BIBF | Beroepsinstituut van erkende boekhouders en Fiscalisten
INHOUD p.1/ H oe ver reikt het dagelijks bestuur van een vennootschap ? p.4/ Advies 2010/5 betreffende de berekening van de criteria van artikel 15 van het Wetboek van Vennootschappen p.6/ K an de administratie een vennootschap die een renteloze lening heeft toegestaan op een abnormaal of goedgunstig voordeel belasten ?
Hoe ver reikt het dagelijks bestuur van een vennootschap ? Een vennootschap kan uiteraard enkel en alleen maar han-
het minder belang dat ze vertonen, als van de noodzakelijk-
delen via natuurlijke personen die haar vertegenwoordigen.
heid een spoedige oplossing te treffen, de tussenkomst van
Specifiek voor de naamloze vennootschap heeft de wetgever
de raad van bestuur niet rechtvaardigen».2
daarbij voorzien in een orgaan van dagelijks bestuur dat bestuurs- en vertegenwoordigingsbevoegdheid heeft voor
Aldus werden traditioneel twee categorieën van handelin-
handelingen van «dagelijks bestuur». Doorgaans wordt de
gen onderscheiden.
dagelijks bestuurder aangeduid als «directeur» indien het om een kaderlid gaat of als «dagelijks bestuurder» indien
Ten eerste zijn er de handelingen die de dagelijkse wer-
hij of zij tevens bestuurder van de vennootschap is.
king van de vennootschap betreffen. Het gaat om handelingen die regelmatig tot dagdagelijks worden gesteld
Het begrip «dagelijks bestuur» wordt echter niet wettelijk
(bv. aankoop van grondstoffen).
een directeur of dagelijks bestuurder is dan ook al veel
Indien handelingen eerder uitzonderlijk zijn, kunnen ze
inkt gevloeid. In een arrest van 26 februari 2009 heeft het
toch nog onder het dagelijks bestuur vallen, maar dan
Hof van Cassatie het begrip dagelijks bestuur nogmaals
onder de tweede categorie. Deze omvat de handelingen
afgelijnd. Opvallend hierbij is dat het hof een beperktere
die slechts een gering belang hebben alsook deze die een
interpretatie hanteert dan in de rechtsleer en rechtsprak-
spoedige oplossing vereisen.
1
tijk verdedigd werd en wordt. Zoals hierna wordt geschetst, kan deze beperkte interpretatie van het begrip «dagelijks
Wat de tweede categorie betreft werd – met het oog op de
bestuur» een belangrijke impact hebben op de werking van
praktijk – in de rechtsleer verdedigd dat het gering be-
een vennootschap.
lang en het spoedeisend karakter geen cumulatieve voorwaarden zijn.
1. Omvang van het dagelijks bestuur zoals algemeen werd aangenomen
Aldus werd geoordeeld dat de gedelegeerd bestuurder alle handelingen van gering belang kon stellen, ongeacht
Het Hof van Cassatie heeft het «dagelijks bestuur» al
hun al dan niet spoedeisend karakter. Een belangrijk cri-
meerdere malen omschreven als de handelingen «die niet
terium daarbij betreft de vraag of de te verrichten hande-
verder reiken dan de behoeften van het dagelijks leven van
ling voor de betrokken vennootschap een belangrijk aan-
de vennootschap, of de behoeften die om reden zowel van 2 1
Cass. 26 februari 2009, TRV 2009, 444.
1
Cass. 17 september 1968, Arr. Cass. 1969, 60; Cass. 21 februari 2000, T.R.V. 2000, 283.
Pa ci ol i N r. 304 B I B F - I P C F / 27 s ep tem b er - 10 okto be r 2 0 1 0
P 309340 – Afgiftekantoor 9000 Gent X – Tweewekelijks – Verschijnt niet in juli
gedefinieerd. Over de invulling van de bevoegdheden van
sprakelijkheidsrisico met zich meebrengt waarbij zowel
lijk. Het hof van beroep te Brussel oordeelde anders en be-
rekening wordt gehouden met de aard van de handeling
sliste dat een dergelijke beslissing tot de bevoegdheid van
als met de aard en de omvang van de onderneming.
de dagelijks bestuurder behoorde. In haar oordeel hield het hof van beroep rekening met de economische realiteit
Deze stelling in de rechtsleer leidde er toe dat het dagelijks
en met name met het feit dat de betrokken belasting en het
bestuur in wezen drie soorten van handelingen omvat :
indienen van het bezwaarschrift slechts een beperkte in-
(1) handelingen die de dagelijkse werking van de ven-
vloed hadden op de activiteit en de financiële toestand van
nootschap betreffen;
de vennootschap. Een beslissing van de raad van bestuur
(2) handelingen die niet behoren tot de eerste categorie,
van de vennootschap werd niet noodzakelijk geacht.
maar die van gering belang zijn; (3) handelingen die niet behoren tot de eerste twee cate-
De gemeente stelde tegen deze beslissing een voorziening
gorieën; maar die dringend zijn zodat ze niet kunnen
in bij het Hof van Cassatie waarbij werd aangevoerd dat de
wachten op de tussenkomst van het bestuursorgaan.
