Evaluatie van de vergoedingsregeling vanuit het perspectief van het onderwijs
Uitgevoerd door het Masterplan Dyslexie in opdracht van het ministerie van OCW
Inhoudsopgave Voorwoord .............................................................................................................................................. 3 Inleiding ................................................................................................................................................... 4 Achtergrond en aanleiding ...................................................................................................................... 5 Aanpak van lees-/spellingproblemen en dyslexie op de school ......................................................... 6 Samenwerking tussen onderwijs en zorg ............................................................................................ 7 Aanmelding...................................................................................................................................... 7 Onderzoek en behandeling ............................................................................................................. 7 Evaluatie van de vergoedingsregeling ................................................................................................. 9 Opzet van de evaluatiestudie ................................................................................................................ 10 Deelnemers aan het interview .......................................................................................................... 10 Gegevensverzameling ....................................................................................................................... 10 Procedure .......................................................................................................................................... 11 Bevindingen ........................................................................................................................................... 12 Aanpak van lees-/spellingproblemen en dyslexie op school ............................................................ 12 Samenwerking tussen onderwijs en zorg .......................................................................................... 14 Aanmelding.................................................................................................................................... 14 Onderzoek en behandeling ........................................................................................................... 17 Conclusie ............................................................................................................................................... 21
2
Voorwoord In opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW) voeren KPC Groep en het Expertisecentrum Nederlands met diverse partners het Masterplan Dyslexie uit. De doelstelling van het Masterplan Dyslexie is de implementatie van een brede en integrale aanpak van dyslexie in het onderwijs. Dit gebeurt via voorlichting, professionalisering en ontwikkeling van materialen. Met verschillende activiteiten streeft het Masterplan Dyslexie ernaar dat leesproblemen en dyslexie binnen het onderwijs op eenduidige wijze worden gesignaleerd en aangepakt. De richtlijnen zoals beschreven in de Protocollen Leesproblemen en Dyslexie vormen hierbij het uitgangspunt. In deze rapportage wordt verslag gedaan van de ervaringen in het onderwijs met de vergoedingsregeling dyslexie die in 2009 is ingevoerd. Tussentijdse evaluatie van nieuw geldende regelgeving is van belang. De gegevens uit evaluatieonderzoek dragen onder andere bij aan het verbeteren en aanpassen van de informatievoorziening door het Masterplan Dyslexie. De uitvoering van dit onderzoek was onmogelijk geweest zonder de tijd die intern begeleiders, remedial teachers en zorgcoördinatoren namen om de vragen telefonisch te beantwoorden. We willen dan ook alle betrokkenen hartelijk bedanken voor hun medewerking.
3
Inleiding In het Protocol Diagnostiek Dyslexie en Behandeling voor de zorg (Blomert, 2006; zie www.cvz.nl) staat beschreven welke leerlingen in aanmerking komen voor de vergoedingsregeling dyslexie. Het gaat om leerlingen met ernstige dyslexie, waarvan bij ongeveer 4% van alle leerlingen sprake is. Bij scholen ligt daarmee een belangrijke taak deze groep leerlingen zo accuraat mogelijk te signaleren en te begeleiden. Vroege onderkenning van dyslexie is belangrijk. Dit is niet hetzelfde als een snelle doorverwijzing. Kinderen met leesproblemen en mogelijk dyslexie hebben vooral baat bij een goede ondersteuning vanuit de scholen. Dat betekent: goed onderwijs en intensivering van de begeleiding. Voor een beperkte groep is dit ontoereikend en is behandeling in de gezondheidszorg een belangrijk vangnet. Om een leerling in aanmerking te laten komen voor vergoeding van diagnostisch en onderzoek en behandeling moet de school in staat zijn om het vermoeden van ernstige dyslexie bij leerlingen te onderbouwen. Het Masterplan Dyslexie heeft bij de invoering van de vergoedingsregeling in 2009 stappen voor het onderwijs met oog op de vergoedingsregeling omschreven en hierover scholen geïnformeerd. In 2011 is de vergoedingsregeling vanuit het perspectief de gezondheidszorg breed geëvalueerd (zie www.kwaliteitsinstituutdyslexie.nl om het document te downloaden). Met het onderzoek waarvan in dit rapport verslag wordt gedaan, willen het Masterplan Dyslexie en het Ministerie van OCW de regeling ook vanuit het perspectief van het onderwijs evalueren. De achtergrond en aanleiding voor dit evaluatieonderzoek worden eerst toegelicht. Vervolgens wordt de opzet en uitvoer van het onderzoek beschreven en worden de bevindingen gerapporteerd.
4
Achtergrond en aanleiding Per 1 januari 2009 is de vergoedingsregeling dyslexie van kracht gegaan. Diagnostiek en behandeling van ernstige, enkelvoudige dyslexie werden daarmee in het basispakket van de zorgverzekering opgenomen. Vanaf 2009 is de regeling stapsgewijs ingevoerd. Bij de start kwamen basisschoolleerlingen met een leeftijd van 7 jaar in aanmerking voor de regeling, vervolgens is elk kalenderjaar de leeftijdsgrens met één jaar verhoogd zodat nu in 2013 leerlingen in het primair onderwijs van 7 jaar en ouder in principe in aanmerking komen voor vergoede diagnostiek en behandeling, mits er sprake is van achterstand en didactische resistentie. Er zijn afspraken gemaakt over de rol van het onderwijs en de rol van de zorgverleners Ouders spelen een sleutelpositie en hebben uiteraard een belangrijke stem bij het bepalen of hun kind naast onderwijs voor extra zorg wordt doorverwezen. Het Masterplan Dyslexie heeft bij de invoer van de vergoedingsregeling een brochure uitgebracht om de scholen te informeren over de te volgen stappen. Het traject van onderwijs naar zorg wordt hieronder (figuur 1) schematisch weergegeven.
