Kind van de rekening Onderzoek naar het onderhoud van basisscholen
Kind van de rekening
3
Inhoud
Inhoud Voorwoord Inleiding Groot tekort voor onderhoud basisscholen Noodzakelijke kosten Maximale vergoeding De vergelijking Bijzonder en Openbaar onderwijs Actueel tekort Jaarlijks tekort Overschot in onderhoudskas Gemeente Kosten Gemeente Maximale vergoeding De vergelijking Knelpunten TNO Bijzonder en Openbaar onderwijs Regelgeving niet effectief Afstemming ontbreekt Vast-variabel uit evenwicht Grote(re) scholen bevoordeeld Bouwtechnische tegenstellingen Averechts onderhoudscriterium Gegronde twijfel over vergoedingsstelsel Achtergrond/motie Noorman-Den Uyl c.s. Ad.1 Bouwkundige staat Kritiek op bestaand onderzoek Ad.2 Bouwkundige investeringen Ad.3 Operatie decentralisatie Motie Crone c.s. Tot slot Eensgezindheid in ongenoegen Belangrijke spelers Samenvatting conclusies Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Colofon
1: 2: 3: 4: 5:
Bedrijfsprofielen ASSET Toelichting op het statistisch onderzoek Onderhoudsactiviteiten ‘Bevoegd gezag’ Onderhoudsactiviteiten gemeentelijk deel Geraadpleegde bronnen
5 7 11
12
13 15
16 17 19
20 21
22
23 25
27 28 31 34 35 37
Kind van de rekening
5
Voorwoord
Voorwoord Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst. Een gezegde dat elke dag ons er aan herinnert dat de basis voor welzijn en welvaart wordt gelegd in de vroege jaren van ieders leven. Het basisonderwijs draagt daarin bij. Elke volwassene die terugkijkt naar zijn of haar jeugd weet zich nog beelden te herinneren van de lagere school of basisschool. De leerkrachten, de huisvesting en de sfeer. Het beeld van die tijd draag je met je mee. Het heeft een indirecte positieve of negatieve invloed op je leven. Investeren in kennis, leren omgaan met anderen, sociaal gedrag, ambitie, vreugde en verdriet, dat alles komt voor op de basisschool. De basisschool is de wereld in een notendop. Politici zijn er voor om te staan voor de waarden van onze samenleving. Keuzen die daarbij gemaakt moeten worden, worden vaak beïnvloed door het krachtenspel van de democratie, politiek steekspel en publiciteit. De bedoelingen zijn goed, de uitwerking treft niet altijd het juiste doel. Tussen de politiek en de leerlingen van de basisscholen bevinden zich de docenten, het schoolbestuur en de adviseurs. Zij moeten de vertaling maken wat er op de werkvloer nodig is en wat van ‘hogerhand’ mogelijk is. Ondanks alle politieke beloften om het onderhoud aan de basisscholen de plaats te geven die zij verdient, is daar de afgelopen jaren te weinig van terecht gekomen. Het bestuur van de basisschool wordt nog steeds geconfronteerd met tekorten en onderwaardering van dit onderwijs. De tekorten op de onderhoudsbegroting zijn te weinig zichtbaar in een kleinschalige omgeving. Asset Facility Management B.V. heeft echter een groot bestand van gegevens kunnen opbouwen, waardoor vanuit een helicopterblik een totaalbeeld gegeven kan worden van de problematiek. Asset wil door middel van dit rapport een bijdrage leveren in de discussie en besluitvorming die leidt tot verbetering van het (onderhoud van het) onderwijs.
Uden, 23 april 2002 Ir. A.F.M. Haen directeur
Kind van de rekening
7
Inleiding
Inleiding Politici en hun partijen oefenen zich in de aanloop van de TweedeKamerverkiezingen op 15 mei in wederzijdse verdachtmaking. Hierbij is het Nederlandse onderwijsbestel in de hoedanigheid van nationaal zorgenkindje een heet hangijzer. Favoriet is de stelling dat noodzakelijke investeringen in het onderwijs achterwege zijn gebleven. Met andere woorden: het onderwijs als ‘Kind van de rekening’. De discussie gaat onder meer over de eventuele noodzaak om meer te investeren in onderhoud van schoolgebouwen. Een PvdA-spotje in de zendtijd voor politieke partijen maakt dit zelfs nadrukkelijk tot onderwerp van de verkiezingen. Het spotje toont voorman Melkert die tijdens een bezoek aan een basisschool terloops een afgebladderd stukje verf van een kozijn plukt. De boodschap laat zich raden. Kwaliteit huisvesting De onderhoudsstaat van de bijna 10.000 basisscholen die Nederland rijk is, kan ook rekenen op de belangstelling van de Tweede Kamer. In mei vorig jaar zijn kamervragen gesteld over mogelijke achterstanden in het onderhoud. Want hoe is het eigenlijk gesteld met kozijnen, dakspanten, riolering en bestrating die het onderwijs fysiek mogelijk moeten maken? Kamerbreed bleken twijfels te bestaan over de kwaliteit van de huisvesting van basisscholen. Een belangrijke eis voor goed onderwijs zou maar matig worden ingewilligd. Staatssecretaris Adelmund (onderwijs, PvdA) liet na onderzoek weten dat deze twijfel ongegrond is. Ze maakte alleen extra geld vrij voor investeringen in verband met klassenverkleining, ICT-onderwijs en gewijzigde ARBO regelgeving etc. Een pleidooi voor verhoging van de vergoeding voor het onderhoud van scholen was daarmee van de baan. Nieuwe feiten Dit rapport stelt dat er wel degelijk sprake is van grote tekorten voor een fatsoenlijk onderhoud van basisscholen. De conclusies van dit rapport staan daarmee haaks op de mening en het daaraan ten grondslag liggende onderzoek van de staatssecretaris. Dit blijkt uit objectief representatief onderzoek naar de daadwerkelijke onderhoudskosten. Een vergelijking tussen deze kosten en de hoogte van de overheidsvergoedingen levert opmerkelijke feiten op. Het betreft hier nieuwe, nooit eerder gepubliceerde informatie. De conclusies liegen er niet om. Bestaande Nederlandse basisscholen kampen op de korte en lange termijn met een miljoenentekort op hun onderhoudsbegrotingen. Op grond van het onderzoek zijn bovendien verregaande conclusies te trekken over de noodzaak om de huidige beheerssystematiek aan te passen.
Kind van de rekening
8
Inleiding
Unieke positie Tot dusver is bij het vaststellen van de vergoedingen voor onderhoud slechts gebruik gemaakt van de kostenberekening van de zogenaamde ‘modelschool’ en van inspecties die de onderhoudsstaat van scholen vastleggen in termen van slecht, matig en goed. Met andere woorden: gedetailleerde en deskundige informatie – waarbij de onderhoudsstaat van een school wordt vertaald in de benodigde investeringen – ontbreekt. Als belangrijke speler op het terrein van onderhoud en kwaliteitsbeheersing van onder meer basisscholen, beschikt Asset Facility Management over een dataset die in het informatiegebrek blijkt te kunnen voorzien. Jarenlange ervaring in de onderhoudspraktijk verschafte Asset kennis over de kosten en realisatie van een acceptabel onderhoudsniveau. Asset heeft daarmee een unieke positie. Die positie gaat gepaard met verantwoordelijkheid. Te meer, omdat de omvang van de dataset aanleiding geeft voor statistisch verantwoorde uitspraken over de onderhoudstoestand van alle basisscholen in Nederland. Nederland telt 9.7311) basisscholen. Het onderzoek dat in opdracht van Asset is uitgevoerd naar 450 basisscholen uit haar klantenbestand, betreft een steekproef van 4,6%. Dat terwijl een steekproef van een kleine 200 volgens de geldende onderzoekseisen al voldoende zou zijn.
