INHOUDSOPGAVE 0. Samenvatting 1. Inleiding Doel, en opzet onderzoek, onderzoeksvragen 2. Voorlichting Kwaliteit volgens studenten Effect van voorlichting op beroepsbeeld 3. Beroepsbeeld Aanvang minor Na minor 5. Effect van de minor op het beroepsbeeld Retrospectieve voormeting Vergelijking voor‐ en nameting 6. Evaluatie van de minor Effect van E‐learning op waardering 7. Toekomstbeeld Master Lero, kans op onderwijsbaan Aanvang Minor Na Minor 9. Effect van de minor op het toekomstbeeld Bijlage A: Vragenlijst voormeting Bijlage B: Codeboek voormeting Bijlage C: Vragenlijst nameting Bijlage D: Codeboek nameting
1
0. Samenvatting In dit rapport wordt verslag gedaan van een effectmeting op de educatieve minor. Hierin worden verschillende zaken besproken, zoals de voorlichting van de minor, het beroepsbeeld van docent, het toekomstbeeld van studenten en de evaluatie van de minor. Deze zaken worden eerst apart besproken en vervolgens zal het effect van de minor besproken worden. 1.
INLEIDING
In het kader van het NAP Surfproject Alle H@nds aan Dek wordt er een aantal effectmetingen verricht; een daarvan is het effect van voorlichting op de beroepsbeelden van studenten in de educatieve minor en het effect van de educatieve minor en kenmerken daarvan op de verandering in beroepsbeelden en de behoefte tot verdere professionalisering (lees: Educatieve Master). Als onderdeel daarvan wordt hier verslaggedaan van de resultaten van de vragenlijsten aan de start van de minor in september 2010 en aan het eind van de minor in februari en juni 2011. Op basis van een beperkte literatuurstudie en overleg met partnerinstellingen is een korte vragenlijst voor de start van de minor opgesteld over de voorlichting, het beroepsbeeld en het toekomstbeeld van beginnende educatieve minorstudenten. De meeste vragen over beroepsbeeld en toekomstbeeld zijn open vragen, om zo min mogelijk voor te structureren. Op basis van de antwoorden en categorieën in de literatuur genoemd is een codeboek samengesteld (zie bijlage). Alle antwoorden zijn gecodeerd. Het databestand en de analyse syntax is beschikbaar voor partnerinstellingen via de projectleider. Op basis van deze vragenlijst en haar resultaten is een vragenlijst opgesteld voor het eind van de minor. Deze bevat vragen over het beroepsbeeld, een retrospectieve meting gebaseerd op de eerdere vragenlijst en enkele evaluerende vragen over de minor. De antwoorden hiervan zijn wederom gecodeerd. Ook hiervan is het databestand en de analyse syntax beschikbaar voor partnerinstellingen via de projectleider. In totaal hebben 205 studenten de vragenlijst aan de start van de minor naar de kwaliteit van de voorlichting van de educatieve minor en het beroepsbeeld ingevuld. Deze studenten zijn afkomstig van de Universiteit van Amsterdam (N=19), de Universiteit van Twente (N=52), de Universiteit van Delft (N=25), de universiteit van Eindhoven (N=17), de Universiteit van Leiden (N=41), de Universiteit van Groningen (N=49) en de Erasmus Universiteit (N=2). De vragenlijst aan het eind van de minor is in totaal door 131 studenten ingevuld. Deze studenten zijn afkomstig van de Universiteit van Amsterdam (N=11), de Universiteit van Twente (N=20), de Universiteit van Delft (N=20), de Universiteit van Eindhoven (N=9), de Universiteit van Groningen (N=20), de Universiteit van Leiden (N=39) en de Universiteit van Utrecht (N=35). Uiteindelijk zijn beide vragenlijsten door 86 studenten ingevuld.
2
2.
VOORLICHTING EN DE KWALITEIT HIERVAN VOLGENS STUDENTEN
De studenten zijn vragen gesteld over de kwaliteit van de voorlichting van de educatieve minor. De studenten hebben gebruik gemaakt van verschillende informatiebronnen, zoals in de onderstaande grafiek te zien is. Figuur 1. Cumulatieve som van verschillende informatiebronnen.
Verder is bestudeerd wat het effect was van een voorlichtingsfilmpje over de educatieve minor. Helaas is dit filmpje maar door 29 van de 205 studenten gezien en dus is het ook moeilijk om hier een uitspraak over te doen. Studenten konden, buiten de zes hierboven staande informatiebronnen ook zelf informatiebronnen voordragen. Hierbij was de vraag welke bron door de student het meest gewaardeerd werd. De verhouding van deze bronnen en hun verhouding is te zien in figuur 2. Figuur 2. Frequentie van meest gewaardeerde informatiebronnen van studenten.
De studenten hebben ook aangegeven waarom zij deze bronnen het meest waardeerden. De redenen hiervoor zijn gecategoriseerd in zeven verschillende groepen. Van de grafiek op de volgende pagina (Figuur 3) is af te lezen dat de kwaliteit van de bron het meest gewaardeerd wordt.
3
Figuur 3. Frequentie van verschillende reden van waarderingen van informatiebronnen.
De studenten waren over de informatie die ze hebben gekregen zeer tevreden. Over het algemeen hebben ze aangegeven dat de kwaliteit van de informatie behoorlijk goed was (Figuur 4) en tevens was de informatie vrij helder (Figuur 5). Figuur 4 en 5. Beoordeelde kwaliteit en helderheid van de informatie.
Studenten konden ook zelf suggesties doen om de voorlichting te optimaliseren. In de taartgrafiek (v11.1) hieronder is duidelijk te zien dat de meest voorkomende suggesties waren dat er meer informatie verstrekt moet worden, betere informatie verstrekt moet worden en eerder informatie verstrekt moet worden. De precieze invulling van deze categorieën is terug te vinden in het codeboek (zie bijlage). Hierbij dient opgemerkt te worden dat studenten die niks ingevuld hebben niet in deze grafiek staan. De groep van studenten die dus geen opmerkingen voor verbetering hebben is evengoed aanzienlijk (65 van de 205).
4
Figuur 6. Frequentie van suggesties om de voorlichting te optimaliseren.
5
3.
BEROEPSBEELD VOOR EN NA DE MINOR
Voor de minor Na alle vragen over de voorlichting van de educatieve minor ging de startvragenlijst verder met vragen over het beroepsbeeld van de studenten. De eerste vraag hierover vroeg naar twee motieven van de studenten voor het kiezen van de educatieve minor. In de onderstaande grafiek (Figuur 7) is te zien dat de belangrijkste reden hiervoor het interesse in onderwijs is. Figuur 7. Frequentie van verschillende motieven voor het volgen van de educatieve minor.
