Gezondheid InZicht
Regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning Zuid-Holland Zuid J.J.M.F. Wagemakers, I. Avotina, E. Joosten-van Zwanenburg, A.C. Mellaard, F.L. Sanavro, M. Schutten, J.J. van Veelen, M.J.J.C. Poos
Gezondheid InZicht
Regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning Zuid-Holland Zuid
Een publicatie van de GGD Zuid-Holland Zuid Postbus 166, 3300 AD Dordrecht. t 078 - 770 85 00 www.ggdzhz.nl Vormgeving: studio raaf, Breda. Druk: Drukkerij Gianotten, Tilburg Auteursrecht voorbehouden © GGD Zuid-Holland Zuid, Dordrecht, 2010 Aan de totstandkoming van deze uitgave is de uiterste zorg besteed. Voor informatie die nochtans onvolledig of onjuist is opgenomen, aanvaarden redactie, auteurs en uitgever geen aansprakelijkheid. Voor eventuele verbeteringen van de opgenomen gegevens houden zij zich gaarne aanbevolen. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de GGD Zuid-Holland Zuid.
3
Gezondheid InZicht
Voorwoord Voor u ligt de eerste editie van de regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning (rVTV): Gezondheid InZicht. Een veelzeggende titel! Vaak merken mensen pas hoe belangrijk gezondheid is op het moment dat ze iets gaan mankeren. Degene die in goede conditie is, staat niet altijd stil bij het feit dat vitaliteit een basisvoorwaarde vormt voor geluk en onafhankelijkheid. Fitte mensen doen mee; ze leveren een bijdrage aan de samenleving. Juist vanuit het perspectief van de lokale overheid is welzijn uiterst belangrijk. Een goede gezondheid is een voorwaarde voor arbeidsproductiviteit en maatschappelijke participatie. Het vormt de basis voor een welvarende regio en een welvarende gemeente. Deze rVTV geeft aan op welke punten de gezondheidssituatie in Zuid-Holland Zuid verbeterd moet en kan worden. Het geeft aanknopingspunten voor toekomstig beleid. Deze uitgave vormt het fundament voor het gezondheidsbeleid in Zuid-Holland Zuid voor de periode 2011-2014. De gezondheidssituatie van de regio Zuid-Holland Zuid is op een integrale en gedegen wijze inzichtelijk gemaakt. Ook een gezonde samenleving is in zicht. Natuurlijk vereist dit inspanningen, maar we zijn op de goede weg! Wij danken allen die het met vereende krachten mogelijk hebben gemaakt deze regionale VTV binnen een kort tijdsbestek te realiseren. Wij hopen dat de voortvarendheid waarmee deze uitgave is gerealiseerd een vervolg krijgt in én essentiële bouwstenen biedt voor het regionale gezondheidsbeleid. Dit, met als belangrijkste doelstelling een positieve bijdrage te leveren aan het welzijn van de inwoners van Zuid-Holland Zuid.
Veel leesplezier!
J.D.J. Spanbroek Directeur GGD Zuid-Holland Zuid
4
5
Gezondheid InZicht
Inhoudsopgave Kernboodschappen Zuid-Holland Zuid 1 De regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning 1.1 1.2 1.3 1.4
Uitgangspunten van de regionale VTV Totstandkoming van de regionale VTV Zuid-Holland Zuid Toekomst van de regionale VTV Zuid-Holland Zuid Leeswijzer Literatuur en websites
2 Kenmerken van de bevolking in Zuid-Holland Zuid 2.1 Zuid-Holland Zuid, een regio vol diversiteit 2.2 Sociaaleconomische status 2.3 Kerk en religie Literatuur en websites
3 De gezondheid in Zuid-Holland Zuid 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7
Kernboodschappen Levensverwachting en sterfte Kwaliteit van leven Fysieke gezondheid en letsels Psychische gezondheid Sociale gezondheid Ziektelast Trends in ziekten en aandoeningen Literatuur en websites
4 Gezondheidsdeterminanten in Zuid-Holland Zuid Kernboodschappen 4.1 Ingewikkelde relaties tussen ziekten en oorzaken 4.2 Bijdrage van determinanten aan ongezondheid 4.3 Persoonsgebonden factoren 4.4 Leefstijlfactoren 4.5 Sociale omgeving 4.6 Fysieke omgeving Literatuur en websites
6
9
15 16 20 22 23 24
25 26 31 34 37
39 40 42 50 54 60 66 76 77 82
85 86 88 90 92 98 110 114 127
7
Gezondheid InZicht
5 Preventie en zorg in Zuid-Holland Zuid Kernboodschappen 5.1 Preventie 5.2 Vaccinaties en screening 5.3 Gezondheidszorg 5.4 Maatschappelijke ondersteuning en zorg 5.5 Forensische geneeskunde Literatuur en websites
6 De rol van gemeenten in gezondheidsbeleid in Zuid-Holland Zuid Kernboodschappen 6.1 Preventiecyclus 6.2 Regie als gezamenlijke verantwoordelijkheid gemeente en GGD Literatuur en websites
7 De toekomst van de volksgezondheid in Zuid-Holland Zuid Kernboodschappen 7.1 Veranderingen in de bevolking 7.2 Toekomst Verkenning gezondheid tot 2020 7.3 Toekomst Verkenning zorggebruik tot 2020 7.4 Veranderende visie op gezondheid en zorg Literatuur en websites
Bijlagen Gegevensbronnen Algemene websites Samenstelling Lijst van afkortingen Bijlage 1 Trends in levensverwachting Bijlage 2 Sterfte als gevolg van een aantal belangrijke ziekten Bijlage 3 Verkeersongevallen per gemeente Bijlage 4 Taken vanuit de Wet publieke gezondheid
8
131 132 134 153 165 172 183 184
187 188 190 193 198
Kernboodschappen Zuid-Holland Zuid
Kernboodschappen Zuid-Holland Zuid Het gaat goed met de volksgezondheid in Zuid-Holland Zuid... Inwoners leven steeds langer in goede gezondheid De levensverwachting in Zuid-Holland Zuid is voor mannen 78,2 jaar en voor vrouwen 82,7 jaar. Dit is respectievelijk vier en zes maanden langer dan het Nederlands gemiddelde. Hoewel vrouwen een hogere levensverwachting hebben dan mannen, leven mannen langer in goed ervaren gezondheid. De totale levensverwachting en de gezonde levensverwachting is bij zowel mannen als vrouwen toegenomen. Ook qua sterfte scoort Zuid-Holland Zuid op bijna alle doodsoorzaken gunstiger. Hart- en vaatziekten en kanker zijn de belangrijkste doodsoorzaken, zowel in Zuid-Holland Zuid als in Nederland.
Trends in leefstijl bij volwassenen niet langer ongunstig 199 200 203 205 213 216 220
223 224 225 226 227 229 230 231 232
De leefstijl van de volwassen inwoners lijkt zich in een aantal opzichten gunstig te ontwikkelen. Steeds minder volwassenen roken. De lichamelijke activiteit lijkt toe te nemen en het overmatig alcoholgebruik blijft stabiel.
Omgeving steeds veiliger Omgevingsrisico’s worden steeds meer onderkend en aan banden gelegd. Zo blijft het aantal verkeersslachtoffers in onze regio dalen. Ook wordt steeds meer bekend over de positieve bijdrage van de omgeving aan gezondheid. Daarbij gaat het niet alleen om de fysieke inrichting van de leefomgeving, maar ook om de sociale omgeving.
Beschikbaarheid zorgvoorzieningen goed In vergelijking met Nederland zijn in Zuid-Holland Zuid meer verloskundigen en tandartsen en evenveel huisartsen beschikbaar. Bijna alle inwoners zijn binnen 15 minuten te bereiken met een ambulance. Daarnaast kan altijd met de auto binnen 25 minuten een ziekenhuislocatie worden bereikt. In de structuur van de Maatschappelijke Zorg is met het Meldpunt Zorg en Overlast/ Steunpunt Huiselijk Geweld, de lokale zorgnetwerken en andere samenwerkingsverbanden zoals Zorg voor Jeugd een stevige basis gelegd waarbij diverse ketenpartners samenwerken in de aanpak van de meervoudige problematiek van cliënten. Hierdoor is laagdrempelige zorg, dicht in de buurt van cliënten, gewaarborgd.
9
Gezondheid InZicht
Betere samenhang en afstemming binnen preventieve gezondheidszorg bewerkstelligd In Zuid-Holland Zuid wordt via uitvoeringsprogramma’s gewerkt aan de thema’s alcohol-, overgewicht-, depressiepreventie en verbetering binnenmilieu. Bij het uitvoeren van preventieve activiteiten zijn veel organisaties en instellingen betrokken. Doordat één van de partijen de trekkers- en coördinatierol op zich neemt, wordt een betere samenwerking en afstemming binnen de (preventieve) gezondheidszorg bewerkstelligd. De GGD ZuidHolland Zuid vervult de trekkers- en coördinatierol voor deze uitvoeringsprogramma’s.
… maar het moet nog beter… Gezondheidsverschillen in Zuid-Holland Zuid zijn groot en hardnekkig Mensen met een laag opleidingsniveau hebben een ruim zes jaar kortere levensverwachting dan hoogopgeleiden en leven circa twintig jaar korter in goed ervaren gezondheid. Ook in het vóórkomen van ziekten zijn de verschillen tussen laag- en hoogopgeleiden groot. Op basis van zelfgerapporteerde aandoeningen komen diabetes mellitus, hartaandoeningen, astma en COPD in Zuid-Holland Zuid, net als in Nederland, twee keer zo vaak voor bij laagopgeleiden. Factoren die hierop van invloed zijn, komen bij lager opgeleiden ook vaker voor. Laagopgeleide jongeren en volwassenen drinken vaker overmatig, roken vaker, eten ongezonder en hebben vaker overgewicht. Daarnaast hebben ze minder gunstige werk- en woonomstandigheden. Daarentegen lijken laagopgeleide volwassenen wel vaker te voldoen aan de norm voor gezond bewegen. Ouderen met een laag inkomen in de regio Zuid-Holland Zuid hebben vaker ernstig overgewicht, bewegen minder en eten ongezonder.