1) Het betreft hier het aantal scholen per 1-10-1996. Latere gegevens zijn niet bekend. Sinds de decentralisatie van de verantwoordelijkheden voor de huisvesting in 1997 wordt op het Ministerie niet meer bijgehouden welke scholen in welke gebouwen zijn gehuisvest.
Onderzoekspresentatie Asset Facility Management B.V. staat als onderneming midden in de maatschappij. Met de presentatie van dit onderzoek geven we graag blijk van onze specifieke verantwoordelijkheid op het terrein van de kwaliteit van basisschoolgebouwen. Het zijn die gebouwen waarin vele duizenden kinderen dagelijks worden voorbereid op een leerzame en werkzame toekomst.
1
2 3
4
Het onderzoek naar onderhoudskosten en vergoedingen en de vergelijking daartussen is in vier delen uitgevoerd: Statistische analyse van de Asset-dataset. Hoeveel bedragen de daadwerkelijke onderhoudskosten van de 450 basisscholen over een periode van tien jaar? Onderzoek naar onderhoudsvergoedingen. Hoe zijn de bestaande vergoedingsregelingen tot stand gekomen? Relatie tussen de feitelijke kosten en de normvergoedingen. Wat leert een vergelijking tussen de gemaakte kosten en de vergoedingen die overeenkomstig de regelgeving per basisschool beschikbaar zijn? Politieke verkenning. Wat is de betekenis van de onderzoeksresultaten voor de actuele politieke standpunten en posities ten aanzien van de vergoedingsregelingen voor het onderhoud van basisscholen?
Kind van de rekening
9
Inleiding
Dit rapport geeft in kort bestek inzicht in de belangrijkste resultaten van het onderzoek aan de hand van de conclusies. Het onderzoek is uitgevoerd door adviesbureau 3namiek te Utrecht.
Kind van de rekening
11
Groot tekort voor onderhoud basisscholen
Groot tekort voor onderhoud basisscholen Conclusie 1: Schoolbesturen van basisscholen komen jaarlijks gemiddeld 4 3.651 tekort voor het onderhoud van hun huisvesting. Dit staat gelijk aan een tekort van 19% op de totale onderhoudsbegroting.
Toelichting op deze conclusie vindt plaats door de daadwerkelijke kosten en de maximale vergoedingen voor te rekenen. Ook wordt een uitsplitsing gemaakt naar Bijzonder en Openbaar onderwijs. Noodzakelijke kosten Voor het onderhoud van het schoolgebouw zijn schoolbesturen aangewezen op de subsidie die door het Rijk wordt uitgekeerd in het kader van de ‘Materiële voorzieningen ten behoeve van de instandhouding’ (MI). Deze voorziening dient onder meer ter dekking van de onderhoudskosten zoals deze in de regelgeving wordt aangeduid als kosten ‘Bevoegd gezag’. Dat zijn de kosten voor het gebouw- en herstelonderhoud. Gebouwonderhoud betreft de bouwkundige, installatietechnische en schilderwerkzaamheden die min of meer frequent voorkomen. Herstelonderhoud omvat het gedeeltelijk herstellen van beschadigde gebouwdelen en/of het vervangen van kleine vitale installatieonderdelen en controles. Het onderzoek in de dataset van Asset toont de gemiddelde daadwerkelijke onderhoudskosten op de post ‘Bevoegd gezag’: Gemiddeld* Kosten Bevoegd gezag
w 19.149
* Gemiddelde kosten per school, incl. BTW.
2) Het Het genormeerd aantal m2 bruto vloeroppervlak (BVO)
Maximale vergoeding Schoolbesturen (in het Openbaar onderwijs doorgaans de gemeenten zelf) ontvangen op basis van een vastgesteld programma van eisen een bedrag van het Rijk. Het programma omschrijft een van rijkswege verantwoord geachte voorziening en het bedrag dat hiervoor nodig is. Het aantoonbare tekort van de 450 scholen uit de steekproef treedt op bij kosten die betrekking hebben op de subsidie voor gebouwonderhoud en herstelwerkzaamheden. Dat duidt op een tekort aan middelen binnen de ‘Bevoegd gezag’-subsidie. Om dit inzichtelijk te maken zijn in het onderzoek behalve de feitelijke kosten van het onderhoud ook de maximaal toegewezen vergoedingen berekend. De rijksvergoeding is gebaseerd op een vast bedrag per school aan de ene kant en een variabel bedrag dat is gekoppeld aan het aantal m2 aan de andere kant. De berekening van de omvang hangt niet af van de totale schooloppervlakte, maar van het aantal actieve leerlingengroepen waaraan een school onderwijs en onderdak biedt 2).
Kind van de rekening
12
Groot tekort voor onderhoud basisscholen
De samenstelling van de rijksvergoeding is als volgt: een vast bedrag per school per jaar van v 1.134,69. Een variabel bedrag per aantal m2 per groep van v 11,74. Bijzonder en Openbaar onderwijs De tekorten van schoolbesturen in het Openbaar onderwijs zijn aanzienlijk groter dan van hun collega’s in het Bijzonder onderwijs.
De vergelijking De getoonde subsidiebedragen zijn vergeleken met de totale werkelijke kosten, zoals opgemaakt uit de onderhoudsbegrotingen van Asset. Deze vergelijking biedt het gewenste inzicht in de verhouding tussen kosten en vergoedingen. In de tabel staan de gemiddelde kosten van de scholen vermeld, over tien jaar, inclusief BTW. Het subsidiebedrag is berekend aan de hand van bovenstaande bedragen, voor alle scholen in de dataset van Asset, en betreft het gemiddelde per school. Totaal van de scholen Bevoegd gezag
vergelijking rijksvergoeding werkelijke kosten bedrag per jaar per school
Subsidiebedrag
Werkelijke kosten
Verschil
v 15.498
v 19.149
- v 3.651
Wanneer een onderscheid wordt gemaakt tussen Bijzonder en Openbaar onderwijs wordt het volgende verschil inzichtelijk.
25.000
Vergelijking voor Bijzonder onderwijs:
20.000
Bijzonder onderwijs 15.000
Bevoegd gezag
Subsidiebedrag
Werkelijke kosten
Verschil
v 15.498
v 18.111
- v 2.613
10.000
Vergelijking voor Openbaar onderwijs: Openbaar onderwijs
5.000
Bevoegd gezag
Subsidiebedrag
Werkelijke kosten
Verschil
v 15.498
v 20.651
- v 5.153
0
Bijzonder onderwijs
Openbaar onderwijs
Actueel tekort De Nederlandse basisscholen kampen nu reeds met een gezamenlijk tekort van minimaal 4 257,6 miljoen.
Het verschil in het tekort is opmerkelijk en aanzienlijk. Schoolbesturen in het Bijzonder onderwijs komen jaarlijks 14% tekort op hun onderhoudsbegroting in het ‘Bevoegd gezag’-deel, tegenover een tekort van 25% voor het Openbaar onderwijs. Wanneer het huidige vergoedingsbeleid onveranderd blijft, raken basisscholen de komende jaren in grote problemen. De kwaliteit van de huisvesting zal eerst langzaam en vervolgens zienderogen afnemen. Dit beeld kan echter al op veel kortere termijn aan de orde zijn. Het huidige vergoedingssysteem geldt sinds 1997. In de afgelopen vijf jaar is dus al een tekort opgebouwd. Dit is zelfs groter dan over de komende jaren valt te verwachten, aangezien de vergoeding met ingang van 2002 is verhoogd. Scholen hebben vanaf dit jaar gemiddeld v 1.644 meer te besteden. In de voorgaande vijf jaar bedroeg het jaarlijks tekort dan ook gemiddeld v 5.295 (v 3.651 + v 1.644) per school. Het totale tekort voor alle basisscholen in de periode 1997 – 2001 is daarmee te becijferen op v 257,6 miljoen. Dit bedrag is incidenteel nodig om de achterstand in te lopen.
