Goedemorgen?! Onderzoek naar de invloed van omgang van het verzorgend personeel met depressieve verzorgingshuisbewoners. C. van Dalen – van Wijck
Goedemorgen?! Onderzoek naar de invloed van omgang van het verzorgend personeel met depressieve verzorgingshuisbewoners. C. van Dalen – van Wijck
Hogeschool Zeeland, Vlissingen Bachelor of Nursing Arnemuiden, 19 mei 2010 St. nr. 00038147
Niets uit deze opgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur.
Voorwoord Na een kleine vijf jaar aan de Hogeschool Zeeland als studente van de Bachelor of Nursing. Is dan eindelijk het laatste loodje gelegd; mijn scriptie. De scriptie is een onderzoek naar de omgang van verzorgend personeel met depressieve bewoners in een verzorgingshuis. Het doel van het onderzoek was om aanbevelingen te geven, zodat zorgcentrum ‘De Wieken’ een beleid kan vormen voor een professionelere omgang van het verzorgend personeel met depressieve bewoners. Het onderwerp heeft naarmate het onderzoek vorderde steeds meer mijn interesse gekregen. Ouderenzorg is namelijk mijn ‘ding’ en als dan blijkt dat depressiviteit bij ouderen niet vaak wordt herkend, is dit onderzoek voor mij erg leerzaam geweest. Het schrijven van de scriptie ging niet zonder slag of stoot en veel hulp heb ik ontvangen. Hiervoor wil ik de volgende mensen hartelijk danken: Allereerst mijn man, die mij telkens weer een duwtje in de goede richting gaf en mij de moed gaf om door te gaan. Door zijn niet aflatende steun ligt dit verslag nu voor u. Daarnaast ook wil ik ook de zorginstelling ‘De Wieken’ met zijn werknemers hartelijk danken. Vooral dhr. Pinxteren die mij ook de ruimte gaf om het onderzoek uit te voeren. Als laatste ook mijn begeleider van school, dhr. Snoeck, die met tips kwam als ik was vast gelopen en niet meer wist hoe ik verder moest. Allen hartelijk dank! Caroline van Dalen – van Wijck Mei 2010
Samenvatting Zorgcentrum ‘De Wieken’ te Zierikzee kwam er tijdens een meetweek van ‘Kwaliteitskader Verantwoorde zorg’ achter dat het percentage van depressieve bewoners hoger ligt dan het gemiddelde. Om die reden wilden zij onderzoeken of de omgang van het verzorgend personeel iets aan dit percentage kan veranderen. De onderzoeksvraag luidt daarom: “Wat is voor het personeel van ‘De Wieken’ de huidige manier van omgang met depressieve bewoners en wat kan een betere manier van omgang voor het personeel zijn, en hoe kan die manier van omgang bereikt worden?”. De doelstelling van het onderzoek is aanbevelingen te geven om een beleid te kunnen schrijven voor een professionele omgang van het personeel met depressieve bewoners en indirect om het percentage te verlagen. De gegevens van dit kwalitatief (beschrijvend en toetsend) onderzoek zijn verkregen door het interviewen van vijf personeelsleden uit de zorg. De gegevens uit deze interviews zijn verwerkt aan de hand van de stappen die beschreven zijn door Baarda, de Goede en Teunissen (2005). Vijf leden van het verzorgend personeel, met verschillende beroepen en verschillend aantal jaren ervaring, zijn geïnterviewd. Het merendeel van de geïnterviewden ervaarden het hoge percentage van depressiviteit onder de bewoners niet. De geïnterviewden benaderden de depressieve bewoners veelal positief, maar observeren de bewoners allen op andere aspecten. Bij een vermoeden van een depressie wordt de huisarts door het verzorgend personeel ingeschakeld, die dan de bewoners (zonodig) doorverwijst naar Emergis. Uit het onderzoek kan worden geconcludeerd dat er op dit moment geen eenduidig beleid is in de omgang van het verzorgend personeel met depressieve bewoners. Een professionele omgang bestaat uit het handhaven van een basisattitude en het gebruiken van een duidelijke structuur in de omgang met een depressief persoon. Een dergelijke omgang kan worden verkregen door het volgen van bijscholing. In de discussie komt naar voren dat de onderzoeksresultaten veelal verschillen met de gegevens uit de literatuur, een mogelijke verklaring hiervoor is het ontbreken van kennis onder het verzorgend personeel. Vijf aanbevelingen zijn gegeven om een beleid te kunnen opstellen voor het omgaan met depressieve bewoners door het verzorgend personeel.
Inhoud Inleiding ................................................................................................................................. 8
Hoofdstuk 1. De vraagstelling ................................................................................................ 9 1.1
Aanleiding en achtergrond van het probleem .......................................................... 9
1.2
Onderzoeksvraag ...................................................................................................10
1.3
Relevantie voor het verpleegkundig beroep ...........................................................10
1.4
Doelstellingen.........................................................................................................11
1.5
Samenvatting .........................................................................................................11
Hoofdstuk 2. Theoretische achtergrond ................................................................................12 2.1
Zoekstrategie .........................................................................................................12
2.2
Literatuurstudie ......................................................................................................13
2.3
Samenvatting .........................................................................................................21
Hoofdstuk 3. Methode van onderzoek ..................................................................................22 3.1
Onderzoeksvorm en – populatie .............................................................................22
3.2
Methode dataverzameling ......................................................................................22
3.3
Betrouwbaarheid en validiteit .................................................................................23
3.4
Ethische overweging ..............................................................................................24
3.5
Samenvatting .........................................................................................................24
Hoofdstuk 4. Resultaten .......................................................................................................25 4.1
Respons .................................................................................................................25
4.2
Thema: algemeen, opleiding en ervaring................................................................25
4.3
Thema: omgang met depressie, herkenning...........................................................26
4.4
Thema: omgang met depressie, huidige omgang ...................................................26
4.5
Thema: omgang met depressie, frustraties ............................................................27
4.6
Thema: omgang met depressie, bijscholing ...........................................................28
4.7
Samenvatting .........................................................................................................28
6
Hoofdstuk 5. Conclusie en discussie ....................................................................................29 5.1
Antwoord op de hoofdvraag ...................................................................................29
5.2
Discussie ................................................................................................................30
5.3
Sterke en zwakke punten .......................................................................................31
5.4
Samenvatting .........................................................................................................31
Hoofdstuk 6. Aanbevelingen .................................................................................................32 6.1
De aanbevelingen ..................................................................................................32
6.2
Samenvatting .........................................................................................................32
Literatuur ..............................................................................................................................33
Bijlage I;
Geriatric Depression Scale 8 ..............................................................................35
Bijlage II; Topic – lijst interview ...........................................................................................36 Bijlage III; Analyse interviews .............................................................................................37 Voorbereidende stappen 1 t/m 4 .......................................................................................37 Analyse stappen 2 t/m 4 ...................................................................................................72
7
Inleiding Depressief zijn, is iets wat niemand wil, toch blijken veel ouderen last te hebben van depressiviteit. Prevalentiecijfers van depressie in verzorgingshuizen en verpleeghuizen zijn schrikbarend hoog. Ook in zorgcentrum ‘De Wieken’ te Zierikzee bleek een groot deel van de bewoners depressief te zijn. Zou het misschien mogelijk zijn dat de, mogelijk andere, omgang van het personeel met de depressieve bewoners de prevalentiecijfers kan laten dalen? De onderzoeksvraag die in dit verslag wordt uitgewerkt, luidt: Wat is voor het personeel van ‘De Wieken’ de huidige manier van omgang met depressieve bewoners en wat kan een betere manier van omgang voor het personeel zijn, en hoe kan die manier van omgang bereikt worden? Omdat de globale onderzoeksvraag uit zorgcentrum ‘De Wieken’ kwam, is het onderzoek alleen in deze zorginstelling uitgevoerd. Mijn besluit om voor dit onderwerp te kiezen is niet zo verwonderlijk, omdat mijn interesse vooral ligt bij de ouderenzorg. Daarnaast heeft depressiviteit een grote negatieve invloed op het leven van een mens. Mijns inziens is het van belang om de kwaliteit van leven ook voor de oudere mens op aanvaardbaar niveau te houden en is dit onderzoek daarvoor erg belangrijk. Allereerst zal in hoofdstuk 1 de probleemanalyse en de onderzoeksvraag worden behandeld. Vervolgens zal in hoofdstuk 2 de theoretische achtergrond worden beschreven. In hoofdstuk 3 wordt de methode van onderzoek behandeld en in hoofdstuk 4 de resultaten. Daarna zal in hoofdstuk 5 de conclusies en de discussie worden beschreven. Ten slotte zullen in hoofdstuk 6 verschillende aanbevelingen worden genoemd. Het verslag is bestemd voor de directeur van zorgcentrum ‘De Wieken’, dhr. Pinxteren, voor de begeleidende docent van Hogeschool Zeeland, dhr. Snoeck, en voor geïnteresseerde medestudenten en professionals.
8
Hoofdstuk 1. De vraagstelling In dit hoofdstuk zal de aanleiding tot het probleem en de achtergrond van het probleem worden uitgewerkt en wordt
de onderzoeksvraag benoemd. Ook de relevantie voor het
verpleegkundig beroep zal in dit hoofdstuk aan bod komen.
1.1
Aanleiding en achtergrond van het probleem
Om een duidelijk beeld te hebben van de situatie, zal er eerst informatie van zorgcentrum ‘De Wieken’ worden uitgewerkt.. ‘De Wieken’ is een Protestants Christelijk zorgcentrum te Zierikzee. Het zorgcentrum heeft 62 verzorgingshuisplaatsen en 39 aanleunwoningen. Het levert verschillende producten en diensten aan de senioren van Zierikzee en omstreken, onder andere: -
Wonen in combinatie met verzorging en verpleging;
-
Substitutiezorg, dat is verpleeghuis verplaatste zorg;
-
Tijdelijke -, dag – en nachtopvang en dagverzorging;
-
Externe maaltijdvoorziening;
-
Zelfstandig wonen met ondersteunende diensten;
-
Thuiszorg.
Ongeveer 100 medewerkers bieden deze diensten aan vanuit de verschillende disciplines, waaronder: verzorging, huishouding, keuken, gastvrouwen, activiteitenbegeleiding en administratieve dienst. Daarnaast bieden ongeveer 50 vrijwilligers hun diensten aan in het zorgcentrum. In 2008 heeft ‘De Wieken’ het HKZ certificaat gehaald. Stichting harmonisatie kwaliteitsbeoordeling in de zorgsector (HKZ) is een kwaliteitsinstituut. Sinds de Kwaliteitswet Zorginstellingen van kracht is, sinds 1 april 1996, zijn alle instellingen verplicht om ‘verantwoorde zorg’ te leveren. HKZ zorgt ervoor dat kwaliteit genormeerd en toetsbaar wordt (HKZ, z.j.). Zij stellen kwaliteitsnormen op voor een groot aantal branches in Zorg en Welzijn. Vanuit het perspectief van de consument stimuleert Stichting HKZ het werken aan kwaliteit. Centraal daarin staat het HKZ Keurmerk. Dit Keurmerk bewijst en waarborgt de kwaliteit van de geleverde zorg. Het certificaat dat de Stichting HKZ verstrekt heeft vooral betrekking op het kwaliteitsmanagementsysteem van de instelling. Een dergelijk systeem heeft een instelling nodig om kwaliteit goed te kunnen managen (HKZ, z.j.). Niet alleen het kwaliteitsmanagementsysteem wordt getoetst ook wordt er gekeken hoe het staat met de kwaliteit van de zorg binnen een instelling. Een instrument daarvoor is het ‘Kwaliteitskader Verantwoorde zorg’, dit instrument wordt vanaf mei 2007 in de sector verpleging, verzorging en thuiszorg toegepast. Bij Kwaliteitskader Verantwoorde zorg worden de volgende indicatoren getoetst: 9
- Zorg(behandel) - en leefplan; - Communicatie en informatie; - Lichamelijk welbevinden; - Zorginhoudelijke veiligheid; - Woon – en leefomstandigheden; - Participatie en sociale redzaamheid; - Mentaal welbevinden; - Veiligheid wonen/verblijf; - Voldoende en bekwaam personeel; - Samenhang in zorg (ActiZ et al., 2007). Zorgcentrum ‘De Wieken’ heeft in maart 2008 een meetweek gehouden onder de bewoners van de instelling om de indicatoren, die hier boven vermeld staan, te meten. Hieruit kwam naar voren dat 35,1% van de bewoners depressief is, dat komt neer op ongeveer 20 bewoners. Dit percentage ligt hoger dan de gemiddelde score van de zorgorganisaties met een vergelijkbare cliëntengroep, die is namelijk 26,2%. Als er gedragsproblemen zijn bij een bewoner schakelt het verzorgend personeel van zorgcentrum ‘De Wieken’ Emergis, Centrum voor geestelijke gezondheidszorg Zeeland, in. Ook als er vermoeden is van een depressie, wordt Emergis ingeschakeld. Samen met een medewerker van Emergis wordt er vervolgens een benaderingswijze of stappenplan opgezet om de desbetreffende bewoner te kunnen helpen. Naast het inschakelen van professionele hulp vanuit Emergis wil Zorgcentrum ‘De Wieken’ graag weten of er nog iets in de kennis/omgang van het verzorgend personeel zelf veranderd kan worden om de bewoners bij te kunnen staan en mogelijk dit hoge percentage te verminderen.
1.2
Onderzoeksvraag
Vanuit deze probleemanalyse komt de volgende onderzoeksvraag die naar voren: “Wat is voor het personeel van ‘De Wieken’ de huidige manier van omgang met depressieve bewoners en wat kan een betere manier van omgang voor het personeel zijn, en hoe kan die manier van omgang bereikt worden?”
1.3
Relevantie voor het verpleegkundig beroep
Volgens Blom en Van Marwijk (1999) is depressie bij ouderen tussen de 65 en 80 jaar de meest voorkomende psychische problematiek. Brühl, Luijendijk en Muller (2007) zeggen in hun artikel dat de prevalentie van depressie onder ouderen in de eerstelijnszorg neerkomt op
10
20%. Hoewel deze gegevens aangeven dat depressie een serieus probleem is onder de ouderen, wordt er minder dan 20% van de gevallen ontdekt (Cole & Dendukuri, 2003). Wanneer het verzorgend personeel echter training heeft ontvangen om een depressie te herkennen, zakt de prevalentie van depressieve symptomen, hoewel deze daling niet significant is, en hebben de cliënten met depressieve symptomen bovendien een gunstiger verloop (Eisses e.a., 2005). Het is dus van belang dat er duidelijke richtlijnen zijn voor het verzorgend personeel in de ouderenzorg om met depressieve cliënten om te gaan en om kennis te hebben over depressiviteit met de oorzaken, de kenmerken, de omgang en de mogelijke behandeling. Te meer omdat uit cijfers van het RIVM (2009) blijkt dat het aantal ouderen in Nederland blijft toenemen en vanaf 2010 zelfs in versterkte mate.
1.4
Doelstellingen
De doelstellingen van het onderzoek voor zorgcentrum ‘De Wieken’ zijn de volgende: - Het krijgen van aanbevelingen om een beleid te kunnen vormen voor een professionelere omgang van het verzorgend personeel met depressieve cliënten. - Het naar beneden brengen van het percentage depressieve bewoners in zorgcentrum ‘De Wieken’.
1.5
Samenvatting
Uit resultaten van de meetweek voor Kwaliteitskader Verantwoorde zorg bleek zorgcentrum ‘De Wieken’ een groot aantal depressieve bewoners te hebben. Uit onderzoek van Blom en Van Marwijk (1999) blijkt dat veel ouderen met depressie te kampen hebben. Dat was de aanleiding om een onderzoek te starten met de volgende onderzoeksvraag: “Wat is voor het personeel van ‘De Wieken’ de huidige manier van omgang met depressieve bewoners en wat kan een betere manier van omgang voor het personeel zijn, en hoe kan die manier van omgang bereikt worden?”. Het doel van het onderzoek is om aanbevelingen te kunnen formuleren om een beleid te kunnen vormen voor een professionelere omgang van het personeel met depressieve cliënten en het naar beneden brengen van het percentage van depressieve cliënten binnen ‘De Wieken’.
11
Hoofdstuk 2. Theoretische achtergrond In dit hoofdstuk zal de literatuurstudie centraal staan. De literatuurstudie is de basis voor het gehouden onderzoek. In de eerste paragraaf is te lezen hoe de literatuur is verzameld om de hoofdvraag te beantwoorden. Deze luidde: “Wat is voor het personeel van ‘De Wieken’ de huidige manier van omgang met depressieve bewoners en wat kan een betere manier van omgang voor het personeel zijn, en hoe kan die manier van omgang bereikt worden?”. Vervolgens staat in de tweede paragraaf de literatuurstudie zelf beschreven.
2.1
Zoekstrategie
Om een duidelijk zicht te krijgen op het theoretische aspect van de hoofdvraag zijn de belangrijkste punten uit deze vraag gehaald, daaruit zijn de volgende deelvragen opgesteld: - Wat is een depressie? o
Wat is de prevalentie van depressie onder de ouderen in Nederland?
o
Wat zijn de risicofactoren voor een depressie onder ouderen?
o
Wat zijn de gevolgen van een depressie?
o
Wordt de depressie bij ouderen herkend en hoe wordt de diagnose gesteld?
- Wat houdt een goede (professionele) omgang met een depressieve oudere in? o
Hoe kan deze omgang worden bereikt?
