‘Het mannetje om de hoek’ of centraal inkopen
Een verkennend onderzoek naar de verzekeringsgraad van kleine werkgevers en ZZP-ers in de ambachten
maart 2008 In opdracht van: Hoofdbedrijfschap Ambachten (HBA) Postbus 895 2700 AW Zoetermeer Uitgevoerd door: ORBIS BV Postbus 299 1400 AG Bussum Drs. H. Crielaard Dr. I. Kuijpers Drs. P. Schraga HBA-publicatiereeksnr.: 421 ISBN: 978-90-5774-158-6
Bronvermelding verplicht
Inhoud
1. 2. 2.1. 2.2. 2.3. 3.
Inleiding ......................................................................................................................... 3 Resultaten enquête........................................................................................................ 5 Verzekeringsgraad van leden organisaties .................................................................... 5 De door organisaties afgesloten verzekeringsarrangementen ....................................... 8 De bereidheid tot collectief inkopen, al dan niet in HBA-verband ..................................12 Conclusies en aanbevelingen .......................................................................................15
Bijlage 1: Vragenlijst voor telefonische enquête Bijlage 2: Lijst met respondenten
2
1.
Inleiding
Aanleiding
Uit cijfers van het Hoofdbedrijfschap Ambachten (HBA) blijkt dat in 2006 ruim 46.000 zelfstandigen zonder personeel (ZZP-ers) en ruim 16.000 kleine werkgevers (werkgevers met 1-5 werknemers) werkzaam zijn in de ambachten. Onderzoek heeft uitgewezen dat een substantieel deel van deze groep ondernemers zich niet verzekerd heeft tegen arbeidsongeschiktheid, of een goede pensioenvoorziening heeft. Het HBA vindt dit een zorgelijke ontwikkeling. Om de toenemende concurrentie van grotere bedrijven en fabrieksmatige productie het hoofd te kunnen bieden, draaien ZZP-ers en kleine werkgevers lange dagen en zijn de marges klein. Deze marges bieden weinig ruimte voor verzekeringspremies en oudedagsvoorzieningen. De risico’s die kleine werkgevers en ZZP-ers op dit gebied lopen, zijn groot, het bedrijf is vaak hun hele inkomen. Als dat om een of andere reden wegvalt, hebben zij niets meer. En onder de huidige wetgeving is het krijgen van een uitkering in geval van arbeidsongeschiktheid geen vanzelfsprekendheid meer. Het HBA wil daarom de mogelijkheden onderzoeken welke bijdrage het kan leveren om de verzekeringsgraad van kleine werkgevers en ZZP-ers in de ambachten voor dit soort risico´s te vergroten
Onderzoeksdoel en -vragen
Het HBA heeft Orbis gevraagd om door middel van een telefonische enquête het volgende te inventariseren: •
• •
Methode
Welke verzekeringen organisaties van sociale partners al speciaal voor kleine werkgevers en ZZP-ers hebben afgesloten; Wat organisaties in de toekomst van plan zijn te gaan doen op dit vlak; of, en zo ja hoe, zij daarin een rol voor het HBA zien weggelegd.
Vanuit het HBA is een lijst aangeleverd met ruim veertig branche- en werknemersverenigingen en contactpersonen. Deze organisaties waren eind september door het HBA met een brief gevraagd mee te werken aan de enquête. Orbis heeft de organisaties in week 43 een brief gestuurd met de aankondiging van de enquête. De vragenlijst is ter informatie
3
meegestuurd. Vervolgens heeft Orbis afspraken gemaakt voor het (telefonisch) afnemen van de enquêtes.
4
2.