Kind van de rekening
13
Groot tekort voor onderhoud basisscholen
Deze berekening gaat ervan uit dat er in de periode voor 1997 voldoende middelen beschikbaar waren en er nergens sprake was van achterstand. Als dit niet het geval is – en dat lijkt aannemelijk – dan zal het tekort nog groter zijn in verband met een erfenis aan onderhoudsachterstand. Het nadelige effect van de tekorten is in werkelijkheid groter. Bij gebrek aan voldoende middelen voor het onderhoud treedt na verloop van tijd onvermijdelijk achterstand op. Het inlopen van achterstand brengt hogere kosten mee vanwege vervolgschade. Zodoende blijft er nog minder over voor het reguliere onderhoud. Als alternatieve financieringsbronnen niet voorhanden zijn, zullen schoolbesturen zich genoodzaakt zien onderhoudswerkzaamheden uit te stellen, of zelfs over te slaan. Jaarlijks tekort Jaarlijks moet er 4 35,5 miljoen extra beschikbaar komen voor onderhoud. Bij ongewijzigd beleid staan de Nederlandse basisscholen over tien jaar voor een gat in hun onderhoudsbegroting van zeker 4 613 miljoen.
Naast de incidentele v 257,6 miljoen, die minimaal nodig zijn om de achterstanden in te lopen, is jaarlijks extra geld nodig om geen nieuwe achterstanden te laten ontstaan. Op basis van het onderzoek is dit tekort te becijferen op structureel v 35,5 miljoen per jaar. Dit is bovenop de extra gelden van bijna v 16 miljoen die sinds 2002 beschikbaar zijn. Als dit geld er niet komt, ontstaat er over een periode van tien jaar in het tiende jaar een tekort van 190% van de jaarlijks beschikbare gelden. Werkzaamheden die in het eerste jaar niet plaatsvonden, zullen tenslotte in het jaar daarop moeten worden uitgevoerd. Met als gevolg dat het tekort in het tweede jaar verdubbeld, en zo verder. Over de hele periode van tien jaar ontstaat dan een gat van minimaal v 355 miljoen, naast het actuele tekort van minimaal v 257,6 miljoen. Bij ongewijzigd beleid ontstaat er dus een minimaal tekort van v 613 miljoen in 2012.
Kind van de rekening
15
Overschot in onderhoudskas gemeente
Overschot in onderhoudskas gemeente Conclusie 2: Gemeenten houden jaarlijks 4 26 miljoen over van de middelen die zij sinds 1997 uit het Gemeentefonds krijgen voor bouwkundig onderhoud. Dit overschot wordt wel uitgegeven, maar komt niet ten bate van het onderhoud van de huisvesting van basisscholen.
3) Aangezien in de Modelverordening geen afschrijvingstermijnen zijn bepaald is deze berekening gebaseerd op realistische afschrijvingscycli zoals deze door Asset worden gehanteerd.
Een toelichting op de conclusie vindt plaats door achtereenvolgens de daadwerkelijke kosten en de maximale vergoedingen voor te rekenen. Daarnaast wordt een uitsplitsing gemaakt naar Bijzonder en Openbaar onderwijs. Kosten Gemeente Behalve de vergoeding via het ‘Bevoegd gezag’ kunnen basisscholen voor bepaalde investeringen bij de gemeente een aanvraag doen voor een subsidie. Gemeenten hebben hiervoor sinds 1997 extra gelden gekregen door middel van het Gemeentefonds. Aanvragen voor tegemoetkoming in de onderhoudkosten worden getoetst op basis van een gemeentelijke ‘Verordening voorziening huisvesting onderwijs’. Het betreft een aantal vastgestelde activiteiten gekoppeld aan normbedragen. De verordening kan per gemeente verschillen. Dit onderzoek baseert zich op de modelverordening van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Dat model ligt ten grondslag aan het merendeel van de gemeentelijke verordeningen en biedt derhalve een betrouwbaar vertrekpunt. Het onderzoek in de dataset van Asset toont de gemiddelde daadwerkelijke onderhoudskosten die van toepassing zijn op het gemeentelijke deel 3) : Gemiddeld* Kosten gemeente
w 8.708
* Gemiddelde kosten per school, incl. BTW. Maximale vergoeding De gemeentelijke voorziening betreft een aantal vastgestelde activiteiten, zoals die in de verordening zijn opgenomen, met de overeenkomstige normbedragen. De norm is opgebouwd uit een vaste voet per activiteit plus een variabele vergoeding per m2. Net als bij de berekening in het kader van de ‘Materiële instandhouding’ geldt hier dat de omvang niet afhangt van het totale perceeloppervlak, maar van het aantal actieve leerlinggroepen waaraan een school onderwijs en onderdak biedt. Daarnaast geldt de regel dat 75% van het desbetreffende bouwdeel aan vervanging toe dient te zijn.
Kind van de rekening
16
Overschot in onderhoudskas gemeente
Opbouw van de gemeentelijke vergoeding: Het vaste bedrag per jaar per school met hellend dak is vastgesteld op v 1.226,48. Het bedrag per aantal m2 per groep is v 7,23. Voor een school met een plat dak zijn de bedragen respectievelijk v 1.670,08 en v 8,19. Het onderscheid tussen de daktypen wordt gemaakt, omdat de onderhoudskosten hiermee sterk samenhangen. De vergelijking De maximaal toegewezen subsidiebedragen zijn vergeleken met de totale werkelijke kosten, zoals opgemaakt uit de onderhoudsbegrotingen van Asset. Deze vergelijking biedt het gewenste inzicht in de verhouding tussen kosten en vergoedingen. In de tabel staan de gemiddelde kosten van de scholen vermeld, over tien jaar, inclusief BTW. Totaal van de scholen Gemeente
Subsidiebedrag
Werkelijke kosten
Verschil
v 11.380
v 8.708
- v 2.672
De gemeente kent subsidie toe op grond van een aanvraag met een onderbouwing van de kosten. Scholen kunnen daardoor niet vrij over de vergoeding beschikken. Aangezien de gemeentelijke gelden niet geoormerkt zijn, kunnen ze ook voor andere onderwijsgerelateerde zaken worden ingezet. Een meting in opdracht van de Staatssecretaris van Onderwijs wijst uit dat gemeenten alle hun beschikbaar gestelde middelen besteden. Dit geeft echter nog geen uitsluitsel over de vraag waaraan het geld wordt uitgegeven. In de meting wordt geen onderscheid gemaakt tussen reguliere kosten en kosten als gevolg van een groot aantal recente onderwijskundige aanpassingen. Hierdoor is er voldoende reden om aan te nemen dat de gemeenten het overschot gebruiken voor deze aanpassingen en niet voor het onderhouden van de huisvesting. Knelpunten TNO Deze signalen zijn ook te beluisteren in een onderzoek dat in opdracht van het Ministerie van Onderwijs door TNO is uitgevoerd. Dat onderzoek gaat in op de vraag wat de consequenties zijn van de veranderingen in de ARBO- en bouwregelgeving voor de onderhoudsvergoedingen. Volgens TNO wordt binnen de verschillende kostenposten geen rekening gehouden met de nieuwste ontwikkelingen. Daarnaast concluderen de onderzoekers: ‘Naast oorzaken die hun basis vinden in de invulling van het bekostigingsstelsel, lijkt ook de bekostigingssystematiek de knelpunten mede te veroorzaken. Omdat gebouwspecifieke factoren sinds de overgang van Londo naar Velo (d.i. 1997) niet meer worden meegenomen en wordt uitgegaan van een gemiddelde school, hebben bijvoorbeeld oudere scholen en stedelijke scholen meer problemen om rond te
Kind van de rekening
17
Overschot in onderhoudskas gemeente
komen met de lump sum. Daarnaast leidt onduidelijkheid over bekostiging van het onderwijs in z’n algemeenheid tot een weinig integrale aanpak waarbij knelpunten te lang blijven liggen.’ TNO adviseert in haar rapport opnieuw de gebouwspecifieke factoren op te nemen. Ook dienen de financiële regelingen in het onderwijs beter op elkaar af te zijn afgestemd. Duidelijk is in ieder geval dat tot op heden het inzicht in de precieze samenstelling en besteding van het overschot ontbreekt.
