HOGESCHOOL INHOLLAND SURINAME
RAPPORTAGE OVER EEN INCIDENTEEL ONDERZOEK
Utrecht, december 2012
INHOUD
1
Aanleiding 4
2 2.1 2.2 2.3 2.4
Onderzoeksopzet 5 Achtergrond van het onderzoek 5 De WHW en het overheidsbeleid ten aanzien van buitenlandse vestigingen 5 Verkenning 6 Onderzoek 7
3 3.1 3.2
Inholland Suriname 8 Inholland Suriname tot voorjaar 2012 8 Ontwikkelingen in 2012 9
4 4.1 4.2
Conclusies en bevindingen 12 Algemene conclusie 12 Toelichting 12
5
Vervolgtoezicht 20 BIJLAGE(N)
I
gebruikte documentatie 21
1
Aanleiding
Aanleiding voor het onderzoek vormt het initiatief van het College van Bestuur van Inholland om de Inspectie van het Onderwijs te informeren over de opleidingen die zij in Suriname verzorgt en waarvoor zij Nederlandse graden verleent. In dit rapport geeft de inspectie antwoord op de vraag of het opleidingenaanbod dat Inholland momenteel in Suriname verzorgt, voldoet aan de Nederlandse wet- en regelgeving, in het bijzonder aan de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek (WHW) en aan de beleidsnotitie Nederlands hoger onderwijs in het buitenland, wat er wel en wat er niet kan (ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 2007), hierna kortweg OCW notitie genoemd. Daarbij onderscheiden we twee groepen studenten: studenten die instroomden voor oktober 2012 en de studenten die vanaf oktober 2012 instromen. Hoofdstuk 2 geeft informatie over op de opzet van dit onderzoek en de verkenning die de inspectie in het voorjaar 2012 uitvoerde. Hoofdstuk 3 gaat in op de ontstaansgeschiedenis van het opleidingenaanbod in Suriname en over de organisatieverandering die Inholland voorstaat door samenwerking te zoeken met lokale onderwijsaanbieders. In hoofdstuk 4 presenteren we de conclusies van het onderzoek. Deze worden toegelicht aan de hand van de bevindingen over de zorgplicht van hogeschool Inholland voor twee groepen studenten, namelijk de studenten die zich tot oktober 2012 inschreven voor een van de vier opleidingen aan Inholland Suriname en degenen die dit deden vanaf 1 oktober 2012. In hoofdstuk 5 vermelden we de vervolgstappen die naar aanleiding van dit onderzoek gezet zullen worden.
Pagina 4 van 21
2
2.1
Onderzoeksopzet
Achtergrond van het onderzoek
In de brief die het College van Bestuur (CvB) van Inholland in november 2011 aan de inspectie stuurde over de samenwerking met de Stichting Hoger Beroepsonderwijs in Suriname licht zij toe dat naar haar overtuiging de samenwerking voldeed aan de OCW notitie uit 2007. Het voornemen van het CvB om te onderzoeken of de samenwerking voldoende toekomstbestendig is, vormde mede de aanleiding voor de brief. Na ontvangst van de brief voerde de inspectie op 20 februari 2012 een gesprek met het CvB en sprak af dat er een verkenning zou worden uitgevoerd om te onderzoeken in hoeverre de onderwijsactiviteiten van Inholland in Suriname daadwerkelijk voldoen aan de Nederlandse wet- en regelgeving. Het CvB gaf in dat gesprek aan dat de opleidingen voor Suriname van groot belang zijn: het opleiden van middenkader in Suriname dat in het land zelf werkt of gaat werken, is cruciaal voor de ontwikkeling van Suriname. De initiatieven van Inholland in Suriname, alsook de medewerking die OCW en NVAO hieraan hebben verleend, moeten dan ook tegen dat licht worden bezien, aldus het CvB. Het CvB gaf tevens aan te willen onderzoeken of zij de samenwerking in de huidige vorm wil voortzetten of dat er alternatieven zijn om het aanbod van hoger beroepsonderwijs in Suriname te continueren. Hieronder lichten we eerst toe welke grenzen de Nederlandse wetgeving en het beleid van OCW aan instellingen stelt om hoger onderwijs in het buitenland aan te bieden (2.2). Vervolgens zetten we in paragraaf 2.3 en 2.4 uiteen hoe het onderzoek is opgezet.
2.2
De WHW en het overheidsbeleid ten aanzien van buitenlandse vestigingen
De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) staat op dit moment niet toe dat een instelling voor hoger onderwijs op een vestiging in het buitenland geaccrediteerd onderwijs verzorgt en daaraan een graad op grond van de WHW verleent. In de Wet versterking besturing (wet van 4 februari 2010 tot wijziging van onder meer de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk Onderzoek, Stb. 2010, 119) is artikel 1.19 opgenomen dat een nevenvestiging in het buitenland mogelijk zal gaan maken. Dit artikel treedt echter niet in werking zolang de hiervoor noodzakelijke regelgeving nog niet in een algemene maatregel van bestuur (AMvB) is uitgewerkt. De afgelopen jaren is gewerkt aan de voorbereiding van artikel 1.19 WHW. In de beleidsreactie op het inspectieonderzoek naar de nevenvestigingen van Stenden in het buitenland deelt de staatssecretaris mee dat de AMvB bij art 1.19 WHW er voorlopig niet komt. Dit betekent dat de notitie Nederlands hoger onderwijs in het buitenland, wat er wel en wat er niet kan, die in 2007 door minister Plasterk werd opgesteld, de leidraad blijft bij de beoordeling van internationaliseringactiviteiten in het buitenland. Deze notitie beoogt zowel duidelijkheid als ruimte te bieden aan instellingen voor hoger onderwijs om in het buitenland initiatieven te ontplooien. In de notitie worden drie vormen van internationalisering behandeld: hoger Pagina 5 van 21
