INCIDENTEEL ONDERZOEK HAAGSE HOGESCHOOL 27UM
DEFINITIEF Utrecht, 14 juli 2014
INHOUD
1
Aanleiding en context 3
2
Onderzoeksopzet 4
3 3.1 3.2 3.2.1 3.2.2 3.3 3.3.1 3.3.2 3.4
Bevindingen en conclusie 5 Context van de opleidingen Bouwkunde en Facility Management 5 Bouwkunde 6 Conclusie 6 Toelichting 7 Facility Management 13 Conclusie 13 Toelichting 13 Contacten tussen opleidingsmanagement en College van Bestuur 17
4
Vervolgtoezicht 19
1
Aanleiding en context
De Inspectie van het Onderwijs voerde tussen maart en juni 2014 een onderzoek uit bij de Haagse Hogeschool. Dit onderzoek had betrekking op de opleidingen Facility Management en Bouwkunde. Aanleiding voor het inspectieonderzoek waren het klachtenoverzicht dat de inspectie in februari 2013 ontving van studenten Bouwkunde en het daarop door het College van Bestuur ingestelde onderzoek naar die opleiding alsmede de uitkomsten van het onderzoek dat het College van Bestuur in het voorjaar van 2012 liet uitvoeren naar aanleiding van een incident bij de opleiding Facility Management. Tenslotte ontving de inspectie in de periode vanaf 2011 signalen van individuele studenten of hun ouders over enkele andere opleidingen. De inspectie heeft op 11 april 2012, 10 juli 2012, 16 mei 2013 en 3 maart 2014 met het College van Bestuur over deze signalen gesproken. Het College van Bestuur heeft steeds onderzoek door derden uit laten voeren naar de signalen en vervolgens naar aanleiding van de bevindingen maatregelen genomen. De inspectie heeft besloten een onderzoek uit te voeren naar de implementatie van de genomen verbetermaatregelen vanuit het perspectief van de voor de problematiek meest relevante regelgeving.
Pagina 3 van 22
2
Onderzoeksopzet
Het onderzoek richt zich op de naleving van relevante wet- en regelgeving (zie bijlage 1) en beantwoordt de volgende hoofdvraag en twee afgeleide deelvragen. Hoofdvraag Zorgt de instelling (cq de betreffende opleiding) ervoor dat – met het oog op de realisatie van de kwaliteit – de naleving van de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek (WHW) gewaarborgd is, binnen de centraal afgesproken kaders en rekening houdend met de specifieke context van de hogeschool en de opleidingen? Op basis van de signalen, verbijzonderen we de hoofdvraag naar twee deelvragen: A. Hoe waarborgen de opleidingen de kwaliteit van a t/m d, in het bijzonder in de fase van het afstuderen in het kader van de eisen die de WHW aan het genoemde stelt; welke knelpunten spelen daarbij een rol; is er aanleiding om te veronderstellen dat die knelpunten een structureel karakter hebben (d.w.z.: ze komen voor op meerdere opleidingen en gedurende langere periodes). a. b. c. d.
Kwalitatief goede toetsing en examinering, waaronder het voorkomen van fraude; Een onafhankelijke en deskundige examencommissie; Een betrouwbare en actuele studentenadministratie; Het ordelijk en billijk afhandelen van klachten volgens de daarvoor geldende regelingen.
B. Hoe handelen de opleidingen wanneer ze moeten opschalen naar een hoger niveau in de organisatie, bijvoorbeeld omdat centraal vastgestelde regelingen niet voldoen, wanneer zich binnen de opleiding of academie ontwikkelingen voordoen die de hele hogeschool betreffen of wanneer ingrijpen door het CvB en/of de academiedirectie noodzakelijk lijkt? Om deze onderzoeksvraag te beantwoorden hebben we de informatie die bij de inspectie aanwezig is, zoals rendementsgegevens, studententevredenheidsenquêtes en het accreditatiebesluit en onderliggend rapport van de NVAO geanalyseerd. De instelling heeft deze informatie aangevuld met externe evaluatierapporten, de onderwijs- en examenregeling, toets- en afstudeerhandleidingen en verbeterplannen. Tijdens het onderzoek bij de instelling spraken we met de academiedirecteur en teamleiders, examinatoren/docenten, leden van de examencommissie en de toetscommissie, medewerkers van de studentenadministratie en studenten van elk van de betrokken opleidingen. Tot slot hebben we een afrondend gesprek met het College van Bestuur gevoerd. Rapportage Het conceptrapport is op 24 juni aan het College van Bestuur aangeboden. Op 10 juli 2014 vond over het conceptrapport overleg plaats met het College van Bestuur. [nader in te vullen na de hoor-wederhoor procedure en publicatie]
Pagina 4 van 22
3
Bevindingen en conclusie
In dit hoofdstuk gaan we eerst in op een aantal kengetallen die de context beschrijven waarbinnen de opleidingen opereren (3.1). In de paragrafen 3.2 en 3.3 bespreken we op welke wijze de opleidingen Bouwkunde en Facility Management de kwaliteit waarborgen van: a. Kwalitatief goede toetsing en examinering, waaronder het voorkomen van fraude; b. Een onafhankelijke en deskundige examencommissie; c. Een betrouwbare en actuele studentenadministratie; d. Het ordelijk en billijk afhandelen van klachten volgens de daarvoor geldende regelingen; in het bijzonder in de fase van het afstuderen, en vanuit het perspectief van de eisen die de WHW aan het genoemde stelt. In paragraaf 3.4 bespreken we hoe de opleidingen handelen wanneer ze moeten opschalen naar een hoger niveau in de organisatie, bijvoorbeeld omdat centraal vastgestelde regelingen niet voldoen of wanneer binnen de opleiding of academie zich ontwikkelingen voordoen die de hele hogeschool betreffen of ingrijpen door het CvB en/of de academiedirectie noodzakelijk lijkt.
