HOL L A NDS
Maa ndblad i n hou d no. 1 1 – 2 015 zeven-en-vijftigste jaargang • nummer 816 november 2015 Opgericht in 1959 door K.L. Poll. www.hollandsmaandblad.nl Redactioneel – Deze maand H.L. Wesseling – Zeg, ken jij de muzelman… J.M.A. Biesheuvel – Gedicht Pieter Kranenborg – Yuki yuki snow snow Jan Holtman – Gedichten Vrouwkje Tuinman – Quo vadis (viii) Willem Thies – Gedichten Jack Druppers – In de haarvaten Anne van Amstel – Gedichten Frans Stüger – Slaapkamergeluk Wim Brands – Gedicht Joachim C.T.J. Krapels – De wereld op afstand Jan de Bas – Gedichten ‘Phone drawings’ Berry de Haas Auteurs in dit nummer Colofon
Deze maand Dit was zo’n maand waarin de wereld nogal verontrustend veel leek op het beeld dat Arthur Schopenhauer voor ogen had. Hij repte van een chaotisch podium waar we normaal gesproken veilig naar kijken vanuit de coulissen, en dan een beetje glimlachen over de manier hoe anderen daar bezig zijn. Ze praten, huilen, lachen, schreeuwen, vechten, opperen met veel aplomb opinies enzovoort. Grappig, wat u zegt, maar dan duwt iets of iemand ons opeens het toneel op, waar de wanorde alleen maar groter wordt door onze aanwezigheid. Zonder waarschuwing vooraf doen we plots mee aan een stuk dat al eeuwen geleden begonnen is, dat geen duidelijk script heeft en waarvan niemand de afloop kent. En terwijl we verblind worden door de schijnwerpers van de actualiteit, dienen wij arme sloebers dan in een oogwenk onze houding, onze gedachten en onze tekst te bepalen. Schopenhauer schreef zijn weinig opbeurende visie op het menselijk bestaan voordat er praatprogramma’s op de televisie waren, maar het zou hem ongetwijfeld goed gedaan hebben te weten dat die ook alleen maar een manier zijn om een schertsfiguur te slaan. Wij gewone mensen moeten zonder deskundigenvergoeding erachter zien te komen wie de goeden en wie de slechten zijn en wat we moeten zeggen en wanneer we het beste kunnen zwijgen. Nu ja, eenmaal op het toneel stotteren we onze zinnen, maar voor we het weten, is onze figurantenrol afgelopen en verdwijnen we weer in de duisternis. Als we geluk hebben, zijn wij het niet geweest die in de tussentijd ‘de Arabische lente’ hebben uitgeroepen, of op de voorpagina van een Nederlandse krant schrijven ‘C’est une horreur’ als er in Parijs een aanslag is geweest, of ‘Minder, minder, minder’ roepen zonder dat je praatprogramma’s bedoelt. Kern van de zaak is waarschijnlijk dat wij mensen niet almachtig zijn,
maar toch heel even ervoor kunnen kiezen het beste ervan te maken. Het is daarbij volstrekt niet van belang om origineel te zijn of grappig of columnist. Veeleer komt het erop aan de ijdelheid en stupiditeit van jezelf en van anderen kritisch te ondervragen. Helaas is nieuwsgierigheid niet meer erg en vogue, wel om onszelf de schuld van alles te geven, zoals van het lijden van Zwarte Piet, of van de weinig opbeurende situatie in het Midden-Oosten. Gek genoeg berooft die zelfkastijding de ander juist van zijn eigen geschiedenis en zijn eigen verantwoordelijkheid. Alsof anderen niet mans genoeg zijn om zelf hun eigen chaos te creëren, zoals wij dat ook altijd hebben gedaan. Die westerse zelfkastijding lijkt misschien wel verdacht veel op kolonialisme in een postmodern jasje. Jean-Paul Sartre schreef «De mens is veroordeeld tot vrijheid», en hij bedoelde dat wij gedoemd zijn onze eigen fouten te maken, en dat niemand anders daar verantwoordelijk voor is. Wellicht is juist om die reden beleefdheid zo belangrijk. Beleefdheid is overigens iets volkomen anders dan dat laffe moderne ‘respect’. Men dient niet beleefd te zijn jegens moedwil en bijgeloof, doch men dient wel beleefd te zijn tegen alle lotgenoten op dat podium van Schopenhauer. Zij staan net als wij met hun mond vol tanden. En dan blijkt beleefdheid onmisbaar als de ritualisering van het besef van onze menselijke onnozelheid. – bb