onderwijs ‘onder Nederlandse vlag’, een double degree en afstandsonderwijs. Deze worden hieronder beschreven. ‘Onder Nederlandse vlag’ Om hoger onderwijs ‘onder Nederlandse vlag’ in het buitenland tot op zekere hoogte mogelijk te maken, formuleert de OCW notitie vijf criteria waaraan graadverlening op grond van de WHW op een buitenlandse vestiging moet voldoen, namelijk: 1. De student is ingeschreven bij een Nederlandse instelling voor een representatief deel van de opleiding (minimaal 60 EC ofwel een kwart van de opleiding). 2. De instelling is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de buitenlandse opleiding. 3. De instelling draagt er zorg voor dat buitenlandse instelling voldoet aan de eisen in de WHW en de eigen OER. 4. De examencommissie neemt zorgvuldige besluiten met betrekking tot vrijstellingen van studenten van buitenlandse vestigingen. 5. De zorgvuldigheid van vrijstellingen wordt getoetst bij accreditatie. Double degree Ten tweede gaat de OCW notitie in op de mogelijkheid een ‘double degree’ te verlenen. Onder een ‘double degree’ wordt verstaan dat een student in opleiding A tevens het getuigschrift van opleiding B ontvangt. De betrokken instellingen erkennen elkaars programma volledig, ongeacht of de samenwerkingspartner zich in het binnen- of buitenland bevindt. Onderdelen van het Nederlandse programma kunnen worden verzorgd in het buitenland, door een buitenlandse instelling waarmee de Nederlandse instelling een samenwerkingsverband is aangegaan. De Nederlandse opleiding in dit samenwerkingsverband behoort tot het Nederlandse bestel en moet op normale wijze worden geaccrediteerd. De Nederlandse instelling moet zich verzekeren van de kwaliteit van de opleiding in het buitenland. Voor zover vrijstellingen worden verleend ten behoeve van het Nederlandse diploma moet de instelling aan dezelfde voorwaarden voldoen als beschreven onder ‘onder Nederlandse vlag’ (4 en 5). Afstandsonderwijs Tot slot gaat de OCW notitie ook in op de mogelijkheid om afstandsonderwijs aan te bieden in het buitenland. Afstandsonderwijs, dat per definitie niet plaatsgebonden is, moet voldoen aan de drie uitgangspunten: 1. het onderwijs valt geheel onder de verantwoordelijkheid van de Nederlandse instelling en moet voldoen aan alle eisen die aan de opleiding in Nederland worden gesteld. Bijzondere aandacht verdient de examinering; 2. de studenten zijn ingeschreven bij de Nederlandse instelling; 3. er is geen sprake van oneigenlijk gebruik van de rijksbijdrage. In het onderzoek naar de activiteiten van Hogeschool Inholland in Suriname zijn bovenstaande criteria als normenkader gebruikt. 2.3
Verkenning
Naar aanleiding van de brief van het CvB van Inholland heeft de inspectie in het voorjaar van 2012 een verkenning uitgevoerd naar de mate waarin het opleidingenaanbod in Suriname voldeed aan de wettelijke voorschriften uit Pagina 6 van 21
de WHW (in het bijzonder de artikelen over de Onderwijs- en Examenregeling en de examencommissie) en de criteria in de OCW notitie. Hiertoe is de Onderwijs- en Examenregeling van een van de opleidingen opgevraagd, evenals recente notulen van de examencommissie. De inspectie heeft deze documentatie geanalyseerd en geconcludeerd dat de werkwijze in Paramaribo, zoals die tot voorjaar 2012 werd gehanteerd, op verschillende punten niet aan de WHW en aan de criteria in de OCW notitie voldeed. In juni 2012 heeft de inspectie het College van Bestuur mondeling geïnformeerd over de bevindingen van deze verkenning en het college gevraagd hoe zij in de plannen voor de toekomst de tekortkomingen denkt weg te werken. In reactie hierop heeft het College van Bestuur de inspectie laten weten hoe zij zich vanaf oktober 2012 wil verhouden tot de vestiging in Suriname, welke organisatieveranderingen zij in gang had gezet en nog doende was uit te werken voor aanvang van het studiejaar 2012/2013. 2.4
Onderzoek
Gezien deze uitkomsten heeft de inspectie een onderzoek ingesteld met de vraag of de wijze waarop de zorgplicht ten aanzien van zittende en nieuwe studenten is uitgewerkt voor het studiejaar 2012/2013 voldoet aan de criteria uit de notitie Nederlands hoger onderwijs in het buitenland, wat er wel en wat er niet kan. Om recht te doen aan recente ontwikkelingen heeft de inspectie de Onderwijs- en Examenregelingen voor het studiejaar 2012/2013 opgevraagd en bestudeerd. Ook is de vernieuwde werkwijze van de examencommissie bestudeerd evenals de samenwerkingsovereenkomsten die Inholland in mei 2012 en oktober 2012 heeft afgesloten en de werkafspraken die aan deze samenwerkingsovereenkomst ten grondslag liggen. Op 16 oktober 2012 zijn gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van het bevoegd gezag en met de directeur en enkele medewerkers van het Domein Management, Finance en Recht van Hogeschool Inholland in Nederland. Over de resultaten van dit onderzoek rapporteren wij in hoofdstuk 4. Rapportage Na het bezoek is dit conceptrapport opgesteld dat op 15 november 2012 aan de instelling is verzonden.