Resultaten enquête
Response
In totaal zijn 49 organisaties van sociale partners (4 vakorganisaties en 45 brancheorganisaties) benaderd met het verzoek deel te nemen aan de enquête: - 31 organisaties hebben de enquête ingevuld; - 7 organisaties waren bereid mee te werken, maar zagen geen kans om binnen de gestelde termijn de enquête in te vullen; - 7 organisaties weigerden mee te werken; - 4 organisaties waren telefonisch onbereikbaar. De enquête bestond uit drie delen: de verzekeringsgraad onder leden van de organisaties, de door organisaties voor hun leden afgesloten verzekeringsarrangementen en de bereidheid tot collectief inkopen, al dan niet in HBA-verband. Wij zullen per onderdeel de resultaten beschrijven. Naast brancheorganisaties zijn ook een drietal vakorganisaties met veel ZZP-ers als leden, of speciaal opgericht voor zelfstandigen zonder personeel geïnterviewd. Deze organisaties kennen ook eigen arrangementen voor ZZP-ers en de leden vallen in een aantal gevallen onder de werkingssfeer van het HBA. 2.1. Verzekeringsgraad van leden organisaties
Achtergrond respondenten
De 31 respondenten zijn als volgt naar grootte te verdelen: - 0 – 100 leden: 5 - 100 – 500 leden: 16 - 500 – 1.000 leden: 0 - Meer dan 1.000 leden: 8 - Niet opgegeven: 2 In totaal zijn er bij hen tenminste 34.000 lidbedrijven (ZZP-er of met minder dan 5 werknemers) aangesloten.
Inventarisatie verzekeringsgraad
Organisaties hebben gedeeltelijk zicht op het type en het aantal verzekeringen dat kleine werkgevers en ZZP-ers onder hun leden hebben afgesloten op het terrein van verzuim en/of arbeidsongeschiktheid, wettelijke aansprakelijkheid, pensioen, of andere (bedrijfs)verzekeringen. Sommige organisaties hebben een volledig beeld van de verzekeringsgraad, voor de meerderheid is het een inschatting. Over de situatie onder ongeorganiseerde ondernemers weet men veelal niets. Maar 5
dat deze aanzienlijk slechter is dan onder de georganiseerden, is wel zeker. Wat blijkt uit de enquête: a. Verzuim en arbeidsongeschiktheid: een meerderheid van de leden is niet verzekerd. Geschat wordt dat tussen de 25% 50% van de leden een verzekering heeft. Dit beeld bevestigt onderzoek naar de verzekeringsgraad van onder meer de FNV waarin gesproken wordt over 45%. Er zijn twee positieve afwijkingen: een van de respondenten, de organisatie van tandprothetici rapporteerde een dekkingspercentage van 90% en de organisatie van bestratingsbedrijven gaf aan dat 73% van de leden hiervoor verzekerd is. Uit de interviews komt een beeld naar voren dat mensen die een meer risicovol beroep uitvoeren zich eerder en sneller verzekeren dan degenen met een minder risicovol beroep. Voorbeelden hiervan zijn de klusbedrijven, de bestratingsbedrijven, de parketvloerenleggers en -leveranciers. b. Pensioen: tussen de 25% en de 60%. Organisaties die inschatten dat onder hun leden het aantal afgesloten aanvullende pensioenverzekeringen laag is, zijn de parketleggers, de klusbedrijven en de schoonheidsverzorgingsbedrijven. Hoge percentages vindt men bij de bestratingsbedrijven, de zonweringsbedrijven en de rietdekkers. c. Beroepsaansprakelijkheid: het aantal hiervoor verzekerde leden wordt opmerkelijk hoog ingeschat: tussen de 70% en de 100%. Bij de rijwielhandelaren (BOVAG) is een aansprakelijkheidsverzekering een voorwaarde voor het lidmaatschap. Twee branches, de schoonheidsverzorgende bedrijven en de rietdekkers geven percentages van 40% aan. Overige verzekeringen: auto, inboedel/bedrijfsinventaris, rechtsbijstand en transport. De percentages voor afgesloten verzekeringen zijn erg divers. De autoverzekering scoort in de parketleggers- en klusbedrijven 100% (deze branches scoren eigenlijk in alle verzekeringen relatief hoog). Het laagst scoort de rechtsbijstandverzekering in de schoonheidsverzorgingsbedrijven: 5%. De andere verzekeringen bewegen zich tussen de 15% en 50%. Drie organisaties geven aan dat zij verwachten dat leden andere
