Het Cultureel Erfgoed van de Bijlmer Amsterdam Een column door Pieter Dautzenberg Wie had ooit gedacht dat een Bijlmer honingraatflat als cultureel erfgoed bestempeld zou worden? Of dat iemand zou spreken over een “klassieke” Bijlmerflat. Burgemeester van Hall sprak in 1964: 'Nergens in de wereld is tot nu toe een mooiere en modernere stad van een dergelijke omvang tot uitvoering gekomen. De kans ligt er: het project voor het prettigste woonoord dat zich laat denken.' Wethouder Jan Schaefer vroeg zich zo’n 20 jaar later hardop af of ‘DE MENSEN IN DIE PLEURISFLATS MOESTEN WONEN” en bouwde in Gein 1,2,3 en Reigersbos rijtjeswoningen in bloemkoolwijken voor 105.000 gulden met een dakkapel, tuin en plek voor auto voor de deur. Paul Bos van het projectburo bijlmermeer dat begin tachtiger jaren werd opgericht om te proberen de sneloplopende leegstand een halt toe te roepen zei: “90 procent van de Amsterdammers is blij met de Bijlmer. 90 procent van de bewoners is blij dat ze er wonen, en van de rest is 90 procent blij dat ze er niet wonen”. En Rem Koolhaas tenslotte zei in 1986; “nergens ter wereld worden 50.000 mensen bezig gehouden met louter onschuldige activiteiten als wandelen, pootje baden en vissen”. Rond 1970 werden de eerste flats opgeleverd. Ruime woningen voor de middeninkomens, politieagenten, verpleegsters, onderwijzers, ambtenaren als vervanging voor de te renoveren ring ’20 ‘40. In een utopisch stedenbouwkundig plan met 13.000 flatwoningen in 4 types verdeeld over 31 stuks 10 verdieping hoge woongebouwen in een parkachtige omgeving, ontworpen onder leiding van stedenbouwkundige Siegfried Nassuth als reactie op het AUP van Cornelis van Eesteren. Tot 1980 verstoken van fatsoenlijk openbaar vervoer en aangewezen op een winkelcentrum in een soort barakkendorp op het voormalig Bijlmerplein. Het imago was in eerste instantie positief. Het toppunt van collectiviteit; Voor iedereen dezelfde woning, collectieve installaties en voorzieningen. Iedereen gelijk, of toch niet? Mensen bleken weliswaar gelijkwaardig maar niet gelijk te zijn. De maat en schaal van de individuele woning was niet waar te nemen.
Het kleinst herkenbare element was de galerij van 100 meter lang met daaraan 10 woningen. De collectieve voorzieningen waren door bezuinigingen op het plan in de plint van het gebouw terecht gekomen ipv in paviljoenachtige gebouwen in de parkachtige omgeving. De binnenstraten die bedacht waren als vervanger van de conventionele straat kwamen aan de donkere noord- ipv de zonnige zuidzijde van de gebouwen terecht. Het aantal liften werd gehalveerd, de afwerkingen waren sober zo niet pover. Maar de plattegronden van de ruime zonnige woningen waren afgestemd op de moderne tijd, daar was iedereen het over eens. Veel pioniers verdwenen na een paar jaar alweer wegens een gebrek aan culturele- en winkel voorzieningen. Toch bleven ook velen de wijk trouw. Vaak ook mensen die vanuit een negatieve keuze in de Bijlmer terecht waren gekomen. Het was vanaf het begin moeilijk de flats verhuurd te krijgen, er was leegstand, de mutatiegraad was hoog. De flats werden daardoor dorpen op zich. Creatieven zochten elkaar op, voormalig jordaanbewoners woonden bij jordaanbewoners, hindostanen bij hindostanen, Islamieten bij islamieten, iedereen kon door de leegstand dicht bij zijn eigen groep wonen. De flats werden communities met ieder hun eigen collectieve sociale voorzieningen. Veel mensen bleken behoefte te hebben aan persoonlijke expressie in hun woonomgeving. Om zich van anderen te onderscheiden, gaven bewoners hun voordeurlampje een eigen kleur. Samen gingen ze de strijd aan tegen leegstand in hun actie ‘hoge huren, weinig