Handreiking ‘decentralisatie BG’ zorgaanbieders AWBZ
In opdracht van het transitiebureau van het ministerie van VWS en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG)
Enschede, 1 september 2011 SS/11/2581/ovhab drs. Wibout Dragt drs. Sylvia Schutte
Inhoudsopgave 1. Inleiding ....................................................................................... 3
2. Inventarisatie en analyse (oktober 2011 – januari 2012)...................... 7 2.1 2.2 2.3 2.4
Feitenanalyse ........................................................................ 7 Start dialoog ......................................................................... 8 Inhoud van de dialoog .............................................................. 9 Houding in de dialoog .............................................................10
3. Strategiebepaling (januari 2012 – mei 2012) ...................................12 3.1 Keuze................................................................................12 3.2 Positie................................................................................13
4. Voorbereiding op subsidiering/inkoop (mei 2012 – juli 2012) ...............15 4.1 Specificatie .........................................................................15
5. Realisatieafspraken en implementatie (juli 2012 – januari 2013) ..........17 5.1 Aanbod...............................................................................17 5.2 Contractering en implementatie ................................................18
Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage
1. 2. 3. 4. 5. 6.
Feitenanalyse.....................................................................19 Introductie gemeentelijke organisatie .......................................21 Strategiebepaling ................................................................24 Mogelijke partners en samenwerking.........................................25 Inzicht in de Wmo wet door gemeenten .....................................27 Interne communicatie en besluitvorming ....................................30
Opmerkingen vooraf In dit stappenplan worden diverse data1 genoemd voor (uiterste) besluitvormingsmomenten. De voorbereiding om te komen tot die besluitvormingsmomenten vindt uiteraard eerder plaats. Houdt daar rekening mee in de planning van de activiteiten! Door BMC is een vergelijkbaar stappenplan gemaakt voor het traject dat gemeenten moeten doorlopen. De tijdlijnen in beide stappenplannen zijn onderling op elkaar afgestemd en sluiten op elkaar aan. Kijk voor actuele info op de website www.invoeringwmo.nl/begeleiding Aan de inhoud van deze handreiking kunnen geen rechten worden ontleend!
1 Hierbij is uitgegaan van de afspraken zoals die momenteel (situatie 1 september 2011) gelden, namelijk de eerste tranche van de decentralisatie per 1 januari 2013.
SS/11/2581/ovhab
1 september 2011
© bureau HHM
Pagina 2 van 31
1. Inleiding Per 1 januari 2013 vervalt de aanspraak ‘begeleiding’ op grond van de AWBZ voor nieuwe cliënten. Over de exacte uitwerking van deze wettelijke maatregel wordt nagedacht. De hoofdlijn is helder: inwoners van een gemeente met een begeleidingsbehoefte kunnen een beroep doen op ondersteuning door hun gemeente. Zorgaanbieders die ‘begeleiding’ op grond van de AWBZ leveren, krijgen vanaf 1 januari 2013 geen nieuwe cliënten meer toegewezen door het zorgkantoor. Vanaf dat moment moeten zij hiervoor afspraken hebben met gemeenten. De cliënten die zij op dat moment in zorg hebben kunnen ze in 2013 begeleiding blijven bieden op grond van de AWBZ (tenzij hun indicatie wijzigt). Na 1 januari 2014 gaat ook dit deel over naar de Wmo. De begeleiding moet vanaf dan geboden worden op grond van de Wmo. In onderstaand schema geven we bovenstaande informatie beknopt weer.
Wettelijk tijdpad
Korte omschrijving decentralisatie van AWBZ naar Wmo
De Wmo geeft de gemeente de regie
Vanaf 1 januari 2013
Nieuwe cliënten met een begeleidingsbehoefte kunnen een beroep doen op de Wmo.
Voor inwoners die voor het eerst begeleiding nodig hebben geldt de Wmo. Aanbieders die aan deze cliënten begeleidings-(activiteiten) willen bieden, dienen contractafspraken te hebben met gemeenten voor de financiering daarvan. De voorwaarden en de bepalingen van het lokale Wmo beleid zijn van kracht.
Huidige cliënten waarvan de bestaande AWBZbegeleiding in 2013 wijzigt kunnen een beroep doen op de Wmo.
Inwoners waarvan de begeleiding op grond van de AWBZ in 2013 afloopt/verandert, kunnen eveneens een beroep doen op de Wmo. Aanbieders die hen begeleidings(activiteiten) boden en dat willen blijven doen, dienen contractafspraken te hebben met gemeenten voor de financiering daarvan. Het gaat om de gemeenten waar deze cliënten woonachtig zijn. De voorwaarden en de bepalingen van het lokale Wmo beleid zijn van kracht.
Huidige cliënten waarvan de bestaande AWBZbegeleiding in 2014 en verder doorloopt kunnen een beroep doen op de Wmo.
Voor alle inwoners die begeleiding ontvangen op grond van de AWBZ, geldt dat vanaf 2014 een beroep gedaan kan worden op de Wmo. De aanbieders die deze begeleidings(activiteiten) boden en dat willen blijven doen, dienen contractafspraken te hebben met gemeenten voor de financiering daarvan. Het gaat om de gemeenten waar de cliënten woonachtig zijn. De voorwaarden en de bepalingen van het lokale Wmo beleid worden dan van kracht.
In het jaar 2013
Vanaf 1 januari 2014
Om gemeenten en zorgaanbieders te ondersteunen bij de voorbereidingen op de decentralisatie van de extramurale begeleiding naar de Wmo, ziet u hieronder een pijlenschema. In dit pijlenschema staan, aan de hand van een tijdsbalk, de stappen aangegeven die u als gemeente of aanbieder moet zetten om op 1 januari 2013 klaar te zijn voor de decentralisatie van begeleiding naar de Wmo.
SS/11/2581/ovhab
1 september 2011
© bureau HHM
Pagina 3 van 31
De uitleg in dit stappenplan is geen allesomvattend overzicht van wat u moet doen, maar is bedoelt als hulpmiddel bij het bepalen van uw strategie en keuzes in aanloop naar de decentralisatie. Aan de inhoud van de teksten kunnen dan ook geen rechten worden ontleend.
SS/11/2581/ovhab
1 september 2011
© bureau HHM
Pagina 4 van 31
Deze tijdlijn bevat de inhoudelijke stappen die de gemeente moet zetten (paarse blokken) en waarover de gemeente besluiten dient te nemen (oranje blokken), de inhoudelijke voorbereidingen door zorgaanbieders (blauwe blokken) en de onderwerpen waarover zorgaanbieder besluiten dienen te nemen (groene bokken). Deze notitie gaat vooral over de onderste helft van het schema. SS/11/2581/ovhab
1 september 2011
© bureau HHM
Pagina 5 van 31
Deze handreiking beschrijft in vier hoofdstukken de zeven concrete stappen in het proces van voorbereiding op de decentralisatie voor zorgaanbieders (de hoofdstukken corresponderen met de fasering in de tijdlijn; de stappen corresponderen met de activiteiten in de tijdlijn). Op verschillende momenten verwijzen we naar relevante bijlagen (1 tot en met 6). Het overleg met de Raad van Toezicht, de Ondernemingsraad en de Cliëntenraad is uitgewerkt in bijlage 6. Zorgaanbieders kunnen hiermee hun strategie bepalen en keuzes maken in relatie tot de begeleiding die zij onder de Wmo willen en kunnen bieden. Bij de voorbereiding op decentralisatie is het onderscheid tussen de startdatum 1 januari 2013 (nieuwe cliënten) en 1 januari 2014 (bestaande cliënten) van belang voor de omvang en inhoud van het contract. In de beleidsvoorbereiding is het echter goed om in de aanloop naar 2013 de huidige cliëntpopulatie te betrekken. Gemeenten zullen vanaf 2014 ‘beide’ groepen in hun Wmo- beleid een plek willen geven.
