Een vergelijkend onderzoek naar de taal van het handelsrecht vanuit het perspectief van de vertaler A comparative study of the language of the business law from the point of view of the translator
PROEFSCHRIFT TER VERKRIJGING VAN DE GRAAD VAN DOCTOR IN DE LETTEREN
2012
Mgr. Pavlína Knap-Dlouhá
Universiteit / univerzita: Univerzita Palackého v Olomouci Vakgebied / Obor: Duitse Taalkunde / Německý jazyk Promotor / Školitel: Doc. Dr. Wilken Engelbrecht
Prohlašuji, ţe jsem doktorskou práci vypracovala samostatně s vyuţitím uvedených pramenů a literatury.
Ik verklaar dat ik mijn promotieonderzoek zelfstandig heb uitgevoerd onder opgave van alle gebruikte bronnen en met een bibliografie.
Een vergelijkend onderzoek naar de taal van het handelsrecht vanuit het perspectief van de vertaler Inhoudsopgave: Dankwoord .............................................................................................................. 4 Voorwoord ............................................................................................................... 7 1
2
Inleiding ........................................................................................................... 9 1.1
Onderzoeksmethode ........................................................................................... 10
1.2
Corpus................................................................................................................ 11
1.3
Doelstelling ......................................................................................................... 13
Historische schets van de rechtstalen en het handelsrecht ...............................17 2.1
De respectievelijke rechtstalen: Tsjechië, Nederland, België, Duitsland ............. 22
2.1.1 2.1.2 2.1.3 2.1.4
2.2
Ontwikkeling van het handelsrecht .................................................................... 29
2.2.1 2.2.2 2.2.3 2.2.4 2.2.5
3
Nederlandse rechtstaal in België ........................................................................................ 22 Nederlandse rechtstaal in Nederland .................................................................................. 24 Duitse rechtstaal in de BRD ............................................................................................... 26 Tsjechische rechtstaal ........................................................................................................ 27 Handelsrecht in Nederland ................................................................................................. 30 Handelsrecht in België ....................................................................................................... 31 Handelsrecht in Tsjechië .................................................................................................... 32 Handelsrecht in Duitsland .................................................................................................. 33 Verschillen in handelswetgevingen .................................................................................... 34
Stand van het onderzoek .................................................................................37 3.1
Rechtslinguïstiek ................................................................................................ 37
3.2
Taalwetenschap – classificatie rechtsteksten....................................................... 39
3.2.1 Afbakening algemene taal – vaktaal – rechtstaal ............................................................... 45 3.2.2 Het sociaalcommunicatief kader ........................................................................................ 45 3.2.3 Functies van juridisch taalgebruik ..................................................................................... 48 3.2.4 Kenmerken en eigenschappen juridisch taalgebruik .......................................................... 52 3.2.5 Taalhandelingen ................................................................................................................. 68 3.2.5.1 Directieve taalhandelingen .......................................................................................... 69 3.2.5.2 Commissieve taalhandelingen ..................................................................................... 70
4
De rechtstaal vanuit een translatologische optiek ............................................77 4.1
Vertaalwetenschap ............................................................................................. 77
4.1.1 Intralinguale / Interlinguale vertaling ................................................................................. 80 4.1.2 Rechtsvergelijking (interpretatie)....................................................................................... 83 4.1.3 Equivalentie ....................................................................................................................... 85 4.1.3.1 Equivalentie van rechtstermen ................................................................................... 86 4.1.4 Subsidiaire vertaaloplossingen ........................................................................................... 87 4.1.4.1 Onvertaald laten........................................................................................................... 87 4.1.4.2 Neologisme .................................................................................................................... 88 4.1.4.3 Omschrijving ................................................................................................................ 89 2
4.2
Terminologieleer ................................................................................................ 91
4.2.1 Term, begrip en benaming ................................................................................................. 92 4.2.1.1 Begrip ............................................................................................................................ 93
5
6
Presentatie van het gebruikte corpus alsmede een verantwoording ervan .... 106 5.1
Corpusselectie ................................................................................................... 108
5.2
Corpus............................................................................................................... 110
Analyse van het corpus .................................................................................. 139 6.1
Taalkundige analyse van de primaire teksten uit het corpus ............................. 139
6.1.1 Lexicaal niveau ................................................................................................................ 139 6.1.1.1 Lexicale kenmerken van Nederlandstalige rechtsteksten ....................................... 139 6.1.1.2 Terminologische verschillen bij de rechtstermen NL/BE ....................................... 143 6.1.1.3 Lexicale kenmerken van Tsjechische rechtsteksten ................................................ 146 6.1.2 Syntactisch en stilistisch niveau ....................................................................................... 149 6.1.3 Niveau van taalhandelingen ............................................................................................. 153
6.2
Translatologische analyse van de vertalingen uit het corpus.............................. 156
6.2.1 6.2.2 6.2.3 6.2.4
7
Confrontatie van verschillende vertaalstrategieën ........................................................... 156 Interpretatie van rechtstermen .......................................................................................... 159 Toepassing van termenequivalentie ................................................................................. 160 Subsidiaire vertaaloplossingen ......................................................................................... 166
Samenvatting en conclusie ............................................................................. 171 7.1
Zusammenfassung ............................................................................................. 177
7.2
Shrnutí .............................................................................................................. 183
Bibliografie .......................................................................................................... 189
3
Dankwoord Dat het schrijven van een proefschrift een enorme uitdaging is, wist ik al voordat ik begon. Het is een proces dat over meerdere jaren heengetrokken wordt, een periode waarbinnen veel impulsen en indrukken opduiken die de begingedachtes en plannen nogal heftig kunnen aantasten. Op die manier ziet het eindproduct er vaak heel anders uit, dan hoe men in het begin dit trachtte te realiseren. Op de weg naar het eindproduct komen vele obstakels maar ook lichtpunten voor. Het verrichten van een promotieonderzoek is een zeer creatieve aangelegenheid die veel tijd, energie en inspanning vergt. Maar het is dan ook geweldig om in de eindfase te geraken, om te kunnen omkijken en iets tastbaars in de hand te hebben waar al die moeite inzit en wat een super bevrediging geeft! Iedereen die een proefschrift heeft geschreven weet dat het vaak een gevecht is met onvoldoende bronnen, weinig inspiratie en discipline. Bij mij was het soms ook niet anders. Het voelde daarom extreem verfrissend en moedgevend dat ik mensen om me heen had die me op de juiste momenten het hart onder de riem konden steken. Dat was op de eerste plaats mijn begeleider, Wilken Engelbrecht, die door zijn enorme gedrevenheid en werk een hele goede motivatie voor mijn was. Voor zijn ondersteuning, zowel professioneel als ook menselijk, wil ik hem op deze plaats heel hartelijk bedanken! Ook mijn andere collega‟s vormden een hele goede omgeving waarin dit stuk kon ontstaan. Maar ook mijn thuisfront verdient mijn grote dank. Mijn man die me geweldig, vooral in de eindfase heeft bijgestaan, maar ook mijn lieve ouders die me hebben geholpen overal waar ze maar konden en last but not least mijn zoon die geboren werd toen ik alles al BIJNA af had, maar juist toen werd het het zwaarst… Zijn glimlach was de beste motivatie voor mij en gaf me elke dag nieuwe energie om door te gaan. En daarom wil ik mijn proefschrift graag aan jou, Fabian, toewijden!
4
Poděkování Ţe je psaní disertační práce obrovká výzva, jsem věděla uţ před jejím začátkem. Je to proces, který se táhne přes několik let; období, v němţ se vynořují mnohé impulzy a dojmy, které mohou značně poznamenat počáteční myšlenky a plány. Konečný produkt pak často vypadá podstatně jinak, neţ člověk na začátku chtěl realizovat. Na cestě ke konečnému dílu se vyskytují mnohé překáţky, ale také světlé body. Disertační výzkum je velmi kreativní činnost, která vyţaduje mnoho času, energie a úsilí. Je ale skvělé, dostat se do konečné fáze, moci se podívat zpět a mít v ruce něco konkrétního, do čeho je vloţeno všechno to úsilí, coţ poskytuje úţasné zadostiučinění! Kaţdý, kdo psal disertační práci, ví, ţe někdy je to boj s nedostatečným mnoţstvím zdrojů, inspirací a disciplínou. V mém případě to občas nebylo jinak. Nesmírně osvěţující proto byla skutečnost, ţe jsem kolem sebe měla lidi, kteří mi ve správnou chvíli dokázali dodat odvahu a podpořit mě. V prvé řadě to byl můj školitel, doc. Wilken Engelbrecht, který mě skvěle motivoval svou vlastní odhodlaností a prací. Na tomto místě bych mu ráda srdečně poděkovala za jeho podporu, jak profesionální, tak lidskou! I mí ostatní kolegové vytvořili velmi dobré prostředí, v němţ tato práce mohla vzniknout. Velký dík patří rovněţ mému rodinnému zázemí. Mému manţelovi, který mě ohromně podpořil zejména v závěrečné fázi, ale i mým milým rodičům, kteří mě podporovali všude, kde jen trošku mohli a v neposlední řadě mému synovi, který se narodil, kdyţ uţ jsem měla práci SKORO hotovou, avšak právě tehdy nastalo nejnáročnější období… Jeho úsměv pro mě byl tou největší motivací a dával mi kaţdý den novou energii pokračovat. A proto bych ráda svou disertační práci věnovala Tobě, Fabiane!
5
Voorwoord “Recht lebt einzig und allein durch die jeweilige Sprache. Nur über die Sprache erfolgt der Zugriff auf Rechtvorschriften und Gesetze, Recht wird in sprachlich ausgedrückten Urteilen gesprochen bzw. definiert; d.h. es liegt ein “an eine bestimmte Sprache gebundener Gegenstandsbereich” vor, der nicht von der Sprache abgekoppelt werden kann wie etwa konkrete Sachverhalte in den Naturwissenschaften oder in der Technik.” (Sandrini, 1996: 11)
Dit onderzoek ontstaat in een tijd van moderne globale ontwikkelingen op het gebied van taal en communicatie, waar de juiste interpretatie vaak de sleutel is voor succes. We leven in een wereld waarin de menselijke communicatie meertalig is en dat nog lang zal zijn. Vertaalwetenschap heeft altijd haar plaats gehad binnen de humane wetenschappen, hoewel die plaats in verschillende periodes op diverse manieren werd ingevuld. Vandaag de dag wordt het vertalen beschouwd als een handeling van meertalige communicatie die de taalgrenzen overschrijdt.1 De Europese Unie telt sinds de laatste uitbreiding (in 2007) 27 lidstaten en heeft 23 officiële talen. Kennis van vreemde talen is een kwalificatie die steeds meer gevraagd wordt. Binnen de EU wordt het ontwikkelen van nieuwe taaltechnologieën gezien als een middel ter bescherming van de waardevolle erfenis van Europa en als bron voor toekomstige economische groei.2 De Europese Commissie is wereldwijd het grootste centrum van vertalers en al vóór de toetreding van de 10 nieuwe lidstaten in 2004, waaronder ook de Tsjechische Republiek, werkten er 1332 vertalers 3 (en 524 tolken) verdeeld in 6 thematische groepen. En het uitbreidingsproces is zeker nog niet afgerond. Alleen al voor het Tsjechisch moesten er voor alle Europese instellingen 200 nieuwe vertalers ingehuurd worden (waarvan 70 voor de Europese Commissie). Vooralsnog geldt de regel dat iedere EU-burger het recht heeft om de Europese instellingen in zijn moedertaal te contacteren en in die taal ook antwoord te krijgen. Bijna ieder document van de Europese Commissie moet vertaald worden naar alle officiële talen. Daarbij is de omvang van juridische teksten erg groot. Het aantal vertaalde pagina‟s stijgt elk jaar bij 1
Vergelijk bijv. Hrdlička 2005:106-107.
2
Zie http://europa.eu/index_nl.htm, laatst geraadpleegd op 21-3-2011
3
Zie http://ec.europa.eu/dgs/translation/translating/index_en.htm, laatst geraadpleegd op 21-3-2011 7
alle nieuwe lidtalen met 10%.4 Naast de interne vertalers van de Europese instellingen werken er in de meeste EU-lidstaten nog plaatselijke afdelingen van de EU voor vertalen en tolken. Onafhankelijk van de EU functioneren er in de meeste EU-landen tientallen vertaalbureaus en duizenden freelance vertalers. Steeds meer bedrijven willen ook internationaal opereren en het werken in het buitenland zonder een werkvergunning wordt in een toenemend aantal EU-landen vanzelfsprekend. Dit alles verhoogt het belang van kwalitatieve opleidingen voor vertalers en tolken. Het vertalen wordt er ook niet makkelijker door. Het unificatieproces van de gehele Europese wetgeving heeft enorme invloed op de nationale wetgeving, economie en politiek en eigenlijk ook het dagelijkse leven van elke EU-burger. Maar voordat de EU-burgers met de nieuwe regels en normen worden geconfronteerd, hebben de vertalers al met de verschillende problemen moeten vechten die het vertalen van zulke teksten met zich meebrengt. Ook de terminologen worden voor grote uitdagingen gesteld bij het maken van nieuwe terminologie. Het Europese recht heeft het Tsjechische recht al lang voor de toetreding van Tsjechië in 2004 beïnvloed. Uit de associatieovereenkomst vloeide namelijk voor Tsjechië de verbintenis voort om bestaande en toekomstige Tsjechische juridische voorschriften aan de juridische voorschriften van de EU aan te passen. Voor het onderzoek van dit proefschrift hebben we het gebied van het handelsrecht gekozen. De motivatie voor deze keuze is het feit dat juist documenten uit dit rechtsgebied tot de meest vertaalde horen. Wij concentreren ons op het analyseren van een soort juridische teksten. Het corpus bestaat uit een selectie van juridische documenten gebaseerd op de nationale wetgeving van de landen in kwestie. Aan de hand van deze juridische teksten in vertaling worden o.a. verschillende problemen in kaart gebracht die vertalers en terminologen bij het vertaalproces moeten oplossen. Op basis van een vergelijkende analyse proberen we equivalenten te vinden voor termen uit het te onderzoeken corpus. Aan het eind van deze dissertatie maken we een resultatenevaluatie, waarbij we kijken naar het nut en gebruik van het uitgevoerde onderzoek voor de vertaalpraktijk. Ten slotte wordt er ook aandacht besteed aan verschillende internetbronnen en juridische woordenboeken voor vertalers en terminologen.
4
Alleen in het jaar 2000 heeft de vertaalafdeling van de Europese Commissie l 332 429 pagina‟s tekst vertaald, zie ook Hrdlička 2005, p.106. 8
1
Inleiding
In het voorliggende onderzoek houden we ons bezig met de verhoudingen tussen recht en taal. Als voorbeeld ervan dat men zich al in het verre verleden met deze verhoudingen op een structurele manier vanuit taalkundig perspectief bezig heeft gehouden, nemen we een van de grondleggers van de Germaanse taalkunde, de jurist Jacob Grimm (1785-1863) en zijn werken over recht, taal en geschiedenis van begin 19de eeuw.1 In rechtswetenschappelijke studies is het allang een topos om de nauwe samenhang tussen recht en taal aan te tonen; alleen heeft men dit onderwerp vanuit andere invalshoeken bestudeerd. In het verleden richtte de aandacht zich vooral op het beschrijven van typische eigenschappen van juridische teksten die als negatief werden beschouwd.2 De historische ontstaansgeschiedenis van de rechtstalen achten we van groot belang en een historische schets van de rechtstalen zal dan ook een onderzoeksonderdeel vormen. Hier wordt weergegeven hoe de onderzochte rechtstalen (de nadruk ligt op de Nederlandse rechtstaal in Nederland en in België, op de Tsjechische rechtstaal en op de rechtstaal van de BRD3) zich afzonderlijk hebben ontwikkeld in afhankelijkheid van een culturele en politieke context. Op dit proces zal in het bijzonder vanuit het perspectief van de vertaler gereflecteerd worden. De wereld van het recht kan beschreven worden als een centrale maatschappelijke instelling, waaraan we allemaal deelnemen. Iedereen die over processen in recht spreekt, beschikt over terminologie die deze processen als verbale communicatie beschrijft. Zonder het echt te beseffen, brengen we dagelijks juridische processen tot stand door overeenkomsten te sluiten, producten in winkels te kopen of gebruik van het openbaar vervoer te maken. We doen mee aan politieke verkiezingen of verzorgen de verplichte schoolopleiding voor onze kinderen. Alleen in uitzonderingsgevallen zijn we 1
Deutsche Grammatik (1819), Deutsche Rechtsaltertümer (1828) en Geschichte der deutschen Sprache (1848). Het laatste werk is een duidelijke poging om taalgeschiedenis met sociale geschiedenis te verbinden. 2
We zullen hierop dieper ingaan in hoofdstuk 3 over de tot op heden behaalde stand van het onderzoek.
3
Zowel het Nederlands als ook het Duits functioneren in meerdere landen als de officiële taal en zodoende kennen beide talen meerdere verschillende rechtstalen. Bij het Duits betreft het de BRD, Oostenrijk, Zwitserland, Luxemburg, België en Liechtenstein. Het is binnen dit onderzoek niet mogelijk om een dergelijke diversiteit en complexiteit aan juridische terminologieën op te vatten. Daarom hebben we met name wegens de meest actieve handelsbetrekkingen tussen de BRD en de Tsjechische Republiek ervoor gekozen om alleen de Duitse rechtstaal zoals in de BRD gebruikt te onderzoeken. 9
ons ervan bewust dat we met recht te maken hebben, wanneer we bijvoorbeeld in het huwelijk treden, een huis kopen of een advocaat inhuren. De grote meerderheid van alle processen die met het recht samenhangen, verloopt als communicatie, in het bijzonder als verbale taalgebonden communicatie. In deze zin vindt recht dus zijn toepassing door communicatie en taal. Sommige wetenschappers spreken hierom in dit verband dan ook over het medium van de taal. (Nussbaumer 1997:3). De essentiële rol van taal in recht ligt dus voor de hand. Alle rechtsbronnen zijn door taal gevormd en zijn ondenkbaar zonder dit talige medium. Van Noortwijk (1995:7) noemt dit de ‟input‟zijde (d.i. wetten, beschikkingen en rechterlijke uitspraken) van de taal voor het recht. Aan de andere kant onderscheidt hij de ‟output‟zijde waarmee hij de interpretatie van het recht door de taal bedoelt. Juridische communicatie vindt in gesproken of geschreven taal plaats. Dit onderzoek bestudeert uitsluitend rechtstaal verwoord in geschreven taal. Een praktische reden hiervoor is de beschikbaarheid van documenten in schrijftaal in tegenstelling tot gesproken juridisch materiaal. Gebruikte citaten in een andere taal dan het Nederlands, Duits of Engels worden in de lopende tekst samen met de vertaling naar het Nederlands vermeld. Alle vertalingen zijn, tenzij expliciet anders aangegeven, van eigen hand van de auteur.
1.1
Onderzoeksmethode
Binnen dit onderzoek wordt bijzondere aandacht besteed aan het beschrijven van de rechtstaal en de karakteristieke eigenschappen van rechtsteksten. We onderzoeken de rechtstaal als een aparte vorm van vaktaal. In de klassieke benadering4 werd er vooral veel op het woordniveau onderzocht, hoewel rechtsteksten duidelijk ook op andere niveaus veel verschillen vertonen ten opzichte van de algemene taal. We proberen de rechtstaal te analyseren ook wat betreft specifieke syntactische structuren, zinsemantische middelen, coherentie en cohesie; we onderzoeken of er sprake is van bepaalde frequent gebruikte tekstsoorten en onderzoeken of bepaalde taalhandelingen (Sprechakte) in juridische handelingen gerealiseerd worden. Tot de zwaartepunten van ons onderzoek horen de kwesties van de rechtsvergelijking bij het werk met de rechtsterminologie als ook de kwesties van het toewijzen van begrip en benaming evenals de inhoud en uitdrukking van een term, de methoden en criteria 4
Vergelijk o.a. Bergh, van den - Broekman, 1979:3-6. 10
voor het uitwerken van benamingen voor begrippen die in de doeltaal ontbreken of die met de begrippen van de brontaal slechts gedeeltelijk overeenkomen. Zoals blijkt, is het vakgebied waaronder ons onderzoek valt, duidelijk een tussengebied tussen twee vakgebieden, namelijk de taalkunde en de rechtswetenschap. Hiermee kunnen we het onderzoekonderwerp als interdisciplinair classificeren. Hoewel het grootste gedeelte van het onderzoek vanuit het taalkundige perspectief wordt weergegeven, bedient de onderzoeksmethode zich ook van een rechtswetenschappelijke techniek, de rechtsvergelijking. Om praktische redenen beoogt het onderzoek desondanks veel meer toepassing binnen het taalkundige vakgebied dan binnen het vakgebied van het recht. De belangrijkste plaats binnen dit onderzoek neemt het juridisch vertalen in. Het proefschrift brengt problemen aan het licht die kunnen ontstaan bij tweetalige vakcommunicatie op het gebied van recht en probeert een bijdrage te leveren aan de oplossing ervan. Tot de grootste valkuilen behoort zeker ontbrekende equivalentie van de juridische termen. De reden hiervoor is de systeemgebondenheid van juridische terminologie.
1.2
Corpus
Het te onderzoeken rechtsgebied is het handelsrecht/vennootschapsrecht. De terminologie van het handelsrecht zal worden geanalyseerd met als doel het vinden van equivalenten voor desbetreffende termen en het uitwerken van voorstellen voor de vertaling. Dit gedeelte van het onderzoek houdt zich bezig met het vertalen van juridische teksten op nationaal niveau. We zullen standaardrechtsteksten onder de loep nemen die bij de meest vertaalde documenten horen, zoals oprichtingsaktes, uittreksels uit het handelsregister etc. Het onderzoek steunt op standaardwerken op het gebied van de terminologieleer en toonaangevende werken over rechtstaal met name uit het Nederlandstalige, Duitstalige en Tsjechischtalige taalgebied.5 5
Arntz, R., Picht, H., Mayer, F.: Studien zu Sprache und Technik. Einführung in die Terminologiearbeit. Olms, Hildesheim/Zürich/New York 2004. Cort, de, J.: Terminologieleer, een inleiding. Linguistica Antverpiensia. Antwerpen, 2000 Gerits, J.: Betere taal: meer recht. Handboek rechtstaalbeheersing. Acco. Leuven, 1999 Groot, de, G.-R.: Het vertalen van juridische informatie. Kluwer. Deventer, 1996 Groot, de, G.-R.: Recht en vertalen. Kluwer, Deventer 1987 Groot, de, G.-R.: Recht en vertalen II. Kluwer, Deventer 1993 11
Dit onderzoek werd gestimuleerd door een aantal prikkels uit de recente geschiedenis. Veranderingen in het Tsjechische rechtssysteem, veroorzaakt door de wijziging van het politieke regime, hebben veel invloed gehad op juridische terminologie, in het bijzonder de terminologie van het handelsrecht. Onder het socialistische systeem bestonden er geen vrije handel en waren er bijvoorbeeld ook geen Kamers van Koophandel. De moderne ontwikkeling van het Tsjechische rechtssysteem in de afgelopen twee decennia heeft noodzakelijkerwijs voor het creëren van een grote hoeveelheid nieuwe terminologie gezorgd. Ondanks de naar onze overtuiging grote maatschappelijke relevantie en het belang van juridische taal in alle economische activiteiten is er op het gebied van rechtstaal in Tsjechië nauwelijks vergelijkend onderzoek verricht. Dit niettegenstaande het feit dat de handelsbetrekkingen van Tsjechië met Duitsland, Nederland en Vlaanderen in de laatste jaren zeer actief zijn. Duitsland is al sinds jaren de belangrijkste handelspartner van Tsjechië6, Nederland bevindt zich op plaats nummer 8 en België op plaats nummer 12.7 Omdat dit proefschrift een bijdrage zal vormen aan contrastief terminologisch onderzoek en juridische lexicografie als interdisciplinaire onderzoeksgebieden, beschouwen we een hoge mate aan diversiteit als een pré. We hebben immers te maken met twee Knapp, V. en collectief: Právo a informace. Academia, Praha, 1988 Machová, S.: Terminografie. In: Čermák, F. – Blatná, R. (ed.). Manuál lexikografie. Nakladatelství H&H, Praha, 1995 Nussbaumer, M.: Sprache und Recht. Groos, Heidelberg, 1997 Sandrini, P.: Deskriptive begriffsorientierte Terminologiearbeit im Recht Problemstellung und Lösungssätze von Standpunkt des Übersetzers. Insbruck, 1996 Sarcevic, S.: New approach to legal translation. Kluwer Law International, Den Haag/London/Boston 1997 Smedts, W.: Nederlandse Rechtstaal. Acco, Leuven, 2007 Temmerman, R.: Taaltechnologie, Terminologie met Multiterm. EHS-Toegepaste taalkunde, Brussel, 1999 Termorshuizen-Arts, M.: Juridische Semantiek, Een bijdrage tot de methodologie van de rechtsvergelijking, de rechtsvinding en het juridisch vertalen. Wolf Legal Publishers, Nijmegen 2003. Tomášek, M.: Překlad v právnì praxi. Linde Praha a.s., Praha 2003 6
Al is 2004 overschreed de wederzijdse omzet van buitenlandse handel één biljoen CZK.
7
Voor gedetailleerde info zie http://www.businessinfo.cz/cz/, het officiële Tsjechische portaal voor ondernemen en export (geraadpleegd op 29-6-2010) of de website van het Tsjechische Bureau voor statistiek http://www.czso.cz/. 12
heel verschillende situaties: aan de ene kant de Tsjechische situatie waar er onder het socialistische systeem geen vrije handel bestond en aan de andere kant het Nederlands, een taal die binnen de Germaanse talen veelal aan de basis van de handelsterminologie staat als gevolg van de historische situatie. Een illustratie van dit feit is bijvoorbeeld dat de eerste aandelenbeurs in Amsterdam gevestigd was en de eerste financiële beurs in Brugge c. q. Antwerpen. Brugge speelde overigens een cruciale rol bij het introduceren van de aandelenhandel in Noordwest-Europa. De eerste aanzetten werden in de steden van Noord-Italië gegeven. Na het verval van de jaarmarkten in het Franse Champagne hebben de Italianen in de 14de eeuw een nieuwe weg naar Noord-Europa via Brugge gevonden. Dit kwam o.a. door de gunstige ligging van Brugge tussen twee belangrijke handelswegen, uit de Oostzee (Duitse Hanze) en het Middellandse Zeegebied, waar de Italianen vandaan kwamen. De Bruggelingen functioneerden hoofdzakelijk als een soort bemiddelaars in de handel tussen kooplieden uit het buitenland. Door het geven van onderdak speelden met name de herbergiers een centrale rol. Zij vertegenwoordigden ook vaak de buitenlandse kooplieden. Onder de Brugse herbergierfamilies stak de familie Van der Buerse uit. Hun herberg Ter Buerse hebben ze vijf generaties lang bedreven, waarbij de eerste vermeldingen van de familie al uit de 13de eeuw komen. In de 14de eeuw heeft zich het plein voor de herberg Ter Buerse tot het Brugse centrum van handel en financiën ontwikkeld, waar bemiddelaars elkaar op geregelde momenten ontmoetten en zaken deden. Het functioneren van de eerste handelsbeurs was op basis van gebruiken geregeld die nooit op schrift werden gesteld. De eerste op schrift gestelde beurs werd in de 17de eeuw in Antwerpen opgericht. Desniettemin zal niemand kunnen betwijfelen dat de familie Van der Buerse in het woord niet alleen in het Brugse beursplein verder leeft.8
1.3
Doelstelling
Ons onderzoek heeft in belangrijke mate een descriptief karakter. Een centrale plaats binnen dit onderzoek wordt ingenomen door het in kaart brengen en analyseren van karakteristieke eigenschappen en kenmerken van het vertalen van juridische teksten van nationaal niveau. Aan de hand van een intralinguale analyse worden ook de twee verschillende Nederlandstalige rechtstalen/terminologieën met elkaar vergeleken. De 8
Voor meer informatie zie http://www.nbbmuseum.be/doc/obj_month/obj201001Nl.pdf, geraadpleegd op 22-06-2010. 13
geconstateerde afwijkingen of overeenkomsten zullen worden bestudeerd. Het onderzoek streeft na om de meest voorkomende problemen te definiëren en om hiervoor oplossingen te bieden of tenminste vertaalvoorstellen te maken. Hierbij is het tevens de doelstelling om te komen tot een methodische aanpak van de problematiek van het terminologisch vertalen van minder verspreide talen. Hoewel dit onderzoek beperkt is tot drie verschillende talen, zullen we proberen, waar mogelijk, om een algemenere geldigheid te bereiken, zodat de behaalde resultaten ook in andere talencombinaties toegepast kunnen worden. Op deze manier zou een breder scala van deskundigen aangesproken kunnen worden en dat niet alleen uit de wereld van vertalers maar ook binnen andere vakgebieden. Zoals eerder aangegeven, is dit onderzoek interdisciplinair opgezet en zal het ook interdisciplinair uitgevoerd worden. Het te onderzoeken materiaal zal niet alleen vanuit het translatologische perspectief onderzocht worden. De gekozen juridische teksten zullen ook beoordeeld worden wat de taalkundige en terminologische eigenschappen betreft en aan de methoden van de rechtsvergelijking onderworpen worden. Daarom liggen de mogelijkheden voor een toepassing binnen het rechtsgebied ook voor de hand. We hopen ook juristen en andere rechtsspecialisten hiermee te kunnen aanspreken. Te denken valt bijvoorbeeld aan juristen die zich op internationaal recht specialiseren. Want zoals wij ons vooral op het recht als factor in de taal richten, kunnen zich andersom rechtsspecialisten op de taal als factor in het recht concentreren. Dat taal een belangrijke rol speelt in de rechtswetenschap en de rechtspraktijk is niet onbekend. Niet voor niets vormen speciale colleges over rechtstaal tegenwoordig een verplicht of facultatief onderdeel van het curriculum aan de meeste rechtenfaculteiten. De gegevens die dit onderzoek oplevert, zullen onder andere ook startmateriaal voor mogelijke vervolgprojecten vormen. We zullen hierop dieper ingaan in hoofdstuk 7.
Samengevat kunnen opzet en doelstellingen van ons onderzoek puntsgewijs als volgt worden omschreven: In het inleidende hoofdstuk presenteren we de probleemstelling van dit onderzoek. We geven een inleiding tot de relatie tussen recht en taal en stellen dat dit een interdisciplinair onderzoek zal zijn. We geven aan dat ons onderzoek anders opgevat is dan oudere onderzoeken verricht naar rechtstaal die zich vooral hebben gericht op het beschrijven van de negatieve eigenschappen ervan en het bekritiseren van het algemene woordgebruik van juristen. Ook waren de vroegere werken teveel tot het woordniveau 14
beperkt hetgeen we willen vermijden door ook de zinsstructuur onder de loep te nemen, frequent gebruikte tekstsoorten te onderzoeken en specifieke taalhandelingen proberen vast te stellen. Ons onderzoek zal de rechtstaal en de in rechtstaal verwoorde teksten op verschillende manieren analyseren. Naast een taalkundige analyse zullen we ons concentreren op een chronologische beschrijving van de ontwikkeling van de onderzochte rechtstalen (Nederlands, Duits en Tsjechisch). Deze ontwikkelingen zullen we ook in de context van de politieke situatie en mogelijke veranderingen plaatsen. Met name in het geval van de Tsjechische rechtstaal verwachten we binnen dit kader veel invloed van de politieke achtergrond op de gebruikte terminologie en het recht zelf te kunnen vaststellen. De kern van dit onderzoek vormt het translatologische gedeelte. We analyseren de respectievelijke taalversies aan de hand van het gekozen corpus. Dit corpus bestaat uit een selectie van documenten die bij de meest frequent vertaalde horen op het gebied van het handelsecht/ vennootschapsrecht. Bij het uitwerken van de vertaalvarianten voor onbekende equivalenten uit het corpus passen we de terminologische methoden en technieken toe. We illustreren ook hoe de praktijken van de rechtsvergelijking in de rechtslinguïstiek toegepast kunnen worden. Het inleidende hoofdstuk wordt vervolgd door hoofdstuk 2 met een historische schets van de taal van het recht voor Tsjechië, Nederland, België en Duitsland. Verder behandelt dit hoofdstuk op contrastieve wijze de ontwikkeling van het handelsrecht in de landen in kwestie. Er wordt beschreven in welke wetboeken het handelsrecht is omvat, hoe het gestructureerd is en of er een bepaalde ontwikkeling in zit in de afzonderlijke landen. Te denken valt hierbij vooral aan de voortschrijdende afschaffing van het Wetboek van Koophandel in Nederland en de verplaatsing van de daarin opgenomen bepalingen naar het Burgerlijk Wetboek. Ook het Tsjechische Obchodnì zákonìk (Wetboek van Koophandel) van 1991 en de situatie met betrekking ertoe voor dit wetboek is een interessant geval. Hoofdstuk 3 reflecteert de stand van het onderzoek op het gebied van “taal en recht" voor het Nederlands, Duits en Tsjechisch. Daarbij spelen vooral de stand van de huidige rechtslinguïstiek en taalwetenschap een belangrijke rol. We zullen daarbij de raakvlakken met ons onderzoek benadrukken; dat wil zeggen de classificatie van de rechtsteksten, hun eigenschappen en kenmerken, de functie van het juridische taalgebruik en de juridische taalhandelingen. Hoofdstuk 4 is gewijd aan de rechtstaal vanuit het perspectief van de vertaalwetenschap. We houden ons o.a. bezig met de bevindingen en methoden van de rechtsvergelijking, de intralinguale vertaling, de equivalentie en de subsidiaire vertaal15
oplossingen. Een belangrijke rol speelt in ons onderzoek ook de terminologieleer en daarom concentreren we ons eveneens kort op de basisbeginselen ervan. In hoofdstuk 5 wordt het corpus van juridische documenten gepresenteerd en de keuze ervan verantwoord. Het corpus omvat teksten gebaseerd op de nationale wetgeving van de desbetreffende landen met een vertaalvoorstel ervan. Er worden zowel Nederlandstalige rechtsteksten in vertaling naar het Tsjechisch als ook Tsjechische rechtsteksten in vertaling naar het Nederlands gepresenteerd. Hoofdstuk 6 omvat een taalkundige analyse van de primaire teksten uit het corpus. De analyse zal worden uitgevoerd op verschillende niveaus. Zoals eerder aangegeven is ons onderzoek niet alleen tot het woordniveau beperkt. We zullen naast het onderzoeken van de specifieke kenmerken van rechtsteksten en de eigenschappen van juridische termen binnen dit corpus eveneens de niveaus van de stilistiek en syntaxis onder de loep nemen. Verder zullen we kijken of er binnen dit corpus sprake is van bepaalde taalhandelingen. We streven ernaar een zo compleet mogelijke taalkundige analyse te kunnen uitwerken. Op deze taalkundige analyse zal een analyse vanuit het perspectief van de translatologie volgen. In dit hoofdstuk zullen we ook de bevindingen van de algemene inleiding tot de terminologieleer uit hoofdstuk 4 toepassen. De geanalyseerde juridische termen uit het corpus (indien nodig aangevuld met andere contextueel samenhangende termen) zullen onderworpen worden aan de rechtswetenschappelijke methoden van de rechtsvergelijking, met name interpretatie. Met behulp van deze methoden zullen we proberen om de termen te onderzoeken op graad van equivalentie. Bij ontbrekende equivalentie confronteren we verschillende subsidiaire vertaalstrategieën om te testen welke vertaalstrategie de meest geschikte is voor het vertalen van juridische terminologie en hoe substitutie van terminologie werkt. Hoofdstuk 7 tenslotte wordt gevormd door de conclusie en de resultatenevaluatie van dit onderzoek. We beschrijven de mogelijkheden van toepassing van dit onderzoek in de praktijk. We hebben eerder aangegeven dat ons streven niet alleen beperkt is tot de wereld van de vertalers, terminologen en andere taalkundigen maar dat we hopen dat ook juristen die zich bezig houden met internationaal recht en meertalige communicatie, interessante bevindingen en informatie in dit proefschrift kunnen vinden. De conclusie wordt gevolgd door samenvattingen in het Duits en het Tsjechisch en door de bibliografie.
16
2
Historische schets van de rechtstalen en het handelsrecht
Nederlands taalgebied We hebben al opgemerkt dat de verhouding tussen recht en taal een onderwerp is waarvoor mensen al lang belangstelling hebben gehad, hoewel de invalshoeken van de desbetreffende onderzoeken met de tijd zijn veranderd. De eerste aanzetten voor het onderzoek op de taal-recht-verhouding dateren uit de 19de eeuw. In een kort historisch overzicht zullen we de belangrijkste werken noemen die van invloed zijn geweest voor de huidige stand van het rechtslinguïstisch onderzoek. In het Nederlandse taalgebied bestond er in de 19de eeuw vooral descriptief onderzoek gericht op het beschrijven van de ongewenste aspecten van het taalgebruik van juristen. “Men was van mening dat juist in het recht onzuiver taalgebruik, te lange zinnen, archaïsch taalgebruik, juristenlatijn, vreemde woorden etc. niet te pas kwamen.” (Van Noortwijk 1995:10) Van Noortwijk (1995:11) stelt dat pas in de jaren zeventig van de 20ste eeuw de interesse voor dit thema weer groeide en beschouwt de werken van deze periode ook van serieuzer belang dan de oudere werken. In 1979 publiceerden Van den Bergh en Broekman hun bijdrage met een tot op dat moment onbekend breed overzicht van de verhouding tussen recht en taal. Hun bijdrage is geschreven in de vorm van een preadvies voor de Koninklijke Notariële Broederschap.1 Deze auteurs beperken zich niet meer alleen tot het beschrijven van de negatieve eigenschappen van de rechtstaal maar houden zich ook bezig met de filosofie van de rechtstaal. Ze besteden aandacht aan de betekenis en invloed van taal voor het recht en gaan ook in op de systematische overeenkomsten tussen taal en recht. Het eerste bekende werk dat zich met kwantitatieve aspecten van juridisch taalgebruik bezig houdt, is volgens Van Noortwijk het onderzoek van De Mulder en Oskamp2 (1979). Het tweede werk dat we in dit verband willen noemen is het werk van Leliard3 dat eveneens in 1979 verscheen. Een interessant aspect van dit werk is, dat Leliard het braakliggende onderzoeksveld van de Neder1
Bergh, van den - Broekman, 1979
2
Mulder, de – Oskamp, 1979
3
Leliard, 1979. 17
landse rechtstaal vooral aan de Zuid-Nederlandse rechtswetenschappers verwijt en daarbij van mening is dat er binnen dit onderzoeksveld in Nederland veel meer gedaan is. Dit begrijpen we als een weerspiegeling van het feit dat de Zuid-Nederlandse rechtstaal pas zeer langzaam tot ontwikkeling kwam door de onderdrukking van het Nederlands als officiële taal en taal van de wetgeving en het gerecht in België. We zullen hierop gedetailleerd ingaan in subhoofdstuk 2.1. In de jaren tachtig groeide de belangstelling verder. Er kwamen meerdere publicaties over dit onderwerp. Van Noortwijk noemt o.a. het werk van Bax 4 (1986), die de rechtstaal en rechtswereld ziet als een nogal autonoom stelsel ten opzichte van algemeen Nederlands taalgebruik. Een belangrijke rol schrijft hij vooral aan de interpretatie toe. De interpretatie van juridische uitspraken gebeurt volgens hem anders dan de interpretatie van algemene taaluitingen, die niet binnen de wettelijke ruimte van regels gebonden zijn.5 Als een vernieuwing binnen het onderzoeksveld van de rechtslinguïstiek zien we de in 1988 verschenen bundel Meesterlijke taal. De inhoud van deze bundel wordt gevormd door artikelen van verschillende auteurs (taalwetenschappers, rechtswetenschappers en juristen) die de taal in de rechtspraktijk beschrijven. De auteurs richten zich op semantiek, pragmatiek maar ook op syntactische aspecten van o.a. rechterlijke uitspraken. We vinden ook al bijdragen over juridische interpretatie en argumentatie. Tot zover wilden we de oudere werken in kaart brengen die we als belangrijk beschouwen voor de ontwikkeling van tegenwoordig onderzoek op het gebied van rechtslinguïstiek in het Nederlandse taalgebied. De huidige stand van dit vakgebied zal in subhoofdstuk 3.1 behandeld worden.
Duitsland In hoofdstuk 1 hebben we reeds herinnerd aan de jurist en taalwetenschapper, Jacob Grimm en zijn werken over recht, taal en geschiedenis van begin 19de eeuw. Maar ook zijn leraar, Friedrich Carl von Savigny (1779-1861), die we in de meeste leerboeken over de juridische methode aantreffen en die een van de grondleggers van de interpretatieleer is, verdient zijn plaats binnen dit kader. In zijn methodeleer stelt hij al
4
Bax, 1986
5
Zie Noortwijk, van, 1995, p.11 18
in 1802: “die Jurisprudenz ist eine philologische Wissenschaft.”6 De rechtswetenschappelijke interpretatiemethodiek stond dus sinds het ontstaan van het moderne rechtssysteem heel dicht bij de andere filologische disciplines. De belangstelling voor recht en taal in Duitsland is ongeveer even oud als in het Nederlandse taalgebied. In de periode van het ontstaan van het Duitse Bürgerliches Gesetzbuch (Burgerlijk Wetboek, 1896) verschenen er in Duitsland een aantal taalkritische beschouwingen van Duitse juristen. Net als in het Nederlandstalige gebied waren deze werken echter beperkt tot het opsommen van negatieve aspecten van de gehanteerde rechtstaal. In Duitsland was er altijd een grote belangstelling voor de interpretatieleer. Na de Tweede Wereldoorlog kreeg de juridische interpretatieleer veel nieuwe impulsen van verschillende kanten. Aan de ene kant van de taalanalytische filosofie (Ludwig Wittgenstein), aan de andere kant van de filosofische hermeneutiek (Hans Georg Gadamer). Wat ons zeer toepasbaar lijkt voor het classificeren van de rechtstaal is de manier waarop Wittgenstein (1953)7 het fenomeen taal in zijn latere werk beschrijft. Hij vergelijkt taal met een taalspel en wijst op de verscheidenheid van taalspelen. Sommige taalspelen lijken in veel opzichten op elkaar maar er zijn ook taalspelen die als enige overeenkomst hebben dat ze tot een taalspel behoren. Dit principe past hij toe op de taal die niet altijd dezelfde werkelijkheid uitdrukt. Het komt op de context aan waarin taal gebruikt wordt. De betekenis van taal is niet te vinden in de ontleding van de logische vorm ervan. We moeten taal altijd in een concrete context en situatie bekijken. Deze stelling is bijzonder geschikt voor het onderzoeken van rechtstalen die nooit los kunnen bestaan zonder de context van een rechtssysteem en bepaalde culturele, sociale en politieke waarden en achtergrond. Nussbaumer (1997), die een bibliografie samengesteld heeft van werken over recht en taal, merkt op dat er in Duitsland pas in de jaren zeventig (20ste eeuw) sprake is van serieuzere werken over dit onderwerp. Dat komt dus ook met het Nederlandstalige gebied overeen. Opvallend is dat het onderzoek veel meer door rechtswetenschappers werd bedreven en veel minder door taalwetenschappers. Toch zijn er in de jaren zeventig hier en daar werken ontstaan die zich op betekenistheoretische, taalhandelingtheoretische of vaktaaltheoretische bezigheden met het recht en de taligheid ervan oriënteerden.
6
Citaat naar Busse, 1992:1.
7
Wittgenstein, 1953 19
Tsjechië De ontwikkeling en totstandkoming van het onderzoeksgebied van de rechtslinguïstiek in Tsjechië is heel anders verlopen. De belangstelling voor het onderwerp kwam langzaam in beweging en was in het begin niet zo groot als bijvoorbeeld in Nederland, België en Duitsland. Een van de weinigen die zich sinds de jaren tachtig van de 20ste eeuw serieus met het onderwerp bezighielden, was Michal Tomášek,8 zowel taalkundige als rechtwetenschapper. In die tijd hoorden in Tsjechië vreemde talen, de studie en het gebruik ervan onder de juristen eerder bij de hobby‟s dan bij de pragmatische noodzaken van het beroep van een jurist. Daarom was het in de context van de tijd nodig om de taalproblemen van het recht te verbinden met concrete juridische disciplines. Het meest logische onderzoeksgebied voor het toepassen van de kennis van het vertalen van rechtstalen bleek het internationaal recht te zijn. De val van het IJzeren Gordijn in 1989 ziet hij ook als een mijlpaal in de rechtswetenschap, c.q. rechtslinguïstiek. Vanaf dat moment was er in Tsjechië sprake van een sterke confrontatie met een toen in Tsjechië nieuwe discipline, het Europees recht. In zijn boek Překlad v právnì praxi (Vertaling in de rechtspraktijk, 1998) gaat Tomášek vooral uit van zijn academische activiteit bij de vakgroep „Europees recht‟ aan de Karelsuniversiteit te Praag. Als een tweede mijlpaal voor de rechtslinguïstiek kunnen we zeker ook de toetreding van Tsjechië tot de Europese Unie in 2004 zien. Hoewel het aspect van de vertaling in de rechtspraktijk niet bij de conventionele problemen van de toepassing van het recht hoort, steeg het belang van vertalingen enorm. Met het lidmaatschap van Tsjechië in de EU kwam o.a. ook de uitbreiding en verdieping van juridische contacten met andere landen van Europa. Het harmoniseren van het nationaal recht van de lidstaten en de stapsgewijze invoering van het Europees recht heeft een enorme impact op het dagelijkse leven van alle EU-burgers maar gaat ook gepaard met nieuwe problemen voor juridische vertalers. Zoals Tomášek zegt: “Každý z právních jazyků všech členských zemí Evropské unie a potažmo právní jazyk „komunitární“ spočívá na osobitém sociálním a politickém základë, odrážejícím názory či zvyklosti každého z národů. Tento základ je zřídka srovnatelný se základem v jiné zemi, i když původ politického a právního systému srovnávaných států má stejné kořeny. To platí i v současné Evropské unii, kde specifičnost právních projevů a zejména 8
Tegenwoordig hoofd van de vakgroep Europees recht aan de Karelsuniversiteit te Praag 20
právních termínů stále zakládá jednu z nejvëtších překážek pro vypracování všeobecného překladatelského postupu.“ (Tomášek, 2003: 12) [De rechtstalen van alle lidstaten van de Europese Unie en respectievelijk de communautaire rechtstaal zijn gebaseerd op een bijzondere sociale en politieke basis die opvattingen of gewoontes van de volkeren weerspiegelen. Deze basis is zelden vergelijkbaar met de basis in een ander land, dit zelfs indien de oorsprong van het politieke en juridische systeem van de te vergelijken staten dezelfde wortels heeft. Dat geldt ook in de tegenwoordige Europese Unie, waar de specificiteit van juridische uitingen, in het bijzonder juridische termen, nog steeds een van de grootste obstakels vormt voor het uitwerken van een algemeen toepasbare vertaalstrategie.]
In deze samenhang moet worden geconstateerd dat de nationale juridische terminologie en de Europese juridische terminologie niet twee afzonderlijke maar twee verbonden systemen zijn en zoals hierboven gesteld dat juridische terminologie niet uit zichzelf bestaat, maar dat ze altijd onderdeel is van een bepaald legislatief systeem en dat het daarom nodig is dat zowel de legislatieve regels van de EU als ook de nationale legislatieve regels in bepaalde mate geharmoniseerd worden. Een andere „vroege‟ Tsjechische rechtswetenschapper die zich met de verhouding tussen recht en taal bezighield, is Viktor Knapp. In zijn werk Právo a informace (Recht en informatie, 1988) spreekt hij over de rechtstaal als over een vaktaal waarin rechtsteksten zijn verwoord. Op zijn classificatie komen we terug in subhoofdstuk 2.2 over de stand van zaken in de tegenwoordige taal- en vertaalwetenschap en de rechtslinguïstiek. In dat subhoofdstuk zullen we ook een aantal opvallende verschillen tussen de Tsjechische en Germaanse situatie beschrijven. We zullen zien dat de classificaties van de rechtsteksten in de twee taalgebieden niet met elkaar overeenkomen, maar dat we desondanks bepaalde gemeenschappelijke conclusies kunnen trekken. We spreken in dit verband slechts over twee taalgebieden, hoewel we vier landen vergelijken. Hiermee wijzen we op het feit dat de classificatie binnen de Germaanse talen dezelfde zal zijn, terwijl de situatie in het Tsjechische taalgebied verschillen ten opzichte hiervan zal vertonen. De verschillen in classificatie zullen de hierboven geschetste stelling bevestigen dat de ontwikkeling van de rechtslinguïstiek in Tsjechië een andere weg heeft gevolgd dan de rechtslinguïstiek in het Germaanse taalgebied.
21
Zoals uit de beschikbare bronnen blijkt, was er ook in Tsjechië een lange tijd meer belangstelling voor rechtslinguïstiek vanuit de wereld de rechtswetenschappers dan vanuit de wereld van de taalwetenschappers.
2.1
De respectievelijke rechtstalen: Tsjechië, Nederland, België, Duitsland
De situatie van de Nederlandse rechtstaal is specifieker dan die voor andere rechtstalen. Omdat het Nederlands in zes landen een van de officiële talen is, bestaan er eigenlijk zes verschillende Nederlandse rechtstalen. Als we ook de Europeesrechtelijke Nederlandse taal als een aparte rechtstaal beschouwen, kunnen we zelfs over zeven Nederlandse rechtstalen spreken. De resterende zes gebieden met een Nederlandse rechtstaal zijn Nederland, Aruba, Curaçao, Sint-Maarten, Suriname9 en het Vlaamse gedeelte van België.10 De systeemgebonden juridische terminologieën lopen vaak nogal uiteen, wat vooral bij het vertalen van juridische teksten tot problemen kan leiden. Daarom zullen we ook de ontwikkeling van de Nederlandse rechtstaal in Nederland en in het Vlaamse gedeelte van België apart weergeven.
