(Her)ijking kerncompetenties van de Sociaal Juridische Dienstverlener
Landelijk Opleidingsoverleg Sociaal Juridische Dienstverlening Februari 2008
1
1.
Inleiding en aanleiding
In 2006 en 2007 zijn de afzonderlijke SJD opleidingen na uitgebreide en diepgaande kwaliteitsonderzoeken opnieuw geaccrediteerd door het Nederlands Vlaamse Accreditatie Orgaan. Vast onderdeel van de kwaliteitszorg van de opleidingen vormt de actualisering van het beroeps- en opleidingsprofiel van de opleiding. Op dit punt werken de opleidingen samen in het Landelijk OpleidingsOverleg SJD. Het SJD profiel is immers “eigendom” van alle SJD opleidingen tezamen. In het LOO SJD is het gebruik om in een cyclus van ongeveer 6 jaar het competentieprofiel te herijken. De laatste herijking dateert van 2002. Sinds de vorige ronde kwaliteitsonderzoeken in 2001 – toen nog visitaties vanwege de HBO Raad – en sinds de laatste herijking van het competentieprofiel in 2002 zijn er twee ontwikkelingen die de onderhavige herijking sterk hebben beïnvloed. 1. 2.
De inbedding van SJD in de sector Economie van het HBO. Tot 2003 was SJD gepositioneerd in de sector Hoger Sociaal Agogisch Onderwijs. De vorming van domeinen en de introductie van internationaal erkende graden. SJD is een opleiding in het domein Laws in het hoger economisch onderwijs. De HBO Raad adviseert hogescholen aan afgestudeerden de graad Bachelor of Laws te verlenen. Het LOO SJD ondersteunt dit advies.
Het gaat hier om (interne) ontwikkelingen in het HBO die van invloed zijn op de positionering van de SJD opleiding in relatie tot andere opleidingen en daarmee met name op het opleidingsprofiel. Voor een hogere beroepsopleiding zijn nog belangrijker de ontwikkelingen in de beroepspraktijk die het beroepsprofiel van de opleiding beïnvloeden. Hierbij past het ontwikkelen van een visie op het beroep. In het navolgende wordt steeds gesproken over het competentieprofiel van de opleiding. Hierin vloeien het beroeps- en opleidingsprofiel samen. 2.
Competenties
In de literatuur bestaat geen eenduidige definitie van het begrip competentie. Alles overziende zou men kunnen zegen dat men tot uitdrukking wil brengen waarover men moet beschikken om een bepaald beroep (dan wel functies, dan wel taken/ werkzaamheden) te kunnen uitoefenen. Het beschikken over een aantal competenties leidt tot het vermogen om…….. Zodoende lijkt het zinnig voor dit document competenties te definiëren als: De bekwaamheid voor activiteiten gericht op het bereiken van een beoogd resultaat. Soms gebruikt als term om voor een combinatie van kennis, stijl, vaardigheden en persoonskenmerken die een essentiële bijdrage levert aan het slagen van de doelstelling van een organisatie (beroepsvaardigheden). Vaak ook gebruikt als gedragsvaardigheid met een afgesproken definitie. In dit document wordt in plaats van het begrip competentie ook wel het begrip kwalificatie genoemd. De HBO Raad heeft een zogenaamde viertrapsraket van competenties geformuleerd. Het geheel is te beschouwen als een trechter (van breed naar specifiek). 1. 2.
3.
4.
HBO-competenties: De HBO-competenties gelden voor iedere Hbo'er, zij het dat elke opleiding andere accenten legt. Domeincompetenties: In de domeincompetenties wordt geformuleerd welke competenties gelden voor alle opleidingen binnen de bachelor. Voor de Bachelor of Laws zijn dat competenties op het gebied van het recht. Voor optimale formulering moeten deze competenties in samenwerking met hogescholen die opleidingen binnen de Bachelor of Laws aanbieden worden opgesteld. Opleidingscompetenties: Verdere selectie wordt gemaakt door middel van formulering van de opleidingscompetenties (onze zogenaamde kerncompetenties). Hierin staan de competenties geformuleerd die onderscheidend zijn voor de opleidingen in het domein. Denk in het geval van SJD aan de "sociale" competenties; de S binnen SJD. Specifieke competenties: Deze beschrijven competenties die hogeschoolspecifiek zijn.