SS/11/2581/ovhab
1 september 2011
© bureau HHM
Pagina 6 van 31
2. Inventarisatie en analyse (oktober 2011 – januari 2012) 2.1 Feitenanalyse De eerste stap in de voorbereiding op de decentralisatie is het vaststellen van de feiten. Dit dient twee doelen: • inzicht krijgen in de (mogelijke) impact op uw eigen organisatie; • verzamelen van gegevens voor het gesprek met de gemeente(n). Hieronder staan vragen die belangrijk kunnen zijn bij het maken van een feitenanalyse. Over de betrokken cliënten/inwoners: • Welke cliënten binnen uw organisatie ontvangen nu zorg die (deels) met een indicatie voor extramurale begeleiding wordt gefinancierd? • Hoe verhouden deze aantallen zich ten opzichte van overige cliënten binnen uw organisatie? • Wat is de omvang van de extramurale begeleiding die wordt geboden? • Hoe verhoudt deze omvang zich ten opzichte van overige zorg die wordt geboden? • Wat is de duur van de extramurale begeleiding? • Welk karakter kent deze extramurale begeleiding (eenvoudig, complex)? • Welke andere zorg consumeren deze cliënten vanuit de AWBZ? • Welke andere diensten betrekken deze cliënten van de gemeente of op grond van andere wettelijke regelingen (Zvw, Justitie)? In hoeverre maken cliënten bijvoorbeeld onderdeel uit van ketens met andere Wmo-voorzieningen (bijvoorbeeld ketenzorg dementie)? • Wat is de gemiddelde instroom in een jaar? Wat zijn trends hierin? Over de locatie(s)/ het werkgebied/ betreffende gemeenten: Welke locaties/afdelingen bieden extramurale begeleiding? • Hoe verhoudt dit zich tot de rest van uw organisatie? • Wat is de postcode en de woonplaats van cliënten die op de locaties extramurale begeleiding ontvangen? • Om hoeveel cliënten gaat het per gemeente? •
Over de financiën en het personeel: • Welk deel van uw budget is hiermee gemoeid? • In welke mate raakt dit budget de rest van uw organisatie (bijvoorbeeld de intramurale capaciteit)? • Welk type professionals levert de extramurale begeleiding (als onderdeel van hun werk)? • Welke ondersteunende- en besturende functies zijn betrokken bij de levering van de extramurale begeleiding? In bijlage 1 vindt u items die geschikt zijn om in een data-analyse te verzamelen, om de antwoorden op de feitenvragen te beantwoorden. Door het verzamelen van deze gegevens ontstaat inzicht dat het mogelijk maakt te bepalen wat de gevolgen zijn voor uw organisatie en de verschillende locaties, voor cliënten, personeel en voor mogelijke vastgoedvraagstukken. Dit inzicht levert een bijdrage aan uw strategiebepaling voor de komende jaren (zie de volgende stap: strategie en visie). SS/11/2581/ovhab
1 september 2011
© bureau HHM
Pagina 7 van 31
Externe omgeving: ● Welke andere aanbieders zijn er in uw werkgebied? Denk daarbij niet alleen aan AWBZ-aanbieders, maar ook aan gemeentelijke aanbieders? ● Welke gemeenten zijn er in uw werkgebied? Samenvatting stap 1: feitenanalyse Aanpak: ● Aanleggen van een gegevensset over cliënten die begeleiding ontvangen. ● Vertaling van de huidige cliëntengroep naar een prognose voor de groep van 2013. ● Inventarisatie overige aanbieders en gemeenten in het werkgebied. Resultaat: ● Inzicht in potentiële cliënten en type begeleiding per gemeente/locatie. ● Inzicht in andere diensten die potentiële cliënten betrekken van de gemeente of op grond van andere wettelijke regelingen. ● Inzicht in de potentiële organisatorische consequenties (financieel/personeel et cetera). ● Eerste globaal inzicht in uw omgeving.
2.2 Start dialoog De tweede stap in de voorbereiding op decentralisatie is het aangaan van een dialoog met de gemeenten zodat u: ● kunt kennismaken; ● een beeld kunt krijgen van de wederzijdse perspectieven; ● kunt verkennen op welke manier deze bij elkaar (kunnen) komen. Voor het aangaan van de dialoog en het onderhouden van de dialoog geven we een aantal tips over: ● organisatie van de dialoog; ● inhoud; ● houding. De dialoog Bepaal met welke gemeenten u wilt praten, de feitenanalyse kan hierbij helpen, houdt rekening met zaken als de geografische ligging van vastgoed en de woonplaats van uw cliënten. Uiteindelijk zult u een keuze maken of u met alle gemeenten of met kerngemeenten in gesprek gaat. Bedenk hierbij dat het beter is een gesprek te veel aan te gaan dan te weinig. Zeker in deze voorfase van de voorbereiding op de decentralisatie. U moet weten wie benaderd moet worden bij de relevante gemeenten. Voor de praktische organisatie van het gesprek is het van belang de volgende gegevens inzichtelijk te hebben: ● politieke samenstelling van het College van B&W; ● onder gemeente vallende plaatsen; ● mogelijke intergemeentelijke samenwerking; denk bijvoorbeeld aan een samenwerkingsverband op grond van de Wet SS/11/2581/ovhab
1 september 2011
© bureau HHM
Pagina 8 van 31
● ● ● ●
gemeenschappelijke regelingen of een centrumgemeentenconstructie, zo worden de middelen voor de extramurale begeleiding van cliënten in de maatschappelijke opvang en vrouwenopvang en de inloopfunctie GGZ waarschijnlijk (al dan niet deels) via de centrumgemeenten verdeeld; aantallen inwoners en (ontwikkeling) bevolkingsopbouw per gemeente; naam portefeuillehouder Wmo in het College van B&W; naam projectleider decentralisatie/Wmo-coördinator, aan deze persoon kunt u vragen wie uw gesprekspartner is voor de decentralisatie; aanwezigheid en samenstelling van de Wmo-adviesraad.
In bijlage 2 wordt de gemeentelijke organisatie kort beschreven. Idee Voor een eerste kennismaking kunt u er voor kiezen om lokale ambtenaren en/of politici uit te nodigen voor een werkbezoek of bijvoorbeeld door gezamenlijk met partnerinstellingen een kennisatelier te organiseren. In de opstartfase is er ruimte om te verkennen en te spreken over de inwoners die op dit moment aangewezen zijn op begeleiding.
2.3 Inhoud van de dialoog Inhoudelijk bouwt u voort op de eerste stap: de feitenanalyse. De verzamelde feiten zijn voor gemeenten erg interessant in aanvulling op beleidsinformatie die zij bijvoorbeeld van het CIZ hebben ontvangen. Met de informatie uit de feitenanalyse kan per gemeente een overzicht worden gemaakt van het aantal cliënten dat te maken krijgt met de decentralisatie en in welke omvang. U maakt hiervan een kort en overzichtelijk bespreekstuk. Dit bespreekstuk kunt u overhandigen aan de gemeente en biedt een prima aanzet om tot de dialoog over te gaan. Tevens kunt u inzicht geven in: ● uw begeleidingsaanbod in de betreffende gemeente met daarbij een cliënttypering; ● de doelen die u beoogt met de extramurale begeleiding; ● uw beeld bij de ambitie2 van de Wmo en hoe uw aanbod hierin past; ● inzicht in factoren die – op dit moment - bepalen of een inwoner/cliënt individuele extramurale begeleiding krijgt of collectief; ● inzicht in ‘complexe’ cliënten: bijvoorbeeld cliënten waarvoor geldt dat specialistische expertise noodzakelijk is; ● inzicht in de zorg en ondersteuning die cliënten naast de extramurale begeleiding krijgen en de gewenste integraliteit in het aanbod (ketenzorg) hiervan. Voor u zijn onder meer relevant om te weten: speerpunten in de diverse gemeenten; ● perspectieven/visies in de diverse gemeenten; ●
2
Deze wordt omschreven als: “De Wmo wil participatie bevorderen en zelfredzaamheid waarborgen, wil de burger centraal stellen en deze de regie geven en wil aansluiten bij de eigen kracht van burgers in de samenleving”. Zie pagina 13 Van zorg naar participatie, de overgang van de begeleiding naar de Wmo, Jeroen Hoenderkamp, in opdracht van de VGN (G32).