6
bedrijfsverzekeringen afgesloten hebben, maar ze kunnen niet aangeven welke dat zijn. Redenen
De hoge kosten zijn de belangrijkste verklaring voor de lage verzekeringsgraad, aldus de respondenten (23). Zie ook onderstaand overzicht: Redenen om niet te verzekeren (meerdere antwoorden mogelijk) 70% Premie te hoog 39% Kan premie niet veroorloven 39% Ondernemer is onbekend met risico’s 35% Ondernemer neemt bewust het risico 26% Teveel rompslomp 52% Anders
De percentages laten zien dat de hoogte van de premie het belangrijkste obstakel vormt. Driekwart van de respondenten geeft aan dat de hoogte van de premie te hoog is voor kleine werkgevers en ZZP-ers. Bijna 40% kan zich, volgens de respondent, de premie ook echt niet veroorloven. Een gemiddelde arbeidsongeschiktheidsverzekering kost een paar honderd euro per maand. Zeker voor een net startende ondernemer is dit niet op te brengen. Omdat ze de kans dat ze er werkelijk gebruik van gaan maken, laag inschatten, is het al snel een sluitpost op hun begroting. De onbekendheid met de risico’s en de consequenties daarvan speelt hier een belangrijke rol in. Het is dus ook een combinatie van factoren. Voor sommigen is het een weloverwogen inschatting van de risico´s omdat ze bijvoorbeeld een goedverdienende partner hebben. Voor andere is het een gok. Zoals opgemerkt is de verzekeringsgraad bij de meer risicovolle beroepen wel iets hoger dan bij die beroepen die weinig specifieke arbeidsrisico´s kennen. Verder blijkt een actieve rol van de organisatie heel belangrijk. Opmerkelijk in dit verband zijn de tandprothetici die automatisch een arbeidsongeschiktheidsverzekering krijgen als ze lid van de brancheorganisatie, de ONT, worden. In de gesprekken is ook een aantal aanvullende redenen gegeven waarom men niet verzekerd is: •
een te hoge premie als gevolg van hoge risico’s en/of leeftijd. Sommige respondenten gaven aan dat mensen met een risicovol beroep, zoals stratenmakers, alleen nog op jonge leeftijd tegen redelijke voorwaarden een
7
• • •
arbeidsongeschiktheidsverzekering kunnen afsluiten. Voor ouderen is dat vrijwel onmogelijk; Mensen met een medisch vlekje worden (gedeeltelijk) uitgesloten van een verzekering; Ondernemers hebben een alternatieve financiering voor slechte tijden (5 keer genoemd); Men is (te) hard aan het werk en leeft in de waan van de dag (2 keer genoemd);
•
Jonge mensen denken dat arbeidsongeschiktheid hen niet overkomt (2 keer genoemd);
•
Het bedrijf wordt als pensioenvoorziening beschouwd (twee keer genoemd); Uit eerdere ervaringen en verhalen van anderen hebben ondernemers een negatief beeld van verzekeringen (2 keer genoemd): a. niet alle kosten worden uitgekeerd b. het duurt erg lang voordat je iets krijgt c. het is vast te duur Specifieke regelingen ontbreken. Het blijkt bijvoorbeeld erg lastig om ondernemers met een klusbedrijf tegen een redelijke prijs te verzekeren. Door de combinatie van meerdere werkzaamheden vinden verzekeraars het lastig om een goede risico-inschatting te maken en dus is de ‘oplossing’ een zeer hoge premie.
•
•
2.2. De door organisaties afgesloten verzekeringsarrangementen Ruim 70 % van de respondenten (22) hebben voor hun leden (die voor het merendeel uit kleine werkgevers of ZZP-ers bestaan) een of meerdere mantels afgesloten. Een kleine 30 % biedt haar leden niets aan op dit gebied. 7 organisaties bieden hun leden het hele pakket verzekeringen aan. Dit zijn de grotere organisaties zoals FNV Bouw, ANBOS en BOVAG. Kleinere organisaties bieden vaak een of twee verzekeringen aan.
