Hanzehogeschool Groningen, Groningen Opleiding: Croho: Varianten:
Master Advanced Nursing Practice 11398 duaal
Visitatiedatum: 18 februari 2008
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, juni 2008
2/63
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
Inhoud Inhoud
3
Deel A: Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per facet en onderwerp
5 7 7 8 10 11
Deel B: Facetten Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
13 18 28 31 34 37
Deel C: Bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5:
Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
41 42 49 54 57 62
3/63
4/63
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
5/63
6/63
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de opleiding master Advanced Nursing Practice van de Hanzehogeschool Groningen heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is begonnen in januari 2008, toen het zelfevaluatierapport bij NQA is aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek heeft het panel de opleiding gevisiteerd op 18 februari 2008. Het panel bestond uit: De heer drs. J.B.A.M. van Bergen (voorzitter en domeinpanellid); De heer dr. H.J.M. Vrijhoef (domeinpanellid); Mevrouw J.S.G. van Teeffelen-Selten (studentpanellid); De heer drs. L.S. van der Veen (NQA-auditor); De heer P. van Achteren (junior auditor NQA) Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol VBI’s Nederland van de NVAO (oktober 2007). Het panel beschikt over relevante werkvelddeskundigheid en over vakdeskundigheid. Onder vakdeskundigheid wordt verstaan het vertrouwd zijn met de meest recente ontwikkelingen en vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op het niveau/oriëntatie van de te beoordelen opleiding. Daarnaast beschikt het panel over onderwijsdeskundigheid, studentgebonden deskundigheid en visitatiedeskundigheid (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: • Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) conform het voorschrift van de NVAO. Uitzondering hierop is facet 2.6, als gevolg van aanvullende instructies van de NVAO wordt hier het oordeel voldaan of niet voldaan gegeven. Dit Facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding
De Hanzehogeschool Groningen (HG) is in 1993 ontstaan door een fusie van de Rijkshogeschool Groningen en de Hanzehogeschool Groningen. De HG heeft op dit moment zo’n 70 bacheloropleidingen met meer dan 100 afstudeerrichtingen en 11 master- en voortgezette opleidingen. Het aantal studenten van de totale hogeschool is ruim 21.000 en het aantal medewerkers bedraagt ruim 2200.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
7/63
Tot september 2004 kende de HG een faculteitsstructuur, bestaande uit vier faculteiten: Techniek, Economie, Gamma en Kunsten. Per september 2004 bestaat de HG uit 18 Schools. Een School is een organisatorische, samenhangende eenheid. De master Advanced Nursing Practice (MANP) maakt samen met de HBO-V en Maatschappelijke Gezondheidszorg Zorg deel uit van de Academie voor Verpleegkunde, één van de 18 Schools van de HG. Iedere School kent een eigen Instituutsof SchoolMedezeggenschapsraad. De opleiding MANP van de HG is een tweejarige duale hbo-masteropleiding voor verpleegkundigen met een afgeronde hbo-opleiding in de verpleegkunde (of equivalent daarvan) en minimaal vier jaar werkervaring met een bepaalde patiëntencategorie. De nurse practitioner is een rolmodel voor bachelorstudenten verpleegkunde. De nurse practitioner toont aan hoe interessant en hoe belangrijk het werk van de verpleegkundige en de nurse practitioner zijn. De opleiding is in 1997 als eerste master ANP in Nederland van start gegaan. In het najaar van 2007 studeren er 58 studenten MANP, 28 in het eerste jaar en 30 studenten in het tweede jaar. De totale inzet van het kernteam en docenten bedraagt 4 fte’s. De student/fteratio bedraagt hiermee 1:14,5. Het onderwijs wordt verzorgd op de locatie Meerwold. De Academie voor Verpleegkunde ambieert een voortrekkersrol in de verdere versterking van het imago van de verpleegkundige. De belangrijkste opdracht van de Academie is zich te ontwikkelen tot een kennisinstituut binnen het domein van de Verpleegkunde, waarbij onderzoek, innovatie en onderwijs hand in hand gaan. Naast het inspelen op actuele ontwikkelingen is internationalisering een belangrijk speerpunt met behoud van de belangrijke regiofunctie. 1.3
Werkwijze
De beoordeling van de opleiding door het panel verliep volgens de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. Het onderzoek vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecontroleerd op kwaliteit en compleetheid (de validatie) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Vervolgens bereidden de panelleden zich in de periode januari 2008 inhoudelijk voor op het bezoek van 18 februari 2008. Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een beoordelingsformat hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en
8/63
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. De opleiding heeft in het begeleidend schrijven bij het zelfevaluatierapport twaalf excellente beoordelingen aangevraagd (bijzondere kwaliteit), voor de facetten 1.1, 1.2, 1.3, 2.1, 2.2, 2.3, 2.7, 2.8, 3.1, 3.3, 4.2 en 6.1. In het zelfevaluatierapport is voor elk van deze facetten een argumentatie geleverd op grond waarvan de opleiding een excellente beoordeling gerechtvaardigd acht. Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het opleidingsmanagement, docenten, studenten, afgestudeerden en met werkveldvertegenwoordigers. Aan het begin en tijdens het bezoek heeft het panel ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel ruimte ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport kan de opleiding accreditatie aanvragen bij de NVAO. De opleiding heeft in april 2008 een concept van het Facetrapport (deel B) voor een controle op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het Onderwerprapport (deel A) wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Dit rapport is in mei 2008 voor een controle op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in juni 2008. Het visitatierapport is uiteindelijk in juni 2008 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
9/63
1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door de NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: • weging van de oordelen op facetniveau; • benchmarking; • generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; • bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport.
10/63
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
1.5
Oordelen per facet en onderwerp
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet
1. Doelstellingen 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau master 1.3 Oriëntatie HBO master Totaaloordeel 2. Programma 2.1 Eisen HBO 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing Totaaloordeel 3. Inzet van personeel 3.1 Eisen HBO 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaaloordeel 4. Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaaloordeel 5. Interne kwaliteitszorg 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen tot verbetering 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Totaaloordeel Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerd niveau 6.2 Onderwijsrendement Totaaloordeel
Master Advanced Nursing Practice
Excellent Goed Excellent Positief Goed Excellent Goed Goed Goed Voldaan Goed Voldoende Positief Goed Goed Goed Positief Goed Goed Positief Goed Goed Goed Positief Goed Goed Positief
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
11/63
Doelstellingen opleiding De facetten 1.1 en 1.3 zijn beoordeeld als excellent, facet 1.2 als goed. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Programma Facet 2.2 is beoordeeld als excellent, de facetten 2.1, 2.3, 2.4, 2.5 en 2.7 als goed, facet2.8 als voldoende en facet 2.6 als voldaan. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Inzet van personeel De drie facetten zijn als goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Voorzieningen De beide facetten zijn als goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Interne kwaliteitszorg De drie facetten zijn als goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Resultaten De beide facetten zijn als goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Totaaloordeel Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan blijkt dat de opleiding op de zes onderwerpen positief scoort. De conclusie is dat het totaaloordeel over de opleiding positief is.
12/63
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
13/63
14/63
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstelling van de opleiding
Domeinspecifieke eisen
Excellent
Criteria - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding conformeert zich aan het CanMEDS beroepsrollen raamwerk 2003 (geactualiseerd in 2005) en de daaruit voortvloeiende competenties. CanMEDS is een internationaal gevalideerd raamwerk dat tot stand is gekomen in samenspraak met Canadese patiëntenorganisaties. Het CanMEDS beroepsrollen raamwerk is in eerste instantie bedoeld voor medisch specialisten. De keuze voor CanMEDS is tot stand gekomen in samenspraak met het beroepenveld. Competenties zijn vervolgens tot stand gekomen tijdens werkconferenties met vertegenwoordigers uit het werkveld. Daarbij waren onder meer landelijke en regionale organisaties betrokken van huisartsen, verpleeghuisartsen, internisten en neonatologen. Vervolgens zijn de competenties regelmatig geactualiseerd. Inmiddels heeft dat geresulteerd in het Gronings Competentieprofiel, dat in 2007 is geaccepteerd als landelijk competentieprofiel voor de Verpleegkundig Specialist (vergelijk 1.3). • In het document Curriculumbeschrijving 2005 beschrijft de opleiding de zeven CanMEDS beroepsrollen - Klinisch Expert, Communicator, Teamwerker, Manager, Belangenbehartiger, Onderzoeker, Professional - en de bijbehorende 28 kerncompetenties. ‘Inspelen op gezondheidsbehoeften van individuele patiënten als onderdeel van de patiëntenzorg’ en ‘de gezondheidsdeterminanten van de gemeenschappen waarin zij werken onderkennen’ zijn voorbeelden van kerncompetenties voortvloeiend uit de beroepsrol belangenbehartiger. ‘Een vertrouwelijke en ethisch-therapeutische verstandhouding opbouwen met patiënten en hun familieleden’ en ‘het doelmatig mondeling en schriftelijk communiceren over een medisch consult’ behoren bij de beroepsrol communicator. • In 2003 heeft de opleiding een Adviesraad ingesteld ten einde het draagvlak te bevorderen, de achterban te sonderen, adviezen uit te brengen over inhoudelijke en beleidsvraagstukken en behulpzaam te zijn om politieke kanalen adequaat te gebruiken. Vanaf 2004 heeft de Adviesraad als Klankbordgroep een landelijke functie gekregen en is deze klankbordgroep MANP door de HBO-raad formeel erkend. Om de afstemming met het regionale werkveld te optimaliseren, heeft de opleiding in het najaar van 2007 een werkveldadviescommissie (WAC) ingesteld. • De opleiding heeft zich bij de ontwikkeling van haar eindkwalificaties georiënteerd op vergelijkbare opleidingen in het buitenland, in het bijzonder in de Verenigde Staten en Canada. De vergelijking met het CanMEDS model leverde zoveel overeenkomsten op dat is besloten dit raamwerk tot uitgangspunt te nemen. Belangrijkste overwegingen daarvoor waren de internationale validering en de betrokkenheid van patiënten bij de
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
15/63
•
totstandkoming. Het panel vindt dat de opleiding zich goed met de internationale kaders heeft vergeleken. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport op dit facet een excellente beoordeling aangevraagd. Het panel honoreert deze aanvraag. De opleiding heeft een toonaangevende rol gespeeld ten aanzien van de ontwikkeling van het beroeps- en opleidingsprofiel Advanced Nursing Practice in Nederland. Zij heeft het competentieprofiel recent geactualiseerd. Dit profiel vervult een voorbeeldfunctie voor het algemeen competentieprofiel voor de Verpleegkundig Specialist.
Facet 1.2
Niveau master
Goed
Criteria - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een master. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: •
•
•
De opleiding hanteert voor de toetsing van het masterniveau de Dublin descriptoren voor een hbo-master. In het zelfevaluatierapport geeft de opleiding schematisch weer op welke wijze de Dublin descriptoren aan de orde komen binnen de zeven beroepsrollen. De opleiding geeft in het zelfevaluatierapport de relatie weer tussen de beroepsrollen en de vijf Dublin descriptoren. Binnen de beroepsrol Klinisch Expert zijn het toepassen van kennis/inzicht, oordeelsvorming en communicatie over diagnostiek, prognose en behandeling aan de orde. Tevens komt binnen deze beroepsrol het in groepsverband schrijven van een subsidieaanvraag aan de orde waarbij kennis en inzicht over de patiëntenpopulatie worden toegepast. Hierbij wordt gebruik gemaakt van richtlijnen en wetenschappelijke kennis. Afsluitend geven de studenten in het kader van communicatie een presentatie van de subsidieaanvraag aan de medestudenten. Binnen de beroepsrol Professional komt ethische en juridische oordeelsvorming over complexe patiëntencasuïstiek aan de orde en binnen de beroepsrol Communicator communicatie bij complexe problemen met patiënten, diens naasten, collega’s en andere disciplines. In het zelfevaluatierapport geeft de opleiding aan dat voorbeelden van te verwerven medische vaardigheden zijn het afnemen van een medische anamnese, het uitvoeren van een lichamelijk onderzoek en het aanvragen van aanvullend laboratorium- en beeldvormend onderzoek. De nurse practitioner interpreteert de gegevens door kennis en inzicht van de geneeskunde en de verpleegkunde toe te passen om tot een differentiaaldiagnose c.q. medische diagnose te komen. Conclusies in de vorm van differentiaaldiagnose(n) en medische diagnose(n) worden met de arts (medisch specialist, arts, huisarts) of in een (multidisciplinair) overleg besproken en beargumenteerd door de nurse practitioner. Het onderscheid tussen Bachelor Verpleegkunde, Advanced Nursing Practice en Verplegingswetenschap komt met name tot uiting in de domeinspecifieke kennis. Daar waar de bachelor-student en de wetenschapper beschikken over respectievelijk verpleegkundige competenties en medische competenties, positioneert de nurse
16/63
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
practitioner zich tussen beide en combineert verpleegkundige en medische competenties.