Zeg, ken jij de muzelman… door H.L. Wesseling Wij – Nederlanders, Europeanen, westerlingen – schrijven van links naar rechts; prettig voor rechtshandigen. De Arabieren – en andere Semitische talen sprekende volken, als de Joden en Palestijnen – daarentegen schrijven van rechts naar links; gemakkelijk voor linkshandigen. Het lijkt een onbeduidend verschil, maar het heeft grote gevolgen op tal van gebieden. Wij denken hierdoor namelijk ook van links naar rechts. Als je de delen van een seriewerk op een boekenplank zet, begin je links met Deel 1 en komen de latere delen rechts daarvan te staan. Onder de onderschriften van nieuwsfoto’s staat ‘van links naar rechts’, en als je eens een keer een foto ziet van een groepje politici met een grote zwarte man op links en het onderschrift lijkt te luiden ‘uiterst links de Deense premier Mark Rutte’ is het verstandig om nog eens goed te kijken, want bij hoge uitzondering staat er ook wel eens ‘van rechts naar links’. Bij een toneelstuk komen de acteurs op van links en gaan ze rechts af. In westernfilms komen de helden meestal van links het beeld in (onze ogen volgen ze in een ‘natuurlijke’ beweging), en de slechteriken van rechts (‘tegen’ onze kijkbeweging in). En zo is er meer. Het was dan ook logisch dat in de goede oude tijd van Tante Pos op de brievenbussen boven de linkersleuf de postcodes van het betreffende district vermeld stonden en rechts ‘overige bestemmingen’. Maar dat is niet meer zo. Elke keer als ik iets post – maar wie doet dat nog? –, kijk ik eerst naar links en zie dan ‘overige postcodes’. Maar hoe weet ik wat ‘overig’ betekent als ik niet eerst heb gekeken naar rechts, waar de regionale postcodes staan? Eerst naar rechts kijken gaat echter in tegen mijn denken, ons denken, het westerse denken. Hier is dus iets ernstig mis en het is duidelijk wat er aan de hand is. De grote brievenbuswissel. Het is een schrijnend voorbeeld van sluipende islamisering, waartegen drin-
gend moet worden opgetreden en wij weten allemaal door wie. Wilders, word wakker! Wilders, wees waakzaam! Tegenwoordig spreken we over de islam en over moslims en moslima’s, maar vroeger waren andere woorden gebruikelijk, zoals mohammedanen, en kenden we ook de pittoreske term muzelmannen – zij het niet muzelvrouwen (want wij hebben het woord al in de zestiende eeuw overgenomen van het Franse musulman, dat via het Turks is ontleend aan het Perzische musulmān of muslimān, het meervoud van muslim, dat ook als enkelvoud gebruikt kan worden, en dus niets met ‘man’ heeft te maken). Die muzelmannen kenden we destijds overigens vooral uit romantische verhalen, want over de islam hoorden we niet veel. Op de lagere school leerden we dat na de val het Romeinse Rijk de tot de islam bekeerde ‘fanatieke Arabieren’ op hun snelle paardjes de noordkust van Afrika onder de voet liepen, overstaken naar Spanje en ten slotte in 732 bij Poitiers in Frankrijk door Karel Martel, hofmeier van het Frankische Rijk, werden tegengehouden. Dank je wel, Karel Martel! Daarna duurde het zeven eeuwen voor ze in 1492, hetzelfde jaar als waarin Columbus Amerika ontdekte, uit heel Europa waren verdreven. lees meer in het nieuwe nummer