Het aantal chronisch zieken neemt toe De levensverwachting in Nederland en Zuid-Holland Zuid stijgt, maar het aantal inwoners met een chronische ziekte neemt toe. Momenteel lijden per 1.000 inwoners ruim 40 inwoners aan diabetes mellitus, artrose of coronaire hartziekten. De grootste ziektelast en het grootste verlies aan kwaliteit van leven wordt veroorzaakt door coronaire hartziekten, beroerte, angststoornissen, diabetes mellitus en depressie. Deze ziekten komen in verhouding vaker voor onder ouderen. De verwachting is dat, mede door de vergrijzing, het aantal inwoners met een chronische ziekte ook in de toekomst zal blijven toenemen. De sterkste stijging wordt verwacht bij mannen. Een verklaring hiervoor is de relatief grote toename van het aantal mannen van 75 jaar en ouder in vergelijking met het aantal vrouwen van die leeftijd.
10
Kernboodschappen Zuid-Holland Zuid
Psychische en psychosociale problemen komen veel voor Bij één op de tien basisschoolleerlingen is sprake van een indicatie voor psychosociale problematiek, zoals gedragsproblemen, emotionele problemen, sociale problemen en denk- en aandachtsproblemen. Daarnaast heeft één op de drie volwassenen een matig tot hoog risico op een depressie of angststoornis. Stemmingsstoornissen (waaronder depressie) en angststoornissen komen in Zuid-Holland Zuid niet vaker voor dan in Nederland. Eenzaamheid, één van de factoren die samenhangt met psychische problemen, komt ook geregeld voor; bij ongeveer één op de vijftien inwoners is sprake van gevoelens van ernstige tot zeer ernstige eenzaamheid.
Risicofactoren stabiliseren op ongunstig hoog niveau Ondanks de gunstige trends in een aantal leefstijlfactoren bij volwassenen, blijft een aantal risicofactoren op een ongunstig hoog niveau steken. Roken en (ernstig) overgewicht zorgen voor het grootste verlies aan (gezonde) levensjaren. Zo hebben mensen die roken een vier jaar kortere levensverwachting in vergelijking met niet rokers. Mensen met ernstig overgewicht verliezen maar liefst drie levensjaren en vijf gezonde levensjaren. Roken en overgewicht zorgen op bevolkingsniveau voor het grootste verlies aan (gezonde) levensjaren. Op individueel niveau hebben roken en obesitas het meeste verlies aan (gezonde) levensjaren tot gevolg. Ruim één op de vijf kinderen heeft overgewicht. Met het stijgen van de leeftijd neemt het percentage mensen met overgewicht toe. Op dit moment heeft de helft van de 19-plussers in Zuid-Holland Zuid overgewicht, van wie 13% ernstig overgewicht. Onder jongeren van 15 jaar en ouder is het alcoholgebruik, en vooral het overmatige alcoholgebruik, nog steeds erg hoog in Nederland. Dit geldt, net als voor Nederland, ook voor de regio Zuid-Holland Zuid. Het ‘wel eens drinken’ begint bij twee op de vijf jongeren uit deze regio al op de basisschoolleeftijd. Bijna de helft van de scholieren van 12 tot en met 18 jaar heeft recent alcohol gedronken en ruim een kwart doet aan ‘bingedrinken’. Het is belangrijk te constateren dat ongezonde leefgewoonten vaak gecombineerd voorkomen. Een deel van de inwoners van Zuid-Holland Zuid, vooral groepen die weinig opleiding hebben genoten, vertoont tegelijkertijd meerdere vormen van ongezond gedrag. Dat effect treedt op bij alle leeftijdscategorieën.
Dreiging van infectieziekten Ontwikkelingen zoals de evolutie van micro-organismen, resistentie tegen antibiotica, voortschrijdende globalisering en veranderd reis-, consumptie- en seksueel gedrag leiden wereldwijd tot elkaar steeds sneller opvolgende uitbraken van infectieziekten. Ook Nederland is kwetsbaar op dat gebied en Zuid-Holland in het bijzonder, als regio met een open poort naar de rest van de wereld.
11
Gezondheid InZicht
De vaccinatiegraad in Zuid-Holland Zuid ligt boven de norm van 90%. Niettemin bestaan tussen gemeenten grote verschillen in vaccinatiegraad. In vier gemeenten wordt de norm niet gehaald. Dit zijn gemeenten met een vrij grote groep bevindelijk gereformeerden, die afziet van vaccinaties om religieuze redenen. De laatste mazelenepidemieën dateren van 1992 en 1999 en de verwachting is, gezien de trends uit het verleden en de ontwikkelingen van mazelen in het buitenland, dat een volgende epidemie aanstaande is.
Milieuknelpunten vragen continue alertheid In de regio Zuid-Holland Zuid bestaan milieuknelpunten die door mobiliteit en transport worden veroorzaakt. Langs drukke verkeerswegen (niet alleen snelwegen, maar ook belangrijke lokale verbindingswegen) wordt de norm voor stikstofdioxide overschreden. Geluidsoverlast wordt in Zuid-Holland Zuid als één van de belangrijkste milieuproblemen in de buurt ervaren: ruim een vijfde van de volwassenen ervaart hinder door geluid. Wegverkeer is de belangrijkste bron van geluidsoverlast gevolgd door geluid van buren. Naast het buitenmilieu laat ook het binnenmilieu vaak te wensen over. In Zuid-Holland Zuid worden woningen en scholen vaak onvoldoende geventileerd en is sprake van vochtproblemen. Op scholen wordt de binnenlucht in meer dan driekwart van de gevallen als matig tot slecht ervaren.
12
Kernboodschappen Zuid-Holland Zuid
kopen), ook wel kwetsbare ouderen genoemd, maken vaker gebruik van zorg. Het verschil is het grootst voor thuiszorg. Kwetsbare ouderen maken zes keer vaker gebruik van thuiszorg dan overige ouderen.
Kindermishandeling en huiselijk geweld worden meer gemeld In Zuid-Holland Zuid geeft 6% van de volwassenen aan ooit slachtoffer te zijn geweest van huiselijk geweld, in de meeste gevallen gaat het hierbij om vrouwen en kinderen. Tussen 2007 en 2008 is zowel het aantal meldingen van huiselijk geweld als het aantal meldingen van kindermishandeling enorm toegenomen. De provincie Zuid-Holland neemt met 1,3% mishandelde kinderen de eerste plaats in op de rangordelijst van alle Nederlandse provincies. De rangordelijst van Nederlandse gemeenten wordt aangevoerd door Dordrecht en Zwijndrecht. Het hoge aantal meldingen van kindermishandeling en huiselijk geweld in Zuid-Holland Zuid zou kunnen duiden op een betere bekendheid van het Meldpunt Zorg en Overlast/ Steunpunt Huiselijk Geweld en/of een grotere bereidheid van hulpverleners om te melden.
…en het kan ook beter
Druk op (mantel)zorg neemt toe
Preventie langdurig en integraal aanpakken
Naar verwachting veroorzaakt de toenemende vergrijzing in de periode 2008-2020 een toename van zorggebruik. Zorg zonder verblijf (voorheen thuiszorg) zal in zowel ZuidHolland Zuid als in Nederland sterk groeien. Door de stijgende levensverwachting, de toenemende gezondheid en daardoor afnemende hulpbehoevendheid van ouderen zullen in de toekomst relatief meer ouderen zelfstandig wonen. Het percentage mensen dat mantelzorg nodig heeft, zal op basis van ontwikkelingen in de omvang en samenstelling van de bevolking, toenemen. De belangrijkste groep mantelzorggevers zal echter nauwelijks groter worden. Door de stijgende arbeidsdeelname van mantelzorggevers (mogelijk nodig vanwege afnemende beroepsbevolking) en een groter beroep op mantelzorg (als de kosten van professionele hulp te hoog worden geacht), zal de druk op mantelzorg toenemen. Ook wijzigingen in de AWBZ en maatregelen als gevolg van bezuinigingen kunnen dit effect versterken.
Om preventieve activiteiten succesvol te laten zijn, is het van belang langdurig in te zetten op de relevante thema’s. Van kortdurende interventiestrategieën is inmiddels bekend dat die op de lange termijn weinig effect hebben. De effectiviteit van preventie kan worden verhoogd door: • de samenwerking met verschillende beleidssectoren binnen de gemeente te verbeteren (integraal gezondheidsbeleid); • publiekprivate samenwerking verder te bevorderen; • de problemen die in de hele regio Zuid-Holland Zuid aanwezig zijn regionaal aan te pakken. Zo worden krachten gebundeld om betere resultaten te bereiken en de gezondheidssituatie te verbeteren; • in te steken op een combinatie van landelijke en lokale maatregelen en interventies, gericht op zowel personen als op de sociale en fysieke omgeving.
Zorggebruik hoog onder kwetsbare ouderen
Met preventie valt nog veel te winnen
Het gebruik van de gezondheidszorg ligt bij ouderen hoger dan bij volwassenen. Dit is een logisch gevolg van de toename van ziekten en beperkingen met de leeftijd. Een derde van de 65-plussers in Zuid-Holland Zuid heeft minimaal één lichamelijke beperking. Ouderen met zowel een hoge draaglast (zoals lichamelijke beperkingen) als een lage draagkracht (weinig hulpbronnen, zoals een partner die helpt of een goed inkomen om hulp in te
Met het bevorderen van gezond gedrag zoals voldoende bewegen, een gezond voedingspatroon en het verminderen van tabak- en alcoholgebruik is nog aanzienlijke gezondheidswinst te boeken, met name op het terrein van kanker en hart- en vaatziekten. Met preventieve maatregelen is ook de psychische gezondheid van de bevolking te verbeteren.
