8.1 Interviews 8.1.1 Interviewleidraad Perspectief leerlingen Het schrijfleven van de leerling • Wat is jouw lievelingsvak op school? Moet je dan veel schrijven? • Schrijf je graag? Vind je dat je mooi kan schrijven? Zegt de juf soms of je mooi/minder mooi schrijft? Kan jij snel schrijven? • Schrijf je veel thuis of krijg je veel huistaken van de juf? Helpen jouw mama of papa dan met schrijven? Zo ja, op welke manier? • Heb jij een dagboek waarin je schrijft? Schrijven tijdens het lesgebeuren • Heb jij liever taken/opdrachten waarbij je zelf nog veel moet schrijven, of liever vakken waarbij je gewoon kan luisteren naar de juf? Vind je het goed of juist vervelend dat je bij vakken die niets met taal te maken hebben soms ook veel moet schrijven? • Wat heb je de laatste week allemaal bij taal of bij Nederlands aan grotere teksten geschreven? • Wat heb je de laatste week allemaal bij andere vakken aan grotere teksten geschreven? • Hoeveel tijd heb je daaraan besteed? • Krijg jij soms dictees? Krijg je graag dictees? • Wat zou je bij Nederlands willen leren als het om schrijven van teksten gaat? • Moet je soms samen taken maken in de klas? Doe je dat graag of vind je dat het beter lukt alleen? Leren jullie samen? Verbeteren jullie elkaar? Spieken jullie van elkaar? Assesment • Helpt de juffrouw jullie goed? Hoe zou ze jullie beter kunnen helpen denk je? • Verbetert de juffrouw jou? Hoe doet ze dat dan? • Hoe heb jij het liefst dat je taak wordt verbeterd? Door de juf alleen, door een klasgenootje of door jezelf…? 34
Didactische steun • Leren jullie hier ook op de computer voor? Zo ja, wat doe je dan? Zijn de computertaakjes in de vorm van een spelletje? Vind je dat leuk? Moeilijkheidsperceptie • Wat van alle dingen dat je geschreven hebt vind je het moeilijkst (dictees opstellen, Franse teksten, werkwoorden, ..) en wat vind je gemakkelijk? • Hoe leer je dat? (herhalen, woordjes afdekken, veel schrijven, op internet oefeningen maken, andere teksten bekijken?) Helpt mama of papa jou daarbij? • Helpt de juf jou om te leren? Geeft de juf jou tips over hoe je kan leren? • Scoor je daar goede punten op? • Vind je soms dat de juf te snel gaat? Of soms te traag? Vervolgens wordt eerst ingegaan op de tekst die bij taal of Nederlands geschreven is. Het proces van het speurdersverhaal • Wat moest je doen, hoe ging dat? • Wat vond je moeilijk? • Wat vond je gemakkelijk? • Vind je dat interessant/leuk? • Vind je iets dom? • Waren je vorige taken moeilijker of gemakkelijker? (neem eventueel andere taakjes erbij ) Perspectief leerkracht Context • Hoe lang staat u al in het onderwijs? • Hoeveel leerlingen zitten er in de klas? • Zijn er specifieke kenmerken van de leerlingen waar extra aandacht aan besteed moet worden? (anderstalige leerlingen, SES-‐leerlingen, dyslexie, andere leerstoornissen…) • Hoe verloopt het contact en de samenwerking met de ouders van de kinderen?
35
Schrijfniveau leerlingen • Hoe goed is het algemeen schrijfniveau van de leerlingen? • Is er veel verschil in schrijfniveau tussen de verschillende leerlingen? • Zorgt dit soms eventueel voor problemen? Hoe probeert u deze dan op te vangen? Didactische ondersteuning • Wordt er in de lessen gebruik gemaakt van computers? Zo ja, voor welke lessen? Ook voor spelling? Bent u hier voorstander van? • Kunnen alle leerlingen goed genoeg typen/met een computer overweg om op die manier lessen te volgen? Opdracht • Wat was de opdracht? • Wat moesten de kinderen ervan leren? • Is er sprake van samenwerking tussen de leerlingen? Op welke manier? • Wat waren sterke elementen in de les/wat was minder sterk? Wat zou er bij een volgende uitvoering anders moeten gaan? Evaluatie • Wie beoordeelde het resultaat? Met welke hulpmiddelen (beoordelingsschema's)? • Welke aspecten van de tekst werden in de beoordeling betrokken? • Waar worden de meeste fouten op gemaakt? De relatie van deze taak tot volgende en vorige taken • Bouwen de volgende taken hierop verder? In welke zin? • Hebben ze al veel soortgelijke schrijfoefeningen gehad? Welke oefeningen gingen hieraan vooraf? Wat waren eventuele moeilijkheden hierbij? • Krijgen de leerlingen ook veel schrijfoefeningen mee die ze thuis moeten maken?