voorwaarden van het beperkt belang van de verrichting, enerzijds, en van de noodzaak van een snelle afhandeling,
De concrete invulling van deze categorieën vormt een
anderzijds, samen vervuld dienen te zijn. Om te verant-
feitenkwestie die van vennootschap tot vennootschap
woorden dat een beslissing onder het dagelijks bestuur
verschilt. De ene vennootschap is de andere niet en in
valt, volstaat het niet dat het belang van de handeling ge-
de beoordeling kan rekening gehouden worden met de
ring is. Er moet tevens worden vastgesteld dat voor die
grootte van de vennootschap, haar maatschappelijk doel,
handeling een snelle oplossing noodzakelijk is.
de hoogte van het maatschappelijk kapitaal, de aard van de te stellen handeling en de economische impact daarvan
In zijn arrest van 26 februari 2009 volgde het Hof van
op de vennootschap. Waar bijvoorbeeld voor een grote on-
Cassatie deze redenering en besliste het hof dat de twee
derneming het afsluiten van overeenkomsten van een be-
voorwaarden (gering belang en spoed) wel degelijk samen
paalde waarde dagdagelijkse handelingen kunnen zijn en
vervuld dienen te zijn («… zowel … als …») opdat een han-
aldus als recurrente handelingen binnen het takenpakket
deling als dagelijks bestuur kan worden gekwalificeerd.
van de dagelijks bestuurder vallen, zal dit niet zo zijn voor bepaalde kleinere ondernemingen. Voor een aantal handelingen zal het onvermijdelijk on-
3. Gevolgen voor de praktijk en bedenkingen bij het arrest van het Hof van Cassatie
duidelijk en voor discussie vatbaar zijn of deze geldig door een dagelijks bestuurder gesteld kunnen worden.
3.1. Gering belang
Bij twijfel is terughoudendheid en een tussenkomst van de raad van bestuur gepast.
Waar het logisch voorkomt dat zaken die enig belang vertonen – in normale omstandigheden – door de raad van
2. Omvang van het dagelijks bestuur na tussenkomst van het arrest van het Hof van Cassatie van 26 februari 2009
bestuur worden beslist, is het niet voor de hand liggend dat een dagelijks bestuurder niet mag optreden voor zaken van minder belang, tenzij deze spoedeisend zijn.
Het louter voorhanden zijn van het gering belang van een
In het Wetboek van Vennootschappen wordt de raad van
handeling of van haar spoedeisendheid om de bevoegd-
bestuur van een NV de mogelijkheid geboden één of meer
heid van de gedelegeerd bestuurder te weerhouden komt
personen aan te duiden die zich om het dagdagelijks func-
op de helling te staan door het arrest van het Hof van Cas-
tioneren van de vennootschap zullen bekommeren. De raad
satie van 26 februari 2009.
van bestuur kan zich dan toeleggen op het uitzetten van de beleidslijnen en het doorhakken van de belangrijke knopen.
De feiten die aan het arrest ten grondslag liggen zijn alledaags. Twee kaderleden van een grote onderneming
In het licht van het voorgaande is het niet te verantwoorden
dienden een bezwaarschrift in tegen een gemeentebelas-
dat een dagelijks bestuurder niet altijd mag optreden – in
ting op parkeerterreinen. Zij deden dit op grond van een
al dan niet spoedeisende gevallen – als hij geconfronteerd
volmacht die hen daartoe door de gedelegeerd bestuurder
wordt met een handeling of beslissing van gering belang.
van de onderneming was verleend. Het is in de praktijk immers niet werkbaar dat de raad van Zowel de gemeente als de rechtbank van eerste aanleg te
bestuur collegiaal zou moeten beslissen over alle zaken die niet
Brussel verklaarden het verzoekschrift echter onontvanke-
dringend zijn, van belangrijke tot de meest onbenullige.
2
Pa ci ol i N r. 304 B I B F - I P C F / 27 s ep tem b er - 10 okto be r 2 0 1 0
Voor zover het echter recurrente handelingen betreft, biedt
dien zij ruimer zijn dat het wettelijk begrip «dagelijks
de eerste categorie («handelingen die de dagelijkse werking
bestuur».4
van de vennootschap betreffen») gelukkig een uitweg.
4.2. Bijzondere volmacht 3.2. Spoedeisendheid De wettelijke beperking van het dagelijks bestuur, belet niet Door het gering belang en de spoedeisendheid als cumu-
dat aan de dagelijks bestuurder een ruimere bevoegdheid
latieve voorwaarden te beschouwen, impliceert dit dat
kan worden verleend krachtens bijzondere volmachten. In
niet-courante handelingen die van groot belang zijn, niet
de praktijk wordt aan de dagelijks bestuurder bij zijn be-
onder het dagelijks bestuur vallen, zelfs niet als ze hoog-
noeming vaak ook een lijst van bevoegdheden toegekend.
dringend zijn. Dergelijke gedetailleerde taakomschrijving wordt daar Urgentie, zijnde de onmogelijkheid om de raad van be-
waar deze de wettelijke bevoegdheden overschrijdt, aan-
stuur nog tijdig samen te roepen, zou immers niet vol-
zien als lastgeving. Merk op dat in dat geval de dagelijks
staan opdat het orgaan van dagelijks bestuur zou kun-
bestuurder optreedt in de hoedanigheid van lasthebber en
nen optreden in zaken die normalerwijze het dagelijks
niet als orgaan van de vennootschap. Gevolg hiervan is
bestuur te buiten gaan.