3.1
Context van de opleidingen Bouwkunde en Facility Management De afgelopen jaren heeft de inspectie meerdere malen signalen over opleidingen van de Haagse Hogeschool ontvangen. Deze signalen zijn van uiteenlopende ernst en inhoud en vragen om een verklaring. Met die vraag voor ogen hebben we onderzocht hoe de studentenpopulatie zich in de achterliggende periode heeft ontwikkeld en of er in de aard van de populatie mogelijk verklaringen te vinden zijn. We keken daarbij zowel op hogeschoolniveau als op het niveau van de twee opleidingen die centraal staan in dit onderzoek. Kenmerken hogeschool Landelijk gezien nam het totaal aantal studenten in het hoger beroepsonderwijs in de periode 2004-2013 toe met 27 procent. Voor de Haagse Hogeschool lag de groei met 47 procent beduidend hoger. In absolute aantallen studeren er nu bijna 8.000 studenten meer aan de Haagse Hogeschool dan tien jaar geleden. Dat deze flinke toename van studenten in toenemende mate druk legt op de onderwijsorganisatie en op de facilitaire voorzieningen is niet verwonderlijk. Daar komt bij dat de diversiteit van studenten aan de Haagse Hogeschool relatief groot is. In vergelijking met andere hogescholen in de Randstad kent de Haagse Hogeschool met 43 procent het hoogste aandeel allochtone (westers en nietwesters) studenten. Verhoudingsgewijs is het aandeel allochtone studenten op de totale populatie de afgelopen jaren overigens met slechts 1,5 procent toegenomen. De instroom van vrouwelijke studenten ligt op de Haagse Hogeschool met 44 procent aanzienlijk onder het landelijk gemiddelde van 52 procent. Hieronder bespreken we per onderzochte opleiding of en hoe deze ontwikkelingen zich op dat niveau manifesteren. Kenmerken Bouwkunde Bij de opleiding Bouwkunde fluctueerde de instroom in de opleiding aanzienlijk in de afgelopen jaren. Deze fluctuaties zijn mogelijk ook het gevolg van de crisis in de Pagina 5 van 22
bouwwereld in de afgelopen periode. In 2005 bedroeg het aantal studenten dat aan de opleiding Bouwkunde begon 86 studenten. Tot en met 2008 nam dit aantal toe tot 214 studenten. Daarna nam het aantal studenten weer af tot de 137 studenten die in 2012/2013 voor het eerst bij de opleiding Bouwkunde van de Haagse Hogeschool stonden ingeschreven. Het aandeel niet-westerse allochtone studenten schommelde in de periode 20052012 tussen 20 procent en 47 procent, en lag daarmee enkele jaren fors hoger dan het hogeschoolgemiddelde en het landelijk gemiddelde in het hbo. Het aandeel vrouwelijke instroom blijft met rond de 15 procent (ver) achter ten opzichte van het gemiddelde van alle opleidingen op zowel hogeschoolniveau als landelijk niveau. Wat tevens opvalt, is dat Bouwkunde relatief weinig studenten weet te behouden na het eerste jaar. Dit komt vooral omdat studenten Bouwkunde naar een andere opleiding in het hbo switchen en niet omdat ze helemaal uit het hbo vertrekken. Het aandeel studenten Bouwkunde dat gedurende het eerste jaar switcht naar een andere hbo-opleiding neemt sinds het instroomcohort 2008 (30 procent) weliswaar af, maar was ook in 2011 met 24 procent nog steeds aan de hoge kant. Ter vergelijking: binnen de Haagse Hogeschool en landelijk switcht rond de 12 procent naar een andere hbo-opleiding (bron: Studie-in-Cijfers). De forse fluctuatie in de instroom in het eerste jaar, de grote variatie in studentkenmerken en het relatief hoge aantal studenten dat de opleiding Bouwkunde verlaat na de propedeuse laten zien dat het noodzakelijk is om deze demografische ontwikkelingen in de studentenpopulatie van Bouwkunde nauwgezet te volgen en hieraan consequenties te verbinden voor het opleidingsbeleid. Kenmerken Facility Management De instroom van de opleiding Facility Management (FM) ligt, behoudens een enkele uitschieter naar beneden of boven, rond de 230 studenten per jaar. De instroom bij de opleiding Facility Management kent een iets hogere instroom van vrouwen dan het landelijk hbo-gemiddelde: 60 procent in 2011. Ten opzichte van de overige opleidingen van de Haagse Hogeschool is het aandeel vrouwen bij Facility Management beduidend hoger. In 2012 is 17 procent van de instroom in de opleiding van niet-westerse allochtone afkomst. Landelijk is dat 16 procent en voor de Haagse Hogeschool 34 procent. In grote lijnen liggen switch en uitval gedurende het eerste jaar ongeveer in lijn met de prestaties van de instelling op dit punt. De fluctuaties en kenmerken in de studentenpopulatie van Facility Management hebben in de afgelopen jaren weinig reden gegeven tot aanpassing van het onderwijskundig beleid.
3.2
Bouwkunde
3.2.1
Conclusie De opleiding Bouwkunde heeft, in samenwerking met de Academie Technology, Innovation, Society Den Haag (TISH), het afgelopen jaar veel geïnvesteerd in het opzetten van een onderwijsorganisatie en –cultuur die weer garant kan staan voor een verantwoord onderwijsaanbod en een ononderbroken studievoorgang. De omstandigheden die anderhalf jaar geleden aanleiding gaven tot het klachtendossier zijn nu niet meer aanwezig, al is er nog een weg te gaan voordat alle werkprocessen werkelijk op orde zijn en ook in de praktijk worden toegepast. Pagina 6 van 22
De opleiding zorgt ervoor dat de naleving van de WHW gewaarborgd is en opereert daarbij binnen de centraal afgesproken kaders. Ten aanzien van de onderzoeksthema’s die centraal stonden in dit onderzoek, te weten toetsing, het functioneren van de examencommissie, het onderhouden van een degelijke studentenadministratie en de afhandeling van klachten, stelt de inspectie het volgende vast: a.
Het toetsbeleid heeft gedurende het afgelopen jaar een verandering ten goede ondergaan, en sluit goed aan op de kaders die de hogeschool en de academie hebben gesteld. Er is veel in het werk gesteld om alle processen die met toetsing en examinering gepaard gaan te standaardiseren, in handleidingen voor studenten en docent te verwerken en zo waarborgen in te bouwen ter voorkoming van willekeur. Ook is daarbij aandacht voor preventie en bestrijding van fraude. Aandacht voor de individuele prestatie bij groepsgewijs afstuderen en waakzaamheid bij het hergebruik van toetsopdrachten is echter wel geboden.
b.
De examencommissie is gegroeid in haar rol, neemt een meer proactieve rol in, en raakt steeds beter op haar taak ingespeeld. De leden hebben scholing gevolgd ter verbreding van hun deskundigheid. Wel is de span of control van deze examencommissie, die alle opleidingen van de academie TISH omvat, erg groot te noemen. De examencommissie heeft een aantal werkwijzen ontwikkeld die dit kunnen opvangen, maar het aantal studenten waarvoor zij verantwoordelijkheid draagt, vraagt om een heroverweging.
c.
De opleiding slaagt er sinds dit jaar in om de studievoortgang betrouwbaar vast te leggen op basis van een eenduidig studieprogramma, zodat studenten en docenten inzicht hebben in mogelijke knelpunten. Ook in de fase van het afstuderen zijn er nu voldoende waarborgen, zodat de voortgang en de oordelen juist worden vastgelegd en duidelijk is wie de beoordelaars zijn.
d.
De klachten die aanleiding gaven tot dit onderzoek zijn door de Haagse Hogeschool adequaat behandeld. De adviezen die de externe klachtencommissie heeft uitgebracht, zijn alle overgenomen. Twee studenten hebben hun afstudeertraject vervolgd bij de Hogeschool van Utrecht, maar wel onder de Onderwijs- en Examenregeling (OER) en de verantwoordelijkheid van de examencommissie van TISH/Bouwkunde. Ook is een belangrijke bron van onvrede – de slechte aansluiting van het verkorte traject vanuit het mbo op het reguliere programma - weggenomen door de verkorte route af te schaffen. De examencommissie geeft aan dat het aantal zaken dat zij vanuit Bouwkunde te verwerken krijgt inmiddels is genormaliseerd en dat het type klachten dat zij behandelt niet meer verontrustend is. Meer algemeen staan voor studenten veel wegen open om een klacht of bezwaar in te brengen, die zowel laagdrempelig als formeel van aard zijn. Het Loket Rechtsbescherming dat voor doorgeleiding naar het juiste loket moet zorgen geniet echter geen grote bekendheid bij studenten, ook al is de Onderwijs- en Examenregeling op dit punt voldoende informatief. Een overweging is verder om met een systeem van klassenvertegenwoordigers te gaan werken om zo onvrede in een groep studenten vroegtijdig te kanaliseren.