13
Gezondheid InZicht
Specifiek inzetten op mensen met gezondheidsachterstanden Het beleid zal zich nog meer moeten richten op groepen mensen met gezondheidsachterstanden, veelal mensen uit de lagere sociaaleconomische groepen. Bij deze groepen clusteren verschillende vormen van ongezond gedrag. Dat vraagt om doelgroepgerichte interventies, waarbij ook rekening wordt gehouden met hun woon- en werkomstandigheden.
Samenwerking organiseren met partijen binnen en buiten het traditionele domein van preventie en zorg Het wordt steeds belangrijker dat gemeenten de samenwerking tussen partijen, binnen en buiten het traditionele domein van preventie en zorg bevorderen. Enerzijds door de komst van de Wmo en andere taken die de Rijksoverheid overdraagt aan gemeenten, zoals jeugdgezondheidszorg en jeugdbeleid. Gemeenten hebben daardoor een extra beleidsinstrument in handen om effectief gezondheidsbeleid te voeren. Anderzijds door de veranderende zorgvraag als gevolg van de stijging van het aantal chronisch zieken en het feit dat mensen vaak tegelijk meerdere aandoeningen hebben.
Strategische visie gezondheid bepalen door gemeenten samen met zorgverzekeraar Gemeenten hebben een regierol in de publieke gezondheid. Zorgverzekeraars gaan een steeds grotere rol spelen bij de facilitering en financiering van preventie in de eerste lijn. Het is dan ook aan te bevelen dat gemeenten hun strategische visie op gezondheid samen met de preferente zorgverzekeraars in Zuid-Holland Zuid gaan bepalen. Vanuit een gezamenlijke visie is het eenvoudiger en effectiever de preventie- en zorgketen op elkaar af te stemmen en gezamenlijke doelstellingen te behalen.
Onderbouwd prioriteren binnen het gezondheidsbeleid De regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning (rVTV) geeft een integraal beeld van de gezondheidssituatie in Zuid-Holland Zuid. De rVTV bestaat uit negentien lokale rapportages (voor iedere gemeente een eigen lokale rapportage) en een regionaal rapport. In de lokale rapportages worden de belangrijkste gezondheidsproblemen in de betreffende gemeente beschreven, gevolgd door specifieke aanbevelingen. Deze lokale rapportages zijn tot stand gekomen in nauwe samenwerking met de GGD ZuidHolland Zuid en de gemeenten en geven de gemeenten een wetenschappelijke onderbouwing voor prioritering binnen het gezondheidsbeleid. Met onder meer de bezuinigingen in het vooruitzicht kunnen deze rapportages gemeenten helpen de juiste afwegingen te maken. In dit regionale rapport wordt ingegaan op de volledige gezondheidssituatie van de inwoners van de regio Zuid-Holland Zuid, de trends uit het verleden en de toekomstige ontwikkelingen. Het dient als naslagwerk voor gemeenten. Daarnaast heeft het tot doel de wereld van gemeenten, zorgverzekeraars, zorgaanbieder(s) en GGD dichter bij elkaar te brengen en zo de onderbouwing te leveren voor de dialoog tussen deze partijen. 14
1
De regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning
1
Gezondheid InZicht
1
De regionale Volksgezondheid Toekomstverkenning in Zuid-Holland Zuid
In een regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning (rVTV) worden lokale, regionale en landelijke gegevens over volksgezondheid en zorg verzameld, geanalyseerd en geïntegreerd op nationaal vergelijkbare wijze. In dit hoofdstuk worden achtereenvolgens de uitgangspunten (paragraaf 1.1), de totstandkoming (paragraaf 1.2) en de toekomst (paragraaf 1.3) van de regionale VTV Zuid-Holland Zuid beschreven. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een leeswijzer (paragraaf 1.4).
VTV Stand van zaken en ontwikkelingen Volksgezondheid
Preventiecyclus
1.1
Uitgangspunten van de regionale VTV
Epidemiologische analyse als basis voor gezondheidsbeleid Werken aan volksgezondheid is in Nederland een wettelijke taak van de overheid. Een van de belangrijkste grondslagen hiervoor is de Wet publieke gezondheid (Wpg). Volgens deze wet hebben gemeenten specifieke taken op het gebied van gezondheidsbescherming, ziektepreventie en gezondheidsbevordering. In 2002 is de verhouding tussen landelijke en lokale overheid vastgelegd in een vierjarige preventiecyclus (figuur 1.1). In deze cyclus stelt de rijksoverheid eens per vier jaar beleidsprioriteiten vast, die de kaders vormen waar binnen gemeenten verantwoordelijk zijn voor de ontwikkeling en uitvoering van lokaal beleid. De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) toetst aan dit beleid de stand van zaken van de openbare gezondheidszorg (OGZ). Het resultaat van de IGZ staat beschreven in de ‘Staat van de Gezondheidszorg 2010’. Tegelijk met de resultaten van de IGZ is de nationale Volksgezondheid Toekomst Verkenning (VTV) 2010 uitgekomen met de titel ‘Van gezond naar beter’. De nationale VTV geeft, op basis van epidemiologische analyses, inzicht in diverse aspecten van de gezondheidstoestand van Nederlanders, zoals: • de (vermijdbare) oorzaken van gezondheidsverlies; • de ontwikkeling in de behoefte aan zorg evenals het gebruik en de kosten daarvan; • de mogelijkheden voor verbetering van de gezondheid door preventie/zorg en de kosten daarvan; • de kansen, bedreigingen en dilemma’s in de toekomst. De resultaten zijn terug te vinden in het Nationaal Kompas Volksgezondheid en de Nationale Atlas Volksgezondheid (www.nationaalkompas.nl en www.zorgatlas.nl). De rapportages van de VTV 2010 zijn te vinden via www.vtv2010.nl. De VTV bevat tevens kernboodschappen gericht aan het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en vormt zo samen met het rapport van de IGZ de basis voor het landelijke volksgezondheidsbeleid, beschreven in de Rijksnota. Met de komst van de preventiecyclus in 2002 zijn gemeenten wettelijk verplicht een lokale nota gezondheidsbeleid te maken. De nota dient een epidemiologische analyse te bevatten van de gezondheidstoestand van de bevolking. Om die reden is gestart met de ontwikkeling van de regionale VTV, die epidemiologische analyses met kernboodschappen bevat en op lokaal 16
IGZ Staat van de openbare Gezondheidszorg
Wet Publieke Gezondheid
Rijksnota Prioriteiten voor collectieve preventie
Gemeentelijke nota’s Lokaal gezondheidsbeleid
Figuur 1.1: De vierjarige preventiecyclus voor Nederlands gezondheidsbeleid.
niveau een integraal beeld van de gezondheidstoestand geeft (Poos & Eysink, 2010a, 2010b). De regionale VTV vormt, samen met de Rijksnota, de basis voor het lokale volksgezondheidsbeleid. Dit biedt input voor de onderbouwing, evaluatie en bijsturing van gezondheidsbeleid en daaraan gerelateerd beleid vanuit onder andere de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).
Regionale VTV ook als ondersteuning van andere beleidsterreinen Volgens de definitie van de World Health Organization (WHO) is gezondheid een toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en maatschappelijk welzijn en niet slechts de afwezigheid van ziekten en andere lichamelijke gebreken. Uitgaande van deze brede definitie zijn gezondheid en maatschappelijke participatie onlosmakelijk met elkaar verbonden (Walg, 2006). Informatie voor gezondheidsbeleid bevat daarom ook informatie voor Wmo-beleid en omgekeerd. Daarnaast is de informatie uit de regionale VTV ook relevant voor bijvoorbeeld ouderenbeleid, jeugdbeleid en andere beleidsterreinen die een raakvlak hebben met gezondheid en zorg. Feitelijk is gezondheidsbeleid zo breed dat je niet om een integrale benadering heen kunt. Afstemming met andere beleidsterreinen is onontkoombaar.
VTV verbetert afstemming gezondheidsinformatie en beleid Een continue verzameling, bewerking en actualisering van gezondheidsinformatie vormt de basis van zowel de nationale als de regionale VTV.
17
1
Gezondheid InZicht
De nationale VTV sluit steeds beter aan bij de beleidsvragen van de overheid, zoals te zien is in de Rijksnota van VWS. Dit succes is mede te danken aan de goed gedefinieerde rol en positie van de VTV binnen de preventiecyclus. De aansluiting is ook verbeterd door een goede interactie tussen het RIVM en de diverse onderzoeksgroepen en beleidsmakers tijdens het realiseren van de VTV. Om de aansluiting van gezondheidsinformatie en -beleid in Zuid-Holland Zuid verder te verbeteren, heeft de GGD besloten een regionale VTV te maken. Het concept van de regionale VTV is ontwikkeld door de GGD Hart voor Brabant en de GGD West-Brabant in samenwerking met het RIVM en TRANZO/Universiteit van Tilburg (Van Bon-Martens et al., 2006a, 2006b). Deze regionale VTV’s werden door gemeenten en zorgaanbieders goed ontvangen. Ze ondersteunen hen bij het maken van strategische beleidskeuzes (Jeeninga et al., 2008).
