SERVICE-DOCUMENT WELZIJN 1999 Sociaal Pedagogisch Werker ¾ Sociaal Cultureel Werker Sociaal Dienstverlener Basisdeelkwalificatie WZ 303 (crebocode: 52845) Organisatorische vaardigheden 1
behorend tot het deelraamwerk Welzijn (Sociaal Pedagogisch Werk, Sociaal Cultureel Werk, Maatschappelijke Dienstverlening) van de kwalificatiestructuur voor de sectoren Gezondheidszorg, Dienstverlening, Welzijn en Sport
Stichting OVDB Landelijk Orgaan van het Beroepsonderwijs Gezondheidszorg, Dienstverlening, Welzijn en Sport Postbus 131 3980 CC Bunnik Telefoon : (030) 6570244 Telefax : (030) 6567974 E-mail :
[email protected] Internet : www.ovdb.nl
Tot stand gebracht onder coördinatie van: - mevrouw A.M. Ranzijn, onderwijskundig medewerker OVDB Ontwikkeld door: - de heer K. van Eek, ROC Amsterdam, College Dienstverlening en Welzijn, Amsterdam Met medewerking van: - de heer R. Aarts, Kempenpoort College, ROC Eindhoven, Eindhoven - de heer J.M. Gregorowitsch, ROC De Landstede, Zwolle - de heer M. Bluys, Stichting Welzijn West, Utrecht - de heer P.C.M. de Kruijff, Welzijn Utrecht Zuid-West, Utrecht - mevrouw C. Burger, Dudok College, Hilversum Met ondersteuning van: - mevrouw Chr. Wolterinck, Bureau ICE, Eck en Wiel Bunnik, november 1998.
Inhoudsopgave
Pag. I.
Algemene informatie 1
I.1
Servicedocumenten 'Welzijn' 1
I.2
Wat is een servicedocument? 1
I.3
De plaats van het servicedocument ten opzichte van andere documenten 2
I.4
Het gebruik van het servicedocument 3
I.5
Verklaring van termen uit het servicedocument 4
I.6
Overzicht servicedocumenten 'Welzijn 1999' 5
I.7
Deelkwalificaties Welzijn vallend onder 'externe legitimering' 7
II.
De uitwerking van de koepel- en subeindtermen 8
I ALGEMENE INFORMATIE I.1. Servicedocumenten 'Welzijn 1999' Sinds de invoering van de Wet 'Educatie en Beroepsonderwijs' (WEB) in 1996 hebben de landelijke Organen voor het Beroepsonderwijs een taak gekregen in het vervaardigen van servicedocumenten. Deze documenten dienen aan te sluiten bij de eindtermen voor het secundair beroepsonderwijs die vastgesteld zijn door het ministerie van OC&W. De eindtermen geven richting aan de onderwijsinhoud en examinering. Eindtermen zijn echter algemeen geformuleerd. Voor een nadere uitwerking zijn door de landelijke organen van het beroepsonderwijs daarom servicedocumenten ontwikkeld. Deze documenten kunnen door de onderwijsinstellingen gebruikt worden bij de invulling van het onderwijsprogramma. Ook voor de eindtermen behorend tot de kwalificatiestructuur 'gezondheidszorg, dienstverlening, welzijn en sport' zijn er in de jaren 1997 en 1998 servicedocumenten ontwikkeld. Dit zijn echter servicedocumenten die uitgewerkt zijn behorend bij de derdegeneratie eindtermen (van augustus 1996). In 1998 is echter de kwalificatiestructuur voor de welzijnssector ingrijpend gewijzigd. In mei 1998 zijn voor deze kwalificatiestructuur 'Welzijn 1999' bijpassende geheel vernieuwde eindtermendocumenten ontwikkeld. De vernieuwde eindtermendocumenten 'Welzijn' zijn de aanleiding geweest voor het ontwikkelen van servicedocumenten 'Welzijn 1999'. In paragraaf I.6 wordt een overzicht gegeven van de deelkwalificaties 'Welzijn' waarvoor servicedocumenten ontwikkeld zijn.
I.2. Wat is een servicedocument? Een servicedocument bevat informatie met een adviserend en ondersteunend karakter ten behoeve van onderwijs- en exameninstellingen. Het bevat een inhoudelijke specificering van de eindtermen van een kwalificatie. Voor elke koepeleindterm wordt een specificatie gegeven bestaande uit onderstaande elementen: * het benodigde beroepsgedrag voor het uitvoeren van die koepeleindterm uitgedrukt in beroeps)vaardigheden * de benodigde kennis voor het uitvoeren van die koepeleindterm uitgedrukt in cognitieve inhouden. * de benodigde hulpmiddelen voor het uitvoeren van de beroepsvaardigheden van een koepeleindterm * normen voor de beoordeling van de vereiste vaardigheden en cognitieve inhouden. Koepel- en subeindtermen zijn op bovenstaande manier gespecificeerd. Normen voor beoordeling zijn alleen voor de koepeleindtermen beschreven.