Om de hoofdvraag en de deelvragen te kunnen beantwoorden is er een zoekstrategie gevolgd. De eerste informatie is verkregen via Pubmed, vervolgens is er ook gezocht op ScienceDirect, Google Wetenschap, HBO Voorspong en SumSearch. De volgende zoekwoorden zijn gebruikt bij het zoeken naar literatuur: - depressie AND ouderen; - nursing staff AND contact with depression AND elderly; - depression elderly intervention nursing staff; - depression AND elderly AND protocol. Bij de zoektocht in SumSearch werd er een artikel gevonden waarvan de full- text niet beschikbaar was. De auteur van het artikel was, na schriftelijk contact, bereidt om het artikel in full – text aan te leveren. Daarbij gaf hij ook enkele tips voor verschillende andere artikelen, die ook in dit onderzoek zijn gebruikt. Door bij de gevonden artikelen de literatuur/referenties door te nemen zijn er ook verschillende andere artikelen gevonden. Bij elkaar zijn er 18 artikelen gevonden waarvan er 7 zijn geëxcludeerd óf omdat ze niet aansloten bij de onderzoeksvraag óf omdat de kwaliteit van het artikel niet voldoende was.
12
Ook is er in de Zeeuwse Bibliotheek te Middelburg naar boeken gezocht met het zoekwoord: depressie. Er zijn nog meer relevante boeken gevonden door in de boekenkasten zelf te kijken.
2.2
Literatuurstudie
Hoofdvraag: Wat is een depressie? De meest belangrijke diagnostische criteria voor een depressieve periode, die internationaal gebruikt worden, zijn de DSM – IV criteria. Deze criteria zijn leidend in internationale onderzoeken (Brühl, 2008). DSM staat voor Diagnostic and Statistical Manual en is een diagnostisch handboek van de American Psychiatric Association (APA). Voor depressiviteit geldt de volgende criteria: ‘Iemand heeft depressie wanneer hij of zij gedurende tenminste 2 weken minstens 1 van deze 2 kernsymptomen heeft: -
Een zeer neerslachtige stemming gedurende het grootste deel van de dag, bijna elke dag;
-
Een ernstig verlies van interesse in alle of bijna alle activiteiten gedurende het grootste deel van de dag, bijna elke dag.
Daarnaast dienen nog andere symptomen aanwezig te zijn: -
Eetproblemen (heel veel of juist heel weinig eten) en veranderingen in het gewicht;
-
Slaapproblemen;
-
Geagiteerd en rusteloos zijn of juist geremd;
-
Vermoeidheid en verlies van energie;
-
Gevoelens van waardeloosheid of overmatige schuld;
-
Concentratieproblemen, vertraagd denken en besluiteloosheid;
-
Terugkerende gedachten aan dood of zelfdoding.
Er is sprake van depressie – officieel ‘depressieve stoornis’ of ‘major depression’ – wanneer 5 symptomen tegelijk aanwezig zijn, inclusief neerslachtige stemming en/of interesseverlies’ (Trimbos Instituut, z.j.)
Op grond van de ernst van de klachten en op de aard van de symptomen wordt bij depressie een onderverdeling gemaakt. Het aantal symptomen is een veelgebruikte maat voor de ernst van de depressie. Onderscheiden worden licht (5 symptomen), matig (6-7) en ernstig (8-9) (Trimbos Instituut, z.j.). Wat is de prevalentie van depressie onder de ouderen in Nederland? De depressieve stemmingsstoornissen komen veel voor. Geschat wordt dat wereldwijd 110% van de bevolking lijdt aan depressie. Naar schatting lijdt er in Nederland minstens 5% 13
van de bevolking aan een depressieve stoornis. Bij deze cijfers kan worden opgemerkt dat veel mensen met depressieve stemmingsklachten nooit in beeld komen bij de gezondheidszorg (Clijsen, Garenfeld & Jacobs, 2008). Cole en Dendukuri (2003) stellen in hun onderzoek dat 1 – 3% van de algemene ouderenpopulatie lijdt aan een ernstige depressie, daarnaast lijdt 8 – 16% aan depressieve symptomen. Blom en Van Marwijk (1999) komen met een wat algemenere schatting, zij zeggen dat tussen de 0,5 en 20% van de oudere bevolking lijdt aan een depressie. Voor een ernstige depressie stellen zijn ook de prevalentie van 0,5 – 2,5%. Chew – Graham, Baldwin en Burns (2004) zeggen dat depressies het meest voorkomen onder de oudere bevolking, ongeacht welk land of cultuur. Het treft volgens hen 1 op de 7 ouderen, wat neer komt op 14,3%. Wat betreft de prevalentie van depressiviteit in de verzorgingshuizen zegt Dozeman et al. (2007) dat 30% van de verzorgingshuisbewoners symptomen ontwikkelen van depressie en angst. Van deze 30% zou 30 – 35% uiteindelijk een ernstige depressie en/of gegeneraliseerde angststoornis ontwikkelen. Brühl, Luijendijk en Muller (2007) gebruiken in hun artikel voor de prevalentie het percentage van 20% voor depressiviteit binnen de verzorgingshuizen en de thuiszorg. Uit onderzoek van Eisses (2005) in 11 Drentse verzorgingshuizen blijkt echter dat 12,9% van de bewoners leed aan depressieve klachten. Dit percentage ligt op hetzelfde niveau als bij zelfstandig wonende Nederlandse ouderen. Uit verschillende andere onderzoeken blijkt dat de prevalentie van depressiviteit binnen een verpleeghuis nog hoger liggen (Brühl, 2008; Jongenelis et al., 2004). Wat zijn de risicofactoren voor een depressie onder ouderen? Elke ziektebeeld heeft zo zijn eigen risicofactoren, zo ook depressie. Uit het onderzoek van Eisses (2005), die zij gehouden heeft onder 11 verzorgingshuizen in Drenthe, kwamen de volgende risicofactoren naar voren: - Beperking in dagelijks functioneren (kans op depressieve klachten namen toe, naarmate men sterker beperkt is); - Eenzaamheid; - Hoger opleidingsniveau; - Sterkere mate van neuroticisme. Opmerkelijk is dat andere factoren, zoals opname in een ziekenhuis of lichamelijke ziekte, nauwelijks bijdroegen aan de voorspelbaarheid van toename of afname van depressieve klachten. Cole en Dendukuri (2003) hebben in hun literatuuronderzoek verschillende andere risicofactoren aan het licht gebracht. Dat waren: - Verlies van een geliefde; 14
- Slaapstoornis; - Beperking in dagelijks functioneren; - Symptomen voorafgaand aan depressie; - Vrouwelijk geslacht. Deze risicofactoren waren de belangrijkste voor het ontstaan van een depressie onder de bewoners van verzorgingshuizen. Ook
in
het
onderzoek
van
Jongenelis
et
al.
(2004)
onder
ongeveer
330
verpleeghuisbewoners in het Noordwesten van Nederland kwamen weer andere risicofactoren naar boven. Dat waren de volgende: - Leeftijd; - Pijn; - Visuele beperkingen; - Beroerte; - Functionele beperkingen; - Negatieve levensgebeurtenissen; - Eenzaamheid; - Gebrek aan sociale steun; - Waargenomen onvolledigheid van de zorg. Verschillende risicofactoren uit deze 3 onderzoeken komen overeen, zoals de beperkingen in dagelijks functioneren en eenzaamheid. Daarnaast hebben Clijsen, Garenfeld & Jacobs (2008) ook nog enkele verklaringsmodellen in hun hoofdstuk opgenomen die betrekking hebben op het ontstaan van depressieve stemmingsstoornissen. De volgende verklaringsmodellen worden door hen besproken: - Biologische verklaring; erfelijkheid, onderliggende ziekten, disbalans in hoeveelheden van bepaalde neurotransmitterstoffen, hormonale factoren, seizoenen. - Psychosociale verklaring; verlies, draagkracht/draaglast, persoonlijkheid. - Leertheoretische verklaring; ontwikkelen van een inadequate coping. - Cognitieve verklaring; ontwikkeling van negatief denkschema. - Geïntegreerd verklaringsmodel; in de literatuur wordt onderscheid gemaakt tussen endogene en exogene depressie, maar in het licht van de moderne wetenschap is dit onderscheid niet meer houdbaar. Uit de literatuur komt naar voren dat er verschillende factoren zijn waardoor ouderen een depressieve stemmingsstoornis kunnen ontwikkelen. Al deze factoren hebben in meerdere of mindere mate invloed op elkaar.
15
Wat zijn de gevolgen van een depressie? De gevolgen van een depressie bij een oudere zijn veelomvattend. De gevolgen hebben betrekking op de depressieve oudere zelf, zijn naasten en de gemeenschap. Beekman en Ormel (1999) hebben in een tabel, zie tabel 1, de gevolgen van een depressie uitgesplitst. Hierbij is gekeken naar de gevolgen van een depressie in het algemeen en niet specifiek voor een depressie bij ouderen. Tabel 1. Gevolgen van depressie (Beekman, & Ormel 1999)
Voor wie?
Welke gevolgen?
Bijzonderheden
Patiënt
Verminderd welbevinden
Hoort per definitie bij diagnose ‘depressie’.
Slechter dagelijks functioneren
Hoort per definitie bij diagnose ‘depressie’.
Morbiditeit
verhoogd
(meer
kans
op
somatische comorbiditeit)
Als gevolg van : -
Depressief gevoel
-
Veranderde
perceptie
lichaam
Mortaliteit verhoogd
Naasten
Negatieve gevolgen voor interactie met patiënt
-
Verminderde zelfzorg
-
Verminderde compliance
-
Neveneffect behandeling
Als gevolg van: -
Suïcide
-
Somatische ziekten
-
Andere redenen
Als gevolg van: -
Teruggetrokkenheid, somberheid
-
Afhankelijk gedrag patiënt
-
Vijandige houding patiënt
Gemeenschap Verminderde productiviteit Meer gebruik van voorzieningen
16
Verminderde productiviteit zoals dat in tabel 1 staat vermeld, is (over het algemeen) niet meer van toepassing bij ouderen, doorgaans zitten zij niet meer in het arbeidsproces. Ook verschillende andere schrijvers (Brühl, Luijendijk en Muller, 2007; Chew – Graham, Baldwin, Burns, 2004; Jongenelis et al., 2004; Veer – Tazelaar et al., 2006) vermelden in hun artikels dat de ouderen door depressiviteit een verhoogde (co)morbiditeit en mortaliteit hebben. Ook het slechter dagelijks functioneren wordt genoemd (Jongenelis et al., 2004; Veer – Tazelaar et al., 2006), hoewel dit ook vaak als risicofactor voor het ontwikkelen van een depressie wordt gezien, zie ‘wat zijn de risicofactoren voor een depressie onder ouderen?’. Brühl, Luijendijk en Muller (2007) en Veer – Tazelaar et al. (2006) noemen daarnaast de daling in kwaliteit van leven, Jongenelis et al. (2004) noemt het in zijn artikel ‘een negatieve invloed op het welzijn’ van de cliënt. Veer – Tazelaar et al. (2006) stemt in met Beekman en Ormel (1999) dat er ook meer gebruik wordt gemaakt van de dienstverlening. Verzorgend personeel De depressiviteit van de oudere heeft echter niet alleen gevolgen voor zichzelf, zijn naaste en de maatschappij. Het heeft ook invloed op het verplegend/verzorgend personeel, die hen dagelijks verzorgd. Er kunnen gevoelens ontstaan van boosheid, somberheid en machteloosheid, desinteresse, schuldgevoelens en teleurstelling en betrokkenheid en afstand. Het geeft een hele opluchting door deze gevoelens te bespreken in een teamoverleg of in een gesprek met de leidinggevende (Blom, Werts & Huizing, 1998). Wordt de depressie bij de oudere herkend en hoe wordt de diagnose gesteld? De herkenning van depressie onder de ouderen door het verzorgend personeel is erg laag (Jongenelis e.a., 2004; Schroevers e.a., 2006; Eisses e.a., 2005; Brühl e.a., 2007; Chew – Graham e.a., 2004; Cole, & Dendukuri, 2003; Brühl, 2008). Dozeman e.a. (2007) geeft hiervoor de volgende reden; ‘een enorm deel van de bewoners van verzorgingshuizen lijdt aan fysieke comorbiditeit. Symptomen van depressie en angststoornissen, zoals apathie en vermoeidheid, worden ook wel toegeschreven aan fysieke ziekten. Dit zorgt ervoor dat symptomen van angst en depressie vaak als consequenties van de achteruitgang worden geïnterpreteerd in plaats van problemen die interventies behoeven.’ Chew – Graham, Baldwin en Burns (2004) stellen in hun artikel dat tweederde van de oudere met een ernstige depressie niet de symptomen hebben die beschreven staan in de classificaties van de stemmingsstoornissen. Ook Blom en Van Marwijk (1999) geven dit als 17
reden. Daarnaast zeggen zij dat ouderen zelden uiting geven aan de sombere gevoelens, dat de klachten door zowel de oudere als zijn omgeving gezien wordt als behorend bij het ouder worden en dat depressieve klachten vaak schuil gaan achter cognitieve en lichamelijke klachten. De diagnose ‘depressie’ mag natuurlijk alleen worden gesteld door een arts en niet door verpleegkundigen of verzorgenden. Toch heeft het verzorgend personeel invloed op het tot stand komen van een diagnose, zij hebben immers het meest contact met de cliënt. Als er bij de cliënt verschijnselen van een depressie voordoen, moet er door het verzorgend personeel actief gezocht worden naar een mogelijke bevestiging van dat vermoeden. Hiervoor hebben zij de volgende instrumenten: - Gerichte observatie als instrument voor herkenning; hierbij moet vooral worden gekeken naar het gedrag van de cliënt en dan met name naar de veranderingen daarin. Het gedrag kan op verschillende terreinen worden geobserveerd, namelijk; eten en drinken, slapen, bewegen, zelfzorg en de sociale contacten. - Gericht doorvragen als instrument voor de herkenning; hoe meer depressieve symptomen naar voren komen door gerichte vragen, hoe meer zekerheid men krijgt over het vermoeden van een depressie. De vragen uit de Geriatric Depression Scale 8 (zie bijlage I) (BTSG, z.j.) kunnen bijvoorbeeld gebruikt worden tijdens het gesprek. - De interactie als diagnostisch criterium; als het verzorgend personeel en de naasten van de cliënt gevoelens van machteloosheid ervaart, die zich afwisselen met bewogenheid en schuldgevoel of kwaadheid, is het mogelijk dat er bij de cliënt sprake is van depressieve problematiek. - Depressie als verpleegkundig probleem; uit de optelling van de gegevens zal een beeld van depressie naar voren komen. De volgende stap die de verzorgende zal moeten nemen is het vermoeden bespreken met de cliënt zelf, om hulp in te kunnen schakelen (Blom & Van Marwijk, 1999). Hoofdvraag: Wat houdt een goede (professionele) omgang met een depressieve oudere in? Clijsen, Garenfeld en Jacobs (2008) volgen de client-centred therapy van de Amerikaanse psycholoog Rogers (1902-1987) voor het bepalen van de basisattitude van de verzorgende in het contact met depressieve mensen. De basisattitude kan worden afgeleid uit de vier kenmerken; acceptatie, empathie, echtheid en transparantie en daarnaast uit algemene termen van respect, vertrouwelijkheid en gelijkwaardigheid. Hieronder zullen deze punten verder worden uitgewerkt. Acceptatie en respect. De cliënt wordt altijd als persoon geaccepteerd en gerespecteerd in zijn basale levensovertuigingen, ook wanneer de verzorgende zijn huidige gedrag minder 18
acceptabel vindt. De verzorgende beseft dat bepaald gedragingen en gevoelens door de depressieve toestand kunnen komen. Empathie en vertrouwelijkheid. Het is belangrijk dat de verzorgende laat merken dat zij het gevoel van de ander kan begrijpen, dat zij zich daarin kan inleven, maar dat zij deze gevoelens niet overneemt. De verzorgende neemt een ‘ontdekkende houding’ aan en toont medeleven. Op deze manier kan de cliënt zich veilig voelen en kan er een therapeutische vertrouwensrelatie worden opgebouwd. Echtheid. De verbale en non – verbale uitdrukkingen van de verzorgende zijn met elkaar in overeenstemming en komen overeen met wat zijzelf werkelijk meent en voelt. Transparantie
en
gelijkwaardigheid.