vergelijking gemeentelijke vergoeding werkelijke kosten
Bijzonder en Openbaar onderwijs Het overschot binnen het gemeentelijk deel voor onderhoudskosten in het Bijzonder onderwijs is vrijwel gelijk aan dat in Openbaar onderwijs.
bedrag per jaar per school 12.000
Als in de steekproef een uitsplitsing wordt gemaakt naar Bijzonder- en Openbaar onderwijs blijkt het volgende verschil:
10.000
Vergelijking voor Bijzonder onderwijs:
8.000
Bijzonder onderwijs 6.000
Gemeente
Subsidiebedrag
Werkelijke kosten
Verschil
v 11.380
v 8.781
v 2.599
Subsidiebedrag
Werkelijke kosten
Verschil
v 11.380
v 8.603
v 2.777
4.000
Vergelijking voor Openbaar onderwijs: 2.000
Openbaar onderwijs Gemeente
0
Bijzonder onderwijs
Openbaar onderwijs
De overschotten binnen het gemeentelijk deel ontlopen elkaar nauwelijks. Zowel bij het Bijzonder als bij het Openbaar onderwijs is er een overschot, in die zin dat de werkelijke kosten lager zijn dan het geobjectiveerde (maximaal beschikbare) subsidiebedrag. Het overschot voor de gemeenten is respectievelijk 23% bij het Bijzonder onderwijs en 24% bij het Openbaar onderwijs. Deze geringe afwijking vormt tegelijk een bevestiging van de representativiteit van de steekproef.
Kind van de rekening
19
Regelgeving niet effectief
Regelgeving niet effectief Conclusie 3: De rijksvergoeding aan het schoolbestuur en de subsidies van de gemeente zijn onvoldoende op elkaar afgestemd. Daardoor is de regelgeving niet effectief.
Voor het tekort bij het ‘Bevoegd gezag’ aan de ene kant en het overschot in het gemeentelijk deel aan de andere, lijkt in eerste instantie een eenvoudige oplossing te bestaan. Door de verdeling over beide financieringscomponenten beter te regelen, kan een groot gedeelte van het tekort worden opgelost. Vanzelfsprekend betekent dit hoe dan ook een verschuiving van het financiële probleem. De gemeente houdt immers geen geld over, zodat de gemeente bepaalde andere uitgaven niet meer kan financieren. Afstemming ontbreekt Bij nader inzien blijkt het uitgesloten dat het teveel het tekort kan compenseren. Gebrek aan afstemming is er de oorzaak van dat er geen uitwisseling kan zijn van middelen tussen de twee regelingen. De financieringen zijn niet uitwisselbaar en fungeren daardoor niet als communicerende vaten. De huidige systematiek van vergoeding is met andere woorden onvoldoende in staat om schoolbesturen van basisscholen van de noodzakelijke middelen te voorzien. Naast ontbrekende afstemming is daarvoor een drietal andere redenen.
Verband grootte en jaarbedragen bevoegd gezag
bedrag per jaar per school 30.000
25.000
20.000
15.000
10.000
5.000
0 0
500
1.000
1.500
2.000
grootte school in m2
De rechte lijn geeft het subsidie bedrag weer, de kromme lijn de werkelijk benodigde kosten. Het lineaire verband in de subsidieregeling komt dus niet overeen met het werkelijke verband.
Vast – variabel uit evenwicht De gehanteerde verhouding tussen vaste en variabele kosten in de regelgeving van de ‘Materiële instandhouding’ is niet overeenkomstig de werkelijkheid. Uit de analyse van de onderzoeksgegevens blijkt een negatieve samenhang tussen de omvang van de school en de onderhoudstekorten per m2. Dat wil zeggen dat de schoolgrootte een dempend effect heeft op de onderhoudstekorten. Wat opvalt is dat het ‘Bevoegd gezag’ zich baseert op een andere verhouding dan het gemeentelijk deel. Om recht te doen aan de werkelijkheid dient de vaste voet naar boven, en de variabele component naar beneden worden bijgesteld. De samenhang tussen schoolgrootte en het gemeentelijk subsidiebedrag is wel overeenkomstig de werkelijkheid. Dat betekent dat de vergoeding via het ‘Bevoegd gezag’ uitgaat van een andere verhouding tussen kosten en grootte van de school dan de gemeentelijke vergoeding. Die onevenwichtigheid zou hersteld moeten worden. De regelingen gaan momenteel uit van een verschillende opvatting over hoe de vaste en variabele kosten zich tot elkaar verhouden. Grote(re) scholen bevoordeeld De regeling ‘Materiële Instandhouding’ bedient grotere scholen beter
Kind van de rekening
20
Gegronde twijfel over vergoedingsstelsel
dan kleinere scholen. Uit het vergelijkende onderzoek blijkt dat er een negatieve samenhang is tussen het tekort op ‘Bevoegd gezag’ en de grootte. Dit betekent dat grotere scholen een kleiner tekort hebben per m2 dan kleinere scholen. Grotere basisscholen worden in deze opzet bevoordeeld. De variabele omvang van de school wordt te sterk beloond in vergelijking met de vaste voet. Grotere scholen komen daardoor relatief minder tekort dan kleinere scholen. Om de werkelijkheid meer recht te doen, dient de vaste voet omhoog en de variabele component naar beneden te worden bijgesteld. Bouwtechnische tegenstellingen De groepering van onderhoudsactiviteiten binnen de gemeentelijke verordening is op een aantal punten onlogisch en ineffeciënt. Met name de combinatie van activiteiten die bij sommige bouwdelen in de modelverordening voorkomt, is allerminst voor de hand liggend. Ter illustratie: vervanging van pannen, goten en houtwerk komt voor één vergoeding in aanmerking, terwijl de vervangingscycli van deze onderdelen uiteenloopt van twintig tot zestig jaar. Stel dat in 1990 bij een school deze combinatie van activiteiten is uitgevoerd: een nieuw pannendak met nieuw houtwerk en nieuwe goten. De gemeente heeft dit volgens de verordening volledig gesubsidieerd. Gemiddeld genomen zullen de goten na twintig jaar weer aan vervanging toe zijn (dus in 2010) en de pannen na zestig jaar (dus in 2050). Het vervangen van de goten komt in 2010 niet voor subsidie in aanmerking, aangezien het pannendak nog prima is. Averechts onderhoudscriterium De gestelde vervangingsgrens van 75% voor de gemeentelijke vergoeding, werkt een verschuiving in de hand van ‘waar mogelijk integraal onderhouden’, naar, ‘zoveel mogelijk integraal verwaarlozen’. Om in aanmerking te komen voor gemeentelijke vergoeding dient 75% van het desbetreffende bouwdeel aan vervanging toe te zijn. Dit is een schoolvoorbeeld van hoe subsidie verwaarlozing in de hand kan werken en de verantwoordelijkheid ondermijnt. Ter illustratie: schoolbesturen zijn verantwoordelijk voor het buitenschilderwerk van de school. Vervanging van de kozijnen komt voor rekening van de gemeente. Deze kent subsidie toe als 75% van de kozijnen aan vervanging toe is. Als een schoolbestuur zichzelf niet tekort wil doen, is het zaak dat de kwaliteit van het schilderwerk zodanig is dat alle kozijnen gelijkelijk in kwaliteit achteruit gaan. Stel dat maar 40% van de kozijnen vervangen hoeft te worden en – door adequaat onderhoud – 60% niet, het schoolbestuur is dan een dief van de eigen portemonnee. Men maakt in die omstandigheden zowel de kosten van het schilderwerk voor de goede 60%, als voor de vervanging van de overige 40%.