2.1.1 Nederlandse rechtstaal in België De Nederlandse rechtstaal in België is in een paar aspecten specifiek. De Nederlandse rechtstaal in België heeft zich anders gevormd dan de Nederlandse rechtstaal in Nederland. Dit heeft te maken met de historische ontwikkeling van België, de politieke situatie en bepalende maatschappelijke factoren. De Nederlandse rechtstaal in België bestaat slechts iets langer dan 100 jaar en heeft zich pas na de Tweede Wereldoorlog werkelijk kunnen ontwikkelen.11 In het tijdperk 9
Atruba, Curaçao en Sint-Maarten hoorden bij de Nederlandse Antillen. Dit groepje van zes Caribische eilanden was vanaf 1634 tot 1795 onder beheer van de West-Indische Compagnie, kreeg vervolgens, samen met Suriname dat sinds 1667 Nederlands was, de status van een kolonie en werd in 1954 een onafhankelijk land binnen het Koninkrijk der Nederlanden. In 1975 werd Suriname een onafhankelijke republiek die Nederlands als landstaal handhaafde. In 1986 werd Aruba een onafhankelijk land binnen het Koninkrijk der Nederlanden en in 2010 verwierven ook Curaçao en Sint-Maarten deze status. De resterende drie Antilliaanse eilandjes Bonaire, Saba en Sint-Eustatius kozen ervoor om de status van een speciale gemeente binnen Nederland te krijgen. 10
België is in 1993 gefederaliseerd. Het Vlaams Gewest is daarmee een deelstaat van België met als enige landstaal het Nederlands geworden. 11
Toch werd in de middeleeuwen niet alleen literatuur in het Nederlands geschreven. Willemyns (2003: 67) stelt dat er toen ook al Nederlandstalige ambtelijke stukken (oorkonden, schepenbrieven) ontstonden. 22
hiervoor was het Frans in België de belangrijkste voertaal in het juridische domein. Vandaar dat we tot op vandaag een grote invloed van het Frans op de rechtstaal zoals gebruikt in Vlaanderen kunnen merken. Ook de rechtstaal in Nederland is in veel opzichten door de Franse rechtstaal beïnvloed, maar wel op een andere manier. De Franse juridische taal gold niet alleen in België en in Nederland als een prestigieuze taal, maar in heel Europa van de 19de eeuw.12 In die tijd spreken we in België over de Franstalige overheersing. Met uitzondering van de periode 1815-1830 toen België deel uitmaakte van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, waren de Belgische rechtspleging en wetgeving tot 1898 bijna volledig Franstalig. Er verschenen wel vertalingen van wetteksten in het Nederlands vanaf 1845, maar die werden niet in het Staatsblad gepubliceerd en hadden dus geen rechtskracht.13 In 1898 kwam de zogenaamde Gelijkheidswet tot stand (opgesteld door de Kamerleden De Vriendt en Cooremans). Door de Gelijkheidswet kregen alle wetten in België een authentieke Franse en Nederlandse versie. Het betekende zeker niet dat er onmiddellijk een Nederlandse vertaling beschikbaar was van alle wetboeken. De grote wetboeken verschenen in de negentiende eeuw en bestonden alleen in het Frans. Daarom richtte de Belgische regering in 1923 de Commissie tot vertaling van de wetboeken op; de leiding kreeg Emile Van Dievoet, een hoogleraar uit Leuven. De commissie heeft gezorgd voor de vertaling van alle grote wetboeken in het Nederlands. Het werk van de commissie werd tijdens de Tweede Wereldoorlog onmogelijk gemaakt, maar na de Tweede Wereldoorlog werd de commissie heropgericht. Deze keer kreeg de commissie een andere taak dan voorheen. Ze moest geen vertaling maken van de wetboeken, maar zorgen voor een gelijkwaardige Nederlandstalige versie ervan. Terecht zegt men nog vandaag de dag dat het zeer goede werk van de commissie de Echter het maken van zulke stukken was nogal duur en daarom kon niet iedereen zijn stukken op schrift laten opstellen. De kerkelijke instellingen en grote grondbezitters konden zich het vervaardigen ervan het best permitteren. De rechtspraak gebeurde toen al in de Nederlandse volkstaal maar tot de 12 de eeuw is niet veel opgeschreven en als het wel gebeurde dan meestal toch in het Latijn. Het tijdstip waarop er in Vlaanderen van Latijn naar de volkstaal werd overgegaan varieerde van stad tot stad. De eerste ambtelijke tekst die volledig in het Nederlands is gesteld vormen de statuten van de Gentse leprozerie (1236). Overigens wordt meestal de schepenbrief van Boechoute bij Gent (1249) als eerste complete Nederlandse ambtelijke tekst aangegeven. 12
Vanaf de 13de tot diep in de 19de eeuw was de universiteit van Orléans de belangrijkste juridische opleiding. Afgezien van de internationale status van het Frans (15 de-20ste eeuw), speelde dit ook een grote rol. 13
Zie daarover o.m.: Hendrickx, 1999, www.interaxis.org, laatst geraadpleegd op 25-08-2010 23
Nederlandse rechtstaal in België heeft 'gecreëerd'.14 De terminologie en formuleringen ingevoerd door de commissie vormen de basis van alle later afgeleide wettelijke teksten in België. Het taalgebruik in rechtszaken werd in België pas in 1935 officieel geregeld met de invoering van de wet-Marck. In 1948 werd nog een terminologische commissie opgericht en in 1954 de Centrale Commissie voor de Nederlandse Rechts- en Bestuurstaal in België. De periode waarin deze commissies bezig waren met het vertalen naar c.q. creëren van de Belgische Nederlandse rechtstaal duidt erop hoe kort de officiële Nederlandse rechtstaal in België bestaat. Sommige oudere wetteksten zijn nu nog steeds niet officieel vertaald. Pas in 1967 kreeg België de officiële Nederlandstalige versie van de Grondwet! Ook hierbij was de Commissie Van Dievoet betrokken; zij heeft voor de Nederlandse tekst van de grondwet gezorgd, het Burgerlijk Wetboek, het Strafwetboek enz. Bij het vertaalwerk werd bewust aansluiting gezocht bij de rechtstaal in Nederland. De commissie Van Dievoet heeft taalvormend werk verricht doordat een aantal termen als verplicht werden ingevoerd via de wetgeving. Soms gingen de tendensen iets te ver in het vermijden van gallicismen en het invoeren van Nederlandse purismen in plaats daarvan. Ook van origine vreemde termen die in Nederland wel gebruikelijk waren, werden in België door Nederlandse equivalenten vervangen. Hendrickx (1999) noemt in dit verband o. a. volgende voorbeelden: in Nederland gebruikelijke termen: 'enquête', 'dispensatie', 'gratie', 'privilege', 'getuige à decharge' in België vervangen door purismen: 'onderzoek', 'vrijstelling', 'genade', 'voorrecht', 'getuige ter ontlasting' Met name het laatst genoemde voorbeeld ('getuige ter ontlasting') is vooral in het noorden lachwekkend omdat de ontlasting met nogal andere zaken wordt geassocieerd.
2.1.2 Nederlandse rechtstaal in Nederland De Nederlandse rechtstaal in Nederland heeft zich heel anders kunnen ontwikkelen dan de Nederlandse rechtstaal in België. “Terwijl de Nederlandse rechtstaal ook in grote mate op de Franse is gebouwd, vooral na de invoering van de Napoleontische wetgeving aan het begin van de negentiende eeuw, heeft ze zich daarna onafhankelijk kunnen ontwikkelen. Het resultaat is dat de rechtstaal in Nederland wel veel Franse technische termen bevat - meer zelfs dan de
14
Zie bijv.: Hendrickx, 1999, www.interaxis.org, laatst geraadpleegd op 21-3-2011 24
rechtstaal in Vlaanderen - maar dat er veel minder 'letterlijke vertalingen' uit het Frans overgenomen zijn en dat ook de zinsstructuren volledig Nederlands zijn. Zo zullen de Nederlanders wel termen als 'rekwirant' of 'gelaedeerde' gebruiken, waar wij respectievelijk 'eiser' en 'benadeelde' gebruiken, maar je zult in Nederland niemand horen zeggen 'het besluit dat ik de eer heb u voor te leggen', letterlijk vertaald van 'l'arrêté que j'ai l'honneur de vous présenter', een constructie die je vaak in tweetalige wetteksten in Belgiì tegenkomt.” (Hendrickx, 1999, in: InterAxis 5) In de Middeleeuwen bestond er een echte Nederlandse rechtstaal, doorspekt met juristenlatijn, maar geleidelijk aan nam de Franse invloed toe. Na de inlijving van het Koninkrijk Holland bij Frankrijk werden de Napoleontische wetboeken vijfentwintig jaar lang (1810-1835) in het Frans toegepast en in het Nederlands bestudeerd. In de negentiende eeuw werd begonnen met het vertalen van die wetboeken. Ook toen een aantal Franse woorden door Nederlandse termen werd vervangen, werd vaak de Franse term ter verduidelijking mede vermeld; bijvoorbeeld het Franse woord donatie werd vervangen door de Nederlandse term schenking. De reden voor het alsnog toevoegen van de Franse termen lag erin dat alle juristen vernederlandst Frans of Latijn begrepen, terwijl Nederlandse termen vaak onduidelijk bleven. Vaak ondergingen Franse termen alleen een lichte vormaanpassing. Ondanks pogingen tot verdere vernederlandsing bleven de Franse termen in de Nederlandse rechtstaal wel bestaan. Het gebruik van veel vreemde woorden is zeker niet goed voor de communicatie met de gewone burger. De vraag is echter of dat probleem opgelost wordt door woorden uit de gewone omgangstaal ook nog te beladen met een juridische betekenis. In het woordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands zijn onder meer de volgende woorden als juridisch gemarkeerd: daad, nietig, bezit, akkoord, afwijzen, partij. Toch is de betekenis van zo een gewoon woord uit de omgangstaal voor een niet-jurist vaak onduidelijk. Dit verschijnsel heet interpenetratie (doordringen) tussen de gewone taal en de rechtstaal. Er is nog steeds een proces aan de gang waarbij er bij nieuwe uitgaven van juridische woordenboeken altijd een paar Franse termen uit de Nederlandse rechtstaal verdwijnen en door Nederlandse termen worden vervangen. Maar omdat de rechtstaal in het algemeen zeer behoudend is, kan dit tot problemen leiden. Wetteksten en andere teksten die met het recht te maken hebben, bouwen namelijk op elkaar voort en verwijzen naar elkaar. Een nieuwe term wordt soms vandaag nog door
25
een vermelding van de reeds verdwenen (Franse) term gevolgd, die tussen haakjes wordt vermeld. De reden dat de nu nog steeds duidelijke sporen in de Nederlandse juridische woordenschat in Nederland niet zoals in België tot ontevredenheid over de rechtstaal bijdragen, zien we daarin dat de rechtstaal zich in vergelijking met de Nederlandse rechtstaal in België veel vrijer en eerder kon ontwikkelen.
2.1.3 Duitse rechtstaal in de BRD In de 15de eeuw begon in heel Europa een fase van de wetgeving die het geldende recht verder ontwikkelde met inachtneming van de tijdgebonden behoeften, als ook onder invloed van het Romeinse recht. In die tijd werden de meeste rechtsteksten al door opgeleide juristen geschreven die bij het hoogste niveau van de geleerden hoorden; opvallend is misschien dat de rechters tot ver in de 17de eeuw nog geen academici waren.15 Toen al tekende het conflict van het recht tussen vaktaligheid en verstaanbaarheid zich zoetjesaan af. Tussen de 15de en de 18de eeuw voltrok zich ook de verandering van schriftelijke dialecten naar een bovenregionaal verstaanbare schrijftaal die als standaardtaal ook de taal werd van de mondelinge communicatie.16 Hiermee veranderde ook de taal zelf, regionaal gebonden vormen namen af en retorisch geconditioneerde versterkingen namen in grote mate toe; als gevolg daarvan verloren de juridische teksten van de 17 de eeuw veel aan duidelijkheid en eenvoudige verstaanbaarheid. De toenemende latinisering die door de receptie van het Romeinse recht werd veroorzaakt, zorgde ervoor dat de syntactische structuur van het Duits met veel Latijnse uitdrukkingen doorspekt werd; de rechtstaal groeide steeds verder weg van de algemene taal. Vanaf de tweede helft van de 18de eeuw kunnen we dan spreken van verlichtingscodificaties van het geldende recht. Het algemene landrecht voor de Pruisische staten trad uiteindelijk in 1794 in werking. Het algemene landrecht is taalkundig gezien exemplarisch; het heeft een duidelijke wettelijke stijl die korte normenformuleringen
15
Gedetailleerder zie: Undergerichtsordnung des Ertzstiffts Trier, uitgegeven door Kurfürst Johann von Metzenhausen 1539, p. 14. 16
Zie bijv. Hoberg, R.- Hoberg, U., 1997, p. 28-34 of König, 1994, p. 79-99 26
vereiste; deze dienen zo mogelijk slechts uit één hoofd- en één nevenzin te bestaan.17 Daarmee is het vandaag de dag nog verbazend goed leesbaar. Die verdere ontwikkeling van de Duitse rechtstaal laat zich heel goed illustreren aan de hand van het Bürgerliches Gesetzbuch (hierna “BGB”) van 1896. Na het verschijnen van het eerste ontwerp ervan kwam er een groot debat over de begrijpelijkheid van deze tekst. Dit debat heeft zich al snel uitgebreid tot een debat over de begrijpelijkheid van het recht op zich. Men was toen van mening dat wetboeken niet voor leken zijn bedoeld, maar voor degene die het recht beoefent; wetboeken hoeven daarom niet voor leken grijpelijk te zijn. Het Duitse BGB is ook vandaag nog door zijn systematiek en duidelijkheid bewonderenswaardig, maar desniettemin voor juridische leken moeilijk toegankelijk. We kunnen dit eveneens over de tegenwoordige Duitse rechtstaal zeggen. Door de hierboven genoemde vaktaligheid van de rechtstaal wordt een bepaalde dogmatische en conceptuele basis bij de recipiënten als gegeven verondersteld.
2.1.4 Tsjechische rechtstaal De Tsjechische rechtstaal heeft een bijzonder moeilijke ontwikkeling gehad. Net als de Nederlandse rechtstaal in België onderdrukt werd door de Franse rechtstaal die veel meer als de prestigieuze taal gold, heeft het Tsjechisch altijd met het Duits moeten vechten. De Duitse taal was in verschillende periodes van de Tsjechische geschiedenis de taal van de overheersers. De oudste pogingen om het recht in het Tsjechisch te schrijven en te codificeren komen uit de 13de eeuw.18 Tegelijkertijd ontstaan ook werken over het geldige gewoonterecht die voor privédoeleinden werden geschreven door rechtkenners. Al in de 14de eeuw bestond een vrij ontwikkeld juridisch en administratief Tsjechisch, dat gewoonlijk ook in de gesproken communicatie werd gebruikt. Er werd ook veel naar het Tsjechisch vertaald, met name uit het Latijn. Het oudste juridische boek dat in het Tsjechisch werd geschreven is het Roţmberská kniha (Het boek van Rosenberg), dat nog voor 1300 is ontstaan19. Hoewel de samengestelde zinnen in het boek vaak nog onduidelijk zijn, is de gebruikte juridische terminologie al functioneel en vrij compleet. De bloei van het Tsjechische rechtswezen werd voortgezet in de 15de en 16de eeuw, toen het Tsjechisch 17
Vergelijk bijv. Hattenhauer 1970:35.
18
Malý - Sivák 1993:168.
19
Brandl (ed.), 1872 27
onder de koning Vladislav II (1471-1516) als de officiële wetgevende taal werd aangenomen. De situatie veranderde totaal na de Slag op de Witte Berg (1620).20 Daarmee kwam de godsdienstvrijheid ten einde, de protestanten vluchtten het land uit en Bohemen verloor 300 jaar lang zijn onafhankelijkheid. Voor de Tsjechische taal begon toen een zeer ongunstige periode, ten voordele van het Duits. Ook onder Oostenrijk-Hongarije (1867-1918) had het Tsjechisch een minder prestigieuze positie dan bijvoorbeeld het Duits en het Hongaars. Na het ontstaan van de zelfstandige Tsjechoslowaakse Republiek in 1918 werd de receptie van het recht van het voormalige Oostenrijk-Hongarije nog lang gehandhaafd. Het gevolg daarvan is o. a. dat de Tsjechische juridische terminologie enorm werd beïnvloed door het (Oostenrijkse) Duits. In de tijd van de Duitse bezetting (1939–1945) werd het Tsjechisch opnieuw op een zijspoor gezet. De naoorlogse politieke ontwikkeling, vooral na de communistische staatsgreep in 1948, had ook veel invloed op het Tsjechische recht, in het bijzonder op het handelsrecht. Na de val van het communisme in 1989 kon de oude rechtstoestand niet meer voldoen aan de nieuwe behoeftes van de maatschappij die zich weer ging richten op het democratische gedachtegoed van West-Europa. Snel ontstond er behoefte aan het vormen van nieuwe terminologie die onder het communisme niet bestond. Daarbij werd vaak de Duitstalige terminologie, vooral uit Oostenrijk, in het Tsjechisch omgezet. Dit is nog tot op heden te merken aan veel juridische termen die een deel vormen van de Tsjechische nationale wetgeving. “Právnická čeština je až dosud více či ménë zdařilý překlad z rakouské právní nëmčiny.”21 Citaat van een artikel van Karel Čermák van het Tsjechische web Jiné právo (Ander recht), 12-3-2009) [Juridisch Tsjechisch is tot op nu een min of meer gelukte vertaling van het Oostenrijks juridisch Duits.]
20
Tijdens de slag op de Witte Berg (de Tsjechische Bílá Hora bij Praag), op 8 november 1620, werd het Boheemse leger onder leiding van Christian van Anhalt op de vlucht gejaagd door de gecombineerde legers van het Heilige Roomse Rijk en de Katholieke Liga onder Johan Tserclaes, graaf van Tilly. De slag betekende het einde van de Boheemse periode van de Dertigjarige Oorlog (overgenomen uit de Wikipedia encyclopedie, zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Slag_op_de_Witte_Berg, geraadpleegd op 16-7-2010) Gedetailleerder zie ook Polišenský, 1991:193, 197, 222, 231, 246. 21
Zie: http://jinepravo.blogspot.com/2009/03/karel-cermak-o-pravnicke-cestine.html, laatst geraadpleegd op 30-3-2011 28
De zogeheten austriacismen kunnen met erg veel voorbeelden worden geïllustreerd. Sommige zijn in ongewijzigde vorm overgenomen (pacht22), de meeste zijn letterlijk vertaald en in de vorm van een calque in het Tsjechisch ingevoerd. Čermák noemt o. a. de volgende voorbeelden: Ein-gabe = po-dání, Be-lehrung = po-učení, Voll-macht = plná moc, Be-voll-mächtigung = z-plno-mocnëní, Be-rufung = od-volání. De aangevoerde voorbeelden betreffen het woordniveau, maar er zijn ook talloze voorbeelden te vinden op het zinsniveau. V této sou-vislosti musí být u-vedeno (in diesem Zusammen-hang muss es an-geführt werden). V rámci tohoto musí být soudem pou-kázáno na to (im Rahmen dessen muss vom Gericht darauf hin-gewiesen werden). Nemohlo být pře-hlédnuto (es konnte nicht über-sehen werden). S o-hledem na to (mit Rück-sicht dar-auf). V tomto o-hledu (in dieser Hin-sicht). Od-hlédnuto od toho, že (ab-gesehen davon, dass). Mëlo být z-o-hlednëno (es sollte be-rück-sichtigt werden). Bylo vzato do ú-vahy (es wurde in Be-tracht genommen). De inhoud van de Duitse en Tsjechische zinnen komt volledig overeen.
2.2
Ontwikkeling van het handelsrecht
Dit subhoofdstuk wordt ingeleid met een indeling van de diverse rechtsgebieden in de desbetreffende landen en behandelt op contrastieve wijze de ontwikkeling van het handelsrecht in Nederland, België, Tsjechië en Duitsland. Er zal ook worden beschreven in welke wetboeken het handelsrecht in al de landen is omvat, hoe het gestructureerd is en of er een bepaalde ontwikkeling in zit in de afzonderlijke landen. Te denken valt 22
De herkomst van de term pacht is naar onze mening niet zo evident zoals Čermák die laat lijken. Pacht is een begrip dat in de middeleeuwen is ontstaan als overgang van lijfeigenschap naar vrij (boeren)grondbezit. Daarom betwijfelen wij dat het een austriacisme is, want het vrije grondbezit (pacht) is een verschijnsel dat bij ons weten in Centraal-Europa met de import van Duitse en Vlaamse boeren gepaard is gegaan. Volgens sommige bronnen is de eerste die grond in pacht heeft gegeven de Olomoucer bisschop Bruno van Schaumburg geweest (1245-1281) en die heeft zijn boeren vooral uit Rijksduitsland geïmporteerd. 29
hierbij vooral aan de voortschrijdende afschaffing van het Wetboek van Koophandel in Nederland en de verplaatsing van de daarin opgenomen bepalingen naar het Burgerlijk Wetboek. Ook het Tsjechische Obchodnì zákonìk (Wetboek van Koophandel) van 1991 en de situatie met betrekking ertoe vóór dit wetboek is ons inziens een interessant geval.
2.2.1 Handelsrecht in Nederland Het Nederlandse recht wordt in drie sectoren verdeeld: het privaatrecht, het staatsrecht en het strafrecht. Deze onderscheiding wordt verder in het strafrecht, het burgerlijk recht en handelsrecht, en in het staats- en administratief recht ingedeeld. Het volgende schema laat de zien hoe de verhoudingen precies liggen.
Materieel recht
Formeel recht
Privaatrecht
Publiek recht
burgerlijk en
staats- en administratief
handelsrecht
recht
burgerlijk procesrecht
administratief
(procesrecht)
strafrecht
strafprocesrecht
procesrecht
De belangrijkste takken van het Nederlandse recht worden gevormd door het publiek recht en het privaatrecht. Het publiek recht regelt de verhouding tussen de overheidsinstanties en de relatie tussen overheid en burger. Het privaatrecht is met de verhouding tussen burgers onderling (natuurlijke personen en rechtspersonen) verbonden. Het materieelrecht23 hangt samen met de rechtsregels die rechten verlenen of verplichtingen opleggen. Het formeel recht betreft rechtsregels waarbij rechten of plichten kunnen worden afgedwongen. Het wordt ook het procesrecht genoemd. Het Nederlandse Wetboek van Koophandel werd in 1838 ingevoerd ter vervanging van de Franse Code de Commerce. Het handelsrecht in Nederland maakt, in tegenstelling tot dat in Tsjechië, Duitsland en België, deel uit van het burgerlijk recht. Sommige bepalingen van het Wetboek van Koophandel zijn reeds naar het Burgerlijk Wetboek overgebracht. Er bestaat zelfs een plan om het Wetboek van Koophandel volledig af te schaffen en in het Burgerlijk Wetboek op te laten gaan. Het Nederlandse Wetboek van Koophandel bestaat uit drie delen: de Algemene bepaling (Artikel 1), het Eerste Boek 23
De meeste regels uit het Burgerlijk Wetboek bestaan uit het materieel recht (bijv. de zaken samenhangende met koophandel). 30
(Artikel 2 tot en met 308) met ondertitel Van den koophandel in het algemeen en het Tweede Boek (Artikel 309-958) met ondertitel Van de regten en verpligtingen uit scheepvaart voortspruitende. Het derde boek werd inmiddels geschrapt en is onderdeel geworden van het Burgerlijk Wetboek.
2.2.2 Handelsrecht in België Het Belgische recht kan men nader in het publiekrecht en privaatrecht verdelen, waarbij de taken en bevoegdheden van deze rechtsgebieden dezelfde zijn als bij het Nederlandse recht. Het Belgische handelsrecht regelt de commerciële activiteiten en het statuut van handelaars24. De commerciële activiteiten worden verder in subjectieve en objectieve handelsdaden verdeeld25. Bij de subjectieve handelsdaden horen alle rechtshandelingen gesteld door handelaars in verband met hun bedrijf (bijv. een autohandelaar die een oplegger koopt). De objectieve handelsdaden zijn in het Wetboek van Koophandel vervat (art. 2 en 3 Wet 15 december 1872). Het betreft o. a. de uitgifte van wisselbrieven, de productie of aankoop van goederen voor verdere verkoop, de verrichting van bankof verzekeringstransacties, de uitbating van een transport- of bouwonderneming of van openbare schouwspelen. Deze activiteiten zijn door hun natuurlijke handelskarakter gekenmerkt. Het handelsrecht in België vormt echter een apart rechtsgebied en geen onderdeel van het burgerlijk recht zoals in Nederland. Daarom zijn er in België ook afzonderlijke rechtbanken van koophandel (in de praktijk meestal handelsrechtbanken genoemd). In elk gerechtelijk arrondissement is er naast de gewone rechtbank van eerste aanleg ook een rechtbank van koophandel. De rechtbanken van koophandel zijn in eerste aanleg belast met geschillen tussen kooplieden of handelaars en geschillen met betrekking tot wisselbrieven boven een bepaald bedrag.26 Ze behandelen ook het hoger beroep tegen vonnissen van vrederechters in handelsgeschillen. Het Wetboek van Koophandel werd in België reeds in de Franse periode in 1807 uitgevaardigd. In de recente geschiedenis zijn een paar wetten van het Wetboek van Koophandel afzonderlijke wetten geworden, zoals de Faillissementswet vanaf 1997 en het Wetboek van Vennootschappen vanaf 1999. 24
Handelaars zijn personen die objectieve handelsdaden verrichten in verand met hun beroep.
25
Gedetailleerder zie Hoecke, van – Bouckaert, 2003, p. 38
26
Wisselbrieven boven het bedrag van € 1860. 31
Het Belgische Wetboek van Koophandel bestaat uit twee boeken, het eerste boek behandelt de Koophandel in het algemeen (en zo heet het ook), het tweede boek de Zeeen Binnenvaart, ook de Zeewet genoemd, vormt de basis van het Belgische zeerecht.
2.2.3 Handelsrecht in Tsjechië Na het ontstaan van de zelfstandige Tsjecho-Slowaakse Republiek in 1918 werd de receptie van het recht van het voormalige Oostenrijk-Hongarije nog lang gehandhaafd, met als gevolg dat er in verschillende gebieden van Tsjecho-Slowakije verschillende voorschriften geldig waren. De Oostenrijkse regelgeving gold voor de zogeheten historische landen (Bohemen, Moravië en Silezië) en de Hongaarse regelgeving voor Slowakije en de Karpaten-Oekraïne. Eliáš spreekt in dit verband over het ontstaan van een „juridisch dualisme‟ (Eliáš, 2004: 15). In 1930 werd er een speciaal comité samengesteld dat de taak kreeg om het Obchodnì zákonìk (Wetboek van Koophandel) te unificeren. Door de Duitse bezetting en de dood van Hermann-Otavský27, voorzitter van dit comité, in 1939 werd het project niet vóór Wereldoorlog II afgerond. De veranderde politieke situatie na 1945 zorgde ervoor dat de modernisering van het handelsrecht niet meer actueel was en het project nooit werd klaargemaakt. De naoorlogse politieke ontwikkeling, vooral na de communistische staatsgreep in 1948, was voor het handelsrecht niet erg gunstig. Tussen 1948 en 1950 verdween het Wetboek van Koophandel zelfs helemaal uit het Tsjechische rechtssysteem. Begin jaren zestig werd het Hospodářský zákonìk (het Wetboek van Landbouw en Industrie) opgezet dat conceptueel de economische relaties van het Tsjechische binnenland weerspiegelde. Als gevolg daarvan is alleen het Tsjechische handels- en verdragsrecht vanaf 1963 in het Internationale Wetboek van Koophandel geconserveerd (nr. 101/1963 Wetb.). Na de val van het communisme in 1989 kon deze rechtstoestand niet meer voldoen aan de nieuwe behoeftes van de maatschappij die zich weer ging richten op het democratische gedachtegoed van West-Europa. Daarom kwam in 1991 het nieuwe Tsjechische Obchodnì zákonìk (Wetboek van Koophandel) tot stand. Het Tsjechische rechtsstelsel wordt als volgt ingedeeld:
27
Vergelijk bijv. Eliáš, 2004, p. 14-18 32
Privaatrecht
Publiekrecht
Burgerlijk recht (materieel, proces)
Constitutioneel recht
Handelsrecht
Straf recht (materieel, proces)
Arbeidsrecht
Administratief recht (overtredings-, bestuursproces)
Familierecht
Financieel recht
Het handelsrecht van de Tsjechische Republiek, zoals dit is omvat in het nieuwe Obchodnì zákonìk (Wetboek van Koophandel), is een complex van juridische normen die bezitsrechtelijke positie van ondernemers en hun onderlinge relaties met betrekking tot hun ondernemingsactiviteit regelen. Het handelsrecht wordt als een onderdeel van het privaatrecht beschouwd en is in het algemene en speciale onderdeel ingedeeld. Het Tsjechische Wetboek van Koophandel bestaat uit vier delen, Obecná ustanovenì (Algemene bepaling), Obchodnì společnosti a druţstvo (Handelsmaatschappijen en vereniging), Obchodnì závazkové vztahy (Handelsverbintenissen), Ustanovenì společná, přechodná a závěrečná (Gemeenschappelijke, tijdelijke en afsluitende bepalingen).
2.2.4 Handelsrecht in Duitsland Het Duitse rechtssysteem wordt in vier gebieden verdeeld, waarbij de belangrijkste door het privaatrecht en het publiekrecht worden gevormd. De taken van al de vier rechtsgebieden zijn in de volgende tabel omschreven: Privaatrecht
Het privaatrecht regelt de verhoudingen tussen burgers. Hierbij horen o.a. het burgerlijk recht als een algemeen privaatrecht, het handelsrecht als een special privaatrecht, het vennootschapsrecht, het recht van commerciële rechtsbescherming en het concurrentierecht.
Publiekrecht
Het publiekrecht omvat de verhoudingen van burgers ten opzichte van overheidsinstellingen als ook van verschillende overheden onderling. Hierbij horen o.a. het EU-recht, volkenrecht, staatsrecht en belastingrecht.
Strafrecht
Het strafrecht als een zelfstandig deel van het publiekrecht bestraft bepaalde wetsovertredingen.
Procesrecht
Het procesrecht is net als het strafrecht eigenlijk een deel van het publiekrecht dat wegens zijn doeleinden als een zelfstandig rechtsgebied beschouwd wordt. Het behandelt m.n. gerechtelijke procedures betreffende het beslechten van betwistbare rechtsverhoudingen.
33
Het eerste Duitse Wetboek van Koophandel, das Allgemeine Deutsche Handelsgesetzbuch, dateert van 1861 en werd door de Bundesversammlung des Deutschen Bundes ontworpen. Het huidige Duitse Handelsgesetzbuch (Wetboek van Koophandel) verscheen op 10 mei 1897 en werd op 1 januari 1900 van kracht. Net als in de Tsjechische Republiek of in België is het een bijzonder, van de bepalingen van het Duitse Burgerlijk Wetboek afwijkend, kooprecht, terwijl men in het Nederlandse rechtssysteem net als bijvoorbeeld in Zwitserland of Italië eerder de weg van een gecommercialiseerd Burgerlijk Wetboek heeft gekozen. Het Handelsgesetzbuch bestaat uit vijf boeken, te weten het Algemene deel en de delen over Handelsmaatschappijen, Handelsboeken, Koophandel en Zeerecht. In totaal zijn dat 905 artikelen. In zijn geschiedenis heeft het Handelsgesetzbuch twee belangrijke wijzigingen meegemaakt: in 1937 werd de Aktiengesetz (Aandelenwet) eruit gehaald en in 1986 werd het derde boek – Bilanzrichtlinien-Gesetz (Balansrichtlijnen-wet) ingevoerd. Het handelsrecht in Duitsland is een speciaal recht (“Sonderrecht”28) dat de handelsactiviteiten van bepaalde ondernemers regelt. Hierin zien we een duidelijk onderscheid ten opzichte van bijvoorbeeld het Nederlandse handelsrecht dat geen speciaal recht is maar een voor iedereen geldig rechtsgebied. Het Duitse Handelsgesetzbuch behandelt het rechtsverkeer tussen kooplieden, resp. kooplieden en burgers. De aankoop tussen burgers wordt in het Burgerlijk Wetboek geregeld (Bürgerliches Gesetzbuch). Verschillen tussen het Handelsgesetzbuch en het Bürgerliches Gesetzbuch liggen naar Weyers (1992: 45) vooral in de opvatting van de volgende principes: a) eigen verantwoording van de ondernemer (eigen controle op aangaan van deals) b) duidelijkheid en een snel afwikkelingstempo (dwang tot snel handelen m.b.t. overeenkomsten en leveringen) c) publiciteit en vertrouwensbescherming (Handelsregister: ondernemers moeten snel informatie kunnen verkrijgen en op de informatie kunnen vertrouwen) d) praktijknabijheid en internationaliteit (arbitrage)
2.2.5 Verschillen in handelswetgevingen Nadat we de handelswetgevingen van desbetreffende vier landen onder de loep hebben genomen, bekijken we ze nog een keer vanuit een contrastief perspectief. Tussen het 28
Weyers spreekt van een “Sonderrecht der Kaufleute”. Vergelijk Weyers, 1992, p. 19 en 45. 34
Nederlandse Wetboek van Koophandel (1838), het Duitse Handelsgesetzbuch (1897), het Belgische Wetboek van Koophandel (1872) en het Tsjechische Obchodní zákoník (1991) constateren we drie meest opvallende verschillen. Een groot verschil merken we in de diversiteit van de aan de ene kant qua ontstaansjaar vergelijkbare Nederlandse, Belgische en Duitse Wetboeken van Koophandel en aan de andere kant het Tsjechische Wetboek van Koophandel dat een zeer moeilijk vormingsproces heeft meegemaakt door de politieke ontwikkelingen van de Tsjechische (en Tsjecho-Slowaakse) staat en daarom veel later verscheen. Er zijn ook bepaalde verschillen in de structuur en inhoudsverdeling van de handelswetgevingen maar dat beschouwen we als een natuurlijk fenomeen omdat elk rechtsgebied van een land vooral de nationale behoeftes dient te vervullen en daar zouden we altijd van een bepaalde diversiteit kunnen spreken. Een ander groot verschil zien we in het feit dat het Nederlandse Wetboek van Koophandel in tegenstelling tot het Duitse Handelsgesetzbuch, het Belgische Wetboek van Koophandel en het Tsjechische Obchodní zákoník niet meer een apart wetboek vormt en in de toekomst volledig afgeschaft zal worden. Het derde nogal merkbare verschil zien we daarin dat het handelsrecht in Duitsland een speciaal recht is dat de handelsactiviteiten van alleen bepaalde ondernemers regelt. Dat is een duidelijk onderscheid ten opzichte van de andere nationale handelswetboeken waarbinnen het handelsrecht geen speciaal recht is maar een voor iedereen geldig rechtsgebied.
35
3
Stand van het onderzoek
In dit hoofdstuk besteden we aandacht aan de stand van het onderzoek in de tegenwoordige taal- en vertaalwetenschap en in de rechtslinguïstiek. Dit theoretische kader helpt ons om de problematiek van het juridisch vertalen op de juiste manier te classificeren. We zullen taalkundige methoden en criteria toepassen om na te gaan bij welke soorten teksten de rechtsteksten horen. Een algemene karakteristiek van de rechtsteksten toont aan welke kenmerken het verschil uitmaken tussen rechtsteksten en andere vaktalige teksten. De vastgestelde typische kenmerken en eigenschappen zullen we vervolgens in de te onderzoeken concrete rechtsteksten proberen te vinden. Het zijn de afwijkende eigenschappen en kenmerken van de rechtsteksten die een sterke invloed hebben op het kiezen en toepassen van de juiste vertaalstrategie en indien nodig, het zoeken naar een subsidiaire vertaaloplossing. Indien een vertaler niet over de nodige theoretische kennis over dit soort teksten beschikt, kan hij zelden de problemen die bij het vertalen van juridische teksten naar voren komen, op een correcte wijze oplossen. Maar alleen een goede kennis van de typische stereotypen van rechtsteksten is niet voldoende. Hierbij is ook kennis van andere wetenschappen onmisbaar, waaronder zeker de translatologie en de terminologie. Daarom zullen we uitleggen hoe we de bevindingen uit de terminologieleer kunnen toepassen bij het zoeken van de juiste vertaaloplossingen, in het bijzonder het zoeken naar termenequivalenten. Het eerste subhoofdstuk is gewijd aan het in kaart brengen van de tegenwoordige rechtslinguïstiek en het beschrijven van de doelstellingen ervan.
3.1
Rechtslinguïstiek
De rechtslinguïstiek staat voor een interdisciplinair onderzoeksgebied dat zich uit de taal- en rechtswetenschap ontwikkelt. Het onderzoeksmateriaal van de rechtslinguïstiek zijn uiteraard taal en recht. Niet toevallig is binnen de wereld van de juristen de volgorde „recht en taal‟ gebruikelijker. Dit geeft direct de verschillen in benadering en aanpak aan. We zijn het niet eens met de mening van sommige rechts- en (zelfs) taalwetenschappers die de rechtstaal uitsluitend zien als een instrument voor het uitdrukken van een juridische mededeling.1
1
Mounin presenteert deze mening in zijn artikel La linguistique comme science auxiliare dans les disciplines juridiques, 1979
In dit onderzoek behandelen we de rechtslinguïstiek vanuit de hoek van de taalkunde en zien de rechtslinguïstiek daarmee als een taalkundige discipline. Deze discipline houdt zich bezig met het systematisch onderzoeken van de vorming, de stand en de ontwikkeling van de rechtstaal. De rechtslinguïstiek beoogt een samenwerking in de vorm van een dialoog tussen taalwetenschappers en rechtswetenschappers. Omdat we in dit onderzoek verschillende rechtstalen onderzoeken die gekoppeld zijn aan verschillende rechtssystemen, is deze dialoog per definitie tevens intercultureel en contrastief. Uitgaande van deze stelling moet een vertaler van juridische teksten dus niet alleen taalverschillen overbruggen maar ook rechtsverschillen en culturele verschillen. Dankzij de harmoniserende tendensen van de Europese Unie op het gebied van het recht vallen bij het vertalen van de Europese wetgeving de nationale verschillen in zekere mate toch weg. Het onderzoeksveld van de rechtslinguïstiek omvat de schriftelijke en mondelinge communicatie in het rechtswezen. Bij de voorbeelden van onderzochte schriftelijke communicatiebronnen horen tweetalige overeenkomsten of arresten van het Hof van Justitie, maar ook briefuitwisseling van allerlei aard tussen nationale en bovennationale griffies. Het is de taak van de taalkundige om gedetailleerde profielen van desbetreffende rechtsteksten uit te werken en om toegang te creëren tot de veelzijdigheid van het juridische taalgebruik. De taalkundige analyse van een juridische tekst gebeurt natuurlijk niet altijd op het niveau van tweetaligheid. Er is dan ook tot nu toe veel meer onderzoek verricht op het gebied van eentalige rechtteksten dan op het gebied van tweetalige rechtteksten. Maar juist een vergelijkende analyse lijkt zeer nuttig te zijn voor het formuleren van vertaalstrategieën voor het vertalen van zulke teksten. Omdat dit onderzoek gericht is op het vergelijken van twee- of meertalige communicatie (bij het vertalen), zal dit onderzoeksterrein niet achterwege blijven. “Die Rechtstexte sind Produkt fachintern geltender kulturgebundener Kommunikationsregeln. Diese können nicht einfach von einem Rechtskreis auf den anderen übertragen werden. Institutionelle und kulturelle Verständigungsbedingungen und Zwecke sind vielmehr grundlegend zu reflektieren.“ (Luttermann, 1999:52) Rechtslinguïstiek maakt als een interdisciplinaire discipline in bredere zin ook gebruik van andere wetenschappen. Te denken valt in dit verband aan politieke wetenschap, sociologie, filosofie, cultuurwetenschap en antropologie. In dit onderzoek zullen we het onderzoeksterrein ook vanuit een tussengebied van de recht- en taalwetenschap behandelen, namelijk het handelsrecht. Zoals reeds in de probleemstelling aangegeven, zullen we dit tussengebied vanuit verschillende taalkundige hoeken onder de loep nemen. We zullen ons richten op het perspectief van de semantiek, pragmatiek, tekstlin38
guïstiek en vertaalwetenschap. Een veronderstelling bij het vertalen van juridische teksten van een bepaalde juridische wereld naar een rechtstaal van een andere juridische wereld is de cultuurgebonden taal- en zaakkennis. Het onderwerp van het juridisch vertalen wordt binnen de rechtslinguïstische werken door sommigen nog vanuit een ander perspectief behandeld, namelijk het perspectief van de rechtsvergelijking. Dit gebeurt in de Nederlandstalige landen vooral door G.-R. de Groot (1987:17). Aan de hand van voorbeelden van begrippen uit het burgerlijk recht laat hij de systeemgebondenheid van deze begrippen in diverse talen zien, maar ook de structurele verschillen van de desbetreffende rechtssystemen. De basis van het vertalen van juridische terminologie van twee talen (en twee rechtssystemen) ziet hij in het vergelijken van de rechtssystemen van de bron- en doeltaal. Het vertalen komt volgens hem op hetzelfde neer als op rechtsvergelijken. Maar omdat we het juridisch vertalen vanuit de taalkundige hoek analyseren, zijn we van mening dat het vertaalproces meer omvat dan „alleen‟ het rechtsvergelijken. Het uitvoeren van een taalkundige analyse is een onafscheidbaar onderdeel van dit proces. Het taalgebruik gebonden aan een land dient te worden onderzocht en overgedragen naar een ander taalgebruik, waarbij de functie en de boodschap dezelfde moet blijven. Daarbij is het vaak ook nog zo dat het juridische taalgebruik polyseem is en dat maakt de overdracht nog moeilijker. Verder mogen we niet vergeten dat de betrokken talen meestal ook een andere linguïstische en grammaticale structuur hebben. Daarnaast ligt de structuur van bepaalde concrete juridische documenten vaak vast en dient deze door een goede vertaler te worden gehandhaafd, terwijl de structuur van het document in de brontaal verschillend kan zijn. De vertaler zal rekening moeten houden met de recipiënten van de toekomstige vertaling en met hun verwachtingen. Zulke kennis zou niet te verkrijgen zijn, als we alleen de verschillende rechtssystemen zouden vergelijken. Met een taalkundige analyse kunnen we dus ook een taal– en tekstanalyse op een contrastieve manier uitvoeren, waardoor we tot betere resultaten kunnen komen bij het vertalen van juridische teksten, doordat we meer te weten kunnen komen over bepaalde tekstuele kenmerken van zowel de brontaal als ook van de doeltaal.
3.2
Taalwetenschap – classificatie rechtsteksten
Om de rechtsteksten en de vertalingen ervan te kunnen analyseren, moeten we eerst een classificatie van de rechtstaal maken. Daarbij bedienen we ons van algemene bevin-
39
dingen van de taalwetenschap.2 We merken echter op dat verschillende auteurs de rechtstaal op diverse manieren definiëren. Er zal aandacht worden besteed aan het afbakenen van de rechtstaal ten opzichte van de algemene taal en van andere vaktalen. Vervolgens zullen we de kenmerken en eigenschappen van de rechtstaal beschrijven. Aan de hand van een paar verschillende definities van de rechtstaal proberen we aan te tonen dat de rechtstaal en de inhoud ervan in verschillende taalkundige tradities op uiteenlopende manieren worden geïnterpreteerd. Knapp (1988) definieert de rechtstaal als een onderdeel van de standaardtaal. Het is een vaktaal waarmee rechtsteksten uitgedrukt en overgedragen worden. Naast de standaardrechtstaal spreekt hij ook over verschillende juridische jargons gekoppeld aan diverse juridische beroepen (bijv. van rechters). Tomášek (2003) bekijkt de rechtstaal vanuit het perspectief van de functie ervan. Zo is de rechtstaal voor hem een communicatiemiddel in het kader van het recht als een normatief systeem. Vanuit het oogpunt van een systeem is de rechtstaal onderdeel van elke standaardtaal, vanuit het oogpunt van de inhoud is de rechtstaal een systeem van tekens, waarbij afzonderlijke woorden (juridische termen), woordverbindingen (vaste uitdrukkingen), taalsjablonen of hele zinnen als afzonderlijke tekens worden beschouwd. Tomášek sluit hierdoor duidelijk op de het gedachtengoed van De Saussure aan die het talige teken (“signe linguistique”) als een mentale en fysiologische eenheid zag die door het articuleren geproduceerd wordt (het teken construeert het betekende). De Saussure formuleert het als volgt: ”Jazykový znak nesjednocuje vëc a jméno, ale pojem a akustický obraz. Akustický obraz není materiální zvuk, nëco čistë fyzického, ale psychický otisk tohoto zvuku, reprezentace, o které nám poskytují svëdectví naše smysly; je smyslový, a nazveme-li ho tu a tam „materiálním“, pak jen v tomto smyslu a v protikladu k druhému termínu této asociace, pojmu, jenž je obecnë abstraktnëjší.“ (De Saussure 1996:96) [Het teken uit de taal verenigt niet een naam en een ding, maar een begrip en een akoestisch beeld. Het akoestische beeld is geen materieel geluid, iets puur fysieks, maar een psychische afdruk van dit geluid, een representatie waarvan onze zintuigen ons een getuigenis verschaffen; het heeft een zintuigkarakter, en als we het hier en daar “materieel” noemen, dan alleen in deze zin en in tegenstelling tot de andere term van deze associatie, het begrip, dat algemeen abstracter is. ]
2
Zoals genoteerd in bijv. Knittlová 2000:121-131, in Gerits 1999:8-12 of Termorshuizen-Arts 2003:30 40
De rechtstaal wordt als een communicatiemiddel toegepast en wel door middel van juridische uitingen als een concrete realisatie van de rechtstaal. Een juridische uiting kan in de gesproken of geschreven vorm plaatsvinden. Zonder een dergelijke realisatie in juridische uitingen beschouwt Tomášek de rechtstaal als een onderdeel van een systeem van tekens van elke taal, als een vakgebonden subsysteem ervan. Sommige wetenschappers3 stellen zich de vraag of we alle talige uitingen die met het recht of juristen samenhangen in één en hetzelfde subsysteem van de rechtstaal kunnen onderbrengen of dat er ook nog andere subsystemen van de volkstaal bestaan die juridische verschijnselen beschrijven en tegelijkertijd een middel van deze niveaus van de juridische communicatie representeren en zo ja in wat voor een verhouding staan deze ten opzichte van de rechtstaal? Nico Alexander Florijn definieert de rechtstaal als volgt: ”De rechtstaal is geen aparte taal of afzonderlijk dialect in de gebruikelijke zin. Ik zou het een register willen noemen, een taalvariant die afhangt van de sociale rol van de spreker op het moment van uiting en van de onmiddellijke situatie waarin de uiting plaatsvindt.” Volgens Florijn valt hier te denken aan bijvoorbeeld de taal van een advocaat die een klant verdedigt tegenover de eisende partij voor de rechter. “Het register wordt gekarakteriseerd door ‘registerkenmerken’, taalkundige fenomenen die het register op een structurele manier onderscheiden van gewoon taalgebruik.“ in: Recht en vertalen II, 1993:6) Net als Florijn zijn ook vele anderen van mening dat de rechtstaal verder onderverdeeld moet worden. Wroblewski (1986:35-43) maakt onderscheid tussen één rechtstaal en drie juridische talen. De rechtstaal is voor hem de taal waarin wetten zijn geschreven. Bij de drie juridische talen horen dan de: 1) De taaluitingen van rechters 2) Juristen 3) Wetenschappers Wroblewski maakt dus een onderverdeling op basis van de auteur van de juridische taaluiting. De onderverdeling kan natuurlijk ook op grond van andere criteria gemaakt worden. Otto (1981:51) ziet hierin de bron, de inhoud en het informatiedoel. Hij trekt 3
Hlouch 2008:45, Knapp 2003:189-190 41
deze lijn door en onderscheidt de taal van de wet, van arresten en uitspraken, van wetenschappelijke adviezen en verhandelingen, van het ambtelijke verkeer en van het bestuursjargon.4 Florijn ziet in diverse retorische situaties verschillen in de gebruikte rechtstaal. Hij spreekt over verschillende deelnemers bijvoorbeeld bij een rechtszitting. Die verschillende deelnemers (rechter, advocaat, officier van justitie, tolk, getuige, verdachte, …) vervullen allen weer verschillende rollen en hebben verschillende rechten en plichten. Hij noemt de volgende varianten van retorische situaties: 1) 2) 3) 4) 5) 6)
wetgevervariant variant van lagere, decentrale regelgevers bestuurlijke variant rechterlijke variant variant van het juridische advies rechtwetenschappelijke variant.
We zijn het met Florijn eens en willen zijn gedachte in dezelfde lijn doorzetten. De keuze van taalmiddelen die worden gebruikt in bepaalde retorische situaties is afhankelijk van zowel subjectieve als objectieve factoren. Bij de subjectieve factoren, die invloed hebben op de keuze van taalmiddelen, horen bijvoorbeeld het opleidingsniveau van de spreker, zijn/haar leeftijd en de diepte van zijn/haar taalgevoel. Bij de objectieve factoren horen onder andere vastheid van gestandaardiseerde uitingen in bepaalde vakkundige contexten (incl. de juridische context) en het taalsysteem zelf. Het verschil in de keuze van taalmiddelen van een taalsysteem vereist dan ook een stratificatie5 van taal volgens de vakgebieden die een dergelijke keuze beïnvloeden. De stratificatie van taal in subsystemen hoort vooral dankzij de Praagse linguïstische kring tot de veel bediscussieerde kwesties in de taalkunde. De leer van de vakkundige subsystemen is een zelfstandig taalkundig vak geworden dat traditioneel de stilistiek wordt genoemd. De termen stijl en subsysteem zijn echter niet 4
Florijn is het met de hierboven genoemde onderverdelingen niet eens. Hij vindt dat deze “grotendeels stoelen op algemene juridische intuïtie.” Hij ziet de rechtstaal als een register en spreekt over de onderlinge talige afhankelijkheid van rechtstaalgebruikers in bepaalde communicatieve situaties. 5
Deze benaming voor de verdeling van taal is o.a. door de Praagse linguïstische kring gebruikt. Bekend is met name het stratificatiemodel van taal opgesteld door Bohumil Trnka. Traditioneel wordt taal in de standaardtaal, sociolecten (sociaal) en dialecten (regionaal), c.q. interdialecten verdeeld. Zie bijvoorbeeld Havránek, B.: Úkoly spisovného jazyka a jeho kultura. In: Havránek, B., Weingart, M. (ed.) Spisovná čeština a jazyková kultura. Praha, 1932, p. 14-84. 42
inwisselbaar. Het juridische subsysteem van elke taal is een historisch gevormde en door de maatschappij aanvaarde vorm binnen het systeem van de nationale taal. Het juridische subsysteem beschikt over een hoeveelheid van bijzondere uitdrukkingsmiddelen en systeemkenmerken. Het deelt samen met andere vakkundige subsystemen van de desbetreffende taal de meeste uitdrukkingsstructuren. De juridische stijl is gebaseerd op de keuze van taalmiddelen en op de indeling ervan. De stijl van een tekst wordt bepaald door de bewuste keuzes van een bepaalde spreker. Elke boodschap kan op diverse manieren in een tekst gestructureerd worden. Toch heeft de juridische stijl tot een bepaald niveau een eenheidsvorm met een vaste grammatica en woordenschat. Hoewel in de Tsjechische taalkundige traditie de term (juridische) „stijl‟ gebruikelijker is, zullen we in dit onderzoek vooral de term „rechtstaal‟ (juridische taal) gebruiken. De reden hiervoor is het feit dat in de Nederlandstalige en Duitstalige wetenschappelijke literatuur van dit vakgebied de termen „rechtstaal‟ (ofwel juridische taal) en „Rechtssprache‟ zó ingeburgerd zijn dat een andere benaming verwarrend zou kunnen overkomen. Daarnaast zijn we van mening dat de termen „juridische stijl‟ en „juridische taal‟ („rechtstaal‟) in dit verband inhoudelijk inwisselbaar zijn. De term „juridische stijl‟ zullen we gebruiken in geval van het bespreken van of aansluiten op bronnen van de Tsjechische taalkundige vakliteratuur, waarin uitsluitend deze term voorkomt. De stilistiek houdt zich onder andere ook bezig met het karakteriseren en classificeren van vakteksten. Omdat de teksten van ons onderzoek zeker bij dit soort teksten horen, zullen we hierop dieper ingaan. Bohuslav Havránek, een ander lid van de Praagse linguïstische kring, begrijpt de vaktaal (zie schema) als één van de vier functionele stijlen van de taal, waarin het proces van de menselijke communicatie bestaat6: 1) Communicatieve stijl (dagelijkse gewone communicatie) 2) Vakkundig praktische stijl (communicatie in arbeidsproces en openbaar contact) 3) Wetenschappelijk theoretische stijl (communicatie in wetenschappelijk onderzoeksgebied) 4) Esthetische stijl (taal van de poëzie en proza)
6
Taaluitingen kunnen we met name aan de hand van inhoud en doel in enkele groepen (stijlen) verdelen. Voor elke van deze stijlen zijn bepaalde specifieke kenmerken en taalmiddelen typisch. Hierdoor worden diverse stijlniveaus gecreëerd (spreektaal, vaktaal en derg.). Daarnaast worden ook neutrale middelen gebruikt. 43
Net als de andere leden van de Praagse linguïstische kring houdt Havránek zich vooral vanuit het perspectief van de functionaliteit van de structuur van het taalsysteem ermee bezig. Dit perspectief is als een van de weinige zinvolle voor het onderscheiden van specifieke groepen binnen een taal. In het schema is de vaktaal omvat in punten b) en c). Interessant is, dat Havránek de vaktaal duidelijk als een onderdeel van de algemene taal ziet (zie de classificatie in de categorie taal van mededelingen). Hiermee uitte Havránek reeds in de jaren dertig van de 20steeeuw de opvatting dat alle taalvariaties van een taalsysteem met elkaar verbonden zijn.7 Deze mening begon in Duitsland op het onderzoeksgebied van de vaktaal bijvoorbeeld pas in de jaren zeventig officieel door te breken. De vakkundige stijl is in elke taal een centrale functionele stijl. Deze stijl wordt vooral gekenmerkt door het gebruik van vakkundige benamingen - termen. Net als elke andere functionele stijl heeft ook de juridische functionele stijl de volgende twee belangrijkste bestanddelen: a)
Bestanddeel van de algemene grammaticale basis (woordenschat en grammaticaal systeem van de standaardtaal)
b) Vakkundige terminologie (termen, taalsjablonen).
Tomášek definieert het juridische subsysteem als volgt:
7
Havránek publiceerde dit schema in 1932 in het artikel The functional differentiation of the standard language (Havránek 1932/1964). 44
“Právní subsystém lze tak s pomocí funkčnosti právního stylu definovat jako jazykový subsystém funkčnë vázaný na označování právních skutečností na základë doplňkové odborné kompetence v oblasti práva.” (Tomášek 2003:28) [Het juridische subsysteem kan dus met behulp van de functionaliteit van de juridische stijl gedefinieerd worden als een talig subsysteem dat functioneel gebonden is aan het aanduiden van juridische werkelijkheden op basis van een aanvullende vakkundige competentie op het gebied van recht.]