Beek J.M.A. Biesheuvel
Een prachtige jongen 24 jaar John is zijn naam Een prachtig meisje 24 jaar Rita is haar naam Ze zijn gescheiden door een razendsnel voortstromende bergbeek 28 meter per seconde schat John Hier en daar puntige rotsen in het water Mag je mij wel? roept hij Rita toe. Hij moet schreeuwen Wie is je lievelingsdichter, roept hij Rita toe. Hölderlin schreeuwt ze terug Wat is je lievelingsverhaal? Amy Foster schreeuwt ze terug Ze vind hem lief, aardig,
vriendelijk, voorkomend maar vooral mooi Wie is je lievelingsschilder? lees meer in het nieuwe nummer
Yuki yuki snow snow door Pieter Kranenborg Wanneer had het ook alweer gesneeuwd? Ik belde Morritz. Hij herinnerde zich überhaupt niet dat het ooit gesneeuwd had. Ik wel. Ik wist zeker dat het gesneeuwd had, maar niet meer wanneer en hoe veel. In mijn gedachten zag ik geen beeld van dwarrelende vlokken, maar eerder een lege lijst, waarvan ik honderd procent zeker wist dat die gemaakt was voor een beeld van sneeuw in de straten van Kawagoe. Sterker nog, ik wist dat er op de dag dat het sneeuwde iets belangrijks was gebeurd. Maar wat ook weer? Ik zei tegen Morritz dat ik het zeker wist. Hoe kom je hier opeens bij? vroeg hij. Ik vertelde hem dat het nu sneeuwde in Amsterdam. De herinnering, of de herinnering aan de herinnering, was gekomen terwijl ik vanuit mijn kamertje in Oost naar de vallende sneeuw zat te kijken. Als enig licht in mijn kamer straalde vanaf het laptopscherm de lege pagina van een sollicitatiebrief. Ik herinner me echt niets van sneeuw, zei Morritz, maar hoe gaat het met je? Ik belde ook Inés. Enthousiast als altijd nam ze de telefoon op. Ik had haar de vraag direct willen stellen, maar we kletsten eerst twintig minuten voordat ik aan de sneeuw in Kawagoe toekwam. Zij herinnerde het zich. Natuurlijk. Het was in november, zei ze, of december. Inés en ik hadden net bij het restaurant naast de school een kom noedelsoep naar binnen geslurpt. We liepen naar buiten en daar stonden een paar van onze leerlingen verwonderd te kijken naar het handjevol sneeuwvlokken dat neerdaalde. Het waren jongens en ze
droegen allemaal honkbalpetjes. Ze zagen ons en riepen yuki yuki! en wij riepen snow snow! De volgende dag, zei Inés, had ze de kinderen gevraagd of ze wisten wat ‘sneeuw’ in het Engels was, maar ze wisten het geen van allen. Ook de jongens met de honkbalpetjes niet. Ik moest lachen om het verhaal van Inés en ik vertelde nog maar een keer mijn eigen anekdotes over hoe slecht het Engels van onze leerlingen was geweest en hoe daar niets aan veranderde ondanks onze didactische inspanningen. We kwamen ook weer op het verhaal dat we al zo vaak aan elkaar hadden naverteld en dat een tragikomisch symbool was geworden voor onze ervaring in Kawagoe. Dat was het verhaal van de universitaire studente die ons probeerde te vertellen welke studie ze volgde, maar zo onduidelijk sprak dat Morritz uiteindelijk haar studentenpasje uit haar handen trok om daar te lezen dat ze al twee jaar Engels studeerde. Toch ontbrak er iets, en aan het einde van ons telefoongesprek zei ik peinzend: ik herinner me die dag helemaal niet op die manier. Ik herinner me niets van honkbalpetjes en van noedelsoep. En ook niet dat er maar een handjevol sneeuwvlokken was gevallen. lees meer in het nieuwe nummer