1
1.3
De plaats van het servicedocument ten opzichte van andere documenten
Het servicedocument vormt een onderwijsdocument dat concreter is van informatie dan een eindtermendocument, maar het servicedocument bevat meer abstracte informatie dan bijvoorbeeld een raamleerplan of een praktijkoefenboek. In schema ziet het er als volgt uit: Algemeen
Verplicht
KWALIFICATIE
EINDTERMENDOCUMENT * minimale vereisten beroepsuitoefening * uitgangspunt onderwijs en examinering
Concreet
Niet-verplicht
UITWERKING VAN EEN EINDTERMENDOCUMENT
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING (OER)
SERVICE-DOCUMENT
Als voorbeeld ontwikkeld door SLO in opdracht van BTG GDW
ontwikkeld door OVDB
* kader voor lesgeven; lesuurindicatie lessentabellen * onderwijseenheden * leerstofindicaties
* geeft kader voor examinering ( en onderwijs) * normen voor beoordeling * beschrijving van beroepsvaardigheden * beschrijving van kennisrubrieken
KAN GEBRUIKT WORDEN VOOR DE CONSTRUCTIE VAN: - leerplan voor scholen - onderwijsleermiddelen
KAN GEBRUIKT WORDEN VOOR DE CONSTRUCTIE VAN: - beoordelingsinstrumenten (theorie lespraktijk) - leerplannen - leermiddelen
2
I.4. Het gebruik van het servicedocument Het servicedocument kan voor een aantal doelen gebruikt worden. 1. Het servicedocument bevat aanknopingspunten voor het ontwikkelen van een leerplan. Voor elke koepel- en elke subeindterm zijn de meest relevante cognitieve inhouden beschreven. Deze cognitieve inhouden zijn nog van een algemeen karakter. Voor leerplanontwikkeling moeten deze rubrieken in concrete leerinhouden uitgewerkt worden. 2. Het servicedocument bevat aanknopingspunten voor het ontwikkelen van een praktijkleerplan. De subeindtermen die betrekking hebben op (beroeps)vaardigheden zijn uitgewerkt in (deel)vaardigheden. De (deel)-vaardigheden geven aan welke handelingen nodig zijn om een beroepshandeling van een subeindterm te kunnen uitvoeren. Alle vaardigheden in de kolom '(beroeps)vaardigheden' van alle subeindtermen tezamen geven aan welke handelingen nodig zijn om de taak van een koepeleindterm te kunnen uitvoeren. 3. Met behulp van de kenniselementen in de kolom 'cognitieve inhouden' wordt een overzicht gegeven van de cognitieve elementen die een toets voor de desbetreffende deelkwalificatie kan bevatten. 4. Met behulp van de vaardigheden in de kolom '(beroeps)vaardigheden' wordt een overzicht gegeven van de vaardigheden die een toets voor de desbetreffende deelkwalificatie kan bevatten.
Specifieke functie van het servicedocument voor toetsing Het servicedocument geeft een mogelijke blauwdruk voor de inhoud van een beoordelingsinstrument voor de desbetreffende deelkwalificatie. Bij de constructie van een toets- of beoordelingsinstrument voor een bepaalde deelkwalificatie kan het servicedocument op volgende wijze gebruikt worden: - de keuze van de te toetsen kennis wordt gemaakt door het nemen van een representatieve steekproef van de beschreven elementen in de kolom 'cognitieve inhouden' van alle koepeleindtermen. - de keuze van de te toetsen vaardigheden wordt gemaakt door het nemen van een representatieve steekproef van de beschreven (deel)vaardigheden in de kolom '(beroeps)vaardigheden' van alle koepeleindtermen. Met behulp van een toetsmatrijs of een specificatietabel kan een overzicht gegeven worden van: * de koepel- of sub(eindtermen) waarvoor items gemaakt worden * items die 'vaardigheid' meten * items die 'cognitieve elementen' meten * gewicht van een 'vaardigheids'- of 'kennis' item uitgedrukt in een score per item De servicedocumenten worden als uitgangspunt gebruikt bij de beoordeling van toetsen en beoordelingsinstrumenten door de OVDB in het kader van de externe legitimering. De toetsmatrijs of specificatietabel is daarbij een belangrijk communicatiemiddel.
3
I.5 Verklaring van termen uit het servicedocument Kwalificatie
Het geheel aan cognitieve inhouden, vaardigheden en houdingen dat voor de uitoefening van beroep/beroepen, verdere studie en/of het maatschappelijk functioneren wordt vereist.
Deelkwalificatie
Een afgerond geheel van taken uit een kwalificatie. Dit cluster van taken is naar eindtermen vertaald. De deelkwalificatie wordt officieel afgesloten met een certificaat.
(Koepel- of sub-)eindterm
Een (koepel- of sub-)eindterm zoals vermeld in de kwalificatiestructuur voor het beroepsonderwijs geeft de inhoud aan van een deelkwalificatie ofwel een concretisering van de deelkwalificatie. Ze bevat een inhoudscomponent en een gedragscomponent. De inhoudscomponent verwijst naar een object of onderwerp waarop een (beroeps) handeling betrekking heeft. De gedragscomponent van de eindterm verwijst naar de (beroeps)handeling.
Koepeleindterm
Een koepeleindterm is geformuleerd op het niveau van clusters van taken; de bijbehorende subeindtermen zijn dan geformuleerd op taakniveau. Een andere mogelijkheid is dat een koepeleindterm geformuleerd is op taakniveau; de bijbehorende subeindtermen zijn dan geformuleerd op handelingsniveau.
Subeindterm
Een koepeleindterm kan uitgewerkt zijn in een of meerdere subeindtermen. Elke subeindterm beschrijft de vaardigheden en cognitieve inhouden van een (onder)deel van een taak of takencluster.
Normen voor beoordeling
Hier staan criteria voor de beoordeling van de vereiste (beroeps)vaardigheden en cognitieve inhouden van een koepeleindterm. De normering voor de beoordeling is opgedeeld in afzonderlijke beoordelingscriteria voor de 'vaardigheden' en voor de 'cognitieve inhouden'.
Normen voor de beoordeling van vaardigheden
Voor de beoordeling van de vaardigheden staan criteria beschreven die betrekking hebben op de taken uit de kolom '(beroeps)vaardigheden'. Het zijn beoordelingscriteria die uitspraken doen over de vaardigheden van alle subeindtermen van een bepaalde koepeleindterm.
Normen voor de beoordeling van cognitieve inhouden
Voor de beoordeling van de 'cognitieve inhouden' is voor elke koepeleindterm een standaard criterium opgenomen. Cognitieve inhouden: - geeft een juiste en volledige beschrijving van de leerinhouden, genoemd in de kolom 'cognitieve inhouden' bij de subeindtermen. Dit standaard criterium heeft betrekking op alle cognitieve inhouden van de subeindtermen van die koepeleindterm.
Taxonomie
Classificatiesysteem waarbij naast ordening tevens sprake is van een hiërarchie. Het is een middel om vanuit beroepsactiviteiten te komen tot het formuleren van eindtermen.
(Beroeps)vaardigheden
(Beroeps)vaardigheden die vallen onder de desbetreffende koepel- of subeindterm. Het zijn de vaardigheden die uitgevoerd moeten worden in de beroepspraktijk met betrekking tot de inhoud van een eindterm, aangeduid door het werkwoord in een eindterm.
Cognitieve inhouden
De cognitieve elementen van de koepel- of subeindterm, aangeduid door het zelfstandig naamwoord van de eindterm. Het is een beschrijving van de cognitieve inhouden die nodig zijn om de beroepsvaardigheden van een eindterm te kunnen uitvoeren.