Facet 1.3
Oriëntatie HBO-master
Excellent
Criteria - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - Een hbo-master heeft de kwalificaties voor het niveau van zelfstandig en/of leidinggevend beroepsbeoefenaar in een beroep of spectrum van beroepen, dan wel het niveau van het functioneren in een multidisciplinaire omgeving waarin een hbo-opleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Voor dit facet gelden eveneens de argumenten bij de facetten 1.1 en 1.2. Daar staat beschreven op welke wijze beroepscompetenties tot stand zijn gekomen, wat het verband is met het landelijke profiel, wat de rol is van het relevante beroepenveld en waar de verbinding ligt tussen de eindkwalificaties en de Dublin descriptoren. • De nurse practitioner is werkzaam in organisaties als universitaire medische centra, algemene ziekenhuizen, de eerstelijns zorg, verpleeghuizen en geestelijke gezondheidszorginstellingen. Hij beschikt over een combinatie van verpleegkundige en medische competenties en onderscheidt zich daarmee van de bachelor verpleegkundige enerzijds en van de wetenschappelijk opgeleide medicus anderzijds. Zo behandelt de bachelor verpleegkundige in een huisartsenpraktijk bijvoorbeeld alleen de klachten die met astma/COPD te maken hebben volgens een protocol, terwijl de nurse practitioner zich realiseert dat benauwdheid ook te maken kan hebben met bijvoorbeeld hartfalen en/of overgewicht. Hij past kennis en inzicht toe in een bredere multidisciplinaire context van de huisartsenpraktijk en zet een behandeling in. Hij betrekt bovendien epidemiologische gegevens in zijn diagnostiek en behandeling en ontwikkelt mede op basis hiervan protocollen. Blijkens de gesprekken stelt de master nurse practitioner zelf een diagnose en zet de behandeling in daar waar de bachelor verpleegkundige protocolair behandelt nadat de arts de diagnose heeft gesteld. • Uit de gesprekken die het panel met het werkveld en afgestudeerden heeft gevoerd, blijkt dat zij tevreden zijn over de eindkwalificaties. In het bijzonder wordt door de afgevaardigden van het werkveld gesteld dat het beroep van nurse practitioner een welkome aanvulling is in het veld. De medische competenties dragen positief bij aan de mogelijkheid voor een goede samenwerking van medici en nurse practictioners. • Het panel constateert op basis van notulen dat de werkveldadviescommissie (WAC, voorheen veldadviesraad) goed bij de opleiding wordt betrokken. Uit de gesprekken blijkt dat leden van de WAC daarover tevreden zijn, evenals over de manier waarop de opleiding adviezen en suggesties van hen oppakt. • In 1997 is de Hanzehogeschool Groningen, als eerste in Nederland, een Master Advanced Nursing Practice begonnen. In 2002 blijkt de voortrekkersrol van de opleiding wanneer de HBO-raad haar eindkwalificaties accepteert als competentieprofiel
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
17/63
•
MANP-Nederland. In 2003 zijn de eindkwalificaties herijkt in samenspraak met het werkveld. Met het ingaan van de bekostiging in 2004 is het leerplan MANP-Groningen verkocht aan de Hogescholen INHOLLAND, Fontys Hogescholen, Hogeschool Leiden en Hogeschool Zuyd. Ook daarna is de doorontwikkeling van de eindkwalificaties voor de opleiding een continue proces. In afstemming met het werkveld geeft de opleiding tevens voortdurend vorm aan ontwikkelingen in de beroepspraktijk. Het afstemmen van de eindkwalificaties op CanMEDS 2005 en het leveren van input voor het Algemeen competentieprofiel Verpleegkundig Specialist dienen hier als voorbeeld. Inmiddels is het Gronings Competentieprofiel (2007) geaccepteerd als algemeen competentieprofiel voor de Verpleegkundig Specialist, waaraan alle negen hogescholen gehouden zijn. Daarmee kan de toekomstige afgestudeerde nurse practitioner zich laten registeren als Verpleegkundig Specialist en kan hij indiceren voor de in de Wet BIG geregelde ‘voorbehouden handelingen’, inclusief het voorschrijven van geneesmiddelen. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport op dit facet een excellente beoordeling aangevraagd. Het panel honoreert deze aanvraag. De opleiding vervult vanaf het allereerste begin een toonaangevende rol bij het vormgeven van het beroeps- en opleidingsprofiel van de nurse practitioner. Zij gaat daar bovendien continu mee voort, hetgeen zich in het bijzonder uit in de voorbeeldfunctie die de opleiding heeft ten aanzien van de ontwikkeling in de richting van het algemeen competentieprofiel Verpleegkundig Specialist.
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Eisen HBO
Goed
Criteria - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het studieprogramma bestaat per studiejaar uit een theoretisch klinische fase van 20 EC, een praktisch klinische fase van 20 EC en een klinisch werken fase van 20 EC. De praktisch klinische en klinisch werken fase worden aangestuurd door middel van oefeningen in de handleiding portfolio en in de modulehandleidingen. Iedere module afzonderlijk en de praktisch klinische fase en de klinisch werken fase worden afgesloten met een proeve van bekwaamheid. Enkele van deze proeven vinden plaats in de beroepspraktijk (vergelijk 2.8). In het onderwijsprogramma staan domeinspecifieke
18/63
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
•
•
•
•
•
•
oefeningen centraal: vanuit een gedegen vakinhoudelijke kennis werkt de student aan complexe beroepsopdrachten en toegepast onderzoek. Bij de start van de opleiding gebruikt de student de kerncompetenties om zijn eigen actuele competenties in kaart te brengen. De door de opleiding vereiste competenties spitst hij tevens toe op de eigen beroepspraktijk. Het algemene deel wordt verworven via een generiek programma aan de hogeschool en is voor iedere student gelijk en grotendeels gericht op verbreding van verpleegkundige en medische competenties. Het specifieke deel van het programma, tweederde van de opleiding, vindt plaats in de beroepspraktijk en brengt grotendeels verdieping aan in de competenties waarmee de student binnenkomt. De verdieping wordt individueel beoordeeld aan de hand van een portfolio assessment aan het einde van ieder studiejaar. Het leren in de praktijk en het klinisch werken worden gestuurd door middel van een individueel competentieontwikkelplan en de oefeningen in de modulen. Het competentieontwikkelplan is onderdeel van het portfolio, dat bestaat uit een variatie van bewijzen van kunnen die de studenten verzamelen om het hbo-masterniveau van verworven kerncompetenties in de beroepspraktijk aan te tonen. Het portfolio wordt tijdens de reflectiegroepen en de individuele voortgangsgesprekken besproken en neemt bij de eindgesprekken (portfolio assessments) een belangrijke plaats in. De opleiding verstrekt aan het begin van de master aan de studenten een literatuurlijst, die in principe geldt voor de gehele opleiding. Het panel heeft de literatuurlijst bekeken en acht deze relevant en van goede kwaliteit. Binnen de module Onderzoeker wordt gebruik gemaakt van Engelstalige literatuur. Het panel acht de hoeveelheid internationale literatuur beperkt maar constateert dat de opleiding zorg draagt voor internationale literatuur in het programma door in de literatuurlijst, door leden van het kernteam, goedgekeurde vertalingen op te nemen. De gebruikte readers en handleidingen vindt het panel van goede kwaliteit. Een belangrijk deel van de opleiding vindt plaats op de werkplek onder begeleiding van de leermeester. De studenten hebben minimaal vier jaar relevante werkervaring. Dit duale karakter van de opleiding brengt met zich mee dat studenten binnenkomen met een grote diversiteit aan opleidings- en werkervaring. Daardoor worden ze met meerdere beroepspraktijken geconfronteerd. Binnenschools komt de beroepspraktijk aan de orde doordat studenten hun ervaringen inbrengen in de vorm van cases. Dit gebeurt onder meer bij de modulen: Manager, Onderzoeker 1 en 2, Professional en Klinisch Expert. In iedere modulehandleiding is een rubriek ‘Leren in de praktijk’ opgenomen. Deze stuurt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden in de praktijk en de kennisontwikkeling die daarvoor noodzakelijk is. De ontwikkeling van beroepsvaardigheden is geborgd in de vaardighedenleerlijn. De docent traint het lichamelijk onderzoek met de nurse practitioner in opleiding. Zo worden de technieken inspectie, auscultatie, percussie, en palpatie aangeleerd. Communicatieve vaardigheden, die nodig zijn om een consult te voeren en samen te werken, worden getraind in onder andere de module Communicator. De studenten hebben een leerarbeidsovereenkomst van 32 uur. In een tripartiete overeenkomst van opleiding, student en werkgever worden de afspraken ten aanzien van het leren op de werkplek vastgelegd. Het panel constateert dat er goede
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
19/63
•
•
•
voorwaarden worden gesteld aan de duale leeromgeving. Uit de gesprekken van het panel blijkt dat de eisen aan de werkplek in het algemeen gerealiseerd worden, maar dat dat soms moeilijk is als gevolg van de eigen ideeën en belangen van de werkgever. De borging van de kwaliteit van deze duale leeromgeving is daarom een punt van blijvende aandacht. Toegepast onderzoek maakt deel uit van het onderwijsprogramma (Modulen Onderzoeker 1 en 2). In de module onderzoeker 1 wordt de rol van de nurse practitioner behandeld bij het uitdragen en toepassen van (wetenschappelijke) kennis gebaseerd op onderzoeksresultaten. Tevens worden vaardigheden in het beoordelen van wetenschappelijk onderzoek in relatie tot het diagnostisch en therapeutisch proces geoefend. De module Onderzoeker 2 is gericht op onderzoek naar de effectiviteit van interventies, evaluatie- en actieonderzoek. De student verwerft vaardigheden die voorwaardelijk zijn voor evidence based practice. Deze module omvat eveneens het afstudeeronderzoek dat in het eerste jaar wordt opgezet en in het tweede studiejaar wordt uitgevoerd. De onderzoeksvraag wordt mede bepaald door de relevantie voor de patiëntenzorg in de eigen beroepspraktijk. De competenties en criteria voor de onderzoeksmodulen zijn vastgelegd in de bijbehorende modulehandleidingen. De opleiding onderhoudt contacten met de beroepspraktijk die ertoe bijdragen dat het programma actueel blijft. Zo participeert de opleidingsmanager, als voorzitter, in het landelijk opleidingenoverleg van de negen opleidingen MANP. De opleidingsmanager heeft vanuit de HBO-raad zitting in de Registratiecommissie Specialismen Verpleegkunde. Uit module-enquêtes 2005-2007 en 2006-2008 blijkt dat studenten de kwaliteit van het lesmateriaal inhoudelijk goed vinden, actueel, van goed niveau en internationaal en wetenschappelijk georiënteerd.
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
Excellent
Criteria - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken op masterniveau. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding heeft de programmaonderdelen rechtstreeks afgeleid van de zeven CanMEDS beroepsrollen en deze beroepsrollen vervolgens uitgewerkt in kerncompetenties. Deze zijn opgenomen in de Curriculumbeschrijving 2005. In dit document is tevens een competentiematrix opgenomen waarin per module wordt aangegeven aan welke kerncompetenties wordt gewerkt en bij welke beroepsrollen deze aansluiting vinden. Tevens maakt de opleiding de kerncompetenties zichtbaar in de modulehandleidingen.
20/63
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
•
•
•
Competentieverwerving vormt de leidraad voor het programma. Het theorieprogramma is verdeeld over negen modulen, die in perioden verspreid over het eerste en het tweede jaar worden verzorgd. In het tweede jaar wordt gedurende het gehele jaar gewerkt aan toegepast onderzoek. Het leren in de praktijk vindt continu plaats gedurende beide jaren. De student wordt, volgens de principes van Action Learning, geacht beroepsproblemen uit zijn praktijk in te brengen als onderdeel van het eigen leerproces. De toepassing in de eigen praktijk realiseert hij door het oefenen in de eigen werkomgeving, onder andere door in de modulehandleidingen beschreven oefeningen en door actief gerichte reflectie op de (huidige) werkervaring en het (huidige) leren. Dit laatste komt binnen de opleiding aan bod binnen de zogenaamde ervarings-reflectielijn. Iedere module wordt afgesloten met een proeve van bekwaamheid. Bij de ontwikkeling van het programma zijn eerst, op basis van een clustering van kerncompetenties per module, de proeven van bekwaamheid ontwikkeld met concrete beoordelingscriteria, in samenspraak met de beroepspraktijk. Op basis daarvan is het programma ingevuld. Daardoor heeft het onderwijsaanbod een sterke voorbereidingsfunctie richting de proeve van bekwaamheid. De relatie tussen de eindkwalificaties en het inhoudelijk onderwijsprogramma wordt op deze wijze optimaal gerealiseerd. Het panel is zeer te spreken over de wijze waarop de opleiding consequent deze methode hanteert bij het invulling geven aan het onderwijsprogramma. Zij is ook positief over de wijze waarop de proeven van bekwaamheid in de vorm van assessments, zorgvuldig zijn geformuleerd en zijn ingebed in de onderwijsinhoud. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport op dit facet een excellente beoordeling aangevraagd. Het panel honoreert deze aanvraag. De opleiding bewandelt bij de ontwikkeling van het onderwijsprogramma vanuit de eindkwalificaties structureel de ‘Koninklijke weg’. Het panel is van mening dat de opleiding deze werkwijze uitzonderlijk goed hanteert en dat zij op dit punt als voorbeeld kan dienen voor andere opleidingen.
