatie tussen bewegingssporten en gezondheid. • Het privatiseren of uitbesteden van taken moet een zekere toegevoegde waarde hebben, waarbij niet primair een bezuinigingsmaatregel ten grondslag hoeft te liggen. • Samenwerking met sportverenigingen, marktpartijen en particulier initiatief staat voorop. • Meer aandacht voor de sportmogelijkheden in de directe woonomgeving en sportfaciliteiten in de openbare ruimte. Multifunctioneel gebruik van gebouwen/ruimten wordt hierbij nagestreefd. • Geen medewerking verlenen aan sporten die ernstige milieu-overlast veroorzaken,
57 SPORT SCOORT!
• gymnastiek: positieve toekomstverwachtingen qua ledental. Met dekomst van DudokArena komen er ook meer mogelijkheden voor (inter)nationale wedstrijden en toernooien. Overleg vindt plaats over de mogelijkheid voor een eigen turnzaal voor de Hilversumse Gymnastiek Vereniging. • handbal: ledental vrij stabiel. Handbalafdeling van HSV Wasmeer wordt meegenomen in de ontwikkeling rond sportcomplex Anna’s Hoeve. • hondensport: herhuisvesting van de Kynologenclub Gooi-en Eemland wordt onderzocht. • hockey: Het blijft een gemeentelijk streven om alle hockeyactiviteiten te concentreren op sportpark Loosdrecht. • korfbal: op dit moment nog geen dringende maatregelen noodzakelijk, maar de dalende ledenbestanden geven voor de langere termijn toch een zorgwekkende situatie aan. • schaatsen: vereniging heeft regionale functie. Indien een nieuwe wielerbaan van WC de Adelaar realiseerbaar is, behoort medegebruik door de schaatsvereniging tot de mogelijkheden. • tafeltennis: Het Schildpadhuis (van t.t.v. Ouick ‘32) en sportzaal de Spelevaart bieden aan de meeste verenigingen onderdak. De overige clubs spelen verspreid op diverse andere lokaties. • tennis: Ervan uitgaande dat de deelname vrijwel constant blijft, zal er geen (gemeentelijke) uitbreiding van deze accommodatries plaatsvinden. • voetbal: fusies van clubs blijven stimuleren. Behalve de ontwikkelingen bij de sportparken Anna’s Hoeve en Crailoo behoeven de voetbalvelden vooralsnog geen nieuwe herstructureringsoperaties. De bezettingsgraad van de velden wordt nauwlettend gevolgd. • wielersport: een alternatieve lokatie voor een nieuw wielerparcours (op/nabij sportpark Berestein of in de regio) wordt onderzocht. • zwemmen,waterpolo, onderwatersport: deze watersportverenigingen trainen in “zwembad De Lieberg”, sinds de privatisering geen gemeentelijke bemoeienis (meer) mee.
(zoals motorsport en autosport). alsmede geen medewerking verlenen aan “sporten” waarbij op grond van overwegingen van veiligheid en agressiviteit, de negatieve effecten de overhand kunnen krijgen, zoals b.v. kooigevechten.
6.8.2: beleidsmaatregelen:
SPORT SCOORT!
58
• Om goed op de hoogte te zijn van wensen en behoeftes van de (aspirant) sporters en zo op de vraag te kunnen inspelen is het noodzakelijk een regelmatig terugkerend en vergelijkend onderzoek te houden. In de komende maanden wordt nader onderzocht of een sportmonitoringssysteem ook in Hilversum opgestart kan worden, in samenwerking met het Bureau voor Onderzoek en Statistiek. • Voor de gemeentelijke sportaccommodaties een kwaliteitsonderzoek opzetten, waarin o.a.:de toegankelijkheid, bereikbaarheid (openbaar vervoer, langzaam verkeer en telefonisch), bewegwijzering en informatie, sociale veiligheid onderzocht c.q. verbeterd worden. Met een dergelijk onderzoek wordt beoogd een beoordeling te krijgen van sport(accommodaties) door elk “soort” gebruiker c.q. diverse inwoners van de gemeente, een en ander in relatie tot de oordeelsvorming over sport in het algemeen. • Bij de herstruktureringsoperaties van de sportcomplexen Anna’s Hoeve en Crailoo wordt de toepassing van WeTravelden bij de herschikking van de voetbalcomplexen meegenomen. • Het stimuleren van samenwerking tussen de sportverenigingen op eenzelfde sportpark of eenzelfde tak van sport. Bij eventuele fusies is voor de gemeente een intermediaire rol toebedacht. • Het proces van privatisering (onderhoudstaken) “op maat”continueren, met afweging van alle relevante aspecten en met voldoende oog voor de betrokken belangen van verenigingen. • Met beheerders van de natuurgebieden en rijwielpaden in overleg treden om voorzieningen t.b.v. de ongeorganiseerde sporter en recreanten te realiseren. • Inzake de verzelfstandiging van het openbaar onderwijs zullen bij de overleggen met het Stichtingsbestuur de belangen van de sportverenigingen onder de aandacht gebracht worden. • De kontakten met omliggende gemeenten verbeteren ten behoeve van een regionale planning van onderzoek, aanleg, beheer en onderhoud van accommodaties.
7
Financiële middelen.
7.1: Inleiding:
7.2: Jaarrekening 1998 De jaarrekening van de afdeling sport en recreatie geeft het volgende beeld weer. bedragen x 1000 algemeen beheer sportparken zwembad sportzalen en hallen sportbeoefening en -aangelegenheden jachthaven openlucht recreatie volksfeesten
lasten f 1.309 f 2.359 f 550 f 1.603 f 748 f 3 f 954 f 14 f 7.540
baten f 1.309 f 621 f 30 f 617 f 316 f 20 f 18 — f 2.931
saldo — f 1.738 f 520 f 986 f 432 -f 17 f 936 f 14 f4.609
Deze cijfers hebben betrekking op de Hilversumse gemeentelijke sportaccommodaties. De diverse clubgebouwen en accommodaties die eigendom zijn van de verenigingen zelf staan hier volledig buiten. In het verleden bestond de mogelijkheid gebruik te maken van de zogenaamde “1/3 regeling”. Deze regeling hield in dat een clubaccommodatie werd gesticht met financiële medewerking van de gemeente, waarbij 1/3 van de stichtingskosten door de gemeente werd geschonken a fonds perdu, 1/3 door de gemeente als renteloze lening werd verstrekt en 1/3 door de vereniging moest worden opgebracht. De nog hieruit voortkomende kosten zijn onder-gebracht in de post “sportbeoefening- en -aangelegenheden”. “De 1/3 regeling” is in de loop van de 80 jaren inhoudelijk gewijzigd en uiteindelijk geheel opgeheven.
59 SPORT SCOORT!
De toegenomen aandacht van de politiek voor de sportsector uit zich bijvoorbeeld door de flinke toename van de financiële rijksbijdrage. In het regeerakkoord is extra geld uitgetrokken voor de sport: een verdubbeling van het sportbudget van het ministerie van VWS. Concreet betekent dit in 1999 circa f 10 miljoen, oplopend tot f 55 miljoen extra in 2002. Tevens is afgesproken dat 75% van die verdubbeling besteed moet worden aan de stimulering van de breedtesport. De rest gaat naar de topsport. Vanwege deze breedtesportimpuls kunnen gemeenten projecten indien, waarvoor dan (bij acceptatie door VWS) 50% subsidie kan worden verleend. Ook Hilversum heeft een subsidieaanvraag ingediend voor het project “Sport om de hoek”. Ook de provincies verlenen financiële bijdragen aan sport. Om een beeld te krijgen: in 1997 bedroegen de totale provinciale sportbegrotingen 13 miljoen: dit kan worden gesplitst in structurele activiteiten - 10 miljoen (o.a. aan de provinciale sportraden) en incidentele subsidies - 3 miljoen. De grootste bijdragen aan sport moeten echter worden geleverd door de gemeenten zelf. Eind 1998 verscheen van het CBS de notitie “Sport in Nederland”, waaruit bleek dat gemeenten in totaal zo’n f 1,6 miljard aan sport uitgaven. Gemiddeld worden de gemeentelijke uitgaven aan sport voor een derde gedekt door de inkomsten. Het vergelijkend overzicht van kengetallen over 1998 op functieniveau laat zien dat landelijk circa f 80,- per inwoner wordt besteed aan sport. Voor 1998 was dat voor Hilversum f 53,= per inwoner. Vrijwel overal geldt dat het grootste deel van de financiële middelen besteed wordt aan de sport-accommodaties. Dit is ook in Hilversum zo, hetgeen blijkt uit de hierna volgende cijfers uit de jaarrekening 1998.
a) Sportparken: In het navolgende overzicht zijn de uitgaven en opbrengsten met betrekking tot de gemeentelijke sportparken nader gespecificeerd. bedragen x 1000 personeel kapitaalslasten overige uitgaven interne doorbelastingen inkomsten / vergoedingen
lasten f f f f
baten
saldo
621 621
f 1.738
61 969 796 533
f 2.359
f f
*De baten bestaan voornamelijk uit de opbrengsten van verhuur van de sportvelden aan sportverenigingen.
SPORT SCOORT!
60
b) Zwembad De Lieberg: Zwembad De Lieberg is per 1 januari 1997 geprivatiseerd. Het wordt thans beheerd en geëxploiteerd door Optisport Hilversum b.v.. De gemeente Hilversum verstrekt jaarlijks een vaste bijdrage, welke wel jaarlijks geïndexeerd wordt op basis van CBS index. (f 1997: f 413.000,= en 1998 f 424.000;=). Daarnaast wordt van gemeentezijde een bijdrage verstrekt in verband met het garanderen van een gelijkwaardige rechtspositieregeling ten behoeve van het personeel van het zwembad, dat in verband met de privatisering uit gemeentedienst ging en in dienst van Optisport Hilversum b.v. kwam. De hoogte van deze bijdrage was voor het jaar 1997 f 72.000,= en 1998: f 83.000,=. c) Sportzalen en -hallen: Ten behoeve van de binnensport worden door de afdeling sport en recreatie 2 sporthallen, 2 sportzalen alsmede (buitenschools) een tiental gymnastieklokalen beheerd en geëxploiteerd. Uit het navolgende overzicht blijken de lasten en de baten van deze accommodaties. bedragen x 1000 personeel kapitaalslasten overige uitgaven interne doorbelastingen inkomsten en vergoedingen
lasten f 206 f 518 f 346 f 533 f 1.603
baten
f f
617 617
saldo
f
986
d) Sportbeoefening en sportaangelegenheden: De lasten en baten van dit onderdeel blijken uit navolgende overzicht. bedragen x 1000 overdrachten kapitaalslasten overige uitgaven interne doorbelasting rente/afsch. leningen overige inkomsten
lasten f 91 f 410 f 63 f 184
f
748
baten
f f f
310 6 316
saldo
f
432
*De post “overdrachten” heeft met name betrekking op het jeugdsportsubsidie. Zie paragraaf 7.3.2. *De post “overige uitgaven” geeft inzicht in de kosten van sportstimulering. Zie hoofdstuk 8. *De posten kapitaalslasten en rente/afsch. leningen hebben betrekking op de door de gemeente verstrekte leningen aan sportverenigingen ondermeer in het kader van de 1/3 regeling. *De post “overige inkomsten” betreft inkomsten van de activiteiten van de schoolsportkalender. Zie hoofdstuk 8. e) Openluchtrecreatie: bedragen x 1000 kapitaalslasten overige uitgaven interne doorbelastingen huuropbrengsten
lasten f 97 f 398 f 459 f 18 f 954
baten
f
18
saldo
f
936
*De post “overige uitgaven” heeft voornamelijk betrekking op het beheer en onderhoud van de ca. 200 openbare speelgelegenheden in de gemeente Hilversum.
f) Volksfeesten en herdenkingen: (Niet echt behorend tot de sportnota, maar voor de volledigheid van het financiële beeld, toch toegevoegd) bedragen x 1000 overdrachten overige uitgaven
lasten f 6 f 8 f 14
baten
saldo
f
14
*De post “overdrachten” heeft betrekking op de “Werkgroep herdenking ‘40 - ‘45” en “het Comité Kerstzang”. In verband met de onzekerheid rond de organisatie van de Hilversumse kermis zijn er in 1998 geen opbrengsten gegenereerd. *De “overige uitgaven” hebben uitsluitend betrekking op het schoonmaken van het terrein dat voor de kermis is gebruikt en zijn niet doorberekend.
7.3: Huidig financieel beleid: Hierbij wordt achtereenvolgens nader ingegaan op het huidige tarievenbeleid, sportsubsidies en andere financiële bijdrage c.q. steun.
7.3.1: Tarievenbeleid: De tarieven verbonden aan het gebruik van de gemeentelijke sportaccommodaties zijn geregeld in de “Verordening regelende de tarieven voor het gebruik van gemeentelijke sportaccommodaties” die jaarlijks, na aanpassing, door de gemeenteraad wordt vastgesteld. De toegepaste systematiek bij de vaststelling van deze tarieven vind zijn oorsprong in de beleidsnota “tarieven sportaccommodaties” van juli 1982. Hoewel dit jaartal al verder achter ons ligt zijn diverse argumenten en redeneringen nog steeds actueel toepasbaar. Derhalve geef ik hierbij een korte uiteenzetting van de gehanteerde systematiek. Voor de volledige tarievendifferentiatie verwijs ik naar de hierboven genoemde beleidsnota SRJ/BA-SZ 82-743.
61 SPORT SCOORT!
De jachthaven aan de Vreelandseweg is verhuurd aan de Hilversumse Watersportvereniging die zorg draagt voor de verhuur van de ligplaatsen - 55 in totaal. Tevens zorgt de HWS voor een deel van het onderhoud van de haven. De netto-opbrengst bedraagt derhalve f 319,— per ligplaats.
Aanleidingen voor de herziening van de tarievenstructuur destijds waren: - grote onderlinge verschillen in de hoogte van het gebruikstarief van binnensportaccommodaties (Zwembad en sporthallen/zalen) ten opzichte van de buitensportaccommodaties (sportvelden). - het geringe inzicht van de “indirecte subsidiëring” bij het gebruik van de sportaccommodaties. - verwacht werd dat de inkomsten vanuit het gebruik van de accommodaties jaarlijks zouden achterblijven op de uitgaven, mede vanwege de verhogingsbeperkende maatregelen door de Rijksoverheid opgelegd. De gehanteerde beleidsuitgangspunten voor deze nieuwe tarievenstructuur waren: • er moest verband worden gebracht tussen de tarieven onderling, m.a.w. de uitgangspunten voor de ene accommodatie mochten niet anders zijn dan voor de andere accommodatie. • gebruikers van de sportaccommodaties moesten een redelijke bijdrage in de kosten betalen: redelijk gezien vanuit het standpunt van de gebruikers i.c. sportorganisaties, maar ook wat in het kader van het jaarlijks te verdelen gemeentelijk budget redelijk werd geacht. • de tariefstelling moest gebaseerd zijn op de betaling van een gelijkwaardige vergoeding. Bovengenoemde uitgangspunten veronderstelden een hechte relatie tussen het voor die accommodatie te betalen tarief en de actieve gebruiker van die accommodatie. Bij de keuze zijn diverse alternatieven en afwegingen aan de orde gesteld, maar uiteindelijk afgewezen omdat zij ofwel niet in het (algemeen) belang waren van de gebruikers of niet als voldoende objectief criterium gehanteerd konden worden.
SPORT SCOORT!
62
De keuze is uiteindelijk gemaakt op een bijdrage op basis van een gebruik naar het aantal deelnemers per oppervlakte-eenheid. Hierin is wel het profijt van de gebruiker meegewogen. Het bepalen van een gelijkwaardige uitgangsbasis voor de verdere gedifferentieerde berekeningen naar de diverse accommodaties werd mede bepaald door: - een gelijkwaardige tijdseenheid (alles per uur omrekenen) - een volledig ingericht speeloppervlak - een goed geoutilleerde kleed-en wasgelegenheid, - een goede staat van onderhoud van de accommodatie. Niet de accommodatie zelf maar de gebruiksmogelijkheden van die accommodatie vormden zodoende de basis voor de tariefstelling. Voor binnensportaccommodaties was omrekening naar uurtarief reeds gebruikelijk, voor de buitensportaccommodaties werd derhalve een gemiddeld aantal uren per week (uitgaande van de technische geaardheid van de accommodatie en toelaatbare gebruiksgraad) vastgesteld. Dit wordt uitgedrukt in een gebruiksfactor. Hiervoor wordt het aantal personen gehanteerd dat binnen dezelfde tijdseenheid gemiddeld van die accommodatie gebruik kon maken. De gebruiksfactor is de bepalende waarde in de onderscheiding van de gebruiksmogelijkheid van de ene accommodatie ten opzichte van de andere accommodatie. Door nu de gebruiksfactor per uur met de voor elke accommodatie vastgestelde factor te vermenigvuldigen, ontstond het voor die accommodatie geldende tarief per gebruiksuur. Uitgedrukt in formule: gebruiksfactor per uur x basisbedrag = uurtarief. Als standaard-gebruiksfactor is gekozen voor een gymnastieklokaal omdat: - een gymnastieklokaal reeds per uur werd verhuurd, - gebruik van andere accommodaties redelijk goed kon worden afgeleid in de verhouding tot het gebruik van een gymnastieklokaal. - sinds 1974 was het gemeentelijk beleid dat het tarievenniveau voor gymnastieklokalengebruik 50% moest bedragen van de werkelijke jaarlijkse exploitatiekosten, exclusief de kapitaallasten. Omdat deze lasten echter jaarlijks beïnvloedbaar zijn door wisselende kosten, vooral van groot onderhoud, waardoor jaarlijks sterke schommelingen kunnen optreden, is destijds
gekozen voor een gefixeerd tarief voor sportgebruik van gymnastieklokalen en dit vervolgens jaarlijks aan te passen aan de hand van het door CBS verstrekte prijsindexcijfer). Basisbedrag -1982- was f 10,35 per uur. Teneinde de overgang naar deze tariefstelling mogelijk te maken werd gekozen voor een overgangsperiode van 4 jaar. Vanwege de maximale jaarlijkse tariefsverhoging van 15% door het Ministerie van Economische Zaken opgelegd, werd deze tarievenharmonisatie echter aanzienlijk getemporiseerd. Meer concreet: de eerste tarievensoorten bereikten bij de verordening van 1988 het geplande niveau en bij de tarievenverordening voor 1993 werden de laatste tarieven “opgetrokken” tot het gewenste niveau, t.w. 7-handbalveld en rugbyveld. Consequenties van de met deze uitgangspunten tot stand gekomen tarieven zijn: - de tarieven zijn niet kostendekkend, - er bestaat geen relatie tussen het tarief en de draagkracht van de gebruiker, - er bestaat geen van te voren vastgelegde relatie tussen de kosten van een accommodatie en de inkomsten uit gebruiksvergoedingen. De tarieven zijn niet gerelateerd aan de exploitatiekosten.
7.3.2: Subsidies en andere financiële bijdragen: Voorzover betrekking hebbende op sport kan een onderscheid gemaakt worden in directe subsidies (jeugdsport- en gehandicaptensport) en andere financiële bijdragen c.q. ondersteuning. Jeugdsportsubsidie. De gemeente Hilversum wil sporten door kinderen/jongeren bevorderen. Omdat de organisatie, training en begeleiding van jeugdafdelingen extra inzet en kosten met zich meebrengt is voor dit doel gemeentelijke subsidie beschikbaar gesteld. E.e.a. is geregeld in de
63 SPORT SCOORT!
Vanaf 1984 zijn deze tarieven vervolgens jaarlijks aangepast aan de kostenontwikkeling c.q. verhoogd conform de stijging van het algemeen kostenpeil. Daartoe wordt gebruik gemaakt van de door het CBS verstrekte indexcijfer inzake de consumptieve besteding van werknemersgezinnen. In de loop van de afgelopen 15 jaren zijn er diverse ontwikkelingen geweest die aanpassingen in dit beleid nodig maakten en een vertaling vonden in de tarievenverordening. Enkele voorbeelden om een beeld te scheppen: • toevoeging nieuwe tarieven: * n.a.v. nieuwe voorzieningen: rugby- en softbalveld 1985, kunstgrasveld 1991, commercieel tarief in sporthallen t.b.v. beurzen etc. 1989, schoolzwemtarief 1994, reklametarieven 1994, tennistarief Kerkelanden 1997, * t.g.v. gebruik : gedifferentieerde tennisbaantarieven 1984; verschil courante/incourante uren (b.v. dalurentarief in zwembad en sporthal 1987); verschil tussen structureel/incidenteel gebruik 1995; dagdeeltarief 1996, opbouwtarief bij beurzen 1998, • afstemming met regiotarieven b.v. de sporttarieven Expohal 1987,1991. • schrappen van een aantal tarieven: vereenvoudiging tarievenstructuur zwembad Lieberg 1989, wielerbaan 1992, tarieven Expohal i.v.m. medio 1996 amovatie -1997, atletiekaccommodatie 1999, • extra tariefsverhogingen t.b.v. marktwerking: b.v. particuliertennisbaanverhuur 1988, commerciële tarief Expohal en sporthal 1991-1993-1994-1995, • extra tariefsverhogingen t.g.v. bezuinigingsmaatregelen: Nota Plussen en Minnen en Tikkie Terug 1993, • gedifferentieerde tarieven t.g.v. zelfwerkzaamheidsfactor van de verenigingen 1984,1992,1996. • bevriezing enkele soorten tarieven (m.n. veldsporten) n.a.v. vergelijking in den lande met soortgelijke accommodaties 1998,1999. • tengevolge van de grote verscheidenheid van gebruik en gebruikers werd het noodzakelijk een begrippenlijst tot te voegen aan de verordening 1997.
“Algemene Subsidieverordening” en de “Verordening inzake subsidiëring sportverenigingen ten behoeve van hun jeugdleden”. Kort weergegeven dienen de sportverenigingen die hiervan gebruik willen maken te voldoen aan de volgende voorwaarden: • het moet om een Hilversumse vereniging gaan, die aangesloten is bij een landelijke sportbond; • de club moet minimaal tien jeugdleden hebben die jonger zijn dan achttien jaar; • de club dient relevante administratieve- en financiële gegevens te overleggen. Als een vereniging vervolgens voor dit subsidie in aanmerking komt, dan kan deze een bijdrage ontvangen van een vast verenigingsbedrag van ƒ 250,— plus voor elk jeugdlid maximaal ƒ 16,—. Daarnaast is een bijdrage van 50% in de kosten voor opleiding van jeugdsportleiders, kader t.b.v. jeugdbegeleiding e.d. mogelijk. In 1999 hebben 42 Hilversumse sportverenigingen met in totaal 5.268 jeugdleden gebruik gemaakt van deze jeugdsportsubsidieregeling (= subsidieaanvraag voor het jaar 2000). Hierbij werd in totaal een bedrag van ruim f 100.000,= aan jeugdsportsubsidie toegekend. Gehandicaptensport: Ten aanzien van de gehandicaptensport zijn er een tweetal verenigingen die in aanmerking komen voor een gemeentelijke subsidie, hetgeen in 1999 in totaal ƒ 28.000,— bedroeg. Deze verenigingen hebben een gevarieerd pakket aan sport en recreatieve activiteiten, hetgeen zij richten op verstandelijke en/of lichamelijk gehandicapten. Zie ook hoofdstuk 8.