Quo vadis (viii) door Vrouwkje Tuinman Het is vrijdagavond, de 23ste van de maand. Zoals elke 23ste druppelt Redcross Way langzaam vol met mensen. Ze hebben een kaars bij zich, of een fles gin. Ze begroeten elkaar als oude vrienden, of kijken onzeker in het rond. ‘Het is toch hier? De wake?’ Het is hier, en ‘hier’ is Cross Bones, niet ver van de Southwark Cathedral in Londen. Een begraafplaats zonder grafstenen. In het Engeland van de late middeleeuwen was prostitutie verboden. Behalve in sommige ‘liberties’, gebieden die buiten de jurisdictie van de koning vielen. In Londen had je er ook een. In de ‘Liberty of the Clink’, een stukje land ten zuiden van de Theems, verzamelden zich kroegen, theaters en bordelen. Je kon er naar berengevechten, je kon er bijna onbeperkt zuipen en als je dan toch over iemands grens ging, was er, heel praktisch, een grote gevangenis (voornoemde Clink). Deze specifieke liberty werd geleid door de bisschop van Winchester. Zo bestond eeuwenlang de bijzondere situatie waarin de kerk de enige legale pooier van Londen was. Een bisschop als baas van een vlucht getemde wilde ganzen – want zo luidde de bijna sprookjesachtige geuzennaam van de vrouwen: de Winchester Geese. Net als iedereen gingen de prostituees dood. Zelfs vaak iets eerder, aangezien ze flink zopen om het een beetje warm te hebben, en syfilis opliepen van hun al dan niet kerkelijke klanten. Ook als bisschop zat je er dan toch een beetje mee in je maag met de lijken. Prostitutie komt weliswaar veelvuldig voor in de Bijbel, maar niet als een gezegende situatie. Begrafenissen in gewijde grond waren dus niet aan de orde. Daarom werd, geheel in de sfeer van de gedoogsituatie, een compromis bedacht. Een eigen kerkhof, op de Liberty of the Clink, maar ontdaan
van een officieel kerkelijk predicaat. Een plek waar je, ongehinderd door juridisch gedoe en administratie, mensen in de grond kon stoppen zonder dat er een haan naar kraaide. Zo ontstond Cross Bones, een massagraf met daarin naar schatting 15.000 lichamen. Bijna allemaal zijn het outcasts. Mannen en vrouwen die niet belangrijk genoeg waren om te worden geregistreerd. Criminelen. Matrozen uit verre landen. En heel veel baby’s en kleine kinderen, waarvan de ouders te arm waren om iets beters te betalen. In 1853 werd de inmiddels uitpuilende begraafplaats aangemerkt als een gevaar voor de volksgezondheid, en gesloten. Niemand van de huidige bezoekers is familie van de skeletten die tot vlak aan de oppervlakte liggen opgestapeld. Althans, niet dat ze weten. Toch komen ze naar de wake, sommigen iedere maand. Er zijn er een paar met fluorescerende vestjes aan. goose samurai, staat erop. Vrijwilligers in dienst van de Ganzen. Ze helpen het altaar op te bouwen en regelen het verkeer, zodat geen van de bezoekers wordt aangereden. Tot dusver deden de samurai dat door als klaarovers bij een school iedereen binnen de gele streep te dirigeren. ‘Blijf binnen de lines of death!’ Maar vanavond is er voor het eerst in de elfjarige geschiedenis van deze wakes een aantal hekken aangerukt. Begin en einde van de straat worden op last van de gemeente afgezet, en alleen bewoners mogen naar binnen. lees meer in het nieuwe nummer