Ten slotte wijst de inspectie erop dat de afstemming tussen Onderwijs- en Examenregeling (OER), studiegids en blokboeken aandacht behoeft.
3.2.2
Toelichting Deze conclusies trekt de inspectie op basis van onderstaande bevindingen. De bevindingen zijn gegroepeerd naar de wettelijke aspecten die in dit onderzoek aan de orde zijn gesteld. Pagina 7 van 22
Kwaliteitszorg en bestuur In februari 2013 ontving de inspectie een geanonimiseerd klachtenrapport van een groep studenten Bouwkunde van de Haagse Hogeschool. De problemen die in dit klachtenrapport werden beschreven, betroffen vooral de afstudeerfase en gingen onder andere over bejegening door docenten, ongelijke behandeling, onduidelijke feedback, onduidelijkheid over toetsvormen, studievertraging als gevolg van onduidelijke behandeling, en een studieprogramma dat anders werd uitgevoerd dan vermeld stond in de Onderwijs- en Examenregeling. Het College van Bestuur, dat het klachtenrapport eveneens had ontvangen, besloot tot diverse maatregelen. Zij stelde een onafhankelijke klachtencommissie in tot wie individuele studenten zich konden wenden. Ook vroeg zij het onderzoeksbureau Hobéon een onderzoek uit te voeren naar de organisatie van de opleiding, de organisatiecultuur, de inhoud van de OER en andere regelingen, toetsing en het functioneren van de examen- en toetscommissie. Tevens werd in juni 2013 een interim–teamleider aangesteld die gevraagd werd de meest urgente problemen met voorrang op te lossen. De klachtencommissie bracht in september 2013 ten aanzien van dertien studenten een advies uit om een financiële vergoeding te verstrekken en/of maatregelen te treffen. Het CvB nam alle adviezen over. Ook stelde de commissie een eindverslag op over haar werkzaamheden waarin zij aangaf dat de klachten weliswaar niet een representatief beeld gaven, maar dat zij wel aanleiding gaven te veronderstellen dat er structurele problemen waren bij de opleiding Bouwkunde. Deze betroffen de procedures rond toetsen, de beoordeling van individuele prestaties binnen het groepswerk, de taakverdeling tussen examen- en de toetscommissie, en de handelingsverlegenheid van het management ten opzichte van medewerkers die zich niet houden aan gemaakte afspraken. In mei en juni 2013 voerde Hobéon een onderzoek uit waarover zij in november 2013 een definitief rapport aanbood aan het CvB. De conclusies bevatten soortgelijke observaties als die van de externe klachtencommissie. De belangrijkste conclusie was dat zowel de kwaliteitsborging op het gebied van toetsing als de sturing op de ontwikkeling van de onderwijsorganisatie te wensen over liet. Ook de adviezen die in dit rapport werden gepresenteerd heeft het CvB onverkort overgenomen. Ook gaf ze de academiedirecteur en de eerder aangestelde interim teamleider opdracht een plan van aanpak op te stellen. In dit plan van aanpak wordt een onderscheid gemaakt naar interventies op de korte en op de langere termijn. Op de korte termijn is onder andere de personele bezetting op sleutelposities (o.a. toetscommissie en afstudeercoördinator) gewijzigd, zijn maatregelen getroffen om de professionele cultuur te verbeteren, zijn belemmerende voorwaarden uit de OER verwijderd met ingang van het studiejaar 2013/2014, en is een dashboard ontwikkeld om het onderwijsproces te kunnen evalueren. Ook zijn voor individuele studenten die zich tot de externe klachtencommissie hadden gewend, oplossingen gevonden. Voor verbeteringen op de langere termijn richt het plan van aanpak zich op het ontwikkelen van een gemeenschappelijke visie op de opleiding, het verbeteren van de inhoudelijke en operationele kwaliteit van de opleiding en op het verbeteren van de professionele cultuur van het docententeam. Het onderzoek van de inspectie vond een jaar nadat gestart werd met deze maatregelen plaats en richtte zich op de vraag of de voorgenomen verbeteringen inmiddels herkenbaar zijn in de werkwijze van het team. Pagina 8 van 22
Uit de gesprekken die de inspectie voerde met het management, docenten en studenten komt het beeld naar voren dat de organisatie inmiddels op een veel transparantere wijze functioneert. Het functioneren in kennisclusters beschouwden alle gesprekspartners als een belangrijke verbetering. Dit heeft voor vereenvoudiging en bundeling in het onderwijsprogramma gezorgd en voor een goede omschrijving en afbakening van taken, waardoor het zowel voor studenten als docenten veel duidelijker is geworden hoe de organisatie als geheel functioneert, hoe daarbinnen als team wordt samengewerkt, en wie op welke taken kan worden aangesproken. Deze manier van werken bevindt zich nog in een transitiefase, maar wordt door alle betrokkenen gewaardeerd. De informele cultuur die Bouwkunde tot vorig jaar kenmerkte en waarbinnen een ieder individuele afspraken maakte en naar oplossingen zocht, is momenteel geen dominant verschijnsel meer in de professionele cultuur, zo blijkt uit de gesprekken. De uitwerking van een eensluidende opleidingsvisie en de daarop gebaseerde curriculumherziening lopen nog: met name de doorlopende leerlijnen naar het derde jaar zijn nog in ontwikkeling. De afstudeerfase is al grotendeels herzien. Examinatoren en examinering Het toetsbeleid heeft gedurende het afgelopen jaar een verandering ten goede ondergaan, zo blijkt uit de documentatie die de inspectie inzag en uit de gesprekken die met betrokken docenten en studenten werden gevoerd. Er is veel in het werk gesteld om alle processen die met toetsing en examinering gepaard gaan te standaardiseren en zo te voorkomen dat willekeur kan ontstaan. De examencommissie wijst de examinatoren aan. Zij worden per richting benoemd, niet per vak. Degenen die ook het afstuderen begeleiden, krijgen hiervoor een aparte aantekening. De examencommissie benoemt ook externe betrokkenen, maar alleen indien zij een beoordelende taak hebben. De examencommissie, die academiebreed is ingesteld, geeft aan dat het benoemen van examinatoren per opleiding onder andere voorwaarden kan plaatsvinden. Er zijn op tal van punten betere afspraken over het toetsingsproces. Zowel docenten als studenten geven aan dat dit meer duidelijkheid heeft gecreëerd en dat er minder fouten worden gemaakt vanwege de gezamenlijke gevoelde verantwoordelijkheid. De docenten met wie de inspectie sprak geven aan dat voor studenten is verduidelijkt welke eisen gesteld worden bij toetsing. De afspraken over het toetsingsproces vinden hun neerslag in het toetshandboek en in de afstudeerhandleiding. Het toetsbeleid van de opleiding Bouwkunde volgt het academie- en hogeschoolbrede beleid. Er is gedetailleerd beschreven hoe toetsing tot stand komt, hoe de verantwoordelijkheden zijn belegd, aan welke voorwaarden toetsing dient te voldoen. Het toetsexpertisecentrum (TOEC) biedt ondersteuning bij toetsconstructie. Docenten werken nu samen in kennisclusters die gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor een module. Uit de bestudering van een kleine steekproef van afstudeerwerken blijkt dat het tot en met 2013 regelmatig voorkwam dat bij de beoordeling van studenten die in een groep afstudeerden, maar zeer beperkt rekening werd gehouden met individuele prestaties. Ook de externe klachtencommissie wees hier al op. De beoordelingsformulieren waren voornamelijk gebaseerd op de onderwerpen waarop studenten afstudeerden en weerspiegelden niet of nauwelijks de competenties die zij zich eigen hadden moeten maken in de aanloop naar het afstuderen. Hierin heeft de opleiding een flinke slag gemaakt. Er zijn nu standaardbeoordelingsformulieren voor verschillende onderdelen in het afstudeerproces, steeds voorzien van een korte toelichting per indicator. Groepswerk bij afstuderen is ook nu nog mogelijk, maar Pagina 9 van 22
binnen het groepsonderzoek dient de individuele bijdrage duidelijk zichtbaar te zijn gemaakt. Uit de afstudeerhandleiding blijkt dat het afstudeertraject nu gedetailleerd is uitgelijnd: ingangseisen, toetsmomenten gedurende het afstudeerproces, en beoordelingsvoorschriften geven veel helderheid. Het afstudeerproces is strikter gepland en er zijn ingangseisen die maken dat de kans op een vlotte doorloop groter is: een minimaal aantal studiepunten bij aanvang en een go/no go besluit over het plan van aanpak. Ook is er nu één afstudeercoördinator benoemd in plaats van drie zoals voorheen, waardoor het zicht op een goed verlopend afstudeerproces beter is gewaarborgd. Studenten die de inspectie sprak, geven aan dat ze dit positieve veranderingen vinden.