36
8.1.2 Interview leerling 1
Interviewer: Wat is jouw lievelingsvak op school? A.: Mijn lievelingsvak op school is W.O. Interviewer: En moet je hier veel bij schrijven? A.: Neen, niet zoveel, meestal moeten we gewoon enkele woorden schrijven. Interviewer: Vind je van jezelf dat je mooi kan schrijven? A.: Als ik mijn best doe om mooi te schrijven misschien wel. Interviewer: En vindt de leerkracht dat jij mooi kan schrijven? Of zegt ze er niet echt veel over? A.: Ze zegt hier niet zoveel over. Interviewer: Schrijf je graag? A.: Ja, maar bij een saai thema schrijf ik liever niet, omdat ik dan goed moet opletten. Interviewer: Heb je een dagboek? Schrijf je thuis veel? A.: Ik heb geen dagboek. Ik schrijf wel vaak verslagen over de gids wanneer wij op wandeling gaan. Dan schrijf ik in mijn verslag wat we hebben gedaan, welke soorten paddenstoelen er stonden, enzovoort. Ik doe dit meteen op de computer en niet schriftelijk. Dit verslag kan soms 4 bladen lang zijn. Ik vind dit leuk om te doen. Interviewer: Krijg je op school veel taken om thuis te schrijven? A.: Eigenlijk werk ik vooral veel in de tuin. Ik moet niet zoveel tijd stoppen in schrijven of schoolwerk. Wiskunde gaat redelijk goed en spelling is mijn beste vak. Als ik klaar ben met mijn huiswerk lees ik meestal nog een boek. Dit doe ik vrijwillig omdat ik het graag doe. Ik zit bij de Kinder-‐ en Jeugdboekenjury. We hebben ook leesfiches op school en mijn leesfiche is al helemaal vol terwijl deze eigenlijk voor een volledig schooljaar is. Mijn mama leest soms dwarsliggers, maar anders niets. Mijn broer zit nog maar in het eerste leerjaar, maar hij leest elke avond. Hij moet van mijn mama elke avond uit een klein boekje lezen. Mijn zus zit ook bij de Kinder-‐ en Jeugdboekenjury, zij zit in het 4e leerjaar. Interviewer: als je een taak moet maken in de klas, zoals het opstel van vandaag, moet je deze dan thuis afwerken? A.: De juf had dit niet gevraagd om te doen, tenzij je goede ideeën had. Interviewer: En wanneer je thuis wél een taak moet afwerken, lezen je ouders deze dan na? A.: Nee, want meestal weten ze wel dat het goed lukt bij mij. Interviewer: Maar je kan wel hulp aan hen vragen wanneer het niet goed lukt? A.: Ja, dan geven zij voorbeelden en kan ik hierrond ideeën verzinnen. Ze verbeteren nooit mijn taken, maar ik vraag het hen ook nooit zelf.