SS/11/2581/ovhab
1 september 2011
© bureau HHM
Pagina 9 van 31
● ●
mogelijkheden per gemeente ten aanzien van gezamenlijke zorginkoop met zorgkantoren; termijnen van beleid.
2.4 Houding in de dialoog Bij het aangaan van de eerste dialoog is het van belang om in de gespreksvoering (wederzijds) voldoende ruimte te creëren om de beleidsopgave gezamenlijk te verkennen. Evenals voor zorgaanbieders geldt voor de gemeente dat er een grote opgave voorligt tot verandering. Omdat de decentralisatie gepaard gaat met bezuinigingen, kunnen gemeenten niet onverkort huidige afspraken tussen zorgaanbieders en het zorgkantoor handhaven. Vernieuwing en verandering zijn noodzakelijk. Tegelijkertijd ontstaat er een nieuwe ervaring voor gemeenten als het gaat om inwoners die langdurig en duurzaam aangewezen zijn op begeleiding. Gemeenten krijgen te maken met een wettelijke taak die voor een deel van de inwoners levenslang van belang is (“van de wieg tot het graf”). Gemeenten kunnen nog relatief onbekend zijn met de ondersteuningsvragen van de doelgroep en staan voor de uitdaging om maximale doelmatigheid en effectiviteit tot stand te brengen, zodat de maatschappelijke kosten worden gereduceerd. Dat betekent dat samenwerking nuttig en noodzakelijk is. Gemeenten staan voor de uitdaging om maximale doelmatigheid en effectiviteit tot stand te brengen, zodat de maatschappelijke kosten worden gereduceerd. Zorgaanbieders kunnen gemeenten in deze fase helpen in hun beleidsvoorbereiding, door onder meer: ● gemeenten goed te informeren over de aard van de doelgroepen en de inhoud en duur van de bestaande extramurale begeleiding. Gemeenten moeten niet alleen de feiten kennen maar ook ‘gevoel’ krijgen bij de (vraag van) cliënten. Het kan hierbij behulpzaam zijn om de ondersteuningsvraag of het profiel van cliënten tot leven te brengen (bijvoorbeeld in de vorm van portretten). ● goed zicht te hebben op de werkelijke vragen van cliënten en mee te denken over te behalen resultaten per cliënt. ● bereid te zijn om mee te denken in de bezuinigingen die een gemeente moet realiseren en de vorm waarin optimale kwaliteit en doelmatigheid wordt gerealiseerd. — U kunt bijvoorbeeld zelf met concrete voorstellen voor vernieuwing in het aanbod komen die aansluiten bij de Wmo. — Een deel van de cliënten die u extramurale begeleiding biedt, is mogelijk al bekend bij de gemeente omdat zij gebruik maken van diverse gemeentelijke diensten. In de verbinding hiervan zit meerwaarde voor gemeenten. In bijlage 2 is een uitgebreidere weergave opgenomen van relevante bespreekpunten met de gemeente in de eerste dialoog.
SS/11/2581/ovhab
1 september 2011
© bureau HHM
Pagina 10 van 31
Samenvatting stap 2: dialoog Aanpak: Dialoog met de gemeente opstarten. Resultaat: ● Inzicht in perspectief van de gemeente. ● Beeld van het gemeentelijk Wmo-veld en partners. ● Delen van informatie over cliënten, huidige begeleiding en karakteristieken van de ondersteuningsbehoefte. ● Aanbieden expertise om mee te denken. ● Verkennen gemeentelijk beleidsproces naar 1 januari 2013.
SS/11/2581/ovhab
1 september 2011
© bureau HHM
Pagina 11 van 31
3. Strategiebepaling (januari 2012 – mei 2012) 3.1 Keuze Op enig moment moet uw organisatie, op basis van de feitenanalyse en dialoog met de gemeente, een strategische keuze maken. Dit is de derde stap. De basis voor deze keuze wordt gelegd door de gegevens uit de feitenanalyse en de dialoog. Deze keuze kunt u baseren op: ● huidige aantallen cliënten en type extramurale begeleiding per gemeente/locatie; ● potentiële aantallen cliënten en type extramurale begeleiding per gemeente/locatie vanaf 2013; ● potentiële budgetconsequenties; ● potentiële personele consequenties, uitgesplitst naar primair proces (ondersteuning), ondersteunend proces (staf en facilitair) en besturend proces (midden en hoger management); ● potentiële financiële consequenties, met een specifieke positie voor het vastgoed; ● effecten op specifieke locaties/afdelingen; ● effecten op overige onderdelen van uw organisatie (bijvoorbeeld uw intramurale capaciteit); ● inzicht in de denklijnen van de gemeente; ● beeld van het gemeentelijk Wmo veld en gemeentelijke partners.
De dialoog kan doorlopen in deze maanden. Gemeenten zullen ongetwijfeld een proces opstarten om hieraan een vervolg te geven. In praktische zin kan het zijn dat zij hiervoor nog gegevens van u nodig hebben. In deze periode koppelen gemeenten deze kennis aan verscherping van de visie en uitgangspunten van beleid. Parallel aan de dialoog maakt u de strategische keuze hoe u het verdere proces ingaat. Daarbij is de huidige AWBZ-begeleiding waarschijnlijk niet een geïsoleerd onderdeel in uw organisatie. U zult uw keuzes moeten inpassen in een bredere strategie. In zijn algemeenheid gelden de volgende drie hoofdvragen: 1. Is er sprake van (een specifieke) vraag naar Wmo-voorzieningen bij cliënten en inwoners in uw werkgebied waar uw expertise meerwaarde kan betekenen? Deze vraag gaat over de inwoners en cliënten die potentieel aangewezen zijn op ondersteuning op grond van de Wmo en mogelijk nieuwe cliëntgroepen. Deze vormen de existentiële basis voor uw organisatie. De toekomstige basis kan bestaan uit uw huidige cliënten, nieuwe instroom of mogelijkerwijs andere cliëntgroepen. Kijk hierbij ook naar uw werkgebied. De decentralisatie biedt u de mogelijkheid om alleen of met partners aan te sluiten op gemeentelijke samenwerkingsgebieden. 2. Wilt u Wmo-ondersteuningsaanbod bieden? Uw organisatie heeft kennis en expertise in de extramurale begeleiding van cliënten met een AWBZ indicatie. Mogelijk combineert u dit op dit moment met andere SS/11/2581/ovhab
1 september 2011
© bureau HHM
Pagina 12 van 31
vormen van zorg- en dienstverlening. De gemeentelijke Wmo-context betekent een nieuw speelveld waarin de vraag naar individuele- of collectieve extramurale begeleiding op grond van de Wmo andere eisen kan stellen aan uw dienstverlening of andere combinaties gaat vragen met het domein van welzijn/werk/wonen/onderwijs. U bepaalt of en hoe u uw activiteiten op aanpast. Innovatie zal, voor bepaalde cliëntgroepen, zeker worden gevraagd. De vraag is of u, op grond van de feitenanalyse en omgevingsanalyse, de keuze maakt om uw activiteiten voort te zetten op de lange termijn en in welke vorm. Daarbij wetende dat dit consequenties kan hebben voor uw dienstverlening, de prijs hiervan, de plaats waar het geboden wordt, het personeel (benodigde competenties) dat wordt ingezet en de omvang van de dienstverlening. Innovatie zal, voor bepaalde cliëntgroepen, zeker worden gevraagd. 3. Is er zicht op inkomsten? Bekijk wat voor inkomsten zijn te verwachten en of deze inschatting reëel is. De gemeente is hierin uiteindelijk bepalend. Specifieke aandacht vraagt hierbij mogelijk uw vastgoed. In bijlage 3 is een uitgebreidere lijst met vragen opgenomen die kunnen helpen om een principebesluit te nemen gericht op de toekomst. Samenvatting stap 3: strategiebepaling Aanpak: ● Vertaling inzichten uit stap 1 en 2 naar marktanalyse, verkenning van gewenste en noodzakelijke Wmo- voorzieningen en een voorlopige financiële prognose. ● Maken van een principekeuze voor de toekomst. Resultaat: De uitkomsten van deze keuze zijn dat u – organisatorisch - kiest voor stabilisatie, groei, fusie/samenwerking en/of afbouw.