Hulpmiddelen
In deze kolom worden de hulpmiddelen beschreven die nodig zijn voor het kunnen uitvoeren van de (beroeps)vaardigheden.
4
I.6 Overzicht servicedocumenten 'Welzijn 1999' I.6.1. De basisdeelkwalificaties binnen welzijn Het betreft hier de servicedocumenten voor die deelkwalificaties die gemeenschappelijk zijn voor de welzijnsopleidingen op niveau 3 en 4. De inhoud van deze servicedocumenten komt weer terug in latere servicedocumenten voor de beroepsspecifieke deelkwalificaties.
BASISDEELKWALIFICATIES HW (niveau 2)
SPW 3 (niveau 3)
SPW 4 (niveau 4)
SCW (niveau 4)
SD (niveau 3)
301 methodische vaardigheden 1
301 methodische vaardigheden 1
301 methodische vaardigheden 1
301 methodische vaardigheden 1
401 methodische vaardigheden 2
401 methodische vaardigheden 2
302 sociale vaardigheden
302 sociale vaardigheden
302 sociale vaardigheden
302 sociale vaardigheden
303 organisatorische vaardigheden 1
303 organisatorische vaardigheden 1
303 organisatorische vaardigheden 1
303 organisatorische vaardigheden 1
402 organisatorische vaardigheden 2
402 organisatorische vaardigheden 2
304 professionaliteit en kwaliteitszorg
304 professionaliteit en kwaliteitszorg
201 werken volgens werkplan
202 interacties in werksituaties
203 kwaliteit en deskundigheid 304 professionaliteit en kwaliteitszorg
304 professionaliteit en kwaliteitszorg
5
I.6.2 De toepassingsgerichte/beroepsspecifieke deelkwalificaties binnen welzijn. Dit betreffen de servicedocumenten voor de beroepsspecifieke deelkwalificaties van een bepaalde opleiding. In deze servicedocumenten worden vaardigheden en kennis uitgewerkt die specifiek zijn voor de betreffende opleiding.
Toepassingsgerichte deelkwalificaties
BEROEPSSPECIFIEKE DEELKWALIFICATIES
HW (niveau 2)
SPW 3 (niveau 3)
SPW 4 (niveau 4)
SCW (niveau 4)
SD (niveau 3)
206 ondersteunen bij verzorging en huishouding
308 verzorgen
308 verzorgen
405 programmeren
310 dienst verlenen
207 ondersteunen bij begeleiding
309 begeleiden spw 3
309 begeleiden spw 3
406 begeleiden scw
311 begeleiden sd
404 begeleiden spw 4
407 ondersteunen
312 belangen behartigen
408 beheren
313 informeren en adviseren
I.6.3 De differentiatie deelkwalificaties binnen welzijn. Deze servicedocumenten werken verdiepend vaardigheden en kennis uit die nodig zijn in de onderscheiden werkvelden/sectoren van het sociaal pedagogisch werk.
DIFFERENTIATIES HW (niveau 2)
SPW 3 (niveau 3)
SPW 4 (niveau 4)
314 kinderopvang
409 activiteitenbegeleiding
315 gehandicaptenzorg
410 woonbegeleiding
SCW (niveau 4)
SD (niveau 3)
316 basisonderwijs
6
I.7 Deelkwalificaties Welzijn 1999 vallend onder 'externe legitimatie' Basisdeelkwalificaties Welzijn 201 202
301 302 304
401 402
Beroepsspecifieke deelkwalificaties van: HW
SPW3
SPW4
SCW
SD
206 207
308 309
309 404
405 406 407
310 312 313
Differentiatie-deelkwalificaties 314 315 316
409 410
7
II. DE UITWERKING VAN DE KOEPEL- EN SUB-EINDTERMEN
8
DEELKWALIFICATIE Welzijn 303: ORGANISATORISCHE VAARDIGHEDEN 1 KOEPELEINDTERM
TAXCODE
NORMEN VOOR BEOORDELING
01 De deelnemer kan de sociale kaart van een instelling uitleggen.
B
Vaardigheden
Cognitieve inhouden - geeft een juiste en volledige beschrijving van de leerinhouden genoemd in de kolom 'cognitieve inhouden' bij de sub-eindtermen SUB-EINDTERM
TAXCODE
1. De deelnemer kan een overzicht geven van werkwijze, doelstelling en mogelijkheden van de eigen instelling.
B
(BEROEPS)VAARDIGHEDEN
Service-document Helpende Welzijn – WZ 303 – Organisatorische vaardigheden 1 – november 1998
COGNITIEVE INHOUDEN
HULPMIDDELEN
Welzijnsorganisatie: - doelstellingen van de organisatie - mogelijkheden - beperkingen - de werkwijze - onderscheid tussen werkwijzen in relatie tot doelstellingen - visie van de organisatie - cultuur- of bedrijfsfilosofie
Interview Statuten Vragenlijst Organogram
9
DEELKWALIFICATIE Welzijn 303: ORGANISATORISCHE VAARDIGHEDEN 1 SUB-EINDTERM
TAXCODE
2. De deelnemer kan een overzicht geven van het aanbod van instellingen waarmee samenwerking mogelijk is.
B
(BEROEPS)VAARDIGHEDEN
Service-document Helpende Welzijn – WZ 303 – Organisatorische vaardigheden 1 – november 1998
(vervolg 01) COGNITIEVE INHOUDEN
HULPMIDDELEN
Aanbod andere organisaties: - activiteiten - service - hulpverlening - ondersteuning - dienstverlening - bereikbaarheid - kosten - doelgroepen
Telefoon Interview Programmabrochures Sociale kaart
10
DEELKWALIFICATIE Welzijn 303: ORGANISATORISCHE VAARDIGHEDEN 1 KOEPELEINDTERM
TAXCODE
NORMEN VOOR BEOORDELING
02 De deelnemer kan voor het werk relevante protocollen toepassen.
P cir
Vaardigheden - is functioneel in het werken volgens de regels van een protocol - is effectief in het beargumenteren van de eigen werkwijze tegenover een cliënt - is effectief in het bewaken van de eigen veiligheid en gezondheid als die van de cliënt bij toepassing van protocollen - hanteert effectief protocollen voor calamiteiten - past adequaat milieurichtlijnen toe - reageert professioneel in uitzonderingssituaties - is effectief in het toepassen van Arbo-richtlijnen Cognitieve inhouden - geeft een juiste en volledige beschrijving van de leerinhouden genoemd in de kolom 'cognitieve inhouden' bij de sub-eindtermen