Facet 2.3
Samenhang in opleidingsprogramma
Goed
Criteria - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding draagt zorg voor samenhang in het programma door in het programma de verschillende CanMEDS-beroepsrollen centraal te stellen. Daarbij worden in de opleiding eerst de proeven van bekwaamheid met de beoordelingscriteria ontwikkeld en daarna het onderwijsaanbod. • De verticale samenhang in het curriculum komt tot uiting door zowel in het eerste als in het tweede jaar de beroepsrol Klinisch Expert centraal te stellen. De beroepsrol Onderzoeker komt naar voren in de modulen Onderzoeker 1 (de onderzoeksopzet, in het eerste jaar) en Onderzoeker 2 (de uitvoering van onderzoek, de beschrijving en presentatie, in het tweede jaar).
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
21/63
•
•
•
•
•
De samenhang in het onderwijsprogramma wordt tevens gerealiseerd door gebruik te maken van een ervarings-reflectieleerlijn (leren van werkervaringen), een conceptuele leerlijn (leren van kennis) en een integrale leerlijn (integraal leren toepassen van beroepsvaardigheden, gebruikmakend van kennis en vaardigheden uit de andere leerlijnen). Deze zijn herkenbaar in het materiaal. Om de samenhang te borgen binnen een module en tussen de modulen, waarin de kerncompetenties van eenzelfde beroepsrol aan de orde zijn, is een lid van het kernteam modulecoördinator. Dit geldt voor de modulen Klinisch Expert en Onderzoeker. De modulecoördinator signaleert wanneer de inhoudelijke samenhang binnen de module of modulen verbeterd dient te worden en legt punten ter bespreking voor in het inhoudelijke overleg van het kernteam. Het kernteam bewaakt de samenhang tussen alle modulen op basis van evaluatiegegevens, actuele ontwikkelingen in de beroepspraktijk en de gezondheidszorg. Hierbij spelen werkgevers, alumni en de WAC een belangrijke rol. Binnen het onderwijsprogramma bedraagt de praktijkcomponent 80 EC. Daarbij is sprake van een opbouw in moeilijkheidsgraad: in het eerste jaar werkt de student aan de ontwikkeling van de beroepsrollen Klinisch Expert, Communicator en Professional. Aan het eind van het tweede jaar illustreert de nurse practitioner in opleiding alle beroepsrollen en daarbij behorende kerncompetenties aan de hand van ‘bewijzen van kunnen’ in zijn portfolio. Samenhang tussen het theoriedeel en het praktijkdeel is gerealiseerd door het competentieontwikkelplan. Systematische begeleiding van de student onder andere door competentieontwikkeling in de praktijk te bespreken in de reflectiegroep, verhoogt de inhoudelijke samenhang tussen het specifieke en het algemene deel van de beroepsrollen (geoperationaliseerd in modulen). De coach vanuit de opleiding en leermeesters (d.m.v. leermeestertrainingen) waarborgen de samenhang van het buitenschoolse met het binnenschoolse leren. Studenten zien een duidelijke opbouw in het programma, zo blijkt uit het gesprek met het panel. Ook de samenhang van het theoriedeel en het praktijkdeel vinden ze goed. Het CanMEDS-beroepsrollen raamwerk draagt positief bij aan de samenhang in het onderwijsprogramma. Het panel stelt ook op basis van materiaalbestudering vast dat er sprake is van een goede samenhang.
Facet 2.4
Studielast
Goed
Criteria - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen.
22/63
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De studielast van het totale onderwijsprogramma bedraagt 120 EC. 80 EC worden ondergebracht in praktijkonderdelen en 40 worden gerealiseerd in de modulen. De opleiding gaat uit van een gemiddelde studiebelasting van 20 uren per week. De tweewekelijkse onderwijsdag is onderdeel van die 20 uren. De omvang van de 32-urige leerarbeidsovereenkomst is nodig om de benodigde studieuren tijdens het werk te kunnen maken. • De totale studiebelasting bedraagt 40 uren per twee weken, waarvan negen contacturen voor de tweewekelijkse onderwijsdag. Uitgaande van die contacttijd, aangevuld met contacturen van de individuele student met de coach, komt de contacttijd op ongeveer 25% van de totale studiebelasting, dus ongeveer 5 uren per week. Op de werkplek heeft de student regelmatig contact met zijn leermeester. • De data van de onderwijsdagen ontvangen de studenten bij het aanmeldingsgesprek, zodat zij hun werkplanning er op kunnen afstemmen. Op het rooster staan de onderwijsdagen, de leeractiviteiten en de tijden aangegeven. Het rooster is bij aanvang van het studiejaar in het bezit van de studenten en is te vinden op blackboard. Een week voorafgaand aan de onderwijsdag wordt een actueel dagrooster op blackboard geplaatst. Uit de gesprekken met de studenten blijkt dat zij hierover tevreden zijn. • Bij een onvoldoende resultaat hebben studenten de mogelijkheid tweemaal een (onderdeel van een) proeve van bekwaamheid te herkansen. De aard en het moment van de herkansing wordt in samenspraak met de student vastgesteld. De ervaring leert dat studenten slechts één herkansing hoeven te benutten om een voldoende resultaat te realiseren. • Iedere student krijgt een docent als coach toegewezen die ondersteuning biedt bij het leren in de praktijk. De aan één coach toegewezen studenten vormen een reflectiegroep. Deze groepen zijn bedoeld om studenten te helpen bij het reflecteren op het eigen handelen als lerende en als (toekomstig) nurse practitioner en ze vormen een integraal onderdeel van het gehele leerplan. • Bij aanmelding heeft een lid van het kernteam een gesprek waarbij een oordeel over de opleidingsplaats wordt gevormd. Het studieloopbaanbegeleidingsformulier wordt voorafgaand aan het gesprek door de potentiële kandidaat ingevuld waarbij hij de agenda voor het aanmeldingsgesprek aanvult. • Uit module-enquêtes 2005-2007 en 2006-2008 blijkt dat de ervaren studielast ongeveer overeenkomt met de tijd die in de modulehandleidingen is vermeld. Dit wordt bevestigd in het gesprek van het panel met studenten. Tevens hebben studenten in gesprek met het panel geen blijk gegeven van struikelvakken in het onderwijsprogramma.
Facet 2.5
Instroom
Goed
Criteria - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: bacheloropleiding en eventueel (inhoudelijke) selectie.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
23/63
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Aspirant studenten beschikken over een afgeronde bacheloropleiding en minimaal vier jaar werkervaring in de directe patiëntenzorg. De instroomeisen die door de opleiding worden gehanteerd zijn: een afgeronde hbo-opleiding Verpleegkunde (of equivalent daarvan); registratie in de wet BIG; minimaal vier jaar relevante praktijkervaring; een leerarbeidsovereenkomst van tenminste 0,8 fte en een leermeester; beheersing van de Nederlandse en Engelse taal, voldoende om vakliteratuur te kunnen lezen; vaardig zijn met de computer en toegang tot internet. • Op elke potentiële opleidingsplaats wordt een aanmeldingsgesprek gevoerd, waarbij de student, de leermeester(s), een leidinggevende en een lid van het kernteam betrokken zijn. Tijdens het gesprek wordt de geschiktheid van de opleidingsplaats als leeromgeving ingeschat en worden indien nodig suggesties gedaan voor de optimalisering van de leeromgeving of wordt geadviseerd een jaar te wachten met inschrijving. Ook is het gesprek bedoeld om zicht te krijgen op de aansluiting van eerder verworven competenties op de eindkwalificaties van de opleiding (vergelijk 4.2). Het tripartiete karakter van de beoordeling van de leeromgeving wordt goed bevonden door het panel. De opleiding sluit met de werkgever en de student een leerarbeidsovereenkomst af (vergelijk 2.1). • Tijdens het aanmeldingsgesprek worden aspecten van de aansluiting van de opleiding op de werkplek besproken. Het praktijkgerichte onderwijsprogramma sluit aan bij de doelgroep die zich kenmerkt door een toepassingsgerichte leerstijl. Het individuele competentieontwikkelplan biedt de mogelijkheid eerder verworven competenties te benutten. De coach heeft gedurende de opleiding de taak de aansluiting van de studie op de werkplek te volgen. • De opleiding biedt, voor kandidaten die niet voldoen aan de instroomeisen, een portfolio assessment. In het assessment toont de kandidaat aan over hbo-werk-en denkniveau te beschikken. Beeldopnamen van een (verpleegkundig) anamnesegesprek met een patiënt, het zorgdossier van die patiënt, relevante richtlijnen, peerassessments en reflectieverslagen zijn verplichte onderdelen van het portfolio. Op landelijk niveau werkt de opleiding mee aan de ontwikkeling van een instroomassessment voor de masteropleidingen ANP. • De geregistreerde verpleegkundige met een afgeronde studie gezondheidswetenschappen heeft recht op toelating met vrijstellingen van in ieder geval de modulen Onderzoeker -1 en -2. De Examencommissie behandelt de schriftelijke verzoeken van de kandidaten en stelt de vrijstellingen uiteindelijk vast op basis van een portfolio assessment. • Uit module-enquêtes 2005-2007 en 2006-2008 blijkt dat studenten tevreden zijn over de aansluiting van de modulen bij hun aanwezige competenties. • Uit het gesprek van het panel met studenten komt naar voren dat er sprake is van een uitvoerig aanmeldingsgesprek, waarin het hbo-bachelorniveau aan de orde komt. Bij de instroomassessments vinden zij de criteria niet duidelijk. Het panel is gebleken dat de opleiding daarin verbetering aanbrengt. Uit het gesprek met de studenten blijkt tevens dat de beoordeling van de kwaliteit van de werkplek uitvoerig aan de orde komt.
24/63
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
Facet 2.6
Duur
Voldaan
Criteria - De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-master: minimaal 60 studiepunten/european credit points. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: •
•
De studielast van de opleiding en van elke onderwijseenheid wordt uitgedrukt in credits volgens het European Credit Transfer System. De studielast van de gehele opleiding bedraagt 120 EC, 60 EC per jaar. De opleiding committeert zich hiermee aan de landelijk vastgestelde eisen. De studielast is verdeeld over de theoretisch klinische fase van 20 EC, de praktisch klinische fase van 20 EC en de klinisch werken fase van 20 EC. De verdeling van de studiepunten over de modulen van de theoretische fase zijn vermeld in een studiepuntentabel in het zelfevaluatierapport, in de Onderwijs- en Examenregeling en in de Curriculumbeschrijving 2005.
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Goed
Criteria - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Competentieverwerving vormt de leidraad voor het onderwijsprogramma. Dit betekent onder andere dat, uitgaande van de principes van Action Learning, de student geacht wordt beroepsproblemen uit de praktijk in te brengen als onderdeel van het eigen leerproces. De inpassing van de eigen werkervaring wordt gerealiseerd door oefeningen, het trainen in de eigen praktijk, actief gerichte reflectie op de (huidige) werkervaring en het (huidig) leren. Het onderwijs is zowel inhoudelijk als wat betreft vormgeving zodanig ingericht, dat studenten zoveel mogelijk gestimuleerd worden tot zelfwerkzaamheid en zelfsturing bij hun competentieverwerving. • De opleiding hanteert een didactisch concept dat een krachtige leeromgeving en dynamiek voor de verschillende leerprocessen bewerkstelligt. Hiermee wordt aangesloten bij de uitgangspunten van de constructivistische leertheorie. De opleiding heeft gewerkt aan de versterking van het didactisch concept door elementen van het 4C/ID instructie-ontwerpmodel te implementeren. • Het onderwijsprogramma kent twee terugkerende werkvormen: College of Masterclass (hoorcolleges) en werkgroepen. Bij college of masterclass staat het aanreiken van nieuwe en ondersteunende kennis of het opnieuw structureren van al aanwezige kennis centraal. Hierin wordt de brug geslagen tussen wat de student al weet en datgene wat hij moet weten om de oefeningen en leertaken te kunnen uitvoeren.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
25/63
•
•
Bij de werkgroepen gaat het om het afzonderlijk trainen van bepaalde routineaspecten van complexe vaardigheden. Bij de werkgroep klinisch redeneren ligt bijvoorbeeld het accent op het trainen van cognitieve processen en de werkgroep vaardigheden is gericht op het trainen van motorische vaardigheden die nodig zijn voor het uitvoeren van lichamelijk onderzoek. De eisen, criteria, werkvormen en de integratie in het totale onderwijsprogramma staan beschreven in de modulehandleidingen. Om recht te doen aan de dynamiek en diversiteit van het werkveld stelt de opleiding slechts enkele eisen: het portfolio dient volgens een vaste structuur ingericht te zijn en er moeten minimaal acht Korte Praktijk Beoordelingen (KPB) in zijn opgenomen. Het competentieontwikkelplan waarin de diversiteit van de beroepspraktijk is beschreven, vormt een verplicht onderdeel van het portfolio. De inhoud van het portfolio bestaat uit een variatie van bewijzen van kunnen die studenten verzamelen om het hbo-masterniveau van verworven kerncompetenties in de eigen beroepspraktijk aan te tonen. Uit de module-enquêtes 2005-2007 en 2006-2008 blijkt dat de studenten de afwisseling van de werkvormen positief waarderen. Dit wordt bevestigd in de gesprekken van het panel en de bestudering van het materiaal.