Pagina 7 van 21
3
Inholland Suriname
3.1
Inholland Suriname tot voorjaar 2012
Ontstaan van Inholland Suriname De vestiging van Inholland in Suriname werd in 2001 opgericht. Tussen de IMEAO (mbo) en de universiteit waren tot die tijd geen economische en administratieve vervolgopleidingen beschikbaar op hbo-niveau. In 2001 besloot de Ichthus Hogeschool (rechtsvoorganger van Hogeschool Inholland) hierop in te spelen en een bijdrage te leveren aan het onderwijs in Suriname door hbo-opleidingen voor werkenden te starten, in samenwerking met de Anton de Kom-Universiteit en het Institute for Development, Planning & Management (IDPM), later Stichting Hoger Beroepsonderwijs Suriname (SHOBS) geheten. Tenminste twee bestuursleden van SHOBS waren als directeur of bestuurslid verbonden aan Inholland. Een derde bestuurslid is op voordracht van Inholland in het bestuur van SHOBS benoemd. Tussen 2001 en 2003 werden drie opleidingen gestart: Bedrijfseconomie, Management, Economie en Recht en Accountancy. In 2006 startte ook Human Resource Management. Aanvankelijk werden deze opleidingen alleen in deeltijd verzorgd, sinds enige jaren is er van elk van die opleidingen ook een voltijd variant. Vanaf oktober 2012 worden er geen eerstejaars meer ingeschreven in de deeltijdopleidingen. Tabel 3.1 Aanbod opleidingen Inholland Suriname Opleidingen In In voltijd sinds deeltijd sinds Bedrijfseconomie (binnenkort ook in het Engels)
2001
2011
Bedrijfskunde, Management, Economie, Recht
2002
2010
Accountancy
2003
2011
Human Resource Management (P&A)
2006
2010
Bron: website Inholland Suriname
Begin 2012 studeerden er ongeveer 750 studenten aan deze (niet bekostigde) opleidingen van Hogeschool Inholland Suriname. Deze studenten ontvangen geen studiefinanciering. Accreditatie De vier hbo-opleidingen die tot de zomer van 2012 werden aangeboden in Suriname, zijn in 2008 geaccrediteerd door de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) voor de locaties Rotterdam en Paramaribo van Inholland Select Studies (ISS), zo vermeldt de site van de NVAO. ISS is een in Rotterdam gevestigde dochteronderneming van Inholland Holding B.V. In deze holding zijn alle niet bekostigde activiteiten ondergebracht. ISS werkt in Suriname samen met de Stichting Hoger Beroepsonderwijs Suriname (SHBOS). ISS biedt de genoemde opleidingen echter niet in Nederland aan. Wel biedt hogeschool Inholland ze als bekostigde opleidingen aan binnen het domein Management, Finance en Recht (MFR). Volgens de WHW is het niet mogelijk dat de NVAO opleidingen in Suriname Pagina 8 van 21
accrediteert. Alleen in Nederland gevestigde opleidingen kunnen geaccrediteerd worden op basis van de WHW. De NVAO heeft deze opleidingen in Suriname indertijd geaccrediteerd in de verwachting dat artikel 1.19 in de WHW, dat accreditatie van opleidingen in het buitenland mogelijk maakt, binnen afzienbare tijd ingevoerd zou worden. Sinds de accreditatie in 2008 ontvangen studenten bij afstuderen een Nederlandse graad. Het bestuur van Inholland Select Studies is de instantie die de graad verleent. Tot voor kort was de in Suriname gestationeerde examencommissie verantwoordelijk voor het eindniveau en reikte de getuigschriften uit. Vanaf 2008 zijn er (tot april 2012) in totaal 180 graden verleend. 3.2
Ontwikkelingen in 2012
Het Nederlandse beleid ten aanzien van nevenvestigingen in het buitenland heeft zich niet volgens verwachting ontwikkeld: de AMvB die nodig is voor de inwerkingtreding van art 1.19 WHW, zal voorlopig niet worden uitgevaardigd. De NVAO heeft aangegeven niet mee te zullen werken aan de accreditatie van de opleidingen in Suriname. Deze zou in 2014 moeten plaatsvinden. Deze ontwikkelingen hebben er mede toe geleid dat Inholland zich is gaan beraden op haar positie in Suriname. Samenwerkingsovereenkomst met Surinaamse partners In het voorjaar van 2012 heeft Inholland zich de vraag gesteld, mede na overleg met het ministerie van OCW, hoe zij zich in de toekomst wil verhouden tot haar vestiging in Suriname. Inholland heeft aan het ministerie van OCW en de inspectie haar intentie kenbaar gemaakt zich bestuurlijk terug te trekken uit Suriname en de onderwijsactiviteiten over te dragen aan een private partij in Suriname. In mei 2012 mondde dit voornemen uit in een voorlopige samenwerkingsovereenkomst met twee Surinaamse partners, FHR Lim A Po Institute for Social Studies (FHR) en Stichting Hoger Beroepsonderwijs Suriname (SHBOS). Deze overeenkomst werd in de loop van de zomer 2012 nader uitgewerkt en is per 1 oktober 2012 ondertekend en in werking getreden. De samenwerkingsovereenkomst houdt in dat Inholland Suriname per 1 oktober 2012 niet meer bestaat. Op dat moment is de FHR School of Business (FHRSoB) van start gegaan en is deze Surinaamse onderwijsinstelling integraal (bestuurlijk, financieel en operationeel) verantwoordelijk voor de opleidingen in Suriname. Op basis van een samenwerkingsrelatie geeft Inholland vorm aan de verantwoordelijkheid voor de borging van de kwaliteit en de zorgplicht ten aanzien van de ‘zittende’ Surinaamse studenten in de geaccrediteerde opleidingen. Ook neemt zij verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het opleidingenaanbod in Suriname voor nieuwe studenten (start oktober 2012) totdat een internationale accreditatie is verkregen. Er zijn werkafspraken gemaakt tussen het Domein Management, Finance en Recht (MFR) van Inholland en de FHR School of Business (FHRSoB). Vanaf het studiejaar 2012/2013 onderscheidt Inholland twee groepen studenten: studenten ingestroomd tot 1 oktober 2012 en studenten ingestroomd met ingang van 1 oktober 2012.