Kind van de rekening
21
Gegronde twijfel over vergoedingsstelsel
Gegronde twijfel over vergoedingsstelsel Conclusie 4: De twijfel in de Tweede Kamer over de huidige onderhoudssystematiek is weggenomen met een onderzoek dat hiervoor onvoldoende grond biedt.
Bij gemeenten en onderwijsinstellingen en in de Tweede Kamer leeft de opvatting dat de kwaliteit van het bouwkundig onderhoud op dit moment onvoldoende is gegarandeerd. Om die reden heeft de Kamer dan ook twijfels geuit over het huidige vergoedingstelsel. Achtergrond De recente discussie over de onderwijshuisvesting van basisscholen tussen Tweede Kamer en Kabinet spitst zich toe op drie punten: 1 Bouwkundige staat; 2 Bouwkundige investeringen die nodig zijn als gevolg van klassenverkleining, ARBO-regelgeving, ICT in het onderwijs etc.; 3 Succes- en faalfactoren van de decentralisatieoperatie sinds 1997. Hier is de vraag aan de orde, of, en in hoeverre de resultaten van het Asset-onderzoek betekenis hebben voor de bediscussieerde punten. Ad. 1. Bouwkundige staat Kernpunt in de discussie is een op 29 mei 2001 door de Tweede Kamer aangenomen motie (de motie Noorman-Den Uyl c.s.). Deze motie is ingediend door leden van de fracties van PvdA, VVD, D66, ChristenUnie en SGP. De motie vraagt het Kabinet: ‘om uiterlijk 1 september 2001 in afstemming met de gemeenten aan de Kamer een sluitend plan van aanpak te presenteren voor uitbreiding, verbetering en onderhoud in kwalitatieve en kwantitatieve zin van schoolgebouwen, voorzien van een adequate financiering’. Als eerste overweging van de motie is opgenomen dat ‘er tekorten zijn in het bouwkundig onderhoud, de renovatie en nieuwbouw van schoolgebouwen, mede op basis van verouderde normeringen’. De staatssecretaris gaat hier bij brief van 14 september 2001 op in. Haar minister heeft opdracht gegeven tot een onderzoek naar mogelijke achterstanden in technisch onderhoud van de schoolgebouwen. Dit onderzoek is uitgevoerd door PRC/Bouwcentrum. Volgens de staatssecretaris blijkt uit het rapport dat: ‘er geen sprake is van achterstanden in het onderhoud van de schoolgebouwen’. ‘Er kan worden geconcludeerd dat het technisch onderhoud van scholen in het algemeen geen punt van bijzondere zorg hoeft te zijn.’ De Kamer lijkt zich vooralsnog bij deze, zoals uit dit onderzoek blijkt, voorbarige conclusie, neer te leggen.
Kind van de rekening
22
Gegronde twijfel over vergoedingsstelsel
•
•
•
•
•
•
Kritiek op bestaand onderzoek De uitkomsten van het onderzoek door PRC/Bouwcentrum zijn aanvechtbaar op grond van de onderzoeksfeiten uit de Asset-dataset. Dit geldt eveneens voor de conclusies die de staatssecretaris trekt. Het onderzoek is een momentopname. De onderhoudsbehoefte voor de komende jaren is niet in kaart gebracht. Er is slechts op het moment van opname een kwaliteitsoordeel gegeven. Het onderzoek richt zich alleen op de bouwdelen aan de buitenzijde, terwijl een groot deel van de kosten, en dus ook de achterstanden, interieur en installaties betreft. Het onderzoek kent geen financiële vertaling. Daardoor is onduidelijk wat de gevolgen van de decentralisatie van 1997 zijn voor de mate waarin schoolbesturen in staat worden gesteld het nodige onderhoud te verrichten. Het onderzoek maakt geen onderscheid tussen bouwdelen waarvan het onderhoud door de gemeente gefinancierd moet worden en onderhoud dat voor rekening komt van het schoolbestuur. Het onderzoek richt zich met name op die bouwdelen die voor rekening komen van de gemeente, terwijl uit de analyse van de gegevens van Asset blijkt dat de tekorten zich vooral voordoen op het deel dat door de schoolbesturen gefinancierd moet worden uit de vergoedingen via ‘Bevoegd gezag’. Het onderzoek geeft een te grove schets van bouwdelen. Daardoor worden verschillende elementen, van bijvoorbeeld een gevel, van één kwaliteitscriterium voorzien. Voor een objectief oordeel is een meer gedetailleerde weging nodig. Ad. 2. Bouwkundige investeringen De motie Noorman-Den Uyl c.s. stelt in de tweede plaats ‘dat nieuwe taken in het onderwijs (…) leiden tot een grotere en aangepaste ruimtebehoefte van de schoolgebouwen, waarvan het primaat van de financiering ligt bij de rijksoverheid op grond van het kabinetsstandpunt in de nota ‘lokale lasten’. Kabinet en Kamer spreken uit dat op dit punt investeringen gewenst zijn. Het Kabinet schat indertijd in hiervoor een kwart miljard gulden nodig te hebben. De cijfers van Asset richten zich met name op het ‘normale’ bouwkundige onderhoud. Op grond hiervan kunnen geen uitspraken gedaan worden over investeringen die benodigd zijn voor aanpassingen. Ad. 3. Operatie Decentralisatie In 1997 is de zorg voor de onderwijshuisvesting, met de daarbij behorende middelen, overgedragen aan de gemeenten. Deze middelen worden niet geoormerkt, maar zijn een onderdeel van de algemene uitkering die gemeenten krijgen uit het Gemeentefonds. Naar aanleiding van de genoemde motie Noorman-Den Uyl c.s. en de reeds daarvoor ingediende motie Crone c.s. is door het Kabinet onderzoek
Kind van de rekening
23
Gegronde twijfel over vergoedingsstelsel
gedaan naar de financiële en bestuurlijke ontwikkelingen bij onderwijshuisvesting. Hieruit blijkt dat het volledig aan het Gemeentefonds beschikbaar gestelde bedrag aan onderwijshuisvesting wordt besteed. Motie Crone De motie Crone c.s. gaat in op het gemeentelijk deel van de onderhoudsactiviteiten. In de motie wordt geconstateerd dat ‘onderwijsinstellingen en gemeenten het bedrag dat nu beschikbaar is, niet voldoende achten om de voor adequate huisvesting noodzakelijke uitgaven te doen.’ De regering wordt verzocht nadere afspraken te maken met de gemeenten over verbetering van de modelverordening waarop scholen en gemeenten zich richten. Uiteraard met het doel de kwaliteit van het onderhoud te vergroten. De motie Crone c.s. richt zich direct op de modelverordening en gaat uit van de veronderstelling dat er in dat kader geld te kort is. Het antwoord van het Kabinet komt bij brief van 14 september 2001. Daarin wordt de motie behandeld in samenhang met de motie Noorman-Den Uyl voor wat betreft de investeringen als gevolg van onderwijskundige vernieuwingen. Het Kabinet gaat daarmee niet specifiek in op de argumentatie van de motie Crone c.s. Het Asset-onderzoek werpt een nieuw licht op de afhandeling van de motie Crone c.s. In de eerste plaats blijkt er in het gemeentelijk deel geen tekort te zijn. In de tweede plaats illustreert dit onderzoek dat de modelverordening op een aantal punten ineffectief is. Ook blijkt de aansluiting op de vergoedingen van het ‘Bevoegd gezag’ niet optimaal.