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
Voldoende
Criteria - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Alle modulen worden afgesloten met een proeve van bekwaamheid. Daarin wordt getoetst of de competenties, die beschreven staan in de modulehandleidingen, zijn verworven. Voor de modulen Klinisch Expert bestaat de proeve van bekwaamheid uit een performance assessment, waarbij acteurs patiëntenrollen spelen. De proeve van bekwaamheid wordt door twee nurse practitioners beoordeeld met behulp van de beoordelingscriteria. De twee observatoren komen in samenspraak tot een oordeel en een studieadvies. De uiteindelijke beoordeling van de performance assessments ligt in de hand van één van de docenten van de opleiding. Op een tienpuntsschaal wordt per kerncompetentie de mate van competentieontwikkeling van iedere individuele student aangegeven en deze wordt verantwoord in de vorm van constructieve feedback en een studieadvies. Alle cijfers met feedback en studieadvies worden in de examencommissie vastgesteld. • Het toetsen heeft een selectieve functie (slagen of zakken) en een diagnostische functie (adviezen ter verbetering). Het portfolio is een hulpmiddel om (diagnostisch) competentieontwikkeling te meten. Aan het einde van het eerste en tweede studiejaar geldt het portfolio als een proeve van bekwaamheid met een selectief karakter. Het leren in de praktijk staat ten dienste van competentieontwikkeling en wordt meegewogen in de eindgesprekken waarin het portfolio selectief wordt beoordeeld. De modulen Klinisch expert 1, 3, Professional, Communicator en Onderzoeker 1 worden diagnostisch getoetst. Dat geldt eveneens voor de voortgangsgesprekken over de portfolio’s in de
26/63
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
•
•
•
•
•
•
•
•
praktisch klinische fase en de klinisch werken fase in het eerste en tweede jaar. De modules Klinisch expert 2, 4, Manager, Onderzoeker 2 en de eindgesprekken in de praktische klinische fase en de klinisch werken fase in het eerste en tweede jaar hebben een selectief karakter, met de consequentie van slagen of zakken. De opleiding maakt in een tabel in het zelfevaluatierapport inzichtelijk welke toetsvormen (proeven van bekwaamheid) per beroepsrol worden gehanteerd, van welke leerlijn ze een onderdeel zijn en hoe ze worden beoordeeld (diagnostisch, selectief, individueel). Voorts worden ze in verband gebracht met de Dublin descriptoren. De vorm, inhoud en beoordelingscriteria van de proeve van bekwaamheid zijn in iedere modulehandleiding opgenomen, zodat studenten bij aanvang van de module op de hoogte zijn van wat er wordt beoordeeld, door wie en hoe. Het toetsbeleid is vastgelegd in een notitie Toetsbeleid MANP en in de Onderwijs en Examenregeling. Hier wordt ingegaan op de proeve van bekwaamheid, rol van de examencommissie en de diagnostische en selectieve functie van toetsen. De examencommissie bespreekt twee keer per jaar de competentieontwikkeling van studenten. De commissie bepaalt of er gesprekken nodig zijn tussen de student en een docent, meestel de coach. De commissie stelt de waardering van iedere module vast. Wanneer studenten niet kunnen voldoen aan gestelde eisen en bijvoorbeeld uitstel nodig achten van een proeve van bekwaamheid, dan dienen zij schriftelijk een verzoek in bij de voorzitter van de examencommissie. De examencommissie beslist tevens in aangelegenheden waarin het examenreglement niet voorziet. Uit module-enquêtes 2005-2007 en 2006-2008 komt naar voren dat studenten de feedback na de proeven van bekwaamheid realistisch vinden. In het gesprek met het panel geven de studenten aan de manier van toetsing goed te vinden. De toetsen dekken de stof die in de lessen aan de orde is gekomen. Binnen de groep van leermeesters is de mate van tevredenheid verdeeld. De afhankelijke/onafhankelijke positie van de leermeester bij de beoordeling en de deskundigheidsbevordering op het gebied van beoordelen vanuit de opleiding zijn hierbij punten van verdeeldheid. De module Onderzoeker 2 omvat onder andere het afstudeerwerk van de nurse practitioner in opleiding. Bij de beoordeling van de afstudeerwerken constateert het panel enige verschillen met betrekking tot het structureel hanteren van de criteria door docenten. De criteria zijn goed, de borging ervan verdient aandacht. Binnen het kernteam wordt momenteel gewerkt aan het verscherpen van de monitoring van het beoordelingsproces. Dat blijkt uit het gesprek dat het panel hierover met docenten heeft gevoerd aan de hand van enkele afstudeerproducten. Het panel heeft gemaakte toetsen en beoordelingen ingezien. De inhoud van de toetsen is relevant en van goed niveau. Het verschil met bacheloropleidingen is nadrukkelijk aanwezig. De beoordeling door docenten en door leermeesters is adequaat. Beoordelingsformulieren worden goed gehanteerd en de feedback daarbij is goed. Op grond van bestudering van een DVD is het panel tevens positief over de wijze waarop de performance assessments worden ingericht en beoordeeld. De competenties worden naar de mening van het panel goed getoetst, op een manier die past bij de gekozen onderwijsvorm. Redenen voor de voldoende zijn de
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
27/63
opmerkingen van de leermeesters en de kanttekening ten aanzien van de borging van de beoordeling van het afstudeeronderzoek.
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van personeel
Eisen HBO
Goed
Criteria - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding werkt met een kernteam, bestaande uit vier docenten. Een van de docenten is tevens opleidingscoördinator. Het kernteam heeft een aansturende functie in de onderwijsontwikkeling en –planning en een coördinerende taak in de uitvoering van het onderwijs, waaronder de contacten met en de kwaliteitsbewaking van de externe docenten. Daarnaast zijn er nog zeven vaste docenten. • Voor het onderwijs 'Klinisch expert' worden docenten met actuele beroepservaring ingezet, over het algemeen artsen, incidenteel nurse practitioners. Voor het onderwijs 'Onderzoeker' wordt een gepromoveerde docent in de verplegingswetenschap ingezet met actuele onderzoekservaring. Het panel heeft de cv’s bekeken en stelt vast dat het docententeam beschikt over recente werkervaring in het beroepsveld en over goede contacten. • De verbinding met de beroepspraktijk krijgt tevens vorm door het inzetten van externe (gast)docenten. Deze externe docenten zijn expert op hun vakgebied, hebben hun sporen verdiend in dat vakgebied en zijn hierin ook werkzaam. Zij brengen verdieping aan in de stof en maken een vertaalslag naar de praktijk. Binnen de module 'Manager' bijvoorbeeld zijn sleutelfiguren, zoals een voorzitter van een zorgverzekeraar, een financieel manager van een gezondheidszorginstelling of een gezondheidsjurist ingezet voor 'Masterclasses'. • De meest sterke verbinding met de praktijk vloeit voort uit de duale opzet van de opleiding. De student heeft een leerarbeidsovereenkomst van 32 uren en heeft vanaf de start van de opleiding een leermeester. De leermeesters zijn de opleiders van de nurse practitioners in de praktijk en zijn arts, vaak medisch specialist of huisarts. De leermeester heeft een aantal taken als: voordoen, faciliteren, coachen en samenwerken. • Studenten, afgestudeerden en werkveldvertegenwoordigers uiten tegenover het panel hun tevredenheid over de kennis van de beroepspraktijk van de docenten.
28/63
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
Goed
Criteria - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De vaste medewerkers van de opleiding MANP-Groningen vormen het kernteam (vier leden, 1,65 fte’s). Daarnaast werken er twee secretariële medewerkers (1,28 fte’s). Het kernteam bestaat uit drie docenten en de opleidingsmanager. Het kernteam wordt bijgestaan door docenten van andere Schools van de Hanzehogeschool (0,4 fte) en vanuit het werkveld (1,94 fte’s). De externe medewerkers vanuit het werkveld treden op als docent (0,3 fte), observator bij proeven van bekwaamheid (0,2 fte), gastdocent (0,04 fte) of leermeester (1,4 fte’s). De totale inzet bedraagt 4 fte’s bij een studentenaantal van 58 (1e en 2e jaars). • De student-docentratio (fte) is 14,5. Als de leermeesters die op de werkplek begeleiding geven niet worden meegerekend is de ratio ongeveer 22. • Er is een vastgestelde procedure ziektevervanging. In eerste instantie probeert de opleiding absentie binnen het kernteam op te vangen door taken te prioriteren en die te verdelen onder de leden van het kernteam. Bij langdurig ziekteverzuim wordt er vervanging gezocht die bekostigd wordt uit de gereserveerde gelden voor ziekteverzuim. De opleiding houdt op deze wijze de vinger aan de pols, mede met het oog op de kwetsbaarheid van het kleine team. Met ingang van september 2007 maakt het personeelbeleid van de opleiding deel uit van het Meerjaren Personeelsplan van de Academie voor Verpleegkunde waardoor de kwetsbaarheid van het kleine team afneemt. Op die wijze wordt de verbinding van het personeel voor de bachelor- en de masteropleidingen gelegd. • Docenten geven in het gesprek met het panel aan een flinke werkdruk te ervaren. Zij merken daarbij op dat er door het management op dit punt goed naar hen wordt geluisterd en dat er waar nodig oplossingen worden gezocht als er problemen optreden. Het ziekteverzuim binnen de opleiding MANP-Groningen is erg laag en bedraagt 0.5%. • Studenten melden het panel dat de docenten goed bereikbaar zijn en snel antwoorden op gestelde vragen.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
Goed
Criteria - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
29/63
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Uit de cv’s blijkt dat van de elf vaste docenten negen een academische titel hebben, meestal verplegingswetenschap of een Master Advanced Nursing Practice. De docent onderzoeksmethodiek is een gepromoveerd verplegingswetenschapper. Daarnaast hebben de docenten een didactische scholing gevolgd. De docent onderzoeksmethodiek start daar binnenkort mee. Uit de cv’s blijkt dat ook de leermeesters een academische titel hebben. • Op basis van het didactisch concept heeft de opleiding vier docentrollen beschreven: expert, werkgroepbegeleider, trainer en coach. De experts en werkgroepbegeleiders worden bij voorkeur aangetrokken vanuit het werkveld. De coachrol wordt vooral binnen het kernteam neergelegd: de studiebegeleider die zicht houdt op de samenhang in de beroepsontwikkeling van de student. Daarnaast heeft ook de leermeester in de praktijk een coachende rol, naast zijn expertrol. • De opleiding maakt gebruik van verschillende middelen om de deskundigheid van het kernteam en de andere vaste docenten op peil te houden en te bevorderen. Voorbeelden hiervan zijn: opleidingsabonnementen op vaktijdschriften, onderwijsontwikkeling in samenwerking met experts uit de praktijk, deelname aan interne studiedagen (bijvoorbeeld over het hanteren van reflectietools), raadplegen van deskundigen, deelname aan congressen, deelname aan bijeenkomsten van het Wenckebach instituut over leerplanontwikkeling en individuele deskundigheidsbevordering. Voorts wordt aandacht besteed aan de didactische kwaliteit van externe docenten en aan de bewaking van hun inhoudelijke deskundigheid. Voor de leermeesters worden vier trainingsmiddagen per cohort georganiseerd. Uit het gesprek met docenten blijkt dat zij gebruik maken van genoemde middelen ter bevordering van hun kwaliteit. Leermeesters geven tegenover het panel aan dat zij de trainingen die de opleiding organiseert bijwonen, zij het niet altijd. • De Academie voor Verpleegkunde kent een promotiebeleid. Op dit moment zitten twee bachelordocenten in een promotietraject. Het beleid voor de masteropleiding is erop gericht om bij aanname van nieuwe docenten in te zetten op gepromoveerde docenten en om voor zittende docenten promotietrajecten te stimuleren. Dit beleid wordt in het algemeen positief door het panel gewaardeerd, al verdient het stimuleren van zittende docenten om deel te nemen aan promotietrajecten een hogere prioriteit. • De opleiding kent een jaarlijkse HRM-gesprekscyclus, die achtereenvolgens bestaat uit een functioneringsgesprek, één of meer voortgangsgesprekken en een beoordelingsgesprek. In het functioneringsgesprek ligt het accent op het maken van resultaatafspraken en ontwikkeling, in het beoordelingsgesprek ligt het accent op de evaluatie en het waarderen van al dan niet behaalde resultaten. Hiervoor worden goede formats gebruikt. Feedback op de reguliere taakuitoefening wordt tijdens dergelijke gesprekken verstrekt, maar ook tijdens informele contacten. De kleinschaligheid biedt daar goede mogelijkheden toe. Uit het gesprek met docenten blijkt dat de gesprekscyclus goed wordt uitgevoerd. Aan de orde komen zaken als persoonlijke ontwikkeling en werkdruk.