Examencommissie De examencommissie neemt naar eigen zeggen een meer proactieve rol in dan vorig jaar en raakt steeds beter op haar taak ingespeeld. Leden hebben inmiddels allen de leergang examencommissie gevolgd die de dienst Onderwijs- en Studentenzaken aanbiedt. De examencommissie geeft aan dat het aantal zaken dat zij vanuit Bouwkunde te verwerken krijgt inmiddels is genormaliseerd, waardoor de reguliere taak weer meer aan bod komt. Ook geeft het type klachten geen reden meer tot ongerustheid. De casus die aan de externe klachtencommissie zijn voorgelegd zijn afgelopen jaar per geval besproken en het advies is steeds overgenomen. Twee studenten hebben hun afstudeertraject vervolgd bij de Hogeschool van Utrecht (HU), maar wel onder de OER van de Haagse Hogeschool. De HU begeleider is benoemd als examinator van de Haagse Hogeschool en beoordeelde volgens de aangereikte normen; een lid van de toetscommissie van Haagse Hogeschool was aanwezig bij eindpresentatie. De academie Technology, Innovation, Society Den Haag (TISH) kent slechts één examencommissie; elke opleiding is vertegenwoordigd met een lid, die tevens voorzitter is van de toetscommissie van de opleiding. De span of control van deze examencommissie is met 2.500 studenten erg groot, zo vindt ook de commissie zelf. Het aantal vergaderingen is sterk toegenomen sinds 2009. De commissie komt nu wekelijks bijeen. Klachten en verzoeken worden door een duo uit de commissie voorbereid; de examencommissie bespreekt het besluit dat dit duo voorstelt. Op het formulier dat daarbij wordt gebruikt, kan men aangeven of een kwestie aan het management van de opleiding en/of academie moet worden voorgelegd. Er zijn goede afspraken gemaakt over de taakafbakening met het management en in de praktijk werkt dit naar tevredenheid. De examencommissie is van mening dat zij haar onafhankelijkheid goed kan bewaken. Sinds 2012 is duidelijk welke taken aan de toetscommissie kunnen worden gemandateerd, en welke tot het domein van de examencommissie behoren. De toetscommissie gaat over de minoren, vrijstellingen, ontheffingen van toelatingseisen en bewaken van de kwaliteit van toetsing. De toetscommissie controleert steeksproefsgewijs de studievoortgangsoverzichten (svo) van afstudeerders en woont soms een eindpresentatie bij. Leden van de examencommissie geven aan dat zij het als hun verantwoordelijkheid zien collega’s goed te informeren over de examenprocedures. De voorzitter presenteert het jaarverslag van de examencommissie aan de verschillende opleidingsteams in de Academie TISH. Bij Bouwkunde, maar ook bij andere Pagina 10 van 22
opleidingen, wordt een aantal processen meer geformaliseerd. Vragen aan de examencommissie moeten nu formeel worden ingediend, via daartoe opgestelde formulieren en via een apart mailadres van de toetscommissie in plaats van via het persoonlijk mailadres van een van de leden. Studenten gaven aan dat zij bij vragen of klachten snel antwoord krijgen van de examencommissie, hetgeen zij waardeerden. Hoe heeft de examencommissie de problemen bij Bouwkunde onvoldoende ernstig kunnen inschatten? Dat heeft de commissie zich ook afgevraagd. De verklaring ligt gedeeltelijk in de informele cultuur die de opleiding tot vorig jaar kenmerkte. Studenten konden de nodige zaken om de examencommissie heen regelen, hetgeen tot rechtsongelijkheid leidde. En wanneer er al zaken waren geregeld in het voordeel van een student, was het lastig om dit besluit terug te draaien. De examencommissie had daardoor onvoldoende overzicht over wat er zich afspeelde. Ook op het gebied van fraudepreventie zijn maatregelen aangescherpt. Bij een tentamen moet een student zich sinds kort met een officiële identiteitskaart identificeren. Wel gaven studenten aan dat (teken)opdrachten nog te vaak herhaald worden, waardoor het een volgende lichting wel erg makkelijk wordt gemaakt. Onderwijs- en examenregeling De Onderwijs en Examenregeling (OER) is van voldoende kwaliteit. Hij is opgenomen in de studiegids en volgt de voorschriften die de Haagse Hogeschool heeft ontwikkeld. De OER geeft een globaal beeld van het opleidingsprogramma onder verwijzingen naar landelijke beroepscompetenties, maar de inhoud van de cursussen en de tentamens is hier noch in de Studiegids te vinden. Hiervoor dienen de blokboeken die alle praktische informatie bevatten. De blokboeken zijn echter regelmatig verouderd, zo melden studenten, en sluiten daardoor niet goed aan bij de opdrachten. Het management is hiervan op de hoogte en geeft aan dat dit restverschijnselen zijn van een onderwijsprogramma dat te ingewikkeld was opgezet. Dit zal volgend studiejaar naar verwachting opgelost zijn. Studenten worden wegwijs gemaakt in de OER: tijdens de colleges studieloopbaanbegeleiding wordt behandeld wat het belang van de OER is en welke informatie erin te vinden is. Studenten geven aan dat zij net zo lief docenten aanspreken als ze een vraag hebben. Laagdrempeligheid is een goede zaak, zo is ook de inspectie van oordeel, maar moet niet in de plaats komen van een goed beheer over de informatie. Een belangrijke oorzaak van de onvrede die aan de basis van het klachtenrapport lag, waren de blokkades die de opleiding opwierp voor een vlotte doorstroom. Met name de instroom vanuit het mbo in een verkort traject kon voor forse vertraging zorgen. Dit verkorte traject is inmiddels afgeschaft en ook worden geen vrijstellingen meer verleend voor studenten die vanuit het mbo instromen. Een belangrijke verbetering, zo geven meerdere gesprekspartners aan, is dat de opleiding het afgelopen jaar is gestroomlijnd. Er werden voorheen te veel modules aangeboden. Inmiddels zijn er prioriteiten gesteld en wordt er nog gewerkt aan doorlopende leerlijnen van jaar tot jaar. Hoewel studenten herkennen dat de opleiding in positieve zin aan het veranderen is, vinden sommige ouderejaars studenten dat de opleiding nog te traditioneel is en innovaties in de bouwwereld onvoldoende meeneemt. Dit kan een reden zijn, denken ze, waarom bouwkundestudenten de stage zo hoog waarderen (4,1 op een vijfpuntsschaal) in de Nationale Studenten Enquête. Op dat moment in de studie Pagina 11 van 22