buren’. Inmiddels vorderde de aanleg van de metro oostlijn en vonden in de Nieuwmarktbuurt veldslagen plaats. De cityvorming werd gestopt bij het Pintohuis, de loop van de metro werd omgelegd zodat meer monumenten en woongebouwen gespaard en het karakter van de buurt bewaard kon blijven. Het oorspronkelijke stratenpatroon werd op voorspraak van oa Theo Bos en Aldo van Eijk gehandhaafd, terwijl de bedoeling was de nieuwmarkt buurt, net als de jordaan na sloop op een rationele wijze te verkavelen. De actievoerders zagen de oorzaak van dit alles in de Bijlmer. Dit was de tweede aanval op het aanvankelijk positieve zelfs ludieke imago van de Bijlmer, de Bijlmer werd taboe. Ik ken architecten die in de Nieuwmarkt buurt gebouwd hebben aan de kleinschalige vernieuwing die altijd geweigerd hebben met de metro te gaan, of zuidoost te bezoeken. Doordat er veel de flats leegstonden was er ruimte voor nieuwkomers, studenten uit het hele land, homo’s en lesbiennes die hier mochten samenwonen en elders in de stad niet of in het geheim. In de Bijlmer kreeg je een kamer meer dan waar je in de rest van de stad volgens buro herhuisvesting recht op had. Er
kwamen gelukszoekers uit andere delen van het koninkrijk, arbeidsmigranten uit andere delen van de wereld en ze konden allemaal wonen in de Bijlmer. De liften bleken niet bestand tegen bewoning van de flats door grote gezinnen, ze werden overbelast en vielen uit, de vuilstortkokers raakten verstopt. Ipv met de volle vuilniszak van 10 hoog naar de containerruimte in de binnenstraat te lopen werden ze over de reling naar beneden gegooid. De binnenstraten die bedoeld waren als sociale ontmoetingsplek werkten goed. Zo goed zelfs dat er in de met kunstwerken uit de bkr volgehangen binnenstraten werd gehandeld in groenten en fruit. Maar waar goede handel is loert het gevaar van slechte handel. De binnenstraten verbonden de parkeergarage waar je de auto kon parkeren met je woning. Daar moest als eerste plek in Amsterdam wel voor betaald worden, maar goed, vanuit de garage liep je via de droge binnenstraat naar de lift en vandaar via de galerij naar je voordeur. Enorm veel als semiopenbaar bedoelde ruimte die onderhouden en schoongehouden moest worden. De aanvankelijk geplande conciërge aan het begin van de binnenstraat was wegbezuinigd. Dit maakt de galerijontsloten woning een kwetsbaar type waar niet elke soort bewoning geschikt voor is. Veel bewoners zagen de semi-openbare ruimten niet als hun leefomgeving en voelden zich er dus niet verantwoordelijk voor. Semiopenbaar bleek openbaar te zijn, onduidelijk was waar de straat ophield en de woning begon. In de parkeergarages die op 1,3 auto’s per woning gedimensioneerd waren terwijl het werkelijke bezit 0,6 per woning was stonden ook grote delen leeg. Ze werden niet beheerd, terwijl alle pogingen werden ondernomen om de bewoners voor hun plek te laten betalen, d.m.v. bewegende drempels, magnetische systemen, computerkaarten etc. Door de bewoners werden evenzoveel succesvolle pogingen ondernomen om de systemen te saboteren, kleppen werden dichtgelast, automaten werden met stalen platen om de tuin geleid, computerkaarten werden met simpele keukenkastmagneetjes gekraakt. De winkelcentra werden onder in de garages gebouwd, niet zichtbaar vanaf de auto op de verhoogde weg die op zijn eigen nivo door de functionele stad voortbewoog. Ook een theater werd in een garage gebouwd. Het sociale leven, cafes, winkels, markten en speelplaatsen waren voor de buitenstaander niet zichtbaar. Terwijl in veel flats een druk gemeenschappelijk leven heerste met soms een eigen kinderopvang, een restaurant, een cafeetje, een filmhuis, een vrouwenhuis etc.