SPORT SCOORT!
64
Samenwerkingsverband aangepast sporten ‘t Gooi: Kortweg SAS genoemd. Alle deelnemende gemeenten leveren hieraan een financiële bijdrage. Voor Hilversum was dat over 1999 een bedrag van f 16.000,=. Voor meer informatie over activiteiten en werkwijze verwijs ik naar hoofdstuk 8. Participatiefonds: In 1996 is het participatiefonds (PF) ingesteld. Uit dit fonds kan elke inwoner van Hilversum, die een bijstandsuitkering of een ander laag inkomen heeft, in aanmerking komen voor een extra bedrag dat aan allerlei activiteiten besteed kan worden. Vergoedingen uit het PF worden gegeven voor deelname aan sociale, culturele, politieke, educatieve, recreatie en sportieve activiteiten. Het PF beoogt dat degenen die aangewezen zijn op een minimuminkomen kunnen (blijven) deelnemen aan het maatschappelijk leven en daardoor een sociaal isolement kan worden voorkomen. In “het beleidsplan 2000 Abw, Ioaw en Ioaz” is ten aanzien van het minimabeleid het PF uitgebreid: er worden ook vergoedingen voor sportkleding verstrekt zónder lidmaatschap van een sportvereniging (was voorheen wel nog een vereiste alvorens gedeclareerd kon worden). Ook kosten van entreebewijzen, contributies, andere kosten lidmaatschap kunnen gedeclareerd worden. De uitvoerende instantie is de voormalige Gemeentelijke Sociale Dienst - nu afdeling sociale zaken van DMO. Naast het declaratiesyteem bestaat nu ook de mogelijkheid van bevoorschotting van het kalenderjaar met f 100,= voor een huishouden dat bestaat uit een alleenstaande of gehuwd/samenwonenden zonder kinderen. Voor gezinnen met kinderen wordt een voorschot van f 300,= beschikbaar gesteld. De hoogte van een maximaal declareerbaar budget voor een kind wordt gelijk gesteld met het budget voor een volwassene en tezelfder tijd wordt het budget verhoogd naar f 300,= per jaar. Bij de instelling van het PF is een inschatting gemaakt van het gebruik. Geraamd was dat in 1997 20% van de doelgroep een aanvraag zou indienen, wat neerkomt op 1000 aanvra-
gen. In totaal werden er over dat jaar 1.985 aanvragen ingediend. Over 1998 zijn er daarentegen reeds in totaal 3.317 declaraties ingediend. Uitgekeerde budgetten over 1997 en 1998, de toegevoegde budgettten over 1999 zijn voorlopige bedragen: (bijgewerkt t/m 23 december 1999 - clienten kunnen nog declareren tot 1 april 2000): activiteit recreatief buiten H’sum besteed recreatief binnen H’sum besteed sportief buiten H’sum besteed sportief binnen H’sum besteed totaal t.b.v. sport en recreatie
1997 f 56.926,f 22.276,f 18.218,f 94.112,f 191.532,-
1998 f 87.797,f 29.297,f 26.282,f 123.037,f 266.413,-
1999 f 85.088,f 24.427,f 18.930,f 106.936,f 235.381,-
In het totaal ging het dus in 1997 voor wat betreft de sportieve en recreatieve declaraties over een bedrag van f 191.532,-, dit is 78% van het totaal toegekende budget (was f 245.039,-) van dat jaar. In 1998 was het totaal verrekende bedrag v.w.b. sport en recreatie declaraties dus f 266.413,dit is ca. 75% van het totaal toegekende bedrag van dat jaar (was f 355.751,-). De voorlopige bedragen over 1999: totaal aan sport en recreatie f 235.381,- dit is ca. 76% van het totaal benutte budget t/m 23 december 1999 (was f 307.325,-).
Gemeentelijke financiële bijdrage ten gevolge van niet kostendekkende tarieven: Een van de consequenties van het onder 7.3.1. beschreven tarievensysteem is dat de huidige tarieven voor het gebruik van de sportaccommodaties niet kostendekkend zijn. De verhuur/ingebruikgeving van deze accommodaties tegen een prijs die aanmerkelijk lager ligt dan de kostprijs betekent in feite dat de gemeente aan alle gebruikers (zowel individueel als in georganiseerd verband) een financiële bijdrage levert. Zoals eerder gemeld maakt het systeem niet duidelijk zichtbaar hoe hoog die bijdrage per uur/ per tak van sport etc. Middels de cijfers van de jaarrekening omtrent de lasten en baten van de diverse accommodaties is het totale verschil (lees de totale financiële bijdrage) wel te zien. Uitzondering hierop is het in 1997 ten behoeve van het commerciële gebruik van de sportaccommo-daties ingestelde commerciële tarief dat vrijwel kostendekkend is.
7.4 Beleidsvoornemen om te komen tot een vernieuwd tarieven/subsidiesysteem: In de huidige situatie wordt aan elke sportvereniging (zelfs elke gebruiker, ook individuele sporter) die gebruik maakt van een gemeentelijke sportaccommodatie, ongeacht de activiteit, aard en aantal deelnemers, door middel van het in het huurtarief vervatte deel, gelijkelijk financiële bijdrage verleend. Hierna volgen enkele aanleidingen die ertoe leiden het tarieven/subsidiesysteem eens kritisch onder de loep te nemen en daarbij te bezien of de hierboven verschuilde financiële bijdragen wellicht gerichter aan te wenden zijn. Aanleidingen: • De uitgangspunten van het tarievensysteem 1982 bevat basiselementen die nog steeds actueel zijn. Echter, door genoemde ontwikkelingen in de afgelopen 15 jaren , die overigens elk voor zich goede redenen waren vertaald te worden in de sporttarieven, is er
65 SPORT SCOORT!
Naar de bestedingen vergeleken valt op dat declaraties voor sportieve activiteiten onbetwist het grootste deel blijven uitmaken, maar toename is merkbaar in de bestedingen voor recreatieve activiteiten. NB: Het gaat hierbij om aandelen in declaraties niet om aantallen gebruikers.
• •
• •
toch een algemeen onduidelijk beeld ontstaan van de grote verschillen in tarieven. Onderling maar ook regionaal c.q. landelijk. Daarnaast is het niet inzichtelijk hoeveel de gemeentelijk bijdrage is per uur, c.q. per tak van sport, c.q. voor welke accommodatie etc. Bovendien zijn er de laatste jaren al meerdere malen geluiden gehoord dat het percentage van de kostendekkendheid hoger zou moeten zijn. NB: om deze reden zijn al diverse tarieven extra verhoogd zoals uit het overzicht in 7.3.1. is af te lezen. Dat sport heel belangrijk is als doel op zich is uitgebreid beschreven in hoofdstuk 3. Tarieven en subsidies zijn van invloed op sportdeelname. In hoofdstuk 3 is evenzo aangetoond dat sport een uiterst geschikt middel is om diverse maatschappelijke doelstellingen te bereiken. De overheid wil middels het tarieven/subsidiebeleid sturen op maatschappelijke doelen die wij belangrijk vinden voor onze stad.
In het beleidsprogramma staat (t.a.v. sporttarieven): - sportieve activiteiten dienen voor eenieder toegankelijk te zijn, - sportbeleid erop richten dat zo veel mogelijk jongeren aan sportbeoefening kunnen deelnemen - de kosten van sportorganisaties en- activiteiten dienen zo veel mogelijk door de sportbeoefenaren zelf te worden bekostigd. - met sporttarieven voor beoefenaren zal zorgvuldig worden omgegaan.
SPORT SCOORT!
66
Ook staat in dit beleidsprogramma: - voorzieningenbeleid vooralsnog erop gericht het niveau te behouden (ook als regiogemeente bepaalde kansen en mogelijkheden); - wel efficiënt gebruik van de accommodaties stimuleren; - maatschappelijk isolement wordt bestreden met financiële middelen (participatiefonds nog meer onder de aandacht brengen voor wat betreft de s&r mogelijkheden). Mogelijke positieve neveneffecten: • Veel verenigingen ondervinden een dalend ledental. Een mogelijkheid dit proces een halt toe te roepen of zelfs ledenstijging te bewerkstelligen is te vinden in het verbeteren van de kwaliteit van het sportaanbod en/of het uitbreiden van het sportaanbod in aanvulling op de meer traditionele wedstrijd/competitiesport. Het verdient aanbeveling deze gewenste ontwikkeling van gemeenteweg te ondersteunen door subsidiemogelijkheden te scheppen voor sportverenigingen die bereid zijn hun sportaanbod op hiervoor bedoelde wijze te vergroten. • Schaalvergroting: In de gemeente Hilversum zijn een relatief groot aantal sportverenigingen met een beperkte omvang (minder dan 150 leden). Het lijkt wenselijk teneinde het (financiële) draagvlak van de Hilversumse sportvereniging te vergroten, maar ook om de situatie rond de vrijwilligersproblematiek te verlichten, te komen tot verenigingen met een grotere omvang: samengaan of zelfs fusies van sportverenigingen. Door de gemeente zou bij een dergelijk proces met een passende subsidiëring ondersteuning kunnen worden gegeven. • De stimulering van de jeugdsport is een belangrijk beleidsuitgangspunt van de gemeente Hilversum. Uitbreiding van de subsidiemogelijkheden ten behoeve van andere doelgroepen geeft verenigingen de stimulans zich ook daar meer op te richten. Mogelijke negatieve neveneffecten : - sportuitval: bij te hoge tarieven zullen bepaalde (groepen van) bewoners wellicht stoppen met sporten. Niet alleen de minima, waarvoor het participatiefonds bedoeld is, doch ook bijvoorbeeld grotere gezinnen, ouderen etc. die net boven de financiële minimumgrens vallen, zullen een dergelijke kostenverhoging niet kunnen opbrengen. - accommodaties raken uit de gratie voor (regio)gebruik: de tarieven moeten “in lijn” blijven met soortgelijke accommodaties in de regio, uit concurrentie-overwegingen. - voor een aantal (met name de kleinere) sportverenigingen kunnen de financiële conse-
quenties hard aankomen. (overgangstermijn inpassen om andere inkomstenbronnen te ontwikkelen, o.i.d.) - voor kleinere of minder draagkrachtige clubs zal het alleengebruik van een accommodatie wellicht niet meer tot de vanzelfsprekendheden behoren. - een nieuw te ontwikkelen systeem moet voor de gebruiker eenvoudig zijn (veel sportverenigingen werken met vrijwilligers, die niet allen accountant zijn), niet te grote administratieve rompslomp met zich mee brengen (voor gebruiker, maar ook voor ambtelijke organisatie: controle van gegevens voor verrekening van subsidiebijdrage etc.) Kortom: In het huidige systeem ontvangt elke gebruiker van een zelfde soort gemeentelijke accommodatie evenveel financiële bijdrage, ongeacht de bijdrage aan gemeentelijke (sport)doelen. Er daar zit een ongelijkheid en onrechtvaardigheid in als je als gemeente wil stúren op deze doelen. Voorbeeld: uit sportonderzoek bij de jeugd blijkt dat de deelname in wijken met een grotere welvaart, vier maal zo hoog is als in wijken met veel sociale problemen. Daardoor komt uiteindelijk dus veel gemeentelijke financiële bijdrage terecht in de sociaal sterkere wijken, waar de sportbeoefening ook met minder subsidie overeind blijft en weinig in de wijken, waaraan de gemeente juiste extra aandacht wil geven. Dit draagt niet bij aan het algemeen nut van de inzet van de gemeentelijke financiële middelen.
Deze denkrichting is niet alleen in Hilversum aan de orde, er zijn reeds enkele gemeenten in den lande aan het experimenteren met deze gedachten. Zodoende zijn er ook al enkele startvoorbeelden waaruit wij lering kunnen trekken. Enschede o.a. is gestart met een werkgroep om middels een “sociale score” punten toe te wijzen per clublid. Het blijkt echter uiterst moeilijk te zijn om objectieve criteria te bedenken hiervoor. Het verwijt om discriminerend te zijn ligt al snel voor de hand. Bovendien blijkt deze voorbeeldgemeente naast het nieuwe tarievensysteem ook vast te houden aan een vast bedrag voor elke sportvereniging omdat de vereniging als zodanig natuurlijk al van grote maatschappelijke waarde is. Bovendien is ook de doelgroep jeugd/jongeren van zodanig belang dat het aparte jeugdsportsubsidie ook blijft bestaan. Het lijkt wenselijk te komen tot een nieuw tarievensysteem waarbij de exploitatiekosten van de sportaccommodaties als uitgangsbasis gelden. Alleen hierin al schuilt een discussiepunt over welke kosten meegerekend dienen te worden bij het bepalen van de kostprijs. Daarna zou dan over-geschakeld kunnen worden naar (meer) resultaatgerichte subsidies. Tijdens het symposium is in de themagroep “financiële zaken” ook gesproken over kostendekkendheid van sport. Deze discussie is echter niet toegespitst op de kostendekkendheid van tarieven voor accommodaties. Kortheidshalve verwijs ik hierbij naar het toegevoegde verslag van deze bijeenkomst. Waaraan zou je een financiële bijdrage kúnnen verlenen? * vast bedrag voor vereniging vanwege maatschappelijke waarde; * voor meerdere doelgroepen criteria vastleggen (vergelijk jeugdsport maar ook b.v. allochtonen, ouderen etc, ) * speciale projecten, bijvoorbeeld ten behoeve van straatjongeren. * stimuleren van projecten b.v. aanbieden van andere activiteiten. Bijvoorbeeld: naast competitie ook recreatief aanbod, stimuleren sporten overdag gericht op ouderen,
67 SPORT SCOORT!
Om het middel “financiële bijdrage c.q. subsidie” te kunnen inzetten bij het sturen/bereiken van de doelen van het sportbeleid, is het noodzakelijk dat sportverenigingen worden gestimuleerd/beloond voor hun betekenis voor de samenleving. Naarmate een club een grotere bijdrage levert aan de samenleving, moet daar ook een grotere financiële steun tegenover staan: voor wat, hoort wat.
* aanbieden van activiteiten in schoolvakanties etc. voor de jeugd, meedoen aan de (gemeentelijke) sportstimuleringsprojecten zoals schoolsportkalender, sportaanbod via basis- en voortgezet onderwijsprogramma. * bijdrage aan kadervorming, deskundigheidstraining. * bijdrage aan (sport)evenementen die ook voor de gemeente zelf een promotionele waarde (kunnen) hebben.
7.5: Conclusie: Op grond van het vorenstaande verdient de relatie “tarieven voor het gebruik van gemeentelijke sportaccommodaties” en “resultaatgerichte sportsubsidiëring” nadere uitwerking. De materie kent zo veel neveneffecten en is zo complex dat dit een zorgvuldige voorbereiding en afweging verdient, waarbij ook deskundigen uit het (sport)veld een rol vervullen. Voorgesteld wordt hiervoor een werkgroep in te stellen die de diverse mogelijkheden en consequenties onderzoekt van een (eventueel) nieuw tarieven/subsidiesysteem. Aandachtspunten hierbij kunnen o.a. zijn: • evaluatie van het huidige tarievensysteem (over de afgelopen 15 jaar de consequenties naar de diverse sporttakken c.q. gebruikers uitwerken); • van alle soorten accommodaties de explotatiekosten in beeld brengen en deze vertalen naar uurgebruik. Voor de huidige gebruiker wordt het dan zichtbaar hoeveel de sportdeelname c.q. de sportfaciliteit in werkelijkheid kost. Daarnaast ziet eenieder de diverse verschillen in kosten per tak van sport/ per club/ per accommodatie etc. • bepalen welk percentage redelijk is als basis voor eigen kosten voor de sporter zelf: in feite betekent dit een discussie tussen profijtbeginsel contra wat de gemeente “over heeft” voor sport. Zie ook 3.5.
SPORT SCOORT!
68 Zoals eerder aangehaald, is tijdens het symposium aan de forumleden gevraagd een afsluitende zin te formuleren. De bijdrage van de heer C.Leeflang luidde: “ Dat, gezien de maatschappelijke functie van de sport, een evenwichtige(re) verdeling van financiën binnen de maatschappelijke voorzieningen tot stand wordt gebracht”.
8
Sportontwikkeling – Sportstimulering.
8.1: inleiding: Begin jaren negentig groeide de verontrusting van diverse organisaties over de sport- en bewegings-activiteiten van de Nederlandse bevolking: gesignaleerd werd een afkalving van de lichamelijke opvoeding in het onderwijs, een verlies van interesse in de sport bij bepaalde leeftijdsgroepen, een slechte gezondheid en bewegingsarmoede o.a. bij jongeren. Een van de meest bekende acties op dit moment in het kader van sportstimulering en -ontwikkeling is het actieprogramma “Nederland in beweging” van NOC*NSF, in samenwerking met de Nederlandse Hartstichting en de Nederlandse Kankerbestrijding.. Dit actieprogramma is opgedeeld in een aantal deelprogramma’s: in 1995 gestart met ”55plus in beweging”, daaraan uitgebreid met “jeugd in beweging” en in 1999 is daar nu “volwassenen in beweging” bijgekomen. Hiermee wordt al aangegeven dat ten behoeve van de verschillende doelgroepen ook andere activiteiten opgestart dienen te worden, willen ze deze groep aanspreken. Het doel van deze programma’s is dan ook om de strijd aan te binden met de bewegingsarmoede, onder het motto “meer mensen op verantwoorde en vooral ook plezierige wijze in beweging”: het bevorderen van een actieve levensstijl. Behalve het gezondheidsaspect blijven de andere belangen van sport natuurlijk ook van kracht.
Er zijn echter ook groepen waarbij bijvoorbeeld door opvoeding of herkomst nooit de interesse voor sport is gewekt, denk aan ouderen en allochtonen. Ook zijn er groepen die door hun maatschappelijke positie belemmeringen ondervinden om aan sport te doen, zoals minima. Voor gehandicapten zijn speciale sportactiviteiten noodzakelijk om deelname mogelijk te maken en zo aan de sportbelangen en andere doelen tegemoet te komen. Met name voor deze categorieën is sportstimulering en -ontwikkeling wél noodzakelijk.
8.2: Korte terugblik in de Hilversumse sportstimulering. Al vanaf de eind zeventiger jaren is in Hilversum stimulering van sportdeelname een van de aandachtsgebieden in het sportbeleid. In het verleden werden diverse activiteiten voor specifieke doelgroepen georganiseerd, zoals bijvoorbeeld “meer bewegen voor ouderen” en aparte zwemlessen voor allochtone vrouwen. Daarnaast was er een breed scala aan sporten recreatieve activiteiten dat voor iedereen toegankelijk was: het jaarlijkse programma “Sporten zonder verplichtingen”. Hierbij kon tegen gereduceerde tarieven een aantal lessen worden gevolgd, om kennis te maken met die specifieke tak van sport. Dit alles onder leiding van gekwalificeerd kader. Een aantal van de deelnemers stroomde vervolgens door naar de sportvereniging of ging zelfstandig verder. Voor andere deelnemers betekende het “een proef” om te bezien of deze sport wel bij hun “paste”.Voor de basisschooljeugd werden er op de woensdagmiddag sporten spelinstuiven georganiseerd.
69 SPORT SCOORT!
In de rapportage van de Hilversumse omnibusenquête over 1998 (verschenen in januari 1999) wordt geconcludeerd dat in aanmerking nemend dat de helft van de Hilversumse bevolking ouder is dan 40 jaar er relatief veel aan sport gedaan wordt. Bijna de helft van de ondervraagden beoefend minstens 1x per week aan sport, waarvan 25 % in verenigingsverband. Het is verstandig om inzicht te verkrijgen in wat eenieder hierbij onder het begrip sport meerekent. Het in paragraaf 5.5 beschreven sport-monitoringssysteem zou hierover een gedetailleerd en vergelijkbaar beeld (kunnen) opleveren. Voor grote groepen van de bevolking is sport inderdaad niet meer weg te denken uit het dagelijks leefpatroon. Voor deze zelfredzame groepen is sportstimulering dan ook géén noodzaak.
Kortheidshalve verwijs ik hierbij naar de in november 1997 verschenen nota “aangenaam kennis-maken, van sporten zonder verplichtingen naar sportstimulering voor scholieren” waarin de verschil-lende stappen nader zijn uitgewerkt. Ook is in bijlage 1, bij de evaluatie van de beleidsnota Tikkie Terug”, hierover melding gedaan.
8.3: Huidige gemeentelijke sportstimuleringsaanbod: Door gemeentelijke bezuinigingen en kerntakendiscussies is het hierboven beschreven programma “Sporten zonder verplichtingen” verdwenen. In seizoen 1996 /1997 werd dit voor de laatste keer aangeboden. In het huidige beleidsplan is nadrukkelijk vermeld dat sportstimulering met name op de jeugd gericht moet zijn. De “doelgroep jongeren”: Uit onderzoeken is gebleken dat kennismaking op jonge leeftijd met zaken als kunst, cultuur, muziek en sport van grote invloed is op de beleving en deelname hieraan op latere leeftijd. Bij het kennismaken met sport geldt ook: “actieve ouders, actieve kinderen”. Ouders spelen
SPORT SCOORT!
