uur www.cultuurbereik.nl / www.cultuurparticipatie.nl
nieu
Acht jaar Actieplan Cultuurbereik
Het is om de hoek Van onze correspondenten Samenstelling Annette Lubbers
nederland – De nieuwsgierigheid won in Zuid-Holland, het was magisch in Haarlem en het zelfvertrouwen groeide in Deventer. In acht jaar tijd zorgde het Actieplan Cultuurbereik ervoor dat met ruim 27 miljoen euro in 12 provincies en 30 gemeenten in Nederland, honderden projecten konden plaatsvinden. Nu houdt het Actieplan op te bestaan. Vanuit het idee onderzoek alles en behoud het goede zijn 16 van deze projecten beschreven en draagt het Actieplan de fakkel over.
2001 - 2008
Het is om de hoek Acht jaar Actieplan Cultuurbereik
Acht jaar Actieplan Cultuurbereik
Inhoudsopgave
pagina 11
Den Haag pagina 22-29
‘s-Hertogenbosch pagina 32-39
Emmen pagina 42-49
Friesland pagina 52-59
Zuid-Holland pagina 102-109
Zeeland pagina 112-119
Almere pagina 122-129
Amersfoort pagina 132-139
Breda pagina 62-69
Deventer pagina 72-79
Noord-Holland pagina 82-89
Groningen pagina 92-99
Gelderland pagina 142-149
Haarlem pagina 152-159
Maastricht pagina 162-169
Rotterdam pagina 172-179
Voorwoord
‘Die ervaringen zijn de basis’
pagina 13
Haarlemse jongeren die hun eigen theaterproducties en filmpjes maakten, leerlingen van de Praktijkschool in Emmen die raplessen kregen en kennismaakten met de beeldende kunst in hun stad, mannen uit allerlei culturen die in het Haagse Laakkwartier samen een theaterstuk over vaderschap op de planken zetten. Het is een kleine greep uit de projecten van het Actieplan Cultuurbereik. De afgelopen acht jaar hebben gemeenten, provincies en het Rijk met het Actieplan Cultuurbereik duizenden mensen bij kunst en cultuur betrokken. Dat leverde honderden mooie, indrukwekkende en creatieve initiatieven op van amateurs en professionals. Voor duizenden mensen kwamen kunst en cultuur tot leven op scholen, in buurthuizen, op festivals en in theaters. Dit boek gaat over die mensen, over wat de projecten van het Actieplan Cultuurbereik hen hebben gebracht en wat dat voor hen heeft betekend. Met deze bundel sluiten we de periode Actieplan Cultuurbereik af. Het plezier spat van de pagina’s. Als je de verhalen leest, word je zo enthousiast dat je wenst dat er nog veel meer van dit soort projecten komen. Dat gaat ook gebeuren. Per 1 januari 2009 gaat het Fonds voor Cultuurparticipatie verder met programma’s voor amateurkunst, cultuurbereik en cultuureducatie. Het fonds gaat ervoor zorgen dat zoveel mogelijk mensen kunnen genieten van kunst en cultuur. Dat kan in een concertzaal, schouwburg of museum, maar dat hoeft niet. Ook het zélf muziek maken, een toneelrol spelen of een beeldhouwwerk maken, willen we stimuleren. Die ervaringen zijn de basis van een samenleving waarin iedereen op zijn eigen manier kan genieten van kunst en cultuur. Het Fonds voor Cultuurparticipatie zal veel inspiratie kunnen putten uit de verhalen in deze bundel. Ik wens u veel genoegen bij het lezen van dit boek. dr. Ronald H.A. Plasterk Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Inleiding
Het is om de hoek
pagina 15
Na acht jaar houdt het Actieplan Cultuurbereik op te bestaan. In dit Actieplan probeerden dertig grotere gemeenten, de provincies en het ministerie van OCW in gezamenlijke plannen ‘meer mensen in contact te brengen met cultuur in al haar uitingsvormen. Van podiumkunsten en cultureel erfgoed tot beeldende kunst en letteren’, aldus de officiële beschrijving van de doelstelling. Vanaf 2009 neemt een nieuw fonds, het Fonds voor Cultuurparticipatie, het Actieplangedachtegoed over. Het wordt verantwoordelijk voor een aangepast vervolg op de subsidieregeling van het Actieplan waarbij de gezamenlijke verantwoordelijkheid van gemeenten, provincies en Rijk voor de programma’s voor cultuurparticipatie het uitgangspunt is. Kort gezegd, cultuurbereik wordt cultuurparticipatie. What’s in a name? Zolang cultuur maar een gedeeld goed is en blijft, is het in orde. Dat is democratisering van cultuur, een belangrijke pijler van het cultuurbeleid. De naamswisseling van ‘bereik’ naar ‘participatie’ getuigt van een verandering van de tijdsgeest. De manier waarop mensen cultuur ‘delen’ beweegt mee met veranderingen in de samenleving en dat vraagt om een nieuwe benaming. Deze overgang maakt duidelijk dat het niet langer alleen draait om het culturele aanbod; het aanbod waarmee de culturele instelling haar publiek probeert te bereiken. Maar de vraag van het publiek, de vraag waaraan het publiek wil participeren wordt nu meer en meer gesteld. Naast het traditionele doel van de democratisering van de cultuur gaat het in deze tijd dus ook om de emancipatie van de – culturele – burger. Culturele beleidsprogramma’s moeten burgers in staat stellen zelf initiatieven te ontplooien, zelf op zoek te gaan naar een podium of een ad-hoc formatie met gelijkgestemden, zonder dat daar bij wijze van spreken een ‘zuil’ of een muziekvereniging aan te pas hoeft te komen. Hooguit een coach of een cultuurscout. Onderzoek alles... Er komt een eind aan acht jaar Actieplan Cultuurbereik. Een periode waarin de overheden Rijk, provincies en gemeenten gezamenlijk jaarlijks ruim 27 miljoen euro investeerden in projecten die de Nederlandse inwoners moesten interesseren
Acht jaar Actieplan Cultuurbereik
Inleiding
pagina 17
voor en betrekken bij cultuur. Met dit Actieplangeld hebben culturele instellingen honderden projecten uitgevoerd in scholen, buurthuizen, op straat in kunstcentra, theaters of in een archief. Vele mensen uit veel verschillende groepen hebben in die jaren dankzij het Actieplan met cultuur te maken gekregen: jongeren, ouderen, nieuwkomers, buurtgenoten, klasgenoten, asielzoekers, nabestaanden. In die acht jaar is het Actieplan twee keer door externe commissies de maat gemeten: door een visitatiecommissie in 2003 en de Midterm review-commissie in 2007. Die evaluatie betrof vooral het Actieplan Cultuurbereik beleid. De conclusies van die beide rapporten hebben er mede toe geleid dat het Actieplan een aangepast vervolg krijgt in het Fonds voor Cultuurparticipatie. Een fonds kan zich met meer focus en betrokkenheid beter op gezamenlijke doelen en ontwikkeling richten, zo is de gedachte. Belangrijker nog dan het beleid, is de vraag naar het uiteindelijke doel, het bereik van de projecten zelf. Wat en vooral wie hebben die honderden Actieplanprojecten bereikt? Wat hebben de projecten in de praktijk voor het Nederlandse publiek betekend? Wat maakt dat we nu, na acht jaar, kunnen zeggen: ‘Dit hebben we bereikt bij het Nederlandse publiek! Hier doen we het voor!’ Deze vragen stellen is als een opbrengst willen meten die nauwelijks te meten valt. Bezoekersaantallen? Ze zijn soms moeilijk vast te stellen. En wat zeggen ze eigenlijk over de indruk die een voorstelling achterlaat, over de extra dimensie die het in iemands gedachten opent? Bovendien, wie zegt ons dat de ervaring positief was? Uit de onderzoeken naar Nederlandse cultuureducatie van de Australische onderzoekster Ann Bamford, weten we dat het effect van een negatieve culturele ervaring niet nul is, zoals tot nu toe werd verondersteld, maar min zoveel. Jongeren die een negatieve ervaring hebben gehad, kijken een volgende keer wel uit voor ze zich tot een volgend cultuurbezoek laten verleiden. De kwaliteit dan, wat weten we daarvan? De meeste reacties beginnen en eindigen met een simpel ‘leuk’ of ‘stom’ en eventueel ‘bijzonder’. We weten wel dat er meer achter zit, maar op een of andere manier komt dat zelden boven water.
Daarom is dit boek er. Als een poging om het vocabulaire te verrijken waarmee de effecten van een culturele ervaring, om te beginnen bij een individu, beschreven kunnen worden. Door het Actieplan af te ronden met een bundel verhalen over ervaringen, effecten, gevolgen, resultaten, opbrengsten voor mensen in hun dagelijks leven, heeft het nieuwe fonds – nu eens niet in beleidstermen – een indruk waarom het zo belangrijk is wat ze gaan doen. Is het moeilijk iets te zeggen over de kwantiteit en de kwaliteit van de ervaringen, over de voorwaarden weten we wel iets. Bij de theoretische uitgangspunten van een evaluatiestudie naar Actieplanprojecten in Rotterdam (Letty Ranshuysen, Kunstinstellingen de wijken in, september 2007) haalt de onderzoeker verschillende drempels voor cultuurparticipatie aan die in cultuurmarketingonderzoek gehanteerd worden. Zo ondervinden mensen sociale drempels, waarbij de sfeer en de entourage van culturele activiteiten hen afschrikt; competentiedrempels, waarbij het ontbreekt aan benodigde voorkennis of culturele competenties en praktische drempels, zoals kosten, tijd, afstand of gebrek aan informatie. Voor nieuw publiek blijken de eerste twee drempels de grootste te zijn, voor bereikt publiek is de praktische drempel het hoogst. Voor culturele instellingen is het slechten van die laatste drempel het makkelijkst. Maar hoe beïnvloed je iemands culturele competenties? Dat vergt een langetermijninvestering waarvan overigens steeds meer instellingen overtuigd raken dat ze die moeten gaan doen. ...en behoud het goede Een nieuwe periode van Cultuurparticipatie breekt aan. ‘Ik dacht toen we begonnen: even een toneelstukkie, maar het is voor mij een levensvervulling geworden’, zegt iemand in Den Haag. ‘Vroeger lette ik nooit op de beelden in de stad, nu doe ik dat wel’, concludeert een meisje uit Amersfoort. ‘Je doet iets wat je anders niet doet, iets bijzonders’, constateert een Deventer ckv-docent. Als we journalisten van regionale dagbladen vragen in hun buurt hun microfoon open te zetten voor de cultuurparticipanten, verrijkt die taal onmiddellijk. Zozeer dat in één zin
Acht jaar Actieplan Cultuurbereik
Inleiding
soms al duidelijk wordt waarvoor ‘we het doen’. En dat hoeven niet meteen beschrijvingen van grote of beslissende ervaringen te zijn. Kleine, terloopse ervaringen kunnen op den duur minstens zo belangrijk zijn. Je weet immers nooit welke sporen zo’n ervaring achter zal laten, welke honger naar meer het op een gegeven moment zal opwekken. Lees maar: ‘De waarheid is, dat de dramatiek van een het hele leven bepalende ervaring er vaak een is van een ongelofelijk milde soort. Die heeft zo weinig gemeen met een knal, een steekvlam en een vulkaanuitbarsting, dat de ervaring meestal niet wordt geregistreerd op het moment waarop zij wordt ondergaan. Als een ervaring haar revolutionaire gevolgen ontplooit en ertoe aanzet dat een leven in een geheel nieuw licht wordt gedompeld en een totaal nieuwe melodie krijgt, dan doet ze dat geruisloos, en in die schitterende geruisloosheid ligt haar bijzondere adel.’ Dit betoogt Amadeu de Prado, de mysterieuze schrijver uit de roman Nachttrein naar Lissabon van Pascal Mercier. Zou het met culturele ervaringen heel anders zijn als met de ervaringen die De Prado beschrijft? Is het niet ook vaak een hele kleine terloopse ervaring geweest die we achteraf, vele ervaringen wijzer, bestempelen als belangrijk, doorslaggevend of misschien zelfs magisch? Tegenover de drempels die mensen tegenkomen als ze met cultuur in aanraking komen, staan ook hun behoeften die maken dat ze juist aan cultuur willen deelnemen. Spirituele behoeften bijvoorbeeld, zodat we de dagelijkse beslommeringen vergeten en geïnspireerd worden tot nieuwe gedachten, emotionele behoeften om aan te sluiten bij eigen ervaringen of identiteit, nostalgische gevoelens en inleving. Er zijn cognitieve behoeften om iets te leren of te weten te komen en om kennis te verdiepen en ten slotte is er de sociale behoefte; de behoefte om vermaakt te worden, te ontspannen en mensen te ontmoeten. Uit onderzoek blijkt dat het publiek met weinig ervaring met kunst en cultuur vooral de sociale behoefte heeft. Meer ervaren cultuurpubliek zoekt juist de cognitieve, emotionele en spirituele prikkels.
...in een boek Dit boek gaat over een selectie van zestien van de honderden Actieplanprojecten. Alle zestien beschreven door journalisten van de kunstredacties van regionale dagbladen, dicht bij de bron. Zij openden hun microfoon en ontdekten vernieuwende, traditionele, cultureel diverse en ook zeer autochtone projecten, die gaan over Zeeuws dialect, kinderbouwkunst, tunnelschilderingen of locatietheater. Deze keuze zou nooit representatief kunnen zijn. Het zijn heel diverse projecten in een evenzo diverse omgeving. De beschrijvingen hebben wel gemeen dat ze gaan over de ervaringen die de participanten ermee hebben opgedaan, individueel en als collectief. Acht jaar lang is overal in het land geprobeerd mensen iets te laten meemaken dat, vroeg of laat, van betekenis blijkt te zijn geweest. Acht jaar Actieplan was voor culturele instellingen acht jaar lang experimenteren met het verlagen van drempels, het luisteren naar en tegemoet komen aan behoeften of het nu sociale of spirituele waren. Overal zijn mensen bereikt, overal is de bodem gelegd voor participatie, vaak vlak om de hoek. Dat is nieuws. Annette Lubbers
pagina 19
Acht jaar Actieplan Cultuurbereik
pagina 23
Den Haag Theater Pierrot ‘cultuuranker’ in het Haagse stadsdeel Laak verbindt de buurt
#1
‘Uiteindelijk kon ik het vertellen’ Door Herman Rosenberg Kunstredactie AD Haagsche Courant
DEN HAAG – Er is gehuild, er is gelachen. Er is keihard gewerkt. De deelnemers smeedden een band voor het leven. Dat gebeurde in het Haagse wijktheater Pierrot, waar dertien mannen uit acht verschillende culturen samen een theaterstuk over het thema vaderschap op de planken brachten.
Het idee koesterde ze al lange tijd. Anita Schwab, sociaal werker in het Vadercentrum Adam in het Laakkwartier – de volkswijk die het hart vormt van het Haagse stadsdeel Laak –, deed ooit een theaterproject met de zogeheten Witte Illegalen. Deze groep uitgeprocedeerde asielzoekers voerde in 1998 actie en kreeg in verschillende Haagse kerken onderdak. ‘Daarna wilde ik een stuk doen met de vaders van het Vadercentrum. Ik dacht aan regisseuse
— ‘De band met de wijk is veel sterker geworden.’ Marlies Hautvast van het Utrechtse Stut Theater, maar die was niet beschikbaar en bovendien was er geen geld’, vertelt Schwab. Twee jaar geleden veranderde de situatie plotseling. Hautvast vertrok als artistiek leider bij Stut om als freelancer door te gaan. Bovendien was het Jeugdtheater Pierrot door toenmalig wethouder Jetta Klijnsma (PvdA, cultuur en financiën) in 2005 uitgekozen om ‘cultuuranker’ in Laak te worden. Daar hoorde een budget bij in het kader van het Actieplan Cultuurbereik. ‘Vanaf 2006 konden we 60.000 euro extra in onze begroting opnemen’, vertelt Hans Hollander, die tot 1 september 2008 directeur was van Pierrot. ‘En er lag nog wat geld op de plank. Toen zijn we het wijktheater gestart. Het kindertheater ging niet weg, maar werd minder belangrijk. Sindsdien heeft Pierrot zich heel sterk ontwikkeld en is de band met de wijk veel sterker geworden.’ Zichzelf spelen In 2006 konden Anita Schwab en Marlies Hautvast aan de slag. Schwab: ‘We wisten al dat we iets met vaderschap wilden doen.’ Hautvast: ‘Gezamenlijk kwamen we uit op het thema: wie was jouw vader en wat voor vader ben je zelf of zou je zelf willen zijn. Als titel kozen we In de naam van de vaders.’ Hautvast interviewde eenentwintig vaders
uit Laak. Uiteindelijk bleven er dertien over. Haar partner Jos Bours bewerkte de verhalen in overleg met de vaders tot bruikbare theaterteksten en maakte er ook een geheel van. Met de groep van dertien, waarbinnen acht verschillende culturen vertegenwoordigd zijn, is het stuk In de naam van de vaders uitgevoerd. De vaders speelden zichzelf. Knap Vrachtwagenchauffeur Willem Meeuwsen (51), een echte ‘Hagenees’, vertelt over de voorbereiding. ‘Dat deden ze knap met dat interview, want ik ging dingen vertellen die ik eigenlijk voor me had willen houden. “Doe je mee in het stuk”, vroegen ze toen. “Ja”, zei ik, “best.” Maar je overziet het niet! Later dacht ik: ja ho effe, moet ik dat allemaal gaan rondbazuinen?’ Willem had dan ook niet zomaar een verhaal. Zijn eerste huwelijk liep stuk door het niet verwerkte incestverleden van zijn vrouw. Na
Repetitie o.l.v. Marlies Hautvast in vadercentrum Adam aan het Jonckbloetplein in het Laakkwartier in Den Haag. Foto Rob Huibers / HH
de scheiding pleegde zijn vrouw zelfmoord. Willem vond een nieuwe vrouw, maar die kon niet overweg met de dochter uit zijn eerste huwelijk. ‘Ik moest kiezen tussen mijn vrouw en m’n dochter. Ik heb uiteindelijk m’n eigen dochter de deur gewezen.’ Daarmee lag het taboe incest ineens open en bloot op de planken. Schwab: ‘En het werd herkend door sommige toeschouwers. Er werd gehuild en dat was niet de enige keer.’
Spanningen Bilal Sahin (41), een uit Turkije afkomstige sociaal-cultureel werker, deelde een ander taboeonderwerp met het publiek. ‘Ik ben niet meer gelovig. Daarover heb ik verteld. In het begin ging het niet. Je moet weten dat ik als jongen op een strenge Koran-school heb gezeten. Ik zou imam worden. Ik kreeg telkens tranen in m’n ogen als ik moest vertellen dat ik de islam op een gegeven moment vaarwel heb gezegd. Maar uiteindelijk
kon ik het vertellen.’ Ook dat leidde weer tot heftige reacties. Er was alweer herkenning, maar ook onbegrip. Sahin: ‘ “Je bent een slechte vader”, kreeg ik van mijn eigen zus te horen.’ Ook de uit Soedan afkomstige jurist Nasr Hussein (47) deed mee. Hij had soms moeite met de openhartigheid van andere deelnemers. Een vader uit Irak vertelde hoe belangrijk seks was in zijn leven (‘het is als eten en drinken’). Hussein: ‘Dat kan niet. Ik bedoel, dat ga je niet zeggen waar iedereen bij is. En ook anderen vonden dat.’
Willem Meeuwsen (rechts) en Arjen Brouwer spelen In de naam van de vaders.
Tegelijkertijd maakten de autochtone deelnemers allerlei grappen over seks. Schwab: ‘Dat leidde tot flinke spanningen. Uiteindelijk hebben we het opgelost door iemand in het stuk afstand te laten nemen van deze persoon en zijn verhaal. Daar konden de anderen zich dan weer mee identificeren.’
Foto Rob Huibers / HH
Kwetsbaarheid tonen Het stuk werd een groot succes. In de naam van de vaders won in 2008 de Kartini-prijs, de emancipatieprijs van de gemeente Den Haag. ‘Het is bijzonder en het getuigt bovendien van veel lef dat deze dertien mannen, allen afkomstig uit
—‘Ik dacht toen we begonnen: even een toneelstukkie. Maar het is voor mij een stuk levensvervulling geworden.’
de Haagse wijk Laak, het toneel opgaan, hun persoonlijke ervaringen bespreekbaar maken en daarbij hun kwetsbaarheid durven te tonen,’ aldus de jury. Ook elders in het land bleek de belangstelling groot. Er zijn twintig voorstellingen buiten Den Haag gespeeld. Toen was het wel zo’n beetje voorbij, want niet iedereen was nog langer beschikbaar. ‘Jammer,’ zegt Hagenaar Willem Meeuwissen. ‘Ik had nog wel een tijdje willen doorgaan. Er zijn nog een hoop mensen die het stuk niet hebben gezien.’
in het kort wat Cultuuranker Laak, gehuisvest in Theater Pierrot, is een cultureel centrum voor het eigen stadsdeel. Pierrot geeft ruimte aan groepen en verenigingen op voorwaarde dat er maandelijks een gezamenlijk evenement plaatsvindt. Daarnaast ontwikkelt Cultuuranker Laak eigen projecten op het gebied van de podiumkunsten en biedt het ‘laagdrempelig en aansprekend entertainment’, zoals de gemeente het formuleerde in 2005. door wie Medewerkers Theater Pierrot. voor wie Buurtbewoners stadsdeel Laak, Den Haag. hoe Er zijn intussen verschillende community art-projecten uitgevoerd, waaronder het stuk In de naam van de vaders. Pierrot werkt in het project Crosstown Den Haag samen met het Korzo Theater (dans en theater) in de binnenstad en met Culturalis (amateurkunst). Met ingang van 2008 valt het Openluchttheater Zuiderpark ook onder de verantwoordelijkheid van Pierrot. Volgens Hans Hollander (directeur van Pierrot tot 1 september 2008) is zijn theater de afgelopen jaren een plek geworden van het hele stadsdeel. ‘Bewoners komen er graag om te kijken naar de voorstelling van hun buurman of buurvrouw.’ waarom De gemeente Den Haag besloot in 2005 ‘cultuurankers’ te stichten in delen van de stad waar bewoners minder in aanraking komen met cultuur. Uit onderzoek bleek dat met name Hagenaars met een niet-westerse achtergrond vaker naar een voorstelling of concert gaan wanneer die in hun eigen wijk of stadsdeel wordt aangeboden. Er komen cultuurankers in de stadsdelen Centrum, Laak, Segbroek en Escamp. Medio 2008 zijn de twee cultuurankers die konden aanhaken bij bestaande instellingen gerealiseerd: Zwembad Theater De Regentes in Segbroek en Theater Pierrot in Laak. De cultuurankers zijn in de visie van de gemeente ‘de spin in het web op het gebied van kunst en cultuur’ in hun stadsdeel. In 2007 stelde de gemeente bovendien een ‘makelaar wijkcultuur’ aan.
De cast van In de naam van de vaders. Foto Rob Huibers / HH
Rijker De verhalen van de deelnemers geven aan dat er binnen de groep veel is gebeurd. ‘Ik heb voor het eerst van mijn leven toneel gespeeld. Dat was heel bijzonder,’ verklaart Nasr Hussein. Willem: ‘Ik kende die gasten wel zo’n beetje voordat we aan het stuk begonnen. Maar je hebt kennen en kennen, hè. We zijn echt naar elkaar toegegroeid. Ik denk dat voor zeker tien van de dertien mannen geldt dat ze vrienden voor het leven zijn geworden. Hè, Bilal?’ Hij slaat zijn arm om de aangesprokene heen en vervolgt: ‘Bilal, Turkije is een hartstikke mooi land, maar weet je wat het grote probleem is? Dat er zo veel Turken wonen! Haha!’ Bilal lacht hartelijk mee. Hij kent Willem en zijn Haagse humor intussen al langer dan vandaag. Marlies Hautvast, die toch het een en ander gewend is op het gebied van community art, beaamt dat het groepsproces heel bijzonder was. ‘Alleen al het idee dat er dertien mannen meededen. Mannen! Die houden er sowieso niet van zich kwetsbaar op te stellen. En toch durfden ze het. Wat er binnen de groep gebeurde was dat ze veel in elkaars verhalen herkenden. Dat schept een band. Uiteraard maakte ik daar ook deel van uit. Werken met mensen uit de wijk, dat boeit me nu eenmaal.’ Doordat de band zo hecht werd, kwam het gedwongen afhaken van een van de deelne-
mers als een grote klap. Eén van de mannen verbleef illegaal in Nederland, hoewel hij hier al acht jaar woonde en werkte. Hij werd opgepakt en moest terug naar Turkije. Marlies Hautvast is hem daar in de zomer van 2008 gaan opzoeken. Zo heel
bijzonder vindt ze dat zelf niet. ‘Natuurlijk, ik ben betrokken bij die jongen. Maar ik ben ook ontzettend nieuwsgierig. Ik wilde gewoon weten hoe hij daar in Oost-Turkije leeft en hoe zijn ervaringen in Nederland zijn leven daar beïnvloeden. Ik word daar zelf rijker van.’ Willem en Bilal zijn intussen uitgelachen. De koffiekan gaat rond. Bilal: ‘Het was een mooi stuk.’ Willem knikt en zegt: ‘Ik dacht toen we begonnen: even een toneelstukkie. Maar het is voor mij een stuk levensvervulling geworden. Ik zou graag nog een keer zoiets doen.’ ■
Deze moet verbindingen tussen de wijken en de veelal in de binnenstad gelegen culturele instellingen tot stand brengen. sinds 2005 bereik In totaal trok Pierrot / Cultuuranker Laak in 2007 8072 bezoekers; de zes voorstellingen van In de naam van de vaders (2007) trokken ruim 500 toeschouwers (de capaciteit van Theater Pierrot is 135). Het stuk is in 2007 door het Haagse gezelschap behalve in Den Haag ook gespeeld in Amsterdam, Rotterdam, Utrecht, Groningen en Delft. Hoeveel bezoekers het stuk in die plaatsen trok, is niet bekend. geld In de Kunstenplanperiode 2005-2008 ontving Theater Pierrot van de gemeente een subsidie van 138.230 euro, waarvan 60.000 uit het budget van het Actieplan Cultuurbereik. Tussen 2006 en 2008 kreeg het theater ook een bijdrage van in totaal 120.000 euro van Fonds 1818. De externe adviescommissie voor het (Haagse) Kunstenplan 2009-2012 oordeelt positief over de wijze waarop Pierrot met weinig middelen veel tot stand heeft gebracht en noemt expliciet deze voorstelling. www.theaterpierrot.nl
— ‘Ik ben niet meer gelovig. Daarover heb ik verteld.’ Osman en Fariz. Osman wil een gesprek met God. Foto Rob Huibers / HH
Acht jaar Actieplan Cultuurbereik
pagina 33
’s-Hertogenbosch Bedrijfsverzamelgebouwen voor kunstenaars
#2
‘Alsof het circus neerstreek’ Door Gerrit van den Hoven Kunstredactie Brabants Dagblad
’s-hertogenbosch – ‘Ik ben een paar keer gaan kijken wat er gebeurde. Het pand stond al een tijdje leeg. Voor mij was het opwindend. Er gebeurde weer wat in de wijk. Je kon binnenlopen, mee-eten
en kijken naar kunstenaars in actie.’ Bart Oosterveld (26) is een van de bezoekers van de Week van Het Bossche Makershuis die begin juni 2008 werd georganiseerd in een leegstaand complex in de wijk Boschveld. Een week lang waren 25 kunstenaars in een grote hal in tijdelijke, geïmproviseerde ateliers kunstwerken, films, voor-
— ‘Ik dacht toen, wij als kunstenaars doen iets hele maal verkeerd.’ stellingen of performances aan het voorbereiden. Sommigen trokken de wijk in en gingen aan de slag met materiaal dat ze daar aantroffen. Zo maakte een kunstenares schalen van gevlochten haren die ze had verzameld bij kappers uit de buurt. Een fotografe maakte portretten van wijkbewoners. Oosterveld concludeert: ‘Het was alsof het circus neerstreek.’