Bij de competenties 1 en 2 wordt binnen het scala van de HBO- en domeincompetenties aangegeven in welke mate competenties meer of minder belangrijk zijn om het beroep van SJD-er uit te oefenen. De Domeincompetenties vormen als het ware het middenstuk tussen enerzijds de algemene of generieke HBO-kwalificaties en anderzijds de landelijke opleidingskwalificaties In het kader van accreditatie zijn in internationaal verband de zogenaamde “Dublindescriptoren” overeengekomen voor HBO en WO, voor Bachelor en Master. Deze desciptoren bieden een compacte beschrijving van de opleiding, in ons geval een HBO Bacheroropleiding SJD.
2
De specifieke opleidingskwalificaties en de landelijk vastgestelde kerncompetenties van de SJD-er bieden de specificatie en concretisering van de domeincompetenties Laws naar de context en de beroepspraktijk op grond waarvan de SJD opleidingsprogramma’s zijn afgeleid.*
3
Sterk gestileerd kan het beeld gebruikt worden van een piramide met verschillende toppen. Aan de basis bevinden zich de algemene HBO-competenties, in het middenstuk staan domeincompetenties, en de toppen worden gevormd door de opleidingskwalificaties, die zich richten op één of enkele beroepsprofielen.*
Opleidingssspecifieke competenties
Landelijk vastgestelde opleidingscompetenties: Kerncompetenties SJD
Domeincompetenties Law Algemene HBOcompetenties
* Vrij naar: Domeincompetenties en Illustraties Law, HBO-raad, verenigingen van Hogescholen, december 2005
2.1.
HBO-kwalificaties
De HBO Raad heeft een aantal kwalificaties benoemd die men, zoals hiervoor ook al duidelijk werd, kenmerkend acht voor het HBO onderwijs in het algemeen. Kwalificaties echter die in iedere Hboopleiding aanwezig dienen te zijn. Kwalificaties derhalve die niet typerend zijn voor een bepaalde opleiding, doch die impliciet verondersteld worden bij het opleiden tot de competenties die wel typerend zijn voor een opleiding. HBO niveau: kernbegrippen geformuleerd door de HBO Raad: 1.
Een brede professionalisering Dat wil zeggen 1) voor het zelfstandig uitvoeren van de taken van een beginnend beroepsbeoefenaar, 2) voor het functioneren binnen een arbeidsorganisatie en 3) voor de verdere professionalisering van de eigen beroepsuitoefening c.q. het beroep; 2. (Multidisciplinaire) integratie De integratie van kennis, inzichten, houdingen en vaardigheden (van verschillende vakinhoudelijke disciplines) vanuit het perspectief van het beroepsmatig handelen; 3. (Wetenschappelijke) toepassing De toepassing van relevante (wetenschappelijke) inzichten, theorieën, concepten en onderzoeksresultaten bij vraagstukken waar afgestudeerden in hun beroepsuitoefening mee geconfronteerd worden; 4. Transfer en brede inzetbaarheid De toepassing van kennis, inzichten en vaardigheden in uiteenlopende beroepssituaties; 5. Creativiteit en complexiteit in handelen Vraagstukken in de beroepspraktijk, waarvan het probleem op voorhand niet duidelijk is omschreven en waarop standaardprocedures niet van toepassing zijn; 6. Probleemgericht werken Het zelfstandig definiëren en analyseren van complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk op basis van relevante kennis en (theoretische) inzichten, het ontwikkelen en toepassen van zinvolle (nieuwe) oplossingsstrategieën en het beoordelen van de effectiviteit hiervan; 7. Methodisch en reflectief denken en handelen Het stellen van realistische doelen, het plannen c.q. planmatig aanpakken van werkzaamheden en het reflecteren op het (beroepsmatig) handelen, op basis van het verzamelen en analyseren van relevante informatie; 8. Sociaal-communicatieve bekwaamheid Het communiceren en samenwerken met anderen en het voldoen aan de eisen die het participeren in een arbeidsorganisatie stelt; 9. Basiskwalificering voor managementfuncties Het uitvoeren van eenvoudige leidinggevende en managementtaken. 10. Besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid
4