Pagina 9 van 21
Studenten ingestroomd tot oktober 2012
Studenten die studeren aan Hogeschool Inholland Suriname en die instroomden vòòr het studiejaar 2012/2013 blijven studeren aan de door de NVAO geaccrediteerde opleidingen. De licenties voor deze opleidingen zijn in handen van Inholland Select Studies (ISS). De accreditaties verlopen in 2014, en zullen daarna niet vernieuwd worden. Op grond van artikel 5a.12 WHW heeft Inholland een zorgplicht om de studenten die op dat moment een van de opleidingen volgen, de gelegenheid te bieden over te stappen naar een gelijkwaardige opleiding dan wel hen binnen een redelijke termijn te begeleiden tot aan de diplomering. In de samenwerkingsovereenkomst is vastgelegd dat Inholland deze zorgplicht tot 1 oktober 2016 op zich zal nemen. Studenten die in het studiejaar 2011/2012 zijn gestart hebben zodoende 5 jaar om hun opleiding te voltooien en een Nederlands diploma te ontvangen. Het ligt in de rede dat studenten uit deze groep die op dat moment hun opleiding nog niet voltooid hebben, kunnen overstappen naar het onderwijs zoals dat wordt aangeboden aan studenten die vanaf oktober 2012 instromen. Hierover zijn geen nadere afspraken gemaakt. Inholland stelt zich op het standpunt dat het vanaf dat moment aan de FHRSoB is om deze studenten over te nemen en eventueel vrijstellingen te verlenen. Omdat de geaccrediteerde opleidingen feitelijk hetzelfde zijn als de opleidingen waar FHRSoB verantwoordelijk voor is, zal dit naar verwachting niet tot problemen leiden. Tot de zomer 2012 werden de geaccrediteerde opleidingen ‘stand-alone’ aangeboden, met ondersteuning vanuit de inhoudelijk verwante opleidingen bij Inholland Nederland, maar zonder dat de verantwoordelijkheid hiervoor duidelijk belegd was. Per 1 oktober 2012, de ingangsdatum van de samenwerkingsovereenkomst met FHR en ISS, verandert dit. ISS delegeert de inhoudelijke verantwoordelijkheid voor de opleidingen aan het management van het domein Management, Finance en Recht (MFR) van Hogeschool Inholland. Het domein is verantwoordelijk voor zowel de bewaking van de kwaliteit en eindniveau van de opleidingen in Suriname als de naleving van de WHW vereisten ten aanzien van onder meer de OER en examencommissie. De delegatie van de taken is vastgelegd in een overeenkomst. De operationele verantwoordelijkheid ligt bij de FHRSoB in Suriname. Over de kosten die dat met zich meebrengt voor MFR zijn afspraken gemaakt: deze worden in rekening gebracht bij ISS zodat de scheiding publiek-private middelen helder is, aldus het CvB. De inspectie heeft in dit stadium geen onderzoek gedaan naar de uitwerking van de financiële afspraken. Studenten blijven ingeschreven bij ISS die uiteindelijk ook de graad verleent. Het aantal studenten voor wie deze afspraken gelden, bedraagt 542. Studenten ingestroomd vanaf oktober 2012
Studenten die vanaf oktober 2012 instromen, volgen een opleiding die op basis van een Surinaamse licentie wordt verzorgd. Deze groep studenten zal op basis van een double degree afstuderen. Studenten ontvangen na afronding van de opleiding zowel een Nederlands als een Surinaams getuigschrift. Inholland werkt aan een double-degree-constructie mee voor vier opleidingen Accountancy, Bedrijfseconomie, Management, Economie, Recht en Human Resource Management. Daarnaast biedt FHRSoB nog twee
Pagina 10 van 21
opleidingen aan, namelijk Commerciële Economie en International Business Management Studies. Deze opleidingen vallen buiten deze afspraken. In de samenwerkingsovereenkomst zijn afspraken gemaakt over de doubledegree-constructie voor studenten die vanaf oktober 2012 instromen. FHRSoB is verantwoordelijk voor haar eigen opleidingenaanbod en verleent een Surinaamse graad. Inholland/MFR verleent de Nederlandse graad. Zij verzorgt 60 EC via afstandsonderwijs en verleent een vrijstelling voor de onderdelen in Suriname (180 EC). De samenwerkingspartners streven er naar om op een termijn van twee à drie jaar tot een internationale accreditatie te komen. Naar de verwachting van Inholland is de double-degree-constructie daarom tijdelijk: op het moment dat de internationale accreditatie is verkregen, zal Nederland geen graad meer verlenen aan studenten in Suriname. Gezien dit tijdpad is het waarschijnlijk dat studenten die op dit moment instromen geen Nederlandse graad meer zullen behalen. In oktober 2012 staan in totaal 109 studenten ingeschreven aan de vier opleidingen die leiden tot double degree.
Pagina 11 van 21
4
Bevindingen en conclusies
4.1
Algemene conclusie
De inspectie komt tot de conclusie dat de plannen van Inholland die vanaf oktober 2012 in werking gaan voor de opleidingen in Paramaribo nagenoeg voldoen aan de criteria uit de notitie Nederlands hoger onderwijs in het buitenland, wat er wel en wat er niet kan. Hoe de plannen uitwerken in de praktijk is op dit moment nog niet vast te stellen. Hieronder lichten we toe hoe we tot deze conclusie zijn gekomen. 4.2
4.2.1
Toelichting
Inholland onderscheidt twee doelgroepen in haar planvorming voor de opleidingen in Suriname, namelijk de studenten die tot oktober 2012 instroomden in de opleidingen en de studenten die vanaf 1 oktober 2012 instromen. Veel van de maatregelen die in de afgelopen periode rond de totstandkoming van de samenwerkingsovereenkomst zijn genomen, zijn voor beide doelgroepen gelijk. Niettemin zijn er ook belangrijke verschillen met name in de diplomering en de wijze waarop de verantwoordelijkheden hiervoor zijn belegd. Een essentieel verschil is dat ISS de graad verleent aan studenten die tot 1 oktober 2012 zijn ingestroomd en Inholland (domein MFR) aan studenten die instromen vanaf 1 oktober. Hieronder lichten wij onze conclusies daarom voor elk van beide doelgroepen apart toe. Studenten ingestroomd tot oktober 2012
Wij hebben de wijze waarop de opleidingen zijn ingebed in hogeschool Inholland afgezet tegen de vijf criteria uit de OCW notitie uit 2007, die van toepassing zijn op hoger onderwijs ‘onder Nederlandse vlag’ in het buitenland. Hieronder lopen wij deze criteria na. 1.
De student is ingeschreven bij een Nederlandse instelling voor een kwart van de opleiding (60 EC) en volgt dat deel van het onderwijs aan de Nederlandse opleiding. De studenten in Suriname zijn ingeschreven bij de Nederlandse instelling ISS, maar komen niet naar Nederland om daar een kwart van de studie te volgen. In navolging van de afspraken die met Stenden hogeschool zijn gemaakt over de studenten die voor 2012 aan een van de nevenvestigingen van Stenden instroomden, is de inspectie van oordeel dat van deze zittende studenten niet gevraagd kan worden om alsnog een kwart van de opleiding in Nederland te gaan volgen. Deze studenten zijn immers aan de opleiding begonnen zonder dat deze eis aan hen gesteld werd. Wel dient Inholland de borging van het niveau van deze afgestudeerden expliciet in haar plannen mee te nemen. In een intern memo met werkafspraken die in de zomer van 2012 zijn gemaakt naar aanleiding van het werkbezoek, zijn afspraken vastgelegd over de inhoudelijke verantwoordelijkheid van het management van MFR, over een visitatie in de loop van 2013 waarbij de accreditatiewaardigheid van de opleidingen wordt onderzocht, over de naleving van relevante voorschriften uit de WHW, over de gelijkschakeling van de OER 2012/2013 met die van de Nederlandse opleidingen, en over de Pagina 12 van 21
afstudeerprocedures en het toetsbeleid. Hieronder wordt nader ingegaan op deze afspraken. Conclusie Naar het oordeel van de inspectie voldoet het onderwijs dat Inholland in Paramaribo verzorgt niet aan het criterium dat 60 EC in Nederland moet worden gevolgd. De inspectie is evenwel van oordeel dat van de zittende studenten die een van de geaccrediteerde opleidingen volgen niet kan worden verlangd dat zij alsnog naar Nederland komen. Inholland heeft de borging van het niveau van deze afgestudeerden met expliciete afspraken geregeld. 2.