Kind van de rekening
25
Tot slot
Tot slot Eensgezindheid in ongenoegen Bij vrijwel alle partijen, politiek en maatschappelijk, die een rol spelen in het onderhoud van basisscholen leeft ongenoegen over de onderlinge afstemming van de huidige vergoedingsregelingen. Er is ook brede steun voor de opvatting dat deze situatie leidt tot inefficiëntie in het onderhoud. Een korte opsomming van de belangrijkste spelers en hun positie ten aanzien van de financiering van onderhoud van basisscholen geeft hier blijk van. Belangrijke spelers Een meerderheid van de politieke partijen pleit in hun verkiezingsprogramma voor een versterking van de autonomie van de schoolbesturen. CDA, ChristenUnie, PvdA en VVD willen schoolbesturen het volledige budget voor onderhoud ter handen stellen. De SGP wil extra geld voor onderhoud via het gemeentefonds, terwijl het onderzoek uitwijst dat daar de tekorten niet liggen. Uit een inventarisatie van de standpunten op hoofdlijnen blijkt tevens grote eensgezindheid op het punt van meer investeringen. ChristenUnie, GroenLinks, en de PvdA pleiten voor meer geld en bestedingsruimte. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) gaat uit van een achterstand in het onderhoudsniveau van de scholen. De vereniging meent dat daar van rijkswege meer aan moet worden gedaan. De koepelorganisaties binnen het onderwijs (per denominatie te onderscheiden) en de belangenverenigingen van ouders hebben een eenduidig belang; de best mogelijke kwaliteit van de onderwijshuisvesting. Men zal daarbij vooral inzetten op versterken van de autonomie van de scholen en vermindering van de afhankelijkheid van gemeenten. Binnen het kader van dit onderzoek zijn geen contacten geweest met desbetreffende organisaties. Samenvatting conclusies 1a Schoolbesturen komen substantieel tekort op de post vergoeding ‘Materiële Instandhouding’, ondanks de verhoging per 2002. Binnen het Openbaar onderwijs komt men gemiddeld v 5.153 per school per jaar tekort, binnen het Bijzonder onderwijs komt men gemiddeld v 2.613 per school per jaar tekort. 1b Terugkijkend vanaf 1997 kampen de basisscholen reeds met een onderhoudsachterstand ter grootte van minimaal v 257,6 miljoen. 1c Structureel is er jaarlijks v 35,5 miljoen tekort. Bij doorberekening leidt dit tekort - voor alle basisscholen in Nederland - over tien jaar tot een onderhoudsachterstand van v 355 miljoen op het prijspeil van 2002. 1d Bij ongewijzigd beleid is er na doorberekening over tien jaar in totaal een tekort van minimaal v 613 miljoen.
Kind van de rekening
26
Tot slot
2 Gemeenten houden jaarlijks v 26 miljoen over van de middelen die zij sinds 1997 uit het Gemeentefonds krijgen voor bouwkundig onderhoud. Dit overschot wordt wel uitgegeven, maar komt niet ten bate van het onderhouden van de huisvesting van basisscholen. 3a Er is een gebrekkige afstemming tussen de rijksonmiddellijke vergoeding en de subsidie van de gemeente. De regelgeving is daardoor niet effectief. 3b De gehanteerde verhouding tussen vaste en variabele kosten bij het ‘Bevoegd gezag’ is niet overeenkomstig de werkelijkheid. 3c De regeling ‘Materiële Instandhouding’ bedient grotere scholen beter dan kleinere scholen. 3d De groepering van onderhoudsactiviteiten binnen de gemeentelijke verordening is op een aantal punten onlogisch en ineffeciënt. Daardoor treden bouwtechnische tegenstellingen op. 3e De vervangingsgrens van 75% voor de gemeentelijke vergoeding werkt een verschuiving in de hand van ‘waar mogelijk integraal onderhouden’, naar ‘zoveel mogelijk integraal verwaarlozen’. Het motto dreigt hierdoor te worden: ‘zoveel mogelijk integraal verslonzen’ in plaats van het bedoelde ‘zoveel mogelijk integraal onderhouden’. 4 Het Kabinet heeft de twijfel in de Kamer over de onderhoudssystematiek weggenomen met een onderzoek dat hiervoor onvoldoende grond biedt. De Tweede Kamer liet zich hiermee onterecht tevreden stellen.
Kind van de rekening
27
Bijlage 1: Bedrijfsprofiel Asset
Bijlage 1 Bedrijfsprofiel Asset Asset Facility Management B.V. ASSET Facility Management is als organisatie gespecialiseerd in advisering en begeleiding op het gebied van onderhoud en beheer van gebouwen én facilitaire dienstverlening. In totaal worden jaarlijks, op project- en detacheringsbasis, adviezen gegeven voor een gebouwenbestand dat zo'n 2 miljoen m2 beslaat. In de afgelopen decennia is Asset uitgegroeid tot een toonaangevend allround adviesbureau dat zich mag rekenen tot de meest gerenommeerde van Nederland. Die groei is met name te danken aan de kennis, de flexibiliteit en de inzet van de circa dertig medewerkers. Dit zijn professionals die naast hun MBO-, HBO- of universitaire opleiding, vakgerichte trainingen hebben gevolgd voor organisatieadvisering, techniek en automatisering.