3.2 Positie Op basis van de voorgaande stappen, bepaalt u uw positie in het proces van voorbereiding op de decentralisatie. Hierbij gaat het om de manier waarop de organisatie inspeelt op de beleidsopgave. Uw positie kunt u baseren op: ● cliënten (bestaande en mogelijk: nieuwe); ● gemeenten (als potentiële opdrachtgever); ● collega zorgaanbieders (ook uit andere sectoren); ● partners uit aanpalende sectoren (welzijn, onderwijs, werk, wonen, justitie); ● informele veld: vrijwilligers(organisatie), charitatieve instellingen; ● potentiële concurrenten; ● zorgkantoor; ● zorgverzekeraar. Het proces kan ook een interne herpositionering van mensen en middelen tot gevolg hebben. In hoeverre dit aan de orde is, is afhankelijk van de vraagstelling van gemeenten. Deze heeft invloed op uw dienstverlening, de prijs, de plaats waar het SS/11/2581/ovhab
1 september 2011
© bureau HHM
Pagina 13 van 31
gevraagd wordt, het personeel dat u kunt inzetten, de omvang van uw dienstverlening en de financiële huishouding. Het is zaak om, afhankelijk van uw strategie, optimaal in te spelen op de randvoorwaarden die worden gesteld aan de gevraagde toekomstige Wmo-dienstverlening. Specifieke onderwerpen hierbij zijn samenwerking met partners, specialisatie en het gebruik van uw vastgoed. Bij het positioneringvraagstuk is ook aan de orde of u koerst op (coalitie) samenwerking met andere partners in de gemeente (samenwerkingsmodel) of juist wilt inzetten op het verder ontwikkelen van een specifieke en unieke expertise. De inhoud van de externe positionering is dus sterk afhankelijk van de keuze die is gemaakt bij stap 3. Bijlage 4 gaat in op mogelijkheden en de motieven voor (coalitie)-samenwerking. Deze motieven kunnen u helpen het vraagstuk van samenwerking te verkennen. Samenvatting stap 4: positionering Aanpak: ● aangaan (of juist vermijden) van relaties met andere partijen in het Wmo domein; ● intern herpositioneren van mensen en middelen. Resultaat: U denkt en handelt al zoveel mogelijk in het licht van de gewenste richting.
SS/11/2581/ovhab
1 september 2011
© bureau HHM
Pagina 14 van 31
4. Voorbereiding op subsidiering/inkoop (mei 2012 – juli 2012) 4.1 Specificatie Nadat u in stap 3 en 4 hebt bepaald hoe uw organisatorische toekomst er idealiter uitziet en welke positie u in het lokale speelveld wilt innemen, komt het er in deze fase op aan uw aanbod naar de gemeente(n) toe concreet te maken. Welke Wmoondersteuning/ begeleiding wilt u bieden, tegen welke prijs, en voor welke doelgroep (inwoners)? Het is van belang dat u antwoord geeft op de vraag welke Wmo-ondersteuning/ begeleiding u wilt bieden, tegen welke prijs, en voor welke doelgroep (inwoners). Wanneer u ervoor hebt gekozen om samenwerkingsrelaties aan te gaan is het in deze fase van belang om gezamenlijk deze vraag te beantwoorden. Vooruitlopend op een subsidieaanvraag of aanbestedingstraject, kunt u ondermeer de volgende zaken meewegen: ● De invulling van het compensatiebeginsel en het lokale Wmo beleid. In tegenstelling tot de AWBZ kent de Wmo geen verzekerde individuele rechten. In plaats daarvan geldt een compensatieplicht. De gemeente is niet verplicht om een bepaalde voorziening aan te bieden, maar moet maatregelen nemen om een bepaalde beperking adequaat te compenseren. ● De beoogde resultaten in termen van de Wmo. Welke resultaten beoogt u met uw begeleidingsaanbod? De ontwikkeling binnen gemeenten is om meer te streven naar outcome (de gewenste maatschappelijke effecten3) in plaats van output (bijvoorbeeld gerealiseerde uren, aantal contacten). De Wmo wil de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie van mensen met een beperking bevorderen. ● De maatschappelijke meerwaarde. Maak helder wat de maastschappelijke effecten zijn van uw extramurale begeleiding (bijvoorbeeld op het domein van arbeid of justitie). ● Aansluiting op lokale situaties in de gemeente. Gemeentelijk beleid gaat uit van geografische eenheden (dorpen/buurten/wijken/stadsdelen) die vaak historisch bepaald zijn. ● Samenwerking en afstemming met lokale partners. Geef aan hoe u verbindingen legt met partners. Dit kan zijn op het terrein van woningbouw, welzijn, vrije tijd, detailhandel, werk en bijstand of vrijwilligerswerk en informele zorg. ● Integraliteit of juist specificiteit. Geef aan voor welke doelgroepen uw aanbod wel/niet geschikt is. ● Inzet van vastgoed (indien relevant). Beschikt u over vastgoed dat, bijvoorbeeld in de avonduren, ook voor andere doelgroepen/activiteiten gebruikt kan worden? ● Registratie en verantwoording. Loop vooruit op welke wijze u resultaten wilt registreren en verantwoorden. Als u hier vroegtijdig over nadenkt, helpt dit uw eigen maatschappelijke meerwaarde transparant te maken en uw eigen administratie hierop in te richten. Bijlage 5 gaat nader in op de Wmo en de benadering van deze wet door gemeenten. Dit kan helpen bij de voorbereiding op de subsidieaanvraag of aanbesteding.
3
Bijvoorbeeld het aantal cliënten bij wie opname wordt voorkomen.
SS/11/2581/ovhab
1 september 2011
© bureau HHM
Pagina 15 van 31
Samenvatting stap 5: specificatie Aanpak: ● Voorlopig vertalen van uw visie, innovatieve ideeën, samenwerkingsdoelstellingen, organisatorische mogelijkheden en ambitie naar een pakket met gewenst te leveren Wmo-aanbod (uitgesplitst per gemeente). Resultaat: Een gegevensset met daarin het gewenste aanbod, zoveel mogelijk voorzien van voor gemeenten relevante aandachtspunten.
SS/11/2581/ovhab
1 september 2011
© bureau HHM
Pagina 16 van 31
5. Realisatieafspraken en implementatie (juli 2012 – januari 2013) In deze fase gaat het er om daadwerkelijk tot afspraken te komen met de verschillende gemeenten in uw werkgebied. Hiervoor zult u per gemeente uw bestaande aanbod moeten vertalen in een passend arrangement. Het Transitiebureau werkt aan een factsheet ‘inkoop’ die nader ingaat op de verschillen tussen verschillende juridische relaties tussen de gemeentelijke overheid en lokale partijen. Deze factsheet is eind november beschikbaar via de website van het Transitiebureau.