De instelling is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de buitenlandse opleiding. Inholland heeft een projectleider aangesteld die als taak heeft alle veranderingsprocessen die vanuit de samenwerkingsovereenkomst ontstaan in goede banen te leiden. In de zomer van 2012 is een analyse gemaakt van de werkwijze in Suriname. Het bleek dat management en medewerkers in Suriname positief staan tegenover de in gang gezette ontwikkelingen en een hoge mate van betrokkenheid tonen om mee te werken aan de veranderingen, aldus Inholland. Men ervaart de veranderingen als een kwaliteitsverbetering. Als aandachtspunt heeft Inholland genoteerd dat de beleidscycli (PDCA) weliswaar worden ingezet maar onvoldoende worden afgemaakt. In de samenwerkingsovereenkomst is opgenomen dat de FHRSoB het kwaliteitszorgbeleid van Inholland en specifiek van het domein MFR, volgt. Afgesproken is dat FHRSoB wordt opgenomen in de reguliere Planning & Control cyclus, waarin wordt gerapporteerd over onder meer rendementen, knelpunten en uitkomsten van onderwijsevaluaties. Drie keer per jaar zal de rector van FHRSoB rapporteren aan de directeur van MFR. Daarnaast dienen jaarverslagen van de examencommissie en van de klachtencoördinatie te worden ingediend. Ook zijn de programma’s in Suriname nagenoeg gelijk getrokken met die in Nederland. Het eerstejaarsprogramma is met ingang van 1 oktober 2012 gelijk, op een aantal cultureel bepaalde verschillen na. Zo zal de lesstof vooral op Surinaamse en niet op Nederlandse omstandigheden worden betrokken. Bij één opleiding (MER) waren een wat groter aantal aanpassingen noodzakelijk. Het programma van het tweede tot en met het vierde studiejaar vertoont nog verschillen, maar dat gaat vooral om verschillen die zijn ontstaan doordat de aangeboden lesstof tot oktober 2012 in een andere volgorde werd aangeboden. Op een aantal deelterreinen heeft Inholland nadere analyses gemaakt van de onderwijsprocessen in Suriname. Medewerkers in Nederland hebben de afstudeerhandleiding en het toetsbeleid bestudeerd en in overleg met functionarissen in Suriname nieuwe handleidingen opgesteld die zowel voor Nederland als voor Suriname gelden. Het domein MFR zal aan de hand van afstudeerproducten en toetsen twee keer per jaar een review verrichten over het gerealiseerde eindniveau. De uitvoering van het toetsbeleid in Suriname moet grotendeels op gang komen. Er is nog geen toetscommissie, wel werkt de toetscoördinator in Pagina 13 van 21
Suriname actief mee aan de veranderingen. Steekproefsgewijs zullen toetsen bekeken worden door de toetscommissie in Nederland. Ook zullen er toetstrainingen voor docenten in Suriname georganiseerd worden. Het afstudeerbeleid gaat vanaf november 2012 volgens de vastgestelde afstudeerhandleiding in werking. Belangrijke uitgangspunten zijn het 4-ogen principe en de scheiding tussen begeleiding en beoordeling. Nederlandse examinatoren zullen betrokken zijn bij de go/no go beslissing over het plan van aanpak en bij de beoordeling van het concept afstudeerrapport van de studenten in Suriname. Conclusie Inholland maakt aannemelijk dat zij de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit en het niveau van de opleidingen in het buitenland adequaat heeft opgepakt en ingevuld. De afspraken moeten zich nog in de praktijk bewijzen. 3.
De instelling draagt er zorg voor dat de buitenlandse instelling voldoet aan de eisen in de WHW en de eigen OER. In het voorjaar van 2012 constateerde de inspectie dat Inholland er in beperkte mate zorg voor droeg dat de buitenlandse vestiging voldoet aan de eisen in de WHW en de eigen onderwijs- en examenregeling (OER). Met name de werkwijze van de examencommissie voldeed niet aan de vereisten. In augustus is door de rector van FHRSoB een inventarisatie gemaakt van de stand van zaken van de WHW-vereisten. Naar aanleiding van deze inventarisatie is in oktober 2012 een plan van aanpak vastgesteld waarin verbeteracties zijn opgenomen die per februari 2013 gerealiseerd moeten zijn. Zo moet bijvoorbeeld de benoemingsprocedure en taakomschrijving van examinatoren nog geregeld worden. Het management van FHRSoB zal maandelijks over de voortgang van dit project rapporteren aan MFR. OER De inspectie heeft de Onderwijs- en Examenregelingen van de vier opleidingen (2012-2013) bestudeerd. Voor elke opleiding is de OER in samenhang met het Studentenstatuut uitgewerkt, opleidingsoverstijgend waar mogelijk en opleidingsspecifiek waar nodig. De uitwerking volgt de voorschriften die Inholland ook voor de Nederlandse opleidingen hanteert, maar gaat wel in op de specifieke Surinaamse situatie. De inspectie heeft deze documenten geanalyseerd en concludeert dat studenten middels deze documenten goed geïnformeerd worden over hun opleiding, over wat er per vak van hen verwacht wordt en over hun rechten en plichten. Ook de klachtenregeling is helder omschreven. In de statuten worden echter hier en daar Nederlandse begrippen als domein FMR, waar Accountancy deel van uitmaakt, landelijk overleg P&A, LOOMER gebruikt en Nederlandse locaties (Haarlem, Den Haag, Rotterdam, Diemen) vermeld. Deze informatie doet niet ter zake en dient te worden verwijderd. Het opstellen van de OER-en is gestart in augustus en heeft niet kunnen verlopen volgens de in de WHW vereiste procedures. Het overleg over de OER heeft plaatsgevonden tussen de rector van FHRSoB en de projectleider Suriname van Inholland. De vaststelling van de OER-en voor het jaar
Pagina 14 van 21