Veel studenten hebben het beroep van docent al lang in hun hoofd zitten en zien dit als een mooie kans om deze zich hier nu in te verdiepen. Daarmee zien studenten het ook als een kans om te bestuderen of het onderwijs bij hun past. Vervolgens is aan de studenten gevraagd om twee aantrekkelijke kanten van het beroep van leraar te noemen. De resultaten hiervan staan in de onderstaande taartgrafiek (Figuur 8). Figuur 8. Frequentie van genoemde aantrekkelijke kant van het beroep leraar.
6
Uit figuur 8 is gebleken dat het overdragen van kennis en het werken met kinderen de aantrekkelijkste kanten van het beroep van leraar zijn volgens de studenten. Vervolgens is ook gevraagd wat de studenten de niet erg aantrekkelijke kanten van het beroep van leraar vinden. In de onderstaande taartgrafiek (Figuur 9) is te zien dat de meeste studenten hier een pedagogisch didactische argument geven (bijvoorbeeld lastige kinderen/klassen, voor meer informatie zie codeboek). Tevens zijn de beroepsgebonden kenmerken (zoals o.a. salaris) niet een fijn vooruitzicht voor de studenten. Figuur 9. Frequentie van genoemde niet aantrekkelijke kant van het beroep leraar.
Na de minor Na de minor zijn de studenten wederom ondervraagd over hun beeld van het beroep van een docent. De antwoorden hiervan zijn gecodeerd op basis van codering van dezelfde vraag in de vragenlijst aan het begin van de minor. Hieronder zijn de resultaten van deze vragen in een grafiek (figuur 10) weergegeven. Figuur 10. Aantrekkelijke kanten van het beroep docent.
In de figuur is te zien dat het aantrekkelijkste aan het beroep van docent het werken met kinderen is volgens de studenten. Daarna is het overdragen van kennis van groot belang, maar het werken met kinderen beslaat bijna 40% van de grafiek.
7
In de onderstaande grafiek (figuur 11) is te zien wat studenten de negatieve punten vinden bij hun beeld van het beroep docent. Hierbij valt op dat vooral de beroepgebonden kenmerken (dwz werkdruk, ‘huiswerk’, vergaderingen, etc.) en de pedagogisch didactische kenmerken (vervelende leerlingen, orde houden, etc.) door de meeste studenten wordt gezien als het onaantrekkelijkst van het beroep docent. Figuur 11. Onaantrekkelijke kant van het beroep docent
8
4.
EFFECT VAN DE MINOR OP HET BEROEPSBEELD
Een retrospectieve voormeting Bij de eindvragenlijst is een retrospectieve voormeting gedaan naar het beroepsbeeld van de studenten. Hierbij zijn de studenten 30 stellingen voorgelegd, gebaseerd op de eerdere vragenlijst. De studenten hebben kunnen aangeven hoe zij denken dat zij voor de minor over deze stellingen dachten en hoe zij er na de minor over denken. Dit hebben zij kunnen doen op een schaal van 1 tot en met 5. In de onderstaande tabel zijn de resultaten hiervan weergegeven. Tabel 1. Effecten vergelijking nameting‐retrospectieve voormeting Educatieve minorprogramma’s semester 1 2010‐2011. Item Voormeting Nameting 15. Als docent heb je weinig ruimte voor fouten 37. Je moet goed kunnen presenteren als docent 11. Als docent heb je fijne werktijden 31. Er is voldoende werkgelegenheid voor docenten 14. Als docent heb je weinig carrière mogelijkheden 21. Als docent moet je goed kennis kunnen overdragen 26. Docenten moeten veel orde houden 16. Als docent kun je moeilijk theorieën van je eigen vakgebied bijhouden 29. Een docent heeft veel vrijheid in zijn of haar baan 28. Doceren is dankbaar werk 10. Als docent heb je een hoog maatschappelijk aanzien 9. Als docent ben je voornamelijk bezig met de vervelend/ongemotiveerde leerlingen 24. Als docent moet je mensen willen helpen 19. Als docent moet je de jeugd iets blijvends willen meegeven 17. Als docent leer je veel verschillende mensen kennen 13. Als docent heb je veel ruimte voor eigen invulling van je baan 22. Als docent moet je jezelf goed ontwikkeld hebben 36. Je moet als docent goed informatie kunnen uitwisselen 30. Een docent moet op gepaste afstand van leerlingen een goede verhouding kunnen hebben 35. Je moet als docent goed ad rem kunnen reageren 34. Je moet als docent enthousiasme kunnen opwekken voor je eigen vakgebied 23. Als docent moet je leerlingen goed kunnen sturen 32. Het beroep van een docent is dynamisch 12. Als docent heb je veel persoonlijk contact 33. Je kunt als docent veel voldoening uit je werk halen 39. Sociale aspecten spelen een grote rol bij het beroep van een docent 20. Als docent moet je de stof aantrekkelijk kunnen maken 18. Als docent maak je lange dagen 27. Docenten moeten veel plannen 38. Je moet vaak thuis doorwerken als docent 25. Docenten hebben een hoge werkdruk
3,11 3,94 3,74 4,02 3,33 4,32 3,69 2,56 3,27 3,52 2,73 2,59 4,15 4,14 3,96 3,36 3,76 3,99 3,89 3,71 4,08 3,99 3,51 3,99 3,81 3,99 4,17 3,24 3,58 3,35 3,23
Effect‐ grootte
2,81 4,12 3,87 3,98 3,23 4,46 3,95 2,76 3,35 3,48 2,92 2,61 4,27 4,21 4,16 3,56 4,11 4,25 4,24 4,07 4,46 4,35 3,92 4,28 4,11 4,35 4,52 3,88 4,15 4,17 4,12
De bovenstaande tabel geeft dus de vooruitgang die de studenten hebben geboekt naar hun eigen idee. Het is duidelijk te zien dat de minor een effect heeft gehad op de meeste stellingen. Of dit effect positief of negatief is hangt af van de stelling.