komen ze in aanraking met innovaties die ze in de studie missen. Het opleidingsmanagement geeft aan dat deze innovatieve ontwikkelingen nu ook in het reguliere programma worden verwerkt en niet meer alleen in het aanbod van minoren. Studielast en onderwijstijd: informatie over studievoortgang en bsa Studenten geven aan voldoende geïnformeerd te worden over hun studievoortgang. In het eerste jaar krijgen studenten Studieloopbaanbegeleiding (slb) waar hun studievoortgang wordt besproken. Later kunnen studenten op eigen initiatief contact opnemen met de studieloopbaanbegeleider. Verder kunnen zij zelf in Osiris de studievoortgang bekijken. Docenten houden zich nu over het algemeen aan de nakijktermijn van vijftien werkdagen; na deze termijn kunnen ze namelijk zelf geen resultaten meer voor het betreffende vak invoeren. Naar de mening van de studenten ging er in het verleden ook nog wel een wat mis met de cijferinvoer en moesten zij zelf achter de resultaten aan. Doordat er veel examenprogramma’s in omloop waren, werden cijfers soms onder verkeerde codes vastgelegd waarna de fouten gemuteerd moesten worden, in sommige onderzochte dossiers betrof dit meerdere vakken. Studenten beschikten daarom niet altijd over een actueel overzicht van hun resultaten. Opvallend is dat studenten ook nu nog aangeven dat docenten wisselend aanspreekbaar zijn bij vragen over toetsen en resultaten. Er zijn docenten die niet op een verzoek per e-mail reageren. Er zijn nu wel in toenemende mate terugkomcolleges voor feedback over de gemaakte toets. Rechtsbescherming en klachten Een student met een klacht kan op verschillende plekken terecht: bij de studieloopbaanbegeleider, de mentor, een docent, de opleidingscommissie of de examencommissie. Ook zijn er decanen en studentenpsychologen voor meer persoonlijke problematiek en de vertrouwenspersonen in geval van ongewenst gedrag. Daarnaast is er een Studentenombudsman die sinds kort duidelijker is gepositioneerd. Bouwkunde kent geen systeem van klassenvertegenwoordigers die onvrede in een groep studenten aan de orde kan stellen. Het Loket Rechtsbescherming, dat goed beschreven staat in de OER, was de studenten die de inspectie sprak, niet bekend. Gezien het grote aantal kanalen waar studenten hun verhaal kunnen doen, verdient het aanbeveling hier meer aandacht aan te besteden, aangezien dit loket kan bijdragen aan het doorgeleiden van klachten naar de juiste plek. Momenteel wordt ook gewerkt aan de communicatie naar studenten om hen niet alleen te informeren over procedurele mogelijkheden voor klachtbehandeling, maar ook een cultuur te creëren waarin een ieder klachten en bezwaren eerst bespreekbaar maakt met degene die het betreft om zo tot laagdrempelige oplossingen te komen. Dit vraagt van studenten om niet alleen anderen aan te spreken op hun feilen maar om ook verantwoordelijkheid te nemen voor eigen gedrag en waarden. Getuigschriften In het kader van het programmatisch handhaven (dit betreft een selectie van wettelijke voorschriften waaraan de inspectie in een bepaalde periode bijzondere aandacht besteedt) is een selectie van getuigschriften beoordeeld. In alle beoordeelde dossiers van afgestudeerden was het getuigschrift aanwezig. Op de getuigschriften stond duidelijk vermeld welke opleiding het betrof, welke graad verleend werd en dat de opleiding geaccrediteerd is. Ook was het getuigschrift in alle gevallen ondertekend door de voorzitter van de examencommissie. In de onderzochte dossiers waren, ten onrechte, geen diploma-supplementen aanwezig.
Pagina 12 van 22
3.3
Facility Management
3.3.1
Conclusie De academie (en daarmee de opleiding) Facility Management zorgt ervoor dat – met het oog op de realisatie van de kwaliteit – de naleving van de WHW gewaarborgd is. De opleiding opereert daarbij binnen de centraal afgesproken kaders. Na het no cure no pay incident is er veel geïnvesteerd in verbeteringen. De gesprekspartners geven aan dat dat deels verbeteringen waren die al voor het incident in gang waren gezet, maar dat het incident wel extra scherpte en urgentie heeft gegeven. Externe examinatoren worden nu via een heldere procedure benoemd en het administratieve proces van hun aanstelling is nu centraal belegd, werkplekbegeleiders geven geen beoordeling meer en het proces van afstuderen is helder en gericht op het bereiken van een inhoudelijk goed eindresultaat. De noodzakelijke vernieuwingen zijn vlot en met zorg geïmplementeerd. Ten aanzien van de onderzoeksthema’s die centraal stonden in dit onderzoek, te weten toetsing, het functioneren van de examencommissie, het onderhouden van een degelijke studentenadministratie en de afhandeling van klachten, stelt de inspectie het volgende vast:
3.3.2
a.
De afsluitende toetsing in de vorm van het afstuderen verloopt volgens een duidelijke procedure, door deskundige examinatoren. De beoordeling vindt plaats aan de hand van heldere kaders en de rollen van de verschillende betrokkenen zijn duidelijk afgebakend. De kwaliteit van toetsen wordt structureel gemonitord en verbeterpunten worden opgepakt.
b.
De examencommissie is onafhankelijk in haar oordeel en waarborgt dat de afgestudeerde voldoet aan de eisen die behoren bij de graad. De samenwerking met de toetscommissie verloopt goed, waardoor de kwaliteit van de toetsen is geborgd.
c.
De studievoortgang wordt betrouwbaar vastgelegd, zodat studenten en docenten inzicht hebben in mogelijke knelpunten. Deze voortgang wordt geregeld met studenten besproken. Ook in de fase van het afstuderen zijn er voldoende waarborgen, zodat de voortgang en de oordelen juist worden vastgelegd en duidelijk is wie de beoordelaars zijn.
d.
Er zijn ruim voldoende mogelijkheden voor studenten om een klacht in te dienen. Een belangrijke rol is weggelegd voor de slb-ers en de klassenvertegenwoordigers, waardoor meer formele stappen vaak niet nodig zijn. Ook meer formele wegen staan open en voldoen, bijvoorbeeld via de examencommissie.