• • • •
Het dienstenpakket van Asset Facility Management bestaat uit: Onderhoudsadvisering Gebouwenbeheer Informatisering Consultancy facility management Zie voor meer informatie www.asset.nl
Kind van de rekening
28
Bijlage 2: Toelichting op het statistisch onderzoek
Bijlage 2 Toelichting op het statistisch onderzoek • •
•
• • • • • • • •
Dataset Door Asset is een dataset met 450 objecten samengesteld welke vervolgens is geanalyseerd. De onderliggende gegevensset van Asset bestaat uit objecten die: een basisschool betreffen, (geen gymzaal, noodlocatie of bijgebouw); waarvan het onderhoudsprogramma van 10 jaar is vastgesteld, startend in de periode tussen 1997 en 2002; dat wil zeggen dat de inspectiedatum in of na 1996 ligt; waarvan een volledig gedocumenteerd en afgerond onderhoudsprogramma is, resulterende in benodigde onderhoudsbedragen. Van deze objecten zijn uiteindelijk de volgende gegevens in een integrale database samengevoegd: uniek nummer naam adres, postcode, woonplaats bouwjaar aantal m2 inspectiedatum bijzonder/openbaar onderwijs daktype (plat, hellend, beide) Daarnaast is per object berekend wat de totale onderhoudskosten over 10 jaar zijn, zonder indexering, inclusief BTW, uitgesplitst over ‘kosten gemeente’ en ‘kosten bevoegd gezag’. Deze kosten zijn de basis voor de statistische analyse. De kosten zijn teruggerekend naar gemiddelde jaarbedragen, per m2, geïndexeerd naar het jaar 2002, gerekend met een gemiddelde indexering van 4% per jaar. In het vervolg van het document wordt de term ‘kosten’ gebruikt voor precies deze bedragen. Enige kerncijfers voor de populatie zijn: Aantal objecten: Gemiddeld bouwjaar: Gemiddelde grootte: Percentage openbaar onderwijs: Percentage bijzonder onderwijs:
450 1968 1.223 m2 59% 41%
Kind van de rekening
29
Bijlage 2: Toelichting op het statistisch onderzoek
Splitsen we dit uit naar bijzonder en openbaar dan zijn de kerncijfers als volgt. Bijzonder onderwijs Aantal objecten: Gemiddeld bouwjaar: Gemiddelde grootte:
184 1968 1309 m2
Openbaar onderwijs Aantal objecten: Gemiddeld bouwjaar: Gemiddelde grootte:
266 1969 1100 m2
Er blijkt een significant verschil te zijn in de gemiddelde grootte van een school in het bijzonder onderwijs ten opzichte van een school in het openbaar onderwijs. Niet duidelijk is of openbare scholen over het algemeen kleiner zijn dan bijzondere scholen of dat de steekproef hier afwijkt van de werkelijkheid. Samenhang Bekeken is wat de correlatie (samenhang) is tussen de verschillende kencijfers. De correlatie is een maat voor de samenhang tussen twee factoren. Een correlatie dicht bij 0 betekent dat er geen samenhang is, een correlatie dicht bij 1 betekent een positieve samenhang, en een correlatie dicht bij –1 duidt op een negatieve samenhang. •
•
•
•
Correlatie bouwjaar/grootte: 0,02 Dit wil zeggen dat er geen samenhang bestaat tussen bouwjaar en de grootte van de scholen. Nieuwere scholen zijn niet gemiddeld groter of kleiner dan oudere scholen. Correlatie bouwjaar/kosten: -0,02 (zowel bevoegd gezag als gemeentelijk) Dit wil zeggen dat er geen samenhang bestaat tussen bouwjaar en de onderhoudskosten. Nieuwere scholen zijn niet gemiddeld duurder of goedkoper in onderhoud dan oudere scholen. Correlatie grootte/kosten: -0,12 (voor gemeentelijk) en -0,19 (voor bijvoegd gezag) Dit wil zeggen dat er samenhang bestaat tussen de grootte en de kosten per m2. Grotere scholen zijn (zoals verwacht) goedkoper uit per m2 dan kleinere scholen. Samenhang daktype/kosten: Daktype Kosten per m2 Kosten per m2 gemeente bevoegd gezag Plat v 8,31 v 17,30 hellend v 6,66 v 16,84 Beide v 7,69 v 18,14
Kind van de rekening
30
Bijlage 2: Toelichting op het statistisch onderzoek
•
Dit betekent dat er substantiële samenhang is tussen daktype en de werkelijke kosten gemeente per m2. Zoals verwacht is een plat dak substantieel (18%) duurder. Er is nauwelijks een samenhang te zien tussen daktype en de werkelijke kosten bevoegd gezag. Ook dit is volgens verwachting. Samenhang bijzonder/openbaar en kosten Bijzonder/openbaar Kosten per m2 Kosten per m2 gemeente bevoegd gezag v 7,72 v 15,89 v 8,55 v 19,94 Dit betekent dat openbaar onderwijs substantieel duurder onderhoud vergt dan Bijzonder onderwijs. Representativiteit De voorliggende dataset van Asset is relatief groot. Het totaal aantal basisscholen in Nederland is 9.731, dat wil zeggen dat dit een steekproef betreft van 4,6%. Bij een volledig aselecte steekproef uit een normaal verdeelde populatie, is dit aantal een veelvoud van de normaal gehanteerde minimale steekproefgrootte. Een (aselecte) steekproefgrootte van een kleine 200 wordt doorgaans al als relevant gezien. Belangrijker nog is de representativiteit van het klantenbestand van Asset. Met andere woorden, is de voorliggende populatie te zien als een aselecte steekproef? Gezien de hierboven geconstateerde ontbrekende samenhang tussen bouwjaar en daadwerkelijke kosten, is het niet relevant of het klantenbestand van Asset vooral ouder of nieuwere scholen bevat. Er is geen reden om aan te nemen dat het klantenbestand van Asset afwijkt van de Nederlandse scholenpopulatie, voorzover het relevante factoren betreft voor de daadwerkelijke onderhoudskosten. De klanten van Asset zijn niet specifiek te typeren, zeker niet naar een kenmerk dat medebepalend voor de onderhoudskosten zou kunnen zijn. Gezien de forse steekproefgrootte is daarom de voorliggende populatie zeker indicatief maar in belangrijke mate ook representatief te noemen. Gemiddelde daadwerkelijke kosten De uiteindelijke steekproef levert de volgende cijfers op: Gemiddeld
95% interval
Gemeentelijke kosten
v 8,06
v 7,26 - v 8,86
Kosten Bevoegd gezag
v 17,54
v 16,43 - v 18,65
Het betreft hier de gemiddelde kosten per jaar, per m2, inclusief BTW. Het 95% is berekend volgens de formule: gemiddelde ± (Z(1-0,5 )* )/√n. Hierin is s de standaarddeviatie en de steekproefgrootte. Dit interval betekent dat een school 95% kans heeft een prijs per m2 te hebben dat in dit interval ligt.
Kind van de rekening
31
Bijlage 3: Onderhoudsactiviteiten ‘Bevoegd gezag’
Bijlage 3
Onderhoudsactiviteiten ‘Bevoegd gezag’ De materiële voorzieningen ten behoeve van de instandhouding van het basisonderwijs is opgebouwd uit een verzameling van programma's van eisen. Ieder programma van eisen omvat een inhoudelijke omschrijving van een van rijkswege verantwoord geachte voorziening en het bedrag dat hiervoor noodzakelijk is. De structuur van het bekostigingsstelsel met een overzicht van de programma's van eisen is hieronder aangegeven. Daaruit blijkt dat er onderscheid wordt gemaakt naar groepsafhankelijke programma's van eisen, leerlingafhankelijke programma's van eisen en aanvullende programma's van eisen. Materiële voorzieningen ten behoeve van de instandhouding A.Groepsafhankelijke programma's van eisen 1. Onderhoud a. gebouw b. tuin c. schoonmaak 2. Energie- en waterverbruik a. elektriciteitsverbruik b. verwarming c. waterverbruik 3. Publiekrechtelijke heffingen a. zuiveringslasten b. waterschapslasten c. rioolrecht d. reinigingsrecht
B. Leerlingafhankelijke programma's van eisen 1. Middelen a. medezeggenschap b. bijdragen voor activiteiten van ouders in verband met de medezeggenschap c. W.A. verzekering d. culturele vorming e. overige uitgaven f. dienstreizen g. onderhoud, vervanging en vernieuwing olp h. onderhoud, vervanging en aanpassing meubilair 2. Administratie, beheer en bestuur
C. Aanvullende programma's van eisen 1. Nederlands onderwijs aan anderstaligen (NOAT)
De gegevens zoals Asset deze in de database heeft staan richten zich op onderdeel 1a van de groepsafhankelijke programma’s van eisen. Dit is het PVE op basis waarvan de schoolbesturen een bedrag van het Rijk krijgen ten behoeve van het onderhouden van het gebouw, met uitzondering van die onderhoudsactiviteiten die in aanmerking komen voor de gemeentelijke voorziening. De vergoedingen zoals deze van Rijkswege worden verstrekt richten zich op gebouwonderhoud en herstelonderhoud. Onder het gebouwonderhoud worden de bouwkundige, installatietechnische en schilderwerkzaamheden verstaan die min of meer frequent voorkomen. Tot herstelonderhoud worden gerekend die activiteiten die gericht zijn op het partieel herstellen van beschadigde gebouwdelen en/of het vervangen van kleine vitale installatieonderdelen en controles.