De
verzorgende
bespreekt
alle
wederzijdse
verwachtingen en bedoelingen. Dit houdt in dat de verzorgende in het contact met de cliënt laat merken dat zij openstaat voor zijn verhaal, maar zij zorgt tegelijk dat duidelijk is wat haar bedoelingen zijn. Daarnaast noemen Clijsen, Garenfeld en Jacobs (2008) ook dat het voor de verzorgende belangrijk is dat zij niet ten onder gaat aan haar eigen emoties, zij is immers het ‘instrument’. Het is van belang dat de verzorgende de conditie van zichzelf als ‘instrument’ op peil houdt. Zij moet daarom op haar gezondheid letten en zorgen voor voldoende afleiding en ontspanning. Broek en Kooreman (1999) hebben een ander invalshoek voor de begeleiding van depressieve ouderen. Zij zetten de stappen op een rij die een verzorgende moet doorlopen in de begeleiding met een depressieve cliënt. De eerste stap is een werkrelatie vestigen. Een vertrouwensrelatie is van groot belang voor een professionele begeleiding. De kwaliteit van de relatie bepaalt voor een groot deel de kans op slagen van de begeleiding. Deze eerste stap begint voor de verzorgende met een verkennende houding, om in te schatten wat er allemaal speelt. Daarnaast heeft de verzorgende een accepterende houding nodig. Het gaat er daarbij om dat de verzorgende laat merken dat ze openstaat voor wat er in de cliënt omgaat, zonder daar onmiddellijk een oordeel over te hebben of dit te willen veranderen. De volgende stap is het begin van de begeleiding. De overgang naar deze stap kan gemaakt worden als er genoeg vertrouwen is tussen de cliënt en de verzorgende en de verzorgende al redelijk wat van de situatie van de cliënt weet. Het doel van deze stap is om vanuit een betrouwbare aanwezigheid de begeleiding te verbreden naar het zorgsysteem. In deze stap worden er afspraken gemaakt met de cliënt van de frequentie en tijdstip van bezoek van de verzorgende. Dit geeft al een eerste aanzet voor een gestructureerde begeleiding wat in stap 3 verder wordt besproken. De verzorgende zal uitleg en voorlichting moeten geven aan de cliënt over zijn ziekte. Daarnaast wordt in deze stap het zorgsysteem in kaart gebracht. Zijn er mensen die de cliënt in deze moeilijke fase van zijn leven kunnen 19
helpen, bijvoorbeeld familie of buren. Dit heeft tot doel te kunnen bekijken wie uit de omgeving op welke wijze een aandeel kan leveren in de begeleiding en om de begeleiding gericht in te kunnen vullen. Is er ondanks deze stappen nog geen enkel signaal gegeven van medewerking of verandering vanuit de cliënt, dan is het tijd om te overwegen om andere hulp in te roepen. In eerste instantie is de huisarts de meest aangewezen persoon om te consulteren. De laatste en derde stap is een gestructureerde begeleiding. Dit zorgt voor duidelijkheid, begrenzing, regelmaat, ondersteuning en aandacht voor de oudere. Een hulpmiddel hierbij is het opstellen van een gestructureerd dagprogramma. Een gestructureerd dagprogramma houdt in dat de cliënt instemt iedere dag een aantal vaste afspraken rond dagelijkse activiteiten te zullen nakomen. In dit dagprogramma wordt gebruik gemaakt van de mensen uit het zorgsysteem, de verzorgende en eventueel de huisarts voor stimulans en ondersteuning. Is er eenmaal een programma dan kan dat, bijvoorbeeld wekelijks, in overleg met de cliënt worden uitgebreid of veranderd. Het gedrag van de cliënt dat in de richting gaat van meer eigen initiatief, grotere zelfstandigheid en onafhankelijkheid moet positief worden bekrachtigd. Een belangrijke stelregel bij de begeleiding van depressieve mensen is dat de verzorgende zoveel mogelijk de cliënt betrekt bij de begeleiding en dus zo min mogelijk buiten de cliënt om regelt. Dit bevordert het vertrouwen dat de cliënt in de verzorgende heeft en zal een fundament vormen voor het ‘huis’ van de hulpverlenende interventies. Daarnaast moet de verzorgende waken voor ‘meer van hetzelfde’. Depressieve mensen hebben vaak een vast communicatiepatroon en doen doorgaans steeds eenzelfde beroep op hun omgeving. De verzorgende kan, als onderdeel van de omgeving, in dit patroon verstrikt raken. Dit patroon hoeft niet altijd negatief te zijn, maar kan wel weinig doelgericht zijn. Hoe kan deze omgang bereikt worden? Voordat er met een dergelijke omgang begonnen kan worden, moet de depressie of de depressieve symptomen wel herkend zijn.
Zoals al gezegd is, wordt een depressie bij
ouderen erg slecht gesignaleerd door het verzorgend/verpleegkundig personeel. Uit onderzoek van Eisses et al. (2005) kwam naar voren dat training van het verzorgend/verpleegkundig personeel met een screeningsschaal voor depressie de herkenning van depressie bij ouderen verhoogd. Daarnaast noemen Brühl, Luijendijk en Muller (2007) het feit dat de herkenning van depressie onder ouderen ook vergroot wordt door overleg tussen het verzorgend/verpleegkundig personeel over de aanwezigheid van depressieve symptomen bij een cliënt. Ook noemt Brühl (2008) in zijn artikel nog andere tips om depressies onder de ouderen te herkennen, dat waren de volgende: 20
- Het gebruik van screeningsschaals voor depressieve symptomen. - Observeer en bevraag niet alleen de cliënt, maar luister ook naar de familie van de cliënt; zij kennen de cliënt immers het best. De kennis over depressie en de manier hoe daar het beste mee omgegaan kan worden, kan worden geleerd door middel van een training van onder andere ‘BTSG innovatie in de ouderzorg’ (2009), ‘omgaan met depressie’.
2.3
Samenvatting
De literatuur is gezocht in elektronische bronnen en dan wel op ScienceDirect, Google Wetenschap, HBO Voorspong en SumSearch. Daarnaast is er ook literatuur gevonden in de Zeeuwse Bibliotheek. In de literatuurstudie zijn verschillende hoofd – en deelvragen beantwoord die betrekking hebben op depressie bij ouderen en de omgang van het verzorgend/verplegend personeel met depressieve ouderen.
21
Hoofdstuk 3. Methode van onderzoek Elk onderzoek wordt volgens een bepaalde methode uitgevoerd. In dit hoofdstuk wordt beschreven welke methode bij dit onderzoek is toegepast. De methodologie die bij het onderzoek is gevolgd, wordt beschreven aan de hand van de volgende onderwerpen: onderzoeksvorm, populatie, methode van dataverzameling en betrouwbaarheid en validiteit, en ethische overwegingen.
3.1
Onderzoeksvorm en – populatie
Het onderzoek dat is uitgevoerd, is een kwalitatief onderzoek. Bij een kwalitatief onderzoek gaat het niet zozeer om cijfers en hoeveelheden, zoals bij een kwantitatief onderzoek, maar op kwaliteiten, ervaringen, perspectieven, beleving en betekenisverlening. Hierdoor ontstaat een duidelijk beeld over hoe de omgang van het personeel is ten opzichte van de depressieve bewoners in zorgcentrum ‘De Wieken’. Verder is het kwalitatief onderzoek beschrijvend en toetsend. In het literatuuronderzoek werden eerst verschillende punten uitgewerkt, beschreven, wat in het verdere onderzoek als basis zal dienen. Het uitvoerende deel van het praktijkgerichte onderzoek is er vooral opgericht om te beschrijven wat de huidige omgang is het van personeel met de depressieve bewoners. Daarna zullen deze gegevens getoetst worden, deductief, aan de uitkomsten van het literatuuronderzoek, waarna er aanbevelingen zullen worden gegeven. Het kwalitatieve onderzoek is uitgewerkt door middel van een survey. Het doel van een survey is namelijk in eerste instantie het beschrijven van de onderzoeksverschijnselen. Het onderzoek is uitgevoerd aan de hand van semi – gestructureerde interviews. Hierbij werd gewerkt met een topic – lijst, deze is te vinden in bijlage II. De topics zijn geformuleerd aan de hand van de literatuurstudie. Het interview is gehouden onder het verzorgend personeel, omdat zij het meest in contact zijn met de bewoners van het zorgcentrum. Onder het verzorgend personeel worden de verzorgenden en verzorgenden IG verstaan. De respondenten die zijn geïnterviewd zijn benaderd door de instelling zelf, het aantal respondenten moest tussen de vijf en de tien liggen. Deze beperking is door de Hogeschool Zeeland ingesteld om de studente die het praktijkgerichte onderzoek uitvoert, te beschermen tegen een te uitgebreid onderzoek. De respondenten zitten allen in de verzorgende sector.
3.2
Methode dataverzameling
De gegevens om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden zijn verkregen door middel van interviews met het verzorgend personeel van zorgcentrum ‘De Wieken’. Door middel van een memorecorder zijn de gesprekken opgenomen. Nadat de interviews zijn gehouden, 22
werden deze geprepareerd aan de hand van verschillende stappen, die beschreven zijn door Baarda, De Goede en Teunissen (2005): - Voorbereidende stap 1: de interviews worden in hun geheel uitgetypt in een Word bestand; - Voorbereidende stap 2: niet relevante tekst wordt uit de interviews geschrapt; - Voorbereidende stap 3: het kiezen voor een bepaalde analyse – eenheid (woord, zin, fragment of thema); - Voorbereidende stap 4: de relevante tekst opsplitsen in fragmenten; - Analysestap 1: het labelen van de interviews; - Analysestap 2: de labels ruimtelijk ordenen en verbanden er tussen zoeken; - Analysestap 3: het interpreteren en benoemen van de labelstructuur; - Analysestap 4: de geldigheid van de labeling vaststellen; - Analysestap 5: het definiëren van de kernlabels; - Analysestap 6: de intersubjectiviteit vaststellen; - Analysestap 7: het beantwoorden van de vraagstelling.
3.3
Betrouwbaarheid en validiteit
Betrouwbaarheid Uit de gegevens van de meetweek, die plaats vond in maart 2008, kwam naar voren dat het percentage van depressieve bewoners gemiddeld hoger ligt dan in andere verzorgingshuizen. De probleemstelling komt hieruit logisch naar voren; misschien kan door een andere manier van omgang van het verzorgend personeel met de (depressieve) bewoners het percentage van depressie naar beneden worden gebracht. Er is gekozen voor een kwalitatief onderzoek, omdat daar, meer dan in kwantitatief onderzoek, wordt gekeken naar het verhaal achter de cijfers. Tijdens het interview kan doorgevraagd worden, zodat meningen en ervaringen beter naar voren worden gebracht dan bij een kwantitatief onderzoek. Voor de betrouwbaarheid van het onderzoek, is tijdens het proces een logboek bijgehouden. Hierin staat wat de student heeft gedaan en beslist en op welk moment, zodat voor iemand anders ook duidelijk is waarom er bepaalde keuzes tijdens het onderzoek zijn gemaakt. Daarnaast is de topic – lijst met beginvragen van te voren doorgenomen door de begeleider van school, die deze heeft beoordeeld. Wat de betrouwbaarheid ook ten goede komt is dat de interviews door middel van een memorecorder zijn opgenomen. Hierdoor is de kans kleiner dat er bepaalde dingen vergeten worden die tijdens het interview gezegd zijn en van groot belang waren voor het onderzoek. 23
Validiteit Bij validiteit wordt de geldigheid van het onderzoek bekeken; ‘meet je wat je wilt weten?’. Hierbij wordt er onderscheid gemaakt tussen interne en externe validiteit. Interne validiteit zegt wat over de resultaten van het onderzoek; ‘zijn de interpretaties die gemaakt zijn van de dataverzameling naar resultaten en conclusies wel goed?’. Om hieraan zo goed mogelijk te voldoen zijn alle stappen die door Baarde, de Goede en Teunissen (2005) zijn beschreven, bij de preparatie van de gegevens uitgevoerd. Bij externe validiteit gaat het meer om de vraag of het resultaat van het onderzoek te generaliseren is. De respondenten worden geacht een afspiegeling te zijn van het verzorgend personeel. De interviews zijn gehouden met respondenten van verschillende leeftijden, verschillende opleidingen en verschillend aantal jaren ervaring om het onderzoek zo representatief mogelijk te laten zijn voor al het verzorgend personeel binnen zorgcentrum ‘De Wieken’.
3.4
Ethische overweging
Het onderzoek is ethisch verantwoord om de volgende punten: - Er zijn geen gegevens van de cliënten van zorgcentrum ‘De Wieken’ gebruikt voor het onderzoek; - De deelname van de respondenten was vrijwillig; - De gegevens van de respondenten blijven anoniem; - De geluidsopnamen van de interviews zijn na uitwerking vernietigd.
3.5
Samenvatting
Het praktijkgerichte onderzoek is een kwalitatieve survey, met een beschrijvend en toetsend karakter. De gegevens om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden zijn door middel van interviews verkregen. Deze interviews zijn gehouden onder het verzorgend personeel van ‘De Wieken’. De gegevens zijn verwerkt aan de hand van de stappen die in het boek van Baarda, De Goede en Teunissen (2005) staan beschreven. De betrouwbaarheid en de validiteit zijn door verschillende acties zo goed mogelijk gewaarborgd. Het onderzoek dat is uitgevoerd is ethisch verantwoord.
24
Hoofdstuk 4. Resultaten De resultaten van het onderzoek met de volgend onderzoeksvraag: “Wat is voor het personeel van ‘De Wieken’ de huidige manier van omgang met depressieve bewoners en wat kan een betere manier van omgang voor het personeel zijn, en hoe kan die manier van omgang bereikt worden?” zullen in dit hoofdstuk worden beschreven. De beschrijving zal gebeuren aan de hand van de topics die staan beschreven in bijlage II, de analyse van de interviews waaruit de resultaten zijn verkregen staan in bijlage III. Maar allereerst zal de respons worden besproken.
4.1
Respons
In totaal zijn er 5 interviews afgenomen onder het verzorgend personeel van zorgcentrum ‘De
Wieken’.
Meerdere
interviews
waren
roostertechnisch
niet
mogelijk.
Al
de
geïnterviewden waren vrouwen.
4.2
Thema: algemeen, opleiding en ervaring
Aan het begin van elk interview is aan de respondent gevraagd welke opleiding zij had gevolgd en hoeveel jaar zij al in de ouderenzorg werkte. De antwoorden staan hieronder in tabel 2 weergegeven. Tabel 2. Antwoorden respondenten
Opleiding
Resp. 1
Resp. 2
Resp. 3
Resp.4
Verzorgende
SPW – 4
Verzorgende
Verpleegkundige Verzorgende
IG
niveau 4
IG
13 jaar
22 jaar
3 jaar
IG Ervaring
10 jaar
3 jaar
Resp. 5
ouderenzorg
Ook werd hierbij gevraagd of er in de opleiding, die zij hadden gevolgd, aandacht werd besteed aan depressiviteit onder ouderen. Drie van de respondenten gaf aan dat er in de opleiding geen aandacht was besteed aan depressiviteit. Eén respondent heeft het onderwerp depressiviteit wel tijdens de opleiding behandeld en één van hen gaf hierop geen duidelijk antwoord.
25
4.3
Thema: omgang met depressie, herkenning
Bij dit thema werd aan de respondenten allereerst gevraagd of zij het hoge percentage van depressiviteit onder de cliënten van zorgcentrum ‘De Wieken’ ook ervaren. Eén van de respondenten gaf aan dit hoge percentage van depressiviteit wel te ervaren, zij zei hierover het volgende: ‘Je hebt hier ook mensen met een psychiatrische achtergrond, die niet in Emergis hoeven, die hier zijn, maar ja die zijn natuurlijk heel labiel en die zijn ook heel snel depressief.’ De andere respondenten gaven op deze vraag een ontkennend antwoord. Ook werden onder dit thema 2 kennisvragen over depressiviteit gesteld: wat depressiviteit is en wat de risicofactoren zijn voor ouderen om depressief te worden. Allen noemden, in andere bewoordingen, het kernsymptoom van ‘een ernstig verlies van interesse in alle of bijna alle activiteiten’. De andere kenmerken die door de respondenten werden genoemd om een depressie te omschrijven, waren vooral kenmerken die goed te merken zijn, zoals: de gezichtsuitdrukking, zichzelf opsluiten, op zichzelf gericht zijn en negatief praten. Wat betreft de vraag over de risicofactoren voor depressiviteit werden de psychiatrische achtergrond waardoor iemand labiel is, beperking in dagelijks functioneren en de levensgeschiedenis genoemd. De SPW – er (zij is vanuit de activiteitenbegeleiding naar de zorg gegaan) viel op dat ‘de zorg toch heel veel zorg is’ er wordt weinig met de cliënten gesproken en ‘alles wordt uit handen genomen’, zij vond dit ook een oorzaak voor het ontstaan van een depressie.
4.4
Thema: omgang met depressie, huidige omgang
Onder dit thema is met de respondenten besproken hoe zij omgaan met depressieve bewoners, of er een screeningsschaal binnen zorgcentrum ‘De Wieken’ wordt gebruikt om depressieve mensen te herkennen, waar zij depressieve bewoners op observeren en wie en wanneer ze iemand consulteren. De benadering van de respondenten met depressieve bewoners is grotendeels gelijk. De meeste van hen benaderen de depressieve mensen positief en zijn in de omgang met deze mensen ook (geforceerd) vrolijk. Daarnaast zijn alle respondenten van mening dat depressieve mensen meer aandacht nodig hebben dan mensen die niet depressief zijn. Depressieve bewoners worden activiteiten aangeboden, zodat ze een dagvulling hebben. Zo zei één van de respondenten het volgende: ‘En ik heb wel het idee dat als je meer activiteiten aanbiedt, zodat ze meer om handen hebben, dat het beter gaat’. Daarnaast gaven enkele aan dat het ook de eigen keus van de cliënt is als deze, door de depressiviteit, bepaald gedrag vertoont, zoals bijvoorbeeld in bed blijven liggen. ‘Ja, kijk dat is zijn mening of haar mening’.
26
Er kwam geen eenduidig antwoord op de vraag of er binnen zorgcentrum ‘De Wieken’ gebruik wordt gemaakt van een screeningsschaal om depressieve mensen te herkennen. Wel vonden bijna alle respondenten het handig om een screeningsschaal (zoals weergegeven in bijlage I) te gebruiken, hoewel, volgens één van de respondenten, dergelijke vragen al werden gesteld. De respondent die op de vraag of zij een dergelijke screeningsschaal zou willen gebruik negatief antwoordde, gaf hiervoor als reden dat je er ‘met observatie (…) snel genoeg bij kunt zijn’ ze komen immers elke dag bij de bewoners, ‘nou is er dan iemand of beginnend depressief of depressief nou dan merk je dat gauw genoeg want die meneer of mevrouw veranderd’. De respondenten observeren de depressieve bewoners veelal op verschillende aspecten. De ene respondent kijkt vooral naar de gezichtsuitdrukking, de ander weer naar de fysieke aspecten zoals eten, drinken en slapen en de volgende vergelijkt het gedrag van de cliënt weer met de voorgaande dagen. Zodra één van de respondenten vermoedt dat er een bewoner depressief is wordt dit met de huisarts van deze cliënt besproken. De huisarts moet vervolgens toestemming geven om Emergis te bellen. Bij bewoners die in de meerzorg zitten, deze bewoners ontvangen extra zorg bovenop de zorg die in het zorgcentrum wordt gegeven, wordt het eerst besproken met de verpleeghuisarts, deze mag echter geen toestemming geven om Emergis te bellen, maar kan dat wel adviseren. Die verantwoording ligt bij de huisarts van deze bewoner. Een medewerker van Emergis spreekt dan met de bewoner, geeft uitleg over de omgang aan het verzorgend personeel en geeft een omgangsadvies. Volgens één van de respondenten maakt Emergis alleen bij bewoners met een GGZ indicatie een benaderingswijze.