dat om zijn vertegenwoordigingsbevoegdheid te bewijzen de dagelijks bestuurder niet kan verwijzen naar zijn hoe-
Het vormt echter o.i. deel van het takenpakket van de
danigheid als orgaan, maar wel de volmacht dient voor te
dagelijks bestuurder om in een situatie van urgentie de
leggen aan de tegenpartij.
belangen van de vennootschap te behartigen wat het stellen van een niet-courante handeling van groot belang
Er mag niet uit het oog worden verloren dat een volmacht
kan inhouden.
om geldig te zijn specifiek en niet algemeen mag zijn, en aldus de handelingen dient te omschrijven die de lastheb-
Uiteraard zal de dagelijks bestuurder daarbij verantwoor-
ber mag stellen.
ding dienen af te leggen aan de raad van bestuur. Er zal bv. onderzocht dienen te worden of de spoedeisendheid en
4.3. Bekrachtiging door de raad van bestuur
de onmogelijkheid tijdig een raad van bestuur samen te roepen reëel waren.
Men kan daar waar de dagelijks bestuurder buiten zijn bevoegdheid optrad of hieromtrent twijfel bestaat, de raad van
4. Oplossingen in de praktijk
bestuur vragen om achteraf een handeling van de dagelijks bestuurder te bekrachtigen. Door dergelijke bekrachtiging
4.1. Bevoegdheidsomschrijving in de statuten ?
– die terugwerkende kracht heeft – wordt de vennootschap geacht ab initio geldig verbonden te zijn. Indien de handeling binnen een bepaalde termijn gesteld diende te worden,
Al dan niet om de onzekerheid omtrent de bevoegdheden
moet ook de bekrachtiging binnen die termijn gebeuren.
van de dagelijks bestuurder te proberen ontlopen, omschrijven sommige vennootschappen het dagelijks bestuur in de
Indien de raad van bestuur de bekrachtiging weigert en
statuten. Dergelijke omschrijving is echter geen oplossing.
aldus de handeling van de dagelijks bestuurder afkeurt, staat de dagelijks bestuurder bloot aan een aansprake-
Het «dagelijks bestuur» is immers een wettelijke beper-
lijkheidsvordering wegens een optreden buiten zijn be-
king van de vertegenwoordigingsmacht van de organen
voegdheid. De raad van bestuur dient dan de schade aan
van dagelijks bestuur. De omvang van het dagelijks be-
te tonen die de vennootschap heeft geleden wegens het
stuur vloeit dan ook voort uit de wet waarbij een statu-
onbevoegd optreden.
taire omschrijving van de handelingen van dagelijks bestuur een aanwijzing voor de rechter kunnen vormen,
5. Relativering
doch hem geenszins binden.3 Terecht wordt er door sommigen op gewezen dat de gevallen De bevoegdheden van de dagelijks bestuurder worden
waarin de bevoegdheid van de dagelijks bestuurder wordt
dan ook door de rechter van rechtswege herleid in-
betwist eerder zeldzaam zijn en zich in de praktijk vaak be-
3
B. Tilleman, Bestuur van vennootschappen. Statuut, interne werking en vertegenwoordiging, Brugge, die Keure, 2005, nr. 1050, p. 662-663.
3
4
F. Cleeren, «Het orgaan van dagelijks bestuur», RW 1996-1997, p. 213 en de daar opgenomen verwijzingen.
Pa ci ol i N r. 304 B I B F - I P C F / 27 s ep tem b er - 10 okto be r 2 0 1 0
perken tot het optreden in rechte.5 Dit wordt verklaard door
bevoegd zijn (noch om zelf dergelijk beroep in te stellen,
het feit dat aan het optreden in rechte termijnen zijn gekop-
noch om hiertoe een advocaat te mandateren).
peld en dat een eventuele bekrachtiging door de raad van bestuur slechts soelaas kan brengen indien deze bekrachti-
7. Conclusie
ging binnen de toepasselijke termijn gebeurde. De omvang van het dagelijks bestuur van een vennoot-
6. Optreden in rechte
schap heeft reeds van oudsher aanleiding gegeven tot onduidelijkheid en dus rechtsonzekerheid. Het begrip valt
Op grond van artikel 703 Ger.W. treden rechtspersonen in
moeilijk te omschrijven temeer omdat de invulling ervan
rechte op door tussenkomst van hun bevoegde organen.
van vennootschap tot vennootschap verschilt waarbij uit-
Om te bepalen of een dagelijks bestuurder al dan niet de
eindelijk de rechter een oordeel zal dienen te vellen. Tus-
vennootschap geldig in een geschil kan vertegenwoordi-
sen de criteria die het Hof van Cassatie daarbij vooropstelt
gen dient nagegaan te worden of het voorwerp van het ge-
en de noden van de praktijk, gaapt echter een diepe kloof.
schil binnen diens bevoegdheden valt. Dezelfde oefening
Eerder dan de praktijk te dwingen een beroep te doen op
dient gemaakt te worden om te bepalen of een dagelijks
het verlenen van specifieke volmachten dan wel te voor-
bestuurder geldig iemand kan mandateren om namens de
zien in bekrachtigingen door de raad van bestuur, lijkt
vennootschap op te treden.
