Verslag van dataverzameling in functie van het onderzoek van de NTU naar het schrijfleven van leerlingen
Data verzameld in de derde graad van de basisschool en verslag opgesteld door Larissa Van Lombergen en Aurelie Hellemond. Opleiding: professionele bacheloropleiding leraar lager onderwijs Instelling: Odisee, campus Waas Opleidingsonderdeel: Communicatieve vaardigheden 5 Academiejaar 2014-2015 Begeleider: Elke Van Nieuwenhuyze
VOORWOORD Wij dragen deze paper op aan een Oost-Vaamse basisschool, die ons de mogelijkheid bood om interviews af te nemen voor dit project.
1
Inhoudsopgave VOORWOORD.............................................................................................................................................. 1 INLEIDING ................................................................................................................................................... 3 PROBLEEMSTELLING ..................................................................................................................................... 3 AANPAK .................................................................................................................................................. 3-3 RESULTATEN ............................................................................................................................................ 4-4 CONCLUSIES EN EVALUATIE ............................................................................................................................ 5 BIBLIOGRAFIE .............................................................................................................................................. 5 BRONNEN ................................................................................................................................................ 6-9
2
INLEIDING Met dit project willen we meewerken aan het onderzoek van de Taalunie1. Wij brengen hierbij in kaart wat leerlingen zoal schrijven en welke problemen zij ondervinden bij het schrijven. De Taalunie tracht vele toekomstige leerkrachten hiertoe aan te sporen zodat zij uit die gegevens kunnen nagaan welke didactiek nodig zal zijn om het schrijven van leerlingen te verbeteren. Ook gaan we na in hoeverre de leerkracht de kinderen hierin ondersteunt. PROBLEEMSTELLING We hebben drie bronnen geraadpleegd om dit project uit te werken2. Hieruit hebben we opgemaakt dat het noodzakelijk was om interviews af te nemen bij minstens vijf leerlingen uit dezelfde klas van de derde graad. Ook de leerkracht van die kinderen moest achteraf geïnterviewd worden. Bij dit onderzoek horen tal van onderzoeksvragen. Hieronder zijn de hoofdvragen vermeld. Tijdens de interviews worden er bijvragen gesteld om op die manier een volledig beeld te krijgen. Deze onderzoeksvragen zijn zowel gericht op de kinderen als op de leerkracht. 1. Hoe ziet het schrijfleven van een leerling eruit? 2. Hoe verbetert de leerkracht de schrijfvaardigheid van de leerlingen? Voorafgaand aan de interviews hebben wij een hypothese vooropgesteld die wij zouden willen aftoetsen. Wij gingen ervan uit dat de meeste kinderen na de schooltijd niet meer een gewone tekst op papier schrijven, maar dat ze berichten sturen of op de computer chatten. Hierbij hadden wij dan ook de gedachte dat er weinig belang wordt gehecht aan correcte spelling. Er zijn twee grote doelstellingen van dit project. We willen een beeld creëren van wat de leerlingen zoal schrijven en van in hoeverre de school leerlingen volgens hen ondersteunt in het leren schrijven van teksten. In het artikel ‘Leren schrijven met peer response en instructie in genrekennis’ van Hoogeveen komt sterk naar voor dat stelopdrachten nauwelijks worden ingeoefend en dat er vooral wordt toegespitst op de deeldomeinen. Wij gaan hier nadrukkelijk op letten tijdens de interviews.² AANPAK Tijdens de fase van de concretisering hebben we een antwoord proberen te krijgen op de onderzoeksvragen door interviews af te nemen bij vijf leerlingen van dezelfde klas in de derde graad en ook bij hun klastitularis.
1
Pereira. C, projectleider onderzoek van de Nederlandse taalunie, schrijfvaardigheid in het basis onderwijs onderzoeken. 2
o o o
Hoogeveen. M. (2012). Tijdschrift taal, Leren schrijven met peer response en instructie in genrekennis, Universiteit Twente, Enschede. Pereira, C. (z.j.). Onderwijsleertaak bij project schrijfvaardigheid, Nederlandse Taalunie, Den Haag. Martens, C., “De invloed van chatten en sms’en op schrijfvaardigheid” (2010). 9 november 2014 (http://wiki.vppk.be/images/De+invloed+van+chatten+en+smsen+op+schrijfvaardigheid.doc).