2013/2014 zal verlopen volgens de gangbare systematiek van Inholland, waarin onder meer de opleidingscommissies betrokken worden. Examencommissie In het document ‘Examencommissie MFR FHR School of Business 20122013’ is de werkwijze van de examencommissies voor de opleidingen in Suriname uitgewerkt. Hierin is de specifieke situatie van de graadverlening en het uitreiken van de getuigschriften aan de tot oktober 2012 ingestroomde studenten vastgelegd. ISS is de graadverlenende instantie en heeft de examencommissie ingesteld (examencommissie FHR SoB ISS). De gedelegeerde bevoegdheid voor de benoeming van de leden van de examencommissie ligt bij de directeur van het domein MFR. De benoeming vindt plaats per 1 november 2012. De leden van de examencommissie zijn werkzaam bij het domein MFR of bij FHRSoB. Deze examencommissie participeert in de centrale examencommissies van het domein MFR. In het Handboek Examencommissies MFR en MTV zijn gedetailleerde afspraken gemaakt over de taakverdeling tussen centrale en decentrale examencommissies. De examencommissie reikt de getuigschriften uit. Deze worden ondertekend door de plaatsvervangend voorzitter en secretaris in Suriname. Conclusie Als gevolg van het feit dat het besluit over de toekomst van de opleidingen in Suriname recent (mei 2012) genomen is, zijn de vereiste documenten laat vastgesteld en treedt de examencommissie pas in november 2012 in werking. De voorschriften van de WHW zijn uitgewerkt in een plan van aanpak waarin verbeteringen staan die in februari 2013 gerealiseerd dienen te zijn. De OER en het Studentenstatuut voor elk van de vier opleidingen in Suriname voldoen nagenoeg aan de wettelijke voorschriften uit de WHW. Enkele details dienen verwijderd te worden. Ten aanzien van de werkwijze van de examencommissie zijn heldere afspraken gemaakt. De uitgewerkte procedures zijn opgesteld conform de vigerende regelgeving in de WHW. De afspraken over de graadverlening door het bestuur van ISS en het uitreiken van getuigschriften door de examencommissie van ISS voldoen aan hetgeen gesteld is in de OCW notitie. In dit stadium is het nog niet mogelijk te beoordelen of de uitvoering van deze afspraken goed verloopt. 4.
De examencommissie neemt zorgvuldige besluiten met betrekking tot vrijstellingen van studenten van buitenlandse vestigingen. De examencommissies van de opleidingen in Nederland namen tot juni 2012 geen besluiten over vrijstellingen voor de opleiding dat de Surinaamse studenten niet in Nederland volgden (240 EC). In het document Examencommissie MFR FHR SoB is vastgelegd dat de examencommissie FHR SoB ISS vrijstellingen verleent voor deze groep studenten. De onderwijsprogramma’s zijn gelijkgeschakeld met die in Nederland en ook zijn er afspraken gemaakt in het kader van de kwaliteitszorg. Op basis van deze afspraken kan de examencommissie van ISS een verantwoord besluit nemen over de aard en het niveau van het in Suriname gevolgde onderwijs. Conclusie Inholland heeft de verantwoordelijkheid voor het verlenen van individuele vrijstellingen van studenten van de opleidingen in Suriname conform de OCW notitie belegd bij de examencommissie FHR Sob ISS. Op basis van Pagina 15 van 21
afspraken over de borging van de kwaliteit en het niveau kunnen de besluiten zorgvuldig genomen worden. De afspraken moeten zich in de praktijk nog bewijzen. 5. De zorgvuldigheid van vrijstellingen wordt getoetst bij accreditatie. In de visitatie- en accreditatierapporten van de NVAO is geen beoordeling opgenomen van vrijstellingsprocedures die Inholland (ISS) diende toe te passen op dat deel van de opleiding dat niet in Nederland wordt gevolgd. Noch is iets opgemerkt over het ontbreken van deze vrijstellingsprocedure. In de toekomst zal geen accreditatie door de NVAO meer plaatsvinden. Aan dit criterium kan dus niet meer worden voldaan. Conclusie Dit criterium is niet van toepassing. 4.2.2
Studenten ingestroomd vanaf oktober 2012
Studenten die vanaf oktober 2012 zijn ingestroomd, ontvangen na afronding van de opleiding zowel een Nederlands als een Surinaams getuigschrift (double-degree). Zij volgen 180 EC onderwijs bij FHRSoB in Suriname en 60 EC via afstandsonderwijs bij Inholland. De samenwerkingspartners streven er naar om op een termijn van twee à drie jaar tot een internationale accreditatie te komen. Gezien dit tijdpad is het waarschijnlijk dat studenten die op dit moment instromen geen Nederlandse graad meer zullen behalen. Zolang er geen internationale accreditatie is behaald voor het opleidingenaanbod in Suriname geldt de double-degree-constructie en moet voldaan zijn aan de eisen in de OCWnotitie. Hieronder worden de plannen van Inholland voor de groep studenten die vanaf oktober 2012 instroomt beoordeeld aan de hand van de criteria die in de OCW notitie voor een double degree en afstandsonderwijs beschreven zijn. 1.
De Nederlandse opleiding in het samenwerkingsverband behoort tot het Nederlands bestel en moet op de normale wijze zijn geaccrediteerd. Inholland werkt aan een double-degree-constructie mee voor vier opleidingen: Accountancy, Bedrijfseconomie, Bedrijfskunde, Management, Economie en Recht en Human Resource Management. Deze opleidingen worden door Inholland aangeboden binnen het domein Management, Finance en Recht. Ze staan geregistreerd in het CROHO en zijn geaccrediteerd. Zie onderstaand overzicht. Tabel 4.2.2 Aanbod opleidingen Inholland Nederland opleiding CROHO Datum accreditatie Accountancy 34406 01-01-2009 Bedrijfseconomie 34401 01-01-2013 Bedrijfskunde, MER 34139 01-01-2011 Human Resource Management 34609 07-04-2008 Bron: website DUO en NVAO
Conclusie Aan dit criterium wordt voldaan. Pagina 16 van 21
2.