het ons aangewezen dat de rechtspraak zich aansluit bij de in de rechtsleer verdedigde ruimere opvatting van het
We merken op dat zowel de Raad van State als het Grond-
begrip «dagelijks bestuurder».
wettelijk Hof van mening zijn dat een annulatieberoep ingesteld voor hen de grenzen van het dagelijks bestuur
Paul SOENS en Koen CUSSE
overstijgt. Aldus zal de dagelijks bestuurder hiertoe niet
Advocaten, VWEW Advocaten
Advies 2010/5 betreffende de berekening van de criteria van artikel 15 van het Wetboek van Vennootschappen De Commissie voor Boekhoudkundige Normen (CBN) wijdt
Het advies verwijst naar het begrip omzet zoals gedefini-
haar advies 2010/5 aan de berekening van de omvangcriteria
eerd in artikel 96 van het koninklijk besluit van 30 janu-
die de kleine vennootschappen van de grote onderscheiden.
ari 2001. Volgens de algemene regel moet men de rekeningen 70 in acht nemen.
Dat onderscheid is zowel in het domein van het vennoot-
Artikel 15, § 4, derde lid W.Venn. bevat echter een af-
schapsrecht als in dat van het fiscaal recht erg belangrijk.
wijkende regeling wanneer meer dan de helft van de op-
Krachtens artikel 15, § 1 van het Wetboek van Vennoot-
brengsten die voortspruiten uit het gewoon bedrijf van
schappen zijn kleine vennootschappen deze met rechts-
een vennootschap opbrengsten zijn die niet beantwoorden
persoonlijkheid die voor het laatst en het voorlaatst afge-
aan de omschrijving van de post «Omzet». In dat geval
sloten boekjaar, niet meer dan één van de volgende criteria
moet men voor de toepassing van artikel 15, § 1 onder
overschrijden :
omzet verstaan : het totaal van de opbrengsten met uitslui-
– jaargemiddelde van het personeelsbestand : 50;
ting van de uitzonderlijke opbrengsten.
– jaaromzet, exclusief btw : 7 300 000 euro;
Onder «Opbrengsten die voortspruiten uit het gewoon be-
– balanstotaal : 3 650 000 euro;
drijf van een vennootschap» dienen zowel de bedrijfs- als
tenzij het jaargemiddelde van het personeelsbestand meer
de financiële opbrengsten begrepen te worden.
dan 100 bedraagt. Vervolgens onderzoekt het advies de uitdrukking «voor het laatst en het voorlaatst afgesloten boekjaar». De huidige tekst dateert van de wet van 23 december 2005. We 5
E. Pottier en A. Bertrand, «Gestion Journalière : la jurisprudence s’impose» (noot onder Cass. 26 februari 2009), TBH 2009/9, p. 955.
4
vinden hem voldoende duidelijk. De onderstaande tabel vormt een uitstekende illustratie van deze bepaling : Pa ci ol i N r. 304 B I B F - I P C F / 27 s ep tem b er - 10 okto be r 2 0 1 0
Jaar
1
2
3
Meer dan één criterium over- NEEN NEEN NEEN schreden (*) Grootte van de vennootschap
4
5
6
7
JA
NEEN
NEEN
JA
Gevolgen op het vlak van het vennootschapsrecht Kleine niet-beursgenoteerde vennootschappen :
KLEIN KLEIN GROOT GROOT KLEIN
– mogen hun jaarrekening opmaken volgens het verkort
(*) tenzij het jaargemiddelde van het personeelsbestand meer dan 100 bedraagt.
– zijn niet verplicht om een jaarverslag op te stellen met de
Het laatste punt dat de CBN besproken heeft, is het aspect
– moeten geen commissaris aanstellen (art. 141, 2° W.Venn.).
schema in plaats van het volledig schema (art. 93 W.Venn.); minimuminhoud opgelegd door artikel 96 (art. 94 W.Venn.);
berekening op geconsolideerde basis. We stellen regelmatig vast dat vennootschappen of hun raadgevers niet echt
Merken wij op dat voor de benoeming van een commis-
rekening houden met dat belangrijke element.
saris iedere vennootschap afzonderlijk beschouwd zal
Artikel 15, § 5 W.Venn. bepaalt dat wanneer een vennoot-
worden, behalve de vennootschappen die deel uitmaken
schap met één of meer andere vennootschappen verbon-
van een groep die ertoe gehouden is een geconsolideerde
den is in de zin van artikel 11 W.Venn., de criteria inzake
jaarrekening op te stellen en te publiceren (ongeacht het
omzet en balanstotaal bedoeld in artikel 15, § 1 W.Venn.
land dat deze verplichting oplegt).
berekend worden op geconsolideerde basis. De CBN werd gevraagd op welk tijdstip deze verbonden-
Gevolgen op het vlak van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen
heid moet worden vastgesteld, in het bijzonder wanneer de vennootschap in de loop van het boekjaar een deelneming
We maken van de gelegenheid gebruik om te melden dat
van meer dan 50 % verwerft. Daarnaast rijst de vraag of
de aangifte in de vennootschapsbelasting voor aanslag-
voor de berekening van de omzet op geconsolideerde basis
jaar 2010 een vak XV met als titel «Grootte van de ven-
rekening gehouden moet worden met de totale omzet van
nootschap» bevat.
de dochteronderneming.