5.1 Aanbod De gemeente maakt in deze fase bekend hoe zij tot overeenkomsten wil komen met maatschappelijke partners. Het is voor u zaak om zo vroegtijdig mogelijk de werkwijze van de gemeente te vernemen. De vraag is dus op welke wijze de gemeente de relatie opdrachtgever – opdrachtnemer vorm gaat geven. Denkbaar is dat een gemeente bij de realisatie van Wmo-voorzieningen kiest voor subsidie, overeenkomst of een combinatie. De eisen die per vorm worden gesteld kunnen van gemeente tot gemeente verschillen. Relevant zijn: ● De aanwezigheid en inhoud van een gemeentelijk inkoopbeleid; ● De inhoud van de gemeentelijke algemene subsidieverordening; ● De inhoud van specifieke Wmo-verordeningen; ● De mogelijkheden van gezamenlijke zorginkoop door gemeenten en zorgkantoor. Het is ook relevant te weten dat zowel bij subsidie als bij aanbesteding diverse varianten mogelijk zijn. Ten aanzien van aanbesteding hebben gemeenten bij de aanbesteding van huishoudelijke hulp in 2007 vaak sterk naar prijs gekeken. Er zijn echter ook meer kwalitatieve toekennings- of gunningscriteria mogelijk. Het is zinvol hierover te overleggen met uw gemeenten. Dit belang wordt groter naarmate de aard van de dienstverlening complexer wordt. Belangrijk voor u is: ● Hoe en waar maakt de gemeente bekend of er voor subsidie, overeenkomst of een combinatie wordt gekozen? ● Welke eisen worden gesteld (in een subsidieverordening of in een bestek)? — Op welke wijze gaat de gemeente subsidiëren/aanbesteden? — Welke subsidiecriteria of gunningscriteria gelden er? — Welke selectiecriteria gelden (wie mag inschrijven)? — Welke procedurele vereisten gelden er (denk bijvoorbeeld aan inschrijvingstermijnen)? — Uit welke stappen bestaat de procedure? Is er gelegenheid tot het stellen van vragen? Zijn er mogelijkheden voor nader overleg? — Welke kwaliteitseisen stelt de gemeente? — Welke eisen worden gesteld aan evaluatie, registratie en verantwoording? — Wat is het budgettaire kader? — Welke afspraken wil de gemeente vastleggen in contracten? (Denk hierbij aan de afspraken die u nu ook maakt met de zorgverzekeraar, zoals bevoorschotting, tijdige inzet van zorg, eventueel zonder indicatie e.d.) SS/11/2581/ovhab
1 september 2011
© bureau HHM
Pagina 17 van 31
— Welke sancties hanteert een gemeente ten aanzien van het niet nakomen van ●
resultaten? Welke rol vervult de gemeente zelf in de uitvoering. Gaat zij zelf ambtelijke capaciteit in de uitvoering inzetten? En op welke taken?
Wanneer u de inhoudelijke-, procedurele- en financiële kaders goed kent, is het mogelijk om een subsidieaanvraag te doen of een offerte te schrijven. De aangekondigde factsheet ‘inkoop’ geeft nadere informatie over deze onderwerpen.
5.2 Contractering en implementatie Als u uw aanbod heeft gedaan of uw subsidieaanvraag heeft ingediend, is de gemeente aan zet. Mogelijk volgt een fase van overleg/verduidelijking en afstemming over de inhoud van uw offerte of subsidieaanvraag. Dit is sterk afhankelijk van de juridische vorm en de lokale situatie en beleidsvoorwaarden. Zodra duidelijk is dat u wordt gecontracteerd of uw subsidieaanvraag wordt gehonoreerd, kunt u uw interne organisatie hier verder op voorbereiden. Denk hierbij aan: ● De formatieve inzet van uw personeel; ● De opleiding van personeel; ● De interne organisatieverandering gericht op houding en cultuur; ● De informatievoorziening naar uw (toekomstige) cliënten; ● De informatievoorziening naar de gemeente; ● De inrichting van het besturend (management) en ondersteunende deel van uw (nieuwe) organisatie. Denk hierbij aan: intake (en relaties met uw lokale zorgloket), administratie, ICT (afspraken met softwareleveranciers voor aanpassing van informatie- en registratiesystemen), inkoopprocessen, finance & control, aanpassing en onderhoud van uw vastgoed.
Samenvatting stap 6 en 7 (aanbod en contract): Aanpak: ● bestudering subsidieverordening, aanbestedingsdocumentatie per gemeente; ● confronteren van uw specificaties met gemeentelijke vereisten; ● overleg en onderhandeling over de inhoud van subsidieaanvraag/offerte.
Resultaat: ● inzage in inhoudelijke en procedurele vereisten per gemeente per type aanbod; ● offertes/subsidieaanvragen per gemeente; ● contracten per gemeente.
SS/11/2581/ovhab
1 september 2011
© bureau HHM
Pagina 18 van 31
Bijlage 1.
Feitenanalyse De feitenanalyse kan uit de volgende onderdelen bestaan: ● Het in kaart brengen van de huidige groep cliënten die vanaf 2014 onderdeel uit zullen maken van decentralisatie. ● Het typeren van mogelijk nieuwe instroom in 2013 ten behoeve van de dialoog met de gemeente(n). ● Het verzamelen van data voor een inschatting in de potentiële financiële, personele- en organisatorische consequenties en de dialoog met de gemeente. Locatiegegevens4 Naam Locatiemanager Adres Korte beschrijving locatie Aantal plekken cliënten5 per product (totaal) Geleverde producten, doel, doelgroep, functie van medewerker die product levert Eerste financiële gegevens per locatie/ werkgebied Overzicht (toedeling) van afspraken met zorgkantoor; tariefafspraken en productie en huidig budget.
Opstellen lijst, bestaande tariefafspraken en productie.
Omvang formatie primair proces (naar functie niveau), eventueel uit te splitsen.
Het gaat om alle medewerkers die werkzaam zijn in de directe extramurale begeleiding van cliënten die onderdeel uitmaken van de decentralisatie.
Omvang overige betrokken formatie (ondersteunend en besturend), eventueel uit te splitsen
Het kan nodig zijn deze te schatten (als het gaat om staf of facilitair).
Cliëntgegevens per locatie
Mogelijke bron
Locatie
Zorgregistratie
Cliënten (n)
Zorgregistratie
Leeftijdverdeling
Zorgregistratie
Geslacht
Zorgregistratie
Postcode woonadres
Zorgregistratie
Primaire grondslag
Indicatie
Overige grondslagen
Zorgregistratie
Geïndiceerde klasse BGI (begeleiding individueel)6
Indicatie
Geïndiceerde dagdelen BGG (begeleiding groep)
Indicatie
4
Alle locaties waar extramurale begeleiding wordt geleverd.
5
Het gaat hier om het totaal aantal plekken begeleiding. Bijvoorbeeld bij dagbesteding zowel de plekken voor intramurale cliënten als extramurale cliënten. 6
Medewerkers spreken van woonbegeleiding en dagbesteding en niet in BGI en BGG.
SS/11/2581/ovhab
1 september 2011
© bureau HHM
Pagina 19 van 31
Cliëntgegevens per locatie
Mogelijke bron
Alleen BGI
Indicatie
Alleen BGG
Indicatie
Combinatie BGI/BGG
Af te leiden van geïndiceerde klasse BGI
Overige geïndiceerde functies in soort en klasse
Af te leiden van geïndiceerde dagdelen BGG
Indicatie voor vervoer
Af te leiden van combinatie indicatie BGI/BGG
Einddatum indicatie (gericht op functie BG)
Indicatie
Geleverde uren BGI
Zorgregistratie
Geleverde dagdelen BGG
Zorgregistratie
Geleverde producten (naam)
Zorgregistratie
Per cliëntgroep/ product
Mogelijke bron
Zorg/ ondersteuning vanuit overige aanbieders
Medewerkers i.c.m. zorgregistratie
Typering ondersteuningsvraag cliënt
Medewerkers i.c.m. zorgregistratie
Consequentie bij niet leveren BG
Medewerkers
Omvang problematiek
Medewerkers
Typering regievoering
Medewerkers
Typering communicatiemogelijkheden
Medewerkers
Typering mate van gedragsproblematiek
Medewerkers
Typering veiligheid cliënt
Medewerkers
Typering veiligheid omgeving
Medewerkers
Typering complexiteit (overall)
Medewerkers
SS/11/2581/ovhab
1 september 2011
© bureau HHM
Pagina 20 van 31
Bijlage 2.
Introductie gemeentelijke organisatie en bespreekpunten dialoog Belangrijke organen en beleid ● Het college van burgemeester en wethouders (B en W) is het dagelijks bestuur van de gemeente en kan worden gezien als een gemeentelijke regering. Het college voert het beleid uit dat op hoofdlijnen door de gemeenteraad is vastgesteld. Burgemeester en wethouders hebben een eigen taakgebied (portefeuilleverdeling). Over sommige zaken moet het college als geheel een besluit nemen. Dan beslist het college bij meerderheid van stemmen. ●
De gemeenteraad het hoogste orgaan in een gemeente. Er zijn elke vier jaar gemeenteraadsverkiezingen. Hoofdtaken van de gemeenteraad zijn het vaststellen van de hoofdlijnen van beleid en het toezien op de uitvoering daarvan. In de gemeenteraad heeft ieder lid een even zware stem. De raad heeft drie belangrijke rollen: — optreden namens de bevolking; — aangeven beleidskaders; — controle van het college van B en W.