Toelichting Deze conclusies trekt de inspectie op basis van de onderstaande bevindingen. De bevindingen zijn gegroepeerd naar de wettelijke aspecten die dit onderzoek aan de orde stelt. Kwaliteitszorg en bestuur In 2012 ontving de inspectie een signaal over het mogelijk bestaan van een zogenaamde no cure no pay constructie bij de opleiding Facility Management. Ook in de landelijke media ontstond ophef over dit bericht. Kern van de zorg was dat er mogelijk druk zou zijn op door de opleiding ingehuurde externe beoordelaars om tot Pagina 13 van 22
een gunstig eindoordeel te komen, omdat zij anders geen betaling zouden ontvangen. Het College van Bestuur heeft daarop door een onafhankelijke derde partij onderzoek laten verrichten. Uit dit onderzoek bleek dat er slechts eenmaal een brief is verstuurd waarin de term no cure no pay werd gehanteerd. Ook uit een uitgebreide analyse van dossiers en afstudeercijfers bleken geen aanwijzingen te komen voor ongewenste beïnvloeding van afstudeerbegeleiders. Wel bleek dat de administratieve afhandeling van de inhuur van beoordelaars en de registratie in de studentdossiers en in Osiris nog verbetering behoeften. Over die voorgenomen verbeteringen heeft het College van Bestuur de inspectie mondeling en per brief steeds uitgebreid geïnformeerd. De administratieve afhandeling van de inhuur van externe beoordelaars is nu in handen van een centrale unit. De afstudeerprocedure is nu verhelderd en de rolverdeling tussen de betrokkenen bij het afstuderen staat vast. Er is een centraal opgesteld deel van de Onderwijs- en Examenregeling (OER). Vanuit Onderwijs- en Studentzaken (OSZ) wordt meer gestuurd op het vaststellen van toetsmatrijzen en het nauwkeurig invullen van modulebeschrijvingen. OSZ heeft voor alle examencommissies scholing georganiseerd. Enkele gesprekspartners geven aan dat er nog wel meer aandacht gegeven kan worden aan de uitwisseling tussen academies. Daarmee is onder andere een begin gemaakt in de vorm van intervisie tussen de voorzitters van examencommissies. Het signaal over de no cure no pay heeft voor de nodige onrust binnen de opleiding gezorgd. Uiteindelijk heeft het incident enkele eerder ingezette verbeteringen bespoedigd. Docenten en studenten bevestigen dat dit ook past bij de cultuur van de opleiding en het vakgebied, die gericht is op het goed op orde hebben van processen. Indien docenten problemen ervaren, staat de weg naar de teamleider open of anders naar de academieleiding. Examinatoren en examinering, in het bijzonder het afstuderen Een van de knelpunten die naar voren kwam uit het door het College van Bestuur ingestelde onderzoek bij FM, was de onduidelijkheid in de rolverdeling tussen de verschillende begeleiders en beoordelaars tijdens de afstudeerfase. De rollen en de taakverdeling en de wijze van beoordelen zijn naar het oordeel van de inspectie nu helder. De examinatoren worden op voordracht van het management door de examencommissie benoemd. Ze worden in algemene zin als examinator voor de gehele opleiding benoemd. Afstudeerbegeleiders worden apart aangewezen. Ook externe beoordelaars worden als examinator benoemd door de examencommissie. Externe beoordelaars worden ingezet vanaf het moment dat het concept afstudeerrapport is goedgekeurd. Per jaar zijn er circa veertig tot vijftig externe beoordelaars aan de opleiding verbonden, met elk van hen voert de opleiding een intakegesprek plaats. Men hanteert duidelijke criteria voor het werven van deze beoordelaars. De administratieve afhandeling van de inhuur van externen, wordt niet meer door de opleiding zelf uitgevoerd maar is centraal belegd. Mocht een student binnen de voorziene tijd niet kunnen afstuderen dan wordt het contract met de externe verlengd. Er is dus geen druk om studenten sneller te laten afstuderen omdat anders de begeleidingstijd ‘op’ is. Van alle docenten wordt verwacht dat ze een cursus pedagogisch-didactische vaardigheden of basiskwalificatie onderwijs volgen. Daarnaast heeft de toetscommissie de centrale afdeling Onderwijs- en Studentzaken (OSZ) gevraagd een toetstraining voor docenten te ontwikkelen. De examinator is zelf inhoudelijk verantwoordelijk voor de toets, onder aansturing van een modulecoördinator. Er kijken altijd twee paar ogen naar een toets. De toetscommissie beoordeelt of de toets de leerdoelen toetst , of hij op het juiste niveau is en of hij voldoende kwaliteit heeft. Pagina 14 van 22
Het afstuderen Er is de afgelopen periode veel geïnvesteerd om het proces van afstuderen goed te laten verlopen. Een startcommissie beoordeelt bij aanvang van het afstuderen of het afstudeervoorstel voldoet aan de criteria en of het voorstel kansrijk is om te leiden tot afstuderen op hbo-niveau. De startcommissie bewaart zelf een kopie van de correspondentie. In een centraal bijgehouden bestand wordt door het lid van de startcommissie vastgelegd of de student een go heeft, inclusief de datum. De beoordeling van het afstuderen zelf vindt plaats aan de hand van duidelijke, inhoudelijke criteria die ontleend zijn aan de kerncompetenties die de opleiding heeft geformuleerd. De beoordelingsformulieren worden verspreid via de administratie van de opleiding, zodat er geen misverstand kan zijn over de geldende criteria voor de betreffende student uit een bepaald cohort. Er is een duidelijke procedure als de beoordelaars van mening verschillen over het eindcijfer. De externe beoordelaar leest en beoordeelt het concept, het eindproduct en neemt deel aan het eindgesprek. De opdrachtgever geeft niet langer een cijfer, maar wordt wel gevraagd om een oordeel te geven aan de hand van een vast beoordelingsformulier. Alle beoordelingsformulieren worden centraal bewaard, zodat vastgesteld kan worden dat alle oordelen aanwezig zijn en dat de juiste docent heeft beoordeeld. Als extra waarborg voor het eindniveau van de opleiding in het algemeen bekijkt een commissie van werkvelddeskundigen met regelmaat een steekproef van werkstukken om te beoordelen of zij aan de maat zijn. De examencommissie De examencommissie van FM geeft aan dat zij kan functioneren als een onafhankelijk orgaan. Alle leden volgen een hogeschoolbreed scholingsprogramma. Er is binnen FM een toetscommissie die gepositioneerd als onderdeel van de examencommissie. Voorheen had de toetscommissie een veel zelfstandiger rol. Haar taken zijn nu aan de toetscommissie gemandateerd: de controle van de cyclus van maken, controleren, afnemen en nakijken. De toetscommissie controleert steekproefsgewijs de kwaliteit van toetsen en houdt een nauwkeurig overzicht bij van de kwaliteit van toetsen en de problemen die zich voordoen. Individuele casuïstiek komt direct bij de examencommissie zelf terecht. De examencommissie stelt voor alle afstudeerders vast of ze aan de vereisten voldoen voordat het getuigschrift wordt ondertekend. Van hun bevindingen doen de toetscommissie en de examencommissie jaarlijks apart verslag. Verleende vrijstellingen worden in het verslag van de examencommissie vermeld en vastgelegd in Osiris. In de steekproef van tien studentendossiers hebben we voorbeelden aangetroffen van vrijstellingen die zijn toegekend, maar waarbij in het dossier zelf geen formeel besluit is aangetroffen. Deze worden volgens de opleiding wel als bijlage bij de vergaderstukken van de examencommissie bewaard maar na het afstuderen uit individuele dossiers verwijderd. Er is geen hogeschoolbreed voorschrift hoe een studentdossier is samengesteld en welke stukken wanneer vernietigd moeten worden, waardoor het risico bestaat dat essentiële bewijsstukken vernietigd worden en andere stukken onnodig bewaard blijven. De opleiding stelt veel in het werk om fraude te voorkomen. Studenten bevestigen dat hier goed de hand aan wordt gehouden: de plagiaatscanner Ephorus wordt gebruikt om op plagiaat te controleren, de identiteitscontrole bij tentamens is aangescherpt, tassen en telefoons worden ingeleverd en aantekeningen en de opgaven worden na afloop ingenomen.