De eerste vraag luidt als volgt : Is de vennootschap met één of meer andere vennootschappen verbonden in de zin
De verplichte berekening op geconsolideerde basis geldt
van art. 11 W.Venn. ? JA – NEEN.
slechts op voorwaarde dat de vennootschappen verbonden
Volgens artikel 11 W.Venn. verstaat men onder «vennoot-
zijn in de zin van artikel 11 W.Venn. In haar advies 12/5
schappen verbonden met een vennootschap» :
benadrukt de CBN dat een verbonden onderneming in de
a) de vennootschappen die ze controleert (ongeacht in
zin van artikel 11 W.Venn. een verbonden onderneming
welk land de dochterondernemingen gevestigd zijn);
blijft, ook al zou zij bij toepassing van de consolidatiebe-
b) de vennootschappen die haar controleren (eventueel de
palingen van het KB/W.Venn. buiten de consolidatiekring
buitenlandse moedervennootschap);
gelaten worden. De definitie van artikel 15, § 5 W.Venn.
c) de vennootschappen waarmee ze een consortium vormt
omvat namelijk niet de mogelijkheden die de artike-
(dat geldt inzonderheid voor de meeste leden van het gemeenschappelijke bestuursorgaan);
len 107 tot 112 KB/W.Venn. bieden.
d) de overige vennootschappen die voor zover haar admiDe CBN is van mening dat voor verbonden ondernemin-
nistratief orgaan dat weet, door de vennootschappen
gen, alsook voor niet-verbonden ondernemingen, de om-
bedoeld sub a), b) en c) gecontroleerd worden.
zet en het balanstotaal vastgesteld moeten worden op de balansdatum. Bijgevolg zal men ook op dat moment
Als u JA antwoordt, moet u de omvangcriteria meedelen
moeten nagaan of de ondernemingen verbonden zijn in
op geconsolideerde basis; het personeel wordt erbij geteld
de zin van artikel 11 W.Venn. Wanneer deze verbonden-
en, voor wat de omzet en het balanstotaal betreft, moet u
heid echter pas in de loop van het boekjaar tot stand is
eerst de gegevens optellen en dan de interbedrijfsrelaties
gekomen, oordeelt de CBN dat slechts het deel van de om-
(deelnemingen, schuldvorderingen, schulden, facturerin-
zet evenredig aan de periode die loopt vanaf het ontstaan
gen, management fees, …) aftrekken.
van de verbondenheid tot de afsluitingsdatum van het
Als u NEEN antwoordt, moet u de omvangcriteria op indi-
boekjaar in aanmerking genomen moet worden voor de
viduele basis voor aanslagjaar 2010 meedelen (doorgaans
berekening van de criteria van artikel 15, § 1 W.Venn. op
de balans op 31 december 2009).
geconsolideerde basis. Dit houdt in dat enkel de omzet na Welke gevolgen zijn er op het vlak van de vennootschaps-
de verwerving geselecteerd dient te worden.
belasting wanneer een vennootschap als een grote vennootschap aangemerkt wordt ?
5
Pa ci ol i N r. 304 B I B F - I P C F / 27 s ep tem b er - 10 okto be r 2 0 1 0
– geen verhoogde aftrek van de beveiligingskosten.
vaste activa slechts als beroepskosten aangemerkt in ver-
– geen investeringsreserve.
houding tot het gedeelte van het boekjaar waarin de vaste
– geen afschrijving van immateriële of materiële vaste
activa zijn verkregen of tot stand gebracht;
activa in het jaar van aanschaf.
2° wordt, in afwijking van artikel 62, het totale bedrag van
– geen afschrijving van bijkomende kosten.
de bij de aankoop komende kosten op dezelfde wijze als de
– geen verhoogd tarief voor de notionele interestaftrek.
hoofdsom van de aanschaffings- of beleggingswaarde van
– vermeerdering bij onvoldoende voorafbetalingen.
de desbetreffende vaste activa afgeschreven.»
Hieronder vindt U de artikelen uit het WIB 1992 dienaan-
Artikel 201, 4e lid WIB 1992 (investeringsreserve, ver-
gaande :
hoogde aftrek voor investeringen in beveiliging) :
Artikel 185quater WIB 1992 (verhoogde aftrek van de be-
«In het in artikel 69, § 1, eerste lid, 3°, vermelde geval
veiligingskosten) :
(vermeerdering van het tarief voor een investering in be-
«Artikel 64ter is evenwel, wat het eerste lid, 2°, betreft
veiliging) is de investeringsaftrek slechts van toepassing
(aftrek aan 120 % van de beveiligingskosten) slechts van
met betrekking tot de in het eerste lid, 1°, vermelde bin-
toepassing met betrekking tot de in artikel 201, eerste
nenlandse vennootschappen en de binnenlandse vennoot-
lid, 1°, vermelde binnenlandse vennootschappen en de
schappen die op grond van de in artikel 15 van het Wet-
binnenlandse vennootschappen die op grond van de in ar-
boek van Vennootschappen bepaalde criteria als kleine
tikel 15 van het Wetboek van Vennootschappen bepaalde
vennootschappen worden aangemerkt voor het aanslag-
criteria als kleine vennootschappen worden aangemerkt
jaar dat verbonden is aan het belastbaar tijdperk waarin
voor het aanslagjaar dat verbonden is aan het belastbaar
de vaste activa zijn verkregen of tot stand gebracht.»