3
De vragen die we stelden tijdens de interviews werden ons al op voorhand meegegeven bij de opdracht van dit project. We hebben de gegeven informatie dan ook grondig doorgenomen om ons volledig voor te bereiden op de uitwerking van deze taak3. Daarnaast hebben we nog een extra vraag opgesteld, die we vonden in het artikel van Martens4. De extra vraag luidt als volgt: ‘Gebruik je chat en sms? Zo ja, hoe gebruik je het? Gebruik je afkortingen?’. Op maandag 8 december 2014 zijn we in de voormiddag naar onze gekozen basisschool geweest om de interviews af te nemen. Na overleg met de directie werden we toegewezen aan het vijfde leerjaar. We mochten eerst de vijf leerlingen samen interviewen. Dit duurde 40 minuten. Gedurende dit interview kreeg de leerkracht de tijd om zich al voor te bereiden. Vervolgens was het de beurt aan de leerkracht, wat ongeveer 10 minuten heeft geduurd. We hebben de gesprekken opgenomen met een dictafoon om achter af terug te kunnen luisteren. De schriftelijke neerslag kunt u vinden in bijlage 1 en 2.5 RESULTATEN Eén van de bevindingen was dat de leerlingen tijdens de schrijflessen constant ondersteuning krijgen van de leerkracht. Daarnaast krijgen ze ook tussentijdse feedback van de leerkracht en van medeleerlingen. Hiermee moeten de leerlingen ook mee aan de slag gaan. Ze krijgen daardoor de verantwoordelijkheid om zichzelf te verbeteren en kunnen bovendien heel veel leren van elkaar. Ze verwoorden wat ze anders zouden doen en hierdoor krijgen de kinderen de kans om zichzelf aan te passen. Uit het onderzoek is ook gebleken dat de leerlingen de computer vaak gebruiken om informatie op te zoeken en na te kijken. Daarbij geeft ook de leerkracht de kans om opdrachten te maken met behulp van een computer. Bij de spreekbeurt kregen ze de opdracht om daarbij een PowerPointpresentatie te maken, waarbij ze moesten letten op het aantal woorden dat ze daarin schrijven. De kinderen krijgen de mogelijkheid om hier thuis aan verder te werken en eventueel hulp in te schakelen van mama, papa, grote broer of zus. De leerkracht verwoordt drie keer in het interview dat hij het belangrijk vindt dat schrijfoefeningen niet altijd lang moeten zijn. Dat maakt het moeilijk voor de leerlingen. Hierbij biedt hij hen de mogelijkheid om tussendoor kleine tekstjes te laten schrijven. Dat kan ook door het aanbieden van enkele woorden of zinnen. Hierdoor kunnen de kinderen onmiddellijk starten vanuit referentiepunten. Uit de antwoorden op de extra vraag ‘Gebruik je chat en sms? Zo ja, hoe gebruik je het? Gebruik je afkortingen?’ is gebleken dat ze liever chatten en sms’en dan een stelopdracht schrijven. Ze zijn hierdoor onbewust bezig met hun schrijfvaardigheid. Hier zijn ook nadelen aan verbonden, zoals het gebruik van afkortingen dat leidt tot foutief schrijven van woorden. De leerkracht gebruikt stelopdrachten die aansluiten bij de leefwereld van de kinderen. Zoals het beschrijven van een eigen gemaakt toverdrankje of een spreekbeurt over een dier naar keuze. De leerlingen zijn hierdoor gemotiveerder dan dat ze een stelopdracht zouden krijgen die de leerkracht 3
Pereira, C. (z.j.). Onderwijsleertaak bij project schrijfvaardigheid, Nederlandse Taalunie, Den Haag. Martens, C., “De invloed van chatten en sms’en op schrijfvaardigheid” (2010). 9 november 2014 (http://wiki.vppk.be/images/De+invloed+van+chatten+en+smsen+op+schrijfvaardigheid.doc). 5 Van Lent, R., (leerkracht vierde leerjaar). (Schrijfvaardigheid). Mondelinge communicatie op 8 december 2014. Sint-Bernardusschool, Bornem. 4
4
hen oplegt. In tegenstelling tot wat we in het artikel van Hoogeveen lazen, werkt de leraar hier wel aan de stelvaardigheid van de leerlingen. CONCLUSIES EN EVALUATIE De conclusies en de evaluatie zal de Taalunie bespreken. De organisatie doet dit na het ontvangen van projecten van toekomstige leerkrachten. Hierbij wil ze bekijken wat er moet veranderd worden aan de didactiek van schrijfvaardigheid en hoe de leerlingen kunnen worden bijgestuurd. Daarna zal er geëvalueerd worden of dit ook effect heeft op de schrijfvaardigheid van de kinderen. BIBLIOGRAFIE
Anonieme leerkracht, (leerkracht vijfde leerjaar). (Schrijfvaardigheid). Mondelinge communicatie op 8 december 2014. Basisschool, Oost-Vlaanderen.