Deuren opengooien Voor initiatiefnemer van Het Bossche Makershuis Romijn Conen was de week een geweldig succes. ‘We hebben daar de stad een glimp van de mogelijkheden kunnen laten zien. Het kwam even los van papier.’ Zijn idee voor Het Bossche Makershuis ontstond drie jaar geleden. Conen was op zoek naar een goede werkruimte waar hij ook met anderen kon samenwerken. Tot zijn verbazing trof hij vooral veel slecht onderhouden panden aan waar het vaak een bende was en waar kunstenaars helemaal niet of nauwelijks met elkaar samenwerkten. Conen: ‘Ik dacht toen, wij als kunstenaars doen iets helemaal verkeerd. De kunstenaars zitten op zichzelf en voelen zich niet verantwoordelijk voor het geheel. Daarom krijgen we slechte panden. Daarom willen verhuurders niet met ons in zee. Dat moet anders. Ik ben toen begonnen met een plan om panden vrij te krijgen en
Architect Werner Evers met zoon Niels tijdens De Week van het Bossche Makershuis. Foto Appie Busser
van daaruit verder te werken met kunstenaars die hun deuren opengooien en de buitenwereld toelaten.’ Acteur Conen (41) werkt in het theater en voor film en televisie en is samen met Joost van Pagée de stuwende kracht achter Het Bossche Makershuis. Klimaat De gemeente Den Bosch stopt volgend jaar 20.000 euro in het project en zal dat bedrag het jaar erop verdubbelen. Rodney
Weterings, wethouder van cultuur, zegt dat de gemeente het belangrijk vindt te investeren in Makershuizen. ‘Uit onderzoek blijkt dat we in de stad veel ‘makers’ hebben. Maar heel vaak nemen ze een enkeltje Amsterdam of Rotterdam en ben je ze kwijt. Met de Makershuizen hopen we de kunstenaars aan de stad te kunnen binden. Ze krijgen niet alleen ateliers, maar ook ruimtes waar ze hun werk kunnen tonen, waar ze kunnen meedoen. We denken met de Makershuizen het culturele klimaat sterk te verbeteren en uiteindelijk zal de hele stad daarvan profiteren.’ Groot Was de proef een succes, het concept van Het Bossche Makershuis moet zich nog bewijzen. Het eerste Makershuis opende begin september 2008. Met subsidie van Actieplan Cultuurbereik kon een pand geschikt worden gemaakt voor kunstenaars om zelfstandig maar ook intensief met elkaar en samen met andere organisaties te gaan werken. Het pand in de Nieuwstraat behoort tot een groot ziekenhuiscomplex dat vanaf 2011 ingrijpend verbouwd gaat worden. Tot die tijd mag Het Bossche Makershuis het gebruiken. Maar het zal niet bij dit pand blijven. ‘Het wordt groot’, stelt Conen onomwonden. De eerste bewoners zijn net in het pand getrokken. Overal wordt geboord, getimmerd en gesjouwd met meubilair. Conen heeft een aantal gelijkgestemden om zich heen verzameld: een architect, een videokunstenares, een theatermaakster, een productiebureau
Kunstenaarsinitiatief De Post tijdens De Week van het Bossche Makershuis. Foto Appie Busser
op den duur interactie tussen kunstenaars en de wijk ontstaan. Het bieden van tijdelijke huisvesting is daarom slechts een van de diensten van Conens Makershuizen. Conen verwacht ook iets terug. Het Makershuis moet een culturele broedplaats zijn waar nieuwe voorstellingen, concepten en tentoonstellingen worden uitgedacht, maar ook worden vermarkt. ‘Kunstenaars moeten zich niet afhankelijk maken van subsidies. Dat is niet meer van deze tijd. Er is een nieuwe generatie kunstenaars die ook cultureel ondernemer is’, zegt Conen.
Initiator en organisator Romijn Conen. Foto Appie Busser
voor educatieve activiteiten, een vormgever en een maakster van educatieve programma’s. Ook het kantoor van Het Bossche Makerhuis zelf komt in het pand. Zichtbaarder Kunst en kunstenaars moeten veel zichtbaarder worden in de stad, is de visie van Conen. Het Bossche Makershuis wordt een platform waar contacten tussen kunstenaars, de culturele wereld, het onderwijs en bedrijfsleven eenvoudig totstandkomen. Een soort bedrijfsverzamelgebouw, maar dan voor kunstenaars. Panden waar kunstenaars zich niet alleen vestigen, maar ook een maatschappelijke rol vervullen, betrokken zijn bij de omgeving waarin ze werken. Dat kan bijvoorbeeld door wijkbewoners te helpen bij de vormgeving van de wijkkrant, of theatervoorstellingen te maken over actuele thema’s die in de wijk spelen. Zo moet
Villa Polka Kirsti Pol (37) behoort tot die nieuwe generatie kunstenaars. Ze gaf haar goedbetaalde baan bij een ict-bedrijf op voor een onzeker bestaan als kunstenares. De als onderwijskundige opgeleide Pol heeft nu met Villa Polka een bedrijfje waarin ze kleinschalige educatieve producties maakt voor scholen. In de hoek van haar nieuwe ruimte staat Kaatje Kist, een door haar ontwikkelde houten kist waarin lesmateriaal zit dat scholen kunnen gebruiken. De kist is inmiddels geadopteerd door de bibliotheek in Den Bosch die hem verhuurt aan basisscholen. Pol steunt de visie van Conen en het Makershuis. ‘Ik heb echt geen moment spijt gehad dat ik mijn baan heb opgegeven’, zegt ze. ‘Dit werk geeft zo veel meer voldoening.’ Over het aantal opdrachten heeft Pol niet te klagen. Ze maakt toneelvoorstellingen met kinderen en bedacht en produceerde het project ‘Ik ben een kunstenaar’, waarbij ze zes weken lang kunstenaars liet samenwerken met leerkrachten op basisscholen. ‘Het concept van Het Makershuis is daar zeker van pas gekomen. Ik had bijvoorbeeld een fotograaf nodig en daar heeft Romijn met zijn connecties toen voor gezorgd.’
— ‘We hoeven alleen de deur maar open te zetten.’ Pol werkte voordat ze in de Nieuwstraat kwam vanuit haar eigen huis, dat bijna pal tegenover dat van Conen staat, dus ze kent de visie van de acteur. ‘Ja, we hebben veel over zijn ideeën gepraat. Omdat alle disciplines hier zitten, zullen er zeker crossovers gaan komen. Ik geloof in dit project. Ik denk dat als je ergens energie instopt, het er ook weer uitkomt. Al was het al-
leen maar omdat ik af en toe een grafisch vormgever nodig heb om flyers te maken.’ Ze lacht. ‘Die werkt hier nu aan de andere kant van de gang.’ Duurzaamheid In de kleinste ruimte van het pand zit Maureen Prins (31) met een koptelefoon op haar oren te werken aan een film die ze de volgende dag klaar moet hebben. Prins is een voorbeeld van het nieuwe cultureel ondernemerschap waar Conen het over heeft. Twee jaar geleden kreeg de in Tilburg wonende kunstenares van het Actieplan Cultuurbereik 28.000 euro om haar ‘Solar Cinema’ op te zetten, een van zonnecellen voorziene VW-bus met een projectiescherm waarop Prins haar zelfgemaakte films vertoont. Van een provinciaal fonds voor duurzaamheid kreeg ze er nog eens 6.000 euro bij, voldoende om te kunnen investeren in apparatuur. Die investering is succesvol gebleken. Al twee jaar toert Prins intensief rond met haar bus, die ze neerzet
Sanne Zweije en bezoeker Hans Dekkers in Rachels Tostihuis. Foto Appie Busser
— Je hebt ook mensen en prikkels nodig.’ bij wijkcentra, festivals of desnoods op de hoek van de straat. ‘In een halfuur tijd heb ik alles opgezet en in een kwartier is alles afgebroken’, zegt ze. Prins studeerde acht jaar geleden af aan de kunstacademie en ging vervolgens korte films maken. Voor haar Solar Cinema zoekt ze vooral lokale partners in de wijk waar ze haar mobiele bioscoop neerzet. Zo maakte ze in de Bossche achterstandswijk Boschveld een film
over een project waarin werd geprobeerd de jongeren in de wijk met sport en vooral voetbal meer te leren over waarden en normen. Die film liet ze vervolgens weer zien in het buurtcentrum. Voor de drukbezochte vertoning werden niet alleen de voetballers, maar ook hun ouders uitgenodigd. De Boschveldboys was zo’n succes dat het sportproject in alle Bossche wijken zal worden uitgevoerd. Ze kwam in Het Makershuis terecht na een succesvolle samenwerking met theatermaakster Rachel Zweije. ‘Die samenwerking is toen zo goed bevallen dat we meer dingen samen willen doen. Nu zitten we hier naast elkaar, we hoeven alleen de deur maar open te zetten en dan kunnen we bij wijze van spreken zo aan de slag. Het heeft zeker een meerwaarde hier te zitten.’
Rachel Zweije (links), Maureen Prins (midden) en Kirsti Pol (rechts) aan het werk in het Makershuis aan de Nieuwstraat.
Zweije (33) denkt er net zo over. Ze heeft kinderen en de dagelijkse beslommeringen zorgden ervoor dat ze thuis maar moeizaam een goede balans tussen werk en privé kon vinden. In het pand in de Nieuwstraat hoopt ze die balans wel te vinden. ‘Ik zat thuis vaak alleen. Maar je hebt ook mensen en prikkels nodig’, zegt ze. Zweije maakt theaterproducties voor zomerfestivals. Haar Het regent koffiebonen beleefde afgelopen zomer een succesvolle opvoering op Theaterfestival Boulevard. Eerder was ze onder meer op het Over het IJ Festival in Amsterdam te vinden met Rachels Tostihuis. Toekomst Een grote rol in de toekomstplannen van Het Bossche Makershuis speelt een pand dat momenteel door de gemeente wordt gerenoveerd en dat beschikt over drie volledig ingerichte theater- en dansstudio’s. Dat gebouw zal de belangrijkste repetitie- en presentatieplek van de makers moeten worden. Daarnaast zit Conen aan tafel met woningbouwcorporatie Zayaz, met wie hij gesprekken voert over een voormalig schoolpand dat het Makershuis voor een langere periode wil betrekken. Daar is ruimte voor 25 kunstenaars. ‘Instanties zijn enthousiast omdat Makershuizen kunnen bijdragen aan de leefbaarheid van de wijk’, meent Conen. De grote opgave voor het nog jonge initiatief zal zijn om het enthousiasme vast te houden en de kunstenaars te vinden die ook bereid zijn mee te gaan in de plannen van Conen. ‘Natuurlijk zijn er kunstenaars die hun eigen weg gaan en op zichzelf willen blijven’, reageert Conen. ‘Dat is prima. Maar er zijn er ook veel die de plannen toejuichen en hun kennis en ervaring met anderen willen delen.’ ■
in het kort Wat In de Makershuizen betrekken kunstenaars vanuit diverse disciplines een gezamenlijk pand om zelfstandig te kunnen werken maar ook om collectieve projecten met elkaar en maatschappelijke organisaties (wijk, onderwijs, woningbouwcoöperaties) te initiëren. door wie Romijn Conen en Joost van Pagée. voor wie Stad Den Bosch, partners in de culturele sector, het onderwijs en bedrijfsleven. Hoe Door gezamenlijke initiatieven te ontplooien. Waarom Ter verbetering van het culturele klimaat, daar profiteert de hele stad van. Om het culturele ondernemersschap van individuele kunstenaars te versterken. sinds September 2008 bereik Het Makershuis zoekt partners. Er werd afgelopen jaar onder meer samengewerkt met musea, een kindertheater, drie basis scholen, woningbouwcorporaties en de Atelier Beheersstichting. Bijna 50 kunstenaars namen in 2008 op een of andere wijze deel aan activiteiten van het Makershuis. Het aantal bezoekers van de Week van Het Bossche Makershuis is niet bekend. Geld Van het Actieplan Cultuurbereik: 2007 12.000 euro, startsubsidie 2008 20.000 euro, voor pilots en voor bereidingen voor de Makershuizen 2009 20.000 euro voor Het Bossche Makershuis en in 2010: 40.000 euro. De financiering van Het Makershuis komt uit subsidies, waaronder het Actieplan Cultuurbereik. Daarnaast zal in de toekomst ook een bijdrage worden verlangd van deelnemende kunstenaars en gezocht worden naar andere subsidiënten. Op termijn hoopt Het Makershuis onafhankelijk van subsidies te opereren. www.hetbosschemakershuis.nl
Acht jaar Actieplan Cultuurbereik
#3
pagina 43
Emmen In ieder schooljaar kunst- en cultuurervaringen opdoen
‘Alsof je een geheim deelt met een vreemde’
Door Joep van Ruiten Kunstredactie Dagblad van het Noorden
Emmen – Waarom geen kunst- en cultuuronderwijs als je minder goed kunt leren? ‘Nadat ik herontdekte wat kunst en cultuur teweeg kan brengen bij mensen, ben ik gaan kijken hoe de cultuureducatie op onze school kon worden verbeterd.’ Monica Smeets, coördinator kunst en cultuur en docent Textiel op de Praktijkschool in Emmen, ontwikkelde vervolgens een programma waarbij scholieren vooral ervaringen opdoen. De resultaten zijn dusdanig dat deze vorm van cultuureducatie ook op andere scholen kan worden toegepast. Ieder schooltype heeft zijn eigen taal. Dus als Praktijkschoolleerling Scott Tabak bij ‘hout’ is, dan is hij in een lokaal waar acht jongens leren hoe ze een dienblad moeten maken. Blauwe overalls aan, jongleren met beitels, hamers en zagen. ‘Hartstikke makkelijk’, beweert Scott. ‘Je neemt verschillende stukken hout, een beetje schuren en zagen, en dan leg je die stukken in elkaar.’ Scott (14) uit Nieuw-Amsterdam wil later boer worden. ‘Werken met hout is leuk,
Heel soms heeft een enkeling een cursus gevolgd bij CQ, het kunsteducatiecentrum in Zuidoost-Drenthe. ‘We hadden één keer in de week een creatieve middag’, blikt Smeets (53) terug. ‘En dan konden leerlingen kiezen of ze een spel, een sport of aan kunst wilden doen – djembé spelen of iets met keramiek. De meeste leerlingen kozen dan voor sport. Op zich logisch: de middagen waren gericht op actief bezig zijn. Met sport is dat doel makkelijk te bereiken. En veel van onze kinderen hebben meer met sport dan met kunst.’
Leerlingen bezoeken het Veenpark bij Emmen. Foto Praktijkschool Emmen
maar werken met groen is nog veel leuker’, zegt hij. ‘Maar het allerliefste rij ik op een trekker. Dat geluid is zo mooi en je bent buiten. Als ik vrij ben, dan help ik bij een boer. En als dat niet kan, dan ben ik bezig met mijn eigen boerderij. Ik heb thuis een vitrinekast met Siku Farmer [miniatuurspeelgoed van metaal, red.]. Die zit zo vol, dat ik nu een boerderij bouw. Van hout.’ Actief Op de Praktijkschool in Emmen zitten kinderen van wie vroeger werd gezegd dat ze moeilijk kunnen leren. Ruim driehonderd leerlingen telt de school, in de leeftijd van twaalf tot achttien jaar, verspreid over
— ‘Dat stelt ja niks voor, die beelden.’
drie locaties. Het zijn geen scholieren die het moeten hebben van hun verbale capaciteiten, hun lessen zijn vooral gericht op ‘dingen doen’. ‘Als ze van school komen, hopen we dat ze kunnen werken, met vrije tijd weten om te gaan en zelfstandig kunnen wonen’, schetst kunst- en cultuurcoördinator Monica Smeets. Tot een aantal jaren terug was voor kunst en cultuur nauwelijks aandacht op de Praktijkschool. Dat had met beperkte ruimte binnen het onderwijsprogramma en andere interesses van docenten te maken, maar ook met de leerlingen. Het merendeel van de scholieren bezoekt van huis uit geen musea, concerten of theatervoorstellingen.
Meer Als Scott Tabak wordt gevraagd waar hij aan denkt bij de woorden kunst en cultuur, zegt hij kort en bondig: ‘Verkleden, en lol maken. Aan drinken en gezelligheid.’ Of hij buiten school wel eens een concert heeft bezocht? ‘Jawel hoor, van Mooi Wark.’ En een boek gelezen? ‘Ja, ook wel. Strips.’ Musea? ‘Ik ben wel eens in het Van Gogh Huis geweest om iets te drinken en toen heb ik ook zijn slaapkamer gezien. Dat was wel interessant.’ Gestimuleerd door de ckv-successen op andere scholen én door de fusie tussen de christelijke en openbare praktijkschool in Emmen werd drie jaar geleden aandacht voor kunst en cultuur op de Praktijkschool op de schop genomen. ‘Daar kwam bij dat ik meer wilde dan alleen lesgeven’, vertelt Smeets. ‘Ik heb gekeken hoe de cultuureducatie op onze school beter kon aansluiten bij de belevingswereld van de kinderen.’ Ervaringen Uitgangspunt was niet zozeer de kunst en cultuur an sich, het ging Smeets meer om het opdoen van ervaringen, om wat scholieren aan kunst en cultuur kunnen hebben. ‘Onze leerlingen hebben bijvoorbeeld soms moeite om in te schatten wat ze wel en niet kunnen. Zo hadden we een leerling met de overtuiging dat hij professioneel
filmacteur kon worden. Tijdens een theaterproject ontdekte hij wat daar allemaal bij komt kijken. Leuk is misschien anders, maar het is wel realistisch.’ In het schooljaar 2006/2007 werden de eerste uitbreidingen doorgevoerd. Inmid-
dels kunnen alle leerlingen van de Praktijkschool in Emmen kennismaken met kunst en cultuur. Het aanbod verschilt per klas en per jaar, maar alle hoofddisciplines passeren de revue: beeldende kunst, podiumkunsten, literatuur en erfgoed.
—‘Ik vind het mooi vanwege de kleuren.’ Soms gaat het daarbij om museumbezoek, workshops en excursies, vrijwel altijd gaat het om zelf produceren – de praktijk staat steeds voorop.
Dansles van kunsteducatiecentrum in Zuidoost-Drenthe CQ aan klas 3. Foto Praktijkschool Emmen
Inleveren Als leerling van de vierde klas is Josefien Lippold naar verhouding veel met kunst en cultuur in aanraking gekomen. Wat Josefien (16) zich goed herinnert zijn de lessen rap en breakdance. ‘Aan breakdance heb ik niet meegedaan, want ik zat met mijn knie. Maar wel aan het rappen. Er kwam zo’n rapper in de klas, ik weet niet meer hoe hij heet, die vertelde hoe je een rap moest maken. Dat heb ik toen gedaan.’ Veel moeite kostte het haar niet, weet ze nog. ‘Ik heb veel meegemaakt en sommige dingen heb ik voor mezelf opgeschreven in een gedicht. Zo’n rap is niet veel anders, het is een soort gedicht, maar dan met muziek. Ik durfde ’m niet voor te dragen, maar wel in te leveren.’ Ze haalt haar schouders op. ‘Zo’n rapper zal heus niet rondvertellen wat ik opgeschreven heb, maar het voelde wel raar: alsof je een geheim deelt met een vreemde.’ Het rapproject gaf Josefien niet direct het idee dat ze zelf kunst had gemaakt. ‘Als ik aan kunst en cultuur denk, denk ik aan tekenen en aan schilderen.’ En muziek en concerten dan? ‘Och ja. Ik ben laatst nog naar een concert geweest. Naar Iron Maiden in Assen. Ik moest daar werken. Patat verkopen. Leuk hoor, al die rare lui. Mannen met lang haar en tattoos, vrouwen helemaal in het zwart. Later wil ik ook in de horeca werken.’
in het kort wat Drenthe telt zeven praktijkscholen, waarbij binnen het onderwijs de nadruk meer op praktijk ligt dan op theorie. De Praktijkschool in Emmen is er als eerste in geslaagd een doorgaande leerlijn voor cultuureducatie te creëren. Gevolg is dat leerlingen na het basisonderwijs ook binnen dit schooltype jaarlijks met kunst en cultuur in aanraking komen. door wie Monica Smeets, de Praktijkschool in Emmen. voor wie Leerlingen van 12 tot en met 18 jaar. hoe Cultuureducatie op de Praktijkschool Emmen bestrijkt de belangrijkste culturele disciplines: beeldende kunst (fotografie, beelden, animatie), podiumkunst (muziek, theater, dans), literatuur (poëzie) en cultureel erfgoed (geschiedenis, monumenten, archeologie, landschap, streektaal). Belangrijk uitgangspunt is steeds wat kunst en cultuur kunnen bijdragen aan de hoofddoelen van de school: leren werken, omgaan met vrije tijd en zelfstandig wonen. waarom Omdat ook moeilijk lerende kinderen in aanraking met kunst en cultuur moeten komen. sinds Schooljaar 2006/2007 bereik 315 leerlingen per schooljaar geld De kosten van dit project zijn zo’n 30.000 euro in totaal tot nu toe. Van de Provincie Drenthe heeft de Praktijkschool een subsidie uit het Actieplan van 7.500 euro ontvangen voor coördinatie en ontwikkelkosten en het samenstellen van een draaiboek/handboek. Van de gemeente Emmen heeft de Praktijkschool in een 3-jarig project 21.585 euro Actieplansubsidie ontvangen. Dit is 7.195 euro per jaar. Het bedrag is voor de activiteiten met de leerlingen in het project. www.praktijkschool-emmen.nl
Opletten Behalve aan rap deed Josefien mee aan het project Beeldenroute, waarbij leerlingen uit de tweede klas een rondleiding krijgen langs kunst in de openbare ruimte, het kunstzinnige paradepaardje van Emmen.
Djembé-les tijdens een culturele dag over Afrika. Foto Praktijkschool Emmen
‘Een kunstenares nam ons mee en vertelde iets over de beelden in de stad. Later hebben we op school met elkaar beelden gemaakt, van papier en karton. Vroeger lette ik nooit op de beelden in de stad. Nu doe ik dat wel.’ Het project Beeldenroute laat zien wat cultuureducatie allemaal vermag. Beeldend kunstenaar Gejan Stol uit Assen fungeerde als gids voor de leerlingen van de Praktijkschool. ‘Het is heel basaal: je brengt leerlingen via kunst nadrukkelijk in contact met hun naaste omgeving, soms door een beeld aan te raken’, vertelt Stol. ‘Als je dan ook iets kunt vertellen over de achtergrond van zo’n beeld, hoe het gemaakt is en waarom het op die plek staat, begint er iets leven.’ Voorstellen Stol (41) zag gaandeweg de houding van leerlingen veranderen. ‘Naast de rondleiding gaf ik workshops waarin ze zelf aan de slag mochten. Vooraf dachten ze: dat stelt ja niks voor, die beelden. Dat werd anders toen ze echt moesten kijken en samenwerken om een eigen beeld te maken. Mooi was dat. Het gaat in de kunst niet alleen om het object – ik vind namen en titels niet belangrijk – het gaat om het opdoen van ervaringen.’ De corebusiness van Gejan Stol is het maken van installaties, maar het overdragen van kennis aan kinderen hoort net zo goed
— ‘Vroeger lette ik nooit op de beelden in de stad. Nu doe ik dat wel.’
Door leerlingen gemaakte beelden. Foto Praktijkschool Emmen
bij haar kunstenaarschap. Behalve in het voortgezet onderwijs is ze actief in het basisonderwijs. ‘Als kunstenaar wil je dat jouw beelden gezien worden, anders kun je ze net zo goed in je atelier houden. Bij cultuureducatie gaat het niet alleen om mijn beelden, maar ook om die van anderen. Prima toch?’ Weten ‘Wat het leerlingen uiteindelijk oplevert, valt moeilijk vast te stellen’, zegt Monica Smeets. ‘We hebben het niet over kinderen die na afloop spontaan vertellen wat ze allemaal hebben geleerd en wat ze daar dan later mee willen gaan doen’, zegt ze. ‘Als docent moet je het hebben van andere reacties: de vrolijke stemming onder elkaar, een kind dat de volgende dag vraagt of we weer iets gaan doen met filmpjes, de stilte in de bus terug naar huis na een bezoek aan Herinneringskamp Westerbork.’
Bezoek aan Westerbork. Foto Praktijkschool Emmen
Dat ze vervolgens thuis niet kunnen navertellen waar ze die dag op school precies mee bezig zijn geweest, moet voor lief worden genomen. ‘Westerbork? Nou, daar weet ik niet van’, reageert Scott Tabak. ‘Er kwam eerst een man in de klas met allerlei wapens die hij zelf had gevonden. En daarna zijn we naar het oorlogsmuseum geweest. Met een film enzo. Heel interessant. Jammer dat die barakken er niet meer zijn. Als ik bij dat museum werkte, had ik ze laten staan.’ Op de valreep schiet Josefien Lippold iets te binnen wat ze thuis zelf aan kunst en cultuur doet. Het is misschien niet wat er bedoeld wordt, maar toch…‘Ik heb op mijn kamer een schilderij aan de muur hangen’, vertelt ze. ‘Zelf gekocht. Ik weet niet wie het gemaakt heeft, of hoe het heet. Ik vind het mooi vanwege de kleuren. En wat het voorstelt, weet ik ook niet. Misschien komt dat nog. Ik ben nog jong.’ ■
Acht jaar Actieplan Cultuurbereik
pagina 53
Friesland SUdwesthoeke Lokaasje Teater: SULT
#4
‘Die creativiteit boor ik niet zo snel aan’ Door Ellen Stikkelbroeck Cultuurredactie Friesch Dagblad
FRYSLÂN – ‘Ik kom uit een boerenarbeidersgezin. Wij deden niets aan theater. Dat heb ik in mijn jeugd gemist. Theater doet iets met mensen; het kan ze raken. Het leven bestaat voor veel mensen vooral uit werk, hypotheek en een goede oudedagsvoorziening. Maar er zijn nog zoveel andere dingen in het leven te beleven.’ Pieter Stellingwerf kwam pas op zijn 25ste in aanraking met theater. Nu, 21 jaar later, is
hij artistiek leider van Teatergroep SULT en stort hij zich met zijn groep op een ‘braakliggend terrein’. ‘De Zuidwesthoek van Fryslân was een cultuurarme hoek. De dichtstbijzijnde theaters zijn in Sneek, Drachten en Leeuwarden. Het plaatselijke koor of korps trad jaarlijks op, maar openlucht- of locatietheater was er niet.’ Vaak schrikken eigenzinnige theaterproducties de culturele leek nogal eens af. Zo niet die
van Teatergroep SULT. Die brengt het theater dichtbij de mensen. Trots Stellingwerf was in 1996 net een jaar van de theateropleiding aan de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht en wilde kijken of het mogelijk was om van zijn woongebied ook zijn werkgebied te maken. Samen met vier bekenden richtte hij SULT op, SUdwesthoeke Lokaasje Teater. ‘Wij wilden laten zien dat hier iets mogelijk is; wilden een eigenzinnige culturele input geven. Cultuur maakt mensen rijker, leert hen op een andere manier te kijken. Theater kan mensen prikkelen, aan het nadenken zetten over wat ze doen. We waren vijf acteurs – Ytsje Hettinga, Ytsje Kramer, Jan Eekma, Feikje Hovenga en ik – die elkaar regisseerden. Kunstenaar
Henk de Boer hielp ons met het decor en de vormgeving. Dat eerste jaar hebben we Serenade gespeeld, waarmee de Teatertún in Rijs werd geopend.’ De eerste avond kwamen er 450 bezoekers op af, onder wie veel bekenden van het gezelschap. ‘Het gonsde in de omgeving en de tweede avond zat het vol met 550 bezoekers. De derde avond stonden er 650 mensen voor de hekken, meer dan erin konden. Na de voorstelling kwamen er mensen naar me toe die ook wel naar het Iepenloftspul in Jorwert of Burgum gingen. Zij dachten: theater in de Zuidwesthoek? Dat zal wel niets zijn, maar we kunnen eens gaan kijken. Ze waren aangenaam verrast. “Dat dit hier kan, op zo’n niveau!”, zeiden ze. Het publiek was trots dat er nu eens iets spraakmakends in de Zuidwesthoek gebeurde.’
De voorstelling Run Rjocht in oude zuivelfabriek in Sint Nicolaasga, 2004. Foto Ep van Hijum
Wereldrepertoire Sinds de oprichting speelt SULT bijna jaarlijks een nieuwe productie op een veelal opmerkelijke plek in de Zuidwesthoek van Fryslân. Of het nu in een openluchttheater is, op een camping, in een busstation of zeilschool; overal kun je locatietheater spelen. ‘Wij brengen stukken uit het wereldrepertoire en soms ook in opdracht geschreven voorstellingen’, aldus Pieter Stellingwerf. Meestal zijn dat nogal eigen-
zinnige interpretaties, wat een culturele leek op het eerste gezicht misschien zou kunnen afschrikken. Zo niet bij SULT. ‘Wij spelen elke keer op een andere locatie waar we de gemeenschap er zoveel mogelijk bij betrekken. Je moet mensen laten meedoen, zodat je ze laat weten dat het theater ook voor hen is bedoeld.’ Na voorstellingen als Sophocles’ Ajaks (1998) en Shakespeares In Wintermearke (2006) bracht Teatergroep SULT in 2008 Rinoseros bij de mensen. Het is een eigentijdse, Friese vertaling van het toneelstuk Le Rhinocéros (1959) van de Franse schrijver Eugène Ionesco (1909-1994). Ionesco beschrijft in het verhaal een stad waarvan de inwoners een voor een veranderen in een neushoorn. Met het stuk wilde hij laten zien hoe gemakkelijk mensen ten prooi kunnen vallen aan een totalitair regime. Ze gaan zich gedragen als kuddedieren en leveren hun eigen identiteit in. In de versie van SULT staat de invloed van computers centraal. ‘Ik vind het inleveren van de identiteit een prikkelend item. Anno
—‘Dat dit hier kan, op zo’n niveau!’
moeten loodsen zijn echter zo gevonden. De een belooft haar zoon eens te polsen of die parkeerwacht wil zijn en de ander zal nog eens een vriend vragen of hij op wacht wil staan. Het is wel duidelijk dat de bewoners van Woudsend graag willen dat de hele productie gaat slagen. Het theater bij Woudsend wordt gebouwd. Foto Ep van Hijum
2008 kunnen mensen zich op internet een ander, virtueel leven aannemen; zij leveren hun ware identiteit in.’ De personages in het stuk raken gaandeweg steeds afhankelijker van de computers en hun virtuele wereld. Graafwerk Rinoseros werd gespeeld op het provinciale gronddepot aan de rondweg bij het aquaduct van Woudsend. Daar midden in het weidse landschap is een geïmproviseerd openluchttheater gemaakt. Het decor bestaat uit vijf containers die staan opgesteld in een halve cirkel. De cirkel wordt compleet gemaakt door een tribune waarop 347 mensen plaats kunnen nemen. Voor de bouw van het theater is dankbaar gebruikgemaakt van de hulp van loonbedrijf Rypma uit Woudsend. ‘Er moest een hele arena worden uitgegraven. Via via kwamen we terecht bij Rypma die het graafwerk voor z’n rekening heeft genomen. Wij hoefden alleen maar de dieselkosten te betalen. Rypma heeft ook met een shovel de containers op de zandmuur gezet.’ Het bedrijf is niet het enige uit Wouds end dat betrokken is bij de totstandkoming van de productie. Uit het hele dorp zijn diverse mensen en bedrijven opgetrommeld om te helpen. Zulke betrokkenheid is belangrijk voor het slagen van een locatieproductie, werd Pieter Stellingwerf jaren geleden al duidelijk. Zo wilde hij in 1995 voor zijn afstuderen een voorstelling maken in de sluis van Stavoren. Het stuk – Met gesloten deuren van Sartre – moest
—‘Eigenlijk kenden we elkaar nog niet echt.’ worden gespeeld op een beweegbare vloer die in de sluis op het water lag. Het publiek zou in de sluis op pontons komen te zitten. De vergunning werd aangevraagd bij de gemeente en goedgekeurd. ‘Maar de sluiswachter was aanvankelijk minder enthousiast. Het was zíjn sluis en hij voelde zich gepasseerd.’ Toen de regisseur hem had uitgelegd wat precies de bedoeling was, stemde de sluiswachter wél toe. Wanneer nieuwsgierige voorbijgangers wilden weten wat er toch voor opmerkelijks werd gedaan in de sluis, stapten ze niet op de regisseur af, maar altijd op de sluiswachter, hij was immers de baas van de sluis. ‘Ik heb daar veel van geleerd. Pas als je de gemeenschap erbij betrekt, landt je idee en wordt het gedragen’, aldus Stellingwerf. Vrijwilligers Een kleine week voor de première van Rinoseros is er een vrijwilligersbijeenkomst in de tent waar voor de voorstellingen het publiek wordt opgevangen. Ongeveer dertig mensen zijn komen opdagen die via via in het dorp hebben gehoord dat er hulp nodig is. Iedereen die zich aanmeldt, krijgt als beloning een vrijkaart voor de voorstelling.