Inmiddels was de metro in 1980 klaar! De drugshandel in de binnenstraten was inmiddels goed op stoom gekomen. De binnenstraten en galerijen van de flats bleken voor de handhavers van de wet niet beheersbaar. Het logistieke systeem van de flats werkte goed, je kon 400 tot 800 meter op een van de 10 galerijen van een flat lopen zonder ergens tegengehouden te worden. Vluchten kon overal heen. Van oudsher heeft de foute handel zijn brandpunt bij treinstations en havens, in Amsterdam in de omgeving van de Nieuwmarkt. De illegale markt in de binnenstraten van de Bijlmer werd met de perfecte metroverbinding bevoorraad. In de metro mocht in het begin gerookt worden, de stoelen waren van zacht kunstleder, de kachel brandde toen nog in de voertuigen. Een ideale plek voor drugsgebruikers en daklozen, de hele dag heen en weer in de verwarmde metro, slaapt prima. Als de politie achter handelaren en gebruikers in zuidoost aanzat, verplaatsten zij zich met dit luxe vervoer middel naar de Nieuwmarkt en als er gejaagd werd op de Nieuwmarkt kwamen ze in tegengestelde richting weer terug. Veel buitenstaanders durfden hun eigen vrienden en familie in de Bijlmer niet meer met de metro te bezoeken. De Bijlmer werd een no go area voor ‘fatsoenlijke mensen’. Veel bewoners ervoeren de Bijlmer veel minder negatief dan buitenstaanders, zij voelden zich voortdurend gedwongen om hun woonomgeving te verdedigen. Waar in de brochures drie r’s beloofd waren: rust, ruimte en recreatie hadden de bewoners te kampen met de drie v’s: vervuiling, vandalisme en veiligheid. De handel in de binnenstraten floreerde, over de hele wereld was bekend dat dit de plaats was waar je voor weinig geld een halfje wit of een halfje bruin kon kopen, en dat is geen brood. De kopers kwamen met de metro naar zuidoost. Ook in Gliphoeve en Gerenstein was de binnenstraat het sociale hoogtepunt van het stedenbouwkundig concept, hier moest iedereen doorheen. De handhavers van de wet wilden van de drugshandel af en de puien werden uit de binnenstraat verwijderd. De handelaren verplaatsten zich naar de bruggen tussen de garages en de trappenhuizen in de woongebouwen, dus sloopte de overheid de loopbruggen. De handelaren verplaatsten zich 10 meter naar de parkeergarage. De gemeente besloot die helft van de parkeergarage te slopen waar ze zich ophielden. De handelaren gingen naar de andere helft, iemand kwam op het idee om de andere helft ook te slopen. Maar ze gingen niet weg en verdwenen terug in de flats, kraakten
leegstaande woningen en namen de semi-openbare ruimten en kelderboxen in. Iemand zei we moeten die flats slopen, ze zitten in de woongebouwen. Mensen bleken niet te verdampen door de sloop van onroerend goed maar zich te verplaatsen naar de directe omgeving. Op dit bedraagt de totale investering van sloop en nieuwbouw, exclusief het Arena gebied, 1,6 miljard euro, zijn 7000 woningen en 16 parkeergarages gesloopt, 4000 woningen gerenoveerd en 8000 woningen nieuw gebouwd. In 1988 was de leegstand opgelopen tot 25 %, in 1991 werd het besluit genomen 25 % van de hoogbouw te slopen. Het neerstorten van de boeing op 2 oktober 1992 was het macabere startschot van de Bijlmervernieuwing, het deel van Kruitberg en Groeneveen dat van zijn fundering geschoven was werd gesloopt, de rest werd gerenoveerd. Afgesproken werd dat een deel van de Bijlmer volgens de oorspronkelijke uitgangspunten van de functionele stad zou worden gehandhaafd. Het deel tussen de metrostations Ganzenhoef en Kraaiennest waar het park onder het metroviaduct doorloopt, het zogenaamde Bijlmermuseumgebied. De flats Grubbehoeve, Kleiburg, Gooioord en Kikkenstein, de resten van Kruitberg en Groeneveen die na de ramp overeind waren blijven staan zouden worden gerenoveerd. De sloop van Koningshoef en Grunder en de vervangende laagbouw beschadigde het gebied Bijlmermuseumgebied in haar oostelijke flank. Maar door de flats Grubbehoeve, Kleiburg, Kruitberg, Groeneveen, Kikkenstein en Gooioord te behouden, zou een mooie hof ontstaan. De woongebouwen die in het Engelse landschapspark oprezen in de zelfde dichtheid als de Pijp, zouden hier gespaard blijven van de slopershamer. Toekomstige generaties zouden hier kunnen ervaren hoe deze utopische stedenbouw op het hoogtepunt van de collectiviteitsgedachte in de volkshuisvesting ruimtelijk werkte. Cultureel erfgoed, er zijn veel verhalen te vertellen over de flats en haar bewoners. 500 woningen met een gemiddelde bezetting van 3 personen geeft 1500 personen, bij een gemiddelde mutatiegraad van 4 jaar zijn dit in 40 jaar 15.000 personen die in dit gebouw geleefd hebben, voor Grubbehoeve en Kruitberg die op het gebouw uitkijken komen er nog zo’n 30.000 mensen bij die de flat vanuit