4.5
Thema: omgang met depressie, frustraties
Vier van de vijf respondenten ervaart bij het omgaan met depressieve mensen geen frustraties. Hierbij geven de respondenten wel aan dat ze hebben moeten leren om met depressiviteit om te gaan. Het merendeel van de respondenten bespreken wel hun ervaringen met hun andere collega’s over het omgaan met depressieve cliënten. Het delen van de ervaringen ervaren zij als prettig. Daarnaast kan er, door de ervaringen met elkaar te delen, in de omgang met de cliënt een vaste lijn komen wat zowel prettig is voor de cliënt als voor henzelf.
27
4.6
Thema: omgang met depressie, bijscholing
Op de vraag of zij graag bijscholing wilden ontvangen over depressiviteit, werd door iedereen positief gereageerd. Eén van de respondenten gaf daarvoor als reden: ‘maar van die depressiviteit ja daar weten we gewoon weinig van’. De onderwerpen die daarbij aan bod moeten komen volgens de respondenten, was in elk geval hoe je met depressieve mensen om moet gaan. Daarnaast kwamen ook nog de volgende punten naar boven: de methoden en medicijnen van behandeling en het voorkomen van (seizoens)depressie.
4.7
Samenvatting
De gegevens zijn verkregen door vijf interviews. De respondenten waren alle vrouwen die kortere of langere tijd geleden hun diploma van een opleiding in de zorg hebben ontvangen. De meeste respondenten ervaarden geen hoog percentage aan depressiviteit in het zorgcentrum.
Enkele
symptomen
en
risicofactoren
voor
depressiviteit
wisten
de
respondenten wel te noemen. Depressieve bewoners worden door hen veelal vrolijk en positief benaderd. Het gebruik van een screeningsschaal werd door bijna alle respondenten als nuttig ervaren, er was alleen geen duidelijkheid of zo’n screeningsschaal al binnen het zorgcentrum aanwezig is of niet. Het observeren werd door alle respondenten op andere aspecten gedaan. Als er een vermoeden bestaat van een depressie wordt door het verzorgend personeel de huisarts geconsulteerd en, zonodig, door hem Emergis. Frustraties over de omgang met depressieve bewoners hadden de meeste respondenten niet, wel spraken allen met hun collega’s over de ervaringen die zij hadden met depressieve bewoners. Allen willen graag wel bijscholing over depressiviteit om meer kennis te krijgen.
28
Hoofdstuk 5. Conclusie en discussie In dit hoofdstuk zal allereerst het antwoord op de hoofdvraag worden gegeven. Vervolgens zal de discussie worden beschreven en ten slotte komen ook de sterke en zwakke punten van het onderzoek aan bod.
5.1
Antwoord op de hoofdvraag
De hoofdvraag luidt als volgt: “Wat is voor het personeel van ‘De Wieken’ de huidige manier van omgang met depressieve bewoners en wat kan een betere manier van omgang voor het personeel zijn, en hoe kan die manier van omgang bereikt worden?”. Om een duidelijk antwoord te kunnen geven zal de hoofdvraag in drie vragen worden opgedeeld, die elk afzonderlijk zal worden beantwoord. 1. Wat is voor het personeel van ‘De Wieken’ de huidige manier van omgang met depressieve bewoners? Vanuit de interviews komt naar voren dat het merendeel de depressieve bewoners van zorgcentrum ‘De Wieken’ positief en vrolijk benadert, ook al voelt het verzorgend personeel zichzelf zo niet. Enkelen respecteren ook het gedrag van de bewoners die depressief zijn, zij zien dat als eigen keus van de bewoner. Totdat Emergis wordt ingeschakeld om de bewoner te helpen, is de benaderingswijze wisselend per verzorgende. Een screeningsschaal om depressieve mensen te herkennen, wordt er in het zorgcentrum niet gebruikt. Ook bestaat er geen eenduidigheid in het observeren van depressieve mensen. Een eenduidig beleid voor de omgang met depressieve bewoners is in zorgcentrum ‘De Wieken’ dus niet aanwezig. 2. Wat kan een betere manier van omgang van het personeel zijn? Vanuit de literatuurstudie (paragraaf 2.2) blijkt dat het goed is om een basisattitude te handhaven in het contact met depressieve mensen (Clijsen, Garenfeld, & Jacobs, 2008). Deze basisattitude kan worden afgeleid uit de volgende vier kenmerken: acceptatie, empathie, echtheid en transparantie en daarnaast uit algemene termen van respect, vertrouwelijkheid en gelijkwaardigheid. En daarnaast is het goed om gebruik te maken van een duidelijke structuur in de begeleiding zoals die wordt genoemd door Broek en Kooreman (1999).
29
3. Hoe kan die manier van omgang worden bereikt? Allereerst zal de depressie bij de ouderen moeten worden herkend door het verzorgend personeel, zoals in de literatuurstudie (paragraaf 2.2) beschreven wordt. Uit het interview bleek echter dat het merendeel het hoge percentage van depressiviteit in zorgcentrum ‘De Wieken’ niet ziet. Om een depressie te kunnen herkennen is er kennis over deze psychische aandoening nodig. Daarnaast zal het gebruik van een screeningsschaal de herkenning van depressiviteit ook verhogen (Brühl, 2008). Een andere omgang, zoals deze hierboven staat beschreven, kan worden geleerd door verschillende bijscholingen te volgen zoals bijvoorbeeld bij ‘BTSG innovatie in de ouderzorg’ (2009), ‘omgaan met depressie’.
5.2
Discussie
In de discussie worden de onderzoeksgegevens geconfronteerd met de resultaten uit de literatuurstudie (paragraaf 2.2). Uit de onderzoeksgegevens komt meteen al naar voren dat depressiviteit bij de bewoners door de verzorgenden niet wordt herkend. Slechts één van de geïnterviewden kon beamen dat ze het hoge percentage depressieve bewoners herkende in de praktijk. Ook uit de literatuur komt naar voren dat herkenning van depressiviteit bij ouderen door het verzorgend personeel erg laag is. Het verzorgend personeel van zorgcentrum ‘De Wieken’ consulteert een arts aan de hand van observaties, die door alle verzorgenden op andere aspecten is gericht. Ook een screeningsschaal, om gerichte vragen te kunnen stellen, wordt niet gebruikt om een (mogelijk) depressieve bewoner te herkennen. Over de interactie tussen de bewoner en familie werd in de interviews niet veel gezegd. Terwijl volgens Blom en Van Marwijk (1999) het toch belangrijk is om gericht door te vragen, gericht te observeren en de familie naar de interactie tussen de bewoner en familieleden te vragen. Wat betreft de omgang, daar is bij het verzorgend personeel geen eenduidigheid in. Er bestaat geen structuur zoals die genoemd wordt door Broek en Kooreman (1999). Ook de aspecten van de basisattitude die door Clijsen, Garenfeld en Jacobs (2008) worden benoemd, werden niet genoemd door de geïnterviewden. Te weinig kennis over depressiviteit kan een verklaring zijn voor de slechte herkenning van depressiviteit, het niet toepassen van gericht doorvragen en gericht observeren, het niet bevragen van de familie naar de interactie en het toepassen van het verzorgend personeel van verschillende vormen van omgang.
30
Opvallend is dat de meeste geïnterviewden geen frustraties ervaren bij het verzorgen van depressieve mensen, terwijl dit in de literatuur toch duidelijk wordt benoemd. Toch vinden de geïnterviewden het dan wel fijn om hun ervaringen met de mede – collega’s te bespreken. Mogelijkheid is dat het verzorgend personeel wel gevoelens van boosheid, somberheid en machteloosheid, desinteresse, schuldgevoelens en teleurstelling en betrokkenheid en afstand wel ervaren, maar deze niet ervaren als ‘frustraties’.
5.3
Sterke en zwakke punten
Het onderzoek dat is uitgevoerd had de volgende sterke punten: -
Er zijn verschillende niveau’s van verzorgenden geïnterviewd ook was er verschil in het aantal jaren dat iemand ervaring had met de ouderenzorg;
-
Een medestudent heeft voor de intersubjectiviteit enkele interviews doorgenomen en deze in fragmenten ingedeeld en gelabeld.
Het onderzoek had de volgende zwakke punten: -
Er zijn slechts 5 interviews afgenomen;
-
Door de interviewer zijn geregeld gesloten vragen gesteld, wat de antwoorden van de respondenten beïnvloed.
5.4
Samenvatting
Als antwoord op de hoofdvraag kan gegeven worden dat de omgang van het verzorgend personeel met depressieve bewoners niet eenduidig is. Uit de literatuurstudie, die wordt aangehaald bij de twee andere deelvragen, blijkt een duidelijke structuur in de omgang noodzakelijk is en dat het kennistekort met cursussen kan worden opgelost. Te weinig kennis over depressiviteit is de meest waarschijnlijke oorzaak van het verschil tussen de onderzoeksresultaten en de literatuurstudie. Het onderzoek dat is uitgevoerd heeft verschillende sterke en zwakke punten.
31
Hoofdstuk 6. Aanbevelingen In dit hoofdstuk zullen er aanbevelingen worden gedaan voor zorgcentrum ‘De Wieken’ om een beleid te kunnen vormen voor een professionelere omgang van het verzorgend personeel met depressieve bewoners om zo het hoge percentage van depressiviteit onder de bewoners te kunnen verminderen.
6.1
De aanbevelingen
1. Allereerst is er verder onderzoek nodig hoe het personeel omgaat met depressieve bewoners. In dit onderzoek zijn namelijk slechts 5 personen van het verzorgend personeel geïnterviewd om gegevens te verkrijgen. 2. Uit de interviews blijkt dat de kennis over depressiviteit bij ouderen onder het personeel niet hoog is. Om de kennis te verhogen zijn bijscholingen en/of cursussen nodig. De geïnterviewden gaven aan graag de volgende punten te behandelen in de bijscholing: de omgang met depressieve mensen, methoden/medicijnen van behandeling en het voorkómen van (seizoens)depressie. 3. Daarnaast is het verstandig een screeningsschaal te gebruiken in de zorg om zo depressieve mensen te herkennen. Met het gebruik van een screeningsschaal kan er gericht worden door gevraagd wat volgens Blom en Van Marwijk (1999) belangrijk is om een depressie te kunnen herkennen. 4. Ook is het aan te bevelen om meer contact met de familie van de bewoners te onderhouden over het (veranderende) gedrag van de bewoner en de interactie met de bewoner. Blom en Van Marwijk (1999) en Brühl (2008) noemden dit ook als interventie om een depressie sneller te kunnen ontdekken. 5. Spoor daarnaast het verzorgend personeel aan om het (veranderende) gedrag van een bewoner met elkaar te bespreken op de mogelijke aanwezigheid van depressieve symptomen, dit vergroot ook de herkenning van depressie (Brühl, Luijendijk, & Muller, 2007).
6.2
Samenvatting
Er zijn vijf aanbevelingen gegeven om een beleid te kunnen opstellen om de omgang met depressieve bewoners te verbeteren. 32
Literatuur Elektronische bronnen BTSG innovatie in ouderenzorg (z.j.). GDS, Geriatric Depression Scale. Op 13 juli 2009 ontleent aan http://www.btsg.nl/infobulletin/GDS.html BTSG innovatie in ouderenzorg (2009). Omgaan met depressie. Op 17 juli 2009 ontleent aan http://www.btsg.nl/btsg_training2.htm HKZ
(z.j.).
De
organisatie
HKZ.
Op
12
februari
2010
ontleent
aan
ontleent
aan
http://www.hkz.nl/content/view/19/49/ HKZ
(z.j.).Het
HKZ
Keurmerk.
Op
12
februari
2010
http://www.hkz.nl/content/view/1514/1351/ RIVM (2009). Vergrijzing; heden, verleden en toekomst; Wat zijn de belangrijkste verwachtingen
voor
de
toekomst?
Op
23
juni
2009
ontleent
aan
http://www.rivm.nl/vtv/object_document/o3023n21018.html Trimbos - instituut (z.j.). Symptomen en diagnose. Op 26 juni 2009 ontleent aan http://www.trimbos.nl/default1298.html?back=1 Trimbos
–
instituut
(z.j.).
Typen
depressie.
Op
29
juni
2009
ontleent
aan
http://www.trimbos.nl/default1299.html?back=1
Schriftelijke bronnen ActiZ, V&VN, LOC, NVVA, Sting, IGZ, VWS, & ZN (2007). Kwaliteitskader Verantwoorde zorg. Baarda, D.B., Goede, M.P.M. de, & Teunissen, J. (2005). Basisboek kwalitatief onderzoek; handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwalitatief onderzoek. Tweede geheel herziene druk. Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff bv. Beekman, A.T.F., & Ormel, J. (1999). Depressie. In Jong, A. de, Brink, W. van den, Ormel, J., & Wiersma, D., Handboek Psychiatrische epidemiologie (300 – 328). Maarssen: Elsevier/ De Tijdstroom. Blom, M.,& Marwijk, H. van (1999). Herkennen van depressies bij ouderen. In Duijnstee, M., & Blom, M., Dementie & depressie, perspectief op verpleegkundige interventies (89 – 110). Baarn: Uitgeverij Intro. Blom, M., Werts, M., & Huizing, A. (1998). Een verhaal apart; de zorg voor depressieve ouderen. 1e druk. Heerhugowaard: Casparie. Broek, E., & Kooreman, J. (1999). Begeleiding van depressieve ouderen. In Duijnstee, M., & Blom, M., Dementie & depressie, perspectief op verpleegkundige interventies (111 - 131). Baarn: Uitgeverij Intro. 33
Brühl, K.G. (2008). Recognition and treatment of depression in elderly, what is the power of nurses and nursing assistants?. Informaciones Psiquiátrica XIV Update. Brühl, K.G., Luijendijk, H.J., Muller, M.T. (2007). Nurses’ and nursing asisstants’ recognition of depression in elderly who depend on long – term care. Journal of the American Medical Directors Association, 8, 441-445. Chew – Graham, C., Baldwin, R., & Burns, A. (2004). Treating depression in later life: We need to implement the evidence that exists. BMJ, 329, 181-182. Clijsen, M., Garenfeld, W., & Jacobs, C.G.A.M. (2008). Psychiatrie voor verpleegkundigen. In Clijsen, M., Garenfeld, W., Kuipers, G., Loenen, E. van, & Piere, M. van, Stemmingsstoornissen (195 – 263). Maarssen: Elsevier Gezondheidszorg. Cole, M.G., & Dendukuri, N. (2003). Risk factors for depression among elderly community subjects: a systematic review and meta – analysis. The American Journal of Psychiatry, 160, 1147-1156. Dozeman, E., Schaik, D.J.F. van, Beekman, A.T.F., Stalman, W.A.B., Bosmans, J.E., Marwijk, H.W.J. van (2007). Depression and anxiety, an Indicated Prevention (DIP) protocol in homes for the elderly: feasibility and (cost) effectiveness of a stepped care programme. BMC Geriatrics, 7. Eisses, A.M.H. (2005). Depressie bij verzorgingshuisbewoners: prevalentie, incidentie, risicofactoren en effecten van vroegsignalering. Vught: Drukkerij Grasso. Eisses, A.M.H., Kluiter, H., Jongenelis, K., Pot, A.M., Beekman, A.T.F., & Ormel, J. (2005). Care staff training in detection of depression in residential homes for the elderly; randomised trail. British Journal of Psychiatry, 186, 404-409. Jongenelis, K., Pot, A.M., Eisses, A.M.H., Beekman, A.T.F., Kluiter, H., & Ribbe, M.W. (2004). Prevalence and risk indicators of depression in elderly nursing home patients: the AGED study. Journal of Affective Disorders, 83, 135-142. Veer – Tazelaar, N. van ‘t, Marwijk, H. van, Oppen, P. van, Nijpels, G., Hout, H. van, Cuijpers, P., Stalman, W., & Beekman, A. (2006). Prevention of anxiety and depression in the age group of 75 years and over: a randomized controlled trail testing the feasibility and effectiveness of a generic stepped care programme among elderly community residents at high risk of developing anxiety and depression versus usual care. BMC Public Health, 6, 186. Schroevers, R.A., Smit, F., Deeg, D.J.H., Cuijpers, P., Dekker, J., Tilburg, W. van, & Beekman, A.T.F. (2006). Prevention of late – life depression in primary care: do we know where to begin? Am J Psychiatry, 163, 1611-1621.
34
Bijlage I; Geriatric Depression Scale 8 Deze vragenlijst is een verkorte versie van de Geriatric Depression Scale en is speciaal ontwikkeld voor het screenen van depressie in verzorgings – en verpleeghuizen. Eerste onderzoeksresultaten wijzen er op dat een score van 3 of hoger gebruikt kan worden om depressie te signaleren (BTSG, z.j.). Aan deze vragenlijst wordt gerefereerd in paragraaf 2.2, Literatuurstudie.
GDS 8 Deze lijst bevat vragen waarop u met ‘JA’ of ‘NEE’ kunt antwoorden. Het is de bedoeling dat u de vragen leest en bedenkt welk antwoord u hierop zult geven. U geeft het antwoord dat het beste weergeeft hoe u zich de afgelopen week, met vandaag erbij, heeft gevoeld. Om het door u gekozen antwoord zet u een cirkeltje. Naam: ……………………………………………………………………… Geboortedatum: …………………………………………………………… Datum invullen: ……………………………………………………………. 1. Bent u innerlijk tevreden met uw leven?