70
een belangrijke rol bij het stimuleren van hun kinderen zich gezond te gedragen en gezonde keuzes te maken. Dit geldt ook voor beweging. Met de sport die van huis uit bekend is (bijvoorbeeld doordat iemand van het gezin of de bekendenkring deze beoefend) komen de kinderen vanzelf in aanraking. Andere takken van sport daarentegen zijn misschien minder voor de hand liggend; door de mogelijk-heid hiermee kennis te maken tijdens de schooljaren kan de jeugd zelf een keuze maken en kwaliteiten en talenten ontdekken. Door onderwijsbezuinigingen in de afgelopen jaren en doordat er meer belang werd gehecht aan b.v. de technische vakken is gymnastiek- c.q. bewegingsonderwijs op school minder belangrijk geworden. Er zijn vrijwel geen gespecialiseerde gymleraren (vakleerkrachten) meer in het basisonderwijs, de gymnastiekles moet steeds vaker door de groepsonderwijzer worden gegeven. Aangezien zij geen speciale opleiding voor de gymlessen hebben gehad, en dit meestal ook beseffen, kiezen ze vaak voor de veilige weg: balsporten en spelletjes. Er zijn vanuit rijksbeleid voornemens geuit hierin verandering te brengen. Het voorstel is om de opleiding van pabo-studenten aan te passen waardoor straks alleen onderwijzers met een aparte bevoegdheid de lessen lichamelijke opvoeding mogen geven aan de groepen drie tot en met acht. De groepsonderwijzers mogen dan alleen nog gymles geven aan de groepen een en twee van de basisschool. Pabo-onderwijzers die nu al les geven mogen dat blijven doen. In de praktijk blijkt dat (her)inzetting van vakleerkrachten in het basisonderwijs ook vaak een financiële kwestie is. Bij het voortgezet onderwijs is ook de inhoud van de gymlessen veranderd. Tijdens het symposium heeft de heer Koster hierover informatie verstrekt (zie het verslag). Gym is geen examenvak en wordt door de leerlingen en soms de school zelf dan als minder belangrijk gevonden.
Gebleken is dat veel jongeren in de leeftijd rond 14 jaar “afhaken” in sportdeelname; zij krijgen andere interesses voor de besteding in hun vrijetijd en tal van jongeren gaan op zoek naar baantjes om het benodigde zakgeld aan te vullen. Dit alles moet gebeuren in de tijd buiten schooluren.
Bovenstaande programma’s worden aangeboden door de gemeente en in samenwerking met de scholen (basis- en voortgezet), sportverenigingen en (commerciële) sportaanbieders gerealiseerd. Bij de sportverenigingen wordt door circa 5.500 jongeren (leeftijdgrens ligt bij 18 jaar) gesport. Het is bekend dat de jeugdafdelingen extra aandacht, organisatie en kosten vragen. In hoofdstuk 7 is het daartoe aan te vragen gemeentelijk jeugdsportsubsidie beschreven.
8.4: De betekenis van de sportvereniging: Een grote rol in de lokale sportinfrastructuur spelen de ca. 115 sportverenigingen: zij vormen als het ware de ruggengraat van de Hilversumse sport. De huidige gemeentelijke beleidsvoering is in deze visie primair toegesneden op de georganiseerde sport. Dit komt voort uit het feit dat deze sportvorm door zijn laagdrempelig karakter een basisfunctie bekleedt. Immers in verenigingsverband kan men tegen een betaalbare contributie en onder verantwoorde (gediplomeerde) leiding aan sport doen. Op die wijze wordt een grote sportdeelname vanuit alle lagen van de bevolking bevorderd. De primaire taak van de vereniging ligt met name in het overeind houden van de structuur, waarbinnen de sport beoefend kan worden als doel op zich: sport is goed, is fijn en gezellig om te doen. Het aanbieden van sportactiviteiten en het realiseren van de noodzakelijk voorwaarden is steeds de kerntaak van de vereniging geweest. Verenigingen zijn ingesteld op de interesse van de deelnemers, daarmee hangt de hele vrijwilligersinzet samen. Bij een structuur waarbij zelfwerkzaamheid, groeps-loyaliteit, democratische besluitvorming en betrokkenheid voorop staat, wordt steeds meer deskundigheid verwacht op totaal andere terreinen (management, milieu, horeca etc.) als waar de sportclub voor opgericht is.
71 SPORT SCOORT!
Voor deze doelgroep zijn verschillende sportstimuleringsprogramma’s ontwikkeld en aangehouden. • Voor de basisschoolkinderen wordt twee keer per jaar ”het blauwe boekje” (volledig genaamd: “sportstimulering voor het basisonderwijs groep 6, 7 en 8) uitgebracht. De hierin aangeboden sportactiviteiten zijn gratis en worden meestal door sportverenigingen na schooltijd gegeven. De kinderen kunnen zich op individuele basis zelf inschrijven voor een (of meerdere) sporten. De samenwerking met de scholen bestaat eruit dat zij zorg dragen voor de verspreiding van het boekje, de deelname aan deze sporten stimuleren en de inschrijvingen verzamelen. Het aantal deelnemers in 1998 bedroeg circa 400 kinderen. • Voor het voortgezet onderwijs bestaat een vergelijkbaar programma: “de groene folder” (volledig genaamd: “ sportstimulering voor het voortgezet onderwijs”). Ook deze wordt twee keer per jaar uitgebracht. De scholen (vakleerkrachten) promoten deze activiteiten tijden de gymlessen en verspreiden de folders op school. De (gratis) sportactiviteiten worden zowel door sport-verenigingen als door lokale sportscholen gegeven, eveneens na schooltijd. Via de sportscholen is het mogelijk om ook nieuwe (sport)trends aan te bieden aan de jongeren. Aantal deelnemers in 1998 ± 360 jongeren. • Zowel voor het basis- als voor het voortgezet onderwijs bestaat er een “schoolsportkalender”. • De schoolsportcommissie bestaat uit vertegenwoordigers van de plaatselijke verenigingen, een aantal (vak)leerkrachten en een medewerker van de gemeente. De organisatie en de uitvoering van de desbetreffende tak van sport wordt m.n. verzorgd door de sportverenigingen. Aantal deelnemers in 1998 circa 2.800 jeugdigen. • Speciaal jongerensportproject in Hilversum Noord. In paragraaf 8.6 wordt hier nader op ingegaan.
De lokale sportverenigingen functioneren tevens als belangrijke sociale netwerken en dragen derhalve bij aan een positief leefklimaat. Zij worden steeds vaker gezien als een fundament van onze samenleving en hebben dientengevolge een grote maatschappelijke betekenis. Soms worden zij zelfs wel het derde opvoedingsmilieu, na het gezin en de school, genoemd. Overheden stoten steeds meer taken af naar de sportverenigingen: zij worden steeds vaker met allerlei maatschappelijke doelstellingen “opgezadeld”, terwijl zij van oudsher eigenlijk georganiseerd zijn om “slechts” een spelletje te spelen. Het gebruik van sport als middel om aan allerlei maatschappelijke doelstellingen het hoofd te bieden is geen primaire functie van de sportvereniging. De mogelijkheden van sport mogen dan ook niet overschat worden. De sportwereld heeft niet de pretentie om alle maatschappelijke problemen op te lossen, maar de sportclub kan wel een waardevolle bijdrage leveren aan het binden en functioneren van de lokale samenleving. Een citaat uit het symposium: Bij het oplossen van maatschappelijke problemen is de vereniging een schakel tussen de overheid en de maatschappij. De nieuwe en zwaardere eisen, de gewijzigde positie en rol van de sportverenigingen vereist dat verenigingen hierbij ondersteuning krijgen.
8.5: Huidige knelpunten van sportverenigingen.
SPORT SCOORT!
72
* De NOC*NSF heeft i.s.m. 18 sportbonden en een enquête onder 1100 sportverenigingen in alle takken van sport, de knelpunten geïnventariseerd in de breedtesport op lokaal niveau. De gegevens geven een indicatie van de knelpunten die de verenigingen ervaren. Deze zijn, inclusief een korte toelichting, hieronder weergegeven. • Tekort aan vrijwillig kader, zowel kwantitatief als kwalitatief: Veel verenigingen hebben problemen met het werven en behouden van vrijwilligers. Hierbij gaat het zowel om een gebrek aan gekwalificeerd kader als te weinig kader. Dit tekort betreft alle structurele kaderfuncties, m.n. sporttechnisch-, organisatorisch- en bestuurlijkkader. Door toename van de complexiteit van die taken daalt de beschikbaarheid en vereiste deskundigheid van vrijwilligers. • Ontwikkelingen in ledental, zowel verloop als verlies. Veel verenigingen ervaren problemen met het ledental; hierbij gaat het om ledenverloop en ledenverlies. Het verloop concentreert zich m.n. in de categorie jeugdigen, soms is het verloop verspreid over de diverse leeftijdscategorieën. Vaak wordt als reden opgegeven de afnemende aantrekkingskracht van de betreffende tak van sport. Echter ook wordt (landelijk) een derde van de oorzaken geweten aan de kwaliteit van het kader van de club. • Afnemende betrokkenheid van individuele leden bij de vereniging: Verklaringen worden gevonden in het toegenomen consumentisme en de sterke individualisering van de maatschappij. Ook de verdergaande flexibilisering van arbeidstijden zullen de bereidheid van leden om te investeren in hun vereniging waarschijnlijk nog verder doen afnemen. • Slechte of verslechterende financiële situatie: Een combinatie van hoge(re) kosten en lagere subsidie van gemeentelijke overheden. Verhoogde accommodatietarieven en in mindere mate stijgende materiaal- en organisatiekosten zijn de belangrijkste oorzaken. • Toegenomen concurrentie met andere sportaanbieders: Op de ‘heterogene’ sportmarkt begeven zich steeds meer concurrerende aanbieders. • Onvoldoende of afwezige marktgerichte instelling van de vereniging: Sportverenigingen zijn veelal intern gericht en gaan uit van hun bestaande aanbod. Rekening houden met de behoeften en wensen van bestaande afnemersgroepen komt nauwelijks voor en inspelen op behoeften van nieuwe doelgroepen nog minder. Voor veel sporten geldt dat er (te) veel nadruk ligt op de wedstrijdsport (competitie) en (te) veel op één dominante doelgroep (de competitie-spelers). • Dienstverlening van de bond aan de eigen leden: In de dienstverlening van bonden aan hun verenigingen staan competitie, sporttechnische zaken en opleidingen centraal. Meer algemene verenigingsondersteuning, gebaseerd op vragen van leden, komt pas op gang. Er is nadrukkelijk behoefte aan brede(re) verenigingsondersteuning.
• Verslechterde relatie met de gemeentelijke overheid: Verenigingen ervaren het beleid van de gemeente vaak als bedreigend. Ontwikkelingen als privatisering en bezuinigingen zijn hiervan de oorzaak. • De interne spanningsvelden binnen de sportvereniging zelf: Binnen de sportvereniging opereren meerdere “belangengroepen”. Hierdoor is de club moeilijk in staat te anticiperen op (nieuwe) ontwikkelingen. Dit knelpunt wordt als zo fundamenteel beschouwd, dat het een serieuze bedreiging vormt voor het voortbestaan van de sportvereniging. * Bijlage 9 is een artikel uit Werkbericht 1-1999 van het Sociaal Cultureel Planbureau en bevat een samenvatting van het 23 februari 1999 verschenen rapport “Vrijwilligerswerk vergeleken: Nederland in internationaal en historisch perspectief” uit de reeks “Civil Society”. Hierin wordt een aantal conclusies getrokken over het vrijwilligerswerk in Nederland. Het rapport relativeert pessimistische geluiden over de hedonische, de individualistische en calculerende burger. Een van de opmerkelijkste conclusies in dit rapport is dat het percentage vrijwilligers onder de bevolking de afgelopen twintig jaar vrij constant bleef. Het is onjuist te denken dat Nederlanders minder dan ooit bereid zijn tot belangenloze inzet voor anderen, voor de bredere samenleving of voor ideële doeleinden. Tussen een kwart en eenderde van de volwassenen bevolking doet regelmatig vrijwilligerswerk en besteedt hieraan 5 uur per week.
Met betrekking tot de problematiek rondom het vrijwilligerswerk in de Hilversumse sportverenigingen is het volgende te vermelden: Tijdens het minisymposium “ Vrijwilligersbeleid in de sportvereniging” (gehouden op 17 februari 1998 en georganiseerd door samenwerking van Sportservice Noord-Holland, de Vrijwilligerscentrale Hilversum en de gemeentelijke afdeling sport en recreatie) zijn door de toen aanwezige vertegenwoordigers van de sportverenigingen voorbeelden en knelpunten aangegeven, welke vergelijkbaar zijn met de landelijk gesignaleerde knelpunten. Zo zijn er verenigingen waarbij wel voldoende animo is voor (vrijwillige) hand-en spandiensten maar een invulling van een kaderfunctie voor langere tijd nauwelijks in te vullen blijkt. Dergelijke zaken zijn o.a. aan de orde gesteld in de gelijknamige cursus die volgde op dit minisymposium. Aan de hand van een vijftal thema’s inzake vrijwilligers is diep(er) op deze materie ingegaan. Deze gratis cursus werd gegeven in een vijftal weken in het voorjaar 1998, door Sportservice Noord-Holland en werd door 11 Hilversumse sportverenigingen gevolgd.
8.6: Andere sport(stimulerings)activiteiten: Bekend is dat er ook allerlei sportieve en recreatieve initiatieven worden ontplooid in bijvoorbeeld buurt- en wijkhuizen. Een groot deel van deze activiteiten vindt plaats onder regie van de Stichting SIS (Stichting voor sociaal cultureel werk). De stichting beheert zeven wijkcentra (Ons Huis, de Geus, Nova Zembla, de Steeg/Boboemba, de Lelie, Ons Gebouw en Kerkelanden) en een buitenlands vrouwencentrum “de Parels”. Per 1 januari 1998 is de fusie tussen Stichting SIS en ‘t JOB (jongerenopbouwwerk) geëffectueerd.
73 SPORT SCOORT!
* De Hilversumse situatie: Er is geen aanleiding om te veronderstellen dat de landelijke knelpunten binnen de sportverenigingen, zoals geconstateerd in het NOC*NSF-onderzoek, niet zouden gelden voor de Hilversumse situatie. De signalen uit de Hilversumse sportwereld (verzameld middels directe contacten met besturen, enquêtes en clubbladen) sluiten hierbij aan. Enerzijds kan worden geconcludeerd dat de druk op de verenigingen en de bestuurders nog verder zal toenemen en dat de te stellen (kwaliteits)eisen aan de sportverenigingen steeds hoger worden. Anderzijds bestaat de indruk dat de sportverenigingen zelf niet altijd actief anticiperen op ontwikkelingen in de sport zélf en op sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen. Het is niet ondenkbaar dat door een dergelijke interne gerichtheid en verkokerde benadering het bestaansrecht van een aantal verenigingen op termijn ter discussie komt te staan.
Raadpleging van de jaarplannen 1997 en 1998 alsmede het werkplan van 1999 geeft aan dat er een ruim assortiment van activiteiten wordt aangeboden. Hierin is rekening gehouden met diverse leeftijds- en doelgroepen, alsmede een spreiding over de diverse buurten/wijken. (Zie bijlage 10). Stichting Jongerenwerk organiseert diverse (jongeren)projecten (zie bijlage 11). Wijkgerichte projecten zoals in Kerkelanden (de Keet) en de Meent (het Web). Daarnaast zijn er ook stedelijke projecten, bijvoorbeeld in “Liman” (Turkse jongerencentrum) en “Mediterannee”(Marokkaans centrum). Deze beide laatste zijn gevestigd in het hoofdgebouw van de Stichting Jongerenwerk aan de Neuweg. Ook worden in een aantal van deze buurt/wijkhuizen activiteiten georganiseerd door de Stichting Ouderenwerk Hilversum (SOH). Bijvoorbeeld MBVO (“Meer Bewegen Voor Ouderen” in Ons Gebouw, de Geus, Nova Zembla en Boboemba) en koersbal in buurthuis de Geus en Nova Zembla.
SPORT SCOORT!
74
Bij de doelstelling van deze activiteiten staan de sportbelangen niet persé voorop. De sportactiviteiten worden vanuit een sociaal culturele invalshoek ontwikkeld, m.n. met het oog op voorkoming van vereenzaming, verveling c.a., kennismaking met een aansprekend vrijetijdsaanbod en integratie. De meeste cursussen, lessen en bijeenkomsten worden georganiseerd onder de noemer van ontmoeting en recreatie. Hierbij is sport dus als middel ingezet voor diverse (maatschappelijke) belangen te bewerkstelligen. In 1998 is in het kader van “jongeren en sport” door de SIS onderzocht op welke wijze sport voor jongeren in bepaalde buurten preventief werkt. Het Project Hilversum-Noord is hieruit ontstaan: Deze wijk is gekozen als experimentwijk, omdat hier signalen waren van overlast veroorzakende jongelui. Een opbouwwerker heeft contact gelegd met deze groep jongeren. Samenwerking met SIS, Scholengemeenschap Hilfertsheem-Beatrix en de voormalige afdeling S&R heeft ertoe geleid dat er gedurende een vijftal maanden, wekelijks 2 uren, allerlei sportfaciliteiten konden worden aangeboden aan deze groep jongeren. De activiteiten werden samen met de groep gekozen: voetballen, vechtsporten, basketball, darten, breakdance etc. Gemiddeld waren er 15 deelnemers per avond aanwezig. Het project liep van januari tot en met mei 1999. De deelname was gratis; de kosten van de gymzaalhuur, materialen en leiding zijn uit het sportstimuleringsbudget bekostigd. Sport wordt hierbij gezien als een middel om het passieve gedrag van jongeren op straat te doorbreken. Er wordt een actief aanbod voor in de plaats gesteld. Ook vanuit “de Bus” (ander project van SIS) is de behoefte geuit een goed, structureel sportaanbod op te zetten. Ook diverse commerciële sportscholen en -centra bieden specifieke programma’s aan voor leeftijds- en doelgroepen (b.v. zwemmen voor 55 plussers, zelfverdediging voor meisjes etc.). Her en der verspreid worden er tevens individuele sportmiddagen/avonden onder leiding van bijvoorbeeld fysiotherapeuten etc. georganiseerd, in bijvoorbeeld zaalruimten bij buurt/wijkcentra. Om een zo volledig mogelijk beeld te verkrijgen van het totale sportaanbod wordt via de wijk-coördinatoren van Buurt & Beheer geïnventariseerd wat er in aan “losse” sportactiviteiten in de buurten plaatsvindt. Deze samenwerking is gekozen omdat de wijkcoördinatoren door hun werk allerlei contactpersonen en buurtnetwerken kennen. Hierdoor wordt het mogelijk een actueel, realistisch beeld per wijk te verkrijgen. Bij de nadere uitwerking van de breedtesport zullen deze bevindingen bij de buurtgerichte activiteiten meegenomen worden.
8.7: Alleen jeugdsport stimuleren of meer (doel)groepenbeleid? In het beleid dat erop gericht is de Hilversumse inwoners te stimuleren tot blijvende sportdeelname moet voorkomen worden dat groepen bewoners buitengesloten worden. Er is de afgelopen decennia veel aandacht besteed aan werving van sporters. Naast producten van
algemene aard is sinds het midden van de jaren ‘80 ook veel energie gestoken in het ontwikkelen van middelen om de sportdeelname van groepen mensen, die nog relatief weinig sporten, te verhogen. Zoals bij de inleiding aangegeven kunnen hiervoor meerdere oorzaken zijn. Dit doelgroepenbeleid richt zich dan bijvoorbeeld op ouderen, allochtonen en gehandicapten. Naast de mogelijkheden om sport als middel in te zetten voor allerlei vormen van integratie en deelname aan de reguliere sportinstellingen blijkt voor een sommige (groepen) bewoners toch een aparte aanpak c.q. sportaanbod noodzakelijk om deze mensen te bereiken en over de drempel te krijgen. In de hierna volgende paragrafen wordt hier dieper op ingegaan.
8.7.1: sportstimulering voor ouderen: Uit de demografische gegevens blijkt dat het aandeel ouderen in Hilversum groot is en gezien de prognose in bevolkingscijfers zal deze groep de komende jaren nog toenemen. Ondanks de sportstimulerende activiteiten van de afgelopen jaren is er toch nog sprake van een ondervertegen-woordiging door deze leeftijdsgroep in de sport. De “seniorengroep” is niet over een kam te scheren: voor een genuanceerd beeld van deze groep draait het vooral om kennis van zaken op vier gebieden: de mate waarin men actief is, de beschikbare tijd, geld en gezondheid. Ook is er bijvoorbeeld onderscheid te maken in sportachtergrond: de nieuwe sporter, de herintreder en de doorgaande sporter. De maatschappelijke participatie en integratie van ouderen in (bewegings)activiteiten groeit. Sporten o.a. vanwege de positieve invloed op de gezondheid etc. Dit betekent dat er rekening moet worden gehouden met een sterk toenemende vraag van ouderen naar sportmogelijkheden. Deze liggen vooral op het vlak van recreatiesport, minder op wedstrijdsport.
SPORT SCOORT!
75
Het beleid is erop gericht om zoveel mogelijk ouderen deel te laten nemen aan activiteiten vanuit algemene organisaties. Er zijn slechts enkele specifieke activiteiten voor bijvoorbeeld 55 plussers. Binnen enkele takken van sport, zoals zwemmen, tennis, golf en gymnastiek, staan de deuren letterlijk open voor ouderen, maar voor andere takken van sport sluit het aanbod nog niet aan op deelname van ouderen. Bij ouderen staat bij sportbeoefening (meestal) gezondheid, gezelligheid en comfort (lees kwaliteit) centraal. Veel aandacht moet besteed worden aan de kwaliteit van het aanbod: sport op maat qua activiteiten, accommodaties, begeleiding en openingstijden, ongeacht bij welke sportaanbieder. Ook voor sportverenigingen liggen hier nieuwe mogelijkheden. Informatie en ondersteuning aan sportverenigingen die hun sportaanbod willen uitbreiden c.q. hun vereniging willen openstellen voor deze (nieuwe) doelgroep, wordt vanuit diverse sportbonden en de provinciale sportraden verzorgd. De gemeente kan hierbij als intermediair optreden door het organiseren van bijvoorbeeld een algemene informatieavond waarbij sportaanbieders en (instellingen voor die) doelgroep met elkaar in contact worden gebracht.
Positieve neveneffecten van een aanbod op maat kunnen onder meer zijn: • “aanbod op maat” wekt de interesse van oudere actieve sporters, waarmee het ledental van de sportvereniging (weer) kan toenemen. • de doelgroep 55-plus bevat in potentie veel vrijwilligers. Deze vrijwilligers kunnen een rol spelen bij het oplossen van de kaderproblematiek in sportverenigingen. • de preventieve werking op de gezondheid, waardoor ouderen langer zelfstandig (kunnen) blijven functioneren. • sociale doelstellingen door het in contact komen met leeftijdgenoten met gelijke interesse. Landelijk wordt aangenomen dat de aankomende senioren duidelijk verschillen van hun voorgangers. Kordate, kieskeurige en vooral koopkrachtige ouderen doen steeds nadrukkelijker hun intrede en vormen een steeds groter deel van de markt. (In marketingkringen wordt gesproken over “Whoopies”: dit staat voor Whealthy Healthy Older People). Vooral de commerciële sportaanbieders passen hier hun producten snel op aan.