37
Interviewer: Van alle dingen die je al geschreven hebt, wat vond je hieraan het moeilijkste? Dictees? Opstellen? Franse teksten? A.: Dingen overschrijven vind ik makkelijk en dictee vind ik ook niet moeilijk. Hetgene wat ik het liefst doe is een verhaal schrijven over leuke dingen. Interviewer: Leer je thuis veel voor woordpakketten? A.: Nee. Elke week moeten we het woordpakket overschrijven. Hierbij zijn er verdiepingen wanneer je boven 8/10 haalt en herhalingen, wanneer je onder 8/10 haalt. Zelf heb ik nog nooit herhaling gehad. Interviewer: Leer je de woordpakketten nog op andere manieren, of heb je het gevoel dat je het wel al kan? A.: Ik kijk de woorden na die ik fout had en probeer deze te onthouden voor de volgende keer. Het werkwoordschema moet ik af en toe eens nakijken. Interviewer: Geeft de leerkracht nog tips om te leren thuis? A.: Meestal zegt ze wat we moeten studeren. We moeten letten op onze fouten en we zetten bijvoorbeeld ook kruisjes in ons boek bij de dingen die we moeten kennen wanneer er een proefwerk is. Interviewer: Is er iets dat je moeilijker vindt, zoals bijvoorbeeld dictees, werkwoorden, .. ? A.: Tijdens de eerste schoolweek is het soms moeilijk om te onthouden wat we allemaal al hebben gedaan. Interviewer: En heb jij altijd goede punten? A.: Ja. Interviewer: Wat heb je deze week en vorige week allemaal al geschreven op school? A.: We moesten verslagjes schrijven over onze eerste schoolweek en over de uitstap naar Brussel. We moesten ook een limerick schrijven en onze leesfiches invullen. Op onze leesfiches moeten we vertellen waarover het boek gaat. We moeten ook een speurdersverhaal schrijven. Daar zijn we nu nog steeds aan bezig. In ons boek staan ideeën voor het verhaal en dan moeten we aanduiden waarover we willen dat het verhaal gaat. Je kan ook een woordenspin maken. Mijn verhaal gaat over een wetenschapper en hij woont in een verlaten villa waar een geheime formule gestolen is. Ik heb nog niet helemaal uitgeschreven hoe het zal aflopen, maar het zit wel al in mijn hoofd, want ik heb vaak te veel ideeën waardoor ik niet meer kan kiezen. Interviewer: Kan jij snel schrijven? A.: Ja. Wanneer ik ideeën heb kan ik deze snel uitschrijven. Interviewer: Moet je voor andere vakken veel schrijven? Zoals bijvoorbeeld een dialoog maken bij Frans? A.: Nee, spelling en taal zijn bijna de enige vakken waarbij we veel moeten schrijven.
38
Interviewer: En heb je de laatste tijd nog grote teksten moeten schrijven voor W.O. of godsdienst? A.: Bij W.O. wel, over politiek. We moesten schrijven dat de meerderheid baas is in een democratie. De juf zei wat wij moesten opschrijven. Interviewer: Gebruiken jullie in de klas ook soms de computer om te schrijven? A.: Ja, iedereen heeft zijn eigen limerick uitgetypt op school. We moesten deze elk om beurt gaan uittypen op de computer. We hebben in onze klas 4 computers. Interviewer: Vind je soms dat de leerkracht te snel of te traag gaat? A.: Soms gaat de juf nogal traag omdat er ook leerlingen zijn die niet zo goed zijn in spelling. Interviewer: En is er iets dat jij niet leuk vindt aan spelling? A.: Nee, eigenlijk niet. Interviewer: Maak je ooit schema’s vooraleer je iets moet schrijven? A.: Soms wel, zoals bijvoorbeeld bij het verslag van de eerste schoolweek. Tijdens het leren maak ik meestal samen met mijn tante schema’s omdat zij ook leerkracht is. Ik maak ook samenvattingen en schrijf deze op. Deze zijn snel klaar. Als ik iets schrijf onthoud ik het langer dan wanneer ik het niet zou opschrijven. Interviewer: Verbeteren jullie ook soms samen in de klas? Moeten jullie soms elkaars schrift verbeteren? A.: Soms, maar dat is dit schooljaar nog niet vaak gebeurd. Wanneer er een test is schuiven we soms een bank door en moeten we het schrift van diegene verbeteren. Dit gebeurde dit schooljaar al 1 of 2 keer. Meestal verbetert de juf. Interviewer: Schrijf je liever zelf, of typ je liever op de computer? A.: Soms schrijf ik liever zelf, want ik kan ook niet altijd op de computer omdat mijn papa hem vaak nodig heeft. Ik schrijf vaak ook liever zelf omdat het op de computer vaak trager gaat dan wanneer ik gewoon schrijf. Eerst schrijf ik gewoon door en nadien kijk ik of ik er nog iets kan bij schrijven. Meestal schrijf ik het 3 keer opnieuw. Eerst klad, nadien voeg ik nog wat stukken toe, en daarna schrijf ik het in het net. Interviewer: Vind je het speurdersverhaal een leuke opdracht? A.: Soms vind ik het moeilijk, omdat er realistische dingen in moeten zitten. Ik schrijf liever fantasieverhalen, maar dit mocht niet van de juf. In De Grijze Jager zit veel fantasie, dit is een boekenreeks met fantasieverhalen die ik lees. Ik ben de enige in de klas die dit al leest. Ik heb ook alle boeken van Harry Potter al gelezen. Interviewer: Heb je het liefst dat de juf zegt waarover het gaat, of heb je liever dat ze gewoon zegt dat je alles zelf mag kiezen?