JA
NEE
2. Hebt u het gevoel dat uw leven leeg is?
JA
NEE
3. Verveelt u zich vaak?
JA
NEE
4. Hebt u meestal een goed humeur?
JA
NEE
5. Voelt u zich meestal wel gelukkig?
JA
NEE
6. Voelt u zich vaak hopeloos?
JA
NEE
7. Vindt u het fijn om te leven?
JA
NEE
8. Hebt u het gevoel dat uw situatie hopeloos is?
JA
NEE
35
Bijlage II; Topic – lijst interview De punten die hieronder staan zijn de topics die tijdens de interviews met het verzorgend personeel zijn behandeld. Aan deze topic – lijst wordt in paragraaf 3.1, onderzoeksvorm en – populatie, gerefereerd. Thema’s en topics: - Algemeen o
Opleiding (wanneer, aandacht voor depressie)
o
Ervaring ouderenzorg
- Omgang met depressie o
o
Herkenning van depressie
Wat is een depressie?
Risicofactoren
screeningsschaal?
Tevreden over huidige omgang
Hoe ziet die er momenteel uit? Hebben jullie een bepaald omgangsadvies voor depressieve bewoners?
Op welke kenmerken/symptomen consulteren jullie de huisarts voor een bewoner die mogelijk depressief is?
o
Waarop observeren jullie?
Hoe luister je naar de cliënt? Vraag je door?
Frustraties
Heb je last van frustraties bij mogelijk depressieve bewoners?
Hoe ga je met die frustraties om, bespreek je die met andere collega’s?
o
Bijscholing
Heb je behoefte aan bijscholing over de omgang met depressie?
Welke punten zou je daar het liefst in zien?
36
Bijlage III; Analyse interviews In deze bijlage staat de analyse van de vijf interviews beschreven die in hoofdstuk 4, resultaten, worden uitgewerkt.
Voorbereidende stappen 1 t/m 4 Interview 1 G = geïnterviewde I = interviewer Fragment 1 I
Hartelijk welkom, bedankt dat je me wilt helpen met dit eehm interview. Eehm ik ben dus Caroline van Dalen, ik doe dus eeh opleiding voor HBO – V enne ja dan eeh moet je onderzoek doen, scriptie. Daarbij heb ehm heb ik dus dit onderzoek uitgekozen, omdat eehm hierzo eehm blijkt dat er heel veel depressiviteit is in dit eeh verzorgingstehuis. Nou hebben ze aan mij gevraagd of ik wil onderzoeken of er iets in de omgang van het personeel misschien iets verandert kan worden. Daar gaan mijn vragen dus eeh over. Eehm ik wil een paar punten met je bespreken. Allereerst even gewoon eeh wanneer en wat voor opleiding je gevolgd hebt en vervolgens iets over de herkenning van depressiviteit, hoe jullie dat doen zeg maar. Goed?
G
Ja Fragment 2
I
Oke. Eehm welke opleiding heb je gevolgd?
G
Ehm, ik heb eerst de opleiding verzorgende gedaan, ’t ROC in Vlissingen.
I
Ja
G
Ehm werken/leren, toen heb ik eh hier eeh ja de BBL opleiding dus gevolgd in de Wieken. Toen ja eeh toen ben ik hier blijven werken, vor… twee jaar terug ben ik IG gaan doen, dat is een eeh ja klein onderdeel
I
Vooral medicijnen dacht ik he?
G
Ja, dat is eeh verpleegtechnisch handelen en ja ik zit hier nu eeh tien jaar.
I
Oke
37
G
Bijna
I
Dat is al een poos
G
Ja behoorlijk
I
Eehm werd er in die aan… in die opleiding, werd daar ook aandacht besteed aan depressiviteit? Dat je je dat nog weet?
G
Ja, dat was je had wel onderdelen van de ja kraam, gehandicaptenzorg, ouderenzorg en dan ook psychia… ja eehm
I
Psychiatrie
G
Ja en dat is dan maar een heel klein onderdeel wat je er dan van krijgt zeg maar.
I
Ja, en dan nog niet eens toegespitst op ouderen?
G
Eeh, ja dat zat er ook maar een klein beetje bij.
I
Oke.
G
Ja Fragment 3
I
Eehm, dus vanaf die tijd ben je echt gewoon alleen al werkzaam in de ouderenzorg?
G
Ja
I
Dat heb ik goed begrepen?
G
Ik heb ook eehm wel, ja dat was eehm toen ik op Krabbendijke op school zat heb ik nog eeh stage gelopen op de ja de ZMLK school in Kapelle en daar heb ik dus bij de gehandicapten gewerkt dat vond ik ook wel heel leuk, maar voor de rest altijd…
I
in de ouderenzorg
G
Tien jaar in de ouderenzorg
I
Oke, dan heb je behoorlijk wat ervaring
G
Ja… Fragment 4
I
Denk ik, neem ik aan in elk geval. Eehm, dan kunnen we nou naar het volgende puntje die de omgang met depressie. Ehm ervaar je het zelf ook zo dat die depressiviteit hier zo hoog is?
G
Nee
I
Helemaal niet?
G
Nee, de ja soms is er wel eens een bewoner stil weet je wel ja maar dat heb je zelf ook wel eens dat je een dag hebt van oeh ja ik zit niet zo lekker in m’n vel
I
Ja
G
Maar niet dat de depressiviteit hier eeh nee
38
I
Dat ervaar je niet zo?
G
Nee
I
Oke, want uit onderzoek is gebleken dat toch 35% depressief is. Dat is behoorlijk wat als je dat vergelijkt met eeh weinig aantal cliënten die jullie eigenlijk hebben.
G
Ja
I
Dat zijn er iets van vijf… en vijf en zestig dacht ik
G
Ja zoiets wel ja
I
Ja dan komt het er op neer dat er 20 bewoners toch depressief schijnen te zijn.
G
Ja, maar ja wanneer ben je depressief?
I
Ja, wat denk je zelf?
G
Ja, ik ik heb zelf iedereen heeft wel eens een dipje weet je wel en…
I
ja
G
Een dag, als het gewoon als het eens regent en dat je denkt nou van bah weet je wel, ik heb nergens geen zin in vandaag
I
ja
G
Ja dat ja zoveel mensen zijn er hier ja zo als je zegt kunnen er ja … ook niet erg veel maar ook iedereen heeft wel eens zo’n dag
I
Ja
G
En ik vind depressief dan ben je elke dag heel depressief. Dan heb je iedere dag nergens geen zin in.
I
Nee
G
Dan zie je nergens wat zitten dus ja, dat vind ik echt wel depressief.
I
Ja
G
Dat is hoe kijk je er naar. Ja, hoe kijkt iedereen daar naar. Dat is gewoon persoonlijk denk ik ook. Fragment 5
I
Oke en kan je misschien nog meer kenmerken van depressiviteit opnoemen? Waarvan je zegt nou dat vindt ook wel erg specifiek?
G
Ja, soms weinig eetlust hebben sommige mensen ook en geen interesse tonen naar andere mensen toe ja gewoon zichzelf opsluiten in hun eigen kamertje.
I
Ja en dat zie je wel veel of….
G
Mmh
I
Ook niet echt?
G
Nee. Nee, dat nee dat vind ik ook niet. Je hebt natuurlijk allicht wel een of twee bewoners die dat… die echt het liefst alleen op hun kamertje zitten enne er is er dan
39
ook nog eentje die wil absoluut niet I
Oke
G
Buiten haar kamertje, soms wil ze ook niet dat je dr komt helpen en dat noem ik pas depressief. Fragment 6
I
Ja. Oke. En eehm nu zijn we daar toch over bezig. Eehm kan je misschien, weet je misschien ook eehm aanleidingen tot depressiviteit?
G
Ja ehm geen zin meer in het leven. Ja als ze mankerende gaan worden ja ze moeten toch heel veel inleveren als je ouder wordt je gaat steeds minder kunnen je moet uit je eigen huisje weg ja, danne daardoor meestal komt dat wel.
I
Ja, dat zie je wel vaak.
G
Ja en dan hier zitten ze toch in hun eigen kamertje ja, bijna iedereen gaat naar beneden om te eten en gaat dan eens bij die op de koffie of ze komen naar de koffiemorgen zelf.
I
Ja
G
Ja, de mensen die natuurlijk net hier komen moeten zoveel achter laten. Ja dan is dat toch wel eeh heel vervelend dat zou ik zelf ook wel eeh
I
Ja, dat lijkt me behoorlijk pittig
G
Heel vervelend vinden, want je laat toch heel veel vertrouwd laat je achter. Fragment 7
I
Ja. Ja inderdaad, dat is zeker Ehm… eeh als je nou bij zo iemand komt he, bij een eeh persoon die naar jouw mening depressief is hoe ga je daar mee om?
G
Ja, ik vraag altijd eerst van hoe gaat het vandaag, hoe voel je jezelf. Nou dan daaruit kan je meestal al ja…
I
Iets opmaken
G
Iets opmaken van ja vandaag gaat het niet zo goed nou ja dan probeer ik toch altijd een beetje de positieve kanten vanne kijk eens het zonnetje schijnt vandaag weet je wel en gewoon positief wat te benaderen. Fragment 8
I
Oke en eehm is er misschien ook omgangsadvies voor depressieve mensen dat je weet?
G
Eeh.. jawel je hebt hier wel benaderingswijzen, als er iemand echt ja…echt niet wil iets niet wil of zo weet je wel dan komt er hier iemand van Emergis. Daar doen we dan
40
mee praten en wij doen ook ieder half jaar een MDO I
Ja
G
En daar zit dan een verpleeghuisarts bij en dat doen we dan ook mee over die problemen praten we dan van die bewoner en daaruit, met die man dan, en met Emergis samen zegt die man van ik stuur wel iemand van Emergis of we bellen zelf naar Emergis. En ja die komt dan en die doet dan … en die komt dan ook kijken bij die mevrouw ja wat zij er van denkt en een praatje met die mevrouw maken en van daar van daaruit gaan wij, als wij ergens problemen mee hebben, daaruit geeft zij ons eeh uitleg hoe we er het beste mee om kunnen gaan.
I
Oke, en de verpleeghuisarts zorgt er dus voor dat Emergis wordt ingeschakeld?
G
Ja. die eeh, die.. wij vragen dat dan ook aan de verpleeghuisarts van zouden we dat kunnen doen en die geeft ons dan ook advies. Ja Dat moet je gewoon vragen als die komen. En dan bellen wij zelf en dan komen ze.
I
Oke
G
Ja. Fragment 9
I
Oke en eehm als je weet dat iemand depressief is waar observeer je hem dan meestal op? Of als je denkt, vermoedt dat hij depressief is, waar kijk, waar let je dan het meeste op?
G
Eehm zo ie zo de gezichtsuitdrukking kan je heel veel vertellen en de antwoorden die je krijgt.
I
Oke
G
Als je wat vraagt, ja, dan kunnen ze soms heel nors reageren of geen antwoord willen geven of
I
Oke
G
Of heel negatief praten niets is er goed ja daaruit kan je altijd wel wat opmaken.
I
En eeh let je ook op bijvoorbeeld het eet en drinkpatroon en het slapen of is dat wat minder?
G
Ja, daar let je niet gelijk op. Maar het eten en drinken gaat meestal wel nog hoor. Tenminste ja dan moeten ze echt wel heel erg depressief wezen.
I
Ja meestal wel…
G
Ja Fragment 10
I
En eehm gebruiken jullie ook een screeningsschaal om mensen er uit te pikken
41
waarvan je denkt van nou die is depressief? Weet je ook wat ik bedoel met een screeningsschaal? Ik heb hier ook eentje mee hoor. Kijk, zoiets bijvoorbeeld. Dat is dat je in een gesprek die vragen probeert te stellen. G
Nee, deze heb ik nog niet van gehoren. Wel eehm dementie, om te kijken hoe ver dat iemand verward
I
Ja
G
Als ze heel erg verward is, dan wel, maar deze heb ik nog niet eeh maar zulke vragen stel je dan
I
Ja
G
Zowiezo al
I
Ja in feite wel
G
En daaruit maak je het dan op natuurlijk
I
Ja, zou je het wat vinden om zo’n eeh schaal te moeten gebruiken?
G
Ja, dat kan je altijd wel doen ja dat vind ik wel. Dat zijn toch wel de vragen waardoor het meestal komt en waaruit je het op kunt maken
I
Ja
G
Vanne ja, ja hoor!
I
Oke even kijken hoor. Dan zijn we al een heel eind, we gaan snel. Eehm ik heb zelf ook een paar weken in Emergis dan stage gelopen met depressieve mensen.
G
Ja Fragment 11
I
En ik vond dat zelf heel moeilijk want dat riep bij mij allemaal frustraties op omdat ze niet uit bed wouden, ze wouden niet eten ze wouden helemaal niks. Heb je daar ook last van?
g
Ja, je moet er natuurlijk wel, je moet, je moet leren om er mee om te gaan. In het begin had ik er best wel veel moeite mee en dacht ik van kom op weet je wel, ik denk die mensen die tachtig, vijfentachtig jaar staan die al in het leven en dan denk ik ja die hebben al misschien heel veel meegemaakt en nou zijn ze misschien nog over, alleen nog over van een grote groep. Geef ze dan ook, als ze in bed willen blijven, geef ze dat dan ook even die kans.
I
Ja
G
Vind ik dan. Want als ik zelf in een dipje zou zitten moet ik ook niet eeh iemand naast me hebben die staat te zeuren. Toch?
I
Nee nee, dat is zo!
G
Maar kijk, tot hoe ver laat je het gaan eeh. Ja, tot op een punt dat we zeggen zo we
42
gaan nu lekker even uit bed eeh als is het maar tien minuten. I
Ja
G
Maar in het begin ja dat was dat wel heel moeilijk. Maar nu, ja nu heb ik zo iets van het is hun eeh leven. Maar je moet er voor zorgen dat het niet slechter met ze gaat, dus op den duur danne als het echt niet meer zou gaan, kun je altijd de dokter bellen of iemand van Emergis die komt praten of zo…
I
Ja en eehm je ervaart dus niet veel frustraties…
G
Nee.
I
Begrijp ik
G
Nee
I
Oke, Stel dat je dat nu wel zou hebben, wat zou je er dan mee doen?
G
Dan zou ik toch eehm ja ook eehm een klinische les aanvragen, denk ik, zou ik vragen aan het hoofd, teamleidster of dat zou mogen en of die daar uitleg over kan geven hoe je het er het beste mee om kunt gaan.
I
Oke. En bespreken met de collega’s, doe je dat ook wel eens?
G
Ook hoe die er mee omgaan en hoe dat die het doet en ja ook wel eens met elkaar er over praten ja dat lucht natuurlijk heel veel op
I
Ja
G
Ja
I
Oke. Eehm.. nou in dit gesprek heb je dus verschillende punten aangeven dat je in feite niet… niet echt vind dat hier veel depressieve mensen zijn. Maar ergens heb ik ook het idee dat je het wel eeh dat je wel graag iets meer kennis van wil hebben of heb ik dat verkeerd begrepen?
G
Nee ja, je zit natuurlijk.. je bent natuurlijk ouderenzorg dan ben je ja…
I
Specialistisch voor
G
niet die psychiatrische kant daar heb je eigenlijk ja, daar ben je niet voor opgeleid.
I
Nee
G
Soms is dat wel eens vervelend. Fragment 12
I
JA, en zou je het dan fijn vinden om daar bijvoorbeeld klinische lessen en bijscholingen over te krijgen?
G
Ja, dat zou ik dan wel eens op sommige dingen, ja ook wel eens fijn vinden. Dat je er gewoon wat meer van af weet eeh .
I
JA, dat je het gewoon eeh…
G
Maar ja nu de laatste keer hebben we ook klinische les gehad dan dat was eeeh ook
43
wel voor ja een klein beetje zeg maar voor de depressiviteit en ook hoe ga je er mee om ook wat agressiviteit. I
Oke, want dat zie je ook heel veel hier?
G
JA, nee heel veel niet maar je hebt soms natuurlijk wel eens een bewoner en dan ja als al je collega’s ertegen aan lopen dan vragen ze gewoon een klinische les aan en dan komt degene van Emergis komt uitleg geven.
I
Oke
G
Ja, en hoe je omgaat met bepaalde dementie, maar van die depressiviteit ja daar weten we gewoon weinig van. Ja, de mensen die of je hier heb, maar dat zijn er ook niet om te zeggen verschrikkelijk veel.
I
Nee
G
Nee
I
Oke, eehm, ja dat waren eigenlijk mijn vragen.
G
Oke
I
Eehm heb je misschien zelf nog iets waarvan je denkt van joh dit wil ik ook nog zeggen of eeh... ik vind dat de organisatie dit misschien nog kan doen of …
G
Nee, ja ik vind dat ze hun best doen qua klinische lessen en als je ergens mee zit kan je er gewoon over praten en die helpen je er ook in verder mee, zeg maar als je daar mee problemen zou hebben.
I
Oke
G
Dus, nee hoor
I
Je vind het zo goed gaan…
G
Ja
I
Oke
G
Dus Fragment 13
I
Nou, twas kort maar krachtig
G
Ja
I
Maar in elk geval hartelijk bedankt voor je medewerking
G
Oke, mijn collega kan die nou ook komen?
I
Ja hoor dat kan.
G
Ja?
I
Ja, dat kan
G
Oke dan ga ik dat vragen aan haar
Interview 2 44
G = geïnterviewde I = interviewer Fragment 1 I
Eehm nou ik ben dus Caroline van Dalen en ik volg de opleiding voor eeh verpleegkundige aan de Hogeschool Zeeland en eehm voordat ik dus de diploma mag krijgen moet ik dus een onderzoek doen. Eh ik heb gekozen voor dit onderzoek van depressiviteit in hier dit verzorgingstehuis en eehm eh het blijkt dat het best veel hier voorkomt en ze willen graag weten of ze misschien iets in de omgang van het personeel iets kunnen veranderen waardoor de depressiviteit minder voor zal komen.
G
Oke, ja
I
Eeh Daarover wil ik dus een paar vragen stellen in dit interview.
G
Dat is goed.