●
De gemeenteraad heeft een groot aantal zaken aan het college gedelegeerd om uitvoering van het beleid effectief te laten verlopen. Hierbij gaat het vooral om besluiten die zijn genomen op basis van vastgesteld beleid en die dus niet meer in de gemeenteraad aan de orde hoeven te komen. Daarnaast is het college verantwoordelijk voor de financiën van de gemeente en het personeelsbeleid. De gemeentesecretaris leidt de gemeentelijke organisatie en is tevens beleidsadviseur van het college.
●
De gemeenteraad besluit wat voor beleid wordt gevoerd. Vervolgens gaan het college van B en W en de ambtelijke organisatie aan de slag om het beleid uit te voeren. Dit moet goed en doordacht gebeuren, want vaak gaat het om miljoenen euro's en grote groepen mensen die er direct of indirect mee te maken krijgen. Daarom kan de voorbereiding en de uitvoering van beleid veel tijd kosten. Dit geldt eveneens voor de voorbereiding van de Wmo-begeleiding.
●
Wmo- beleid dat is bedacht, vastgesteld en moet worden uitgevoerd, wordt samengevat in een zogenoemde Wmo- beleidsnotitie. Beleidsnotities worden ook wel nota's genoemd. In deze notities of nota's staan welke doelen de gemeente probeert te bereiken en op welke wijze dat moet gebeuren.
●
De gemeenteraad heeft de bevoegdheid om verordeningen te maken. Dat zijn gemeentelijke regels waaraan alle burgers zich moeten houden. Op basis van een Wmo – beleidsnotitie wordt een Wmo-verordening gemaakt waarin is vastgelegd wanneer iemand op welke voorziening is aangewezen. Ook wordt vastgesteld welke regels gelden bij de bepaling van de noodzaak van de voorziening.
●
De gemeenteraad heeft ook de bevoegdheid om de gemeentelijke begroting en jaarrekening vast te stellen en de hoogte van gemeentelijke tarieven en belastingen te bepalen (bijvoorbeeld de eigen bijdrage Wmo). Voor de uitvoering van de Wmo worden in de begroting 2012, 2013 en verder, bedragen gereserveerd op basis van het verwachte aantal inwoners dat gebruik zal maken van een bepaalde voorziening.
SS/11/2581/ovhab
1 september 2011
© bureau HHM
Pagina 21 van 31
●
De Wmo verplicht de gemeente om haar inwoners te betrekken bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning. Daarvoor zijn Wmo-raden in het leven geroepen. De Wmo-raad adviseert gevraagd en ongevraagd het college en bestaat voornamelijk uit mensen die de belangen van specifieke doelgroepen behartigen.
Bespreekpunten Als u in gesprek bent met de gemeente kunt u bijvoorbeeld ingaan op de volgende zaken: Algemeen Hoe staan de gemeenten staan tegenover de nieuwe rol die op hen afkomt? ● Welke mogelijkheden ziet de gemeente? ● Welke risico’s ziet de gemeente? ●
Omvang cliëntgroepen ● Welk beeld heeft de gemeente van de omvang van de extramurale begeleiding? ● Welk beeld heeft de gemeente van de aard van de extramurale begeleiding? ● Welke aantallen inwoners betreft het? Veldverkenning Welke samenwerking bestaat er al tussen verschillende gemeenten en met wie? ● Welke samenwerking bestaat er al tussen de gemeente en andere zorginkopers zoals zorgverzekeraars (zorgkantoren), justitie en provincies? ● Op welk gebied? ● Wat betekent dit voor de groep cliënten met extramurale begeleiding? ● Met welke (zorg)partijen heeft de gemeente al een samenwerking op gebied van Wmo en welzijn? ● Welke (zorg)partijen werken reeds samen en op welke gebieden? ● Samenvattend: welke sleutelfiguren rondom extramurale begeleiding en aanpalende onderwerpen zijn er in de gemeente? ● Is verbinding te organiseren? ●
Wmo beleidsplan Is er een actueel beleidsplan? Welk tijdpad wil de gemeente doorlopen? ● Wat zijn de belangrijkste uitgangspunten van het huidige beleidsplan? ● Zijn er Wmo evaluaties of andere relevante onderzoeken beschikbaar? ● Op welke wijze heeft de gemeente de ‘Kanteling’ in haar beleid vormgegeven? ● In hoeverre zijn deze aan discussie onderhevig? ● Op welke wijze gaat de gemeente Welzijn Nieuwe Stijl integreren in haar Wmo beleid? Worden budgetten ook samengebracht? ● Welke invloed krijgt de nieuwe wet WWNV volgens de gemeente? ●
Operationeel ● Hoe wil de gemeente de toegang of de loketfunctie gaan regelen? ● Denkt men aan indicatiestelling? ● Wie gaat wat doen? ● Kunnen partijen hierin een rol vervullen? Budgettaire kader Welk beeld heeft de gemeente van de wijze van budgettering?
●
SS/11/2581/ovhab
1 september 2011
© bureau HHM
Pagina 22 van 31
● ●
Heeft de gemeente al ideeën over combinaties tussen cliëntgroepen en Wmo-voorzieningen? Is dit reeds financieel vertaald?
Proces Is de gemeente ontvankelijk voor een verdere verkenning van de cliëntgroepen op basis van het bespreekstuk? ● Op welke wijze ziet de gemeente het proces voor zich? ● Welke belangrijke momenten zijn hierin te verwachten? ●
Samen optrekken Welke wens/verwachting heeft de gemeente van de rol van zorgaanbieders in het herontwerp van beleid? ● Op welke wijze kan de expertise, vrijblijvend, aangeboden worden? ● In welke eenheden denkt de gemeente? Kiest de gemeente bijvoorbeeld een wijkgerichte aanpak, een doelgroepbenadering of anderszins? ● Hoe is het beleidsproces en de inspraak georganiseerd? Waar kunt u als zorgaanbieder invloed uitoefenen? ● Hoe wil de gemeente het opdrachtgeverschap vormgeven? Denkt men aan aanbesteding of aan subsidierelaties? ● Wanneer zijn de formele vereisten bekend? ●
SS/11/2581/ovhab
1 september 2011
© bureau HHM
Pagina 23 van 31
Bijlage 3.
Strategiebepaling In deze bijlage is een lijst met vragen opgenomen die kunnen helpen om een principebesluit te nemen gericht op de toekomst van de organisatie. Bij deze stap gaat het er om dat de leiding van de organisatie zich afvraagt op welke wijze zij de komende jaren marktgericht willen gaan opereren, invulling wordt gegeven aan maatschappelijk ondernemerschap en vanuit welke visie er wordt geacteerd en geprofileerd. Hoe kan het bestaande werk beter worden gedaan en welke nieuwe mogelijkheden dienen zich aan? Essentieel is te zoeken naar een evenwicht tussen de externe ontwikkeling en de mogelijkheden van de organisatie. Waar liggen de sterke punten? Waar is sprake van expertise? Waar is de organisatie minder goed toe in staat? De onderstaande lijst met aanvullende vragen kan u wellicht helpen om beter te bepalen op welke wijze u de komende jaren marktgericht wilt gaan opereren, invulling geeft aan maatschappelijk ondernemerschap en wat de sterke en zwakke punten van uw organisatie zijn. Let wel: deze lijst is niet uitputtend. Aanvullende vragen Hoe kun je effectieve dienstverlening ‘op maat’ realiseren voor kwetsbare inwoners (sectoroverstijgend of Wmo-AWBZ-ZvW gecombineerd)? Welke vraag naar ondersteuning en/of zorg is stabiel of stijgt sterk in de komende jaren? Hoe ontwikkelen beschikbare budgetten voor Wmo-ondersteuning en AWBZ zorg- en dienstverlening zich? Is de organisatie in staat om tot marktconforme voorstellen te komen? Is er noodzaak tot het spreiden van risico’s in het portfolio? Is de organisatie opgewassen tegen een versterkte inkoopfunctie door zorgverzekeraars (AWBZ) en een (mogelijkerwijs) pluriforme inkoop door gemeenten? Hoe ontwikkelt de arbeidsmarkt zich? Op welke wijze voorziet u in gekwalificeerd personeel? Is gezamenlijke werving van medewerkers en profilering naar gemeenten een optie? Is er een mogelijkheid om investeringen te doen in ‘slimme ICT oplossingen’? Welke kwaliteitseisen worden gesteld in het Wmo-domein? Welke in het AWBZ domein? Wat vraagt dit van uw organisatie? Welke schaalgrootte is nodig om flexibiliteit te waarborgen en om op het juiste moment, het juiste personeel in te kunnen zetten? Zijn er organisaties met vergelijkbare visies en ideeën?