8
Afgesloten verzekeringen (n = 22) Verzekering
Ziekteverzuim/arbeidsongeschiktheid Zorgverzekering (inclusief werkgevers) Pensioen Beroepsaansprakelijkheid/wettelijke aansprakelijkheid Anders
Aantal organisaties die verzekering aanbiedt 18 18 9 12 14
Verzekeringen voor verzuim en arbeidsongeschiktheid en de zorgverzekering scoren het hoogst in het rijtje afgesloten verzekeringen. Naast genoemde verzekeringen bieden organisaties nog diverse andere verzekeringen aan: transport, auto, rechtsbijstand, ongevallen, inboedel, of een breed MKBpakket (inclusief pensioenvoorziening). Tevredenheid
Tevredenheid over verzekeringen Verzekering
Ziekteverzuim/arbeidsongeschiktheid Zorgverzekering (inclusief werkgevers) Pensioen Beroepsaansprakelijkheid/wettelijke aansprakelijkheid Anders Tevredenheid
Gemiddelde score tevredenheid 1 = heel ontevreden, 5 = heel tevreden 4,3 4,1 4 4,3 4,1
Wat betreft de tevredenheid laat de score een 4 of meer zien op een schaal van 1 tot 5. Men is dus behoorlijk tevreden1. De score heeft betrekking op de prijzen die zijn afgesproken, de communicatie en contacten met de verzekeraar en de manier waarop de verzekeraar zaken afhandelt. Over de “vulling” van het arrangement is men over het algemeen minder tevreden. Men had verwacht dat meer leden gebruik zouden maken van het arrangement dat wordt aangeboden. In de praktijk blijkt het lastig bedrijven van hun oude verzekeraar los te maken en te interesseren voor een nieuw aanbod. Een van de respondenten wijst op het belang van een goede informatievoorziening. Een van de problemen met collectieve
1
De vraag is hoe betrouwbaar dit beeld is. Men zal eerder tegen een vreemde telefonische enquêteur zeggen dat zij een goede regeling hebben afgesloten, dan dat de regeling niet werkt. 9
mantelovereenkomsten is dat er te weinig zicht is op de financiële stromen en op de kwaliteit van de dienstverlening van de verzekeraars. Het streven is om daadwerkelijk te sturen op de uitvoering en daar toezicht op te houden. Maar dan moeten er voldoende gegevens zijn over de uitvoering en zicht zijn op de kosten. Daar tegenover staat dat je bij het aangaan van een mantel meer grip kunt hebben op de inhoud van de producten en de ontwikkeling van nieuwe producten. Sommige respondenten stellen dat ze bewust gekozen hebben om met meerdere partijen afspraken te maken. `Een beetje concurrentie kan geen kwaad´. Wat opvalt is dat de spreiding van de antwoorden laag is. Dat wil zeggen dat er geen extremen voorkomen en iedereen de tevredenheid met een vier of vijf beoordeelt. Wanneer een organisatie meerdere verzekeringen heeft afgesloten, krijgen in de meeste gevallen alle verzekeringen dezelfde score. Dus bij vier aangeboden verzekeringen wordt er vier keer ”tevreden” ingevuld.Vanuit de organisaties is weinig aandacht voor de afzonderlijke verzekeringen. Organisaties die verzekeringen via een tussenpersoon aanbieden, vinden het lastig deze vraag te beantwoorden. Een van de respondenten wil in de toekomst geen contracten meer via tussenpersonen. Het is een onnodige extra laag die alles duurder en bovendien de regie op de uitvoering complexer maakt. Verzekeraars
Van de 20 organisaties die één of meerdere verzekeringen hebben afgesloten, maken er 9 gebruik van een tussenpersoon al dan niet met een eigen label (Meeus (4x), Schouten Zekerheid, Federatie Nederlandse Kunstenaarsvereniging, Wuthrich, Rabobank, Bovemij/CBM). Per verzekering zijn in onderstaande staat de verzekeraars waarmee door responderende organisaties een mantelovereenkomst is afgesloten, weergegeven: Ziekteverzuim/arbeidsongeschiktheid
