EXAMENOPGAVEN
Deelkwalificatie:
WZ 309 Begeleiden
Crebonr:
52852
Opleiding:
Sociaal Pedagogisch Werker 3, Sociaal Pedagogisch Werker 4
Soort toets:
Theorietoets
Eindtermen:
1,2,3,4,5,6,7,8,9,10,11,12,13,14,15
OIS-code:
9132
Toegestaan hulpmiddel: Beschikbare tijd:
geen
Aantal vragen/ opdrachten: Totaal te behalen score: Cesuur:
19
90 minuten
100 punten 55
1-7
Instructies voor de Deelnemer: De toets bestaat uit 19 opgaven. Er kunnen maximaal 100 punten worden behaald. U heeft deze deelkwalificatie behaald als u minimaal 55 punten haalt. Deze examenopgaven beslaat in totaal 10 pagina’s (inclusief voorblad). Als er in een vraag om redenen, voorbeelden of argumenten wordt gevraagd geef dan niet meer antwoorden dan het gevraagde aantal. Als er bijvoorbeeld om twee redenen wordt gevraagd, dan tellen alleen de eerste twee antwoorden mee in de beoordeling. Succes!
2-7
Vraag 1.
Eindterm(en): 1
(4 punten)
Geef de definitie van het begrip „begeleiden‟.
Vraag 2.
Eindterm(en): 1 Er zijn drie soorten innerlijke behoeften. Noem deze drie soorten.
(3 punten)
Vraag 3. (5 punten)
Eindterm(en): 1 Noem de vijf behoeften volgens Maslow. Doe dit in de juiste volgorde.
Casus A Heleen en Bart van de Ven verwachten hun eerste kind. Zij zijn op zoek naar toekomstige opvangmogelijkheden voor hun baby. Ze hebben al enkele kinderdagverblijven bezocht. Ze zijn erg gecharmeerd van een bepaald kinderdagverblijf. Voordat ze een definitieve beslissing nemen willen ze graag nog meer informatie. Zo willen ze bijvoorbeeld de ruimtes bekijken en een indruk krijgen van de activiteiten en dagindeling. Met betrekking tot de kosten willen ze ook graag weten wat er gebeurt wanneer hun baby een keer niet komt. Moeten ze dit dan doorbetalen? Vanmiddag hebben zij een afspraak met de manager van het betreffende kinderdagverblijf.
Vraag 4.
Eindterm(en): 2
De vraag heeft betrekking op casus A (4 punten)
Welk soort gesprek voeren Heleen en Bart met de manager van het kinderdagverblijf? Leg dit uit.
Vraag 5. (4 punten)
Eindterm(en): 2 Wat is de rol van een Sociaal Pedagogisch Medewerker tijdens een intakegesprek? Noem vier kenmerken.
3-7
Casus B Yoran Yoran is een kleuter die in individueel contact met de begeleider het hoogste woord heeft en gezellig en aanhankelijk is. In de groep is hij teruggetrokken en lijkt hij erg verdrietig. Er is geen duidelijke reden voor aan te wijzen. Is het meer een einzelgänger? Zijn er andere kleuters door wie hij zich bedreigd voelt? Is hij bang om in de groep te falen? De Pedagogisch medewerkers hebben veel vragen over het gedrag van Yoran. Het is hen niet precies duidelijk wat er met hem aan de hand is en waarom Yoran dit gedrag vertoont.
Vraag 6.
Eindterm(en): 3
De vraag heeft betrekking op casus B (6 punten)
Welke observatiemethode is het meest geschikt om erachter te komen wat er aan de hand is met Yoran? Leg dit uit.
Casus C Tim Tim is een kleuter. Hij zit in groep 2 en draait dus al een tijdje mee op school. Het valt u op dat Tim een aantal zaken nog niet zelfstandig kan uitvoeren. Hij vraagt vaak hulp bij het vinden en aantrekken van zijn jas. Het strikken van zijn veters lukt hem ook nog net niet zelfstandig. Verder valt het u op dat hij nogal rommelig is.