Slaapkamergeluk door Frans Stüger ‘Alle gelukkige levens lijken op elkaar, ieder ongelukkig leven is ongelukkig op zijn eigen manier.’ Wijze woorden, maar geërgerd door het digitale gejengel van mijn e-mail legde ik het boek neer. Ik overwoog om niet te reageren, maar het gejengel leek in volume toe te nemen en het scherm van mijn tablet, die op een ander bureau lag, bleef maar knipperen. Alsof ik gewaarschuwd werd voor een naderende ramp. Met tegenzin kwam ik overeind. Op het scherm stond een bericht van ene Masha de Graaf. Nooit van gehoord. Ik wilde op delete drukken, maar de lengte van het bericht – zeker twintig regels – maakte me nieuwsgierig. Waarschijnlijk was het bericht helemaal niet voor mij bestemd, hoewel de aanhef correct was: ‘Thomas’. Maar wie was Masha de Graaf? Ik spitte mijn geheugen door tot er één Masha overbleef. Hoe kon ik het vergeten zijn! Een pijnlijke geschiedenis, nu veertig jaar geleden. Ik hield zielsveel van haar en daarna van niemand meer; vergeef mij de pathetiek, maar zo zei ik dat destijds tegen haar. En, zoals ik mij toen niet kon voorstellen dat zij hetzelfde voor mij voelde, zo kon ik mij nu niet voorstellen dat de e-mail van haar afkomstig was. Waarom zou zij na al die jaren contact zoeken? Een tijdlang dacht ik na, toen verbrak ik de sluimerstand van de tablet en begon opgewonden haar e-mail te lezen. Bij elke regel hoopte ik dat ik mij vergiste; dat het niet de Masha was van toen; mijn Lotte, zoals ik haar later zou noemen. Maar toen ik de laatste regel las van haar bericht – ‘ik zou het leuk vinden om weer eens bij te praten, alsof we inmiddels niet veertig jaar verder waren – wist ik het zeker: deze e-mail kwam van mijn Masha. Oud zeer kwam boven. Nogmaals las ik de laatste regel: ‘… om weer eens bij te praten’. Waarom zou ze nu willen bijpraten en waarover? Ik kreeg het beeld van een
blonde jongen voor ogen, de jongen die bij haar in de klas zat in het laatste jaar van de hbs. Een jongen die toen de hele zomer zijn haar kamde en zonder T-shirt rondliep. Die jongen was ik niet. Ik was een paar jaar ouder dan Masha en zou aan het eind van de zomer aan mijn studie Nederlands beginnen in een provincieplaats die onbekend voor mij was. Sinds kort huurde ik een kamer schuin tegenover haar ouderlijk huis. Mijn eerste gedachte was om niet op haar uitnodiging in te gaan, haar mail te negeren. Welk doel kon het dienen om ‘bij te praten’? Om weer te horen dat het allemaal door mijn ziekelijke jaloezie kwam; dat ik nooit eens leuk meedeed met haar groepje gebruinde strandjongens en bikinimeisjes, maar altijd stuurs voor mij uit zat te staren; dat ik liever een boek las dan gezellig met anderen te kletsen; dat ik altijd moeilijke woorden gebruikte (waarom moest een bak bami een copieus maal heten?) lees meer in het nieuwe nummer
De wereld op afstand Literaire gezichtspunten van Proust tot Kieft door Joachim C.T.J. Krapels Memorabel was 2014 in diverse opzichten. Misschien alleen al omdat dit het jaar was waarin de onthullingsbiografie Kieft 159.163 keer de Nederlandse boekenwinkels uit werd gedragen en de Italiaanse film La Grande Bellezza de Oscar won voor beste buitenlandse film. Noch het boek over de verslaafde ex-voetballer, noch de door journalisten bejubelde ode aan Rome zijn waarschijnlijk duurzame kunst, maar beide zijn in hun genre hoogtepunten, elk op zijn eigen wijze en voor zijn eigen publiek, en beide lenen ze zich goed om een tendens in de literatuur, de journalistiek en de media in bredere zin duidelijk te maken. Dan gaat het om de tendens die al menigeen, en zeker niet alleen mij, is opgevallen: de ‘emotionalisering’ van het moderne culturele leven. Wat wij lezen