9
0,43 0,01 0,05 0,05 0,05 0,07 0,08 0,11 0,14 0,14 0,17 0,17 0,20 0,21 0,23 0,29 0,29 0,40 0,41 0,46 0,51 0,52 0,52 0,54 0,57 0,63 0,64 0,68 0,77 0,84 1,19
Effect Afgenomen Geen Geen Geen Geen Geen Geen Geen Geen Geen Geen Geen Toegenomen Toegenomen Toegenomen Toegenomen Toegenomen Toegenomen Toegenomen Toegenomen Toegenomen Toegenomen Toegenomen Toegenomen Toegenomen Toegenomen Toegenomen Toegenomen Toegenomen Toegenomen Toegenomen
Vergelijking voor‐ en nameting Allereerst zijn de studenten enkele vragen gesteld over het beroepsbeeld dat zij hebben van docent. In tabel 2 hieronder zijn de resultaten van de vraag wat studenten als positief beeld zien van het docentschap in een tabel weergegeven. Tabel 2. Kruistabel van de positieve beroepsbeelden voor en na de minor
Voor‐ 1. overdragen van metin kennis g 2. maatschappelijk nuttig bezig zijn 3. werken met kinderen/jongeren 4. veel afwisseling 5. interessante vakken 6. arbeidsvoorwaarden 7. inspireren voor vak 8. resultaat/voldoenin g 9. sociale aspecten 10. pedagogische aspecten 11. overig Totaal
Nameting 3. 4. werken veel 1. 2. met afwis 7. 8. 9. 12. overdrage maatschap‐ kinderen ‐ 6. arbeids‐ inspirere resultaat/ sociale zelfstandig n van pelijk nuttig of selin voorwaarde n voor voldoenin aspecte werken als Totaa l kennis bezig zijn jongeren g vak g n leraar n 3 12 3 4 1 2 25 1 5
1 2
13
3
1
1
1
1
2 1
1
3
2 1
1
2 1
1
2
1 14
2
4
3
33
2
8
29
2
2
1
1
7
1
1
4
1
3
5
8
1
9
1
12 1
5
1 86
Aan tabel 2 is te zien dat het aantal studenten dat voor de minor het overdragen van kennis als positief aspect noemden bij de nameting is gedaald van 25 naar 14. Verder valt ook op het aantal studenten dat werken met kinderen/jongeren of de sociale aspecten als argumentatie gaf voor het positieve beroepsbeeld gestegen is. In tabel 3 zijn de resultaten weergegeven van de vraag welke negatieve beroepsbeelden de studenten hebben bij het beroep docent. Hierin is te zien dat na de minor de pedagogische didactische redenen gedaald zijn. Daarentegen zijn de beroepsgebonden kenmerken juist gestegen. Tabel 3. Kruistabel van de negatieve beroepsbeelden voor en na de minor Nameting 1. arbeids‐ voorwaarden Voor‐ 1. meting arbeidsvoorwaarden 2. beroepsgebonden kenmerken 3. pedagogisch didactisch 4. loopbaanperspectief 5. maatschappelijk aanzien 6. afstand tot 7. persoonlijke vakgebied beperkingen 8. overig
2. beroepsgebonden 3. pedagogisch 4. loopbaan‐ kenmerken didactisch perspectief 1
4
8
5
1
3
12
15
6
3
5. maatschappelijk aanzien
6. afstand tot vakgebied
7. persoonlijke beperkinge 8. n overig
1
2
19
2
2
38
1
8
1
1
Totaal 1
1
1
2
2
3
10
1
1 4
1 1
1
1
9
Totaal
8
27
25
11
11
2
3
1
4
81
5. De evaluatie van de minor en het effect van e‐learning op waardering E‐learning Vanwege ontwikkelingsdoeleinden zijn de studenten ook enkele vragen gesteld over het gebruik van e‐learning. Allereerst is de studenten gevraagd in hoeverre zij gebruik hebben gemaakt van e‐learning. In de onderstaande figuur is te zien dat een groot gedeelte redelijk gebruik maakt van e‐learning, maar een groot gedeelte ook niet. Figuur 12.Gebruik e‐learning onder studenten.
Vervolgens is de studenten gevraagd in hoeverre zij het gebruik van e‐learning nuttig vonden. In de onderstaande grafiek is te zien dat het grootste gedeelte dit nuttig vind. Hierbij dient opgemerkt te worden dat de meeste studenten die de vorige vraag over de hoeveelheid gebruik van e‐learning laag hebben beantwoord, deze vraag vaak helemaal niet hebben beantwoord. Figuur 13. Nut van e‐learning volgens de studenten.
12
13
Tevens is aan de studenten gevraagd in hoeverre zij mogelijkheden zien om de e‐learning te verbeteren. In de onderstaande grafiek is te zien hoe studenten hierover denken. Figuur 14. Mogelijkheden tot verbetering van de e‐learning.
Vervolgens is de studenten ook gevraagd om zelf mogelijkheden tot verbetering van de e‐learning aan te dragen. Deze suggesties zijn gecategoriseerd en in de figuur hieronder weergegeven. Figuur 15. Suggesties voor het verbeteren van de e‐learning van de educatieve minor
14
In de bovenstaande grafiek is duidelijk te zien dat studenten als belangrijkste verbeterpunt de gebruiksvriendelijkheid van de e‐learning zien.
15
Ten slotte zijn de studenten ook ondervraagd over verbeterpunten van de minor zelf. Allereerst is de studenten gevraagd in hoeverre zij verbetermogelijkheden zien voor de educatieve minor. De resultaten van deze vraag zijn weergegeven in de onderstaande grafiek. Figuur 16. Hoeveelheid ruimte voor verbetering van de educatieve minor.
Vervolgens is de studenten ook gevraagd om zelf suggesties te geven hoe de minor verbeterd kan worden. Deze zijn gecategoriseerd en weergegeven in de onderstaande grafiek. Figuur 17. Suggesties voor verbeterpunten van de educatieve minor
16
Hierbij valt op dat vooral de communicatie tussen de school en de universiteit verbetering vraagt. Het is vaak onduidelijk geweest wat beide partijen van elkaar verwachten.
17
De studenten zijn ook ondervraagd wat zij het sterkste punt aan de educatieve minor vonden. De resultaten van deze vraag zijn gecategoriseerd en te zien in de onderstaande grafiek. Figuur 18. Sterke punten de educatieve minor.
In deze grafiek is duidelijk te zien dat vooral het contact met de praktijk door de studenten zeer op prijs gesteld wordt. Aan de studenten is ook gevraagd wat de belangrijkste les is geweest die zij geleerd hebben van de educatieve minor. Hieronder is in een grafiek te zien wat de studenten voornamelijk hebben geantwoord, waarbij hun antwoorden zijn ingedeeld in acht categorieën. Figuur 19. Belangrijkste les van de educatieve minor.
18
19
6.
TOEKOMSTBEELD VAN DE STUDENTEN
Ten slotte is de studenten nog gevraagd op een 10‐puntsschaal aan te geven in hoeverre ze schatten op enig moment het beroep van docent te zullen uitoefenen. De resultaten daarvan zijn hieronder in een grafiek op de volgende pagina weergegeven (Figuur 20). Figuur 20. Ingeschatte kans van studenten om ooit docent te worden.
Tenslotte zijn de studenten nog een paar vragen gesteld over hun toekomstbeeld. Ten eerste is gevraagd in hoeverre zij verwachten de educatieve master te gaan volgen. De resultaten hiervan staan in de onderstaande grafiek. Figuur 21. Kans op het volgens van de educatieve master.
Vervolgens is de studenten ook gevraagd in hoeverre zij verwachten dat ze het beroep van docent ook daadwerkelijk zullen beoefenen. De resultaten van deze vraag zijn hieronder weergegeven in een grafiek.