Vraag 7.
Eindterm(en): 3,4
De vraag heeft betrekking op casus C (6 punten)
Formuleer twee resultaatgerichte doelen voor Tim.
Vraag 8. (3 punten)
Eindterm(en): 5 Wanneer wordt advies gevraagd of gegeven? Geef 3 redenen.
4-7
Vraag 9. (3 punten)
Vraag 10. (7 punten)
Eindterm(en): 5 Wanneer verwijs je iemand door als SPW‟er? Geef drie redenen.
Eindterm(en): 6 Noem de zeven stappen die u neemt wanneer u een groepsgerichte activiteit programmeert. Noem ze in de juiste volgorde.
Vraag 11. (5 punten)
Vraag 12. (8 punten)
Eindterm(en): 7 Noem vijf soorten activiteiten die u met peuters kunt doen.
Eindterm(en): 8 Noem de vier fasen van het groepsproces bij nieuwe groepen. Noteer de fasen in de juiste volgorde.
Casus D Suze Suze loopt voor haar stage op een basisschool. Een van haar taken bestaat uit het toezicht houden bij het overblijven. Er zijn twee overblijfgroepen. Soms zijn er wel negentig kinderen tegelijk aanwezig. De kinderen zijn vaak erg druk en veroorzaken soms overlast tijdens het eten. Het valt Suze op dat een aantal kinderen het brood niet opeet omdat zij snel buiten willen spelen. Weer anderen eten alleen het „lekkers‟ op wat zij van thuis hebben meegekregen. “Dat kan anders” denkt Suze…..
Vraag 13.
Eindterm(en): 9
De vraag heeft betrekking op casus D (4 punten)
Suze wil tijdens het overblijven de kinderen een aantal normen bijbrengen. Welke twee normen kan Suze de kinderen bijbrengen?
Vraag 14. (8 punten)
Eindterm(en): 10 Noem acht aspecten van sociale vaardigheden.
5-7
Vraag 15. (4 punten)
Eindterm(en): 11 Geef de definitie van het begrip „budget‟.
Vraag 16. (8 punten)
Eindterm(en): 12 Beschrijf vier functies van vriendschap.
Casus E De afgelopen 3 maanden zijn er twee nieuwe bewoners binnen het GVT komen wonen. Ook zijn er mensen weggegaan. Gert, één van de “oude” bewoners heeft het momenteel extra zwaar. Zijn goede vriend Joeri is een van de bewoners die onlangs verhuisd zijn. De vele veranderingen die de afgelopen maanden hebben plaatsgevonden in zijn leven zijn duidelijk terug te zien in zijn gedrag. Gert is erg opstandig tegenover zijn groepgenoten. Hij zoekt weinig contacten en neemt nog te weinig initiatief. Hij trekt zich vaak terug.
Vraag 17.
Eindterm(en): 13
Deze vraag heeft betrekking op casus E (5 punten)
Beschrijf de vijf fasen die Gert momenteel doorloopt.
Vraag 18.
Eindterm(en): 14 Leg uit wat wordt bedoeld met het begrip „eigenwaarde‟. Maak bij de
(3 punten)
uitleg gebruik van het begrip „zelfvertrouwen‟.
6-7
Casus F Karel Karel is een jonge man van 22 jaar. Hij heeft een licht verstandelijke handicap. Hij woont sinds kort zelfstandig onder begeleiding. Tijdens het intakegesprek zijn de behoeften van Karel in kaart gebracht en doelen geformuleerd. Een van deze doelen is dat Karel spaart voor een bepaalde CD. U bent de begeleider van Karel en wilt de begeleiding met hem evalueren. Een aantal doelen zijn niet behaald.
Vraag 19.
Eindterm(en): 15
De vraag heeft betrekking op casus F (10 punten)
Welke vijf vragen kunt u Karel stellen over deze situatie?
EINDE EXAMEN
7-7