hun woning konden zien. Voor vijftigduizend mensen is dus een deel van hun leven niet meer tastbaar aanwezig als de flat verdwijnt. Steden groeien op organische wijze, wat goed is blijft, wat niet goed is verdwijnt en wordt vervangen door nieuw stedelijk weefsel. Dat zal in de Bijlmermeer niet anders gaan maar wat hier in twintig jaar verandert is, is ongeevenaard in nederland. Hele gebouwen zijn verdwenen met hetzelfde gemak waarmee ze op de wereld zijn gezet, dat had ook met chirurgische precisie kunnen gebeuren zoals in andere delen van de stad wel gebeurd. Met de gebouwen verdwijnt de geschiedenis van tienduizenden mensen, daarmee de sociale samenhang en daarmee de identiteit van de wijk. De identiteit van de wijk waarvan de kracht in de collectiviteit leek te liggen is bijna nergens meer waar te nemen. Er zijn mensen die hier graag wonen en zelfs woningen kopen. Grubbehoeve is met Koop je eigen Bijlmer het voorbeeld, 90 mensen kochten een appartement voor de boekwaarde +renovatiekosten om het gebouw te behoeden voor sloop. Het door Casa architecten gerenoveerde gebouw won de architectuurprijs zuidoost 2010. Op deze manier zou ook Kleiburg gered moeten kunnen worden van de slopershamer. Als Kleiburg word gesloopt verdwijnt de ruimtelijke samenhang en zijn we het monumentale gebied waar jaarlijks nu al 1000 bezoekers uit binnen-en buitenland naar komen kijken kwijt, de enige echte toeristentrekker van amsterdam zuidoost. Twee jaar geleden heeft het Bijlmer Museum geprobeerd Kleiburg op de lijst van jonge monumenten geplaatst te krijgen, wie ik het vertelde viel van zijn stoel van het lachen, zo’n pleurisflat op de monumentenlijst? Eric Schilp, toenmalig directeur van openluchtmuseum Enkhuizen, waar allerlei historische woonvormen uit Noordholland zijn gereconstrueerd, heb ik gevraagd het gebouw te adopteren. Als dependance van het openluchtmuseum zoals het huis Zonneveld bij het NAI, het leek moeilijk het gebouw uit de Bijlmermeerpolder in Enkhuizen te reconstrueren. Misschien willen het openluchtmuseum Enkhuizen, het nationaal historisch museum of het Amsterdam museum nog eens nadenken over adoptie, een deel van Kleiburg of de garage zouden een goede en goedkope dependance kunnen zijn. De functie van de gebouwen kan veranderen. Er zijn ideeën zat; maak in een deel van het gebouw een hotel voor Bijlmer visitors zoals in de habitation van Le Corbusier in Marseille. Bestem een ander deel voor studentenhuisvesting, tussen Kraaiennest en het Centraal Station gaan 20.000 studenten naar de universiteit/
hogeschool. Een ander segment kan verkocht worden aan particulieren, een mogelijkheid bij uitstek om particulier collectief opdrachtgeverschap in amsterdam in de praktijk te brengen. Veel ruimte voor weinig geld is hier de kwaliteit, Think out of de box: voeg woningen samen, maak grote maisonnettes of kangaroewoningen voor zorgbehoeftigen en hun mantelzorgers. Probeer de flats dmv collectief particulier opdrachtgeverschap te verkopen aan de oorspronkelijke doelgroep met middeninkomens; verpleegsters, ambtenaren, politieagenten, onderwijzers. Mensen die nu elke dag vanaf Almere in de file staan om in het AMC en op Amstel III hun geld te verdienen. Gun het gebouw een tweede leven, met eventueel nieuwe functies. Dat gebeurt meer in Amsterdam, waar immers ook niet alle gebouwen gesloopt worden waarvan de oorspronkelijke functie verdwenen is. Drugsoverlast is in het centrum nooit aanleiding geweest de Waag of de Zeedijk/ Stormsteeg te slopen. Laat Kleiburg het Pintohuis van de Bijlmermeer zijn, de plek waar de sloop stopt en de geschiedenis een andere wending neemt. Ik dank u voor uw aandacht, Peter Dautzenberg mArch Namens stichting Bijlmer Museum