20
Figuur 22. Kans ooit het beroep van docent uit te oefenen.
Effect van de minor op het toekomstbeeld
7. In beide vragenlijsten is de studenten ook gevraagd hoe groot ze de kans schatten dat ze ooit docent zullen zijn. De resultaten hiervan zijn in tabel 4 te zien. Tabel 4. Kruistabel van de kans ooit docent te gaan worden Nameting
1 1 2 3 4 5 6 7 8 9 0 Totaal Voormeting 2 0 0 0 0 0 0 1 0 0 0 1 4 5 6 7 8 9 1 0 Total
0 0 1 0 0 0 0
0 0 0 0 1 0 0
1 0 0 0 0 0 0
0 1 1 1 0 0 0
0 1 1 3 0 0 0
0 0 4 4 2 0 0
3 0 3 7 3 1 0
0 0 3 6 8 1 0
1 0 3 2 8 1 0
0 0 1 2 2 2 6
5 2 17 25 24 5 6
1 1 1 3 5 10 18 18 15 13
85
Om de gegevens van de bovenstaande figuur overzichtelijk in te zien is een verschilscore uitgerekend. De frequentieverdeling hiervan is te vinden in tabel 5. Tabel 5. Frequentie van de verschilscore tussen de begin en eind kansen ooit docent te gaan worden Verschilscore Frequentie Percentage ‐6,00 1 1,2 ‐5,00 1 1,2 ‐3,00 1 1,2 ‐2,00 7 8,1 ‐1,00 11 12,8 ,00 27 31,4 1,00 19 22,1 2,00 7 8,1 3,00 8 9,3 4,00 1 1,2 5,00 2 2,3 Total 85 98,8
21
System Total
1 86
1,2 100,0
De bovenstaande figuur geeft aan dat in totaal 21 studenten de kans dat ze ooit docent worden kleiner schatten na de minor. Bij 27 studenten heeft de minor geen effect gehad op de kansschatting en bij 37 personen is de kansschatting positief beïnvloed door de minor. De voormeting en nameting van de kansschatting is hieronder in figuur 23 weergegeven. Studenten rechtsboven in de grafiek zijn positief begonnen en positief geëindigd en personen in het kwadrant linksonder zijn negatief begonnen en negatief geëindigd. De personen linksboven en rechtsonder zijn positief begonnen en negatief geëindigd of negatief begonnen en positief geëindigd. Het uiteindelijke verband heeft een correlatie van 0,45.
22
Figuur 23. Scatterplot van de voormeting en nameting van de kans om ooit docent te worden.
Om de resultaten overzichtelijker weer te geven is hieronder een grafiek van de voormeting in vergelijking met de verschilscore weergegeven. Hierin is te zien in hoeverre van te voren (enigszins) negatief of positief ingestelde studenten beïnvloed zijn door de educatieve minor. Figuur 24. Scatterplot van de voormeting en de verschilscore van de kans om ooit docent te worden.
23
24
BIJLAGE A:VRAGENLIJST
Vragenlijst studenten Educatieve Minor Augustus/september 2010 De gegevens van deze vragenlijst worden anoniem verwerkt. Het betreft hier een korte vragenlijst die landelijk wordt afgenomen over de kwaliteit van de voorlichting onder studenten die beginnen aan de educatieve minor aan Nederlandse universiteiten. Antwoordinstructies: indien er een keuze gemaakt kan worden uit verschillende antwoordalternatieven, maak dan het rondje van je keuze zwart. Wil je je keuze herzien, kruis dan het zwart gemaakte rond door. Deze kandidaat kiest ‘ja’ • ja 0 nee Deze kandidaat herziet zijn keuze ‘ja’ • ja • nee A: Identificatie gegevens (vraag 1‐4)
1. 2. 3. 4.
Aan welke universiteit studeer je? Studentnummer 1 : Bacheloropleiding (naam): Educatieve Minor, schoolvak:
1
Dit nummer wordt uitsluitend gebruikt voor administratieve doeleinden. Aan het eind van de minor leggen we nog een vragenlijst voor: op basis van het studentnummer kunnen we de gegevens koppelen.
25
B: Vragen over de informatie over de Educatieve Minor (vraag 5‐7)
5. Hoe ben je vooraf geïnformeerd over de educatieve minor? (je kunt meer opties aankruisen) 0 studieadviseur 0 folder 0 website 0 voorlichtingsbijeenkomst/informatiemarkt 0 medestudenten 0 anders, namelijk: 6. Heb je een filmpje gezien over de educatieve minor voor jouw of een ander schoolvak voorafgaand aan de start van de minor, via de website, op een voorlichtingsbijeenkomst o.i.d.? Kies één antwoord. 0 ja [ga door naar vraag 7] 0 nee [ga door naar vraag 8] 0 ik kan me het niet herinneren [ga door naar vraag 8] 7. Wat is je het meest bijgebleven van het filmpje/de filmpjes? Antwoord:
26
C. Kwaliteit informatie voorziening (vraag 8‐11)
8. Van alle informatiebronnen die ik heb benut, waardeer ik de volgende het meest: 8 A. noteer de informatiebron:
8 B. Leg uit waarom je die bron waardeert:
9. De kwaliteit van de informatie vond ik in het algemeen 0 goed 0 voldoende 0 matig 0 slecht 0 niet van toepassing voor mij/geen mening 10. Het beeld dat ik heb van wat mij te wachten staat in de educatieve minor is bij de start 0 heel helder 0 vrij helder 0 noch helder noch vaag 0 vrij vaag 0 erg vaag
27
11. Welke suggesties doe je om de voorlichting te optimaliseren?
Antwoord:
D. Vragen over keuzemotieven en beroepsbeeld (vraag 12‐15)
12. Wat zijn je belangrijkste motieven om de Educatieve Minor te gaan volgen? Noem er een of twee: Mijn motief 1:
Mijn motief 2:
13. Wat trekt je het meeste aan in het beroep van leraar/lerares? Noem een of twee aantrekkelijke kanten van het beroep van leraar. Wat ik aantrekkelijk vind aan het beroep van leraar is:
Wat ik ook aantrekkelijk vind aan het beroep van leraar is:
28
14. Waar zie je het meest tegenop in het beroep van leraar/lerares?Noem een of twee minder aantrekkelijke kanten van het beroep van leraar. Wat ik niet erg aantrekkelijk vind aan het beroep van leraar is:
Wat ik ook niet erg aantrekkelijk vind aan het beroep van leraar is:
15. Hoe groot acht je de kans dat je later op enig moment het beroep van docent zult uitoefenen? Omcirkel een cijfer: 1 = zeker niet, 10 = zeker wel Zeker niet Zeker wel 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
29
E. Algemeen Ruimte voor opmerkingen en suggesties naar aanleiding van deze vragenlijst:
Hartelijk dank voor het invullen. We wensen je veel plezier en succes met de Educatieve Minor!