Dory de Vries, al jaren vrijwilliger bij het productieteam van SULT, polst de belangstelling. Wie wil er de bewaking van het theaterterrein op zich nemen? ‘Er staat een caravan bij het speelveld. Daar moeten mensen gaan slapen, want er staat wel voor een ton aan apparatuur opgesteld’, zegt ze. ‘En wie vindt het leuk om echt in de voorstelling mee te draaien? We zoeken nog drie mensen die tussen de scènes door helpen om de stoelen en tafels op het speelvlak te verplaatsen als het licht uit is. Zij moeten dus ook mee gaan repeteren.’ De animo is in eerste instantie nog niet zo groot. Meerepeteren? Dat kost nogal wat tijd! De catering, de kassamedewerkers en de begeleiders die het publiek naar de tribunes
Uit laten komen Sommige dorpsbewoners hebben in het voortraject al hun steentje bijgedragen, zoals Aletta Visser, die naast de speellocatie woont. Zij zit in de textielgroep die zorg draagt voor de kostuums van de voorstelling. In het dagelijkse leven werkt ze in de kinderopvang; in haar vrije tijd is ze coupeuse. ‘Dit is voor het eerst dat ik bij iets cultureels betrokken ben. Het leek me wel eens leuk om kennis te maken met theater en toneel. Binnen de textielgroep hebben we gewerkt met een professionele ontwerpster. Zij heeft bepaald hoe de kostuums eruit moeten zien; wij voerden dat uit. Als coupeuse maakte ik wel eens een trouwjurk, of ik maakte broeken groter, maar ik heb nooit broeken kapot geknipt, dingen erop geplakt of geschilderd om er een kostuum van te maken.’
—‘Dit is voor het eerst dat ik bij iets cultureels betrokken ben.’
in het kort wat Locatietheater in Zuidwest-Fryslân. door wie Teatergroep SULT. voor wie Bewoners van Zuidwest Fryslân.
Visser vond het leuk om eens creatief bezig te zijn. ‘Ik weet wel dat ik dat in me heb, maar in het dagelijks leven boor ik die creativiteit niet zo snel aan. Thuis heb ik er de rust niet voor; er zijn wel honderd andere dingen die ik daar kan doen. In zo’n groep durf ik mijn creatieve ideeën meer uit te laten komen.’ Van een professional kan ze veel leren, vindt ze. ‘Als coupeuse ben ik altijd gewend om millimeterwerk te doen. Alles moet dan heel precies. Van de ontwerpster heb ik geleerd dat daar voor toneelkostuums geen tijd voor is. Bovendien zie je dat millimeterwerk van een afstand toch niet. Het eindresultaat is belangrijker dan dat elk naadje precies goed zit. Het is heel prettig om dat precieze eens los te laten.’ Blik Pr-medewerker Miranda Bauer moet lachen. ‘Wanneer je eenmaal met SULT in aanraking bent gekomen en je vindt het leuk, dan kom je er ook niet meer vanaf’, waarschuwt ze. Zelf is ze alweer elf jaar vrijwilliger bij de theatergroep. Ze woont met haar man op Skarl, een buurtschap bij Warns en heeft ervaren dat de SULT-methode om mensen bij theater te betrekken
hoe Voorstellingen maken op locatie in samenwerking met de bewoners en bedrijven uit de buurt. waarom Cultuur dichterbij de mensen brengen. sinds 1996 bereik voorstellingen van SULT 1996 Serenade in Teatertún in Rijs, 1550 bezoekers 1997 D e Bloedbrulloft op Skarl, 1950 bezoekers 1998 Ajaks op het klif bij Mirns, 3750 bezoekers 1999 SULT op sjou in een bus en café/ dorpshuis op veertien verschillende plaatsen, 3100 bezoekers 2001 Duvelsied in Warns, 2850 bezoekers 2002 Kyp Kwaiut in Molkwerum, 3650 bezoekers 2003 Hinne en Wer in de Zeilschool in Hemelum, 2530 bezoekers 2004 Run Rjocht in de oude zuivelfabriek in Sint Nicolaasga, 2610 bezoekers 2005 Mem in de busgarage van NoordNed in Sneek, 2648 bezoekers 2006 In Wintermearke in de sporthal in Koudum, 3211 bezoekers 2008 Rinoseros op het gronddepot bij Woudsend, 1700 bezoekers geld Subsidie uit Actieplan Cultuurbereik 2001-2004 jaarlijks 12.000 euro 2005 1 8.000 euro 2006 15.000 euro 2007 geen voorstelling 2008 9.000 euro www.teatergroepsult.nl
Actrices bereiden zich voor op hun optreden in Rinoceros. Foto Ep van Hijum
een positieve uitwerking heeft. De theatergroep speelde in 1997 de voorstelling De Bloedbrulloft van Frederico Carcia Lorca op Skarl. ‘Het is een kleine gemeenschap waar in die tijd veel nieuwe, jonge stellen woonden. Eigenlijk kenden we elkaar nog niet echt, totdat SULT die voorstelling kwam spelen en vrijwilligers nodig had. De hele buurt hielp mee. Bij ons in de schuur werd de catering gedaan, een buurvrouw vond het regelen van parkeerplaatsen wel leuk, een ander stond achter de bar. Dat project heeft echt een verbroedering in de buurt gecreëerd. Mensen leerden elkaar goed kennen. Het jaar erop zijn we met z’n allen met een bus naar de nieuwe voorstelling van SULT gaan kijken.’ Bauer is nog steeds enthousiast: ‘Hiervoor deed ik eigenlijk niet echt iets met cultuur. Ik ging wel eens kijken naar het buurttoneel, maar dat was het dan ook. Wanneer je dan bij zo’n grote productie wordt betrokken zit je er opeens middenin. Je krijgt een band met de spelers en de regisseur en je blijft vrijwilliger. Na dit jaar ga ik mijn taken wat afbouwen, maar in de afgelopen jaren heb ik van alles gedaan.’ Zo zorgde ze onder meer voor de rekwisieten en vorig jaar hielp ze als souffleur mee met de repetities. ‘Ik ga tegenwoordig ook wel naar andere openluchtvoorstellingen. Ik ben me de afgelopen jaren wat gaan inlezen, ik ken nu namen van theaterschrijvers en ben geïnteresseerd hoe regisseurs een voorstelling opbouwen. Hoe gebruiken ze bijvoorbeeld
licht en geluid? Vroeger dacht ik: een paar lampjes op toneel en klaar ben je. Nu weet ik dat er een heel lichtplan bij komt kijken. Met verschillende kleuren licht kun je verschillende sferen oproepen. Het valt me ook op dat het uitmaakt welke regisseur een stuk doet. De ene werkt bijvoorbeeld meer vanuit de dialoog, de ander gaat voor het beeld. De ene heeft heel veel decor nodig, de ander heeft genoeg aan een tafel en een stoel. Over dat soort dingen dacht ik vroeger nooit na. Door SULT is mijn blik op theater veranderd.’ ■
Rinoceros door teatergroep SULT, augustus 2008. Foto Ep van Hijum
Acht jaar Actieplan Cultuurbereik
#5
pagina 63
Breda Tweedaags festival in oude arbeiderswijk schept band tussen bewoners
‘Steeds meer mensen willen meedoen’ Door Annelies Vlaanderen Kunstredactie Brabants Dagblad
BREDA – De 10-jarige Jesse Dankert en de twee jaar oudere Berk Aarts zijn het bewakersduo van Via Brakkia: een braakliggend terrein in de wijk Belcrum waar kinderen twee middagen achter elkaar hutten mogen bouwen. Bouwen is het thema van de derde editie van Expeditie Belcrum, een cultuurfestival in deze gelijknamige wijk in Breda. Via Brakkia is daar een onderdeel van. Jesse en Berk zijn in één middag heel wat wijzer geworden; ‘Ruzies! Niet normaal’, zegt de
komst. Alles is in de buurt. Het centrum, het station, de winkels, de scholen… En de komst van cultuurinstellingen kop, PodiumBloos en Electron: helemaal prima. Ik ga hier nooit meer weg. Het is gewoon leuk!’
De KOPSHOP waar tijdens Expeditie Belcrum design producten werden verkocht.
een. ‘Om een hamer, of een spijker!’, zegt de ander. ‘Bizar’, vinden ze. Eigenlijk hadden ze die ruzie als bewakers in de kiem moeten smoren, maar Jesse had even niks in de gaten en Berk moest andere kinderen van het onzalige idee afhelpen een grote zandberg op te klimmen. ‘Want als er iets gebeurt, zijn wíj verantwoordelijk.’ Verscholen Belcrum is een voormalige arbeiderswijk waar de laatste jaren veel jonge mensen zijn neergestreken. Expeditie Belcrum is een festival bedoeld voor de bewoners om meer leven in de wijk te brengen en te laten zien hoeveel creativiteit er verscholen zit achter alle deuren en ramen. Het biedt theater, film, een programma voor kinderen en heel veel tentoonstellingen langs een kunstroute. Deze leidt langs de watertoren, winkeletalages, huiskamers en de nog vrij nieuwe kunstinstellingen KOP, PodiumBloos en Electron die onderdak hebben gevonden in leegstaande fabrieken in de wijk. Iets uit niets maken Aan het eind van de eerste middag staan op het terrein van Villa Brakkia acht hut-
— ‘Ik wist niet dat ik het kon.’ ten te pronken, indrukwekkend schots en scheef. De jonge bouwers weten van geen ophouden. Bij Korry Kremers, een van de organisatoren van Via Brakkia, straalt de tevredenheid van haar gezicht. ‘Het is echt een succes.’ Kremers, moeder en kunstenaar, had het wel verwacht. ‘Kinderen vinden het heel leuk om zelf iets uit niets te maken. Het lijkt tegenwoordig alsof hun dat plezier ontnomen wordt. Er wordt te veel voor ze geregeld.’ Waar dat bouwen toe kan leiden, is haar meteen duidelijk geworden. ‘Een meisje zegt aan het begin tegen me: “Ik kán niet bouwen.” Ik zeg tegen haar: “Tuurlijk kun je dat. Laat eerst anderen het maar voordoen.” Later zie ik dat ze toch flink heeft meegewerkt aan een hut. “Ik wist niet dat ik het kon”, zei ze na afloop. Dat vind ik tekenend voor deze tijd. Veel kinderen denken dat ze niks kunnen. Het lijkt wel of het ze wordt afgeleerd iets met hun creativiteit te doen.’
Rijn Roelant (8) heeft in elk geval de smaak te pakken. Via Brakkia is net iets voor hem. Zijn moeder Jacqueline (41) heeft grote moeite hem aan het eind van de dag mee naar huis te krijgen. Maar ze snapt het wel. ‘Dit is toch geweldig? Ze hebben niet veel nodig om de tijd van hun leven te hebben.’ Zodra Expeditie Belcrum ter sprake komt, steekt ze haar duim op. ‘Zó’n initiatief. Dit is een kinderrijke wijk, echt een wijk in op-
Levendig Leuk. Een ander woord lijkt er niet te zijn om het project dat drie jaar geleden van de grond kwam, te benoemen. Het idee komt van kunstenares Karin Neijenhuis, destijds nog Belcrumbewoner en nog steeds een van de organisatoren. Het idee was haar inzending voor de wedstrijd Belcrum Centraal die was uitgeschreven door de gemeente, met als doel de voormalige arbeiderswijk levendiger te maken. Karin: ‘Ik ging uit van de gedachte dat Belcrum volgens de gemeente het Montmartre van Breda moest worden. In de afgelopen jaren waren kunstinstellingen als kop, PodiumBloos en Electron al in de wijk gekomen, dus dat klonk logisch. Mijn idee was om in Belcrum een kunst- en cultuurmarkt te organiseren, met kraampjes en kunstenaars die exposeren.’ Als expositieruimte had ze niet alleen de locaties van deze drie instellingen voor ogen, maar ook de huiskamers van bewoners in de wijk en de etalages van winkels. Iedereen moest in
— ‘Ik ga hier nooit meer weg. Het is gewoon leuk.’ de gelegenheid zijn om te exposeren, rijp en groen, amateurs en professionals, Belcrummer of niet. Haar idee won. Inmiddels is Expeditie Belcrum een stichting geworden met als doel Belcrum ‘beter op de kaart te zetten’, zoals Karin het zelf omschrijft. Verliep de editie vorig jaar al beter dan de eerste, dit jaar is ze nog enthousiaster. ‘Het aantal ideeën van buiten de organisatie neemt toe. Het initiatief slaat aan, steeds meer mensen willen meedoen. Dat vind ik positief.’
Tijd nodig Laagdrempeligheid is een voorwaarde om Expeditie Belcrum te doen slagen. Zodra het te veel op kunst met een hoofdletter K begint te lijken, haken veel mensen af. Neem nu de podiumavond in Electron, met live muziek, een dichtersperformance en een dj die alleen maar nostalgische plaatjes draait. Absoluut geen moeilijk gedoe. Maar hoe laag Simone Kolk van Noisivision, het Bredase ‘laboratorium voor transdisciplinaire kunsten’, de lat ook heeft gelegd, de hele avond lokt slechts zo’n vijftig bezoekers in plaats van de door haar gehoopte honderd, en dat zijn dan ook nog stuk voor stuk de vaste bezoekers, merendeels jonge kunstenaars uit Breda. Clemens Cremer heeft een optreden in Electron. ‘Rustig, hè. Dat is het altijd hier. Ik weet niet waarom. Aan de kwaliteit ligt het niet; hier worden altijd goede dingen gedaan. Misschien heeft het meer tijd nodig. Ik heb er in elk geval wel baat bij. Ik doe hier podiumervaring op.’
Rocken in de garage van Corne Luijken met de Belcrumband Foto Karin Neijenhuis
Vormen De volgende middag zit de 67-jarige Jeanne Korteweg met haar man Henk in datzelfde Electron te genieten aan een tafeltje, omringd door kunstwerken van plastic flessen, hout en karton. Ze geeft haar ogen goed de kost. ‘Weet u, ik ben hier opgegroeid. Dit hier was vroeger een fabriek van Backer & Rueb, hier werden stoomketels gemaakt; ik heb hier ook nog gewerkt.’ Die beelden komen een voor een in haar herinnering naar boven. Ze ziet de polders weer voor zich, want dat was het Belcrum van toen. ‘De naam Belcrum bestond nog niet eens.’
in het kort wat Tweedaags cultureel buurtfestival in Belcrum, een voormalige arbeiderswijk in Breda. door wie Stichting Expeditie Belcrum, in samenwerking met Podium Bloos, Stichting KOP, Electron (m.n. IDFX en Noisivision) en gemeenschapshuis De Belcrum. voor wie Buurtbewoners. hoe Een gevarieerd, laagdrempelig en gratis aanbod aan culturele activiteiten op zoveel mogelijk locaties in de wijk gedurende één weekend (NB de eerste editie telde één dag). waarom Ten eerste om de wijk op de kaart zetten en ten tweede om mensen te laten kennismaken met cultuur in de wijk. sinds 2006
Eefje van Hoof toont haar beschilderde babykleding. Foto René Schotanus
bereik Deelnemers: ca. 95 (amateur)kunstenaars en atelierhouders (bedrijven en bewoners in de
Ze herinnert zich ook de lagere school weer, de Sint Annaschool, waar de rijke kinderen via de voordeur en de arme kinderen via de achterdeur naar binnen moesten; zij hoorde bij de laatste categorie. ‘Zoiets vergeet je nooit, dat vormt je’, zegt ze op gedempte toon. Om vrolijker te eindigen: ‘Wat hier nu gebeurt, is geweldig. Dit moet blijven bestaan. Je moet jonge mensen de kans geven om zich te ontwikkelen, ongeacht in welke richting het is – als het maar een goede richting is.’ Gelegenheid en kwaliteit Voor de huiskamerroute heeft dit echtpaar geen tijd. ‘Er is zoveel te doen, je komt er niet aan toe.’ Anderen nemen wel de gelegenheid om eens bij de buren naar binnen te gaan, bijvoorbeeld bij Marianne van Meel aan de Pauwstraat. De moeder van twee kleine kinderen heeft haar stiel, fotografie, een jaar geleden weer opgepakt en probeert nu van haar hobby haar werk te maken. Popconcerten en kinderen zijn haar specialiteiten. ‘Ik doe voor de eerste keer mee; wie weet wat eruit voortkomt. De reacties van bezoekers op haar foto’s zijn vooralsnog allemaal positief. Ik zie het als een mooie gelegenheid om te peilen wat mensen eigenlijk willen.’ Niet ver daarvandaan, in de Min Kanstraat, is Vincent Haenen (36) zijn moeder Fia aan het portretteren. In het voorste gedeelte van zijn woonkamer en suite, op de eerste verdieping van een jong appartementencomplex. Expeditie Belcrum, de wijk Belcrum op zich: hij kan er alleen maar lovend over spreken. Het woord leuk valt meerdere malen. Maar om Belcrum nou het ‘Montmartre
van Breda’ te noemen, zoals de gemeente dat klaarblijkelijk eens geroepen heeft, dat gaat Vincent toch een “pont” te ver. Voor pretenties in die richting is meer nodig, oordeelt hij. ‘Volgens mij wil de gemeente voor een duppie op de eerste rang zitten. Hier zit zoveel vrijwilligerswerk achter. Terwijl de kwaliteit er echt wel is, bij de mensen die willen.’ Een van de velen Als er iets te koop is, komt het publiek vanzelf. kop, de atelier- en expositieruimte aan
de Speelhuislaan, heeft er al ervaring mee. Nu, in het kader van Expeditie Belcrum, kan er voor een vriendelijk prijsje een kunstzinnig product worden aangeschaft, van T-shirt tot lamp. Marlies Poell (58) en haar dochter Esther (23) uit Belcrum amuseren zich er wel. De moeder laat zich lovend uit over het project. ‘Dat de hele wijk eraan meedoet, vind ik prachtig. Je ziet gewoon dat hier veel creatieve mensen wonen. Het schept een band.’ Esther blijkt een van de exposanten, haar werk ligt in de etalage van een voormalige drogisterij. Ze schildert poe-
Belcrum), ca. 75 in de programmering van Bloos, KOP en Electron (2007: ca. 75 deelnemers). bezoekers 2006 ca. 1000 (1 dag) 2007 1500 tot 2000 (verdeeld over 2 dagen) 2008 1500 tot 2000 (verdeeld over 2 dagen) geld Expeditie Belcrum kostte in 2007 36.600 euro en in 2008 33.800 euro. In beide jaren was er een bijdrage van 10.000 euro vanuit het Actieplan Cultuurbereik. www.expeditiebelcrum.nl
zen en landschappen. Ze is een van de velen die op de een of andere manier met kunst bezig is, blijkt wel uit de kunstenaarsroute die maar liefst 56 locaties telt. Diversiteit is het logische gevolg van het ‘alles kan, alles mag’-principe dat Expeditie Belcrum juist zo charmant maakt. Beschilderde babykleding, spiegelkunst, collages, film, schilderijen, en in een achtertuintje foto’s aan de waslijn: het is er allemaal. ‘Het lijkt alsof het mensen niet veel kan schelen wát ze zien, als ze maar íets zien’, is de indruk van Eefje van Hoof, die op de stoep van de Speelhuislaan haar beschilderde babykleding toont. ‘Grandioos, zo’n initiatief!’, juicht Frans van Oudheusden als hem gevraagd wordt wat hij vindt van Expeditie Belcrum. De kans dat de 71-jarige oer-Belcrummer er iets van zal zien, is echter gering. Hij zit namelijk met z’n maat aan de bar van gemeenschapshuis De Belcrum, en de biertjes smaken goed. ‘Tja, ik zou toch eens moeten kijken. Volgend jaar, dan is het toch wel weer?’ ■
— ‘Je ziet gewoon dat hier veel creatieve mensen wonen. Het schept een band.’ Jongetje op het terrein Villa Brakkia. Foto René Schotanus
Acht jaar Actieplan Cultuurbereik
#6
pagina 73
Deventer Poppodium en ckv-docenten mobiliseren jongeren met het project DO IT!
‘Je ziet ze groeien’
Door Agnes van Brussel Freelance journalist kunstredactie De Stentor
OVERIJSSEL – ‘Is dit cultuur?’ vroeg de ambtenaar van de provincie Overijssel in een overleg over het door de provincie gesubsidieerde cultuurproject DO IT!’ ‘Het was een terechte vraag’, vertelt Mano Scherpbier, destijds projectleider bij het Deventer poppodium Het Burgerweeshuis. ‘We hadden wel wat uit te leggen. We organiseerden een LAN-party (Local Area Network). Vijftien jongeren met slaapzakken onder de ene arm en hun computer onder de andere, kwamen naar Het Burgerweeshuis. Daar sloten ze de computers aan op het lokale netwerk en speelden 43 uur lang computergames met elkaar. Beneden was een dancefeest en boven zaten ze achter hun computer.’ Even weg Het was het idee van leerlingen van vijf havo van het Etty Hillesumcollege in Deventer. In de ckv-lessen bracht Scherpbier zijn boodschap: ‘Als je vindt dat er in Deventer “geen reet te doen is” (aldus de leer-
stijlen uit voortgekomen, zoals Micromusic en Junkie XL. Bovendien trek je een groep jongeren even weg van de computer thuis. Ze komen in aanraking met de mogelijkheden van Het Burgerweeshuis. In combinatie met een dancefeest hadden we een mooi weekend, met 160 bezoekers. Ook het voorstel van de aangeklede videoclip hebben we gerealiseerd.’ Scherpbier was van 2000 tot 2005 projectleider van DO IT! en is momenteel directeur van Het Burgerweeshuis. In 2005 volgde Erik Delobel hem op als projectleider van DO IT! Het geld voor DO-IT kwam in 2000 van de gemeente Deventer. In 2001 kwam daar de subsidie van het Actieplan Cultuurbereik van de provincie Overijssel bij, ook voor twee andere poppodia – Hedon in Zwolle en Metropool in Hengelo – die met het idee van DO IT! aan de slag gingen. Scherpbier werd projectleider.
DO-IT!-leerlingen bedachten de avond DO-IT! silence waarbij publiek middels een koptelefoon naar twee verschillende dj’s kon luisteren. Foto Ronald Hissink
lingen), dan moet je zelf maar eens vertellen wat je ideale uitgaansavond is: ‘Schrijf het op en de creatiefste ideeën worden ook echt uitgevoerd in Het Burgerweeshuis.’ ‘Natuurlijk komen ze eerst met melige, voor de hand liggende dingen’, vertelt Scherpbier, ‘een bierfeest, een striptease, dansende chickies op het podium. De schreeuwers hebben in eerste instantie de overhand. Maar striptease en dansende chickies brachten een paar Turkse meisjes wel op een idee. Zij wilden wel
eens een aangeklede hiphopvideoclip maken, nu eens niet half bloot. Ook de nerds in de klas kwamen met een idee: een LANparty. Met zo’n idee ga je dan naar huis. Vaak zijn het vrij eendimensionale ideeën. Maar als je ze bespreekt met je collega’s, kun je ze in de breedte trekken en combineren met andere ideeën. We konden de ambtenaar dus wel geruststellen’, meent Scherpbier. Zo’n LAN-party past natuurlijk helemaal in de tijdgeest van de internetgeneratie en er zijn ook muziek-
— ‘Met zo’n idee ga je dan naar huis.’
Extra aanbod De formule viel in de smaak bij de ckv-leerkrachten, Mano Scherpbier sloeg blijkbaar de juiste toon aan. Voor ckv-leerkrachten betekent het project een mooi extra lesaanbod. De uitvoering van DO IT! ligt helemaal in handen van Het Burgerweeshuis en wordt via hen bekostigd. Van het schoolbudget zou het volgens Ron Oom, een van de betrokken leerkrachten, nooit kunnen en de begeleiding die het project vraagt, gaat de mogelijkheden van een ckv-leerkracht ver te buiten. Voor de leerlingen wordt de drempel van een culturele instelling als Het Burgerweeshuis flink verlaagd. De school krijgt een goede band met de culturele instelling waar je jaren mee vooruit kunt.
— ‘Zij zou zonder DO IT! nooit een profes sionele videoclip hebben kunnen maken.’
Vier winnaars De huidige projectleider, Erik Delobel, stelt zich in de klassen niet op als leerkracht, maar als Erik van Het Burgerweeshuis. Hij is jong en staat niet ver af van de belevingswereld van de jongeren. Als hij nu in de klas vraagt wie er wel eens in Het Burgerweeshuis is geweest, krijgt hij een zee van vingers. Toen Scherpbier dat voor het eerst vroeg was er nauwelijks respons.
Je kunt wel spreken van een ‘win-win-winwinsituatie’. Er zijn minstens vier partijen bij betrokken. Allereerst de doelgroep: jongeren. ‘Je ziet ze gewoon groeien als hun idee wordt uitgevoerd’, aldus Gré Leffers, ckv-docent op het Etty Hillesumcollege. Volgens Karen van Dijk, leerling van deze school, zou zij zonder DO IT! nooit een professionele videoclip hebben kunnen maken met haar band. Dan is er Het Burgerweeshuis. Delobel: ‘Je komt erachter wat er leeft bij de jongeren. Ze brengen je op ideeën en hebben soms veel eerder dan wij in de gaten wat de nieuwe muziektrends zijn. Lange Frans en Baas B. hadden wij nog net op tijd op het podium voordat ze onbetaalbaar werden, dankzij de voorstellen van de leerlingen. In een aantal jaren gingen we van 3 naar 130 vrijwilligers. Nu is 30 procent daarvan scholier.’ Guido de Jongh, projectleider bij poppodium Metropool in Hengelo, meldt dezelfde groei aan vrijwilligers. ‘De leerlingen zijn onze beste ambassadeurs.’ De scholen knijpen in hun handen met het extra aanbod en de andere culturele instellingen, zoals de bibliotheek, muziekschool en filmhuis worden erbij betrokken of nemen de formule van DO IT! over.