Zorgverzekering (inclusief werkgevers) Pensioen
Cordares, A'foortse, Goudse, Achmea, NN, Interpolis, OZ Achmea, CZ, VGZ, OWVZ, Menzis, NN, Interpolis Interpolis, NN, Cordares, Aegon, Achmea
10
Beroepsaansprakelijkheid/wettelijke aansprakelijkheid Anders
Brancherisico’s
Nassau, Interpolis, NN, AXA Aegon, Interpolis, DAS Rechtsbijstand
In het eerste deel van de enquête werd een vraag gesteld over het vóórkomen van specifieke brancherisico’s. Meer dan 70% van de respondenten geeft aan dat deze er zijn. Onderstaande tabel laat zien dat deze brancherisico’s maar in zeer beperkte mate in de verschillende verzekeringen meegenomen zijn. Hierin zijn nog verbeteringen mogelijk, maar ook noodzakelijk. Als men streeft naar maatwerk voor de leden, is aandacht voor branchespecifieke risico’s een must. Organisaties zijn over het algemeen hierover minder tevreden, m.n. voor de zorgverzekering en het aanvullende pensioen. Verzekering
Ziekteverzuim/arbeidsongeschiktheid Zorgverzekering (inclusief werkgevers) Pensioen Beroepsaansprakelijkheid/wettelijke aanspr. Anders
Gemiddelde score afstemming op brancherisico’s 1 = geheel niet afgest., 10 = helemaal afgestemd. 6,5
3 3,8 6,6 5,9
De verzuim/ en arbeidsongeschiktheidsverzekering van de dakbedekkers, de kappers, de natuursteenbedrijven, de klusbedrijven, de parketleggers en de glazenwassers zijn meer toegespitst op de branche (scores 7 á 8) Bij de zorgverzekering scoren alleen de bestratingsbedrijven, de kappers, de schoonheidsverzorgingsbedrijven de natuursteenbedrijven redelijk (7). Anderen organisaties scoren “helemaal niet afgestemd”. De pensioenvoorziening is ook alleen door een drietal organisaties gedeeltelijk afgestemd op de branche: de wonenbranche, de schoonheidsverzorgingsbedrijven, natuursteenbedrijven De beroepsaansprakelijkheid en wettelijke aansprakelijkheid scoren met name bij de grote brancheverenigingen hoog in het branchespecifiek zijn. Parketleggers, klusbedrijven,
11
dakbedekkers, kappers, schoonheidsverzorgingsbedrijven en de glazenwassers scoren het hoogst (8-10). De scores voor overige verzekeringen zijn divers waarbij de schoonheidsverzorgende bedrijven eruit springen met een 10 wat betreft afstemming voor hun rechtsbijstandverzekering (die overigens nauwelijks door de leden wordt afgenomen), en de parketleggers en klusbedrijven met een 8 voor hun transportverzekering. Voordelen mantelovereenkomst
Aan alle respondenten, ook aan degenen die geen mantelovereenkomsten aan hun leden aanbieden, is gevraagd wat voor hen de voordelen van een mantelovereenkomst zijn, en welke daarvan de belangrijkste is. Premiehoogte (waarbij vaak ook prijs/kwaliteitverhouding werd genoemd) is het meest genoemd als grootste voordeel bij een mantelovereenkomst (17 keer), daarna het feit dat er 1 loket is voor alle verzekeringen (6 keer) en daarna de vermindering van administratieve procedures (3 keer). Identificatie met de branche en de taal van de ondernemers spreken wordt belangrijk gevonden en ook een integraal dienstenpakket. Organisaties geven bij overige voordelen nog aan dat de bereikbaarheid beter is, er zijn meer regel- en maatwerkmogelijkheden, leden kunnen erop vertrouwen dat ze iets goeds aangeboden krijgen, en leden vinden het een voordeel dat er een ander (andere organisatie) is die al het uitzoekwerk doet en met een pasklaar pakket komt. Ook de inkoopmacht en de betere pakketten tegen een goede prijs die dit met zich meebrengt, worden genoemd.