SUB-EINDTERM
TAXCODE
1. De deelnemer kan het belang van het volgen van protocollen beschrijven.
B
(BEROEPS)VAARDIGHEDEN
Service-document Helpende Welzijn – WZ 303 – Organisatorische vaardigheden 1 – november 1998
COGNITIEVE INHOUDEN
HULPMIDDELEN
Protocollen: - belang - vormen - kenmerken - onderlinge samenhang van protocollen indien van toepassing - protocollen voor: . huisregels . omgaan met de cliënt . veiligheid . hygiëne . geheimhouding . sexuele intimidatie . discriminatie . agressie
Het protocollenregistratiesysteem
11
DEELKWALIFICATIE Welzijn 303: ORGANISATORISCHE VAARDIGHEDEN 1
(vervolg 02)
SUB-EINDTERM
TAXCODE
(BEROEPS)VAARDIGHEDEN
COGNITIEVE INHOUDEN
2. De deelnemer kan volgens de regels van het protocol werken.
Rc
Volgens protocol werken: - maakt zich de regels van het protocol eigen - stelt waarde van regels voor werkuitoefening vast - past de regels van het protocol toe - bewaakt bij toepassing eigen gezondheid en veiligheid en die van anderen - evalueert eigen werkwijze op regels van protocol
Regels en achtergronden met betrekking tot het werken met protocollen
3. De deelnemer kan de werkwijze tegenover de cliënt beargumenteren.
R ci
Werkwijze tegenover de cliënt beargumenteren: - stelt voor eigen werkwijze argumenten op - maakt een plan voor afstemming van informatie aan cliënt/ doelgroep - gaat volgens plan in overleg met de cliënt - treedt de cliënt met respect tegemoet - legt protocollen uit aan cliënten - stelt plan op situatie bij - evalueert met de cliënt de waarde van de informatie
Kennis van de werkwijze in relatie tot de diverse cliëntgroepen: - achtergrond (sociaal/ economisch) - leefgebied - etnische afkomst - problematiek - kennis van gespreksvaardigheden
4. De deelnemer kan professioneel reageren in uitzonderingssituaties.
Pc
Professioneel reageren in uitzonderingssituaties: - schat uitzonderingssituaties in - weet afstand ten opzicht van de
Uitzonderingssituaties: - definitie - kenmerken - vormen
Service-document Helpende Welzijn – WZ 303 – Organisatorische vaardigheden 1 – november 1998
HULPMIDDELEN
Evalueren
12
DEELKWALIFICATIE Welzijn 303: OJRGANISATORISCHE VAARDIGHEDEN 1 SUB-EINDTERM
TAXCODE
(BEROEPS)VAARDIGHEDEN cliënt te handhaven zonder respect voor de cliënt uit het oog te verliezen
Vervolg 4.
- past methodische cyclus toe - treedt handelend op in situaties rekening houdend met veilig-heid en gezondheid van anderen
5. De deelnemer kan protocollen voor calamiteiten hanteren.
Rc
Protocollen voor calamiteiten hanteren: - maakt zich voorgeschreven protocollen eigen - is op de hoogte van zogenaamde ongeschreven protocollen van de instelling - handelt adequaat volgens protocollen
Service-document Helpende Welzijn – WZ 303 – Organisatorische vaardigheden 1 – november 1998
(vervolg 02) COGNITIEVE INHOUDEN
HULPMIDDELEN
- onderscheid met gangbare situaties - verschil tussen professioneel en nietprofessioneel reageren - uitzonderingssituaties: . ten opzicht van cliënten . ten opzichte van collega's . ten opzicht van samenwerkende instanties . ten opzicht van overmacht Calamiteiten: - vormen: . kenmerken . voorbeelden . situaties . aandachtspunten - protocollen voor calamiteiten: . inhoud . belang - calamiteiten met betrekking tot: . het pand . de werklocatie . gedrag cliënten . geweld door derden
13
DEELKWALIFICATIE Welzijn 303: ORGANISATORISCHE VAARDIGHEDEN 1
(vervolg 02)
SUB-EINDTERM
TAXCODE
(BEROEPS)VAARDIGHEDEN
KENNIS
HULPMIDDELEN
6. De deelnemer kan milieurichtlijnen toepassen.
Rc
Milieurichtlijnen toepassen: - maakt zich milieurichtlijnen eigen - stelt vast in hoeverre richt-lijnen in eigen werk toe te passen zijn/moeten - signaleert mogelijke tekortkomingen in naleving van richtlijnen - past werkwijze aan richtlijnen aan - evalueert werkuitvoering op richtlijnen
Milieurichtlijnen: - scheiding afval - veiliger grondstoffen ten behoeve van spel- en creatieve materialen - diervriendelijke producten - spelmateriaal - schoonmaakproducten - energiegebruik
Regelgeving van milieu-richtlijnen voor de bedrijfstak
7. De deelnemer kan eigen gezondheid en veiligheid bewaken door toepassen van Arbo-richtlijnen.
P cr
Eigen gezondheid en veiligheid bewaken door toepassen van Arborichtlijnen: - heeft zicht op en herkent de (non-verbale) signalen met betrekking tot de eigen gezondheid en veiligheid - bespreekt met direct leidinggevende knelpunten met betrekking tot de eigen gezondheid en veiligheid - stelt ter verbetering voorstellen vanuit de Arbo-richtlijnen voor - hanteert adequaat stress en stressgevoelige omstandigheden - herkent te grote werkdruk en bespreekt dat met direct leidinggevende - kent de rol van een personeelsfunctionaris en weet daar gebruik van te maken
Arbo-richtlijnen: werkplek - bureaustoel - plaatsing PC - rusttijden - werktijden - dag-/weekbelasting - eigen welzijn - eigen welbevinden
Arbo-reglement voor de bedrijfstak
Service-document Helpende Welzijn – WZ 303 – Organisatorische vaardigheden 1 – november 1998