en wat wij zien, barst tegenwoordig van de onverbloemde gevoelens. Van veel mensen vernemen wij naast of in plaats van wat zij feitelijk te zeggen hebben in de eerste plaats hun gevoelservaringen en zielenpijn, zowel tragisch als plezant, kennelijk met het doel het nieuws of het vermaak of de kunst verteerbaarder te maken voor de consument. Zowel journalistiek als televisieamusement als literatuur lijkt steeds meer geobsedeerd te raken door ‘directe emotie’, de ongefilterde gevoelens van vaak één, of slechts een klein aantal personen die snel worden doorleefd of in beeld gebracht. Om die reden scoren ‘onthullingsbiografieën’ van bekende tv-personen zo goed in de bestsellerlijsten; om die reden interviewen journalisten ‘getroffenen’ nog voor de omvang van een ramp daadwerkelijk vaststaat; om die reden wordt het steeds moeilijker een weg te vinden naar televisie waarin de allerindividueelste expressie van de allerindivi-
dueelste emotie niet centraal staat. Nederland lijkt in deze ontwikkeling toch wel koploper. Het is treffend hoe vaak in hedendaagse Nederlandse journalistiek en literatuur de emotionele ervaringen van individuen centraal staan, en misschien is het vooral apart hoe die ervaringen dan volkomen eendimensionaal op papier worden beschreven. De media en de letterkunde kunnen niet leven niet zonder veranderingen, nieuwe ontwikkelingen en experimenten, en misschien is de ‘emotionalisering’ van het nieuws en van de literatuur zo’n verandering, ontwikkeling of experiment. Het gaat mij hier echter om het verschijnsel dat hand in hand gaat met de opmars van de directe emotie: de eendimensionaliteit waarmee die wordt verwoord en wordt verbeeld. Die eendimensionaliteit behelst een risico, en wel het risico van gebrek aan distantie. Ik doel dan op het risico dat wij geen afstand nemen ten aanzien van wat wij lezen en zien, dat wij niet zelf op eigen kracht lezen en oordelen, maar dat wij als lezer en kijker serviel de handelingen en emoties van een enkel personage volgen. lees meer in het nieuwe nummer
Auteurs in dit nummer anne van amstel (1974) – Angliste, gezondheidszorgpsycholoog en dichter. Na haar debuut Het oog van de storm (2004) verscheen haar werk in vele verzamelbundels. Publiceerde met Rob Kloet, drummer van de Nits, de bundel-met-cd Vlinderslag (2009). Winnares HM Schrijversbeurs 2015. jan de bas (1964) – Historicus en dichter. Publiceerde onder meer de bundels Hollandse luchten (2008) en Mooiweerbericht (2014). In 2014 verscheen ook Liefdesfietsen (poëzie voor kinderen). j.m.a. biesheuvel (1939) – Schrijver. Publiceerde talrijke verhalenbundels. In 2007 ontving hij voor zijn gehele oeuvre de P.C. Hooft-prijs. In 2008 verscheen in drie delen zijn Verzameld werk. In 2015 verscheen Brief aan Vader, een keuze uit eigen werk, aangevuld met niet eerder gepubliceerde verhalen wim brands (1959) – Werkzaam voor de vpro en Human. Is al een leven lang in opleiding voor bouquiniste. In 2014 verscheen zijn nieuwste dichtbundel ’s Middags zwem ik in de Noordzee en in 2015 verscheen onder zijn – en Jeroen van Kans – redactie Nederland; een objectief zelfportret in 51 voorwerpen. jack druppers (1962) – Wijkagent & inspecteur van politie te Amsterdam. Is ook actief als acteur. Publiceerde eerder in het politievakblad Blauw en als ‘korpsblogger’. Voor zijn project ‘Politiekids’ ontving hij de lpb Award voor het beste buurtproject en werd hij genomineerd voor de Hein Roethofprijs.