Figuur 1. Werking van de vergoedingsregeling in de praktijk
5
Aanpak van lees-/spellingproblemen en dyslexie op de school In de eerste plaats hebben scholen de belangrijke verantwoordelijkheid om aan alle leerlingen goed onderwijs te bieden. Om het onderwijs goed af te stemmen op de verschillende instructiebehoeften van de leerlingen, is het van belang goed zicht te hebben op de prestaties en vorderingen. Met andere woorden: scholen signaleren eventuele achterstand in de leesontwikkeling en passen daar het handelen op aan. In het kader van de vergoedingsregeling dyslexie spelen scholen een grote rol bij het aantonen dat een leerling voor de regeling in aanmerking komt. Voor doorverwijzing zijn immers criteria vastgesteld. Deze criteria helpen scholen bij het bepalen welke leerlingen binnen de regeling aanspraak op vergoede diagnostiek kunnen maken. De criteria gelden als richtlijn om ervoor te zorgen dat leerlingen bij wie daadwerkelijk sprake is van ernstige dyslexie worden doorverwezen. Het gaat om criteria met betrekking tot achterstand en didactische resistentie. In het traject vóór aanmelding moeten scholen gegevens registreren over de voortgang en geboden begeleiding. Deze gegevens worden in een leerlingdossier vastgelegd. Een ernstige achterstand wordt aangetoond als een leerling na geboden extra hulp op 3 meetmomenten een E-score heeft behaald op lezen of een combinatie van een lage D-score op lezen én een E-score op spellen. Uiteraard is daarbij van belang dat de geboden extra begeleiding ook van goede kwaliteit en intensiteit is geweest. Als richtlijn geldt dat de extra begeleiding wekelijks 3 x 20 minuten in 2 periodes van 12 effectieve weken heeft plaatsgevonden. Slechts in een aantal uitzonderingen kan een school in overleg met de zorginstelling en op basis van een goede onderbouwing iets afwijken van deze richtlijnen, zoals vervroegde aanmelding op basis van beschikbare familiegegevens en leeropbrengsten. Om scholen in deze taak te ondersteunen, zijn de Protocollen Leesproblemen en Dyslexie geschreven. In 2008 bracht het Expertisecentrum Nederlands een nieuwe uitgave op de markt voor groep 1 en 2 en in 2011 verschenen deze voor groep 3, groep 4, groep 5-8 en het speciaal basisonderwijs. In deze protocollen worden handvatten geboden voor toetsen en observeren om lees-/spellingproblemen bij leerlingen vroegtijdig te signaleren. Ook worden kenmerken van een effectieve aanpak bij de begeleiding beschreven. Met de invoering van de vergoedingsregeling is er in feite niets veranderd aan deze belangrijke signalerings- en begeleidingstaak van scholen. Wel is het zo dat het belang van een goed onderbouwd leerlingdossier nóg groter is geworden; zonder dit dossier – waarin ernstige achterstand en didactische resistentie met gegevens wordt onderbouwd – komt de leerling niet in aanmerking voor vergoede diagnostiek en behandeling in de gezondheidszorg. Deze voorwaarde is opgenomen in het Protocol Diagnostiek en Behandeling dat leidend is voor diagnostici en behandelaars.
6
Samenwerking tussen onderwijs en zorg Zoals hiervoor beschreven spelen de scholen een belangrijke rol in de signalering van leerlingen met lees-/spellingproblemen. Voor een aantal van deze leerlingen kan gespecialiseerde behandeling gewenst zijn. De school adviseert en ondersteunt ouders bij de aanmelding van hun kind bij de zorg voor onderzoek naar en behandeling van dyslexie
Aanmelding Wanneer blijkt dat een leerling ondanks goedonderwijs en effectieve extra lees-/spellingbegeleiding gedurende een periode van ten minste een half jaar niet of onvoldoende vooruit is gegaan met lezen/spellen, is er mogelijk sprake van dyslexie. Op school worden lees-/spellingproblemen gesignaleerd en met gegevens in een leerlingdossier wordt onderbouwd dat er mogelijk sprake is van (ernstige) dyslexie. De ouders van een leerling gaan met deze gegevens in het leerlingdossier naar een gespecialiseerde zorgaanbieder die het verdere vervolgtraject van diagnostiek en eventuele behandeling verzorgt.
Onderzoek en behandeling Op basis van een analyse van het schooldossier besluit de diagnosticus of een leerling inderdaad in aanmerking komt voor een diagnostisch onderzoek bekostigd in het kader van de vergoedingsregeling. Zoals voor scholen de stappen en richtlijnen in Protocollen Leesproblemen en Dyslexie zijn beschreven, is er ook voor de zorg een eigen – eerder genoemd – protocol: Protocol Diagnostiek en Behandeling . Momenteel wordt gewerkt aan een aanscherping van dit protocol op basis van de reeds opgedane ervaringen en nieuwe inzichten. Diagnostisch onderzoek Het Protocol Diagnostiek en Behandeling beschrijft de stappen die de deskundige moet nemen bij het stellen van een diagnose waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen ‘ernstige’ en ‘minder ernstige’ dyslexie. Daartoe verzamelt de diagnosticus informatie over de voorgeschiedenis in een intakegesprek en legt een aantal toetsen voor (zie kader voor overzicht). De diagnose dyslexie kan op basis van deze gegevens worden vastgesteld door een dyslexiedeskundige, een klinisch (kinder- of jeugd)psycholoog of orthopedagoog met een erkende bekwaamheidsregistratie in de psychodiagnostiek, minimaal op het niveau van de BIG-registratie Gezondheidszorg- psycholoog (GZpsycholoog). Kinderen bij wie ernstige dyslexie wordt geconstateerd, krijgen op grond van het protocol een indicatie voor een gespecialiseerde behandeling buiten de school.
7
1. Onderzoek naar het niveau van lezen en spellen. 2. Onderzoek naar andere vaardigheden waarop kinderen met dyslexie uitvallen, zoals het snel serieel benoemen, fonologische vaardigheden en het verbaal werkgeheugen. 3. Om uit te sluiten dat er andere factoren aan het lees-/spellingprobleem ten grondslag liggen, wordt er gekeken naar vaardigheden die niet aan dyslexie gerelateerd zijn maar wel kunnen resulteren in zwakke lees-/spellingvaardigheid (differentiaaldiagnostische (en controle) vaardigheden). Een voorbeeld hiervan is het toetsen van semantische taalvaardigheid (inzicht in betekenisaspecten van taal). 4. Bepalen van algemene intelligentie 5. Onderzoek naar aanverwante problemen die vaak samengaan met dyslexie zoals auditieve en visuele waarnemingsproblemen, ADHD en rekenproblemen (co-morbide verschijnselen).