30/63
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
•
•
•
Een docent van de Academie en ook ingezet bij de MANP participeert in het lectoraat Transparante Zorgverlening. Met de komst van het bijzondere lectoraat Verpleegkundige Innovatie en Positionering wordt overwogen om ook daarin te participeren. De relevantie is groot gezien de doelstellingen van het lectoraat. De kwaliteit van de docenten wordt door studenten in module-enquêtes 2005-2007 en 2006-2008 goed tot zeer goed gewaardeerd. De studenten zijn tevreden over de interactie met en de deskundigheid van de docenten van de modulen ‘klinisch expert’, ‘manager’ en ‘onderzoeker’. Studenten, afgestudeerden en werkveldvertegenwoordigers uiten tegenover het panel hun tevredenheid over de kwaliteit van de docenten. Ze zijn met zorg geselecteerd en zijn zeer gespecialiseerd. De leermeesters zijn van hoge kwaliteit. Bij de gastdocenten is de kwaliteit soms minder. De inhoudelijke en onderwijskundige kwaliteit van de kerndocenten is goed, ten aanzien van de organisatorische kwaliteit worden enige opmerkingen gemaakt.
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
Goed
Criteria - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het onderwijs wordt verzorgd in een omgeving die recht doet aan de doelgroep van volwassen (duale) studenten. Het gebouw (Meerwold) is op maandag, dinsdag en donderdag geopend van 8:00 tot 22:00 uur en de overige werkdagen tot 18:00 uur. Het biedt studenten voldoende mogelijkheden om contacten te leggen met secretariële medewerkers, docenten en medestudenten in de pauzemomenten. Dit is van groot belang omdat het onderwijs slechts een keer in de veertien dagen plaatsvindt. • Voor de verschillende onderwijsactiviteiten zijn diverse ruimten beschikbaar: gemeenschappelijke lokalen, een multifunctioneel lokaal als praktijklokaal, groepsruimten en gemeenschappelijke computervoorzieningen met internetaansluiting c.q. outlets en draadloze internetverbinding voor laptops. Alle lokalen zijn standaard voorzien van flap-over, whiteboard en overheadprojector. Op audiovisueel gebied kunnen studenten en docenten beschikken over een veelheid aan apparatuur: beeldopname- en afspeelapparatuur, beamers, camera's en geluidsapparatuur. De leeromgeving is tevens geëquipeerd voor het aanbieden van praktijkonderwijs. Een multifunctioneel leslokaal wordt per onderwijsbijeenkomst waarop lichamelijk onderzoek is gepland voor die gelegenheid ingericht met onderzoeksbanken. Er zijn stethoscopen, polstellers, otoscoop en reflexhamers aanwezig.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
31/63
•
•
•
•
•
In het gebouw is geen mediatheek aanwezig. Studenten kunnen gebruik maken van de centrale mediatheek op het Zernikecomplex, aan de andere kant van de stad. Deze maakt deel uit van een netwerk waarin collecties van een groot aantal bibliotheken zijn opgenomen, waaronder die van de universiteit. Vanaf elke pc-werkplek hebben medewerkers en studenten toegang tot de catalogus. De mediatheek is overdag, in de avonduren en op zaterdag open. Docenten en studenten maken gebruik van de Hanze Elektronische Leer Omgeving (HELO). Studenten kunnen gebruik maken van inplugpunten voor eigen laptops en zogenaamde HELO-werkplekken met Office en internet. Docenten hebben standaard de beschikking over een HELO-werkplek. Het panel heeft de voorzieningen bezichtigd en stelt vast dat deze voldoen aan de eisen die de opleiding stelt. Er zijn weinig werkplekken voor studenten en weinig computers beschikbaar. Daardoor is het gebruik van SPSS niet mogelijk. De opleiding geeft echter aan dat studenten SPSS aanschaffen via Surfspot voor toepassing in de thuis- en werksituatie. Bovendien zijn er inmiddels acht laptops aangeschaft waarop SPSS draait. Het ligt in de bedoeling dat de docenten met ingang van september 2008 verhuizen naar de locatie waar ook de Academie voor Verpleegkunde is gevestigd, het Wiebengacomplex. De studenten blijven in het huidige gebouw Meerwold. Uit module-enquêtes 2005-2007 en 2006-2008 blijkt dat studenten zeer tevreden zijn over de accommodatie. Dit wordt bevestigd in het gesprek met het panel. Ook docenten laten het panel weten tevreden te zijn met de huisvesting en de voorzieningen.
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Goed
Criteria - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Op elke potentiële opleidingsplaats wordt een toelatingsgesprek gevoerd, waarbij de potentiële nurse practitioner, de leermeester(s), een leidinggevende en een lid van het kernteam gesprekspartners zijn. Voorafgaand aan het gesprek vult de student een studieloopbaanbegeleidingsformulier in, dit is de start van de studieloopbaanbegeleiding. De competentieontwikkeling richting de nieuwe functieinhoud en de beoogde eindkwalificaties MANP vormen de kern van de studieloopbaanbegeleiding. In het aanmeldingsgesprek worden de vooropleiding, werkervaring, de motivatie, leervaardigheden, het beroepsbeeld en de verwachtingen van de kandidaat besproken. Deze maakt een verslag van het gesprek en neemt dit op in zijn portfolio. Het studieloopbaanbegeleidingsformulier wordt opgenomen in zijn digitale en papieren studentendossier.
32/63
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
•
•
•
• •
•
De opleiding kiest voor een ontwikkelingsportfolio, waarbij het portfolio reflectief gebruikt wordt en gericht is op functionele feedbackinformatie. Het ontwikkelingsportfolio is een persoonlijk document, want de student bepaalt zelf wat hij, binnen de vastgestelde structuur, opneemt om zijn functioneren en prestaties te illustreren. Tijdens reflectiegroepen en in individuele voortgangsgesprekken wordt de competentieontwikkeling besproken. Dit heeft een diagnostische functie. Het belang dat de opleiding hecht aan competentieontwikkeling, geïllustreerd in het portfolio, komt tot uiting in de selectieve functie die is toegekend aan de eindgesprekken in de praktijk in het eerste en tweede leerjaar. Bij deze gesprekken zijn de coach van de opleiding en de leermeester aanwezig (vergelijk 6.1). De studenten zijn tevreden over de begeleiding van de coach, zo blijkt uit moduleenquêtes 2005-2007 en 2006-2008 en uit gesprekken van de opleiding met de jaargroep 2006-2008. Dit komt overeen met de waardering voor de coach door cohort 2005-2007. Ook in het gesprek met het panel geven studenten blijk van tevredenheid over de studieloopbaanbegeleiding. Ook de begeleiding door de leermeesters vinden ze goed. De leermeesters vinden volgens de Enquête Werkgevers/leermeesters (2007) de taken als begeleider van de student helder en uitvoerbaar, zowel ten aanzien van het begeleiden van praktijktaken en Korte Praktijk Beoordelingen als ten aanzien van het begeleiden van specifieke leeractiviteiten op de werkplek. Het aantal begeleidingsuren vinden ze voldoende. De voortgang van het werkplek-leren door de student wordt op vaste momenten met de opleiding besproken. De docenten en studenten maken gebruik van de Hanze Elektronische Leer Omgeving (HELO). Blackboard wordt als webgebaseerde computersysteem hulpmiddel in het onderwijs en bij de informatievoorziening ingezet. Alle informatie die de student nodig heeft voor de studie is of komt beschikbaar op Blackboard. Die informatie bestaat uit mededelingen over bijvoorbeeld roosters en roosterwijzigingen, modulehandleidingen, goede voorbeelden van proeven van bekwaamheid, beoordelingslijsten en powerpoint presentaties van docenten. Iedere student heeft een Hanze e-mailadres. Zowel de Hanzehogeschool als de Academie voor Verpleegkunde geven periodiek een nieuwsbrief uit. Medewerkers van het secretariaat MANP verzorgen de invoer van studieresultaten in ProgRESS, een studievoortgangsregistratiesysteem van de Hanzehogeschool. De resultaten van toetsen worden rechtstreeks in ProgRESS ingevoerd en de student krijgt direct per e-mail bericht van het cijfer. Dit cijfer wordt in de regel binnen vijf dagen na bekendmaking van het cijfer verwerkt in een overzicht per student, dat hij 24 uur per dag kan inzien. Volgens de module-enquêtes 2005-2007 en 2006-2008 vinden de studenten de serviceverlening goed. Onderdeel daarvan is de informatievoorziening. Ook in het gesprek met het panel geven studenten blijk van tevredenheid op dit punt. Uit de Enquête Werkgevers/leermeesters (2007) blijkt dat leermeesters tevreden zijn over de informatie die ze van de opleiding krijgen met het oog op de werkzaamheden en taken die er van hen worden verwacht.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
33/63
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten
Goed
Criteria - De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding sluit voor wat betreft haar interne kwaliteitszorg aan bij het kwaliteitszorgbeleid van de Hanzehogeschool Groningen en de Academie voor Verpleegkunde. Uitgangspunten voor het kwaliteitsbeleid vormen het EFQM-model (European Foundation for Quality Management) en de Deming-cirkel (PDCA: plan-do-check-act). • Er wordt gewerkt met een vierjarig beleidsplan voor de Hanzehogeschool als geheel (Strategisch Beleidsplan HG). Hiervan afgeleid werkt de Academie voor Verpleegkunde met het vierjarige Academisch Strategisch Plan (ASP), waarvan jaarlijkse activiteitenplannen worden afgeleid. In het Academie Jaarplan (AJP) zijn de activiteitenplannen van de opleidingen (OJP) opgenomen, waaronder dat voor de MANP. Het kwaliteitssysteem van de opleiding MANP is vanaf 1 januari 2008 vastgelegd en geïntegreerd in het kwaliteitssysteem van de Academie voor Verpleegkunde. • In de jaarlijkse activiteitenplannen zijn per meetinstrument de streefwaarden opgenomen. Op een schaal van 1-5 dient de score op de items > 3,5 te zijn, op items over docenten > 3,8. Op een schaal van 1-10 wordt uitgegaan van het cijfer 7,5. Voor scores op tevredenheid wordt uitgegaan van een percentage van 90%. • Jaarlijks wordt een Managementcontract afgesloten tussen het College van Bestuur en de Dean van de Academie. Daarin worden de geoperationaliseerde resultaten, voortvloeiend uit de activiteitenplannen, vastgelegd waarop de Dean wordt beoordeeld. De Dean van de Academie maakt met de opleidingsmanager MANP op basis van het Opleidingsjaarplan afspraken over te behalen resultaten. Daarover wordt tweemaandelijks gerapporteerd. • Eveneens jaarlijks sluiten de Dean van de Academie en de opleidingsmanager een managementcontract af (voorheen Dienstverleningsovereenkomst). Hierin worden de geoperationaliseerde resultaten voor de opleiding opgenomen, waarover tweemaandelijks wordt gerapporteerd. • Voortvloeiend uit het kwaliteitszorgsysteem van de Hanzehogeschool worden alle opleidingen eenmaal per drie jaar geaudit door een intern auditteam. Bij deze audits wordt gebruik gemaakt van het EFQM-model. De hogeschool streeft voor alle Schools (Academie) en opleidingen naar een systeemgeoriënteerde organisatie (fase 3). • De opleiding maakt tot en met het studiejaar 2007-2008 gebruik van blokenquêtes, de SSA-enquête van de hogeschool, aansluitingsonderzoek, stage-evaluaties, afstudeerevaluaties en studiestakersonderzoek onder studenten. Voor afgestudeerden
34/63
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
maakt ze gebruik van de HBO-Monitor en voor het werkveld van werkgeversonderzoek. Verder maakt ze gebruikt van het medewerkerstevredenheidsonderzoek van de hogeschool. Vanaf 2008-2009 sluit de opleiding volledig aan bij de Academiesystematiek. Daarin wordt de waardering door studenten gemeten door middel van module-evaluaties; mondelinge besprekingen van de resultaten uit de moduleevaluaties met jaargroepen; gesprekken met jaargroepen (drie keer per jaar); studiestakersonderzoek; en de jaarlijkse evaluatie van open informatiemiddagen. De waardering door het werkveld wordt gemeten via de Werkveldadviescommissie, de jaarlijkse evaluatie van de eindpresentaties en een tweejaarlijkse enquête onder werkgevers en leermeesters. Tweejaarlijks wordt onderzoek gedaan onder alumni. De tevredenheid van medewerkers komt aan de orde in de jaarlijkse functioneringsgesprekken en in het jaarlijkse personeelstevredenheidsonderzoek.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Goed
Criteria - De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Na afloop van een planperiode wordt binnen de opleiding systematisch nagegaan of de beoogde resultaten behaald zijn ("Check") en wordt op basis van analyse van de resultaten nagegaan of en welke nieuwe verbetermaatregelen c.q. -beleid geformuleerd dienen te worden ("Act"). Deze verbeterplannen en het bijgestelde beleid worden vervolgens in de managementcontracten en activiteitenplannen opgenomen ("Plan"), en vervolgens uitgevoerd ("Do") (vergelijk 5.1). • De aansturing op academieniveau ligt bij de Dean, op opleidingsniveau bij de opleidingsmanager (vergelijk 5.1). De voortgang van de activiteiten en de behaalde resultaten wordt besproken in de tweemaandelijkse werkbespreking tussen de Dean en de opleidingsmanager MANP. • Sinds september 2004 wordt een managementdashboard voor de Hanzehogeschool gebruikt, op basis waarvan afspraken tussen College van Bestuur en Deans enerzijds, en Deans en opleidingsmanagers anderzijds worden gemaakt, conform het format en lexicon Hanzehogeschool. • Naar aanleiding van de module-evaluatie onder studenten schrijft de modulecoördinator een concept-conclusieblad met eventuele verbeteracties. Dit wordt door hem besproken met de jaargroep. De resultaten van de evaluatie en de bespreking worden schriftelijk vastgelegd en besproken met het kernteam. • De opleiding geeft in haar zelfevaluatierapport een aantal voorbeelden van verbeteringen die zijn doorgevoerd. Ten behoeve van de borging van de kwaliteit van het leren op de werkplek is een aantal maatregelen genomen. Zo is het aanmeldingsgesprek op de werkplek ingevoerd en zijn er documenten voor de leermeesters en studenten samengesteld, zoals de Handleiding Leren in de Praktijk en het Competentieprofiel van de MANP.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
35/63
•
Voorts zijn er leermeestertrainingen (per cohort twee keer per jaar) ingevoerd en zijn de contacten met het specifieke werkveld geïntensiveerd en gestructureerd. Ook zijn de taken van de WAC beschreven en is er een onderzoek naar de waardering van de kwaliteit van de opleiding onder afgestudeerden ontwikkeld dat, eenmaal per twee jaar wordt uitgevoerd. Op programmaniveau is in 2007 onder meer de verdeling van de beroepsrollen en de kerncompetenties over de leereenheden geactualiseerd. Naar aanleiding van evaluatieresultaten zijn veranderingen aangebracht in de modulen Klinisch Expert en ten aanzien van de studiebelasting van enkele modulen. Verder zijn er aanpassingen gedaan in de voorzieningen om meer privacy bij de training lichamelijk onderzoek te realiseren en zijn er verbeteringen doorgevoerd in de informatievoorziening. Het toetsingsrapport, op grond waarvan in 2003 accreditatie aan de opleiding is verleend, bevat enkele kanttekeningen. Deze hebben betrekking op de facetten 3.1, 4.2, 5.1 en 6.2. Ten aanzien van de eisen hbo stelt het visitatiepanel in 2008 vast dat in het docententeam recente beroepservaring in voldoende mate aanwezig is. Met betrekking tot de begeleiding op de werkplek zijn de leermeesters nu tevreden over de beschikbare tijd daarvoor. Op het gebied van streefdoelen voor de evaluatie van resultaten is het panel in 2008 van mening dat deze in voldoende mate aanwezig zijn. Hetzelfde geldt voor de streefdoelen voor het onderwijsrendement.