30
BIJLAGE B: CODEBOEK
Universiteiten ILO = 1 UT = 2 UD = 3 Eindhoven = 4 RUG = 5 UL = 6 UU = 7 VU = 8 UvA = 9 Erasmus = 10 Vakken Aardrijkskunde = 1 Biologie = 2 Frans = 3 Geschiedenis = 4 Maatschappijleer = 5 Mij = 5 Natuurkunde = 6 Na = 6 Spaans = 7 Duits = 8 Engels = 9 Kunst = 10 Algemene economie = 11 ae = 11 Bedrijfseconomie = 12 Grieks, Latijn en KCV =13 Filosofie = 14 Nederlands =15 Arabisch =16 Management en organisatie = 17 Wiskunde =18 Wi = 18 Scheikunde = 19 Sk = 19 Russisch = 20 Grieks en Latijn = 21 Latijn en KCV = 22 Godgeleerdheid = 23 Levensbeschouwing = 24 Italiaans = 25 Godsdienst = 26 Economie = 27 Informatica = 28 Inf = 28 Klassieke talen = 29 GLTC/KCV = 30 bai = 31 Biologie/Life Science = 32 Geschiedenis en staatsinrichting = 33
31
kennis van godsdienst en levensbeschouwing = 34 Turks =35 Theologie = 36 Muziek = 37 Wijsbegeerte = 38 BOS = 39 Com = 40 Cs = 41 Sc = 42 Wtc = 43 Kunstgeschiedenis = 44 Klassieke talen en KCV = 45 Ec = 46 Tech = 47 Godsdienst en levensbeschouwing = 48 Educatie en communicatie = 49 CKV = 50 Bachelor Spaans = 1 Sociale geografie = 2 Politicologie = 3 Bedrijfskunde = 4 Economics and business = 5 Scheikunde = 6 Psychobiologie = 7 Biologie = 8 Natuur‐ en sterrenkunde = 9 Technische informatica = 10 Technische natuurkunde = 11 Scheikundige technologie = 12 Electrical engineering = 13 Technische bedrijfskunde = 14 Biomedische technologie = 15 Technische geneeskunde = 16 Elektrotechniek = 17 Communicatiewetenschappen = 18 BMT = 19 Industrieel ontwerpen = 20 Onderwijskunde = 21 Technische wiskunde = 22 Werktuigbouwkunde = 23 Biomedische technologie = 24 Nederlandse taal en cultuur = 25 Geschiedenis = 26 Engelse taal en cultuur = 27 Engels = 28 Griekse en Latijnse taal en cultuur = 29 Kunstgeschiedenis = 30 Talen en culturen van latijns amerika = 31 Mollecular science and technology = 32 Wereldgodsdiensten = 33 Godgeleerdheid = 34 Natuurkunde = 35
32
Wiskunde = 36 Duitse taal en cultuur = 37 Civiele techniek = 38 Lucht & ruimtevaart techniek = 39 Life, science & technology = 40 Maritieme techniek = 41 Mariene biologie = 42 Medische biologie = 43 Biomedische wetenschappen = 44 Sociale geografie & planologie = 45 Wiskunde = 46 Romaanse Taal & Cultuur – Frans = 47 Technische bestuurskunde = 48 Sociologie = 49 Vraag 7 1= opmerking over LIO’s Reacties over de lio’s = 1 Enthousiaste lio’s = 2 2=Negatieve reactie Onnodig = 3 Overdreven zaken aan de orde brengen om het belang van de minor aan te tonen = 6 3=Iets geleerd van het filmpje Dat een jongen zei dat het hem niet uitmaakt welk vak hij geeft = 14 Wanneer een docent negatief overkomt, gaan kinderen niet beter luisteren = 15 Dat iedereen een eigen stijl heeft en dat je niet snel negatief moet zijn = 16 Ervaringen van andere studenten = 17 Eerlijkheid van de kinderen = 12 Minor goede voorbereiding op master = 18 4=Positieve reactie Grappig = 4 Enthousiaste studenten = 8 Plezier van de docenten = 10 Plezier = 13 Goede indruk van de minor = 5 5=Overige Dat het door studenten zelf gemaakt is = 7 Stagefilmpjes = 9 Uitdagend om dat soort filmpjes te leren maken = 11 Vraag 8.A De voorlichting/informatiebijeenkomst = 1 Website = 2 Internet = 3 Folder = 4 Studiegids = 5 Docenten = 6 Gesprek met mentor = 7 Minormarkt = 8 Medestudenten = 9
33
Afspraak met fer = 10 Studieadviseur = 11 Ex minorstudenten = 12 Contact met secretariaat = 13 Brief = 14 De mondelinge behandeling = 15 Informele contacten = 16 Opleidingsmap = 17 Introductiecollege = 18 Blackbord = 19 Boeken over vakdidactiek en colleges = 20 Programma en rooster = 21 Decaan = 22 Krant = 23 Film = 24 Mail = 25 Vraag 8.B Kwaliteit van de informatie Betrouwbaar = 2 Duidelijk = 3 Dynamisch = 4 Meest up to date = 9 Overzichtelijk = 10 Duidelijke concrete antwoorden = 24 Goed totaalbeeld = 25 Concreet = 27 Eenvoudig = 29 Objectieve informatie = 32 Realistisch beeld = 34 Praktisch = 36 Helder = 39 Eerlijk = 42 Informeel = 47 Staat duidelijk in wat er van je verwacht wordt = 49 Gefundeerd = 52 Gerichte informatie = 53 Overtuigend = 55 Persoonlijk = 56 Kwantiteit = 2 Veel informatie = 6 Uitgebreide concrete informatie = 12 Meerdere bronnen = 13 Veel informatie over verschillende minoren = 18 Extra info = 31 Diverse aspecten kwamen aan de orde = 41 Genoeg informatie = 44 Beschikbaarheid = 3 Altijd beschikbaar op eigen initiatief = 5 Op gemak informatie bestuderen = 7 Je kunt zoeken wat je zoekt = 37 Makkelijk raad te plegen = 45
34