berry de haas (1976) – Studeerde architectuur en autonome beeldende kunst aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht. Zijn werk bestaat onder andere uit ‘phone drawings’, tekeningen gemaakt op een smartphone (zie ook: www.berrydehaas.nl). jan holtman (1969) – Redacteur en interviewer voor Stichting Literaire Activiteiten Avier. Hij publiceerde in diverse literaire tijdschriften en werkt momenteel aan zijn vierde dichtbundel pieter kranenborg (1994) – Studeert Sociale Geografie aan de Universiteit van Amsterdam. Woonde een half jaar in Tokyo en publiceerde eerder een verhaal in Tirade. joachim c.t.j. krapels (1985) – Socioloog en beleidsonderzoeker. Studeerde te Cambridge; woont en werkt al bijna tien jaar aldaar en in Londen, vanwaar hij Nederland op gepaste afstand volgt. frans stüger (1946) – Debuteerde in 1975 met de roman De gedachte; daarna verschenen o.m. de romans Sporen in de winter (2001), Weerloos (2003) en Een jaar uit het leven van Hugo Zandsteen (2010). willem thies (1973) – Debuteerde in 2006 met de bundel Toendra (bekroond met de C. Buddingh’-prijs). In 2008 verscheen Na de vlakte (nominatie J.C. Bloemprijs) en in 2012 de bundel Twee vogels één kogel. In 2015 verscheen zijn nieuwste bundel Meer mensen dan reddingsvesten. vrouwkje tuinman (1974) – Publiceerde diverse dichtbundels en romans. In 2004 ontving zij de Hollands Maandblad Schrijversbeurs en in 2010 de Halewijnprijs voor haar gehele œuvre. In 2014 verscheen haar recentste bundel Sanatorium; in 2016 verschijnt haar nieuwe roman Afscheidstournee.
h.l. wesseling (1937) – Emeritus-hoogleraar Algemene Geschiedenis aan de RU Leiden en van 1995 tot 2002 rector van het nias te Wassenaar. Publiceerde onder veel meer Verdeel en heers; de deling van Afrika (1991), De man die nee zei; Charles de Gaulle 1890-1970 (2012) en La Grande Nation (1914).
HOL L A NDS
Maa ndblad Redactie: Bastiaan Bommeljé Redactieraad: Gerard van Emmerik, Beatrijs Ritsema, Wim Brands en Janneke Louman Vormgeving: Steven Boland Copyright: Auteursrecht voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Deze uitgave werd mede mogelijk gemaakt door subsidie van het Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds, thans Nederlands Letterenfonds. Redactiesecretariaat: Hollands Maandblad • Johannes Vermeerstraat 63 • 1071 dn Amsterdam • Tel. 020-5706100 •
[email protected] (niet voor kopij) Bij ongevraagde bijdragen postzegels voor antwoord bijsluiten Uitgevers: Nieuw Amsterdam Uitgevers in samenwerking met Stichting Hollands Maandblad, Johannes Vermeerstraat 63 • 1071 dn Amsterdam Abonnementen: 12 nummers per kalenderjaar, prijs per jaargang € 73,50 • voor stu-
denten en docenten € 55,00 Abonnementen die niet één maand voor afloop van de abonnementsperiode zijn opgezegd, worden automatisch verlengd Opgave: S.P. Abonneeservice • Postbus 105 • 2400 ac Alphen aan den Rijn. Telefoon tijdens werkdagen van 9.00-17.00 uur: 0172-476085. Een acceptgiro voor betaling volgt
Losse nummers: € 7,25 • dubbelnummers € 9,50 • Verkrijgbaar bij de boekhandel of door bestelling bij Nieuw Amsterdam Uitgevers