8.7.2: sportstimulering voor allochtonen: De overheid heeft jarenlang hooggespannen verwachtingen gekoesterd over de functie en de uitkomst van sport als het middel tot integratie. Autochtoon en allochtoon zouden elkaar ontmoeten, samen sporten, samen verkeren in de uren na het sporten en op die manier dusdanig naar elkaar toegroeien dat van scheiding van culturen nauwelijks sprake meer was.
SPORT SCOORT!
76
De praktijk wijst echter uit dat: • de participatiegraad onder allochtonen nog steeds heel laag ligt • en dat nogal wat allochtonen kiezen voor sporten “binnen de eigen groep”. Bij deze etnische tweedeling kunnen positieve en negatieve factoren ten grondslag liggen. Als sporten in eigen, allochtoon, verband het resultaat is van zelforganisatie is dat acceptabel, waar dit echter het gevolg is van een mechanisme van sociale uitsluiting is het niet aanvaardbaar. Veel sportverenigingen hebben een sterke clubcultuur, waarbij allochtonen geacht worden zich naadloos aan te passen. Als er bijvoorbeeld problemen zijn rondom de weigering van allochtone ouders om vrijwilligers werk te doen binnen de club, de contributie niet op tijd betalen, of andere afspraken niet worden na gekomen, bestaat daar binnen die “clubcultuur” weinig begrip voor. Ook op het praktische vlak doen zich knelpunten voor: samen douchen past niet in de cultuur van iedere nieuwkomer, voor islamitische vrouwen en meisjes worden geen speciale
faciliteiten getroffen, het aanbod van etenswaren en dranken in clubhuizen is en blijft westers, met islamitische feestdagen wordt in het wedstrijdprogramma geen rekening gehouden. Deze voorbeelden geven allochtonen soms het gevoel in de autochtone verenigingen buitengesloten te worden. Vanwege de hierbij geschetste praktijksituatie is er door het NOC*NSF i.s.m. het ministerie van VWS een onderzoek gedaan naar de etnische tweedeling in de sport. De resultaten hiervan zijn in januari 1999 gepresenteerd op de conferentie “Kleurrijk samenspel” waarbij tevens het Rotterdams onderzoeksrapport “integratie door sport?” werd uitgereikt. Uit beide onderzoeken is geconcludeerd dat het volgen van een tweesporenbeleid de aangewezen aanpak is voor de toekomst. Dit tweesporenbeleid houdt in: * het stimuleren van sportparticipatie door allochtonen in reguliere sportverenigingen, * én ondersteuning van allochtone initiatieven in eigen groep. Hierbij wordt in de eerste plaats gekozen voor het stimuleren van sportdeelname onder allochtonen, waarbij sport als instrument voor integratie naar de tweede plaats wordt verschoven. Tijdens het symposium vatte het forumlid de heer J. van Beukering dit op de volgende wijze samen: “ dat er extra aandacht wordt besteed c.q. extra subsidiegelden beschikbaar komen, voor sportdeelname van allochtone jongeren en dat getracht wordt meer participatie te bereiken.” In het verslag van deze bijeenkomst wordt e.e.a. nog nader toegelicht.
8.7.3: Sportstimulering voor gehandicapten: Voor mensen met een handicap spelen naast eerder genoemde doelen, ook nog andere factoren een rol: re-integratie in de maatschappij, verbeteren van de zelfredzaamheid en mogelijkheden voor sociale kontakten. Integratie bij bestaande sportverenigingen en organisaties stuiten vaak op praktische problemen: te weinig sporttechnische begeleiding, geen of te weinig medesporters, aanpassingen van accommodaties, vervoer etc. Met extra
77 SPORT SCOORT!
In Hilversum worden enkele specifieke (sport)activiteiten voor allochtonen georganiseerd door de Stichting Jongerenwerk. “Liman” (Turks jongerencentrum) en “Mediterranee” (Marokkaans centrum) hebben bijvoorbeeld enkele avonden per week een fitnessruimte in gebruik waar circa 15 tot 20 jongeren gebruik van maken. Er is ook een aerobicgroep voor allochtone meisjes gestart, met wisselend succes. Het jaarlijks terugkerend voetbaltoernooi biedt elf weken lang een ontmoeting van zes teams uit de verschillende projecten: met Turkse, Marokkaanse en autochtone spelers. Ook de SIS heeft enkele projecten, specifiek gericht op allochtonen, zoals bijvoorbeeld een voetbalteam samengesteld uit voornamelijk AMA’s (alleenstaande minderjarige asielzoekers) en in buurthuis de Geus is een tienersportinloop die veel jonge tieners van Marokkaanse, Turkse en Nederlandse afkomst aantrekt. In het SIS-werkplan 1999 wordt melding gemaakt van diverse, laagdrempelige (sport)activiteiten die een intergratiedoel dienen.
financiële ondersteuning zijn dus niet alle knelpunten op te lossen. Bovendien speelt de persoonlijke opvatting over de handicap (m.n. bij lichamelijk gehandicapten) een rol bij het niet-sporten. We hebben te maken met mensen met zeer uiteenlopende handicaps in verschillende leeftijdsgroepen, die vaak niet samen aan dezelfde sport activiteit kunnen deelnemen.
SPORT SCOORT!
78
Relatief weinig mensen met een soortgelijk handicap uit één woonplaats beoefenen dezelfde sport. Dit betekent dat de keuzemogelijkheden om te sporten bijzonder klein is en de sportmogelijkheden voor mensen met een handicap verspreid zijn over verschillende gemeenten. Het gemeentelijk niveau is te klein om een evenwichtig aangepast sportaanbod te realiseren. Door regionaal samen te werken worden kennis en know-how van geld en mankracht gebundeld en versnippering van geld en mankracht voorkomen. Samenwerking in regionaal verband is veel doelmatiger en geeft aanzienlijk meer mogelijkheden. Vanaf 1994 is ook in de regio ‘t Gooi een dergelijke samenwerking, eerst als project gestart, genaamd “Samenwerkingsverband aangepast sporten in de regio ‘t Gooi”. Inmiddels zijn hierbij zo’n 10 gemeenten aangesloten en heeft de aangepaste sport een structureel karakter gekregen. Het Samenwerkingsverband (kortweg SAS genoemd) ontwikkelt zich tot een centraal punt waar iedereen voor informatie, advies en ondersteuning op het gebied van aangepast sporten terecht kan. De uitvoering en coördinatie is in handen van Sportservice Noord Holland. De werkzaamheden worden verricht vanuit een kantoor in revalidatiecentrum “De Trappenberg” in Huizen. In de eerste 4 jaar werd er zowel door het ministerie van VWS, de provincie Noord-Holland, de sportbond voor aangepast sporten (NEBAS), de NSG (Nederlandse sportbond voor mensen met een verstandelijk handicap) en elke deelnemende gemeente hierbij financiële steun geboden. Momenteel dragen de deelnemende gemeenten tezamen de kosten. Er zijn momenteel ca. 50 verschillende sportactiviteiten, waarvan een gedeelte in Hilversum plaatsvindt. Er vindt samenwerking plaats met de Trappenberg, sportscholen, fitness-centra en reguliere sportverenigingen die een aangepast sport-aanbod hebben. In 1998 deden in totaal ca. 2.100 personen mee aan deze regionale sportactiviteiten. Daarnaast zijn er in Hilversum nog voor mensen met een verstandelijk handicap twee sportverenigingen die eveneens een regionale functie vervullen. Ook deze sport-en recreatieve activiteiten worden financieel gesteund door de deelnemende gemeenten. Deze regionale aanpak ter sportstimulering van gehandicapten wordt zeer positief ervaren, zowel door sporters zelf als door de ondersteunende instellingen. Deze aanpak bevordert in feite zowel een organisatorische integratie bij takken van sport en sportinstellingen die zich daartoe lenen, alsmede op het stimuleren van aangepaste sportactiviteiten voor de eigen groep. Het ligt dan ook niet in de bedoeling in deze aanpak wijzigingen aan te brengen voor de komende periode. Ten aanzien van (meer) bekendheid van de mogelijkheden voor deze doelgroep ligt het in de bedoeling de samenwerking en informatie uitwisseling met gezondheidsinstellingen, bijvoorbeeld een GGD, te verbeteren. Uit een enquête van 1995/1996 is bijvoorbeeld gebleken dat er slechts een zeer beperkt beroep wordt gedaan op de WVG (Wet Voorzieningen
Gehandicapten). De WVG is niet ondersteunend aan verenigingen of dergelijk maar kan wel individuele ondersteuning bieden, een vast bedrag van ca. f 4.000,= per persoon, voor aanschaf of bijdrage aan specifieke sportfaciliteiten zoals bijvoorbeeld een sportrolstoel.
8.8: Sportstimulering in de toekomst: In het voorgaande hoofdstuk is aangegeven dat er behalve voor de jeugd ook nog voor andere doelgroepen redenen zijn om de sport- en bewegingsactiviteiten te stimuleren. Net als in het huidige sportbeleid blijft de doelgroep jongeren de eerste prioriteit. De gekozen werkwijze voor het gemeentelijk sportaanbod, in samenwerking met de scholen en sportverenigingen blijft vooralsnog gehandhaafd omdat via deze weg de doelgroep in haar volle proportie bereikt kan worden. Ook bij ontwikkelingen als naschoolse-opvang en onderwijsachterstandenbeleid is sport inzetbaar.
Sportstimulering voor de jeugd heeft naast het kwantitatieve aspect ook een kwalitatief aspect. Het bevorderen van goed opgeleid jeugdkader, dat een passend en verantwoord sportaanbod weet te bieden. Een aantal sportbonden heeft, specifiek gericht op zijn eigen sporttak, aparte jeugdprogramma’s ontwikkeld om de binding van de jongeren aan te sportclub te versterken. Daarnaast zijn er bij diverse landelijke sportinstellingen opleidingen e.d. te volgen die hierbij aansluiten. Zoals in paragraaf 8.7.1. gesteld bestaat er niet één groep “ouderen”, derhalve ontstaat er ook een grote differentiatie in benadering en aanpak. Om het sporten van deze groep te stimuleren is het noodzakelijk dat sportaanbieders zich meer verdiepen in deze doelgroep. Bij het sporten voor en door allochtonen zijn er naast de specifieke sportbelangen vaak diverse andere belangen die gediend (kunnen) worden door méér c.q. lánger te sporten. Ook hiervoor is aparte deskundigheid nodig die niet automatisch bij elke sportleider voorhanden is. Gelet op de belangrijke rol die sportverenigingen vervullen voor de leefomgeving en sociale structuur binnen een gemeente is het van belang extra aandacht te schenken aan het ondersteunen van deze sportverenigingen, daar waar zij zich inzetten mee te helpen aan maatschappelijke doelstellingen. De taak van de gemeente is dan met name een intermedaire rol zoals het bieden van voorlichting en informatie, bijvoorbeeld het houden van voorlichtingsavonden waarbij externe deskundigen worden uitgenodigd, of het organiseren van bijeenkomsten tussen sportverenigingen en doelgroep c.q. (instellingen die met deze doelgroep werken). Zoals geconcludeerd tijdens het symposium dient sportstimulering vanuit de gemeente én vanuit de sportverenigingen zelf te gebeuren. Ook het steunen bij de (opstart) van nieuwe projecten die hieruit ontstaan behoort hiertoe.
79 SPORT SCOORT!
Met de huidige kontakten en ervaringen is het aan te bevelen deze mogelijkheden voor de toekomst nader uit te breiden. In de jeugdaantallen bij de sportverenigingen is een terugloop te constateren in de leeftijdsgroep vanaf ca. 14 jaar. Bij de jeugdsport zijn enkele algemene knelpunten te constateren, die middels volgende speerpunten extra onder de aandacht kunnen worden gebracht: • Vergroten van de jeugdgerichtheid bij sportverenigingen, door het sport- en activiteitenaanbod beter te laten aansluiten op de mogelijkheden, wensen en behoeften van de jeugd. • De jeugd zelf meer te betrekken bij de organisatie van de activiteiten. Jongeren niet alleen als consument maar ook als producent laten optreden. • Het vergroten van de aandacht voor gezondheidsaspecten binnen de jeugdsport. • Vergroten van de aandacht voor waarden en normen binnen de verenigingen.
Het sporten voor gehandicapten zal worden voortgezet in de huidige regionale aanpak, waarbij aandacht voor uitbreiding en intensievere informatie-verstrekking over sportfaciliteiten e.d. Ten aanzien van sportmogelijkheden voor minima zal er (nog) meer publiciteit worden gegeven aan de mogelijkheden van het Participatiefonds, niet alleen via sociale zaken, maar ook via de sportverenigingen zelf. Informatie aan bestuur informatieverstrekking via het verenigingsblad.
8.9: Conclusies: Sport kan zowel worden toegepast als doel op zich en als middel voor andere (b.v. maatschappelijke) doelen te bereiken. Sport is dus goed voor eenieder van ons, ongeacht de (individuele) doelen. Het stimuleren van de deelname aan sport en het scheppen van mogelijkheden voor sport(ieve) activiteiten, blijft dan ook een essentieel onderdeel van het lokaal sportbeleid. Ondanks de stimulerende sportactiviteiten van de laatste jaren is er voor bepaalde groepen in de samenleving toch nog een achterstand te constateren in sportdeelname: het gaat hierbij m.n. om jongeren, allochtonen, ouderen en gehandicapten. Sportstimulerende activiteiten voor deze verschillende groepen kunnen niet allen op een zelfde wijze worden aangepakt. Derhalve meer sportstimulering op maat.
SPORT SCOORT!
80
Jong geleerd, oud gedaan, geldt o.a. ook voor sport. Uit onderzoeken is gebleken dat het in contact brengen met (diverse) sporten op jonge leeftijd een stimulerende werking heeft op sportdeelname en sportbeleving op latere leeftijd c.q. life-time. Hierin past het aanbieden van een gevarieerd assortiment aan sporten tijdens de schoolgaande jaren dan ook uitstekend. Behalve de insteek via het schoolsportprogramma is het van belang rekening te houden met de wisselende interesses en het zapgedrag van deze leeftijdsgroepen. Ongeacht de sportaanbieder, zal meer aandacht geschonken moeten worden aan inspraak en een dialoog met de jongeren over het sportaanbod c.q. de uitvoering ervan om de jeugd eerder c.q. meer te interesseren en aan zich te binden (denk aan uitval bij sportverenigingen vanaf een bepaalde leeftijdscategorie. Sportverenigingen vervullen in onze samenleving een heel belangrijke rol. De primaire taak van het aanbieden van sportactiviteiten is al lang niet meer de enige functie. Sportverenigingen vervullen tevens de rol van sociaal netwerk waarbij sport als middel ingezet wordt om aan allerlei maatschappelijke knelpunten het hoofd te bieden. Door de nieuwe taken worden er ook nieuwe eisen gesteld aan het vrijwilligerskader van die clubs. Landelijk onderzoek heeft aangetoond dat sportverenigingen met allerlei knelpunten te kampen hebben, dit tengevolge van diverse algemene ontwikkelingen in de maatschappij, de individuele sportbeleving, lokale en eigen (club)problematieken. Deze problemen worden onderkend. Een bredere markt- en maatschappijoriëntatie helpen het voortbestaan. Het bieden van verenigingsondersteuning is hierbij een essentieel onderdeel van het sportstimuleringsbeleid. Een aangepast aanbod en meer marktgericht werken biedt kansen om aan een aantal van deze problemen tegemoet te komen Sporten door en voor allochtonen: Ondanks de inspanningen van diverse jaren om sport in te zetten als integratiemiddel tussen diverse culturen is er in de praktijk nog steeds sprake van een lage participatiegraad bij deze groepen. Bovendien wensen veel allochtonen te sporten “in eigen groep”. Het volgen van een tweesporenbeleid voor de toekomst is dan ook een aangewezen weg: Op de eerste plaats wordt eraan gewerkt de participatiegraad te verhogen en op de tweede plaats wordt integratie van allochtonen bij reguliere sportinstellingen en -verenigingen gestimuleerd. Sporten voor ouderen: voor de ouderen die in het verleden niet de kans of de mogelijkheid hebben gehad om kennis te maken met sport moeten in samenwerking met (ouderen)organisaties, sociaal cultureel werk en gezondheidszorg mogelijkheden worden
gecreëerd om de 55-plussers te laten deelnemen aan sport en bewegingsactiviteiten. De “buurtgerichte aanpak” kan daarbij drempelverlagend werken. Gelet op de demografische ontwikkeling is het zaak rekening te houden met de grote groep “nieuwe” senioren. Van deze aankomende groep senioren heeft een groot gedeelte wel een sportachtergrond, bovendien zijn de nieuwe senioren in het algemeen actiever, koopkrachtiger en kritischer, hetgeen zich o.a. vertaald in de (sport)vraag. Aandacht voor deze groep en verbreding van het aanbod zijn gewenst. Sportaanbieders die zich hierop richten kunnen daarmee hun voordeel halen. Voor verenigingen betekent dit b.v. ledentoename, kaderwerving en dagactiviteiten, meer recreatief sporten naast het competitief sporten. Sporten voor gehandicapten: de sportparticipatie van gehandicapten blijft ver achter bij die van de rest van de bevolking. Integratie bij bestaande sportorganisaties stuit in de praktijk vaak op praktische problemen, die niet alleen door financiële steun op te lossen zijn. Bovendien is het verschil tussen de handicaps, de leeftijdsgroepen en de eigen beleving van de handicap zo groot dat er veel differentiatie nodig is. Het lokale niveau is te klein om een evenwichtig sportaanbod te realiseren. Regionaal samenwerken is veel doelmatiger gebleken en geeft aanzienlijk meer mogelijkheden. Sinds 1994 is hiertoe het “Samenwerkingsverband aangepast sporten in de regio “t Gooi” ingericht, als een centraal punt voor informatie, advies en ondersteuning. De uitvoering en coördinatie is in handen van sportservice Noord-Holland. Deze regionale aanpak voldoet nog steeds. De deelnemende gemeenten bieden hieraan o.a. financiële steun. Ook ten aanzien van verstandelijk gehandicapten is een soortgelijke organisatie ontstaan. Twee regionaal opererende sportverenigingen verzorgen een breed sport en recreatieaanbod voor deze doelgroep
Dit sluit prima aan bij de breedtesportimpuls vanuit de rijksoverheid. De bestaande wijkteams van buurt en beheer kunnen hierin een cruciale rol vervullen. Een middel hiertoe is sportonderzoek in de wijk waarbij zowel het bestaande sportaanbod alsook de bestaande behoeften en tekorten in beeld worden gebracht. De rol van de gemeente bestaat dan uit het regisseren, begeleiden en ondersteunen van de hieruit voortkomende activiteiten.
8.10:Beleidsuitgangspunten: • Het stimuleren van sportparticipatie: dit betreft in feite een breed terrein aan activiteiten vanuit de gemeente die beogen zoveel mogelijk burgers life-time aan het sporten te krijgen. • Sportstimulering is niet alleen méér mensen aan het sporten krijgen (algemene beleidsdoel) maar betekent ook meer mensen vanuit een klantgerichte houding naar volle tevredenheid te laten sporten en bewegen. Sportstimulering m.n. richten op die categorieën van de bevolking waarbij - een aantoonbare achterstand in deelname is te constateren (allochtonen en gehandicapten) - of waar zich een specifiek vraag voordoet (senioren) - of een verhoogd risico bestaat voor sportuitval (jongeren) • Het nieuwe sportstimuleringsbeleid gaat meer uit van de wensen en behoeften van die groepen zelf. Dit leidt hierbij tot de volgende uitgangspunten:
SPORT SCOORT!
81 Buurtgericht stimuleren tot sporten en bewegen. Sporten meer in de woonomgeving brengen, bij voorkeur door zelforganisatie van buurtbewoners, instellingen etc. Samenwerking met scholen, sociaal cultureel werk, instellingen en buurtnetwerken verruimt de mogelijkheden van sport. Niet alleen voor sport op zich, maar op deze wijze helpt sport mee aan een verbetering van het leefklimaat in de woonomgeving. De directe benadering van de aspirantsporter in zijn eigen woonomgeving, met eigen buurtgenoten en op eigen bekende locaties werkt drempelverlagend en bevordert de sociale cohesie in de buurt. Sport wordt daarmee dan onderdeel van buurt-en beheer, integraal jeugdbeleid en lokaal sociaal beleid.
•
•
•
•
- sportstimuleringsprojekten voor jongeren continueren via de samenwerkingsdriehoek: onderwijs, sportaanbieders en welzijnsinstellingen; - bij sporten voor allochtonen wordt gekozen wordt voor een tweesporenbeleid; - meer aandacht voor de wensen van senioren: aanpassing aanbod, kwaliteit en service; - voor gehandicaptensport wordt gekozen de regionale aanpak voort te zetten; Sport meer en vaker inzetten als middel om de sociale infrastructuur in de buurt/wijk te verbeteren, waardoor de kwaliteit en de leefbaarheid van de woonomgeving versterkt wordt. Gelet op de belangen van sportverenigingen en de nieuwe rol en taken die hen worden toebedacht in de samenleving is het bieden van verenigingsondersteuning een belangrijk item in de sportstimulering. De rol van de gemeente zal voornamelijk een stimulerende rol zijn (het coördineren en steunen van initiatieven). De uitvoering van de projecten en de activiteiten zal met name door andere (sport)-aanbieders, instellingen of organisaties worden opgepakt. Het stimuleren van sportactiviteiten en -evenementen om sport in het algemeen en specifiek in Hilversum meer onder de aandacht te brengen, hieronder wordt ook verstaan het verbeteren van het (top)sportklimaat.
8.11:Beleidsmaatregelen:
SPORT SCOORT!
82
• Het aanzetten tot en het scheppen van optimale mogelijkheden voor een actief en blijvend sportgedrag van de Hilversumse inwoners. • Het stimuleren van de sportdeelname van de Hilversumse inwoners en in het bijzonder van specifieke groepen zoals jongeren, allochtonen, ouderen en gehandicapten. • Het ondersteunen van de Hilversumse sportverenigingen en het bevorderen van de activiteiten van deze vrijwilligersorganisaties, welke tevens bijdragen aan de doelen die vanuit het algemene welzijnsbeleid nagestreefd worden. Aandachtspunten hierbij zijn (waar nodig) kwaliteitsbevordering van de clubs om de invulling van maatschappelijke taken te realiseren en deskundigheidsbevordering c.q. ondersteuning van de vrijwilligers in de sport. Hierbij is nauwere samenwerking met de provinciale sportraad, de NOC*NSF en de sportbonden noodzakelijk.
9
Communicatiebeleid.