De functionele gebondenheid van het juridische subsysteem leidt in de juridische uitingen volgens Tomášek tot een aantal basiseisen gesteld aan de rechtstaal:
preciesheid van betekenis
eenduidigheid
kortheid
duidelijkheid
vastheid
geen expressiviteit
effectiviteit
formeelheid
3.2.1 Afbakening algemene taal – vaktaal – rechtstaal De relatie rechtstaal - algemene taal is uniek, omdat de wederzijdse beïnvloeding (doordringen van termen uit andere vaktalen) veel sterker is dan in de relatie tussen andere vaktalen en de algemene taal. Dit is gemakkelijk te verklaren door te beseffen dat alle menselijke en maatschappelijke activiteiten in principe door de wet worden geregeld. Er is dan ook geen sterk onderscheid tussen de woordenschat van de algemene taal en de uitsluitend tot de rechtstaal behorende woordenschat De rechtstaal beschikt over een perlocutionaire kracht, die door geen enkele andere vaktaal wordt geëvenaard. Vandaar dat de rechtstaal een bijzondere plaats onder de vaktalen inneemt.8
3.2.2 Het sociaalcommunicatief kader Het recht is een sociaal mechanisme dat in grote mate de basisstructuur en het dagelijkse leven van de maatschappij beïnvloedt. Juridische normen structureren en bakenen 8
In het subhoofdstuk over juridische taalhandelingen (§ 3.2.5) gaan we hierop dieper in. 45
vooral de grenzen van de sociale wereld af. Niet alleen dat het recht het sociale leven beïnvloedt, maar het is ook altijd het product van dit leven en het ontstaat als resultaat van algemenere niveaus van de sociale communicatie. De betekenis en inhoud van juridische normen bepalen concrete sociale feitelijkheden. Om beter te kunnen begrijpen hoe de rechtstaal in de werkelijkheid wordt gerealiseerd, moeten we dieper op de communicatieve context van het juridisch taalgebruik ingaan. Smedts (2007:26) onderscheidt drie criteria op basis waarvan we „vaktaal‟ kunnen afbakenen: 1) Taalgebruikers (door wie wordt de vaktaal gebruikt?) 2) Onderwerp (wat wordt er met de vaktaal uitgedrukt?) 3) Communicatieve situatie (waar en wanneer wordt de vaktaal gebruikt?)
Bij de toepassing van deze driedeling op de rechtstaal stelt Smedts vast dat twee van deze criteria met moeite gebruikt kunnen worden bij de rechtstaal. Ten eerste is het onderwerp van het juridische taalgebruik niet eenvoudig te typeren. In tegenstelling tot andere vaktalen spreekt de rechtstaal over een niet-afgebakend breed spectrum dat allerlei feitelijkheden beschrijft. “*…+ rechtstaal moet met een gespecialiseerd jargon over een heel breed veld van onderwerpen kunnen spreken en dat maakt de taal automatisch complex.” (Smedts 2007:26) Ook het derde criterium, de communicatieve situatie, is niet eenvoudig te omschrijven. Andere vaktalen worden met name door desbetreffende vakspecialisten gebruikt en worden om die reden alleen binnen de vakinterne communicatie gehandhaafd. De juridische vaktaal echter wordt zeker niet uitsluitend door rechtsbeoefenaars gebruikt. De rechtstaal richt zich tot elke burger en wordt dus behalve door rechtsspecialisten ook door absolute leken (vakextern) toegepast (Smedts 2007:27). Het communicatieve kader waarbinnen een juridische uiting tot stand wordt gebracht kan dus nogal variëren en is ook van de fysieke context afhankelijk. We spreken dan ook anders, als we voor de rechter staan of wanneer we iets in de winkel kopen. Toch zouden we beide situationele contexten als juridische handelingen kunnen typeren. De drie hierboven genoemde criteria, die Smedts onderscheidt, vinden we ook bij Gerits terug (Gerits, 1999). Gerits karakteriseert de juridische communicatieve situatie op basis
46
van het volgende schema9: aan de ene kant hebben we een zender (afhankelijk van de fysieke context een spreker ofwel schrijver) die een boodschap zendt binnen een bepaalde fysieke context en door middel van een code (de rechtstaal) aan een ontvanger (afhankelijk van de fysieke context een luisteraar of een lezer). De fysieke context is niet de enige factor die invloed heeft op het juridische taalgebruik van de betrokkene. Er is zeker ook duidelijk sprake van een psychische context. Iemand die als getuige voor de rechter spreekt, voelt zich logischerwijs anders dan iemand die in de hoedanigheid van een beschuldigde door de rechter wordt ondervraagd.
ZENDER= SPREKER /
ONTVANGER= BOODSCHAP
SCHRIJVER
LUISTERAAR/ LEZER
Gerits stelt vast dat: “*…+ de rechtstaal een taalvariìteit is, een variant van de algemene taal. *…+ de rechtstaal onderscheidt zich van de algemene taal door een aantal terminologische, semantische, syntactische en tekststructurele aspecten.” (Gerits 1999:7) Omdat eigenlijk iedereen de ontvanger van een juridische boodschap kan zijn en niet alleen mensen met een juridische opleiding, zouden juridische boodschappen ook voor gewone burgers begrijpelijk moeten zijn. In de praktijk is dat vaak anders. Wetgevers streven in het algemeen naar een hoge mate aan duidelijkheid en bedienen zich daarbij dikwijls van voor juridische leken ontoegankelijke taal. Op de algemene geldende ontoegankelijkheid van de rechtstaal zullen we in het gedeelte over de kenmerken en eigenschappen van de rechtstaal (§3.2.4) ingaan. Frappant is dat deze ontoegankelijkheid door sommige wetenschappers zelfs als een typische eigenschap van de rechtstaal wordt beschouwd.
9
Schema in vereenvoudigde vorm overgenomen van Gerits 1999:7. 47
3.2.3 Functies van juridisch taalgebruik Voordat we de typische kenmerken en eigenschappen van het juridische taalgebruik zullen beschrijven, houden we ons eerst nog bezig met de functie die (rechts)taal in elke samenleving vervult. Deze functie hangt nauw samen met het perlocutionaire karakter van juridische uitingen. De meest algemene en belangrijkste functie van taal is de communicatieve functie. Gezien het feit dat begrip van de betekenis van de gecommuniceerde boodschap het doel van elk communicatieproces is, benadrukken we in het kader van een brede opvatting van de communicatieve functie de meest cruciale van al de deelfuncties van taal, de verstaanbaarheidfunctie. Daarbij mogen we niet vergeten dat om überhaupt in een taal te kunnen communiceren (d.w.z. bepaalde tekens te gebruiken volgens bepaalde regels), we het aanduidende proces van de wereld om ons heen niet uit het oog mogen verliezen. Zonder dit zouden er namelijk geen tekens kunnen ontstaan, waaruit elke taal is opgebouwd. Indien we door middel van een taalsysteem in staat zijn om de buitentalige feitelijkheden een naam te geven en we taal als een code definiëren, die de ontvanger moet beheersen om de betekenis van de boodschap te kunnen reconstrueren, dan verdient taal een sleutelrol niet alleen in het proces van communicatie maar ook in het proces van de menselijke cognitie op zich. Om die reden is de cognitieve functie een even zo belangrijke functie van taal. De rechtstaal wordt vooral door zijn strikte doelgerichtheid gekarakteriseerd. De functie daarvan is het bemiddelen van juridische normen en andere juridische uitingen. Het karakter van deze medegedeelde feitelijkheden bepaalt dan tot hoge mate juist de karakteristieke kenmerken van de stijl van juridische uitingen. De functionele dimensie van de rechtstaal kan in het algemeen worden teruggevoerd op de functionele dimensie van de communicatie an sich: het is dus de functie van de rechtstaal om juridische informatie mede te delen, om te functioneren als een communicatief kanaal tussen communicerende subjecten in een juridische gemeenschap. In de relatie tot het recht als een maatschappelijk verschijnsel heeft de rechtstaal niet alleen een beschrijvende functie maar ook een constituerende functie, want het is juist de taal die het uitdrukkingsniveau van het recht vormt. De hierboven genoemde opsomming van concrete functies van het menselijk taalgebruik, steunende op de algemene taalwetenschap (Hlouch 2008:36-37), proberen we in een modelopomming voor de rechtstaal te concretiseren. Deze concretisering gaat uit
48
van beschikbare theoretische bronnen10 van de tegenwoordige taal- en rechtswetenschap. 1) Aanduidende functie – deze functie vloeit voort uit het algemene principe van de semiose, d.w.z. het aanduiden van reële of virtuele objecten door middel van tekens. De rechtstaal duidt door middel van zijn vakkundige terminologie juridische begrippen aan, waardoor we begripseigenschappen kunnen abstraheren van afzonderlijke juridische relaties, principes, rechten en verplichtingen en andere juridische entiteiten van een rechtssysteem. 2) Uitdrukkende functie (terminologische) – deze functie is een logisch vervolg van de aanduidende functie. Een belangrijk middel voor de totstandkoming van deze functie is de stabiliteit van juridische termen die een taalzekerheid creëren voor de communicerende subjecten. 3) Referentiële functie (bemiddelende) – zonder rechtstaal zou het niet mogelijk zijn om menselijke gedachten binnen een juridisch communicatief kader mede te delen aan andere subjecten in een communicatieve gemeenschap, en ook het begrijpen van deze gedachten zou zonder rechtstaal onmogelijk zijn. In dit opzicht is de polysemie van de uitdrukkingen ervan een interessant probleem van de bemiddelende functie van (rechts)taal. 4) Performatieve functie – in deze functionele categorie hoort het functioneren van taal als een middel voor het creëren van maatschappelijke werkelijkheid in relatie tot de theorie van taalhandelingen. Deze vaardigheid heeft taal op het niveau van een concrete taaluiting van de rechtstaal (parole), niet als een subsysteem van de standaardtaal. 5) Discursieve functie – vanuit het perspectief van de interpretatie en institutionele toepassing van het recht is deze functie van de rechtstaal zeer belangrijk. De rechtstaal vormt de omgeving waarbinnen het juridisch discours zich afspeelt. De rechtstaal is daarom een drager van juridische argumentatierede, die gerealiseerd wordt binnen het kader en volgens de regels ervan en bij gebruikmaking van zijn uitdrukkingsmiddelen. De rechtstaal determineert dus het juridische discours als een communicatie- en argumentatiemodel van de juridische communicatie.
10
O.a. Gerits, 1999 en Tomášek, 2003 49
Gerits (1999:25-32) kijkt tegen de rechtstaal aan vanuit het gezichtspunt van de ordenende functie die de rechtstaal binnen de maatschappij voor haar burgers uitoefent. Hij onderstreept de bijzondere rol van taal in het algemeen en stelt dat de maatschappij zonder taal niet zou kunnen functioneren. Om die reden bestudeert Gerits de rechtstaal met betrekking tot de sociale functie die zij vervult en hoe deze functie door middel van taalgebruik tot stand wordt gebracht. Daarbij gaat het uitdrukkelijk om taalgebruik dat invloed heeft op deze hele maatschappij en niet beperkt is tot een individu. In zijn classificatie onderscheidt Gerits zes concrete functies van de (rechts)taal. 1) Creërende functie 2) Conserverende functie 3) Stabiliserende (solidariserende) functie 4) Reflecterende (renoverende) functie 5) Socialiserende functie 6) Manipulerende (indoctrinerende) functie Ad 1) De creërende functie is vergelijkbaar met de constituerende functie van taal waarover we reeds hierboven hebben gesproken. De taal creëert de benamingen voor de werkelijkheid. Om over nieuw ontstane juridische begrippen te kunnen communiceren, moeten eerst nieuwe juridische termen door de taal worden gecreëerd. Ook institutionele veranderingen moeten noodzakelijkerwijs door de rechtstaal gereflecteerd worden. Het creëren van nieuwe benamingen gaat uiteraard gepaard met het verdwijnen van niet meer actief gebruikte benamingen. Ad 2) Gerits ziet de conserverende functie als de meest belangrijke functie van taal überhaupt. Door taal blijven menselijke kennis en ervaring bewaard. Het is dan ook vooral de taak van de geschreven taal om feiten, afspraken, rechten en plichten vast te leggen en die zodoende te conserveren. Daarom gaan we naar de notaris om een akte te laten opstellen, een statutenwijziging te laten uitvoeren of een bijvoorbeeld een vennootschapsovereenkomst te sluiten. Ook alle wetten worden door de wetgever schriftelijk opgesteld. Wegens de conserverende functie van de rechtstaal kunnen we ook te allen tijde geschreven rechtsteksten raadplegen. Ad 3) Met de stabiliserende (solidariserende) functie bedoelt Gerits het versterken van een bepaald gemeenschapsgevoel door taalgebruik. De taal werkt stabiliserend door uitingen waarin men beroep doet op een bepaald idee of een bepaalde ideologie.
50
Ad 4) De reflecterende (renoverende) functie is vergelijkbaar met de referentiële (bemiddelende) functie zoals deze hierboven is geschetst. Mensen kunnen alleen via taal denken en hun gedachten communiceren (reflecterende functie). En als inzichten en ervaringen vernieuwd worden, is de taal weer het instrument om dit uit te drukken (renoverende functie). Vanzelfsprekend is dit ook voor de rechtstaal van toepassing: “Als concepten maar pas en vorm krijgen in taal, dan geldt dat natuurlijk ook voor juridische concepten. De evolutie in het denken over het recht wordt weerspiegeld in een verandering en evolutie van de gebruikte taal.” (Gerits 1999:29) Ad 5) De socialiserende functie is duidelijk terug te vinden in sommige wetsteksten en verordeningen. Door het opstellen van wetten oefent de overheid een socialiserende functie ten opzichte van de maatschappij uit. In wetten zijn bepaalde regels vastgesteld waaraan de leden van de maatschappij zich dienen te houden. Een overtreding van een wet impliceert ook het krijgen van een straf. Ad 6) De manipulerende (indoctrinerende) functie lijkt een beetje op de hierboven genoemde performatieve functie, maar is minder concreet. Gerits spreekt vooral met betrekking tot de politiek en politieke uitingen over deze functie. Met een specifiek taalgebruik doelt men op het bereiken van een bepaalde overtuiging en gedrag van een doelpubliek. Men verzwijgt bewust bepaalde feiten en verbergt de eigenlijke bedoeling om de publieke opinie te manipuleren. In de rechtswereld wordt de manipulerende functie van de rechtstaal vooral door advocaten gemanifesteerd. Twee advocaten die in een zaak verschillende partijen verdedigen, stellen feiten en de werkelijkheid uiteenlopend voor en doelen door een bewust taalgebruik op een reactie van de betrokkenen, waaronder bijvoorbeeld de tegenpartij, getuigen en de rechter. We gaan hierop nader in in het subhoofdstuk gewijd aan taalhandelingen in de juridische communicatie (§3.2.5). Over Tomášek‟s opvattingen met betrekking tot het functionele karakter van de rechtstaal hebben we reeds enkele woorden geschreven in de context van zijn definitie van het juridische subsysteem. Zijn indeling van de functies van de rechtstaal verdient echter meer ruimte. Tomášek (2003:16-18) benadrukt de twee belangrijkste functies van de rechtstaal, de descriptieve en de prescriptieve functie. Door het toepassen van deze functies wordt ook de structuur van de rechtsteksten beïnvloed. De prescriptieve functie van de rechtstaal wordt uitgedrukt in normen die een verplicht gedrag voor leden van een bepaalde gemeenschap vaststellen. Tomášek houdt zich in deze samenhang met het recht van de EG samen en onderscheidt onder de prescriptieve
51
functie vijf niveaus van de rechtstaal van de EG. We vatten zijn indeling generaliserend op en passen deze op de rechtstaal in het algemeen toe:
taal van de primaire rechtsbronnen
taal van de jurisprudentie
taal van de secondaire rechtsbronnen
taal van de toepassing van het recht
De descriptieve functie van de rechtstaal definieert in de rechtstaal expliciet of impliciet de mededelingen van juridische uitingen. De prescriptieve functie wordt dus, zoals hierboven geschetst, op een descriptieve manier vastgesteld. Vaak vervult de descriptie direct ook de functie van de prescriptie van een bepaalde juridische tekst. In dit proefschrift concentreren we ons aan de ene kant vooral op het onderzoeken van teksten van de secondaire rechtsbronnen van de EU (verordeningen, richtlijnen en beslissingen) en aan de andere kant juridische teksten waarin de nationale wetgeving wordt toegepast (oprichtingsaktes, uittreksels uit het handelsregister en dergelijke), dus de teksten die we in de laatste categorie hebben toegedeeld. Voor het kiezen van een goede vertaalstrategie is het nodig om de functie van de te vertalen tekst goed te interpreteren en te kunnen overdragen. Daarbij spelen ook de specifieke kenmerken en eigenschappen van de rechtstaal een belangrijke rol. In het volgende subhoofdstuk houden we ons dus nauwkeurig bezig met het beschrijven van de typische kenmerken en eigenschappen van de rechtstaal. De beschrijving zal zich niet beperken tot het semantische niveau maar omvat ook het syntactische en stilistische niveau van de rechtstaal en het niveau van de taalhandelingen binnen juridisch taalgebruik.
3.2.4 Kenmerken en eigenschappen juridisch taalgebruik In de vorige (sub)hoofdstukken hebben we de rechtstaal geclassificeerd als een functioneel gebonden subsysteem van de algemene taal en we hebben de rechtstaal ook van andere vaktalen afgebakend. Vervolgens beschreven we het communicatieve kader waarbinnen een juridische uiting tot stand wordt gebracht. Daarna hebben we naar de rechtstaal gekeken vanuit het perspectief van de Tsjechische stilistische traditie en we hebben verschillende functies van het juridische taalgebruik in kaart gebracht.
52
In dit subhoofdstuk concentreren we ons op het beschrijven van de kenmerken en eigenschappen van de rechtstaal. De rechtstaal is een platform, waarop het recht wordt gecreëerd, gecommuniceerd en toegepast. Dit gebeurt door middel van juridische uitingen welke op verschillende semantische niveaus van de juridische communicatie een belangrijke uitdrukkingskant van het recht vormen. Op het niveau van de toepassing van het recht vormt de rechtstaal een omgeving, waarin juridische argumenten ontstaan, uitgedrukt door juridische interpreterende uitingen. De basiseenheid voor interpretatie van de rechtstaal wordt gevormd door juridische begrippen die uitgedrukt worden door rechtstermen. Vanuit het semantische zichtpunt stellen de rechtsbegrippen iets van een “verdichting van de betekenis” van een bepaalde juridische zin voor die op basis van interpretatie van een juridisch begrip gereconstrueerd kan worden. Een typische eigenschap van de rechtstaal (met name voor de juridische terminologie) is de onbepaaldheid welke logischerwijze de dichtheid van het betekenisveld van juridische uitingen uitsluit. Bij de interpretatie van juridische uitingen is het nodig om van het betekenisveld ervan de betekenis af te leiden voor een concrete ondergeschikte feitelijkheid (Hlouch, 2008:59). Bij de typische kenmerken van de rechtstaal hoort zeker de manier waarop juridische termen worden gebruikt en hoe deze worden toegepast. Termen11 dienen precies (een juiste rechtsterm moet worden gekozen voor een designaat) en duidelijk (zodat het niet kan leiden tot een verwisseling en misverstand) te worden gebruikt (Hlouch, 2008:55). In de inleiding (pagina 9) hebben we ons standpunt uitgedrukt dat het onvoldoende diepgang en informatie zou bieden om de rechtstaal uitsluitend op het niveau van de woordenschat te beschrijven en analyseren. Dat was wel de manier waarop men op het gebied van rechtstaal in het verleden te werk ging. We proberen derhalve de rechtstaal op diverse niveaus te onderzoeken. De verdeling in dit subhoofdstuk omvat het lexicale, syntactische, tekstlinguïstische niveau en het niveau van taalhandelingen. In de vorige hoofdstukken hebben we reeds de stilistische en functionele niveaus van juridische teksten in kaart gebracht.
a) Lexicaal niveau “Lange tijd werd het onderscheid tussen de algemene taal en de rechtstaal louter aangezien als een lexicale kwestie. De juridische vaktaal bezit een vocabularium van 11
In het aansluitende hoofdstuk over terminologie zullen we ons gedetailleerd met de basisbegrippen, methoden en toepassingsgebieden van de moderne terminologieleer bezighouden. 53
termen die in de algemene taal niet voorkomen en dus aan leken uitgelegd moeten worden.” (Gerits, 1999:8) Structureel onderscheidt zich de rechtstaal niet of nauwelijks van de algemene taal of van andere vaktalen. Een uitzondering bestaat weliswaar in het gebruik van interjecties die in het juridische taalgebruik nauwelijks gebruikt worden. De grammaticale regels zijn niet afwijkend en ook de syntactische uitrusting is in grote mate gemeenschappelijk met die van de algemene taal. De basiseenheden van de rechtstaal zijn woorden, de hogere eenheden zijn zinnen. Meerdere op elkaar volgende zinnen vormen een contextueel zingevend geheel, een juridische tekst. Het belangrijkste gebied van de juridische woordenschat is het gebied van de juridische terminologie, omdat deze het meest typerende semantische veld van juridische betekenissen vormt. Daarom gaan we daar in het hierop volgende gedeelte dieper op in. Voordat we ons met de eigenschappen en kenmerken van de rechtstaal zullen bezighouden, definiëren we de basiseenheden waarmee we bij het onderzoek naar de juridische terminologie te maken krijgen en dat zijn de juridische begrippen (rechtsbegrippen) en de juridische termen (rechtstermen). Een rechtsbegrip kunnen we op twee manieren opvatten. Ten eerste als een basiseenheid van het juridische denken (hoe we de realiteit door het recht vormen en opvatten) en ten tweede als een basis denkobject van de juridische interpretatie. Vanuit het standpunt van de hermeneutische theorie12 van de juridische interpretatieleer is een rechtsbegrip eerder als een subjectieve denkeenheid of een niet uitgesproken voorstelling van de betekenis van een designaat op te vatten. Volgens de Duitse rechtsfiloloog Hatz (1963:49) is een rechtsbegrip “een aparte objectieve manifestatie van de geest van het recht”. De subjectieve kant wordt op zijn beurt door de doorzichtigheid van een rechtsbegrip voor de interpreterende persoon gecreëerd. De doorzichtigheid van een rechtsbegrip als een bron van een juridische betekenis dient gezien te worden in de context van zijn talige manifestatie, dus de uitdrukking van een bepaald rechtsbegrip. De rechtsbegrippen worden volgens hun extensie en intensie in bepaalde hiërarchische verhoudingen gestructureerd die vaak als een begrippenpiramide worden gemodelleerd. De voorstelling van een dergelijke structuur is o. a. daarop gebaseerd dat begrippen op lagere niveaus van de structuur in de begrippen van de hogere niveaus omvat zijn, resp. deze vormen hun begripskenmerken13. 12
Hatz, 1963, p. 49
13
In het aansluitende hoofdstuk over terminologie gaan we hierop gedetailleerder in. 54
Rechtstermen zijn de echte bouwstenen van de rechtstaal. De functie van rechtstermen is het aanduiden van rechtsbegrippen. Hatz vergelijkt rechtstermen met bruggen via welke de rechtstaal aan het bestaan van het recht deelneemt14. Op basis van de hermeneutische theorie is het onderscheid tussen een rechtsbegrip en een rechtsterm zinvol omdat de rechtsterm als de uitdrukkingsvorm van het rechtsbegrip in de positie van een object van interpretatie kan staan, terwijl het rechtsbegrip in de zin van de betekenis van de rechtsterm opgevat kan worden als het resultaat van de interpretatie. Theoretisch kunnen dus het rechtsbegrip (de juridische betekenis) en de rechtsterm in het hoofd van de interpreterende (subjectief) afgescheiden van elkaar bestaan. Echter zodat de juridische betekenis opgevangen en voorts gebruikt kan worden op het intersubjectieve niveau bij de uitwisseling van juridische informatie, hebben we juist de terminologische vorm nodig. In de praktijk wordt het onderscheid tussen het rechtsbegrip en de rechtsterm niet altijd correct gehandhaafd. Door leken worden rechtsbegrippen en rechtstermen vaak onjuist als synoniemen van elkaar gebruikt. Hoewel dit verwarrend kan zijn en tot misverstanden kan leiden, biedt de praktische eenheid van de rechtstaal en het juridisch denken toch vaak voldoende duidelijkheid en dat ook in situaties, waarbij iemand over rechtsbegrippen in de betekenis van rechtstermen en andersom praat. Er dient ook onderscheid tussen een rechtsterm en een juridische uitdrukking te worden gemaakt. Deze indeling is iets vager dan het duidelijke verschil tussen het rechtsbegrip en de rechtsterm. Niet elke juridische uitdrukking is tegelijkertijd ook een rechtsterm. Alleen zulke juridische uitdrukkingen die uit één of meerdere woorden bestaan en die voldoende stabiel en consistent zijn qua betekenis, worden als onderdeel van een vaste juridische terminologie beschouwd. Aan een (rechts)term worden er meerdere eisen gesteld waaraan deze dient te voldoen om een term te zijn. Hiermee bedoelen we o. a. preciesheid, eenduidigheid en vakkundige correctheid. Vaak zijn dit echter de ideale criteria die niet elke term vervult. Wat een rechtsterm verder van een gewone uitdrukking onderscheidt is vooral het feit dat deze juist en alleen de juridische betekenis van een desbetreffende uitdrukking uitdrukt, ook al gaat het om een uitdrukking die in de standaardtaal andere betekenissen heeft. Hlouch (2008:53) ziet het verschil tussen een juridische uitdrukking en een rechtsterm in het bredere betekenisveld van het woord “uitdrukking“ dat voor allerlei woordsoorten gebruikt kan worden (d.w.z. ook bijwoord, voegwoord, en derg.). in tegenstelling tot de rechtstermen die naar
14
Hatz, 1963, p. 79 55
zijn mening de uitdrukkingen van stabiele rechtsbegrippen zijn, d.i. meestal naamwoordelijke of werkwoordelijke uitdrukkingen. Vanzelfsprekend wordt de woordenschat van de rechtstaal niet alleen door juridische uitdrukkingen en rechtstermen gevormd. Juridische teksten omvatten zowel de specifieke vaktalige woordenschat als ook de “gewone” woordenschat van de standaardtaal maar ook de woordenschat van andere vaktalige subsystemen dan het juridische (economie, techniek, medicijnen, politiek). We kunnen dit als volgt weergeven:15
A
B
C
A) Onder de A kring valt de woordenschat die alleen in de standaardtaal wordt gebruikt (bescheidenheid, verdriet). C) Onder de C kring valt de woordenschat die alleen aan de rechtstaal eigen is (cassatie, vrijheidsstraf). B) Onder de B kring valt de woordenschat die zowel in de standaardtaal als ook in de rechtstaal wordt gebezigd. We verdelen deze laatste kring nog verder in B1 en B2: Onder B1 valt de woordenschat die gemeenschappelijk is voor de standaardtaal en de rechtstaal en welke tenminste gedeeltelijk een juridische betekenis heeft (overeenkomst, hof, boete). Onder B2 valt de woordenschat die neutraal is maar in juridische teksten wel gebruikt wordt (man, maand, regen). Voor ons onderzoek zijn de kringen B, C en B1 van belang en deze zullen we dan ook verder analyseren. De grenzen van de hierboven geschetste kringen zijn niet altijd strak afgebakend. Soms gebeurt het dat een woord dat initieel bij een categorie (kring) hoort een ontwikkeling meemaakt en naar een andere categorie verschuift. Dit heeft ermee te maken dat het recht nauw met ons dagelijkse leven is verbonden en het vaak woorden uit de standaardtaal overneemt. Zo kunnen alledaagse woorden soms in juridische ter15
Zie ook Tomášek, 2003:47-48. 56
men veranderen. Andere juridische termen blijven eeuwenlang onveranderd of verdwijnen juist volledig als termen van de juridische terminologie van een desbetreffende taal door de ontwikkeling van de taal en/of het rechtssysteem. De juridische terminologie is het resultaat van een eeuwenlange ontwikkeling. Dit hebben we ook in hoofdstuk 2.1 over de historische ontstaansgeschiedenis van de Tsjechische, Duitse en Nederlandse rechtstaal aangegeven. Het verschil tussen afzonderlijke juridische termen kunnen we ook aan de graad van de bekendheid en frequentie van het gebruik ervan zien. Sommige juridische termen zijn algemeen voor een breed lekenpubliek bekend, andere worden alleen door vakmensen, meestal met een juridische opleiding, geïsoleerd gebruikt. Termen kunnen uit één (koopovereenkomst) of meerdere woorden (rechtbank van eerste aanleg) bestaan. Vaste woordverbindingen, meestal verbanominale constructies16 zoals oordeel vellen, waarbij het werkwoord niet door een ander werkwoord vervangen kan worden, beschouwen we in dit onderzoek niet als termen. Taalkundig gezien zou ervoor kunnen worden gepleit om ook dit soort woordverbindingen als termen te beschouwen, omdat de juridische benaming juist in combinatie met de verbanominale constructie een zinvormende eenheid wordt, maar net als Tomášek (2003: 51-52) we kiezen voor het logische argument dat alleen een precieze benaming van een rechtsbegrip een term mag zijn. In tegenstelling tot rechtstermen definiëren vaste woordverbindingen geen juridische feitelijkheden, ze beschrijven deze slechts. De nog uitgebreidere vorm dan een vaste juridische uitdrukking vormen taalsjablonen die we kort in het begin van hoofdstuk 3.2 hebben genoemd (p. 39). De taalsjablonen kunnen we als een soort “vast toebehoren” van juridische uitingen zien. Ze bestaan altijd uit meerdere woorden maar omvatten vaak ook één hele zin: “De uitspraak is bij voorraad uitvoerbaar” of meerdere zinnen.17 De inhoudelijke mededeling staat bij de taalsjablonen lang niet altijd op de eerste plaats. De functie van de taalsjablonen in de 16
Vaste woordverbindingen bestaan meestal uit de combinatie van een term en een werkwoord dat geïmpliceerd wordt door de werking van de term op een werkwoord uit de woordenschat van de standaardtaal. Hierdoor kunnen termen ingedeeld worden in zinconstruerende processen en de gebruikte werkwoorden worden tegelijkertijd onderdeel van het juridische subsysteem. 17
De lengte van taalsjablonen kan zelfs tot een hele alinea tekst variëren, zie volgende aanhaling: „Dat het Uw Rechtbank moge behagen bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad gedaagde in conventie tevens eiser in reconventie in haar vordering niet ontvankelijk te verklaren, althans haar deze te ontzeggen als zijnde ongegrond, met veroordeling van eiser in reconventie in de kosten van het geding.” (Overgenomen van een te vertalen tekst, afkomstig van de Rechtbank te Zwolle, rolzitting d.d. 23-6-2010). 57
rechtstaal is veel meer op het illustreren en vormen qua stijl gericht. De taalsjablonen ontstaan als resultaat van taalgewoontes (als een soort automatisering van taal) en vaste processen in juridische procedures en vormen vaste conventies.18 Meestal hebben taalsjablonen ook een vaste plaats in een desbetreffende tekst. Zo wordt bijvoorbeeld de taalsjabloon De uitspraak is bij voorraad uitvoerbaar bijna altijd aan het eind van juridische teksten vermeldt. Indien men zich niet aan de vaste plaats in de tekst zou houden, zou de hele juridische mededeling verstoord kunnen worden of er zouden in ieder geval verwarring en stijlbreuk ontstaan. Sommige juridische taalsjablonen worden ook op meerdere plaatsen in de tekst herhaald. Ze scheppen eigenlijk zoiets als zelfstandige teksteenheden die vaak door andere taalsjablonen opgevolgd moeten worden. Bij het opstellen van juridische teksten zou men ervoor moeten zorgen dat juridische taalsjablonen niet overmatig en overbodig gebruikt worden. Dit gebeurt namelijk vaak uit een soort automatisme dat door sommige juristen wordt gehandhaafd en door anderen bekritiseerd wordt. Samenstellend kunnen we concluderen dat taalsjablonen in juridische teksten twee rollen vervullen: een functionele en een structurerende rol. Tomášek (2003:54) maakt in zijn classificatie een verdere onderverdeling van de functies van taalsjablonen. Hij deelt de taalsjablonen vanuit het zichtpunt van de structuur als volgt in:
lexicale sjablonen (woordverbindingen typisch door hun gestandaardiseerde gebruik: met een geldboete)
zinsjablonen (vaste zinnen of halve zinnen zoals: wordt veroordeeld tot een vrijheidsstraf)
constructiesjablonen (zinconstructies die een soort raamconstructie vormen, waarbij er slechts één vast kernelement is, de andere kunnen verschillen: In overeenstemming met art, lid....Wetb.)
en vanuit het zichtpunt van de functie (positie in de tekst) in:
inleidende taalsjablonen (aan het begin: Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.)
afsluitende taalsjablonen (sluiten een bepaald deel van de tekst af: Aldus getekend in tweevoud te...)
18
De juridische taalsjablonen zijn stabiel en niet onderhevig aan ontwikkelingen die hun structuur of inhoud zouden veranderen. 58
interne taalsjablonen (zorgen voor voortzetting en verband met voorafgaand deel: Onverminderd het bepaalde onder...)
“Jazykové šablony jsou v právním subsystému funkční a jsou jeho neterminologickou, neoddëlitelnou součástí. Smëřují ke stylové náležitosti, ale i k úspornosti a koneckonců i k intelektuálnosti právních projevů.” (Tomášek 2003: 54) [Taalsjablonen zijn in het juridische subsysteem functioneel en maken zijn niet-terminologische onafscheidbare onderdeel uit. Ze zijn op een correcte en gepaste stijl gericht maar ook op economisch taalgebruik en uiteindelijk ook op het intellectuele karakter van juridische uitingen.]
Al de zonet beschreven taal- en denkmiddelen van de rechtstaal worden niet alleen aan de hand van de afzonderlijke bouwelementen gekarakteriseerd, maar uiteraard ook aan de hand van het vertonen van bepaalde typische kenmerken van deze elementen. Opvallend is dat de typische en vaak bekritiseerde kenmerken van de rechtstaal vrijwel universeel zijn, d.w.z. dat ze van toepassing zijn op de meeste rechtstalen van diverse nationale talen, niet bijvoorbeeld alleen op het Nederlands. Dit bevestigt ook de opsomming van Mellinkoff die oorspronkelijk voor Engelse juridische teksten gold, maar door anderen is aangehaald, bijv. ter beschrijving van de Nederlandse rechtstaal en ook op de Duitse en Tsjechische rechtstaal van toepassing is. Mellinkoff stelt: “Juristen gebruiken vaak gewone woorden in ongewone betekenissen; juristen gebruiken veel Latijnse en andere vreemde woorden; de rechtstaal is doorspekt met archaïsmen, technische termen en jargon; de rechtstaal kent veel formele woorden, ze is formalistisch; juristen gebruiken bewust termen met zeer vage en vloeiende betekenis als ‘goede trouw’ of ‘openbare orde’; juristen vertonen anderzijds in hun taalgebruik, met name in wetten, overeenkomsten en dergelijke een streven naar overdreven precisie.” (Mellinkoff in Van den Bergh/Broekman 1979:13). Van den Bergh vult deze lijst aan met kenmerken die volgens hem typisch zijn voor de Nederlandse rechtstaal: “Men kan daar andere zaken aan toevoegen, die vooral in Nederland in de kritiek op de redactie van wetten vaak gehoord worden: lange zinnen, ingewikkelde zinsbouw, ongebruikelijke constructies, enz.” (Van den Bergh/Broekman 1979:13).
59
Als we de lexicale kenmerken kort samenvatten komen we tot de volgende reeks19:
archaïsche en verouderde woorden (formuleringen)
woorden van vreemde origine (Frans, Latijn)
woorden met andere betekenis dan in de standaardtaal (voorraad, verstek,...)
woorden met vage betekenis
rechtstermen
overheersende naamwoordelijke constructies (gesubstantiveerde infinitieven: Het ingebrekestellen, wat de teksten een abstract karakter verleent)
minder frequente verwijswoorden (dienaangaande, betreffende, onderhavige,...)
voorzetselopeenstapelingen (ten behoeve van, met behulp van, ...)
overprecisie bereikt door weinig verwijswoorden en veel volledige herhalingen
lange opsommingen
De genoemde kenmerken van de rechtstaal zorgen vaak voor onbegrijpelijkheid en een overdreven formele stijl. De rechtstaal is niet voor leken toegankelijk, terwijl de wetgeving juist voor alle burgers geschreven is en iedereen zekerheid en ondersteuning zou moeten bieden. Smedts (2007: 32) ziet de reden van de ongewenste elementen binnen de rechtstaal in een aantal factoren. Een groot deel van de wetgeving werd lang geleden opgesteld en dat zien we aan het taalgebruik terug. Omdat wetten op elkaar moeten aansluiten en veel informatie van eerdere wetten moeten citeren, is het noodzakelijk dat veel van het verouderde taalgebruik in de moderne wetgeving opnieuw gebruikt wordt. Een bewuste modernisering van het oude taalgebruik zou de rechtsgeldigheid van oudere wetgeving kunnen aantasten. Dankzij de enorme ontwikkeling van wetenschap, techniek en andere maatschappelijke gebieden is het een feit dat wetten zeer complexe zaken moeten omvatten waarmee noodgedwongen ingewikkeld taalgebruik gepaard gaat. Minder gerechtvaardigd zijn echter de redenen die Smedts (2007:32) als laatste noemt. Juristen zouden bewust een moeilijke taal gebruiken om daardoor hun gezag te tonen; het recht heeft een soort “sacraal karakter” wat door de verheven stijl tot uitdrukking komt. Vaak zijn juristen ook te lui om naar toegankelijke en minder moeilijke woorden te zoeken en kiezen al gauw een rechtsterm waarmee alleen een geïsoleerde groep van vakmensen 19
Zie ook Smedts 2007:31-32 60
bekend is. Vanzelfsprekend zou niemand erbij gebaat zijn als juridische teksten in een te losse stijl opgesteld zouden worden. De wetgeving is immers bindend voor alle burgers en daar hoort een bepaalde graad aan formaliteit zeker bij. Overduidelijk is echter wel dat burgers er een groot belang bij hebben dat de wetgever en juristen meer aandacht aan een verzorgder juridisch taalgebruik zouden besteden zodat de voor iedereen geldende teksten begrijpelijker en toegankelijker zouden worden. Smedts (2007:32) ziet daarin o.a. ook het aspect van een bepaalde rechtvaardigheid en antidiscriminatie van burgers zonder hoge opleiding: “Een begrijpelijk taalgebruik in de wetgeving en in de vonnissen en arresten is niet alleen een kwestie van taalbeheersing en juridische vakkundigheid, maar ook van sociale rechtvaardigheid.” Toch wordt er langzamerhand beter naar klachten van burgers en taalkundigen geluisterd. Aan de universiteiten in Nederland en Vlaanderen20 worden er vandaag de dag cursussen juridisch schrijven aan rechtsstudenten gegeven en er ontstaat steeds meer interesse voor taalkwesties op het gebied van recht. Juristen en wetenschappelijke instellingen verbinden zich en organiseren gemeenschappelijk internationale conferenties21 over het onderwerp recht, taal en aanverwante zaken. Ook de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO)22 nam al initiatief op dit terrein. In 2010 heeft de NWO een themaprogramma uitgewerkt onder de naam Begrijpelijke taal, fundamenten en toepassingen van effectieve communicatie23. Het themaprogramma betrof weliswaar niet uitsluitend de rechtstaal maar de rechtstaal is een van de domeinen waarop het programma van toepassing is. De hieronder vermeldde aanhaling drukt een duidelijke mening uit: “Anno 2009 hebben veel rechtbanken de grootste moeite met het schrijven van leesbare vonnissen.” (Citaat overgenomen van de website vermeld onder voetnoot 23, zie hieronder). 20
Bijvoorbeeld aan de K. U. Leuven, Universiteit Gent, Universiteit Hasselt en Radboud Universiteit Nijmegen. 21
Zie bijvoorbeeld de website over de conferentie The Language and Law Conference (Düsseldorf, 2006) http://www.phil-fak.uni-duesseldorf.de/langlaw/index.php, geraadpleegd op 22-7-2010 22
Voor meer informatie zie: http://www.nwo.nl/nwohome.nsf/pages/NWOP_5SMFNL, geraadpleegd op 22-7-2010 23
Voor meer informatie zie: http://www.nwo.nl/files.nsf/pages/NWOP_86FHRC/$file/Programma document%20NWO%20themaprogramma%20Begrijpelijke%20Taal.pdf, geraadpleegd op 22-7-2010 61
b) Syntactisch niveau We hebben aangegeven dat het typische taalgebruik van de rechtstaal zich niet alleen op het lexicale niveau manifesteert maar ook op andere niveaus, waaronder het niveau van de syntaxis vrij opvallend is. De zinstructuur van een juridische tekst is in vergelijking met die van een algemene tekst veel complexer. Er zijn enkele taalmiddelen, typisch voor juridische teksten, die dit veroorzaken. Vaak gaat het om een combinatie van typische lexicale middelen en daarmee gepaard gaande syntactische middelen. De typische syntactische kenmerken van juridische teksten zijn:
Lange zinnen met veel neven- en onderschikkingen
Passieve zinnen24 (onpersoonlijk formeel karakter, abstract, het logisch onderwerp wordt niet vermeld)
Indirecte rede (Overwegende dat..., Aannemende dat ..., Moge de rechtbank behagen...). De indirecte stijl maakt de (vaak lange) zinnen heel onoverzichtelijk, de belangrijke informatie staat meestal nogal laat in de zin wat ook niet bepaald lezersvriendelijk is.
Beknopte bijzinnen (Tegenwoordige deelwoorden zoals In aanmerking nemende en daarvan uitgaande dat...)
Tangconstructies25: het gebruik van voltooid en tegenwoordig deelwoorden als bijvoeglijke voor- en nabepaling wordt vaak tot een tangconstructie uitgebreid. De tangconstructie is een constructie waarbij bepaalde bij elkaar horende zinsdelen niet naast elkaar in de zin geplaatst zijn. Hierbij is het belangrijk dat de tang niet al te groot (met te veel bepalingen ertussen) is, anders worden zulke zinsconstructies ondoorzichtig voor de lezer en deze kan dan makkelijk het verband uit het oog verliezen.
24
Het gebruik van de passieve vorm is in juridische teksten meestal op zijn plaats. Het passief kan misverstanden en dubbelzinnigheid rondom het onderwerp in de actieve zin vermijden. Bijv. in de zin: de gevangenisdirecteur heeft de beschuldigde die gisteren door een andere gevangene werd geslagen naar een andere afdeling verplaatst. In de actieve vorm, de gevangenisdirecteur heeft de beschuldigde die gisteren een andere gevangene heeft geslagen naar een andere afdeling verplaatst, is niet helemaal duidelijk wie door wie geslagen werd. De beschuldigde door de andere gevangene of andersom. 25
Voor het Nederlands bestaan er drie soorten tangconstructies: tussen de persoonvorm en andere delen van het gezegde, tussen het lidwoord en het zelfstandig naamwoord en tussen het voegwoord en het werkwoord (Gerits 1999:17, vgl. Haeseryn e.a. 1997, p. 1225 e.v.). 62
“Het vermijden van overspannen tangconstructies heeft niet te maken met correct of fout taalgebruik, maar alles met gemakkelijk of moeilijk toegankelijk taalgebruik” (Gerits 1999:17) Het verschijnsel dat men zelfs meerdere tangconstructies in dezelfde zin plaatst, noemt Gerits (1999: 18) inbedding, waaronder hij begrijpt dat: “bijzinnen worden bij bijzinnen ondergebracht zoals poppetjes in een matroesjka.”26 Op een andere plaats (Gerits 1999: 19) spreekt hij in dit verband over zinsacrobatiek wat duidelijk van een bepaalde ongewenstheid getuigt, ondanks de rijke grammaticale mogelijkheden van de Nederlandse taal.
Dubbele negatie: het gebruik van dubbele negatie komt in Nederlandse juridische teksten veel voor. Dit is naar onze mening bijzonder opvallend omdat dubbele negatie grammaticaal gezien geen correct Nederlands taalgebruik is, wanneer een negatieve formulering beoogd is.27 Vanuit deze optiek ziet dit fenomeen ook Gerits die enkele voorbeelden van dit juridische taalgebruik en hun betere alternatieven noemt (1999:20): “Er is geen reden om niet .... “Er is alle reden om...”. De motivatie om dubbele negatie te gebruiken is meestal niets anders dan een overdreven poging tot precisie. Echter, in de praktijk zijn zinnen met dubbele ontkenning vaak moeilijk leesbaar en het gepoogde effect wordt niet gerealiseerd. Gerits (1999:21) geeft ook voorbeelden van werkwoorden met een negatieve betekenis (voorkomen, verbieden, verhinderen, weigeren, ontkennen, betwijfelen en vermijden) waarbij heel makkelijk verwarring kan ontstaan bij onzuiver taalgebruik. “In de zin: ‘de rechercheurs trachten te voorkomen dat er niet zou worden ingebroken’ moet‘ niet’ geschrapt worden opdat er geen tegenstelling zou zijn tussen de bedoelde en de uitgedrukte betekenis. ” (Gerits 1999:21) Zonder de ontkenning „niet‟ zou de boodschap van de zin ondubbelzinnig zijn en gemakkelijker leesbaar. Het laatste voorbeeld ontlenen we eveneens aan Gerits. Hij vergelijkt (1999:21) het (vaak incorrecte) gebruik van de voegwoorden mits en tenzij. Tenzij (=behalve als) wordt vaak met mits (=op voorwaarde dat) verward.
26
Vergelijk ook Haeseryn e.a. 1997:1095-1097.
27
In tegenstelling tot bijvoorbeeld het Tsjechisch. Dubbele negatie (in strijd met de regel) komt in het Nederlands verder alleen in gesproken taal voor. Gedetailleerder zie bijv. Haeseryn e.a. 1997, pp. 1640 e.v. 63
“In de volgende zin kan alleen tenzij staan, hoewel er verkeerdelijk mits aangetroffen werd. ’De notaris richt een BV pas op nadat van het ministerie van Justitie een verklaring van geen bezwaar is ontvangen. Hij heeft geen vat meer op wat er na de oprichting gebeurt. Bovendien: hij is verplicht aan de oprichtingsakte mee te werken, tenzij uit de verklaringen en gedragingen van de betrokkenen blijkt dat deze malafide oogmerken hebben’.” (Gerits 1999: 21)
c) Tekstlinguïstisch niveau Hoewel het recht in geschreven vorm op teksten gebaseerd is en door teksten tot uitdrukking komt en de interpretatieleer van juridische teksten tot de oudste28 systematisch onderzochte wetenschappelijke gebieden hoort, hebben zich in het verleden maar weinigen met de rechtstaal op het niveau van de moderne tekstlinguïstiek beziggehouden29. Pas in de laatste drie decennia worden juridische teksten met name door Duitse taalkundigen, o.a. Brinckmann/Grimmer (1974), Busse (1991, 1992, 1993, 1997, 2000), en Broekmann (1984), vanuit het zichtpunt van de tekstlinguïstiek onderzocht. De reden hiervoor is vermoedelijk het feit dat de tekstlinguïstiek lange tijd niet – zelfs in de taalkunde – als een zelfstandig wetenschappelijk vakgebied erkend werd. Zowel in de taalkunde als ook in de rechtswetenschap hield men zich met de beschrijving van woorden (begrippen) en zinnen bezig en greep men niet naar hogere tekstuele eenheden. Bij het analyseren van een juridische tekst ziet Busse (2000: 803) niet de tekst zelf maar de afzonderlijke paragrafen als de basiseenheid die in het dagelijkse juridische werk de functie van relatief afgesloten miniatuurteksten krijgen. Dit sluit niet uit dat verbanden en verhoudingen tussen de paragrafen zelfs een centrale rol kunnen spelen. Er werd ook nauwelijks aandacht besteed aan tekstsoorten waarvan bij juridische teksten sprake is. Daarbij zouden juist het tekstuele karakter van juridische teksten en de tekstuele functies van de verschillende tekstsoorten het uitgangspunt kunnen worden voor theoretische en praktische overwegingen. Dit wordt pas in de jongste werken gerealiseerd (zie o. a. Nussbaumer 1997). Busse constateert het ontbreken van een interdisciplinaire samen28
Na de tekstverklaring (exegese) van de Bijbel. Al in het Oude Testament treft men tekstverklaringen aan. Hier en daar worden oudere Bijbelse teksten uitgelegd. Zie bijvoorbeeld Deuteronomium 14, 22-28 waar uitgebreid de in de oudere bijbelboeken Leviticus (27,30-31) en Numeri (18, 21) kort vermelde voorschriften aangaande de tienden bestemd voor de Levieten (de priesterkaste) en de armen worden uitgelegd. 29
Zie ook Nussbaumer 1997: 29-30. 64
werking op het gebied van tekstlinguïstiek en rechtswetenschap en noemt deze verbinding een desideratum (Busse 2000:804). De verdeling in diverse tekstsoorten behoort traditioneel tot de belangrijkste onderzoeksobjecten van de tekstlinguïstiek. Deze tekstsoorten worden volgens diverse kenmerken geclassificeerd en gedefinieerd. Het belangrijkste criterium is daarbij de tekstuele functie. Bij de andere criteria horen: de vorm van de thematische ontplooiing, soorten coherentiestructuur, syntactische en lexicale middelen, de thematische structuur, het stilistische niveau, de dominante tekstuele handelingen etc. Bij juridische teksten is het classificeren in de categorieën iets complexer dan bij andere testen. Hoewel sommige teksten uit het juridische domein de naam van een bepaald tekstsoort schijnbaar reeds in hun titel dragen (verordening, wet, proces-verbaal,...) stemt deze aanduiding lang niet altijd met de tekstlinguïstische classificaties overeen. Aanduidingen van andere juridische teksten zeggen vanuit de tekstlinguïstische classificatie vaak nog minder (vonnis, uitspraak30). Ook de classificatie gebaseerd op de theorie van de taalhandelingen is voor het bepalen van de tekstuele functie bij juridische teksten niet probleemloos. De meest aangevende juridische teksten zoals wetten bevatten namelijk taalhandelingen van verschillende soorten. Als we uitgaan van de classificatietheorie van Searle (1969), kunnen we in wetten zeker de directieve, de assertieve en de declaratieve taalhandelingen31 aantreffen. Op het eerste gezicht lijkt de normatieve functie ons wel de meest typerende functie van juridische teksten te zijn. Dit is vooral bij wetten, verordeningen, richtlijnen, beschikkingen etc. het geval. Daarbij mogen we echter de andere juridische tekstsoorten niet uit het oog verliezen, waaronder aan vonnissen, commentaren van wetten en dergelijke te denken valt. Ook dit soort teksten kunnen een normatief effect hebben net als de wetgeving.32 Idealiter zou men een classificatie moeten uitwerken van verschillende graden van normativiteit voor alle juridische tekstsoorten en tekstuele functies. Dit gaat echter ver over de grenzen van het tot nu toe uitgevoerde onderzoek op dit vakgebied uit. We zullen ons beperken tot de kennis verworven op het gebied van de
30
Hoewel bijvoorbeeld de wet en het vonnis institutioneel op diverse manieren worden geproduceerd, verschillen ze vanuit het zichtpunt van de tekstlinguïstiek nauwelijks omdat ze vele overeenstemmende tekstuele kenmerken vertonen. 31
De theorie van taalhandeling en hoe deze bij juridische teksten gerealiseerd wordt, zullen we in het volgende subhoofdstuk behandelen. 32
Zie ook Busse 2000:661. 65
tekstlinguïstische opvattingen over de tekstensoorten die behoren tot het domein van het rechtswezen en de justitie. De afbakening van de juridische tekstsoorten ten opzichte van andere tekstsoorten is vrij scherp. Dit is door hun nauwe samenhang met het recht en het institutionele karakter van het juridische domein veroorzaakt. Aan de andere kant zijn er ook nogal wat overlappingen met tekstsoorten van andere maatschappelijke gebieden die ook met het recht samenhangen maar niet in de nauwste zin. Hierbij denken we bijvoorbeeld aan overheidsteksten (bijvoorbeeld allerlei soorten aanvragen) of teksten die als leermiddelen worden gebruikt in het kader van juridische opleidingen. Er zijn ook teksten die geen duidelijk juridische tekstuele kenmerken vertonen, waarbij het de vraag is of we ze wel als juridische tekstsoorten moeten opnemen of niet. Dit zijn o. a. Getuigenissen die voor de rechtbank worden afgelegd (maar dan niet voor het protocol dat wel een juridisch tekstsoort met typerende kenmerken is). Voor de afbakening van juridische tekstsoorten in de nauwe zin en in de bredere zin voeren voor we een criterium in dat het onderscheid zal maken. Als juridische tekstsoorten in de nauwe zin beschouwen we alle teksten die binnen de instellingen van het rechtswezen of de justitie door juridisch opgeleide en bevoegde vertegenwoordigers van de instellingen voor juridische doeleinden voor juridische of niet-juridische recipiënten worden geproduceerd of door niet-juridisch opgeleide producenten voor juridische doeleinden voor institutionele recipiënten worden geproduceerd. Juristen, ofwel al de door hun opgestelde teksten, vallen binnen deze afbakening gezien het uitoefenen van hun beroep eveneens onder de vertegenwoordigers van het rechtswezen c.q. de justitie. Bij andere criteria33 aan de hand waarvan we de juridische tekstsoorten van tekstsoorten van andere domeinen kunnen onderscheiden, horen:
de producent
de recipiënt
de tekststructuur en
de tekstuele functie.