I
Eeh allereerst wil ik eeh wat algemene vragen stellen: welke opleiding je gevolgd hebt wanneer en of daar ook depressiviteit in naar voren kwam en vervolgens de omgang met depressiviteit zelf.
G
Oke, ja. Fragment 2
I
Eehm, mag ik u vragen wanneer u de opleiding en welke opleiding u gevolgd hebt?
G
Ik ben in mei geslaagd voor mijn SPW – 4
I
Oke
G
En eeh ik gaat in september eeh starten met HBO, dus ik ga nog even door.
I
Oke
G
Daar kwam geen eeh, ja depressiviteit komt daar eigenlijk niet in voor, in SPW -4, weinig, weinig. Een heel klein stukje.
I
En heb je er wel iets aan, want nu werk je nog
G
Ja, nou ja kijk ik ik werk heel vaak op mijn gevoel en dan is het inderdaad zo dat eehm ja ik vind het heel erg belangrijk om mensen echt goed te kunnen begeleiden. En daar is SPW -4 eeh echt op gericht.
I
Ja
G
En dat eeh … daar heb je wel heel veel aan.
I
Oke
G
Ja. Fragment 3
45
I
Eehm Mag ik eehm nog vragen van eehm heb je vanaf het moment dat je je diploma hebt, dat is natuurlijk vanaf mei, maar eeh heb je al die tijd in de ouderenzorg gewerkt?
g
Sinds drie jaar zit ik hier in de Wieken inderdaad en eeh ja eeh zo heb ik dus ook mijn diploma gehaald inderdaad.
I
Oke
G
En dat is eehm ja
I
Toch wel ervaring
G
Ja
I
Een ervaring rijker in drie jaar
G
Ja inderdaad ! Dat is toch een hele tijd,
I
Ja
G
Daarvoor heel jong heb ik al in de thuiszorg gezeten inderdaad een jaar of negentien, twintig zat ik in de thuiszorg. Dat is ook ouderen inderdaad.
I
Ja, inderdaad meestal wel
G
Hiervoor heb ik dan nog met eeh meervoudig gehandicapten gewerkt
I
Oke
G
En daar vind je ook ouderen
I
Ja inderdaad
G
Ookal zien ze er niet zo uit, dan zijn ze toch wel op leeftijd al
I
Inderdaad
G
Ja Fragment 4
I
Eehm dan kunnen we naar het volgende kopje die omgaan met depressiviteit. Nou eeh uit de cijfers van de meetweek van 2008 bleek dus dat 35% van de bewoners die hier zijn, depressief zijn ehm ervaart u dat zelf ook dat er zoveel depressieve zijn? Want dat is erg hoog voor een…
G
Ja, dat is eeh als dat cijfer er uitkomt is dat inderdaad heel erg hoog eehm ik denk dat het ook wel ligt eraan hoe je mensen benadert. En dat dat wel aan een heel groot deel bij jezelf ligt.
I
Ja, maar eh u ziet het zelf ook die depressiviteit?
G
Minder moet ik zeggen eeh ik sta zelf altijd heel erg positief in het leven en dat probeer je toch over te brengen op de mensen. Ja, eeh je bent altijd vrolijk, in ieder geval ik wel en dat scheelt een hele hoop; hoe benader je iemand, kom je al binnen met een stem eehm begeleidt je mensen bijvoorbeeld met het het in en uit de stoel zetten eehm ja
46
dat zijn allemaal taken die toch gewoon heel belangrijk zijn. Als jij inderdaad, hoe meer jij praat tegen de mensen, hoe meer jij inderdaad aansluiting krijgt en eeh waardoor het ook veel makkelijker gaat, waardoor mensen inderdaad zelfstandig nog heel veel dingen meer kunnen als dat er verwacht wordt of dat ze denken dat ze dat ze nog kunnen. I
Ja
G
En dat is gewoon een hele grote hoofdzaak.
I
Oke
G
Want kijk wordt alles afgenomen dan raken de mensen ook depressief.
I
Ja
G
Kijk maar naar onszelf
I
Ja, over het algemeen wel he
G
Ja, dat is gewoon en kijk dat merk ik nu wel het verschil ik ben zelf overgestapt van activiteiten nu naar de zorg dat verschil merk je gewoon heel duidelijk dat het gewoon zo is dat zorg toch heel veel zorg is. En waar weinig eeh mensen ook gewoon inderdaad tegen de cliënten praten er wordt alles uit handen genomen omdat dat is van vroeger uit is dat altijd zo geleerd.
I
Ja
G
En nu leer je dus inderdaad om mensen echt te begeleiden inderdaad in het in en het uit bed komen, met in het uit de stoel komen even het stukje aandacht inderdaad tijdens de maaltijd inderdaad en dat zijn zulke belangrijke dingen.
I
U benadert ze dus meer vanuit hun mogelijkheden
G
Ja
I
Dan uit het hun onmogelijkheden als ik het goed begrijp.
G
Ja ja. Fragment 5
I
Oke eehm dan wil ik nog even een paar punten weten van eehm ehm hoe u zelf zeg maar wat u zelf verstaat onder depressiviteit.
G
Eehm, ja wat ik eehm zelf onder depressiviteit versta is toch eehm wel iemand die echt wel met zichzelf in de knoei ligt. Depressief kan, kijk iedereen heeft wel eens een rotdag en kijk als je dat al ervaart als depressiviteit. Ja, dan ligt dat cijfer natuurlijk heel hoog
I
Ja
G
Ja, dat is gewoon, want kijk eeh net wat ik net aangeef als iemand altijd alles uit je handen neemt wordt je op gegeven moment wordt je treurig wordt je inderdaad eeh
47
wat depressiever inderdaad, maar is dat van voor altijd of is dat een dag een periode? Fragment 6 I
Oke en eehm weet u misschien ook de eehm algemene diagnose zeg maar, de de symptomen waar je het op kan hangen dat iemand depressief is?
G
De meeste keren zie je het al aan iemands z’n uitdrukking van het gezicht
I
Ja?
G
Ja. Ja, dat vind ik wel dat is dat als je daar goed naar kijkt kun je uit gezichten kan je zoveel aflezen en dan hoeven mensen nog niet eens te praten.
I
Oke, en eehm kijk je ook naar eehm even kijken hoor, naar eetproblemen en slaapproblemen of kijk je echt enkel alleen naar de uitdrukking
G
Nee, wel natuurlijk je kijkt ook wel inderdaad naar van eet iemand, slaapt iemand eeh, maar een eet of een slaapprobleem hoeft niet perse altijd een depressiviteit te zijn natuurlijk, daar kan natuurlijk ook een andere achtergrond achter zitten.
I
Dat is zo, dat is zo maar dat is wel een van de symptomen waar je toch snel een depressiviteit aan kunt ontlenen zeg maar
G
Ja Fragment 7
I
En afleiden. Eh weet u misschien ook verschillende risicofactoren waardoor depressiviteit kan ontstaan?
G
Eehm, ja dat kan zoveel dingen zijn eeh dat kan je omgeving kan dat al al eeh kijk maar als je net als hier zo op een kleinschalig woongroep zit en ehm er wordt weinig of niks met je gedaan heel de dag dan is het inderdaad… dat kan al een vorm zijn van inderdaad van eehm dat iemand depressief wordt omdat hij alleen maar zit te zitten.
I
Ja, dat is zo. Maar er zijn verschillende eh eehm risicofactoren ook in de literatuur ehm die bij ouderen zeg maar echt ehm een groot deel daarvan wordt dan depressief. Dan kan je bijvoorbeeld denken aan eenzaamheid en dus ook beperkingen in het dagelijkse functioneren
G
Ja
I
Enne… wat voor voorbeeld noemen ze nog; het verlies van een geliefde zie je ook heel vaak.
G
Ja
I
Letten jullie daar ook op als iemand binnenkomt zeg maar en je weet dat die pas een eeh geliefde heeft verloren dat je ook let op van tjoh krijgt hij geen depressie… Depressie?
48
G
Eehm ja daar wordt wel opgelet natuurlijk want dat is inderdaad een eeh zo iemand is wel een naaste in ene keer eeh verloren en dat is inderdaad daar moet je gewoon wat vaker naar binnen lopen. Dus meer in de gaten houden
I
Dus het wordt wel gedaan?
G
JA Fragment 8
I
Oke, eehm, even kijken hoor. Gebruikt u ook een screeningsschaal om depressieve mensen zeg maar uit de uit de populatie hier te hier te plukken?
G
Dat zou ik niet helemaal weten of dat gebruikt wordt
I
Ik heb em net ook aan uw collega laten zien
G
Ja
I
Dit is een voorbeeld zeg maar, deze wordt veel gebruikt in de ouderenzorg, in de verzorgingshuizen. Stelt u van eigens die vragen al aan mensen van wie u verwacht van tjoh die zou wel eens depressief kunnen zijn?
G
Nou ik weet wel dat wij eeh zeg maar bij de activiteiten daar hadden wij dus wel zo’n soort van formulier alleen dan uitgebreider en dat werd gebruikt bij het intake gesprek.
I
Oke
G
En daar kan je dan op inspelen om ook meer activiteiten of individuele zorg of eeh begeleiding aan te bieden.
I
Oke.
G
Dus dat hadden wij wel maar of dat ook hier mee in de zorg wordt gewerkt
I
Dat weet je niet…
G
Dat durf ik even niet te zeggen
I
Zou u het wel makkelijk vinden?
G
Nou dat zou een hele goede uitkomst zijn want dat is inderdaad dat kunnen ze bij een intake gesprek natuurlijk altijd al meenemen zo’n vragenlijst en desnoods doe je het nog eens een keertje na een
I
Een mdo of iets dergelijks
G
Ja, of na drie weken gewoon willekeurig eens een keer dat dat meegenomen kan worden in een Mdo. Nee, ik ken em zelf niet
I
U zou het wel een pluspunt vinden?
G
Ja absoluut
I
Oke
G
Absoluut
49
Fragment 9 I
Eeehm, wanneer eeh consulteert u een huisarts of iemand van Emergis eeh ehm voor een mogelijk depressieve bewoner?
G
Toevallig heb ik het vanmorgen aan de hand gehad eeh iemand was dus zeer depre…depressief, heeft ook zelf al contact met Emergis, heeft ookal in Emergis gezeten. Vanmorgen gaf ze weer dingen aan waardoor ik nu inderdaad contact gelijk weer opneem met Emergis.
I
Oke
G
Dus dat is inderdaad eeh, dat wordt gelijk vanuit mijn oogpunt gelijk gerapporteerd en inderdaad eeh gelijk contact zoeken met de persoon eeh waar zij de gesprekken mee heeft.
I
Oke, en bij een andere willekeurig bewoner? Want dan heb je natuurlijk die link niet meteen.
G
Nee, dan ga ik in overleg met een senior, dat is bij ons dan eigenlijk het hoofd en eehm aan de hand van van het overleg is het dan inderdaad zo dat dat we daar stappen op ondernemen.
i
Oke, en doet ze dat dan ook meestal door eeh te kijken in de rapportage van joh is er al iets meer gerapporteerd over die meneer of die mevrouw voordat ze inderdaad stappen onderneemt of is het echt enkel en alleen op uw advies zeg maar van volgens mij is die cliënt depressief, dus laten we het maar doen.
G
Eehm, als ik even kijk naar vanmorgen dan is het inderdaad zo dat we terug kijken naar de rapportage en kijken of er al iets gerapporteerd is want mevrouw gaf aan dat ze pas een gesprek had gehad met Emergis. En dan gaan we ook kijken of dat Emergis iets gerapporteerd heeft en hebben andere collega’s iets gerapporteerd en daar hebben we nu naar gekeken… ja Fragment 10
I
Oke eehm ik heb zelf ook een paar weken in Emergis stage gelopen met mensen die depressief zijn en ik zelf vond dat heel erg moeilijk, want het riep bij mij frustraties op. Bij u ook? Frustraties?
G
Mh, nee!
I
Nee?
G
Nee, ik heb het geduld inderdaad en dan luister ik ook en dan geef ik dat luisterende oor, eventueel geef ik ook raad, sta ik ze bij, loop ik wat vaker naar binnen inderdaad als ik weet dat die persoon op dat moment gewoon niet lekker in zijn vel zit.
I
Oke
50
G
Ja
I
En stel, dat is natuurlijk een heel andere situatie, maar stel dat u iemand uit bed wil halen die depressief is en hij wil echt niet, wordt u dan ook niet gefrustreerd van joh je moet toch uit bed want en dan het hele riedeltje van het is gezonder en dat is beter voor u en noem maar op.
G
Ja, ik ben dan zelf zo, ja van wie moet het?
I
Ja, dat zei uw collega ook al
G
Ja, kijk dat is zijn mening of haar mening en dat is inderdaad zo eeeh kijk ligt iemand langdurig op bed alleen omdat hij depressief is. Is het op gegeven moment is het inderdaad zo probeer het desnoods met stapsgewijs een uurtje even op de bank neer te zetten en kleed hem niet aan maar begeleid hem daar ook in, inderdaad dat je desnoods even samen aan de tafel een bakje koffie en kruipt hij daarna dan is hij toch even uit bed geweest.
I
Ja
G
En zo stapsgewijs kan je verder gaan
I
Oke eehm
G
Ik vind altijd moeten moeten moeten. Nee dat stuit bij mij al tegen de borst, ik kan er niets aan doen maar … dat is.
I
Oke
G
Ja Fragment 11
I
Eehm heeft u misschien eehm behoefte aan bijscholing over omgang met depressiviteit of eeh de kennis over depressiviteit?
G
Als het goed is krijg ik straks in mijn opleiding, die ik nu ga volgen, krijg ik daar veel meer over. En dat vind ik wel heel eeh belangrijk, een stukje psychologie vind ik heel belangrijk inderdaad, want dat wordt weinig weinig aan een opleiding toegevoegd. En dat is … ja. En dat is inderdaad wat ik zeg ja dat vind ik wel heel fijn en daarom ben ik ook echt doorgegaan.
I
Ehm, oke, dit waren mijn vragen, ik weet niet of u zelf nog eeh dingen wilt noemen waarover we het niet gehad hebben maar die u misschien toch wel kwijt wil
G
Nee, op dit moment geloof ik niet, nee, nee! Ik geloof dat ik alles toegevoegd heb
I
Oke
G
Ja? Fragment 12
51
I
Hartelijk dank
G
Graag gedaan
I
Voor de informatie
G
Graag gedaan
I
Danne… oke. Tot ziens
G
En jij succes met je opleiding
I
Ja dank je wel, oke daag!
Interview 3 G = geïnterviewde I = interviewer Fragment 1 I
Ehm ik ben eeh Caroline van Dalen en voor mijn opleiding voor eeh HBO – verpleegkundige moet ik een onderzoek doen, een scriptie
G
Hmm
I
Eehm en daarvoor eeh heb ik het onderzoek gekozen voor binnen de Wieken. Eeh de depressiviteit hier schijnt erg hoog te zijn en eeh het bestuur wil graag weten of er misschien iets in de omgang van het personeel naar de cliënten de depressiviteit misschien mogelijk zou kunnen zakken.
G
Oke
I
Dus daar gaan we het
G
Oke
I
Over hebben.
G
Ja.
I
Eehm ik wil een paar punten bespreken eeh allereerst wil ik eehm straks graag weten welke opleiding u gedaan hebt, wanneer en of er depressiviteit in naar voren is gekomen en daarna eeh hoe u omgaat met depressiviteit hier binnen het huis.
G
Oke Fragment 2
I
Eeh, wanneer heeft u de opleiding gevolgd?
G
Ja eeh, ik moet even terug denken dat is al een aantal jaar geleden want ik werk hier nu tien jaar dus… ehm…ja, is even nadenken… drie jaar… ik denk dertien jaar geleden.
I
Oke, en welke opleiding precies?
52
G
Ehm, verzorgende IG.
I
Oke en werd daarin aandacht besteed aan depressiviteit?
G
Toen wel ja. Er was eeeh hoofdstukken om te behandelen, ja dat was echt eeh…
I
Oke, en ook specifiek op de ouderen?
G
Ouderenzorg, ik heb zelf mn scriptie gedaan over depressiviteit onder ouderen.
I
Oke oke! Vandaar…
G
Ja Fragment 3
I
En eeh hebt u vanaf het begin… het moment dat u die diploma hebt gekregen in de ouderenzorg gewerkt?
G
Eeh, ja.
I
Dus je hebt eeh heel wat ervaring?
G
Ja, dat is waar, na zoveel jaar… Fragment 4
I
Ja. Oke. Eehm nou uit cijfers van die meetweek van 2008 blijkt dat hier 35% van de bewoners depressief is. Dat komt neer op 20 bewoners, eehm ervaart u dat zelf ook zo?
G
Nee eigenlijk niet en ik denk de meeting van vorig jaar ja dat was toch een beetje… eeh de uitleg; er waren een paar collega’s aanwezig,
I
Ja
G
Voor de uitleg van die meetweek, toen is die meetweek het was de eerste keer dat wij een meetweek hadden, toen is die meting gedaan en ik heb toch een beetje het idee dat er toch dingen fout zijn gegaan.
I
Oke
G
En ik heb ook niet het idee dat er hier zoveel mensen depressief zijn. Nee
I
Oke
G
Ik weet dan 1 bewoner, nou, ja die is depressief. Maar ik vind, ik vind over het algemeen hier meevallen.
I
Oke Fragment 5
G
Ja, vind ik eigenlijk best wel veel ja eenzaamheid, natuurlijk je probeert met activiteiten een bewoner te stimuleren zo dat ze toch uit hun kamertje komen. Want ja het gebeurt vaak ze komen van thuis uit, ze konden weinig meer dus ze zitten alleen
53
in hun kamertje en dat gaat hier eigenlijk zo verder en dan merk je ja dan heb ik het idee dat ze of klagen, maar in ieder geval dat er toch dingen zijn vanne waar ze anders eigenlijk vroeger geen erg in hadden, maar wat hier nu eigenlijk naar boven komt; ze klagen over het eten, terwijl ze misschien in hun binnenste wel goed vinden maar ja ze pakken iets aan om toch aandacht te hebben I
Ja
G
En ik heb wel het idee dat als je meer eeh activiteiten aanbiedt, zodat ze meer om handen hebben dat het beter gaat.