39
A.: Ik zou liever zelf kiezen omdat ik dan mijn fantasie kan gebruiken. Interviewer: Wanneer je schrijft, kijk je dan soms naar wat je buur schrijft? A.: Nee, dat hoeft niet. Soms merk ik wel dat andere kinderen dit bij mij doen. Interviewer: Vind je het speurdersverhaal makkelijker dan de vorige schrijfopdrachten die je dit schooljaar al kreeg? A.: Ja, want over de uitstap moesten we alles onthouden vooraleer we iets konden opschrijven. De aller stomste opdracht vond ik die over de eerste schoolweek omdat de eerste week niet echt abnormaler is dan de andere weken. Alle weken lijken nogal op elkaar, dus het is iets saaier dan schrijven over de uitstap naar Brussel omdat we dit niet dagelijks doen. Bij het schrijven van de limerick hebben we ook eerst in ons taalschrift geleerd hoe een limerick er precies moet uitzien. Ook Bingel vind ik niet zo leuk. Dit is een programma op internet met alle woordpakketten. Je krijgt hiervoor een wachtwoord. Het is een soort eiland. Hier kan je op verschillende oefeningen klikken en dan kan je deze maken. Soms moeten we deze oefeningen doen, maar meestal vind ik dit niet zo leuk omdat ik liever in een boek lees. Interviewer: Is er iets wat je graag nog zou leren of zijn er opdrachten die je graag nog zou doen? A.: Ik wil graag leren hoe je van een grote tekst een kleine samenvatting maakt. Dit lukt me nog niet zo goed. Interviewer: Moet je soms samenwerken met andere kinderen om een grote tekst te schrijven? A.: Bij taal werken we soms in groepen. Dit is meestal gewoon met jouw buur en degenen die voor je zitten. Soms werk ik liever alleen omdat dat sneller gaat. In groep moet iedereen meeschrijven. In het taalboek krijgen we ook stukken van verhalen. Iedereen die hetzelfde lievelingsverhaal heeft gekozen gaat dan samen zitten en dan lossen we samen de oefeningen rond dit verhaal op. Interviewer: Helpt de leerkracht jullie met de oefeningen van taal? A.: Ja, ze helpt ons goed. Interviewer: Schrijft de juf zelf de fout op jullie blad na de verbetering? A.: Bij woordpakketten schrijft ze het juiste woord op, maar wij moeten het dan zelf ook nog 1 keer opnieuw schrijven. We mogen het ook zelf verbeteren, maar wanneer ze dan nog een fout vindt moeten we het drie keer schrijven in plaats van 1 keer. Interviewer: Verbeter je jouw taken liefst zelf? A.: Nee, ik laat ze liefst door de juf verbeteren.