Beatbox YB & The Adem stonden op DO-IT! Talent Night, een avond waarbij nieuwe talenten uit Deventer mochten optreden naast grotere acts als C`mon and Kypski en Kofhie Konnect. Foto Marcel de Graaff
Iets erbij Hiphop, techno, LAN-party’s, bodypainting, modeshows, danceparty’s: hebben we het hier over kunst en cultuur? Het is een vraag waar je het lang over kunt hebben. Zijn de leerlingen gewoon wat aan het feesten of heeft het meer betekenis? Doordat de DO IT-avonden altijd interdisciplinair
moeten zijn, heeft het project wel een belangrijke sleutel in handen. ‘Je moet bij een ckv-leerling niet aankomen met het woord interdisciplinair’, vertelt Delobel. ‘Maar ik moedig leerlingen wel aan, door steeds te roepen: “er moet iets bij”. Zo was er een avond Hiphop meets classic. Een violiste en trompettist van de muziekschool speelden een speciaal daarvoor gemaakt nummer met een hiphopband. Het idee van de viool werd huiverig ontvangen. Maar ter plekke vond iedereen het prachtig. De hiphop zelf kreeg veel meer diepgang door het bezoek van graffitikunstenaar Chain 3 rechtstreeks uit the Bronx, New York, de bakermat van de hiphop. ‘Avonden als deze brengen kids in aanraking met de roots van hiphop’, verzucht hij. Het ontbreekt DO IT! niet aan diversiteit, een van de doelstellingen van Actieplan Cultuurbereik. De Grote Allochtonenshow, bedacht door o.a. Milad Nabialaha, is een fenomeen geworden, met vier standupcomedians van drie verschillende nationaliteiten die alle vooroordelen op de korrel nemen. Leerlingen krijgen het gevoel
in het kort
Leerlingen van het vmbo ’t Slatink customizen schoenen onder begeleiding van leerlingen van de modevakschool in Zuthpen.
dat hun ideeën culturele potentie hebben. Aanvankelijk denken ze bij cultuur aan grote musea, schouwburgen met pluche en klassieke orkesten. Als Deventer kunstenaars ze workshops geven in het kader van DO IT! en hun eigen ideeën vorm krijgen, zien ze dat kunst leuk kan zijn en niet ver van ze afstaat. Ckv-docent Ron Oom geeft punten voor culturele uitstapjes. Een Hollywoodfilm is één punt, een klassiek concert drie punten. Er komt een moment waarop leerlingen zeggen: wie bepaalt dat? Kunst en cultuur staan niet stil. Hiphopduo Pete Philly & Perquisite, die ook in een DO IT!-programma stonden, kregen augustus 2008 de prestigieuze Amsterdamprijs voor de Kunsten. Verdient zo’n concert nu ook drie punten? Ckv-leerkracht Gré Leffers legt het zo uit aan haar leerlingen: ‘voor een culturele activiteit moet je moeite doen. Je doet iets wat je anders niet doet, iets bijzonders.’ Het effect op leerlingen Eén ding is zeker: de jongeren in Overijssel hebben de weg naar het poppodium gevonden. Dat is te zien aan de be-
— ‘Je doet iets wat je anders niet doet, iets bijzonders.’ zoekerscijfers. Veel van hen zijn na hun eerste contact vrijwilliger geworden. Zowel Het Burgerweeshuis, Metropool als Hedon zagen veel leerlingen actief worden bij hun instelling. Havo’ers en vwo’ers worden op een andere manier actief bij de poppodia dan de vmbo’ers. Volgens Erik Delobel richten havo’ers en vwo’ ers zich meer op het bedenken en de organisatie. Vmbo’ers willen vaak zelf op het podium staan of kennen iemand die goed kan rappen. Een aantal jongeren ging mede door DO IT! zelf semiprofessioneel aan de slag met bandjes of het organiseren van dance-
Foto Dave de Haan
avonden. Rapper Jonathan Tan stond met zijn hiphopgroep Fata Morgana in de finale van de Grote Prijs van Nederland. Camiel Le Rutte organiseert regelmatig dance-events en heeft nu een vaste avond in Het Burgerweeshuis. Karen van Dijk trad jarenlang op met haar band La Kritze, die middels DO IT! met een videoclip naar buiten kwam. Milad Nabialaha zat op het vmbo toen hij te maken kreeg met het project. Hij was een van de bedenkers van de Grote Allochtonenshow en produceert nu avonden voor Het Burgerweeshuis. Maar misschien zijn de kleinere stappen van de leerlingen nog wel belangrijker. In het kader van het vervolg op DO IT!: ‘DO IT! en nu verder’ richtten de Overijsselse poppodia zich meer op het vmbo. Volgens ckv-docent Ron Oom is voor deze leerlingen de drempel vaak nog te hoog. Ze zitten met vragen als: Hoe kom ik aan een kaartje? Waar laat ik mijn jas? Het is een van de redenen waarom Het Burgerweeshuis ook DO IT!-concerten en andere activiteiten op de school zelf ging organiseren en waarom de Metropool in Hengelo de DO IT!-avonden besloten hield. ■
wat DO IT! daagt leerlingen in het voortgezet onderwijs uit hun ideale uitgaansavond te bedenken. De beste ideeën worden gerealiseerd in drie tot vijf avondprogramma’s per jaar. De oorspronkelijke ideeën worden verrijkt met andere muziekgenres of kunstuitingen en vervolgens geproduceerd door de leerlingen zelf, onder professionele begeleiding van de culturele instellingen samen met ckvdocenten. Het project DO IT! kent twee vervolgfasen: ‘DO IT! en nu verder’ richt zich meer op vmbo en op ondersteuning van profielwerkstukken en het organiseren van workshops. ‘DO IT! De cirkel is rond’ betrekt roc-studenten als coaches bij de ckv-leerlingen. door wie Drie poppodia: Het Burgerweeshuis in Deventer, Metropool in Hengelo, Hedon in Zwolle. voor wie Ckv-leerlingen van vmbo, havo en vwo. hoe Door leerlingen actief bij de organisatie van kunst- en cultuuravonden te betrekken. waarom Om de relatie tussen het voortgezet onderwijs en de Overijsselse poppodia te versterken en jongeren over de drempel van de plaatselijke (pop)podia te helpen. sinds 2000 bereik De avonden trekken gemiddeld 200 bezoekers. (minder als het om besloten avonden gaat). Duizenden jongeren werden in de afgelopen acht jaar als toeschouwer, als organisator of als artiest gemobiliseerd door DO IT! geld Voortrekker Het Burgerweeshuis begroot voor DO IT! 37.264 euro per jaar. De provincie Overijssel draagt 15.882 euro uit het Actieplan Cultuurbereik-budget bij en de gemeente Deventer 11.344 euro, eveneens uit het Actieplan. www.burgerweeshuis.nl (Tik ‘Do it’ in bij de zoekfunctie onder ‘agenda’)
Acht jaar Actieplan Cultuurbereik
pagina 83
Noord-Holland Noord Holland Biënnale
#7
‘Het was een soort kunstinjectie’ Door Jan Kuys Chef rompkunstredactie voor HDC Media (Noordhollands Dagblad, Haarlems Dagblad, de Gooi en Eemlander en Leidsch Dagblad)
NOORD-HOLLAND – ‘We wilden geen pauze. Iedereen wilde verder, nog meer kunst zien.’ Els Hoekstra geniet nog met volle teugen als ze terugdenkt aan die gedenkwaardige bustocht door NoordHolland. Een busreis in oktober 2006
langs zes tentoonstellingsplekken, onderdeel van de Noord Holland Biënnale die dat jaar modern ruimtelijk werk presenteerde. ‘Het was een soort kunstinjectie. Zóóóóvéééééél. Bijna een overdosis.’ Opleving Els Hoekstra en haar busgenoten wilden niets missen van de Noord Holland Biën-
nale, die volgens het voorwoord van de tentoonstellingskrant gezien moest worden ‘als een grote overzichtstentoonstelling van hedendaags ruimtelijk werk in een tijd waarin de kunst zich lijkt terug te trekken in haar eigen ontwikkelingsomgeving.’ Sinds de eerste editie in 1989 wil deze Biënnale voornamelijk actuele ontwikkelingen in de beeldende kunst en vorm-
elke aflevering telkens andere ontwikkelingen van de beeldende kunst en vormgeving in Noord-Holland te laten zien. Het thema van 2006 werd NH-3D, omdat moderne beeldende kunst zich steeds vaker driedimensionaal presenteert. Het belangrijkste doel was uiteraard het maken van mooie, inhoudelijke presentaties. Het idee was meerdere deelgebieden binnen de ruimtelijke kunst te belichten. Daartoe werd voor elk van de vijf beschikbare locaties een kunstenaar gevraagd als curator op te treden. Die moest een plan maken voor een specifieke locatie en kunstenaars aanzoeken die het best pasten binnen het ontwerp. Vijf kunstenaars – Jos Kruit, Georges Hanna, Andrew March, Henk van Gerner en Joost van den Toorn – kregen het verzoek NH-3D op basis van een zelfgekozen thema in te vullen. Zo kwam een breed samengestelde expositie tot stand. Meisje zit op de Treetrunk Bench van kunstenaar/vormgever Jurgen Bey, in de Vishal in Haarlem tijdens Noord Holland Biënnale 2008. Foto Aart van der Kuijl
geving tonen aan een breed publiek. De Biënnale van 1989 speelde zich af op maar liefst elf locaties boven het Noordzeekanaal. Tijdens de tweede editie in 1991 waren alle activiteiten geconcentreerd op één centrale plek in de Wieringermeer. En toen was ineens de fut eruit. Het duurde tot 2004 alvorens drie regionale tentoonstellingsorganisaties – het KCB uit Bergen, de Boterhal in Hoorn en het Museum Waterland te Purmerend – de draad weer oppakten. ‘Lang leve de schilderkunst’ luidde het motto van deze door Piet Knook geïnitieerde Biënnale in 2004, die behalve op de drie genoemde plaatsen ook te zien was in de Grote Kerk in Schermerhorn. Thema’s In 2006 kwamen De Vishal en de provinciale steunfunctie Kunst en Cultuur NoordHolland, beide uit Haarlem, de gelederen
— ‘Als je je wilt verdiepen in hedendaagse kunst, moet je je ervoor openstellen.’ versterken. Een samenwerkingsovereenkomst moest de continuïteit van de Noord Holland Biënnale waarborgen. Zo’n overeenkomst op zich was binnen de beeldende kunst al een unieke zaak. Afgesproken werd
Landelijke uitstraling Curator Joost van den Toorn bracht onder de noemer ‘De taal der dingen’ in de Grote Kerk te Schermerhorn een select gezelschap bijeen van Joost Hoekstra, Michael Jacklin, Arjanne van der Spek, Theo Schepens, Emo Verkerk en André van de Wijdeven. Hij vindt dat hij in de mooie ruimte een ‘fantastische expositie’ heeft neergezet net op een moment dat de beeldhouwkunst een ‘doodbloedend stiefkind’ was. Dat alleen al maakte NH-3D voor Van den Toorn meer dan de moeite waard. Om die reden betreurt hij het ook dat de tentoonstelling in Schermerhorn slechts weinig mensen heeft bereikt. ‘De cataloguskrant was een goed initiatief, maar als publiciteitsmiddel onvoldoende om het grote publiek te bereiken. Daar had meer energie in gestoken moeten worden, want de expositie – en dan bedoel ik alle locaties bij elkaar – had een landelijke uitstraling.’
Niet vanzelfsprekend Andrew March, curator in het museum Waterland te Purmerend, wilde laten zien wat beeldhouwkunst was en kan zijn. Hij is doordrongen van de moeizame positie van beeldende kunst in de samenleving. ‘Een beeldhouwer was vroeger een ambachtsman die midden in het leven stond. Nu zijn zijn producten weggestopt in het museum. Beeldende kunst is min of meer verdwenen. Ik vind het leuk om ambachtelijke resultaten te laten zien.’ March had zich verheugd op de inbreng van tijdgenoten, maar kreeg het verzoek ook zijn eigen werk daartussen te plaatsen. ‘Eigenlijk heb je dan twee petten op: als maker en als samensteller van een expositie. Ik vond het leuker om puur als curator te werken. Dan heb je wat meer vrijheid en neem je misschien meer risico’s. Nu moest ik gaan denken hoe ik mijn eigen werk in het grotere geheel kon inpassen.’ Desondanks was hij blij dat hij de gelegenheid kreeg om het spotlight weer eens te richten op de zelfstandige beeldende kunst. March: ‘De beeldhouwkunst heeft een eigen bestaansrecht. Dat was in meer primitieve samenlevingsvormen vanzelfsprekend, maar dat is tegenwoordig veel minder het geval. Beeld en vorm zijn overal, maar ze zijn niet langer het exclusieve domein van de kunstenaar. Toch is die kunstenaar nog steeds een ambachtsman, die dingen onderzoekt en zijn resultaten laat zien; weliswaar in galeries en musea, want zijn werk zie je niet meer vanzelfsprekend in het openbare leven. En daarom is het belangrijk dat mensen er kennis van kunnen nemen, bijvoorbeeld door NH-3D.’ Zichtbaar maken Kunstenaars hadden dus een zwaarwegende stem in de samenstelling van NH3D. Dat was conform de wil van de meeste
organisatoren, die overigens wel voor een dilemma kwamen te staan. Moest een belangrijk deel van het beschikbare geld naar de exposities zelf of diende dat geld te worden besteed aan het bekendmaken van deze manifestatie bij het grote publiek? Er werd gekozen voor een toegankelijke presentatie van alle deelnemende kunstenaars en hun werk in een speciale krant. Die krant diende als een soort tentoonstellingscatalogus. In het voorwoord staat beschreven dat volgens de tentoonstellingmakers het beeld is ontstaan ‘dat de beeldende kunst zich lijkt te individualiseren, waarbij elke kunstenaar zijn eigen richting en stroming opeist. Thematische tentoonstellingen zoals de Noord Holland Biënnale kunnen dat beeld doorbreken door het aanbod te ordenen, waardoor bredere ontwikkelingen in de kunst zichtbaar worden gemaakt.’ Iedere kunstenaar/curator lichtte in een korte inleiding het door hem of haar gekozen thema toe en legde vervolgens uit
— ‘Beeld en vorm zijn overal, maar ze zijn niet langer het exclu sieve domein van de kunstenaar.’
waarom de door hem gekozen kunstenaars pasten in het bedachte concept. Organisator Piet Knook van het Museum Waterland in Purmerend verwoordt het zo: ‘Als je je wilt verdiepen in hedendaagse kunst, moet je je ervoor openstellen. Kunstenaars zijn specialisten. Zij werken vanuit een doorgaande lijn en laten daar bij elke expositie telkens een stukje van zien. Dat is lang niet voor iedereen te begrijpen. De teksten in zo’n krant helpen daarbij en de cataloguskrant was in dit project een belangrijk instrument om kunst dichter bij het publiek te brengen.’ Zwaan kleef aan De uitvoerige toelichting op kunstwerk en kunstenaar maakte de presentaties wel toegankelijk, maar leverde niet direct reclame op voor de grote overzichtsmanifestatie NH-3D. Bustours in de weekeinden moesten volgens Ellie van den Bomen van Kunst en Cultuur Noord-Holland de liefhebbers langs al die locaties met kunstschatten brengen. Het toegewezen subsidiebedrag bleek echter onvoldoende om alle kosten te dekken. En er werd – noodgedwongen – besloten de bustours uit het programma te halen. Een misrekening, zo zou later blijken toen De Vishal in Haarlem eenmalig met een bus vol liefhebbers, kunstenaars, vrijwilligers en belangstellenden langs alle locaties trok. De tocht was een daverend succes en het resultaat overtrof de stoutste verwachtingen. Artistiek coördinator Aart van der Kuijl van De Vishal in Haarlem weet nog goed hoezeer de deelnemers zoals Els Hoekstra van de bustrip hebben genoten. ‘Iedereen vond het ontzettend leuk, mede omdat het
Het afgesloten gebied De Nollen bij Den Helder waar uitsluitend werk van de toen onlangs overleden Rudi van der Wint te zien was, tijdens NH-3D, Noord Holland Biënnale 2006. Foto Aart van der Kuijl
zo’n groot, breed overzicht was van moderne kunst.’ Papieren tijger Mede op Van der Kuijls aandringen had de manifestatie een driedimensionaal karakter met een presentatie van video-installaties en een meer abstracte benadering van ruimtelijk werk. Zo kwamen niet alleen figuratief werkende kunstenaars maar ook kunstenaars met een minder klassieke werkwijze aan bod. Van der Kuijl: ‘We hebben ingezet op het zwaan-kleef-aan-effect. Als Jan meedoet, doet Piet ook mee. Kunstenaars zijn beducht voor hun reputatie en zo werkt het nu eenmaal. Het gevolg van
deze werkwijze was dat een reeks kwalitatief uitstekende kunstenaars zich bij ons project aansloot.’ Van der Kuijl is trots op het behaalde resultaat. ‘Zo’n overzichtstentoonstelling is heel lang een papieren tijger. Er wordt eindeloos veel vergaderd en er is veel gedoe. Over transport, verzekeringen, aankleding, publiciteit en noem maar op. Als je dan ziet hoe dat allemaal samenkomt in deze mooie overzichtsexpositie, dan geeft dat een fantastisch gevoel. En helemaal als je het gevoel hebt dat NH-3D een representatief beeld gaf van wat er op dat moment aan dynamiek was in de beeldende kunst.’
Onderdeel van het thema ‘NHverzuipt’ van de Noord Holland Biënnale 2008 zijn deze twee foto’s van Andrea Stultiëns, IJsbaan Kreileroord, winter en zomer.
Stevige samenwerking Bij de cultuurbiënnale 2008, waarin het cultuurlandschap van Noord-Holland onder de titel NHverdwijnt centraal staat, blijkt het belang van continuïteit in de organisatie en van een nog steviger samenwerking tussen betrokken partijen. De opzet van de manifestatie is nu gericht op een actieve participatie van het grote publiek. Met behulp van regionale media wordt de Noord-Hollander uitgenodigd zich met foto’s en tekst uit te spreken over stellingen als ‘Noord-Holland vertrut’, ‘Noord-Holland verpaupert’, ‘Noord-Holland verruigt’, ‘Noord-Holland verpretparkt’ of ‘NoordHolland verzuipt’. Diezelfde thema’s komen terug in het werk van 25 professionele kunstenaars. Om het publieksbereik te vergroten hebben de organisatoren het samenwerkingsverband in deze editie van de Biënnale uitgebreid met de Land- en Tuin-
— ‘Binnen de club wordt driftig gediscussieerd.’
in het kort wat De Noord Holland Biënnale toont elke twee jaar actuele ontwikkelingen in beeldende kunst en vormgeving aan een breed publiek.
waarom Beeldende kunst als een eenheid presenteren en kleinere expositielocaties in beeld brengen.
door wie Het Kunstenaars Centrum Bergen (KCB), Museum Waterland te Purmerend, de Boterhal te Hoorn, De Vishal in Haarlem, Kunst & Cultuur Noord-Holland.
sinds 1989
voor wie Liefhebbers beeldende kunst uit de provincie Noord-Holland.
bouw Organisatie-Noord. De nadruk op de publieke belangstelling heeft tot gevolg dat sommige organisatoren vrezen voor de vrijheid van handelen van de deelnemende kunstenaars. Binnen de club van initiatiefnemers wordt daarover – zoals het hoort – driftig gediscussieerd. ■
hoe Vijf kunstenaars uit Noord-Holland hebben in 2006 op vijf locaties deeltentoonstellingen samengesteld om aldus een actueel beeld te geven van de hedendaagse kunst. Als hommage werd ook het werkterrein De Nollen in Den Helder van de toen net overleden kunstenaar Rudi van der Wint in het programma opgenomen. Gedurende deze periode was recent werk te zien van 27 kunstenaars. Er is een eigen website NH-3D gemaakt en een speciale krant uitgebracht in een oplage van 40.000 stuks. De manifestatie kreeg aandacht in regionale kranten; in landelijke kranten is geadverteerd.
bereik De manifestatie NH-3D duurde van 3 september tot 9 oktober 2006. In totaal is NH-3D bezocht door 9575 bezoekers, de centrale opening in Schermerhorn trok 175 belangstellenden. Daar zijn de bezoekers van de rondleidingen en discussiebijeenkomsten niet bij gerekend. Evenmin de leerlingen die in het kader van kunsteducatie via tal van scholen (uit basis-, voortgezet en hoger onderwijs) een bezoek hebben gebracht aan onderdelen van NH-3D. De cijfers over 2008 zijn nog niet bekend. geld Actieplan Cultuurbereik Fondsen Instellingen Kunst & Cultuur NH Gemeenten www.nhverdwijnt.nl / www.nh3d.nl
50.000 6.500 10.000 12.500 10.000
Acht jaar Actieplan Cultuurbereik
pagina 93
Groningen Muziektheater maakt Groningers bewust van veranderende omgeving
#8
‘Sommigen bezochten het stuk vier keer’ Door Joep van Ruiten Kunstredactie Dagblad van het Noorden
GRONINGEN – Met de verandering van het landschap verdwijnen de verhalen over het leven op het platteland. Beeldend kunstenaar en vormgever Gert Sennema uit Grijpskerk bouwt met het project SWET aan een requiem voor het Westerkwartier in de provincie Groningen. Acht verschillende
muziektheatervoorstellingen op locatie leverde het op. Maar vooral cultureel elan. Geluk Gert Sennema gebruikte jarenlang het voormalige stationsgebouw in Grijpskerk als atelier. Een mooie plek, net buiten het
dorp. ‘Omdat het een beetje afgelegen was, had ik wel eens last van kleine vernielingen’, vertelt hij. ‘Op een gegeven moment brandde de boel zelfs af. Een ramp natuurlijk, nog los van het verlies van materiaal. Want vind maar eens iets goeds terug.’ Sennema (46) had geluk. Hij kon terecht op het terrein van de oude melkfabriek in het Groninger dorp. Een onvermoed groot complex – blijkbaar leefde vroeger iedereen in Grijpskerk van de melk – dat nu dienst doet als bedrijfsverzamelgebouw. ‘Hier was vroeger de kantine’, gebaart Sennema in een ruimte waar hij beelden van hout maakt. ‘En daar konden de mannen zich dan wassen. Ik heb het weer goed voor elkaar.’ Vergankelijkheid Toch is zijn vorige atelier niet vergeten. Wat heet: de verdwijning houdt hem nog iedere dag bezig. ‘Ik was al een tijd niet meer bij het station geweest’, verduidelijkt Sennema. ‘Maar toen ik een keer iemand
—‘Een van de meest waarde volle dingen die kunst teweeg kan brengen, is troost bieden.’
naar de trein bracht, ontdekte ik dat mijn oude atelier compleet was verdwenen. Alles keurig opgeruimd en aangeharkt, alsof er nooit een gebouw had gestaan. Alle herinneringen aan die plek, en niet alleen die van mij, waren volledig weggevaagd.’ De verdwijning van het stationsgebouw zette hem aan het denken over vergankelijkheid, verhalen en herinneringen, over afscheid en wat kunst daarbij kan betekenen. ‘Een van de meest waardevolle dingen die kunst teweeg kan brengen, is troost bieden’, zegt Sennema. ‘In de muziek is daar een mooie vorm voor bedacht, het requiem, gebaseerd op de eredienst in de katholieke kerk voor de doden.’ Artistiek onderzoek En zo ontstond SWET, een opmerkelijk en ambitieus project; een requiem voor een gebouw, waarbij kunstenaars en dorpelingen met muziektheatervoorstellingen op locatie aandacht vestigen op wat in de streek verdwenen is, of nog verdwijnen gaat. SWET is in de woorden van Sennema ‘een poging tot artistiek onderzoek naar dingen die verdwijnen’. ‘Zie het als een ritueel om stil te staan bij veranderingen’, zegt hij. Globaal is de opzet van de voorstellingen steeds hetzelfde. Verspreid over vier gemeenten zijn acht locaties gekozen – veelal gebouwen – waarvan verhalen en herinneringen worden verzameld. Vervolgens nemen een vormgever, een tekstschrijver, een componist en een regisseur per locatie het voortouw voor de voorstellingen waarbij voor de lokale bevolking een belangrijke rol is weggelegd. Drie SWET-voorstellingen zijn inmiddels achter de rug: in Grijpskerk, Grootegast en Kornhorn. ‘Als je het culturele leven in het Westerkwartier vergelijkt met dat in Noord-Groningen of in de stad, is het alsof hier nooit iets gebeurt’, zegt projectleider Willem Wessels van SWET. ‘Het is natuurlijk de vraag of dat beeld klopt. Maar wat je wel kunt stellen, is dat het Westerkwartier geen streek
Ook de wereldrecordpoging ‘badkuipzitten’ was opgenomen in de voorstelling SWET 2. Foto Antoon Hendriks/SWET
is waar mensen zichzelf graag op de borst kloppen. Het ambitieniveau lijkt daardoor laag. Een van onze doelen is het wel degelijk aanwezige talent aan te spreken.’ Schok en ongeloof In het geval van SWET 1, een locatievoorstelling rond de sloop van gebouw De Burcht in Grijpskerk naar een script van Piet Meeuse, gebeurde dat heel letterlijk. Sennema en de zijnen vroegen koren, leden van de plaatselijke toneelvereniging, prominente dorpelingen en fanfarekorpsen voor een stuk waarin afscheid werd geno-
Huisarts Rademaker als griffioen in SWET 1 in Grijpskerk. Foto Antoon Hendriks/SWET
men van hét gemeenschapsgebouw van het dorp. Centrale thema’s in de voorstelling: schok en ongeloof. Huisarts Paul Rademaker kreeg de rol van griffioen, symbool voor goddelijke macht én bewaker van het goddelijke. De Burcht is in het voorjaar van 2008 gesloopt. ‘SWET was een fantastische ervaring voor de hele gemeenschap van Grijpskerk, laat ik dat vooropstellen. Maar ondertussen is er nog geen vervangende ruimte voor De Burcht gevonden. De gemeente moet nog steeds met een goede oplossing komen.’ In het dagelijks leven speelt Rademaker
— ‘Je moet afwachten wat de kijker ermee doet. Alles gaat in stilte.’ zijn rol in SWET eigenlijk nog steeds. Als huisarts waakt hij over leven en welzijn en als voorzitter van Dorpsbelangen Grijpskerk ijvert hij voor een ruimte die de functie van De Burcht moet overnemen. ‘Het een sluit het ander niet uit’, zegt Rademaker. ‘Als Dorpsbelangen ervoor kan zorgen dat er een nieuw gemeenschapsgebouw in Grijpskerk komt, varen mijn patiënten daar wel bij.’ Asing Maat, voorzitter van fanfarekorps Ons Ideaal, zegde zijn medewerking eveneens toe. Dat ook Excelsior, de christelijke muziekvereniging van Grijpskerk, voor het stuk was gevraagd, maakte het besluit eenvoudig: ‘We treden vaker samen op, op 30 april en met de intocht van Sinterklaas. Excelsior is groter, maar ook jonger. Wij zijn de oudste muziekvereniging van het dorp: 110 jaar. We hebben veel uitvoeringen gegeven in De Burcht. Jammer dat-ie weg is.’ De Burcht is gesloopt om ruimte te maken voor een grotere C1000-supermarkt. ‘Vrijwel iedereen in het dorp had wel iets met dat gebouw’, zegt Gert Sennema. ‘Toch stuitte de sloop nauwelijks op verzet. De mensen hier snappen ook wel dat als de C1000 niet kan uitbreiden er een kans bestaat dat de supermarkt het dorp verlaat. En wat heb je dan? SWET is niet bedoeld als protest tegen verandering. Het is geen politiek statement, het is een artistiek proces.’
Het kan anders SWET wil veranderingen zichtbaar maken. In Grootegast lijkt dat overbodig: midden in het dorp bevindt zich een woestenij gemarkeerd met een fors bord waarop de bouw van ‘38 appartementen, 4 parkwoningen en commerciële ruimten’ wordt aangekondigd. Nije Gast heet het project, toekomstige bewoners krijgen uitzicht op de Rabobank én de Frieslandbank. Wie om het bord heen kijkt, ziet op een blinde muur een graffititekst met woord ‘Helmus’ – een verwijzing naar het onlangs gesloopte café-cafetaria Helmus. Voorjaar 2008 was Helmus het vertrekpunt van een korte reis door het centrum van Grootegast. Tijdens SWET 2. Het mirakel van Grootegast werd op drie locaties in het dorp de geschiedenis van het café en de omgeving verbeeld. Schrijver Sietse van der Hoek, kind van de streek, leverde een scenario vol strijd tussen hangjeugd
en overheid en tussen ouders en kinderen, maar ook anekdotes over een wereldrecord ‘badkuipliggen’ en een tandem voor vijftien man. Ook SWET 2 werd gemaakt door een mix van amateurs en professionals. Wethouder Kees Wiersma van de gemeente Zuidhorn speelde de rol van burgemeester. ‘Best lastig, maar geweldig om te doen’, blikt hij terug op zijn bijdrage. ‘Dankzij de rederijkerskamer in Grijpskerk heb ik ervaring met toneelspelen. Maar ik was nu zo’n klein onderdeel van een groter geheel, dat ik eigenlijk niet wist waar ik aan begon. Prachtig om te merken dat het dan toch goed komt.’ Wiersma bestrijdt het beeld van het Westerkwartier als een streek waar cultureel weinig gaande is. ‘Er gebeuren hier interessante dingen, al worden ze misschien niet altijd zo duidelijk verkocht. SWET laat zien dat het anders kan. Maar er zijn meer aansprekende projecten: locatievoorstel-
ling Het Ruige Paradijs in 2005 en muziekfestival Het Ruige Land in 2007 en dit jaar festival De Nacht van Electra. Als de krant er niet over bericht, wil het niet zeggen dat er niks gebeurt.’ Alles anders? Wanneer kan SWET een succes genoemd worden? Gert Sennema maakt als beeldend kunstenaar regelmatig beelden om de aandacht te vestigen op een plek of gebeurtenis. ‘Als dat beeld er eenmaal staat, moet je afwachten wat de kijker ermee doet. Alles gaat in stilte. Met SWET doe ik iets vergelijkbaars. Verschil is dat er veel meer kunstdisciplines en veel meer mensen bij betrokken zijn: muziek, theater, vormgevers, schrijvers, taal, beelden. De impact is enorm.’ Wessels is voorzichtiger, het project is nog niet voltooid. ‘De reacties zijn tot dusver goed, net als de bezoekersaantallen. Maar
dat is slechts één kant van het verhaal. Wij willen afscheid nemen van beeldbepalende gebouwen in de streek, mensen bewust maken van de veranderingen om hen heen. We willen amateurs laten coachen door professionals, een bijdrage leveren aan het culturele klimaat. De ambities zijn hoog. Als je nu resultaten wilt meten, kun je alleen afgaan op je gevoel.’ Voorzitter Maat van fanfarekorps Ons Ideaal blijft er nuchter onder. ‘Het is mooi als mensen samen iets tot stand brengen, maar dat wil niet zeggen dat alles ineens anders wordt.’