tijdperk waarin de kosten zijn gedaan of gedragen.» Artikel 205quater WIB 1992 (verhoogd tarief voor de notiArtikel 194quater WIB 1992 (investeringsreserve) :
onele interest) :
Ǥ 1. De investeringsreserve die bij het verstrijken van een
Ǥ 6. Ten name van de vennootschappen die op grond van
belastbaar tijdperk is aangelegd door vennootschappen
de door artikel 15 van het Wetboek van Vennootschappen
die op grond van artikel 15 van het Wetboek van Vennoot-
als kleine vennootschappen worden aangemerkt voor het
schappen als kleine vennootschappen worden aangemerkt
aanslagjaar dat verbonden is aan het belastbare tijdperk
voor het aanslagjaar dat verbonden is aan dat belastbare
waarin de aftrek voor risicokapitaal wordt genoten, wordt
tijdperk, wordt niet als winst aangemerkt binnen de gren-
het overeenkomstig de §§ 2 tot 5 bepaalde tarief verhoogd
zen en onder de hierna gestelde voorwaarden…»
met een half procentpunt.»
Artikel 196 WIB 1992 (afschrijvingsannuïteiten en af-
Artikel 218 WIB 1992 (voorafbetalingen) :
schrijving van bijkomende kosten) :
Ǥ 2. Ten name van een vennootschap die op grond van ar-
Ǥ 2. Ten name van de vennootschappen die op grond van
tikel 15 van het Wetboek van Vennootschappen als kleine
de in artikel 15 van het Wetboek van Vennootschappen
vennootschap wordt aangemerkt, is geen vermeerdering
niet als kleine vennootschappen worden aangemerkt voor
verschuldigd op de belasting die betrekking heeft op de
het aanslagjaar dat verbonden is aan het belastbare tijd-
eerste drie boekjaren vanaf haar oprichting.»
perk waarin het immaterieel of materieel vast actief werd aangeschaft of tot stand gebracht : 1° wordt de eerste afschrijvingsannuïteit ten aanzien van
Jean Pierre VINCKE
tijdens het boekjaar verkregen of tot stand gebrachte
Erebedrijfsrevisor
Kan de administratie een vennootschap die een renteloze lening heeft toegestaan op een abnormaal of goedgunstig voordeel belasten ?6 1. Algemeen
die een onderneming aan derden heeft verleend bij de belastbare winst van die onderneming te voegen (als de be-
Het belangrijke artikel 26 WIB 1992 laat de fiscale admi-
gunstigden werknemers of bedrijfsleiders van de onderne-
nistratie toe om de «abnormale of goedgunstige voordelen»
ming zijn,wordt gesproken over voordelen van alle aard).
6
Pa ci ol i N r. 304 B I B F - I P C F / 27 s ep tem b er - 10 okto be r 2 0 1 0
Dergelijke voordelen kunnen de aard hebben van uitgaven
zou dan ook logischer zijn om alleen de eerste, en niet de
of het gevolg zijn van een derving van of een tekort aan
tweede voorwaarde te weerhouden.
winst. De bepaling vormt dus een cruciale uitzondering
Voor de belastbaarheid van het voordeel, moet het ofwel ab-
op het beginsel dat alleen verwezenlijkte winst belastbaar
normaal, ofwel goedgunstig zijn. Een abnormaal voordeel
is. Ze laat de fiscus toe om een onderneming te belasten op
is een voordeel dat in strijd is met de normale gang van
winst van de verwezenlijking waarvan de onderneming
zaken, de gevestigde handelsgebruiken.10 Een goedgunstig
heeft afgezien. De belangrijkste reden waarom de wetge-
voordeel is een voordeel dat wordt toegekend zonder dat het
ver deze bepaling in 1992 volledig heeft herschreven (in-
de uitvoering van een verbintenis is of zonder tegenpres-
zonderheid, na aanzienlijke interpretatieproblemen7) is de
tatie.11 Dat is hetgeen gedaan wordt zonder verplichting,
strijd tegen de mechanismen van internationale belasting-
kosteloos. Voor de toepassing van artikel 26 WIB 1992 is
ontduiking die door de ondernemingen worden toegepast
dus niet per se vereist het oogmerk om de belastbare winst
door middel van onrechtstreekse winstverschuiving. Aan-
van de onderneming te verminderen. De beoordeling van
gezien België niet meteen uitblinkt door zijn vriendelijk
het abnormaal of goedgunstig karakter van een voordeel
belastingklimaat, was het immers te vrezen dat sommige
is de taak van de feitenrechter, die daartoe soms een beroep
vennootschappen met internationale vertakkingen of die
doet op de diensten van een deskundige.