Op basis van het onderzoek kunnen verschillende conclusies worden getrokken: een positieve indicatie dyslexie, een positieve indicatie ernstige, enkelvoudige dyslexie of een negatieve indicatie dyslexie. Als uit het onderzoek blijkt dat de leerling geen (ernstige, enkelvoudige) dyslexie heeft, wordt het onderzoek wel vergoed, maar komt de leerling niet in aanmerking voor vergoede behandeling. Kinderen waarbij minder ernstige lees/spellingproblemen of dyslexie wordt vastgesteld, moeten worden geholpen binnen het onderwijs. In het geval van een positieve indicatie ernstige, enkelvoudige dyslexie kunnen ouders niet alleen de kosten voor het diagnostisch onderzoek, maar ook de kosten voor de behandeling vergoed krijgen vanuit de vergoedingsregeling. Recent is er een aanvulling gekomen op het criterium ‘enkelvoudig’. Ook leerlingen bij wie sprake is van een andere stoornis (co-morbiditeit) kunnen worden aangemeld, mits deze tweede stoornis de effectiviteit van de behandeling niet in de weg zal staan. Ongeacht de conclusie van het diagnostisch onderzoek blijft de school verantwoordelijk voor een goede ondersteuning en begeleiding van de leerling. In het verslag van het diagnostisch onderzoek worden inhoudelijke en organisatorische aanbevelingen voor de begeleiding op school gegeven. Het uitgangspunt hierbij is de vraag hoe de negatieve gevolgen die de leerling van zijn lees-/spellingproblemen ondervindt zo veel mogelijk beperkt kunnen worden. Ook als de leerling voor specialistische behandeling wordt aangemeld, neemt de school kennis van deze aanbevelingen om de leerling tussentijds in het onderwijs zo goed mogelijk te begeleiden.
Behandeling Leerlingen kunnen bij verschillende instituten terecht voor behandeling. Er zijn zowel landelijke instituten als particuliere praktijken die zich gespecialiseerd hebben in de
8
behandeling van dyslexie. Ouders kunnen zelf kiezen voor een instituut, maar scholen kunnen adviseren. De inhoud van de behandeling wordt vastgesteld door de deskundige in de zorginstelling. Bij een aantal dyslexiebehandelcentra wordt gewerkt met een specifiek, eigen programma. In alle gevallen zal de aanpak en de opbouw van de behandeling worden vastgelegd in een behandelplan. Er zal overleg tussen school, behandelaar en ouders moeten plaatsvinden om voor onderlinge afstemming te zorgen. Een goede samenwerking tussen onderwijs en zorg tijdens de periode van (externe) behandeling draagt bij aan een goed resultaat. Ook na (succesvolle) afronding van een dyslexiebehandeling zal de leerling met dyslexie gebaat zijn bij extra ondersteuning op school. De behandelaar geeft hier in het eindverslag adviezen over. Het kan gaan om aanwijzingen voor de aanpak op school of advies voor het gebruik van specifieke oefenmaterialen.
Evaluatie van de vergoedingsregeling Sinds de invoering van de vergoedingsregeling zijn er verschillende evaluatiestudies uitgevoerd. Op verzoek van het Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS) heeft Deloitte een beleidsonderzoek uitgevoerd naar de ervaringen met de vergoedingsregeling in de gezondheidszorg. Door middel van literatuurstudie, databaseonderzoek voor de analyse van kwantitatieve gegevens, interviews met stakeholders en een internetvragenlijst is getracht een antwoord te krijgen op een aantal vragen (zie kader). De uitkomsten van dit onderzoek zijn gerapporteerd in de eindrapportage Beleidsevaluatie Dyslexiezorg (zie www.kwaliteitsinstituutdyslexie.nl om het document te downloaden). Uit het onderzoek blijkt dat sinds de invoering van de regeling meer kinderen toegang tot de zorg hebben gekregen. Door zorgverleners worden echter nog wel de nodige knelpunten en onduidelijkheden ervaren. Hoe is in de praktijk omgegaan met de Zvw-aanspraak op dyslexiezorg? Waar loopt men in de praktijk tegenaan? Welke rol vervullen de diverse actoren in de dyslexiezorg? Hoe verhoudt deze rol zich tot het protocol? Welke groep kinderen maakt van de aanspraak gebruik? Hoe verhoudt deze groep zich tot de beoogde doelgroep? Hoe wordt de kwaliteit van dyslexiezorg geborgd? Welke knelpunten signaleren de onderzoekers op de bovenstaande onderdelen en zijn hiervoor verbeterpunten te benoemen?
Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is ook geïnteresseerd in de ervaringen van de onderwijspraktijk met de vergoedingsregeling. In 2010 vond een eerste evaluatie plaats onder een aantal scholen. De uitkomsten van dit onderzoek zijn beknopt weergegeven in een Prezi-presentatie (zie http://prezi.com/hh2ernf3xjar/monitor-onderwijsgezondheidszorg/?auth_key=91d4b47f9623fa577e97315019eb8577d7376713). Door de relatief korte periode waarin scholen ervaring hadden kunnen opdoen met de vergoedingsregeling op het moment van evaluatie bleek het lastig te zijn scholen al specifiek naar hun ervaringen te vragen. Dit
9
is de aanleiding geweest om de evaluatie in 2012 te herhalen waarvan in deze rapportage verslag wordt gedaan. In de evaluatie is aandacht besteed aan vragen met betrekking tot: - De aanpak van lees-/spellingproblemen en dyslexie en de veranderingen die hierin zijn doorgevoerd in de periode 2010-2012 - De samenwerking tussen onderwijs en zorg bij aanmelding, onderzoek en behandeling.
Opzet van de evaluatiestudie Deelnemers aan het interview Aan het onderzoek hebben 34 scholen deelgenomen. Het betreft 28 reguliere basisscholen, 3 SBOscholen en 3 scholen voor speciaal onderwijs. De scholen waren afkomstig uit verschillende delen van het land. De deelnemende scholen zijn geselecteerd op basis van hun eerdere vrijwillige deelname aan de diepte-interviews voor de evaluatie van de vergoedingsregeling in het onderwijs in 2010/2011. Er is telefonisch gesproken met de intern begeleider, remedial teacher of zorgcoördinator van de deelnemende school.
Gegevensverzameling Voor de telefonische interviews is gebruikgemaakt van een leidraad met 14 vragen (zie kader). Niet alle vragen kwamen altijd expliciet aan de orde. De antwoorden en opmerkingen zijn wel zoveel mogelijk volgens de onderwerpen uit de leidraad gestructureerd. Dit werd gedaan nadat alle interviews uitgeschreven zijn. Ook is gevraagd gegevens aan te leveren over het aantal leerlingen dat in aanmerking komt voor vergoede diagnostiek en behandeling. Aan de deelnemers werd gevraagd om de betreffende format voorafgaand aan het interview in te vullen en per mail terug te sturen.