Initiator Gert Sennema op locatie in Grootegast. Foto Antoon Hendriks/SWET
— ‘Een dorp vol dwarsliggers.’
Betrokkenheid na scepsis Kunst en cultuur zijn zeer geschikte middelen om de identiteit van een streek te versterken, stelt projectleider Wessels.
‘Grootegast heeft van oudsher de naam van een dorp vol dwarsliggers, maar voor SWET 2 stonden vrijwel alle neuzen dezelfde kant op. Van de 3500 inwoners kwamen er 2000 naar een van de vier voorstellingen. Sommige mensen bezochten het stuk vier keer’, weet Wessels. ‘Dat zegt iets over de kwaliteit van de voorstelling, maar het zegt ook iets over de betrokkenheid’, vervolgt hij. ‘Er was aanvan-
kelijk veel scepsis in het dorp. Begrijpelijk, je werkt met professionals en amateurs, met vrijwilligers op plekken waar je niet meteen een stekker in het stopcontact kunt stoppen. Het is niet voor iedereen meteen duidelijk wat er staat te gebeuren. Mensen willen zien wat er met hun verhalen gebeurt, welk beeld er van hun dorp wordt gecreëerd. Uiteindelijk wint de nieuwsgierigheid het dan toch.’ ■
in het kort wat Het project SWET probeert bewoners in de regio Westerkwartier met muziektheatervoorstellingen bewust te maken van de veranderingen om hen heen. SWET behelst acht verschillende voorstellingen. Gezamenlijk vormen ze een requiem met thema’s als ongeloof, ontkenning, angst, verdriet, herstel, verandering en effectiviteit. door wie Medewerkers zijn professionele kunstenaars (regisseurs, scriptschrijvers, componisten, vormgevers et cetera) en amateurs (leden van muziekkorpsen, koren, toneelverenigingen, particulieren) in verschillende leeftijden. voor wie Bewoners van het Westerkwartier in de provincie Groningen. hoe Door middel van muziektheatervoorstellingen.
Afscheid van De Burcht in SWET 1, met medewerking van onder meer de fanfarekorpsen van Grijpskerk. Foto Antoon Hendriks/SWET
waarom Het verzamelen van verhalen en herinneringen aan gebouwen die gesloopt worden, kan louterend werken bij direct betrokkenen, hetzelfde geldt voor
het opvoeren van de voorstellingen. Daarnaast leidt het maken van voorstellingen tot meer sociale cohesie in de gemeente en wordt door het creëren van spektakelstukken de culturele identiteit van de streek versterkt. Voorts gaat van de samenwerking tussen professionals en lokaal actieve amateurs een leereffect uit. sinds SWET is gestart in 2005, de eerste voorstelling dateert uit 2007. bereik De voorstellingen in Grijpskerk trokken 1850 bezoekers, die in Grootegast 2000. In Kornhorn brachten de voorstellingen 1700 bezoekers op de been. geld Het project wordt met hulp van de gemeenten Zuidhorn, Leek, Grootegast en Marum, fondsen, de provincie Groningen en het Rijk gefinancierd uit verschillende bronnen waarvan het Actieplan Cultuurbereik de belangrijkste is. Vanuit het Actieplan kreeg SWET de volgende bedragen: 28.000 euro in 2005 voor de basisstructuur, en voor de voorstellingen: 49.770 euro in 2007, 37.500 euro in 2008 (totaal 115.270 euro).
Acht jaar Actieplan Cultuurbereik
#9
pagina 103
Zuid-Holland Cultuur voor 50-plussers
‘De nieuwsgierigheid won het’ Door Kees van Tol Redacteur AD De Dordtenaar
ZUID-HOLLAND – ‘Het leek me leuk, weer eens iets anders. Maar ik dacht dat andere mensen gedichten zouden voordragen en niet ikzelf.’ Leidy Horsnell uit ’s-Gravendeel las in een huis-aan-huisblad over de middag ‘Dichten à la carte’ onder leiding van de Rotterdamse schrijfster en schrijfdocente Bianca Boer. Ze trommelde zes plaatsgenoten op en samen gingen ze op zondagmiddag naar de bibliotheek
in het drie dorpen verderop gelegen Numansdorp. Na de introductie door Bianca Boer dacht Leidy even: wat moet ik hier nu mee? ‘Als ik van tevoren had geweten dat je zelf gedichten moest maken en voordragen was ik niet eens gegaan. Ik vond het best wel eng. Maar ik stond voor een voldongen feit’, aldus Leidy die tot de groep 60+ behoort. In plaats van met de staart tussen de benen af te druipen, besloot ze ertegenaan te gaan onder het motto ‘we zien wel waar het schip strandt’. 50+ Nederland telt 5,5 miljoen mensen van 50 jaar en ouder. Binnen twintig jaar groeit deze groep met nog eens twee miljoen. Onderzoek van de provincie Zuid-Holland toont aan dat 50-plussers zich graag meer bezighouden met cultuur dan nu het geval is. Kunstgebouw, uitvoerder van het kunsten cultuurbeleid van Zuid-Holland, kreeg de opdracht om culturele instellingen in de regio in hun programmering meer rekening te laten houden met deze snelgroei-
Bezoekers luisteren naar directeur Rob Kreszner die over de geschiedenis van het Gorcums museum vertelt. Foto Michelle Muus
— ‘We zien wel waar het schip strandt.’
In de grote zaal van Dario Fo in Poeldijk was een high-tea. De Westlandse dichter Anton Born leerde dat in iedereen een poëet schuilt. Foto Michelle Muus
ende groep en ze bij het culturele leven in Zuid-Holland te betrekken. Kunstgebouw organiseerde de conferentie ‘50pk. Tijd voor cultuur’. Meer dan honderd vertegenwoordigers van culturele organisaties, zorginstellingen, ouderenbonden en media luisterden naar marketingexperts, ervaringsdeskundigen en elkaar. Dit resulteerde in het project ‘50pk. Cultuurmaand’. In april 2008 werd die voor het eerst georganiseerd. Er waren zeven verschillende activiteiten voor 50-plussers in Zuid-Holland: uiteenlopend van ‘KookKunst in het museum’ tot ‘Lunch in het theater’ en van ‘Dichten à la carte’ tot een ‘Filmontbijt’, van ‘Op reis met de bibliotheek’ tot een toneelvoorstelling in een zorgcentrum. Steeds werd gezocht naar niet-alledaagse vormen van samenwerking. Bij ‘Op reis met de bibliotheek’ kwamen niet alleen auteurs van reisverhalen voorlezen uit eigen werk, maar werd er ook samengewerkt met fitnesscentra en buitensportwinkels. Terwijl Joyce Roodnat vertelde over trektochten te voet gaf Perry Sport informatie over buitensportmaterialen en sauna, fiten beautycenter Avilas over de voorbereidingen van een wandeltocht.
Terugdenken Leidy Horsnell merkte bij de andere dichters in spe aanvankelijk ook enige aarzeling. ‘Maar de nieuwsgierigheid won het van de verlegenheid en al snel brak het ijs.’ Een van de dichtopdrachten was om terug te denken aan vroeger, op te schrijven wat bij ze opkwam en vervolgens die woorden te gebruiken in een gedicht. Voorwaarde was dat al die woorden werden gebruikt. Leidy raakte snel vertrouwd met de aanpak van de schrijfdocente, die steeds kritische, maar vooral positieve commentaren gaf en de deelnemers enthousiasmeerde. ‘Bij een andere opdracht moest het gedicht over eten gaan. Naar aanleiding van een geur die bij je opkwam.’ De deelnemers droegen hun eigen gedichten voor. ‘Er was ook een moeder met een tiener. Dat meisje was het meest verlegen van allemaal.’ De meesten van hen waren mensen die net als Leidy wel vaker iets cultureels ondernemen. Vijf maanden na dato zegt ze: ‘We praten nog wel eens over hoe leuk het was die middag. Ik ben helemaal geen schrijver. Misschien worden mijn sinterklaasgedichten een beetje anders, maar ik denk toch dat ik die op de oude, vertrouwde manier blijf maken. Volgend jaar wil ik wel weer iets in
deze trant ondernemen.’ Deze trant? ‘Iets cultureels, iets actiefs, iets culinairs en in de Hoeksche Waard.’ Een Museale Muzikale Maaltijd Narda Dieleman-van Oosten en haar man Peter kwamen ieder via een andere weg op het idee mee te doen. Zij kozen voor de Museale Muzikale Maaltijd in het Gorcums Museum. Peter hoorde het van kennissen met wie hij de plaatselijke monumentendag organiseert; Narda las het in de krant. Toen Peter erover begon, wist zijn echtgenote meteen wat hij bedoelde. Een chef-kok had zich voor de Museale Muzikale Maaltijd laten inspireren door een schilderij uit 1785 van Cornelis de Jonker (1762-1830) dat de keuken van het Oude Vrouwenhuis in Gorinchem verbeeldt. Elf bejaarde dames zitten aan een eenvoudig gedekte tafel geduldig te wachten tot het eten wordt opgediend door een twaalfde vrouw. De chef-kok vertelde dat de Hollandse keuken in die tijd sterk beïnvloed was door de Franse overheersers. En tijdens de maaltijd waren Hollandse en Franse liedjes te beluisteren. Voorafgaand aan de maaltijd was er een rondleiding door het museum langs onder meer schilderijen, kaarten, maquettes, wapens, speelgoed en gebruiksvoorwerpen die samen een beeld geven van de geschiedenis van de stad. ‘De geschiedenis werd heel leuk verteld. Het zou een idee zijn voor het museum om dat vaker te doen’, vertelt de familie Dieleman enthousiast, die geregeld een museum of concert bezoekt. Ze vonden de combinatie erg leuk: het eten van Hollandse pot met Franse allure in het gezelschap van grotendeels onbekende mensen en cultuur. ‘Het was een schot in de roos. Je bekijkt het museum bij zo’n gelegenheid met andere ogen.’ Ze hebben er mensen ontmoet van wie ze hoorden dat ze geen regelmatige museumbezoekers zijn, zoals
een vrachtwagenchauffeur en een oudere weduwnaar. Bij een volgende gelegenheid zouden ze zeker weer komen! Het echtpaar stelt het op prijs dat er ook wat belangstellenden waren van onder de vijftig jaar: ‘Een mix van leeftijden is altijd beter.’ Nieuwe mensen Directeur Rob Kreszner viel het op dat er tijdens de avond veel mensen in zijn museum waren die hij nog niet eerder had gezien. Hij vond het erg leuk om aan het project 50pk. mee te doen: ‘We zijn een kleine instelling en konden er flexibel op inspelen.’ Er was subsidie van Kunstgebouw en het museum kon meeliften op de publiciteit van het project 50pk., waardoor het weinig geld kwijt was aan reclame. Bovendien was de kok een kennis van hem en waren er vrijwilligers om de avond in goede banen te leiden. Daardoor heeft de museale muzikale maaltijd het Gorcums Museum weinig geld gekost. Over een eventueel vervolg op deze activiteit speciaal voor 50-plussers zegt hij: ‘Binnen de groep van mensen van 50 jaar en ouder zijn zo veel verschillen. Die zou je apart moeten benaderen. Iemand van tussen 50 en de 60 heeft in de regel nog een drukke baan, terwijl mensen van 80 een heel ander leven leiden.’
— ‘We praten nog wel eens over hoe leuk het was die middag.’
Het Zwijndrechtse theater De Uitstek stond in april 2008 op het punt gesloten te worden wegens bezuinigingen van de gemeente. Toch organiseerde zakelijk leider Marion Haverkamp een 50pk. -activiteit: een lunch en de theatervoorstelling Het wachtwoord. Foto Michelle Muus
Brede doelgroep Het Tympaan Instituut heeft de cultuurmaand geëvalueerd. Aan het onderzoek werkten 221 mensen mee. Gebleken is dat 50pk. een brede doelgroep heeft bereikt; niet alleen ouderen die al geregeld aan culturele activiteiten meedoen, maar ook mensen die incidenteel een theater, museum of andere culturele instelling bezoeken. Driekwart van de bezoekers was vrouw; verhoudingsgewijs zijn er onder ouderen meer vrouwen dan mannen. Bovendien hebben vrouwen relatief meer belangstelling voor kunst en muziek, terwijl mannen zich liever met het culturele erfgoed bezighouden, zoals archieven en archeologie. Van de deelnemers was 9 procent nog geen 50; 15 procent was 80 jaar of ouder. Het zwaartepunt lag bij de categorie tussen 60 en 69 jaar: 33 procent. Netwerken zoeken De cultuurmaand was een voorlopig hoogtepunt. Zo kijkt André Kok van Kunstgebouw terug op deze explosie van activiteiten die
in het kort wat 50pk. is een project van Kunstgebouw, uitvoerder van het kunst- en cultuurbeleid van Zuid-Holland. Aan de hand van wensen van de doelgroep 50-plussers werd samen met centra voor de kunsten en kunstinstellingen het project ‘50pk. Tijd voor cultuur’ opgezet. Het project bestaat uit een serie deelprojecten; waaronder ‘Dichten à la carte’, zelf een middag gedichten maken op basis van een thema, ‘KookKunst in het museum’ , ‘Lunch in het theater’ , ‘Filmontbijt’, ‘Op reis met de bibliotheken’ of tot een toneelvoorstelling in een zorgcentrum. door wie Kunstgebouw i.s.m.: Gorcums Museum, Stichting Toon Gorinchem, MuseumgoudA, Dordrechts Museum, Stichting ToBe Dordrecht, Rotterdams Historisch Museum, Chabot Museum Rotterdam, Isala Theater Capelle aan den IJssel, Theater De Stoep Spijkenisse, Theater Twee Hondjes Hellevoetsluis, BREStheater Brielle, Centrum voor Kunst en Cultuur Zoetermeer, Vrije Academie Delft, Dario Fo Poeldijk, Museum voor Communicatie Den Haag, filmhuizen, bibliotheken van ZuidHolland en Pro Biblio, Argos Zorggroep, ANBO, De Theaterfabriek en Pluspunt Rotterdam, De Werkschuit uit Gouda. voor wie Bewoners van de provincie Zuid-Holland.
In het Zoetermeerse CKC werden onder leiding van dichter/schrijver Gé Ansems gedichten gemaakt met als thema ‘Liefde in de seizoenen’. Foto Michelle Muus
hij samen met Anne-Rienke Hendrikse organiseerde. Na de officiële start van de 50pk. Cultuurmaand in MuseumgoudA met de eerste editie van ‘KookKunst’, volgden tientallen bijenkomsten in musea, theaters en centra voor de kunsten en filmhuizen. Hoewel de doelstelling was om 50-plussers meer vertrouwd te maken met cultuur, was er voor Kunstgebouw nog een tweede doel, namelijk de instellingen stimuleren om in de eigen regio op een actieve manier op zoek te gaan naar deze doelgroep. Niet alleen door een folder of brochure uit te brengen en te wachten op aanmeldingen uit de doelgroep, maar netwerken te zoeken, zoals de ANBO of andere ouderenbonden en zorginstellingen. André Kok stelt dat de nadruk niet te zeer moest liggen op het feit dat de doelgroep 50-plus is. ‘Daar willen 50-plussers het
verder uitwerken. ‘Ik zou graag een herhaling zien in april 2009.’ Daarom is in de tweede conferentie, die in november 2008 is gehouden, meer aandacht geweest voor innovatie en conceptontwikkeling. Kunstgebouw wil daarbij samenwerken met de wereld van mode en design, ‘omdat die voortdurend vernieuwt.’ Het streven is om in 2009 jaar zestig deelnemende instellingen te hebben en om ook witte vlekken op de kaart in te kleuren, zoals de Alblasserwaard waar, behalve in Gorinchem, niets te beleven viel in de cultuurmaand. ‘We staan aan het begin. Als over drie jaar alle instellingen zeggen dat ze voortdurend activiteiten organiseren voor 50-plussers ben ik een gelukkig mens. Zijn allergrootste wens is dat dit concept niet alleen in Zuid-Holland wordt toegepast, maar overal in Nederland. ‘Kunstgebouw wil het concept graag aan anderen overdragen.’ ■
hoe Door laagdrempelige activiteiten aan te bieden in bibliotheek, theater, schouwburg en museum met thema’s die de doelgroep aanspreken, zoals bewegen en eten. Dit werd gecombineerd met culturele activiteiten, zoals gedichten maken, lezingen, rondleidingen en voorstellingen. waarom Doel was om deze instellingen meer aandacht te laten geven aan specifieke behoeften van ouderen en om meer ouderen in contact te brengen met cultuur. sinds 2008 bereik circa 850 deelnemers geld Er is 330.000 euro voor 50pk.: 130.000 euro van de provincie Zuid-Holland en de rest, 200.000 euro, eigen geld van Kunstgebouw, dat overigens wordt gesubsidieerd door Zuid-Holland. www.50pk.nl
helemaal niet over hebben.’ Het was volgens hem dan ook heel gunstig dat zo’n tien procent van de 850 deelnemers aan de cultuurmaand jonger was dan 50 jaar. ‘De 25 instellingen die het hebben aangedurfd, waren enthousiast en de waardering van de deelnemers was enorm. Ze willen het idee
—‘Je bekijkt het museum bij zo’n gelegenheid met andere ogen.’ ‘Op reis met de bibliotheek’ van Naaldwijk, niet alleen met medewerking van Joyce Roodnat maar ook van Perry Sport en fitnesscentrum Avilas. Foto Michelle Muus
Acht jaar Actieplan Cultuurbereik
#10
pagina 113
Zeeland Zingen in Zeeuws dialect
‘De taal zit in mijn hart’ Door Rinus Antonisse Senior verslaggever van de Provinciale Zeeuwse Courant
ZEELAND – Muziek in je moerstaal. Zo is de dialectwedstrijd Zing Zeeuws! kort en goed omschreven. Het is niet zomaar een muziekfestijn. Er ligt een heel serieuze doel-
stelling aan ten grondslag: het bevorderen van het gebruik van de Zeeuwse dialecten. ‘Dat kan heel goed door muziek te maken’, zegt consulent streektalen Veronique De Tier. ‘Je haalt het dialect uit de ouderwetse en oubollige hoek, waar het ten onrechte in wordt weggezet. Het is een laagdrempelige manier om het Zeeuws beter te leren kennen.’
DØnder treedt op, Zing Zeeuws! 2006. Foto Bert van Leerdam
Ontdekken Er zijn inmiddels twee edities van Zing Zeeuws! achter de rug. De Tier, als consulent verbonden aan de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland (SCEZ), constateert dat de doelstelling zeker gehaald is. Het aantal deelnemers steeg van 18 naar 26. ‘Geen overweldigende aantallen, maar je moet er wel rekening mee houden dat Zeeland een gebied is met weinig inwoners’, merkt ze op. ‘We hebben niet heel veel nieuw talent ontdekt. Er zijn wel groepjes en individuele zangers die nog nooit iets in het Zeeuws hadden gedaan, die het muziek maken in dialect nu hebben ontdekt. Enkelen hebben al een cd uitgebracht.’ Gijs Kamphuis uit Sluis maakt met zijn groep Deo Volente (‘We wilden iets in het Latijn en kwamen daarop uit’) oorspronkelijke, Nederlandstalige poëzie-pop, in de trant van Acda en De Munnik. Aan de eerste editie van Zing Zeeuws! deed Kamphuis niet mee, voor de tweede manifestatie kreeg hij het verzoek een tekst in West-ZeeuwsVlaams dialect van muziek te voorzien en op de wedstrijd te presenteren. Iets geheel nieuws voor hem. Het zette hem aan het denken. ‘Ik ben zelf een beetje gaan knutselen met de Zeeuwse taal. Ik dacht: we maken Nederlandstalige liedjes, waarom dan niet in het Zeeuws?’ Hij is begonnen met het verzinnen van een
— ‘Ze hebben het muziek maken in dialect nu ontdekt.’ tekst in het dialect van het Land van Cadzand. ‘Je schrijft het fonetisch op en kijkt of het een beetje klopt en wat er nog aan leestekens enzo bij moet. We hebben nu ons repertoire uitgebreid met één Zeeuws liedje: ‘Hond in je kuiten’. Kamphuis vindt het schrijven en zingen in dialect best moeilijk. ‘Ik ben zanger, praat wel dialect, maar zing het eigenlijk nooit. Dat is wel even een kleine omschakeling. Je moet praten zoals je altijd praat, alleen dan op een melodie.’ Hij vond het ‘heel grappig’ om te doen. ‘Leuk om te zien wat er mogelijk is in dialect. Het is best bijzonder te ervaren dat je een lied ook in dialect kunt zingen.’ Streektaalmuziek Zing Zeeuws! beleefde eind 2006 de première. Het initiatief voor de wedstrijd is genomen door Joop van den Bremen, ken-
ner en verzamelaar van streektaalmuziek uit het hele land. Hij heeft er ook een zeer complete website over. ‘De aanleiding was dat ik overal in dialectsprekende gebieden een golf van oplevende streektaalmuziek zag. Dat miste ik een beetje in Zeeland. Ik heb een stel Zeeuwen bij elkaar gehaald om ook wat te organiseren’, vertelt hij. Het enthousiasme was er meteen en werd na de eerste aflevering alleen maar groter. Van den Bremen is ervan overtuigd dat veel Nederlanders graag naar muziek uit de eigen regio luisteren. Neem bijvoorbeeld Nynke Laverman: van haar cd Sielesâlt zijn meer dan 35.000 exemplaren verkocht, dik goud dus. Een van de populairste Belgische bands, Fixkes, brengt een mengeling van akoestische popmuziek en rap. De groep is bekend van ‘Kvraagetaan’, een dialectnummer dat lang op nummer één stond. Gé Reinders bereikte met het lied ‘As se mos goan’ de Limburgse hitparade en haalde zelfs plaats 27 in de Top 2000 met ‘Blaosmuziek’. Leuk detail: hij wordt begeleid door de fanfare Vlijt en Volharding uit het Zeeuwse Souburg. Hiphop in de streektaalmuziek is in een aantal provincies gemeengoed, weet Van den Bremen. ‘Af en
toe stijgt iemand omhoog, ook tot landelijk niveau. Denk aan Twarres, Rowwen Hèze en De Kast. Daaronder zit een heel circuit van regionaal bekende muzikanten.’ K’et allangka De wedstrijd die Van den Bremen voor ogen stond, bestond uit het Zeeuwse lied in alle denkbare variaties. Van ballades en zeemansliederen tot rap en harde rockmuziek, en van ingetogen en cabareteske solo’s tot eigentijdse popbands. Van kalmpjes aan tot oerend hard, zogezegd. Wat dat betreft is Van den Bremen – geboren in Amsterdam en vanuit Groningen zo’n veertig jaar geleden naar Vlissingen gekomen – op zijn wenken bediend. De opleving van streektaalmuziek is ook in Zeeland op gang gekomen. Belangrijk vindt hij dat niet alleen bestaande en soms provinciaal bekende zangers en groepen zich inzetten, maar ook nieuw, onbekend talent. Voor de organisatie van de streektaalwedstrijd is een werkgroep opgericht, die is aangehaakt bij de Stichting De Zeeuwse Taele. Deze club zet zich in voor het behoud van het dialect als immaterieel erfgoed. Zo zorgde de stichting onder meer voor een aanvulling op het Woordenboek der Zeeuwse Dialecten en schreef een wedstrijd uit voor het leukste Zeeuwse woord en de mooiste dialectuitdrukking (als mooiste woord kwam uit de bus ‘platte zeuge’ (schuurborstel), als mooiste uitdrukking ‘lae mè, k’et allangka’ (laat maar, ik heb het al)). De doelstellingen van de stichting komen nauw overeen met die van Zing Zeeuws! en daarom is ervan afgezien een aparte stichting in het leven te roepen. Afzwaai-effect In verschillende andere streektaalgebieden is al langer sprake van muzikale dialectactiviteiten in de vorm van een wedstrijd. In Zeeland is voor een eigen invulling gekozen. Er zijn drie categorieën gevormd. De
eerste categorie is voor de tekstschrijvers: mensen die alleen een liedtekst willen of kunnen schrijven. De tweede categorie zijn de liedjesschrijvers, bands en zangers die een aangeleverde Zeeuwse tekst van eigen muziek voorzien en het liedje zelf uitvoeren. De uitvoerenden zijn de derde categorie, zij brengen een eigen dialecttekst met muziek op de planken. Met Zing Zeeuws! wil de werkgroep vooral Zeeuwse zangers en groepen bereiken die nog niet eerder of nauwelijks in dialect gezongen hebben en tekstschrijvers die zich toeleggen op de streektaal, legt Van den Bremen uit. Een tweede doelgroep zijn natuurlijk de mensen die geïnteresseerd zijn in dialect en muziek. Dan gaat het algauw om zo’n vierhonderd mensen die de wedstrijd bijwonen. Een ‘afzwaai-effect’ noemt Van den Bremen de vervolgoptredens van zangers en groepen en in enkele gevallen het uitbrengen van een cd. De streektaalkenner beklemtoont dat muziek maken in dialect niet nieuw is. Zeeuwse groepen als Surrender, de Lamaketta’s, Ambras en Krysus doen het al
— ‘Ik zag een golf van ople vende streektaalmuziek.’
langer en met succes. Ze hebben een schare trouwe fans weten te verzamelen. Ook individuele zangers als Engel Reinhoudt en Anja Kopmels hebben hun sporen in de slik verdiend. Waar? De werkgroep richt zich met het oog op de toekomst en vanuit de doelstelling het spreken van dialect breed te bevorderen, nadrukkelijk op jongeren. ‘Een van de handicaps is dat jonge mensen best in dialect muziek willen maken, maar waar hebben ze dat kunnen leren? Onder de tekstschrijvers bevinden zich vooral ouderen, die zijn groot geworden met streektaal. Jongeren kunnen die teksten prima spreken of zingen, maar ze zelf schrijven is lastiger.’ Van den Bremen erkent dat het aantal jongere deelnemers aan de wedstrijden in de minderheid was. ‘Dat loopt nog niet storm.’ Hij vindt dat hierover niet al te geforceerd gedaan hoeft te worden. ‘Je moet niet zo nodig dit en dat willen doordrukken. Met Zing Zeeuws! willen we vooral een platform bieden – faciliteren heet dat deftig. En dan blijkt dat
Dingeman de Visser op Zing Zeeuws! 2008. Foto Bert van Leerdam
een aantal mensen de stap naar het podium durft te wagen.’ Het Zeeuws bestaat niet De deelnemers aan de wedstrijd komen uit alle regio’s van Zeeland, alleen het kleine Sint-Philipsland ontbreekt. Van den Bremen is blij dat het bijna een provinciebreed bereik heeft. Daardoor is een breed scala aan verschillende dialecten te horen, wat onderstreept dat Zeeuws als taal eigenlijk niet bestaat. Voor de niet al te zeer ingewijde belangstellende valt het niet mee om, zeker als er specifieke dialectwoorden gebruikt worden, te verstaan wat er voor het voetlicht wordt gebracht. Gezongen in het dialect van het Walcherse platteland (niet het ‘stadse’ taaltje van Middelburg of Vlissingen) klinkt dat heel anders dan ‘Zóma een vesje’, een ode van Nelly Dey-Dieleman aan het ZeeuwsVlaamse land:
’t Is iets in ’t Zeêws en ’t ei talent en ’k gaan ’t zeggen a ma vent D’uutgestrkte polder, de reuke van de zeê, aantjes rapen, ja dat val nie mee (…) ’t is ier leutig en ’t is ier plesant, zo zien wudder ’t aan onze kant Boven de Schelde kunnen ze ’t nie weten, maar Zeeuws-Vlaanderen wordt vee vergeten.
In vertaling: ‘Zomaar een versje’ Het is iets in het Zeeuws, het heeft talent en ik ga het mijn man vertellen De uitgestrekte polder, de geur van het water, kreukels rapen, ja dat valt niet mee Het is hier leuk en plezierig, zo zien wij dat aan onze kant Boven de Schelde kunnen ze het niet weten, want Zeeuws-Vlaanderen wordt vaak vergeten.
Eén voorbeeld van een specifiek dialectwoord: ‘aantjes’ is typisch ZeeuwsVlaams. Boven de Westerschelde worden deze alikruiken ofwel zeeslakken ‘kreukels’ genoemd.
in het kort wat Het project Zing Zeeuws! wil de streektaal door hedendaagse muzikale activiteiten dichter bij de mensen brengen. Het project bestaat uit een talentenjacht voor Zeeuwse muzikanten en songwriters (‘of je nou Kerkwerfs, Stallands, Peelands, Yesses, Beekerks, Zaomslags, Kloôsters, Bressiaons of Middelburgs praat’). door wie De wedstrijd Zing Zeeuws! wordt georganiseerd door een werkgroep van de Stichting De Zeeuwse Taele. De Stichting De Zeeuwse Taele wordt bij het project ondersteund door de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland, de Zeeuwse Vereniging voor Dialectonderzoek en het Zeeuws Instituut voor Sociale en Culturele Ontwikkeling. voor wie Zeeuwen en streektaalliefhebbers. hoe Er zijn drie groepen: tekstschrijvers die
Klappen De uit Vlaanderen afkomstige streektaalconsulent De Tier toont zich ‘aangenaam verrast’ door het succes van Zing Zeeuws! Als de belangstelling zich in stijgende lijn voortzet, moet een volgende keer gedacht worden aan het houden van voorrondes. Door in de namiddag al te beginnen, waren tijdens de tweede aflevering de 26 acts nog net in één keer te behappen. Meer bijeenkomsten houden kan een financieel probleem opleveren, want stichting De Zeeuwse Taele is voor de kosten afhankelijk van subsidies. ‘Dat is een zorg voor later’, meent De Tier. Ze onderstreept dat Zing Zeeuws! geen op zichzelf staande activiteit is. Er wordt op verschillende fronten hard gewerkt om de streektaal levend te houden. ‘Niet iedereen is in muziek geïnteresseerd.’ Als voorbeeld noemt De Tier de ‘Klapbank’: een door de provincie reizende tentoonstelling waar onder meer verhalen in verschillende dialecten te horen zijn, genoemd naar een plek waar vooral ouderen in een dorp de lopende zaken bespreken (‘klappen’ is kletsen). Ook brengt ze in herinnering de wedstrijd ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van de Zeeuwse Dialectvereniging voor het leukste Zeeuwse woord en mooiste uitdrukking. Hart Omdat schrijven in dialect veel moeilijker is dan praten, wordt aandacht besteed aan het vertalen van teksten in streektaal. Daar is door een werkgroep Bijbelvertalingen al ervaring mee opgedaan (zo is het Hooglied in het Zeeuws omgezet). De bedoeling is aan spelling meer aandacht te schenken. Er
Bennie Hek en de Houdoes met het koor Flash Back uit Goes. Zij hebben de wedstrijd 2008 in de categorie ‘eigen liederen’ en de publieksprijs gewonnen.