40
8.1.3
Interview leerling 2
Interviewer: Ik zie dat jij veel verslagjes uitgetypt hebt. Mag je altijd kiezen of je de taken uitschrijft of uittypt? B.: Meestal mogen we kiezen of we het uittypen of uitschrijven. De kladversie moeten we schrijven, maar de nette versie mogen we typen. Ik typ veel liever uit, omdat ik vind dat ik niet zo mooi kan schrijven. Vroeger kreeg ik hier ook opmerkingen over van de juf omdat ik veel te groot schreef, maar nu niet meer. Ik heb ook typles gevolgd. Interviewer: Schrijf je veel nadat je van school komt? B.: Nee, ik schrijf helemaal niet veel. Lezen doe ik wel veel. Interviewer: En typ je nog veel op de computer na school? B.: Typen doe ik wel veel. Interviewer: Schrijf je graag? B.: Nee, liever niet. Ik hou er niet van om opstellen te schrijven. De tekst van W.O. over democratie vond ik niet leuk, ik heb veel liever dat het gewoon in mijn boek staat en het kan lezen in plaats van het eerst zelf te moeten noteren. Interviewer: En maak je het speurdersverhaal graag? B.: Nee, dit doe ik niet graag. Ik vind het moeilijk om een geschikt onderwerp te vinden. Ik heb liever dat de juf op voorhand zegt waarover het moet gaan in plaats van dat ik zelf nog van alles moet verzinnen. Interviewer: Helpen jouw ouders je thuis vaak met schrijftaken? B.: Ik zeg thuis nooit dat ik een schrijfoefening heb, dus meestal vraag ik zelf ook niet om de oefening te verbeteren. Soms vragen mijn ouders het zelf wel en dan toon ik het. Als ik het moeilijk heb zal ik het wel vragen, maar als het vlot gaat niet. Mijn ouders helpen wel wanneer het verhaal niet goed lukt. We zoeken dan samen naar een nieuw einde. Interviewer: Ben je goed in dictee? B.: In de klas hebben we dikwijls dictee. Ik heb meestal verdieping, dus steeds meer dan 8/10, maar ik doe dit wel niet graag. Interviewer: Doe je dan liever spelling, woordpakketten, .. ? B.: Ik schrijf liever een verhaal dan dat we dictee moeten schrijven. Ik leer hier nooit voor. De woordpakketten in alfabetische volgorde zetten vind ik niet leuk, maar dit moeten we doen. Thuis leer ik nooit voor dictee. Voor taalsystematiek leer ik wel. Dit vak vind ik leuker dan dictee. Mijn papa schrijft dan zinnen op en dan moet ik het onderwerp en het werkwoord er uit halen. Interviewer: Leer je soms voor taal? B.: Nee, meestal niet echt, maar wanneer ik leer doe ik dit liever met mama en papa omdat dit makkelijker is. Tijdens de toetsen
41
heb ik ook niet zoveel geleerd. Op de toetsen zelf moesten we ook niet veel schrijven, gewoon wat kleine woorden invullen. Interviewer: Geeft de leerkracht tips over hoe je moet studeren? B.: Ze zegt wel wat we moeten kennen, maar voor de rest zegt ze niets. Interviewer: Leerling A. vertelde ons iets over Bingel. Vind je dit leuk? B.: Bingel heb ik bijna nog nooit gedaan. Soms moet het wel en dan doe ik het, maar als het niet moet zal ik het ook niet doen. Interviewer: Wat vind je het moeilijkst bij taal? B.: Er zitten niet echt moeilijke dingen tussen. De werkwoorden vind ik nog leuk om te doen. Interviewer: En lukt het je goed om het speurdersverhaal te schrijven? B.: Ik heb nog maar twee zinnen bij het speurdersverhaal. Ik heb lang nagedacht over wat ik zou doen. Ik heb ook de schema’s ingevuld, maar ik ben een paar keer opnieuw begonnen omdat ik het niet goed vond. Interviewer: Hoe ga je dan beginnen aan de rest van het verhaal? B.: Ik ga nadenken over wat ik ga schrijven en schrijf het meteen op. De schema’s vind ik een beetje overbodig, maar we moeten deze wel invullen van de juf. Interviewer: En vind je deze opdracht makkelijk of moeilijk? B.: Ik vond het makkelijk, maar wel moeilijk om een onderwerp te verzinnen. Interviewer: Kan jij snel schrijven? B.: Ja, ik kan heel snel schrijven. Interviewer: Dus dan vind jij waarschijnlijk ook niet dat de leerkracht te snel gaat tijdens schrijfoefeningen? B.: Nee. Interviewer: Bij welke taak heb je dit schooljaar al het meest moeten schrijven? B.: Het verslag over de uitstap naar Brussel was veel schrijfwerk. Ik heb 3 bladen geschreven. De juf had niet gezegd dat het zo lang moest zijn, maar we moesten wel minstens 10 zinnen hebben. Interviewer: Schrijf je liever wel, of liever niet? B.: Ik schrijf liever niet. Ook niet tijdens W.O. of godsdienst. Als ik iets moet schrijven schrijf ik het ook meestal niet eerst in het klad, maar wel met een potlood zodat ik het nog kan uitgommen. Interviewer: Zijn er zaken die je wel leuk vond? B.: De limerick vond ik leuk en ook wel makkelijk. Het opstel van Brussel vond ik makkelijker, maar sommige dingen wist ik niet zo goed meer omdat het al een week geleden was. Interviewer: Werken jullie vaak in groepjes? B.: Nee, niet echt. Soms wel, maar niet vaak. Interviewer: Verbeter je liefst zelf, of laat je dit liever door de leerkracht doen?