9.1: Analyse Begin 2000 wil de gemeente Hilversum kunnen beschikken over een sportnota, op basis waarvan het sportbeleid tot ca. 2005 nader kan worden uitgewerkt. Om het draagvlak voor het sportbeleid te vergroten, kennis en ervaring uit ‘t veld (beter) te benutten en vraag en aanbod zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen, hebben gemeente en vertegenwoordigers van sportverenigingen zich in 1998 verenigd in het Sportplatform. De discussie over het sportbeleid vindt plaats in een context die sterk aan verandering onderhevig is. Zo treedt de gemeente steeds verder terug als sportaanbieder, neemt de concurrentie tussen aanbieders van sport(producten) toe, raakt sport steeds meer “vermaatschappelijkt” (van “doel op zich” naar “´middel tot” maatschappelijke participatie. Sport draagt bij aan het verwezenlijken van doelen op het gebied van o.a. welzijn, economie en werkgelegenheid) en neemt als gevolg van dit alles de behoefte aan een afstemming met andere beleidsterreinen toe. Naast deze ontwikkelingen aan aanbodzijde, verandert ook de sportbeoefenaar zélf. Individualisering, kleinere huishoudens en een groeiend aanbod van vrijetijdsactiviteiten leiden tot een grotere behoefte aan maatwerk en kwaliteit, terwijl het gevoel van clubbinding afneemt. In het licht van het voorgaande zijn de volgende aandachtspunten aan de orde:
Extern: • markt: concurrentie tussen sportaanbieders, waaronder gemeente, neemt toe. De gemeente dient in dit krachtenspel zijn positie te bepalen. • imago: de gemeente dient t.a.v. haar nieuwe rol een consistent beeld uit te dragen.
9.2: Communicatiedoelstellingen Het Hilversumse sportbeleid beoogt zoveel mogelijk inwoners van Hilversum, ongeacht sociale status, inkomen, culturele achtergrond, leeftijd en sekse, lichamelijke of mentale beperkingen in staat te stellen naar eigen inzicht, mogelijkheden en wensen aan sport deel te nemen. Om deze doelstelling in het licht van voornoemde ontwikkelingen te kunnen blijven waarmaken, neemt de behoefte aan structurele communicatie met sportaanbiedersén afnemers toe.
83 SPORT SCOORT!
Intern: • organisatorisch: integraal sportbeleid vereist interactie tussen verschillende beleidsterreinen (onderwijs, welzijn, ruimtelijke ordening, openbare orde, e.d.). Die interactie komt sneller van de grond naarmate de betrokken beleidsterreinen daar ook zelf belang bij hebben (win-win). Worden de raakvlakken eenmaal door de betrokkenen onderkend, dan kunnen bestaande barrières gemakkelijker worden geslecht. De organisatiestructuur van de nieuwe dienst DMO dient de voor deze integrale werkwijze noodzakelijke randvoorwaarden te scheppen. • financieel: waar de overheid zich opnieuw wenst te positioneren c.q. te profileren, kan dit gepaard gaan met extra kosten. Denk aan promotionele activiteiten in het kader van city-marketing. Waar sprake is van een integrale aanpak kan, afhankelijk van de belangen die daarmee worden gediend, eventueel aanspraak worden gemaakt op verschillende ´potjes´. • menskracht: zowel in termen van motivatie als personele capaciteit moet het (communicatie-) beleid “getrokken” kunnen worden. • cultureel: de positie - en daarmee de werkwijze - van de gemeente zijn aan verandering onderhevig. Onveranderd zijn de intentie om sportmogelijkheden te stimuleren en toegankelijk te houden, nieuw om hierbij nauwer samen te werken met andere “spelers in het veld”. Deze integrale benadering en de mogelijke consequenties daarvan dienen breed te worden uitgedragen.
Doel van die communicatie is: 1. het sportaanbod op evenwichtige wijze voor het voetlicht te brengen (promotie), 2. de gemeente Hilversum te herpositioneren. Daarbij dient m.n. de (consequenties van de) verschuivingen in de rolverdeling tussen de gemeente Hilversum en de overige sportaanbieders verduidelijkt, c.q. de samenwerking tussen betrokken partijen bevorderd, 3. het draagvlak voor een maatschappijgericht en integraal sportbeleid te vergroten, 4. te bevorderen dat de kennis en ervaring uit het veld (beter) wordt benut, 5. vraag en aanbod via o.a. monitoring en kwaliteitsonderzoek op elkaar af te stemmen. In onderstaand Plan van aanpak zijn deze algemene communicatiedoelstellingen vertaald naar communicatiedoelstellingen per doelgroep. Daarbij is tevens aangegeven welke boodschap in welke vorm (= communicatiemiddel) wordt gecommuniceerd.
9.3: Plan van aanpak 9.3.1: Doelgroepen Alvorens de communicatiedoelstellingen per doelgroep te specificeren, volgt hieronder eerst een beschrijving van de meest belangrijke doelgroepen.
SPORT SCOORT!
84
Extern: • Lokaal: Binnen de categorie sportaanbieders is de communicatie met de georganiseerde sport (ruim honderd Hilversumse sportverenigingen), de om zijn maatschappelijke meerwaarde belangrijkste doelgroep van de gemeente, inmiddels gestructureerd via het Sportplatform. Daarnaast is er behoefte aan structurele communicatie met de ón- en ánders georganiseerde sport, voor zover maatschappelijk relevant (bewegings- en gezondheidstimulerend). Overleg met de anders georganiseerde sport, aangeboden door buurt- en wijkcentra en commerciële aanbieders (sportscholen, fitnesscentra, maneges, tenniscentra), is wenselijk om enerzijds inzicht te krijgen in de mate waarin sport bijdraagt aan een leefbare wijk en anderzijds in de rol die m.n. commerciële aanbieders (kunnen) spelen bij speciale projecten. De ongeorganiseerde sport is tegelijkertijd aanbieder én afnemer. Wie buiten enig formeel verband sport, organiseert immers zijn eigen sportactiviteit. Overleg met de ongeorganiseerde sport gaat in de regel over laagdrempelige voorzieningen en de inrichting van de openbare ruimte. • Regionaal: in augustus ´98 is getracht een intergemeentelijk overleg op te starten. Van de negen uitgenodigde gemeenten gaven er slechts drie acte de présence. Van structureel overleg is momenteel nauwelijks sprake, wel zijn er bilateraal contacten. • Landelijk: de gemeente Hilversum maakt deel uit van het intergemeentelijk overleg van 85+ gemeenten (ofschoon zelf inmiddels 85- gemeente). De deelnemende gemeenten houden elkaar op de hoogte van het reilen en zeilen en verlenen elkaar onderling bijstand. In dit overleg is de wens naar voren gebracht om m.b.v. monitoring kengetallen en kwalitatief vergelijkingsmateriaal boven tafel te brengen. Ten aanzien van alle afnemers (lees: sportbeoefenaars) bestaat in aanvulling op de jaarlijkse omnibusenquête behoefte aan gegevens op basis waarvan het actuele sportaanbod met andere gemeenten kan worden vergeleken, beoordeeld en, zonodig, bijgesteld. In dat verband onderzoekt de gemeente Hilversum, in overleg met Bureau Onderzoek en Statistiek, de mogelijkheid om een monitoringsysteem op te zetten. Als onderdeel daarvan kan o.a. onderzoek worden gedaan naar de sfeer (onveiligheid, hygiëne, vrouwonvriendelijkheid), een belangrijke factor om al dan niet bij een club te blijven. Daarnaast vereist een klantgericht sportbeleid dat de gemeente zich niet alleen via onderzoeken over die klant laat informeren, maar ook rechtstreeks met die klant in contact komt. Zo zouden in overleg met verenigingen, buurt- en wijkcentra en vertegenwoordigers van de ongeorganiseerde sport thema-avonden kunnen worden georganiseerd, bijvoorbeeld over ´”sport in de wijk” of “sport - maatschappijgericht”. Zodoende ontstaat ook inzicht in de wensen en behoeften van de Hilversumse sporter.
Overigens zijn binnen de categorie afnemers verschillende doelgroepen te onderscheiden die om verschillende redenen bijzondere aandacht vereisen. In overleg met intermediairs (ouderenbonden, dienstencentra, GGD, (bewonerscommissies van) bejaardenoorden, maatschappelijk werk, opbouwwerk , SIS/JOB, en organisaties van buitenlanders) dient te worden bekeken hoe deze doelgroepen nog beter kunnen worden bereikt. Intern: Een toekomstgericht, integraal sportbeleid vereist dat ook interne doelgroepen “sportinclusief” gaan denken. Om dit te bewerkstelligen wordt waar mogelijk samengewerkt op (beleids)terreinen die op enigerlei wijze van invloed zijn op het sportbeleid. Te denken valt aan maatschappelijk welzijn, onderwijs, ruimtelijke ordening (inrichting openbare ruimte, geplande bebouwing), openbare orde, toerisme en city-marketing.
9.3.2: Doelstelling, boodschap en middel Algemene doelstellingen interne communicatie: - definiëren rol en positie van de gemeente m.b.t. het te voeren sportbeleid - beleid inzichtelijk maken - ontwikkelen randvoorwaarden om beleid samen met andere beleidsterreinen van de grond te krijgen. - afstemming vraag en aanbod via o.a. monitoring en kwaliteitsonderzoek . Doelstellingen uitgewerkt naar doelgroep:
de politiek commissie welzijn beleidsmedewerkers DMO (sport en recreatie, welzijn, onderwijs en cultuur) beleidsmed. ruimt.ord. beleidsmed openb.orde statistiek en onderzoek
gemeentebreed
doelstelling pleitbezorger integraal, maatschappijgericht sportbeleid
bekend met inhoud en voortgang sportbeleid idem
boodschap Onderbouwing voor nut en noodzaak van een integraal, maatschappijgericht sportbeleid idem
middel collegevoorstellen wethoudersoverleg
idem
wethoudersoverleg nieuwsflits overleg
nieuwsflits
draagvlak integraal, maatschappijgericht sportbeleid opgebouwd, raakvlakken geïnventariseerd idem
wat houdt integraal, maatschappijgericht sportbeleid in? Eigen belang/bijdrage? idem
overleg
idem
idem
overleg
vraag en aanbod zijn op elkaar afgestemd, o.a. via monitoring en kwaliteits-onderzoek gemeente is in grote lijnen bekend met het sportbeleid
wat zijn de mogelijkheden en beperkingen voor monitoring
overleg
Intranet/ Deze Week/ Boekweitkorrels
Als intern voldoende draagvlak voor een integraal, maatschappijgericht sportbeleid is opgebouwd en de raakvlakken duidelijk in beeld zijn gebracht, kan worden overwogen om vanuit de betrokken beleidsterreinen een projectteam samen te stellen, die de integraliteit van beleid bewaakt.
85 SPORT SCOORT!
Interne doelgroep B&W
Algemene doelstellingen externe communicatie: - consequent/consistent positioneren van het gemeentelijk sportbeleid - evenwichtige promotie van het sportaanbod - opbouwen van draagvlak voor een maatschappijgericht en integraal sportbeleid - opbouwen van een infrastructuur om kennis en ervaring uit ´het veld´ (beter) te benutten Doelstellingen uitgewerkt naar doelgroep: Externe doelgroep sportplatform
verenigingen (gs)*
SPORT SCOORT!
86
doelstelling
boodschap
middel
- kent beleidsresultaten - bereid tot klankbordfunctie
- beleidsresultaten - succesjes/knelpunten
minisymposium platformoverleg vergaderstukken nieuwsbrief minisymposium nieuwsbrief
- kennen beleidsresultaten - beleidsresultaten - brengen kennis/ervaring in - succesjes/knelpunten - ondersteunen beleid - actievoorstellen t.a.v. promotie, integratie van allochtonen en gehandicapten, e.d. buurt- en wijk- idem idem centra (ags)* commerciële idem idem sportaanbieders (ags)* individuele idem idem sporters (os)* regionaal inter- - kennen beleidsresultaten idem gemeentelijk - bereid tot klankbordfunctie overleg (o.v.) landelijk overidem idem leg 85+ gemeenten intermediairs - bereid betekenis en belang - sport is goed voor ouderen sport (participatie/integratie lichaam en geest onder aandacht te brengen - sport is goed voor sociale contacten intermediairs - bereid betekenis en belang idem jongeren sport (participatie/integratie onder aandacht te brengen Nevenfunctie: socialisatie, voorkomen afhaakgedrag intermediairs - bereid betekenis en belang idem allochtonen sport (participatie/integratie onder aandacht te brengen intermediairs - bereid betekenis en belang idem gehandicapten sport (participatie/integratie onder aandacht te brengen inwoners - gemeente voert actief Hilversum sportbeleid - gemeente doet dit in overleg met .. - bekend met hoofdlijnen sportbeleid (integraal)
nieuwsbrief nieuwsbrief
nieuwsbrief vergaderstukken nieuwsbrief vergaderstukken nieuwsbrief media van intermediairs
idem
idem
idem
gemeentepagina internet kabel persberichten
* gs = georganiseerde sportaanbieders ags = anders georganiseerde sportaanbieders os = ongeorganiseerde sportaanbieders (= afnemers)
9 3.3: Fasering De sportnota “Sport scoort!” heeft betrekking op de periode tot ca. 2005. Tegen die tijd moet sprake zijn van voldoende draagvlak voor een integraal, maatschappijgericht sportbeleid. De sportnota markeert het begin van wat kan worden aangeduid als een cultuuromslag. Die omslag vraagt tijd en zal stapsgewijs verlopen. In de vorm van een minisymposium op 18 september 1999 hebben de sportverenigingen de gelegenheid gekregen hun mening te geven over een aantal discussiepunten. Deze reakties en aanvullingen zijn zo veel mogelijk verwerkt in deze nota; het verslag van de bijeenkomst is als bijlage toegevoegd. In het begin van het nieuwe jaar wordt dit geheel aangeboden ter behandeling aan het gemeentebestuur. Na vaststelling volgt een fase, waarin het vastgestelde beleid met alle betrokken partijen op zijn consequenties moet worden doorgesproken en uitgevoerd. Communicatie speelt daarbij voortdurend een rol. De precieze fasering zal plaatsvinden nadat het gemeentebestuur de conceptnota heeft goedgekeurd.
9.3.4: Financiën Een publieksfolder (hoofdlijnen sportbeleid, spelers in het veld, bereikbaarheid gemeente), een uitgave met het sportaanbod en een Nieuwsbrief (4 x per jaar) komen ten laste van het communicatiebudget van DMO (begroot: f 20.000,-). Overigens wordt gebruik gemaakt van bestaande communicatiemiddelen.
SPORT SCOORT!
87
SPORT SCOORT!
88
Sport scoort!
BIJLAGEN
89
SPORT SCOORT!
90
Bijlage 1 Evaluatie sportnota “Tikkie terug”: Hoofdstuk 7 van bovengenoemde nota geeft de uitgangspunten en conclusies weer. Het sportbeleid van de zestiger en zeventiger jaren (m.n. sterke toename van het aantal voorzieningen) wordt in de jaren tachtig, mede door de schaarsere financiële middelen van de gemeente, losgelaten. Door een gemeentelijke bezuinigingsoperatie “Plussen en Minnen” van maart 1991, wordt middels de nota “Tikkie Terug” de richting aangegeven voor de komende jaren v.w.b. het sportbeleid. Uitgangspunten hierin zijn: 1. Bevordering van de georganiseerde en ongeorganiseerde sportdeelname door: - het benadrukken van de educatieve en gezondheidsbevorderende betekenis van sportbeoefening. - specifiek aandacht te besteden aan verhoging van de sportdeelname onder jeugdigen. - het mogelijk maken van deelname aan sportieve activiteiten van groepen die bedreigd worden door een sociaal isolement, w.o. gehandicapten.
3. Het pakket aan sportvoorzieningen in de gemeente is breed gevarieerd en nagenoeg compleet. Het gemeentelijk sportbeleid zal zich om die reden met name richten op handhaving van de aanwezige kwaliteiten en op het inspelen op wijzigende behoeften. 4. De spreiding van de sportvoorzieningen over de stad dient zoveel mogelijk in stand te worden behouden, opdat de goede bereikbaarheid van de accommodaties gewaarborgd blijft 5. Voorwaarden moeten worden geschapen om de diversiteit aan sportvormen te handhaven, aan te passen en zo mogelijk uit te breiden. 6. Het beleid zal erop gericht zijn de bezettingsgraad van de gemeentelijke binnen- en buitensport-accommodaties te verhogen. Wat dat betreft zal meer aandacht worden besteed aan het bij de burgers bekend maken van de sportieve en recreatieve faciliteiten. 7. De samenwerking tussen sportclubs onderling zal worden gestimuleerd om zodoende de belangen van de betrokken verenigingen en die van de gemeente beter op elkaar af te stemmen. Bovenstaande uitgangspunten zijn in een aantal aanbevelingen geformuleerd. Deze aanbevelingen zullen hierna worden geciteerd met daarbij een korte analyse van de ontwikkelingen van af 1992 tot heden.
91 SPORT SCOORT!
2. Bij een voorwaardenscheppende rol van de gemeente zal het accent ten aanzien van financiering en exploitatie van projecten in de sport meer en meer bij het particuliere initiatief komen te liggen. De gemeente blijft, incidenteel, garant staan bij het verstrekken van geldleningen aan sportorganisaties.
Aanbeveling 1) Bij het voornemen om de tarieven van de gemeentelijke sportaccommodaties meer kostendekkend te maken, zal de huidige tarievenstructuur (met het gymnastieklokaal als basis voor de verdere berekeningen) gehandhaafd worden. Een betere verhouding tussen kosten en baten zal bereikt worden met een verhoging van de tarieven.
SPORT SCOORT!
92
Om aan een hogere kostendekkendheid tegemoet te komen zijn de tarieven als volgt aangepast: Overzicht jaarlijkse tariefsverhogingen t.a.v. gemeentelijke sportaccommodaties: • Per 1 januari 1993: alle tarieven ondergingen een indexmatige verhoging van 3,9%. Ten gevolge van de in 1982 ingevoerde herstructureringsregeling (streven naar meer evenwicht tussen tarieven voor binnen- en buitenaccommodaties) moesten in dit jaar de 7handbalvelden en rugbyvelden nog een extra verhoging ondergaan (resp. 11,1% + 3,9 % index = 15% max. toegestane verhoging). Verder werden de oefenhoeken-voetbal met 5% en oefenhoeken-korfbal met 4% verhoogd, de diverse tarieven van de Expohal met ca. 5% evenals de commerciële tarieven van de sporthallen. • Per 1 juli 1993: Als uitvloeisel van de nota Plussen en Minnen werd t.b.v. een grotere kostendekkendheid een extra (gedifferentieerde) tariefsaanpassing doorgevoerd, t.w.: gymlokalen 15% verhoging, recreatief zwemmen 10% en de overige accommodaties 6%. Ook zou een striktere toepassing plaatsvinden van het “overige tarief” bij verhuur van de binnensportaccommodaties. • Per 1 januari 1994: jaarlijkse indexmatige tariefsverhoging van 3,6%, voor vrijwel alle accommodaties. De commerciële tarieven van de Expohal werden verhoogd met ca. 4%. • Per 1 januari 1995: jaarlijkse indexmatige verhoging van 2,1%, voor vrijwel alle accommodaties. De commerciële tarieven van de Expohal werden verhoogd met 5%, de huurtarieven van de inventaris werden niet verhoogd. • Per 1 januari 1996: jaarlijkse indexmatige verhoging van 2,75% voor alle accommodaties. De huurtarieven van de inventaris van de Expohal werden niet verhoogd. • Per 1 januari 1997: jaarlijkse indexmatige verhoging van 1,8% voor alle accommodaties.(Expohal medio 1996 gesloten, dus niet meer opgenomen in de tarievenverordening). • Per 1 januari 1998: jaarlijkse indexmatige verhoging van 2,1%, niet voor alle accommodaties** • Per 1 januari 1999: jaarlijkse indexmatige verhoging van 2,2%, niet voor alle accommodaties** ** = voor (bijna alle) buitensportaccommodaties geldt dat het tarief van 1997 gehandhaafd blijft. Als reden hiervoor geldt dat vergelijking met andere gemeenten de Hilversumse sporttarieven al erg hoog liggen.
Aanbeveling 2) Gelet op het vorenstaande zal het beleid erop gericht zijn de bezettingsgraad van gemeentelijke binnen- en buitensportaccommodaties te verhogen. Wat dat betreft zal meer aandacht besteed moeten worden aan het bij de burgers bekend maken van de sportieve en recreatieve faciliteiten van de accommodaties (op uren overdag door de-week). • Door de sluiting van de Expohal (medio 1996) zijn huurders verplaatst naar de andere hallen, waardoor de bezettingsgraad aldaar verhoogd werd. Ook is het commercieel verhuur in de overige sporthallen en -zalen uitgebreid: m.n. kleine beurzen (b.v. paranormale beurs en computerbeurs) en diverse markten (vlooienmarkt, antiekmarkt, etc.). • Meer bekendheid aan sport en recreatieve activiteiten is onder meer bereikt door presentaties op de jaarlijkse Vrijetijdsmarkt en de bijeenkomst voor nieuwe inwoners van Hilversum. Ook is meer gebruik gemaakt van de kabelkrant en dag-en weekbladen.
Aanbeveling 3) In overleg met de sportverenigingen en - federaties zal worden bezien of delen van het onderhoud op sportparken in aanmerking komen om te worden uitgevoerd door de sportorganisaties (in de nota ”privatisering onderhoud” wordt een en ander nader uitgewerkt). Voor eventuele personele belangen bij gemeentelijke diensten wordt hierbij uiteraard de ”leidraad bij organisatieverandering” betrokken. Er zijn diverse verenigingen die het onderhoud van de accommodatie (deels) zelf uitvoeren, waardoor meer maatwerk geleverd kan worden en een reductie op het huurtarief verkregen kan worden, bijvoorbeeld Gooise Atletiekclub, Tennisvereniging “de Rading”, Algemene Sportclub Hilversum, Gooise Wielerclub “de Adelaar”,Handboogschutterij Hilversum, Hilversumse Mixed Hockey Club, Golfclub ‘t Jagerspaadje en Tulip Tennis Centrum. Medio 1998 is er een overeenkomst gesloten tussen gemeente en de Federatie Berestein over delen van het onderhoud van het sportpark. Hierbij zijn meerdere verenigingen een samenwerkingsverband aangegaan over de onderlinge verdeling van de betreffende werkzaamheden. T.a.v. de personele belangen kan gesteld worden dat hiervoor de gebruikelijke gemeentelijke regels gevolgd zijn. Een deel van de beheerswerkzaamheden voor de buitensportaccommodaties wordt sinds 1997 niet meer verricht door de dienst Gemeentewerken, maar door externe (hierin gespecialiseerde) bedrijven.