2.3. De bereidheid tot collectief inkopen, al dan niet in HBAverband Respondenten konden een score aangeven tussen de 1 (helemaal mee oneens) en de 5 (helemaal mee eens) of “weet ik niet”. 1. Het afsluiten van collectieve verzekeringen is een taak van het HBA
Over deze stelling zijn de geënquêteerde organisaties duidelijk verdeeld. Een krappe meerderheid (54 %) staat (zeer) positief dan wel neutraal tegenover deze stelling. Een belangrijke minderheid (13 van de 28 respondenten) ziet geen taak weggelegd voor het HBA op dit terrein. Een deel van de tegenstanders (m.n. grotere organisaties) zien dit als een taak van de organisaties zelf, waar het HBA zich niet mee moet inlaten. De PBO staat te ver van de branches. Een ander deel 12
van de tegenstanders is op zich wel voorstander van collectief inkopen en ziet daar ook de voordelen van in, maar is van mening dat het hier om een private zaak gaat, waar een publiekrechtelijk orgaan, zoals het HBA, zich niet mag begeven. De (grotere) brancheorganisaties geven aan dat als het HBA een dergelijke rol op zich zou nemen, dit niet ten koste mag gaan van hun eigen wervingskracht. De rol zou eerder faciliterend moeten zijn. Branches zien een dergelijke rol van het HBA als een aanvulling en ondersteuning van hun rol en profilering naar de eigen leden. 2. Het HBA is een geschikt platform om verzekeringen in eigen beheer uit te voeren
Een meerderheid van de organisaties (57 %)(m.n. de grotere organisaties) staat afwijzend tegen een dergelijke rol van het HBA. Een eigen verzekeraar is aantrekkelijk, aldus sommige respondenten, maar ook een schrikbeeld. Het vraagt de nodige expertise van het HBA en die kennis zou ingekocht moeten worden. Een beter alternatief is het opzetten van een HBAverzekeringsloket (wellicht in samenwerking met het HBD). Ook bij deze stelling wordt gesuggereerd dat het HBA uitsluitend een faciliterende rol zou moeten spelen. 3. Het is van groot belang dat een mantelovereenkomst op de sector is toegesneden
Stelling 3 scoorde gemiddeld een 4,2. 80 % van de respondenten is het eens/helemaal eens met deze stelling. Door een arrangement op de sector toe te spitsen kunnen “branchevreemde” risico’s uit het pakket gehaald worden en branchespecifieke zaken opgenomen worden. Degenen die neutraal of oneens kozen, dragen verschillende (soms tegenstrijdige) alternatieven aan: - Maak sectoroverschrijdende groepen met vergelijkbare risico’s. - Differentieer niet naar brancherisico’s maar naar de grootte van ondernemingen. - Maak het collectief zo breed mogelijk, zodat de risico’s van alle sectoren hierbinnen vallen. - Differentiatie: grootste risico’s, hoogste lasten. 4. Het is goed mogelijk om in een overkoepelende overeenkomst branchespecifieke belangen in te bouwen
Ook stelling 4 scoort relatief hoog, een 3,8. Men ziet hierin de mogelijkheid om enerzijds maatwerk te leveren en anderzijds de grote inkoopkracht (dus betere voorwaarden) te behouden. Het zou mooi zijn als er een aantal specifieke(re)
13
arrangementen zouden komen die er nu niet zijn. Verder zou er nagedacht moeten worden over de aansluiting van de verschillende producten op elkaar. Respondenten merken op dat er sprake is van een overlap in verzekeringen. 5. Bij het afsluiten van een mantelovereenkomst moeten brancheorganisaties een actieve rol spelen