42
8.1.4
B.: Ik heb het liefst dat de juffrouw verbetert, want dan moet ik het zelf niet doen. Interviewer: Leer je soms samen met andere kinderen van de klas? B.: Nee, ik doe dit liever alleen. Interviewer: Bij het speurdersverhaal had je niet veel inspiratie. Zou je dan kijken bij jouw buur om inspiratie op te doen? B.: Ja, soms vraag ik het wel en dan heb ik soms iets meer inspiratie. Interviewer: Helpt de juf je wanneer je vertelt dat je echt geen inspiratie hebt? B.: Niet echt. Interviewer: Vind je het goed dat je de woorden opnieuw moet schrijven nadat de leerkracht deze verbeterd heeft? B.: Ja, want anders kan je alles verkeerd invullen zodat je er snel vanaf bent. Interviewer: Is er iets dat je nog graag zou leren? B.: Ik doe veel liever wiskunde omdat ik dit leuker en makkelijker vind. Liefst wil ik geen opstellen meer schrijven. Interview leerling 3
Interviewer: Als je thuiskomt van school, schrijf je dan nog veel? E.: Ik lees meer boeken. Ik heb wel een dagboek. Hierin schrijf ik veel, maar niet elke dag. Ongeveer om de 2 dagen schrijf ik hier in. Heel soms is het slechts een zinnetje, maar de meeste dingen die ik er in schrijf zijn wel lang, meestal 1 volledige pagina. Interviewer: Chat jij ook op de computer? Of stuur je soms mailtjes? E.: Vroeger wel, maar nu niet meer. Interviewer: Wat doe je het liefst? Schrijven of typen? E.: Schrijven. Interviewer: Vind jij zelf dat je mooi kan schrijven? E.: Dit heb ik een beetje geleerd, want vroeger kon ik helemaal niet mooi schrijven. Mijn vriendin zei tegen me dat ik moest proberen om op twee lijntjes te schrijven en zo heb ik dit geleerd. Interviewer: Kreeg je hierover vroeger opmerkingen van de juf? E.: Nee, ik kreeg geen opmerkingen hierover. Interviewer: Schrijf je zelf graag? E.: De opstellen vind ik wel leuk om te schrijven. In dictee en woordpakketten ben ik niet zo goed en ik vind het ook niet leuk. Meestal maak ik veel fouten in mijn woorden en hiervoor moet ik thuis veel leren. Ik doe wat we moeten doen van de juf. Hierbij heb ik wel meestal het gevoel dat ik er lang aan bezig ben. Interviewer: En ben je goed in schrijven? E.: Soms heb ik het gevoel dat ik het niet zo goed kan, maar vaak is dit idee mis, want wanneer ik een dictee maak is het dan vaak wel
43
goed. Vroeger ging ik naar de logo en was dit makkelijker. Nu ga ik niet meer naar de logo omdat mijn broer nu naar de logo gaat en het bij mij al veel verbeterd is. Als ik zou mogen kiezen zou ik wel opnieuw naar de logo willen gaan omdat ik mijn spellingskaart dan mag gebruiken. Hier staan de banaanwoorden op en deze mocht ik bijhouden tijdens dictee. Dit mag nu niet meer tijdens toetsen omdat ik geen logo meer volg. Interviewer: Welke schrijfopdrachten vind je het leukst? E.: Opstellen schrijven vind ik leuk. Het moet niet mooi geschreven zijn, maar het moet een goed verhaal zijn. Tijdens een opstel tellen de