Personeelshandboek
14
DEELKWALIFICATIE Welzijn 303: ORGANISATORISCHE VAARDIGHEDEN 1 KOEPELEINDTERM
TAXCODE
NORMEN VOOR BEOORDELING
03 De deelnemer kan de eigen positie bepalen binnen de organisatie.
P cr
Vaardigheden - is functioneel in het vaststellen van eigen taken en verantwoordelijkheden - is functioneel in het situeren van de eigen plaats binnen de hiërarchie van de instelling - maakt functioneel onderscheid in taken van de diverse afdelingen Cognitieve inhouden - geeft een juiste en volledige beschrijving van de leerinhouden genoemd in de kolom 'cognitieve inhouden' bij de sub-eindtermen
SUB-EINDTERM
TAXCODE
1. De deelnemer kan de organisatiestructuur/het organogram uitleggen.
B
(BEROEPS)VAARDIGHEDEN
COGNITIEVE INHOUDEN
HULPMIDDELEN
Organisatiestructuur/ organogram: - gelaagdheid - bevoegdheden - verantwoordelijkheden - overleglagen - eigen plaats Non-profitorganisatie: - kenmerken - relatie met (plaatselijke) overheid - financiering
Service-document Helpende Welzijn – WZ 303 – Organisatorische vaardigheden 1 – november 1998
15
DEELKWALIFICATIE Welzijn 303: ORGANISATORISCHE VAARDIGHEDEN 1
(vervolg 03)
SUB-EINDTERM
TAXCODE
(BEROEPS)VAARDIGHEDEN
COGNITIEVE INHOUDEN
2. De deelnemer kan de eigen taken en verantwoordelijkheden bepalen ten opzichte van die van andere collega's en afdelingen.
P cr
De eigen taken en verantwoordelijkheden bepalen: - onderscheidt de hiërarchische structuur - ziet de eigen plaats binnen de hiërarchische structuur en die van collega's - onderscheidt afdelingen in hiërarchische zin - onderscheid de verschillen in taken en verantwoordelijkheden
Eigen taken en verantwoordelijkheden: - functiebeschrijving - verantwoordelijkheidsstructuur - taken en verantwoordelijkheden van collega's - taken en verantwoordelijkheden van (te onderscheiden) afdelingen - onderlinge relaties - onderlinge samenhang
Service-document Helpende Welzijn – WZ 303 – Organisatorische vaardigheden 1 – november 1998
HULPMIDDELEN
16
DEELKWALIFICATIE Welzijn 303: ORGANISATORISCHE VAARDIGHEDEN 1 KOEPELEINDTERM
TAXCODE
NORMEN VOOR BEOORDELING
04 De deelnemer kan participeren in de beleidsontwikkeling van de organisatie.
R ci
Vaardigheden - levert op functionele wijze materiaal aan ter voorbereiding van besprekingen - bereidt vergaderingen, besprekingen en werkoverleggen adequaat voor aan de hand van stukken - neemt adequaat en actief deel aan vergaderingen, besprekingen en werkoverleggen - beheerst effectief vergader- en besluitvormingstechnieken - rapporteert adequaat over uitgevoerde werkzaamheden - voert adequaat instructies uit Cognitieve inhouden - geeft een juiste en volledige beschrijving van de leerinhouden genoemd in de kolom cognitieve inhouden' bij de sub-eindtermen
SUB-EINDTERM
TAXCODE
(BEROEPS)VAARDIGHEDEN
COGNITIEVE INHOUDEN
HULPMIDDELEN
1. De deelnemer kan deelnemen aan vergaderingen, besprekingen en werkoverleg.
R ci
Deelnemen aan vergaderingen, besprekingen en werkoverleg: - beschikt over sociaal communicatieve vaardigheden om actief en inhoudelijk aan vergaderingen, besprekingen en werkoverleg deel te nemen - geeft het onderscheid aan tussen vergaderingen, bespre-kingen en werkoverleggen - bereidt vergaderingen, besprekingen en werkoverleggen voor op basis van stukken en dergelijke - kan reageren tijdens vergaderingen, besprekingen en werkoverleggen vanuit de eigen werksituatie
Positie van de deelnemer tijdens vergaderingen, besprekingen en werkoverleggen
Statuten en (huishoudelijke) reglementen
Service-document Helpende Welzijn – WZ 303 – Organisatorische vaardigheden 1 – november 1998
Status: - oriënterend - voorbereidend - besluitvormend - vrijblijvend Soorten overleg: - afstemming - voortgang - inhoudelijk - evaluatief
17
DEELKWALIFICATIE Welzijn 303: ORGANISATORISCHE VAARDIGHEDEN 1 SUB-EINDTERM
TAXCODE
(BEROEPS)VAARDIGHEDEN
Vervolg 1.
(vervolg 04) COGNITIEVE INHOUDEN
HULPMIDDELEN
Kennis van vergadertechnieken: - deelnemen - notuleren - voorzitten - voorbereiden - agenda - leiderschapsstijlen Strategieën: - wandelgangen - verborgen agenda - rollen Besluitvorming: - procedure - wijzen van nemen besluiten: . democratisch . consensus . meerderheid . afvaardiging . veto - wijze van stemmen: . schriftelijke . handopstelling . acclamatie . over personen . over zaken Kennis van de besluitvormingsprocedure van de
Service-document Helpende Welzijn – WZ 303 – Organisatorische vaardigheden 1 – november 1998
18
DEELKWALIFICATIE Welzijn 303: ORGANISATORISCHE VAARDIGHEDEN 1 SUB-EINDTERM
TAXCODE
(BEROEPS)VAARDIGHEDEN
(vervolg 04) COGNITIEVE INHOUDEN
HULPMIDDELEN
organisatie
Vervolg 1. 2. De deelnemer kan instructies opvolgen voor de uitvoering van werkzaamheden.