I
Oke
G
JA
I
Eehm, uw kennis over depres..depressie zal waarschijnlijk dan ook wel redelijk hoog liggen
G
Ja, wat dat betreft wel, omdat ik mijn scriptie er over heb gedaan, nou ik was er ook benieuwd naar. Vooral vind ik eeh een bewoner komt in huis en ja wat dan? Thuis proberen ze toch nog zelf activiteiten te ondernemen zeg maar iets op te ruimen, iets schoon te maken en dat wordt hier dan toch minder.
I
Ja
G
En dan ben je toch bang valt iemand niet in een gat als ze hier komen van ja wat moeten we nu?
I
Ja
G
En dat je dat probeert vind ik als verzorgende dat op te vangen. Om ze toch dingen aan te bieden zodat ze dingen te doen hebben, maar ook dingen wat ze leuk vinden.
I
Ja
G
Ja niet echt een pushing van hup je moet daar naar toe of je moet dit gaan doen, nee gewoon echt dingen wat die bewoner graag wil. Fragment 6
I
Oke, eehm eeh weet u ook wanneer er sprake is van een depressie?
G
Ja, ik vind eeh je merkt, je merkt het echt als iemand depressief is. Ja, de kenmerken dat vind ik merk je gauw genoeg.
I
En waaraan merkt u dat?
G
Ehm, nou minder lust in eeh eehm de dagelijkse dingen, ze vinden het allemaal goed of eehm of eeh of claimgedrag of eeh heel negatief.
I
Dus echt het gedrag naar de eeh de omgeving toe?
G
Ja, dat ze eeh heel erg op zichzelf gericht zijn, ze zien eigenlijk niet meer de andere mens; hoe voelt die zich? Nee het is alsmaar ik; ik voel me beroerd, ik voel me niet
54
lekker, ik ben moe, ik heb daar geen zin meer in, ik kan dat niet meer. Ja. Fragment 7 I
Oke en eehm hoe gaat u daar dan mee om als ze zulk gedrag vertonen?
G
Nou ik denk eehm even kijken naar de oorzaak, want ik geloof dus ook dat depressie is een ziekte en dus geen teken van zwakte. Daar geloof ik in. Dus ik denk ehm dat je toch eehm moet kijken naar die bewoner van nou eehm wat zou je aan kunnen bieden zodat hij of zij zich eeh weer gelukkiger voelt. Ik denk nou voor hun is het het ergste, of ja het ergste… hun hebben zelf er het meeste last van en eehm ik denk ook wel professionele hulp en ik denk dat je niet zomaar nou ja goed ja het is vervelend voor haar en eeh ja we zien wel waar het schip strandt.
I
Oke
G
Ja Fragment 8
I
Ehm, observeert u de bewoners ook op andere dingen dan alleen op gedrag als je een depressiviteit vermoedt?
G
Eeehm ja, ik denk toch ook op lichamelijk gebied.
I
Zoals?
G
De verzorging van zichzelf
I
Oke, eten en drinken en al dat soort dingen….
G
Ja zulke dingen ja.
I
Op het geheel zeg maar?
G
Ja Fragment 9
I
Oke en ehm gebruiken jullie hier ook een screeningsschaal om depressieve mensen er uit te kunnen pakken?
G
Eeh eeh nou gebruik… maar die hebben we wel, dus die… die kun je dus wel gebruiken, maar het is meestal zo natuurlijk dat als wij zo iets vermoeden. We hebben dus een eeh de huisarts komt hier elke week in huis dus heb je het vermoeden van nou iemand is depressief, kun je dat met die huisarts bespreken, die gaat er dan meestal langs of we hebben ook een verpleeghuisarts die eens in de week komt, dus daar kun je dat mee bespreken en daar ga je dan eigenlijk mee verder van wat kunnen we hier mee, wat gaan we hier aan doen.
I
Oke, die screeningsschaal gebruikt u dus zelden tot nooit?
55
G
Zelden ja
I
U vindt het ook niet nuttig?
G
Nou dat denk ik wel maar ik denk wel met observatie dat je er snel genoeg bij kunt zijn, omdat we hier natuurlijk de mensen, de bewoners hier in het verzorgingshuis, je komt er elke dag
I
Ja
G
Dus ik denk en vooral we werken nu eehm met eehm looproutes met een eehm een gang zeg maar, dus iedereen staat elke dag of wanneer je werkt op dezelfde aantal bewoners dus je komt er echt eeh net als ik werk kom ik zo’n 5 keer in de week bij dezelfde bewoners. Nou is er dan iemand of beginnend depressief of depressief nou dan merk je dat gauw genoeg aan want die meneer of mevrouw veranderd.
I
Oke en wordt dat dan ook goed gerapporteerd? Altijd?
G
Dat wel, ja, bijzonderheden dat wordt gerapporteerd. Ja. Fragment 10
I
En op basis van die rapportages consulteer je ook een huisarts
G
Ja
I
Een verpleeghuisarts.
G
Ja dat klopt, ja
I
Worden er verder nog mensen geconsulteerd?
G
Nou, nee meestal gaat dat via de huisarts en eehm is er iemand depressief en hij gedragsproblemen dan schakelen wij Emergis ook in.
I
Oke
G
Ja
I
En wat doet Emergis voor jullie?
g
Eeh, nou die hebben we nu op dit moment eigenlijk vooral voor bewoners met eehm eeh ja of gedragsproblemen, maar eehm ja met verschillende omgangsvormen, die maakt dus de benaderingswijzen voor ons, die eeh bespreekt met ons hoe we iemand eeh op kunnen vangen, hoe we met die gedragsproblemen om kunnen gaan. En dat is eigenlijk eeh ja het voornaamste dan waarvoor degene van Emergis voor komt. Ook om met de bewoner natuurlijk zelf te spreken
I
Ja
G
Maar eeh voor ons… naar ons toe meer voor de benaderingswijzen.
I
Oh ja en vindt u dat praktisch?
G
Ik vind van wel want eeh je werkt natuurlijk toch met heel veel verschillende collega’s, de één komt er en die gaat er zo mee om en een ander komt en die gaat er zo mee
56
om er zit eigenlijk niets geen structuur, dus die mevrouw of meneer weet zelf ook niet meer waar hij aan toe is. Want de een komt en bij de een mag hij dat wel en bij de ander komt en die vindt dat weer niet goed of eeh nou en dat is, vind ik, heel verwarrend en met de benaderingswijze, dat zit in de witte map op de kamer I
Ja
G
Nou je gaat die bewoner helpen, je pakt de witte map erbij, nou je leest precies de benaderingswijze als iemand nou eeh of wegloopgedrag of eeh roepen dat iedereen op dezelfde manier reageert.
I
Ja
G
En dat vind ik heel belangrijk want … ik heb dan zelf een bewoner die eeh als ik er ’s morgens kom, die eehm jah alsals je niet direct komt gilt hij alles aan elkaar. Nou en dan de een komt hup die vliegt naar binnen en eeh nou mevrouw ik kom u zo helpen, nou ik vind maak een afspraak met die mevrouw; je gaat naar binnen, wat doet erop, wat kan ik voor u doen en maak een afspraak, zo laat kom ik u helpen, geef ze een wekker/klok en ze kan het zien en je hoort ze niet meer. En doet iedereen dat op dezelfde manier dan is dat een rust voor die mevrouw ze weet zo laat wordt ik geholpen, ze vergeten me niet, want het is vaak de angst die naar boven komt en nou dat vind ik belangrijk. Absoluut. Fragment 11
I
Oke Eehm frustreert het u niet als u eeh met depressieve mensen eeh moet werken?
G
Nou frustreren… je wordt er soms wel eens moe van.
I
Ja
g
Hihi ja. Vooral natuurlijk, je komt binnen het is vaak het zelfde verhaal dat je dan hoort. En dat is dan wel eens moeilijk want ik vind je moet er voor open staan je moet proberen om toch het gesprek aan te gaan met die mevrouw dus oke ik kom binnen, de problemen voor haar komen op tafel en dan probeer ik toch het gesprek op een ander manier zodat we toch over andere dingen en niet alleen over haar.. haar eeh over haar ellende eigenlijk want zo ziet ze het en zo voelt ze het.
I
Ja, oke en eeh wat doet u met die frustraties?
G
Ja eeeh.
I
Gaat u er mee naar collega’s of blaas je het een keer gewoon van je af of
G
Nee zo erg is het eigenlijk niet
I
Zo erg is het niet.
G
Nee zo ervaar ik dat niet
57
Fragment 12 I
Oke, oke eehm nou dit waren eigenlijk bijna mijn vragen. Bijna, ik zie er nog een staan. Eeeh heeft u behoefte aan bijscholing over de omgang met depressiviteit?
G
Nou ja behoefte ik denk dat het nooit weg is. Ik vind eeh hoe meer ervaring je er mee heb eeh hoe makkelijker en hoe beter je iemand kunt helpen. En ik vind dat belangrijk ik vind ze zitten hier meestal in de laatste fase van hun leven en eeh moet het dan zo? Je denkt je zou nog zo veel meer kunnen, als je het goed naar je zin hebt, willen en eeh dat vind ik eeh denk dat dat wel goed is.
I
JA, en welke punten zou u daar in het liefste eeh zien in zo’n bijscholing?
G
Nou ik denk toch wel de benadering, de benadering van zo’n persoon het wordt toch snel iemand gezien van ach die zeurt zo en het is zo’n vervelend mens en ze is altijd boos en ik denk, nou kijk verder als wat je alleen ziet en hoort. Fragment 13
I
Oke, eeh dit waren mijn vragen, ik weet niet of u zelf misschien nog eeh punten hebt waarvan je zegt dit wil ik nog graag noemen.
G
Nee op het moment eigenlijk niet. Ik vind het wel leuk dat je dit doet. Fragment 14
I
Ja?
G
Ja
I
Ik ben benieuwd wat eruit komt
G
Jaah dat geloof ik
I
Danne wil ik je bedanken voor je tijd.
G
Oke, graag gedaan en jij veel succes ermee.
I
Ja, dank je wel.
Interview 4 I = interviewer G = geïnterviewder Fragment 1 I
Nee, daarom dat is nog even af wachten
G
Ja, nou ja goed, ookal ben je dat niet direct en werk je gewoon een poosje dat is nooi verkeerd want dan weet je ook wat er op de werkvloer heerst.
I
Ja, dat is zo.
58
G
Want het is het makkelijkste praten over dingen die je niet weet.
I
Nee daarom, dan krijg je weer gemopper
G
Ja zo iets
I
Die zit dan achter het bureau en die verzint zoiets
G
Ja zoiets!
I
Oke, nou ik ben dus eeh Caroline en voor m’n eeh opleiding moest ik een onderzoek doen, daarvoor heb ik dus dit onderzoek gekozen.
G
Ja
I
Eehm ik heb verschillende punten die ik met u door wil nemen eerst een algemeen puntje, welke opleiding u gevolgd hebt, wanneer en al dat soort dingetjes. En daarna echt over depressiviteit hoe jullie daar mee omgaat, al dat soort punten
G
Ja oke. Fragment 2
I
Eehm, welke opleiding hebt u gevolgd?
G
Ik heb verpleegkundige.
I
Niveau 4?
G
Ja, ja inservice.
I
Oke
G
Dat is al lang geleden he?! Ik ben al 35 jaar gediplomeerd.
I
Oke dat is al een poos terug.
G
Jaah
I
En in de opleiding werd er toen ook aandacht besteedt aan eeh depressiviteit?
G
Nee.
I
Helemaal niets?
G
Nee, toen was dat… ja het zal er al geweest zijn, maar vooral ik werkte natuurlijk in een A ziekenhuis dus dan eeh ja…. Tuurlijk op intern en neurologie verbleven mensen wel langer, maar eeh nee, dat kan ik me niet herinneren. Nee, nee hoor! Fragment 3
I
En hoe lang hebt u al ervaring in de ouderenzorg?
G
Eeh nou anders al 22 jaar.
I
Al 22 jaar?
G
Werk ik hier.
I
Oh
G
Ja want ik heb voordien altijd in het ziekenhuis gewerkt in Dordt en toen eeh voor het
59
uitzendbureau in Goes, Dirksland en ik heb hier nog eeh 3 jaar naar mijn trouwen hier op chirurgie in Rode Kruis I
Ja
G
En toen later heb ik nog 2 jaar hier in het Rode Kruis op intern gewerkt.
I
Oke
G
Maar nu werk ik al 22 jaar in de Wieken.
I
Oke, dat is al een poos
G
Ja
I
Dan hebt u al wat ervaring.
G
Ja, dat kan je wel zeggen he?! Fragment 4
I
Ja inderdaad. Nou eeh dan kunnen we nu naar het volgende puntje, ik heb niet zo heel veel puntjes maar eehm uit cijfers van 2008, die meetweek, blijkt dus dat 35% eeh hier depressief is. Eehm hebt u dat zelf ook zo ervaren, dat de depressiviteit zo hoog is hier?
G
Ja.
I
Ja?
G
Heel veel
I
Oke
G
Je hebt hier ook best wel eeh ook mensen eeh met een psychiatrische achtergrond he, die niet in Emergis hoeven die hier zijn, maar ja die zijn natuurlijk
I
Labiel
G
Ja daarom ook, heel labiel en die zijn ook heel snel depressief.
I
Oke
G
Ja
I
Oke
G
Want we hebben nu in de Gorsgang
I
Ja
G
Wat zal ik dan maar zeggen met psychiatrie en verstandelijke beperkingen ja
I
En daar zitten de meeste mensen….
G
Dat vind ik wel hoor, die hebben niet veel nodig. Nee
I
Oke, want ik hoorde in andere interviews van nou ik vind het wel meevallen, maar nu opeens een heel andere conclusie
G
Ja oke, maar dat is maar eeeh
I
Ja, maar goed eeh
60
G
Tja, Fragment 5
I
Eehm en waar let u op als u eehm bij depressiviteit, naar depressiviteit kijkt?
G
Eeh ja waar let ik op ja hoe hun levensinstelling is kijk als ze natuurlijk steeds aangeven van ik zie het niet meer zitten, het leven is niet meer leuk en eeh ja zelfs als ze bijvoorbeeld dreigen met toch een zelfmoordpoging of zo dan ga ik het toch echt serieus nemen, ja ze hoeven daar niet mee te dreigen want ik bedoel eeh als je de mensen kent dan zie je ook dat ze depressief zijn, want dan zijn ze gewoon anders.
I
Ja
G
Toch?
I
Ja, dat is zo
G
Eeh, dus ik bedoel eeh en dan ga je toch overleggen met een eeh arts dan probeer je natuurlijk eerst van eeh wat activiteiten aan te bieden of dingen die ze leuk vinden.
I
Ja
G
Maar ja als iemand echt depressief is dan helpt dat allemaal niet want dan zien ze het gewoon niet zitten, ze hebben gewoon hulp nodig. Fragment 6
I
Ja inderdaad en eehm bij…op wat let u bij eeh de observatie, op welke punten let u dan allemaal?
G
Eeh nou ja op hun eeh gedrag, maar ook eeh wat ze zeggen en eeh hoe ze ergens over denken, maar ook eeh eten ze goed, slapen ze goed eeeh …. Ja hebben ze nog belangstelling eeeh ja op dit soort dingen en ja dan zeg als dat er allemaal niet meer is nou dan ben jij depressief denk ik. Fragment 7
I
Ja inderdaad. Eehm bij een opname wordt er bij jullie dan ook meteen gekeken van tjoh die persoon loopt een eeh groter risico om depressiviteit
G
Nee
I
… helemaal niet?
G
We hebben niks geen scores of er wordt niet opgelet. Oke en eeh wordt er wel eeh eens in de maand of zo weet ik veel een lijstje ingevuld om te kijken of iemand mogelijk depressief is? Nee daar doen we helemaal niets mee En deze scorelijst hebben jullie die? Nee?
61
Nee. Hoe heet die scorelijst? Dit is een hele bekende Nee hoor nee! Een hele korte Dat hebben wij nog nooit gezien. Nee? Zou u het makkelijk vinden om zoiets te gebruiken? Nou, het is inderdaad een beetje een indicatie om te kijken is dat het? Dus Ja Dat is nooit verkeerd. Oke Ja, je mag hem wel mailen of eeh Ja ik zal eens eeh, ja hij staat gewoon op internet hoor je kunt hem zo vinden, het is een hele bekende Oke, want eeh ja eeh de een denkt iets anders vaak over depressiviteit dan de ander en weet je wat het is eeh natuurlijk op internet wij kunnen dat ook doen zo’n test maar de huisarts die zegt, die zei van sommige families gaan dat ook doen dan he?! Ja Enne we hebben allemaal wel een puntje waarop we scoren! Ja dat is altijd Maar dat wil natuurlijk niet zeggen dat je depressief bent en dan zeggen de huisartsen vaak dan hebben ze de kennis natuurlijk niet om te beoordelen is het dan ook zo? Nee, dat is zo Maar dat is met al die zelfhulptesten. Ja, dat is meestal he, dat is zo ja Fragment 8 Eehm als u bij een depressieve bewoner komt, hoe gaat u dan met zo’n bewoner om? Nou ik probeer niet geforceerd eeh vrolijk te doen of hard zingend binnen te komen. Ja, ik probeer toch op een gewone manier maar niet overdreven. Nee Tenminste zo denk ik dat. Ja oke, dat kan, dat kan Ja Eehm, is er misschien ook een omgangsadvies voor eeh depressieve bewoners? Nee, hebben we nog niet.