10
Aanpak van lees-/spellingproblemen en dyslexie op school en veranderingen 2010 - 2012 - Hoe ziet de aanpak van lees-/spellingproblemen en dyslexie er bij jullie op school uit? - Zijn er grote veranderingen in de aanpak ten opzichte van 2010? - Hoe is de verandering geïmplementeerd? - Wordt er gebruikgemaakt van compenserende hulpmiddelen? Welke? Hoe? Samenwerking tussen onderwijs en zorg Aanmelding - Wanneer adviseert de school ouders om hun kind aan te melden voor vergoed onderzoek naar dyslexie? - Welke formulieren worden er gebruikt voor de aanmelding naar de zorg? - Hebben jullie de afgelopen jaren een reactie ontvangen op de kwaliteit van het aangeleverde leerlingdossier? Onderzoek en behandeling - Met wie werkt de school veel samen in het kader van de vergoedingsregeling dyslexie? - Hoe verloopt de samenwerking met diagnostici en behandelaars? - Welke concrete afspraken zijn er gemaakt en hoe wordt het contact tijdens de behandeling onderhouden? - Wat biedt de school aan extra hulp aan een leerling tijdens de behandeling? - Wat biedt de school aan extra hulp aan een leerling na de behandeling? - Wat heeft externe behandeling van dyslexie de school de afgelopen 2 jaar opgeleverd? - Wat is het effect van de behandeling op de betreffende leerling(en)? Wat men verder nog kwijt wil over de vergoedingsregeling dyslexie
Procedure Vanaf juni 2012 zijn scholen per mail en telefonisch benaderd met de vraag of zij wilden deelnemen aan een tweede interview met betrekking tot de uitwerking van de vergoedingsregeling dyslexie. Vervolgens zijn i de periode juni tot en met september 2012 de telefonische interviews uitgevoerd. De interviews waren semi-gestructureerd van opzet en het gesprek duurde gemiddeld 45 minuten. Het interview werd opgenomen, zodat op basis daarvan een gespreksverslag kon worden geschreven. Het gespreksverslag werd na afloop ter goedkeuring aan de school voorgelegd. De vragen zijn beantwoord voor het schooljaar 2011-2012 en/of 2012-2013.
11
Bevindingen Opmerkingen die in het interview werden gemaakt, vatten we hier samen. Het is belangrijk op te merken dat deze samenvatting een globaal beeld geeft van opmerkingen van verschillende deelnemende scholen. Bij het rapporteren van de ervaringen zijn de onderwerpen uit de leidraad (zie kader in de paragraaf ‘gegevensverzameling’) als uitgangspunt genomen.
Aanpak van lees-/spellingproblemen en dyslexie op school Hoe ziet de aanpak van lees-/spellingproblemen en dyslexie er op school uit? Wie geeft de begeleiding? Uit navraag bij de scholen blijkt dat de extra begeleiding op bijna alle scholen wordt verzorgd door de groepsleerkracht, remedial teacher of intern begeleider. Een enkele keer wordt genoemd dat voorheen ouders en oudere leerlingen werden ingezet voor de extra begeleiding, maar nu wordt dit door een leerkracht uitgevoerd. Er wordt ook een keer genoemd dat de aansturing is aangepakt door een dyslexiecoach binnen de school aan te wijzen. Op vijf scholen wordt de extra begeleiding uitgevoerd door een onderwijsassistent, maar vrijwel in al deze gevallen wordt de leerkracht, intern begeleider of remedial teacher verantwoordelijk gehouden voor het opstellen van het begeleidingsplan. Op twee basisscholen wordt een logopedist ingezet, waarbij in één geval de logopedist extern wordt ingehuurd en wordt betaald door de verzekering van de ouders. Eén school geeft aan dat leerlingen uit een hogere groep een deel van de begeleiding voor hun rekening nemen. Waar bestaat de begeleiding uit? Differentiatie wordt geboden vanuit de reguliere methode. Preteaching, verlengde instructie en herhaling, hardop denkend voordoen (modelen) en stappenplannen (bij spelling) zijn de aanpakken die door scholen genoemd worden. Er worden soms computerprogramma’s ingezet en er wordt soms gebruikgemaakt van bronnenmateriaal (boeken) of zelf ontwikkelde materialen. Werkvormen die genoemd worden zijn: werken in de kleine kring (kleuters), tutorlezen, stillezen, duolezen en flitsen. Specifieke methodieken/programma’s die worden ingezet bij de kleuters, zijn: de voorschotbenadering, map Fonemisch bewustzijn (CPS) en Wat zeg je? (van Wijk). In groep 3 wordt o.a. gebruikgemaakt van Connect Klanken en Letters, Connect Woordherkenning, Connect Vloeiend lezen, ELLO en Zo leer je kinderen lezen en spellen (José Schraven). Vanaf groep 4 worden ook RALFI, Speciale leesbegeleiding, Zuidvallei, Zorgcompleet (NIB), Spelling in de Lift, Zelfstandig spellen en BLOON ingezet.
12
Wordt er gebruikgemaakt van compenserende hulpmiddelen, en zo ja, welke en hoe? Er is ook specifiek gevraagd naar de aanwezigheid en het gebruik van compenserende software op school. Uit tabel 1 is af te lezen welke programma’s worden gebruikt.
Tabel 1. Compenserende software die op scholen aanwezig is Aantal scholen Kurzweil 8 Sprint Plus 6 Daisyspeler 6 Daisy software op de computer 3 ClaroRead 2 Ipad: voice on Daisy 1 Sprinto 1
Het merendeel van de scholen dat de beschikking heeft over compenserende software heeft geen beleid voor het inzetten van de software. De software wordt gebruikt door kinderen die dat nodig hebben én die dat willen. Vaak hangt het gebruik ook samen met de leerkracht die voor de groep staat. In een paar gevallen schaffen de ouders de software zelf aan. Een tweetal scholen vermeldt dat de leerling aan het eind van de vergoede behandeling een daisyspeler kregen. Compensatie vindt niet alleen plaats door inzet van digitale hulpmiddelen, maar veel scholen vermelden ook maatregelen als het bieden van extra tijd, het vergroten van leesteksten, het gebruik van spellingkaart, het gebruik van laptop (met spellingcontrole), het werken met een leesmaatje en/of de afname van toets in onderdelen. Of deze compenserende maatregelen alleen genomen worden voor leerlingen bij wie dyslexie is vastgesteld of ook voor leerlingen met lees/spellingproblemen waarbij geen onderzoek heeft plaatsgevonden, verschilt per school. Verschillende scholen leggen op een dyslexiekaart vast welke ondersteuning een leerling met dyslexie of dyslectische kenmerken prettig vindt.