Foto Joop van den Bremen
is een enquête naar het gebruik van groeten afscheidswoorden en gezondheidswensen in dialect in voorbereiding. En op punt van verschijnen staan drie afleveringen van de omvangrijke serie Woordenboek van de Vlaamse Dialecten; waarvan het Vlaams van Zeeuws-Vlaanderen er een is. Voor Dingeman de Visser uit het Walcherse Biggekerke hoeft dat allemaal niet zo nodig. Voor hem is het dialect dagelijkse kost. Met zijn groep Dønder (hard- en speedrock) nam hij aan beide wedstrijden van Zing Zeeuws! deel en hij zong ook solo. Met het lied ‘Softijsje’ won Dønder de publieksprijs (een beeldje van een boer) en in 2008 won Dingeman onder eigen naam in de categorie ‘uitvoering liedteksten’. Hij beschouwt zichzelf als een echte Zeeuw. ‘De taal zit in mijn hart. Ik vind het erg leuk ook in dialect te zingen. Ik heb wel een paar Nederlandstalige en Engelse nummers geschreven, maar mijn liefde ligt toch bij het zingen in dialect.’ Voor Dønder schrijft De Visser alle nummers meteen in het Walcherse dialect. Inmiddels beslaat het repertoire zo’n zeventien liedjes. Gekleed in een Elvispak maakt hij er met zijn groep een hele show van, waarbij kettingzagen en crossmotors voor speciale effecten zorgen. ‘Onze fans vinden het prachtig. Die zijn grotendeels Zeeuwstalig. We worden steeds meer gevraagd voor optredens op festivals. We
hebben een demo-cd met vijf nummers gemaakt en onze eerste professionele cd komt eind 2008 uit.’ Bij het componeren van een lied gaat Dingeman gewoon aan de slag. ‘Ik pak m’n gitaar. Als ik wat akkoorden aansla komt er algauw een melodie en daar verzin ik een tekst bij. Ik weet niet of ik het allemaal wel goed opschrijf, maar het gaat toch vooral om hoe je het uitspreekt en hoe je het zingt. Ik heb wel een aantal boeken in streektaal gelezen en mijn vader is helemaal gek van dialecten.’ ■
liedteksten aanleveren; muziekgroepen die teksten van de schrijvers uitvoeren; groepen die zelf teksten en muziek ten gehore brengen. De inzendingen worden door een onafhankelijke jury beoordeeld, lettend op taalgebruik en originaliteit, naast presentatie, uitvoering en muzikaliteit; de winnaars ontvangen een geldbedrag; het publiek kent de publieksprijs toe. waarom Ontsluiting van een deel van het immateriële erfgoed voor een breder publiek. sinds 2006. Inmiddels zijn twee festivals gehouden, in november 2006 en november 2008. bereik Bij het project zijn ongeveer 100 muzikanten, begeleiders en vrijwilligers betrokken; tijdens het festival zijn er 400-450 bezoekers. geld De kosten van een festival bedragen ongeveer 16.000 euro. Vanuit het Actieplan is er in 2006 4.500 euro en in 2008 5.000 euro aan dit initiatief gegeven. www.streektaalzang.nl/zingzeeuws.nl www.streektaalzang.nl/strk/strkzeen.htm
De tweede editie van het festival trok weer ruim 450 bezoekers. Foto Bert van Leerdam
Acht jaar Actieplan Cultuurbereik
pagina 123
Almere Festival Afrique-Carib trekt 10.000 bezoekers
#11
‘In deze setting gaat het bijna vanzelf’ Door Corinne Groenenberg Redactie Flevopost
ALMERE – Trillende billen, wiegende heupen en stralende gezichten. Een blond meisje zit op de nek van haar vader en zwaait met haar armen. Een ouder echtpaar uit Curaçao danst alsof hun leven ervan afhangt. Leren van elkaars cultuur staat centraal tijdens het swingende Festival Afrique-Carib in Almere, een van de snelst groeiende steden van Nederland. De stad telt zo’n 135 verschillende
nationaliteiten. Dit is een van de redenen waarom het kleurrijke festival, dat in 2005 voor het eerst werd georganiseerd, zo’n succes is. In de zomer van 2008 trok het festival 10.000 bezoekers. ‘Volgend jaar hopen we dat zo’ n 15.000 mensen naar de Grote Markt in Almere komen om hun favoriete artiesten in levende lijve te zien’, zegt Ylanga Blinker, initiatiefnemer van het festival.
Gedachtegoed Blinker komt uit Suriname, is opgegroeid op Sint-Maarten en woont nu in Almere. In april 2005 richtte ze haar eigen stichting op, de Afrique-Carib Breathtaking Foundation. Het festival richt zich op mensen met een Afrikaanse of Caribische afkomst én autochtone Nederlanders. ‘Met name jongeren, de toekomstige dragers van de maatschappij, hebben er behoefte aan om op aangename en ontspannen wijze iets van elkaar en elkaars cultuur, gewoonten en gedachtegoed te leren’, vertelt ze. Zulile, die de verschillende artiesten aanen afkondigt, straalt zodra ze het grote podium betreedt. ‘We hebben meer dan nasi en bami!’ roept ze vrolijk vanaf het grote podium. ‘We hebben ook hapjes uit Mozambique, Ghana, Curaçao en SintMaarten. Maak kennis met de socamuziek, Afrikaans-Caribische literatuur, kunst en cultuur. Geniet van Afrique-Carib!’ Er volgt een luid applaus. De band Chocolate City, bestaande uit muzikanten uit onder andere Sint-Maarten en Aruba, begint met spelen. De mix van R&B, Zouk, soca, rap en reggae laat de mensen op het plein swingen. Verschillen en overeenkomsten ‘Wat we met het festival willen bereiken? Allereerst willen we de mensen een leuke, swingende middag en avond bezorgen’, zegt Ylanga. ‘We willen het publiek kennis laten maken met de Afrikaans-Caribische cultuur. We programmeren de muziekgenres die bij het grote publiek onbekend zijn. Soca bijvoorbeeld, een stroming uit het zuidelijke deel van het Caribisch gebied. Daarnaast houden we dialogen. Mensen van verschillende culturen komen met elkaar in gesprek. Hier leren ze van.’ Zulile knikt. ‘Veel mensen denken dat alle donkere mensen, of
je nu van Suriname komt of Sint-Maarten, dezelfde achtergrond hebben. Dit is niet altijd het geval. De verschillen tussen de culturen onderling zijn groot. Dit merk je onder andere aan de muziekstijlen, de kleding en het eten. Maar er zijn ook overeenkomsten. Deze hoor je terug in de klanken van de muziek, de verschillende dansen en kunstuitingen. Dat kunnen mensen tijdens het festival ook ervaren.’
Lekker, exotisch eten is onderdeel van het festival. Foto Gert Schutte
— ‘Ik heb eventjes het gevoel dat ik thuiskom.’
El Canario zorgt ervoor dat de Grote Markt van Almere swingt. Foto Ruud van der Lubben
Klank en ritme John is een vaste bezoeker van het evenement. Hij vertelt dat mensen uit bijvoorbeeld Sint-Maarten, Trinidad, Barbados, Saint Kitts en Anguilla erg uitkijken naar het Festival Afrique-Carib. ‘Ik kom zelf van Curaçao en de muziek die op ons eiland wordt gemaakt is niet zo heel bekend in Nederland. Hier in Almere treden de voor ons bekende bands gewoon op. Vergelijk het maar met Nederlanders die in Australië wonen. Wanneer een artiest als Marco Borsato daar een optreden geeft, gaat het dak er toch ook af?! Als ik mijn favoriete band hoor, heb ik eventjes het gevoel dat ik thuiskom. Het is leuk om te zien dat Nederlanders en Afrikanen ook swingen op onze muziek. Alles draait om klank en ritme. Het feit dat je zwart, wit, oud of jong bent is even niet belangrijk.’ Open Het is koopzondag. De terrassen naast het podium op het grote plein zitten vol. Mensen die zojuist inkopen hebben gedaan kijken nieuwsgierig naar de dansende mensenmassa. Sommigen blijven even kijken en wandelen daarna door. Anderen
gaan op in de kleurrijke groep mensen. ‘De Afro-Caribische cultuur is meer dan salsa’, lacht John. Dat vindt ook Debbie, vrijwilligerster tijdens het festival. ‘Het is ontzettend druk vandaag’, zegt ze lachend. Ze kijkt naar het podium, waar de bekende salsa-artiest El Canario over een paar minuten begint met zijn optreden. Het plein wordt drukker en drukker. ‘De sfeer is fantastisch. Het is hier gemoedelijk en je voelt je gelijk welkom.’ ‘Mensen stellen zich hier écht open voor iets nieuws. Bovendien richten we ons niet op onze culturele verschillen, maar juist op onze overeenkomsten.’ Debbie vertelt dat ze tijdens het eerste festival in 2005 erg onder de indruk was van een band uit Kaapverdië. ‘Ik kom zelf van Sint-Maarten en herkende bepaalde klanken van ‘mijn’ muziek in hun (Afrikaanse) muziek. Ik werd er helemaal vrolijk van.’ Zodra El Canario en zijn orkest het podium opkomen, klinkt er luid gejuich. Iedereen, maar dan ook iedereen beweegt vrolijk op de onweerstaanbare ritmes die de band produceert, die variëren van explosieve merengue naar verhitte salsa. ‘Super cool!’ zegt Thirza. Ze is speciaal naar het festival gekomen voor deze band. De scholier zit op salsales en heeft veel over El Canario gehoord. ‘Het leek me leuk om ze eens met eigen ogen te zien. De muziek klinkt goed en het is tof om te zien hoe iedereen uit z’n dak gaat.’
Diepgang Volgens Ylanga is de programmering erg belangrijk. ‘Als je goede artiesten op je festival hebt, komen de mensen vanzelf. Het is leuk om je te verdiepen in wat mensen willen. Bovendien is onze doelgroep heel breed. Dan is het natuurlijk fantastisch als je ziet dat iedereen uit zijn dak gaat op de muziek. Met elkaar praten over de multiculturele samenleving is een belangrijk onderdeel van het festival. Dit gebeurt ongedwongen tijdens en na de verschillende optredens, maar ook in georganiseerde dialogen. Onder leiding van een gespreksleider wordt in kleine groepen gesproken over normen en waarden, hangjongeren en bijvoorbeeld de toekomst van Suriname. De dialogen zorgen voor diepgang en maken het evenement vernieuwend.’ In 2008 was er geen budget voor dit onderdeel van het festival, maar de organisatie hoopt volgend jaar wel weer dialogen aan het programma toe te voegen. Het rondkrijgen van de financiën is volgens de initiatiefnemer een grote klus. ‘In de loop der jaren heb ik geleerd te toveren met geld. Het budget van het afgelopen festival was 50.000 euro, waarvan de gemeente Almere en de Bezoekers volgen een djembé-workshop. Foto Gert Schu
Gelachen Iets na 20.00 uur stopt de muziek. De vrolijke menigte druipt bezweet af. ‘We did it again!’ zegt Ylanga Blinker enthousiast. ‘De mensen waren vrolijk, er was een gevoel van eenheid en het eten van de Ghanese cateraar is uitverkocht. We kunnen weer tevreden zijn.’ De kracht van het festival? ‘Het feit dat allerlei verschillende culturen samenkomen, iedereen met elkaar praat, eet en danst’, zegt Paul. Hij vertelt dat hij
vandaag heeft gesproken met een groepje Antilliaanse jongens die hij normaal nooit tegenkomt in het Almeerse uitgaansleven. ‘We hebben erg gelachen. Ik geef eerlijk toe: als ik dezelfde groep tegen was gekomen tijdens het uitgaan, had ik ze waarschijnlijk nooit aangesproken. In deze setting lijkt het bijna vanzelf te gaan.’ Hij drinkt een laatste biertje en loopt naar zijn fiets. ‘Volgend jaar ben ik weer van de partij’, zegt hij vrolijk.
— ‘Ik geef eerlijk toe: als ik dezelfde groep tegen was gekomen tijdens het uitgaan, had ik ze waarschijnlijk nooit aangesproken.’
in het kort wat Een muzikaal platform, waarbij uiteenlopende bevolkingsgroepen op verschillende wijze met elkaar in contact kunnen treden, informatie uitwisselen en ervaringen kunnen delen. door wie Afrique-Carib Breathtaking Foundation. voor wie Alle inwoners van Almere en geïnteresseerden uit het hele land. hoe Door dans, muziek en dialogen belangrijke vraagstukken zoals maatschappelijke participatie en integratie centraal stellen. waarom Mensen kennis laten maken met de AfroCaribische kunst en cultuur, bevorderen van de sociale en culturele cohesie tussen autochtonen en niet-autochtonen, informatie uitwisselen, ervaringen delen en leren van elkaar. sinds 2005
Een stel danst vol passie op de muziek tijdens het Festival Afrique-Carib. Foto Ruud van der Lubben
— ‘De dialogen zorgen voor diepgang’
provincie Flevoland het overgrote deel voor hun rekening namen. Het is heel moeilijk om sponsors te vinden. Gelukkig zijn er wel veel bedrijven die hun diensten gratis hebben geleverd en zijn we als organisatie heel handig geworden in het besparen op diverse posten’, aldus Ylanga Blinker. Het aantal bezoekers van het festival groeit. Tijdens de eerste editie wist men 1.000
bezoekers te trekken. In 2008 waren het er 10.000. De voorzitter van de AfriqueCarib Breathtaking Foundation, Iscaac Aduacheampong: ‘Volgend jaar bestaat de organisatie – die een jaar voor het eerste festival in het leven werd geroepen – vijf jaar. Dit lustrum gaan we uiteraard uitgebreid vieren. We hopen dan op zo’n 15.000 bezoekers.’ ■
bereik In 2008 werd het festival bezocht door 10.000 mensen. De organisatie is in handen van 12 vrijwilligers, er waren 30 standhouders en 7 bands. geld De begroting van Afrique Carib is 50.000 euro. Hiervan is 25.000 euro gesubsidieerd door de gemeente Almere (geen Actieplan-geld) en 20.000 euro door de provincie Flevoland uit het subsidiebudget ‘projecten cultuur’ waar gelden vanuit het Actieplan deel van uitmaken. Woningbouwvereniging Ymere droeg 4.250 euro bij. Er was ook sponsoring in natura. www.afrique-carib.nl
Acht jaar Actieplan Cultuurbereik
pagina 133
Amersfoort Vanaf de eerste steen bouwen aan cultuur in een Vinex-wijk
#12
‘De straat heeft al een verhaal’ Door Joëlle Poortvliet Freelance voor AD Amersfoortse Courant
AMERSFOORT – Milou Prins (15) zet haar fiets tegen een hek, een paar meter van de Reiniertunnel, die de Amersfoortse nieuwbouwwijken Vathorst en Nieuwland met elkaar verbindt. ‘Best grappig’ vindt ze het om op haar dagelijkse route naar school eigen schilderwerk aan te treffen. Ze wijst op felgekleurde houten plakkaten waarop
ondermeer een iPod, het poppetje van MSN en de uitspraak ‘stay chill!’ zijn afgebeeld. ‘Ik heb vooral de zwarte lijnen gedaan. Die dikke, omdat ik een vaste hand heb.’ De tunnelschildering, een samenwerking tussen de gemeente Amersfoort en stichting Vario Mundo, vond ze leuker dan de meeste cultuurprojecten waar ze voor school aan werkt. ‘Omdat er echt resultaat is. Heel vaak maken we iets waar niemand meer naar kijkt, dat in de prullenmand belandt.’
—‘Het is de ziel van een buurt.’ Stille kracht De beschildering van de Reiniertunnel is typerend voor de werkwijze van Vario Mundo. De stichting kwam op initiatief van de gemeente Amersfoort gelijktijdig met de eerste steen naar de Vinex-wijk Vathorst, zodat ze – oplopend met het aantal huizen en inwoners – kon bouwen aan een ‘cultureel klimaat’. Amersfoort heeft een lange geschiedenis met het bouwen van nieuwbouwwijken. In de jaren negentig is in de wereldberoemde wijk Kattenbroek ook stevig geïnvesteerd in kunst. En dat beviel goed. ‘Het is belangrijk objecten te plaatsen en activiteiten te organiseren die de identi-
teit van zo’n nieuwbouwwijk versterken’, stelt Arriën Struijk, de Amersfoortse wethouder van cultuur. Vathorst ligt vrij geïsoleerd, bewoners voelen zich eerder Vathorster dan Amersfoorter. De gemeente vond het belangrijk een cultureel leven in de wijk zelf aan te jagen, maar ook verbinding te zoeken met andere cultuurinstellingen in Amersfoort. Beleidsadviseur Beeldende kunst Caroline de Boer, vanaf het begin betrokken, noemt Vario Mundo in dat kader een ‘stille kracht’. ‘Bewoners zijn zich misschien niet altijd bewust van Vario Mundo’s aanwezigheid, maar zonder weet ik niet of de bibliotheek er al had gestaan en of het project ‘scholen in de kunst’ al zo actief was geweest in de wijk.’ De Boer noemt het een enorm voordeel dat Vario Mundo in hetzelfde pand huist als het Ontwikkelingsbedrijf Vathorst: midden in de nieuwbouwwijk. ‘De lijntjes zijn heel kort. Vario Mundo wijst het Ontwikkelingsbedrijf steeds weer op het belang van kunst en cultuur.’ Bouwen aan dat culturele klimaat deed Vario Mundo in de beginjaren (2003-2004)
De muurschildering in de Reiniertunnel, een fietstunnel onder de A1 bij Vathorst, werd op 24 april 2008 onthuld. Foto Jeroen Wandemaker
vooral met laagdrempelige, tijdelijke activiteiten, zoals een openluchtbioscoop en theatervoorstellingen op locatie. Inmiddels ligt het accent steeds meer op opdrachten voor (semi)permanente kunstwerken in Vathorst. Knipoog Een van de goed ontvangen publieksprojecten uit de aanvangsperiode dat nog jaarlijks terugkeert, is het festival Kunstkavel. Halverwege juli bezetten kunstenaars, buurtbewoners en Amersfoortse organisaties vier dagen lang een rij huizen in aanbouw. Ze exposeren er, organiseren activiteiten, of geven voorstellingen. AnneMarie Durand – zowel kunstenaar (onder de naam Balta) als inwoner van Vathorst – nam in 2007 een casco voor haar rekening. Ze bouwde er een appelkraam om mensen te wijzen op het bestaan van honderden (oude) appelsoorten. Ook tekende ze appels op grote posters en hing die op. In de getekende appels schreef ze namen van vrouwen uit het Vathorstse straatnamenplan. Clara van de Claraploder, Magdalena van de Magdalenapolder, Louisa enzovoorts. Door vrouwennamen aan de appels te koppelen, gaf Durand een knipoog naar het Bijbelse verhaal van de zondeval. ‘Meedoen aan Kunstkavel heeft me bewuster gemaakt van wie hier wonen. Religie is in Vathorst bijvoorbeeld veel meer aanwezig dan in mijn vorige woonplaats Amsterdam. Met dat thema speel ik in mijn werk.’
Ziel Durand vindt het lastig om het effect van haar ‘appelkraam’ op bezoekers in te schatten. ‘Er zaten heel veel lagen in dit project. Je kunt nooit meten hoe kunst in iemands poriën doordringt. Naar aanleiding van Kunstkavel ben ik wel met mensen in gesprek geraakt, over de streek en het Bijbelverhaal, maar alleen wanneer ze ergens naar vroegen. Het was vooral een ludiek project, waar mensen mochten proeven van oude, onbekende soorten en een gegraveerde appel konden kopen.’ Een nieuwbouwwijk heeft kunst nodig, denkt Durand. ‘Het is de ziel van een buurt. Zonder wordt het een soort woonfabriek, slechts functioneel en steriel.’ Ze kijkt naar de nog kale straat waar haar hoge, lichte werkruimte aan grenst. ‘Sommigen noemen kunstwerken puur een verfraaiing van de openbare ruimte, maar zo zie ik het niet. De straat heeft al een verhaal. Met een kunstobject voeg je daar iets aan toe. De kunstenaar geeft commentaar op die plek en bewoners zien iets anders dan ze gewend zijn. Daar raken ze over in gesprek: het is een manier om elkaar te ontmoeten.’ Invloed Een paar honderd meter van Durands werkruimte staat een grijze vitrine in het gras. De vitrine herbergt een poster met foto’s van kunstwerken, als een enorme cataloguspagina. De knalroze tekst ‘U heeft gestemd!’ doorkruist de foto’s. Het project VAT’M, waar bewoners hun voorkeur kon-
De drie wijken van Vathorst hebben ieder hun eigen vlag. Ze zijn ontworpen door Marjet van Hartskamp en Peggy Theeuwen (De Ontwerpers) en werden tijdens een optocht door de wijk voor het eerst gehesen. Foto Jeroen Wandemaker
—‘Deze hele wijk voelt niet als een nieuwbouwwijk.’
den aangeven voor een kunstwerk, was qua bereik een van de meest succesvolle Vario Mundo-projecten tot nu toe. Ruim twintig procent van de inwoners van Velden 1 (250 mensen), de buurt waar het gekozen kunstwerk een plek gaat krijgen, nam in 2007 de moeite te stemmen op een kunstwerk dat hen aansprak. Caroline Schröder was een van die stemmers. Ze fietste regelmatig langs een van de vitrinekasten en kon het ding maar moeilijk links laten liggen. ‘Wanneer je invloed kunt uitoefenen op iets wat in je omgeving gebeurt, ben je eigenlijk gek als je dat niet doet.’ Schröder stemde via www.vatm.nl op het winnende beeld ‘Marieke’: een knalroze meisje dat op één hand een radslag maakt. Cadeautje Het valt Schröder op dat in Vathorst al veel te beleven is, ondanks dat de wijk nog zo jong is. ‘Voor gezinnen is het belangrijk dat er dichtbij wat te zien is en te beleven valt. Als mijn man ’s avonds thuis is, kan
ik nog snel even de deur uit. Ik probeer altijd even bij het festival Kunstkavel te gaan kijken en toen laatst de boot van Armando een plekje kreeg in Vathorst ben ik er ook heengegaan.’ Schröder woonde voorheen in een andere nieuwbouwwijk. Dat je als bewoner zo direct wordt betrokken bij de inrichting van een buurt, is volgens haar uniek. ‘Deze hele wijk voelt niet als een nieuwbouwwijk. Er gebeurt veel meer, de architectuur is beter. De kunstwerken zie ik als een soort cadeautjes die ik tegen het
lijf loop zodra ik m’n woning verlaat. Dat hier een bankje naast de speeltuin wordt geplaatst, is normaal. Maar een kunstwerk is iets extra’s. Vlak voor ons huis staat er ook één. Dan denk ik: hé, wat leuk, en ga ik het werk iets beter bekijken. Het stemt me tot nadenken en haalt me even uit m’n dagelijkse ritme.’ Geen zin Een nieuwbouwwijk wordt meestal gebouwd in polderlandschap, aan de rand van een stad, daar waar boerderijen liggen, of – in het geval van Amersfoort – een heel dorp is gesitueerd. Hooglanderveen (zo’n 1750 inwoners) is inmiddels geheel opgeslokt door Vathorst. De meeste boerderijen zijn verdwenen en de dorpskern wordt ingeklemd door nieuwbouw. Voor het Vario Mundo-project ‘de Hoi-berg’ konden Hooglanderveners niet alleen hun mening
geven over een kunstwerk voor hun buurt, maar gingen ze ook met de kunstenaar in gesprek over de ontwikkelingen rond hun dorp. Ondanks dat het kunstwerk zelf nog niet is geplaatst, heeft de aanloop al een hoop dorpelingen beroerd: het dwong ze zich uit te spreken over Vathorst, wat de Vinex-wijk met hun omgeving heeft gedaan en hoe ze zich daarover voelen. Het woonkamerraam van Ineke Pongers, voorzitter van de Belangenvereniging Hooglanderveen, biedt zicht op enorme hijskranen en vrachtwagens die af en aan rijden met bouwmateriaal. Met een beetje pech hoort ze overdag constant de doffe dreun van het heien. Pongers: ‘We kwamen in 2005 met Vario Mundo in contact, omdat ze bezig waren per wijk in Vathorst een beeldmerk te plaatsen. In eerste instantie hadden wij zoiets van “wat nou een beeldmerk?”
in het kort wat Een project dat cultuur integreert in een nieuwbouwwijk. door wie Stichting Vario Mundo, die van 2003 tot 2012 opereert in de Amersfoortse Vinex-locatie Vathorst. Vario Mundo heeft vier mensen parttime in dienst. voor wie De bewoners van de nieuwbouwwijk Vathorst. Het eerste jaar telde Vathorst nog geen 800 inwoners, anno 2008 zijn het er 11.000 en naar verwachting stopt de teller in 2012 op ongeveer 30.000. hoe Vario Mundo’s programma beslaat zo’n twintig projecten per jaar, meestal in samenwerking met andere organisaties. Sommige zijn kort en eenmalig, andere lopen meerdere jaren door. waarom De doelstelling van Vario Mundo is niet alleen burgers betrekken bij cultuur, maar ook – in opdracht van de gemeente Amersfoort – kunstwerken plaatsen in de openbare ruimte en de ‘culturele identiteit’ van de wijkbewoners stimuleren. Die identiteit hangt nauw samen met het feit dat Vathorst een nieuwbouwlocatie is, dat de wijk vooral jonge gezinnen trekt en dat zij met z’n allen ‘iets uit niets’ moeten maken. sinds 2003 bereik 2007 was een topjaar met zo’n 5200 bezoekers. Het leeuwendeel van deze mensen komt uit Vat horst en daarmee is één van de voorwaarden voor het Actieplan, namelijk ‘bereik 10 procent van de inwoners’, ruimschoots gehaald. Voor 2008 verwacht de stichting dat 4500 personen zullen deelnemen aan projecten, dan wel opdraven als publiek. geld Vario Mundo ontvangt per jaar 100.000 euro uit het Actieplan Cultuurbereik. Het totale budget van de stichting is 300.000 euro. De andere 200.000 euro ontvangt Vario Mundo uit de percentageregeling beeldende kunst van de gemeente Amersfoort. www.variomundo.nl
Boer Wim Hartman in gesprek met Ida van der Lee (rechts). Foto Jeroen Wandemaker
Wij zien onszelf natuurlijk niet als een wijk van Vathorst. En om nou wéér die verbinding aan te gaan... We moeten al zoveel verbinden met Vathorst. Daar hadden we geen zin in, we wilden iets van onszelf.’ Respect Kunstenaar Ida van der Lee opperde het plan voor de ‘Hoi-berg’: een kunstwerk gebaseerd op de tweeroedige hooiberg die rond Amersfoort veel voorkomt. Ze bouwt het object deels op uit sloopmateriaal van de verdwenen boerderijen en het voormalige buurthuis van Hooglanderveen. Tijdens haar charmeoffensief sprak Van der Lee allerlei partijen in het dorp, ze interviewde (voormalige) boeren uit het gebied en organiseerde begin 2008 zelfs een reünie die druk werd bezocht door agrariërs en veetelers die afgelopen jaren het gebied hebben verlaten. Pongers: ‘Ida praat als een kunstenares, heel anders dan de taal van de dorpsbewoners. Ik vind het nog steeds knap hoe ze het gedaan heeft. Omdat ze zich zo inleefde in het project kon ze het gevoel overbrengen. Ze had zich verdiept in de historie van het dorp en won daarmee respect. Mensen hier be-
kijken de dingen altijd een beetje van “kom maar op”. Nuchter en afwachtend.’ Dat er straks fysiek iets staat, is belangrijk, denkt Pongers. ‘Het is een uiting, iets waar je niet zomaar aan voorbij wandelt. Zo lang het er nog niet staat, voel ik er nog niks bij, maar dat gevoel komt zeker goed, omdat we zo mooi zijn meegenomen in het project.’ Antenne Het feit dat andere organisaties in Vathorst ontstaan en Vario Mundo’s initiatieven overnemen, stemt stichtingdirecteur Marjan Van Gerwen tevreden. Het jaarlijkse jongerenevenement V@t-Xposure wordt nu door jongerenorganisatie Next Door georganiseerd en de Bouwspeelplaats, een week vol (culturele) kinderactiviteiten, valt sinds drie jaar onder verantwoordelijkheid van cultuurhuis De Kamers. Het ‘overnemen’ zit soms ook in kleine, onverwachte dingen. Van Gerwen: ‘Zoals een makelaar die ons belde naar aanleiding van de Vlaggenparade. Hij vroeg of hij het ‘buurtwapen’ dat voor het vlaggenproject was ontworpen, mocht gebruiken bij onroerend goed in Vathorst.’ Volgens wethouder Kruijt zijn inwoners van Vathorst – behalve over de verkeersproble-
matiek – ‘enorm tevreden’ over de voorzieningen, over hun woongenot. Wat precies het aandeel van Vario Mundo daarin is, kan hij niet zeggen. ‘Er is geen tevredenheidonderzoek gedaan naar de projecten van Vario Mundo. Maar als ik als wethouder de kans krijg, zou ik het elders exact zo aanpakken. Vanaf het begin niet alleen nadenken over verkeer en grondexploitaties, maar ook over hoe je kunst in een wijk integreert.’ Beleidsadviseur Caroline de Boer denkt ook dat Vathorst een leukere nieuwbouwwijk is dan gemiddeld en dat Vario Mundo daar een rol in speelt. ‘Doordat ze zelf projecten organiseert, door andere instellingen en organisaties naar Vathorst te trekken, door er letterlijk bovenop te zitten. Vario Mundo is een antenne in de wijk zetten: wat zijn de ontwikkelingen, wat willen de bewoners?’ Kunstenaar en bewoner Anne-Marie Durand wacht nog even met haar conclusie: ‘Deze wijk is nog maar net geboren. Pas over een paar jaar kan ik als bewoner mezelf de vraag stellen: voel ik me hier thuis? Ben ik hier geaard? Je kunt niet ergens zomaar een paar beelden plaatsen en klaar. Een cultureel klimaat moet zich in alle rust kunnen ontwikkelen.’ ■
Acht jaar Actieplan Cultuurbereik
pagina 143
Gelderland B-Flex: Culturele aanjager in Rivierenland
#13
‘Kijk wat er nu staat’ Door Fred Eggink Journalist bij de Gelderlander
GELDERLAND – In de vrij rustige regio Rivierenland (Tiel en omstreken) is de Parel van de Betuwe het jaarlijkse hoogtepunt voor aanstormende bands. Een wedstrijd met inmiddels al 19 jaar dezelfde formule: voorrondes en een finale. ‘Maar het heeft
altijd wel wat, het is een prachtig podium. Er is altijd veel sfeer, het is een heel belangrijk regionaal festival. De finale is altijd volle bak’, vertelt Tessa Ariaans. De Tielse bezocht alle Parels, eerst als toeschouwer, later als verslaggever van de Gelderlander.