5 leerlingen, (vijfde leerjaar). (Schrijfvaardigheid). Mondelinge communicatie op 8 december 2014. Basisschool, Oost-Vlaanderen.
Van der Donk, C., Van Lanen, B. (2013), Praktijkonderzoek in de school, Coutinho, Bussum, p. 306-307.
Van Nieuwenhuyze, E. (2014), cursus Communicatie 5, 6.4.6 Het sjabloon: extra duiding en voorbeeldzinnen, Odisee, Sint-Niklaas, p. 67-69.
Pereira, C. (z.j.). Onderwijsleertaak bij project schrijfvaardigheid, Nederlandse Taalunie, Den Haag.
Hoogeveen. M. (2012). Tijdschrift taal, Leren schrijven met peer response en instructie in genrekennis, Universiteit Twente, Enschede.
Martens, C., “De invloed van chatten en sms’en op schrijfvaardigheid” (2010). 9 november 2014 (http://wiki.vppk.be/images/De+invloed+van+chatten+en+smsen+op+schrijfvaardigheid.doc)
5
BIJLAGEN Interview met 5 leerlingen uit de derde graad (1) 1. Hoe ziet het schrijfleven van een leerling eruit? Kun je vertellen wat je gisteren allemaal hebt geschreven? a) Na schooltijd? Tekst over favoriete heks afmaken, met gitaar zelf liedjes componeren, berichtjes sturen, op tablet dingen opzoeken, skypen, op internet tijdens een spel, e-mails versturen naar vrienden en familie, afwerken van wat niet klaar was in de klas. b) Op school? Spreekbeurt, tekst over favoriete heks, woorden en zinnen over de Oudste Tijden, tekst over zeeklassen en top drie. Zijn er ook dagen dat je thuis veel meer schrijft? Wat schrijf je dan? Kun je voorbeelden geven? Op vrijdag schrijf ik een tekst over mezelf, gedichtje met mama maken, PowerPoints maken (soms voor school),… 2. Wat van al die dingen die je geschreven hebt vind je het moeilijkst? Spreekbeurt is heel moeilijk, voor sommige niet. Het is moeilijk om de informatie op te zoeken. Waar/van wie krijg je steun om dat te leren? De leerkracht, mama, papa, oudere zus helpen. Hoe leer je het jezelf aan? (Andere teksten bekijken, teksten van internet nadoen,...) Bv. nakijken van tekst en fouten drie keer opnieuw schrijven, foto’s bekijken en dan tekst verzinnen, informatie opzoeken op internet. 3. Wat heb je de laatste week allemaal bij taal of bij Nederlands aan grotere teksten geschreven? Spreekbeurt, favoriete heks. Hoeveel tijd heb je daaraan besteed? Spreekbeurt: 5u, 3u+2u, 1u, 2u, 3u voor 5 à 10 minuten te praten. 4. Wat heb je de laatste week allemaal bij andere vakken aan grotere teksten geschreven? Godsdienst: over verhaal (Job) schrijven: wat er gebeurde en wat je ervan vond. Wereldoriëntatie: tekst over zeeklassen voor in de schoolkrant, zinnen schrijven over de Oudste Tijden. Hoeveel tijd heb je daaraan besteed? Aan de tekst over zeeklassen hebben we enkele keren aan mogen werken. Aan de andere teksten was dit een kort moment tijdens de les (15min.). Bespreking over de tekst die bij taal/Nederlands geschreven is: 5. Het proces: Hoe ging dat? Wat vond je moeilijk? Wat makkelijk? Vond je het leerzaam/interessant? Leuk om te luisteren, leuk om informatie op te zoeken, soms helemaal geen zin om PowerPoint te maken, meer te weten komen over iets als je erover gaat opzoeken. Leuker op de computer werken en schrijven dan op papier. 6. Didactische steun: welke steun kreeg je bij het schrijven van de tekst? Beschrijf de opdracht. Spreekbeurt over een dier voorbereiden: schriftelijk en mondeling.