Zijn er veranderingen geweest in de aanpak en wat is hiervoor de aanleiding of impuls geweest? Als gevolg van de vergoedingsregeling hebben er op scholen veranderingen in de aanpak plaatsgevonden. Dat wordt als positief ervaren. Genoemd wordt onder andere dat er gerichter wordt gewerkt en met een kritischer blik naar de lees-/spellingontwikkeling wordt gekeken. Je moet meer verantwoorden hoe je werkt en of je onderwijs op peil is. Omdat de vergoedingsregeling om een goede dossiervorming vraagt, worden gegevens nu vanaf het begin direct goed vastgelegd. Technisch lezen wordt nu schoolbreed aangepakt. Er wordt opgemerkt dat ook in de kleutergroepen meer bewustwording tot stand is gekomen. Ook maken enkele scholen nu – in tegenstelling tot eerder – wel gebruik van een methode voor voortgezet technisch lezen. Er wordt opgemerkt dat leerlingen in álle groepen in aanmerking komen voor extra begeleiding en niet – zoals eerder het geval was – alleen de leerlingen uit groep 3 en 4.
13
Vroege signalering wordt ook een aantal keer als positief punt genoemd. Er is meer aandacht voor signaleren en analyseren van toetsgegevens als gevolg van de criteria voor doorverwijzing. Scholen moeten bovendien de zorg op alle niveaus goed realiseren, en zijn zich daar bewust van. Het werken met verschillende zorgniveaus heeft een duidelijkere uitwerking in het onderwijs gekregen. Wel wordt een aantal keer genoemd dat de extra tijd die aan begeleiding van leerlingen met lees/spellingproblemen moet worden besteed, om een grote investering vraagt. Dit is niet altijd te realiseren. Budget vrijmaken gaat ten koste van andere activiteiten. Ook vormen bezuinigingen soms een struikelblok.
Samenwerking tussen onderwijs en zorg Aanmelding Doorverwijzing naar de zorg Aan de scholen is allereerst gevraagd voor hoeveel leerlingen voorbereidingen worden getroffen voor doorverwijzing naar de zorg (diagnostiek en behandeling) volgens de vergoedingsregeling of via een andere route. Uit figuur 2 is af te lezen voor hoeveel leerlingen voorbereidingen voor doorverwijzing volgens de vergoedingsregeling worden getroffen. Op de horizontale as staan de jaargroepen vermeld, op de verticale as het percentage. De staafjes geven het aantal leerlingen aan. Zo’n 80% van de ondervraagde scholen geeft aan in groep 3 geen leerlingen door te verwijzen. In de figuur is te zien dat de meeste doorverwijzingen in groep 4 en groep 5 worden voorbereid. Het gaat dan meestal om 1 of 2 leerlingen. Het komt zelden voor dat 4 of meer leerlingen worden doorverwezen. Er is één uitschieter: één school vermeldt dat zij in groep 6 de doorverwijzing van 12 leerlingen aan het voorbereiden zijn. Opgemerkt wordt dat het door de vergoedingsregeling duidelijker is geworden wanneer je een leerling moet doorverwijzen. Het traject tot aanmelding is duidelijker geworden en de aanvraag is sneller op orde. Men signaleert leesproblemen en dyslexie sneller, doordat er gerichter wordt gekeken en volgens een protocol wordt gewerkt. Er wordt niet meer gewacht tot groep 8.
14
Figuur 2. Percentage scholen per groep en aantal leerlingen voor wie voorbereidingen worden getroffen voor doorverwijzing binnen de vergoedingsregeling; Lln = afkorting voor leerling(en), de kolommen weerspiegelen het percentage scholen per aantal doorverwezen leerlingen per groep waarbij in elke groep de meeste scholen noemden geen (0) leerlingen door te verwijzen.
Bij doorverwijzing wordt meestal gebruikgemaakt van de vergoedingsregeling dyslexie. Soms werd een andere route gevolgd, bijvoorbeeld omdat de betreffende leerling buiten de gestelde leeftijdsgrens viel of de leerling niet aan de criteria ‘ernstig’ of ‘enkelvoudig’ voldeed. Deze leerlingen kunnen immers nog steeds dyslectisch zijn, maar komen niet in aanmerking voor de vergoedingsregeling (zie figuur 3).
100 90 80
0
70 1
60
2
50 40
3
30 4 of meer
20 10 0 groep3
groep4
groep5
groep6
groep7
groep8
Figuur 3. Percentage scholen per groep en aantal leerlingen voor wie andere regelingen worden gevolgd ; Lln = afkorting voor leerling(en), de kolommen weerspiegelen het percentage scholen per aantal doorverwezen leerlingen per groep waarbij in elke groep de meeste scholen noemden geen (0) leerlingen door te verwijzen.
Op het moment dat de interviews met ondervraagden binnen het speciaal (basis)onderwijs werden uitgevoerd, was de versoepeling van de richtlijn ‘enkelvoudig’ nog niet doorgevoerd. Dit leidde tot het nodige onbegrip. Eén van de ondervraagden zei daarover: “Als iemand een gebroken been heeft en daarnaast iets anders, dan zeggen we toch ook niet; we vergoeden het één en laten het andere zitten!”.