— ‘Een typisch jongensboek verhaal.’
de Parel was. Het leek dood te bloeden, heel jammer. Zowel voor het publiek als de bands. Ik ben heel blij dat er weer nieuw leven ingeblazen is’, vindt Ariaans, die in al die jaren een echte fan van het popfestijn is geworden. ‘Een grote groep mensen kijkt er elk jaar naar uit, net als ik. Je ziet dat het niveau stijgt, het is altijd weer een mooi feestje.’
Nieuw leven Maar de Parel blonk ineens niet meer. Zo’n vier jaar geleden leek het festijn een zachte dood te sterven. ‘Er waren geen voorrondes meer, terwijl dat juist de charme van
Meedoen Tot groot plezier van de popgroep NatureBoy uit Culemborg fonkelt de Parel nu weer als vanouds. Zat de groep eerst nog op een dood spoor, na deelname aan de Pa-
Subbacultcha op Parel van de Betuwe tijdens de finale 2001. Foto Raphaël Drent
rel staat de band op punt van doorbreken. Een typisch ‘jongensboekverhaal’, vertellen Paul Veerman, Daan Lustenhouwer, Jon Hendriks, David Sluiter en Jan-Jaap van Eerten. ‘We kennen elkaar uit de studentenwereld en zijn ongeveer twee jaar geleden begonnen. We hebben een beetje jazzachtergrond, we spelen frisse funky hiphop, schreef pas nog een verslaggever in een recensie. We worden ook weleens te braaf
genoemd, in vergelijking met de rockbands tussen wie we vaak spelen. We hadden meegedaan aan de Clash, een bandwedstrijd in Utrecht, waar we nogal wat kritiek kregen. We hadden er even genoeg van. Voorlopig even geen wedstrijd meer, dachten we, we houden toch het liefst van lekker jammen. We wilden pauze nemen. Maar toen de inschrijving van de Parel kwam, hebben we toch meegedaan.’
Rain tijdens de finale van 2004. Foto Raphaël Drent
Klap op de vuurpijl Het zou meteen de springplank worden naar meer. Paul: ‘We wonnen de voorronde in een zaal in Lienden. Het was er heel leuk, er hing een fijne sfeer. De mensen waren erg enthousiast en we kregen veel lof. Het was allemaal wat socialer en gezelliger dan de Clash bijvoorbeeld. Jammer dat het in de finale misging. We werden laatste, geloof ik. Maar er was wel veel commotie over de uitslag.’ Tessa Ariaans over NatureBoy: ‘Een heel verrassende, goede band. Ze zijn in de finale veel te laag geëindigd, ze hadden moeten winnen, denk ik.’ In ieder geval leverde die verloren finale al snel louter winst op. Zo klopte het prestigieuze Tielse muziekfestival Appelpop aan de deur of ze aan de Waalkade wilden optreden. Weliswaar in de schaduw van Kane, maar toch. Die eer was tot nu toe alleen weggelegd voor de Parel-winnaar. En als klap op de vuurpijl meldde dj Rob Stenders dat NatureBoy als leukste bandje voorbijgekomen was tijdens een door hem op 3FM gestart Hyves-project. In september is de groep een paar dagen te gast geweest in
—‘Wat je dan doet? Praten.’
de studio, waarbij ook hun single gedraaid werd. ‘Zo zie je maar weer hoe belangrijk de Parel is’, concludeert Ariaans. De bandleden zelf zijn nog wat beduusd van het succes. David: ‘Het schept wel verwachtingen. Maar we laten ons niet gek maken, zo zitten we niet in elkaar. Het is wel vreemd als je je naam ziet op een Appelpop-affiche. Het is allemaal nog wat onwerkelijk.’ Tijdgeest De naam B-Flex zegt de popgroep niet zoveel. Niet zo verwonderlijk, omdat deze organisatie achter de coulissen opereert. De stille, bijna onzichtbare culturele aanjager in cultureel Rivierenland, zo blijkt. Maar wel verantwoordelijk voor de revival van de Parel. B-Flex is een project voor jongeren in de regio Rivierenland met als doel de deelname aan kunst en cultuur te stimuleren. Op initiatief van de provincies is B-Flex vanaf 2003 in de regio actief met het opzetten van allerlei activiteiten. Daarbij richt B-Flex zich met name op ‘de niet-georganiseerde jongeren’. Dat heeft alles te maken met de tijdgeest: jongeren voelen zich steeds minder thuis in het verenigingsleven. Ze zoeken andere, nieuwe manieren om cultureel actief te zijn. Er een regionaal netwerk gecreëerd van en tussen culturele instellingen, jongeren en lokale festivals. En ook de betrokken gemeenten besteden in hun cultuurnota’s structureel aandacht aan jongerencultuur. Tot tevredenheid van cultuurwethouder Laurens Verspuij van de gemeente Tiel: ‘We
zijn er hartstikke blij mee. Neem alleen al de Parel, het zou toch heel jammer zijn als zoiets moois zou verdwijnen. En daar leek het sterk op. De komende jaren rekenen we weer helemaal op B-Flex. Het stimuleert en zet activiteiten op touw. We hebben er veel profijt van, gemeenten maken daar dankbaar gebruik van.’ Sfeer proeven De grote man achter B-Flex is Xavier Teerling. Hij werkt onder de paraplu van Kunst en Cultuur Gelderland (KCG). Teerling is zo’n beetje ‘de reizende ambassadeur’: ‘Als
ik een afspraak maak, ga ik er altijd zelf heen. Dan ben je in het gebied, dat is veel beter. Je proeft de sfeer ook beter. We houden ons bezig met lokale initiatieven. Dat kan zijn het weer nieuw leven inblazen van projecten of het ontwikkelen van nieuwe plannen. De Parel is een voorbeeld van het eerste. Ze kwamen naar me toe en zeiden dat het niet meer liep, mensen hadden er geen zin meer in. Wat je dan doet? Praten, kijken wat er aan te doen is. En dan merk je dat mensen weer enthousiast worden. Er was altijd een Parelkrant, maar die bestond ook niet meer. Er kwamen boekjes
en flyers, op die manier geef je zo’n evenement weer smoel. Een bandwedstrijd kan dan wel gedateerd zijn, als het leeft moet je daarmee doorgaan. En je ziet het belang ervan, het leeft weer. Maar je moet eraan blijven werken. Het netwerk heeft een houdbaarheidsdatum van ongeveer drie jaar, het is niet vanzelfsprekend.’
— ‘Het niveau stijgt.’
Geloven Ingrid Zaaijer liep in die ‘opstarttijd’ stage in de thuishaven van de Parel: Twentietoe in Tiel. De laatste jaren coördineert ze de Parel-activiteiten. ‘Zonder B-Flex hadden we het niet gered. Waarom niet? Het heeft zeker te maken met de uitstraling van Xavier. Hij kan mensen enorm motiveren. We zaten er helemaal doorheen en nu zijn we
er weer. Dat heeft niet zozeer met geld te maken als wel met enthousiasme, inzet, er weer in geloven. We hebben enorm veel aanvragen voor bandjes, we hebben weer voorrondes in de hele regio. We zitten in Buren, Lienden, Culemborg, Dodewaard, Zaltbommel en natuurlijk Tiel. Het is mooi dat we ook weer in de dorpen zijn. Dat is ook de kracht van de Parel, een rondrei-
De finale van de Parel in 2000. Foto Raphaël Drent
zend circus. Bij de voorrondes komen er zeker elke keer 100 man en bij de finale zijn er 300. We hebben een enorm trouw publiek. Je ziet vaak dat het een soort reünie is, mensen komen elkaar na een jaar weer tegen op de Parel.’ Web Teerling heeft zich in vijf jaar ontwikkeld tot de spin in het Rivierenweb. Naast de Parel was er zonder zijn bemoeienis in Geldermalsen geen KOTS-festival en in Zaltbommel geen Boombox. ‘Dat laatste is wel een mooi verhaal. Een inwoner vroeg
raad aan me voor het organiseren van een festival. Ik ernaartoe en kijk wat er nu staat: een prachtig festival. En hij is er nu voorzitter van. Geldermalsen heeft nu al een paar jaar een eigen festival. Ik ben ook betrokken geweest bij de cultuurnota van de gemeente. Dat is belangrijk, want op die manier wordt jongerenbeleid gestructureerd.’ Nog even over de naam B-Flex. ‘Eigenlijk meer een grapje. Het kwam uit het niets. De B staat voor Betuwe, het Rivierenland is veel groter. Maar we hebben het zo gelaten, het klinkt goed, toch? B-Flex betekent ook ‘wees relaxed’.’ ■
in het kort wat Een project voor jongeren in de regio Rivierenland met als doel de deelname aan kunst en cultuur te stimuleren. Op initiatief van Gebiedsgericht Cultuurbeleid Riverenland (een initiatief van de provincie Gelderland) is B-Flex vanaf 2003 in de regio actief met het opzetten van allerlei activiteiten. Deelnemende gemeenten zijn Buren, Culemborg, Geldermalsen, Lingewaal, Maasdriel, Neerijnen, Tiel, West Maas en Waal en Zaltbommel. door wie Kunst en Cultuur Gelderland (KCG). voor wie B-Flex richt zich met name op de ‘nietgeorganiseerde jongeren’. hoe In 2007 onder meer Parel van de Betuwe, Boombox Festival in Zaltbommel, KOTS in Geldermalsen, Beach Bass Outdoor in Herwijnen, Moduzz in Beneden-Leeuwen, CineFlex in Geldermalsen en Zaltbommel.
Subbacultcha op Parel van de Betuwe tijdens de finale 2001.
waarom Deelname aan kunst en cultuur stimuleren. sinds 2003 bereik Sinds 2003 zijn enkele tientallen festivals en activiteiten ondersteund, in 2007 vijf festivals. De festivals en evenementen zijn gratis toegankelijk, daarom is er een inschatting gemaakt voor de periode 2005-2008 van 4.000 bezoekers per jaar. De spin-off is groter dan dat. In 2007 zijn er 3.500 boekjes verspreid B-Flex Support Your Locals met tips voor het opzetten van een culturele activiteit en informatie over B-Flex. geld Het jaarbudget van B-Flex is 42.000 euro (activiteiten en promotie). De provincie draagt hier jaarlijks 23.100 euro aan bij vanuit het Actieplan Cultuurbereik. www.b-flex.nl
Acht jaar Actieplan Cultuurbereik
pagina 153
Haarlem Jongeren maken toneel en film in een professionele omgeving
#14
‘Het was magisch’ Door Jos Schuring Freelancer voor de kunstredactie van het Haarlems Dagblad
HAARLEM – ‘Inmiddels zit ik op de toneelschool in Amsterdam.’ Thomas Höppener (20) is een van de ongeveer 800 jongeren die in de afgelopen jaren deelnam aan de toneel- en filmactiviteiten van de Haarlemse Toneelschuur die als doel heb-
ben meer jongeren te bereiken. Niet zonder succes. ‘Mijn ervaringen in projecten van de Toneelschuur hebben een flinke rol in gespeeld in mijn keuze voor de toneelopleiding.’ Op het gebied van jongerenbeleid verrichtte de Toneelschuur pionierswerk. Zo is de Toneelschuur het eerste theater dat enkele jaren geleden jongerenambassadeurs in-
—‘Ik kreeg het gevoel dat mijn mening over het maken van kunst niet in het lucht ledige verdween.’
schakelde. ‘Daar zijn veel van onze andere projecten uit voortgekomen’, vertelt Liesbeth Braakensiek, filmprogrammeur bij de Toneelschuur. ‘De ambassadeurs vonden het prima om aan leeftijdgenoten te vertellen over mooi aanbod en om promotiemateriaal te verspreiden op school, maar ze wilden meer. Ze wilden actief worden. Zo is het theaterproject Starring # ontstaan en later ook Shoot your Shot #.’
Meer jonge bezoekers In Shoot your Shot # maken jongeren hun eigen korte films. Het project bestaat inmiddels vier jaar. Braakensiek vindt het project om verschillende redenen waardevol. ‘Allereerst is het natuurlijk leerzaam voor de jongeren, die gedwongen worden om na te denken wat ze willen maken, die met anderen moeten samenwerken en die natuurlijk een heleboel moeten organiseren. Voor ons bij de Toneelschuur is het stimulerend omdat we intensief contact hebben met jongeren en daardoor hun belevingswereld beter leren kennen. De ervaringen die we daarbij opdoen gebruiken we in de keuze van films die we programmeren, bij de organisatie van schoolvoorstellingen en bij de ontwikkeling van nieuwe activiteiten. Zo hebben we nu ook een workshop videoclip maken. Juist door Shoot your shot # al jaren vol te houden, zien we dat we meer jonge bezoekers over de vloer krijgen. Dat motiveert enorm. En het enthousiasme van de jonge mensen is erg aanstekelijk waardoor je met nog meer plezier je werk doet.’ Zelfstandigheid en fantasie Winnaars in de Shoot your shot-competitie zien hun film twee weken lang als openingsfilm geprogrammeerd in de filmzaal van de
Flyer voor Shoot Your Shot #4.
Toneelschuur. De winnaar mag ook deelnemen aan een workshop bij Open Studio, een cursuscentrum waar de cursisten zich kunnen voorbereiden op een loopbaan in de audiovisuele sector. Bovendien wordt de winnaar lid van een jongerenjury van het International Film Festival Rotterdam. Braakensiek: ‘Het competitie-element is voor ons niet zo van belang, maar voor de jongeren werkt het heel prikkelend. We nemen de lol als uitgangspunt, maar zijn wel heel serieus in onze aanpak. We gaan uit van de zelfstandigheid van jongeren, hun fantasie en hun wil tot samenwerking. We nemen ze niet bij het handje, maar ondersteunen wel. Zo kiezen we een thema om enigszins lijn te brengen in de denk- en maakprocessen. Vooral jongens willen graag meteen een genrefilm maken, liefst horror of actie. Dat is niet erg realistisch. Dan doen wij bijvoorbeeld de suggestie om het mysterie van het verdwenen konijn als uitgangspunt te nemen en niet de jacht op een drugsbende in de Rotterdamse haven.’ Magisch Katia Truijnen won samen met Sophie van Os de eerste prijs met hun film Alice. Het thema dat jaar was ‘lust’. Truijnen: ‘Het was
—‘We zien jongeren ook steeds vaker terug bij andere voorstellingen.’ te gek om mee te doen. Met maar één woord als thema en twee workshops video maken, kreeg je de mogelijkheid om te filmen wat je wilde. Maar je had wel een deadline; die film moest er komen. Ons idee kwam goed uit de verf, dus werd onze korte film op het grote doek in de filmzaal van de Toneelschuur gedraaid. Dat is magisch.’ Uitwijken naar de grote zaal Jaarlijks ontwikkelt de Toneelschuur in het project Starring # ook een theatervoorstelling. Onder begeleiding van een professionele regisseur maken jongeren hun eigen theaterproductie. Ze hebben daarbij veel eigen inbreng. Saskia Heerkens, hoofd
Scènefoto van de voorstelling Drie Twee Eén, Starring #11. Foto Cassander Eeftinck Schattenkerk
productie, is volop betrokken bij het maakproces van de voorstellingen. ‘We stellen ons bij Starring # vooral een artistiek doel en niet zozeer een educatief doel. Het gaat erom dat we net als met onze andere producties, een mooie voorstelling maken. Voor de deelnemende jongeren is het belangrijk iets te leren, maar dat geldt ook voor de regisseur. Dat is altijd een jonge theatermaker die wij vanuit Toneelschuurproducties vaak ook andere mogelijkheden bieden om voorstellingen bij ons te maken. In Starring # krijgt de regisseur de kans om met jongeren te werken. Dat is voor hem en zijn ontwikkeling als regisseur geweldig belangrijk.’ Het blijkt dat deze aanpak ook een goede uitwerking heeft op het publiek. ‘Dat gaat veel verder dan de ouders en grootouders. De belangstelling van het publiek voor de voorstellingen in het Starring-project is zo groot dat we al een paar keer zijn uitgeweken naar de grote zaal. Er zit dan toch met regelmaat tweehonderd man in de zaal. Dat is voor zo’n soort voorstelling heel erg veel.’ Heerkens is dan ook zeer gedecideerd over het nut van het project. ‘Het is stimulerend. Voor mij, maar ook voor al mijn collega’s. Niet alleen hebben we nu meer jongerenvoorstellingen in onze programmering dan een aantal jaren geleden, we zien jongeren ook steeds vaker terug bij andere voorstellingen. En als je ziet dat mensen die bij ons mee hebben gedaan in een Starringproject zich later goed ontwikkelen, dan is dat natuurlijk helemaal te gek. Sommigen maken daardoor ook de stap naar een professionele carrière.’
—‘Van het zelf ontdekken, zelf uitproberen heb ik eigenlijk het meest geleerd.’
Kick Dat de Toneelschuur zijn werk in de projecten zeer serieus opvat, blijkt uit de kwaliteit van het werk dat jongeren maken. De filmpjes, maar ook de theatervoorstellingen zijn verrassend authentiek. Thomas Höppener heeft zowel aan Shoot your Shot # als aan Starring # deelgenomen. ‘Ik was altijd al gefascineerd door acteren. Als jochie van dertien maakte ik filmpjes met de camcorder van mijn ouders. Ik zat op de vrije school waar we altijd kunstig bezig waren. Die flyers voor Shoot your shot # zag je echt overal in de stad. Ik heb me opgegeven en toen een film gemaakt. Die was best abstract, maar ik won heel verrassend wel de eerste prijs. Dat was erg gaaf. Later vroeg de Toneelschuur aan mij of ik een reclamefilmpje voor de volgende editie van Shoot your Shot # wilde maken. Toen hoorde ik ook van het Starring-pro-
ject dat al langer bestond. Omdat ik erg van acteren houd, besloot ik direct om daaraan mee te doen. We hebben een voorstelling gemaakt met regisseur Thibaut Delpeut, die naam aan het maken is bij Toneelgroep Amsterdam en het Nationale Toneel. Nu zit ik zelf op de toneelschool in Amsterdam. Mijn ervaringen bij Shoot your Shot # en Starring # hebben daar toch wel een flinke rol in gespeeld. Door mijn activiteiten bij de Toneelschuur heb ik van iets dichterbij kunnen meemaken hoe het is om in het theater actief te zijn. Ik voelde daar nog meer dan voorheen dat iets creëren, maar ook acteren, echt mijn ding is. Wat ik vooral prettig vond, is dat de Toneelschuur ons zo serieus nam. Ik was toen 17 jaar en kreeg echt het gevoel dat mijn mening over het maken van kunst niet in het luchtledige verdween. Het is belangrijk als je merkt dat je gehoord wordt. Het zet
aan tot verder zoeken en experimenteren met film en theater. Het is een heel mooi gevoel als het ’s avonds donker wordt en de mensen die overdag hard gewerkt hebben van huis gaan en naar je toekomen om in het theater naar jou te kijken om geprikkeld of geamuseerd te worden. Dat is echt een enorme kick.’ Doorstroming van talent Dat de activiteiten van de Toneelschuur bijdragen aan de doorstroming van talent is onmiskenbaar. Steven de Jong (25) is ook een enthousiaste deelnemer geweest aan de jongerenactiviteiten van de Toneelschuur. Al jarenlang is hij actief in het theater en maakt hij onder meer deel uit van het collectief Goed Gezelschap, dat is voortgekomen uit Starring #. Goed
—‘Onze korte film werd op het grote doek in de filmzaal van de Toneelschuur gedraaid. Dat is magisch.’
Toneelbeeld De G Variaties. Foto Cassander Eeftinck Schattenkerk
Gezelschap vindt zijn oorsprong in de nieuwjaarsvoorstelling Dukes. De Jong: ‘Dat pakte erg goed uit en toen zijn we met elkaar blijven spelen. We hebben in het Starring-project samen met anderen drie voorstellingen gemaakt. Het vertrouwen dat de Toneelschuur ons gaf was heel bijzonder. Van het zelf ontdekken, zelf uitproberen heb ik eigenlijk het meest geleerd. We kregen gewoon de sleutel van de repetitieruimte. Dat we al hun faciliteiten konden gebruiken, was ook te gek. Ze waren heel stimulerend, alles kon zo’n beetje. Regelmatig kwamen er mensen van de Toneelschuur kijken. Rieks Swarte die daar werkte, kwam wel eens kijken en zo kregen we uit heel veel hoeken allerlei op- en aanmerkingen op wat we aan het doen waren. Dat was fantastisch en zo ontzettend leerzaam! Ondertussen heb ik de kunstacademie gedaan. Ik zit nu in het tweede jaar van Das Arts, een postacademische opleiding waar ik me aan het bekwamen ben in theatermaken, vooral muziektheater. Wat de toekomst voor mij in petto heeft, weet ik nog niet precies. Ik doe nog steeds beeldende-kunstachtige projecten, vooral met video. Ik wil me nu vooral gaan richten op de combinatie van beeldend werk en theater met muziek.’ ■
IN HET KORT Shoot your Shot # wat Amateurs maken onder deskundige begeleiding films in een filmcompetitie.
Starring # wat Amateurs maken onder professionele begeleiding een theatervoorstelling.
door/voor wie Haarlemse jongeren tussen 15 en 21 jaar oud.
door/voor wie Haarlemse jongeren tussen 15 en 21 jaar oud.
hoe Iedereen kan zich aanmelden bij de Filmschuur, het filmtheater in de Toneelschuur. De organisatie biedt ondersteuning met twee workshops. De eerste, Tips & Tricks, gaat in op scenario, kadrering, cameravoering, geluid en meer algemene, nuttige tips. Later volgt een montageworkshop.
hoe Iedereen kan zich individueel of via school aanmelden bij de Toneelschuur. Daarna volgt een werkmiddag waarin een selectie wordt gemaakt. De uitverkorenen werken gedurende drie maanden twee dagdelen per week aan hun voorstelling en spelen die vervolgens een week lang in de Toneelschuur.
waarom De Toneelschuur wil jongeren gelegenheid bieden hun talent te ontwikkelen, vertrouwd te maken met cinema en hen helpen hun smaak en visie te ontwikkelen.
waarom De Toneelschuur wil jongeren gelegenheid bieden hun talent te ontwikkelen, vertrouwd te maken met theater en daarnaast hun smaak en visie te ontwikkelen.
sinds 2004
sinds 2002
bereik Jaarlijks melden zich 60 tot 100 jongeren die merendeels in groepjes tussen de 20 en 30 films maken. Het totaal aantal deelnemers sinds de start is ruim 300.
bereik Jaarlijks melden zich rond de 40 jongeren. Ongeveer 15 daarvan worden geselecteerd. Het totaal aantal deelnemers sinds de start loopt tegen de 500. Het totaal aantal bezoekersaantal van alle 28 Starring-voorstellingen is 3566.
geld Personeelskosten 5.000 euro. Activiteitenkosten: 4.500 euro. Totaal 9.500 euro per editie (1 per jaar). De bijdrage vanuit het Actieplan voor de Toneelschuur is 40.000 euro per jaar. Behalve voor Shoot your Shot en Starring is het geld ook bedoeld voor de Toneelschuur-ambassadeurs, het educatie-aanbod (website e.d.) en speciale promotie-activiteiten voor jongeren. www.shootyourshot.nl
geld Starring # kost per productie 26.000 euro (2 per jaar). www.toneelschuur.nl
Acht jaar Actieplan Cultuurbereik
pagina 163
Maastricht Zicht op Maastricht, culturele biografie van een stad
#15
‘Geen grenzen aan groei’ Door Niels Klaassen Journalist bij Dagblad De Limburger / Limburgs Dagblad
MAASTRICHT – Elke stad heeft een geschiedenis. Eentje van vreugde en treurnis, van oorlog en vrede, van welvaart en armoede. Alle bepalende gebeurtenissen
tezamen vormen de identiteit van de stad. Er zijn verschillende manieren om die identiteit en historie te presenteren. Sommige steden bouwen een museum waarin historische artefacten in vitrines het verhaal van de stad vertellen. Anderen geven een boek uit waarin de geschiedenis van A tot Z uiteengezet wordt. Maastricht kiest expliciet
— ‘Merkwaardig en interessant is het om te zien wat beelden doen met mensen.’
voor een modernere variant. Eentje waarbij de monumenten en plekken in de stad zelf het ‘museum’ vormen, ondersteund door online multimediale en interactieve uitleg op een website.
moet prikkelend zijn, een aansporing om de monumenten en historische plekken in de stad te bezoeken en te onderzoeken.’ Gerard Rooijakkers ontwikkelde het idee over de culturele biografie in deze vorm. De meest uiteenlopende gebeurtenissen en monumenten komen aan bod: van de Romeinse bruggen tot middeleeuwse fortificaties, van Maastrichts eerste grootindustrieel tot de strijd tussen katholieken en protestanten. Maar er is één overeenkomst tussen de diverse onderwerpen: zij hebben allemaal bijgedragen aan de vorming van de Maastrichtse identiteit. ‘Kleine voorbeelden geplaatst in de context van grote historische ontwikkelingen vormen bij uitstek de geschikte inhoud voor een culturele biografie’, volgens Rooijakkers. De dynamische, multimediale website Zicht op Maastricht (ZoM) laat bezoekers snel navigeren van onderwerp naar onderwerp.
Identiteit De website zichtopmaastricht.nl is het kloppend hart van het project. Het is de plek waar bezoekers beeld, geluid en achtergrond vinden bij Maastrichtse historische ankers. Maar daar blijft het niet bij: ‘De website
Eigen verhalen Jac van den Boogard is ZoM-regisseur. Als (kunst)historicus is hij eindverantwoordelijk voor de inhoud. ‘Ik vind het een geweldig project. Hoewel, ik noem het liever een proces. Het is nooit af, het is niet eindig.’