spellingsfouten niet. Interviewer: Heb je vaak veel inspiratie tijdens het schrijven van opstellen? E.: Ja, meestal wel, want dit vind ik leuk, vooral fantasieverhalen. De woordpakketten vind ik niet leuk, maar de opstellen vind ik super leuk. Interviewer: En zijn er andere vakken die je niet leuk vindt op school? E.: Wiskunde vind ik saai, maar ik ben hier wel heel goed in. Spreekbeurten vind ik wel leuk, maar deze doe ik liever samen omdat ik nogal verlegen ben om het alleen te doen. Interviewer: Helpen jouw mama en papa veel bij het schrijven? E.: Vroeger deden ze dit vaak, maar de laatste tijd zijn ze vooral met mijn broer bezig omdat hij nogal veel vergeet. Ik vraag dus ook niet zoveel meer aan mijn ouders. Wanneer ik helemaal vast zit zal ik het wel gaan vragen, maar wanneer het goed gaat laat ik het niet nalezen. Mijn ouders hebben niet zoveel tijd om me te helpen, want we hebben ook nog een klein zusje. De toetsen moest ik nu eens op m’n eentje leren, maar wanneer het rapport niet zo goed is gaan ze me weer helpen met kerst. Interviewer: Hoe leer jij dan? Moet je thuis nog veel leren? E.: Ja, ik dek de woorden af en dan schrijf ik ze opnieuw. Ik schrijf deze 1 keer opnieuw en wanneer het fout is schrijf ik het 3 keer opnieuw. Dit moeten we niet doen van de juf, maar dit doe ik om zelf te oefenen. Vorig jaar had ik veel verdieping, maar de laatste tijd heb ik weer vaker herhaling. Meestal heb ik 7/10, dus net geen verdieping. Interviewer: Lees je graag? E.: Ja, ik lees veel boeken. Interviewer: Kan je snel lezen? E.: Meestal lees ik mijn boeken meteen uit. Interviewer: Heb je soms het gevoel dat de juf een beetje te snel gaat? E.: Nee, we krijgen genoeg tijd om alles over te schrijven. Interviewer: Jullie zijn nu een speurdersverhaal aan het schrijven. Heb je een schema gemaakt voor het speurdersverhaal?
44
E.: Nee, want ik begreep het ook niet zo goed. Maar ik wist ook meteen wat ik wou schrijven. Ik denk erover na en schrijf het eerst klad. Daarna verbeter ik het klad en dan schrijf ik het over in het net. Interviewer: Vind je dat de leerkracht goed helpt wanneer je vast zit? E.: Ja, we hebben het eerst samen overlopen en ze gaf tips over welke zinnen we konden veranderen. “Misschien kan je daar nog iets meer over vertellen, … “ . Dit zijn goede tips! Interviewer: Wij hoorden van jouw andere klasgenootjes dat jullie voor W.O. een tekst moesten overschrijven. Vond je dit leuk? E.: Ja. Wanneer het lange teksten zijn kopieert de juf het, maar wanneer het kleine stukjes zijn moeten we het overschrijven. Hierbij controleert ze ook onze spellingsfouten, dus we leren hier ook uit. Interviewer: Zijn er nog dingen die je graag zou doen of schrijven? E. : Ik zou graag een opstel schrijven over mijn familie omdat ik hier al heel wat informatie over heb. Interviewer: En zou je graag nog iets nieuws leren bij spelling? E.: Nee, niet echt.