Kind van de rekening
32
Bijlage 3: Onderhoudsactiviteiten ‘Bevoegd gezag’
Met ingang van 2002 is structureel 14 miljoen euro extra ter beschikking gesteld voor gebouwonderhoud voor het primair onderwijs. Vertaald naar een bedrag per m2 is dat v 1,34. De vergoedingen die van Rijkswege worden verstrekt zijn gebaseerd op een vast bedrag per school en bedrag per genormeerd aantal m2 bruto vloeroppervlak. Het vaste bedrag per school per jaar is (prijspeil 2002, inclusief BTW) vastgesteld op v 1134,69. Het bedrag per genormeerd aantal m2 BVO is v 11,74. Vergoedingsformule: Y = v 1.134,69 + A x v 11,74 Y = uit te keren vergoeding A = genormeerd aantal m2 bruto vloeroppervlakte De betreffende bedragen zijn samengesteld op basis van onderstaande vaste lijst van werkzaamheden, gekoppeld aan een vervangingscyclus en een bedrag (vast en per m2 bvo). Omschrijving
Cyclus vast bedrag per school in Euro
Bedrag*A in Euro
bouwkundig werk herstelonderhoud onderhoud binnenzonwering vervangenvulling poederblusser
-
14,89
3,42
1
17,02
0,07
10
vervangen poederblusser
20
vloerbedekking
20
0,53 0,53 12,58
0,01 0,01 1,12
vervangen brandslang
20
4,53
0,00
vervangen kapstokken
25
5,54-
0,09
vervangen verplaatsbare wanden
40
39,06
0,01 -
vervangen binnenzonwering
40
10,74
0,05
vervangen sanitair kranen
40
65,27
0,20
vervangen waterleiding/riolering
40
vervangen brandslang haspel zandbak subtotaal
1,91 -
0,09
40
1,84
0,00
-
490,58
-
648,00
5,06
Kind van de rekening
33
Bijlage 3: Onderhoudsactiviteiten ‘Bevoegd gezag’
schilderwerk buitenkozijnen, puien
6
37,73
1,21
boeiboord
6
121,16
0,16
goot
6
13,17
0,02
binnenzijde buitenkozijnen
6
7,52
0,07
binnenzijde buitenkozijnen
12
34,44
0,32
kozijnen, ramen en deuren
15
29,49
0,28
wanden en plafonds
15
96,50 -
0,56
radiatoren, leidingen
20
34,85 -
0,24
wanden en plafonds
20
144,75 -
0,84
32,59 -
3,71
-
42,28
0,01
onderhoud CV-installatiesysteem
1
129,72
0,16
onderhoud ventilatie systeem
1
50,57 -
onderhoud warmwater voorziening
1
23,09
0,01
onderhoud ventilatie systeem
5
11,55
0,00
Subtotaal
werktuigbouwkundige installaties herstel radiatoren/leidingen/kranen
0,11
vervangen CV-pomp, expansievat
10
29,68
0,05
vervangen CV-installatie ketel
20
115,96
0,41
vervangen CV regelapparatuur
20
71,76
0,08
vervangen ventilatoren
20
37,44
0,01
vervangen warmwater voorziening
20
15,08
vervangen ventilatie systeem leidingen
20
3,67 -
Subtotaal
0,01 0,02
422,32
0,87
elektrotechnische installaties onderhoud alarminstallatie
1
50,05
0,04
vervangen alarminstallatie
12
113,43
0,09
vervangen armaturen
25
67,12 -
0,49
vervangen groepenbord
40
0,60
0,02
96,96
0,64
Subtotaal
technische en functieverbeterende aanpassingen • invalidentoilet aanbrengen • school toegankelijk maken voor gehandicapten door het verwijderen van drempels • school toegankelijk maken voor gehandicapten door verbreding van deurkozijnen
Subtotaal Extra bedrag per m Totaal
2
0,12
-
1,34
1.134,69
11,74
Kind van de rekening
34
Bijlage 4: Onderhoudsactiviteiten gemeentelijk deel
Bijlage 4
Onderhoudsactiviteiten gemeentelijk deel De gemeentelijke voorziening betreft een aantal vastgestelde activiteiten. De hieronder aangegeven activiteiten, met de overeenkomstige normbedragen (prijspeil 2002), komen volgens de verordening in aanmerking voor een vergoeding. Deze bedragen zijn inclusief 19% BTW. vaste voet in Euro
+ per m2 BVO in Euro
1a Hellend dak vervangen pannen, goten, houtwerk vervangen dakgoot pvc vervangen dakranden / hwa pannendak
18329,77 2817,36 8225,29
15,06 3,37 9,80
1b vervangen bitumenbedekking vervangen dakranden / hwa vervangen daklichten
16326,22 9547,49 464,08
22,85 11,54 2,34
324,00 -3583,52 -53,84
0,36 8,55 2,27
16334,79 965,33 -780,93
7,65 5,45 19,83
-4814,72 1079,68 183,92
114,95 1,26 -
2242,26
15,69
2742,56
42,77
prijspeil 2002
2 Buitenberging vervangen dak vervangen rijwielstalling / berging vervangen rijwielstaanders 3 Terreinen vervangen erfafscheiding vervangen riolering vervangen bestrating 4 Buitenzijde gebouw alg. Vervanging buitenkozijnen/ -deuren en hang en sluitwerk alg. Vervanging boeiboorden vervangen brandtrap 5 Binnenzijde gebouw alg. vervangen kozijnen/ deuren en hang en sluitwerk alg. vervangen radiatoren/ convectoren/cv-leidingen
Kind van de rekening
35
Bijlage 5: Geraadpleegde bronnen
Bijlage 5 Geraadpleegde bronnen
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
• •
Bekostigingsstelsel basisonderwijs, programma’s van eisen voor het jaar 2002; Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, 27 september 2001; Brief van de Staatssecretaris van OCW aan de Tweede Kamer inzake onderwijshuisvesting, d.d. 14 september 2001; Brief van de Minister van BZK aan de Tweede Kamer d.d. 18 mei 2001; Budget voor onderhoud schoolgebouwen onvoldoende; in: B&G mei/juni 2001, p. 22 – 25; Decentralisatie onderwijshuisvesting, herhaalde enquête onderschoolbesturen, eindrapport; Leiden: Research en Beleid, i.o.v. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen; 27 augustus 2001; Evaluatie bekostigingsstelsel basisonderwijs, eindrapportage; Hoofddorp: TNO Arbeid, 2 oktober 2000; Monitor decentralisatie onderwijshuisvesting PO/VO, meting onder gemeenten, eindrapport; Leiden: Research en Beleid, i.o.v. Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen; 27 augustus 2001; Motie van Tweede Kamerlid Crone c.s., d.d. 13 december 2000, Tweede Kamer, vergaderjaar 2000-2001, 27503, nr. 4. Motie van Tweede Kamerlid Noorman – Den Uyl c.s., d.d. 29 mei 2001, Tweede Kamer, vergaderjaar 2000-2001, 27400 B, nr. 14. Handelingen Tweede Kamer, 29 mei 2001, debat naar aanleiding van het algemeen overleg op 15 mei 2001 over onderwijshuisvesting; Staat van Buitenonderhoud 2001 Schoolgebouwen in het primair en Voortgezet Onderwijs; Bodegraven: PRC Bouwcentrum bv; Verkiezingsprogramma’s 2002 Verslag van schriftelijk overleg d.d. 26 november 2001, betreffende PvE’s basisonderwijs en het (voortgezet)speciaal onderwijs voor het jaar 2002, Tweede Kamer, vergaderjaar 2001-2002, 28037, nr. 2.
Kind van de rekening
37
Colofon
Colofon Opdrachtgever: Asset Facility Management B.V. Uden Opgesteld door: drs. Roel Freeke drs. Menno Rasch Ontwerp en opmaak: Beelenkamp Ontwerpers Tilburg
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar worden gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Prijs per exemplaar v 25,- ex. BTW.
Margrietstraat 1, 5401 CH Uden Postbus 4, 5400 AA Uden tel. 0413 - 26 04 55 fax 0413 - 25 20 40 www.asset.nl
[email protected]