Conceptueel model landelijke VTV vormt basis voor regionale VTV In het VTV-model van het RIVM wordt de gezondheidstoestand opgevat als de uitkomst van een multicausaal proces met diverse determinanten (bepalende factoren). Dit model is een uitwerking van het model van de Canadese minister Marc Lalonde (Lalonde, 1974) dat de volksgezondheid centraal stelt te midden van vier groepen van determinanten: • endogene of persoonsgebonden eigenschappen (genetisch, biologisch); • leefstijl; • fysieke en sociale omgeving; • gezondheidszorg (inclusief preventie). Het VTV-model geeft meer expliciet de verschillende (causale) relaties weer, zoals de interacties tussen de determinantgroepen en de verschillende soorten preventieve interventies. Figuur 1.2 toont dit model. Hierin is ook weergegeven dat de gezondheidstoestand van invloed is op zorggebruik en kosten. Het model rekent demografische, economische, technologische en sociaal-culturele ontwikkelingen tot autonome ontwikkelingen van buiten het domein van de volksgezondheid. Het kan daarbij zowel gaan om kwalitatieve als kwantitatieve informatie. Zo worden de noodzaak van infectieziektebestrijding en de stand van zaken op gebied van gezondheidsbevordering en -beleid kwalitatief beschreven. Voorbeelden van typisch kwantitatieve informatie zijn de incidentie of prevalentie van een bepaalde aandoening, het percentage mensen met voldoende lichamelijke activiteit en het percentage gevaccineerde kinderen.
1
De regionale Volksgezondheid Toekomstverkenning in Zuid-Holland Zuid
Beleid
Beleid andere terreinen
Gezondheids(zorg)beleid
Externe ontwikkelingen
Determinanten van gezondheid
Demografie
Omgeving
Preventie
Fysiek
Gezondheidsbescherming
Sociaal
Gezondheidsbevordering
Economie
Preventie en zorg
Ziektepreventie
Sociaal-culturele ontwikkelingen
Zorg
Leefstijl
Interventies cure/care
Technologie Ruimte
Persoonsgebonden factoren
Gebruik Kosten
Gezondheidstoestand Ziekten en aandoeningen Functioneren en kwaliteit van leven Mortaliteit Gezonde levensverwachting
Figuur 1.2: Het uitgewerkte conceptuele model van de volksgezondheid (Bron: De Hollander et al., 2006).
18
19
1
Gezondheid InZicht
1.2 Totstandkoming van de regionale VTV Zuid-Holland
Zuid
Regionale VTV Zuid-Holland Zuid ontwikkeld door de GGD Zuid-Holland Zuid Voor het vaststellen van de thema’s van de regionale VTV is in eerste instantie uitgegaan van het VTV-model zoals beschreven in de vorige paragraaf. Vervolgens zijn op basis van eerdere regionale VTV’s en in overleg met een afvaardiging van de beleidsmedewerkers volksgezondheid (begeleidingscommissie) uit de regio Zuid-Holland Zuid de uiteindelijke thema’s vastgesteld. De indicatoren behorende bij de thema’s sluiten aan bij de Europese indicatoren (European Community Health Indicators), de prestatie indicatoren van de Inspectie voor de Gezondheidszorg en bij de indicatoren gebruikt voor de Lokale en Nationale Monitors Gezondheid. Voor de verzameling van de gegevens is gebruik gemaakt van informatie uit de eigen bedrijfsprocessen (bijvoorbeeld afkomstig van de afdeling jeugdgezondheidszorg en infectieziektebestrijding), gegevens uit onderzoek (zoals enquêtes en monitors onder bepaalde bevolkingsgroepen), maar ook evaluatieonderzoek en informatie uit andere bronnen, zowel landelijk als regionaal (zoals CBS-doodsoorzakenstatistieken en gegevens van CAK). Bij het ‘vertalen’ van de landelijke cijfers naar de regio Zuid-Holland Zuid is nauw samengewerkt met het RIVM. Bij de totstandkoming van de regionale VTV Zuid-Holland Zuid is dankbaar gebruik gemaakt van informatie uit de door andere GGD’en uitgebrachte publicaties, de toolkit (www.toolkitvtv.nl), de nationale VTV en adviezen van het RIVM.
Regionale VTV Zuid-Holland Zuid heeft twee eindproducten De regionale VTV Zuid-Holland Zuid bestaat uit twee eindproducten: 1. Een regionaal rapport met de huidige gezondheidstoestand en de factoren die hierop van invloed zijn. Het rapport bevat een vergelijking van nationale, regionale en lokale gezondheidscijfers, de betekenis van epidemiologische bevindingen voor het beleid en waar mogelijk verwachte toekomstige ontwikkelingen. 2. Een lokaal rapport per gemeente in Zuid-Holland Zuid met de belangrijkste gezondheidsproblemen, de belangrijkste oorzaken van ongezondheid, het huidige beleid in de betreffende gemeente en de mogelijkheden voor verbetering.
De regionale Volksgezondheid Toekomstverkenning in Zuid-Holland Zuid
1
aanpak schuilt in twee aspecten: ten eerste heeft iedere GGD bepaalde basisinformatie in de regionale VTV opgenomen. Dit komt de onderlinge vergelijkbaarheid van de regionale VTV’s ten goede en het maakt de regionale VTV’s interessanter voor zorgaanbieders die in meerdere GGD-regio’s werken. Ten tweede hebben GGD’en gezamenlijk gegevens over zorgbehoefte en zorggebruik verzameld en geanalyseerd, waarbij zoveel mogelijk gebruik is gemaakt van landelijke databestanden. In eerdere regionale VTV’s van andere regio’s zijn deze gegevens beperkt meegenomen. Door de samenwerking op dit vlak is een inhoudelijke verdiepingsslag gemaakt.
Vergelijkbaarheid binnen Zuid-Holland Zuid kent beperkingen Sinds 1 januari 2010 is de GGD regio Zuid-Holland Zuid uitgebreid met de Hoeksche Waard en bestaat nu uit drie subregio’s: Drechtsteden, Alblasserwaard-Vijfheerenlanden en Hoeksche Waard. De reden hiervoor is dat de GGD Zuid-Hollandse Eilanden is opgeheven, waarbij de subregio Hoeksche Waard bij de GGD Zuid-Holland Zuid is gevoegd en de overige subregio’s van de GGD Zuid-Hollandse Eilanden bij GGD Rotterdam-Rijnmond. De GGD-regio’s ZuidHolland Zuid en Rotterdam-Rijnmond zijn daardoor congruent aan de veiligheidsregio’s Zuid-Holland Zuid en Rotterdam-Rijnmond. Voor de rVTV had deze samenvoeging consequenties. Ten eerste zijn op sommige onderdelen geen gegevens beschikbaar voor de gehele regio Zuid-Holland Zuid, maar wel op subregioniveau. In dat geval worden de gegevens dan ook per subregio weergegeven. Ten tweede zijn de gegevens van de drie subregio’s niet altijd één op één vergelijkbaar, omdat in de Hoeksche Waard bijvoorbeeld een andere wijze van gegevensverzameling is gebruikt dan in de Drechtsteden en Alblasserwaard-Vijfheerenlanden. Dit is onder andere het geval op het gebied van jeugd. De gegevens uit de gezondheidsenquête 2009 onder volwassenen en ouderen zijn bijvoorbeeld wél voor alle drie de subregio’s vergelijkbaar, omdat hiervoor al in een vroeg stadium samenwerking is gezocht tussen de toenmalige GGD Zuid-Hollandse Eilanden en de GGD Zuid-Holland Zuid.
Vergelijkbaarheid regionale VTV’s in provincie Zuid-Holland vergroot door samenwerking Tijdens de ontwikkeling van de regionale VTV is samengewerkt met andere GGD’en in ZuidHolland, met uitzondering van de GGD Den Haag. De meerwaarde van deze gezamenlijke 20
21
1
Gezondheid InZicht
De regionale Volksgezondheid Toekomstverkenning in Zuid-Holland Zuid
1
1.3 Toekomst van de regionale VTV Zuid-Holland Zuid
1.4
Naar een onderzoeksagenda voor de komende jaren
In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de demografische kenmerken van Zuid-Holland Zuid. De demografie is één van de externe factoren die mede de gezondheidstoestand van de bevolking bepalen en waar weinig invloed op uit te oefenen is. Door naar de demografie te kijken, is het mogelijk gezondheidsverschillen te verklaren.
De GGD Zuid-Holland Zuid wil haar rol als kennismakelaar op het vlak van gezondheidsbeleid in de toekomst verder versterken, bijvoorbeeld door goede samenwerking met andere instellingen in de regio Zuid-Holland Zuid en door te zorgen voor een meer sluitende informatieverzameling. Bij de informatieverzameling gelden de volgende aandachtspunten: • Informatie moet transparant, van goede kwaliteit en compleet zijn. Daar waar mogelijk moet worden gestreefd naar de inzet van uniforme meetinstrumenten (zoals de landelijke monitors Jeugdgezondheid, Volwassenen en Ouderen) en harmonisatie van registraties. • Systematische gegevensverzameling over een langere periode is noodzakelijk om goede trendinformatie boven de tafel te krijgen. • Informatie zou bij voorkeur op lokale schaal beschikbaar moeten zijn. Dat is nog niet binnen alle registraties haalbaar. • Ook waar het gaat om informatie over de uitvoering van preventie en zorg valt er nog een slag te maken. Uitwisseling van gegevens met andere partijen zoals eerstelijnszorg, ziekenhuizen en verzekeringsmaatschappijen kan uitgebreid worden. Daarnaast is meer inzicht nodig welke maten het beste gebruikt kunnen worden om preventie en zorg te beschrijven (Van Bon-Martens et al., 2008). • Bij de informatieverzameling is het belangrijk rekening te houden met de geldende privacywetgeving. Zo kunnen gegevens waarvoor een medisch beroepsgeheim geldt alleen geanonimiseerd beschikbaar worden gesteld voor beleidsdoeleinden. • Om de ‘witte vlekken’ in beleidsinformatie te kunnen invullen, is soms extra inspanning vereist. Dat moet geregisseerd en gefaciliteerd worden. Gemeenten kunnen hierin de rol van aanjager en opdrachtgever opnemen en organisaties aanmoedigen om hun gegevens te delen.