Omstandigheid/situatie = 4 Directe/eerste hand informatie = 1 Door blackboard ontdekt dat de minor bestond = 8 Email handig voor persoonlijke dingen = 22 Interactie = 5 Direct vragen stellen = 11 Persoonlijk contact = 26 Direct feedback = 35 Overig = 6 Enige bron = 7 Enige informatiebron = 33 Vraag 11 Informeer stagescholen = 1 Ervaringen van Lio’s = 2 Meer informatie stagescholen = 3 Meer informatie rooster = 4 Meer informatie werkdruk = 5 Eerder informatie stagescholen = 6 Meeloopdagen = 7 Eerder informatie rooster = 8 Duidelijk maken wanneer je je bevoegdheid krijgt = 9 Overzichtelijker = 10 Duidelijkere/betere site maken = 11 Belangrijke data doorgeven = 12 Één site maken = 13 Meer informatie over boeken = 14 Informatie over de minor in de studiegids zetten = 15 Informatie eerder beschikbaar maken = 16 Een concretere folder = 17 Hoe wordt je beoordeeld = 18 Meer uitleg combinatie colleges en werkplek = 19 Duidelijker beeld welke studie voor welke variant is = 20 Meer reclame voor website = 21 Duidelijkere informatie verstrekken = 22 Voorwaarden en eisen duidelijker maken = 23 Meer informatie en meer informatiebronnen = 24 Meer informatie over verschillende mogelijkheden = 25 Uitgebreidere brochure = 26 Niet te veel informatie in één keer = 27 Gebundelde informatiebronnen = 28 Folder vooraf verstrekken = 29 Handouts bij de presentatie = 30 Tijdens de voorlichtingsdag was de ICLON niet aanwezig = 31 Meer reclame voor de minor = 32 Gestructureerde praktische informatie scheiden van de kleine opdrachtjes en kennismakingen = 33 Eerder informatie verstrekken = 34 Duidelijker aangeven waar je allemaal moet inschrijven = 35
35
Meer informatie vooraf op de site = 36 Meer informatie voor het vak = 37 Duidelijk overzicht geven hoe het gaat lopen = 38 Mailtjes aan de onderwijs commissies voor betere verspreiding = 39 Programma en studiewijzer duidelijker doornemen = 40 Misschien al een paar programmasheets per post opsturen = 41 Laat een student van de minor vertellen = 42 Eerder info = 1 Eerder informatie stagescholen = 6 Eerder informatie rooster = 8 Informatie eerder beschikbaar maken = 16 Eerder informatie verstrekken = 34 Misschien al een paar programmasheets per post opsturen = 41 Meer info = 2 Meer informatie stagescholen = 3 Meer informatie rooster = 4 Meer informatie werkdruk = 5 Duidelijk maken wanneer je je bevoegdheid krijgt = 9 Meer informatie over boeken = 14 Hoe wordt je beoordeeld = 18 Meer uitleg combinatie colleges en werkplek = 19 Meer informatie en meer informatiebronnen = 24 Meer informatie over verschillende mogelijkheden = 25 Meer informatie voor het vak = 37 Betere info = 3 Overzichtelijker = 10 Duidelijkere/betere site maken = 11 Belangrijke data doorgeven = 12 Één site maken = 13 Duidelijker beeld welke studie voor welke variant is = 20 Duidelijkere informatie verstrekken = 22 Voorwaarden en eisen duidelijker maken = 23 Gebundelde informatiebronnen = 28 Gestructureerde praktische informatie scheiden van de kleine opdrachtjes en kennismakingen = 33 Duidelijker aangeven waar je allemaal moet inschrijven = 35 Duidelijk overzicht geven hoe het gaat lopen = 38 Programma en studiewijzer duidelijker doornemen = 40 Info anders aanbieden = 4 Informatie over de minor in de studiegids zetten = 15 Een concretere folder = 17 Uitgebreidere brochure = 26 Niet te veel informatie in één keer = 27 Gebundelde informatiebronnen = 28 Laat een student van de minor vertellen = 42 Meer reclame = 5 Meer reclame voor website = 21
36
Meer reclame voor de minor = 32 Mailtjes aan de onderwijs commissies voor betere verspreiding = 39 Overig = 6 Vraag 12 Arbeidsvoorwaardelijke motieven = 1 Lesbevoegdheid = 3 Handige bijbaan =8 Baanzekerheid = 18 Parttime mogelijkheid = 19 Vaste aanstelling op mijn school = 56 Pedagogisch ‐maatschappelijke motieven = 2 Kijken of het onderwijs/leraar worden bij mij past = 1 Zelfontplooiing = 2 Lesbevoegdheid = 3 Interactie met mensen = 4 Houden van praten, presenteren en vertellen = 5 Leer er veel van = 6 Oriëntatie op eigen studie = 7 Handige bijbaan =8 Positieve ervaringen met lesgeven = 9 Ervaring opdoen = 10 Vaardigheden opdoen die nuttig zijn voor andere situaties = 11 Leren presenteren = 12 Interactie met leerlingen = 13 Extra diploma = 14 Uit interesse = 15 Niet theoretisch, maar praktijkgericht bezig zijn = 16 Leuk = 17 Baanzekerheid = 18 Parttime mogelijkheid = 19 Alleen bachelor gedaan = 20 Geen interesse in onderzoek = 21 30 EC/om bachelor te halen = 22 Leren om voor de klas te staan = 23 Leren lesgeven = 24 Kennis overdragen = 25 Enthousiasme van scholieren = 26 Minor volgen buiten eigen faculteit = 27 Docentschap spreekt mij aan = 28 (Waarschijnlijk) niet afstuderen in huidige richting = 29 Baan in het onderwijs lijkt me leuk = 30 Enthousiasme opwekken = 31 Doorstroommogelijkheden naar master = 32 Iets anders dan huidige richting = 33 Serieuze kant in omgang met de jeugd bekijken/ontdekken = 34 Verschillen met universitaire systeem bestuderen = 35 Een half jaar helemaal wat anders doen = 36 Sociale aspect = 37 Werken in groepen = 38 Ervaring uit voorlichtingsjaar = 39 Medestudent die de minor heeft gedaan = 40
37