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
Goed
Criteria - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding kent naast het kernteamoverleg een aantal commissies die de kwaliteit, het niveau, de inhoud en de uitvoering van het onderwijs bewaken. Dit zijn: de opleidingscommissie (OC), bestaande uit docenten, nurse practitioners en studenten (per studiejaar één), in totaal vijf leden; de examen- en toelatingscommissie, bestaande uit de vier leden van het kernteam; en het overleg van modulecoördinatoren, bestaande uit vier docenten. De taken en verantwoordelijkheden van deze commissies zijn beschreven in de Onderwijs- en Examenregeling en in de handleiding modulecoördinator. Medewerkers worden tevens bij de kwaliteitszorg betrokken via de jaarlijkse functioneringsgesprekken en het jaarlijkse personeelstevredenheidsonderzoek (vergelijk 5.1). • Het kernteam bewaakt de onderwijsvisie en de uitwerking ervan in het curriculum. Alle nieuwe onderwijsproducten en grote bijstellingen worden door het team besproken. Het kernteam krijgt input vanuit de evaluaties. • De studenten worden bij de kwaliteitszorg betrokken door evaluaties, zoals de moduleevaluaties georganiseerd onder verantwoordelijkheid van de modulecoördinator. Naast de onderwijsevaluaties vindt drie maal per jaar een gesprek plaats tussen de jaargroep
36/63
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
•
•
•
•
en het kernteam (vergelijk 5.1). Verder worden zij betrokken via de opleidingscommissie. Om een goed contact te onderhouden met alumni heeft de opleiding in 2000 een alumnibeleid MANP ontwikkeld. In januari 2003 en januari 2006 zijn er alumnibijeenkomsten georganiseerd. De alumni hebben een rol bij het organiseren van bij- en nascholingen, symposia, jubileumfestiviteiten en arbeidsmarktonderzoek. Afgestudeerden worden ook ingezet als observatoren van proeven van bekwaamheid Klinisch expert 1 en Klinisch expert 2. Na een peiling onder alumni naar hun scholingsbehoefte is in het najaar van 2003 en 2006 een nascholing farmacotherapie georganiseerd. Onder alumni wordt tweejaarlijks onderzoek gedaan over de aansluiting van de opleiding op de beroepspraktijk (vergelijk 5.1). Het werkveld wordt bij de kwaliteitszorg betrokken door evaluaties en door overleg via de werkveldadviescommissie (WAC), voorheen de veldadviesraad. Deze laatste vervult nu de rol van landelijke klankbordgroep. De WAC vergadert tweemaal per jaar en deze vergaderingen worden bijgewoond door het opleidingsmanagement. Volgens het zelfevaluatierapport zijn medewerkers redelijk tevreden over de kwaliteitszorg. Studenten worden over de uitkomsten van evaluaties geïnformeerd via blackboard en via besprekingen. Op basis van materiaalbestudering en gesprekken is het panel van mening dat de opleiding de verschillende stakeholders goed bij de kwaliteitszorg betrekt.
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerd niveau
Goed
Criteria - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding draagt zorg voor de borging van het eindniveau door de betrouwbaarheid van de beoordeling van de proeven van bekwaamheid te borgen middels twee observatoren, die tot een gewogen adviesbeoordeling komen op basis van de beoordelingscriteria. De observatoren zijn geïnstrueerd over de criteria. Bij de beoordeling van het eindgesprek worden leermeesters ingezet als externe beoordelaars. • De opleiding toetst in de proeven van bekwaamheid of de studenten de competenties hebben bereikt (selectieve toetsing). In de eindfase van de studie voeren de studenten een afstudeeronderzoek uit, dat onderdeel uitmaakt van de module Onderzoeker 2. De studenten schrijven een onderzoeksvoorstel waar zij uitvoering aan geven na goedkeuring van de docent onderzoek en de coach van de student. Het onderzoek wordt ontleend aan onderwerpen uit de praktijk van de directe patiëntenzorg waarin de nurse practitioner werkt.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
37/63
•
•
•
•
•
Het panel heeft tien afstudeeronderzoeken ingezien en oordeelt daar positief over. De vraagstellingen zijn relevant voor het werkveld en sluiten aan bij de toebedeelde eindkwalificaties. De (onderzoeks-)methoden die de studenten kiezen zijn goed en keuzes hieromtrent worden verantwoord in het verslag. Op het gebied van de beoordeling komt het panel soms tot andere oordelen dan de opleiding, soms hoger, soms lager (vergelijk 2.8). Het masterniveau is echter in voldoende mate aanwezig. De opleiding toetst door het gehele traject de eindkwalificaties. Het panel heeft tevens de studentendossiers ingezien van de studenten waarvan het ook de afstudeerwerken heeft gezien. In de verschillende proeven van bekwaamheid, zoals performanceassessments en portfolio-assessments, is de ontwikkeling en realisatie van de competenties zichtbaar. Het panel waardeert dit positief. Studenten die onlangs zijn afgestudeerd (cohort 2005 – 2007) hebben gedurende de opleiding in module-evaluaties van zes modulen positieve gemiddelde scores toebedeeld aan een aantal stellingen: de module is op het niveau van een hbo-master (4.3 op een vijfpuntsschaal), de proeve van bekwaamheid is afgestemd op de te verwerven competenties (4.2), de inhoud van de module is afgestemd op het werkveld van de master ANP (4.1) en de inhoud van de module vind ik relevant voor de beroepsuitoefening (4.2). In opdracht van de opleiding MANP Groningen is een onderzoek uitgevoerd naar Het zelfbeeld van de nurse practitioner anno 2005. Daaruit blijkt dat afgestudeerden de opleiding waarderen met het rapportcijfer 7,1. Dat komt overeen met het gemiddelde van de negen hogescholen. Werkveldvertegenwoordigers uiten tegenover het panel hun tevredenheid over de kwaliteit en het niveau van de afgestudeerden. Zij zijn goed in staat om de bedoelde handelingen van de medische specialist over te nemen. Afgestudeerden vinden dat ze door de opleiding goed op hun taken zijn voorbereid.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Goed
Criteria - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In het managementcontract van de Dean met het College van Bestuur zijn de volgende streefwaarden van de opleiding opgenomen: - aantal uitvallers: in het 1e jaar 15%, in het 2e jaar 5%; - aantal afstudeerders: 80%; - aantal staartstudenten (langer dan 2 jaren): 15%; - gemiddeld rapportcijfer opleiding: 7.5;
38/63
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
•
•
•
De feitelijke uitstroom zonder getuigschrift is voor de instroomcohorten 2004, 2005, 2006 en 2007 respectievelijk 3%, 4%, 6% en 7%. De voortijdige uitval neemt dus toe, maar is lager dan de streefwaarde. De gerealiseerde uitstroom met getuigschrift is voor de instroomcohorten 2003, 2004 en 2005 respectievelijk 81%, 75% en 79%. Dat komt ongeveer overeen met de streefwaarde van 80%. Het aantal staartstudenten is voor de cohorten 2003, 2004 en 2005 respectievelijk 11%, 11% en 17%. Deze cijfers voldoen aan de streefwaarden.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
39/63
40/63
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
Deel C: Bijlagen
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
41/63
Bijlage 1:
42/63
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
43/63
44/63
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
45/63
46/63
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
47/63
48/63
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
Panellid: De heer drs. J.B.A.M. van Bergen
Panellid: De heer dr. H.J.M. Vrijhoef
Panellid student: Mevrouw J.S.G. van Teeffelen
Deskundigheid cf. Protocol VBI’s; 22 augustus 2005
Relevante werkvelddeskundigheid
X
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
X
Onderwijsdeskundigheid
X
X
X
X
X
X
X
Studentgebonden deskundigheid Visitatiedeskundigheid
Junior panellid NQA: De heer P. van Achteren
Deskundigheden panelleden
Panellid NQA: De heer drs. L.S. van der Veen
Bijlage 2:
X
De panelleden hebben een onafhankelijkheidsverklaring ondertekend. Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden:
Panellid de heer drs. J.B.A.M. van Bergen De heer Van Bergen is ingezet vanwege zijn domeindeskundigheid op het gebied van gezondheidszorg, zijn onderwijsdeskundigheid door zijn ervaring in w.o. en het hbo in verschillende functies en zijn auditdeskundigheid, verkregen door betrokkenheid bij de visitatie van de opleiding verplegingswetenschap van de universiteit Maastricht; de visitatie van het kenniscentrum innovatie van zorgverlening aam de Hogeschool Utrecht volgens de si-quest methode. Ook heeft de heer Van Bergen talrijke proefvisitaties voorgezeten binnen de hogeschool van Arnhem en Nijmegen. De heer Van Bergen is vertrouwd met de meest recente ontwikkelingen en vertrouwd met lesgeven, enbeoordeling en toetsing op minstens het niveau van de te beoordelen opleiding van opleidingen mondhygiëne, fysiotherapie, ergotherapie, voeding en diëtetiek en de opleiding tot leraar voortgezet e onderwijs 2 graad in de verpleegkunden. Voor de opleidingen tot verpleegkundige, normaal en in de maatschappelijke gezondheidszorg, voor kaderfuncties in de gezondheidszorg, masteropleidingen advanced nursing practice en physician assistant beschikt de heer Van Bergen bovendien over relevante werkveld-deskundigheid en internationale deskundigheid op het vakgebied. Voor deze visitatie is hij aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
49/63
Opleiding: 1966 – 1972 1970 – 1972
Sociologie Universiteit van Amsterdam Studie Ziekenhuiswetenschappen Universiteit van Utrecht
Werkervaring: o.a. 1987 – 2007 Directiefuncties bij de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen en rechtsvoorgangers. Laatste functie: faculteitsdirecteur bij de faculteit gezondheid, gedrag en maatschappij. Voorzitter sectoraal adviescollege hgzo van de HBO-raad 1992 – 2007 bestuursfuncties in de gezondheidszorg. Lid van adviescommissies t.b.v. de overheid. Auteur op gebied van gezondheidszorg.