Aanbeveling 4)
De korfbalverenigingen “KV de Zwaluwen” en “KV Excelsior”, beide op sportpark Corverskuil gehuisvest, zijn medio 1993 gefuseerd en gaan samen verder onder de naam “de Corvers”. Op dit sportpark zijn nu minder korfbalvelden ter beschikking en een deel van de huidige korfbalvelden is bovendien in medegebruik door/voor Golfclub ‘t Jagerspaadje. Op sportpark Soestdijkerstraatweg en in de Expohal zijn de handbalvelden verdwenen. De H.H.C. (Hilversumse Handbal Club) is vanaf 1997 gefuseerd met v.v. ‘t Gooi en vormt daar nu een aparte handbalafdeling, gehuisvest op sportpark Berestein. De handbalafdeling van Olympia’25 is gestopt.
Aanbeveling 5) Het aantal velden dat beschikbaar is voor de voetbalsport heeft geen gelijke tred gehouden met de afname van het aantal voetballende leden. In overleg met de voetbalclubs zal de behoefte aan velden in overeenstemming worden gebracht met de bespelingsnorm. Ook hier kunnen fusies bijdragen tot het oplossen van het gesignaleerde vraagstuk. Overzicht van het aantal verenigingen en ledentallen voor de voetbalsport: jaar 1992 1993 1994 1995 1996 1997
aantal clubs. 16 16 15 13 11 11
senioren leden 3.000 2.691 2.393 2.386 2.702 2.896
junioren leden 1.098 991 1.228 1.206 1.470 1.519
totaal aantal leden 4.098 3.682 3.621 3.592 4.172 4.415
93 SPORT SCOORT!
Het areaal aan handbalvelden en korfbalvelden (bijvoorbeeld op sportpark Corverskuil) zal aangepast worden aan de gewijzigde omvang van deze verenigingen. Het realiseren van fusies van verschillende verenigingen in deze takken van sport lijkt de aangewezen weg te zijn om deze doelstelling te realiseren
Van 1992 tot 1996 is een afname van 16 naar 11 voetbalclubs te constateren (door opheffing of fusie: DOSV, Donar, Gooise Boys, Hoogerheide, Hilversumse Boys en Oranje Leeuwen). Vanaf 1996 is weer een toename van voetballende sporterste constateren. Jaarlijks wordt a.d.h.v. het aantal teams (opgave door clubs zelf) en door de sportbonden gestelde normen de accommodatiebehoefte berekend en eventueel aangepast. In de voorliggende nieuwe sportbeleidsnota is de actuele situatie opgenomen.
Aanbeveling 6) Als de Expohal wordt afgestoten zal voor de aldaar aanwezige 5 volwaardige en 2 singlebanen vervangende indoor-tennisruimte gerealiseerd moeten worden. De door de tennisbond gehanteerde vuistregel van 1 overdekte baan op 5 buitenbanen wordt hiermee nagenoeg bereikt. De Expohal is medio 1996 gesloten. Vanaf 1997 zijn in sporthal Kerkelanden aparte uren en tarieven t.b.v. particulier tennis ingevoerd. Hiervan is niet veel gebruik gemaakt, mede doordat de vloer van de accommodatie alleen geschikt bevonden werd voor beginners. Het drukke lijnenspel (voor de andere zaalsporten) werd als storend ervaren. Een groot deel van de tennissers is overgegaan naar het Tulip Tennis Centrum, waardoor het knelpunt van de overvraag op courante uren (m.n. overdag) is opgelost. Gelet op de ontwikkeling van de tennissport zijn er vooralsnog voldoende tennisbanen aanwezig.
Aanbeveling 7)
SPORT SCOORT!
94
De gemeente beschikt op dit moment over twee sporthallen, twee sportzalen en de Expohal. De vraag naar zaalaccommodatie neemt nog steeds toe. Daarom is het nodig dat er bezien wordt of en in welke vorm tot nieuwbouw van een sportaccommodatie moet worden overgegaan en welke financiële rol de gemeente daarbij speelt. De sluiting van de Expohal dient daarbij betrokken te worden. In de loop van 1999 zal de sporthal Dudok-Arena in gebruik genomen kunnen worden, waarbij in de avonden en weekends uren beschikbaar komen voor verenigingsgebruik. De mogelijkheden en wijze van realisatie/exploitatie wordt bij de ontwikkelingen in de onderliggende sportnota verder toegelicht. In de sporthallen Kerkelanden en Oost vindt een deel van de commerciële verhuur plaats, die vroeger in de Expohal plaatsvond.
Aanbeveling 8) In eerste instantie zal bij het zwembad de Lieberg bezien gaan worden wat de consequenties van privatisering/verzelfstandiging zijn voor aspecten als baten, lasten, personeel en programmering. Als besloten wordt tot een grondige renovatie van het bad zal die renovatie zich moeten richten op een uitbreiding van de recreatieve mogelijkheden, een toename van het badbezoek en verbetering van het exploitatieresultaat. In de jaren 1992 t/m 1995 is door een terzake gespecialiseerd bedrijf onderzoek verricht naar de exploitatie van zwembad De Lieberg. Daarbij is, op basis van een aantal varianten een toekomstperspectief voor onder meer de beheersstructuur geschetst. In het kader van de operatie “plussen en minnen” heeft het gemeentebestuur, onder meer op basis van dit toekomstperspectief gekozen voor verzelfstandiging of privatisering van het zwembad. Uiteindelijk besloot de gemeenteraad in haar vergadering d.d. 12 november 1996 tot privatisering van het zwembad waartoe op 18 december 1996 een exploitatieovereenkomst werd gesloten alsmede, ter zekerstelling van de belangen van de bij deze privatisering betrokken personeelsleden, een sociaal statuut. De nieuwe exploitant van het zwembad, Optisport Hilversum b.v., kreeg van het gemeente-bestuur ten aanzien van de bedrijfsvoering veel vrijheid en diende daarnaast zorg te dragen voor een deugdelijke en “klantgerichte” renovatie van het zwembad. Daartoe stelde de gemeente een eerder gereserveerd substantieel geldbedrag ter beschikking.
Inmiddels heeft de renovatie van het zwembad zijn beslag gekregen en geeft de exploitant van het geprivatiseerde zwembad door gerichte roosteraanpassingen en het introduceren van tal van aqua-activiteiten de bedrijfsvoering van het bad nieuwe impulsen.
Aanbeveling 9) Aangezien er een grote diversiteit van verenigingen van één sporthal gebruik maakt, wordt privatisering van de sporthallen ongewenst geacht. Verregaande overdracht van taken (b.v. beheer en onderhoud) aan zaalsportverenigingen is niet haalbaar, omdat de verenigingen dit in organisatorisch en financieel opzicht meestal niet aan kunnen. In sportzaal Hilversumse Meent en de Spelevaart wordt voor een aantal verenigingen “sleutelbeheer” toegepast. Dit is in deze sportzalen mogelijk omdat er relatief veel dezelfde (soort) gebruikers zijn, waardoor bij het wisselen van vereniging/huurder niet veel aanpassingen aan de zaal en sportvloer noodzakelijk zijn. In de andere binnensport-accommodaties is dit niet zo te regelen. Daarnaast is er “bezuinigd” door vermindering van inzet uren van de sporthalbeheerders: in elke hal is één beheerder overdag aanwezig tot 17.00 uur, daarna wordt het toezicht etc. door de restaurateur waargenomen. In de weekends is één sporthalbeheerder in dienst voor de 3 hallen.
Aanbeveling 10) Met het actualiseren van het huidige activiteitenpakket zal de jeugdsport in het kader van de Stimulering Sport Deelname (SSD) worden bevorderd. Tevens zullen nieuwe activiteiten worden ontwikkeld voor het stimuleren van de schoolsportkalender en de zwemvierdaagse.
Aanbeveling 11) Het benadrukken van de educatieve en gezondheidsbevorderende betekenis van de sport kan worden gerealiseerd door het verder ontwikkelen van de schoolsportstimuleringsprojecten en door het organiseren van kennismakingscursussen op scholen tijdens de gymnastieklessen en het organiseren van buitenschoolse projecten. Schoolsportstimuleringsprojecten: Voor het basisonderwijs is m.i.v. schooljaar 1995/1996 “het blauwe boekje” geïntroduceerd. Hierin worden 2 x per jaar diverse sportactiviteiten gratis aangeboden. Geïnteresseerde kinderen (tot ca. 11 jaar) geven zich via de school vooraf op voor de gekozen sportactiviteiten. De uitvoering wordt geheel door de sportverenigingen geregeld. Om een indicatie te krijgen over de deelname hieraan: het programma-aanbod van najaar 1998 trok 175 deelnemers. T.b.v. het voortgezet onderwijs is m.i.v. voorjaar 1997 “het groene boekje” gestart. De opzet is idem als bij het basisonderwijs, maar de activiteiten zijn uiteraard afgestemd op deze leeftijdsgroep (12 tot ca. 18 jarigen). Hieraan werken niet alleen de scholen en sportverenigingen mee, maar er worden ook activiteiten georganiseerd bij commerciële sportscholen. Indicatie deelname: Voor het programma van najaar 1998 hebben zich 211 jongeren ingeschreven.
95 SPORT SCOORT!
Stimulering Sport Deelname: De jaarlijks huis-aan-huis uitgegeven folder “sporten zonder verplichtingen” bevatte een aanbod van diverse sport- en spelinstuiven en kennismakingscursussen voor meerdere takken van sport. Dit programma was toegankelijk voor alle leeftijden, tegen een eigen financiële bijdrage. De deelname aantallen waren wisselend, afhankelijk van het verschil in sportaanbod. Om een indicatie te krijgen: in 1997 waren er tussen de 6.500 en 7.000 deelnemers aan deze activiteiten. Als gevolg van de kerntakendiscussie is dit programma opgeheven: 1996-1997 was het laatste seizoen. Schoolsportkalender: Gemiddeld waren hierin 8 takken van sport vertegenwoordigd en werden afhankelijk van de inschrijvingen evenzoveel toernooien voor basis- en voortgezet onderwijs georganiseerd. Deelname is langzaam teruglopend in aantal. Zwemvierdaagse: sinds de privatisering van Zwembad De Lieberg (1997) heeft de gemeente met deze activiteit geen bemoeienis meer.
Beide genoemde projecten zijn allen buitenschoolse projecten; projecten tijdens schooltijd zijn (nog) niet gerealiseerd. Hiervoor zijn wel voor de komende periode reeds enige initiatieven opgestart.
Aanbeveling 12) Het verder ontwikkelen van activiteiten/initiatieven voor groepen met een geringe sportparticipatie (o.a. buitenlandse vrouwen), die zich mogelijk in een sociaal isolement bevinden. Voor de groep van gehandicapten is het gezien de problematiek bij werving en bereikbaarheid wenselijk te komen tot een regionale aanpak. Ten aanzien van leden van etnische minderheden is het van belang dat de zelforganisatie en de belangenbehartiging worden bevorderd. Voor de ouderen zal een continuering en een verbreding van het huidige MBVO-pakket worden nagestreefd. T.b.v. lichamelijk gehandicapten: sinds 1994 neemt Hilversum zitting in een regionaal samenwerkingsproject “Aangepast sporten in ‘t Gooi”. Doel hiervan is een regionale ondersteuningsstructuur op te zetten voor personen met lichamelijk beperkingen. De doelgroep is van 15 tot 55 jaar. Begeleiding en coördinatie vindt plaats via Sportservice NoordHolland. Elke deelnemende gemeente draagt jaarlijks een vastgesteld bedrag hieraan bij. T.b.v. verstandelijk gehandicapten: de gemeente Hilversum geeft financiële steun aan twee gespecialiseerde verenigingen die eveneens een regionale functie vervullen. T.b.v. etnische minderheden: hiervoor zijn geen speciale projecten opgestart, er is altijd de mogelijkheid tot inschrijving bij algemene sport en recreatieactiviteiten. Meer Bewegen Voor Ouderen (MBVO): de voor deze doelgroep (50 jaar en ouder) georganiseerde projecten maakten deel uit van het programma “sporten zonder verplichtingen. (Zie ook aanbeveling 10).
SPORT SCOORT!
96
SPORT SCOORT!
Bijlage 2
97
Bijlage 3 tabel 1:
SPORT SCOORT!
98
tabel 2:
Bijlage 4 Verdeling senioren/junioren per tak van sport over 1995 t/m 1998 1995 sen.
jun.
tot.
1996 sen.
jun.
tot.
1997 sen.
jun.
tot.
1998 sen.
jun.
1027
854
173
1007
836
171
1130
941
189
1200
1000
200
Badminton
313
228
85
384
262
122
418
314
104
418
311
107
Basketbal
294
172
122
316
154
162
283
126
157
268
117
151
Biljarten
226
218
8
223
215
8
220
210
10
220
210
10
14
14
0
15
15
0
12
12
0
12
12
0
Atletiek
Boksen Bowling
83
83
0
75
75
0
74
64
10
45
26
19
Bridge
600
600
0
615
615
0
922
922
0
942
942
0
Cricket
174
150
24
170
145
25
160
125
35
148
123
25
55
55
0
47
47
0
50
50
0
50
50
0
5
5
0
0
0
0
Golf
1920
1904
16
1970
1952
18
2400
2350
50
2650
2600
50
Gymnastiek
1013
430
583
979
371
608
982
367
615
987
357
630
238
163
75
154
92
62
165
92
73
190
104
86
Darts Dammen
Handbal Handboogschieten Hockey Honkbal/softbal
99
88
11
93
78
15
111
90
21
114
94
20
1401
799
602
1396
765
631
1328
742
586
1360
750
610
235
169
66
220
160
60
195
137
58
200
129
71
Kaatsen
20
20
0
20
20
0
20
20
0
20
20
0
Korfbal
571
435
136
546
426
120
514
403
111
439
329
110
Luchtvaart
400
400
0
400
400
0
415
415
0
415
415
0
Onderwatersport
123
106
17
124
111
13
130
113
17
133
113
20
Petanque
245
240
5
230
225
5
251
251
0
246
246
0
Roeien
600
528
72
605
531
74
615
546
69
600
515
85
Ruitersport
600
423
177
600
443
157
600
440
160
600
450
150
Rugby
172
149
23
182
145
37
180
145
35
178
147
31
Schaatsen
437
262
175
434
250
184
431
251
180
442
267
175
Schaken
213
190
23
204
180
24
189
161
28
183
148
35
Schermen
23
23
0
25
25
0
25
25
0
25
25
0
Schietsport
73
73
0
88
88
0
90
90
0
90
90
0
Tafeltennis Tennis Triathlon Voetbal Volleybal
505
379
126
479
370
109
412
290
122
425
301
124
5377
4198
1179
4960
3859
1101
5645
4512
1133
5711
4579
1132
44
44
0
49
49
0
45
45
0
50
50
0
5441
4096
1345
5421
3968
1453
4172
2702
1470
4415
2896
1519
477
324
153
388
283
105
366
282
84
344
237
107
Wielersport
375
354
21
220
212
8
210
198
12
200
181
19
Zwemmen
633
295
338
570
284
286
457
237
220
449
272
177
Zaalvoetbal
800
800
0
750
750
0
650
650
0
600
600
0
24826 19271 5555 23959 18401 5558 23867 18318 5549 24369 18706 5663
99 SPORT SCOORT!
tot.
Tak van sport
Bijlage 5 Overzicht ligging van de sportaccommodaties H 5
H. Sportpark Laegieskamp: 2 hockeyvelden kunstgras en 2 nieuwe hockeyvelden (kunstgras) 12 tennisbanen gravel
g
D. Sportpark Crailoo: 2 korfbalvelden 1 cricketveld ( en 1 medegebruik van de korfbalveld) 4 hockeyvelden -gras 1 hockeyveld-kunstgras 5 voetbalvelden gras 1 oefenhoek t.b.v. voetbal 8 tennisbanen kunstgras 3 tennis-oefenkooien 1 golfaccommodatie van 12 holes.
SPORT SCOORT!
b
G. Sportcomplex Schuttersweg: 3 grasvelden t.b.v. schoolsport
f
C. Sportpark Corverskuil: 3 korfbalvelden 1 oefenhoek t.b.v. korfbal 1 golfaccommodatie van 9 holes.
B. Sportpark Berestein: 1 handbalveld 1 korfbalveld 2 rugbyvelden 11 voetbalvelden-gras 1 voetbalveld-kunstgras 32 tennisbanen gravel 3 tennisbanen kunstgras 2 tennis-oefenkooien 1 veldparcours t.b.v. wielersport. 1 hal t.b.v. handboogschieten.
A. Sportpark Anna’s Hoeve: 2 handbalvelden 6 voetbal velden-gras 1 oefenhoek t.b.v. voetbal 1 veld t.b.v. hondensport.
G
B
C
3 4
k
A i
j 2
a
d e
h
E E. Sportpark Loosdrecht: 3 honk-, soft- en american footballvelden 5 hockeyvelden-gras 2 hockeyvelden-kunstgras 7 voetbalvelden gras 2 oefenhoeken t.b.v. voetbal 7 tennisbanen-gravel 2 tennisbanen kunstgras 1 tennis oefenkooi 1 accommodatie t.b.v. petanque (= overdekte hal en 40 buitenbanen) 1 golfaccommodatie van 9 holes
Sporthallen: 1: Dudok-Arena 2: Kerkelanden 3: Oost Sportzalen 4: Spelevaart 5: Meent
D
100
1
c
a
F
1
F: Sportpark Soestdijkerstraatweg: 1 atletiekbaan kunststof 7 tennisbanen-gravel
Gymnastieklokalen voor buitenschools- en sportgebruik: a) van Hogendorplaan b) Titus Brandsmaschool, Stroeslaan 1 c) Goudenregenschool, Goudenregenlaan 1, d) Heymansschool, Laapersveld 25a, e) Kohnstammschool, Laapersveld 23, f) Dr. Lelyschool, Lopes Diaslaan 2, g) Meent, De Meent 6, h) Fabritiusschool, Fabritiuslaan 52, i) De Dubbeldekker, Oude Amersfoortseweg 196, j) Violenschool, Violenstraat 3, k) Elckerlyc, Augustinushof 59. * De gymlokalen b-c-i-j en k worden in de onderwijsbegroting “centrale” gymlokalen genoemd. * De Meent (eigenlijk sportzaal) is ook in deze tabel opgenomen omdat deze in de verhuur ook wel als gymlokaal wordt verhuurd.
Bijlage 6 Korte samenvatting uit de omnibusenquêtes 1990 t/m 1999 v.w.b. de vragen en reacties m.b.t. sport en recreatie. (Waar nodig is het enquêtejaar en nummer van de vraag weergegeven).
Algemene opmerking vooraf: Om exacte berekeningen over aantallen etc. te maken is het natuurlijk noodzakelijk gegevens van de percentages van respons etc. van elk jaar erin te verwerken. Echter met deze samenvatting wordt slechts bedoeld een algemeen beeld weer te geven van de mening van een willekeurige groep burgers over allerlei zaken die raakvlakken (kunnen) hebben met sport en recreatief gebruik in Hilversum. Sommige vraagstellingen zijn jaarlijks terugkerend; de antwoorden zijn dan naast elkaar in tabel weergegeven. - op de vraag van welke natuur/bosgebieden regelmatig gebruik gemaakt wordt: top 3 van de antwoorden: Corversbos/ Hoorneboeg-Zonnestraal/ Spanderswoud.
- waarover wilt u meepraten / houden van referendum / zaken die gemeente zou moeten aanpakken: - sportvoorzieningen/beleid (1990 - vraag 38) - financieel beleid, b.v. subsidies (1990 - vraag 38) - huren accommodaties sportbeleid (1991-vraag 51) - sport - steunen (1992 - vraag 73) - sportvoorzieningen (1993 - vraag 69) - sportschool in Meent/ betaalbaar houden/gratis activiteiten voor jong en oud/ zaalaccommodaties voor verenigingen ( 1996 - vraag 64) - bij deelname aan activiteiten in buurthuis / wijkcentrum scoren de activiteiten sport/spel/recreatie ‘t hoogst uit de keuze: 1) sport/spel en recreatie, 2) educatie, 3) belangenbehartiging - meest beoefende takken van sport?: tennis / zwemmen (vrijwel altijd op de 1e plaats genoemd); trimmen / wielrennen / fitness: 3e plaats varieert van jaar tot jaar; gym en fitness: 4e plaats. Vanaf 1998 en 1999 is (recreatief)fietsen nr. 1 op de 2e plaats in 1999 stonden wandelen en fitness en op de 3e plaats: zwemmen en hardlopen.
101 SPORT SCOORT!
- wensen /klachten/opmerkingen hebben betrekking op: - onderhoud en verbetering van voet/fietspaden/veiligere routes - dit komt terug bij diverse categorieën: - (on)veilige verkeerssituaties - (on)veilige sociale situaties/ begroeiing/verlichting/ (sociaal)onveilige situaties: - bos/heideterreinen (o.a. parkeerplaatsen) 1993 - vraag 32 - A. Hoeve/ Oude Haven (1993 - 32) - sportparken Crailoo/A.Hoeve/Loosdrecht (1993-32) - industrieterrein naar sportpark Berenstein (1994-2) - weg naar Arena (1996-36)
- over sportdeelname: vraag luidt: beoefent u minimaal 1 x per week sport? 1992 1994 1995 1996 1997 1998 nee, zie volgende vraag 56 53 50 47 54 49 ja, in verenigingsverband 24 25 25 26 25 27 ja, buiten verengingsverband 22 20 28 27 21 21 ja, anders 1 2 4
1999 48 24 24 4
- waarom niet? weinig tijd weinig belangstelling om financiële redenen om lichamelijke redenen tekort aan accommodatie andere redenen n.v.t. /geen opgave
1992 15 18 3 18 2 46
1994 15 19 3 14 1 47
1995 13 16 3 18 1 50
1996 10 15 2 19 1 53
1992 24 8 12 56
1994 23 9 15 53
1995 23 12 15 50
1996 26 12 15 47
- waar sport u? binnen Hilversum buiten Hilversum binnen en buiten Hilversum n.v.t. / geen opgave
1997 23 7 16
1998 21 12 12 55
1999 24 11 13 53
1998 81 14 2 -
1999 77 18 2 4
1998 70 9 4 4 7
1999 71 9 8 5 7
SPORT SCOORT!
102 m.i.v. 1996 zijn er vragen opgenomen over het “participatiefonds”: - kent u het “participatiefonds? maakt u er gebruik van? 1996 1997 nee 90 82 ja, geen gebruik 8 17 ja, wel gebruik 1 2 n.v.t. 1 - doet u vrijwilligerswerk? nee ja / bestuursfunctie b.v. school/vereniging ja / in verenigingsleven (andere functie dan bestuur) ja / in hulpverlening/ zieken etc. ja, anders
1996 74 10 7 5 4
- hoeveel tijd per week besteedt u daaraan? meer dan 9 uur tussen 5 en 8 uur tussen 0 en 4 uur n.v.t.