15
Scholen is ook gevraagd op basis van welke criteria zij een leerling doorverwijzen naar de zorg. Het criterium van achterstand wordt door veel scholen strikt in acht genomen. Zij verwijzen door bij 3 keer een E-score op lezen of een combinatie van E- en D-scores op spellen én lezen. Verschillende scholen wijzen ook op de periode van intensieve begeleiding/remedial teaching die vooraf gaat aan de doorverwijzing. Hoewel ook opgemerkt wordt dat men begrijpt dat er strikte regels en afspraken moeten zijn binnen een dergelijke regeling en dat de regeling bedoeld is voor leerlingen met ernstige dyslexie, worden er kanttekeningen geplaatst bij het hanteren van de strikte criteria. Leerlingen die een D-score behalen en ook baat zouden hebben bij behandeling, komen niet in aanmerking. Daarnaast worden er kanttekeningen geplaatst bij een strikte beoordeling van het aantal begeleidingsmomenten (3 keer per week 20 minuten), begeleiding aan individuele leerlingen in tegenstelling tot begeleiding in kleine groepen en IQ-grens. Daar tegenover wordt ook door een aantal ondervraagden gezegd dat zij grote verschillen zien tussen zorginstanties en de omgang met criteria. Reacties op kwaliteit van het aangeleverde leerlingdossier Op alle scholen worden de formulieren van de organisatie (zorginstelling) bij de aanmelding van een leerling gebruikt. Enkele scholen merken op dat het aanleveren van de informatie en het invullen van alle materialen veel extra tijd vergt waardoor het voor frustratie zorgt. Andere scholen vermelden dat het aanleveren van de dossiers door de ervaring die ze hiermee op hebben gedaan steeds beter en vlotter verloopt. Eerder moest het dossier nog wel eens met terugwerkende kracht worden ingevuld, nu houden veel scholen er bij voorbaat al rekening mee dat het dossier gemaakt moet worden. Een school merkt op dat de aanmelding wel iets vergemakkelijkt zou moeten worden, zonder alle papieren rompslomp. Over het algemeen is de zorgverlener volgens de ondervraagden tevreden over aangeleverde dossiers. Enkele scholen hebben ooit een dossier teruggekregen: omdat er geen sprake was van 3 x E of omdat de informatie niet volledig was. Er is verbetering gekomen in het vastleggen van gegevens. Er wordt onder andere gezegd dat verslagen niet meer teruggestuurd worden: al doende heeft men geleerd. Het is nu van tevoren duidelijk welke informatie moet worden aangeleverd. Hierdoor is men bewuster gaan handelen. Welke informatie moet worden aangeleverd en hoe deze informatie moet worden aangeleverd kan per zorginstantie verschillen. Een veelgehoorde klacht is dat de afstemming tussen instellingen nog om een verbeterslag vraagt. Er is nog steeds sprake van verschillen tussen instanties als het gaat om wat er nodig is voor de aanmelding. De ene instantie houdt zich strikt aan 3 x E, een andere instantie gaat ruimer met deze regel om. Enkele scholen geven te kennen een spagaat te voelen, ook naar ouders. De druk op scholen neemt toe als zorgverleners laten weten een kind wel aan te nemen, ondanks dat niet voldaan wordt aan de gestelde criteria die door de school in acht worden genomen. Over de kwaliteit van de geboden zorg op school wordt door een ondervraagde opgemerkt dat het de vraag is of de hulp die in het dossier beschreven is ook werkelijk altijd zo in de praktijk wordt uitgevoerd. Voor scholen is het dikwijls lastig de extra ondersteuning te realiseren. Aan de andere kant wordt het soms als nadelig ervaren dat het bieden van goede hulp ertoe leidt dat de leerling niet meer voor onderzoek en behandeling kan worden aangemeld. Een leerling met een D-score
16
komt ondanks de extra inspanningen die nodig zijn (en blijven) niet in aanmerking of pas later in een hogere groep. Hoe adviseert de school ouders? Hoewel ook genoemd wordt dat met de invoering van de vergoedingsregeling het doorverwijzingtraject voor alle partijen duidelijker is geworden, wordt ook een aantal keer genoemd dat voorlichting aan ouders soms nog lastig is. Er is nog de nodige onduidelijkheid bij ouders. Er is veel frustratie op het moment dat een leerling net geen E scoort en het dossier om deze reden niet kan worden ingediend. Er zijn ook ouders die zelf een actieve houding hebben en zonder inbreng van de school een zorginstantie benaderen. Eén school vermeldt dat het een keer is voorgekomen dat een leerling zonder leerlingdossier toch werd aangenomen door een zorginstantie. Slechts twee scholen geven aan dat er niet of slechts op aanvraag van ouders wordt doorverwezen. Een school noemt hiervoor als argument dat het niet zo heel veel uitmaakt of het kind wel of niet dyslectisch is: het is dan de taak van de school ook deze leerling zo goed mogelijk onderwijs te bieden en het is dan aan de ouders of zij toch andere mogelijkheden willen verkennen.
Onderzoek en behandeling Aan de scholen is gevraagd hoeveel leerlingen in behandeling zijn voor dyslexie. Daarbij is een onderscheid gemaakt tussen leerlingen die binnen de vergoedingsregeling in behandeling zijn op moment van het interview (figuur 4) en leerlingen die volgens een andere regeling in behandeling zijn (figuur 5).
100 90 80
0
70 1
60 50
2
40
3
30 4 of meer
20 10 0 groep3
groep4
groep5
groep6
groep7
groep8
Figuur 4. Percentage scholen per aantal leerlingen en groep: leerlingen in behandeling binnen de vergoedingsregeling; lln = afkorting voor leerling(en), de kolommen weerspiegelen het percentage scholen (totaal n=28) per aantal leerlingen per groep dat in behandeling is waarbij in elke groep de meeste scholen noemden geen leerlingen in behandeling te hebben.
17
100 90 80 70
0 lln
60
1 lln
50 2 lln
40
3 lln
30 20 10 0 groep3
groep4
groep5
groep6
groep7
groep8
Figuur 5. Percentage scholen per aantal leerlingen en groep: leerlingen in behandeling buiten de vergoedingsregeling; lln = afkorting voor leerling(en), de kolommen weerspiegelen het percentage scholen per aantal leerlingen per groep dat in behandeling is waarbij in elke groep de meeste scholen noemden geen leerlingen in behandeling te hebben.
Met wie werkt de school veel samen in het kader van de vergoedingsregeling dyslexie? De geïnterviewde scholen krijgen te maken met verschillende zorginstanties: 1-2 learn, H&G onderwijs, RID, IJsselgroep, Berkel B, IWAL, ABC, Amacura, Adelante, Giralis, Herlaarhof, Opdidakt, Orthovisie, Braams, Eduniek, Timpaan, OCGH en particuliere praktijken.