Begrip en betrokkenheid zijn ontwikkeld met betrekking tot ethische, normatieve en maatschappelijke vragen samenhangend met de kennis en de (toekomstige) beroepspraktijk Deze door de HBO Raad geformuleerde “HBO-kwalificaties” in combinatie met het (hoger beroeps)opleiden op basis van competenties, hebben tot gevolg dat het steeds moeilijker wordt om aan te geven wat de ene opleiding nu echt onderscheidt van de andere opleiding in termen van competenties die men nodig heeft om deze opleiding, dan wel dit beroep te kunnen volbrengen. De vraagstelling is wel of elke opleiding deze competenties op hetzelfde niveau moet kunnen hanteren. Mogelijk dat het voor de ene opleiding voldoende is om op basis niveau deze competentie te leren, terwijl het voor een andere opleiding juist op 'expert’ niveau aanwezig moet zijn. In het kader van de Europeanisering van het hoger onderwijs zijn zogenoemde Dublindescriptoren vastgesteld en door de NVAO vertaald: voor alle bachelors geldende competenties. Dit zijn er vijf en zij sluiten aan bij de bovengenoemde tien (Nederlandse) algemene HBO kwalificaties. 1. Kennis en inzicht Heeft aantoonbare kennis en inzicht van een vakgebied, waarbij wordt voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet onderwijs en dit wordt overtroffen; functioneert doorgaans op een niveau waarop met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken, enige aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied vereist is. 2. Toepassen kennis en inzicht Is in staat om zijn/haar kennis en inzicht op dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van zijn/haar werk of beroep laat zien, en beschikt verder over competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van problemen op het vakgebied. 3. Oordeelsvorming Is in staat om relevante gegevens te verzamelen en interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaalmaatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten. 4. Communicatie Is in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten of niet-specialisten. 5. Leervaardigheden Bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt aan te gaan. 2.2.
Domeincompetenties Laws
Eind 2003 heeft de Algemene Vergadering van de HBO-raad besloten het stramien opleidingskwalificaties geleidelijk te vervangen door domeincompetenties. Een domein is een samenstel van opleidingen die zowel qua inhoud als qua werkveld veel verwantschap hebben. Om die verwantschap te benadrukken worden voor een domein kenmerkende competenties opgesteld en wel op basis van de landelijke opleidingskwalificaties, die dus blijven bestaan. De domeincompetenties zijn geselecteerd en geformuleerd aan de hand van drie criteria: - onderscheidend t.o.v. de competenties van andere domeinen - dekkend t.o.v. de opleidingscompetenties van SJD en HBO-Rechten - compatibel met de Dublin descriptoren. Elke afgestudeerde in het domein Bachelor of Law beschikt over de volgende competenties: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Adviseert klanten en opdrachtgevers bij juridische vragen en problemen. Behartigt de juridische belangen van klanten en opdrachtgevers, en verleent rechtsbijstand. Onderhandelt en bemiddelt in een geschil of conflict om tot een oplossing te komen. Coördineert werkprocessen binnen de organisatie en bewaakt daarbij juridische en bestuurlijke procedures en termijnen. Selecteert en analyseert externe informatie op juridische en maatschappelijke relevantie. Signaleert effecten van (nieuwe) wet- en regelgeving voor klanten en voor de eigen organisatie, en stelt verbeteringen voor in de werkprocessen of het beleid van de organisatie. Beoordeelt – binnen de expertise die hij op bepaalde gebieden heeft verworven – uitkomsten van (wetenschappelijk) onderzoek op hun toepasbaarheid en vertaalt ze in een advies voor implementatie.
Daarnaast beschikt de iedere HBO afgestudeerde uit het hoger economisch onderwijs, dus ook de Bachelor of Laws, over de volgende twee generieke competenties. 1.