1996 5% 7% 14% 75%
1997 74 10 5 5 6
Bijlage 7 Seizoen 1999/2000 behoefte/c.q. in gebruik zijnde voetbalvelden: algemene info:
zaterdagclub= 6 teams per veld zondagclub = 7 teams per veld
gegevens van augustus 1999.
zat/zond senioren B+C+ D+E F+G+ oefentotale velden in over cq. club. en A. teams teams meisjes ruimte behoefte gebruik tekort v. teams teams 40% aan (=incl. velden velden oefenhoek)
HSV Wasmeer zond. 8 VV de Zebra’s zond. 5 totaal sportpark Anna’s Hoeve
2 3
11 4
5 3
0,92 0,6
3,24 2,1
4 2,11
0,76+/+ —— 0,76+/+
VV.Altius zat. HVV ‘t Gooi zond. SV Olympia zond. Radiostad* nvt. totaal sportpark Berestein
3 6 3
4 6 4
4 9 3
0,94 1,2 0,74
3,32 4,2 2,59
3 4,5 3
0,32 -/0,30+/+ 0,41+/+
SV Actif** nvt FC Hilversum*** zond. totaal sportpark Crailoo Bloemenkwartier zat. OSO zat/zond. HC&FC Victoria zond. totaal sportpark Loosdrecht
9 11 8
0,41+/+
8
4
5
7 8 10
1
2
4
15
3
0,81
2,84
3
0,16+/+ 0,16+/+
17
0,58 0,53 1,41
2,03 1,86 4,94
2,5 1 4,5
0,47+/+ 0,86 -/0,44 -/0,83 -/-
*SV Radiostad medio 1999 opgeheven/ veld nog niet opnieuw bestemd voor andere club **SV Actif medio 1999 geen voetbal meer/ hadden 2 velden in gebruik ***FC Hilversum huurt tijdelijk 2 velden extra (van Actif)
103 SPORT SCOORT!
naam van de vereniging
SWE norm: senior + A = 1,00 B + C + dames = 0,75 D+E = 0,50 F + G + meisjes = 0,25
SPORT SCOORT!
Bijlage 8
104
SPORT SCOORT!
105
SPORT SCOORT!
Bijlage 9
106
SPORT SCOORT!
107
SPORT SCOORT!
108
Uit: Jaarverslag 1998 van S.I.S.
109 SPORT SCOORT!
Bijlage 10
SPORT SCOORT!
110
SPORT SCOORT!
111
SPORT SCOORT!
112
SPORT SCOORT!
113
SPORT SCOORT!
114
SPORT SCOORT!
115
SPORT SCOORT!
116
SPORT SCOORT!
117
SPORT SCOORT!
118
Uit: Jaarverslag 1998 van ‘Stichting Jongerenwerk’
119 SPORT SCOORT!
Bijlage 11
SPORT SCOORT!
120
SPORT SCOORT!
121
SPORT SCOORT!
122
Bijlage 12 Verslag van het op zaterdag 18 september 1999 gehouden mini-Symposium “Sport in Hilversum” Aanwezig:
B. Moojen, wethouder sport en recreatie; S. Poels, directeur Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling i.o.; C. Leeflang, hoofd afdeling Beheer en Exploitatie DMO i.o.; N. Wesly, afdeling Beleid DMO i.o.; D.H.P. Neppelenbroek, afdeling Beleid DMO i.o.; L. Korting, afdeling B&E DMO i.o.; H. Milder, afdeling B&E DMO i.o.; J. van Leeuwen, afdeling B&E DMO i.o.; P. van Hooff, afd. communicatie gem. Hilversum; A.M. Raven-Verburgt, DMO i.o., afd. Beheer en Exploitatie, notuliste.
Overige aanwezigen: Vertegenwoordigers van diverse Hilversumse sportverenigingen.
Opening
Inleiding wethouder B. Moojen De heer Moojen memoreert de oprichtingsbijeenkomst van het Sportplatform op 28 oktober 1998, waarbij sportvertegenwoordigers in dezen getale aanwezig waren. Het sportplatform heeft als doel, dat allerlei sportzaken, -wensen en -ideeën besproken worden tussen de gemeente én vertegenwoordigers uit het veld. Aangezien de groep te groot werd bevonden, werd uit de aanwezigen een afvaardiging van 6 personen gekozen, de zgn. klankbordgroep, bestaande uit Geraldine Verkuijl (k.v. Altius), Anja Wijnands (Hilversumse Tennis Club), Erik v.d. Berg (voorzitter Basketbalver. De Dunckers), Gerard Mei, voorzitter s.v. Olympia ‘25), Henk v.d. Berg, voorzitter F.C. Hilversum), en de heer S.W.C. van Egmond (H’sumse Schaakvereniging). Een gemengde vertegenwoordiging dus van diverse takken van sport (voetbal, tennis, basketbal, schaken, korfbal), zowel van buiten- en binnensporten en denksporten. De klankbordgroep heeft inmiddels bewezen een zeer waardevolle gesprekspartner te zijn. Tezamen met vertegenwoordigers van de vml. afd. sport en recreatie is meegedacht en gediscussieerd over de delen/concepten en beleidsuitgangspunten van de concept sportnota “Sport Scoort”. Tijdens eerder vermelde bijeenkomst van 28 oktober 1998 is afgesproken dat op enig moment zou worden gekozen voor een discussie met de gehele achterban (georganiseerde sport!) over een aantal sportzaken, die vrijwel iedere vereniging kan raken. Dat moment is
123 SPORT SCOORT!
De dagvoorzitter, de heer S. Poels, opent de bijeenkomst en heet de aanwezigen hartelijk welkom. De heer Poels is directeur van de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling i.o. Deze dienst is per 1september jl. tot stand is gekomen door een fusie tussen de dienst onderwijs, cultuur en welzijn en de gemeentelijke sociale dienst. De fusie heeft enerzijds een financiële reden, anderzijds is gebleken dat beide diensten steeds meer raakvlakken hebben, die integraal benaderd kunnen worden, b.v. het onderwerp “sport”. De gefuseerde dienst bestaat uit vier afdelingen, t.w. een beleidsafdeling, een afdeling beheer en exploitatie, een afdeling middelen en een afdeling sociale zaken. Het woord wordt gegeven aan de wethouder voor sport en recreatie, de heer B. Moojen, die de doelstelling van het mini-symposium van heden, t.w. praten over de ontwikkelingen in de sport in de komende jaren, nader zal toelichten.
heden gekozen in de vorm van dit symposium, waarin m.n. het discussiegedeelte van groot belang is om te vernemen hoe deskundigen uit het veld over een aantal thema’s denken. Het is dan ook belangrijk om open te kunnen praten over zaken, die men belangrijk vindt om gezamenlijk te komen tot een sportbeleid dat als een co-productie kan worden gezien. Vanaf 1996/1997 is een omslag in sportbeleid waarneembaar. De interdepartementale nota “Wat sport beweegt” o.l.v. staatssecretaris Erica Terpstra, is voor velen de aanzet geweest om sport breder te zien. Ook wel aangeduid als het dubbelkarakter van de sport: sport als doel op zich maar ook sport als middel om andere doelen dichterbij te halen. Was voorheen sport als doel op zich al belangrijk (en is dat nog steeds), gezellig, gezond, leuk om te doen etc., met deze nota en visie is sport ook gezien in relatie tot diverse andere beleidsterreinen. Ruimtelijke ordening, economie, toerisme, onderwijs, werkgelegenheid, openbare orde etc. Sport wordt steeds vaker ingezet als middel om bijvoorbeeld maatschappelijke doelen te bereiken c.q. maatschappelijke knelpunten te helpen verkleinen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan socialisatie processen, integratie van kwetsbare groeperingen, verbetering van woonomgeving als diverse buurtgroepen weer met elkaar in contact kunnen worden gebracht door sportaktiviteiten, preventiemiddel om bijvoorbeeld overlast gevende jongelui een zinvolle(re) bezigheid te bieden etc. Het belang van sport (m.n. georganiseerd sporten) wordt zo ook zichtbaar bij het aanleren c.q. aanvullen van normen en waarden, vooral daar waar deze begrippen wel eens verloren dreigen te gaan (karaktervorming, teamgeest, fair-play). Sportverenigingen spelen ook hierin een grote (aanvullende) rol.
SPORT SCOORT!
124
Dit maakt dat sport niet alleen meer vanuit de sector sport en recreatie wordt bekeken maar een meer samenhangende integrale benadering gekozen wordt. Kortom het sportinclusief denken moet zijn intrede gaan doen. Hieronder wordt verstaan het impliciet en expliciet meewegen van belangen van de sport door andere actoren/andere beleidsterreinen. Tezamen met deskundigen van de andere beleidsterreinen kan sport een nog grotere rol gaan spelen in het welzijn van de (Hilversumse) bewoners. Niet alleen de gemeente maar ook andere partijen participeren hierin, andere sportaanbieders, maar ook onderwijsdeskundigen en deskundigen vanuit het sociaal cultureel werk etc. In dit verband is het dan ook duidelijk dat “de breedtesport”de meeste aandacht verdient voor de komende periode. Het is tenslotte de bedoeling om zoveel mogelijk mensen aan het sporten te krijgen. Liefst zo jong mogelijk en zo lang mogelijk ermee doorgaan. Life-time sporten. Centrale doelstelling in het Hilversumse sportbeleid was en blijft uiteindelijk: het bevorderen van de mogelijkheden om zoveel mogelijk inwoners van Hilversum, ongeacht sociale status, inkomen, culturele achtergrond, leeftijd en sekse, lichamelijke of mentale beperkingen naar eigen inzicht, mogelijkheden en wensen, aan sport te laten deelnemen. Tot slot: we zijn erg benieuwd naar uw bijdrage en reacties tijdens deze dag. Hoge verwachtingen van de bijdrage van de deskundigen. Succes in de discussies gewenst.
Inleiding door de heer C. Leeflang, hoofd afdeling Beheer & Exploitatie, dienst Maatschappelijke Ontwikkeling Nederland telt meer dan 30.000 sportverenigingen, waarvan zo een 4,5 miljoen mensen lid zijn. Daarnaast sporten nog eens miljoenen mensen in “ongeorganiseerd”verband. Volgens cijfers van de NOC*NSF doen ruim 8 miljoen Nederlandsers wel eens aan sport, mannen, vrouwen, jongeren, ouderen, autochtonen, allochtonen. Binnen de sportverenigingen zijn ca. 750.000 vrijwilligers actief en 18.000 beroepsmatig.
Hilversum telt ca. 115 sportverenigingen. Uit overzichten van de Hilversumse situatie bij de georganiseerde sport, waarvan de gegevens afkomstig zijn uit diverse eigen verenigingsoverzichten, jeugdsportsubsidieaanvragen, clubbladen etc., blijkt dat over een periode van 13 jaar gezien, het absolute aantal georganiseerde sporters rond de 24.000 is blijven schommelen. De percentages tonen aan dat er in Hilversum steeds meer georganiseerde sporters komen. De vergelijking van de percentages laat ook zien dat bij buitensport een stijgende lijn zichtbaar is van 19,5% naar 23,2%. Bij de binnensport daarentegen een dalende lijn die een lichte correctie ondergaat in 1998. Bij de zwemsport is een sterk dalende lijn te constateren die zich nog steeds voortzet. Uit het overzicht totalen senioren/juniorensporters in de jaren 1985, 1990, 1995 en 1998 blijkt dat tot en met 1995 in de georganiseerde sport het percentage senioren sporters stijgende is, daarna neemt dit enigszins af. Voor de junioren geldt een dalend percentage van 1985 tot en met 1995, dit is daarna weer licht stijgend. De meest beoefende buitensporten door de senioren zijn tennis, voetbal, golf, atletiek en hockey en van de binnensporten bridge, zaalvoetbal, gymnastiek, badminton, korfbal en tafeltennis. De meest beoefende buitensporten door de junioren zijn voetbal, tennis, hockey, gevolgd door een vrijwel gelijke deelname aan atletiek, schaatsen en ruitersport. Bij de binnensporten is de grootste deelname aan gymnastiek en zwemmen, gevolgd door (wisselend) zaalsporten als korfbal, basketbal, volleybal, badminton en tafeltennis.
De vorige sportnota “Tikkie terug”dateert van 1993. Een van de aanleidingen hiertoe vormde de toenmalige nota Plussen en Minnen (1991) die met name eisen stelde aan meer kostendekkende tarieven, privatiseringsonderzoeken (Lieberg), overdracht onderhoudstaken en sluiting van de Expohal. Extra aandacht werd geschonken aan de niet-sporters door zgn. kennismakingscursussen “sporten zonder verplichtingen”. Mede door een afname van financiële middelen trad de gemeente (indirect) steeds verder terug op sportgebied. Er werd nog meer dan voorheen een beroep gedaan op de zelfwerkzaamheid en creativiteit van de sportorganisatie. Centrale probleemstelling bij de nota “Tikkie Terug”was dan ook (citaat): “Op welke wijze kan Hilversum, in een situatie dat de voor de sport gemeentelijk besteedbare middelen afnemen, er voor zorgen dat groepen die bedreigd worden door een sociaal isolement, de mogelijkheid blijft geboden om op verantwoorde wijze, tegen een aanvaardbare eigen bijdrage sport te bedrijven?” Mede gezien de (maatschappelijke) toename van sportbelangen in het algemeen en de diverse ontwikkelingen in het Hilversumse die het sporten beïnvloeden in het bijzonder, vond het college van b. en w. het noodzakelijk eens kritisch te kijken naar het Hilversumse sportbeleid en waar nodig te herzien of aan te passen. Niet in de laatste plaats omdat andere beleidsterreinen die hun invloed op de sport hebben, hierbij ook een rol spelen, t.w. wetgevingswijzigingen, strengere milieunormen, aan-
125 SPORT SCOORT!
Sport is dan ook niet meer weg te denken uit het maatschappelijk leven. Waarom is sport zo populair en wat is sport eigenlijk? Op het oog eenvoudige vragen, maar bij nadere beschouwing blijken er allerlei verschillende betekenissen, doelstellingen en verwachtingen te bestaan, afhankelijk aan wie je de vragen voorlegt. Enkele antwoorden: sport is ontspannend en gezellig, sport ontroert en inspireert, sport legt contacten tussen mensen en leidt soms tot vriendschappen, sport leert je dat er spelregels bestaan, sport draagt bij aan zelfontplooiing, doorzettingsvermogen en natuurlijk aan een goede gezondheid etc. Om hiermee de term “dubbelkarakter”van de sport, waar wethouder Moojen over sprak, nog maar eens te stipuleren.
gepaste horecawetgeving, gewijzigde vormen van onderwijsorganisaties die consequenties kunnen hebben voor het medegebruik van accommodaties (b.v. naschools gebruik gymzalen bij buurtactiviteiten en avond/weekendverhuur voor zaalsporten), sportbeoefening als zowel generator als gebruiker van vrijwilligerswerk (door een complex van oorzaken staat het vrijwilligerswerk onder druk. Er zijn nog wel bereidwilligen om iets voor de sportclub te doen, maar de bereidheid om altijd en op vaste tijden ter beschikking te staan voor een bepaalde taak neemt af).
SPORT SCOORT!
126
Andere meer positieve ontwikkelingen zijn o.a. • het besluit om de gesubsidieerde Melkert-banen ook in de sportsector toe te passen; • de OZB voor de sportorganisaties te verzachten; • voor de talloze vrijwilligers in de sport het belastingvrije bedrag op jaarbasis te verhogen • dat de gemeente, conform de wens van het kabinet, meer gebruik maken van de bijstandswet om vrijwilligers individueel een hogere beloning toe te kennen. Daarnaast ook: • omdat de gemeente Hilversum zichzelf een spiegel wil voorhouden wat zij op dit beleidsterrein doet; • omdat de gemeente voor de nabije toekomst een kapstok wil hebben voor het handelen bij allerlei situaties en problemen; • omdat sport allerlei verbindingen heeft met andere beleidsterreinen en afstemming noodzakelijk is; • omdat ook binnen de sport dwarsverbanden bestaan, waardoor afstemming gewenst is; • om haar functie in de sportinfrastructuur vast te stellen en deze goed te kunnen vervullen; • om aan derden duidelijk te kunnen maken wat de gemeente wel en niet op dit terrein doet; • omdat de omgevingsfactoren veranderen en leiden tot (mogelijk) andere behoeftes. Op basis van bovenstaande ontwikkelingen is dan ook een antwoord gegeven op de vraag “waarom een nieuwe sportnota”. In de concept-sportnota “sport scoort”wordt de visie van het gemeentebestuur beschreven, voor de periode van 2000 tot ca. 2005. Vraagstukken die hierbij aan de orde komen zijn de individuele en maatschappelijke betekenis(sen) van sport, de gemeentelijke taken, vraag en aanbod van de voorzieningen, betaalbaarheid en rendement van voorzieningen, bereikbaarheid van sportdeelname. Aan de hand van een aantal uitgangspunten wordt het kader aangegeven waarbinnen de verdere beleidsdoelen, maatregelen en uitvoeringsplannen, tezamen met u als betrokkenen, ingevuld kunnen worden. M.a.w. in de discussienota wordt het speelveld bepaald waarbinnen de diverse trajecten verder uitgewerkt moeten worden. Er is gekozen voor deze bijeenkomst om ook met het totale georganiseerde sportersveld te discussieren over een aantal onderwerpen die van belang zijn voor de toekomstige sportvisie. Aan de hand van thema’s worden in meerdere discussiegroepen de mensen van “het veld”gehoord. Om de discussie breed en interessant te maken is gekozen voor een indeling in vijf groepen met als thema’s financiële zaken, sportaccommodaties, rol en functie van de sportvereniging en gemeente, sportstimulering, topsport. Als gespreksleiders zijn de leden van de klankbordgroep gevraagd met een “ingetogen” ambtelijke ondersteuning daar waar nodig in elke groep. Het is voor de goede orde niet de bedoeling dat de collega-ambtenaren de geformuleerde “prikkelende”stellingen gaan verdedigen, maar daar waar nodig informatie geven.
Gevraagd wordt de conclusie van de themagroep op een flip-over te zetten en deze mee terug te nemen. De gespreksleiders zullen naderhand een toelichting op de conclusies geven. Dit alles wordt genotuleerd en de reacties en voorstellen worden vervolgens verwerkt in een begeleidende notitie, welke samen met de ambtelijke sportnota “sport scoort”aangeboden wordt aan het gemeentebestuur ter vaststelling. De bestuurlijke behandeling in de gemeenteraad zal eind 1999 aan de orde zijn. Na de politieke behandeling zullen de algemene beleidsvoornemens samen met het “maatschappelijk middenveld” uitgewerkt worden in concrete (jaar)plannen en projecten om zo in het jaar 2000 al te kunnen starten. De heer Poels stelt vervolgens voor dat de diverse discussiegroepen zich terugtrekken in de lokalen. Aan de hand van twee stellingen zal discussie plaatsvinden over de specifieke thema’s, t.w. themagroep 1: financiële zaken, themagroep 2: sportaccommodaties, themagroep 3: rol en functie van de sportvereniging en gemeente, themagroep 4: sportstimulering, en themagroep 5: topsport. Opdracht aan de discussiegroepen is om een of twee vragen te formuleren ten behoeve van het forum. Aan het einde van het discussiegedeelte zullen de vragen reeds bij de dagvoorzitter worden ingeleverd ter voorbereiding van de forum-verdeling/beantwoording. PAUZE De heer Poels heropent de bijeenkomt. Door de gespreksleiders van de themagroepen zal datgene wat in de groepen is besproken worden teruggekoppeld. De resultaten van de discussies zullen een rol spelen bij de totstandkoming van de nota. De reacties zijn als volgt.
stelling 1: sportstimulering specifiek voor jongeren en ouderen is onzin; stelling 2: de (potentiële) gebruiker bepaalt. Mevrouw Wijnands merkt ten aanzien van stelling 1 op dat de themagroep het er na uitgebreide discussie over eens was dat de meest belangrijke informatie moet worden verkregen vanuit zowel de gemeente als vanuit de verenigingen. De sport is geïntegreerd en dat moet meer bekend gemaakt worden. Dit is mogelijk via kennismakingsprojecten. De kennismakingsprojecten kosten geld en de verenigingen kunnen dit financieel gezien niet alleen dragen. Vandaar dat vanuit de gemeente extra subsidie moet worden verleend om de kennismakingsprojecten mogelijk te maken. Een ander probleem is de wijze waarop ouders gestimuleerd moeten worden om hun kinderen te stimuleren te gaan sporten. Wellicht is ook hierin een rol voor de gemeente weggelegd. Er dient bovendien sprake te zijn van twee projecten, i.c. het sportstimulering voor jongeren, maar ook voor ouderen. Verder is de themagroep van mening dat meer bekendheid moet worden gegeven aan de mogelijkheden van het participatiefonds.
Themagroep 3: rol en functie van de sportvereniging en de gemeente. stelling 1: een sportclub anno de 21e eeuw heeft een taak bij het oplossen van maatschappelijke problemen. stelling 2: het voortbestaan van de (sport) vereniging wordt niet bedreigd door een terugtredende overheid. De heer Van Egmond merkt op dat de eerstgenoemde stelling enerzijds ondersteuning vond, doch dat anderzijds in wezen vooral werd gediscussieerd over de terminologie. De discussiegroep was van mening dat het oplossen van maatschappelijke problemen niet een taak van een sportclub is, maar wel een gegeven waar een sportclub mee wordt geconfronteerd. Om die reden moeten de sportverenigingen bij de uitvoering van die extra opgedragen taak ondersteuning krijgen. Bij het oplossen van maatschappelijke problemen is de vereniging een schakel tussen de overheid en de maatschappij. Sport wordt als waardevol gezien. Sport, ook de topsport, heeft een maatschappelijke waar-
127 SPORT SCOORT!
Themagroep 4: sportstimulering.
SPORT SCOORT!