33
Het zal vaak voorkomen dat de concrete teksten niet aan alle criteria voldoen en alleen in sommige punten met de typologie overeenkomen. Dit is volgens Busse (2000:668) bijvoorbeeld bij het tekstsoort testament het geval, waarbij alleen de recipiënt en de functie duidelijk het juridische karakter dragen maar bij de producent is dit vaak niet van het geval. 66
De concrete tekstsoorten die we binnen het domein van juridische teksten aantreffen, zijn zeer uiteenlopend. Busse (2000:663-675) heeft een poging gewaagd om een typologie van de verschillende juridische tekstsoorten uit te werken. Hij (Busse 2000: 665) maakt onderscheid op twee niveaus. Op het eerste niveau bevinden zich aan de ene kant de normatieve teksten in de nauwe betekenis (wetgeving) en aan de andere kant teksten die niet primair normatief zijn, maar als ze van een hogere rechtelijke instantie afkomstig zijn, toch een hoog normatief karakter hebben (vonnissen). Hiernaast plaatst Busse nog de niet normatieve juridische tekstsoorten en dat zijn commentaren van andere juridische teksten. Op het tweede niveau onderscheidt Busse teksten van de rechtsvindingprocedures, rechtsvordering, rechtspraak, en rechtsdoorzetting. In een juridische procedure kunnen ook teksten gebruikt worden die toch niet als onderdeel van de juridische tekstsoorten kunnen worden geclassificeerd. Dat kunnen o.a. medische of technische teksten zijn die gebruikt worden om bepaalde zaken in een proces te bewijzen of weerleggen en die door rechtskenners worden uitgewerkt. Technische stukken kunnen ook onderdeel van bepaalde wetgevingsteksten uitmaken. De voor de hand liggende vraag of we deze stukken als juridische tekstsoorten kunnen classificeren is niet makkelijk te beantwoorden. Zulke passages vertonen duidelijke kenmerken van vakteksten van andere wetenschappelijke domeinen maar kunnen ingebed zijn in teksten van het hoogste niveau binnen de juridische tekstsoorten met een normatieve werking. Naar onze mening zou het onnatuurlijk zijn om zulke technische stukken van wetten uit te sorteren en niet als onderdeel van de juridische tekstsoorten te zien. Vanuit het traditionele oogpunt van de tekstlinguïstiek blijven we ook zulke gehelen als één tekstuele eenheid zien.
d) Niveau van taalhandelingen Het laatste niveau waarop we de juridische teksten willen beschrijven is het niveau van de taalhandelingen. Net als het tekstlinguïstische niveau is ook dit meer een braakliggend vakgebied dan een goed onderzocht wetenschappelijk terrein. Zoals eerder aangegeven werd het onderzoek op het gebied van geschreven rechtstaal traditioneel vooral op het beschrijven en analyseren van syntactische structuren, specifieke lexicale middelen zoals rechtstermen en archaïsche uitdrukkingen gericht. Met uitzondering van een paar werken (Kurzon 1986, Trosborg 1991 en 1995) werd er nauwelijks onderzoek naar de pragmatische aspecten van de geschreven rechtstaal verricht. We willen ook dit gebied in ons onderzoek opnemen en de taal die in 67
juridische taalhandelingen in legislatieve teksten en contracten op het voor dit onderzoek gekozen gebied van het Nederlandse handelsrecht gebruikt wordt mede vanuit dit perspectief analyseren. Het subonderzoek34 analyseert welke realiserende patronen bij de retorische functies van de directieve en commissieve illocutionaire punten tot stand komen. Onze eerste aanname is dat de rechtstaal andere patronen kiest dan patronen die voor de Nederlandse spreektaal typisch zijn. De bevindingen zullen laten zien of dit klopt en of er ook sprake is van een overeenkomst tussen de gekozen patronen en de specifieke functie van juridische documenten.
3.2.5 Taalhandelingen In de klassieke theorie van taalhandelingen, voor de eerste keer door John Austin geïntroduceerd (How to do things with words, 1962), vormen de meeste uitspraken en mededelingen taalhandelingen, dat wil zeggen handelingen waarmee we iets uitvoeren door middel van taal. In zijn theorie onderscheidt Austin drie fasen die zich als een taalhandeling manifesteren: de inhoud van een mededeling, dat wat we daadwerkelijk zeggen, de zogeheten locutie; de pragmatische functie van de mededeling, de illocutie en het verwachte effect van de mededeling, de perlocutie. In de pragmatiek worden er verschillende directe (o. a. een begroeting, verzoek, bevel, vraag, belofte, waarschuwing, verontschuldiging) en indirecte handelingen onderscheiden, waarbij bijvoorbeeld een bevel in de vorm van een vraag wordt geformuleerd. Als uitgangspunt voor zijn theorie van taalhandelingen heeft Austin de performatieve zinnen genomen. Daaronder vallen uitspraken die een speciale functie vervullen alleen doordat ze worden uitgesproken op het juiste moment en door de juiste persoon in functie. Zo kan een rechter door de uitspraak: “Ik veroordeel u tot een vrijheidsstraf van tien jaar” een vonnis vellen en deze uitspraak is niet alleen een begeleiding van een andere handeling. Performatieve zinnen vormden voor Austin een bijzondere categorie van zinnen die niet gebruikt worden alleen om informatie te verlenen zoals bij mededelingen (constatieve zinnen), maar om iets tot stand te brengen door een bepaalde zin uit te spreken. Bij dit soort zinnen kan ook niet nagegaan worden of een taalhandeling wel of niet waar is, zoals dit wel het geval is bij constatieve zinnen. Juridische performatieve zinnen worden beschouwd als de meest directe en probleemloze voorbeelden van performatieve uitspraken. 34
Dit subonderzoek steunt op een onderzoek verricht door Anna Trosborg naar legislatieve teksten en contracten van het Engelse verdragsrecht. Voor meer informatie zie: Trosborg 1995:31–53. 68
De opvolger van Austin, die zijn theorie van taalhandelingen verder heeft ontwikkeld, was John Searle. Searle verdeelde de taalhandelingen in de volgende groepen: representatieve handelingen (mededeling), directieve handelingen (bevel), commissieve handelingen (belofte), declaratieve handelingen (oordeel vellen), expressieve handelingen (uitdrukken van gevoel). In de context van de juridische communicatie zullen we ons vooral met de directieve en commissie taalhandelingen bezighouden, zoals gebruikt in Nederlandse contracten en legislatieve teksten.
3.2.5.1 Directieve taalhandelingen Een directieve taalhandeling is een illocutionaire handeling waarbij de spreker het gedrag van de luisteraar probeert te beïnvloeden. Zo kunnen we stellen dat in wetsteksten en contracten regels zijn geformuleerd met als doel het ordenen van tussenpersoonlijke relaties. De wetgevende organen passen hun bevoegdheid op burgers toe of een partij in een contract (verkoper, werkgever, leverancier) beoogt een bepaald gedrag van de andere partij (koper, werknemer, opdrachtgever) en andersom. De graad waarmee de spreker de luisteraar tot handelen wil aanzetten, kan nogal variëren. Een directieve taalhandeling kan gedaan worden met of zonder expliciete directieve kracht (“directive force”, Trosborg 1995:34). Om de impact van een uitgesproken directieve opdracht te verzachten kan de spreker op fatsoensstrategieën leunen. Aan de hand van de volgende tabel die op een dergelijk schema van Trosborg voor het Engels (Trosborg 1995:35) steunt, zien we verschillende mogelijke graden van directieve taalhandelingen. De voorbeelden zijn op gesproken en geschreven standaard Nederlands taalgebruik gebaseerd. In de hiërarchie worden vier graden van directieve taalhandelingen onderscheiden. De afzonderlijke strategieën vertonen een stijgende tendens van directheid in de richting van de luisteraar. Het is de bedoeling van de spreker om een fiets te lenen. I. Verzoeken zonder expliciete illocutionaire werking 1. Hints (zacht) (sterk)
Ik moet op het station zijn met een half uur. Mijn fiets is kapot. Heb je je fiets vandaag nodig?
69
II. Conventionele indirecte verzoeken: spreker gebaseerd 2. Bevoegdheid
Zou je me je fiets kunnen uitlenen?
Wil om iets te doen Toestemming Suggestieve formule
Wil je me je fiets uitlenen? Mag ik je fiets lenen? Wat als ik je fiets zou lenen?
III. Conventionele indirecte verzoeken: luisteraar gebaseerd 4. Uitdrukking van wens
Ik zou graag je fiets willen lenen.
5. Uitdrukking van verlangen en behoefte
Ik wil/moet je fiets lenen.
IV. Verzoeken met expliciete illocutionaire werking 6. Uitdrukking van verplichting
Je moet me je fiets uitlenen.
7. Performatieven (verzacht)
Ik zou je willen vragen/verzoeken me je fiets uit te lenen.
(niet-verzacht)
Ik vraag/verzoek je me je fiets uit te lenen.
8. Imperatieven
Leen me je fiets uit!
9. Elliptische uitdrukkingen
Je fiets (alsjeblieft).
3.2.5.2 Commissieve taalhandelingen Een commissieve taalhandeling is volgens Austin (1962) een uitspraak waarmee zich de spreker tot een bepaalde actie verbindt. Zulke taalhandelingen bevatten meestal een van de volgende werkwoorden: beloven, garanderen, zweren, toezeggen, waarborgen, zich verbinden of vergelijkbaar. Ook bij deze categorie zijn er diverse graden van het ‟zich tot een bepaalde actie verbinden‟ te onderscheiden. De inhoud van de commissieve taalhandeling is altijd naar een actie door de spreker in de toekomst gericht. Een dergelijke verbintenis van de spreker kan door middel van een performatief werkwoord (expliciet) aangegaan worden of (impliciet) door het modale werkwoord „zullen‟ te gebruiken. De leverancier garandeert/verbindt zich.... De koper zal ......betalen....
70
Volgens Trosborg verschillen commissieve en directieve taalhandelingen als regulatieve handelingen met betrekking tot de vereiste actie. “Per definition *...+ promises are in the interest of the hearer (and at the cost of the hearer) and belong to the category of “convivial acts”. *...+ In contrast, directives are issued for the benefit of the speaker and at the cost of the hearer; they are “competitive acts” to be adjusted in communication relative to interlocutor and communicative intention.” (Trosborg, 1995: 36). De data die voor dit onderzoek gebruikt werden zijn tot stand gekomen op basis van een selectie van aan de ene kant Nederlandse legislatieve teksten, waarbij de gekozen voorbeelden van de on-line versie van het Wetboek van Koophandel35 komen, en aan de andere kant Nederlandse handelscontracten36 die eveneens on-line beschikbaar zijn. Hoewel de twee soorten data nogal verschillend zijn, zij het qua datum van uitgifte (WvK 1898, gebruikte contracten 2008), de bepalingen die de inhoud vormen maar vooral de communicatieve situatie en functie op zich, zijn er ondanks deze feitelijkheden duidelijke overeenkomsten vast te stellen waarop nader ingegaan wordt. Het onderzoek toont de aangetroffen regulatieve taalhandelingen en analyseert de pragmalinguïstische realiseringspatronen van deze directieven. Daarbij zal er gekeken worden naar de manier waarop de pragmatische functie van wetsbepalingen en verplichtingen voortvloeiende uit contracten tot stand worden gebracht. De commissieve en directieve taalhandelingen zullen, zoals eerder aangegeven, een cruciale rol spelen waardoor partijen aan een contract gebonden zijn en burgers aan wetsteksten onderhevig zijn. De tabel met diverse directheidgraden van taalhandelingen, die hierboven onder punt 3.2.5.1 werd besproken, zal in dit gedeelte op de hierboven geschetste data worden toegepast. De tabel is uitgebreid met één extra categorie van toezeggingen. De classificatie (die afgeleid is van de eerste tabel gebaseerd op standaard taalgebruik) is aangepast/ aangevuld in overeenstemming met categorieën die binnen de juridische context representatief zijn. In tegenstelling tot de eerste tabel wordt er in deze tabel niet steeds hetzelfde verzoek uitgedrukt zoals dit voorheen wel het geval was. Dit is veroorzaak doordat de voorbeelden uit authentieke juridische teksten afkomstig zijn en de kans op dezelfde inhoud was daardoor nihil. 35
Voor de volledige versie van het Nederlandse Wetboek van Koophandel zie: http://www.wetboekonline.nl/wet/Wetboek%20van%20Koophandel.html#858 (geraadpleegd op 13-3-2010) 36
http://www.eigenhuis.nl/NR/rdonlyres/DE75250A-8C2B-49C4-958D-6D2B30EA9774/0/Koopakte be staandeeengezinswoningmodeljuli2008.doc (geraadpleegd op 13-3-2010) 71
I. Verzoeken zonder expliciete illocutionaire werking 1. Hints (zacht)
------------------------------------------------------------------
(sterk) II. Toestemming Rechten
stemt toe – kan – zou kunnen – mag – garandeert-... zou/zal (voordeel), heeft het recht zou/zal/niet (beperking verplichting)
III. Verplichting
moet – dient – zal/zou – verbindt zich – is verplicht
Verbod
kan niet – mag niet – zal niet-...
Performatieven
eist – vraagt - verzoekt – bestelt
IV. Toezeggingen / beloftes
aanvaardt, neemt aan – erkent- accepteert – stemt in – bevestigt – verklaart – garandeert – zegt toe – staat in voor-...
De in categorie I Verzoeken zonder expliciete illocutionaire werking bedoelde hints (zachte of sterke) die in het standaard Nederlands taalgebruik (gesproken of geschreven) vaak worden gebruikt, waren in beide soorten corpora niet te traceren. Dit feit correspondeert met de verwachting dat er meestal in de juridische communicatie op het semantisch-lexicale niveau weinig sprake is van verzachtend taalgebruik. Het spreekt voor zich dat duidelijkheid en directheid vereisten zijn van een eenduidige en goede wetgeving en ook van een goed contract. Deze categorie is dus niet vertegenwoordigd. Onder de tweede categorie valt ook de subcategorie „rechten‟ die semantisch verwant is met toezeggingen, hoewel toezeggingen altijd door de spreker gemaakt worden, wat niet altijd voor rechten hoeft te gelden. Toch drukken beide een soort voordeel uit voor de luisteraar (ontvanger) dat meestal door de partij die dit voordeel bezit toegepast kan worden. Voor de andere partij betekenen dit soort uitdrukkingen in de context van een contract meestal het omgekeerde, d.w.z. een verplichting tot iets. 18.2. “De partij die deze akte als eerste ondertekent, doet dit onder voorbehoud dat hij uiterlijk op de … werkdag nadat hij de akte ondertekend heeft (een kopie van) de door beide partijen ondertekende akte heeft ontvangen. Indien de eerste ondertekenaar niet tijdig (een kopie van) de door beide partijen ondertekende akte heeft ontvangen, heeft hij het recht zich op het voorbehoud te beroepen, waardoor hij niet (meer) gebonden is. Dit recht vervalt als daar niet uiterlijk op de tweede werkdag nadat alsnog (een kopie
72
van) de door beide partijen ondertekende akte is ontvangen, gebruik van is gemaakt.” (Koopakte, zie voetnoot 36). De derde categorie Verplichting/verbod is sterk vertegenwoordigd met name bij legislatieve teksten. Het recht stelt relaties en regels vast, bepaalt wat wel en wat niet mag. Aan de maatschappij wordt opgelegd om zich eraan te houden. Daarom vormen juridische verplichtingen een cruciale factor in ons leven en voor degene die zich aan een bepaald geldend juridisch verbod niet houdt, wordt straf opgelegd. Verplichting
Verbod [1.] Behoudens de uitzondering, in het tweede lid van
De vennoten onder eene firma zijn verpligt de vennootschap te doen inschrijven in het handelsregister, overeenkomstig de
art. 30 voorkomende, mag de naam van den vennoot bij wijze van geldschieting in de firma niet worden gebezigd.
daarvoor geldende wettelijke bepalingen.
[2.] Deze vennoot mag geene daad van beheer verrigten
(Boek 1, Titel 3, art. 23 WvK).
of in de zaken van de vennootschap werkzaam zijn, zelfs niet uit kracht eener volmagt. (Boek 1, Titel 3, art. 20 WvK).
Modale werkwoorden kunnen in zulke contexten in verschillende functies worden gebruikt. Vanzelfsprekend is de intentie van het werkwoord „zullen‟ niet altijd directief. Het kan ook bijvoorbeeld de toekomst uitdrukken. Daarom moet men uiterst precies zijn bij het analyseren en classificeren van zulke voorbeelden. Dit is ook op andere modale werkwoorden van toepassing (kunnen, mogen, moeten). In legislatieve teksten drukt het modale werkwoord „zullen‟ meestal de verplichting (d.m.v. illocutionaire werking) tot iets uit. De wetgevende macht legt de geadresseerde iets op en deze dient op zijn beurt te de wetgevende macht gehoorzamen. “De gelden die gedurende de vereffening uit de kas der vennootschap kunnen gemist worden, zullen voorlopig worden verdeeld.” (Boek 1, Titel 3, art. 34 WvK). De laatste categorie van toezeggingen/beloftes is in de meeste contracten vertegenwoordigd door performatieve werkwoorden met commissieve intentie zoals: aannemen, erkennen, accepteren, instemmen, bevestigen, verklaren, garanderen, toezeggen, instaan voor en dergelijke. Bij de impliciet performatieve werkwoorden met een directieve functie kunnen we ook zullen classificeren. De geadresseerde is hierdoor verplicht tot een actie die in de propositie wordt uitgedrukt. Zonder de commissieve werk-
73
woorden zou een contract geen contract zijn. Hierdoor wordt zekerheid aan partijen verschaft en door het aangaan van een contract wordt vertrouwen gecreëerd. Commissieve intentie
Directieve intentie
“3.2. Verkoper staat in voor zijn
3.1. De akte van levering zal gepasseerd worden
bevoegdheid tot verkoop en tot eigendoms-
op.................................... of zoveel eerder of later als
overdracht ten tijde van het passeren van de
partijen tezamen nader overeenkomen, ten overstaan
akte van levering.” (Model
van notaris...................... of diens plaatsvervanger,
koopovereenkomst voor een bestaande
verbonden aan kantoor
eengezinswoning, juli 2008). Vastgesteld
.............................................................., hierna verder te
door de Nederlandse Vereniging van
noemen notaris.
Makelaars in onroerende goederen en vastgoeddeskundigen NVM, de Consumentenbond en de Vereniging Eigen Huis, p.3)
In beide geanalyseerde types teksten, wetsbepalingen en handelscontracten, overheerst de categorie van directieve taalhandelingen. Bijzonder vaak werd het directieve taalgebruik van het werkwoord „zullen‟ geconstateerd. Commissieve taalhandelingen werden slechts in de geanalyseerde handelscontracten aangetroffen, niet in de wetgevende teksten. De reden hiervoor is het meer individuele karakter van contracten ten opzichte van wetgeving die voor iedereen is bestemd. Een commissieve handeling is niet nodig, men is toch ertoe gebonden om te wetgeving in acht te nemen. Dit geldt niet voor contracten die vrijwillig door individuele partijen worden aangegaan. Bij de vergelijking van het standaard Nederlands taalgebruik en het taalgebruik binnen de juridische communicatie (tabel 1 en 2) is gebleken dat de taal in standaard communicatie veel minder directief taalgebruik (verplichting, verbod) vertoont dan in de juridische communicatie. Vragen of men iets wel of niet wil doen komen in de juridische communicatie eigenlijk niet voor. Zowel de wetgeving als de contracten stellen en gebieden wat er gedaan moet worden. Dit heeft met de autoriteit van de wetgevende macht te maken wat zich in het gebruik van een hoog directief niveau weerspiegelt. Ook ruimte voor het toepassen van fatsoennormen is er, in tegenstelling tot standaard taalgebruik, niet. Er is sprake van een asymmetrische verhouding tussen de burger en de overheid. Dit is wel anders bij contracten die in het algemeen rechten en verplichtingen voor beide partijen stellen en een meer symmetrische verhouding zouden moeten scheppen. De verschillen tussen standaard Nederlands taalgebruik en juridisch taalgebruik zijn niet door het verschil van
74
de vorm (gesproken/geschreven) veroorzaakt. Ze ontstaan door sociale factoren binnen de contextuele situatie waarin ze een bepaalde communicatieve en pragmatische functie moeten uitoefenen.
75
4
De rechtstaal vanuit een translatologische optiek
4.1
Vertaalwetenschap
De specifieke kenmerken van de rechtstaal, het bijzondere doel van juridische teksten en het unieke effect van concrete juridische taalhandelingen weerspiegelen zich ook bij de vertaalwetenschappelijke analyse van rechtsteksten. De vertalingen van juridische teksten vereisen een gespecialiseerde voorbereiding van vertalers, waarbij alle problematische aspecten worden gerespecteerd. Een onontbeerlijk onderdeel van deze voorbereiding vormen de volgende vier competenties:1
taalcompetentie
vakkundige competentie (kennis van het rechtssysteem van het uitgangs- en doelland)
linguïstische competentie
translatologische competentie
De onderhavige competenties zijn nauw met elkaar verbonden. Het opbouwen van de translatologische en linguïstische competentie veronderstelt de toepassing van kennis uit het gebied van de vakkundige competentie. Juridische vertalingen nemen een specifieke stilistische en translatologische positie binnen de vakvertaling in. Van de vertaler van dit type tekst wordt verwacht dat hij de vertaling in een stilistisch adequate vorm afhankelijk van de functie van de doeltekst in de ontvangende socio-culturele omgeving opstelt. Daarom moet de vertaler de stilistische kenmerken van deze teksten grondig kennen en in staat zijn om de typische tekstvormende elementen in beide talen te gebruiken. Bij juridisch vertalen gaat het namelijk niet alleen om de herformulering van de tekst uit de brontaal in de doeltaal, maar het gaat vooral om de verplaatsing van de tekst uit één rechtssysteem in een ander met respect voor de stijl van de rechtstaal van het betreffende systeem. In het geval van de tekstnormerende conventies binnen de Nederlandse rechtstaal is de situatie nog gecompliceerder. Het gaat hier namelijk om zes verschillende rechtssystemen, die dezelfde taal gebruiken: het systeem van Aruba, België, Curaçao, Nederland, Sint-Maarten en Suriname.2 Als we ook de Europeesrechtelijke
1
Zie ook: Knap-Dlouhá - Štefková, 2008
2
Zie ook subhoofdstukken 2.1.1 en 2.1.2
Nederlandse taal als een aparte rechtstaal beschouwen, kunnen we zelfs over zeven Nederlandse rechtstalen spreken. De systeemgebondenheid van de juridische terminologie is de reden ervan dat er geen internationale rechtstaal bestaat. Alleen voor sommige rechtsgebieden die sterk geïnternationaliseerd zijn, heeft zich een internationale rechtstaal ontwikkeld. Hiermee bedoelen we bijvoorbeeld het Europees recht. Hoe bindend de systeemgebondenheid van de juridische terminologie is, merken we ook aan de hand van wijzigingen in de wetgeving. Met de inwerkingtreding van nieuwe wetboeken worden vaak bepaalde definities aangepast. De Groot (1996:8-9) noemt het voorbeeld van verschillende definities in het oude (uit 1838) en nieuwe (uit 1992) Nederlandse Burgerlijk Wetboek voor de begrippen „zaak‟ en „goed‟. 1838: Goederen: stoffelijke voorwerpen en zaken de optelsom van goederen en rechten.3 1992: Zaken: stoffelijke voorwerpen en zaken de optelsom van goederen en rechten.4 Een dergelijke terminologische wijziging heeft vanzelfsprekend veel consequenties voor de ontwikkeling en inhoud van andere ermee samenhangende begrippen (op het gebied van het burgerlijk recht). De linguïstische competentie biedt de vertaler kennis van de typische stilistische kenmerken van de te vertalen tekst. Bij het vertalen van juridische teksten gaat het vooral om de kennis van de stilistische traditie van de doeltaal, waarin de tekst geformuleerd moet worden. Binnen de Tsjecho-Slowaakse stilistische school (Mistrík 1985) en linguïstische traditie worden de juridische teksten onder de zogenaamde administratieve tekstsoorten geclassificeerd ofwel, zoals eerder in aanleuning aan de Praagse linguïstische kring is opgemerkt,5 bij de functionele stijlen, concreet de vakkundig praktische stijl en de wetenschappelijk theoretische stijl. De administratieve stijl is de stijl van de publieke communicatie, waartoe verschillende genres en tekstsoorten worden gerekend. Tot deze tekstsoorten horen de documentaire genres, zoals bijv. notulen, processen-verbaal, resoluties en de informerende genres, zoals lijsten of registers. Het gaat hier meestal om geschreven tekstsoorten, die uitzonderlijk ook mondeling gepresenteerd worden, zoals bijv. een aanklacht of verdediging. De geadresseerden van deze teksten zijn, afhankelijk van de functie van de tekst, 3
Zie artikel 555, oud Burgerlijk Wetboek
4
Zie artikel 3:1, nieuw Burgerlijk Wetboek
5
Zie pp. 43 en 44 van dit werk. 78
vakkundigen, maar in veel gevallen ook het openbare publiek, dus leken. Kenmerkend is dat de auteur een hoge mate aan objectiviteit nastreeft. Ook aan de opmaak van deze teksten worden duidelijke eisen gesteld; bovendien kan de vorm in sommige gevallen de verwoording en het gebruik van specifieke zinsconstructies beïnvloeden, een fenomeen dat vooral door de Europese wetgeving bekend is geworden. Het doel van een administratieve tekst is voornamelijk om een inhoudelijke boodschap over te brengen en de formulering van de tekst is daarom zo eenduidig en exact mogelijk. Voordat vertalers dit teksttype kunnen vertalen, moeten ze dus behalve de terminologie ook de vaste collocaties, sjablonen en tekststructuren van het ontvangende rechtssysteem bestuderen. Zoals Knittlová zegt: “Překladatel by se nemël pokoušet o slohovou a lexikální pestrost či jakoukoli originalitu nebo zmodernizování či zpřístupnëní stylu, ale naopak držet se vyjadřovacích prostředků v dokumentech daného typu v příslušném jazyce bëžnë používaných...” (Knittlová 2000:136) [De vertaler zou zich bewust moeten zijn van deze kenmerken en zou niet moeten proberen de tekst stilistisch of lexicaal te verfijnen of op een originele of moderne manier te herformuleren, maar zou juist moeten streven naar het gebruik van taalmiddelen die voor dit type document gebruikelijk zijn.]
Vanuit het standpunt van de vertaler zijn juridische teksten bijzonder moeilijk, onder meer vanwege de hoge concentratie aan juridische termen en vaste collocaties die uit de stijl van deze teksten voortvloeien. Terwijl bijvoorbeeld natuurkundige teksten zich tot een afgebakend terminologisch gebied beperken, normeren juridische teksten daarentegen menselijke handelingen en gedragingen op alle gebieden van het menselijke leven, waardoor ook terminologie van uiteenlopende wetenschappelijke gebieden in deze teksten terug te vinden is. Ook de zuiver juridische terminologie stelt de vertaler voor een uitdaging. De juridische termen worden namelijk door een paradox gekenmerkt, waarmee zowel de wetgever in het wetgevend proces als de rechter-advocaat-officier van justitie of de procureur te kampen heeft als het recht toegepast moet worden, en uiteraard ook de juridische vertaler bij de vertaling van deze teksten. Hiermee bedoelen we het dubbele gezicht van juridische termen die enerzijds vaak heel abstracte, ontastbare normen en waarden van de maatschappij benoemen (bijv. goed gedrag, zelfverdediging, nachtrust) en anderzijds streven naar eenduidigheid, doorzichtigheid, gemotiveerdheid, waardoor ze geen ruimte voor mogelijke foute interpretatie laten.
79
De linguïstische competentie stelt dus een complex van partiële vaardigheden en kennis voor, die vooral voortvloeien uit de:
stilistische (tekstsoort-) competentie: de stilistische analyse van de juridische tekstsoorten in beide talen, het gebruik van de karakteristieke syntactische en lexicale middelen en van de tekstnormerende conventies;
terminologische competentie: de analyse en vergelijking van begrippensystemen van de juridische terminologie, vaststellen van de mate van equivalentie, beoordeling van de mogelijke en geoorloofde manieren van interpretatie.
Op basis van de translatologische competentie is de vertaler in staat om uit het spectrum van vertaalmethodes, afhankelijk van de geadresseerde en de functie van de vertaling in de ontvangende context, de juiste methode te kiezen en toe te passen. Hierbij hebben we de translatologische competentie als een aparte vaardigheid afgegrensd, hoewel we ook de twee eerdergenoemde competenties (de linguïstische en taalcompetentie) bij de translatologische zouden kunnen opnemen. Daardoor willen we benadrukken dat de juridische vertaling van de vertaler veel meer vergt dan alleen een uitstekende kennis van de vreemde taal in al haar registers.
4.1.1 Intralinguale / Interlinguale vertaling In de vertaalwetenschap maakt men onderscheid tussen een interlinguale en een intralinguale vertaling. Terwijl we bij de interlinguale uit één taal naar een andere taal vertalen, hebben we bij de intralinguale vertaling slechts met één taal te maken. Met name op de juridische vertaling zijn de methodes van de intralinguale vertaling heel goed van toepassing. De intralinguale vertaling tussen het juridisch Nederlands dat gebruikt wordt in Nederland en dat wat gebruikt wordt in België, brengt meerdere uitdagingen met zich mee, omdat binnen de verschillende rechtssystemen verschillende benamingen voor juridische begrippen gebruikt worden, waarbij de begrippen uit twee systemen ook nog eens niet volledig equivalent zijn. Deze begrippen reflecteren namelijk de traditie van de juridische concepten, overheidsinstellingen en organen. Juist op dit gebied vinden we de meeste verschillen tussen de traditie en het begrippensysteem van de juridische terminologie in Nederland en Vlaanderen. Bij het vertaalproces van rechtsteksten moet de vertaler weten naar welke rechtsterminologie de tekst vertaald moet worden. Het gebruik van een ongeschikt equivalent 80
door niet te respecteren wie de ontvanger/opdrachtgever van de doeltekst is, leidt tot een onbegrijpelijke doeltekst, resp. tot een verlaagde functionaliteit. Door het gebruik van de methode van de intralinguale vertaling bij het vertalen van rechtsteksten moeten zich vertalers intensief verdiepen in de rechtssystemen van de landen die de doeltaal als officiële taal gebruiken en deze te vergelijken. We benadrukken hiermee ook het belang van de analyse van de oorsprong van bronnen, waarvan we parallelteksten, definities van termen en andere informatie overnemen, die bij het zoeken naar equivalenten relevant zijn. Verschillen in rechtsterminologie van twee rechtssystemen binnen één taal kunnen we illustreren aan de hand van tientallen voorbeelden van rechtstermen uit Nederland en België/ Vlaanderen. We hebben geprobeerd om deze in een aantal basiscategorieën te classificeren:
Het gebruik van verschillende term voor hetzelfde begrip: als we terminologieën in verschillende taalvarianten vergelijken, mogen we het belang van de invloed van de historische oorsprong en ontwikkeling niet vergeten, want we worden vaak met nogal heterogene rechtssituaties geconfronteerd. Richten we ons op de Nederlandse rechtstaal in België en Nederland, komen we diametraal verschillende rechtstermen tegen. De meeste voorbeelden vinden we waarschijnlijk in de structuur van de overheidsinstellingen, de zogeheten overheidsterminologie. Het begripsveld van de gegeven termen is in vele gevallen bijna identiek, maar ze hebben andere benamingen. De meest representatieve voorbeelden van verschillen binnen de gegeven taalvarianten zullen we aan de hand van benamingen van afzonderlijke vormen voorkomende in de structuur van justitie illustreren: Nederland
België
aangeklaagde
beklaagde
officier van justitie
procureur des konings
voortgezet onderwijs
secundair onderwijs
Minister-president
Eerste minister
de Hoge Raad
het Hof van Cassatie
De vertaler moet zich bewust zijn van zulke verschillen, vooral wanneer vervolgens juridische teksten naar het Nederlands worden vertaald, waarbij de vertaler kritisch 81
de terminologie kiest, die bij het rechtssysteem van dat land hoort waarvoor de vertaling is bedoeld.
Het bestaan van identieke benamingen voor verschillende rechtsbegrippen (valse vrienden): de methode van de intralinguale vertaling levert een grote bijdrage, met name bij het ontdekken van zulke valse vrienden en bij de bewustwording van het betekenisverschil ervan. De erop volgende stap zou het zoeken naar twee equivalenten moeten zijn voor zulk een homoniem in het plaatselijke rechtssysteem. Als voorbeeld kunnen we de term arrondissementsrechtbank noemen. In het Belgische justitionele systeem beslist deze rechtbank in geval van competentiegeschillen, maar in Nederland werd deze term tot 2001 voor het aanduiden van een regionale rechtbank (tegenwoordig alleen Rechtbank) gebruikt. Daaruit blijkt dat de term arrondissementsrechtbank in het Nederlandse en in het Belgische rechtssysteem een andere betekenis heeft en ook een andere positie inneemt binnen het kader van het begrippenapparaat van de justitie. Zonder een vergelijking van de begrippenapparaten zou het heel moeilijk zijn om dergelijke betekenisverschillen tussen termen te ontdekken.
Het bestaan van verschillende begrippen met verschillende benamingen: het is niet alleen zo dat een begrip twee benamingen kan hebben. Met de term wetsvoorstel wordt er in Nederland een toekomstige wet aangeduid die de regering heeft voorgesteld, maar in België heet dat een wetsontwerp. Wanneer de voorgestelde wet door het parlement wordt voorgelegd, spreken we in Nederland over een initiatiefwet, in België over een wetsvoorstel. Met de term wetsvoorstel worden er dus in België en in Nederland twee tegenstrijdige begrippen aangeduid.
Het ontbreken van een equivalent: indien de vertaler te maken heeft met begrippen die nauw verbonden zijn met bepaalde nationale realia, is er vaak sprake van een nulequivalentie ofwel een ontbrekend equivalent. Arnzt, Picht en Mayer (2004: 166-170) spreken in zulke gevallen van een “terminologische Lücke” die ze verder in een “Benennungslücke” en een “Begriffslücke” indelen. Benennungslücken treffen we aan wanneer een bepaald term niet gevonden kan worden in de doeltaal maar door middel van een calque kunnen we meestal een nieuwe term vormen die voldoende duidelijk en begrijpelijk is en zodoen met de belangrijkste terminologische criteria correspondeert. Bij de Begriffslücke is de situatie voor de vertaler nog moeilijker omdat we of een nieuwe term moeten vormen of naar één van de subsidiaire vertaaloplossingen moeten grijpen. In Nederland bestaat er bijvoorbeeld geen instantie vergelijkbaar met het Belgische Grondwettelijk Hof (voorheen Arbi82
tragehof). Bij het vertalen van zulke termen naar een systeem waarin een desbetreffend begrip niet voorkomt is het nodig om de graad van equivalentie tussen een vergelijkbaar begrip van het doelsysteem te bepalen en op basis daarvan te beslissen of de termen in de gegeven context verwisselbaar zijn, of of het nodig is om één van de subsidiaire vertaaloplossingen toe te passen. Met equivalentie en de subsidiaire vertaaloplossingen zullen we ons in het navolgende stuk gedetailleerder bezighouden.
4.1.2 Rechtsvergelijking (interpretatie) De terminologie die begrippen vergelijkt is anders als het gaat om recht of om geneeskunde, techniek of natuurwetenschap. Terwijl de kwesties voor de natuurkundigen of geneeskundigen overal dezelfde zijn, houdt de rechtswetenschap zich vooral bezig met de normen van desbetreffende landen die verschillend zijn net als de verschillende rechtssystemen. We hebben dus niet net zoals we één geneeskunde hebben, ook slechts één rechtswetenschap, maar net zoveel verschillende rechtswetenschappen als er rechtssystemen zijn. Terminologie plaatst begrippen van verschillende rechtssystemen tegenover elkaar en vergelijkt deze. Op het gebied van rechtswetenschap is er een apart vak hiervoor ontstaan, de rechtsvergelijking (zie ook hoofdstuk 1 en p. 41). Uiteraard staat het vergelijken van verschillende rechtssystemen en het zoeken naar equivalenten voor juridische termen uit de brontaal in de doeltaal dicht bij elkaar. De Groot vertegenwoordigt de mening dat als we verschillende juridische systemen met elkaar vergelijken, zijn we eigenlijk constant aan het vertalen. “Hij (een rechtsvergelijker) moet in zijn eigen rechtstaal rapporteren over de inhoud van andere rechtssystemen, hij moet in andere rechtstalen inlichtingen verschaffen over zijn eigen rechtssysteem en hij moet in heel wat gevallen in vreemde rechtstalen spreken en schrijven over de inhoud van vreemde rechtsstelsels, die de desbetreffende vreemde talen niet als rechtstalen hanteren. Het is derhalve niet verbazingwekkend, dat diverse inleidingen tot de rechtsvergelijking aandacht besteden aan de problematiek van het vertalen.” (De Groot 1996: 7) Aan de andere kant wordt elke vertaler van juridische teksten voortdurend met het rechtsvergelijken geconfronteerd. Als de vertaler tot een juiste vertaling van een juridische tekst (uit een ander rechtssysteem) wil komen, moet hij/zij eerst nagaan wat de betekenis van de te vertalen term in de brontaal is om vervolgens een goed equivalent te kunnen vinden in de doeltaal. Vaak moeten zich vertalers van rechtsteksten in juridische 83
boeken van de desbetreffende rechtssystemen verdiepen om bepaalde informatie correct weer te kunnen geven. De (dikwijls nogal) verschillende betekenissen in de brontaal en in de doeltaal moet hij/zij dus eerst goed met elkaar vergelijken. Daarom is er ook bij een dergelijk vertaalproces sprake van rechtsvergelijking. Uiteraard is het duidelijk dat het rechtsvergelijken niet de centrale bezigheid van de vertaler is, maar slechts een begeleidende ofwel een ondersteunende bezigheid om met behulp ervan tot een geschikte vertaaloplossing te komen. Termorshuizen-Arts (2003:24-25) maakt gebruik van een metafoor en vergelijkt het verrichten van rechtsvergelijking met het naast elkaar plaatsen van twee werelden of landen van recht. Van deze landen maken we kaarten, waarop dan de belangrijkste wegen getekend worden die de relaties tussen de concepten aangeven. De ideale vorm van rechtsvergelijking is volgens Termorshuizen-Arts de contrastering van twee afzonderlijke, monolinguale, rechtssystemen. In de rechtsvergelijkende theorie worden twee toepasbare methoden gehandhaafd: De conceptuele (ook wel dogmatische genoemd) methode en de functionele methode. De conceptuele methode wordt veel minder toegepast en is eigenlijk alleen geschikt in het geval van verwante rechtssystemen. De tweede (functionele) methode kan in tegendeel ook in geval van nogal verschillende rechtssystemen worden gebruikt. Bij de conceptuele methode identificeren we eerst een (of meerdere) juridisch concept uit het bron- en doelsysteem, bijvoorbeeld een bepaald begrip als schuld. Daarna onderzoeken we de structuur ervan en kijken of er in het andere systeem een begripsmatig equivalent begrip/regel/instituut bestaat. Dit kan vaak riskant zijn omdat we op deze manier op zoek zijn naar letterlijke (en voor de hand liggende) equivalenten, zonder dat we onderzoek naar andere aspecten verrichten. Termorshuizen-Arts (2003:26) verklaart aan de hand hiervan dat de conceptuele methode alleen bij verwante rechtssystemen goed kan werken. In het algemeen kan worden gezegd dat er bij beide methoden de vergelijkbaarheid van concepten centraal staat. Met vergelijkbaarheid bedoelen we dat voor een zinvolle rechtvergelijking genoeg gemeenschappelijke kenmerken vereist zijn. Bij de functionele methode zoekt men deze vergelijkbaarheid in de functie van de concepten die men vergelijkt. De term vergelijkbaarheid die we hierboven hebben besproken komt met de term equivalentie overeen die in de theorie van het juridisch vertalen gebruikt wordt. Het doel van de rechtsvergelijking is weliswaar niet van terminologische aard, maar de methoden en processen zijn toch wel nuttig voor het terminologische werk. 84
4.1.3 Equivalentie Arntz en Picht (2004:148) definiëren equivalentie als overeenstemming van begrippen. Twee termen zijn als equivalent op te vatten, wanneer ze in alle kenmerken van de desbetreffende begrippen overeenstemmen, d.w.z. ze zijn identiek. Equivalentie van termen in twee talen is op te vatten als een aanduiding van één begrip door twee benamingen van verschillende talen. Het doel van de comparatieve terminologie is de identificatie van zulke benamingparen, die één begrip aanduiden. Maar wanneer zijn begrippen van twee verschillende taal- en/of rechtssystemen gelijk? Het zijn de vakkundig inhoudelijke criteria die hiervoor bepalend zijn. Voor de vertaler spelen dan ook nog andere factoren een rol, de tekstgebonden criteria. Alleen de vertaler kan, nadat de inhoudelijke overeenstemming van begrippen bereikt is, een beslissing over tekstgebonden pragmatische aspecten nemen en een corresponderende benaming (tekstuele equivalentie) kiezen. Het terminologische werk streeft nooit een volledige equivalentie van termen na, die volledige tekstuele functionele gelijkheid van termen met zich mee zou brengen. De taak van de terminologie is veel meer op het beschrijven van de inhoud gericht en op het verzamelen van aanduidingen hiervoor. De equivalentie van twee begrippen wordt beoordeeld, door de twee begrippensystemen over elkaar te leggen en aan de hand van de plaats van elk begrip binnen het begrippensysteem, wiens verhouding tot het corresponderende begrip van de andere taal wordt vastgesteld. Bij cultuurgebonden wetenschappelijke vakgebieden, zoals het recht, zullen sterke verschillen opvallen. De plaats van een begrip binnen een begrippensysteem zal door zijn inhoudelijke definitie worden bepaald. Hierbij worden verschillende kenmerken getest. We onderscheiden verschillende graden aan equivalentie: a) Volledige overeenstemming (ook wel identiteit6 genoemd) – waarbij alle kenmerken, die we bij de analyse betrekken, met elkaar overeenstemmen en hetzelfde begrip definiëren. Dit betreft meestal algemene internationale termen zoals: parlement, regering, Ministerie. b) Overlapping (ook wel equipollentie7 genoemd) – beide begripsdefinities vertonen dezelfde kenmerken, maar daarnaast bevatten beide ook nog andere verschillende
6
Zie bijvoorbeeld Tomášek 2003:69.
7
Zie Tomášek, 2003, p. 69 85
kenmerken. De hoeveelheid overeenstemmende kenmerken bepaalt of we de begrippen als equivalent kunnen beschouwen of niet. c) Inclusie – beide begripsdefinities vertonen dezelfde kenmerken maar daarnaast bevat één begripsdefinitie één of meerdere kenmerken extra. Begrip A omvat begrip B. d) Geen equivalentie (ook wel disjunctie8 genoemd) – alle kenmerken zijn verschillend.
4.1.3.1 Equivalentie van rechtstermen Bij verschillende rechtstalen/rechtssystemen is het bepalen of twee begrippen wel of niet met elkaar overeenstemmen nog ingewikkelder. Omdat elk rechtssysteem een eigen rechtstaal heeft met een eigen begrippenstelsel en eigen rechtsbegrippen, moeten we in het algemeen ervan uitgaan dat equivalentie van begrippen van twee verschillende rechtstalen niet bestaat. Het zijn namelijk niet alleen de diverse culturele, historische en taalgebonden factoren die tot een verschillende kijk op de objectieve realiteit leiden, maar ook de bewust gekozen verschillende gedragspatronen die de omgang met rechtssubjecten regelen. Equivalentie van termen bij verschillende rechtssystemen kan alleen dan bestaan, wanneer de normen, rechtsmethoden en rechtspraak dezelfde zijn. Dit zou eigenlijk betekenen dat het om hetzelfde rechtssysteem gaat. Anders, wanneer de doeltaal en de brontaal zich op verschillende rechtssystemen betrekken, is een volledige equivalentie onmogelijk. Omgekeerd hebben we gevallen van begrippen die zich op basis van de functie ervan binnen het systeem tegenover elkaar laten plaatsen, hoewel de beschrijving ervan verschillend is. We kunnen dan niet van een volledige overeenstemming spreken. Wel kunnen we in zulke gevallen een functionele verbinding tussen de begrippen creëren. Maar er zijn ook situaties wanneer er geen equivalent gevonden kan worden, omdat er „een gat‟ is in het andere rechtssysteem. Wanneer de vertaler vaststelt dat er geen equivalent gevonden kan worden, omdat er in het andere rechtssysteem met betrekking tot een bepaald begrip „een dergelijk gat‟ bestaat, moet hij vooral de kennis hebben van hoe dit in het andere juridische systeem geregeld is. Dan kan hij een compenserende vertaalstrategie kiezen. Het kan één van de volgende zijn: -
de term onvertaald laten
-
de term omschrijvend uitleggen
-
een functioneel equivalent kiezen
8
Zie Tomášek 2003:68-69. 86
-
een neologisme creëren.
4.1.4 Subsidiaire vertaaloplossingen De meest bediscussieerde9 alternatieve vertaaloplossingen zijn de volgende drie: de omschrijving, het onvertaald laten en het neologisme. We zullen ze hier één voor één toelichten.
4.1.4.1 Onvertaald laten De eerste vertaaloplossing die we bespreken is het onvertaald laten. Indien we ervan uitgaan dat het werk van een vertaler bestaat uit het bemiddelen, ofwel het toegankelijk maken van informatie voor personen die een taal niet machtig zijn, door deze informatie in een andere taal weer te geven die voor hen begrijpelijk is, zullen we al gauw ontdekken dat er iets aan de hand is met betrekking tot deze vertaaloplossing, dat wil zeggen door ervoor te kiezen om een gedeelte van een te vertalen tekst onvertaald te laten staan in de doeltaal. Een vertaling die vol zit met onvertaalde termen, kan tot een opeenhoping van vreemdtalige elementen leiden die aan elkaar geplakt zijn door elementen uit de doeltaal zoals voorzetsels, werkwoorden en bijwoorden. Als de lezer van een dergelijke vertaling weinig of geen affiniteit met de woordstructuur van de brontaal heeft, is het onmogelijk dat hij zo‟n tekst eenvoudig kan interpreteren, laat staan uitspreken ofwel onthouden. Dit wordt anders, wanneer de doeltaal en brontaal verwante talen zijn en wanneer we dus een hoge graad een etymologische overeenstemming kunnen verwachten. Begripsoverdracht kan niet plaatsvinden, wanneer de „vertaalde‟ tekst voor de lezer niet transparant is. We hoeven niet te benadrukken, hoe weinig er sprake van transparantie is, wanneer we te maken hebben met afwijkende alfabetsystemen tussen de brontaal en doeltaal. In dergelijke gevallen zal de vertaler in ieder geval de onvertaalde tekst in de doeltaal moeten transcriberen, maar zelfs dan kan zo‟n tekst voor een gemiddelde lezer weinig informatie verschaffen. Wat er verder nog bij komt kijken is het feit dat wanneer we bijvoorbeeld Chinese resp. Arabische teksten transcriberen, er meerdere manieren van transcriptie mogelijk zijn. Volgens De Groot (1996:20) is het beste om de 9
Zie bijvoorbeeld: Groot, de, 1996, p. 19-26 87
transcriptieregels van de ISO10 te Genève te volgen. Een onvertaald element uit de brontaal kunnen we op twee manieren verduidelijken. We kunnen ertussen haakjes nog een letterlijke vertaling aan toevoegen. De andere manier hoe we een onvertaalde term voor de lezer toegankelijker kunnen maken, is dat we na het noemen van de oorspronkelijke term nog de opmerking van het type „vergelijkbaar met‟ plaatsen (tussen haakjes of in een voetnoot). Een dergelijke opmerking komt in de buurt van een andere subsidiaire vertaaloplossing, de omschrijving.
4.1.4.2 Neologisme De tweede subsidiaire vertaaloplossing die we willen toelichten, is het neologisme. Een neologisme is een woordvorm die we in de doeltaal gebruiken maar die geen deel uitmaakt van het desbetreffende doeltaalrechtssysteem. Deze aanduiding van een neologisme is dus iets ruimer dan hoe de term neologisme meestal wordt gebruikt. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat we niet alleen maar vanuit een brontaal naar een doeltaal vertalen, maar vanuit de terminologie van een brontaalrechtssysteem naar de terminologie van een doeltaalrechtssysteem. Bij het vertalen van juridische teksten zijn het juist neologismen die vaak in de doeltaal moeten worden ingevoerd bij een ontbrekend equivalent voor een bronterm. Hoewel vertalers zich ervan bewust zouden moeten zijn dat neologismen vaak “vreemd” in de oren van aan de doeltaal gerelateerde juristen kunnen klinken, is het, wanneer er geen equivalent voorhanden is voor een bronterm, dikwijls toch een betere oplossing dan het onvertaald laten of een letterlijke vertaling (calque), waarbij de letterlijke vertaling natuurlijk ook een zinvol neologisme kan opleveren. De termen die we wel kunnen kwalificeren als termen behorende tot het doeltaalrechtssysteem, zijn nog verder te onderscheiden: “Op de eerste plaats komen de termen, die door de wetgever als juridische termen zijn gehanteerd. [...] Als de tweede groep kunnen we de terminologie van de rechtspraak aanwijzen. Een derde groep vormt de terminologie van rechtspractici als advocaten, notarissen e.d. Een vierde groep is de terminologie van de rechtswetenschappelijke literatuur. En als laatste groep kan de terminologie van de pers worden onderscheiden,
10
ISO is de afkorting van International Organization for Standardization (http://www.iso.org/iso/home. html, laatst geraadpleegd op 4-4-2011) 88
voor zover deze uitspraken over (het functioneren van) het doeltaalrechtssysteem doet.” (De Groot 1996:23) Maar hoe kiezen we eigenlijk een neologisme? Aan welke criteria zou onze keuze moeten voldoen? Het zal absurd zijn, als elke vertaler willekeurige neologismen zou kunnen invoeren, zonder op bepaalde normen te letten. 1) De vorm van het neologisme dient de inhoud van de uitgangsterm te tonen (belangrijk is vooral dat deze goed interpreteerbaar is voor een jurist uit het doeltaalrechtssysteem). 2) Men moet zeker weten dat het desbetreffende woord nog niet in het doeltaalrechtssysteem voorkomt. Een specifieke situatie doet zich voor wanneer we een term als neologisme gebruiken die niet meer deel van het doeltaalrechtssysteem uitmaakt, maar die vroeger wel een overeenstemmende betekenis binnen het doeltaalrechtssysteem had. De Groot noemt het voorbeeld van de Duitse term „Sicherungseigentum‟ die niet meer in het Nederlandse rechtssysteem voorkomt, maar die we het beste met „eigendom tot zekerheid‟ kunnen vertalen (als neologisme) en die op die manier voor de meeste Nederlandse juristen duidelijk zou zijn.11 Het gebruik van Romeinsrechtelijke begrippen is ook vaak op zijn plaats, zolang we kunnen aannemen dat juristen gerelateerd aan het doeltaalrechtssysteem nog over bepaalde kennis van het Romeinse recht beschikken. Met het tweede criterium hangt ook de volgende opmerking samen. Soms komen we een eerder gekozen neologisme van een andere vertaler tegen en dan is het de vraag of we dit neologisme simpelweg moeten overnemen of een ander neologisme invoeren. Het kiezen van een nieuw neologisme kan vaak verwarring veroorzaken. Wat onze keus in zulke kwesties zou moeten bepalen is de bekendheid van het eerder geïntroduceerde woord en de betrouwbaarheid van de bron waar dit gepubliceerd werd.