deel uitmaken van een multinationale groep, grote delen van hun winst naar andere landen met een aantrekkelijker fiscaliteit zouden versassen. Artikel 26 WIB 1992 wil
3. Renteloze leningen en abnormaal of goedgunstig voordeel
aan die praktijken een halt toeroepen. Het bevat een algemene regel, een uitzondering op die regel en drie afwij-
Wanneer een onderneming een lening toestaat zonder
kingen van die beperkende bepaling. Die drie afwijkingen
enige interest aan te rekenen, loopt ze het risico dat ze
vormen het «internationaal luik» van de materie. Hierop
belast wordt op een abnormaal of goedgunstig voordeel
wordt in het bestek van dit artikel niet verder ingegaan.
ten belope van de normale interest die ze had moeten aan-
Maar, allereerst, wat moet nu onder een «abnormaal of
rekenen. Door van interest af te zien, heeft ze immers een
goedgunstig voordeel» worden verstaan ?
bepaalde vorm van vrijgevigheid toegestaan die volgens de administratie in het toepassingsgebied van artikel 26
2. Begrip «abnormaal of goedgunstig voordeel»
WIB 1992 kan vallen. De rechtspraak geeft soms blijk van meer soepelheid
Om sprake te zijn van een voordeel in de juridische bete-
door, in welbepaalde gevallen waarin de rechter oordeelt
kenis ervan, moeten twee voorwaarden vervuld zijn : een
dat deze verrichting de vennootschap onrechtstreeks in
verrijking van de verkrijger en geen effectieve vergoe-
staat stelt om belastbare inkomsten te behouden, derge-
ding, wat de verstrekker van het voordeel betreft.8
lijke renteloze lening te aanvaarden.
Die dubbele vereiste, die teruggaat tot de tijd dat de wettekst het alleen over voordelen had, zonder te eisen dat
We hebben een aantal interessante beslissingen verzameld :
ze abnormaal of goedgunstig moesten zijn, is evenwel
– Een Belgische moederonderneming kent haar Franse
niet relevant. Zoals Jean Thilmany immers terecht onder-
dochter twee langlopende renteloze leningen toe. Het
streept «komt het voordeel definiëren door de afwezigheid
werd niet betwist dat de Franse vennootschap in een
van een gelijkwaardige tegenprestatie erop neer dat de
financiële toestand verkeerde die haar niet toeliet de
adjectieven «abnormaal» of «goedgunstig», die door de
interest op haar leningen te voldoen. De administratie
wetgever werden toegevoegd, van hun betekenis wor-
slaagde er evenmin in om de argumenten van de moe-
den ontdaan en een foutieve interpretatie aan artikel 26
deronderneming die de renteloze lening rechtvaardigen
WIB 1992 wordt gegeven, want het ontneemt elke bete-
te ontkrachten, (de mogelijkheid om de handelsactivi-
kenis aan de door de wettekst gebruikte termen». Het
teit in Frankrijk voort te zetten, de boekwaarde van de
9
dochteronderneming op het peil van de aanschaffings6
Dit artikel is een uittreksel uit het werk «Fiscalité mobilière en questions», door de auteur gepubliceerd bij Larcier, ed. 2010.
7
Artikel 26 is in zijn huidige versie van toepassing sinds aanslagjaar 1993. Zie de tekstwijziging van artikel 26 WIB 1992, aangebracht door de Programmawet van 27 april 2007.
8
Zie Antwerpen, 13 mei 1991, R.G.F., 1991, p. 342 of Brussel, 21 maart 1996, F.J.F., nr. 96/119.
9
J. Thilmany, Transferts indirects de bénéfices, Diegem, Ced.Samsom, 1996, p. 33; dit standpunt wordt eveneens vertolkt door Gernay en Debacker, Le Belge et les paradis fiscaux, mythe ou réalité ?, Diegem, Ced.Samsom, 1997.
7
waarde ervan behouden). Het voordeel moet als normaal worden aangemerkt.12 – Een Belgische moederonderneming kent haar Franse dochter een renteloze lening toe. Ze verantwoordt het
10 Cass., 10 april 2000, Pas., 2000, I, nr. 240. 11 Cass., 31 oktober 1979, Pas., 1980, I, p. 280. 12 Bergen, 19 maart 2004, Fiscoloog, nr. 931, 7 april 2004.
Pa ci ol i N r. 304 B I B F - I P C F / 27 s ep tem b er - 10 okto be r 2 0 1 0
voordeel door te stellen dat de verrichting moest dienen
uit een onderneming ten aanzien waarvan hij zich recht-
om de nodige externe financiële middelen aan te trekken
streeks of onrechtstreeks in enige band van wederzijdse
ten einde haar eigen financiële deelneming en de reeds
afhankelijkheid bevindt. Het doel van deze bepaling is te be-
toegekende leningen veilig te stellen. Het hof stelt vast
letten dat een vennootschap winst van de ene vennootschap
dat de gehele transactie over een korte termijn werd af-
naar de andere overhevelt, om die vennootschap in staat te
gewikkeld en dat de renteloze lening niet het gevolg was
stellen haar winst te compenseren met een extracomptabele
van betalingsmoeilijkheden, maar van de door een Fran-
aftrek (dbi, vorige fiscale verliezen, enz.).