6
Was er een mogelijkheid tot samenwerken? Je mocht alleen (5min.) of per twee (10 min.) werken. De kinderen mochten het zelf kiezen. Welke hulp kreeg je van de leraar? Tips voor de spreekbeurt: wat moet je allemaal vermelden, tips voor de tekst in de PowerPoint (niet te veel woorden). Ook op de website kon je die tips vinden voor thuis. De meester gaf ook tips voor het mondelinge gedeelte mee. Wat zou het makkelijker/interessanter maken? Niets.
7. Wat zou je bij Nederlands/taal willen leren als het om schrijven van teksten gaat? Regels van hoofdletters en leestekens, omdat de meeste kinderen dat vorige keer op de toets fout hadden.
Bespreking over de tekst die bij een ander vak geschreven is 8. Het proces: Hoe ging dat? Wat vond je moeilijk? Wat makkelijk? Vond je het leerzaam/interessant? Moeilijker om bij godsdienst iets te schrijven, over een opgegeven verhaal. Op voorhand eerst nadenken over het onderwerp en dan afvragen wat je er al over weet en daarna nog wat extra informatie opzoeken. Vervolgens schrijf ik dan mijn tekst. 9. Didactische steun: welke steun kreeg je bij het schrijven van de tekst? Beschrijf de opdracht. Een tekst schrijven over een verhaal (Job): wat er gebeurde en wat je ervan vond. Was er een mogelijkheid tot samenwerken? Neen, iedereen werkte alleen. Welke hulp kreeg je van de leraar? Geen hulp. Wat zou het makkelijker/interessanter maken? Langer tijd krijgen om erover na te denken. 10. Wat zou je bij Nederlands/taal willen leren als het om schrijven van teksten gaat? Stappenplan om een tekst op te bouwen. Extra vraag 11. Gebruik je chat en sms? Zo ja, hoe gebruik je het? Gebruik je afkortingen? Sommige kinderen gebruiken een GSM om te sms’en. Hierbij gebruiken ze afkortingen zoals w8 (wacht). Vier van de vijf kinderen chat of e-mailt naar vrienden en familie. Ze gebruiken hierbij afkortingen en smileys. Ze schrijven liever een sms of een e-mail dan een spreekbeurt. Er is één kind dat skypt. Hij vindt het leuker dan een e-mail te verzenden, want dan krijg je sneller een antwoord. Bij een e-mail kan het soms lang duren als die persoon geen internet heeft.
7
Interview met de leerkracht (2) 1. Wat was de opdracht? De kinderen kregen de opdracht om een spreekbeurt over een dier voor te bereiden. 2. Welke ondersteuning kreeg de leerling? Er waren hulpmiddelen die de leerkracht mondeling mee gaf aan de kinderen. Eerst vertelt de leerkracht wat de oefening is en daarna laat hij die verwoorden door een kind. Vervolgens wordt het materiaal verzameld, geselecteerd en geordend. Fiche: identiteitskaart van een dier: naam, klasse, voeding, vijanden,… (houvast) 3. Welke oefeningen gingen aan de opdracht vooraf? De kinderen verzamelden (internet, boeken), selecteerden en ordenden het materiaal. Daarna vulden de leerlingen de fiche in. 4. Hoe wordt de leerling beoordeeld? Er wordt gekeken of de tekst passend, reëel en efficiënt is. Voor wereldoriëntatie wordt er beoordeeld op de inhoud. Bij Nederlands wordt er dan weer gekeken naar de structuur/opbouw van de tekst. Spelling wordt wel aangeduid, maar daarvoor worden er geen punten voor afgetrokken. Ook wordt er gekeken of de feedback is toegepast. 5. Welke feedback krijgt de leerling? De leerkracht keek de kladversie van de tekst na en schreef er tal van zaken bij. Er werden veel zaken aangeduid. De leerlingen konden dan op hun goede versie deze dingen toepassen. Sommige kinderen deden dit niet, wat de leerkracht dan jammer vindt. Rubrieken: 6. Doel van de taak? D.1.4.1: Beseffen dat bij teksten afspraakregels gelden en ermee rekening houden. D.2.1.6: Beseffen dat teksten schrijven een lang proces vergt. D.2.4.5: Op verschillende manieren materiaal verzamelen (door te fantaseren). D.2.2: Noodzaak en nut van verzamelen beseffen. D.2.5: Noodzaak en nut van selecteren beseffen. D.2.8: Noodzaak en nut van ordenen beseffen. D.2.15: De regels van spelling en interpunctie toepassen.