4.1.4.3 Omschrijving De laatste subsidiaire vertaaloplossing die we bespreken is de omschrijving. De basis van een omschrijving is dat we, in geval van een ontbrekend equivalent voor een begrip uit de brontaal, dit begrip aan de hand van een definitie in de doeltaal omschrijven. 11
Groot, de, 1996, p. 24 89
Indien het om een bijna volkomen definitie gaat, kunnen we het hebben over een equivalent bestaand uit meerdere woorden. Een dergelijk equivalent wordt dus op een descriptieve manier bereikt. Sandrini (1996:142) hanteert in verband hiermee ook de naam explikative Übersetzung ofwel Erklärungsäquivalent. Wanneer een dergelijke vertaaloplossing wordt gekozen, moeten we blijven beseffen dat dit soort „equivalenten uit meerdere woorden‟ geen juridische entiteiten zijn en daarom dus ook niet in het doeltaalrechtssysteem voorkomen. Aan de andere kant zijn zulke omschrijvingen bestaande uit losse elementen voor (in het doeltaalrechtssysteem) ervaren juristen goed interpreteerbaar. Omschrijvingen die veel gebreken vertonen en daardoor ook voor ervaren juristen niet begrijpelijk zijn, komen eerder in de buurt van de zonet besproken subsidiaire vertaaloplossing, het neologisme. Het vertalen van juridische teksten is, met nadruk op de juridische terminologie, een bijzondere tak van de vertaalpraktijk is. Het is met geen andere vaktaal vergelijkbaar. Hierboven zijn we op de problematiek van de systeemgebondenheid ingegaan en op de daarmee samenhangende moeilijkheden. De interesse voor het vertalen van juridische teksten stijgt. Dit gaat gepaard met de noodzaak aan kwalitatieve vertalers en vaak gebrekkige vertalingen die geleverd worden door onervaren vertalers ofwel door vertalers zonder desbetreffende opleiding. Het zou ons gerust moeten stellen dat er binnen ons vak in Centraal-Europa steeds meer instellingen komen, die dergelijke cursussen in hen curricula invoeren en ondersteunen. Hierbij valt niet alleen aan universitaire vakgroepen te denken, maar steeds meer ook aan Kamers voor tolken en vertalers en andere beroepsgeoriënteerde organisaties. Vertalingen kunnen ook via bepaalde (nationale) instellingen structureel worden gestandaardiseerd. Als voorbeeld nemen we het initiatief van de Nederlandse Vereniging voor Rechtsvergelijking.12 Deze vereniging heeft in 1981 een commissie ingesteld om deze vertaalsuggesties te laten maken voor vertalingen van Nederlandse juridische begrippen in het Engels, Duits en Frans. De commissie werd gevormd door zowel rechtsvergelijkers als ook vertalers. In 1992 publiceerde de commissie een woordenlijst met vertaalsuggesties. Ondertussen verschenen ook al de tweede en derde herziene druk van de woordenlijst.13
12
Zie hiervoor: http://www.ejcl.org/general/nvvrhome.html, geraadpleegd op 02-09-2010
13
Zie het voorvoord bij de derde herziene druk: http://www.asser.nl/upload/documents/5112010_24403 Van %20Erp%20Voorwoord.pdf, geraadpleegd op 02-09-2010 90
4.2
Terminologieleer
De terminologieleer is een relatief jonge wetenschappelijke discipline. Deze discipline begon zich pas aan het eind van de 19de eeuw systematisch te ontwikkelen. Daarbij was het zeker geen toeval dat deze ontwikkeling samenviel met de beginnende technische vooruitgang. Met een groeiende vraag naar allerlei technische producten die ook naar het buitenland werden geëxporteerd, had men steeds meer behoefte aan een systematische vorming van internationale normen, waarmee een terminologische ontwikkeling gepaard gaat. De eerste normen hingen met diverse eenheden voor gewicht en maten samen maar al gauw ontdekte men dat ook uitdrukkingseenheden verduidelijkt moeten worden om misverstanden in internationale communicatie te vermijden. De oprichter van de technische terminologieleer en standaardisatie was de Oostenrijker Eugen Bernhard Wüster (1898-1977). Zijn eerste boek dat zich met terminologie bezighield kwam in 1931 onder de naam Internationale Sprachnormung in der Technik: besonders in der Elektrotechnik uit. In dit boek probeerde Wüster de terminologie van de elektrotechniek te standaardiseren. Op zijn terminologische theorie zijn ook de internationale terminologische normen gebaseerd.14 Het toewijzen van een unieke benaming bij een begrip (met een vakkundige inhoud) om zo een verwarrende synonymie te vermijden en het proces van de standaardisatie van terminologie zijn de basis doelen van de terminologische wetenschap. De terminologieleer is een wetenschap die eigenschappen van termen behandelt en de vorming en het gebruik van termen onderzoekt. In de vakliteratuur hebben velen de terminologie op diverse manieren gedefinieerd. T. Schippan definieert terminologie (2002:230)15 als: „...die Gesamtheit der Termini eines bestimmten Produktionszweiges, Tätigkeitsbereichs oder Wissenschaftsgebietes, die einen besonderen Sektor (eine besondere Schicht) der Lexik bilden, der sich am ehesten bewusst regulieren und ordnen lässt“. Arnzt, Picht en Mayer (2004:10) verwijzen naar de normen van het Duitse instituut voor standaardisatie (DIN) waar „de terminologie‟ de vakwoordenschat van een bepaald vakgebied betekent:
14
Zie ook Škrlantová, 2005, p. 69
15
Schippan, 1975 91
„Terminologie ist der Gesamtbestand der Begriffe und ihrer Benennungen in einem Fachgebiet.” (DIN 2342 Deel 1)16 Dezelfde norm grenst de term als volgt af: „Terminus: Das zusammengehörige Paar aus einem Begriff und seiner Benennung als Element einer Terminologie.“ Uit onze hierboven genoemde bevindingen en de zonet geciteerde definities blijkt dat het Duits en het Nederlands in tegenstelling tot het Tsjechisch een duidelijk onderscheid maken tussen de terminologie (Terminologie) en de terminologieleer (Terminologielehre). In het Tsjechisch kunnen we het woord „terminologie‟ vanuit twee verschillende perspectieven interpreteren. In de nauwe betekenis duidt de terminologie (net als in het Duits en in het Nederlands) de woordenschat van een bepaald vakgebied aan. In de ruime betekenis verstaan we echter in het Tsjechisch onder het woord de terminologie ook de wetenschap die de vorming, het gebruik en de eigenschappen van termen onderzoekt en deze standaardiseert. Met de vaktaal en de afbakening van de algemene taal, de vaktaal en de rechtstaal hebben we ons reeds in hoofdstuk 3.2.1 beziggehouden. In het navolgende gedeelte richten we onze aandacht op de terminologieleer. We zullen de betekenis van termen en begrippen verduidelijken, de vorming van nieuwe termen beschrijven en het proces van standaardisatie van termen in kaart brengen. Daarnaast nemen we ook de belangrijkste internationale terminologische normen onder de loep.
4.2.1 Term, begrip en benaming In het vorige gedeelte hebben we laten zien hoe belangrijk de terminologieën van essentieel belang zijn voor verschillende vaktalen. In het volgende deel besteden we aandacht aan de term en zijn onderdelen. Daarbij leunen we niet alleen op een aantal maatgevende terminologen aan maar vooral ook op de (inter)nationale terminologische normen. In deze normen komen de belangrijkste theoretische en methodologische beginselen van de terminologieleer tot uitdrukking. Ook worden in deze normen de complexe verhoudingen tussen begrippen, hun eigenschappen en benamingen verduidelijkt.
16
DIN 2342, 1992 92
4.2.1.1 Begrip Voor de doeleinden van ons onderzoek is het belangrijk om eerst een duidelijke definitie van een begrip te stellen. Als theoretische basis gebruiken we de reeds meerdere keren geciteerde publicatie van Arnzt, Picht en Mayer: Studien zu Sprache und Technik. Einführung in die Terminologiearbeit (2004). Hierboven (p. 92) hebben we de Duitse norm DIN 2342 Deel 1 voor de term gegeven. In dezelfde norm wordt ook het begrip als volgt gedefinieerd: “Denkeinheit, die aus einer Menge von Gegenständen unter Ermittlung der diesen Gegenständen gemeinsamen Eigenschaften mittels Abstraktion gebildet wird.” (1992: 1) Deze norm geeft eveneens de definitie voor de benaming: “Aus einem Wort oder mehreren Wörtern bestehende Bezeichnungen.” (1992: 2) De definities zijn op bepaalde samenhangen gebaseerd. Die zullen we kort verduidelijken. Onder de benamingen zijn zowel materiële (woning, toestel) als ook immateriële voorwerpen (procedure, sterkte) te verstaan. Een voorwerp heeft dus in de terminologieleer een nogal brede invulling. Een voorstelling van een benaming is op een abstracte generalisatie van onze ervaring met de wereld om ons heen gebaseerd. Doordat we in onze gedachten verschillende voorwerpen in bepaalde categorieën verbinden, creëren we begrippen. Met andere woorden, de begrippen woning of procedure, die door corresponderende benamingen worden vertegenwoordigd, verwijzen niet naar één woning of één bepaalde procedure maar naar een generalisatie van vele afzonderlijke voorwerpen die bepaalde eigenschappen gemeenschappelijk hebben en die in de begrippen „woning‟ of „procedure‟ worden samengevat. Deze samenhangen hebben de taalkundigen Ch. K. Ogden (1899-1957) en I. A. Richards (1893-1979)17 reeds in 192318 in de beroemde referentiedriehoek, ook wel de semiotische driehoek genoemd, uitgewerkt. Omdat deze driehoek onderwerp is geworden van meerdere modificaties,19 geven we zijn oorspronkelijke vorm weer.
17
Vergelijk hiervoor Arnzt - Picht - Mayer, 2004, p. 38-39
18
Ogden - Richards, 1923
19
Zie bijvoorbeeld Doubravová 2002:50-51. 93
Thought of Reference (begrip)
Symbolizes
Symbol (benaming)
refers to
stands for
Referent (voorwerp)
De stippellijn geeft aan dat ertussen de benaming en het voorwerp geen direct verband bestaat. Tussen teken en taal bevindt zich een conceptueel niveau. Met betrekking toto dit onderwerp werden veelvuldige discussies gevoerd en theorieën ontwikkeld. Vandaag de dag gaat men van de hypothese van een complexe wederzijdse beïnvloeding tussen de taal en het denken uit, waarbij tussen verschillende taalfuncties onderscheid dient te worden gemaakt.20 In de jaren vijftig van de 20ste eeuw heeft E. Wüster de semiotische driehoek van Ogden en Richards verder uitgewerkt.21 Dat was een zeer belangrijke basis voor de verdere ontwikkeling van de terminologieleer. Wüster heeft de semiotische driehoek aan de terminologieleer aangepast en gepreciseerd. Wüster onderscheidt in zijn model twee niveaus, het bovenste niveau van langue en het onderste niveau van de parole.22 Het langue-niveau vertegenwoordigt de begrippen (een fragment uit het taalsysteem) en het parole-niveau staat zowel voor de talige representatie als ook voor de buitentalige verschijnselen. Veld 1 staat voor potentiële voorwerpen binnen een domeinkennis. Dit domein is slechts een fragment van het onbeperkte universum waartoe alle potentiële voorwerpen behoren. Veld 2 representeert de wereld van begrippen. Hier gebeurt een verdichting van kenmerken tot geabstraheerde denkeenheden. Daarmee correspondeert veld 3 - de wereld van de ideale tekens waar aan deze tekens, welke als begrippen opgevat worden,
20
Zie Arnzt - Picht - Mayer, 2004, p. 39
21
Arnzt - Picht - Mayer, 2004, 2004, p. 39-41
22
Het model werd overgenomen van Arnzt - Picht - Mayer, 2004, p. 40 94
denkeenheden worden toegedeeld. Veld 4 vertegenwoordigt de realisatie van de ideale tekens. De realisaties kunnen zowel van niet-verbale als van verbale aard zijn. 3
2 benaming
betekenis
4
1
Het model laat zien hoe terminologen bij het vormen van nieuwe termen te werk gaan. Ze maken eerst kennis met desbetreffende potentiële voorwerpen (veld 1) en abstraheren vervolgens (veld 2) de afzonderlijke kenmerken en eigenschappen van een begrip. Op basis van deze classificatie delen ze aan de virtuele objecten begrippen toe (veld 3). In de laatste stap (veld 4) worden deze begrippen van een benaming voorzien. Bij het zoeken naar equivalenten tijdens het vertaalproces verloopt de hierboven geschetste procedure andersom. De vertaler kent desbetreffende benamingen (brontaaltermen). Binnen de bekende benamingen zoekt de vertaler naar interne verhoudingen en verdeelt de afzonderlijke begrippen in kleinere eenheden, zodat hij de kenmerken ervan kan analyseren. In veld 1 waar zich alle mogelijke voorwerpen van een bepaald domein bevinden (onafhankelijk daarvan bij welk taalsysteem ze horen), kiezen we vervolgens de voorwerpen die op basis van hun kenmerken het beste passen bij het bronbegrip. Op deze manier geraakt de vertaler via velden 2 en 3 bij het vormen, c.q. bepalen van de corresponderende term in de doeltaal.
Kenmerken van begrip Als we begrippen proberen te analyseren komen we noodgedwongen tot kenmerken ervan. In de 2330 (1993:3f) DIN norm staat vermeld dat:
95
“Sowohl zur Begriffsbestimmung als auch für das Feststellen von Begriffsbeziehungen sind die Merkmale von Begriffen von grundlegender Bedeutung. Merkmale geben diejenigen Eigenschaften von Gegenständen wieder, welche zur Begriffsbildung und – abgrenzung dienen. Sie sind durch Abstraktion gewonnene Denkeinheiten und damit auch selbst Begriffe.“ (Arntz, Picht, Mayer 2002:53) Voor terminologen zijn de begripskenmerken bij de volgende vier taken van belang: 1) De inhoud van een begrip afbakenen 2) De grondslag voor de vorming van benamingen 3) Begripssystemen structureren 4) Vaststellen van de graad van equivalentie Bij het afbakenen van een begrip verloopt een terminologische analyse op basis van een inventarisatie van kenmerken van een voorwerp. Het geheel van kenmerken maakt de identificatie van een begrip mogelijk. Zodra één kenmerk verandert, dient een nieuw begrip te worden gevormd. Een belangrijke stap op weg naar het ontstaan van een gemotiveerde benaming, d.w.z. een benaming die de kenmerken van een begrip weergeeft, maar ook wel bij de analyse van een gemotiveerde benaming zijn kenmerken weerspiegeld in benamingen. De soorten kenmerken hebben een enorme invloed op de structuur van een begrippensysteem omdat ze de criteria van de indeling van een begrip bepalen, dus of de begrippen naast elkaar of onder elkaar zullen staan. Indien de kenmerken van verschillende begrippen met elkaar overeenkomen, spreken we van een begrippenequivalentie. Dat betekent dat termen synoniem zijn, indien we met benamingen binnen één taal te maken hebben, of equivalent, hebben we het over benamingen uit verschillende talen. Het in kaart brengen van begripskenmerken is dus zowel bij het terminologische werk als ook bij het werk van een vertaler, die naar equivalenten23 in de doeltaal zoekt, noodzakelijk. We hebben ons met de problematiek van equivalentie reeds in hoofdstuk 4.1.3 gedetailleerder beziggehouden. 23
Sommige begripskenmerken kunnen equivalent zijn. Volgens de DIN 2330 norm (Arnzt – Picht – Mayer 2004:58) zijn dat kenmerken die in sommige gevallen verwisselbaar zijn. Onder de verwisselbaarheid van kenmerken wordt verstaan dat in geval van een verhouding tussen twee begrippen deze verhouding ook na het verwisselen van enkele kenmerken blijft bestaan. Dit is bijvoorbeeld te illustreren aan de kenmerken legislatief en wetgevend. In combinatie met het begrip macht is er geen verschil als we over de wetgevende macht spreken of over de legislatieve macht. Omdat deze kenmerken 96
Indeling van begripskenmerken De norm DIN 2330 (1993:4) verdeelt begripskenmerken in twee groepen: de relationele kenmerken (Relationsmerkmale) en de kwalitatieve kenmerken (Beschaffenheitsmerkmale).24 Onder de relationele kenmerken verstaat de norm de kenmerken van oorsprong, gebruik, vergelijk en beoordeling. Bij de kwalitatieve kenmerken horen dan de vorm, kleur, afmeting, ligging, tijdsaanduiding etc. De kwalitatieve kenmerken verschaffen informatie over kenmerken van een begrip. De relationele kenmerken geven de relaties tussen twee begrippen aan. Niet alle kenmerken van een begrip zijn net zo belangrijk. In de terminologieleer wordt onderscheid gemaakt tussen wezenlijke en niet-wezenlijke kenmerken. Als wezenlijke kenmerken classificeren we kenmerken die de eigenschappen van een voorwerp in een gegeven situatie weergeven vanuit het zichtpunt van een vakrichting. De andere kenmerken horen bij de categorie niet-wezenlijk. Welke eigenschappen belangrijk zijn voor de vorming en afbakening van de benaming wordt bepaald door het doel waarvoor het terminologische werk wordt verricht. De wezenlijkheid is dus een relatieve grootte want we kunnen alleen in een bepaalde situatie en context zeggen of een kenmerk wezenlijk is of niet. Om deze reden wordt de indeling van kenmerken door sommige auteurs als te vaag beschouwd.25
Begrippensystemen Nu de definitie, de kenmerken en soorten van begrippen geschetst zijn, gaan we ons met terminologische samenhangen die daarboven staan bezighouden. Het begrip wordt niet als een geïsoleerde eenheid beschouwd, maar als onderdeel van een begrippensysteem. Een goede hiërarchische en systematische indeling van begrippen en benamingen van een vakgebied is met name voor de praktische toepassing van de verworven terminologische kennis belangrijk. Elk vakgebied dient doorlopend aan zijn begrippen en benamingen te werken want een diepgaande kennis van een vakgebied is zonder deze systematische basis niet mogelijk.
synoniemen zijn, kunnen ze met elkaar verwisseld worden zonder dat daarom het karakter van het begrip in combinatie verandert. 24
Zie ook Arnzt – Picht – Mayer 2004:55-56.
25
Vergelijk bijvoorbeeld Arnzt – Picht – Mayer 2004:57. 97
Dit geldt ook voor terminologen en vertalers van vakteksten die net zo in een vakgebied moeten doordringen om begrippen (en hun benamingen) in de samenhang van een systeem te kunnen begrijpen. Op die manier kunnen ze aangrenzende begrippen van elkaar afbakenen en beoordelen of er sprake is van bijvoorbeeld synonymie, d.w.z. dat twee benamingen inderdaad aan één begrip kunnen worden toegewezen of niet. De verhoudingen tussen begrippen van een vakgebied laten zich door een begrippensysteem vertegenwoordigen. De norm DIN 2331 definieert een begrippensysteem als volgt: „Ein Begriffssystem ist eine Menge von Begriffen, zwischen denen Beziehungen bestehen oder hergestellt worden sind und die derart ein zusammenhängendes Ganzes darstellen.“ Begrippensystemen zijn niet alleen voor de terminologieleer van belang maar overal waar het om het verduidelijken van begrippenstructuren binnen een vakgebied gaat. Bij een tweetalig terminologisch (vergelijkend) onderzoek dienen twee aparte eentalige begrippensystemen te worden uitgewerkt om deze te kunnen vergelijken. Op deze manier kunnen we woordenboeken of woordenlijsten samenstellen die de structurele verschillen in desbetreffende talen/systemen respecteren. Als de beste methode voor een vergelijking van begrippensystemen duiden Arnzt, Picht en Mayer (2004:73) de grafische afbeelding ervan aan. Als we begrippen als bouwstenen van een systeem beschouwen en hun verhoudingen als verbindingsmiddelen, kunnen we een bouwtekening opstellen die van diverse factoren afhankelijk is. Bij deze factoren horen:
vak c.q. onderwerp van het onderzoek
doelgroep
aspecten op basis waarvan het systeem onderverdeeld wordt
Na het definiëren van de begrippen en hun verhoudingen kunnen we hun grafische verwerking samenstellen. Arnzt, Picht en Mayer (2004:74) definiëren nog een aantal criteria waaraan we ons moeten houden om een overzichtelijk systeem te kunnen creëren. Hieronder vallen:
duidelijkheid
verstaanbaarheid
overzichtelijkheid
aanvulbaarheid
Het voldoen aan de bovenvermelde criteria is van essentieel belang voor de betekenis van begrippensystemen in de praktijk. Elk begrippensysteem dient in zijn grafische
98
vorm de werkelijke verhoudingen tussen afzonderlijke begrippen weer te geven. Voor een goede overzichtelijkheid is het aan te raden om begrippensysteem in meerdere ondersystemen te verdelen zodat we het herkennen van verhoudingen tussen ondergeschikte en bovengeschikte begrippengroepen kunnen vereenvoudigen.
Verhoudingen tussen begrippensystemen Binnen de begrippensystemen onderscheiden we twee soorten verhoudingen: hiërarchische en niet-hiërarchische verhoudingen.
Hiërarchische verhoudingen Arntz, Picht en Mayer (2004:75) verdelen de hiërarchische verhoudingen verder in Abstraktionsbeziehungen (logische) en Bestandsbeziehungen (partitieve). Een abstracte verhouding bestaat tussen een bovengeschikt en ondergeschikt begrip, resp. tussen zijn ondergeschikte begrippen op hetzelfde niveau. Soms ontstaat daarbij de zgn. nevenschikkende relatie. Deze kan slechts op hetzelfde niveau voorkomen en de nevengeschikte begrippen moeten bij hetzelfde aantal typische kenmerken minstens over één beschikken waarmee ze zich van elkaar onderscheiden. We kunnen dit aan het volgende voorbeeld illustreren:
getuige
getuige à charge
getuige à decharge
Verder kunnen we de abstracte verhoudingen in monohiërarchische en polyhiërarchische verhoudingen verdelen. Van een monohiërarchische verhouding spreken we wanneer het bovengeschikte begrip slechts volgens één criterium op elk ondergeschikt niveau wordt geëvalueerd. We zien dat aan het volgende voorbeeld:
99
vennootschap
besloten vennootschap
naamloze vennootschap
commanditaire vennootschap
Anders is het bij een polyhiërarchisch systeem, daar staan meerdere classificatiemiddelen op één niveau en de begrippen worden volgens hun soort, functie enz. (ArntzPicht-Mayer, 2004:80) geëvalueerd. Zoals ook al uit de naam blijkt, berusten de partitieve verhoudingen (Bestandsbeziehungen) op de verhouding van het geheel tot zijn delen. Het bovengeschikte begrip wordt als Verbandsbegriff aangeduid en het ondergeschikte begrip als Teilbegriff. Als voorbeeld van een partitieve verhouding kunnen we het volgende rijtje noemen: Rechterlijke macht
staande magistratuur
zittende magistratuur
Bij Abstraktionsbeziehungen kunnen we op basis van de begripskenmerken beter bepalen, welk van de begrippen ondergeschikt en welk bovengeschikt is. Bij Bestandsbeziehungen kennen we deze exacte kenmerken niet, daarom hangt de manier van de indeling in sterke mate van de opzet en doelstelling van het desbetreffende onderzoek af.
Niet-hiërarchische verhoudingen De niet-hiërarchische relaties worden in sequentiële en pragmatische verhoudingen verdeeld. Net als de Abstraktionsbeziehung en Bestandsbeziehung kunnen ook de sequentiële relaties (chronologische relaties) een systeem vormen, maar er kan geen hiërarchie ontstaan. Chronologische relaties bestaan tussen begrippen die tijdruimtes of fases in het verloop van een handeling voorstellen. Dit soort verhoudingen worden vaak bijv. bij technische gebruiksaanwijzingen gebruikt, maar ook bij gerechtelijke procedures. Tussen de afzonderlijke fases c.q. subfases bestaat een verhouding die we als 100
consecutief kunnen beschrijven. Het afbakenen van bepaalde fases en tijdruimtes gebeurt vaak volgens het pragmatische principe. Wanneer er meerdere fases van een procedure tegelijkertijd verlopen, is er sprake van een simultane verhouding. Een voorbeeld daarvan is het simultaan tolken, waarbij de tolk tegelijkertijd een informatie ontvangt, verwerkt en weergeeft in de doeltaal. Van deze twee niet-hiërarchische verhoudingen overheersen de consecutieve verhoudingen ten opzichte van de simultane verhoudingen omdat de meerderheid van alle procedures niet tegelijkertijd verloopt maar op elkaar volgt. De structuur van de niet-hiërarchische verhoudingen is in vergelijking met de hiërarchische verhoudingen relatief eenvoudig, voor de samenstelling ervan is alleen het volgen van de tijdlijn van de procedure nodig. Met behulp van de hiërarchische en niet-hiërarchische verhoudingen kunnen dankzij de hoge exactheid alle samenhangen binnen een begrippensysteem behouden blijven.
Normen en standaardisatie van terminologie Voor een goede communicatie met name op een vaktalig niveau zijn exact gedefinieerde maar ook gestandaardiseerde termen (op nationaal en internationaal niveau) van groot belang. De taak van de standaardisatie van termen oefenen normalisatie-instituten uit. Ze functioneren in de meeste landen en vereenvoudigen en verenigen communicatie in het kader van verschillende wetenschappelijke vakgebieden. Een bindend standaardisatieproces van terminologie dient het taalgebruik van taalgebruikers qua taalmiddelen niet te beperken, integendeel, het zou de communicatie moeten verbeteren. (Arntz-Picht-Mayer 2004:135) Bij de belangrijkste instellingen die zich met het bepalen van basisnormen op internationaal niveau bezighouden, hoort de ISO26 - International Organisation for Standardisation (zie ook p. 88-88). De ISO vormt niet alleen terminologische normen maar stelt ook terminologische databanken en andere terminologische toepassingen op het gebied van terminologie samen27. Het is een samenwerkingsverband van 156 nationale standaardisatieorganisaties.
26
De voorganger van deze organisatie was de ISA (International Standardisation Agency) – de eerste terminologische commissie bij de ISA werd in 1936 opgericht. 27
Voor meer informatie zie ook http://www.iso.org/iso/home.html, laatst geraadpleegd op 28-1-2011 101
Het nationale normalisatie-instituut in Duitsland is het DIN28. Het DIN (Deutsches Institut für Normung) houdt zich met het normeren en standaardisatie van vaktermen bezig met behulp van de zogenaamde DIN normen, waar elke norm een eigen nummer heeft en exacte definities van bepaalde begrippen bevat. Op een dergelijke basis werken ook andere Europese norminstellingen, zoals het NBN29 - Bureau voor Normalisatie (in België) en het NEN30 - Nederlands Normalisatie-Instituut. In de Tsjechische Republiek heeft het ÚNMZ - Úřad pro technickou normalizaci, metrologii a státnì zkušebnictvì31 deze competentie. Dit instituut hoort onder het Ministerie van Handel en Industrie en houdt zich naast de taken van het uitgeven van normen ook met het toepassen van voorschriften en normen, voortvloeiende uit het lidmaatschap van de Tsjechische Republiek in de Europese Unie, bezig32.
Vorming van termen Nadat we de inhoud van de term, het begrip en zijn indeling in een systeem hebben verklaard, en ons met de internationale norminstellingen en hun activiteiten hebben beziggehouden, besteden we onze aandacht aan een andere cruciale kwestie en dat is de vorming van termen. We zullen zien dat er verschillende manieren bestaan, hoe termen gevormd kunnen worden. Die zullen we een voor een verduidelijken. Voor vaktalen is het niet voldoende om woorden uit de standaardtaal van een vaktalige inhoud te voorzien. Vanzelfsprekend gebeurt dat ook maar meestal worden nieuw ontdekte begrippen met nieuwe benamingen verbonden, dit men name om misverstanden te voorkomen. Toch zijn de mogelijkheden van terminologen op dit gebied niet geheel onbeperkt. Woordvorming die niet op reeds bestaande taalelementen bouwt, is een uitzondering. De meest toegepaste woordvormingprocessen33 die terminologen voor het vormen van nieuwe termen gebruiken, zijn de volgende: 28
Zie ook http://www.din.de/cmd?level=tpl-home&contextid=din, laatst geraadpleegd op 28-1-2011
29
Het NBN volgde in 2003 het Belgisch Instituut voor Normalisatie (BIN) op. Zie ook http://www.nbn.be/NL/homenl.html, laatst geraadpleegd op 28-1-2011 30
Zie ook http://www.nen.nl/web/show, laatst geraadpleegd op 28-1-2011
31
Het instituut voor technische normalisatie, metrologie en overheidstoetsing – vertaling PKD.
32
Zie ook http://www.unmz.cz/urad/unmz, laatst geraadpleegd op 28-1-2011
33
Vergelijk bijvoorbeeld Arnzt – Picht – Mayer 2004:114-123 of Škrlantová 2005:79-84. 102
1. 2. 3. 4. 5. 6.
Terminologisering Samenstelling Woordafleiding Conversie Leenwoord of calque Verkortingen
Ad 1) In principe kan elk woord uit de standaardtaal een term worden. Hierbij krijgt het desbetreffende woord uit de standaardtaal een nieuwe betekenis en verandert op die manier in een term. De oorspronkelijke betekenis wordt hiermee uitgebreid. Terminologisering is op het gebied van juridische terminologie een bijzonder productief woordvormingproces. De reden hiervan is het feit dat wetgevende teksten de normen voor de maatschappij en haar burgers op alle gebieden dienen te bepalen en het recht is daarom nauw met de standaardtaal verbonden. Als voorbeeld nemen we het woord aanleg. In de standaardtaal de bouw van iets of een aangeboren geneigdheid/talent. In de rechtstaal echter door middel van terminologisering: “de rechterlijke instantie waar de behandeling van een zaak plaatsvindt. De rechtbank is de eerste aanleg, het gerechtshof de tweede aanleg oftewel de hoger-beroepsinstantie.”34 Ad 2) De samenstelling is met name in Germaanse talen zeer productief. In de Slavische talen overweegt daarentegen de woordafleiding ofwel de vorming van benamingen die door meerdere woorden zijn gevormd.35 Samenstellingen kunnen door het samenstellen van verschillende woordsoorten gevormd worden. Het meest komen de volgende combinaties voor:36
Zelfstandig naamwoord + zelfstandig naamwoord (arrondissementsparket)
Werkwoord + zelfstandig naamwoord (zwijgplicht)
Bijvoeglijk naamwoord + zelfstandig naamwoord (kortgeding)
Bijvoeglijk naamwoord + werkwoord (verbeurdverklaren)
Voorzetsel + zelfstandig naamwoord (medeplichtige)
34
Definitie overgenomen van de Begrippenlijst van A tot Z van http://www.rechtspraak.nl/Wat+is+ rechtspraak/Begrippenlijst+van+A+tot+Z/, geraadpleegd op 31-1-2011 35
Dezelfde tendens overheerst ook bij de vorming van nieuwe EU-terminologie. Zie ook Škrlantová 2005:83. 36
Voor de woordvorming in het Nederlands in het algemeen, zie in extenso Haeseryn e.a. 1997, hoofdstuk 12 (pp. 590-740). 103
Ad 3) Een afgeleid woord is de verbinding van een stamwoord met minstens één afleidingselement (prefix, suffix). Ook door woordafleidingen ontstane termen komen we zeer vaak tegen. Door de ISO en DIN normen worden bepaalde concrete woordelementen (inter-, hyper-, i.p.v. tussen- en boven-/over-) aanbevolen die internationaal verspreid zijn. Zo zijn ook o.a. de termen interlocutoir (vonnis) of hyperinflatie ontstaan. Ad 4) Onder conversie verstaan we de verandering van woordcategorie. Zo verandert bijvoorbeeld een zelfstandig naamwoord in een werkwoord (het procederen) of een participium in een zelfstandig naamwoord (de belanghebbende). Soms worden ook procedures of voorwerpen met namen van hun uitvinder aangeduid (Columbo-techniek: verhoortechniek waarbij de verhorende politiefunctionaris steeds maar blijft doorvragen en zich van de domme houdt. Genoemd naar inspecteur Columbo, uit de gelijknamige Amerikaanse tv-serie37). Dit is tegelijkertijd ook een geval van metonymie. Ad 5) Onder een leenwoord (ook als onvertaald laten aangeduid, vergelijk p. 87-88) verstaan we de meestal geheel onveranderde overname van een woord uit een andere taal. In sterke mate worden vooral woorden uit de klassieke talen (Latijn en Grieks) in de originele vorm overgenomen (abortus). Soms komt naast het leenwoord ook nog een synoniem uit de nationale taal voor (cessie – van cessio en overdracht), een dergelijk woordpaar wordt ook wel een doublet genoemd. Dit heeft waarschijnlijk met het feit te maken dat leenwoorden voor leken niet altijd makkelijk toegankelijk zijn. In tegenstelling tot leenwoorden draagt men bij een calque al de afzonderlijke woordelementen naar de doeltaal over, waarbij de structuur onveranderd blijft (communautair – komunitárnì). Ad 6) Verkortingen komen bij vrijwel alle vaktalen voor. Aan de ene kant genieten de taalgebruikers van de taaleconomie ervan, aan de andere kant moeten ze soms tegen de onduidelijkheid en ondoorzichtigheid ervan vechten. De verkorten termen kunnen volgens Arnzt, Picht en Mayer (2004:120-121) op drie verschillende manieren gevormd worden: a) Afkorting – een benaming wordt niet volledig uitgeschreven (etc. – et cetera, c.q. – casu quo) 37
Definitie overgenomen van het Woordenboek juridische terminologie en politiejargon van Jaap van der Wijk, zie: http://www.joebattsarm.com/jurid.html, laatst geraadpleegd op 31-1-2011 104
b) Letterwoord (acroniem) – alleen de eerste letter van elk van de onderdelen van een benaming wordt gebruikt (EU – Europese Unie, AOW - Algemene Ouderdomswet) c) Lettergreepwoord – een woord dat door het samenvoegen van (meestal) de eerste lettergrepen van een uitgangsbenaming ontstaat (horeca38) Terecht noemt Škrlantová (2005:81) het probleem van een inconsequent gebruik van afkortingen van de EU-terminologie in diverse talen van de lidstaten, waarbij sommige afkortingen onveranderd worden overgenomen uit de brontekst en andere door middel van een van de hierboven vermelde mogelijkheden worden gevormd. Het resultaat is een grote hoeveelheid van ondoorzichtige acroniemen die moeilijkheden met zich meebrengen; in eerste instantie voor vertalers en in tweede instantie voor het doelpubliek.
38
Omdat lettergreepwoorden in de Nederlandstalige juridische terminologie nogal schaars zijn, bedienen we ons hier van een voorbeeld uit de Nederlandse standaardtaal. 105
5
Presentatie van het gebruikte corpus alsmede een verantwoording ervan
In het voorafgaande hoofdstuk hebben we de indeling en de ontwikkeling van het handelsrecht in Nederland, België, Tsjechië en Duitsland in kaart gebracht, waarbij we ons ook op de verschillen in de structuur van de afzonderlijke wetboeken hebben geconcentreerd. Het handelsrecht vormt de basis en het uitgangspunt van het corpus dat we voor dit onderzoek naar nationale rechtsteksten en het vertalen ervan gekozen hebben. Om een zo relevant mogelijke bijdrage aan de huidige vertaalpraktijk en vertaalwetenschap te leveren, zullen we veel voorkomende rechtsteksten analyseren die ook bij de meest vertaalde documenten horen, zoals oprichtingsaktes, koopaktes, uittreksels uit het handelsregister en VOG's/Uittreksels uit het strafregister. Het corpus bestaat dus uit juridische documenten die op de nationale wetgeving van de landen in kwestie zijn gebaseerd en uit eigen vertaalvoorstellen ervan die later nauwkeurig worden geanalyseerd en dat niet alleen wat het uitwerken van de voorstellen betreft voor de vertaling van (soms schijnbaar) equivalentloze termen uit het handelsrecht. Er zullen zowel Nederlandstalige1 rechtsteksten in vertaling naar het Tsjechisch als ook Tsjechische rechtsteksten in vertaling naar het Nederlands gepresenteerd worden. Op die manier wordt de huidige situatie op de vertaalmarkt in Tsjechië gepresenteerd. Hoewel men in het algemeen de trend wil volgen om vertalers altijd alleen maar naar hun moedertaal te laten vertalen en dus niet naar de vreemde taal, is dit bij kleinere talencombinaties zoals Tsjechisch-Nederlands onmogelijk. Ook de vertaalen tolkdiensten van de Europse Commissie wijken in geval van vertalen/tolken uit en in minder courante talen naar een situatie uit waarin niet uitsluitend naar de moedertaal vertaald s.q. getolkt wordt.2 Het vertalen van juridische teksten op bovennationaal en op nationaal niveau is nogal verschillend. Duidelijk drukt bijv. Škrlantová (2005:5) het onderscheid uit: “Pri preklade „bežných“ právnych textov stojí prekladateľ pred neľahkou úlohou pretransformovať právny text z terminologickej sústavy jednej krajinu do terminologickej sústavy inej krajiny, čím sa uvedený text dostáva z právneho prostredia určitej krajiny, 1
Met Nederlandstalige rechtsteksten worden teksten afkomstig zowel uit Nederland als ook België bedoeld. Hierdoor kunnen we terminologische, inhoudelijk en formele verschillen tussen deze twee Nederlandse rechtstalen laten zien. 2
Vergelijk hiervoor bijv. het retourtolken of tolken op relais, http://scic.ec.europa.eu/europa/ jcms/c_6817/retour, laatst geraadpleegd op 12-4-2011
do odlišného právneho prostredia druhej krajiny. Pri preklade právnych textov EÚ je situácia odlišná. Právny systém EÚ je vo všetkých krajinách Európskeho spoločenstva rovnaký, mení sa len terminologická sústava jazyka tej ktorej krajiny.”3 [Bij het vertalen van „gewone“ juridische teksten heeft de vertaler de moeilijke taak om de juridische tekst van een terminologisch systeem van een land naar een ander terminologisch stelsel van een ander land om te zetten, waardoor de desbetreffende tekst uit een juridische omgeving van een bepaald land naar een verschillende juridische omgeving van een ander land geraakt. Bij het vertalen van juridische teksten van de EU is de situatie anders. Het rechtssysteem van de EU is in al de lidstaten van de Europese Gemeenschap hetzelfde, alleen het terminologische systeem van de taal van het desbetreffende land wordt veranderd.]
De recent verrichte onderzoeken op het gebied van rechtslinguïstiek laten zien dat men zich veel meer geconcentreerd heeft op het vertalen van juridische teksten van bovennationaal niveau, zeker als we kijken naar het kleine aantal onderzoeken dat uitgevoerd is voor de combinatie van het Nederlands/Duits en een Slavische taal.4 Dit hangt waarschijnlijk samen met de stijging van de vraag naar vertalers van juridische teksten van de Europese Unie vlak na de uitbreiding van de EU in 2003. In ons onderzoek leggen we de nadruk op het vertalen van juridische teksten op nationaal niveau omdat het juist de nationale wetgeving is die ten grondslag ligt van de meeste juridische documenten die tegenwoordig vertaald worden. Duidelijk is ook dat de bovennationale wetgeving niet geheel van de desbetreffende nationale wetgevingen los te koppelen is, dus er is altijd sprake van een bepaalde overlap, ook al berust bijv. de wetgeving van de EU op concreet afgebakende primaire juridische bronnen die officieel ten opzichte van de nationale wetgevingen bovengeschikt zijn. Vertalers van juridische teksten worden op grond van de nauwe verhoudingen tussen de nationale taal en het nationale rechtssysteem met een aantal specifieke vertaalproblemen geconfronteerd, met name op het gebied van terminologie. Dit probleem wordt des te groter hoe groter de verschillen zijn tussen de gegeven rechtssystemen. Gezien de doelstelling van dit onderzoek zien we dit niet alleen als een probleem maar ook als een grote uitdaging. Het juridisch vertalen op nationaal niveau lijkt daarom een zeer geschikt uitgangspunt te zijn omdat we inderdaad verwachten dat de verschillen niet van 3
Met “gewone” juridische teksten worden hier juridische teksten gebaseerd op de nationale wetgeving bedoeld. 4
Škrlantová, M.: Preklad právnych textov na národnej a nadnárodnej úrovni, 2005. Ondanks de titel concentreert zich Škrlantová in haar dissertatie op het Ontwerp van het verdrag tot vaststelling van een grondwet voor Europa in het Nederlands, Duits en Slowaaks. 107
geringe hoeveelheid en invloed zullen zijn wat voor ons contrastieve onderzoek een goede basis biedt. In het navolgende gedeelte stellen we de gekozen juridische documenten een voor een voor en plaatsen ze in de context waarbinnen ze meestal vertaald worden. Daarna volgen de vertaalvoorstellen van alle besproken documenten.
5.1
Corpusselectie
In het kader van het oprichten van een onderneming die in het handelsregister dient te worden geregistreerd, wordt er door de Tsjechische autoriteiten een beëdigde vertaling van de Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG)5 of het Uittreksel uit het strafregister6 vereist. De VOG is de benaming in Nederland, het Uittreksel uit het strafregister wordt dit document in België genoemd. Voor de Nederlandse en Belgische autoriteiten is dit document in vertaling ook voor diverse doeleinden nodig. In België bestaan er twee verschillende modellen van dit document, afhankelijk daarvan voor welke activiteit dit document aangevraagd wordt7. We zullen uitsluitend het Belgische model 1 behandelen omdat dit het standaard document is voor allerlei soorten commerciële activiteiten. Model 2 wordt alleen voor activiteiten aangevraagd die onder opvoeding, psychomedische-sociale begeleiding, hulpverlening aan de jeugd, kinderbescherming, animatie of begeleiding van minderjarigen vallen. Dit soort activiteiten worden door Belgen die een onderneming in Tsjechië oprichten zeer zelden uitgeoefend en daarom lijkt het ons zinvol om ons tot het andere model (1) te beperken. Het Tsjechische document wordt onder de naam Výpis z Rejstřìku trestů8 aangevraagd. Ook Uittreksels uit het handelsregister van de Kamers van Koophandel behoren tot de zeer frequent vertaalde documenten. Het doel van deze (meestal beëdigde) vertalingen is net als bij de VOG's / Uittreksels uit het strafregister meestal de oprichting van een onderneming bij de Tsjechische autoriteiten. De reden van het opmaken van een (Tsjechische) oprichtings5
Voor meer informatie over de VOG zie: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/verklaring-omtrenthet-gedrag, laatst geraadpleegd op 12-4-2011 6
Voor meer informatie zie: http://diplomatie.belgium.be/nl/Diensten/Diensten_in_het_buitenland/ Andere_diensten/ Uittreksel_Strafregister/, laatst geraadpleegd op 12-4-2011 7
Voor meer informatie zie: http://www.wevelgem.be/producten/uittreksel-uit-het-strafregister-bewijsvan-goed-zedelijk-gedrag, laatst geraadpleegd op 12-4-2011 8
Voor meer informatie zie: http://www.czechpoint.cz/web/?q=node/251, laatst geraadpleegd op 12-42011 108
akte door een notaris is evident. Hoewel bij het opmaken vaak ook een beëdigde tolk aanwezig is, wordt dit document meestal toch ook nog naar het Nederlands beëdigd vertaald. Hoewel het laatste document, een oproep tot indiening van schuldvorderingen, minder frequent vertaald wordt en daardoor iets minder representatief is, hebben we dit vanwege de terminologische raakpunten op het gebied van handelsrecht met de andere Nederlandstalige documenten gekozen. Op de volgende pagina‟s zullen we steeds eerst het origineel (de primaire tekst) en daarna het vertaalvoorstel ervan plaatsen. De persoonlijke gegevens van betrokken personen werden in de documenten om privé redenen verwijderd.
109
5.2
Corpus
110
111
Ministerstvo spravedlnosti Osvědčení o bezúhonnosti Spravedlnost ‹znak›
Kontaktní adresa: Postbus (P.O.BOX) 16115, 2500 BC Den Haag Pan
Datum 21. června 2010 Naše značka 54200201005120001 Rodné příjmení Předloţky Křesní jméno (jména) Datum narození Místo narození Země narození Nizozemsko dále jako: ţadatel poţádal o vystavení Osvědčení o bezúhonnosti za níţe uvedeným
účelem a/nebo pro zainteresované;
Jednatel / generální ředitel společnosti Ministr spravedlnosti ověřil bezúhonnost ţadatele a osvědčuje, ţe vzhledem k moţnému riziku pro společnost spojenému s účelem, ke kterému se osvědčení vydává, nevyplynuly z uvedeného průzkumu a po posouzení zájmu ţadatele v daném případě ţádné okolnosti poškozující jeho bezúhonnost. Tímto ministr vydává na základě článku 28 Zákona o trestně-právních údajích toto Osvědčení o bezúhonnosti.
Ministr spravedlnosti, v zastoupení, vedoucím centrálního orgánu pro Osvědčení o bezúhonnosti nečitelný podpis A.A.A.M. Huldy ‹text v anglickém jazyku›
112
Pravost tohoto Osvědčení o bezúhonnosti můţete jednoduše ověřit na základě následujících kroků: - dokument obsahuje charakteristický vlnitý vodotisk. - v řádku ve spodní části dokumentu je velmi malým písmem vytištěný text: ministerievanjustitievog (ministerstvo spravedlnosti) - pod UV-lampou papír dokumentu ztmavne, v papíru se rozsvítí malá vlákna a číslo dokumentu změní barvu. Bliţší informace ohledně znaků pravosti VOG naleznete na www.justitie.nl/vog
113
114
VÝPIS Z REJSTŘÍKU TRESTŮ Model 1 Zoersel Obec Zoersel (*) Provincie Antverpy VÝPIS Z REJSTŘÍKU TRESTŮ se vydává za účelem vykonávání činností, které se NETÝKAJÍ výchovy, psychologicko-medicínskosociální péče, poskytování pomoci mládeţi, ochrany dětí, organizování aktivit pro mládeţ a výchovy nezletilých. (1) Příjmení Křestní jméno Datum a místo narození (2) Identifikační karta č. (3) Státní příslušnost Povolání Vedlejší povolání Úřední funkce (5) Adresa bydliště (7) Počet odsouzení
: : : : vydaná dne 23. 01. 2007 : belgická : Ředitel/-ka (pobírající mzdu)
: datum zápisu 09. 08. 1995 ŢÁDNÁ
(6) Prohlášení se týká činnosti
ZADÁNÍ ZAKÁZKY
POZNÁMKY Vydáno v Zoerselu, dne 03.03.2011 Kulaté razítko: Obec Zoersel Provincie Antverpy Upozorněnì: * V 19 Bruselských obcìch se uvádì: “Administrativnì správnì oblast Hlavnì město Brusel“. (1) Přìjmenì a křestnì jména, před nimi se dále uvádì Mevr. (panì) nebo M. (pan). (2) Nebo čìslo jiného identifikačnìho průkazu (3) Pouze uvedenì státnì přìslušnosti, bez údaje o způsobu nebo data nabytì. (4) Pouze u svobodných nezletilých. (5) Důleţité. U cizinců, kteřì nebydleli vţdy v Belgii, je výpis platný pouze ode dne, kdy se daná osoba zaregistrovala v obci, nebo na jiném mìstě v Belgii nebo pokud zde má povolenì k pobytu. (6) Zde se uvádì prohlášenì ţadatele týkajìcì se druhu činnosti, která má být vykonávána. (7) Smìry a odsouzenì vymazaná z důvodu amnestie, rehabilitace nebo osvobozenì v odvolánì se nesmějì uvádět. Poskytnutá omilostňujìcì opatřenì budou uvedena vedle odsouzenì, kterých se týkajì. (8) Rozhodnutì o zbavebnì určitých práv, jichţ byl ţadatel zproštěn, nebo jejichţ trvánì jiţ vypršela, se neuvádějì.
115
Výpis byl vystaven na základě článku 10 zákona z 8. prosince 1992 o ochraně soukromì vzhledem ke zpracovánì osobnìch údajů. Na základě výnosu rozsudku Raad van State ze 26. ledna 2009 má ţadatel právo, odmìtnout distribuci výpisu třetìm osobám. POZNÁMKA: v případě, že se osvědčení vydává za účelem vykonávání činností souvisejících s psychologicko-medicínsko-sociální péčí, poskytováním pomoci mládeži, ochranou dětí, organizováním aktivit a výchovou nezletilých, je třeba předložit jiný druh dokumentu (vzor 2).
116
117
AANVRAAG VAN EEN UITTREKSEL UIT HET STRAFREGISTER Tsjechische Republiek Leges 50 CZK Ronde stempel Stadsbestuur Světlá nad Sázavou Afdeling voor beheer en onderwijs Vierkante stempel 17-05-06 Strafregister Praag OPMERKING
Adres aanvrager
Het adres van de aanvrager waarnaar het uittreksel gestuurd moet worden, is te vermelden in de vorm: Naam, achternaam Straatnaam, huisnummer Postcode, naam stad of gemeente In te vullen door de aanvrager Naam en oorspronkelijke (geslachts-) achternaam
Huidige naam
Dag, maand, jaar van geboorte
Geboorteplaats
Geboortenummer
Regio
Geslacht Nationaliteit Man Tsjechische Rep.
Naam en achternaam vader
Naam en achternaam moeder
Permanent verblijfsadres aanvrager
Vrouw Geslachtsnaam moeder
Handtekening aanvrager
In te vullen door het verifiërende orgaan Stempel van het orgaan dat de juistheid van de gegevens en de identiteit van de aanvrager heeft geverifieerd
AANTEKENING IN STRAFREGISTER Vierkante stempel HEEFT GEEN AANTEKENING IN HET STRAFREGISTER VAN DE TSJECHISCHE REPUBLIEK 17-05-2006 PRAAG
Stadsbestuur Afdeling voor beheer en onderwijs Světlá nad Sázavou Geverifieerd volgens Doel van aanvraag * * Dossiernummer – handelingsnummer * * Datum en handtekening bevoegde medewerker 15-05-2006 Onleesbare handtekening * doorhalen wat niet van toepassing is * * voor toelichting zie de achterzijde SEVT 17 157 0 (k.ř.č. 157 – aanvraag van een uittreksel uit het strafregister)
118
119
120
Soud v Bredě Obchodní komora Číslo spisu:
Strana 00001
Výpis z obchodního rejstříku Obchodní komory Tento výpis spadá pod správu Obchodní komory pro jihozápadní Nizozemsko Právnická osoba: Právní forma : Společnost s ručením omezeným Název : Statutární sídlo : První zápis do obchodního rejstříku : 23. 09. 1993 Zakládací listina : 20. 09. 1993 Zápis o poslední změně stanov : 24. 06. 2009 Základní kapitál : EUR 45.380,00......................................................... Upsaný kapitál : EUR 18.152,00......................................................... Sloţený kapitál : EUR 18.152,00......................................................... Firma: Název : B. V. Adresa : Poštovní adresa : Telefon : Fax : E-mail : Datum zaloţení : 20. 09. 1993 Předmět podnikání : Agenturní obchod a dovoz a vývoz jízdních kol a součástí na jízdní kola Počet zaměstnaných osob :0 Jediný společník : Datum a místo narození : Jediný společník od : 28. 11. 1995 Jednatel (-é) : Obsah pravomoci : Kromě vedení zastupují společnost rovněţ všichni ředitelé Jméno Datum a místo narození Vznik funkce Funkce 28. 05. 2010
: : : 20. 12. 1995 : Ředitel Strana 00002 následuje.
Logo Obchodní komora
121
Číslo spisu: Pravomoc
Strana 00002 : pravomoc jednat samostatně
Tento výpis je platný jen v případě, ţe je opatřen podpisem příslušné Obchodní komory.
28. 05. 2010 Výpis byl vyhotoven ve 14:15 hod Za správnost výpisu Nečitelný podpis Ředitel
122
H. W. & C. M. Curatoren
H. W. Advocaat
..., 8.11.2010
......
OPROEP TOT INDIENING VAN SCHULDVORDERINGEN. IN ACHT TE NEMEN TERMIJNEN
Opfordring til anmeldelse af fordringer. Vær opmærksom på fristerne/ Aufforderung zur Anmeldung einer Forderung. Etwaige Fristen beachten!/ Invitation to lodge a claim. Time limits to be observed!/ Kehotus saatavan ilmoittamiseen. Noudatettavat määräajat/ Invitation à produire une créance. Délais à respecter!/ Πρόσκληση για αναγγελία απαιτήσεως. Προσοχή στις προθεσμίες/ Invito all'insinuazione di un credito. Termine da osservare/ Aviso de reclamação de créditos. Prazos legais a observar/ Convocatoria para la presentación de créditos. Plazos aplicables/ Anmodan att anmäla fordran. Tidsfrister att iaktta.
L.S.,
Ik heb de eer U mede te delen dat ik bij vonnis van de Rechtbank van Koophandel te Kortrijk d.d. 25-10-2010 samen met mr. C. M. werd aangesteld als curator van het faillissement van: J’ai l’honneur de vous faire savoir que je suis le curateur de la faillite de: I have the honour to inform You that is adjudged bankrupt): NV ..., met zetel te ..., ... (KBO nr...).
Bij deze nodig ik U als vermoedelijk schuldeiser van dit faillissement uit om uw verklaring van schuldvordering in te dienen op de griffie van de Rechtbank van Koophandel te 8500 Kortrijk (Beheerstraat 41), vóór En votre qualité de créancier présumé de la faillite susdite, vous êtes invité à faire au greffe de ce tribunal,Beheerstraat 41à B 8500 Kortrijk, la déclaration de votre créance avant le I request You to lodge this proof of debt, duly completed, at the Commercial Court of Kortrijk,Beheerstraat 41 at B 8500 Kortrijk, before 22.11.2010.
De verklaring moet ondertekend worden door U persoonlijk of door een bijzonder (art. 63, al. 3 Faill.W. !) gevolmachtigde. Hiervoor kan U gebruik maken van het bijgevoegd formulier. De verklaring moet in het Nederlands gebeuren. A cet effet, vous devez utiliser le formulaire néerlandais en annexe. Exclusively the Dutch text is valid.
123
Art. 63 Faill.W. bepaalt o.m.: "Elke aangifte vermeldt de identiteit, het beroep en de woonplaats of, indien het een rechtspersoon betreft, de identiteit, de voornaamste handelsactiviteit en de maatschappelijke zetel van de schuldeiser, het bedrag en de oorzaken van zijn schuldvordering, de eraan verbonden voorrechten, hypotheek- of pandrechten en de titel waarop zij berust bij gebreke waarvan de curators de vordering kunnen verwerpen, of ze beschouwen als chirografair". Het proces-verbaal van verificatie van de schuldvorderingen zal neergelegd worden op Vous êtes aussi averti de ce que le procès-verbal de vérification des créances sera déposé au tribunal Please, notice that the minutes of the verification of the debts will be deposited on 22.12.2010 om (à / at) 11.15 in de Raadkamer van de Rechtbank van Koophandel,
Gerechtsgebouw II, Beheerstraat 41 te 8500 Kortrijk. Ik wijs er u op dat het recht om opname van uw schuldvordering te vorderen verjaart 1 jaar na 25-10-2010.