Panellid de heer dr. H.J.M. Vrijhoef De heer Vrijhoef is ingezet als panellid vanwege zijn onderwijsdeskundigheid en zijn vakdeskundigheid op het gebied van Verpleegkunde, Gezondheidszorg en Zorgonderwijs. Hij speelt en speelde een prominente rol bij diverse ontwikkelingen van de faculteit Gezondheidszorg van de Universiteit van Maastricht. De heer Vrijhoef begeleidt en begeleidde vele studenten en verzorgt workshops voor deskundigen in het werkveld. Hij geeft gastcolleges, zowel op Nederlandse als op buitenlandse universiteiten, waardoor hij tevens over internationale deskundigheid beschikt. De heer Vrijhoef heeft uit opleiding en werkervaring kennis van de accreditatiesystematiek. Voor deze visitatie is de heer Vrijhoef aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1990 – 1995
Beleid en Management Gezondheidszorg, Erasmus Universiteit Rotterdam, inclusief deelname aan een uitwisselingsprogramma met het Royal College of Surgeons, Dublin, Ierland (1995) Juli 1996 Zomercursus aan de Universiteit van Kuopio, Finland 1996 – 2000 Postdoctorale opleiding aan de Nederlandse opleiding voor primair zorgonderzoek. Onderwerpen: zorgkwaliteit, gezondheidszorg-technologiebepaling, statistiek voor gevorderden, onderzoeksmethoden. 1996 – 2000 Promotie, dissertatieonderwerp: “Effect evaluation of substituting physicians for nurses in the care for chronically ill” aan de Medische faculteit van de Universiteit Maastricht., 2005 – heden Diverse cursussen: Projectmanagement, Ziekte-absentiebeheersing, het schrijven van een beleidsplan Werkervaring: 1996 – 2000 Promotie-onderzoek 2000 – 2003 Post-doc onderzoeker en begeleider van een promotiestudent (promoveerde cum laude) 2003 – 2008 Assistent professor, afdeling Verpleging en zorg, Universiteit Maastricht. Programmacoördinator Master Advanced Clinical Nurse Specialist (geaccrediteerd door de NVAO) 2003 – 2006 Senior onderzoeker afdeling geïntegreerde zorg, academisch ziekenhuis Maastricht (part-time) 2008 – heden Associate professor, afdeling Health Care & Nursing Sciences, Universiteit Maastricht (part-time)
50/63
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
2006 – heden Directeur Onderzoek, afdeling geïntegreerde zorg, academisch ziekenhuis Maastricht (part-time) Programmaleider onderzoeksprogramma herontwerp gezondheidszorg, onderzoekssschool Caphri. Initiator en programmadirecteur Master ‘Health Services Innovation’, Programmadirecteur bachelor Zorgwetenschappen Onderwijservaring: 2001 – heden Supervisor van vijf promotiestudenten en diverse onderzoeksassistenten, Supervisor bij scripties van meer dan 40 masterstudenten 2004 – heden Collegegever Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen, Universiteit Maastricht 2004 – 2006 Gastcolleges aan de Humboldt Universität Berlin Masterstudenten Verplegingswetenschap 2005 Directeur ontwikkeling van de Masteropleiding Advanced Clinical Nurse Specialist (geaccrediteerd door de NVAO) 2005 – 2007 Gastcolleges aan de Universiteit Utrecht voor Masterstudenten Verplegingswetenschap 2005 – 2007 Programmadirecteur Master Zorgwetenschappen. Cursuscoördinator Zorg in een multidisciplinaire context . 2005 – heden Programmadirecteur bachelor Zorgwetenschappen Cursuscoördinator Innovatieve zorg, Lid planningsgroep cursus Kwaliteit en professionaliteit Trainer ‘Schrijven van een literatuurstudie’, Docent Honoursprogramma Gezondheidswetenschappen Docent Capita Selecta Master programma’s Gezondheidswetenschappen Docent cursus Zorgbekwaamheid 2006 Workshop Kritisch lezen van wetenschappelijke teksten voor verpleegkundigen van Catharina Ziekenhuis Eindhoven alsook voor 250 diabetesverpleegkundigen in Nederland. 2007 – heden Lid College Specialismen Verpleegkunde (V&VN). 2007 – heden Initiator, programmadirecteur en universitair hoofddocent Master Health Services Innovation
Panellid student: mevrouw J.S.G. van Teeffelen-Selten Mevrouw Van Teeffelen is ingezet als panellid student. Zij is laatstejaars duaalstudent master Advanced Nursing Practice aan een andere hogeschool en werkt als nurse practitioner i.o. bij een huisartsenpraktijk. Daarnaast geeft zij voor haar eigen bedrijf trainingen voor ehbo aan BHV en aanverwante trainingen. Mevrouw Van Teeffelen beschikt over studentgebonden deskundigheden met betrekking tot de studielast, de onderwijsaanpak, de voorzieningen en de kwaliteitszorg bij masteropleidingen in de gezondheidszorg. Zij heeft ervaring als studentpanellid van haar hogeschool bij een visitatie. Voor deze visitatie is mevrouw Van Teeffelen aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1967 – 1970 1970 1990 en later 1993 2003 2003 2006
Opleiding A verpleegkundige CCU opleiding Docentenopleiding EHBO, BLS, ALS, PBLS Opleiding spoedeisende hulp verpleegkundige SOSA opleiding meldkamerambulance verpl. TNCC opleiding Start MANP
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
51/63
Werkervaring: 1970 – 1974 1979 – 2007 1979 – 1994 1998 – 2004 2007 – heden
SEH/nachthoofd zhs Veghel Seh verpleegkundige (part-time) Ambulance verpleegkundige (part-time) Meldkamerambulance verpleegkundige NP i.o. in huisartsenpraktijk.
Panellid NQA de heer drs. L.S. van der Veen De heer Van der Veen is ingezet als NQA-auditor. De heer Van der Veen heeft vele jaren ervaring met visiteren in het hoger onderwijs en heeft auditdeskundigheid op grond van deze werkervaring en op grond van auditcursussen gevolgd bij Lloyd’s. Opleiding: 1971 – 1980 1993 – 1997 Cursussen: 1988 – 2003
Sociale Wetenschappen, doctoraal Andragogie, Rijksuniversiteit Groningen Filosofie, Universiteit Utrecht
Diverse opleidingen en cursussen op het gebied van onderwijs, auditing, management en organisatie, informatica.
Werkervaring: 1976 – 1977 1978 – 1979 1979 – 1980 1980 – 1983
RUG: studentassistent Pedagogische en Andragogische Wetenschappen RUG: studentassistent Interdisciplinaire Onderwijskunde Gemeente Hoevelaken: beleidsmedewerker Provincie Zeeland: projectleider provinciaal samenwerkingsproject kunstzinnige vorming en amateuristische kunstbeoefening 1983 – 1985 Landelijk Ondersteuningsinstituut Kunstzinnige Vorming: projectmedewerker PABO 1986 – 1990 Zeeuws Steunpunt Volwasseneneducatie: adviseur educatie en organisatie 1991 – 1994 Regionaal Educatief Centrum Zeeuwsch-Vlaanderen: adviseur educatie en organisatie 1995 – 1997 Regionaal Opleidingencentrum Westerschelde: stafmedewerker 2000 – 2003 HBO-raad: beleidsmedewerker kwaliteitszorg 2004 – heden NQA: auditor, accountmanager
Panellid NQA de heer P. van Achteren Panellid de heer Van Achteren heeft in 2006 de opleiding Sociaal Juridische Dienstverlening aan de Hogeschool van Utrecht afgerond. Daarna heeft hij onderwijskunde en politicologie gestudeerd. Sinds 2008 is de heer Van Achteren werkzaam als junior auditor bij NQA. Hij heeft ervaring met verschillende visitaties in uiteenlopende sectoren van het hbo. Opleiding: 1995 – 1999 1999 – 2001 2001 – 2002 2002 – 2006 2006 – heden
52/63
Mavo Havo Management, Economie en Recht Sociaal Juridische Dienstverlening Onderwijskunde
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
Werkervaring: 2004 – 2005 Tweede Kamerfractie D66 2004 – 2008 Voorzitter opleidingscommissie SJD 2008 – heden NQA, junior auditor
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
53/63
Bijlage 3:
Tijdstip
Bezoekprogramma
Lokaal
08.30- 11.00 B0.6
Programmaonderdeel
11.00–11.45 B0.6
Ontvangst Materiaalbestudering Intern overleg panel Gesprek met het managementteam
11.45–12.15 B0.6
Gesprek met studenten jaar I
12.15–12.45 B0.6
Gesprek met studenten jaar II
Deelnemers
Mw. J. Bijma Dean Academie voor Verpleegkunde Mw. drs. E. Albersnagel-Thijssen Opleidingsmanager MANP Mw. drs. J. Dikkers Programmamanager MANP Dhr. H. Boonman, NP i.o., Verpleeghuis Cordaan te Amsterdam Voortgezette opleiding Ziekenverzorgende + assessment Mw. M. Bouma, NP i.o., Scheperziekenhuis, Polikliniek Interne geneeskunde te Emmen Docentenopleiding Verpleegkunde Mw. W. Tuinier, NP i.o., UMC, Medische Oncologie te Groningen HBO-Verpleegkunde Dhr. G. Wolters, NP i.o., VNN/Lentis, team BinG te Groningen Inservice opleiding + assessment Dhr. P. van Zuidam, NP i.o., Meerkanten, Kinder & Jeugdpsyciatrie te Lelystad Post HBO SPV-opleiding Mw. J. van den Berg, NP i.o., Gezondheidscentrum Vathorst te Hooglanderveen Seniorenscholing Kinderverpleegkunde + assessment Mw I. Dales, NP i.o., Delfzicht Ziekenhuis, Maatschap Internisten te Delfzijl Lerarenopleiding Verpleegkunde 2e graads Mw. A. Klungel, NP i.o., UMC, Cardiologie te Groningen HBO-Verpleegkunde Dhr. J. Kraak, NP i.o., Martiniziekenhuis, Interne Geneeskunde te Groningen Opleiding A- en B-verpleegkundige + assessment Mw. M. Kuilder, NP i.o., Scheperziekenhuis, Poli Oncologie te Emmen Inservice opleiding + assessment
12.45–13.30 Lunch visitatiepanel
54/63
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
Tijdstip
Lokaal
13.30–14.00 B0.6
14.00–14.45 B0.6
Programmaonderdeel
Deelnemers
Dhr. drs. H. Pijlman Voorzitter CvB Hanzehogeschool Mw. J. Bijma + Rondleiding (parallel) Dean Academie voor Verpleegkunde Gesprek met werkveldvertegenwoordigers, WAC Dhr. Prof. dr. J. Kuks alumni en leermeesters Hoogleraar onderwijs in de medische wetenschappen/klinisch neuroloog UMC te Groningen Mw. drs. A. Acampo Lid Raad van bestuur Martini Ziekenhuis te Groningen Gesprek met het CvB
Alumni Mw. A. Prozée, 2000-2002 Oncologie UMC te Groningen Mw. A. Persyn, 2005-2007 Pijnservice Nij Smellinghe te Drachten Mw. J. Siemons, 2005-2007 Huisartsenpraktijk te Coevorden Leermeesters Dhr. dr. J. Brügemann, Cardioloog UMC te Groningen Dhr. drs. J. van Oven, GGZ Drenthe, Sociaal geriater te Assen 14.45–15.30 B0.6
Gesprek met docenten
15.30–17.00 Intern overleg visitatiepanel Materiaalbestudering Eventueel extra gesprekken 17.00–17.30 B0.6 Tweede gesprek managementteam
Dhr. drs. J. de Boer Docent communicator Dhr. dr. K. Reenders Docent Klinisch expert-2 Dhr. dr. G. Jansen Docent onderzoeksmethodiek, modulecoördinator Mw. M. Rave-Stegenga, MANP Docent training lichamelijk onderzoek, modulecoördinator, coach
Mw. J. Bijma Dean Academie voor Verpleegkunde Mw. drs. E. Albersnagel-Thijssen Opleidingsmanager MANP Mw. drs. J. Dikkers Programmamanager MANP
17.30–18.00 Afrondend overleg panel
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
55/63
56/63
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
Bijlage 4:
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
Geraadpleegde literatuur en bronnen voor visitatie (1 t/m 72), uit Zelfevaluatierapport Behandelen met zorg 2008. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21.