De gemiddelde score van deze stelling is 4,3. Dat branches een rol moeten spelen wanneer het HBA arrangementen gaat afsluiten, is voor de respondenten evident. De organisaties moeten optreden als leverancier van input voor de branchespecifieke belangen. Maar ook is hun medewerking van belang bij de communicatie richting leden en de promotie van het aanbod. Daarnaast is het voor branches belangrijk dat zij vinger aan de pols kunnen houden en de kwaliteit van het aanbod dat aan hun leden wordt gedaan, kunnen bewaken. Als redenen waarom branches niet of minder betrokken moeten worden worden genoemd: - Het zal lastig zijn voor de branches om, naast het behartigen van hun eigen belangen, het algemeen belang van een mantel in het oog te houden. - Een kleine branche merkt op dat branches idealiter betrokken moeten zijn, maar dat zij er geen tijd/mankracht voor hebben. 6. De grotere inkoopkracht van het HBA levert betere voorwaarden en financiële voordelen op
De score van deze stelling is 3,9. Men is het erover eens dat hoe groter de inkoopkracht hoe beter de pakketten en de (financiële) voorwaarden. Hele grote organisaties of organisaties die deel uitmaken van een groter geheel zullen wellicht afspraken hebben bedongen die te vergelijken zijn met wat het HBA kan bereiken. Maar voor de iets minder grote en kleine organisaties kan een HBA betere resultaten behalen dan zij zelf kunnen realiseren. Een van de respondenten merkt op dat dit geen vanzelfsprekendheid is, er zal scherp onderhandeld moeten worden. Een aantal organisaties waarschuwt voor de valkuilen zoals terugkrabbelende verzekeraars, teveel risico’s verzameld in een overeenkomst en uitsluiting van branches. Instappen
Op de vraag of men, mocht het HBA een mantelovereenkomst aanbieden, hieraan deel zou nemen (ook als zij al een eigen arrangement hebben), antwoordde meer dan de helft positief. Met het voorbehoud dat een en ander afhankelijk is van het aanbod van het HBA. Een tweetal organisaties gaf aan dat zij een eventueel aanbod van HBA als aanvulling op hun eigen regelingen beschouwen. 14
3.
Conclusies en aanbevelingen Conclusies : • De organisaties van sociale partners delen de zorg van het HBA over de risico’s die ZZP-ers en kleine werkgevers lopen vanwege de lage verzekeringsgraad. Ook de organisaties beraden zich over de manier waarop zij deze doelgroep kunnen stimuleren zich een realistisch beeld te vormen over de financiële risico´s die door hen gelopen worden. •
Organisaties hebben betrekkelijk weinig zicht op hoe kleine werkgevers en ZZP-ers zich bewegen op het vlak van sociale zekerheid. Veelal moest worden volstaan met een inschatting van de situatie in de branche. Slechts twee organisaties hadden dit ook daadwerkelijk onder hun leden onderzocht.
•
Ca. 70 % van de organisaties heeft iets geregeld voor haar leden in de vorm van verzekeringsarrangementen. De dekkingsgraad van dergelijke arrangementen is echter niet al te groot, met uitzondering van de beroepsaansprakelijkheidsverzekering. Voor belangrijke risico´s als arbeidsongeschiktheid en ouderdom bereikte de dekkingsgraad vaak nog niet de helft van het aantal ledenondernemers. Er is hier sprake van een groot maatschappelijk vraagstuk, zeker als we daarbij betrekken dat bij de organisaties in veel ambachtelijke branches lang niet alle ondernemers en ZZP-ers zijn aangesloten. Over hun verzekeringssituatie weten we feitelijk niets. Maar het is veilig te veronderstellen dat deze aanzienlijk slechter zal zijn dan die van de georganiseerde ondernemers
•
Over het algemeen is men tevreden over de afgesproken verzekeringsarrangementen. Minder tevreden is men over de branchespecifieke invulling van de verschillende verzekeringsproducten. Er is weinig sprake van maatwerk.