Hoogachtend, de curator. P.S. U kan geen aangifte doen per fax: een originele handtekening is vereist. INDIENING VAN EEN SCHULDVORDERING Anmeldelse af fordring/ Anmeldung einer Forderung/ Lodgement of claim/ Saatavaa koskeva ilmoitus/ Production de créance// Insinuazione di credito/ Reclamação de crédito/ Presentación de crédito/ Anmälan av fordran
Ik ondergetekende (identiteit, beroep, woonplaats of maatschappelijke zetel, voornaamste handelsactiviteit) Je soussigné (identité, profession, domicile ou siège social, activité commerciale principale) I the undersigned (identity, profession, residence or address of the company,main commercial activity)
met rekeningnummer IBAN n° compte financier / account number (IBAN + BIC)
BIC
verklaar mijn opneming te vragen in het passief van het faillissement van NV ..., met zetel te ..., ...; demande l'inscription au passif de la faillite de ask registration of my debt in the bankruptcy of the voor de som van (in volle letters) d'un montant de (indiquer le montant en toutes lettres) amounting to (in writing) oorzaak van de schuldvordering: cause de la créance: cause of the debt: titel waarop de schuldvordering berust: titre d'où la créance résulte: title:
124
eventuele voorrechten, hypotheek- of pandrechten: privilèges, hypothèques ou gages éventuels: any preferential debt of mortgage: persoonlijke zekerheidstelling door:
(naam en voornaam) wonende se sont constitués sûreté personnelle: (nom et prénom / domicile) personal securityship by: (name and firstname / address)
(volledig adres)
Datum / Date: Bijgevoegde stukken: Pièces ci-annexées / Documents enclosed:
Handtekening, Signature Signature
hypothecair Aanvaard in het gewoon
bevoorrecht passief voor
Curator
125
H. W. & C. M. Správci konkurzní podstaty ..., 8. 11. 2010 H. W. Advokát ... Výzva k podání dluţných pohledávek. Lhůty, které je třeba brát na zřetel L.S., Dovoluji si Vám na základě rozsudku Obchodního soudu v Kortrijku ze dne 25. 10. 2010 sdělit, ţe jsem byl spolu s mr. C. M. ustanoven správcem konkurzní podstaty společnosti: N. V. ..., se sídlem v ..., ... (IČ: ). Tímto Vás jakoţto zřejmého věřitele tohoto konkurzu ţádám o předání prohlášení o dluţné pohledávce kanceláři Obchodního soudu v Kortrijku, 8500 (Beheerstraat 41), a to nejpozději do 22. 11. 2010. Prohlášení musíte podepsat buď osobně nebo musí být podepsáno zvláštním zmocněncem (dle čl. 63, odst. 3, Zákona o konkurzní podstatě!). Za tímto účelem můţete vyuţít přiloţený formulář. Prohlášení musí být podáno v nizozemštině.
Čl. 63, odst. 3, Zákona o konkurznì podstatě mimo jiné stanovì: Kaţdé podánì musì obsahovat identitu, povolánì a bydliště nebo, pokud se týká právnické osoby, identitu, hlavnì obchodnì činnost a sìdlo společnosti věřitele, částku a přìčiny jeho pohledávky, s nì spojená přednostnì práva, hypotéčnì nebo zástavnì práva a titul, na němţ se pohledávka zakládá. Při absenci výše uvedeného majì správci konkurznì podstaty právo pohledávku zamìtnout nebo ji nepovaţovat za přednostnì.
Podání dlužné pohledávky Já, níţe podepsaný (identita, povolání, bydliště nebo sídlo společnosti, hlavní obchodní činnost) IBAN číslo mého bankovního účtu
BIC
prohlašuji, že požaduji výběr z pasiva konkurzu společnosti N. V. ..., se sídlem v ..., ...; týkající se částky ve výši (slovy) příčina dlužné pohledávky: titul, na němž se dlužná pohledávka zakládá: případná předností, hypotéční nebo zástavní práva: osobní zajištění:
(příjmení a jméno) bytem
(úplná adresa)
126
Datum: Přiložené dokumenty: Podpis, hypotéčního Přijato do
přednostního práva pasiva pro běžného Správce konkurzní podstaty
Protokol o potvrzení dluţných pohledávek bude uloţen ke: 22. 12. 2010, 11. 15 hod v Poradní síni Obchodního soudu, budově soudu II, Beheerstraat 41, 8500, v Kortrijku. Upozorňuji Vás na to, ţe Vaše právo na vymáhání dluţné pohledávky bude promlčeno po uplynutí 1 roku od 25. 10. 2010. S úctou, správce konkurzní podstaty. P.S. Podání nelze učinit prostřednictvím faxu: je vyžadován originální podpis.
127
128
129
130
131
132
133
134
Eerste pagina
NZ 161/2005 N 165/2005 AFSCHRIFT Notariële akte
Opgemaakt op 1-8-2005, d.w.z. één augustus twee duizend en vijf, door mij, JUDr. , notaris te , ten kantore in , , in aanwezigheid van een mij persoonlijk onbekende persoon welke verklaart dat hij bevoegd is voor juridische handelingen en wiens identiteit ik geverifieerd heb op basis van een geldige ID-pas, d.i. zijn paspoort.---------------------------------------------------De heer
, geboren op
Nederland,
,
, burger van de Bondsrepubliek Duitsland,
woonachtig te
welke verklaart dat hij de Tsjechische taal beheerst--------------------------------
---welke vandaag, voor mij, notaris, het volgende besluit neemt besluit tot oprichting van een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (oprichtingsakte) Ten eerste: Handelsnaam en zetel van de vennootschap. Handelsnaam van de vennootschap: , s.r.o. Zetel van de vennootschap:. Ten tweede: Bepaling van de vennoten. De enige vennoot van de vennootschap is de heer Duitsland, woonachtig te .
, geboren op
, burger van de Bondsrepubliek
Tweede pagina Tot aan het mogelijke toetreden van een andere vennoot oefent de bevoegdheid van de algemene vergadering de oprichter van de vennootschap uit, als de enige vennoot volgens § 132 van het Wetboek van Koophandel. De vennoot is bevoegd om in overeenstemming met de bepaling van § 115 lid 2 van het Wetboek van Koophandel zijn aandeel te overdragen aan een andere persoon. Door het overlijden van de vennoot gaat zijn aandeel in de vennootschap over aan zijn erfgenamen. Ten derde: Bedrijfsomschrijving. De bedrijfsomschrijving van de vennootschap is: bewerken van steen kunst-handwerkelijke bewerking van hout kunst-handwerkelijke bewerking van metalen organiseren van tentoonstellingen, beurzen, presentaties voor verkoop- en handelsacties accommodatiediensten ontwerps-, design- en arrangementbezigheid organiseren van culturele producties, feesten en bedrijven van inrichtingen voor vermaak bemiddelen van handel en diensten Ten vierde: Maatschappelijk kapitaal en inleg door vennoten. Het maatschappelijk kapitaal van de vennootschap in de hoogte van 200.000 CZK, zegge twee honderd duizend Kronen, de inleg van de enige vennoot bedraagt 200.000 CZK, zegge twee honderd duizend
135
Kronen, en zal in volle som worden betaald op een nieuw geopende rekening bij een bakinstelling in de Tsjechische Republiek, uiterlijk tot de dag van het indienen van de aanvraag betreffende de inschrijving van de vennootschap in het handelsregister. Als de beheerder van de inleg wordt de heer , geboren op , burger van de Bondsrepubliek Duitsland, woonachtig te Nederland aangesteld. Indien de vennootschap niet opgericht zal worden, is de beheerder van de inleg verplicht tot het terugbetalen van de betaalde inleggen zonder onnodig uitstel, inclusief de vruchten en profijten ervan. Ten vijfde: De vennootschap wordt opgericht voor een onbepaalde tijd.
Derde pagina Ten zesde: Aandeel in de vennootschap. Het aandeel in de vennootschap komt overeen met de deelname van de vennoot in de vennootschap en met uit deze deelname voortvloeiende rechten en plichten. De hoogte ervan wordt vastgesteld volgens de verhouding van de vennoot tot het maatschappelijk kapitaal van de vennootschap en bedraagt bij de heer 100 %. Ten zevende: Bestuurders van de vennootschap. 1. Het statutair orgaan van de vennootschap is haar bestuurder. Als de eerste bestuurder van de vennootschap wordt mevrouw benoemd, geboortenummer , woonachtig te , . De dag van het ontstaan van de functie: de dag van de inschrijving in het handelsregister. 2. De bestuurder handelt in alle zaken omtrent de vennootschap zelfstandig. Namens de vennootschap tekent de bestuurder d.m.v. het toevoegen van haar handtekening aan de handelsnaam van de vennootschap. 3. In de relatie tot derden is de bestuurder geenszins beperkt. In de relatie tot de vennootschap is deze wel beperkt en zij is gebonden door de besluiten van de algemene vergadering. ¨ Op de bestuurder is het concurrentieverbod van toepassing. 1. Indien er geen andere beperkingen voorvloeien uit de oprichtingsakte of de statuten, mag de bestuurder niet: a) een onderneming drijven actief in hetzelfde of een dergelijk vakgebied zoals de vennootschap, noch in handelsrelaties treden met de vennootschap, b) zaken van de vennootschap voor andere personen bemiddelen ofwel bezorgen, c) deelnemen aan een onderneming van een andere vennootschap als een vennoot met onbeperkte aansprakelijkheid of als een besturende persoon van een andere persoon met dezelfde of een dergelijke bedrijfsomschrijving, en d) de activiteit als een statutair orgaan of lid van een statutair of een ander orgaan uitoefenen van een andere rechtspersoon met dezelfde of een dergelijke bedrijfsomschrijving, mits het om een concern zal gaan. 2. Het niet naleven van lid 1 heeft gevolgen vastgesteld in § 65. Ten achtste: Reservefonds. De vennootschap creëert bij de oprichting geen reservefonds. Het reservefonds zal worden samengesteld van de netto winst zoals gedeclareerd in de regelmatige jaarrekening over het jaar, waarin voor het eerst netto winst behaald zal worden, en wel in de hoogte van minstens 10 % van de netto winst, echter niet meer dan 5 % van de waarde van het maatschappelijk kapitaal. Het reservefonds zal ieder jaar worden aangevuld met het bedrag van 5 % van de netto winst tot en met het bereiken van de uiteindelijke hoogte van 10 % van het maatschappelijk kapitaal.
136
Vierde pagina De bestuurder neemt besluit over het gebruik van het reservefonds indien het niet om gevallen gaat, wanneer dit besluit volgens het Wetboek van Koophandel door de algemene vergadering dient te worden genomen. Indien de vennootschap in overeenstemming met de wet een eigen aandeel in de vennootschap zal verkrijgen, is deze verplicht om een bijzonder reservefonds te creëren in dezelfde hoogte. Voor het creëren of aanvullen ervan kan de vennootschap de onverdeelbare winst of andere fondsen gebruiken, welke de vennootschap naar eigen inzicht mag gebruiken. In andere gevallen handelt de vennootschap op dezelfde wijze als bij het creëren van het reservefonds van de vennootschap. Dit bijzondere reservefonds zal de vennootschap opheffen of verlagen, indien ze het eigen aandeel of een deel ervan ontvreemdt of indien ze besluit om het maatschappelijk kapitaal te verlagen. Dit reservefonds mag niet op een andere manier worden gebruikt. Ten negenste: Organen van de vennootschap. De organen van de vennootschap zijn: - de algemene vergadering - één bestuurder. Ten tiende: Handelen namens de vennootschap vóór de inschrijving in het handelsregister. 1. Wie namens de vennootschap vóór de oprichting ervan handelt, is door dit handelen gebonden; indien er meerdere personen handelen, zijn deze gezamenlijk en hoofdelijk gebonden. Indien de vennoten, resp. het bevoegde orgaan van de vennootschap, deze handelingen binnen drie maanden na de oprichting van de vennootschap zullen/zal goedkeuren, geldt dat de vennootschap door deze handelingen vanaf het begin werd gebonden. 2. De oprichters zijn verplicht om een lijst van handelingen aangegeven in lid 2 op te maken en deze ter goedkeuring over te leggen aan de vennoten of het bevoegde orgaan zodat het mogelijk is om de termijn in overeenstemming met lid 1 in acht te nemen. Indien deze verplichting door de oprichters niet nageleefd wordt, zijn ze gezamenlijk en hoofdelijk aansprakelijk voor schade jegens crediteurs die deze schade ten gevolge ervan zullen lijden. 3. Het statutaire orgaan is na het goedkeuren van de handelingen, verricht vóór de oprichting van de vennootschap, verplicht om dit zonder onnodig uitstel mede te delen aan de deelnemers van de verbintenisrelaties die op grond van deze handelingen zijn ontstaan. Ten elfde: Slotbepalingen. De in deze akte niet uitdrukkelijk bepaalde juridische zaken zijn aan de algemeen verbindende juridische voorschriften van de Tsjechische Republiek onderhevig, in het bijzonder aan de wet nr. 513/91 Wetb. Vijfde pagina Waarvan akte opgemaakt, door mij notaris, de inhoud van de notariële akte werd aan de verschenen persoon opgegeven en toegelicht. De partij heeft met de inhoud ingestemd en als bewijs van zijn vrije wil heeft de akte voor mij en samen met mij eigenhandig ondertekend. JUDr. Notaris te
Ik verifieer dat het eerste, tweede en derde afschrift van de notariële akte bestemd voor de heer , opgemaakt op één augustus twee duizend en vijf, letterlijk overeenkomt met de akte nr. NZ 161/2005 geschreven op drie pagina‟s bewaard in depot van notariële aktes van JUDr. , notaris te , . Op één augustus twee duizend en vijf. JUDr. Notaris te
137
Waarmerking - legalisatie Ik verifieer dat dit afschrift bevattend 4 pagina´s letterlijk met het document overeenkomt, waarvan dit gemaakt werd Te
19-5-2009
JUDr.
in opdracht van de notaris
AFSCHRIFT ONTHEFFING VAN DE FUNCTIE Ik, de hieronder ondertekende, , als statutair orgaan van de vennootschap: , s.r.o., bedrijfsnummer , zetel houdende , ingeschreven in het handelsregister dat wordt beheerd door de Provinciale Rechtbank te Hradec Králové, sectie C, dossier (hierna “Vennootschap”), onthef hiermee mevrouw Bc.
, geboortenummer
, permanent woonachtig te
,
van de functie van de bestuurder van de vennootschap, en wel per 20 juni 2006. Te Trstěnice, op 20 juni, 2006. , bestuurder van de vennootschap
, s.r.o.
Waarmerking - legalisatie Ik verifieer dat dit afschrift bevattend 1 pagina letterlijk met het document overeenkomt, waarvan dit gemaakt werd Te Svitavy 19-5-2009
JUDr.
in opdracht van de notaris
138
6
Analyse van het corpus
6.1
Taalkundige analyse van de primaire teksten uit het corpus
In dit subhoofdstuk wordt een taalkundige analyse van de primaire juridische teksten uitgevoerd die samen het corpus vormen. De analyse wordt op diverse taalniveaus toegepast zodat een zo compleet mogelijk beeld van het corpus tot stand gebracht kan worden. We houden ons bezig met het lexicale niveau, waarbij we de specifieke kenmerken van rechtsteksten binnen dit corpus onder de loep nemen, maar ook met het stilistische en syntactische niveau. In aansluiting op hoofdstuk 3.2.5 besteden we eveneens aandacht aan het onderzoeken of er sprake is van realisatie van bepaalde taalhandelingen die typisch voor juridische teksten zijn.
6.1.1 Lexicaal niveau Op het lexicale niveau bekijken we verschillende aspecten. Naast het verifiëren of onze bevindingen uit hoofdstuk 3.2.4 waar we de algemene specifieke kenmerken van rechtsteksten gespecificeerd hebben, correct zijn, analyseren we ook de lexicale verschillen tussen de Noord-Nederlandse en de Zuid-Nederlandse teksten. Op pagina 54 hebben we gesteld dat de basiseenheid voor interpretatie van de rechtstaal wordt gevormd door juridische begrippen, die uitgedrukt worden door rechtstermen. Het belangrijkste gebied van de juridische woordenschat is het gebied van de juridische terminologie, omdat deze het meest typerende semantische veld van juridische betekenissen vormt. Hoewel de woordenschat van de rechtstaal niet alleen door juridische terminologie wordt samengesteld, hebben we de rechtstermen, juridische uitdrukkingen, taalsjablonen en vaste woordverbindingen (meestal verbanominale constructies) als de echte bouwstenen ervan getypeerd.
6.1.1.1 Lexicale kenmerken van Nederlandstalige rechtsteksten In hoofdstuk 3 (§ 3.2.4) hebben we de volgende lexicale kenmerken als de meest typerende voor Nederlandstalige rechtsteksten samengesteld.
archaïsche en verouderde woorden/ formuleringen
woorden van vreemde origine (Frans, Latijn)
woorden met andere betekenis dan in de standaardtaal
woorden met vage betekenis
rechtstermen
veel substantieven en naamwoordelijke constructies (gesubstantiveerde infinitieven)
minder frequente verwijswoorden
voorzetselopeenstapelingen
overprecisie bereikt door weinig verwijswoorden en veel volledige herhalingen
lange opsommingen
In dit hoofdstuk willen we nagaan of we deze eigenschappen terugvinden in ons corpus van de gekozen primaire rechtsteksten. We bekijken eerst de Nederlandstalige documenten, daarna kijken we naar de Tsjechische teksten. Het gebruik van archaïsche/ verouderde woorden en formuleringen is vooral voor de Noord-Nederlandse variant typisch. Toch hebben we dit in ons Nederlandstalige corpus behalve het woord mijnheer, dat in het Uittreksel uit het strafregister voorkomt, niet kunnen vaststellen. Hoewel al sinds de 19de eeuw de spelling meneer1 in gebruik is, komen we dit in België toch nog vaak tegen en is het geen verschijnsel dat alleen tot juridische teksten beperkt zou zijn. De reden voor de lage frequentie van het gebruik van verouderde woorden en formuleringen in ons corpus zien we in het feit dat de teksten, die voor het corpus werden gekozen, geen wetsteksten zijn die op andere (oudere) wetsteksten zouden aansluiten maar recente documenten die op het gebied van het handelsrecht worden uitgereikt en daarom een meer commercieel karakter vertonen. Als we echter het corpus, dat voor het subonderzoek naar de taalhandelingen werd gebruikt bekijken, zien we inderdaad dat er sprake van verouderde woorden/ formuleringen is. Dit corpus is door het Nederlandse Wetboek van Koophandel (1898) en door on-line beschikbare Nederlandse handelscontracten (2008) gevormd. In het WvK treffen we het gebruik van de oude spelling veelvuldig aan. Als we naar het voorbeeld van p.73 kijken, constateren we niet alleen het gebruik van de oude spelling maar ook het gebruik van de oude naamvallen die in het Standaardnederlands allang verdwenen zijn en alleen soms nog in vaste combinaties gehandhaafd worden. Zie: [1.] Behoudens de uitzondering, in het tweede lid van art. 30 voorkomende, mag de naam van den vennoot bij wijze van geldschieting in de firma niet worden gebezigd.
1
Vergelijk Philippa, M., 2007, deel Ke-R, p. 333 140
[2.] Deze vennoot mag geene daad van beheer verrigten of in de zaken van de vennootschap werkzaam zijn, zelfs niet uit kracht eener volmagt. (Boek 1, Titel 3, art. 20 WvK). De vennoten onder eene firma zijn verpligt de vennootschap te doen inschrijven in het handelsregister, overeenkomstig de daarvoor geldende wettelijke bepalingen. (Boek 1, Titel 3, art. 23 WvK). We maken erop attent dat de spelling verrigten en verpligt óók in 1898 al archaïsch was, omdat de eerste Woordenlijst voor de Spelling der Nederlandsche Taal van Matthias de Vries en Lammert A. te Winkel (1872:405, 406) al verplichten en verrichten spelt. Woorden van vreemde (Frans, Latijn) origine treffen we in ons corpus wel aan. We noemen enkele voorbeelden. Bijv. de term justitie (VOG) is een leenwoord uit het Latijn (iustitia)2. Eveneens zijn de woorden statutair en statutenwijziging (Uittreksel uit het Handelsregister) uit het Latijn afkomstig (statutum)3 en ook het woord passief (uit het Lat. passivum)4 uit de Indiening van een schuldvordering. Ook het woord animatie (Uittreksel uit het strafregister) is eveneens aan het Latijn (animāre)5 ontleend net als het woord directeur(trice) (director)6 dat in hetzelfde document voorkomt. Wat de Franse invloed betreft, vinden we in de Belgische Oproep tot indiening van een schuldvordering de term chirografair7 (niet bevoorrecht) uit het Franse chirographaire. Deze term wordt alleen in de Zuid-Nederlandse juridische terminologie gebruikt en is in het etymologische woordenboek van Philippa niet opgenomen. In het Uittreksel uit het strafregister komen we ook de term arrondissement8 tegen die aan het Frans in een nietaangepaste vorm ontleend is. Bij deze term is een duidelijk inhoudelijk verschil tussen de betekenis ervan in België en in Nederland op te merken. In België wordt deze term als aanduiding van een onderafdeling van een provincie gebruikt, terwijl deze in Nederland een rechtsgebied van een rechtbank aanduidt. Bij sommige woorden is het proces van de ontlening via meerdere talen verlopen. Zo is bijvoorbeeld de term amnestie via 2
Zie Philippa, M., 2007, deel F-Ka, p. 591.
3
Zie Philippa, M., 2007, deel S-Z, p. 270.
4
Zie Philippa, M., 2007, deel Ke-R, p. 509.
5
Zie Philippa, M., 2007, deel A-E, p. 144.
6
Zie Philippa, M., 2007, deel A-E, p. 581.
7
Zie Moors 1991:147.
8
Zie Philippa, M., 2007, deel A-E, p. 166. 141
het Frans (amnestie) en het Latijn (amnēstia) aan het Grieks (amnēstìa) ontleend.9 Ook het woord administratief10 uit hetzelfde document is niet direct aan het Franse administratif ontleend maar werd oorspronkelijk via het Latijnse administrātiō overgenomen. De term arrest11 (Uittreksel uit het strafregister) is aan het Oudfranse arest ontleend. Ook woorden met een andere betekenis dan in de standaardtaal komen in de documenten van het corpus voor. Zo worden bijvoorbeeld de woorden beroep en schikking in het Uittreksel uit het Strafregister in een andere (juridische) betekenis gebruikt dan in de standaardtaal. In de Indiening van een Schuldvordering is er sprake van de term passief dat we ook in deze categorie kunnen opnemen, hoewel het geen juridische term is maar eerder een economische. In het corpus zijn er niet veel voorbeelden van woorden met een vage betekenis. Wel zouden we de uitdrukking Openbaar ambt (Uittreksel uit het strafregister) in deze categorie kunnen plaatsen. We zijn van mening dat deze uitdrukking voor leken niet volstrekt duidelijk afgebakend is. De reden dat dit het enige voorbeeld is, dat we gevonden hebben, zien we net als bij de verouderde uitdrukkingen in het feit dat ons corpus door teksten uit het domein van het handelsrecht gevormd is waar veel meer duidelijkheid vereist is dan in wetsteksten die meestal vooral door juristen worden gebruikt en dus ook geïnterpreteerd. De meest typerende categorie zijn de rechtstermen die we zoals verwacht in al de onderzochte teksten veelvuldig aantreffen. Bij de Nederlandstalige teksten kunnen we in deze categorie ook veel verschillen constateren tussen de Noord- en de Zuid-Nederlandse variant van de juridische terminologie. We hebben reeds de term arrondissement genoemd maar er zijn veel meer gevallen. Het is duidelijk dat de woorden zoals strafregister, veroordelingen, minnelijke schikkingen, amnestie, eerherstel, vrijspraak, genademaatregelen, arrest, ... (allemaal uit het Uittreksel uit het Strafregister) in deze categorie thuishoren. De Nederlands-Belgische terminologische verschillen zullen we in hoofdstuk 6.1.1.2. onder de loep nemen. We treffen in het corpus inderdaad erg veel substantieven aan. Naamwoordelijke constructies hebben we in het corpus niet getraceerd maar dit beschouwen we meer als een toeval dan als een afwijking van de regel omdat er opvallend veel substantieven te 9
Zie Philippa, M., 2007, deel A-E, p. 136
10
Zie Philippa, M., 2007, deel A-E, p. 100
11
Zie Philippa, M., 2007, deel A-E, p. 165 142
vinden zijn en dit verschijnsel in één categorie hoort. De voorbeelden zouden eindeloos kunnen zijn; om dit aan te duiden, nemen we alleen de eerste twee zinnen van het Uittreksel uit het Handelsregister: uittreksel, handelsregister, kamers, koophandel, inschrijving, beheer, kamer, koophandel, Zuidwest-Nederland. Er zijn niet zo veel voorbeelden van de minder frequente verwijswoorden te vinden zoals bijv. betreffende (Uittreksel uit het Handelsregister) maar wel erg veel voorzetselopeenstapelingen zoals: bij gebreke van (Oproep tot Indiening van Schuldvorderingen) of ten behoeve van, in verband met, op grond van (VOG). Ook de volgende categorie – weinig verwijswoorden en veel volledige herhalingen om overprecisie te bereiken – is vertegenwoordigd. Zie bijv. de volgende passage in de VOG: “De Minister heeft een onderzoek naar het gedrag van betrokkene ingesteld en verklaart dat uit dit onderzoek, gelet op het risico voor de samenleving in verband met het doel waarvoor de verklaring is aangevraagd en na afweging van het belang van betrokkene, niet is gebleken van bezwaren tegen betrokkene.” De laatste categorie – de lange opsommingen – komt eveneens voor. Zie bijv. het Uittreksel uit het strafregister: “Uittreksel uit het strafregister gevraagd om een activiteit uit te oefenen die niet onder opvoeding, psycho-medisch-sociale begeleiding, hulpverlening aan de jeugd, kinderbescherming, animatie of begeleiding van minderjarigen valt.” of in de Oproep tot indiening van schuldvorderingen: “Elke aangifte vermeldt de identiteit, het beroep en de woonplaats of, indien het een rechtspersoon betreft, de identiteit, de voornaamste handelsactiviteit en de maatschappelijke zetel van de schuldeiser, het bedrag en de oorzaken van zijn schuldvordering, de eraan verbonden voorrechten, hypotheek- of pandrechten en de titel waarop zij berust bij gebreke waarvan de curators de vordering kunnen verwerpen, of ze beschouwen als chirografair.”
6.1.1.2 Terminologische verschillen bij de rechtstermen NL/BE De lexicale verschillen tussen de Noord-Nederlandse en de Zuid-Nederlandse teksten zijn ook in ons corpus duidelijk. Deze verschillen zijn, zoals in hoofdstukken 2.1.1 en 2.1.2 aangegeven, met name door de diverse ontwikkeling van deze twee varianten van 143
de Nederlandse rechtstaal en door de afwijkende rechtssystemen ontstaan. De meeste verschillen zijn in het algemeen bij de benamingen voor instanties, autoriteiten (overheidsterminologie) en functies te vinden In hoofdstuk 4.1.1 over de intralinguale/ interlinguale vertaling hebben we enkele categorieën gepresenteerd die we op de analyse van ons corpus toepassen. We hebben over de volgende vier gesproken:
het gebruik van verschillende term voor hetzelfde begrip
het bestaan van identieke benamingen voor verschillende rechtsbegrippen (valse vrienden)
het bestaan van verschillende begrippen met verschillende benamingen
het ontbreken van een equivalent
Als voorbeelden in ons corpus vinden we o.a. de volgende voorbeelden12: Voorbeeld NL corpus
Voorbeeld BE corpus
verschillende term
Verklaring Omtrent het Gedrag
Uittreksel uit het strafregister
voor hetzelfde
niet bevoorrecht
chirografair
begrip
B.V.- Besloten vennootschap met
B.V.B.A.- Besloten vennootschap met
beperkte aansprakelijkheid
beperkte aansprakelijkheid
KvK-nr.
KBO nr.
identieke
arrondissement
arrondissement
benamingen voor
raadkamer
raadkamer
verschillende
Kamer van Koophandel
Kamer van Koophandel
bestuurder
zaakvoerder
--
Rechtbank van Koophandel
rechtsbegrippen verschillende begrippen met verschillende benamingen ontbreken van een equivalent
Bij de eerste categorie constateren we een overeenstemming van begrippen waarvoor in Nederland en in België verschillende termen worden gebruikt. De definities van de begrippen zijn dus vergelijkbaar, alleen de aanduiding ervan verschilt.
12
De cursief aangegeven termen komen in het corpus niet voor maar werden aangevuld om woordparen te vormen bij de desbetreffende gevonden termen. 144
De tweede categorie is met name voor de vertaler13 aanzienlijk moeilijker. Het taalkundige fenomeen, de valse vrienden, vereist namelijk niet alleen een goede kennis van de doel- en brontaal maar ook van de diversiteit van de desbetreffende rechtssystemen. De term arrondissement hebben we hierboven uitgelegd, bij de raadkamer is de betekenis in Nederland en België eveneens afwijkend. In Nederland is de raadkamer (van de rechtbank) een term uit het strafrecht die twee betekenissen heeft. Het is een rechterlijk college voor strafzaken waarbij in het algemeen geen openbare zitting toegestaan is. Van de andere, minder formele, definitie van de raadkamer is er sprake wanneer zich rechters na een openbare zitting van de meervoudige kamer terugtrekken om het vonnis gemeenschappelijk vast te stellen. In België betekent de raadkamer een kamer van de rechtbank van eerste aanleg die uit een rechter bestaat welke tegelijkertijd de voorzitter ervan is. De Belgische raadkamer is een onderzoeksgerecht dat in de regel net als in Nederland met gesloten deuren zetelt. Ook de Kamer van Koophandel in Nederland en België zijn niet geheel identieke begrippen zoals de eerste indruk zou kunnen zijn. Er is weliswaar meer sprake van “slechts” een verschillende structuur van de begrippen ofwel dat deze uit een ander aspect uitgaan. Volgens de Handelsregisterwet (2007) dient elke Nederlandse rechtspersoon bij een Kamer van Koophandel te zijn geregistreerd. De verplichte registratie leidt volgens het ministerie van Economische Zaken tot meer rechtszekerheid voor ondernemers. In vergelijking met Nederland hebben de Kamers van Koophandel in België een heel ander statuut. In België is het niet verplicht om zich bij een Kamer van Koophandel te laten registreren. De Belgische kamers van Koophandel zijn eerder op te vatten als verenigingen van werkgevers waarbij ondernemers zich kunnen aansluiten. De derde categorie, verschillende begrippen met verschillende benamingen, is ook niet eenvoudig te doorzien. Als we de term bestuurder nemen, die zowel in het Nederlandse als ook in het Belgische vennootschapsrecht voorkomt, zien we bij een gedetailleerdere analyse, dat er een duidelijk verschil tussen de betekenis van deze term in Nederland en in België is. De bestuurder in Nederland is een lid zowel van het bestuur van een BV als ook van een NV. In België kunnen we deze term echter alleen met betrekking tot een NV gebruiken, waar de bestuurder een lid van de Raad van Bestuur is. Daarentegen wordt de bestuurder van een Belgische BVBA de zaakvoerder genoemd. In Nederland is de zaakvoerder weer iemand die in opdracht van een ander voor diens rekening een economische activiteit uitoefent. Deze betekenis draagt de term in België absoluut niet; 13
In het volgende subhoofdstuk, waar we de translatologische analyse van de vertalingen uitvoeren, gaan we hierop gedetailleerder in. 145
de zaakvoerder wordt er in België als synoniem van een filiaalhouder ofwel bedrijfsleider gebruikt. In de laatste categorie, waar we het ontbreken van een equivalent constateren, hebben we met begrippen te maken die alleen in een van de rechtssystemen voorkomen. Dat is bijvoorbeeld bij de Belgische term Rechtbank van Koophandel het geval. Deze soort rechtbank komt in Nederland gewoon niet voor.
6.1.1.3 Lexicale kenmerken van Tsjechische rechtsteksten In dit gedeelte nemen we de Tsjechische rechtsteksten, die bij ons corpus horen, onder de loep. We zullen kijken of de eigenschappen, die we bij de primaire Nederlandstalige rechtsteksten geverifieerd hebben, ook voor de Tsjechische gelden. Daarbij respecteren we de verschillen in de ontwikkeling van de Tsjechische rechtstaal ten opzichte van de Nederlandse rechtstaal in Nederland en in België. We analyseren de teksten opnieuw op grond van de algemene opsomming van eigenschappen van rechtsteksten zoals bij de Nederlandstalige teksten. De eigenschappen die om taalkundige redenen niet van toepassing zijn op het Tsjechisch, laten we weg.
archaïsche en verouderde woorden (formuleringen)
woorden van vreemde origine
woorden met andere betekenis dan in de standaardtaal
woorden met vage betekenis
rechtstermen
veel substantieven en naamwoordelijke constructies
minder frequente verwijswoorden
voorzetselopeenstapelingen
overprecisie bereikt door weinig verwijswoorden en veel volledige herhalingen
lange opsommingen
Wat de verouderde en archaïsche woorden betreft, zijn de bevindingen in het Tsjechische corpus vergelijkbaar met de bevindingen die we hierboven bij het Nederlandse hebben geconstateerd. Om dezelfde redenen vinden we amper voorbeelden hiervan. De enige twee voorbeelden zijn de oude vorm van het woord eerste (prvý) bij de notariële akte (de moderne en tegenwoordig gebruikelijke vorm is prvnì) en het verbindingswoord ledaţe dat ook nogal verouderd is.
146
Als het om woorden van vreemde origine gaat, vinden we ook in het Tsjechische corpus duidelijke resultaten. Bijvoorbeeld het aan het Latijn ontleende woord statutárnì (statutair) dat we ook bij de Nederlandstalige teksten hebben geanalyseerd, het woord notářka (notaris) dat eveneens aan het Latijn (notārius) ontleend is of het woord orgán (orgaan) dat aan het Griekse órganon is ontleend. Verder zijn de woorden fond (fonds) en rezervnì (reserve) aan het Frans (fonds en réserve) ontleend14. Ook voorbeelden van woorden met een andere betekenis dan in de standaardtaal zijn voorhanden. Bijvoorbeeld het woord hromada dat in de juridische term valná hromada omvat is (in de notariële akte in de betekenis van de algemene vergadering) betekent in de standaardtaal gewoon een hoop, stapel, berg. Net als bij het Nederlandstalige corpus zijn er niet te veel gevallen van woorden met een vage betekenis. Als voorbeelden van deze categorie zouden we de woordverbindingen ovládajìcì osoba (besturende persoon) of nerozdělný zisk (onverdeelbare winst) kunnen noemen (beide uit de notariële akte). Hierbij geldt dat deze woordverbindingen voor leken zonder juridische vakkennis niet geheel duidelijk zijn. De categorie van de rechtstermen is ook hier ongetwijfeld het talrijkst vertegenwoordigd. In beide documenten vinden we erg veel rechtstermen zoals: rejstřìk trestů (strafregister), společnost s ručenìm omezeným (besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid), společnìk (vennoot), zakladatelská listina (oprichtingsakte) of základnì kapitál (geplaatst aandelenkapitaal). Ook in dit gedeelte van het corpus treffen we veel substantieven en naamwoordelijke constructies aan. De naamwoordelijke stijl is bij de rechtsteksten niet taalafhankelijk en komt in de Tsjechische rechtsteksten net zo veel voor als bij de Nederlandstalige rechtsteksten. Concrete voorbeelden treffen we veelvuldig in elke zin van het corpus aan, het aangeven van voorbeelden lijkt daarom onnodig te zijn. Ook de meerderheid van de voorbeelden in de vorige categorie (rechtstermen) is door substantieven gevormd. De minder frequente verwijswoorden zijn voor het juridisch Tsjechisch helemaal niet typisch en er werden geen voorbeelden in het corpus gevonden. Wat de voorzetselopeenstapelingen betreft, is het Tsjechisch niet met het Nederlands vergelijkbaar. Terwijl dit verschijnsel in de Nederlandstalige rechtsteksten van ons corpus heel veel voorbeelden heeft, is in het Tsjechische gedeelte weinig sprake ervan. 14
Het is echter nodig om ons te realiseren dat deze woorden van vreemde origine niet door inheemse woorden vervangen kunnen worden. Er is geen oorspronkelijk Tsjechisch/Nederlands woord dat bijvoorbeeld als een synoniem van notářka/ notaris zou kunnen functioneren. 147
Dit komt door de grammaticale structuur van de Tsjechische taal met haar zeven naamvallen die de functie van de vaak noodzakelijke voorzetsels in het Nederlands vervullen en het gebruik van voorzetselopeenstapelingen onnodig en zelfs onlogisch maken. Zo wordt bijvoorbeeld de Nederlandse voorzetselopeenstapelingen op grond van in het Tsjechisch uitgedrukt door na základě (op grond) + 2de naamval. Wat de een na laatste categorie betreft, de overprecisie bereikt door weinig verwijswoorden en veel volledige herhalingen, waren er in het Tsjechische corpus ook voorbeelden te vinden: op de tweede pagina van de notariële akte treffen we de volgende passage aan: “Až do dalšího přistoupení dalšího společníka vykonává působnost valné hromady zakladatel společnosti jako jediný společník podle ustanovení § 132 obchodního zákoníku. Společník je oprávnën v souladu s ustanovením § 115 odst. 2 obchodního zákoníku převést svůj obchodní podíl na jinou osobu. Úmrtím společníka přechází obchodní podíl na dëdice.” [Tot aan het mogelijke toetreden van een andere vennoot oefent de bevoegdheid van de algemene vergadering de oprichter van de vennootschap uit, als de enige vennoot volgens § 132 van het Wetboek van Koophandel. De vennoot is bevoegd om in overeenstemming met de bepaling van § 115 lid 2 van het Wetboek van Koophandel zijn aandeel te overdragen aan een andere persoon. Door het overlijden van de vennoot gaat zijn aandeel in de vennootschap over aan zijn erfgenaam.]
In deze passage is er bewust voor volledige herhalingen gekozen in plaats van het gebruik van verwijswoorden die dezelfde functie zouden kunnen vervullen. Hierdoor wordt in sterke mate de overprecisie bereikt die voor juridische teksten typisch is. In de notariële akte zijn er talloze andere vergelijkbare voorbeelden te vinden. De laatste categorie, de lange opsommingen, is eveneens sterk vertegenwoordigd. Een goed voorbeeld treffen we bijvoorbeeld op de derde pagina van de notariële akte aan: “Pro jednatele platí zákaz konkurence. 1) Nevyplývá-li ze společenské smlouvy nebo stanov další omezení, jednatel nesmí: a) podnikat v oboru stejném nebo obdobném oboru podnikání společnosti ani vstupovat se společností do obchodních vztahů, b) zprostředkovávat nebo obstarávat pro jiné osoby obchody společnosti,
148
c) účastnit se na podnikání jiné společnosti jako společník s neomezeným ručením nebo jako ovládající osoba jiné osoby se stejným nebo podobným předmëtem podnikání, a d) vykonávat činnost jako statutární orgán nebo člen statutárního nebo jiného orgánu jiné právnické osoby se stejným nebo obdobným předmëtem podnikání, ledaže jde o koncern.” [1. Indien er geen andere beperkingen voorvloeien uit de oprichtingsakte of de statuten, mag de bestuurder niet: a) een onderneming drijven actief in hetzelfde of een dergelijk vakgebied zoals de vennootschap, noch in handelsrelaties treden met de vennootschap, b) zaken van de vennootschap voor andere personen bemiddelen ofwel bezorgen, c) deelnemen aan een onderneming van een andere vennootschap als een vennoot met onbeperkte aansprakelijkheid of als een besturende persoon van een andere persoon met dezelfde of een dergelijke bedrijfsomschrijving, en
d) de activiteit als een statutair orgaan of lid van een statutair of een ander orgaan uitoefenen van een andere rechtspersoon met dezelfde of een dergelijke bedrijfsomschrijving, mits het om een concern zal gaan.] Opvallend is dat er vrijwel in alle onderzochte categorieën sprake van overeenstemming is bij de Nederlandstalige en bij de Tsjechische rechtsteksten. Dit bevestigt onze aanname dat deze eigenschappen van rechtsteksten nogal algemeen zijn en niet alleen betrekking hebben op een of andere rechtstaal.15 In het navolgende gedeelte kijken we of dit ook op de andere te onderzoeken niveaus het geval zal zijn. Het volgende niveau waaraan we aandacht besteden is het syntactische en stilistische niveau.
6.1.2 Syntactisch en stilistisch niveau In hoofdstuk 3.2.4 hebben we enkele syntactische en stilistische kenmerken als typisch voor rechtsteksten samengesteld. We hebben gesteld dat de syntactische ofwel stilistische kenmerken vaak door bepaalde lexicale eigenschappen worden aangevuld waardoor het complexe karakter van de rechtsteksten wordt bereikt. In dit hoofdstuk 15
Onze aanname was gebaseerd op het feit dat de Tsjechische en Nederlandse rechtstaal in veel opzichten sterk door het Frans zijn beïnvloed en we dus over een soort gemeenschappelijke (Franse) herkomst kunnen spreken. Zie ook onze bevindingen hierover op p. 24. 149
kijken we of we kunnen vaststellen dat de concrete kenmerken ook op ons corpus van toepassing zijn en of we bepaalde verschillen tussen de Nederlandstalige en de Tsjechische teksten zullen constateren. Ook hierbij zullen we de afwijkende taalkundige regels van de twee talen in het oog houden. We hebben de volgende syntactische en stilistische kenmerken opgesomd:
lange zinnen met veel neven- en onderschikkingen
passieve zinnen
indirecte rede
beknopte bijzinnen
tangconstructies
dubbele negatie
Zowel in het Nederlandstalige als ook in het Tsjechische corpus treffen we vaak lange zinnen met veel neven- en onderschikkingen aan. Dit is in het bijzonder voor het Nederlands een ten opzichte van de standaardtaal afwijkend fenomeen, in het Tsjechisch worden er dergelijke zinsconstructies vaker gebruikt en het schaadt daardoor minder de toegankelijkheid ervan. De voorbeelden die we kunnen noemen zijn bijvoorbeeld: “Notářský zápis sepsaný dne 01. 08. 2005, tj. prvého srpna roku dva tisíce pët, mnou, JUDr. …, notaris te …., v kanceláři v …., …….., v přítomnosti účastníka osobnë neznámého, který prohlašuje, že je způsobilý k právním úkonům a jehož osobní totožnost jsem ovëřila platným úředním průkazem, tj. cestovním pasem.” (Notariële akte, pagina 1) *Notariële akte opgemaakt op 1-8-2005, d.w.z. één augustus twee duizend en vijf, door mij, JUDr.
, notaris te
, ten kantore in
,
, in aanwezigheid van een mij
persoonlijk onbekende persoon welke verklaart dat hij bevoegd is voor juridische handelingen en wiens identiteit ik geverifieerd heb op basis van een geldige ID-pas, d.i. zijn paspoort.]
of: "Elke aangifte vermeldt de identiteit, het beroep en de woonplaats of, indien het een rechtspersoon betreft, de identiteit, de voornaamste handelsactiviteit en de maatschappelijke zetel van de schuldeiser, het bedrag en de oorzaken van zijn schuldvordering, de eraan verbonden voorrechten, hypotheek- of pandrechten en de titel waarop zij berust bij gebreke waarvan de curators de vordering kunnen verwerpen, of ze beschouwen als chirografair". (Art. 63 Faill.W. zoals geciteerd in de Oproep tot indiening van schuldvorderingen) 150
Het gebruik van passieve zinnen is vooral voor het Nederlands typisch. Daarom zijn er in het Nederlandstalige corpus erg veel voorbeelden hiervan te vinden. Maar ook bijvoorbeeld in de Tsjechische notariële akte treffen we voorbeelden van passieve zinnen aan: “Správcem vkladu se určuje pan … , nar….., občan SRN, bytem
Nizozemsko, …”
(tweede pagina) [Als de beheerder van de inleg wordt de heer Bondsrepubliek Duitsland, woonachtig te
Nederland
, geboren op
, burger van de
aangesteld.]
“Prvním jednatelem společnosti je jmenována paní…” (derde pagina) [Als de eerste bestuurder van de vennootschap wordt mevrouw … benoemd …]
Enkele voorbeelden uit het Nederlandstalige corpus zijn bijv.: “Ik heb de eer U mede te delen dat ik bij vonnis van de Rechtbank van Koophandel te Kortrijk d.d. 25-10-2010 samen met mr. C. M. werd aangesteld als curator van het faillissement van …” “De verklaring moet ondertekend worden door U persoonlijk of door een bijzonder (art. 63, al. 3 Faill.W. !) gevolmachtigde.” “Het proces-verbaal van verificatie van de schuldvorderingen zal neergelegd worden op...” (alle drie voorbeelden komen uit de Oproep tot indiening van schuldvorderingen) Het gebruik van het passief verleent de teksten een abstract en formeel karakter en is daardoor stilistisch gezien zeer geschikt voor deze functionele stijl. Het gebruik van de indirecte rede is een van de meest opvallende kenmerken met name bij de Nederlandstalige wetgevende teksten en teksten van rechterlijke vonnissen. De indirecte rede wordt niet echt als lezersvriendelijk gezien omdat het de teksten voor de lezer vaak zeer ontoegankelijk maakt, mede omdat deze dikwijls in combinatie met lange zinnen wordt gebruikt (Gerits 1999:12-16 ). In ons corpus hebben we de indirecte rede niet kunnen vinden. De reden hiervoor zien we in het feit dat de teksten, die het corpus vormen, toch in een veel directere stijl zijn geformuleerd. Het zijn geen wetgevende teksten maar recente teksten gebaseerd op het handelsrecht van desbetreffende landen. De beknopte bijzinnen zijn een ander fenomeen dat hoofdzakelijk voor Nederlandstalige vonnissen typisch is. Dit betreft bijvoorbeeld zinnen beginnende met: „Daarvan uitgaande en in aanmerking nemende dat…oordeelt de rechtbank….‟. De hierin omvatte 151
tegenwoordige deelwoorden zorgen voor de zogenaamde deelwoordstijl (zie ook Gerits 1999:17). Net als bij de vorige categorie vinden we dit verschijnsel niet in ons corpus, hetgeen met onze verwachting gezien het hierboven gestelde overeenkomt. De tangconstructies zijn in tegenstelling tot de twee vorige categorieën wel in ons corpus te vinden. Dit beschouwen we als opvallend omdat het gebruik van tangconstructies in het Tsjechisch nogal zelden is. De Tsjechische voorbeelden zijn o.a.: “Společník je oprávnën v souladu s ustanovením § 115 odst. 2 obchodního zákoníku převést svůj obchodní podíl na jinou osobu” (Notariële akte, tweede pagina) *De vennoot is bevoegd om in overeenstemming met de bepaling van § 115 lid 2 van het Wetboek van Koophandel zijn aandeel te overdragen aan een andere persoon.]
“Jestliže společníci, popř. příslušný orgán, tato jednání schválí do tří mësíců od vzniku společnosti, platí, že z tëchto jednání byla společnost zavázána od začátku.” (Notariële akte, vierde pagina) [Indien de vennoten, resp. het bevoegde orgaan van de vennootschap, deze handelingen binnen drie maanden na de oprichting van de vennootschap zullen/zal goedkeuren, geldt dat de vennootschap door deze handelingen vanaf het begin werd gebonden.]
De voorbeelden uit het Nederlandstalige corpus zijn o.a.: “De Minister heeft een onderzoek naar het gedrag van betrokkene ingesteld en verklaart dat uit dit onderzoek, gelet op het risico voor de samenleving in verband met het doel waarvoor de verklaring is aangevraagd en na afweging van het belang van betrokkene, niet is gebleken van bezwaren tegen betrokkene.” (VOG) “Belangrijk voor de vreemdelingen die niet altijd in Belgiì gewoond hebben, geldt het uittreksel slechts vanaf de dag waarop de betrokkene zich gevestigd heeft in de gemeente of in het Rijk of er verblijfsgerechtigd is.” (Uittreksel uit het Strafregister) “De vervallenverklaringen waarvan belanghebbende ontheffing heeft bekomen of waarvan de verstreken is, worden niet vermeld.” (Uittreksel uit het Strafregister) Bij de tangconstructies moeten de bij elkaar horende zinsdelen vooral niet te ver van elkaar in de zin liggen (met te veel bepalingen ertussen), anders worden zulke zinsconstructies ondoorzichtig voor de lezer en deze kan dan gemakkelijk het verband uit het oog verliezen.
152
De laatste categorie, de dubbele negatie, wordt alleen bij het Nederlandstalige corpus nagegaan. Zoals op p. 63 gesteld, is het gebruik van dubbele negatie namelijk correct Tsjechisch taalgebruik en daarom geen typische (negatieve) eigenschap van rechtsteksten zoals dat wel het geval is bij de Nederlandstalige rechtsteksten. In het Nederlandstalige corpus hebben we dit verschijnsel ook niet kunnen traceren. Dit beschouwen we niet als een gebrek maar in tegendeel als iets positiefs, want het gebruik van dubbele negatie in Nederlandstalige rechtsteksten is niets anders dan een verkeerd taalgebruik dat verwarring bij de recipiënt bezorgt.
6.1.3 Niveau van taalhandelingen In hoofdstuk 3.2.5 hebben we een subonderzoek uitgevoerd naar taalhandelingen die in juridische uitingen worden gerealiseerd. De bevindingen uit dit hoofdstuk zullen we in dit gedeelte op ons Nederlandstalige en Tsjechische corpus toepassen. We zullen nagaan of de bevindingen uit hoofdstuk 3.2.5 overeenkomstig zijn met de door ons gekozen rechtsteksten. In het subonderzoek hebben we Nederlandse wetsbepalingen en handelscontracten bestudeerd, waarbij geconcludeerd werd dat de overheersende categorie de directieve taalhandelingen omvat. De commissieve taalhandelingen werden slechts in de geanalyseerde handelscontracten aangetroffen, niet in de wetgevende teksten. Als reden hiervoor hebben we het meer individuele karakter van de contracten ten opzichte van wetgeving, die voor elke burger geldig is, aangeduid. In het Tsjechische corpus vinden we beide soorten taalhandelingen. Op p. 69 hebben we aangegeven dat de wetgevende organen bij directieve taalhandelingen hun bevoegdheid op burgers toepassen of een partij in een contract (verkoper, werkgever, leverancier) beoogt een bepaald gedrag van de andere partij (koper, werknemer, opdrachtgever) en andersom. Een voorbeeld hiervan is o.a. te vinden in de Ţádost o výpis z rejstřìku trestu (Aanvraag van een uittreksel uit het strafregister): “Adresu žadatele, na kterou se má výpis zaslat, uvádějte ve tvaru:...” [Het adres van de aanvrager waarnaar het uittreksel gestuurd moet worden, is te vermelden in de vorm:... ]
Ook in de Notariële akte zijn talloze voorbeelden te vinden: “Nevznikne-li společnost, je správce vkladu povinen splacené vklady bez zbytečného odkladu vrátit i s plody a užitky z nich. ”
153
[Indien de vennootschap niet opgericht zal worden, is de beheerder van de inleg verplicht tot het terugbetalen van de betaalde inleggen zonder onnodig uitstel, inclusief de vruchten en profijten ervan.]
“1. Nevyplývá-li ze společenské smlouvy nebo stanov další omezení, jednatel nesmí:.. ” [1. Indien er geen andere beperkingen voorvloeien uit de oprichtingsakte of de statuten, mag de bestuurder niet:...]
Directieve taalhandelingen vinden we ook in de Nederlandstalige rechtsteksten. Voorbeelden hiervan zijn o.a. in het Uittreksel uit het strafregister te vinden: “De minnelijke schikkingen en veroordelingen uitgewist door amnestie, eerherstel of vrijspraak in beroep mogen niet vermeld worden.” "De verklaring moet ondertekend worden door U persoonlijk of door een bijzonder (art. 63, al. 3 Faill.W. !) gevolmachtigde.” "De verklaring moet in het Nederlands gebeuren.” Aan de hand van deze voorbeelden zien we duidelijke overeenkomsten met het in hoofdstuk 3.2.5 verrichte subonderzoek. Ook in ons corpus van rechtsteksten worden de directieve taalhandelingen door middel van een directief werkwoord tot stand gebracht of met behulp van een modaal werkwoord (mogen, moeten).
Met betrekking tot de commissieve taalhandelingen hebben we in hoofdstuk 3.2.5 gesteld dat er eigenlijk geen contracten en overeenkomsten denkbaar zijn die geen commissieve taalhandelingen zouden bevatten. Omdat de Tsjechische Notariële akte uit ons corpus ook een soort overeenkomst is, verwachten we met name daar de meeste commissieve taalhandelingen te vinden. De uitgedrukte aanname is door de analyse als correct gebleken. Er zijn voorbeelden met performatieve werkwoorden met een commissieve intentie zoals bijvoorbeeld: “Notářský zápis sepsaný dne 01. 08. 2005, tj. prvého srpna roku dva tisíce pët, mnou, JUDr. …, notaris te …., v kanceláři v …., …….., v přítomnosti účastníka osobnë neznámého, který prohlašuje, že je způsobilý k právním úkonům a jehož osobní totožnost jsem ovëřila platným úředním průkazem, tj. cestovním pasem. Pan..... nar......., občan SRN, bytem Nizozemsko,.....který prohlašuje, že ovládá český jazyk. ” 154
*Notariële akte opgemaakt op 1-8-2005, d.w.z. één augustus twee duizend en vijf, door mij, JUDr.