SS/11/2581/ovhab
1 september 2011
© bureau HHM
Pagina 24 van 31
Bijlage 4.
Mogelijke partners, motieven en voorwaarden voor (coalitie-)samenwerking Hieronder wordt ingegaan op mogelijke partners in de gemeente en de motieven en voorwaarden voor (coalitie-)samenwerking. Er zijn echter grenzen aan samenwerking, hiervoor wordt nog een ‘factsheet’ gemaakt. Mogelijke partners in de gemeenten Bij mogelijke partners in de gemeente kan gedacht worden: ● gemeentelijke diensten, waaronder het zorgloket; ● zorgaanbieders AWBZ; ● (Praktijk)onderwijsinstellingen; ● welzijnsinstellingen; ● woningcorporaties; ● wijk en buurtwerk; ● Wmo dienstverleners Hulp bij het Huishouden; ● overige Wmo dienstverleners; ● re-integratiebedrijven; ● sociale werkvoorziening; ● organisaties op het gebied van sociale activering; ● justitiële instellingen; ● de Wmo Raad; ● patiënten- consumentenorganisaties; ● mantelzorgorganisaties; ● vrijwilligersorganisaties; ● burgerinitiatieven; ● zorgkantoor; ● zorgverzekeraar; ● et cetera. Mogelijke motieven voor (coalitie-)samenwerking Bij mogelijke motieven voor samenwerking kan ondermeer gedacht worden aan: ● Eén gezicht voor de cliënt; ● spreiden en delen van risico’s bij nieuwe ondersteuningsvormen/innovatie; ● vermijden van parallelle dienstverlening; ● bereiken van kostenvoordelen; ● complementariteit in dienstverlening (aansluitend); ● gebruikmaken van elkaars ‘expertise’/ ondersteunende diensten; ● verminderen bureaucratie en administratieve lasten; ● ‘uitwisselen’ van werkgebied. Logisch aansluiten bij gemeenten/wijken en buurten; ● uitwisseling van personeel/voorkomen personele concurrentie. Voorwaarden voor (coalitie-)samenwerking Bij voorwaarden voor samenwerking kan ondermeer worden gedacht aan: ● ‘gelijkwaardig’ voordeel bij de coalitie; ● synergie; ● overeenstemming over: — de ‘gezamenlijke diensten’ — het aantal en de soorten partners — de werkverdeling SS/11/2581/ovhab
1 september 2011
© bureau HHM
Pagina 25 van 31
— omvang van de dienstverlening, beprijzing, en onderlinge verrekening ● ●
inzicht in de lange termijn; loyaliteit en wederzijds vertrouwen.
SS/11/2581/ovhab
1 september 2011
© bureau HHM
Pagina 26 van 31
Bijlage 5.
Inzicht in de Wmo en de (noodzakelijk) andere benadering van deze wet door gemeenten De onderstaande tekst gaat in op de veranderingen die de Wmo van gemeenten vraagt. In de voorbereiding van Wmo-dienstverlening is het functioneel om enig zicht te hebben op de terminologie en benaderingswijze van de Wmo door gemeenten. In stap 2, de dialoog, zal de gemeente dit waarschijnlijk al uit de doeken doen. In aanvulling hierop kunnen we het volgende meegeven: Verandering Het doel van de functie ‘begeleiding’ in de AWBZ was het bevorderen, behouden of compenseren van zelfredzaamheid en het voorkomen van verwaarlozing. Gemeenten richten zich op het bevorderen van participatie van mensen met beperkingen die zelfstandig wonen. Daartoe wordt de wettekst van de Wmo aangepast. Dit traject is nog in volle gang. Naar verwachting zijn de kernpunten in de nieuwe wettekst: ● uitbreiding van de compensatieplicht op het terrein van eigen regie en begeleiding daarbij; ● inclusief het vervoer van en naar de locatie waar de begeleiding wordt aangeboden; ● en inclusief de ondersteuning van de mantelzorg. Een nieuwe doelgroep voor gemeenten Er is sprake van een essentieel verschil voor gemeenten met overige taken op het gebied van gezondheidszorg of lichte extramurale begeleiding. Het gaat nu ook om extramurale begeleiding voor jongeren, volwassenen en ouderen met matige tot zware beperkingen. Deze matige tot zware beperkingen vinden hun grondslag in een zintuiglijke, verstandelijke of lichamelijke handicap, in psychiatrische of psychogeriatrische problematiek of in een somatische aandoening. Een deel van deze cliënten zal al bekend zijn bij gemeenten, bijvoorbeeld omdat zij een uitkering ontvangen of gebruik maken van schuldhulpverlening, bijzondere bijstand, onderwijsondersteuning, het Centrum voor Jeugd & Gezin of een steunpunt voor huiselijk geweld. Voor gemeenten is het bij de decentralisatie interessant om de verbinding met andere gemeentelijke diensten tot stand te brengen. Aandachtspunten ten aanzien van de Wmo-doelgroep: 1. Het gaat om een doelgroep met een serieus probleem: mensen die nog (net) zelfstandig wonen, maar dat alleen kunnen met ondersteuning. Van eigen kracht moet niet te veel worden verwacht. 2. Het gaat niet alleen om ouderen: het gaat met name om mensen met een psychiatrische aandoening of een verstandelijke beperking. Daarnaast gaat het om mensen met een lichamelijke of zintuiglijke beperking. Bij de ouderen die extramurale begeleiding ontvangen gaat het vooral om dementerenden. 3. Ondersteuning in de thuissituatie heeft een preventieve functie: meer of zwaardere zorg kan worden voorkomen of worden uitgesteld. 4. De extramurale begeleiding maakt vaak onderdeel uit van integrale zorg: cliënten ontvangen tevens zorg op basis van andere AWBZ functies of vanuit de Zvw. 5. Extramurale begeleiding wordt ook aangeboden ter ondersteuning van mantelzorgers.
SS/11/2581/ovhab
1 september 2011
© bureau HHM
Pagina 27 van 31
yLopende ontwikkelingen bij gemeenten Gemeenten zitten al in een beleidstransitie op het gebied van Wmo (‘De Kanteling’, op initiatief van de VNG). Ook werken zij aan de omvorming van het traditioneel Welzijnswerk (‘Welzijn Nieuwe Stijl’, op initiatief van het ministerie van VWS, VNG en de MO-groep). De Kanteling De Kanteling introduceert een nieuwe manier van denken bij de gemeenten: ● Gemeenten moeten meer de tijd nemen in het eerste gesprek met de cliënt. Het gesprek wordt meer vraagverhelderend, minder beoordelend (‘keukentafelgesprek’). ● Gemeenten én cliënten moeten afstappen van de standaardvoorzieningenlijst ook kijken naar andere mogelijkheden om een hulpvraag op te lossen. Hierbij staan behoud van regie over het eigen leven en zelfredzaamheid van de cliënt voorop (‘eigen kracht’). ● Samen met de cliënt wordt vastgesteld wat het resultaat van de ondersteuning moet zijn en welke oplossingen daaraan bijdragen. Het gaat niet alleen om individuele voorzieningen, ook met een algemeen aanbod kan het resultaat bereikt worden (‘eerst kijken naar informele- en collectieve voorzieningen, pas daarna naar individuele en specifieke voorzieningen’). Welzijn Nieuwe Stijl Welzijnswerk ondersteunt Nederlanders op diverse terreinen bij hun zelfredzaamheid en bij het meedoen in de maatschappij (participatie). Welzijnswerk doet dit voor Nederlanders die kwetsbaar zijn vanwege hun gezondheid, hun inkomen of sociale netwerk. Het welzijnswerk werkt daarbij samen met vele duizenden vrijwilligers. Ook ondersteunt en begeleidt zij deze vrijwilligers. Welzijn kent vele verschijningsvormen die vaak gemeentespecifiek zijn. Een eerste blik, zonder volledig te willen zijn, levert activiteiten in verschillende vormen. Zie de tabel voor enkele voorbeelden van activiteiten.