Pagina 15 van 22
Onderwijs- en examenregeling De onderwijs- en examenregeling is bij Facility Management onderdeel van een zeer heldere en complete studiegids. Alle voor student en docent van belang zijnde informatie wordt in deze studiegids vermeld en waar nodig wordt naar nadere informatie verwezen, zoals de modulebeschrijvingen die in Osiris worden vastgelegd. Inrichting van de opleiding, studielast, te behalen competenties in relatie tot de studieonderdelen en vrijstellingsgronden staan in voldoende detail beschreven. Bovendien is voor studenten direct duidelijk welke commissies er zijn en hoe deze bereikt kunnen worden. Studenten en docenten kennen de Studiegids. Studenten geven aan dat het voor hen met name aan het begin van de studie een nuttig document is en als naslagwerk indien er zich problemen voordoen. Over regels rondom toetsing en examinering worden studenten bovendien vooraf aan elke module en voorafgaand aan toetsen duidelijk geïnformeerd. Studielast en onderwijstijd: informatie over studievoortgang en bsa Studenten geven aan voldoende geïnformeerd te worden over hun studievoortgang. Met name de gesprekken met de studieloopbaanbegeleider (slb) worden genoemd, waarbij ook het studievoortgangsoverzicht (svo) op tafel komt. Na de eerste toetsperiode is er al een terugkoppelgesprek met studenten. Ouderejaars fungeren als studentmentor: zij begeleiden jongerejaars en sporen hen ook aan. Een negatief bindend studieadvies (bsa) kan naar de mening van de studenten dan ook niet als een verrassing komen. Elke student heeft toegang tot zijn svo. Bovendien worden er volgens de studenten weinig fouten gemaakt. Docenten houden zich aan de nakijktermijn van vijftien werkdagen, want na deze termijn kunnen ze zelf geen resultaten meer voor het betreffende vak invoeren. Na een interne controle van de cijfers, worden de cijfers definitief en worden de bijbehorende studiepunten toegekend, indien van toepassing. Studenten beschikken dus altijd over een actueel inzicht in hun voortgang. Van elke student wordt vastgesteld dat hij voldoet aan de toegangseisen voor het afstuderen. Bovendien wordt nauwkeurig bijgehouden wie de begeleider is, of er sprake is van vertraging en hoe lang de student al is ingeschreven. Daarmee kan de opleiding goed vat houden op de studievoortgang en kunnen studenten goed geïnformeerd en passend benaderd worden. Rechtsbescherming en klachten Klachten worden binnen FM naar de mening van alle gesprekspartners op een goede en vlotte manier afgehandeld en opgelost. Het jaarverslag van de examencommissie meldt dat er de afgelopen jaren sprake is van een toename van het aantal klachten. Tegelijkertijd is het aantal beroepszaken teruggedrongen. De toename van het aantal klachten wijt men aan een aantal factoren. Zo verwijzen docenten de student eerder door, is er een grotere druk ontstaan door de verscherpte bsa-norm en is informatie over de examencommissie en procedures in de OER verbeterd. Studenten kennen diverse wegen om hun klachten bekend te maken. Via klassenvertegenwoordiger en het overleg met de mentor, kunnen zaken over het algemeen goed opgelost worden. De examencommissie is er volgens de studenten vooral in het geval van nood, bijvoorbeeld bij probleem met een tentamen. De examencommissie werkt naar de mening van studenten en docenten snel: binnen een week is er een bruikbaar antwoord. Ook is er een SOK-procedure: Suggesties, Opmerkingen en Klachten.
Pagina 16 van 22
De hogeschoolbrede vertrouwenspersoon, de ombudsman en de hogeschoolpsycholoog worden door diverse gesprekspartners genoemd als mogelijkheid om je problemen te melden. Getuigschriften In het kader van het programmatisch handhaven (dit betreft een selectie van wettelijke voorschriften waaraan de inspectie in een bepaalde periode bijzondere aandacht besteedt) is een niet representatieve steekproef van getuigschriften beoordeeld. In alle beoordeelde dossiers was het getuigschrift aanwezig. Op de getuigschriften stond duidelijk vermeld welke opleiding het betrof, welke graad verleend werd en dat de opleiding geaccrediteerd is. Het getuigschrift was in alle gevallen ondertekend door de voorzitter van de examencommissie. In alle dossiers was een diploma-supplement aanwezig.