Historisch centrum van Maastricht. Foto Frans Lemmens / HH
Behalve als onderwijsinstrument, fungeert de website ook als ontmoetingspunt. Het is dé plek waar de ruim veertig participerende culturele en erfgoedinstellingen hun verhalen plaatsen, waar de redactie zijn werk doet en waar de Maastrichtenaar vragen stelt of eigen verhalen plaatst. Want ZoM is niet louter een top-downproject. Hoewel de website grotendeels door de redactie wordt gevuld, worden daarnaast ‘mensen geprikkeld en uitgedaagd hun eigen verhalen te plaatsen. Zo proberen we de geschiedenis van Maastricht te vertellen via de mensen die het zelf beleefd hebben’, stelt Van den Boogard. Een bottom-uptrend die tegenwoordig zichtbaar wordt op elk denkbaar niveau: mensen schrijven zelf historische kronieken, onderzoeken eigen familiestambomen en compileren steeds vaker een kleine, particuliere geschiedenis van hun straat, buurt of dorp. Verschillende verhalen Dat oneindige proces heeft vele betrokkenen. Naast bedenkers, makers en uitvoerders, doen ook particulieren mee aan Zicht op Maastricht. Mensen met een passie voor Maastrichtse geschiedenis en cultuur. Maastrichtenaar Jef Bastiaens is zo’n particulier. Hij leverde 150 foto’s voor het subproject Maastrichts Album. ‘Mensen hebben verschillende verhalen bij eenzelfde
beeld. Wanneer ik een foto plaats krijg ik vaak verschillende reacties. Sommigen zien er hun ouderlijk huis in, weer anderen zien er een gebouw uit een compleet andere stad in. Merkwaardig en interessant is het om te zien wat beelden doen met mensen.’ Jef is het prototype conservator. Hij bewaart, onthoudt, beschrijft en analyseert werkelijk alle voor hem zinvolle informatie. De foto’s verzamelde hij tijdens zijn loopbaan als adjunct-conservator van het gemeente archief. Jef typeert zichzelf als een liefhebber van beeld. Het zien van oude foto’s doet de gebeurtenissen herleven en spoort mensen aan te reageren of om een eigen verhaal te vertellen. Zodoende past dit subproject perfect binnen het doel van ZoM om de beleving en bewustwording van de stad en zijn verleden te verbeteren. Vele podia Zicht op Maastricht mag met recht een wijdverbreid project genoemd worden. Deelnemende instanties variëren van de VVV tot het Theater aan het Vrijthof, van de Historische Veldeke-Kring tot het Bonnefantenmuseum. Allen proberen zij een bijdrage te leveren aan de inhoud van de culturele biografie, allen brengen hun verhalen en informatie bij de bezoeker van de website en presenteren hun inhoud tijdens een van de vele manifestaties. Zo ontstaat er voor
Het Maastrichts Album op de website Zicht op Maastricht.
het eerst een project waarbij vele cultureleen erfgoedinstellingen samenwerken. ‘Wat betekent dit voor de Maastrichtenaar?’ Hij komt in aanraking met de digitale culturele biografie op alle mogelijke manieren. Het amateurtoneel maakt een toneelvoorstelling met hulp van ZoM, scholen krijgen van een ZoM-redacteur les over de geschiedenis van hun wijk, de week van de geschiedenis wordt aangeboden met behulp van ZoM-inhoud en verschillende tentoonstellingen worden medevormgegeven door de redactie. Zo heeft ZoM vele podia om zich te profileren. Het enige probleem is soms de herkenbaarheid bij de Maastrichtse bevolking. Want, koppelen zij die verschillende stadsactiviteiten wel aan de culturele biografie? ‘Dat kan wat ons betreft nog beter. Veel mensen beseffen niet dat een specifieke tentoonstelling aan ZoM gerelateerd is’, zegt Van den Boogard. Die herkenbaarheid is volgens Maastrichts cultuurambtenaar Jan Habets van essentieel belang voor de inhoud. Hij is gemeentelijk verantwoordelijk voor ZoM. ‘Als we herkenbaar zijn, zullen mensen ons weten te vinden als ze een verhaal hebben voor de culturele biografie.’
—‘Wat betekent dit voor de Maastrichtenaar?’
Mede-eigenaar Eén van de doelen van ZoM is ‘het bevorderen van de beleving, bewustwording en zingeving van de stad en zijn verleden.’ Deze bewustwording en zingeving wordt deels gecreëerd via internet. ‘Het is de bedoeling dat de website mensen prikkelt en aanspoort deel te nemen. Ook biedt de website een venster om op een andere manier naar de stad te kijken’, zegt Van den Boogard. Maar die prikkeling moet uiteindelijk resulteren in bezichtiging van ‘het museum’: de fysieke monumenten in de stad zelf. Jan Habets benadrukt het belang van participatie. ‘We willen actie bij onze inwoners. Dat proberen we door henzelf verhalen te laten optekenen en vertellen, maar ook door cultuurhistorische ankers te tonen en uit te leggen. Daarmee vergroten we hopelijk het gevoel bij bezoekers en inwoners dat ze onderdeel zijn van die geschiedenis, zodat ze zich mede-eigenaar van de stad gaan voelen.’ Herkennen Die prikkeling werkt. Middelbare scholen organiseren ZoM-kennisquizzen en zelfs basisscholen proberen aan te haken bij de culturele biografie van Maastricht. André von Berg is directeur van basisschool Fons Olterdissen en zelfverklaard fan van ZoM. ‘Wij behandelen cultureel erfgoed expliciet in ons lesprogramma. Daarbij maken wij gretig gebruik van Zicht op Maastricht. Stadswandelingen en workshops moeten het ‘droge’ historische verhaal dan handen en voeten geven.’ Precies zoals Rooijakkers beoogt met de culturele biografie: ‘Het moet een ingang zijn voor bezoekers en bewoners om een kijkje te nemen, om de fysieke mo-
numenten te bezoeken.’ Von Berg bekent dat ZoM niet voor elke klas toegankelijk is. ‘Het niveau van de uitleg ligt voor de jongere kinderen te hoog, maar dan is het aan de leerkrachten dit te vertalen zodat ook zij het begrijpen.’ Maar hij wil wel dat ze allemaal meedoen aan het thema. ‘Afgelopen schooljaar gingen we bijvoorbeeld naar Fort Sint Pieter. Eerst krijgen de kinderen uitleg via de website, vervolgens gaan ze op excursie naar het Fort. Als ze herkennen wat ze eerder gezien en gehoord hebben, waarderen ze dat bezoekje nog meer.’ Opfrissen Ook verschillende particuliere initiatieven zijn verbonden aan de culturele biografie. Misschien wel het bekendste onderdeel van Maastrichts cultureel erfgoed is het dialect. Dat vindt ook decorontwerper Marjan Melkert, als ze ‘per ongeluk’ bedenkt hoe mooi het kan zijn om een oude Maastrichtse komische opera op te voeren. Die kwam er: Kaptein vaan Köpenick, geschreven door Alfons van Olterdissen. Deze Maastrichtse klassieker werd onder ZoM-vlag opgevoerd
en bleek een groot succes. Initiatiefneemster Melkert is dik tevreden. ‘Ik vond al langer dat het Maastrichtse dialect wel een opfrisser kon gebruiken. Als ik in de stad soms hoor hoe de taal verloedert, schrik ik daarvan.’ De voorstelling van het dialectstuk was 22 keer uitverkocht en trok daarmee zo’n 6.000 bezoekers. ‘Op de audities bleek dat veel Maastrichtse jongeren de teksten niet eens kenden. Maar dat veranderde snel.’ Melkert benadrukt dat het noodzakelijk is zo’n oud stuk levend te houden. ‘Nu we het weer eens uit de vriezer hebben gehaald, kunnen we er weer zo’n tien jaar tegenaan.’ Zo is het dialect even opgefrist in het geheugen van de Maastrichtse jeugd en als het goed is geven zij dat weer door aan vrienden en bekenden. Daar laten waar het hoort Naast de uitgebreide manifestaties en de grote verwevenheid van culturele en erfgoedinstellingen, biedt ZoM een ander groot voordeel ten opzichte van een fysiek museum: er zijn geen grenzen aan de groei. De Maastrichtse culturele biografie breidt uit en krimpt in zonder dat er aannemers
aan te pas komen. De culturele biografie van een stad is altijd aan verandering onderhevig en juist daarom biedt een website wellicht het beste podium om het cultureel erfgoed te presenteren. ‘Maar het is wel de bedoeling dat het cultureel erfgoed via vele verschillende standpunten gepresenteerd wordt. Het mag geen eenzijdig historisch verhaal zijn. Het moet alle historische elementen bevatten: niet alleen de gloriedagen maar ook de mindere tijden moeten aan bod komen.’ Gerard Rooijakkers benadrukt dat het cultureel erfgoed van een stad het best tot zijn recht komt in zijn eigen context. ‘Door het uit de context te halen en in een museum te plaatsen verliest het de koppeling die het nu juist zo interessant maakt. Juist door het te laten waar het hoort, behoudt het zijn waarde. Zo kan de beschouwer precies zien bij welke achtergrond het monument hoort.’ De Sphinx-manifestatie in 2006-2007 sloot naadloos aan bij deze filosofie. ‘Het nieuws dat porseleinfabriek Sphinx uit Maastricht
— ‘Als ik in de stad soms hoor hoe de taal verloedert, schrik ik daarvan.’ zou verdwijnen, leek ons een uitgelezen mogelijkheid om de Maastrichtenaar de Sphinx-geschiedenis te vertellen. Op locatie.’ Naast porselein-exposities, Sphinxwandelingen, symposia en workshops, volgde het sluitstuk: een toneelvoorstelling van theatergroep Het Vervolg over Petrus Regout, Sphinx-oprichter en Maastrichts bekendste industrieel. Ongeveer 6.000 mensen zagen dit indrukwekkende stuk in
Uitvoering van de komische opera Kaptein vaan Köpenick. Foto Jean Pierre Geusens
in het kort wat De website www.zichtopmaastricht.nl vormt het epicentrum van Maastrichts culturele biografie, de stad zelf biedt de fysieke historie. door wie Veertig verschillende Maastrichtse culturele en erfgoedinstellingen nemen deel aan Zicht op Maastricht. voor wie Alle inwoners en bezoekers van Maastricht hoe Door een digitaal, interactief ontmoetingscentrum en interventies in de stad. waarom - Interesse wekken voor de geschiedenis van de stad. - Bevorderen van de beleving, bewustwording en zingeving van de stad en zijn verleden. - Bevorderen samenwerking tussen de culturele en erfgoedinstellingen in de stad. sinds 2006 bereik De website zichtopmaastricht.nl kent vanaf de lancering op 6 oktober 2006 tot augustus 2008 270.000 unieke bezoekers. In het eerste jaar bezochten ongeveer 10.000 unieke bezoekers per maand de website. Op dit moment zijn dat er gemiddeld 14.000 per maand. Iedere twee jaar wordt er een festival georganiseerd. In 2006/2007 werd het festival ‘Sphinx, plaats van herinnering’ georganiseerd. Ongeveer 50.000 mensen bezochten de activiteiten in het kader van dit festival. De opvoering van de komische opera Kaptein vaan Köpenick trok ruim 6.000 bezoekers. geld Het project kostte vanaf 2006 tot en met 2008 bijna anderhalf miljoen euro. Vanaf 2009 is het jaarlijkse budget 335.000 euro. In de periode 2005 tot en met 2008 heeft de gemeente 40.000 euro per jaar vanuit het Actieplan Cultuurbereik bijgedragen aan de realisering van Zicht op Maastricht.
Scène uit de voorstelling Petrus Regout door Het Vervolg. Foto Rikie Gorissen
www.zichtopmaastricht.nl
de beste omgeving: de oude Sphinx-fabriek te Maastricht. Regisseur Van den Boogard hoopt met zulke activiteiten ‘deuren te openen voor de Maastrichtenaar die normaal gesloten blijven.’ Dat lukte: de gehele manifestatie trok ruim 50.000 bezoekers. Interdisciplinair Het is juist de interdisciplinaire verwevenheid met activiteiten en instellingen die ZoM tot een succes maken. Het vignet Zicht op Maastricht wordt verbonden aan allerlei activiteiten en manifestaties. Van complete lesstof voor scholen tot onderdelen van musicals, van stadswandelingen tot debatavonden in het Historisch café. Het bereik met de website als middelpunt is groot. Daarnaast vergroten fysieke activiteiten het cultuurbereik in Maastricht. Deze succesvolle benadering is een-op-een toepasbaar op andere steden en regio’s volgens geestelijk vader Gerard Rooijakkers. ‘Provincie Limburg en de stad Eindhoven zijn fan van het concept en bezig eenzelfde culturele biografie te realiseren.’ Uiteraard zijn dit geen klonen van het Maastrichtse concept. ‘Je kunt de aanpak op verschillende manieren vormgeven.’ De culturele biografie, Zicht op Maastricht reikt daarmee verder dan een historisch boek of museum. Het is een proces waarbij instellingen, particulieren, inwoners en bezoekers hun inhoud plaatsen, informatie vragen, bemiddelen en communiceren. Met de website als middelpunt en de interventies in de stad als ankers, groeit de culturele biografie van Maastricht uit tot een ‘levenswerk zonder einde’. ■
Acht jaar Actieplan Cultuurbereik
pagina 173
Rotterdam Jongerencultuur van RotterdamZuid wordt museumstuk
#16
‘Zuid heeft van ons de mannen gemaakt die we nu zijn’ Door Daan Hakkenberg Kunstredacteur AD Rotterdams Dagblad
ROTTERDAM – De onvoorwaardelijke liefde voor Feyenoord, de straatraps van Tuigcommissie of Heinek’n en de win-
kelstraat de Beijerlandselaan. Het zijn de pijlers van de jongerencultuur van Rotterdam-Zuid, ofwel 5314, vernoemd naar de RET-metrozone. Het zonenummer is in de loop der jaren een geuzennaam geworden voor de jongeren die wonen in het gebied dat een groot deel van de zuidelijke Maas-
— ‘Wij zijn hier bezig met goede dingen.’
oever beslaat. Straatnamen of wijken als herkomst opgeven is overbodig, simpelweg 5314 of Southside is voldoende. Het stadsleven van jongeren van vandaag is de geschiedenis van morgen. Vanuit die gedachte startte het Historisch Museum Rotterdam (HMR) het project Roffa, straattaal voor Rotterdam, 5314. In februari 2007, toen het onderzoeksteam van het museum de uiting 5314 steeds meer in het straatbeeld zag opkomen, bijvoorbeeld in de vorm van graffiti, begon het onderzoek naar de
jongerencultuur van 5314. Sjouk Hoitsma van Historisch Museum Rotterdam: ‘5314 is een deel van hun denkwereld en bepaalt hun leefwereld. We verzamelen hun cultureel erfgoed.’ De zone De zone 5314 van het vervoersbedrijf RET ligt ingeklemd tussen de Maas en de snelweg A15 aan de zuidkant, de Waalhaven ten westen en de spoorlijn van Rotterdam naar Dordrecht ten oosten. Rapper Heinek’n: ‘Ik wist pas wat het was toen ik een jaar of vijftien was. Nu hebben kinderen van zeven of acht jaar het al over 5314.’ 5314 wordt door de jongeren met trots uitgedragen. Op T-shirts, tatoeages en als graffiti. ‘5314, je ziet het overal staan. Op muren, in trams, metro’s en in treinen op de stoeltjes,’ zegt Feyenoord-adept Sharon Jansen (21) op de bank in haar huis aan de Groene Hilledijk. ‘Iedereen die hier vandaan komt weet wat het is.’ Alhoewel. Vader Frans (53), gehuld in Feyenoordshirt en
Man met tattoo ter ere van de jong gestorven rapper MC Helderheid van de Tuigcommissie. Foto Roffa 5314
— ‘Rotterdam-Zuid heeft een eigen geschiedenis en eigen mensen.’ eens in de twee weken steward in de Kuip, zit naast zijn dochter en kijkt haar verbaasd aan. ‘Het is de RET-zone, pa,’ praat Sharon hem bij. ‘Bij 5312 vraagt iedereen: wat is dat? Maar van 5314 weten ze, ook buiten Rotterdam-Zuid, wat het is.’ Mannen maken Het kantoor van het platenlabel Free2Rotate huist op de derde verdieping van een voormalige graansilo, vlak bij metrostation Maashaven. In het kantoor hangen vijf wandklokken. Daarop is te zien hoe laat het is in wereldssteden als New York, Londen, Sydney en Tokio. De middelste klok geeft de tijd op Rotterdam-Zuid aan. Niet in Rotterdam, maar ‘op’ Rotterdam-Zuid. Free2Rotate-oprichters Egon Constancia (28), Jaïr Rodrigues (30) en Ronnie Helena (21), de laatste vooral bekend als Heinek’n, zijn bloedserieus. Ze zeggen het zonder
Graffiti. Foto Roffa 5314
ironie of humor. ‘Echte Rotterdammers komen van Zuid.’ Rapper Heinek’n, met inmiddels de mixtapes Te hard voor tv deel 1 en 2 op zijn naam, heeft de liefde voor Rotterdam-Zuid op zijn armen staan. Onder op zijn rechterarm de skyline van Rotterdam met het onderschrift City of God. Op zijn linkeronderarm staat het woord ‘zuid’. Daarboven heeft hij zijn postcode getatoeëerd. Heinek’n: ‘Zolang ik in Nederland woon, blijf ik op Rotterdam-Zuid. Zuid heeft van ons de mannen gemaakt die we nu zijn.’ De jongeren van Rotterdam-Zuid zien hun habitat als een wereld op zichzelf. ‘Met een
eigen geschiedenis en eigen mensen’, zegt Jaïr. ‘Eerder dan in de rest van Rotterdam was hier sprake van een multiculturele bevolking. Terwijl in andere delen van de stad iedereen in z’n eigen groep bleef, waren vriendengroepen hier al gemêleerd.’ Heinek’n: ‘Onze vriendengroep bestond uit mensen van Bagdad tot Tokio. Rotterdam-Zuid kent zijn eigen codes’, zegt Heinek’n. ‘Het is een aparte stad. We praten anders, leggen accenten anders wanneer we spreken. Je ziet het aan onze kledingstijl en hoe we onze petjes dragen. Hoe we ons in de club gedragen en wat we drinken. Sterke drank, altijd puur. Geen fris erbij, geen ijs erin.’
Halen en brengen Elsbeth Grievink (27) noemt Heinek’n een keyfigure van de jongerencultuur van Rotterdam-Zuid. Grievink is in opdracht van het Historisch Museum Rotterdam hoofdredactrice van het gratis tijdschrift Roffa 5314, voor en door jongeren van de zuidelijke Maasoever. De rapper stond op de cover van het tweede magazine. Jongeren kijken tegen hem op. Heinek’n, met een trits gouden tanden in zijn mond, merkt het zelf ook. ‘Ik ben degene die ze zien op televisie of in de tijdschriften. Als ze de muziek luisteren, horen ze mijn stem. Ze vinden het geweldig om een jong iemand
van Zuid op de voorgrond te zien. Iemand die succes heeft.’ Het HMR koopt ook kledingstukken en accessoires aan en alle jongeren met wie het museum contact heeft, worden op foto of film vastgelegd. ‘Als je het nu doet kun je keuzes maken die je later, als mensen hun spullen hebben weggegooid, niet meer kunt maken’, zegt projectleider Heleen de Jong. ‘Als zo meteen de metrozone 5314 niet meer bestaat, hebben we nog wel het cultuurgoed. Maar het is niet zo dat we alleen iets komen halen.’ Door festivals te organiseren en het tijdschrift te maken wil het HMR iets terug doen. Maar de wederdiensten van het museum aan de jongeren zorgen ook voor spanning. Feestjes organiseren en tijdschriften maken is nou eenmaal niet de corebusiness van een museum. ‘Want we willen niet proberen in te mengen. Het gaat voornamelijk om registreren. Soms is er spanning tussen organiseren en onderzoeken.’
— ‘Terwijl in andere delen van de stad ieder een in z’n eigen groep bleef, waren vrienden groepen hier al gemêleerd.’
In het kort
Kick off van Roffa 5314 in de Maassilo op Zuid, 1 februari 2008. Wethouder Dominique Schrijer krijgt van covergirl Shannon Latuihamallo het eerste exemplaar.
De wereld Jaïr, Egon, Heinek’n zijn kinderen van Zuid. Ze kennen elk straatje, elk pleintje. ‘Ze hebben me gehaald in het ziekenhuis in het centrum, maar dat is alles,’ lacht Jaïr. ‘Slinge Lombardijen, Charlois en Beverwaard. Ik heb in alle wijken gewoond’, vertelt Egon. ‘Ik ben op en top Zuid.’ De drie halen herinneringen op aan de Beijerlandselaan en de Groene Hilledijk, door mensen van Rotterdam-Zuid kortweg de Laan en de Dijk genoemd. Jaïr. ‘De Beijerlandselaan. Als je daar mocht lopen als klein jongetje: dat was de wereld. Het was voor ons het centrum van de stad.’ Vóór de grootscheepse verbouwing waarvoor de hele straat overhoop werd gehaald, was de Beijerlandselaan een sjiek aandoende winkelboulevard. Heinek’n: ‘Op vrijdagavond was het vroeger heel wat. Je kon er nog mooie kleding kopen. Vandaag de dag zitten er alleen achterstandswinkels.’ De straat kent een surplus aan Turkse bakkers, shoarmazaken, slagerijen en belwinkels. Maar de drie spugen niet in de bron waaruit ze zo gulzig gedronken hebben. De Laan is voor de jongens nog altijd van grote waarde. Jaïr: ‘Voor ons is het een ontmoetingsplaats, helaas ziet de politie het niet zo. Die ziet je als lastige hangjongere.’
— ‘Helaas ziet de politie het niet zo. Die ziet je als lastige hangjongere.’
Foto Peter de Krom
bezig met goede dingen, we maken muziek en bouwen een studio, maar daar hoor je weinig over.’ Daarom is Heinek’n trots dat hij de cover sierde van Roffa 5314, ‘het enige magazine van Rotterdam-Zuid’. ‘Ik vond het speciaal om op die manier in de spotlights te staan. Zowel in het magazine, als op het feest in juni in de Maassilo. Iedereen die er was kwam van Zuid, dus iedereen had iets te vieren.’ ■
wat Het project Roffa 5314 heeft als doel een collectie te vormen van de (sub)cultuur van drie groepen jongeren uit de wijk RotterdamZuid: Feyenoordfans, hiphoppers en urbanjongeren. Roffa is straattaal voor Rotterdam, 5314 verwijst naar de metrozone in Zuid. door wie Het Rotterdams Historisch Museum. Er werken vier mensen namens het museum aan het project, onder anderen een scout en een interviewer die de wijk intrekken. voor wie Bewoners van Rotterdam-Zuid en omstreken, jongeren, urban geïnteresseerden. hoe Roffa 5314 kent een eigen magazine, festivals, een website en heeft een eigen Hyvespagina. waarom Vooronderzoek naar jongerencultuur Collectievorming contemporaine geschiedenis. Ten behoeve van een aantal presentaties in Rotterdam-Zuid in 2009 ter gelegenheid van het Europees Jongerenjaar in Rotterdam. sinds 2007
Goede dingen Al zijn de eens voorname winkelstraten in verval en de successen van Feyenoord de laatste jaren ook niet opperbest, toch zijn Jaïr, Egon en Heinek’n vol lof over ‘hun’ Rotterdam-Zuid. Waar het volgens hen vooral aan ontbreekt is positieve aandacht voor zuidelijk Rotterdam. Het tijdschrift en de festivals van het Historisch Museum Rotterdam worden dan ook toegejuicht. Op deze manier probeert het museum de jongerencultuur die bij 5314 hoort vast te leggen. Egon: ‘Rotterdam-Zuid is onderbedeeld als het om aandacht gaat. En dan heb ik het over positieve aandacht. Wij zijn hier
bereik Van de naar schatting 25.000 jongeren in Rotterdam-Zuid zijn er tot nu toe een paar honderd voor Roffa 5314 onder de loep genomen. Ze zijn gevonden via de Hyves-pagina van Roffa 5314 of via de festivals. De twee festivals in de Maassilo trokken elk zo’n 350 bezoekers. De festivals gaan hand in hand met het gratis magazine Roffa 5314. Het gratis magazine verschijnt elk kwartaal in een oplage van 10.000 stuks. Het wordt voornamelijk verspreid in Rotterdam- Zuid. geld In 2007 en in 2008 ontving het Historisch Museum Rotterdam jaarlijks 45.378 euro van het Actieplan Cultuurbereik. Van het gemeentelijke project Pact op Zuid ontvangt Roffa 5314 een programmasubsidie van 150.000 euro.
Pagina’s uit het magazine Roffa 5314 met een artikel over Sharon Jansen.
www.roffa5314.nl
Acht jaar Actieplan Cultuurbereik
In het kort
ActiEplAN cUltUURBEREik
FONDs vOOR cUltUURpARticipAti A E Ati
wAt A At De inzet van het Actieplan Cultuurbereik is cultuur bij een breder publiek op de agenda te krijgen, door mensen in contact te brengen met cultuur in al haar uitingsvormen. Van podiumkunsten en cultureel erfgoed tot beeldende kunst en letteren. Niet alleen als toeschouwer, maar ook actief, als deelnemer. Voor jongeren gaat het zowel om activiteiten op school als daarbuiten. Het Actieplan is meer dan een verzameling losse projecten. De meerwaarde ontstaat door samenwerking. Tussen cultuurdisciplines, met andere sectoren en tussen overheden en instellingen. DOOR wiE Rijk, provincies en gemeenten met meer dan 90.000 inwoners hebben zich gezamenlijk ingezet. Kleinere gemeenten kunnen deelnemen via de provincie. vOOR wiE Alle burgers. Vooral jongeren zijn de doelgroep. HOE De deelnemende gemeenten en provincies dienen vierjarenprogramma’s in bij OCW. In deze plannen geven zij aan hoe ze in hun eigen plaats of provincie de deelname aan cultuur willen vergroten. OCW beschikt voor vier jaar en provincies leggen hetzelfde bedrag bij (matching). wAAROM De gedachte achter het Actieplan Cultuurbereik is dat deelname aan het culturele leven een belangrijke voorwaarde is voor ontplooiing. siNDs 2001-2004: Actieplan cultuurbereik deel 1 2005-2008: Actieplan cultuurbereik deel 2
BEREik Het Actieplan Cultuurbereik heeft honderden projecten mogelijk gemaakt. GElD Gemeenten, Rijk en provincies hebben gezamenlijk jaarlijks ruim 27 miljoen euro bijgedragen aan het Actieplan Cultuurbereik. In acht jaar Actieplan Cultuurbereik is door OCW 100.170.036 euro beschikbaar gesteld aan gemeenten (eerste periode: 45.307.360 euro; tweede periode: 54.862.676 euro). www.cultuurbereik.nl
pagina 181
wAt A At Het Fonds voor Cultuurparticipatie streeft ernaar actieve cultuurparticipatie te bevorderen. Enerzijds doet het fonds dit via een regeling met gemeenten en provincies en regelingen voor instellingen. Anderzijds stimuleert het fonds debat, initieert onderzoek en zorgt voor kennisdeling op het gebied van amateurkunst, cultuureducatie en volkscultuur.
wAAROM Het Fonds voor Cultuurparticipatie wil zoveel mogelijk mensen, te beginnen bij jongeren, actief in aanraking brengen met kunst en cultuur.
DOOR wiE Het Fonds voor Cultuurparticipatie werkt samen met het Rijk, gemeenten en provincies en andere betrokkenen op het gebied van cultuureducatie, sectorinstituten, amateurkunst en cultuurparticipatie, zoals brancheverenigingen, belangenverenigingen en kennis- en onderzoeksinstellingen.
BEREik Aan de Regeling cultuurparticipatie nemen 12 provincies en 35 gemeenten deel. Met de andere regelingen op het gebied van amateurkunst, cultuureducatie en volkscultuur wil het Fonds voor Cultuurparticipatie vooral instellingen bereiken met projectaanvragen van landelijk belang.
vOOR wiE Alle burgers. Daarbij is speciale aandacht voor jongeren. HOE Gemeenten en provincies dienen aanvragen in bij het Fonds voor Cultuurparticipatie voor een periode van vier jaar. Het fonds beoordeelt de aanvragen en het Ministerie van Binnenlandse Zaken keert de bedragen uit. Gedurende de looptijd van de regeling denkt het fonds mee over ontwikkelrichtingen en legt waar mogelijk verbindingen tussen deelnemende gemeenten en provincies. Instellingen kunnen het hele jaar door hun aanvragen voor de overige regelingen indienen. Het fonds beoordeelt deze aanvragen en keert rechtstreeks de subsidie uit. Daarnaast initieert het fonds zoveel mogelijk initiatieven om de randvoorwaarden voor optimale cultuurparticipatie te bevorderen en versterken.
siNDs Het fonds is in 2008 opgericht en wordt formeel operationeel met ingang van 1 januari 2009.
GElD Het Fonds voor Cultuurparticipatie heeft voor het geheel aan regelingen circa 25 miljoen euro beschikbaar in 2009 en jaarlijks circa 31 miljoen euro vanaf 2010 en verder. www.cultuurparticipatie.nl
Colofon
Het is om de hoek – Acht jaar Actieplan cultuurbereik is gemaakt in opdracht van de regiegroep Actieplan Cultuurbereik. Hierin zijn vertegenwoordigd het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), Inter Provinciaal Overleg (IPO) en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). idee, samenstelling en hoofdredactie Annette Lubbers Beeld- en eindredactie Wieneke ’t Hoen Ontwerp Vandejong, Amsterdam Franklin de Bekker productie Ruud Nanlohy Druk Koninklijke De Swart, Den Haag Uitgave December 2008 Nabestellen Postbus 51-infolijn Telefoon 0800-8051 (gratis) of www.postbus51.nl € 25,00 Zie ook www.cultuurbereik.nl / www.cultuurparticipatie.nl
De foto’s aan het begin en het einde van het boek zijn gemaakt door: p. 2-3 David Rozing; p. 4-5 Bert Spiertz; p. 6-7 Sake Rijpkema; p. 8-9 Michiel Wijnbergh; p. 184-185 Caro Bonink; p. 186-187 Guido van Dooremaalen; p. 188-189 Dolph Cantrijn; p. 190-191 Dolph Cantrijn. Alle foto’s via Hollandse Hoogte. Omslagfoto voor Dolph Cantrijn; omslagfoto achter Cassander Eeftinck Schattenkerk. © 2008 tekst: de auteurs © 2008 foto’s: de fotografen of hun rechtsopvolgers vermeld in de bijschriften. ISBN 978 90 5910 617 8 OCW38.126/1350/08BK2008B036 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Wij hebben ernaar gestreefd alle rechthebbenden te achterhalen. Zij die menen aanspraak te kunnen maken op hun rechten, wordt verzocht contact op te nemen met de uitgever.