Leeswijzer
In de volgende hoofdstukken van deze regionale VTV komen achtereenvolgens aan bod: • de gezondheidstoestand van de bevolking (hoofdstuk 3); • de factoren die direct van invloed zijn op die gezondheidstoestand, zoals de leefstijl en de sociale en fysieke leefomgeving (hoofdstuk 4); • hoe op de gezondheidstoestand kan worden ingespeeld (en hoe dit al gebeurt) via preventie en zorg (hoofdstuk 5); • de mogelijkheden die gemeenten hebben om te komen tot effectief gezondheidsbeleid (hoofdstuk 6); • de verwachte ontwikkelingen in het voorkomen van ziekten en aandoeningen en in het zorggebruik in de komende tien jaar (hoofdstuk 7).
Regionale VTV als kapstok voor toegankelijke en samenhangende gezondheidsinformatie Deze eerste regionale VTV heeft al veel opgeleverd. Zo is duidelijk geworden welke informatie beschikbaar is en welke nog niet. Ook de dialoog tussen beleidsmakers, onderzoekers, gezondheidsbevorderaars en artsen over de relevantie van informatie is op gang gebracht. Werken met het VTV-concept is daarmee een goede kapstok gebleken voor het verzamelen, in samenhang bestuderen en presenteren van gezondheidsinformatie. De werkwijze geeft richting aan de onderzoeksagenda voor de komende jaren en de interactieve manier waarop die tot stand dient te komen. Met deze rapportage is een eerste integraal beeld neergezet van de gezondheidssituatie in Zuid-Holland Zuid dat de komende jaren op onderdelen verder moet worden aangescherpt. Voortzetting van deze werkwijze is nodig voor een stevigere onderbouwing van gezondheidsbeleid in Zuid-Holland Zuid. Het opnemen van de regionale VTV in de beleidscyclus volksgezondheid is daarvoor essentieel.
22
23
1
Gezondheid InZicht
Literatuur en websites Bon-Martens MJH van, Eck ECM van, Hogendoorn SM, Hoogen PCW van den, Oers JAM van. Gezondheid telt! in Hart voor Brabant. Regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2006. ’s-Hertogenbosch: GGD Hart voor Brabant, 2006a. Bon-Martens MJH van, Eck ECM van, Hogendoorn SM, Hoogen PCW van den, Oers JAM van. Gezondheid telt! in West-Brabant. Regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2006. Breda: GGD West-Brabant, 2006b. Bon-Martens MJH van, Goede J de, Goor LAM van de, Oers JAM van. De regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning. Resultaten van de ontwikkeling in twee Brabantse regio’s. TSG, 2008 (86), nummer 5 (pagina 249260). Hollander AEM de, Hoeymans N, Melse JM, Oers JAM van, Polder JJ. Zorg voor gezondheid. Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2006. RIVM-rapport nr. 270061003. Bilthoven: RIVM, 2006. Jeeninga W, Bon-Martens MJH van, Boverhof MWE, Eck ECM van, Hogendoorn SM, Klingenberg H, Oers JAM van. Evaluatie ontwikkeling Regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2006 Hart voor Brabant en WestBrabant. Tilburg: Universiteitsdrukkerij UvT, 2008. Lalonde M. A new perspective on the health of Canadians: a working document. Ottawa: Government of Canada, 1974. Poos MJJC, Eysink PED. Waarom een regionale VTV? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Toolkit regionale VTV. Bilthoven: RIVM, Doel en definitie, 25 februari 2010a. Poos MJJC, Eysink PED. Wat is een regionale VTV? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Toolkit regionale VTV. Bilthoven: RIVM, Doel en definitie, 25 februari 2010b. Walg CB. Relatie tussen WCPV en de Wmo. Kansen voor de openbare gezondheidszorg! Deventer: GGD Gelre-IJssel, 2006.
24
2
Kenmerken van de bevolking
in Zuid-Holland Zuid
2
Gezondheid InZicht
De regio Zuid-Holland Zuid kent een grote verscheidenheid aan demografische en (sociaal-) geografische kenmerken. Deze verschillende kenmerken spelen, elk op hun eigen wijze, een rol in de gezondheidssituatie van de inwoners van Zuid-Holland Zuid. In dit hoofdstuk worden de demografische kenmerken beschreven.
Kenmerken van de bevolking in Zuid-Holland Zuid
2
Aantal inwoners per km2 l 1.100 - 3.360 l 500 - 1.100 l 280 - 500 l 180 - 280
2.1
Zuid-Holland Zuid, een regio vol diversiteit
l 140 - 180
Introductie van de regio Zuid-Holland Zuid De regio Zuid-Holland Zuid (de regio voor deze rVTV) bestaat uit negentien gemeenten en uit ongeveer 64 steden, dorpen of woonkernen. De negentien gemeenten zijn onder te verdelen in drie subregio’s: Hoeksche Waard, Drechtsteden en Alblasserwaard-Vijfheerenlanden (tabel 2.1). Hoeksche Waard De Hoeksche Waard is één van de Zuid-Hollandse eilanden, maar wordt vaak ook beschouwd als een waard (vlak land in een rivierengebied). Het gebied bestaat voornamelijk uit polders en wordt omsloten door het Haringvliet (zuidelijk), het Hollands Diep (zuidelijk), de Dordtse Kil (oostelijk), de Oude Maas (noordelijk) en het Spui (westelijk). De Hoeksche Waard bestaat overwegend uit agrarisch gebied, de totale oppervlakte is 324 km2. Drie van de vijf gemeenten behoren tot het platteland. De Hoeksche Waard heeft ruim 85.000 inwoners (CBS-StatLine; VVV Hoeksche Waard, 2009; Hoeksche Waard-plaza, 2009). Drechtsteden De gemeenten uit de Drechtsteden behoren tot (zeer) sterk stedelijk gebied. Van de drie subregio’s hebben de Drechtsteden de kleinste oppervlakte, namelijk 169 km2, maar veruit het hoogste inwoneraantal: 263.065 inwoners. De Drechtsteden zijn gelegen aan de zuidrand van de Randstad en vormen een knooppunt van water, spoor en wegen tussen Rotterdam, Breda en Antwerpen. De zes gemeenten zijn omgeven door natuurgebieden (CBS-StatLine; Drechtsteden, 2009). Ablasserwaard-Vijfheerenlanden De Alblasserwaard-Vijfheerenlanden is een karakteristiek onderdeel van het Zuid-Hollandse landschap; weids en open polderland aan de zuidflank van het Groene Hart. Er is relatief veel landbouw, groen, rust en ruimte. Vier van de acht gemeenten behoren tot het platteland. Toch kent deze regio ook gemeenten die behoren tot (zeer) sterk stedelijk gebied, namelijk Leerdam en Gorinchem. De Alblasserwaard-Vijfheerenlanden heeft bijna 130.000 inwoners (CBSStatLine; Landschapsplan, 2009).
26
Figuur 2.1: Bevolkingsdichtheid per gemeente in de regio Zuid-Holland Zuid op 1 januari 2009 (Bron: CBS-StatLine). De gemeentenamen zijn te vinden op de binnenkant van de kaft.
Zuid-Holland Zuid: van dunbevolkt tot zeer dichtbevolkt gebied Op 1 januari 2009 telde de regio Zuid-Holland Zuid 478.088 inwoners. Van de negentien gemeenten is Dordrecht qua aantal inwoners de grootste gemeente. Bijna een kwart van de bevolking uit de regio woont in Dordrecht. Daarop volgen Zwijndrecht, Gorinchem en Papendrecht; hier woont respectievelijk 9, 7 en 7% van de bevolking. De kleinste gemeente is Strijen met bijna 9.000 inwoners. De bevolkingsdichtheid varieert van 140 inwoners per km2 in Korendijk en 147 in Graafstroom tot 3.353 in Papendrecht en 2.423 in Hendrik-Ido-Ambacht. Ter vergelijking: in heel Nederland bedraagt de bevolkingsdichtheid 489 inwoners per km2 (CBS-StatLine) (figuur 2.1).
Zuid-Holland Zuid even vergrijsd als Nederland Op 1 januari 2009 had de regio Zuid-Holland Zuid 15% 65-plussers, dit is gelijk aan het Nederlandse gemiddelde. Binnen de regio Zuid-Holland Zuid heeft Zwijndrecht het hoogste percentage 65-plussers (18%) en Nieuw-Lekkerland het laagste percentage (12%) (CBS-StatLine). In de bevolkingspiramide van de regio Zuid-Holland Zuid (figuur 2.2) is de afname van het aantal 20- tot en met 34-jarigen goed te zien. In figuur 2.3 is te zien dat deze afname vooral plaatsvindt in de Alblasserwaard-Vijfheerenlanden en de Hoeksche Waard. De Alblasserwaard-Vijfheerenlanden heeft relatief veel 0- tot en met 19-jarigen. De Hoeksche Waard heeft relatief veel 50- tot en met 64-jarigen. De subregio Drechtsteden wijkt nauwelijks af van de trend in Nederland (CBS-StatLine). 27
2
Gezondheid InZicht
leeftijd
percentage
mannen vrouwen
9
95+ 90-94 85-89 80-84 75-79 70-74 65-69 60-64 55-59 50-54 45-49 40-44 35-39 30-34 25-29 20-24 15-19 10-14 5-9 0-4
8 7 6 5 4 3 2 1 0
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
leeftijd (jaren) 10
8
6
4
2
0
2
4
6
8
10
percentage
l Drechtsteden l Hoeksche Waard l Alblasserwaard-Vijfheerenlanden l Nederland
Figuur 2.2: Bevolkingsopbouw in de regio Zuid-Holland Zuid op 1 januari 2009 (Bron: CBS-StatLine).