Activiteiten op het gebied van welzijn ● ● ● ● ● ● ● ● ●
Vrijetijdsbesteding Informatie, advies en ondersteuning Sport en beweging Activiteiten voor 55+ers Peuterspeelzalen Professionele hulp bij diverse problemen Maaltijdservice uit & thuis Diensten door vrijwilligers Dagbesteding, dagopvang en nachtopvang
● ● ● ● ● ● ● ●
Vrijwilligerswerk: vacatures en informatie Jongerenwerk/ straathoekwerk Exploiteren buurtcentra Klussendienst Ondersteuning wijkcentra Scholing en begeleiding allochtone inwoners Activiteiten gerelateerd aan schuldhulpverlening ..
Eén van de speerpunten van ‘Welzijn Nieuwe Stijl’ is het verbeteren van de kwaliteit van het welzijnswerk in Nederland. In de acht bakens van Welzijn Nieuwe Stijl is de beoogde inhoudelijke transitie van het welzijnswerk samengevat: ● vraaggericht werken; ● direct erop af (burgers pro-actiever benaderen, ook als ze nergens om vragen); ● eigen kracht burger inschakelen (de mogelijkheden van de burger en het eigen netwerk benutten om de ondersteuning proportioneel te laten zijn aan de situatie van de burger); ● collectief versus individueel (eerst collectieve mogelijkheden welzijn inzetten, dan pas individuele voorzieningen); ● informele zorg versus formele zorg (verbeteren samenwerking informele en formele nazorg);
SS/11/2581/ovhab
1 september 2011
© bureau HHM
Pagina 28 van 31
● ● ●
integraal werken (samenhangende oplossingen zoeken voor een probleem, waarbij partijen goed samenwerken en de gemeente dat faciliteert); resultaatgericht (opdrachten in termen van resultaten formuleren en daarop afrekenen); ruimte voor de professional (professionals zijn deskundig, ondernemend en krijgen de ruimte).
Gemeenten verwerken deze acht bakens in een vernieuwd welzijnsbeleid. De Wmo is hiervoor tevens het wettelijke kader. Uitdaging De complexe beleidsuitdaging voor gemeenten is om de decentralisatie van begeleiding een plek te geven in de bovenstaande beleidsontwikkeling en meer integraal te gaan werken.
SS/11/2581/ovhab
1 september 2011
© bureau HHM
Pagina 29 van 31
Bijlage 6.
Interne communicatie en besluitvorming Op een aantal momenten moeten de Raad van Toezicht, Cliëntenraad en Ondernemingsraad worden geïnformeerd. Wanneer er sprake is van (voorgenomen) besluiten dienen deze ter goedkeuring of voor advies te worden voorgelegd. De verschillende momenten worden hieronder beschreven.
Moment in de tijd
Te verrichten stappen ● ● ●
Vanaf oktober 2011
Informeer Raad van Toezicht, Cliëntenraad en Ondernemingsraad over de decentralisatie BG en de eventuele gevolgen voor de organisatie. Bespreek het te volgen (krappe) tijdpad.
Grondslagen Raad van Toezicht → Paragraaf 3.1, artikel 3 van de Zorgbrede Governancecode 2010: “De Raad van Bestuur is verantwoordelijk voor het beheersen van de risico’s verbonden aan de activiteiten van de zorgorganisatie en voor de financiering van de zorgorganisatie. De Raad van Bestuur rapporteert hierover aan (…)de Raad van Toezicht.”, en lid 4: “De Raad van Bestuur verschaft de Raad van Toezicht tijdig alle informatie die nodig is voor een goede uitoefening van de taak van de Raad van Toezicht. (..)”. Ook paragraaf 4.1, artikel 1 is van belang “(…)De Raad van Toezicht houdt toezicht op ten minste: (..) de strategie en de risico’s verbonden aan de activiteiten van de zorgorganisatie”. Cliënten → Artikel 5 lid 2 van de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (“De zorgaanbieder verstrekt de cliëntenraad voorts ten minste eenmaal per jaar mondeling of schriftelijk algemene gegevens omtrent het beleid dat in het verstreken tijdvak is gevoerd en in het komende jaar zal worden gevoerd.”) Ondernemingsraad → Artikel 24 lid 1 van de Wet op de Ondernemingsraden (WOR) (“In de overlegvergadering wordt ten minste tweemaal per jaar de algemene gang van zaken van de onderneming besproken. De ondernemer doet in dit kader mededeling over besluiten die hij in voorbereiding heeft met betrekking tot de aangelegenheden als bedoeld in de artikelen 25 en 27. Daarbij worden afspraken gemaakt wanneer en op welke wijze de ondernemingsraad in de besluitvorming wordt betrokken.” ● ●
Vanaf november 2011
Vanaf april 2012
Informeer de RvT over de feitelijke impact van de maatregel begeleiding. Leg ter goedkeuring aan de RvT voor hoe en met welke gemeenten de dialoog wordt geopend.
Grondslag Raad van Toezicht → artikelen als hierboven genoemd en artikel 2 van paragraaf 4.1 van de Zorgbrede Governancecode 2010 (“Aan de goedkeuring van de Raad van Toezicht zijn in ieder geval onderworpen de besluiten van de Raad van Bestuur omtrent: (..)het beleid van de zorgorganisatie voor de dialoog met belanghebbenden (..);” ● ●
SS/11/2581/ovhab
Leg de gekozen strategie en visie ter goedkeuring voor aan de RvT. Informeer de CR en OR over de gekozen strategie en visie. Als deze leiden tot voorgenomen besluiten, dan is er sprake van adviesrecht.
1 september 2011
© bureau HHM
Pagina 30 van 31
Moment in de tijd
Te verrichten stappen Grondslagen Raad van Toezicht → artikel 2 van paragraaf 4.1 van de Zorgbrede Governancecode 2010: “Aan de goedkeuring van de Raad van Toezicht zijn in ieder geval onderworpen de besluiten van de Raad van Bestuur omtrent: (..) • de vaststelling van (strategische) beleidsplannen van de zorgorganisatie; • het beleid van de zorgorganisatie voor de dialoog met belanghebbenden; • het aangaan of verbreken van een duurzame samenwerking van de zorgorganisatie met andere rechtspersonen of vennootschappen indien deze samenwerking of verbreking van ingrijpende betekenis is voor de zorgorganisatie; (..)”. Cliëntenraad → Artikel 3, lid 1 sub d en e. (“De zorgaanbieder stelt de cliëntenraad in ieder geval in de gelegenheid advies uit te brengen over elk voorgenomen besluit dat de instelling betreft, inzake: (..) d. een belangrijke wijziging in de organisatie; e. een belangrijke inkrimping, uitbreiding of andere wijziging van de werkzaamheden;” en lid van hetzelfde artikel: “Het advies wordt op een zodanig tijdstip gevraagd, dat het van wezenlijke invloed kan zijn op het te nemen besluit.” Ondernemingsraad → Artikel 25, lid 1 sub c en d (“De ondernemingsraad wordt door de ondernemer in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over elk door hem voorgenomen besluit tot: (..) c. beëindiging van de werkzaamheden van de onderneming of van een belangrijk onderdeel daarvan; d. belangrijke inkrimping, uitbreiding of andere wijziging van de werkzaamheden van de onderneming;”). Mogelijk is er sprake van instemmingsrecht op grond van artikel 27 (als er sprake is van nieuwe, gewijzigde, ingetrokken regelingen rondom personeelsbeleid). Ook hier geldt: De ondernemer legt het te nemen besluit schriftelijk aan de ondernemingsraad voor. Het advies moet op een zodanig tijdstip worden gevraagd, dat het van wezenlijke invloed kan zijn op het te nemen besluit (zie WOR, artikel 25, lid 2).
SS/11/2581/ovhab
1 september 2011
© bureau HHM
Pagina 31 van 31