8.1.5 Interview leerkracht
Interviewer: Hoeveel leerlingen zitten er in de klas? Leerkracht: 17. Interviewer: Zijn er specifieke kenmerken bij bepaalde leerlingen? Leerkracht: Er zijn 4 spellingszwakke leerlingen en 1 leerling behaalde zelfs percentiel 0 bij spelling tijdens de testen van het LVS. Zij haalde 3/60. Zij heeft dyslexie. Interviewer: Hoe lang staat u al in het onderwijs? Leerkracht: Sinds september 1984. Interviewer: Hoe zit het met het algemeen schrijfniveau in de klas? Leerkracht: Het schrijfniveau is zeer divers. Momenteel is het een vrij zwak jaar. Er werden veel C’s behaald bij de testen van het LVS. Interviewer: Hoe probeer je deze diversiteit op te vangen? Leerkracht: De leerlingen zijn volledig vrij bij een opstel. De opdracht wordt qua eisen beperkt bij de zwakkere leerlingen (qua lengte, enzovoort). Qua differentiatie zijn we sneller “tevreden” bij de iets zwakkere leerlingen. Er wordt meer sturing gegeven aan degenen die het niet uit zichzelf kunnen. Interviewer: Hoe moesten zij precies aan het speurdersverhaal beginnen? Leerkracht: Zij krijgen hierbij een schrijfkaart en ook een soort instapverhaal om inspiratie op te doen en de schrijfstijl te leren kennen. Het verslag van de uitstap naar Brussel is iets extra’s, dit
45
komt niet uit het boek. Vooral de opbouw en de spanning zijn belangrijk bij het speurdersverhaal. Het moet zo spannend zijn dat je zeker het einde wil weten. Vaak kloppen de werkwoordsvormen niet. De leerlingen beginnen in de tegenwoordige tijd te schrijven en daarna schrijven ze plots in de verleden tijd. Ik help hen wanneer ze geen inspiratie hebben, maar het is wel niet de bedoeling om hun opstel helemaal te vervormen. De schema’s en woordenspin zijn handig voor kinderen die echt geen inspiratie hebben. Interviewer: Zijn er schrijfopdrachten waarvan je ondervindt dat ze te moeilijk zijn voor de leerlingen? Leerkracht: De limerick vinden ze vaak niet zo makkelijk. De leerlingen wijken snel af van de regels. Ook weten sommige leerlingen vaak niet wat ze moeten doen tijdens hun opstel, maar anderen willen dan weer helemaal niet gestoord worden omdat ze zo druk in de weer zijn tijdens het schrijven van hun verhaal. Interviewer: Krijgen de leerlingen veel schrijfoefeningen mee naar huis? Leerkracht: Soms moeten zij oefeningen maken op Bingel. Hier oefenen zij de woordpakketten online in. Deze oefeningen zijn ook redelijk verplicht. De leerlingen krijgen daarnaast ook een weektaak. Deze bestaan vaak uit uitbreidingen, maar niet alle leerlingen kunnen dit. Voor sommigen is het te zwaar, waardoor ik dingen moet schrappen in het huiswerk. Er bestaat ook zoiets als ‘Somplex’. Dit is een uitbreiding voor hoogbegaafde leerlingen, maar dit is vrij saai en niet aantrekkelijk voor kinderen. De leerlingen die sneller klaar zijn in de klas mogen ook een robot leren programmeren met Lego. Interviewer: Waar worden de meeste fouten op gemaakt? Leerkracht: De werkwoorden blijven moeilijk. Bij de spellingzwakkeren is vaak verdubbeling moeilijk. Wij werken op school met de methode ‘Tijd voor Taal’ van Van In. Deze methode werkt met herhaling en verdieping, een soort remediëring. De zwakkere leerlingen mogen ook achteraan even naar de oplossing kijken nadat ze er zelf over nagedacht hebben. Interviewer: Worden de computers veel gebruikt? Leerkracht: Nee, enkel Elise maakt dictee op de computer op aanraden van de zorgcoördinator. Maar eigenlijk vind ik niet dat het beter gaat, want ze blijft maar gokken. Ze gebruikt de methode ‘Kurtzweil’. Dit is een methode waar een lijstje tevoorschijn komt waarbij ze het woordje moeten aanvinken wat het juiste zou zijn. Interviewer: Zou je liever vaker met de computer werken? Leerkracht: Ja, ik zou liever meer met de computer werken. Ik heb 4 computers ter beschikking en ook een scherm waarop ik kan projecteren. Dit scherm gebruik ik vooral bij W.O., maar dit is wel
46
vrij omslachtig. Er bestaan ook nog geen bordboeken bij het handboek. Interviewer: Hoe is het contact met de ouders? Leerkracht: De ouders van Emile hebben zeer hoge verwachtingen, maar deze worden niet ingelost. Emile is een beetje schoolmoe, maar de ouders zijn hierbij niet steeds consequent. Ze volgen het kind niet op, ondanks de belofte dit wel te doen. Het opvolgen van de leerlingen door de ouders doet enorm veel positiefs. Interviewer: Moeten de leerlingen vaak samenwerken? Leerkracht: Ik geef soms de mogelijkheid om samen per twee te werken, maar vaak doen ze dit niet zo graag. Ik laat ze meestal de keuze of ze alleen, of per twee, of per drie willen werken. In W.O. en godsdienst hebben we wel af en toe groepswerk.
47