Communicatieve vaardigheden ontwikkelen = 41 Lerarenopleiding was eerste keus, maar daar kreeg ik (te) veel vrijstelling = 42 Combinatie met huidige opleiding = 43 Inzicht in het beroep leraar = 44 Uitdaging = 45 De inhoud van de vakken = 46 Dingen uitleggen is leuk = 47 Interesse in voor een groep staan = 48 Interressant vak = 49 Dit is de leukste minor = 50 Verkort het master traject = 51 Iets hebben aan je bachelor zonder een master = 52 Ik wil zo snel mogelijk gaan werken = 53 Vakgebied goed kunnen uitleggen = 54 Theoretisch kader over lesgeven = 55 Vaste aanstelling op mijn school = 56 Toelatingseis voor vervolgopleiding = 57 Iets praktisch doen met mijn vakkennis = 58 Veelzijdig = 59 Functie – inhoudelijke motieven =3 Serieuze kant in omgang met de jeugd bekijken/ontdekken = 34 Vakgerichte motieven = 4 De inhoud van de vakken = 46 Interessant vak = 49 Theoretisch kader over lesgeven = 55 Invloed van peer group/sociale omgeving = 6 Interactie met mensen = 4 Interactie met leerlingen = 13 Sociale aspect = 37 Werken in groepen = 38 Zelfontplooiing = 7 Zelfontplooiing = 2 Leer er veel van = 6 Ervaring opdoen = 10 Vaardigheden opdoen die nuttig zijn voor andere situaties = 11 Leren presenteren = 12 Leren om voor de klas te staan = 23 Leren lesgeven = 24 Communicatieve vaardigheden ontwikkelen = 41 Interesse in onderwijs/oriëntatie = 8 Kijken of het onderwijs/leraar worden bij mij past = 1 Docentschap spreekt mij aan = 28 Baan in het onderwijs lijkt me leuk = 30 Praktisch = 9 Iets anders dan huidige richting = 33 Iets praktisch doen met mijn vakkennis = 58
38
Pragmatisch = 10 Extra diploma = 14 30 EC/om bachelor te halen = 22 Verkort het master traject = 51 Ik wil zo snel mogelijk gaan werken = 53 Vaste aanstelling op mijn school = 56 Toelatingseis voor vervolgopleiding = 57 Kennis overdracht = 11 Kennis overdragen = 25 Bachelor als eindonderwijs = 12 Iets hebben aan je bachelor zonder een master = 52 Overig = 13 Vraag 13 Overdragen van kennis = 1 Kennis overdragen/lesgeven = 8 Uitwisselen van informatie = 36 Zelfontplooiing = 2 Dat je je op persoonlijk vlak kunt blijven ontwikkelen = 27 Leren presenteren = 33 Zelfontwikkeling = 44 Maatschappelijk nuttig bezig zijn = 3 Op gepaste afstand van leerlingen een goede verhouding te hebben = 34 Mensen helpen = 37 De jeugd iets blijvends mee te geven = 42 Werken met kinderen/jongeren = 4 Interactie met leerlingen = 1 Elk jaar andere kinderen = 20 Sturen van leerlingen = 31 Op gepaste afstand van leerlingen een goede verhouding te hebben = 34 Veel afwisseling in leraarsberoep = 5 Afwisseling = 2 Het is constant in beweging = 4 Dynamiek = 7 Veel verschillende mensen = 25 Zelfstandig kunnen werken als leraar = 6 Voor een klas staan en je ding doen = 11 Veel ruimte voor eigen invulling = 12 Veel vrijheid/eigen baas = 38 Interessante vakken = 7 Leuk om je te verdiepen in een vak = 28 De inhoud = 40
39
Arbeidsvoorwaarden = 8 De vakanties/vrije dagen = 5 Mogelijkheid tot parttime werk = 13 Werkgelegenheid = 14 Fijne werktijden = 15 Geen kantoorbaan = 39 Inspireren voor vak = 9 Enthousiasme opwekken voor eigen vakgebied = 19 Aantrekkelijk maken van de stof = 35 Resultaat/voldoening = 10 Dankbaar werk = 9 Voldoening = 22 Het zien van resultaat als leerlingen iets begrijpen = 23 Sociale aspecten = 11 Omgang met mensen = 21 Sociale aspect = 24 Veel verschillende mensen = 25 Persoonlijk contact = 32 Pedagogische aspecten = 12 Praktische aspecten = 13 Overig = 14 Vraag 14 Arbeidsvoorwaarden = 1 Salaris = 1 Lange dagen in het begin = 33 Beroepsgebonden kenmerken = 2 Werkdruk/stress = 2 ‘huiswerk’ = 6 Onvoldoendes geven = 12 Bijbrengen van steeds dezelfde stof = 13 Vergaderingen = 18 Nakijken = 20 Administratief werk = 28 Meer een bedrijf dan een school waar kwaliteit voorop staat = 30 Mentaal zwaar = 32 Verschillende scholen/schoolvisies = 34 Schoolleiding = 35 Weinig uitdaging = 36 Alle extra dingen naast het lesgeven = 38 Regelgeving overheid = 39 Veel planning = 43 Pedagogisch didactisch = 3 Vervelende/lastige/ongemotiveerde leerlingen = 3 Politieagent spelen/orde houden = 4 Continu corrigeren = 5 Bijbrengen van steeds dezelfde stof = 13
40
Schoolgevechten sussen = 16 Onder controle houden van grote groepen = 17 Vervelende klas = 22 De aandacht vasthouden = 23 Leerlingen die zaken niet snappen = 25 Opvoedende aspecten = 26 Lessen leuk maken = 27 Loopbaan perspectief = 4 Weinig carrière mogelijkheden = 7 Maatschappelijk aanzien = 5 Status = 8 Afstand tot vakgebied = 6 Het zelf niet meer bijbenen van theorieën in jouw vakgebied= 21 Persoonlijke beperkingen = 7 Moeilijk ad rem te reageren = 40 Weinig ruimte voor fouten = 41 Overig = 8
41
Bijlage C: Vragenlijst nameting Vragenlijst studenten Educatieve Minor januari/februari 2010 De gegevens van deze vragenlijst worden anoniem verwerkt. Het betreft hier een korte vragenlijst die landelijk wordt afgenomen over de kwaliteit van de de educatieve minor aan Nederlandse universiteiten volgens de studenten.
Antwoordinstructies: indien er een keuze gemaakt kan worden uit verschillende antwoordalternatieven, maak dan het rondje van je keuze zwart. Wil je je keuze herzien, kruis dan het zwart gemaakte rond door. Deze kandidaat kiest ‘ja’ • ja 0 nee Deze kandidaat herziet zijn keuze ‘ja’ • nee A: Identificatie gegevens (vraag 1‐5) 1
Aan welke universiteit studeer je?
2
Studentnummer :
3
Bacheloropleiding (naam):
4 5 6.