3.4
Contacten tussen opleidingsmanagement en College van Bestuur Wanneer zich bijzondere ontwikkelingen binnen een opleiding en/of academie voordoen die het belang van de hogeschool als geheel raken en/of verstrekkende gevolgen kunnen hebben, is het van belang dat academiedirecteuren cq. teamleiders het College van Bestuur tijdig kunnen inlichten opdat deze naar bevind van zaken kan ingrijpen. Uit de gesprekken die de inspectie heeft gevoerd, blijkt dat de communicatie tussen de lagen van de hogeschoolorganisatie adequaat is georganiseerd. De inspectie stelt daarbij ook vast dat bij de problemen die binnen de opleiding Bouwkunde rezen er op de werkvloer zelf onvoldoende besef was van de ernst van de situatie. Het gevolg was dat er niet of te laat kon worden gecommuniceerd en ingegrepen. Teamleiders, academiedirecteuren en het College van Bestuur geven aan dat de communicatielijnen binnen de Haagse Hogeschool kort en direct zijn. Academiedirecteuren maken een managementrapportage en bespreken die eens in de twee maanden met de portefeuillehouder in het College van Bestuur. Gezien de grote groei van de hogeschool en de toenemende behoefte aan centrale kaders wordt momenteel toegewerkt naar faculteitsvorming. In plaats van veertien academies komen er per september 2014 zeven faculteiten. Met deze reorganisatie beoogt men een betere span of control en meer harmonisatie. Zo wordt het mogelijk om per faculteit meerdere verschillende examencommissies in te stellen. De span of control van de examencommissies wordt hierdoor verkleind, waarbij het maximum per examencommissie is vastgesteld op 2.500 studenten en/of vier opleidingen. De Dienst Onderwijs- en Studentzaken stuurt steeds meer op harmonisatie van onderwijsprocessen. Dit was inderdaad zichtbaar tijdens het onderzoek, bijvoorbeeld in het gebruik van formats voor wettelijk voorgeschreven documenten als de Onderwijs- en Examenregeling, in toetshandleidingen, of in de formats die voor jaarverslagen van de examencommissie worden gebruikt. Ook hebben academies en opleidingen meer mogelijkheden om ondersteuning te krijgen, bij voorbeeld door de TOEC en via het aanbod van een leergang voor leden van de examencommissie. Toch kwamen in het onderzoek van de inspectie ook verschillen naar voren die niet te verklaren zijn vanuit de kenmerken van de opleiding. Deze betroffen onder andere de dossiervorming. Voor het inrichten van dossiers en voor het bewaren van documenten bestonden nog geen hogeschoolbrede afspraken, waardoor opleidingen en/of academies hiermee heel verschillend en niet altijd adequaat omgaan. De selectielijst hogescholen geeft duidelijke aanwijzingen voor de te bewaren documenten en hun bewaartermijnen en deze worden nu ter hand genomen door de Pagina 17 van 22
opleidingen. Een ander voorbeeld van verschillen tussen opleidingen is de wijze waarop de OER wordt ingebed in de Studiegids. Hierin troffen wij tussen de onderzochte opleidingen aanzienlijke verschillen in functionaliteit en transparantie aan. Tot slot, het kwam al aan de orde in de paragrafen 3.2 en 3.3, verdient het aanbeveling om de klachtprocedures die de Haagse Hogeschool kent, onder de loep te nemen. Het is zeker niet zo dat deze procedures er niet zijn of van onvoldoende kwaliteit zijn. Eerder lijkt het erop dat lang niet alle studenten voldoende de weg weten te vinden in de vele mogelijkheden die er zijn. De verwijzende functie van het Loket Rechtsbescherming zou dit moeten opvangen, maar dat betekent wel dat studenten de weg hiernaartoe moeten kennen. Daarnaast zou het goed zijn om niet alleen aan procedurele aspecten van klachtbehandeling aandacht te besteden, maar ook aan de verantwoordelijkheid die zowel studenten als docenten hebben om tijdig, in onderling overleg of, zo nodig, met laagdrempelige bemiddeling, onvrede te bespreken, voordat deze te veel oploopt en in een serieuze klacht verandert. Gezien de diversiteit in de studentenpopulatie is het zaak hier meer dan gemiddelde aandacht aan te besteden.
Pagina 18 van 22
4
Vervolgtoezicht
De inspectie heeft besloten dat er geen verdere toezichtactiviteiten bij de opleidingen Bouwkunde en Facility Management volgen. Het onderzoek is hiermee afgerond. Tijdens het bestuursgesprek dat in 2015 zal plaatsvinden zal de inspectie aandacht besteden aan een aantal bevindingen die in dit rapport zijn gepresenteerd.
Pagina 19 van 22
Bijlage 1 Wettelijk kader Per onderzoek bepaalt de Inspectie van het Onderwijs welke wettelijke bepalingen van toepassing zijn en waaraan de aangetroffen situatie binnen een opleiding getoetst kan worden. Op basis daarvan zijn voor dit onderzoek de onderstaande aandachtspunten geselecteerd. We beantwoorden de onderzoeksvragen aan de hand van deze aandachtspunten. Hieronder is per onderwerp aangegeven welke artikelen uit de WHW in elk geval van toepassing zijn. Dit is niet bedoeld als een uitputtende lijst. Kwaliteitszorg en bestuur Het College van Bestuur en het management sturen op de realisatie van kwaliteit (van zowel primaire als secundaire processen). Het CvB heeft adequate middelen en onderneemt passende actie, zodat incidenten zo veel mogelijk worden voorkomen en indien zich incidenten voordoen, ze op een effectieve wijze worden opgelost. Betreffende wetsartikelen: Art. 1.18, 10.3b, 10.3c WHW Examinatoren en examinering Deskundige examinatoren zorgen dat het geheel van tentaminering en afsluitende examinering betrouwbaar en valide is en vakkundig wordt uitgevoerd. Ze handelen daarbij conform de richtlijnen (zoals het toetsbeleid) die zijn vastgesteld door de examencommissie. Betreffende wetsartikelen: Art. 7.10, 7.12c WHW Examencommissie De examencommissie is een onafhankelijk orgaan dat op objectieve en deskundige wijze vaststelt of een student voldoet aan de eisen die behoren bij de graad. Zij zorgt dat de kwaliteit van tentamens en examens is gewaarborgd en dat er richtlijnen zijn vastgelegd om de uitslagen daarvan vast te stellen. Alleen de examencommissie kan vrijstellingen verlenen. Voor de uitvoering van haar taken formuleert de examencommissie regels. Betreffende wetsartikelen: art. 7.10, 7.12, 7.12a, 7.12b., 7.12c WHW OER De OER biedt studenten en alle medewerkers van de opleiding heldere en adequate informatie over het onderwijs en de examens van de opleiding en over de rechten en plichten die hieruit voortvloeien. De onderwijs- en examenregeling is daarmee voor alle belanghebbenden het basisdocument met informatie over in elk geval de inrichting en de studielast, de te behalen kwalificaties en de toetsing daarvan en vrijstellingsgronden. De OER vormt daarbij een juiste weergave van de praktijk. Hiertoe evalueert de opleiding regelmatig de OER met inachtneming van de inspraak uit de diverse geledingen en stelt deze zo nodig bij. Betreffende wetsartikelen: art. 7.13, 7.14, 7.15, 10.3b WHW
Pagina 20 van 22
Studielast en onderwijstijd Informatie over studievoortgang en bsa De student wordt zorgvuldig en regelmatig geïnformeerd over zijn studievoortgang door de opleiding. De instelling maakt vooraf bekend in welke periode en op welke gronden een negatief bindend studieadvies kan worden uitgebracht. Aan een negatief bindend studieadvies gaat een waarschuwing en een aanbod voor een gesprek vooraf. Een negatief bindend studieadvies kan alleen worden uitgebracht indien de opleiding een goede studievoortgang mogelijk heeft gemaakt. Gezien de consequenties voor de student zorg de instelling voor een zorgvuldige procedure. Betreffende wetsartikelen: art. 7.4, 7.4b, 7.8b WHW Rechtsbescherming en klachten Het bestuur zorgt er voor dat de rechtsbescherming van studenten en docenten gewaarborgd wordt door het instellen van goede, laagdrempelige procedures en de wettelijk verplichte faciliteiten. Klachten worden naar behoren opgelost. Betreffende wetsartikelen: Art. 1.18 lid 3, 7.59, 7.59a, 7.59b WHW In het kader van het programmatisch handhaven (dit betreft een selectie van wettelijke voorschriften waaraan de inspectie in een bepaalde periode bijzondere aandacht besteedt), wordt bovendien gekeken naar getuigschriften: Getuigschriften en graadverlening De getuigschriften en bijbehorende diplomasupplementen voldoen aan alle wettelijke vereisten en aan de vereisten die horen bij de verleende graad. Betreffende wetsartikelen: art. 7.9d, 7.10a, 7.10b, 7.11 WHW
Pagina 21 van 22
Bijlage 2 Zienswijze College van Bestuur Het College heeft met belangstelling kennis genomen van de inspectierapportage, en maakt graag van de gelegenheid gebruik om kort zijn zienswijze kenbaar te maken. Het College onderschrijft de conclusies van de rapportage en de daarin gedane aanbevelingen.
Pagina 22 van 22