, notaris te
, ten kantore in
,
, in aanwezigheid van een mij
persoonlijk onbekende persoon welke verklaart dat hij bevoegd is voor juridische handelingen en wiens identiteit ik geverifieerd heb op basis van een geldige ID-pas, d.i. zijn paspoort De heer Nederland,
, geboren op ,
, burger van de Bondsrepubliek Duitsland, woonachtig te
welke verklaart dat hij de Tsjechische taal beheerst.]
Er zijn ook voorbeelden van commissieve taalhandelingen waar de commissieve intentie door het futurum en het werkwoord „zullen‟ (in de vertaling) is uitgedrukt zoals: “Tento zvláštná fond společnost zruší nebo sníží, pokud vlastní obchodní podíl nebo jeho část zcizí nebo rozhodne o snížení základního kapitálu. ” [Dit bijzondere reservefonds zal de vennootschap opheffen of verlagen, indien ze het eigen aandeel of een deel ervan ontvreemdt of indien ze besluit om het maatschappelijk kapitaal te verlagen.]
Toch zijn de voorbeelden van commissieve taalhandelingen niet alleen tot de Tsjechische Notariële akte beperkt. Ze komen ook in de andere documenten voor. Bijvoorbeeld treffen we in de VOG het volgende voorbeeld aan: “De Minister heeft een onderzoek naar het gedrag van betrokkene ingesteld en verklaart dat uit dit onderzoek, gelet op het risico voor de samenleving in verband met het doel waarvoor de verklaring is aangevraagd en na afweging van het belang van betrokkene, niet is gebleken van bezwaren tegen betrokkene.” Ook hier is de commissieve taalhandeling door middel van een performatief werkwoord met commissieve intentie uitgedrukt. De laatste voorbeelden van commissieve taalhandelingen vinden we in de Oproep tot indiening van schuldvorderingen: “Het proces-verbaal van verificatie van de schuldvorderingen zal neergelegd worden op 22.12.2010 om 11.15 in de Raadkamer van de Rechtbank van Koophandel, Gerechtsgebouw II, Beheerstraat 41 te 8500 Kortrijk.” In deze mededeling zouden we op eerste aanblik een representatieve taalhandeling kunnen zien, toch hebben we met een commissieve taalhandeling (belofte) te maken, gezien de context en het feit dat de curator eronder staat vermeld, met andere woorden de curator maakt hiermee een toezegging gericht tot de schuldeiser. Het laatste voorbeeld komt uit de Indiening van een schuldvordering:
155
“Ik ondergetekende (identiteit, beroep, woonplaats of maatschappelijke zetel, voornaamste handelsactiviteit) met rekeningnummer IBAN BIC verklaar mijn opneming te vragen in het passief van het faillissement van ..., voor de som van (in volle letters)... ”
Op grond van de analyse van de taalhandelingen, die in ons corpus tot stand worden gebracht, kunnen we concluderen dat de eerder opgemerkte bevindingen in overeenstemming zijn met de data in ons corpus. Onafhankelijk van de taal van het origineel waren in de onderzochte juridische teksten beide soorten taalhandelingen (commissieve en directieve) vertegenwoordigd die we in hoofdstuk 3.2.5 als typisch voor juridische teksten hebben geclassificeerd.
6.2
Translatologische analyse van de vertalingen uit het corpus
Nadat we de taalkundige analyse van de primaire rechtsteksten uit het corpus op verschillende niveaus hebben uitgevoerd, verrichten we een translatologische analyse van de vertalingen van deze rechtsteksten. We concentreren ons op het in kaart brengen van de gebruikte vertaalstrategieën, passen de bevindingen over de interpretatie van rechtstermen toe, bedienen ons van de leer over de termenequivalentie en waar nodig besteden we aandacht aan de noodzaak om subsidiaire vertaaloplossingen te benutten. In het eerste subhoofdstuk zullen we kijken, welke vertaalstrategieën overwegend gebruikt werden en waarom.
6.2.1 Confrontatie van verschillende vertaalstrategieën In § 4.1 hebben we een theoretische inleiding tot de huidige vertaalwetenschap met betrekking tot rechtsteksten geschetst. Juridische vertalingen nemen binnen de vakvertaling een specifieke stilistische en translatologische positie in. We hebben aangegeven dat het vertalen van juridische teksten een gespecialiseerde voorbereiding van vertalers vereist, waarbij de vier competenties taalcompetentie, vakkundige competentie, linguïstische competentie en translatologische competentie een onontbeerlijk onderdeel vormen. Hoewel deze vier competenties alle nauw met elkaar samenhangen, zullen we in dit subhoofdstuk de nadruk op de translatologische competentie leggen. Op basis van de translatologische competentie is de vertaler in staat om uit het spectrum van vertaalmethodes, afhankelijk van de geadresseerde en de functie van de vertaling in de ontvangende context, de juiste methode te kiezen en toe te passen. De juridische 156
vertaling vergt namelijk van de vertaler veel meer dan slechts een uitstekende kennis van de vreemde taal in al haar registers. Vanuit het standpunt van de vertaler zijn juridische teksten bijzonder moeilijk, onder meer vanwege de hoge concentratie aan juridische termen en vaste collocaties maar vooral door de bindende systeemgebondenheid van de juridische terminologie. Bij juridisch vertalen gaat het namelijk niet alleen om de herformulering van de tekst uit de brontaal in de doeltaal, maar het gaat vooral om de verplaatsing van de tekst uit één rechtssysteem naar een ander met respect voor de stijl van de rechtstaal van het betreffende systeem. Het doel van de juridische vertaling is dus niet alleen het omcoderen van de tekst in de brontaal naar de doeltaal maar veel meer de communicatieve aangelegenheid waarbinnen de vertaler de informatie in en de functie van de brontekst toegankelijk maakt voor de recipiënt in de doeltaal. Volgens Škrlantová (2005:33-34) dient de vertaler de juiste vertaalstrategie te kiezen in afhankelijkheid van de brontekst, de functie en communicatieve situatie ervan in de uitgangsomgeving en andere factoren. Van de twee bekendste vertaalstrategieën ingevoerd door Newmark (1988:45-47), de communicatieve en semantische, geeft zij in het geval van het juridisch vertalen duidelijk de voorkeur aan de semantische vertaalstrategie. Binnen deze vertaalstrategie wordt de brontekst met groot respect behandeld. De doeltekst bevat niet alleen de informatie van de brontekst maar gaat eveneens uit van de structuur en stijl ervan. Het gaat dus niet om een adaptatie (naturalisering) van de brontekst in de doeltaalomgeving maar veel meer om preciesheid, informatiedichtheid en doelgerichtheid, wat met de positie en functie van de rechtsteksten overeenkomt. Met het tegenovergestelde van de naturalisering wordt in de vertaalwetenschap de exotisering (ook vervreemding) bedoeld. Wanneer de vertaler de naturalisering gebruikt, oriënteert hij zich op de doeltaal (en het rechtssysteem ervan), terwijl bij de exotisering de nadruk ligt op de brontaal en haar terminologie. De keuze van de vertaler voor één van de twee mogelijke basisvertaalstrategieën beïnvloedt de stijl en inhoud van de hele vertaling. Belangrijk is dat de keuze aan de ene kant consequent toegepast wordt zodat de vertaling een overzichtelijk geheel kan vormen aan de andere kant echter, moet de vertaling van elke term afzonderlijk overwogen worden omdat we vaak met zeer uiteenlopende gevallen te maken hebben. In het kader van de semantische vertaalstrategie noemt Škrlantová (2005:35-36) drie concrete vertaalstrategieën die op het vertalen van juridische teksten van toepassing zijn. Dit zijn: a) Letterlijke vertaling 157
b) Contrastieve vertaling (systeem-systeem) c) Vertaling in een meertalig rechtssysteem Bij de letterlijke vertaling wordt van equivalentie van (juridische) begrippen in de doel- en brontaal uitgegaan die in equivalente terminologieën resulteert. Dit is echter een aanname die meestal niet gerealiseerd kan worden. In de praktijk wordt de structuur van het origineel ook in de vertaling gehandhaafd en er wordt weinig rekening gehouden met de grammaticale regels van de doeltaal. De contrastieve vertaling wordt toegepast bij het vertalen tussen verschillende rechtssystemen. De vertaler interpreteert en vergelijkt begrippen in de bron- en doeltaal, op basis waarvan hij vervolgens de graad van equivalentie tussen de rechtstermen bepaalt. Hij gaat hierbij van de vergelijking van de rechtssystemen uit. In geval van onvoldoende mate aan equivalentie kiest hij een van de subsidiaire vertaaloplossingen. Bij verwante talen en rechtssystemen, die uit dezelfde juridische traditie uitgaan, is de kans op het vinden van equivalente termen groter en het vertaalproces gemakkelijker. De vertaling in een meertalig rechtssysteem betreft meertalige landen (bijvoorbeeld België) of vertalingen binnen bovennationale instellingen met verschillende officiële talen zoals de Europese Unie. Hoewel de vertaler bij dit soort vertalingen van hetzelfde rechtssysteem uitgaat, moet hij desalniettemin de terminologie gebruiken die hij in de doeltaal ter beschikking heeft en die niet altijd voor de hand ligt. In ons corpus komt deze vertaalstrategie niet voor, hoewel we ook Belgische rechtsteksten behandelen. Deze teksten worden echter niet in een van de vertaalcombinaties tussen de drie officiële talen van België onderzocht maar steeds slechts in de vertaalcombinatie Tsjechisch-Nederlands of andersom. We zullen alleen naar de vertaalstrategie a) en b) van de semantische vertaalstrategie zoeken. Uit de bevindingen vastgesteld in hoofdstuk 4.1 en in deze inleiding van de translatologische analyse kunnen we concluderen dat het grootste vertaalprobleem bij juridische teksten de onvoldoende equivalentie is. De ontbrekende equivalentie bij de rechtsteksten uit ons corpus zullen we in hoofdstuk 6.2.4 onderzoeken. Gegeven het feit dat er in ons corpus Nederlandstalige rechtsteksten naar het Tsjechisch vertaald werden of andersom, waarbij we niet konden uitgaan van vergelijkbare rechtstermen, hebben we in overwegende mate te maken met het gebruik van de contrastieve vertaling tussen twee diverse juridische systemen. Toch zouden we sommige vertaalde rechtstermen ook als de letterlijke vertaling van het origineel kunnen aanduiden. Kijken we bijvoorbeeld naar de vertalingen van het Belgische Uittreksel uit het strafregister 158
naar het Tsjechisch en vice versa naar de vertaling van het Tsjechische Výpis z rejstřìku trestů, stellen we de equivalentie van deze termen vast. Interessant is dat het corresponderende Nederlandse document (de VOG) qua terminologie niet met het Belgische document in overeenstemming is en zodoende dient er ook een verschil in de vertalingen naar het Tsjechisch te zijn. Vandaar dat we dit onderscheid ook in de Tsjechische vertalingen handhaven en de VOG als Osvědčenì o bezúhonnosti naar het Tsjechisch vertalen en niet als Výpis z rejstřìku trestů. Echter niet alleen de structuur van de Nederlandstalige originelen speelt in deze gevallen een tamelijk bepalende rol, óók het verschijnsel dat er weliswaar twee vergelijkbare documenten (uit Nederland en uit België) bestaan die toch een beetje anders zijn qua inhoud en achtergrond, wat ook in de (Tsjechische) vertaling weergegeven dient te worden. Een ander voorbeeld van de letterlijke vertaling vormt het Uittreksel uit het handelsregister naar het Tsjechisch (Výpis z obchodnìho rejstřìku). De verklaring waarom we in deze gevallen van equivalentie van begrippen uitgaan en dus de letterlijke vertaling kunnen toepassen, is het feit dat de structuur van desbetreffende rechtssystemen (wat deze zaken betreft) nogal vergelijkbaar zijn en dus ook de terminologieën generiek kunnen zijn. Deze gevallen behoren eerder tot uitzonderingen in het corpus, de contrastieve vertaling is vele malen vaker vertegenwoordigd. Dat betekent dat voordat we tot het kiezen van een vertaling kunnen overgaan, moeten we eerst naar de te vertalen begrippen kijken die met vergelijkbare begrippen in de doeltaal vergelijken en de mate van de equivalentie tussen overeenkomstige rechtstermen onderzoeken. Is de equivalentie niet voldoende, wijken we uit naar een subsidiaire vertaaloplossing. Deze vertaalmethode is in het hele corpus toegepast omdat we steeds van twee ongelijke rechtssystemen uitgaan en dus de equivalentie niet zonder meer kunnen veronderstellen.
6.2.2 Interpretatie van rechtstermen In hoofdstuk 4.1.2 hebben we gesteld dat vertalers van juridische teksten voortdurend met het interpreteren van rechtstermen en rechtsvergelijken geconfronteerd zijn; als ze tot een juiste vertaling van een juridische tekst (uit een ander rechtssysteem) willen komen, moeten ze eerst nagaan wat de betekenis van de te vertalen term in de brontaal is om vervolgens een goed equivalent te kunnen vinden in de doeltaal. De keuze van een verkeerd equivalent zou in bepaalde gevallen fatale consequenties kunnen hebben.16 16
Vergelijk Škrlantová 2005:39-40. 159
Zoals op p. 83 aangegeven, wordt hiervoor bij het vertalen tussen verschillende rechtssystemen de zogeheten functionele methode toegepast. Centraal staat bij het gebruik van deze methode de vergelijkbaarheid17 van concepten. We zoeken naar vergelijkbare rechtsbegrippen in het doeltaalrechtssysteem voor rechtsbegrippen uit het brontaalrechtssysteem. Onder vergelijkbaarheid verstaan we dat er voldoende gemeenschappelijke kenmerken voorhanden zijn.18 Door de functionele methode van de rechtsvergelijking te kiezen, wordt de vergelijkbaarheid in de functie van de concepten gezocht. Niet onbelangrijk is ook de wetenschap dat bij het vergelijken van concepten deze niet afzonderlijk onderzocht mogen worden maar uiteraard binnen hun contextuele achtergrond en hun onderlinge verhoudingen omdat er vaak sprake is van een bepaalde hiërarchie, waarbij sommige concepten belangrijker zijn dan andere. Marjanne Termorshuizen-Arts (2003:39-41) concentreert zich in haar theorie van de rechtsvergelijking op drie meest relevante ijkpunten: de functie, de structuur en de juridische werking. Ook de invloed van de heersende maatschappelijke en politieke sfeer in desbetreffende landen mogen vertalers van juridische teksten niet uit het oog verliezen. In het corpus was een enorme hoeveelheid van rechtstermen die door middel van de interpretatie van concrete rechtsbegrippen en de functionele methode van de rechtsvergelijking vertaald moesten worden. In het volgende subhoofdstuk tonen we voorbeelden van hoe we de graad aan equivalentie bij moeilijk vertaalbare rechtstermen vastgesteld hebben.
6.2.3 Toepassing van termenequivalentie De equivalentie van rechtstermen hebben we in hoofdstuk 4.1.3 aangeduid als de inhoudelijke overeenstemming van begrippen. We hebben ook over de verschillende graden van equivalentie gesproken, zie p. 87-Error! Bookmark not defined. van dit werk. Omdat de teksten in ons corpus niet op hetzelfde rechtssysteem gebaseerd zijn, moesten we van ongelijke begrippensystemen uitgaan met diverse rechtsbegrippen, waar equivalentie een van de moeilijkste kwesties voor de vertaler voorstelt. Deze aanname leidt tot een situatie waarin de vertaler geen volledige equivalentie maar vooral een functionele verbinding tussen rechtstermen uit de brontaal en doeltaal beoogt. Op basis van de functie kunnen we soms juist van begrippen spreken die zich tegenover elkaar laten plaatsen, hoewel de beschrijving ervan verschillend is. In het aansluitende 17
De vergelijkbaarheid wordt in geval van het juridisch vertalen meestal als equivalentie aangeduid.
18
Vergelijk bijv. Termorshuizen-Arts, 2003, p. 27 160
subhoofdstuk zullen we gevallen behandelen, waar we te maken hebben met een (soms zelfs) terminologisch gat in het doeltaalrechtssysteem en hoe we dit concreet in het corpus hebben opgelost door de toepassing van een van de beschikbare compenserende vertaalstrategieën. In de tabel hierna zien we een selectie van termen uit het corpus die we vervolgens bespreken. Deze termen werden geselecteerd aan de hand van de niet voor de hand liggende equivalentie in de vertaling/ het doeltaalrechtssysteem. Bron
VOG
Uittreksel uit
Žádost o
Uittreksel uit
Notářský
Oproep tot in-
het SR
výpis z RT
het HR
zápis
diening van schuldvorderingen
Term
Verklaring
Minnelijke
Výpis
Kamers
Omtrent
schikkingen
z Rejstříku
Koophandel
het Gedrag
van
Zakladatelská
Curator
listina
trestů Eerherstel
Městský úřad
Bedrijfsom-
Griffie
schrijving Genademaatregelen Vervallenverklaringen Arrest
De term Verklaring Omtrent het Gedrag hebben we in een andere context reeds genoemd (zie p. 108). Deze term vertalen we naar het Tsjechisch als Osvědčenì o bezúhonnosti. Bewust werd deze niet simpelweg als Výpis z rejstřìku trestů vertaald (hoewel dit wel de in eerste instantie voor de hand liggende oplossing zou zijn) maar anders. De redenen zijn divers. Ten eerste moeten we beseffen dat er een verschil dient te worden gemaakt tussen het Nederlandse document en het Belgische document (Uittreksel uit het Strafregister), waarbij het Belgische document meer overeenkomsten met het Tsjechische vertoont, zowel qua structuur en als ook qua inhoud. Toch is er zeker ook tussen het Nederlandse en het Tsjechische document sprake van een duidelijke functionele overeenstemming en daarom werd een term gekozen die in de doeltaalomgeving bekend is maar die in het algemeen in een andere context wordt gehandhaafd, namelijk voor een nieuwe werkgever. Deze verklaring wordt of door de 161
persoon in kwestie opgesteld of door een beroepsorganisatie19 uitgegeven. Omdat de Tsjechische term wel gangbaar is in de doeltaalomgeving maar normaalgesproken in een andere context wordt gebruikt, is hier sprake van een compenserende vertaalstrategie, namelijk de adaptatie. Omdat beide begripsdefinities dezelfde kenmerken vertonen, maar daarnaast ook nog andere verschillende kenmerken bevatten, is hier sprake van een overlapping (equipollentie), zie ook p. 85. De term minnelijke schikkingen uit het Belgische Uittreksel uit het Strafregister werd naar het Tsjechisch als smìry20 vertaald. In België wordt een minnelijke schikking door het Openbaar Ministerie voorgesteld ingeval van het begaan van een overtreding. Wanneer de verdachte de daad erkent en een bepaald bedrag betaalt, vervalt de strafvordering21. De Tsjechische term smìr komt niet volledig met de Belgische term overeen. Smìr is volgens § 99 van het Občanský soudnì řád (Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering) een overeenkomst van partijen die tijdens een procedure tot stand komt. Indien door de rechter aanvaard, is daarmee de procedure afgerond. Ook in dit geval hebben we gebruik gemaakt van een adaptatie. Op het niveau van de equivalentie hebben we ook hier met een overlapping te maken. De term eerherstel ofwel herstel in eer en rechten22 naar het Tsjechisch vertaald als rehabilitace, betekent in het Nederlands dat veroordeelden tot straffen die niet uitgewist kunnen worden in eer en rechten hersteld kunnen worden, indien deze minstens tien jaar geen zodanig herstel hebben genoten. Er is nog een aantal voorwaarden waaraan een verzoeker om eerherstel dient te voldoen. De Tsjechische term rehabilitace is geen volledig equivalent van de term eerherstel omdat het aan de ene kant eveneens de terugwinst van de burgerlijke eer voorstelt, maar aan de andere kant zijn eraan andere voorwaarden gekoppeld dan in België. Voor veroordeelden betekent rehabilitace wel het uitwissen van straffen, de begane daden worden niet meer in het Strafregister vermeld, alleen in het afschrift uit het Strafregister dat echter niet door particulieren opgevraagd kan worden maar alleen door bepaalde overheidinstanties. Er zijn in Tsjechië drie soorten rehabilitace: soudnì (de gerechtelijke), zákonná (de wetteljke) en milost prezidenta republiky (en de gratie van de president). De Belgische term eerherstel werd dus 19 20
Zoals bijvoorbeeld door de Artsenkamer voor artsen die in het buitenland willen werken.
Voor meer informatie geraadpleegd op 1-11-2011
zie
http://www.epravo.cz/top/clanky/soudni-smir-38282.html,
21
Gedetailleerder zie artikel 216bis van het Wetboek van Strafvordering
22
Zie Wetboek van Strafvordering, afdeling II,art. 621 t/m art. 634 162
laatst
aan de Tsjechische juridische situatie geadapteerd. De kenmerken van de beide begrippen overlappen elkaar en bevatten daarnaast ook nog andere verschillende kenmerken. Onder de genademaatregelen verstaat men in België een aantal opties hoe de Koning de uitvoering van een straf kan kwijtschelden, verminderen of veranderen. De Tsjechische vertaling (omilostňujìcì opatřenì) is een nieuw gevormde term die in het Tsjechisch als zodanig niet voorkomt. De reden van het invoeren van dit neologisme was dat er geen verzamelterm voor desbetreffende soorten van het verlenen van genade in het Tsjechisch bestaat. Wegens een ontbrekend equivalent werd de vertaalstrategie calque toegepast. We hebben hier met een exotisering te maken. De vervallenverklaringen zijn een reeks van verklaringen door middel waarvan men in België verschillende soorten rechten kan verliezen. Dit kan het rijverbod betekenen maar ook het vervallen van de Belgische nationaliteit. De vertaling rozhodnutì o zbavenì určitých práv werd overgenomen van de online bron van de Europese Unie, de Eurlex23. Omdat deze term in het Tsjechische rechtssysteem niet voorkomt, heeft de vertaler een nieuwe term ingevoerd door een omschrijving toe te passen. Er werd een exotisering toegepast. De term arrest is een rechterlijke uitspraak van een hoger rechtscollege op het niveau van het rechtsgebied, de provincie of op het niveau van de Belgische overheid of op internationaal niveau. Met name bij het vertalen naar het Nederlands is deze term niet met de term vonnis uitwisselbaar omdat het vonnis een rechterlijke uitspraak van een lagere rechtbank is. De Tsjechische term rozsudek is dus minder specifiek, er is sprake van een inclusie omdat het begrip in de brontaal kenmerken extra bevat ten opzichte van de vertaling. We hebben hier een adaptatie gebruikt. De vertaling van de Tsjechische term Výpis z Rejstřìku trestů naar het Nederlands als Uittreksel uit het Strafregister hebben we reeds bij het behandelen van de vertaling van de term Verklaring omtrent het Gedrag besproken, alleen vanuit het omgekeerde perspectief. Hoewel we ook hier met een niet-volledig equivalent (er is weer sprake van een overlapping) te maken hebben, beschouwen we deze termen wel als een functionele oplossing in de vorm van een adaptatie. De term Městský úřad vertalen we als het Stadsbestuur. Bij het zoeken naar deze term in de Eur-lex databank hebben we ontdekt dat deze term er op verschillende manieren 23
Zie http://eur-lex.europa.eu/Notice.do?mode=dbl&lang=nl&ihmlang=nl&lng1= nl,cs&lng2=bg,cs,da, de,el,en,es,et,fi,fr,hu,it,lt,lv,mt,nl,pl,pt,ro,sk,sl,sv,&val=460880:cs&page=, geraadpleegd op 7-11-2011 163
wordt vertaald, ondanks dezelfde context. In een document vinden we de vertaling Stadsbestuur24 in een ander document wordt de term als Gemeentelijke instantie25 vertaald. Bij nader onderzoek is gebleken dat dit inconsistent gebruik van diverse terminologie waarschijnlijk veroorzaakt is door het feit dat men in België in het algemeen de term Stadsbestuur gebruikt, terwijl men in Nederland het meest de term Gemeentelijke instantie hanteert. In het onderzochte corpus gaven we de voorkeur aan de eerste vertaaloplossing. Dit omdat deze vertaling meer met de situationele Tsjechische context correspondeert.26 Ook hier hebben we niet met een volledige equivalentie te maken, maar met een overlapping. Een stadsbestuur in België is door de Gemeenteraad en schepenen gevormd, in Tsjechië door Rada města en Zastupitelsto. De basisbegrippen zijn vrijwel identiek, de samenstelling, departementen/diensten en bevoegdheden niet.27 Derhalve kunnen we niet van een volledige equivalentie spreken. We hebben een adaptatie toegepast. De term Kamers van Koophandel is als Obchodnì komory vertaald. De reden dat we niet de schijnbaar voor de hand liggende Tsjechische term Hospodářské komory hebben gebruikt is dat het systeem en werking van deze organisatie in Nederland en Tsjechië nogal verschillend (zie ook p. 145) is en daarom niet als equivalent beschouwd kan worden. Een letterlijke vertaling is naar onze mening geschikter en veroorzaakt geen verwarring. We hebben met een overlapping te maken omdat beide begrippen dezelfde maar daarnaast ook andere kenmerken bevatten. We passen een exotisering toe. De term bedrijfsomschrijving vertalen we als předmět podnikánì. De begrippen als zodanig zijn min of meer equivalent, hoewel hun invulling (volgens de betrokken wetgeving) verschilt. Desondanks functioneren ze als equivalenten van elkaar. We passen de adaptatie toe. De termen Zakladatelská listina en de Nederlandse vertaling oprichtingsakte zijn ook niet geheel equivalent. Volgens § 57 Obchodnì zákonìk (Wetboek van Koophandel) 24
Zie http://eur-lex.europa.eu/Notice.do?mode=dbl&lang=cs&ihmlang=cs&lng1=cs,nl&lng2=bg,cs,da, de,el,en,es,et,fi,fr,hu,it,lt,lv,mt,nl,pl,pt,ro,sk,sl,sv,&val=452957:cs&page=, geraadpleegd op 8-11-2011 25
Zie http://eur-lex.europa.eu/Notice.do?mode=dbl&lang=nl&ihmlang=nl&lng1=nl,cs&lng2=bg,cs,da, de,el,en,es,et,fi,fr,hu,it,lt,lv,mt,nl,pl,pt,ro,sk,sl,sv,&val=286602:cs&page= 26
In Nederland verstaat men onder een Gemeentelijke instantie diverse instanties, dit kan bijvoorbeeld de Milieupolitie zijn maar ook de Gemeenteraad als de hoogste gemeentelijke instantie. In Tsjechië is er altijd maar één Městský úřad in een stad. Hierom het Standsbestuur. 27
Zie bijvoorbeeld http://www.gent.be/eCache/THE/1/39/914.html en http://www.olomouc.eu/phprs/ view.php?cisloclanku=2002071015, laatst geraadpleegd op 8-11-2011 164
wordt een besloten vennootschap door middel van een Zakladatelská listina opgericht enkel als er slechts één oprichter (vennoot) is. In geval van twee en meerdere oprichters spreken we in het Tsjechisch van een Společenská smlouva (letterlijk “vennootschapsovereenkomst”). Omdat het begrip Zakladatelská listina specifieker is28 dan de term oprichtingsakte, hebben we hier met een inclusie te maken. We bedienen ons van een adaptatie. De term Curator werd in het corpus als Správce konkurznì podstaty vertaald. Ook in het Tsjechisch komt het woord kurátor voor, echter hier moet de vertaler op zijn hoede zijn en weten dat de term kurátor in het Tsjechisch in deze betekenis verouderd is en door de nieuwe term správce konkurznì podstaty vervangen werd. Het woord kurátor komt in het Tsjechisch nog wel voor maar dan in een andere betekenis. We hebben hier dus met de zogeheten valse vrienden te maken. De juiste vertaling Správce konkurznì podstaty is wel equivalent, dit voorbeeld werd wegens de hierboven genoemde achtergrond genoemd. De term Griffie vertalen we naar het Tsjechisch als Kancelář soudu. De griffie is het bureau van een griffier bij sommige rechtbanken en gerechtshoven maar ook bijvoorbeeld bij de Eerste en Tweede Kamer (Nederland) en bij de Senaat en het Parlement (België). Uit de vorm van de Tsjechische term blijkt dat Kancelář soudu29 alleen bij rechtbanken en gerechtshoven te vinden zijn, daarom hebben we hier met een inclusie te maken. We passen de adaptatie toe. Bij de hierboven beschreven gevallen werd onze initiële aanname bevestigd. Gezien het feit dat we tussen diverse rechtssystemen vertalen, kunnen we niet met een volledige equivalentie bij de meeste rechtsbegrippen rekenen. We hebben getracht om dit probleem door de toepassing van een van de compenserende vertaalstrategieën op te lossen. Ons doel was vooral het bereiken van een functionele verbinding tussen de begrippen in de bron- en doeltaal, zodat de werking die de rechtsteksten uit het corpus in de brontaal hebben ook in de doeltaal behouden blijft.
28
Door middel van een oprichtingsakte kunnen in Nederland verschillende soorten rechtspersonen worden opgericht, bijv. een bv, een nv of een stichting. 29
Letterlijk “bureau van de rechtbank/het gerechtshof” 165
6.2.4 Subsidiaire vertaaloplossingen In hoofdstuk 4.1.4 hebben we drie subsidiaire vertaaloplossingen behandeld, voor de analyse van het corpus voegen we nog enkele traditionele compenserende vertaalstrategieën30 aan de eerder genoemde toe. Deze vertaalstrategieën worden toegepast in geval van het ontbreken van een direct equivalent in de doeltaal.
1) Calque / leenvertaling – letterlijke vertaling31 2) Substitutie – vervanging van een taalmiddel door een ander (equivalent), bijvoorbeeld een zelfstandig naamwoord door een voornaamwoord en omgekeerd 3) Transpositie – nodige grammaticale verandering in gevolg van een ander taalsysteem 4) Modulatie – verandering van het perspectief (bijv. actief wordt passief, iets abstracts wordt veranderd in iets concreets etc.) 5) Adaptatie – substitutie van een situatie zoals omschreven in het origineel door een andere geschikte situatie (bijvoorbeeld in geval van een ontbrekend equivalent voor een vaste uitdrukking in de doeltaal) 6) Transcriptie – overschrijving van een min of meer geadapteerde vorm in de doeltaal 7) Omschrijving – omschrijvende benaming van een begrip uit de brontaal ofwel een definitie van de inhoud ervan In het navolgende gedeelte analyseren we het corpus met betrekking tot de hierboven genoemde vertaalstrategieën. De tabel hieronder geeft concrete voorbeelden van desbetreffende vertaaloplossingen met hun bronnen. Enkele voorbeelden worden nader toegelicht.
30
Zie ook Knittlová, 2000, p. 14-15
31
Calque ofwel leenvertaling is een van de meest voorkomende vertaaloplossingen die bij het vertalen van juridische teksten uit diverse rechtssystemen gebruikt worden. In hoofdstuk 4.1.4 over de subsidiaire vertaaloplossingen hebben we in verband met de leenvertaling ook als over een vorm van neologisme gesproken. 166
Vertaaloplossing
Voorbeeld
Bron
Calque/leenvertaling
NL – persoonlijke
Oproep tot indiening van
(neologisme)
zekerheidsstelling
schuldvorderingen
CZ – osobní zajištění NL – kamers van Koophandel
Uittreksel uit het
CZ – obchodní komory
handelsregister
NL – genademaatregelen Substitutie
CZ – omilostňující opatření
Uittreksel uit het strafregiter
NL – bezwaren tegen
Verklaring Omtrent het Gedrag
betrokkene CZ – jeho bezúhonnost Transpositie
NL – blanco
Uittreksel uit het strafregister
CZ – žádná
Notariële akte
CZ – notářka NL – notaris Modulatie
NL – betrokkene
Verklaring Omtrent het Gedrag
CZ – žadatel
Oproep tot indiening van
NL – moet ondertekend worden
schuldvorderingen
CZ – musíte podepsat… Adaptatie
NL - Verklaring Omtrent het
Verklaring Omtrent het Gedrag
Gedrag CZ – Osvědčení o bezúhonnosti NL - minnelijke schikkingen
Uittreksel uit het strafregister
CZ – smíry
Transcriptie (onvertaald laten)
NL – bedrijfsomschrijving
Uittreksel uit het
CZ – předmět podnikání
handelsregister
NL – Raad van State
Uittreksel uit het strafregister
CZ – Raad van State
Verklaring Omtrent het Gedrag
NL – Postbus CZ – Postbus (P.O.BOX) Omschrijving
NL – Postbus
Verklaring Omtrent het Gedrag
CZ – Postbus (P.O.BOX)
Verklaring Omtrent het Gedrag
NL – Minister CZ – Ministr spravedlnosti
Calques ofwel leenvertalingen vormen bij het vertalen van juridische teksten een van de meest geschikte vertaalstrategieën. We kunnen aan de ene kant de adaptatie plaatsen, waarbij we ons op de doeltaal richten en elementen uit het brontaalrechtssysteem door 167
elementen uit het doeltaalrechtssysteem vervangen en aan de andere kant de exotiserende vertaalstrategieën waarbij we elementen uit het brontaalrechtssysteem in het doeltaalrechtssysteem nieuw inplanten. Het gebruik van adaptaties bij juridisch vertalen kan nogal verwarrend werken omdat de vertaler op die manier een valse indruk wekt dat de rechtssystemen (bron en doel) overeenkomstig zijn en zodoende ook de terminologieën. Dit is echter bij niet gelijke rechtssystemen niet het geval. Daarom lijkt het ons beter om juist de exotiserende vertaalstrategieën te gebruiken en zodoende het doeltaalrechtssysteem in de vertaling door nieuwe elementen aan te vullen. In het vertaalde corpus waren we zeer voorzichtig met het toepassen van adaptaties en hebben dit alleen dan gedaan als er in ieder geval sprake was van een overlapping op het equivalentieniveau. Omdat de voorbeelden van adaptaties reeds in het vorige gedeelte behandeld werden, concentreren we ons verder alleen nog op het beschrijven van de resterende voorbeelden uit de tabel. De meer algemene vertaalstrategieën zoals de substitutie, transpositie en modulatie zouden een categorie op zich kunnen vormen. Deze vertaalstrategieën zijn niet specifiek voor het vertalen van juridische teksten maar horen bij elke vertaling tussen nietverwante talen. Het voorbeeld van een substitutie uit de tabel is een klassieke vervanging, waarbij een zelfstandig naamwoord (betrokkene) door een voornaamwoord (jeho) is vervangen. De reden van deze substitutie is het drievoudige gebruik van hetzelfde zelfstandig naamwoord in één alinea dat in het Tsjechisch storender zou zijn dan in het Nederlands en daarom werd het één keer door een voornaamwoord vervangen. Er zijn vele substituties te vinden in het corpus maar omdat deze vertaalstrategie niet specifiek is voor juridische teksten, worden deze hier verder niet behandeld. Omdat er tussen niet-verwante talen vertaald werd, horen ook de toegepaste transposities bij de veelvuldig gebruikte vertaalstrategieën in het corpus. Wegens andere grammaticale regels van het Nederlands en het Tsjechisch moest bijvoorbeeld de vertaling van het woord blanco wel een (meervoud) uitgang bevatten (wegens het meervoud en geslacht van het bijhorende woord veroordelingen – odsouzenì). Het Tsjechisch is eveneens iets concreter dan het Nederlands als we naar het woord notářka kijken. Terwijl we in het Nederlands geen verschil in de vorm maken, onafhankelijk daarvan of de persoon van de notaris een man of een vrouw is, wordt dit in het Tsjechisch wel verschillend uitgedrukt (notář – notaris man, notářka – notaris vrouw). Dit onderscheid hebben we in de vertaling bewust niet gehandhaafd omdat het in het Nederlands niet gebruikelijk is bij dit beroep.
168
Er zijn ook vrij veel modulaties te vinden in het corpus. Bij de gekozen voorbeelden zien we een tendens waarbij de Tsjechische vertaling iets concreter is dan het origineel. Van een betrokkene maken we in het Tsjechisch een aanvrager (ţadatel) en van de passieve vorm moet ondertekend worden creëren we een actieve vorm moet u ondertekenen (musìte podepsat). Deze observatie is in lijn met de algemene verschillen tussen het Tsjechisch en het Nederlands, waarbij het Nederlands veel meer passieve vormen gebruikt (net als andere Germaanse talen) en er worden ook iets abstractere vormen gehandhaafd dan in het Tsjechisch. Deze generieke verschillen hebben we dus ook in het vertaalde corpus gerespecteerd. Onder transcripties verstaan we ook de compenserende vertaalstrategie onvertaald laten zoals door De Groot (zie §4.1.4.1) genoemd. Zo worden bijvoorbeeld sommige namen van instellingen (rechtbanken, gerechten) soms onvertaald gelaten in de vertaling. Dit onder meer wegens de traceerbaarheid. We kunnen ook op basis van een vertaling achterhalen met welke buitenlandse instelling we te maken hebben en deze instelling kan opgezocht worden ofwel als een geadresseerde functioneren, hoewel de recipiënten van de vertaling de brontaal niet hoeven te beheersen. Het volgende voorbeeld (postbus) blijft ook onvertaald als onderdeel van een adresaanduiding. Omdat we tussen haakjes aangeven wat de betekenis van het woord postbus is, kunnen we hier ook van een omschrijving spreken. Er zijn niet veel transcripties te vinden in het vertaalde corpus omdat we wel met diverse taalsystemen werken en de bedoeling van een vertaling de transparantie en functionele overdracht is welke niet behouden zouden kunnen blijven als er veel transcripties zouden worden gebruikt (zie ook §4.1.4.1) De hogere graad aan concreet zijn zien we ook in het laatste voorbeeld uit de tabel. Terwijl men in het Nederlandse origineel alleen het woord minister gebruikt en uit de context blijkt welke minister het betreft, zien we in de Tsjechische vertaling ook de aanduiding om welke minister het gaat (ministr spravedlnosti – minister van justitie). Ook hier zien we dus in de Tsjechische vertaling een bewuste concretisering van het Nederlandse origineel.
169
7
Samenvatting en conclusie
Het onderzoek dat we in dit proefschrift hebben beschreven richt zich op het in kaart brengen van de taal van het handelsrecht vanuit het perspectief van de vertaler. Hierbij hebben we ons op de Nederlandse (met de nadruk op de verschillen tussen het Nederlands zoals in Nederland en in het Vlaamse gedeelte van België gehandhaafd), Duitse en Tsjechische rechtstaal geconcentreerd. In het onderzochte corpus van secondaire juridische teksten werden dan de talencombinaties Nederlands-Tsjechisch en Tsjechisch-Nederlands onderzocht. In de inleiding die het eerste hoofdstuk vormt hebben we de onderzoeksmethode, het corpus en de doelstelling voorgesteld. In het tweede hoofdstuk besteden we aandacht aan de historische ontwikkeling van de rechtstalen en het handelsrecht. We hebben apart de ontwikkeling van de rechtstaal in Nederland, Tsjechië, België en Duitsland geschetst. Daarbij zijn meerdere interessante verschillen geconstateerd die ook in het gebruik van terminologie hun afspiegeling terugvinden. We presenteren eveneens de wetboeken die op de bewerkte rechtsgebieden van toepassing zijn. Voordat we het taalgebruik en de kwesties van de vertaling in de corpora hebben onderzocht, hebben we nauwkeurig aandacht besteed aan het in het verleden verrichtte onderzoek op het gebied van “taal en recht" (hoofdstuk drie). Daarbij spelen vooral de stand van de huidige rechtslinguïstiek, en taalwetenschap een belangrijke rol. De raakvlakken met ons onderzoek werden hierbij benadrukt; dat wil zeggen de classificatie van de rechtsteksten, hun eigenschappen en kenmerken, de functie van het juridische taalgebruik en de juridische taalhandelingen. Hoofdstuk vier is gewijd aan de rechtstaal vanuit het perspectief van de vertaalwetenschap. We houden ons o. a. bezig met de bevindingen en methoden van de rechtsvergelijking, de intralinguale vertaling, de equivalentie en de subsidiaire vertaaloplossingen. Een belangrijke rol speelt in ons onderzoek ook de terminologieleer en daarom concentreren we ons eveneens kort op de basisbeginselen ervan. In hoofdstuk vijf presenteren we het corpus. De geselecteerde en vervolgens vertaalde rechtsteksten vallen onder het domein van het handelsrecht/vennootschapsrecht. Het corpus bestaat uit juridische documenten die op de nationale wetgeving van de landen in kwestie zijn gebaseerd en uit eigen vertaalvoorstellen ervan die later nauwkeurig werden geanalyseerd en dat niet alleen wat het uitwerken van de voorstellen betreft voor de vertaling van (soms schijnbaar) equivalentloze termen uit het handelsrecht. Er worden zowel Nederlandstalige rechtsteksten in vertaling naar het Tsjechisch als ook
Tsjechische rechtsteksten in vertaling naar het Nederlands gepresenteerd. Op die manier wordt de huidige situatie op de vertaalmarkt in Tsjechië getoond. Hoewel men in het algemeen de trend wil volgen om vertalers altijd alleen maar naar hun moedertaal te laten vertalen en dus niet naar een vreemde taal, is dit bij kleinere talencombinaties zoals Tsjechisch-Nederlands onmogelijk. Daarom hebben we ook in het corpus niet alleen naar de moedertaal vertaald maar ook naar de vreemde taal. Het zwaartepunt van dit promotieonderzoek ligt in hoofdstuk zes. In dit hoofdstuk analyseren we het taalgebruik van de primaire rechtsteksten die vervolgens als vertaalvoorstellen werden omgezet. De gekozen rechtsteksten werden op het lexicale, syntactische en stilistische en op het niveau van taalhandelingen onderzocht. Na de taalkundige analyse volgt een analyse van de vertaalvoorstellen vanuit het perspectief van de vertaalwetenschap. Daarbij spelen de kwesties van de interpretatie van rechtstermen, het zoeken naar equivalentie en het gebruik van compenserende vertaalstrategieën de cruciale rol. Hoofdstuk zeven omsluit de conclusie en samenvatting.
Het voornaamste doel van dit onderzoek was om karakteristieke eigenschappen en kenmerken van het vertalen van juridische teksten op nationaal niveau te analyseren en om aan het geselecteerde corpus te demonstreren, met een zwaartepunt op de zoektocht naar oplossingen van de problematische elementen voor de vertaling. Uit het vooronderzoek naar de huidige stand van de onderzochte problematiek is gebleken dat de talencombinatie Nederlands-Tsjechisch en Tsjechisch-Nederlands nog nooit het voorwerp van een dergelijk onderzoek is geweest.1 Het vertalen van rechtsteksten op nationaal niveau is een vruchtbaar onderzoeksthema gezien vanuit het perspectief van de vertaalwetenschap. Een combinatie van niet verwante talen en het domein van het handelsrecht bieden talrijke gevallen waar de vertaler aangewezen is op de methoden en middelen van de terminologieleer, rechtsvergelijking en vertaalwetenschap. Zonder kennis van beginselen van het recht, in het algemeen, en de nationale wetgeving, in het bijzonder, kan het vertalen van rechtsteksten tot een nachtmerrie leiden voor elke goede vertaler. De structuur van het woordgebruik van het corpus is voor het merendeel in één lijn met het geschetste theoretische kader. De afwijkingen zijn gevormd door het opvallende onderscheid tussen de wetgevende rechtsteksten (die geen onderdeel vormen van dit 1
Met uitzondering van eerder uitgevoerd onderzoek door Škrlantová (2005) die de talencombinatie Slowaaks-Nederlands, Nederlands-Slowaaks bewerkt. Škrlantová concentreert zich in haar proefschrift hoofdzakelijk op het vertalen van juridische teksten op bovennationaal niveau. 172
onderzoek) en secondaire rechtsteksten waaruit het corpus voor 100% is opgebouwd. Ook de diverse taalkundige structuur en grammaticale regels van het Tsjechisch en het Nederlands creëren een basis voor afwijkingen op bepaalde punten. Ondanks de taalverschillen werden er vele overeenkomsten geconstateerd die het universele karakter van "de rechtstaal” onderstrepen (zie ook p. 149). Onze verwachting dat bij de moeilijkste factoren binnen het vertalen van nationale juridische teksten zeker het vertalen van systeemgebonden rechtstermen hoort, werd door het uitvoeren van het onderzoek bevestigd. Het is gebleken dat equivalentie van juridische termen bij verschillende rechtssystemen geen voor de hand liggende zaak is. Omdat de juridische concepten, uitgedrukt door de rechtermen, verschillend zijn, is het aan de vertaler om naar geschikte compenserende vertaaltechnieken te zoeken, waarbij vooral de werking en functie van de juridische inhoud behouden dienen te blijven. Dat is zeker binnen het domein van het nationale recht een zware taak. We hebben benadrukt dat juridische vertalers tijdens het vertaalproces eerst aan het interpreteren van de brontekst moeten doen, voordat zij tot het omzetten van de informatie uit de brontaal naar de doeltaal overgaan. Bij het vertalen van ons corpus hebben we zowel adapterende als ook exotiserende vertaalstrategieën toegepast. De adapterende vertaalstrategieën hebben we alleen in zulke gevallen gekozen wanneer er geen risico bestond dat men onjuist zou aannemen dat de rechtssystemen gelijk zijn doordat een vergelijkbaar concept gehanteerd zou worden als een gelijk concept (zie ook p. 168). We hebben adapterende vertaalstrategieën alleen dan benut als er in ieder geval sprake was van een overlapping of inclusie op het equivalentieniveau Bij de exotiserende vertaalstrategieën komt het het beste naar voren dat men bij het vertalen van juridische informatie met name een groot respect moet tonen voor het te vertalen origineel. Aan de hand van de voorbeelden uit het corpus hebben we laten zien dat er geen vertaalstrategie bestaat die zich als in het algemeen de beste bij juridisch vertalen zou bewijzen. In tegendeel, juridische vertalers moeten naar onze mening over een brede scala aan mogelijke compenserende vertaalstrategieën beschikken, omdat elk individuele geval een andere aanpak vereist om tot een goed vertaalresultaat in het geheel te kunnen komen. Bij de meest voorkomende exotiserende vertaalstrategieën in ons corpus horen de omschrijving en het neologisme, als dan niet in de vorm van een calque (letterlijke vertaling). Het onvertaald laten werd naar verwachting alleen in geval van enkele namen van instellingen gebruikt. Vanzelfsprekend kwamen ook de meer algemene vertaalstrategieën voor zoals de substitutie, transpositie en modulatie. Deze vertaalstrategieën zijn niet specifiek voor het 173
vertalen van juridische teksten maar horen bij elke vertaling tussen niet verwante talen zoals bijvoorbeeld het Tsjechisch en het Nederlands. We gaan er vanuit dat het onderzoek niet uitsluitend voor vertalers maar ook bijvoorbeeld voor juristen, die zich bezig houden met internationaal recht en meertalige communicatie, nuttig is. In de vertaalpraktijk in de talencombinatie Tsjechisch-Nederlands en andersom zijn er op dit moment zeer weinig hulpmiddelen voor juridische vertalers. De gangbare woordenboeken duiden meestal het juridisch taalgebruik in de omschrijving van de woorden aan maar in de vertaalrichting Tsjechisch-Nederlands, Nederlands-Tsjechisch wordt er bijvoorbeeld niet altijd rekening gehouden met de verschillen tussen de varianten Noord- en Zuid-Nederlands. Er bestaan helaas geen juridisch woordenboeken voor deze talencombinatie. Andere hulpmiddelen voor vertalers van deze vertaalrichtingen zijn ook vrij schaars. Misschien het beste hulpmiddel is de Eur-Lex database2 met alle openbare documenten van de Europese Unie die iets met het recht te maken hebben, zoals verdragen, internationale overeenkomsten, geldende wetgeving, voorbereidende documenten, jurisprudentie en parlementaire vragen. Deze database is gratis via Internet voor een groot publiek toegankelijk en bestaat in alle 23 officiële EU-talen. Dagelijks worden er nieuwe documenten aangevuld. De belangrijkste bron van EUR-Lex is het Publicatieblad van de Europese Unie die elke dag bijgewerkt wordt. Nodige termen kunnen met behulp van “eenvoudig” of “uitgebreid zoeken” gevonden worden. Men kan op basis van woorden, auteur, datum of referentienummer zoeken. In deze database is het ook mogelijk om vertalingen van documenten met elkaar te vergelijken door “twee talen naast elkaar” te kiezen. Een andere vrij toegankelijke database van de EU is IATE (Inter-Agency Terminology Exchange). In deze terminologiedatabase worden terminologiegegevens van alle Europese instituties opgeslagen en men kan hier gegevens in alle EU-talen (en zelfs in het Latijn) opzoeken. Tegenwoordig bevat deze databank meer dan 8 miljoen termen en ruim een half miljoen afkortingen. Andere internetbronnen zijn of alleen in het Nederlands of in het Tsjechisch beschikbaar. Er zijn talloze ééntalige glossaria en woordenboeken, waar vertalers met geen juridische achtergrond veel nuttige informatie kunnen vinden. Voor het Nederlands zijn het o. a. termenlijsten die op de volgende websites te vinden zijn: www.rechtspraak.nl bevat niet alleen een begrippenlijst (A-Z Index)3 van juri2
Zie http://eur-lex.europa.eu/en/index.htm, laatst geraadpleegd op 20-12-2011
3
Zie http://www.rechtspraak.nl/sitemap/Pages/azIndex.aspx, laatst geraadpleegd op 10-01-2012 174
dische terminologie, maar men heeft via deze site ook een directe toegang tot de sites van alle rechtbanken, gerechthoven, de Centrale Raad van Beroep e.d. Daarnaast vindt men daar ook de algemene informatie over de rechtsspraak in Nederland, databanken en dossiers met feitelijke informatie die in themadossiers en zaakdossiers ingedeeld zijn. Andere begrippenlijsten zijn te vinden bijvoorbeeld op www.glandigolaw.com4, http://www.gerechtshof.com5 of http://www.staatsinrichting.nl/6. Een compleet overzicht van zaken met betrekking tot de rechtsspraak, jurisprudentie en de informatie voor niet-juristen is beschikbaar op www.rechtensite.nl.7 Deze webpagina bevat een brede scala aan websites van woordenboeken (niet alleen juridisch), alle juridische verwijzingen, samenvattingen van Nederlandse en internationale wetten, verdragen en regels. Verder is er ook bijv. het Woordenboek juridische terminologie en politiejargon,8 echter dit betreft een initiatief van een particulier (Jaap van der Wijk). Een ander juridisch woordenboek is het Lycaeus juridisch woordenboek dat aparte webpagina‟s heeft voor de Belgische9 en Nederlandse10 terminologie. Handig is ook de online encyclopedie www.encyclo.nl11 die woorden en begrippen van allerlei gebieden bevat. Deze is dus niet alleen op juridische vaktermen gericht, maar men kan uit verschillende vakgebieden kiezen. Daarnaast kan men deze webpagina als een woordenboek gebruiken (wat de meest voorkomende talen betreft12) of een synoniem of een puzzelwoord opzoeken. Wat de Tsjechische juridische webpagina´s betreft, is www.justice.cz13 de officiële webpagina van het Tsjechische rechtssysteem. Daar kan men het schema van alle Tsjechische rechtbanken en gerechten vinden, inclusief hun taken en bevoegdheden, 4
Zie http://www.glandigolaw.com/begrippenlijstjuridischwoordenboek.php, laatst geraadpleegd op 1001-2012 5
Zie http://www.gerechtshof.com/begrippenlijst.html, laatst geraadpleegd op 10-01-2012
6
Zie http://www.staatsinrichting.nl/Begrippen/Beg_lijst.htm#bovenaan, laatst geraadpleegd op 10-012012 7
Zie www.rechtensite.nl, laatst geraadpleegd op 10-01-2012
8
Zie http://bellevueholidayrentals.com/juridisch/, laatst geraadpleegd op 10-01-2012
9
www.juridischwoordenboek.be, laatst geraadpleegd op 10-01-2012
10
www.juridischwoordenboek.nl, laatst geraadpleegd op 10-01-2012
11
www.encyclo.nl, laatst geraadpleegd op 10-01-2012
12
Engels, Duits, Frans en Spaans in combinatie met het Nederlands
13
www.justice.cz, laats geraadpleegd op 10-01-2012 175
verder o. a. de meest actuele maatregelen, bepalingen en artikelen, voorbeelden van verschillende formulieren, berichten van het Ministerie van Justitie en dergelijke. Er is geen glossarium te vinden op deze website. Als we de glossaria van de Europese Unie weglaten die in alle talen van de lidstaten beschikbaar zijn en ons alleen op puur Tsjechische bronnen concentreren, constateren we dat er opvallend minder online bronnen zijn dan voor de Nederlandstalige juridische terminologie. Een van de weinige vrij toegankelijke juridische glossaria is het juridische woordenboek op: http://www. bezplatnapravniporadna.cz/online-zdarma/component/content/article/100-roztridenedotazy/8903-pravni-slovnik-seznam-vsech-pojmu.html.14 Andere termenlijsten zijn meestal (economie) met een ander vakgebied gecombineerd en zijn daarom minder uitgebreid. Willen zich juridische vertalers in het Tsjechische recht en zijn terminologie verdiepen, dan zijn ze veel meer op een papieren juridisch woordenboek of een elektronische versie ervan aangewezen. Hierbij noemen we enkele die veel door vertalers worden gebruikt. Het Právnický slovnìk15 van Hendrych is een verklarend woordenboek met meer dan 5000 begrippen dat juridische terminologie zowel uit de Tsjechische rechtsspraak als uit het Europese recht bevat. Ook het Slovnìk českého práva16 is een uitstekend hulpmiddel voor vertalers met meer dan 3600 begrippen uit verschillende rechtsgebieden, niet alleen uit het Tsjechische recht, maar ook uit het Internationale en Europese recht. Men kan door middel van dit juridische woordenboek de rechtsbegrippen en juridische termen goed begrijpen en termen in een juridische context opzoeken. Dankzij een lijst met juridische termen is het woordenboek heel overzichtelijk en ook voor juridische vertalers met geen juridische achtergrond zeer geschikt. Juist omdat er geen juridisch vertaalwoordenboek bestaat voor de door ons onderzochte talencombinatie is het werk van juridische vertalers vaak niet eenvoudig. Dat het nationale recht in de meeste landen van Europa steeds meer geïnternationliseerd wordt, komt o.a. door de Europese Unie en haar harmoniserende streven. De intensieve handelscontacten tussen landen in kwestie maar ook een stijgende tendens met betrekking tot rechercheactiviteiten van internationale criminaliteit dragen er eveneens bij dat goede (beëdigde) vertalingen vaak een cruciale rol spelen in diverse procedures. Het ligt dan 14
http://www.bezplatnapravniporadna.cz/online-zdarma/component/content/article/100-roztridenedotazy/8903-pravni-slovnik-seznam-vsech-pojmu.html, laatst geraadpleegd op 11-01-2012 15
Hendrych en collectief, 2009
16
Madar en collectief, 2002 176
ook voor de hand dat het juridisch vertalen in talencombinaties die nog niet veel in het vizier hebben gestaan in de toekomst meer aandacht verdient en dat er nog heel veel ruimte is voor verder onderzoek.