De Nederlandse opleiding verzekert zich van de kwaliteit van de buitenlandse opleiding. De verantwoordelijkheid richt zich vooral op de borging van de kwaliteit van de 180 EC die FHRSoB verzorgt in het kader van de double degree opleidingen en waarvoor de examencommissie van MFR een vrijstelling van 180 EC verleent. De hierboven beschreven afspraken over de kwaliteitszorg voor de geaccrediteerde opleidingen gelden ook voor de opleidingen waar studenten vanaf 2012 ingestroomd zijn. Zo zijn de onderwijsprogramma’s gelijkgeschakeld, werken de projectleider Suriname, de directeur van het domein MFR en de medewerkers toetsing en afstudeerprocessen ook voor de double-degree opleidingen en tevens volgen deze opleidingen het kwaliteitszorgbeleid van Inholland. Daarnaast wordt een internationale accreditatie nagestreefd op een termijn van twee à drie jaar. Ter voorbereiding hierop zal in juli 2013 een visitatie door een extern bureau worden uitgevoerd. Ten behoeve van deze visitatie is een ‘plan van aanpak accreditatie opleidingen’ opgesteld waarin aan de hand van de standaarden van de NVAO en NOVA (Suriname) verbeterpunten zijn opgenomen. De rector van FHRSoB rapporteert maandelijks over de voortgang van dit project aan de directeur van het domein MFR van Inholland. Bovendien worden ook de studenten van de double degree opleidingen middels een OER en studentenstatuten geïnformeerd over de opleiding en klachtenprocedure. Deze documenten geven duidelijke informatie over de inhoud van de opleiding en de rechten en plichten van studenten. Onduidelijk echter in de opleidingsstatuten zijn de passages over de opleidingsvarianten voltijd, deeltijd en duaal. In het gesprek met het management in oktober 2012 kwam naar voren dat er vanaf 2012/2013 geen deeltijdopleidingen meer worden aangeboden, maar slechts twee ‘soorten’ voltijd opleidingen (overdag en avond/weekend). Deze informatie is niet te vinden in de studentenstatuten. In de opleidingsspecifieke studentenstatuten wordt, in tegenstelling tot de informatie in het gesprek, gesproken over twee verschijningsvormen: voltijd en deeltijd en een enkele keer over een duale vorm. Daarbij wordt vermeld welke eisen aan de werkplek worden gesteld in eerste en volgende jaren en dat werktijd voor de studie kan/moet worden benut. Deze informatie dient te worden aangepast. Conclusie Inholland maakt aannemelijk dat zij goed zicht houdt op de kwaliteit van de opleidingen in het buitenland. Dit is van belang in verband met het verlenen van vrijstellingen voor de 180 EC die in Suriname worden verzorgd. De informatie in de OER over de opleidingsvarianten vt, dt en duaal dient te worden aangepast. De afspraken over de borging van de kwaliteit moeten zich in de praktijk nog bewijzen. 3.
De examencommissie neemt zorgvuldige besluiten met betrekking tot vrijstellingen van studenten van buitenlandse vestigingen. De werkwijze van de Nederlandse examencommissies van het domein MFR is beschreven in het Handboek Examencommissies 2012-2013. De betreffende vier opleidingen in Nederland kennen een decentrale
Pagina 17 van 21
examencommissie, waarvan enkele leden vertegenwoordigd zijn in de centrale examencommissie Finance of Management/HRM. FHRSoB heeft een eigen examencommissie, ingesteld door FHRSoB. Deze examencommissie heeft een eigen verantwoordelijkheid voor het uit te reiken getuigschrift in Suriname. Afgesproken is dat zij werkt conform de werkwijzen en procedures zoals die bij het domein FMR gelden. Inholland draagt geen verantwoordelijkheid voor het functioneren van de buitenlandse examencommissie. In het handboek zijn afspraken gemaakt over de taakverdeling tussen de centrale en decentrale examencommissies in het domein. De decentrale examencommissies verlenen de vrijstellingen van 180 EC voor de in Suriname gevolgde onderwijsonderdelen, zijn verantwoordelijk voor het eindniveau van de afgestudeerden en reiken het Nederlands getuigschrift uit. Het management van het domein FMR verleent de Nederlandse graad. Voor het verlenen van de vrijstelling van 180 EC wordt een collectieve vrijstellingsregeling opgesteld die per december 2012 wordt vastgesteld. De examencommissie dient daartoe de inhoud en het niveau van het onderwijs in Suriname te beoordelen. De gelijkschakeling van de onderwijsprogramma’s met die in Nederland en de borgingsafspraken die Inholland in het kader van de kwaliteitszorg heeft geoperationaliseerd vormen een goede basis voor het verlenen van deze vrijstellingen. Op basis van deze afspraken kunnen de decentrale examencommissies van het domein MFR verantwoorde besluit nemen over de aard en het niveau van de 180 EC onderwijs in Suriname. Conclusie De decentrale examencommissies verlenen vrijstellingen van 180 EC. Er zijn heldere afspraken opgesteld over de taakverdeling tussen decentrale en centrale examencommissies. Momenteel wordt een collectieve vrijstellingsregeling voor 180 EC nog opgesteld. De voorbereidingen voor een adequaat vrijstellingsbeleid geven vertrouwen dat de vrijstellingen die het domein MFR over enkele jaren zal honoreren een solide basis hebben. De afspraken zullen in het studiejaar 2012/2013 hun beslag krijgen. 4.
De zorgvuldigheid van de kwaliteitsbewaking en het verlenen van vrijstellingen wordt getoetst bij accreditatie. Bij de accreditaties van de Nederlandse opleidingen was er nog geen sprake van een double degree en het verlenen van vrijstellingen voor de opleidingsonderdelen in Suriname. De NVAO heeft de kwaliteitsbewaking van de opleidingen in Suriname en het vrijstellingenbeleid dan ook niet beoordeeld. Indien de double degree constructie ten tijde van de heraccreditaties van de opleidingen nog van toepassing is, dient de NVAO de genoemde aspecten te toetsen. Conclusie Dit criterium was tot nu toe niet van toepassing. Indien er bij de heraccreditaties van de betreffende nog sprake is van een double degree, dient de NVAO de kwaliteitsbewaking van de opleidingsonderdelen in Suriname en de door de examencommissies gehanteerde vrijstellingsprocedures te beoordelen.
Pagina 18 van 21
5.