Rc
Instructies opvolgen voor de uitvoering van werkzaamheden: - is in staat instructies begrijpend te lezen - bepaalt naar aanleiding van instructies de juiste handelingen en voert de instructies uit
Instructies: - varianten - belang - voorbeelden - aandachtspunten - methode van werkplanning - randvoorwaarden
3. De deelnemer kan rapporteren over uitgevoerde werkzaamheden.
Rc
Rapporteren over uitgevoerde werkzaamheden: - verzamelt relevant materiaal om de uitgevoerde werkzaamheden te rapporteren - levert schriftelijk materiaal aan ter voorbereiding van de bespreking
Werkrapportage: - doel/functie - vormen - aandachtspunten - hulpmiddelen - methoden en technieken - tekstverwerkingsprogramma's
Service-document Helpende Welzijn – WZ 303 – Organisatorische vaardigheden 1 – november 1998
Tekstverwerker Archiefsystemen
19
DEELKWALIFICATIE Welzijn 303: ORGANISATORISCHE VAARDIGHEDEN 1 KOEPELEINDTERM
TAXCODE
NORMEN VOOR BEOORDELING
05 De deelnemer kan in teamverband werken.
P ci
Vaardigheden - is functioneel in het leveren van een bijdrage aan samenwerken - is effectief in het vragen van/of geven van advies aan collega's - is functioneel in het bespreekbaar maken van eigen bijdrage aan de samenwerking in een team - is effectief in het afstemmen van werkzaamheden van collega's op elkaar Cognitieve inhouden - geeft een juiste en volledige beschrijving van de leerinhouden genoemd in de kolom 'cognitieve inhouden' bij de sub-eindtermen
SUB-EINDTERM
TAXCODE
(BEROEPS)VAARDIGHEDEN
COGNITIEVE INHOUDEN
1. De deelnemer kan een bijdrage leveren aan de samenwerking in een team.
P ci
Een bijdrage leveren aan de samenwerking in een team: - maakt eigen mogelijkheden bespreekbaar - komt afspraken na - spreekt collega's aan op 'ongewenst' gedrag - hanteert feedback - reflecteert op de eigen rol in de samenwerking - hanteert loyaliteit - onderkent sterke en zwakke kwaliteiten van degenen met wie wordt samengewerkt
Samenwerkingsvraagstukken: - samenwerken - conflicthantering - sterkte/zwakte analyse - empathische kwaliteiten - visie van de organisatie - resultaatgerichtheid
Service-document Helpende Welzijn – WZ 303 – Organisatorische vaardigheden 1 – november 1998
HULPMIDDELEN
Technieken met betrekking tot het hanteren van feedback: - luistervaardigheid - effecten - toepassingsmoment
20
DEELKWALIFICATIE Welzijn 303: ORGANISATORISCHE VAARDIGHEDEN 1 SUB-EINDTERM
TAXCODE
(BEROEPS)VAARDIGHEDEN
KENNIS
HULPMIDDELEN
Team: - positie team binnen de instelling - onderlinge verhoudingen - onderlinge afhankelijkheid
vervolg 1.
2. De deelnemer kan werkzaamheden in onderling overleg op elkaar afstemmen.
(vervolg 05)
R ci
Werkzaamheden in onderling overleg op elkaar afstemmen: - stelt overzicht samen van eigen werkzaamheden - stelt argumenten op voor uit te voeren werkzaamheden - overlegt met collega's over elkaars werk: . zoekt naar gemeen-
Afstemming van werkzaamheden: - overleg - samenhang - afspraken - tijdspad - afstemming - actieve participatie
. zoekt naar verschillen . zoekt naar conflicterende - stelt samen de samenwerking over taken vast - zoekt oplossingen voor tegenstrijdige belangen - maakt met collega's prioriteiten in werk - verdeelt werk met aandacht voor een ieders: . capaciteit/competentie . affiniteit . grenzen/verantwoordelijk-heden - maakt afspraken over werkuitvoering
Service-document Helpende Welzijn – WZ 303 – Organisatorische vaardigheden 1 – november 1998
21
DEELKWALIFICATIE Welzijn 303: ORGANISATORISCHE VAARDIGHEDEN 1
(vervolg 05)
SUB-EINDTERM
TAXCODE
(BEROEPS)VAARDIGHEDEN
COGNITIEVE INHOUDEN
3. De deelnemer kan advies vragen en geven aan collega's.
P ci
Advies vragen en geven aan collega's: - zet advies om in adequate handelingen - kent eigen mogelijkheden om advies op haalbaarheid te beoordelen - kan doorvragen - verplaatst zich in de situatie/ mogelijkheden van de vrager
Advies over eigen of vergelijkbare werkzaamheden en taken: - adequate vragen - juiste personen - juiste moment
HULPMIDDELEN
Kwalitatieve eisen waaraan het advies moet voldoen Soorten advies: - persoonsgebonden - vrijblijvend - dwingend
4. De deelnemer kan de eigen bijdrage aan de samenwerking in het team bespreekbaar maken.
P ci
De eigen bijdrage bespreekbaar maken: - herbeoordeelt de eigen bijdrage - stelt eigen bijdrage bij - reflecteert op de eigen bijdrage - stelt vast wat eigen bijdrage is aan werk - stelt de grenzen van eigen bijdrage vast - overlegt in teamverband over elkaars bijdrage - stelt samen aard van samenwerking en kwaliteit van ieders bijdrage vast - zoekt samen naar oplossingen voor knelpunten in bijdragen aan de samenwerking
Service-document Helpende Welzijn – WZ 303 – Organisatorische vaardigheden 1 – november 1998
Aandachtspunten met betrekking tot het hanteren van feedback: - inlevingsvermogen - open houding - zich bewust zijn van mogelijke positieve of negatieve effecten - persoonsgebondenheid - culturele aspecten - communicatieruis
Voortgangsverslagen
22
DEELKWALIFICATIE Welzijn 303: ORGANISATORISCHE VAARDIGHEDEN 1 SUB-EINDTERM Vervolg 3.
TAXCODE
(BEROEPS)VAARDIGHEDEN
(vervolg 05) COGNITIEVE INHOUDEN
HULPMIDDELEN
- maakt afspraken over elkaars bijdragen
Service-document Helpende Welzijn – WZ 303 – Organisatorische vaardigheden 1 – november 1998
23
DEELKWALIFICATIE Welzijn 303: ORGANISATORISCHE VAARDIGHEDEN 1 KOEPELEINDTERM
TAXCODE
NORMEN VOOR BEOORDELING
06 De deelnemer kan functioneren binnen de arbeidsorganisatie.
P cir
Vaardigheden - is effectief in het bewaken van de eigen rechtspositie - is effectief in het functioneren in of voor leden van de OR/MR - is functioneel in het werken vanuit de gedragscode en richtlijnen van de instelling - is functioneel in het afleggen van verantwoording over uitgevoerde werkzaamheden - handelt functioneel binnen de grenzen van eigen verantwoordelijkheid - is flexibel in reacties Cognitieve inhouden - geeft een juiste en volledige beschrijving van de leerinhouden genoemd in de kolom 'cognitieve inhouden' bij de sub-eindtermen