Figuur 2.3: Procentueel aandeel van de bevolking per leeftijdsklasse: Hoeksche Waard, Drechtsteden, Alblasserwaard-Vijfheerenlanden en Nederland op 1 januari 2009 (Bron: CBS-StatLine).
Grote verschillen tussen regio’s en gemeenten in bevolkingsopbouw
Niet-westerse allochtonen vooral in stedelijke gebieden
Verschillen in bevolkingsopbouw van gebieden worden ook wel uitgedrukt in demografische druk: de optelsom van groene druk en grijze druk (zie tekstblok 2.1). Het gaat bij deze gegevens om de verhouding tussen het aantal jeugdigen van 0 tot en met 19 jaar en/of ouderen vanaf 65 jaar op het aantal 20- tot en met 64-jarigen. De groene druk in de regio Zuid-Holland Zuid was op 1 januari 2009 42% en de grijze druk 26%. Daarmee komt de totale demografische druk op 68%. In heel Nederland is dit 64%, waarvan 39% groene druk en 25% grijze druk. Daarmee wijkt Zuid-Holland Zuid nauwelijks af van het Nederlandse gemiddelde.
Op 1 januari 2009 was 7% van de inwoners van Zuid-Holland Zuid westers allochtoon en 9% niet-westers allochtoon. Dit is beide iets lager dan het landelijke gemiddelde. Toch kent de regio Zuid-Holland Zuid ook gemeenten met relatief veel niet-westerse allochtonen. Dit betreft vooral de drie grootste gemeenten qua inwoneraantallen: in Dordrecht, Zwijndrecht en Gorinchem gaat het om respectievelijk 17, 11 en 14% van de bevolking. Daarnaast kent ook Leerdam een vrij hoog percentage niet-westerse allochtonen: 13%. Dit zijn veelal Turken, maar ook het percentage westerse allochtonen en overige niet-westerse allochtonen is vrij hoog in Leerdam. In vergelijking met Nederland als geheel hebben Zwijndrecht, Dordrecht, Gorinchem en Leerdam een hoog percentage Turken. In vergelijking met heel Nederland zijn Marokkanen oververtegenwoordigd in Gorinchem en Antillianen en Arubanen in Dordrecht (CBS-StatLine).
Er bestaan grote verschillen in bevolkingsopbouw tussen de subregio’s van Zuid-Holland Zuid en de afzonderlijke gemeenten. Zo heeft de Hoeksche Waard de laagste totale demografische druk, namelijk 65%, waarvan 40% groene druk en 25% grijze druk. De Alblasserwaard-Vijfheerenlanden kent de hoogste druk, namelijk 71%, voornamelijk veroorzaakt door de groene druk (46%). Ook op gemeenteniveau zijn deze verschillen terug te vinden. Zwijndrecht kent de hoogste grijze druk van 31%. Nieuw-Lekkerland heeft de hoogste groene druk (58%) (tabel 2.1).
28
2
Kenmerken van de bevolking in Zuid-Holland Zuid
Hoewel er geen eenduidige relatie is tussen etniciteit en gezondheid, is de gezondheidstoestand van allochtonen over het algemeen minder goed dan die van autochtone Nederlanders. Sommige gezondheidsproblemen komen vaker voor bij allochtonen en andere minder vaak (Van der Lucht & Foets, 2008). 29
2
Gezondheid InZicht
Kenmerken van de bevolking in Zuid-Holland Zuid
2.2
Naast de in paragraaf 2.1 genoemde biologische verschillen in bevolkingsopbouw bestaan in de bevolking ook verschillen in opleiding, beroep of inkomen. Dit wordt ook wel maatschappelijke ongelijkheid, gelaagdheid of sociale stratificatie genoemd. De positie van mensen in de sociale stratificatie wordt sociaaleconomische status (ses) genoemd.
Alblasserdam 18.839 27 56 17 48 30 7 6 Dordrecht 118.408 24 61 15 39 24 10 17 Hendrik-Ido- 25.881 28 58 13 48 23 6 5 Ambacht Papendrecht 31.730 24 60 16 41 27 6 7 Sliedrecht 23.895 25 58 17 42 29 8 7 Zwijndrecht 44.312 23 59 18 38 31 7 11 Drechtsteden 263.065 24 60 16 41 26 8 12 Binnenmaas Cromstrijen Korendijk Oud-Beijerland Strijen Hoeksche Waard
28.862 12.837 10.925 23.732 8.972 85.328
23 23 25 26 24 24
62 61 60 60 62 61
16 16 15 14 14 15
37 38 42 44 39 40
26 26 25 23 23 25
5 5 4 6 5 5
3 2 2 3 2 3
Giessenlanden 14.411 26 60 14 44 24 4 1 Gorinchem 34.554 24 61 15 40 25 9 14 Graafstroom 9.808 32 55 13 57 24 2 1 Hardinxveld- 17.538 28 57 15 50 26 3 2 Giessendam Leerdam 20.732 25 59 16 43 26 8 13 Liesveld 9.728 29 58 13 50 22 3 2 Nieuw-Lekkerland 9.525 32 56 12 58 21 4 2 Zederik 13.399 28 58 14 48 25 3 2 Alblasserwaard- 129.695 27 59 14 46 24 6 7 Vijfheerenlanden Zuid-Holland Zuid Nederland
30
478.088
25
60
15
42
26
7
9
16.485.787
24
61
15
39
25
9
11
Sociaaleconomische status
Sociaaleconomische status inwoners vrij gemiddeld
Grijz e druk (%) Wes allo terse c (%) htonen Niet allo -wester c (%) htonense
Gro en druk e (%)
65+ (%)
(%) jaar 20-6 5
A an t inw al one rs
0-19 jaar (%)
Tabel 2.1: Demografische kenmerken op 1 januari 2009 naar gemeente, regio en subregio in vergelijking tot heel Nederland (Bron: CBS-StatLine).
2
In figuur 2.4 is de geografische spreiding van de sociaaleconomische status in Zuid-Holland Zuid weergegeven per viercijferig postcodegebied. De ses-score is berekend door het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) (Knol, 1998). Het SCP gebruikt voor de score vier variabelen: gemiddeld inkomen, het percentage huishoudens met een laag inkomen, het percentage inwoners zonder betaalde baan en het percentage huishoudens met gemiddeld een lage opleiding. Wat opvalt, is dat de ses-scores in Zuid-Holland Zuid gemiddeld en midden-hoog zijn. In Gorinchem, Leerdam, Dordrecht en Zwijndrecht komt een aantal postcodegebieden voor waar sprake is van een lage tot zeer lage sociaaleconomische status. Het feit dat mensen met een zeer lage sociaaleconomische status binnen postcodegebieden (ofwel wijken) in deze gemeenten clusteren, wil niet zeggen dat in andere gemeenten geen mensen met een (zeer) lage sociaaleconomische status wonen. Deze wonen echter wellicht meer verspreid over de gemeenten (Deuning & Roedig, 2006). Verschillen in sociaaleconomische status zijn van belang vanwege de relatie met de gezondheidstoestand en met determinanten van gezondheid (zie ook hoofdstuk 3 en hoofdstuk 4).
Relatief meer laagopgeleiden in Zuid-Holland Zuid Ten opzichte van heel Nederland heeft de regio Zuid-Holland Zuid een laagopgeleide beroepsbevolking. Het gaat om personen van wie basisonderwijs, mavo, vmbo of onderwijs van vergelijkbaar niveau de hoogst voltooide opleiding is. Het aandeel van personen met een lage opleiding is 37%, terwijl dit landelijk 33% is (Roedig, 2008; GHE 2009). Vooral in Nieuw-Lekkerland en Leerdam wonen veel laagopgeleiden (42%), terwijl in Oud-Beijerland juist weinig laagopgeleiden wonen (30%) (GHE 2009). In 2007 volgde bijna 60% van de tweedeklassers in Zuid-Holland Zuid voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) en ruim 40% volgde een havo/vwo-opleiding (JGZ; JIS).
Grote verschillen in percentages achterstandsleerlingen per gemeente
Achterstandsleerlingen zijn leerlingen die een ‘gewicht’ krijgen toegekend, omdat ze ouders hebben met een laag opleidingsniveau en (voor allochtonen) een laag beroepsniveau. De scholen van deze leerlingen ontvangen extra personele en materiële ondersteuning, vanwege het uitgangspunt dat kinderen met een ‘gewicht’ een groter risico lopen op achterstanden en 31
2
Gezondheid InZicht
sociaaleconomische statusscore l zeer hoog l hoog l midden hoog l gemiddeld l midden laag l laag l zeer laag
Kenmerken van de bevolking in Zuid-Holland Zuid
2
In Nederland was dit 21.600 euro. In Alblasserdam, Dordrecht, Gorinchem, Leerdam, NieuwLekkerland en Sliedrecht lag het gemiddeld inkomen per huishouden lager dan het landelijk gemiddelde. Binnenmaas, Giessenlanden en Graafstroom hebben de hoogste huishoudinkomens, gemiddeld boven de 24.000 euro per huishouden. Uit de Gezondheidsenquête 2009 blijkt dat 15% van de inwoners uit de regio Zuid-Holland Zuid moeite heeft rond te komen van het huishoudinkomen. De beroepsbevolking geeft dit vaker aan dan de 65-plussers (17 ten opzichte van 10%). In Dordrecht, Leerdam en Alblasserdam geven de meeste mensen aan moeite te hebben rond te komen van het huishoudinkomen, respectievelijk 20, 18 en 18% (GHE 2009). Dordrecht kent het hoogste percentage kinderen van 0 tot en met 17 jaar in een uitkeringsgezin (8,0%). Zwijndrecht volgt met 5,5% en Gorinchem met 4,6%. Het landelijke gemiddelde is 5,5% (Verwey-Jonker Instituut, 2010). Landelijk gezien woont 16,6% van de kinderen in een achterstandswijk. In Dordrecht en Leerdam is dit met bijna één op de drie kinderen aanzienlijk hoger, het gaat hier om 7.220 respectievelijk 1.380 kinderen (Verwey-Jonker Instituut, 2010).