Locatie van behandeling Behandeling die op een locatie elders (niet op school) plaatsvindt, wordt gezien als een grote opgave: leerlingen en ouders moeten ver reizen, leerlingen missen veel van de lessen of missen altijd een specifieke les. Het overgrote deel van de scholen ervaart het als een meerwaarde dat er op school behandeld wordt of zien het als een meerwaarde als dit gerealiseerd zou kunnen worden. Doordat de behandelaar op school komt, kan er snel gecommuniceerd worden. De behandelaars zijn bekend, de lijntjes zijn kort en er is sprake van een snelle uitwisseling. Als er zorgen zijn kan dit direct besproken worden met de behandelaar en zo nodig zitten ouders, school en behandelaar binnen niet al te lange tijd met elkaar aan de tafel om te bespreken wat er met deze zorgen gedaan kan worden. Toch is behandelen op school niet altijd de sleutel tot succes. Een ondervraagde geeft aan weinig voordeel te ervaren van het feit dat de behandelaar op school is. In de eerste plaats kost het vaak moeite een ruimte vrij te maken. Daarnaast is de behandelaar niet of weinig beschikbaar voor overleg. Het behandelen binnen de school leidt dus niet automatisch tot een beter contact. Een ondervraagde vertelt dat ze het liefst zou zien dat de behandeling onderdeel gaat uitmaken van het onderwijs zoals in de zorgarrangementen gebeurt. Een grotere groep leerlingen, en de school als
18
geheel, kan er dan meer van profiteren.
Hoe verloopt de samenwerking met diagnostici en behandelaar: contact, afstemming en afspraken? De ervaringen met betrekking tot de samenwerking lopen uiteen. Er wordt door een ondervraagde geantwoord dat de behandelaar meedenkt en mogelijke oplossingen aandraagt als een leerling vastloopt in de klas. De samenwerking met de behandelaar leidt in die gevallen ook tot een uitbreiding en het onderhouden van kennis op het gebied van dyslexie. Zo wordt gezegd dat de stappenplannen en specifieke technieken die tijdens de behandeling worden gebruikt, worden overgenomen door de school bij het plegen van interventies. Door de samenwerking met de behandelaar worden de schoolinterventies daardoor sterker. De wijze waarop en de frequentie waarin contact plaatsvindt is erg wisselend. Een aantal scholen benoemt dat er contact is aan het begin van de behandeling, na 12 tot 15 weken en aan het eind van de behandeling. Een keer wordt genoemd dat bij alle overleggen zowel de behandelaar als de verantwoordelijke psycholoog aanwezig is. Indien nodig is er soms ook nog tussentijds contact tussen de behandelaar en de school. Het contact wordt bij sommige behandelaars vormgegeven door middel van een logboek. Zo wordt twee keer genoemd dat de school elke week een logboek ontvangt waarin staat wat de leerling tijdens de behandeling gedaan heeft. Door de school wordt zo’n logboek aangevuld als er opmerkingen zijn. Er worden echter ook ander uitersten genoemd: er is geen contact en in één geval vond het eerste contact pas plaats aan het einde van de behandeling. De behandelaar onderhoudt in die gevallen alleen contact met de ouders. Via de ouders kunnen scholen informatie inwinnen over het behandeltraject. Afstemming wordt als belangrijk ervaren. Niet alle scholen zijn hier tevreden over. Veel scholen zouden graag meer afstemming in de aanpak willen hebben tussen de behandelaar en de school en in dit kader worden vooral afspraken over het omgaan met spellingregels (terminologie) genoemd. In de behandeling worden dikwijls andere termen gebruikt, wat voor verwarring bij de leerlingen zorgt. De behandelaar gaat er vaak vanuit dat de school zich in deze gevallen aanpast aan de aanpak van de behandelaar. In de klas heeft de leerkracht echter met meer leerlingen en het gebruik van een bepaalde methode te maken. Afstemming wordt bovendien extra bemoeilijkt als er een samenwerking met verschillende behandelinstituten en/of behandelaars is die een andere aanpak hanteren. Als de school wil aansluiten bij de behandeling kan dit verwarrend zijn voor de scholen.
Wat biedt de school aan extra hulp aan een leerling tijdens en na de behandeling? Als er een externe behandeling in gang is gezet, kan de begeleiding die op school vooraf is gegaan aan de behandeling worden gecontinueerd, in een andere vorm worden voortgezet of worden stopgezet. Scholen gaan hier verschillend mee om. Een aantal scholen geeft aan dat de leerlingen dezelfde extra hulp krijgen die ze eerder ook kregen. Een deel van de scholen geeft aan de extra begeleiding van karakter verandert: in plaats van remedial teaching buiten de groep ontvangt de leerling extra inoefening en begeleiding in de klas, ondersteund door de groepsleerkracht. In
19
sommige gevallen wordt het huiswerk van de behandelaar tijdens de extra begeleiding op school gemaakt. Op enkele scholen stopt de begeleiding tijdens de behandeling helemaal. Na de behandeling ontvangen veel leerlingen indien nodig nog de extra hulp die ze eerder ook kregen. In sommige gevallen adviseert de behandelaar hoe school verder kan met de begeleiding en worden er tips en adviezen gegeven voor extra instructie in de groep. Slechts een enkele school geeft aan dat leerlingen na de behandeling geen extra ondersteuning meer krijgen.
Wat heeft externe behandeling van dyslexie de school de afgelopen 2 jaar opgeleverd? Sommige scholen ervaren profijt van de expertise uit de zorg. Er wordt genoemd dat er kennisuitbreiding heeft plaatsgevonden. Lees- en spellingonderwijs is meer onder de aandacht gekomen en de kennis hierover is toegenomen. Bij leerkrachten is meer duidelijkheid gekomen over wat deze leerlingen echt nodig hebben. Ook uit het diagnostisch onderzoek blijkt al wat de zwakke en sterke punten van deze leerlingen zijn. Door het contact met de behandelaars zijn scholen beter op de hoogte van remediërende materialen. De expertise van de behandelaar wordt soms als groot voordeel ervaren: het prikkelt de leerkrachten en de zorgcoördinator. Toch is er ook een kritisch geluid. Hoewel de samenwerking sinds de vergoedingsregeling wel tot deskundigheidsbevordering heeft geleid, ervaart een school dat de adviezen vaak standaard of algemeen zijn. Met de invoering van de vergoedingsregeling is de samenwerking met de ouders ook toegenomen. Nu de ouders geen hoge kosten maken voor een onderzoek, voelen scholen zich minder bezwaard ouders met hun kind door te verwijzen. Leerlingen met ernstige dyslexie kunnen nu aanspraak maken op een behandeling, ongeacht de financiële situatie van hun ouders. Zodra een leerling in de behandeling is, neemt de ondersteuning thuis ook vaak toe. Ouders wordt gevraagd thuis te oefenen. School, ouders en behandelaar zorgen er zo samen voor dat een leerling verder komt.