SUB-EINDTERM
TAXCODE
1. De deelnemer kan arbeids-voorwaarden en beroepseisen beschrijven.
F
(BEROEPS)VAARDIGHEDEN
Service-document Helpende Welzijn – WZ 303 – Organisatorische vaardigheden 1 – november 1998
COGNITIEVE INHOUDEN
HULPMIDDELEN
Arbeidsvoorwaarden: - belang - voorbeelden - kenmerken - Fingerende CAO: . met betrekking tot eigen functieniveau . rechten en plichten . salarisregeling . opleidingsperspec-tief . aanvullende instellingsregelingen - beroepseisen: . ethiek . vertrouwensrelatie . omgangsvormen met cliënten en collega's
CAO-welzijn NIZW beroependomeinprofiel Functie-omschrijving SPW niveau 3 en 4 - SCW - SD
24
DEELKWALIFICATIE Welzijn 303: ORGANISATORISCHE VAARDIGHEDEN 1
(vervolg 06)
SUB-EINDTERM
TAXCODE
(BEROEPS)VAARDIGHEDEN
COGNITIEVE INHOUDEN
HULPMIDDELEN
2. De deelnemer kan de eigen rechts-positie bewaken.
R ci
De eigen rechtspositie bewaken: - stelt eigen rechten/plichten vast - stelt eigen arbeidsomstandigheden vast - stelt vast of er onjuistheden of knelpunten voorkomen in werksituatie - maakt plan om knelpunten op te lossen - overlegt met relevante betrokkenen intern en extern - volgt geschikt advies op ter oplossing van knelpunten
Rechtspositie: - doel/functie - belang - kenmerken - rechten/plichten - CAO-Welzijn - personeelsbeleid: . sollicitatieprocedure . ontslagprocedure . doorstroming . studiefaciliteiten . tegemoetkomingen
CAO-welzijn
Functioneren als lid van een medezeggenschapsraad of ondernemingsraad: - schoolt zich op OR-vaardigheden - stelt met de OR beleidslijnen op - reageert op voorstellingsbeleid - voert overleg met directie in het kader van beleid - rapporteert aan achterban - zet belangen van achterban af tegen instellingsbelang - vertegenwoordigt achterban - onderhoudt contacten met vakbonden en vertegenwoordigende instanties
MR/OR: - CAO-welzijn - statuten - jaarverslagen - beleidsstukken: . personeel . inhoudelijk . organisatorisch - beleidsplannen: . personeel . inhoudelijk . organisatorisch - financieel jaarverslag - deelname cursussen medezeggenschapsraad met betrekking tot de eigen werksoort en functie - vergadertechnieken
3. De deelnemer kan functioneren als lid van een medezeggenschapsraad of ondernemingsraad.
P ci
Service-document Helpende Welzijn – WZ 303 – Organisatorische vaardigheden 1 – november 1998
Informatiebulletin vakbonden Personeelsblad
25
DEELKWALIFICATIE Welzijn 303: ORGANISATORISCHE VAARDIGHEDEN 1 SUB-EINDTERM
TAXCODE
(BEROEPS)VAARDIGHEDEN
COGNITIEVE INHOUDEN
HULPMIDDELEN
- vergaderstrategieën
Vervolg 3. 4. De deelnemer kan werken vanuit gedragscodes en richtlijnen van de instelling.
(vervolg 06)
R ci
Werken vanuit gedragscodes en richtlijnen van de instelling: - brengt zich op de hoogte van gedragscodes en richtlijnen - stelt vast wat invloed is van codes en richtlijnen op eigen werk - onderzoekt of werkuitvoering aangepast moet worden volgens richtlijnen - geeft knelpunten van codes en richtlijnen aan - zoekt met anderen naar oplossingen in gesignaleerde knelpunten
Gedragscodes: - relaties . cliënten . collega's - geheimhouding - collegiale ondersteuning - bedrijfsinformatie
Huishoudelijke reglementen
Richtlijnen: - veiligheid - toegang - openen/sluiten - tegengaan diefstal - gebruik derden - gebruik materialen Voorschriften: - brandweer - politie - inspectie
5. De deelnemer kan verantwoording afleggen over verrichte werkzaamheden.
P ci
Kan verantwoording afleggen over verrichte werkzaamheden: - maakt een overzicht van verrichte werkzaamheden - maakt plan voor geven van informatie over werkzaamheden - stelt verantwoording op voor verricht werk - geeft informatie aan relevante anderen
Service-document Helpende Welzijn – WZ 303 – Organisatorische vaardigheden 1 – november 1998
Wijze voor het afleggen van verantwoording: - schriftelijk - mondeling - opdracht formulering - werkproces - (eind)resultaat - omschrijving problemen - budget
Tekstverwerker
26
DEELKWALIFICATIE Welzijn 303: ORGANISATORISCHE VAARDIGHEDEN 1 SUB-EINDTERM
TAXCODE
(BEROEPS)VAARDIGHEDEN
(vervolg 06) COGNITIEVE INHOUDEN
HULPMIDDELEN
Handelen binnen de grenzen van eigen taken en bevoegdheden: - stelt de eigen grenzen bevoegdheden in taken vast - bepaalt in hoeverre werkuitvoering binnen grenzen ligt - concludeert mogelijke knelpunten in grenzen van handelen - overlegt mogelijke knelpunten met leiding ter voorkoming van problemen - werkt met leiding aan oplossing voor knelpunten in grenzen
Taakomschrijving: - de eigen - andermans - bevoegdheden
Taakomschrijving
Flexibel reageren: - staat open voor 'onverwachte' ontwikkelingen - blijft doel van de instelling voor ogen houden - analyseert situaties tegenover doel van werken - concludeert knelpunten in situaties - overlegt met relevante anderen over knelpunten
Flexibele reacties: - inspringen - stress - interpreteren - zelfcontrole
- beargumenteert aan anderen de wijze van werkuitvoering
Vervolg 5.
- concludeert met anderen over de adequaatheid van werkuitvoering 6. De deelnemer kan handelen binnen de grenzen van eigen taken en bevoegdheden.