Grote verschillen in aantallen eenpersoonshuishoudens Figuur 2.4: Sociaaleconomische statusscore per viercijferig postcodegebied in Zuid-Holland Zuid in 2006 (Bron: SCP). De gemeentenamen zijn te vinden op de binnenkant van de kaft.
dat meer voorzieningen nodig zijn om die achterstanden te voorkomen. In Dordrecht en Leerdam is het percentage achterstandsleerlingen met bijna 25% van de leerlingen het hoogste in de regio Zuid-Holland Zuid. Dit is hoger dan het Nederlandse gemiddelde van 16% (Verwey-Jonker Instituut, 2010). Ook in Gorinchem (20%) en Sliedrecht (18%) bevinden zich relatief veel achterstandsleerlingen, terwijl in Oud-Beijerland en Cromstrijen slechts 5 en 6% van de leerlingen behoort tot de groep achterstandsleerlingen.
Armoede in regio Zuid-Holland Zuid ongelijk verdeeld Ongeveer 7% van de huishoudens in de regio Zuid-Holland Zuid ontving op 1 januari 2006 een inkomen dat onder of rond het sociaal minimum lag. In Nederland was dit 9%. Het betreft in de regio Zuid-Holland Zuid ruim 13.000 huishoudens, waarvan het overgrote deel zich in de Drechtsteden bevindt (68%) (CBS-StatLine). Onder de huishoudens waarbij het inkomen onder het sociaal minimum lag, zijn relatief veel eenpersoonshuishoudens en eenoudergezinnen. Huishoudens worden gekenmerkt als onder of rond het sociaal minimum wanneer het besteedbaar huishoudinkomen lager is dan 105% van het sociaal minimum. Het sociaal minimum is gelijk aan het bijstandsniveau en vanaf 65 jaar aan het AOW-niveau (CBS-StatLine).
Op 1 januari 2009 waren er in Zuid-Holland Zuid 199.992 huishoudens, waarvan 30% bestond uit alleenstaanden. Dit is lager dan landelijk (36%). Binnen de regio zijn er grote verschillen. Zo heeft Dordrecht een percentage alleenstaanden van 38%, terwijl in Graafstroom slechts 20% van de inwoners alleenstaand is. Zowel het aandeel meerpersoonshuishoudens zonder kinderen als met kinderen is in de regio Zuid-Holland Zuid iets hoger dan landelijk, respectievelijk 31 en 38% ten opzichte van 30 en 35% landelijk. Van het totaal aantal huishoudens is 6,2% een eenoudergezin, dit is iets lager dan landelijk (6,5%). De meeste eenoudergezinnen zijn te vinden in Dordrecht (7,8%), Zwijndrecht (6,9%) en Oud-Beijerland (6,7%) (CBS-StatLine). Er is een verband tussen de samenstelling van een huishouden en gezondheid en zorg. Gehuwde mensen leven langer dan nooit-gehuwden en mensen die gescheiden of verweduwd zijn. Gescheidenen en leden van eenpersoonshuishoudens maken meer gebruik van de gezondheidszorg (Verweij et al., 2010).
Het gemiddelde inkomen per huishouden, waarbij rekening wordt gehouden met verschillen in samenstelling van huishoudens, was in de regio Zuid-Holland Zuid 22.400 euro in 2007. 32
33
2
2.3
Gezondheid InZicht
Kerk en religie
Gelovigen overwegend protestants-christelijk In de periode 2000-2002 hing 60% van de Nederlandse bevolking een religie aan. In 1971 bedroeg dit nog 75% (Kostalova, 2008). In de regio Zuid-Holland Zuid is protestants-christelijk de meest voorkomende kerkelijke gezindte in 2009. Zo’n 43% van de bevolking rekent zich hiertoe. In de Alblasserwaard-Vijfheerenlanden rekent meer dan de helft van de inwoners (56%) zich tot het protestants-christelijke geloof (GHE 2009). In de gemeenten Graafstroom en Zederik rekent driekwart van de bevolking zich tot de protestants-christelijke groep. De gemeenten Dordrecht en Binnenmaas vallen op vanwege hun hoge percentages inwoners zonder geloofsovertuiging (respectievelijk 47 en 46%). De regio Zuid-Holland Zuid is een onderdeel van de ‘bible belt’, oftewel bijbelgordel. Dit is een strook van Nederland die zich uitstrekt van Zeeland via de Veluwe naar het noorden, waar relatief veel mensen wonen met een streng gereformeerde of protestantse levensovertuiging. Hun politieke voorkeur is overwegend SGP (Staatkundig Gereformeerde Partij). Afgaande op het percentage SGP-stemmers bij de parlementsverkiezingen in 2010 wonen de meeste strenggelovigen in Nieuw-Lekkerland (25%), gevolgd door Hardinxveld-Giessendam (18%), Korendijk (17%) en Graafstroom (17%) (Zwakhals et al., 2010). Religie is een onderdeel van de sociale omgeving en kan van invloed zijn op de leefstijl en gezondheid van de inwoners.
Kenmerken van de bevolking in Zuid-Holland Zuid
2
Tekstblok 2.1
Begrippen verklaard Demografie Demografie (letterlijk: de beschrijving van de bevolking) omvat de studie naar (ontwikkelingen in) de omvang en samenstelling van de bevolking. De gezondheid van de bevolking hangt onder meer samen met demografische factoren. Voorbeeld: in een gebied met relatief veel ouderen zijn meer chronische gezondheidsproblemen te verwachten. Groene druk De groene druk geeft de verhouding aan tussen het totaal aantal personen van 0 tot en met 19 jaar en de personen in de zogeheten ‘productieve leeftijdsgroep’ van 20 tot en met 64 jaar. De groene druk is een maat voor de ontgroening. Grijze druk De grijze druk geeft de verhouding aan tussen het totaal aantal personen van 65 jaar of ouder en de personen in de leeftijdsgroep van 20 tot en met 64 jaar. De grijze druk is een maat voor de vergrijzing. Demografische druk De som van het aantal personen van 0 tot en met 19 jaar en 65 jaar of ouder in verhouding tot de personen van 20 tot en met 64 jaar. De demografische druk is de som van de ‘groene druk’ en de ‘grijze druk’. De demografische druk wordt ook wel de afhankelijkheidsgraad genoemd: de verhouding tussen het niet-economisch productieve deel van de bevolking en dat deel dat wel (potentieel) economisch actief is. Allochtoon Allochtoon is volgens de definitie van het CBS een persoon van wie tenminste één ouder in het buitenland geboren is. Er wordt in deze rVTV geen onderscheid gemaakt tussen personen die zelf in het buitenland geboren zijn (eerste generatie in Nederland) en personen die in Nederland zijn geboren (tweede generatie). Wel wordt onderscheid gemaakt naar herkomstgroepering: westers en niet-westers. Deze indeling is ingegeven door de grote verschillen in sociaaleconomische en culturele situatie tussen deze groepen. Tot de niet-westerse allochtonen behoren de mensen met als herkomst de landen in de werelddelen Afrika, Latijns-Amerika, Azië (exclusief Indonesië en Japan) of Turkije. Westerse allochtonen vinden hun herkomst in Europese landen (exclusief Turkije), NoordAmerika, Oceanië of in Japan en Indonesië. Particuliere huishoudens Een verzameling van één of meer personen die een woonruimte bewoont en zichzelf daar particulier, dat wil zeggen niet-bedrijfsmatig, voorziet in de dagelijkse levensbehoeften.
34
35
2
Gezondheid InZicht
Het gaat hier dus niet om institutionele huishoudens zoals verpleeghuizen, revalidatiecentra en dergelijke. Maat van stedelijkheid en platteland Het platteland kan worden gedefinieerd aan de hand van de zogenoemde gemiddelde omgevingsadressendichtheid van een gebied. Het CBS bepaalt de graad van stedelijkheid aan de hand van het aantal adressen in een straal van één kilometer rondom een adres. De gemiddelde dichtheid van adressen wordt per km2 berekend, wat resulteert in de omgevingsadressendichtheid. Deze maat zegt iets over de concentratie van menselijke activiteiten in de dagelijkse leefomgeving, door de aanwezigheid van adressen waar wordt gewoond, gewerkt en gewinkeld. Het CBS onderscheidt vijf klassen van stedelijkheid: 1. zeer sterk stedelijk (meer dan 2.500 omgevingsadressen per km²); 2. sterk stedelijk (1.500-2.500 omgevingsadressen per km²); 3. matig stedelijk (1.000-1.500 omgevingsadressen per km²); 4. weinig stedelijk (500-1.000 omgevingsadressen per km²); 5. niet-stedelijk (minder dan 500 omgevingsadressen per km²). De klassen niet- en weinig stedelijk worden hier tot het platteland gerekend. (CBS-Begrippen, NIDI, 2010)
2
Kenmerken van de bevolking in Zuid-Holland Zuid
Literatuur en websites
Deuning CM, Roedig A. Sociaaleconomische status 2006. In:
Zwakhals SLN, Giesbers H, Deuning CM. SGP-stemmers
Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Atlas
2010. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Natio-
Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Beïnvloedende facto-
nale Atlas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Zorgatlas\
ren\ sociale omgeving\ ses, 12 december 2006.