Adviesnota Ervaren studielast. Bakker, A.J.J., Kort-de Vries A.C. (2003). Groningen: Hanze Service, MANP. Algemeen competentieprofiel Verpleegkundig Specialist (2007). Utrecht: V&VN. Alumnibeleid MANP (2001). Hanzehogeschool Groningen, MANP. De arts van straks, een nieuw medisch opleidingscontinuüm (2002). Utrecht: KNMG e.a. De arbeidsmarkt voor Nurse Practitioners en Physician Assistants (2007). Peters F., Koenraadt G., Schuit H. Nijmegen: Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt. Auditrapport Master Advanced Nursing Practice (mei 2007). Hanzehogeschool Groningen, Academie voor Verpleegkunde. Are some of the callenging aspects of the CanMEDS roles valid outside Canada? (2006). Ringsted C. e.a. Medical Education 2006; 40: 807-815. Communicatieplan MANP (2006). Groningen: HanzeConnect, MANP. Competenties Huisartsenzorg (2007). Werkgroep Nurse Practitioners Huisartsenzorg. Concept document. Competenties indiceren voorbehouden handelingen PA en VS (2007) Utrecht: LEVV. Enquête werkgevers/leermeesters (2007). Hanzehogeschool Groningen, MANP. Evaluatie Wet BIG (2002). Den Haag: ZonMW. Expertise van huisarts (1994). Hobus, P., Maastricht: Universiteit. Financieel overzicht DVO 2006-2007 (2007). Hanzehogeschool Groningen, MANP. Handleiding leren in de praktijk (2007). Hanzehogeschool Groningen, MANP. Handleiding Modulecoördinator (2007). Hanzehogeschool Groningen, MANP. HG HRM-beleid (2006). Hanzehogeschool Groningen, Dienst OSZ. HG-kader Onderwijsprogrammering. Hanzehogeschool Groningen, Dienst OSZ. HG-site rendementsgegevens. Hanzehogeschool Groningen, Stafbureau FEZ. HG-kader Studieloopbaanbegeleiding. Hanzehogeschool Groningen, Dienst OSZ. HG-kader Toetsbeleid. Hanzehogeschool Groningen, Dienst OSZ.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
57/63
22. 23. 24. 25. 26. 27. 28.
29. 30.
31. 32. 33. 34. 35. 36. 37. 38.
39. 40. 41. 42.
58/63
Internationale Classificatie van het menselijk functioneren (2002). Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. Kwaliteitszorgplan Verpleegkunde en MANP (2007). Hanzehogeschool Groningen, Academie voor Verpleegkunde, MANP. Landelijk assessment (2007). Concept document. Landelijk Opleidingenoverleg MANP en MPA. Leerarbeidsovereenkomst (2007). Hanzehogeschool Groningen, MANP. Leermeestertraining (2007). Hanzehogeschool Groningen, MANP. Leerplan G2010, blauwdruk herziening curriculum Geneeskunde, Groningen (2002). Groningen: Rijksuniversiteit Groningen. Leerstijlen en sturen van leerprocessen in het hoger onderwijs. Naar procesgerichte instructie in zelfstandig denken (1992). Vermunt, J.D.H.M., Amsterdam: Swets& Zeitlinger. Managementcontract (2007). Hanzehogeschool Groningen, MANP. MeerjarenPersoneelsPlan “Inspirerend werken”, Master Advanced Nursing Practice 2007-2010 (2007). Hanzehogeschool Groningen, MANP. MeerjarenPersoneelsPlan “Happy & Healty”, Academie voor Verpleegkunde 2006-2010 (2006). Hanzehogeschool Groningen, Academie voor Verpleegkunde. Moduleevaluaties en evaluatieverslagen (2005-2007 en 2006-2008). Hanzehogeschool Groningen, MANP. Modulehandleiding Klinisch expert-1 (2007). Hanzehogeschool Groningen, MANP. Modulehandleiding Klinisch expert-3 (2007). Hanzehogeschool Groningen, MANP. Modulehandleiding Klinisch expert-4 (2007). Hanzehogeschool Groningen, MANP. Modulehandleiding Onderzoeker-1 (2007). Hanzehogeschool Groningen, MANP. Modulehandleiding Onderzoeker-2 (2007). Hanzehogeschool Groningen, MANP. 'Nurse practitioner' even bekwaam als assistent-geneeskundige voor de behandeling van stabiele patiënten na een recent myocardinfarct, maar met meer tevredenheid bij patiënten (2006). Broers C.J.M, Smulders J, Ploeg T.J van der, et al. Nederlands Tijdschrift Geneeskunde 2006; 150(46):2544-8). Nursing Research: principles and methods (2003). Polit, D.F., Beck C.T. 7e druk. Philadelphia: Lippincott. NQA Protocol, HBO-Masteropleidng (2007). Utrecht: Netherlands Quality Agency OpleidingsJaarPlan SAVK (2007). Hanzehogeschool Groningen, Academie voor Verpleegkunde. Onderwijs als opdracht: overwegingen en praktische suggesties voor een ontschoolsing van het hoger onderwijs (2002). Bie, de D., Gerritse, J.J. Houten/Diegem: Bohn Stafleu van Loghum.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
43. 44.
45.
46. 47. 48. 49. 50. 51. 52. 53. 54. 55. 56. 57. 58.
59. 60. 61.
62. 63.
Opleidingsmeerjarenplan SAVK (2007). Hanzehogeschool Groningen, Academie voor Verpleegkunde. Ouderenzorg vereist een integrale visie en opleiding Ouderenzorg (2007). Graas de T, Slaets J, Schildkamp H, Braak ter G, Schuylenburg van L, Albersnagel-Thijssen E.P.L, Concept document. Werkgroep geriatrische scholing: Evean/Menzis/UMCG. Peiling van de aantrekkelijkheid van het beroep onder het Panel Verpleegkundigen & Verzorgenden (2007). Tijdschrift voor Verpleegkundigen. Personeelstevredenheidsonderzoek MANP (2007). Hanzehogeschool Groningen, MANP. Portfolio assessment (2007). Hanzehogeschool Groningen, MANP. Positie van de hbo-verpleegkundige binnen de algemene ziekenhuizen (2007). Taminiau F, Boer den P., Sectorfondsen Zorg en Welzijn. Professionals in de gezondheidszorg (1999). Zoetermeer: Raad voor de Volksgezondheid. Projectplan positionering MANP in de Academie voor Verpleegkunde (2008, in voorbereiding) Hanzehogeschool Groningen, Academie voor Verpleegkunde. Realisatie DVO (2006-2007). Hanzehogeschool Groningen, MANP. Specifieke competenties in de Ouderenzorg (2007). Concept document Werkgroep geriatrische scholing. Groningen: UMCG Wenckebach Instituut. Studieloopbaanbegeleidingsformulier (2007) Hanzehogeschool Groningen, MANP. Taakherschikking blijkt positief voor de kwaliteit van zorg (2007). Den Haag: Inspectie voor de Volksgezondheid. Taak- en Formatieplan MANP (2007). Hanzehogeschool Groningen, MANP. Taakherschikking in de gezondheidszorg (2002). Zoetermeer: Raad voor de Volksgezondheid en Zorg. Taak-urenoverzichten van docenten (2007). Hanzehogeschool Groningen, MANP. “Te doen of niet te doen”: Advies voor de studeerbaarheid van onderwijsprogramma’s in het hoger onderwijs (1992). Wijnen, van W.H.F.W. Den Haag: Ministerie van Onderwijs Wetenschappen & Cultuur. Toetsbeleid MANP (2007). Hanzehogeschool Groningen, MANP. Toetsingsrapport MANP Groningen (2003). Den Haag: NVAO. Een trainingsblauwdruk voor het leren van complexe cognitieve vaardigheden: het 4C/ID model. Croock de M.B.M, Merriënboer van J.J.G. (2002). Heerlen: Onderwijstechnologisch Expertisecentrum Open Universiteit Nederland. Valideringsrapport (1999). Den Haag: Dutch Validation Council. Verpleegkundige toekomst in goede banen, samenhang en samenspel in de beroepsuitoefening (2006). Utrecht: VBOC – AVVV (nu V&VN).
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
59/63
64. 65.
66. 67. 68. 69. 70. 71. 72.
60/63
Verslagen van bijeenkomsten in het kader van deskundigheidsbevordering. Hanzehogeschool Groningen, MANP. Verslagen diverse bijeenkomsten met alumni, WAC, OC, Adviesraad, leermeesters, landelijke klankbordgroep. Hanzehogeschool Groningen, MANP. Verslagen HBO-raad. Den Haag: HBO-raad. Verslagen Landelijk opleidingenoverleg en platform MANP en MPA. Verslagen veldraadpleging over Competentieprofiel Verpleegkundig Specialist door VBOC (2007) Zelfbeeld van nurse practitioners anno 2005 (2005). Hanzehogeschool Groningen, MANP. Zelfbeeld van nurse practitioners anno 2007 (2008). In voorbereiding. Hanzehogeschool Groningen, MANP. Zelfevaluatierapport MANP (2003). Hanzehogeschool Groningen, MANP. De zorg van morgen, flexibiliteit & samenhang. Advies van de commissie implementatie Opleidingscontinuüm en Taakherschikking, deel 1 en 2 (2003). Den Haag: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
Toegevoegde documenten Onderbouwing van de behoefte aan PA’s en NP’s Onderzoeksvoorstel en offerte, H. Schuit en F. Peters. Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt, 23 november 2007. Verpleegkundige Innovatie & Positionering Aanvraag in het kader van de toekenningsregeling voor de aanvragen van lectoraten en kenniskringen van de Stichting Kennisontwikkeling HBO. Hanzehogeschool Groningen, 14 mei 2007. Nurse Practitioner en Physician Assistant: positionering en opleiding LSJ Medisch Projectbureau, oktober 2005. Kopstukken 6 Advanced Nursing Practice De zesde groep Masters of Arts, Afstudeerprojecten 2004. Kopstukken Advanced Nursing Practice De eerste Masters of Arts, Symposium en diplomering. Kopstukken 7 Advanced Nursing Practice De zevende groep Masters, Afstudeerprojecten 2005. Advanced Nursing Practice en Physician Assistant Hbo-masteropleidingen in de gezondheidszorg. Uitgave HBO-raad, Den Haag. Postacademisch onderwijs Farmacotherapie, Master Advanced Nursing Practice HanzeConnect/Hanzehogeschool Groningen, programma 2006.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
61/63
Bijlage 5:
Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
De zeven beroepsrollen en kerncompetenties Rollen Kerncompetenties De nurse practitioners dienen over de volgende vaardigheden te beschikken Klinisch expert 1. doelmatig te functioneren als klinisch expert, waarbij alle CanMEDS-rollen worden gecombineerd om optimale, ethische en patiëntgerichte zorg te verlenen; 2. de klinische kennis, vaardigheden en attitudes die relevant zijn voor de beroepsuitoefening te verwerven en op peil te houden; 3. een volledig en relevant patiëntenonderzoek uit te voeren; 4. preventieve en therapeutische interventies doelmatig uit te voeren; 5. op deskundige wijze de juiste procedurele vaardigheden toe te passen, zowel diagnostisch als therapeutisch; 6. waar nodig advies te vragen van andere zorgprofessionals, waarbij ze de grenzen van de eigen deskundigheid onderkennen. Communicator 1. een vertrouwelijke en ethisch-therapeutische verstandhouding op te bouwen met patiënten en hun familieleden; 2. relevante gegevens en inzichten te verkrijgen van patiënten, hun familieleden, collega’s en andere professionals en deze tot een zinvol geheel samen te voegen; 3. accurate en relevante gegevens en inzichten mee te delen aan patiënten, hun familieleden, collega’s en andere professionals; 4. samen met patiënten, hun familieleden, collega’s en andere professionals een visie te ontwikkelen op vraagstukken, problemen en plannen om te komen tot een breed gedragen zorgplan; 5. doelmatig mondeling en schriftelijk te communiceren over een medisch consult. Teamwerker 1. effectief samen te werken in een interprofessioneel zorgteam; 2. effectief samen te werken met andere zorgprofessionals om interprofessionele conflicten te voorkomen, te bespreken en op te lossen. Manager
1. 2. 3. 4.
62/63
deel te nemen aan activiteiten die een bijdrage leveren aan de doelmatigheid van de zorgorganisaties en systemen waarvan zij deel uitmaken; hun werk en carrière doelmatig te managen; de beperkte middelen binnen de gezondheidszorg adequaat te verdelen; waar nodig administratieve en leiderschapstaken op zich te nemen.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
Rollen
Belangenbehartiger
Onderzoeker
Kerncompetenties De nurse practitioners dienen over de volgende vaardigheden te beschikken 1. in te spelen op de gezondheidsbehoeften van individuele patiënten als onderdeel van de patiëntenzorg; 2. in te spelen op de gezondheidsbehoeften van de gemeenschappen waarin zij werken; 3. de gezondheidsdeterminanten van de gemeenschappen waarin zij werken te onderkennen; 4. de gezondheid van individuele patiënten, gemeenschappen en bevolkingsgroepen te bevorderen. 1. 2. 3. 4.
Professional
1. 2. 3.
de kwaliteit van hun werk op peil te houden en te verbeteren door voortdurend te blijven leren; informatie en de bronnen daarvan kritisch te beschouwen en op de juiste wijze toe te passen in hun werk; waar nodig het leren van patiënten, hun familieleden, studenten, co-assistenten, andere zorgprofessionals, het publiek en anderen te faciliteren; bij te dragen aan de vorming, verspreiding, toepassing en vertaling van nieuwe medische kennis en procedures. blijk te geven van hun toewijding aan hun patiënten, het beroep en de maatschappij door een ethische beroepsuitoefening; blijk te geven van hun toewijding aan hun patiënten, het beroep en de maatschappij door deel te nemen aan zelfregulering; blijk te geven van hun toewijding aan de gezondheid van de nurse practitioner en een duurzame beroepsuitoefening.
© NQA - visitatie Hanzehogeschool Groningen, opleiding Master Advanced Nursing Practice (duaal)
63/63