7. De deelnemer kan flexibel reageren.
R ci
Pr
Service-document Helpende Welzijn – WZ 303 – Organisatorische vaardigheden 1 – november 1998
Bevoegdheden: - relatie met taken - relatie met positie
27
DEELKWALIFICATIE Welzijn 303: ORGANISATORISCHE VAARDIGHEDEN 1 SUB-EINDTERM Vervolg 7.
TAXCODE
(BEROEPS)VAARDIGHEDEN
(vervolg 06) COGNITIEVE INHOUDEN
HULPMIDDELEN
- geeft een eerste oplossing voor gesignaleerd knelpunt: . overzicht consequenties van handelen . voor instelling . voor cliënten - evalueert met relevante anderen de geschiktheid van oplossing/handelen
Service-document Helpende Welzijn – WZ 303 – Organisatorische vaardigheden 1 – november 1998
28
DEELKWALIFICATIE Welzijn 303: ORGANISATORISCHE VAARDIGHEDEN 1 KOEPELEINDTERM
TAXCODE
NORMEN VOOR BEOORDELING
07 De deelnemer kan procedures toepassen voor het opstellen van de eigen werkplanning.
R ci
Vaardigheden - is effectief in het maken van een planning voor uitvoerende/administratie - handelt systematisch, effectief en functioneel - is adequaat in het gebruik van gegevensverwerkende systemen en computerprogramma's - ordent systematisch en effectief bij de taken behorende administratie - deelt adequaat het eigen werk in Cognitieve inhouden - geeft een juiste en volledige beschrijving van de leerinhouden genoemd in de kolom 'cognitieve inhouden' bij de sub-eindtermen
SUB-EINDTERM
TAXCODE
(BEROEPS)VAARDIGHEDEN
COGNITIEVE INHOUDEN
HULPMIDDELEN
1. De deelnemer kan een planning maken voor uitvoerende/ administratieve handelingen.
R ci
Een planning maken voor uitvoerende/ administratieve handelingen: - stelt activiteiten van werk vast - stelt tijdlimieten vast - maakt keuze in prioriteiten - legt keuze in werkplan vast - werkt volgens planning - evalueert gemaakte plannen
Planning: - opstellen week- planning - indelen weektaken - prioriteiten - calamiteiten incalculeren
Weekplanner
Service-document Helpende Welzijn – WZ 303 – Organisatorische vaardigheden 1 – november 1998
29
DEELKWALIFICATIE Welzijn 303: ORGANISATORISCHE VAARDIGHEDEN 1
(vervolg 07)
SUB-EINDTERM
TAXCODE
(BEROEPS)VAARDIGHEDEN
COGNITIEVE INHOUDEN
HULPMIDDELEN
2. De deelnemer kan werken met gegevensverwerkende systemen en computerprogramma's.
R ci
Werken met gegevensverwerkende systemen en computerprogramma's: - bepaalt doel van werkzaamheden - stelt geschiktheid van hulpmiddelen vast: . kiest handleidingen . overziet toepassings-
Gegevensverwerkende systemen: - dagboek - hangmappen/-kast - rollokit - kaartenbak
Computer Opbergsystemen
Computerprogramma: - relevante software
- kiest geschikte hulpmiddelen - werkt volgens handleiding met gekozen hulpmiddelen - evalueert gebruik van hulpmiddelen
Service-document Helpende Welzijn – WZ 303 – Organisatorische vaardigheden 1 – november 1998
30
AANBOD 1999
DEELKWALIFICATIE-SPECIFIEKE CRITERIA voor TOETSCONTROLE betreffende: KWALIFICATIE
:
SOCIAAL PEDAGOGISCH WERKER 3/4 SOCIAAL CULTUREEL WERKER SOCIAAL DIENSTVERLENER
DEELKWALIFICATIE
:
WZ 303
1.
ORGANISATORISCHE VAARDIGHEDEN 1
Minstens 75% van de koepeleindtermen moeten zijn uitgewerkt in een item of praktijkopdracht. Dit betekent dat: van het totaal van 7 koepeleindtermen er minstens 5 koepeleindtermen in de toets in opdrachten/items uitgewerkt moeten zijn.
2.
Minstens 60% van de in de toets verwerkte koepeleindtermen moeten (beroeps)vaardigheden toetsen. Dit betekent dat: van minstens 60% van de in totaal 5 koepeleindtermen (zie punt 1) op adequate wijze de vaardigheden in de kolom '(beroeps)vaardigheden' getoetst moeten worden. Dit zijn dus minstens 3 koepeleindtermen.
3a.
Minstens 50% van de maximale toetsscore moet toegekend worden aan items/opdrachten die 'beroepsvaardigheden' toetsen. Dit betekent bijvoorbeeld dat: bij een maximale toetsscore van 100 punten, minimaal 50 scorepunten gekoppeld moeten worden aan items/opdrachten die beroepsvaardigheden toetsen.
3b.
Minstens 20% van de maximale toetsscore moet toegekend worden aan items of opdrachten die 'cognitieve inhouden' toetsen. Dit betekent bijvoorbeeld dat: bij een maximale toetsscore van 100 punten, minimaal 20 scorepunten gekoppeld moeten zijn aan items die 'cognitieve inhouden' toetsen.
4.
De in de toets geselecteerde koepeleindtermen moeten representatief in items of opdrachten opgenomen worden. Dit betekent dat: - voor de minstens 3 koepeleindtermen die vaardigheden meten: . minstens 50% van de sub-eindtermen met vaardigheden in de kolom '(beroeps)-vaardigheden' in de toets uitgewerkt wordt tot een item, dat de vaardigheid meet. - voor de geselecteerde koepeleindtermen die 'cognitieve inhouden' meten: . minstens 50% van de sub-eindtermen met kennis in de kolom 'cognitieve inhouden' in de toets wordt uitgewerkt tot een item, dat cognitieve inhouden meet.
Service-document Helpende Welzijn – WZ 303 – Organisatorische vaardigheden 1 – november 1998
Disclamer OVDB kan niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele onjuistheden in dit document. Aan de inhoud van dit document kunnen geen rechten worden ontleend.
OVDB Runnenburg 34 Postbus 131 3980 CC Bunnik tel: 030 - 7507000 fax: 030 – 7507001 www.ovdb.nl
[email protected]
Service-document Helpende Welzijn – WZ 303 – Organisatorische vaardigheden 1 – november 1998