128
de, kan een vereniging uitstraling geven en een ledenwervingsinstrument. Voor wat betreft de breedtesport dient er sprake te zijn van saamhorigheid, van integratie. Kanttekening daarbij is het feit dat verschillende verenigingen te maken hebben met de deelgroep van de bewoners van het Asiel Zoekers Centrum en daarbij problemen ondervinden. Deze bewoners zijn niet zeker van een aanwezigheid in Hilversum gedurende lange tijd, terwijl het participatiefonds niets voor deze mensen kan betekenen als het gaat om bijdrage in de contributie. Als de gemeente van mening is dat de sportverenigingen terzake een taak hebben en de sportverenigingen vinden dat zij daarin een rol hebben, dan is de vraag op welke wijze de onderlinge koppeling wordt geregeld, zal de gemeente de sportorganisaties om hulp vragen bij het oplossen van de maatschappelijke vraagstukken. Voor wat betreft de tweede stelling zijn de sportverenigingen redelijk zelfbewust en vinden dat zij een eigen recht van bestaan hebben, los van de overheid. Kanttekening daarbij is dat men niet in algemeenheid vindt dat de overheid terugtreedt. Echter wel financieel gezien, hetgeen voor de verenigingen vervelend is. De overheid treedt steeds meer op als regelgever. De themagroep was verder van mening dat de gemeente Hilversum eigenlijk geen sportbeleid heeft. Getracht wordt een beleid te ontwikkelen, doch dit kan niet beperkt blijven tot het uitbrengen van een sportnota. Nadat de sportnota door de Raad is aangenomen, zal er een soort follow-up moeten komen, maar ook blijvend contact en een goede informatie-uitwisseling tussen de overheid en de verenigingen. Er zijn soms ontwikkelingen binnen de gemeente waar de verenigingen onverwacht en onbedoeld last van hebben, hetzij omdat er helemaal niet met de belangen van de verenigingen rekening wordt gehouden, dan wel omdat de verenigingen minder last zouden hebben ondervonden indien iets op een ander tijdstip uitgevoerd zou zijn. Ook dient de overheid meer (mee) te werken aan de initiatieven van de verenigingen.
Themagroep 5, topsport stelling 1: topsport bestaat niet!; stelling 2: topsport is geen zaak voor de lokale overheid. De heer Van de Berg merkt op dat in eerste instantie de vraag werd gesteld “Wat is topsport”. De themagroep kwam tot de conclusie dat sport, wat op landelijk niveau gespeeld wordt, topsport is. De publiciteit, het niveau etc. kan per sport verschillend zijn. Er zijn immers sportsoorten die op hoog niveau meer aantrekkingskracht hebben dan een andere sport. Topsport bestaat dus. Voor wat betreft stelling 2 was de themagroep van mening dat de lokale overheid met name in de aanvullende- c.q. ondersteunende sfeer iets voor de topsport kan betekenen, bijvoorbeeld ten aanzien van promotie. Daarbij zal in eerste instantie geïnventariseerd moeten worden welke sporten men wil gaan promoten en wellicht moeten er dan keuzes gemaakt worden. Eveneens kan de gemeente een bepaald klimaat creëren ten aanzien van vergunningverlening, handhaving openbare orde, of faciliteiten, dat niet altijd grote financiële gevolgen voor de gemeente heeft. Er dienen derhalve omstandigheden te worden gecreëerd, waarbij de gemeente het mede mogelijk maakt om topsport te bedrijven.
Themagroep 1, financiële zaken stelling 1: sport moet kostendekkend bedreven worden; stelling 2: stelling 1 geldt niet voor clubs die jeugd, ouderen, gehandicapten en culturele minderheden betrekken bij hun sportactiviteiten. De heer Mei licht toe dat de themagroep van mening is dat de sport kostendekkend moet zijn, maar kennelijk is er bij de gemeente onvoldoende inzicht in de financiële situatie van verenigingen. Wanneer door een vereniging bijvoorbeeld geen jeugdsportsubsidie wordt aangevraagd, is er voor die vereniging geen enkele verplichting om bij de gemeente een financieel jaarverslag in te dienen. Het zal grote administratieve problemen geven om de verenigingen daartoe te verplichten. Desalniettemin pleit de themagroep er voor om alle verenigingen te verzoeken een financieel jaarverslag in te dienen. Voor wat betreft de
tweede stelling was de themagroep van mening dat rekening moet worden gehouden met individuele situaties, waarbij financiële steun kan worden gegeven ten behoeve van de gevolgeffecten van de stimulering. Met name waar het gaat om jongeren beneden 18 jaar, allochtonen, gehandicapten, moet het mogelijk zijn om de sport goed te beoefenen. Vraag was of er gesproken moest worden over sport in totaliteit of over de accommodatieve sfeer. Vanuit de dienst wordt immers vaak alleen over accommodaties gesproken. De themagroep is uitgegaan van sport in totaliteit.
Themagroep 2: sportaccommodaties stelling 1: tekort aan accommodatieruimte vereist dat accommodaties worden gedeeld. stelling 2: verschil in verenigingsculturen bestaan niet! De heer Van de Berg licht toe dat ten aanzien van stelling 1 een duidelijk verschil is gebleken tussen buiten- en binnensporten. De eisen van de buitensport ten opzichte van de binnensport liggen geheel anders, liggen meer in het onderhoud van velden etc. Bij de binnensporten is een eigen accommodatie voor de verenigingen belangrijk om in het verenigingsbelang de leden bij elkaar te kunnen houden. In feite is er dus sprake van een duidelijke andere accommodatiewens. Verenigingen zijn vaak tot samenwerking bereid. Zij zijn altijd bereid met elkaar te praten, zowel verenigingen met een eigen accommodatie als verenigingen zonder eigen accommodatie. Het breekt de meeste binnensportverenigingen op dat de binding met de leden door het ontbreken van een eigen accommodatie minder is en dat er minder activiteiten kunnen worden ontplooid.
De heer Poels stelt vervolgens de forumleden aan de aanwezigen voor. Het forum uit de heren B.Moojen (wethouder sport en recreatie), C. Leeflang (hoofd Beheer & Exploitatie), W. Koster (vakleerkracht voortgezet onderwijs en ervaringsdeskundige), R.van Bokhorst (voorzitter Gooise Atletiek Club), en J. van Beukering (coördinator Jongerenwerk van de Stichting Jongerenwerk). Enkele vragen, die uit de themagroepen naar voren zijn gekomen, zijn als volgt. Vraag: Roept de gemeente de hulp in van sportverenigingen bij het oplossen van maatschappelijke vragen? Antwoord J. van Beukering: Het zou een goede zaak zijn indien de gemeente hiertoe zou overgaan. Terzake is bij de verenigingen zelf de nodige expertise aanwezig. Spreker noemt als voorbeeld dat elders in de regio overlast werd ondervonden van straatgroepen. Vervolgens werd overgegaan tot de organisatie van een straatvoetbaltoernooi waarbij de jongeren gestimuleerd werden daaraan mee te doen. Maatschappelijke instellingen vervullen een bepaalde rol en daarvan moet gebruik gemaakt worden.
129 SPORT SCOORT!
Verenigingen zonder eigen accommodatie hebben geen inkomsten uit de kantine, moeten slepen met sportmaterialen, moeten hoge huren betalen, moeten soms snel een zaal uit omdat er onmiddellijk weer een andere vereniging staat te wachten, moeten vaak sporten in vieze gymnastieklokalen omdat deze niet gelijk na schooltijd schoongemaakt worden etc. Het hebben van een thuishonk is derhalve van belang voor de sport. De verenigingen, die een accommodatie hebben, krijgen meer, met name ten aanzien van uitbreidingsmogelijkheden etc, de verenigingen die dat niet hebben krijgen minder. De binnensportverenigingen moeten als groep, en niet alleen, bij de gemeente aankloppen en zullen daardoor meer bereiken. Reeds in 1992 is door de gemeente Hilversum de belofte gedaan te zoeken naar mogelijkheden voor een accommodatie ten behoeve van de denksport. Het is nu 1999 en er is nog steeds geen denksportcentrum. Gevraagd wordt naar de stand van zaken. Voor wat betreft stelling 2 is de themagroep van mening dat er wel degelijk verschil in verenigingsculturen bestaat (geloof o.d.). Vaak blijkt in de praktijk dat dit soort problemen zijn op te lossen en dat men dichter bij elkaar kan komen door te praten, door samenwerkingsmogelijkheden te creëren en te trachten tegenstellingen op te lossen.
Antwoord W. Koster: Integratie is en blijft moeilijk, op de scholen zelf ook. Er blijft altijd sprake van verschillen. Allochtone kinderen hebben een andere vorm van discipline en fanatisme. Nederlandse kinderen zijn doorgaans minder gauw tevreden. Op de school waar spreker werkzaam is, is sprake van een redelijke integratie en doet zich weinig spanning voor. De school voert terzake een bepaald beleid. Toch blijft het een kwestie van met elkaar ruggespraak houden. Vraag: Ligt bij overdekte sportaccommodaties de prioriteit bij de commercie of bij de sport? Antwoord R. van Bokhorst: Als altijd voor de commercie wordt gekozen, zal er in Hilversum niets meer overblijven. Er zal een moeilijke- maar goede afweging gemaakt moeten worden. Het belang van sportverenigingen met een eigen accommodatie is ook dat zij een zekere uitstraling krijgen door het niveau waarop zij werken en de evenementen die zij organiseren. Deze accommodaties hoeven niet alleen te worden gebruikt als het uitkomt, maar bieden vastigheid als het gaat om de organisatie van meerdere evenementen. Op de vraag van de heer Poels of een kleine badmintonclub voor een eenmalig topsportevenement moet wijken, antwoordt de heer Van Bokhorst dat men terzake creatief moet zijn. Bij de GAC zijn veel mensen, die van de atletiekbaan gebruik maken. Er zal zeker discussie ontstaan wanneer de vereniging ten koste van de eigen groepen een bepaald evenement wil organiseren. Het is belangrijk voor sportverenigingen in Hilversum om aantrekkingskracht te hebben. De verenigingen willen hun best doen voor het realiseren van een evenement op topniveau. Met de sporters die op zo een tijdstip normaal trainen, zal in overleg een alternatief gevonden moeten worden.
SPORT SCOORT!
130
Vraag: Moet de gemeente een stimulerend en ondersteunend beleid voeren ten aanzien van topsport? Antwoord B. Moojen: De gemeente heeft deze lijn wel gevolgd bij festiviteiten als de Nike Ladies Run en de Open Golfkampioenschappen. Er is echter sprake van een verzameling van incidenten en niet van een vastgesteld beleid. Spreker denkt dat de gemeente Hilversum in toeristisch- en sportbeleid heel goed die kant kan opgaan, echter wel binnen de mogelijkheden die de gemeente heeft. Bij de Open Golfkampioenschappen zijn 80.000 bezoekers aanwezig geweest. Een dergelijke festiviteit moet dan ook meer aangekleed worden. Wanneer je als gemeente een dergelijk sportfestijn kunt binnenhalen, dan is de gemeente daar ook aan toe. Wanneer het mogelijk is goede faciliteiten te bieden, dan is het ook goed geregeld. Dat getracht zal worden meer topsportevenementen binnen te halen, zal in de sportnota zeker aan de orde worden gesteld. Op de vraag of dat continu- of incidenteel beleid moet zijn, merkt spreker op dat, wanneer de gemeente daaraan vorm wil geven, eerst nagegaan moet worden wat de gevolgen zijn. Vraag: Gaat de gemeente nog meer sporthallen of -sportzalen inclusief een wielerbaan neerzetten? Antwoord C. Leeflang: Als er binnen de gemeente ideeën zijn tot uitbreiding van sportaccommodaties, dan gebeurt dat altijd op basis van inventarisatie. Als voorbeeld haalt hij de bouw van de sporthal Dudok Arena aan. Met het amoveren van de Expohal, verloor Hilversum een binnensportaccommodatie. Er werden bepaalde tendensen in de binnensport geconstateerd. Dit heeft geleid tot het advies te komen tot het oprichten van een nieuwe binnensportaccommodatie. Er is voldoende behoefte om de sporthal gedurende het jaar te vullen en commerciële activiteiten maken daarvan deel uit. De organisatie van commerciële activiteiten maakt het mogelijk de kostprijs van de dure accommodatie te drukken. Voor wat betreft de wielerbaan is hetzelfde te bedenken. Spreker is van mening dat niet alleen gezegd moet worden dat er een enorme diversiteit aan sport moet zijn, maar dat ook bekeken moet worden of het exploitabel is, waarbij vraag is of de kosten in verhouding staan tot het gebruik en welke uitstraling het heeft. Spreker blijft van mening dat gekeken moet worden naar de te plegen investering in verhouding tot datgene wat het oplevert.
Als voorbeeld stelt hij dat de W.c. De Adelaar enerzijds gevraagd heeft om een wielerbaan, doch anderzijds een tekort van een half miljoen in de exploitatie blijkt te hebben. Wanneer daarbij het aantal leden in acht wordt genomen (ongeveer 200), dan zal de gemeente niet snel besluiten over te gaan tot de aanleg van een wielerbaan. Van de zijde van W.c. de Adelaar wordt erop gewezen dat de vereniging samenwerking met de gemeente heeft gezocht. De vereniging is bereid zelf actie te ondernemen, doch van gemeentezijde wil men het nog even aanzien. De plannen worden niet echt ondersteund. Voor wat betreft het financiële probleem mag duidelijk zijn dat de vereniging van de gemeente Hilversum nog geld tegoed heeft van de wielerbaan op Anna’s Hoeve. Vraag is dan ook waarom de gemeente de activiteiten van de vereniging niet ondersteunt, de plannen liggen al jaren bij de gemeente. De W.c. de Adelaar wil de sport voor de regio behouden laten blijven. Antwoord C. Leeflang: Sporttechnisch gezien wordt altijd positief gereageerd. Indien er geen sprake is van financiële haalbaarheid of de investering niet in verhouding staat tot het gebruik, dan kan de gemeente helaas niet ondersteunend zijn.
Het gaat immers niet om een kennismaking met de sport gedurende een middag, maar om een langere periode, waarbij trainers aangetrokken moeten worden die betaald moeten worden. De sportstimulering kost dus meer, maar levert ook meer op. Spreker is benieuwd naar het percentage allochtonen in georganiseerd verenigingsverband. W. Koster: Het onderwijs heeft de laatste 20 jaar duidelijk verandering ondergaan. Ook het bewegingsonderwijs heeft een andere inhoud gekregen en getracht wordt waardevolle vormen voor de toekomst aan de kinderen mee te geven. Bij het voortgezet onderwijs deel II moeten de leerlingen aan elkaar instructie geven en beoordelen zij elkaar. Het lichamelijk onderwijs was in de afgelopen jaren nogal individualiserend bezig. Het zin hebben in- en voorbereiden op sport is anders aan het worden. De leerlingen krijgen nu drie cijfers op school, w.o. een cijfer voor wat zij kunnen, een cijfer voor “oma” (omgaan met anderen), en een cijfer voor de inzet. De maatschappelijke ontwikkeling is heel essentieel en duidelijk moet zijn wat we nu willen. Het sportgebeuren als deel van de maatschappelijke ontwikkeling speelt zich op school af naar de vereniging toe. Dat is het enige wat aan sportstimulering van de school uit in dat opzicht plaatsvindt. R van Bokhorst: Als het om jeugd gaat en de rol van de ouders daarbij, dan verkeert de GAC in een gunstige situatie. De vereniging heeft een grote groep jeugdatleten, die in feite alleen maar toeneemt. Dit heeft niet alleen positieve effecten. Er zijn ouders, die een lidmaatschap aanvragen voor jongere kinderen, en de vereniging moet er dan ook op waken dat het geen crèche wordt. Voor wat betreft het omgaan met breedtesport is de GAC erop gericht in de breedte te werken. Getracht wordt de mensen plezier in de sport te laten hebben en hen te stimuleren met elkaar om te gaan. Ouders hebben zelf een belangrijke rol. Met name ouders met kinderen bij de GAC, die jonger zijn dan 14, wordt gevraagd assistenttrainer te worden.
131 SPORT SCOORT!
Vraag: Het thema van groep 4, i.c. de sportstimulering, moet sportbreed en niet verenigingsbreed worden gezien. Bij de overige themagroepen is er sprake van een sportbrede discussie. De gemeente en de verenigingen zullen samen moeten werken aan de sportstimulering. Er zullen kennismakingsprojecten georganiseerd moeten worden, doch dit heeft financiële consequenties en daarvoor zal subsidie aangevraagd moeten worden bij de gemeente. Antwoord J. van Beukering: De stichting jongerenwerk kan zeker iets betekenen voor de sportstimulering bij jongeren, die de verenigingen niet kunnen bereiken. Daarvoor moeten echter wel financiële middelen beschikbaar gesteld worden.
Vraag: De gymnastieklokalen zijn vreselijk vies en onhygiënisch. Reeds meerdere malen is hierover met de gemeente gesproken, echter zonder resultaat. Antwoord C. Leeflang: De gymnastieklokalen maken deel uit van de scholen. De gemeente huurt de gymnastieklokalen van de scholen en verhuren deze ten behoeve van buitenschools gebruik. Er zijn contracten afgesloten met schoonmaakbedrijven. Onlangs is een start gemaakt met na te gaan of de schoonmaakbedrijven nog steeds voldoen. Bekend is dat er klachten zijn over de staat van onderhoud, ook de scholen zelf zijn hiervan op de hoogte. Derhalve is dit een punt van aandacht. W. Koster: De situatie binnen de school waar spreker werkt, is dat de lessen normaal gesproken tot 17.00 uur duren, waarna sport- en spellessen worden gegeven. De schoonmaak vindt pas plaats om 23.00 uur, zodat het gymnastieklokaal de volgende dag schoon is. Spreker doet de praktische suggestie om voor aanvang van het gebruik even met een bezem langs de muren te lopen, zodat de gymnastiekvloer schoon is.
SPORT SCOORT!
132
Vervolgens vraagt de heer Poels aan de forumleden ter afsluiting van deze bijeenkomst één zin te formuleren, die naar hun mening in de sportnota terug moet komen. Deze zinnen zijn als volgt: W. Koster: Dat er een goede organisatie in Hilversum komt en wel zodanig dat door de verenigingen en de gemeente een goed beleid gevormd, gevolgd en geëvalueerd wordt. J. van Beukering: Dat extra aandacht wordt besteed aan (subsidiegelden voor) sportdeelname van allochtone jongeren en dat getracht wordt meer participatie te bereiken. R. van Bokhorst: Dat Hilversum een stad is/wordt waar topsport thuis is. B. Moojen: Dat de sportnota ergens tot de conclusie leidt dat het mogelijk moet zijn sport en samenleving samen te brengen en dat cohesie in de samenwerking wordt aangebracht. C. Leeflang: Dat gezien de maatschappelijke functie van de sport een evenwichtige(re) verdeling van financiën binnen de maatschappelijke voorzieningen tot stand wordt gebracht. De heer S. Poels sluit vervolgens de naar zijn mening zeer leerzame bijeenkomst en bedankt de aanwezigen voor hun aanwezigheid en inbreng.
Bijlage 13 Lijst van geraadpleegde literatuur: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport: -
“Wat sport beweegt” - interdepartementale nota- november 1996 “Sport blijft sociaal vernieuwend”, januari 1997 “Over pingelaars en teamspelers”, Juli 1998 “Van specialist tot all-rounder”, november 1998 “Kansen voor topsport”, april 1999 diverse symposiaverslagen m.b.t. “sport voor een leefbare samenleving” 1995-1998 “Open oog, open doel”- jongeren praten sportief mee over beleid, 1998
Sportservice Noord-Holland: -
Jaarverslag 1998, mei 1999 “Sport en bewegen voor ouderen”, maart 1999 Projectplan: februari 1999 Project Jeugdsportpas 1999 Contourennota - 1999 Projectplan Vrijwilligers in de sportvereniging 1999-2001
NOC*NSF: ”Samen sporten, samen leven”, 1994 enquête: de zorgen van sportclubs Sporters en cijfers (ledenontwikkeling NOC-NSF lidorganisaties) “Nederland in beweging” en vervolgrapporten, Ruimte voor ontwikkeling (maatregelen ter verbetering van de ondersteuning breedtesport - SPIN: - Kwaliteitsonderzoek sportondersteuningsinstanties - Kwaliteit Sportaanbod (Trendbox strategische marktondezoek) - Trendanalyse Sport (Katholieke Universiteit Brabant) - (kader)problemen bij sportverenigingen: een zorg voor gemeenten (Acad.v. management Groningen)
Landelijke Sportbonden: -
Koninklijke Nederlandse Atletiek Unie: accommodatiebeleidsplan 1996-2000 Nederlandse Badminton Bond: zestal rapporten, waaronder meerjarenplan 1998-2001 Nederlandse Basketbal Bond : Jump for Joy- jaarverslag 1997/1998 Koninklijke Gymnastiek Bond: jaarplan 1999 Nederlandse Tafeltennis Bond: beleidsplan breedtesport 1997-2000 Koninklijke Nederlandse Hockey Bond “2001” beleidsnota Koninklijke Nederlandse Lawn en Tennis Bond: “2001-plus” Koninklijke Nederlandse Voetbal Bond: beleidsplan Amateurvoetbal 1996-2000 Congresverslag van NCS/NCSU/NKS: hoe waarde(n)vol is de sportvereniging.
133 SPORT SCOORT!
-
Beleidsnota’s sport van diverse gemeenten: -
“Beleidsplan sport”, Almere 1996-1999, “Deelnemen is Winnen”, Zwolle 1996, “Zoetermeer in beweging”, kadernota voor de sport, 1997, “Beleidsnota Sport”, Haarlemmermeer 1997, Rotterdam: “school en sport- samen in beweging”(december 1996), “Sportief naar 2000”, (juli 1997) - “Sport in Enschede”, drietal rapporten 1998, - “Discussienota Sportbeleid 1998-2001” Ede 1998, - ”Zaankanters in 2015, 4 toekomstscenario’s”, Zaandam 1999,
Diversen: - Sociale en Culturele Verkenningen 1998, - Sociaal en Cultureel Rapport 1998, - “Integratie door sport?”, (onderzoek naar gemengde en ongemengde sportbeoefening van allochtonen en autochtonen) , Rotterdam november 1998, - diverse vakliteratuur
(Gemeente) Hilversum:
SPORT SCOORT!
134
-
Sportbeleidsnota “Tikkie Terug”, 1993, Vrijwilligersbeleid in de sportvereniging (mini-symposium, februari 1998) Statistisch Jaarboek 1997 en 1998, Omnibusenquetes vanaf 1990, Investeren in de jeugd, 1998 en evaluatie hiervan 1999. Beleidsplan 2000 - ABW,IOAW, IOAZ, (DMO-1999) Jaarverslag 1998 SIS, Jaarverslag Stichting Jongerenwerk 1997, Jaarplan 1999 Stichting Jongerenwerk. Hilversum 2015
Colofon uitgave: gemeente Hilversum Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling met medewerking van het klankbordgroep van het Sportplatform.
drukwerkbegeleiding: Facilitaire Zaken
ontwerp en druk: de Toekomst bv, Hilversum
fotografie: - particuliere bijdrage - foto Kastermans Hilversum, februari 2000