Educatieve Minor, schoolvak:
1
Wanneer ben je begonnen met de minor: Heb je de minor reeds afgesloten? 0 Nee 0 Ja, wanneer:
7. Wat trekt je het meeste aan in het beroep van leraar/lerares? Noem een of twee aantrekkelijke kanten van het beroep van leraar. Wat ik aantrekkelijk vind aan het beroep van leraar is:
Wat ik ook aantrekkelijk vind aan het beroep van leraar is:
8. Waar zie je het meest tegenop in het beroep van leraar/lerares?Noem een of twee minder aantrekkelijke kan van het beroep van leraar. Wat ik niet erg aantrekkelijk vind aan het beroep van leraar is:
42
Wat ik ook niet erg aantrekkelijk vind aan het beroep van leraar is:
38. Je moet vaak thuis doorwerken als docent over het vak an docent. Geef bij elke stelling aan Hieronder staan stellingen over jou persoonlijk, over de educatieve minor en v in hoeverre de uitspraak bij je paste voordat je de educatieve m inor vol g de en i n hoeverre d e stelling bij je past nada t je de educatieve 39. Sociale aspecten spelen een grote rol bij het minor hebt gevolgd. Een kruis bij – betekent deze stelling past helemaal niet bij mij of deze stelling is helemaal onjuist. Een kruis bij ++ beroep van een docent betekent deze stelling pas heel goed bij mij of deze stelling is helemaal juist. Beroepsbeeld ‐‐ ‐ ± + ++ ‐‐ ‐ ± + ++ 9. Als docent ben je voornamelijk bezig met de vervelend/ongemotiveerde leerlingen 10. Als docent heb je een hoog maatschappelijk aanzien 11. Als docent heb je fijne werktijden 12. Als docent heb je veel persoonlijk contact 13. Als docent heb je veel ruimte voor eigen invulling van je baan 14. Als docent heb je weinig carrière mogelijkheden 15. Als docent heb je weinig ruimte voor fouten 16. Als docent kun je moeilijk theorieen van je eigen vakgebied bijhouden 17. Als docent leer je veel verschillende mensen kennen 18. Als docent maak je lange dagen 19. Als docent moet je de jeugd iets blijvends willen meegeven 20. Als docent moet je de stof aantrekkelijk kunnen maken 21. Als docent moet je goed kennis kunnen overdragen 22. Als docent moet je jezelf goed ontwikkelt hebben 23. Als docent moet je leerlingen goed kunnen sturen 24. Als docent moet je mensen willen helpen 25. Docenten hebben een hoge werkdruk 26. Docenten moeten veel orde houden 27. Docenten moeten veel plannen 28. Doceren is dankbaar werk 29. Een docent heeft veel vrijheid in zijn of haar baan 30. Een docent moet op gepaste afstand van leerlingen een goede verhouding kunnen hebben 31. Er is voldoende werkgelegenheid voor docenten 32. Het beroep van een docent is dynamisch 33. Je kunt als docent veel voldoening uit je werk halen 34. Je moet als docent enthousiasme kunnen opwekken voor je eigen vakgebied 35. Je moet als docent goed ad rem kunnen reageren 36. Je moet als docent goed informatie kunnen uitwisselen 37. Je moet goed kunnen presenteren als docent
43
40. Hoe zeker ben je er van dat het beeld dat je hebt van het beroep docent correct is? Omcirk el een cijfer: 1 = zeker niet, 10 = zeker wel Zeker niet 1 2 3 4 5 6 7 8 910 Zeker wel
41. Ik heb veel gebruik gemaak t van e‐ learnin g (blackb oard etc.). Omcirk el een cijfer: 1 = zeker niet, 10 = zeker wel Zeker niet 1 2 3 4 5 6 7 8 910 Zeker wel
42. Hoe nuttig vond je
het om gebruik te maken van e‐learning? Omcirkel een cijfer: 1 = zeker niet, 10 = zeker wel Zeker niet 1 2 3 4 5 6 7 8 910 Zeker wel
43. Naar mijn idee is er nog veel mogelijkheid tot verbetering van de e‐learning. Omcirkel een cijfer: 1 = zeker niet, 10 = zeker wel Zeker niet 1 2 3 4 5 6 7 8 910 Zeker wel 44. Mogelijkheden tot verbetering van de e‐learning: 45. Naar mijn idee is er nog veel mogelijkheid tot verbetering van de minor. Omcirkel een cijfer: 1 = zeker niet, 10 = zeker wel Zeker niet 1 2 3 4 5 6 7 8 910 Zeker wel 46. Mogelijkheden tot verbetering van de minor: 47. Wat vond je juist een sterk punt van de minor: 48. Wat is het belangrijkste dat je bij de minor geleerd hebt? Toekomst 49. Hoe groot acht je de kans dat je hierna de educatieve master zal volgen? Omcirkel een cijfer: 1 = zeker niet, 10 = zeker wel Zeker niet 1 2 3 4 5 6 7 8 910 Zeker wel 50. Hoe groot acht je de kans dat je later op enig moment het beroep van docent zult uitoefenen? Omcirkel een cijfer: 1 = zeker niet, 10 = zeker wel Zeker niet 1 2 3 4 5 6 7 8 910 Zeker wel
44
E. Algemeen Ruimte voor opmerkingen en suggesties naar aanleiding van deze vragenlijst:
Hartelijk dank voor het invullen.
45
Bijlage D: Codeboek nameting
Verantwoording eindvragenlijst educatieve minor De vragen van de retrospectieve voormeting zijn gebaseerd op de verschillende categorieën van de startvragenlijst. Alleen de categorie interessante vakken is niet opgenomen, omdat op de startvragenlijst ook maar twee studenten een antwoord hebben ingevuld dat onder deze categorie valt. Hieronder staat aangegeven welke stelling bij welke categorie hoort. Vraag 13 Overdragen van kennis = 1 9. Als docent moet je goed kennis kunnen overdragen 10. Je moet als docent goed informatie kunnen uitwisselen Zelfontplooiing = 2 11. Je moet goed kunnen presenteren als docent 12. Als docent moet je jezelf goed ontwikkeld hebben Maatschappelijk nuttig bezig zijn = 3 11. Als docent moet je de jeugd iets blijvends willen meegeven 13. Als docent moet je mensen willen helpen Werken met kinderen/jongeren = 4 Als docent moet je leerlingen goed kunnen sturen Een docent moet op gepaste afstand van leerlingen een goede verhouding kunnen hebben Veel afwisseling in leraarsberoep = 5 Het beroep van een docent is dynamisch Als docent leer je veel verschillende mensen kennen Zelfstandig kunnen werken als leraar = 6 Als docent heb je veel ruimte voor eigen invulling van je baan Een docent heeft veel vrijheid in zijn of haar baan Interessante vakken = 7 Arbeidsvoorwaarden = 8 Er is voldoende werkgelegenheid voor docenten Als docent heb je fijne werktijden Inspireren voor vak = 9 Als docent moet je de stof aantrekkelijk kunnen maken Je moet als docent enthousiasme kunnen opwekken voor je eigen vakgebied Resultaat/voldoening = 10 Doceren is dankbaar werk Je kunt als docent veel voldoening uit je werk halen Sociale aspecten = 11 Als docent heb je veel persoonlijk contact Sociale aspecten spelen een grote rol bij het beroep van een docent Vraag 14 Arbeidsvoorwaarden = 1 Als docent maak je lange dagen
46
Je moet vaak thuis doorwerken als docent Beroepsgebonden kenmerken = 2 Docenten hebben een hoge werkdruk Docenten moeten veel plannen Pedagogisch didactisch = 3 Docenten moeten veel orde houden Als docent ben je voornamelijk bezig met de vervelend/ongemotiveerde leerlingen Loopbaan perspectief = 4 Als docent heb je weinig carrière mogelijkheden Maatschappelijk aanzien = 5 Als docent heb je een hoog maatschappelijk aanzien Afstand tot vakgebied = 6 Als docent kun je moeilijk theorieen van je eigen vakgebied bijhouden Persoonlijke beperkingen = 7 Je moet als docent goed ad rem kunnen reageren Als docent heb je weinig ruimte voor fouten
47