7. De relatie van de taak tot volgende en vorige taken? De leerkracht vindt het belangrijk dat de schrijftaken niet al te groot zijn, hij wil dit voornamelijk beperken. Het is echter heel moeilijk voor de kinderen, waardoor ik regelmatig oefen met korte stukjes. 8. De fasering van de les/taak: Welke fasen moesten de leerlingen doorlopen? Verzamelen, selecteren, ordenen. Instructiehulp? De leerkracht laat hen in stappen aan hun tekst werken. De leerlingen krijgen ook een fiche mee om in te vullen. Computergebruik? De leerlingen zoeken informatie op op het internet. Bij de spreekbeurt moeten ze ook gebruik maken van een zelfgemaakte PowerPoint. Samenwerking? Ze mochten kiezen of ze alleen of per twee werkten.
8
9. Feedback: Tussentijdse? Welke hulpmiddelen? Op inhoud, vorm, taalgebruik gericht? Wie gaf de feedback? Leidde de feedback tot de gelegenheid teksten te veranderen en werd daar ook gebruik van gemaakt? Er was tussentijdse feedback. De leerlingen schreven eerst in hun kladschrift en daarna werd deze tekst verbeterd door de leerkracht. De leerkracht schreef er telkens dingen bij en ook de spellingsfouten werden aangeduid. Sommige kinderen lazen ook hun tekst voor die dan achteraf klassikaal werd besproken (Wat is goed?, Wat is minder goed?, Wat kan er anders?, Wat vond je moeilijk?, Wat vond je makkelijk?) (5 à 10 min.). Achteraf schreven de leerlingen hun definitieve tekst met de toegepaste feedback. 10. Beoordeling: Wie beoordeelde het resultaat? Welke hulpmiddelen krijgen de leerlingen? Welke aspecten van de tekst werden in de beoordeling betrokken? De leerkracht beoordeelt het resultaat. De leerlingen krijgen tussentijdse feedback van de leerkracht en medeleerlingen. Er wordt gekeken of de tekst passend, reëel en efficiënt is. Voor wereldoriëntatie wordt er beoordeeld op de inhoud. Bij Nederlands wordt er dan weer gekeken naar de structuur/opbouw van de tekst. Spelling wordt wel aangeduid, maar daarvoor worden er geen punten voor afgetrokken voor het onderdeel stellen. Ook wordt er gekeken of de feedback is toegepast. Spelling werd wel apart op punten gezet deze keer, omdat er punten nodig waren voor op het rapport. 11. Evaluatie door de leerkracht: Wat waren de sterke elementen in de les, wat was minder sterk, Wat zou er bij een volgende uitvoering anders moeten gaan? De procesevaluatie gebeurt door observatie en bespreking. Hierbij geeft de leerkracht de verantwoordelijkheid aan de leerlingen om dit zelf toe te passen. Bij sommige kinderen is er geen verandering, zij laten alle fouten staan. De leerkracht zal dit in het vervolg nadrukkelijk vermelden. Hierbij is het dan ook belangrijk dat de leerkracht de doelen meegeeft aan de leerlingen zodat ze weten dat het belangrijk is om aanpassingen te doen.
9