Sociale en communicatieve competentie (interpersoonlijk, organisatie): • samenwerken in een beroepsomgeving en meedenken over doelen en inrichting van de organisatie, waaruit eisen voortvloeien die betrekking hebben op de volgende kenmerken:
5
2.
multidisciplinariteit en interdisciplinariteit, klantgerichtheid, collegialiteit, leidinggeven (het sociale deel van de competentie); • communiceren intern op alle niveaus, effectief en in de gangbare bedrijfstaal, veelal in het Nederlands en/of Engels; in termen van beroepstaken omvat dat zaken als het opstellen en schrijven van plannen en notities, informeren, overleg voeren, draagvlak creëren, stimuleren, motiveren, overtuigen, verwoorden van besluiten. Zelfsturende competentie (intrapersoonlijk, beroepsbeoefenaar of professional): • sturen en reguleren van de eigen ontwikkeling ten aanzien van leren, resultaatgericht werken, initiatief nemen en zelfstandig optreden, flexibiliteit; • nadenken en reflecteren over en verantwoording nemen voor eigen handelen wat wijst op betrokkenheid en kritische zelfbeoordeling; • ontwikkelen van een beroepshouding met ruimte voor normatief-culturele aspecten, respect voor anderen, een beroepscode en ethische principes voor het professioneel handelen; • leveren van een bijdrage aan de verdere professionalisering van de branche, publicaties, bijdragen aan congressen, enzovoort.
(Uit: Domeincompetenties en Illustraties Law, HBO-raad, verenigingen van Hogescholen, december 2005)
2.3. Body of Knowledge and Skils In het verlengde van het Project Domeincompetenties wordt voorjaar 2008 voor alle domeinen in het hoger economisch onderwijs een zogenoemde Body of Knowledge and Skils vastgesteld. Doel daarvan is om een gemeenschappelijk kennisfundament te leggen onder de opleidingen in de domeinen. Werkgevers hadden eerder aangegeven dat door de competentiegerichte inrichting van HBO opleidingen onvoldoende duidelijk is (geworden) welke kennis en kunde afgestudeerden als bagage mee hebben gekregen. Onder begeleiding van consultant Berenschot worden kennisgebieden en vakken beschreven die inzicht verschaffen in de disciplines die in de opleidingen aan de orde komen. Tegelijk is hiermee aangegeven dat de beschrijving van de BOKs een informerend karakter heeft en niet bedoeld is om als kwaliteitskader te functioneren. De BOKs voor het Domein Laws wordt beschreven in een publicatie die medio 2008 verschijnt.
6
2.4.
Landelijke SJD kerncompetenties
Bij het formuleren van de kerncompetenties in 2002 zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: a. Alleen de voor de SJD-er specifieke kerncompetenties worden benoemd dus die competenties die aanvullend of afwijkend zijn ten opzichte van de HBO- en domeincompetenties Laws. Ze zijn dus uniek voor de SJD-opleidingen. b. Daarmee is tevens gezegd dat deze SJD-competenties ook onderscheidend zijn ten opzichte van opleidingen als de Hogere Juridische Opleiding, HBO-Rechten of de universitaire opleiding rechten. c. De kerncompetenties zijn zo beschreven dat ze duidelijk aan het werkveld of studenten duidelijk maken wat bedoeld wordt en bevatten dus geen onderwijskundig - of SJD jargon.
De kerncompetenties van de SJD-er 1.
De SJD-er is in staat juridische of juridisch georiënteerde vragen en problemen van cliënten te behandelen en is daarbij in staat sociale, maatschappelijke, culturele en persoonlijke omstandigheden bij de kwestie te betrekken en op basis daarvan een plan van aanpak te maken.
2.
De SJD-er is in staat verschillende posities en rollen in te nemen en daarin te functioneren, nl. onder meer die van belangenbehartiger, wetsuitvoerder en toetser/beoordelaar. De SJD-er is in staat aan de kant van de cliënt te staan, maar ook aan de kant van de organisatie of de wet. De SJD-er kan daar zorgvuldig in opereren in die zin dat steeds de belangen van cliënt, organisatie en wetgeving in onderlinge samenhang worden beschouwd.