Wat is het effect van de behandeling op de betreffende leerling(en)? Op een aantal scholen wordt ervaren dat de behandeling leidt tot betere lees- en spellingresultaten. De ervaringen variëren echter van zeer positief tot matig. Zo wordt door één ondervraagde gezegd dat op school gemerkt wordt dat alle leerlingen sneller vooruitgaan op spellen en technisch lezen dan wanneer zij instructie van de leerkracht in een grotere groep krijgen. Andere scholen formuleren de opbrengsten voorzichtiger en merken op dat de effecten wisselend zijn per leerling. Bij sommige leerlingen is er vooruitgang, bij andere leerlingen niet – ondanks de flinke tijdsinvestering. Zowel ernst van de problematiek als de behandelaar die de behandeling uitvoert worden genoemd als factoren die bijdragen aan het succes. Eén ondervraagde is minder positief: de geboden oefening tijdens de behandeling was vooral mechanisch van aard en de leerling heeft nauwelijks meer inzicht gekregen in het eigen kunnen en heeft daarnaast nog altijd zeer grote problemen op het gebied van spellen. Naast of in plaats van effecten op lees- en spellingprestaties zien veel scholen effect op welbevinden en zelfredzaamheid. Er wordt genoemd dat leerlingen zelfverzekerder worden doordat ze weten hoe ze een lees-/spellingprobleem moeten aanpakken. In de behandeling gaat het welbevinden vooruit
20
wat voor zowel het kind zelf als de ouders goed is. Meer zelfvertrouwen zorgt ervoor dat de leerlingen het leuker vinden om te lezen en te spellen.
Conclusie Scholen hebben een belangrijke rol in het signaleren en begeleiden van leerlingen met dyslexie. Met de invoering van de vergoedingsregeling dyslexie met ingang van 1 januari 2009 zijn er procedures en regels beschreven voor de verwijzing en begeleiding van leerlingen met lees-/spellingproblemen en dyslexie. In dit rapport wordt verslag gedaan hoe dit traject van verwijzing en begeleiding verloopt en wordt ervaren in de onderwijspraktijk. Over het algemeen oordelen scholen positief over de vergoedingsregeling. De invoering van de regeling heeft tot aanscherping van het lees-/spellingonderwijs en de aanpak van lees/spellingproblemen geleid. Problemen worden vroeger gesignaleerd en door een beschrijving van procedures is vanaf het begin duidelijk welke stappen de school moet doorlopen om een leerling succesvol door te verwijzen bij een vermoeden van dyslexie. Hier wordt nu minder vaak dan vroeger mee gewacht tot in de bovenbouw. Hoewel lezen/spellen en lees-/spellingproblemen ook in de hogere groepen nog steeds aandacht krijgen, vinden de meeste doorverwijzingen in groep 4 en groep 5 plaats. Knelpunt dat genoemd wordt is de richtlijn van 3 keer 20 minuten interventie per week bij leerlingen met ernstige lees-/spellingproblemen. Onder andere door het gebruik van Protocollen Leesproblemen en Dyslexie is het duidelijk welke leerlingen hiervoor in aanmerking komen, maar de investering die dit van scholen vraagt, wordt niet altijd als realistisch beschouwd. De begeleiding wordt op verschillende manieren met diverse materialen vormgegeven. In de meeste gevallen zorgt de leerkracht, remedial teacher of intern begeleider voor de extra begeleiding of de begeleiding vindt in elk geval onder hun verantwoordelijkheid plaats. Ook worden vraagtekens geplaatst bij een strikte naleving van het behalen van een E-score op 3 achtereenvolgende meetmomenten. Volgens de ondervraagden komen niet alle leerlingen die baat zouden hebben bij behandeling voor de vergoedingsregeling dyslexie in aanmerking door het precies naleven van deze regel. Opgemerkt wordt dat niet alle zorginstanties consequent aan deze regel vasthouden. Dit leidt soms tot verwarring, ook bij ouders. De meeste ondervraagden zijn van mening dat de te zetten stappen voor doorverwijzing duidelijk zijn maar de aanmelding bij zorginstanties zou vergemakkelijkt kunnen worden. Instanties gebruiken hun eigen formulieren. Er bestaan verschillen in de informatie die scholen moeten aanleveren en ook in de wijze waarop dit moet gebeuren verschilt. Overeenstemming tussen zorginstanties zou de aanmeldingsprocedure kunnen vergemakkelijken.
21
De afstemming tussen onderwijs en zorg zodra een leerling in behandeling is, kan erg verschillen. Hoewel afstemming door scholen als zeer wenselijk wordt gezien, vindt dit vaak nog in onvoldoende mate plaats. Het gaat dan vooral om de inhoudelijke afstemming zoals afspraken over terminologie en spellingregels. Afstemming op de inhoud van de behandeling wordt extra bemoeilijkt als leerlingen binnen een zelfde school naar verschillende zorginstanties worden doorverwezen. Naast beperkte inhoudelijke afstemming wisselt ook de wijze van contact en het aantal contactmomenten. Soms wordt er gebruikgemaakt van logboeken, maar er vinden ook tussentijds afspraken plaats. In uitzonderlijke gevallen is er helemaal geen contact of pas na geruime tijd. De mate van samenwerking en afstemming hangen samen met de frequentie en vorm van contact. Als er contact is, zien scholen hierin voordelen. De behandelaar draagt kennis over dyslexie over, soms ook in de vorm van praktische handreikingen en stappenplannen. Na de periode van behandeling wordt in de meeste gevallen de begeleiding gecontinueerd. Soms wordt de begeleiding weer op dezelfde wijze voortgezet als voor de behandelperiode, en soms verandert de begeleiding van karakter waarbij gebruik wordt gemaakt van de adviezen vande behandelaar. Over de effecten van behandeling wisselen de meningen. Hoewel een toename in zelfredzaamheid en verbetering van welbevinden vaak waargenomen worden, zijn de ervaringen met effecten op lees- en spellingvaardigheid wisselend. Dit kan per leerling verschillen en factoren als ernst en problematiek maar ook de behandelaar spelen hierbij volgens de ondervraagden een rol. Samenvattend kan worden gesteld dat de onderwijspraktijk over het algemeen positief oordeelt over de vergoedingsregeling dyslexie en de effecten die de regeling heeft gehad op het onderwijs en het beleid rondom signalering en doorverwijzing . Hoewel de regeling heeft geleid tot een aanscherping van het lees-/spellingonderwijs en een meer geprotocolleerde werkwijze binnen de scholen, zijn er nog onduidelijkheden in de afstemming tussen onderwijs en zorg.
22