se kredietverstrekker gestelde eisen. Het hof verklaarde ervan overtuigd te zijn dat de Franse dochteronderneming volkomen in staat was om interest te betalen. Bij-
5. Toepassingsvoorbeeld van artikel 207, tweede lid WIB 1992
gevolg werd de toekenning van de renteloze lening als een abnormaal of goedgunstig voordeel aangemerkt.13
Stel dat een Franse vennootschap beslist om een Belgi-
– Een vennootschap staat een renteloze lening toe aan een
sche dochteronderneming op te richten om in België een
natuurlijke persoon die in de vennootschap geen acti-
deel van haar activiteiten te realiseren. Daartoe koopt de
viteit uitoefent, zodat het voordeel te zijnen name niet
Belgische dochter een onroerend goed voor 300 000 euro.
belastbaar is. De toekenning van een renteloze lening
Om de aankoop mogelijk te maken, staat het Franse moe-
zonder enige tegenprestatie is onverenigbaar met het
derhuis haar nieuwe dochter een lening toe van 300 000
winstoogmerk van een handelsvennootschap.
euro. De Belgische dochter is verlieslatend, wat logisch
14
– Een moederonderneming staat haar dochter een ren-
is, wegens de vestigingskosten die zij heeft moeten ma-
teloze lening toe. Het hof oordeelt dat het abnormaal
ken. Als de Franse moederonderneming beslist om haar
of goedgunstig voordeel hier niet kan worden aange-
dochter geen interestlasten aan te rekenen, zal de Belgi-
toond. Het kan immers voordelig zijn om geld zonder
sche administratie, in toepassing van artikel 207, tweede
interest uit te lenen, wanneer dergelijke verrichting de
lid WIB 1992, het afzien van de interest als een verkre-
kredietverstrekker in staat stelt om op min of meer lan-
gen abnormaal voordeel kunnen aanmerken. Niettegen-
ge termijn een voordeel te behalen. In het beschouwde
staande het boekhoudkundig verlies van het jaar, zal de
geval heeft de moederonderneming een tegenprestatie
belastbare grondslag van de vennootschap dus minstens
verkregen, aangezien de waarde van haar deelneming
300 000 euro, vermenigvuldigd met de marktrentevoet
dankzij de sanering van de dochteronderneming met
voor een dergelijke lening, bedragen. Indien de vennoot-
meer dan 95 % is toegenomen.15
schap, daarentegen, een normale interestvergoeding eist,
4. Negatieve consequentie voor de vennootschap die de begunstigde is van de kwijtschelding van de interest (de vennootschap die het abnormaal of goedgunstig voordeel heeft verkregen) – Artikel 207, tweede lid WIB 1992
zal het verlies van haar dochter nog groter worden, maar zal de vennootschap aan de toepassing van artikel 207, tweede lid WIB 1992 ontsnappen. Dit geval illustreert het uitzonderlijk belang van dergelijke bepaling in het licht van transacties tussen verbonden vennootschappen. Dit voorbeeld laat ook zien dat door het verbod om de abnormale of goedgunstige voordelen te
Artikel 207, tweede lid WIB 1992 verzet zich tegen elke
compenseren met de verliezen van het jaar, het voordeel
aftrek of compensatie (als aftrekbare giften, investerings-
ten name van de verkrijger steeds zal worden belast, en
aftrek, fiscale verliezen, dbi, risicokapitaal) op het gedeelte
zulks ongeacht het resultaat van de belastbare periode. Dit
van de winst van het belastbaar tijdperk dat (onder meer)
standpunt wordt trouwens in een parlementaire vraag be-
zijn oorsprong vindt in abnormale of goedgunstige voor-
vestigd.16
delen die een vennootschap, in welke vorm of door welk
Pierre-François Coppens
middel ook, rechtstreeks of onrechtstreeks heeft verkregen
Lector aan de FUCaM en de Ulg Belastingconsulent, BDO
13 Gent, 20 mei 2003, Fiscoloog, nr. 899, 6 augustus 2003. 14 Gent, 20 mei 2003, Fiscoloog, nr. 901, 27 augustus 2003.
16 Vraag nr. 340 van dhr. L. Van Campenhout van 1 april 2004, Vr. & Antw., Kamer, zitting 2003-2004, nr. 51, p. 6204.
15 Bergen, 3 november 1989, Fisc. Koer., 90/171.
Noch deze publicatie, noch gedeelten van deze publicatie mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrievalsysteem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De redactie staat in voor de betrouwbaarheid van de in haar uitgaven opgenomen info, waarvoor zij echter niet aansprakelijk kan worden gesteld. Verantwoordelijke uitgever : Etienne VERBRAEKEN, B.I.B.F. – Legrandlaan 45, 1050 Brussel, Tel. 02/626 03 80, Fax. 02/626 03 90 e-mail :
[email protected], URL : http: //www.bibf.be. Redactie : Gaëtan HANOT, Geert LENAERTS, Maria PLOUMEN, Etienne VERBRAEKEN. Adviesraad : Professor P. MICHEL, Professor Emeritus, Universiteit Luik, Professor C. LEFEBVRE, Katholieke Universiteit Leuven. Gerealiseerd in samenwerking met kluwer – www.kluwer.be
8
Pa ci ol i N r. 304 B I B F - I P C F / 27 s ep tem b er - 10 okto be r 2 0 1 0