3.
De SJD-er is in staat zich te bedienen van verschillende werkwijzen bij de behandeling van juridische of juridisch georiënteerde vragen en problemen te weten mondeling en schriftelijk adviseren en informeren, begeleiden, beschikken en rapporteren. In relevante gevallen kan een cliënt worden bijgestaan bij procedures. In het bijzonder is de SJD-er in staat bij geschillen en conflicten gebruik te maken van methodieken om te komen tot oplossing van het geschil of conflict in de prejuridische fase.
4.
De SJD-er is in staat diensten te verlenen zodanig dat de cliënt in de gelegenheid is of wordt gesteld zelf de kwestie af te handelen en eventuele nieuwe (vergelijkbare) kwesties het hoofd te bieden met als doel dat de cliënt zich daardoor beter kan handhaven in de samenleving.
5.
De SJD-er is in staat de discretionaire ruimte te benutten om - binnen de gegeven kaders van de organisatie en mogelijkheden van wet- en regelgeving - oplossingen op maat te realiseren.
6.
De SJD-er is in staat de effecten van beleid- en wet- en regelgeving te signaleren en/of te onderzoeken en is in staat op basis daarvan op beleidsmatig niveau een bijdrage leveren aan de organisatie en/of de samenleving ter verbetering van de regelgeving. De SJD-er is daarbij in staat politiek-maatschappelijke ontwikkelingen te betrekken.
2.4 Toelichting op de kerncompetenties De in 2002 vastgestelde competenties zijn tijdens een landelijke werkveldconferentie van het LOO SJD op 23 november 2006 opnieuw tegen het licht gehouden. Op grond van de uitkomsten van die bespreking kan geconcludeerd worden dat de competenties op zichzelf niets aan actualiteitswaarde hebben ingeboet. Wel is bij deze herijkingexercitie komen vast te staan dat diverse trends en ontwikkelingen waargenomen worden die voor de concrete vertaalslag van de competenties in het SJD-onderwijs van essentieel belang zijn om kennis van te nemen. Vandaar dat besloten is niet de formulering van de kerncompetenties aan te tasten, maar een nadere toelichting op te nemen. In deze puntsgewijze toelichting zullen de genoemde ontwikkelingen gerelateerd worden aan de betreffende competenties.
1.
2.
SJD-ers krijgen in toenemende mate een regiefunctie in netwerken of ketens. Dit houdt o.a verband met toenemende complexiteit van (nieuwe) wet- en regelgeving, multiproblematiek, ketenproblematiek en de interdependentie tussen betrokken instanties. (Competenties 2,5 en 6) Verdergaande individualisering en vergroving van de maatschappij leidt ertoe dat binnen de opleidingen verdergaande aandacht moet uitgaan naar beroepsrelevante sociaalcommunicatieve vaardigheden. Uitstekende beheersing van de Nederlandse taal is essentieel. (Competentie 3)
7
3.
4.
Voorzieningen voor cliënten worden steeds meer gefiscaliseerd (huur-, zorg- en kinderopvangtoeslag). Elementaire kennis van het belastingrecht is hiervoor noodzakelijk. (competenties 1 en 6) De maatschappelijke trend van privatisering, marktwerking, commercialisering en verzakelijking in de dienstverlening. Organisaties zijn meer en meer gedwongen resultaatgericht en kostenbewust te werken. Er is daarom toenemende aandacht voor de bedrijfsvoering van en kwaliteitszorg binnen organisaties. Voorbeelden: de opkomst van aanbestedingsprocedures (vb binnen de WMO), verantwoording naar interne en externe stakeholders, sturen op kengetallen, normtijden bij dossierbehandeling, maar ook stijgende caseloads etc. In die zin is er sprake van een taakverbreding van de SJD-er waar binnen de opleidingen aandacht voor moet zijn. Niet uitsluitend het cliëntperspectief staat centraal, maar ook het organisatieperspectief dient een prominente plek te krijgen in de uitoefening van de functie. (competentie 6).
8