7.1
Zusammenfassung
Die Forschung, die im Rahmen dieser Dissertation durchgeführt wurde, richtet sich auf das Auswerten der Sprache des Handelsrechts aus der Sicht des Übersetzers. Dabei wurde die niederländische (mit Betonung der Unterschiede zwischen dem Niederländischen in den Niederlanden und in dem flämischen Teil von Belgien), deutsche17 und tschechische Rechtssprache untersucht. In dem erforschten Korpus von sekundären juristischen Texten wurden die Sprachenkombinationen Niederländisch-Tschechisch und Tschechisch-Niederländisch untersucht. In der Einleitung, die das erste Kapitel bildet, werden die Forschungsmethode, das Korpus der juristischen Texte und die Zielsetzung vorgestellt. Im zweiten Kapitel wird die historische Entwicklung der Rechtssprachen und des Handelsrechts skizziert, wobei gesondert die Entwicklung der Rechtssprache in den Niederlanden, der Tschechischen Republik, in Belgien und Deutschland dargestellt wird. Dabei traten mehrere interessante Unterschiede zutage, die auch in dem Terminologiegebrauch ihre Widerspiegelung finden. Es werden ebenfalls die Gesetzbücher präsentiert, die für die bearbeiteten Rechtsgebiete anwendbar sind. Vor der Untersuchung des Sprachgebrauchs und der Problematik der Übersetzung in den Korpora erfolgt eine detaillierte Beschreibung der in der Vergangenheit durchgeführten Forschung auf dem Gebiet von “Sprache und Recht" (Kapitel drei). In diesem Zusammenhang spielen vor allem der aktuelle Stand der Rechtslinguistik, Sprachwissenschaft, Übersetzungswissenschaft und Terminologie eine wichtige Rolle. Die Berührungspunkte mit dem Dissertationsvorhaben wurden hervorgehoben; das heißt die Klassifikation der Rechtstexte, ihre Eigenschaften und Merkmale, die Funktion des juristischen Sprachgebrauches und die juristischen Sprechakte. Kapitel vier schenkt Aufmerksamkeit der Rechtssprache aus der Perspektive der Übersetzungswissenschaft. Dabei werden u. a. die Erkenntnisse und Methoden der Rechtsvergleichung, der intralingualen Übersetzung, Äquivalenz und die alternativen Übersetzungsmethoden
17
Hiermit ist die Rechtssprache gemeint, die in der Bundesrepublik Deutschland benutzt wird. 177
erörtert. Die Terminologie spielt in der Forschung auch eine wichtige Rolle und ihre Basisprinzipien finden daher in der Dissertation ebenfalls Beachtung. Im Kapitel fünf wird das Korpus präsentiert. Die ausgewählten und danach übersetzten Rechtstexte gehören zum Bereich des Handelsrechts/Gesellschaftsrechts. Das Korpus besteht aus juristischen Dokumenten, die auf der nationalen Gesetzgebung der in Frage stehenden Länder beruhen und auf eigenen Übersetzungsvorschlägen, welche danach detailliert analysiert werden, und das nicht nur im Zusammenhang mit dem Ausarbeiten der Vorschläge für die Übersetzung von (manchmal scheinbar) äquivalenzlosen Termini aus dem Handelsrecht. Es werden sowohl niederländischsprachige Rechtstexte in tschechischer Übersetzung als auch tschechische Rechtstexte in niederländischer Übersetzung präsentiert. Auf dieser Weise wird die heutige Situation auf dem Übersetzungsmarkt in der Tschechischen Republik dargestellt. Obwohl man im Allgemeinen dem Trend folgt, Übersetzer immer nur in ihre Muttersprache übersetzen zu lassen und nicht in eine Fremdsprache, ist es bei kleineren Sprachenpaaren wie z. B. TschechischNiederländisch unmöglich. Deshalb wurde auch in dem Korpus nicht nur in die Muttersprache übersetzt, sondern auch in die Fremdsprache. Der Schwerpunkt dieser Dissertation liegt im Kapitel sechs. In diesem Kapitel wird der Sprachgebrauch der primären Rechtstexte analysiert, die danach als Übersetzungsvorschläge umgesetzt werden. Die ausgewählten Rechtstexte werden auf der lexikalischen, syntaktischen und stilistischen Ebene und auf der Ebene der Sprechakte untersucht. Nach der sprachwissenschaftlichen Analyse folgt eine Analyse der Übersetzungsvorschläge aus der Sicht der Übersetzungswissenschaft. Dabei spielt die Problematik der Interpretation von Rechtstermini, das Suchen nach der Äquivalenz und der Gebrauch von kompensierenden Übersetzungsverfahren die ausschlaggebende Rolle. Kapitel sieben schlieβt die Zusammenfassung und das Fazit ein.
Das zentrale Ziel dieser Forschung war, charakteristische Eigenschaften und Merkmale vom Übersetzen juristischer Texte auf der nationalen Ebene zu analysieren und auf einem ausgewählten Korpus zu demonstrieren, mit dem Schwerpunkt auf der Suche nach Lösungen der für die Übersetzung problematischen Elemente. Aus einer vorläufigen Erforschung des aktuellen Standes der untersuchten Problematik hat sich ergeben, dass die Sprachenkombination Niederländisch-Tschechisch und TschechischNiederländisch noch nie das Thema einer vergleichbaren Forschung gewesen ist. Das Übersetzen juristischer Texte auf der nationalen Ebene ist aus der Perspektive der Übersetzungswissenschaft ein fruchtbringendes Untersuchungsthema. Eine Kombina178
tion von nicht verwandten Sprachen und dem Bereich des Handelsrechts bieten zahlreiche Fälle, in denen der Übersetzer auf die Methoden und Mittel der Terminologie, Rechtsvergleichung und Übersetzungswissenschaft angewiesen ist. Ohne Kenntnisse der Grundlagen des Rechts im Allgemeinen und besonders der nationalen Gesetzgebung kann das Übersetzen juristischer Texte für jeden erfahrenen Übersetzer zu einem Alptraum werden. Die Struktur des Wortgebrauches in dem Korpus ist größtenteils in einer Linie mit dem festgelegten theoretischen Rahmen. Die Abweichungen sind durch den auffälligen Unterschied zwischen den gesetzgebenden Rechtstexten (die in dieser Forschung keine Beachtung finden) und den sekundären Rechtstexten, wovon das Korpus für 100 % aufgebaut ist, gebildet. Ebenso die unterschiedliche sprachliche Struktur und grammatische Regeln des Tschechischen und Niederländischen stellen eine Grundlage für Abweichungen in bestimmten Punkten dar. Trotz der sprachlichen Unterschiede wurden viele Übereinstimmungen festgestellt, die das universale Charakter der "Rechtssprache” unterstreichen (siehe auch S. 149). Die Erwartung, dass zu den schwierigsten Faktoren im Rahmen des Übersetzens von nationalen juristischen Texten sicherlich das Übersetzen von systemgebundenen Rechtstermini gehört, wurde durch die Forschung bestätigt. Es hat sich herausgestellt, dass die Äquivalenz von juristischen Termini bei unterschiedlichen Rechtssystemen keine für sich selbst sprechende Sache ist. Da die juristischen Konzepte, ausgedrückt durch die Rechtstermini, unterschiedlich sind, ist es die Aufgabe des Übersetzers, eine geeignete kompensierende Strategie der Übersetzung zu suchen, wobei vor allem die Wirkung und Funktion des juristischen Inhalts bewahrt bleiben muss. Das ist gerade im Bereich des nationalen Rechts eine schwierige Aufgabe. Es wurde herausgehoben, dass sich juristische Übersetzer während des Übersetzungsprozesses zuerst mit der Interpretation des Ausgangstexts beschäftigen müssen, bevor sie zum Umsetzen der Informationen aus der Ausgangssprache in die Zielsprache übergehen. Beim Übersetzen des für diese Arbeit relevanten Korpus wurden sowohl adaptierende als auch exotisierende Übersetzungsverfahren benutzt. Adaptierende Übersetzungsverfahren wurden nur in solchen Fällen angewandt, wenn es kein Risiko gab, dass man fehlerhaft annehmen könnte, dass die Rechtssysteme gleich sind, weil mit einem vergleichbaren Konzept wie mit einem gleichen Konzept umgegangen wird (siehe auch S. 168). Adaptierende Übersetzungsverfahren wurden nur dann benutzt, wenn auch eine Überlappung oder Inklusion auf dem Äquivalenzniveau vorlag. Durch den Gebrauch von exotisierenden Übersetzungsverfahren wird am besten ausgedrückt, dass man beim 179
Übersetzen von juristischen Informationen einen groβen Respekt für das übersetzte Original erweisen muss. An den Beispielen aus dem Korpus wurde gezeigt, dass es keine Strategie der Übersetzung gibt, die im Allgemeinen als die beste für das Übersetzen von juristischen Texte gelten sollte. Im Gegenteil, juristische Übersetzer müssen – so meine Feststellung – über ein breites Spektrum an möglichen kompensierenden Übersetzungsverfahren verfügen, denn jeder individuelle Fall erfordert eine andere Arbeitsmethode, um zu einem guten Übersetzungsergebnis in der Gesamtheit kommen zu können. Zu den häufigsten exotisierenden Übersetzungsverfahren in dem Korpus gehören die Umschreibung und der Neologismus, manchmal in Form einer Lehnübersetzung. Das „Unübersetzt-Lassen“ wurde erwartungsgemäβ nur im Falle von einigen Namen von Institutionen benutzt. Selbstverständlich kamen auch die allgemeineren Übersetzungsverfahren vor wie z. B. die Substitution, Transposition und Modulation. Diese Übersetzungsverfahren sind nicht spezifisch für das Übersetzen von juristischen Texten, aber sie gehören zu jeder Übersetzung zwischen nicht verwandten Sprachen wie dem Tschechischen und Niederländischen. Die Forschung dürfte nicht ausschließlich Übersetzern, sondern z. B. auch Juristen Nutzen bringen, die sich mit dem internationalen Recht und mehrsprachiger Kommunikation beschäftigen. In der Übersetzungspraxis in der Sprachenkombination Tschechisch-Niederländisch und umgekehrt gibt es zur Zeit sehr wenig Hilfsmittel für juristische Übersetzer. Die gängigen Wörterbücher deuten meistens den juristischen Sprachgebrauch in der Definition von Wörtern an, aber in der Sprachenkombination Tschechisch-Niederländisch, Niederländisch-Tschechisch wird z. B. nicht immer mit den Unterschieden zwischen den Varietäten Nord- und Süd-Niederländisch18 gerechnet. Für diese Sprachenkombination gibt es leider keine juristischen Übersetzungswörterbücher. Andere Hilfsmittel für Übersetzer dieser Sprachenkombination sind auch ziemlich selten. Vielleicht das beste Hilfsmittel ist die Eur-Lex19 Datenbank mit allen öffentlichen Dokumente der Europäischen Union, die mit dem Recht zusammenhängen, wie Verträge, internationale Abkommen, geltendes Gemeinschaftsrecht, Vorarbeiten, Rechtsprechung und parlamentarische Anfragen. Diese Datenbank ist kostenlos via Internet für ein groβes Publikum zugänglich und steht in allen 23 EU-Amtssprachen zur 18
Mit Nord-Niederländisch ist der Sprachgebrauch in den Niederlanden und mit Süd-Niederländisch der Sprachgebrauch in Belgien gemeint. 19
Alle Hinweise und Referenzen befinden sich in der Zusammenfassung des Dokuments im Original der Dissertation. 180
Verfügung. Die Datenbank wird täglich mit neuen Dokumenten aktualisiert. Die wichtigste Quelle von EUR-Lex ist das Amtsblatt der Europäischen Union, das jeden Tag veröffentlicht wird. Benötigte Termini können mit Hilfe von der “einfachen” oder “erweiterten Suche” gesucht werden. Man kann aufgrund von Suchbegriffen, Autor, Datum oder Nummer des Dokuments suchen. In dieser Datenbank ist es möglich, Übersetzungen von Dokumenten durch die Wahl der Funktion der “zweisprachigen Anzeige” mit einander zu vergleichen. Eine andere kostenlos verfügbare Datenbank der EU ist IATE (Inter-Agency Terminology Exchange). In dieser Terminologiedatenbank werden terminologische Daten von allen Europäischen Institutionen gespeichert und man kann hier Daten in allen EU-Amtssprachen (und sogar im Lateinischen) aufsuchen. Zur Zeit beinhaltet diese Datenbank mehr als 8 Millionen Termini und gut eine halbe Million Abkürzungen. Andere Internetquellen stehen entweder nur im Niederländischen oder im Tschechischen zur Verfügung. Es gibt zahlreiche einsprachige Glossare und Wörterbücher, in welchen Übersetzer ohne juristischen Hintergrund viele nützliche Informationen finden können. Für das Niederländische ist z. B. ein Glossar von Termini auf der Website www. rechtspraak.nl zu finden. Diese Website beinhaltet nicht nur eine Begriffsliste (A-Z Index) der juristischen Terminologie, sondern bietet auch einen direkten Zugang zu Websites von allen Gerichten, Gerichtshöfen usw. Weiter findet man dort auch allgemeine Informationen über Rechtsprechung in den Niederlanden, Datenbanken und Akten von Rechtssachen mit faktischen Informationen. Andere Begriffslisten sind z. B. auf www.glandigolaw.com, http://www.gerechtshof.com oder http://www. staatsinrichting. nl/ verfügbar. Eine vollständige Übersicht von Sachen, die mit der Rechtsprechung, Jurisdiktion und Informationen für nicht-Juristen zusammenhängen, gibt es auf www.rechtensite.nl. Diese Website enthält ein breites Spektrum an Websites mit Wörterbüchern (nicht nur juristisch), alle juristische Verweisungen, Zusammenfassungen von niederländischen und internationalen Gesetzen, Verträge und Regeln. Ferner gibt es z. B. auch das Wörterbuch Woordenboek juridische terminologie en politiejargon (Wörterbuch von juristischer Terminologie und Polizeijargon), dies betrifft aber eine Initiative einer Privatperson (Jaap van der Wijk). Ein anderes juristisches Wörterbuch ist das Lycaeus juridisch woordenboek, das über gesonderte Websites für die belgische und niederländische Terminologie verfügt. Sehr geeignet ist auch die Online-Enzyklopädie www.encyclo.nl, die Wörter und Begriffe aus verschiedenen Gebieten beinhaltet. Diese Enzyklopädie orientiert sich also nicht nur auf 181
juristische Fachtermini. Daneben kann man diese Website auch als ein Wörterbuch benutzen (was die am häufigsten vorkommenden Sprachen betrifft) oder für die Suche nach Synonymen. Was die tschechischen juristischen Websites angehet, ist www.justice.cz die offizielle Website des tschechischen Rechtssystems. Dort kann man das Schema von allen tschechischen Gerichten und Gerichthöfen finden, inklusive ihre Aufgaben und Kompetenzen, weiter u. a. die aktuellsten Maßnahmen, Vorschriften und Artikel, Beispiele von unterschiedlichen Formularen, Berichte vom Ministerium der Justiz usw. Es gibt auf dieser Website kein Glossar. Lässt man Glossare der Europäischen Union, die in allen EU-Amtssprachen verfügbar sind, beiseite und konzentriert man sich auf rein tschechische Quellen, so ist festzustellen, dass es für die tschechische juristische Terminologie auffallend weniger Online-Quellen gibt als für die niederländischsprachige juristische Terminologie. Eins von den wenigen kostenlos zugänglichen juristischen Glossare ist das juristische Wörterbuch auf: http://www.bezplatna pravniporadna.cz/online-zdarma/component/content/article/100-roztridene-dotazy/ 8903-pravni-slovnik-seznam-vsech-pojmu.html. Andere Begriffslisten sind meistens mit einem anderen Fachgebiet (Ökonomie) kombiniert und sind darum weniger umfangreich. Möchten juristische Übersetzer ihre Kenntnisse aus dem tschechischen Recht und seiner Terminologie vertiefen, dann sind sie viel mehr auf gedruckte juristische Wörterbücher und ihre elektronischen Ausgaben angewiesen. In diesem Zusammenhang sind einige zu nennen, die viel von Übersetzern benutzt werden. Das Právnický slovnìk (Juristisches Wörterbuch) von Hendrych ist ein erklärendes Wörterbuch mit mehr als 5000 Begriffen und beinhaltet juristische Terminologie sowohl aus der tschechischen Rechtsprechung, als auch aus dem europäischen Recht. Auch das Slovnìk českého práva (Wörterbuch des tschechischen Rechts) ist ein ausgezeichnetes Hilfsmittel für Übersetzer. Es umfasst mehr als 3600 Begriffe aus diversen Rechtsgebieten, nicht nur aus dem tschechischen, sondern auch aus dem internationalen und europäischen Recht. Man kann mit Hilfe von diesem juristischen Wörterbuch die Rechtsbegriffe und juristischen Termini gut begreifen und Termini in einem juristischen Kontext aufsuchen. Dank einer Liste mit juristischen Termini ist das Wörterbuch sehr übersichtlich und auch für juristische Übersetzer ohne juristischen Hintergrund besonders geeignet. Gerade weil es kein juristisches Übersetzungswörterbuch für die in der Dissertation untersuchten Sprachenkombination gibt, ist die Arbeit dieser juristischen Übersetzer oft nicht einfach. Dass das nationale Recht in den meisten Ländern Europas immer mehr 182
internationalisiert wird, kommt u. a. durch die Europäische Union und ihr harmonisierendes Streben. Die intensiven Handelskontakte zwischen den jeweiligen Ländern, aber auch eine steigende Tendenz in Bezug auf die Aktivitäten der Ermittlung von internationaler Kriminalität, tragen ebenso dazu dabei, dass gute (beeidigte) Übersetzungen oft eine entscheidende Rolle in verschiedenen Rechtsverfahren spielen. Es liegt dann auch nahe, dass das juristische Übersetzen in den Sprachenkombinationen, die bisher noch nicht viel im Visier gestanden haben, in der Zukunft mehr Aufmerksamkeit verdienen und dass es noch ziemlich viel freien Raum für weitere Forschungsprojekte gibt.
7.2
Shrnutí
Výzkum, který jsme popsali v této disertační práci, je zaměřen na zmapování jazyka obchodního práva z perspektivy překladatele. Orientovali jsme se přitom na nizozemský (s důrazem na rozdíly mezi nizozemštinou pouţívanou v Nizozemsku a ve vlámské části Belgie), německý a český právní jazyk. Ve vybraném korpusu sekundárních právních textů byly zkoumány jazykové kombinace nizozemština-čeština a čeština-nizozemština. V úvodu, který tvoří první kapitolu, jsme představili metodu výzkumu, korpus právních textů a cíl disertační práce. Ve druhé kapitole se věnujeme historickému vývoji právních jazyků a obchodního práva. Zvlášť popisujeme vývoj právního jazyka v Nizozemsku, České republice, Belgii a Německu. Přitom jsme konstatovali několik zajímavých rozdílů, které mají vliv na pouţití terminologie. Představujeme rovněţ zákoníky, kterými se zpracované právní oblasti řídí. Před jazykovou a translatologickou analýzou korpusu jsme detailně zpracovali výzkum v oblasti “jazyka a práva”, který byl proveden v minulosti (kapitola tři). Důleţité místo zde zaujímá především stav současné právní lingvistiky a jazykovědy. Důraz je kladem na fenomény související s naším výzkumem; to znamená klasifikaci právních textů, jejich znaky a vlastnosti, funkci uţití právního jazyka a právní řečové akty. Čtvrtá kapitola je věnována právnímu jazyku z pohledu translatologie. Zabýváme se mimo jiné poznatky a metodami právní komparatistiky, intralingválním překladem, ekvivalencí a kompenzačními překladatelskými řešeními. Důleţitou roli hraje v našem výzkumu i terminologie, a proto se stručně věnujeme i jejím základním principům. V páté kapitole prezentujeme korpus právních textů. Vybrané a následně přeloţené sekundární právní texty pocházejí z oblasti obchodního/společenského práva. Korpus tvoří právní dokumenty, které jsou zaloţeny na národní legislativě daných zemí, a 183
vlastní překladatelské návrhy, které následovně podrobně analyzujeme, a to nejen s ohledem na vypracování navrhovaných překladatelských řešení pro termíny z obchodního práva, které se (někdy zdánlivě) jeví jako bezekvivalentní. Pouţity byly jak nizozemské právní texty v překladu do češtiny, tak české právní texty v překladu do nizozemštiny. Tímto způsobem reflektujeme současnou situaci na překladatelském trhu v České republice. Ačkoli dnes všeobecně platí trend, aby překladatelé vţdy překládali jen do svého mateřského jazyka a ne do cizího jazyka, je tato snaha u menších jazykových kombinací, jako je čeština-nizozemština a naopak, v praxi nemoţná. Proto jsme v korpusu nepřekládali pouze do mateřštiny, nýbrţ i do cizího cílového jazyka. Těţiště naší disertační práce se nachází v šesté kapitole. V této kapitole analyzujeme uţívání jazyka primárních právních textů, které byly následovně přeloţeny jako návrhy na překlad. Zvolené právní texty jsme zkoumali na lexikální, syntaktické a stylistické úrovni, jakoţ i na úrovni řečových aktů. Po jazykové analýze následuje analýza daných překladatelských návrhů z pohledu translatologie. Zásadní roli hrají zejména otázky interpretace právních termínů, stanovení míry ekvivalence a pouţití kompenzačních překladatelských postupů. Sedmá kapitola obsahuje shrnutí a závěr.
Hlavním cílem disertačního výzkumu bylo analyzování charakteristických vlastností a znaků překládání právních textů na národní úrovni a demonstrování tohoto na vybraném korpusu, s důrazem na hledání řešení problematických prvků při překladu. Z počátečního zmapování současného stavu zkoumané problematiky vyplynulo, ţe jazyková kombinace nizozemština-čeština a čeština-nizozemština doposud nebyla předmětem obdobného výzkumu. Překlad právních textů na národní úrovni je z pohledu translatologie plodným výzkumným tématem. Kombinace nepříbuzných jazyků a oblast obchodního práva nabízí četné případy, kdy je překladatel odkázán na metody a prostředky terminologie, právní komparatistiky a translatologie. Bez znalosti základních principů práva všeobecně a zejména pak dané národní legislativy se překlad právních textů můţe stát noční můrou i pro zkušeného překladatele. Struktura uţití jazyka v korpusu je ve většině případů v souladu s nastíněným teoretickým rámcem. Odchylky jsou způsobeny nápadným rozdílem mezi legislativními právními texty (které nejsou součástí našeho výzkumu) a sekundárními právními texty, které tvoří 100 % korpusu. Rovněţ pak odlišná jazyková struktura a gramatická pravidla češtiny a nizozemštiny vytvářejí základ pro odchylky v určitých bodech. Navzdory jazykovým rozdílům však byly konstatovány mnohé shody, které podtrhují univerzální charakter “právního jazyka” (viz také str. 149). 184
Náš předpoklad, ţe k nejobtíţnějším faktorům při překladu národních právních textů bude patřit překlad systémově vázaných právních termínů, byl na základě provedeného výzkumu potvrzen. Ukázalo se, ţe ekvivalence právních termínů v rámci různých právních systémů rozhodně není samozřejmostí. Jelikoţ se liší právní koncepty vyjádřené právními termíny, je na překladateli, aby vyhledal vhodné kompenzační techniky překladu, přičemţ musí zůstat zachována zejména funkce a působení právního obsahu. To je právě v oblasti národního práva náročná úloha. Zdůraznili jsme, ţe právní překladatelé se během překladatelského procesu musí nejprve věnovat interpretaci zdrojového textu, aby poté mohli přejít k převedení právní informace ze zdrojového do cílového jazyka. Při překladu korpusu jsme pouţili jak naturalizační, tak exotizační překladatelské strategie. Naturalizační překladatelské strategie jsme zvolili pouze v takových případech, kdy nevznikalo riziko, ţe se recipient bude neoprávněně domnívat, ţe právní systémy jsou shodné, protoţe se ke srovnatelnému konceptu přistupuje jako ke konceptu shodnému (viz také str. 168). Další podmínkou pouţití naturalizační překladatelské strategie bylo, aby se na úrovni ekvivalence jednalo alespoň o ekvipolenci či inkluzi. Exotizující překladatelské strategie nejlépe vystihují skutečnost, ţe při překladu právních informací je třeba přistupovat k překládanému originálu s velkým respektem. Na příkladech z korpusu jsme ukázali, ţe neexistuje ţádná překladatelská strategie, která by se pro překlad právních textů prokázala jako všeobecně nejvhodnější. Naopak, právní překladatelé musí podle našeho názoru disponovat širokou škálou moţných kompenzačních překladatelských strategií, poněvadţ kaţdý individuální případ vyţaduje jiné řešení, aby se v překládaném celku došlo ke správnému výsledku. K nejčastěji se vyskytujícím exotizujícím překladatelským strategiím v korpusu patří popis a neologismus, ať uţ ve formě kalku či nikoli. Podle našeho očekávání se nepřeloţení termínu vyskytovalo pouze v případě některých názvů institucí. Pouţity byly přirozeně i všeobecnější překladatelské postupy jako jsou substituce, transpozice a modulace. Tyto překladatelské strategie nejsou specifické pro překlad právních textů, patří však ke kaţdému překladu mezi nepříbuznými jazyky, jako je tomu např. u nizozemštiny a češtiny. Domníváme se, ţe výzkum nebude uţitečný pouze pro překladatele koncentrující se na právní překlad, ale např. i pro právníky zabývající se mezinárodním právem a vícejazyčnou komunikací. V překladatelské praxi v jazykové kombinaci češtinanizozemština a naopak existuje pro právní překladatele v současnosti velmi málo pomocných prostředků a nástrojů. Dostupné slovníky většinou označují právní lexikum v popisu jednotlivých slov, ale v překladatelském směru čeština-nizozemština, nizozemština-čeština se např. ne vţdy uvádí rozdíly mezi variantami právní 185
terminologie uţívané v Nizozemsku a ve vlámské části Belgie. Pro zkoumanou jazykovou kombinaci bohuţel nejsou k dispozici ţádné právní překladové slovníky, jako je tomu u větších jazyků. Jiné podpůrné prostředky pro překladatele této jazykové kombinace jsou také poměrně vzácné. Snad nejlepším nástrojem je databáze Eur-Lex20 obsahující veřejně dostupné právní dokumenty Evropské unie, jako např. smlouvy, mezinárodní smlouvy, platné právní předpisy, návrhy, judikaturu a parlamentní interpelace. Databáze je bezplatně přístupná pro širokou veřejnost prostřednictvím internetu a je k dispozici ve všech 23 úředních jazycích Evropské unie. Denně je doplňována o nové dokumenty. Nejdůleţitějším zdrojem EUR-Lexu je Úřednì věstnìk Evropské unie, který vychází kaţdý pracovní den. Termíny je moţné vyhledávat pomocí “základního” nebo “pokročilého vyhledávání”. Zadávat lze na základě slov, autora, data nebo čísla dokumentu. Velkým přínosem zejména pro překladatele je moţnost srovnávat překlady dokumentů v různých jazycích volbou “dvojjazyčného zobrazení”. Další volně přístupnou databází EU je IATE (Inter-Agency Terminology Exchange). V této terminologické databázi se ukládají terminologické údaje veškerých evropských institucí a i zde je moţné vyhledávat informace ve všech úředních jazycích EU (dokonce i v latině). V současné době obsahuje databáze více neţ 8 milionů termínů a půl milionu zkratek. Další internetové zdroje jsou dostupné buď jen v nizozemštině nebo češtině. Existují četné jednojazyčné glosáře a slovníky, v nichţ překladatelé bez právního vzdělání mohou nalézt mnoho uţitečných informací. Pro nizozemštinu to jsou mimo jiné seznamy termínů, které lze vyhledat na webové stránce www.rechtspraak.nl, která neobsahuje jen seznam termínů (A-Z Index) právní terminologie, ale nabízí rovněţ přístup ke stránkám všech soudů a jiných soudních instancí. Můţeme zde nalézt i všeobecné informace o soudnictví v Nizozemsku, databázích a spisech s faktickými informacemi. Další seznamy termínů jsou přístupné např. na www.glandigolaw.com, http://www.gerechtshof.com nebo http://www. staatsinrichting.nl/. Kompletní přehled veškerých záleţitostí týkajících se soudnictví, judikatury a informace pro ne-právníky je k dispozici na www.rechtensite.nl. Tato stránka zahrnuje širokou škálu webových stránek se slovníky (nejen právními), veškerými právními odkazy, shrnutími nizozemských a mezinárodních zákonů, smluv a předpisů.
20
Veškeré odkazy a zdroje uvádíme v předchozí podkapitole – Samenvatting en conclusie (Shrnutí a závěr) v originále disertační práce. 186
Dále mohou uţivatelé vyuţít on-line slovník Woordenboek juridische terminologie en politiejargon (Slovnìk právnì terminologie a policejnìho ţargonu), coţ je soukromá iniciativa nizozemského autora Jaapa van der Wijka. Jiným právním slovníkem je např. Lycaeus juridisch woordenboek (Lycaeus právní slovník), který se vyskytuje na zvláštních webových stránkách pro terminologii belgickou a nizozemskou. Uţitečná je také on-line encyklopedie www.encyclo.nl, která obsahuje slova a pojmy z různých oblastí. Encyklopedie tedy není zaměřena výhradně na odborné právní termíny. Mimoto lze tuto webovou stránku pouţít i jako slovník (pro nejběţnější jazyky) nebo např. pro vyhledávání synonym. S ohledem na české právní webové zdroje je oficiálním portálem českého právního systému www.justice.cz. Nalezneme zde schéma všech českých soudů, včetně jejich pravomocí a úkolů, dále např. nejaktuálnější opatření, ustanovení a články, příklady různých formulářů, zprávy Ministerstva spravedlnosti apod. Terminologický seznam se zde ale nevyskytuje. Pokud si odmyslíme glosáře Evropské unie, které jsou k dispozici ve všech jazycích členských států, a zaměříme se výhradně na české zdroje, musíme konstatovat, ţe se na internetu vyskytuje jednoznačně méně zdrojů, neţ je tomu u zdrojů nizozemskojazyčné právní terminologie. Jedním z mála volně přístupných právních glosářů je právní slovník na: http://www.bezplatnapravniporadna.cz/onlinezdarma/component/content/article/100-roztridene-dotazy/8903-pravni-slovnik-seznamvsech-pojmu.html. Další terminologické seznamy jsou většinou kombinovány s jiným oborem (ekonomie) a z toho důvodu jsou méně obsáhlé. Jestliţe si tedy právní překladatelé chtějí prohloubit své znalosti týkající se českého práva a jeho terminologie, jsou daleko více odkázáni na tištěné právní slovníky nebo jejich elektronické verze. Jmenujme v této souvislosti některé, které často vyuţívají právě překladatelé. Právnický slovnìk D. Hendrycha s více neţ 5000 hesly a pojmy je výkladový slovník obsahující jak právní terminologii práva českého, tak evropského. Také Slovnìk českého práva s více neţ 3600 pojmy z různých právních oblastí, a to nejen z českého práva, nýbrţ i práva mezinárodního a evropského, je výborným nástrojem pro překladatele. Díky vyhledávání právních pojmů a termínů v právním kontextu je mohou uţivatelé tohoto právního slovníku správně pochopit. Slovník obsahuje seznam všech právních termínů, coţ jej činí velmi přehledným, a je tedy vhodný i pro právní překladatele bez právního vzdělání. Skutečnost, ţe pro námi zkoumanou jazykovou kombinaci doposud neexistuje ţádný překladový slovník, činí práci těchto překladatelů často velmi náročnou. Národní právo se ve většině evropských zemích stává stále více mezinárodním, coţ je mimo jiné 187
způsobeno harmonizujícím úsilím Evropské unie. Intenzivní obchodní kontakty mezi zeměmi, kterými jsme se ve výzkumu zabývali, ale i narůstající tendence týkající se vyšetřovacích aktivit mezinárodní kriminality, přispívají k tomu, ţe kvalitní (soudní) překlady často hrají zásadní roli v různých řízeních. Je tedy nasnadě, ţe právní překlad v jazykových kombinacích, které doposud nebyly předmětem rozsáhlejšího bádání, si v budoucnosti zaslouţí více pozornosti a ţe je v této oblasti ještě mnoho prostoru pro další výzkum.
188
Bibliografie
Algra, N.E. & Gokkel, H.R.W. Fockema Andreae's Juridisch Woordenboek (6e dr.) Samsom, Alphen aan den Rijn, 1990 Arntz, R., Picht, H., Mayer, F.: Studien zu Sprache und Technik. Einführung in die Terminologiearbeit. Olms. Hildesheim/Zürich/New York, 2004 Austin, J. L.: How to do things with words. Oxford University Press. New York, l962 Bax, C. J.: De geslotenheid van het recht: Een onderzoek naar de structuur van het juridisch discours aan de hand van konversie van rechtshandelingen. Acco. Leuven, 1986 Bekkers, W.M.J. E.A.: Meesterlijke taal. Over taal en taalgebruik in het recht. Tjeenk Willink. Zwolle, 1988 Bergh, van den, G. C. J. J., Broekman, J. M.: Recht en taal. Preadvies voor de jaarlijkse algemene vergadering van de Koninklijke Notariële Broederschap. Kluwer Deventer, 1979 Brandl, V.(ed.): Kniha Roţmberská, Kritické vydánì opatřené poznámkami a glosářem. Jednota právnická, Praha, 1872 Brinckmann, H. – Grimmer, K. (ed.): Rechtstheorie und Linguistik. Referate und Protokolle der Arbeitstagung in der Werner-Reimers-Stiftung, Bad Homburg, 3. und 4. Mai. Kassel, 1974 Broekman, M.: Text als Institution. In: Rechtstheorie. Beiheft 6. p. 145 – 167, Duncker & Humbolt. Berlin, 1984. Busse, D.: Textinterpretation. Sprachtheoretische Grundlagen einer explikativen Semantik. Westdeutscher Verlag, Opladen, 1991 Busse, D.: Recht als Text. Linguistische Untersuchungen zur Arbeit mit Sprache in einer gesellschaftlichen Institution. Max Niemeyer Verlag, Tübingen, 1992 Busse, D.: Juristische Semantik. Grundfragen der juristischen Interpretationstheorie in sprachwissenschaftlicher Sicht. Duncker & Humblot, Berlin, 1993 Busse, D.: Die juristische Fachsprache als Institutionensprache am Beispiel von Gesetzen und ihrer Auslegung. In: Lothar Hoffmann / Hartwig Kalverkämper / Herbert Ernst Wiegand (ed.): Fachsprachen. Ein internationales Handbuch zur 189
Fachsprachenforschung und Terminologiewissenschaft. Erster Halbband. (HSK 14.1). Walter de Gruyter, Berlin / New York, 1998 Busse, D.: Textsorten des Bereichs Rechtswesen und Justiz. In: Text- und Gesprächslinguistik: ein internationales Handbuch zeitgenössischer Forschung = Linguistics of text and conversation. Brinker, K. (ed.), p. 658-676. Walter de Gruyter, Berlin / New York, 2000 Busse, D.: Textlinguistik und Rechtswissenschaft. In: Text- und Gesprächslinguistik: ein internationales Handbuch zeitgenössischer Forschung = Linguistics of text and conversation. Brinker, K. (ed.), (p. 803-811). Walter de Gruyter, Berlin / New York, 2000 Cort, de, J.: Terminologieleer, een inleiding. Linguistica Antverpiensia. Antwerpen, 2000 DIN 2330: Begriffe und Benennungen: Grundbegriffe: Allgemeine Grundsätze. Beuth. Berlin/Köln, 1993 DIN 2331: Begriffssysteme und ihre Darstellung. Beuth. Berlin/Köln, 1980 DIN 2342 Teil 1: Begriffe der Terminologielehre: Grundbegriffe. Beuth. Berlin/Köln, 1992 Dlouhá, P. - Škrlantová, M.: Intralingválny preklad právnej terminológie v procese didaktizácie právneho prekladu. In: (ed.) Gromová, E. – Müglová, D., Preklad a kultúra 2, p. 328-342. Univerzita Konštantína Filozofa: Vydavatelstvo Michala Vaška Prešov, 2007 Doubravová, J.: Sémiotika v teorii a praxi. Proměny a stav oboru do konce 20. stoletì. Portál, s.r.o. Praha, 2002 Eliáš, K.: Obchodnì zákonìk. Praktické poznámkové vydánì s výběrem judikatury od roku 1900. Linde Praha, a.s. Praha, 2004 Florijn, N. A.: Rechtstaal, lexicon en vertaling. In: Recht en vertalen II, Groot, de, G.R.(ed.). p. 5-25. Kluwer, Deventer, 1993 Gerits, J. : Betere taal: meer recht. Handboek rechtstaalbeheersing. Acco, Leuven, 1999 Grimm, J.: Deutsche Grammatik., 1.Ausg. Dieterich‟sche Buchhandlung, Göttingen, 1819-1834
190
Grimm, J.: Deutsche Rechtsaltertümer, 1.Ausg. Dieterich‟sche Buchhandlung, Göttingen, 1828 Grimm, J.: Geschichte der deutschen Sprache, Weidmann‟sche Buchhandlung, Leipzig, 1848 Groot, de, G.-R.: Recht en vertalen. Kluwer, Deventer, 1987 Groot, de, G.-R.: Recht en vertalen II. Kluwer, Deventer, 1993 Groot, de, G.-R.: Het vertalen van juridische informatie. Kluwer, Deventer, 1996 Haeseryn, W. – Romijn, K. – Geerts, G. – Rooij, J. de, en Toorn, M.C. van den: Algemene Nederlandse Spraakkunst. Martinus Nijhoff, Groningen en Wolters Plantyn, Deurne 1997 (2 delen). Hattenhauer, H. (ed.): Allgemeines Landrecht für die Preuβischen Staaten von 1794. Textausgabe mit einer Einführung von Hans Hattenhauer. Alfred Metzner, Frankfurt a. M./Berlin, 1970 Hatz, H.: Rechtsprache und juristischer Begriff. Kohlhammer, Stuttgart, 1963 Havránek, B.: Úkoly spisovného jazyka a jeho kultura. In: Havránek, B., Weingart, M. (ed.) Spisovná čeština a jazyková kultura. p. 14-84. Melantrich, Praha, 1932 Havránek, B.: The functional differentiation of the standard language. In: Garvin, P. (ed. en vert.), A Prague School Reader on Esthetics, literary structure, and style. p. 3-16. Georgetown University Press. Washington, DC, 1932/1964 Hendrickx, K.: Rechtstaal: een vak(taal) apart. In: InterAxis, www.interaxis.org, n° 5, september 1999 Hendrych, D. en collectief: Právnický slovnìk, C.H. Beck, Praha, 2009 Het Oude Testament in Zes Nederlandse Vertalingen Deel 111. Boekencentrum B.V., ‟s-Gravenhage, 1980 Hoecke, van, M. – Bouckaert, B.: Inleiding tot het recht, Acco, Leuven, 2003 Hladiš, F.:. „Právní jazyk“ z hlediska současných diskusí o spisovné češtině. In: Acta Universitatis Palackianae Olomucensis Facultas Iuridica 1. p. 51-55, Univerzita Palackého v Olomouci, Olomouc, 1999 Hlouch, L.: Teorie a realita právnì interpretace, 2008 (nepublikovaná disertační práce)
191
Hoberg, R.- Hoberg, U.: Der kleine Duden: Deutsche Grammatik: Eine Sprachlehre für Beruf, Studium, Fortbildung und Alltag: Band 4, Dudenverlag, Mannheim, Leipzig, Wien, Zürich, 1997 Hrdlička, M.: Translace v současném globalizujícím se světě. In: Opera Academiae Paedagogicae Liberecensis Series Bohemistica, n° 3, p. 106-117, (ed.) Uličný, O. Technická univerzita v Liberci, Liberec, 2005 Knap-Dlouhá, P. - Štefková, M.: Rechtstaallandschap: Intralinguale vertaling van juridische terminologie bij de didactisering van juridische vertaling. In: Hrnčířová, Z., Kroll, E., Mercks, K., Pekelder, J., Ultzen, J. (ed): Praagse perspectieven 5, p. 79-90. Universitas Carolina Pragensis – Facultas Philosophica, Praha, 2008 Knapp, V. en collectief: Právo a informace. Academia. Praha, 1988 Knapp, V.: Vědecká propedeutika pro právnìky. Eurolex Bohemia. Praha, 2003 Knittlová, D.: K teorii a praxi překladu, Univerzita Palackého v Olomouci, Olomouc, 2000 König, W.: Dtv-Atlas Deutsche Sprache. Deutscher Taschenbuch Verlag, München, 1994 Kurzon, D.: It is hereby performed ... Explorations in legal speech acts (=Pragmatics and beyond, Vol. 7 (6)). Benjamins, Amsterdam/Philadelphia, 1986 Lebesque, V.: Juristentaal. Academic Service, Schoonhoven, 1991 Leliard, J.: Het kleed van Themis. Beschouwingen over de rechtstaal in het Nederlandse taalgebied. Kluwer, Antwerpen, 1979 Luttermann, K.: Űbersetzen juristischer Texte als Grundlage der Rechtslinguistik. In: Recht und Übersetzen. Groot, de, G.-R. – Schulze R. (ed.) Nomos Verlagsgesellschaft, Baden-Baden, 1999 Madar, Z. en collectief: Slovnìk českého práva. Linde Praha, a.s., Praha, 2002 Machová, S.: Terminografie. In: Čermák, F. – Blatná, R. (ed.). Manuál lexikografie., p. 137-157. Nakladatelství H&H, Praha, 1995 Malý, K. - Sivák, F.: Dějiny státu a práva v českých zemìch a na Slovensku do r. 1918. H & H, Jinočany, 1993 Mellinkoff, D.: The Language of the Law. Little, Brown & Co., Boston, 1963
192
Metzenhausen, von, Kurfürst Johann: Undergerichtsordnung des Ertzstiffts Trier. Trier. Uitgever: Kurfürst Johann von Metzenhausen, 1539 Mistrík, J.: Štylistika. Bratislava. SPN, 1985 Moors, J. : Nederlands-Frans Juridisch Woordenboek. Keure, Brugge, 1991 Mounin, G.: La linguistique comme science auxiliaire dans les disciplines juridiques. In: La traduction juridique, Gemar, J.- C. (ed.), Meta 24-1, p. 9-17, Les Presses de l'Université de Montréal, Montréal, 1979 Mulder, de, R. V. – Oskamp, A.: Het woordgebruik van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering, een vergelijking van het woordgebruik van de Nederlandse wetboeken met dat van gewone Nederlandse schrijftaal. Rapport Erasmus Universiteit. Rotterdam, 1979 Newmark, P.: Approaches to Translation. Prentice Hall International, New York/London/Toronto/SydneyTokyo/Syngapore, 1988 Noortwijk, van, C.: Het woordgebruik meester. Een vergelijking van enkele kwantitatieve aspecten van het woordgebruik in juridische en algemeen Nederlandse teksten. Koninklijke Vermande BV, Lelystad, 1995 Nussbaumer, M.: Sprache und Recht. Groos, Heidelberg, 1997 Ogden, Ch. K. - Richards, I. A.: The Meaning of the Meaning: A Study of the Influence of Language Upon Thought and of the Science of Symbolism. Routledge & Kegan Paul, London, 1923 Otto, W.: Die Paradoxie einer Fachsprache, In: Radtke, I. (ed.), Der öffentliche Sprachgebrauch, Band II: Die Sprache des Rechts und der Verwaltung. p. 44-57. Klett-Cotta, Stuttgart, 1981 Philippa, M. (ed.): Etymologisch woordenboek van het Nederlands. Amsterdam, Amsterdam University Press, 2007 Polišenský, J.: Tragic Triangle. The Netherlands, Spain and Bohemia. Univerzita Karlova, Praha, 1991 Rhee, van, C.H.: In: Pro Memorie. Bijdragen tot de Rechtsgeschiedenis der Nederlanden,1/1999, p.172- 174. Uitgeverij Verloren. Hilversum, 1999 Sandrini, P.: Terminologiearbeit im Recht. Deskriptiver begriffsorientierter Ansatz vom Standpunkt des Űbersetzers. TermNet. Wenen, 1996
193
Sarcevic, S.: New approach to legal translation. Kluwer Law International. Den Haag/London/Boston, 1997 Saussure, de, F.: Kurs obecné lingvistiky. Academia. Praha, 1989 Schippan, T.: Einführung in die Semasiologie. VEB Bibliographisches Institut. Leipzig, 1975 Schippan, T.: Lexikologie der deutschen Gegenwartssprache. Max Niemeyer-Verlag. Tübingen, 2002 Searle, J. R.: Speech acts. An Essay in the Philosophy of Language. Cambridge. Cambridge University Press, 1969 Searle J. R.: The classification of illocutionary acts. Language in Society 5, p. 1-24, University of California, Berkeley, 1976 Smedts, W.: Nederlandse Rechtstaal. Acco, Leuven, 2007 Škrlantová, M.: Preklad právnych textov na národnej a nadnárodnej úrovni. Anapres. Bratislava, 2005 Temmerman, R.: Taaltechnologie, Terminologie met Multiterm. EHS-Toegepaste taalkunde, Brussel, 1999 Termorshuizen-Arts, M.: Juridische Semantiek, Een bijdrage tot de methodologie van de rechtsvergelijking, de rechtsvinding en het juridisch vertalen. Wolf Legal Publishers. Nijmegen, 2003 Trosborg, A.: An analysis of legal speech acts in English Contract law. It is hereby performed. In: Hermes, Journal of Linguistics n° 6, p. 65-90, Department of Business Communication at Aarhus University, Business and Social Sciences, Aarhus, 1991 Trosborg, A.: Statutes and contracts: An analysis of legal speech acts in the English language of the law. Journal of Pragmatics 23 (1), p. 31-53. Elesevier Science B.V., Amsterdam, 1995 Tomášek, M.: Překlad v právnì praxi. Praha. Linde Praha, a.s., 2003 Verheugt, J. W. P.: Inleiding in het Nederlands recht. Boom Juridische uitgevers. Den Haag, 2001
194
Vries, de, M., Winkel, te, L. A.: Woordenlijst voor de spelling der Nederlandsche taal. „s-Gravenhage, Leiden, Arnhem. Martinus Nijhoff, A. W. Sijthoff, D. A. Thieme, 1872 Weyers, G. R.: Praktisch juridisch Duits. Einführung in das Recht und die Rechtssprache der Bundesrepublik Deutschland. Alphen aan den Rijn. Samson H. D. Tjeenk Willink, 1992 Willemyns, R.: Het verhaal van het Vlaams. De geschiedenis van het Nederlands in de Zuidelijke Nederlanden. Standaard Uitgeverij. Antwerpen, 2003 Wittgenstein, L.: Philosophische Untersuchungen. Suhrkamp. Frankfurt am Main, 1953 Wroblewski, J.: Le problème de la traduction juridique, Rapport polonais au XIIe congrès international de droit Comparé. Ossolineum. Wroclaw/Warzawa/Kraków/ Gdánsk/Lódz, 1986 Wüster, E. B.: Internationale Sprachnormung in der Technik, besonders in der Elektrotechnik: Die nationale Sprachnormung und ihre Verallgemeinerung. VDIVerlag. Berlin, 1931
Online bronnen: http://www.encyclo.nl http://www.justice.cz http://www.rechtensite.nl http://www.juridischwoordenboek.be http://www.juridischwoordenboek.nl http://bellevueholidayrentals.com/juridisch/ http://www.glandigolaw.com http://www.gerechtshof.com http://www.staatsinrichting.nl http://www.rechtspraak.nl/Wat+is+rechtspraak/Begrippenlijst+van+A+tot+Z http://europa.eu/index_nl.htm, http://ec.europa.eu/dgs/translation/translating/index_en.htm
195
http://eur-lex.europa.eu/nl/index.htm http://www.czso.cz http://www.nbbmuseum.be/doc/obj_month/obj201001Nl.pdf http://www.interaxis.org http://nl.wikipedia.org/wiki/Slag_op_de_Witte_Berg http://jinepravo.blogspot.com/2009/03/karel-cermak-o-pravnicke-cestine.html http://www.phil-fak.uni-duesseldorf.de/langlaw/index.php http://www.nwo.nl/nwohome.nsf/pages/NWOP_5SMFNL http://www.nwo.nl/files.nsf/pages/NWOP_86FHRC/$file/Programmadocument%20NW O%20themaprogramma%20Begrijpelijke%20Taal.pdf http://www.wetboek-online.nl/wet/Wetboek%20van%20Koophandel.html#858 http://www.eigenhuis.nl/NR/rdonlyres/DE75250A-8C2B-49C4-958D6D2B30EA9774/0/Koopakte bestaandeeengezinswoningmodeljuli2008.doc http://www.iso.org/iso/home.html http://www.bezplatnapravniporadna.cz/online-zdarma/component/content/article/100roztridene-dotazy/8903-pravni-slovnik-seznam-vsech-pojmu.html http://www.ejcl.org/general/nvvrhome.html http://www.asser.nl/upload/documents/5112010_24403Van%20Erp%20Voorwoord.pdf http://www.iso.org/iso/home.html http://www.din.de/cmd?level=tpl-home&contextid=din http://www.nbn.be/NL/homenl.html http://www.nen.nl/web/show http://www.unmz.cz/urad/unmz http://www.joebattsarm.com/jurid.html http://scic.ec.europa.eu/europa/jcms/c_6817/retour http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/verklaring-omtrent-het-gedrag http://diplomatie.belgium.be/nl/Diensten/Diensten_in_het_buitenland/Andere_diensten/ Uittreksel_Strafregister/ 196
http://www.wevelgem.be/producten/uittreksel-uit-het-strafregister-bewijs-van-goedzedelijk-gedrag http://www.czechpoint.cz/web/?q=node/251 http://www.etymologie.nl/ http://www.epravo.cz/top/clanky/soudni-smir-38282.html http://eur-lex.europa.eu/Notice.do?mode=dbl&lang=nl&ihmlang=nl&lng1=nl,cs&lng2 =bg,cs,da,de,el,en,es,et,fi,fr,hu,it,lt,lv,mt,nl,pl,pt,ro,sk,sl,sv,&val=460880:cs&page= http://eur-lex.europa.eu/Notice.do?mode=dbl&lang=cs&ihmlang=cs&lng1=cs,nl&lng2 =bg,cs,da,de,el,en,es,et,fi,fr,hu,it,lt,lv,mt,nl,pl,pt,ro,sk,sl,sv,&val=452957:cs&page= http://eur-lex.europa.eu/Notice.do?mode=dbl&lang=nl&ihmlang=nl&lng1=nl,cs&lng2= bg,cs,da,de,el,en,es,et,fi,fr,hu,it,lt,lv,mt,nl,pl,pt,ro,sk,sl,sv,&val=286602:cs&page= http://www.olomouc.eu/phprs/view.php?cisloclanku=2002071015 http://www.gent.be/eCache/THE/1/39/914.html
Lijst van geraadpleegde wetboeken Code de Commerce, 1807 Burgerlijk Wetboek, 1838 (NL) Bürgerliches Gesetzbuch, Gesetz vom 1896 Das Allgemeine Deutsche Handelsgesetzbuch, 1861 Faillissementswet, 1997 (BE) Handelsgesetzbuch, Gesetz vom 10.05.1897 (RGBl. I S. 219) Wetboek van Koophandel, 1838 (NL) Wetboek van Koophandel, 1807 (BE) Wetboek van vennootschappen, 1999 (BE) Zákon č. 513/1991 Sb., obchodní zákoník
197