Afstandsonderwijs valt geheel onder de verantwoordelijkheid van de Nederlandse instelling, studenten zijn ingeschreven bij de Nederlandse instelling en er is geen sprake van oneigenlijk gebruik van de rijksbijdrage. Inholland zal het Nederlandse gedeelte van de opleiding middels afstandsonderwijs gaan verzorgen. OCW heeft in een e-mail van 11 april 2012 aan Inholland aangegeven dat de 60 EC in Nederland mogen worden ingevuld met afstandsonderwijs, mits deze werkvorm is verankerd in de OER en toegankelijk is voor alle studenten van de desbetreffende opleidingen (bron: e-mail ministerie van OCW d.d.11 april 2012). De 60 EC afstandsonderwijs omvat de onderdelen stage en afstuderen die in het derde en vierde studiejaar zijn opgenomen. Het domein MFR is verantwoordelijk voor de uitwerking van deze programmaonderdelen. De voorbereiding zal niet eerder dan in de periode januari-juni 2014 ter hand worden genomen. Studenten die in oktober 2012 instromen bevinden zich dan in de tweede helft van hun tweede studiejaar. De OER voor het derde en vierde studiejaar is momenteel nog niet nader uitgewerkt. Conclusie Het is toegestaan om onder voorwaarden 60 EC in de vorm van afstandonderwijs aan te bieden aan de studenten in Suriname. Op dit moment valt de uitwerking hiervan nog niet te beoordelen. Overigens zal bij tijdige internationale accreditatie dit afstandsonderwijs niet daadwerkelijk uitgevoerd gaan worden.
Pagina 19 van 21
5
Vervolgtoezicht
De inspectie heeft geconstateerd dat Inholland adequate maatregelen heeft genomen ten aanzien van de zorgplicht van studenten in de opleidingen in Suriname. De plannen voldoen nagenoeg aan de criteria uit de notitie Nederlands hoger onderwijs in het buitenland, wat er wel en wat er niet kan. De afspraken moeten zich echter in de praktijk nog bewijzen, ook moeten enkele afspraken nog in de lopende periode uitgewerkt worden. Daarom heeft de inspectie besloten de realisatie van de plannen te monitoren. Zij maakt daarvoor de volgende afspraken: 1.
2.
Het College van Bestuur van Inholland rapporteert uiterlijk 1 september 2013 over de wijze waarop de plannen voor studenten in de geaccrediteerde opleidingen in het studiejaar 2012/2013 zijn gerealiseerd. Indien aan het einde van het studiejaar 2013/2014 de internationale accreditatie nog niet is verkregen rapporteert het College van Bestuur van Inholland uiterlijk 30 juni 2014 over de inhoud en vormgeving van de onderdelen in het derde en vierde jaar die onder verantwoordelijkheid van het domein MFR via afstandsonderwijs zullen plaatsvinden. Ook laat zij weten hoe zij de NVAO heeft geïnformeerd over de double degree constructie zodat deze de kwaliteitsbewaking en vrijstellingsprocedures mee kan nemen in de heraccreditaties van de betreffende opleidingen.
Pagina 20 van 21
Bijlage Gebruikte documentatie Bij dit onderzoek zijn de volgende documenten gebruikt: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27.
Onderwijs- en examenregeling 2011-2012, Algemeen deel Onderwijs- en examenregeling 2011-2012, opleidingsspecifiek deel MER Studentenstatuut 2012-2013, Algemeen deel Studentenstatuut 2012-2013, opleidingsinformatie HRM Studentenstatuut 2012-2013, opleidingsinformatie Accountancy Studentenstatuut 2012-2013, opleidingsinformatie Bedrijfseconomie Studentenstatuut 2012-2013, opleidingsinformatie BMER Studentenstatuut OER 2012-2013, Algemeen deel Studentenstatuut OER 2012-2013, opleidingsspecifiek deel HRM voltijd jaar 1, voltijd jaar 2 en 3 Studentenstatuut OER 2012-2013, opleidingsspecifiek deel Accountancy voltijd jaar 1, voltijd jaar 2, deeltijd jaar 2,3,4 Studentenstatuut OER 2012-2013, opleidingsspecifiek deel Bedrijfseconomie voltijd jaar 1, voltijd jaar 2, deeltijd jaar 2,3,4 Studentenstatuut OER 2012-2013, opleidingsspecifiek deel BMER voltijd jaar 1, voltijd jaar 2 en 3, deeltijd jaar 2 en 3 Verslagen examencommissie in Suriname 24 februari 2011, 29 maart 2011, 12 mei 2011, 23 juni 2011 en 18 augustus 2011 Handboek Examencommissies 2012-2013 domeinen MFR en MTV, concept 0.2, Hoogendoorn en Seuren, september 2011 Examencommissie MFR FHR SoB 2012-2013, versie 1.0 Seuren, 10 oktober 2012 Examencommissie MFR FHR SoB 2012-2013, versie 1.3, Seuren 28 oktober10-2012 Borging Toezicht op kwaliteit en niveau MFR FHRSoB 2012-2013, Seuren en Hoogendoorn, 5 oktober 2012 Kwaliteitsmanagement 2012-2013, Abeleven, 9 oktober 2012, Plan van Aanpak Accreditatie opleidingen oktober 2012-juli 2013, Abeleven 15 september 2012 Memo WHW- proof Opleidingen, Abeleven 12 oktober 2012 Werkafspraken MFR en FHRSoB, Viets en Seuren 1 oktober 2012 Archiveren MFR SoB, oktober 2012-11-08 Toetsbeleid 2012-2013, Abeleven oktober 2012-11-08 Afstudeerhandleiding MER/BE/AC/HRM 2012-2013, Abeleven 15 oktober 2012 Overzicht aantallen studenten 2011-2012 en 2012-2013 Overeenkomst tussen ISS en MFR en CvB Inholland voor de overdracht van gedelegeerde taken Overeenkomst van samenwerking FHR, INHNL, ISS en SHOBS, 11 mei 2012 Overeenkomst van samenwerking FHR, INHNL, ISS en SHOBS, 1 oktober 2012 Correspondentie: o Brief H. de Deugd over Hogeschool Inholland Suriname, 4 november 2011 o Brief R. Willemars,16 april 2012 o Brief R. Willemars, 11 juli 2012 o Brief R. Willemars, 21 september 2012 o Mail R. Willemars, 31 oktober 2012
Pagina 21 van 21