•
Over de rol die het HBA zou moeten spelen op het gebied van collectief inkopen van sociale zekerheid zijn de organisaties verdeeld. Voor een gezamenlijke inkoop is er wel een meerderheid te vinden zeker als de vraag of het HBA als publiekrechtelijk orgaan zich op dit private terrein
15
mag begeven, positief beantwoord kan worden. Dat geldt echter niet voor een eventuele uitvoering in eigen beheer via het HBA. Hier is een meerderheid van de organisaties op tegen. •
Ondanks dat een groot deel van de organisaties al één of meerdere verzekeringsarrangementen aan hun leden aanbieden, heeft meer dan de helft van organisaties interesse in een eventueel aanbod van het HBA (al dan niet als aanvulling op hun eigen aanbod). De voorwaarde is dat er een beter pakket ligt dan zij zelf hebben afgesloten. De interesse van de kleinere organisaties komt mede voort uit het feit dat zij zelf de tijd en expertise niet hebben om deze dienst aan hun leden aan te bieden, en omdat zij vanwege hun omvang niet in aanmerking komen voor premiekortingen of maatwerk.
•
Ook denken organisaties dat er door gezamenlijk collectief in te kopen groter financiële voordeel te behalen valt en betere voorwaarden en meer maatwerk bedongen kunnen worden. De rol van het HBA bij het afsluiten van verzekeringsarrangementen moet volgens de respondenten echter wel zorgvuldig met de organisaties van sociale partners worden afgestemd. Alle organisaties (ook het HBA) moeten hun toegevoegde waarde en hun wervingskracht voor leden behouden. Werkgevers- en werknemersorganisaties moeten samen met het HBA kijken hoe het HBA door haar coördinerende en faciliterende rol de positie van de brancheverenigingen juist kan versterken. Branches vinden het erg belangrijk om nauw bij de totstandkoming van verzekeringsovereenkomsten betrokken te zijn. Dit, omdat zij o een branchespecifieke invulling belangrijk vinden en zij kennis hebben van de betrokken branches, o omdat zij het communicatiekanaal zijn naar de bedrijven o zij zicht willen blijven houden op de kwaliteit van wat hun leden aangeboden wordt.
Aanbevelingen : Op grond van de resultaten van de enquête komen wij tot de volgende aanbevelingen : 1. Het zou goed zijn nader juridisch advies in te winnen of het HBA als PBO wettelijk gerechtigd is taken op het gebied van collectief inkopen van sociale zekerheid te verrichten.
16
Deze taken hoeft het hoofdbedrijfschap uiteraard niet zelf uit te voeren maar kan zij ook uitbesteden c.q. faciliteren. Het zou de bezwaren bij een belangrijk deel van de tegenstanders onder de organisaties tegen uitvoering van dergelijke taken door het HBA kunnen wegnemen. 2. De lage verzekeringsgraad onder ZZP-ers en kleine werkgevers in de ambachten is een groot maatschappelijk probleem. Wanneer het HBA zou besluiten op dit terrein iets te gaan doen, ligt er in de eerste plaats een grote uitdaging in het bereiken, bewust maken en overtuigen van de doelgroep. De onwetendheid over de risico´s is te groot. Een gerichte communicatiecampagne, opgezet door HBA, organisaties van sociale partners, verzekeraars en overheid, lijkt hiertoe een geëigend middel. De mogelijkheden hiertoe zouden verkend kunnen worden. 3. Wil (en kan) het HBA meer betekenen bij de oplossing van dit vraagstuk, dan ligt de facilitering van een gezamenlijke inkoopactie/marktoriëntatie voor tenminste twee verzekeringen voor de hand t.w. arbeidsongeschiktheid en aanvullend pensioen. Dit zijn immers de belangrijkste kostenposten/risico´s voor de doelgroep. Bovendien is de dekkingsgraad van al afgesloten arrangementen voor deze risico´s relatief laag. Er zou kunnen worden begonnen met die branches die hebben aangegeven hiervoor interesse te hebben.
17