62
Nog niet? Komt er wel aan? Nou er is… er wordt hier niet zoveel mee gedaan. Nee? Nee Fragment 9 Oke, eehm en eehm eeh als u denkt dat iemand mogelijk depressief is op wat voor eeh op welke punten besluit u om een huisarts te consulteren of een andere discipline? Nou als ze dus inderdaad aangeeft van ik slaap slecht Ja Ik eet slecht en ik zie het leven niet meer zitten Het is van meerdere factoren… Jawel ! Naar boven komen dan eeh… Ja, ik moet even wat drinken Dat is goed hoor Want ik ben een beetje verkouden. Hoi Marije!! Oke, ik ben er weer. Fragment 10 Eehm worden er ook wel eens andere disiciplines eeh geconsulteerd dan een huisarts? Ja we hebben hier ook de verpleeghuisarts he, bij mensen die dus in de meerzorg zitten. Oke En daar kunnen wij het inderdaad ook wel eeh mee bespreken maar eeh de huisarts is altijd de eindverantwoordelijke dus de verpleeghuisarts moet toch over medicatie of andere eeh ja moet ie toch overleggen met de huisarts. Oke, dus ook als jullie denken van joh we moeten Emergis inschakelen of iets Ja Doen jullie dat wel eens? Ja via de huisarts. Via de huisarts, echt alles via de huisarts
63
Ja inderdaad ja. We kunnen wel zo zeggen van eeh we hebben problemen vind je het goed dat we eeh bijvoorbeeld Emergis ouderenpsychiatrie en dan als ze dan zeggen ja dan hoef je niet een specifieke brief altijd mee maar we vragen het wel altijd. Oke Ja Dan ligt de uitverantwoording toch bij hun. Ja, duidelijk bij de huisarts want als de huisarts niet wil dat het gebeurt ookal wil de verpleeghuisarts het dan gebeurt het ook niet. Oke, dat is duidelijk. Maar goed eeh ze kunnen overleggen he. Ja daarom Maar als ze het niet willen dan gebeurt het niet. Oke Nee Fragment 11 Eehm ik heb zelf ook een paar weken stage gelopen in Emergis in de ouderenpsychiatrie met mensen die depressief waren maar mij frustreerde het heel erg, heeft u dat ook zo? Ervaart u het ook zo als u bij mensen komt die depressief zijn van ik wil er door heen breken of iets? Nee ik eeh, dat had ik vroeger ook dan dacht ik dat eeh dat vond ik maar flauwekul, daar denk ik nu anders over. Nee ik probeer, ik hoop toch nog steeds dat het over gaat en of dat nou door medicatie komt of wat dan ook. Nee ik vind het niet frustrerend. Oke Ik ben wel blij dat ik het zelf niet heb. Maar goed dat is een ander punt Dat is een ander punt, inderdaad. Eehm spreekt u er ook wel eens over met andere collega’s? Jawel. Hoe ga je om met die cliënt? Ja hoor dat eeh wel hoor. Vooral eeh bij bepaalde mensen moet je toch wel een lijn hebben he. Ja En vooral bij dit soort mensen Is het heel belangrijk Want eeh ja want die gaan dan toch eeh gauw argwanend en zo, ja dat overleggen we wel met collega’s
64
En ontstaat er dan toch niet een soort van omgangsadvies? Nee, nee dat niet. Oke, dat dus niet, het is dus echt gewoon onderling Ja Ik doe het zo doen jullie het ook zo? Ja of hoe ervaar jij het Ja oke Ja het zou misschien wel leuk wezen maar we krijgen al zoveel op ons dak. Ja? Er is een heleboel leuk he Ja, je kan bezig blijven he Maar het geeft wel natuurlijk een beetje verdieping van je eigen vak. Ja. Want ja je probeert de mensen toch een zo hoog mogelijke kwaliteit van leven aan te bieden. En als je depressief bent is het niet leuk Nee, nee zeker niet. Nee, maar eehm ja ik heb dan gang 120 en er is een mevrouw en die neigt inderdaad in het voor en najaar naar depressiviteit, dat was afgelopen winter heel erg Ja Fragment 12 Maar eeh nou ja, ja dan is het toch weer leuk als het weer goed komt en eh we hebben er ook wel een benaderingswijze. Een benaderingswijze voor mensen met een eeh GGZ indicatie Oke, Hoe je er mee omgaat, maar niet speciaal voor depressiviteit een benaderingswijze Gewoon algemeen Fragment 13 Ja, en eehm het is nu herfst en de blaadjes gaan vallen dus. Ja, dan is de kans weer groot he? JA dan zegt ze het is zo goed eeh zo als ik het allemaal doe, want zo iemand heeft gewoon een complimentje nodig. Ja Je prijst ze de hemel in natuurlijk. EN ik vind ze ook dapper Ja
65
Want ze is al op hoge leeftijd; ze wast zichzelf, kleedt zichzelf aan en doet stoffen Ja En ze is nu weer naar dr kinderen toe dus en als je weet dat zo iemand depressief wordt, die heeft 6 kinderen gehad een tweeling, dan had ze een box en dan deed ze in het midden een afscheiding want anders dan vochten ze Ja Die werkte, die had dr schoonouders in huis, daar kon alles bij, nou en als je dan depressief wordt eh. Ja … ouder wordt eeh, waarschijnlijk is de koek op Jaja Daar kon alles, vriendjes blijven eten, ja dr kinderen kregen relaties, ze had voor iedereen een kadootje, iedereen mocht blijven eten Ja Gewoon geweldig, zonde is dat dan Ja, dat is heel sneu, ja , echt wel Dan denk ik ja, is nou alles eeh op, maar dat is dan simpel gezegd maar of is het eeh dat je leegte ervaart nu je niet meer hoeft te zorgen? Dat zou kunnen hoor, natuurlijk Ja Omdat ze een heel grote Ja dus … dan zegt ze ja dan zeggen jullie mevrouw M. dat is dan een medebewoner, die doet altijd afdrogen, ik zei ik zeg niks want u doet al zoveel Ja Dan hoef je van mij echt niet af te drogen en dan vind ik de vrouw echt niet beter hoor Nee Maar dan heeft ze dan die bevestiging nodig Ja Dat ik haar toch wel goed vind Ja Ookal droogt ze dan niet af. Ja dat eeh zie je veel he met depressieve mensen Ja Fragment 14 Dat is zo, eehm heeft u behoefte aan bijscholing voor het omgaan met depressiviteit?
66
Eeh, ja hoor ja dat lijkt me toch wel een goed idee Ja Ook omdat alles er in verandert eeh bepaalde methodes, medicijnen Ja dat is zo Ja toch? En over die punten zou u dan ook…? Ja heel graag, ja hoor. Ja ik vind het altijd leuk zulke dingen Oke Ja echt Zijn er ook nog andere specifieke punten naast de medicatie en benaderingwijzen? Tja, wat nog meer? Nou ja ik bedoel ook net zo als hoe ga je om met mensen, net zoals ik net zei die neigt naar depressiviteit in het voor en najaar, hoe kun je het voorkomen hee. Ja Ja al dat soort dingen. Oke Ja dat zou ik heel leuk vinden Fragment 15 Oke, nou dit waren mijn vragen Oke ik wil u hartelijk danken voor je hulp Nou veel succes Ja dank je wel Wanneer ben je afgestudeert?
Interview 5 I = interviewer G = geïnterviewde Fragment 1 I
Nou ik ben dus Caroline van Dalen en ik ben bezig met de opleiding voor verpleegkundige, niveau 5, in Vlissingen. En voordat ik een diploma ontvang moet ik dus een scriptie schrijven en vanuit deze instelling is de vraag gekomen of ik wil onderzoeken of er misschien iets in de omgang van het personeel veranderd kan worden om de depressiviteit onder de bewoners naar beneden te krijgen.
67
G
Oke
I
Ja?
G
Ja
I
Nou eehm ik wil gewoon een paar vragen aan je stellen eerst algemeen, wanneer je je diploma hebt gehaald al dat soort dingen en dan hoe jij omgaat met de depressiviteit onder de bewoners.
G
Ja Fragment 2
I
Oke? Eehm wanneer heb jij je opleiding gevolgd?
G
Eehm ik ben eehm in 2007 heb ik mn of tenminste in 2009 heb ik mn diploma verzorgende IG gehaald
I
Oke
G
Dus ja, via hier dan gewoon werken en leren
I
BBL
G
Ja Fragment 3
I
Lekker! Eehm en je hebt dus echt al die tijd dat je in de zorg zit bezig geweest met de ouderenzorg?
G
Eeeh, ja
I
Of heb je ook nog andere..
G
Nee, dat niet Fragment 4
I
Nee. En in die opleiding, werd er ook aandacht besteedt aan depressiviteit?
G
Nee, ja daar was ik echt niet zo mee bezig, het was meer een beetje met iedereen mee lopen want ja je wist nog niet veel maar goed nu gaat het pas echt beginnen, nu ga je pas echt de mensen leren kennen.
I
Nu ga je het echt leren?
G
Ja. Fragment 5
i
Eehm uit cijfers van de meetweek van 2008 blijkt dat in deze instelling 35% van de bewoners depressief is, dat is best veel, dan kom je op ongeveer 20 bewoners, zeg maar…
68
G
Ja
I
Ehm, ervaar jij dat ook zo dat er zoveel depressieve mensen zijn?
G
Eeh ja nou tussen depressief en depressief vind ik … ja het is natuurlijk verschillend als iemand in de put zit of zo ja of is het echt iemand die eeh zo maar even een dipje heeft of zo.
I
Ja, en hoe zie jij het verschil? Tussen depressief en een dipje, waar let je dan op?
G
Ja gewoon als iemand echt helemaal in de put zit of zo weet je wel dan willen ze niet meer eten en niet meer drinken, dus eeh ze hebben nergens geen zin meer in
I
En dat moet dan een paar dagen duren zeg maar?
G
Ja
I
Oke
G
Maar goed als iemand in een dipje zit dan heb je er even een gesprek mee en dan
I
Meestal is het dan zo over he?
G
Ja
I
Als je dan een gesprekje heb gehad.
G
Ja Fragment 6
I
Met zo iemand, toch? Ehm, hoe ga jij om met depressieve mensen, heb je een bepaalde manier van benaderen dan, als je weet van nou die is eeh depressief. Dan doe ik het maar zo of heb je dat niet?
G
Nou meestal gewoon een beetje vrolijk binnen komen bij zo iemand en dan eeh jij kijkt gewoon hoe ze dan zijn
I
Ja, een beetje vrolijk benaderen
G
Ja
I
Zeg maar
G
Ja, niet met zo’n hele sjagarijnig gezicht binnen komen nee
I
En dan een beetje proberen afleiden of
G
Ja, ook wel een beetje Fragment 7
I
Oke, eehm als jij bij depressieve bewoners bent geweest eehm observeer je die mensen dan ook op bepaald gedrag?
G
Ja
I
Ja? En op wat voor dingen observeer je dan?
69
G
Ja, gewoon hoe het gedrag is, hoe ze anders altijd zijn en als je ook in de rapportage kijkt
I
Ja
G
…. En dan evalueer je wel eens naderhand
I
Let je dan alleen op hetgeen wat ze zeggen of ook op eten, slapen
G
Ook ja,
I
Dus alles bij elkaar zeg maar, het gehele levenspatroon bekijk je dan
G
Ja Fragment 8
I
Oke Eehm vind je het frustrerend om zulke mensen te helpen, omdat… meestal zijn ze heel negatief en willen ze niets vind je vind je dat wel eens lastig?
G
Soms
I
Ja
G
Dat je echt nou als je bijvoorbeeld 2 dagen hebt of zo maar als ik een hele week moet dan sta je dikwijls de hele week op dezelfde gang
I
En dan heb je het wel gehad.
G
Ja
I
Maar goed je blijft gewoon aardig tegen die mensen maar goed van binnen vreet je je eigen op
G
Ja en eeh wat doe je daar mee met die eeh frustraties? Ga je er ook mee naar collega’s of eeh…
I
Ja
G
Meestal wel
I
Ja
G
En eeh praat je er dan ook echt over van hoe ga jij om met die cliënt?
I
Ja
G
En helpt dat wel?
I
Ja hoor
G
Ja? Vind je dat ook wel fijn om te doen ook?
I
Ja Fragment 9
G
Oke, eehm zou je een bijscholing willen over de omgang met depressieve mensen?
I
Ja, ik denk het wel.
G
Ja
70
I
Je bent er toch nog niet zo eeh, je moet er natuurlijk nog in groeien maar ik zou dat best wel willen
G
Ja en welke punten zou je daar dan graag in zien?
I
Eeh hoe bedoel je dat?
G
Nou punten van hoe te handelen hoe je om moet gaan met mensen
I
Ja, echt hoe je er mee om moet gaan en zo Fragment 10
G
Oke, nou dit was het eigenlijk dus
I
Oke
G
Hartelijk dank
71
Analyse stappen 2 t/m 4 ALGEMEEN Label
Gemeenschappelijk kenmerk
Verzorgende IG (3) SPW – 4
Opleiding
Verpleegkundige (niveau 4) 13 jaar
Diplomabezit
35 jaar gediplomeerd Aandacht depressie (+3, -1) + depressie ouderen
Depressie in opleiding
Niet mee bezig (onbekend) 10 jaar ervaring 3 jaar ervaring ouderenzorg (2x)
Ervaring ouderenzorg
22 jaar ervaring Vanaf begin ouderenzorg (13 jaar)
OMGANG MET DEPRESSIE (Herkenning) Label
Gemeenschappelijk kenmerk
Ervaring depressie (-3, +1) Persoonlijke mening -
Ervaring Inzicht
Uitleg meeting
Eerste keer meeting
Meeting
Aanwezigheid depressie de Wieken
Dingen verkeerd gegaan Eenzaamheid Klagen om aandacht
Eenzaamheid
Met activiteiten beter Baaldag (2) In de put
Depri
Dipje Geen interesse tonen (6) In de knoei liggen met zichzelf Zich opsluiten (2) Geen hulp aanvaarden
Non – verbaal gedrag
Symptomen
Geen zin in het leven
72
Gezichtsuitdrukking (2) Vinden alles goed Zichtbaar doordat je ze kent Gedrag Claimgedrag Negatief Op zichzelf gericht Gedachten Aangeven
Verbaal gedrag
Geen antwoorden willen geven* Negatief praten Antwoorden Nors reageren Eten (+3, -1) Weinig eetlust Drinken
Lichamelijke aspecten
Slapen (2) Verzorging van zichzelf (2) Periode duren
Tijd
Veel inleveren Veel meegemaakt Vele oorzaken depressie
Oorzaken
Mankerende worden Psychiatrische achtergrond Labiel
OMGANG MET DEPRESSIE (Huidige omgang) Label
Gemeenschappelijk kenmerk
Vragen naar humeur Activiteiten aanbieden (4) Positief benaderen (3) Werken op gevoel
Benadering
Stapsgewijs Vrolijk zijn (+3,-1) Begeleiden (2)
73
Aandacht (5) Werken vanuit de mogelijkheden Groot deel bij jezelf Geduld Raad geven Eigen mening cliënt (2) Op gewone manier Kans geven Weinig praten Alles uit handen nemen (2) Zorg is veel zorg Belangrijke taken Contact met mensen
Verpleegkundige zorg
Thuis: zelf activiteiten ondernemen Risico: in gat vallen Verzorgende opvangen Zelfstandig handelen Gebruik screeningsschaal (+4, -1) Screeningsschaal aanwezig (-2, +1) Willekeurig gebruik Vermoeden
Screeningsschaal
Observatie sneller Geen risicoscore bij opname Vragen stel je al Huisarts/verpleeghuisarts bespreken (4)
(verpl.)huisarts
Huisarts eindverantwoordelijk Verpleeghuisarts bij MDO Emergis: geeft uitleg
Professionele hulp
Emergis: spreken met cliënt Emergis
bij
depressie
en
Emergis
gedragsproblemen Emergis: maakt benaderingswijzen Gehele levenspatroon (2) Gedrag
Traject naar Rapporteren
professionele zorg
74
Observeren (2) Verzorging van zichzelf (2) Aangeven
cliënt
meerdere
symptomen depressie Vergelijken (3) Rapportage (3) Symptomen Consulteren: overleg Oorzaak zoeken (2)
Consulteren
Oplossingen zoeken (2) Op basis rapportage consulteren Cliënt weet waar hij aan toe is (2) Benaderingswijzen (+2, -2)
Benaderingswijze voor gedragsprobl.
Benaderingswijze voor cliënten met GGZ indicatie Geen structuur
OMGANG MET DEPRESSIE (frustraties) Label
Gemeenschappelijk kenmerk
In begin veel moeite Geen frustraties (-4, +1)
Ervaringen
Moe worden Opvreten Bespreken ervaringen collega’s (5) Opluchting
Omgang frustraties
Klinische les omgang Zelfde verhaal aanhoren
Oorzaak
OMGANG MET DEPRESSIE (bijscholing) Label
Gemeenschappelijk kenmerk
bijscholing (+5)
Behoefte
Weinig kennis Meer
ervaring,
makkelijker
om
Reden
iemand te helpen Methoden Medicijnen
Onderwerpen
75
Omgang (4) Voorkomen (seizoens)depressie
Analysestap 5
Kernlabel
Thema
Algemeen
Opleiding Diplomabezit Depressie in opleiding Ervaring ouderenzorg
Herkenning
Aanwezigheid depressie de wieken Depri Non – verbaal gedrag Verbaal gedrag Lichamelijke aspecten Tijd Oorzaken
Huidige omgang
Benadering Verpleegkundige zorg Screeningsschaal Professionele hulp Traject naar professionele hulp Benaderingswijze
Frustraties
Ervaringen Omgang frustraties Oorzaak
Bijscholing
Behoefte Reden Onderwerpen
Analysestap 6 Een medeklasgenoot heeft 2 interviews gelabeld. De labeling kwam voor een zeer groot gedeelte overeen met de eigen indeling, er kan dus worden uitgegaan van een intersubjectieve overeenstemming.
76