Beïnvloedende factoren\ sociale omgeving\ stemgedrag,
Drechtsteden. http://drechtsteden.nl (geraadpleegd 11 de-
10 juni 2010.
cember 2009). Hoeksche Waard-plaza. http://www.hoekschewaard-plaza.nl (geraadpleegd 11 december 2009). Knol H. Van hoog naar laag; van laag naar hoog, de sociaalruimtelijke ontwikkeling van wijken in de periode 19711995, SCP Cahier 152. Den Haag: Elsevier Bedrijfsinformatie, 1998. Kostalova B. Religies in Nederland 2000/2003. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationale Atlas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Beïnvloedende factoren\ sociale omgeving\ religie, 14 april 2008. Landschapsplan Alblasserwaard-Vijfheerenlanden. http:// www.landschapsplan.nl (geraadpleegd 11 december 2009). Lucht F van der, Foets M. Allochtonen en gezondheid. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Bevolking\Etniciteit, 4 augustus 2008. NIDI, netherlands interdisciplinary demographic institute. http://www.nidi.nl (geraadpleegd 24 maart 2010). Roedig A. Laagopgeleide beroepsbevolking 2006. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationale Atlas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Beïnvloedbare factoren\ Sociale omgeving\ses, 22 september 2008. Verweij A, Sanderse C, Beer J de. Huishoudenssamenstelling samengevat. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Bevolking en economie\ Huishoudenssamenstelling, 22 maart 2010. Verwey-Jonker Instituut. Kinderen in Tel Databoek 2010. Kinderrechten als basis voor lokaal jeugdbeleid. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut, 2010. VVV Hoeksche Waard, Vereniging voor Vreemdelingenverkeer Hoeksche Waard. http://www.vvvhoekschewaard.nl (geraadpleegd 11 december 2009).
36
37
2
Gezondheid InZicht
3
De gezondheid
in Zuid-Holland Zuid
38
39
3
Gezondheid InZicht
De gezondheid in Zuid-Holland Zuid
3
Kernboodschappen Levensverwachting hoger en sterfte lager in Zuid-Holland Zuid
Veel inwoners met psychische problemen
De levensverwachting in Zuid-Holland Zuid is voor mannen 78,2 jaar en voor vrouwen 82,7 jaar. Dit is voor mannen een derde en voor vrouwen een half jaar langer dan het Nederlands gemiddelde. Hoewel vrouwen een hogere levensverwachting hebben dan mannen, leven mannen langer in goed ervaren gezondheid. Zowel de totale levensverwachting als de gezonde levensverwachting is bij zowel mannen als vrouwen toegenomen. Ook qua sterfte scoort Zuid-Holland Zuid op bijna alle doodsoorzaken gunstiger. Hart- en vaatziekten en kanker zijn de belangrijkste doodsoorzaken, zowel in Zuid-Holland Zuid als in Nederland.
Een deel van de Nederlandse jeugd kampt met psychosociale problematiek, zoals emotionele, sociale en gedragsproblemen. Zo heeft één op de tien 5- en 10-jarigen in de Alblasserwaard-Vijfheerenlanden en in de Drechtsteden een indicatie voor psychosociale problemen. Eén op de tien Nederlanders van twaalf jaar en ouder heeft psychische klachten; Zuid-Holland Zuid wijkt hier met 9% niet van af. Ervaren psychische ongezondheid is vooral onder ouderen hoog. Naast de psychische problematiek is ook eenzaamheid in Zuid-Holland Zuid een omvangrijk probleem.
Eén op drie ouderen heeft lichamelijke beperking
Toename meldingen huiselijk geweld en kindermishandeling
Van de 65-plussers in Zuid-Holland Zuid heeft een derde minimaal één lichamelijke beperking; vrouwen tweemaal vaker dan mannen. Hoe ouder iemand is hoe groter de kans dat iemand te maken heeft met een lichamelijke beperking. Zo hebben drie op de vier 85-plussers een lichamelijke beperking. Zij geven ook het meest aan hun gezondheid als matig tot slecht te ervaren.
In Zuid-Holland Zuid geeft 6% van de volwassenen aan ooit slachtoffer te zijn geweest van huiselijk geweld. Tussen 2007 en 2008 is zowel het aantal meldingen van huiselijk geweld als het aantal meldingen van kindermishandeling enorm toegenomen. De provincie ZuidHolland neemt met 1,3% mishandelde kinderen de eerste plaats in op de rangordelijst van alle Nederlandse provincies. De rangordelijst van Nederlandse gemeenten wordt aangevoerd door Dordrecht en Zwijndrecht. Het hoge aantal meldingen van kindermishandeling en de toename van huiselijk geweld in Zuid-Holland Zuid zou kunnen duiden op een grotere bekendheid van de meldpunten en/of een hogere bereidheid van hulpverleners om te melden.
Hart- en vaatziekten en psychische stoornissen veroorzaken grootste ziektelast De ziekten en aandoeningen met de grootste ziektelast in Nederland zijn coronaire hartziekten, beroerte, angststoornissen, depressie en diabetes mellitus. Coronaire hartziekten en beroerte leiden tot een groot aantal verloren levensjaren door sterfte en tot relatief veel verlies aan kwaliteit van leven. Angststoornissen, diabetes mellitus en depressie zorgen voor veel verlies aan kwaliteit van leven bij veel mensen.
Minder astma in Zuid-Holland Zuid Onder volwassenen zijn hoge bloeddruk en astma de meest voorkomende zelfgerapporteerde aandoeningen. Ten opzichte van Nederland rapporteren inwoners uit Zuid-Holland Zuid minder astma. Bij ouderen (65+) staat hoge bloeddruk op de eerste plaats, gevolgd door gewrichtsslijtage van heupen of knieën en diabetes mellitus.
40
Ook in Zuid-Holland Zuid bestaan sociaaleconomische gezondheidsverschillen Mensen met een laag opleidingsniveau hebben een ruim zes jaar kortere levensverwachting dan hoogopgeleiden in Nederland en leven circa twintig jaar korter in goed ervaren gezondheid. Ook in het vóórkomen van ziekten zijn de verschillen tussen laag- en hoogopgeleiden groot. Op basis van zelfgerapporteerde aandoeningen komen diabetes mellitus, hartaandoeningen, astma en COPD in Nederland en in Zuid-Holland Zuid twee keer zo vaak voor bij laagopgeleiden dan bij hoogopgeleiden.
41
3
Gezondheid InZicht
Gezondheid is een groot goed. Niet alleen door de afwezigheid van ziekte, pijn en lijden, maar ook omdat gezondheid mensen in staat stelt om zo lang mogelijk van het leven te genieten. Gezondheid is niet alleen een doel op zichzelf, maar ook een middel om deel te kunnen nemen aan het maatschappelijke en economische leven. Gezondheid is daarom niet alleen voor individuen van belang; het heeft tevens een maatschappelijke betekenis (tekstblok 3.1). Om lokaal en regionaal gezondheidsbeleid te kunnen ontwikkelen, is kennis van de gezondheidstoestand van de bevolking in de regio essentieel. Het gaat daarbij om antwoorden op vragen als: hoe lang leven we en hoe lang leven we in goede gezondheid? Wat zijn de ziekten en aandoeningen met de grootste impact? Komen in Zuid-Holland Zuid bepaalde ziekten en aandoeningen meer voor dan in andere Nederlandse regio’s en bestaan er in ZuidHolland Zuid verschillen tussen gemeenten?
Tabel 3.1: Levensverwachting, levensverwachting in goed ervaren gezondheid, zonder lichamelijke beperkingen, zonder chronische ziekten en in goede geestelijke gezondheid in Zuid- Holland Zuid en in Nederland over de periode 2005-2008 (Bron: CBS Doodsoorzakenstatistiek). Levensverwachting (in jaren) Totaal In goed ervaren gezondheid Zonder lichamelijke beperkingen Zonder chronische ziekten In goede geestelijke gezondheid
Zuid-Holland Zuid Mannen Vrouwen 78,2* 82,7* 63,7 61,3 68,9 67,3 46,7 38,5 74,9* 71,5
Totaal 80,5 62,6 68,7 42,7 73,5
Nederland Mannen Vrouwen 77,9 82,2 63,3 62,7 69,8 68,2 47,2 39,9 72,7 72,4
Totaal 80,1 63,0 69,0 43,4 72,6
Binnen de volksgezondheid zijn veel aspecten en dimensies te onderscheiden, zoals ziekten, beperkingen en ervaren gezondheid. Vanwege deze veelheid aan maten voor volksgezondheid is het noodzakelijk deze te ordenen. Het conceptuele model voor de volksgezondheid zoals dat in hoofdstuk 1 werd geïntroduceerd geeft een dergelijke ordening. Twee algemene maten die iets zeggen over onze gezondheid zijn levensverwachting en de gezonde levensverwachting (paragraaf 3.1). De basis voor de berekening van levensverwachting vormt het overlijden van mensen, ofwel de sterfte (paragraaf 3.1). Voor de berekening van de gezonde levensverwachting wordt de sterfte gecombineerd met iemands ervaren gezondheid (paragraaf 3.2). Fysieke gezondheid en letsels (paragraaf 3.3), psychische gezondheid (paragraaf 3.4) en sociale gezondheid (paragraaf 3.5) geven inzicht in welke ziekten en aandoeningen verantwoordelijk zijn voor de jaren die niet in gezondheid worden doorgebracht. In paragraaf 3.6 wordt informatie gegeven over ziekten met de grootste ziektelast in Nederland. Dit hoofdstuk wordt afgesloten met informatie over historische trends in ziekten en aandoeningen (paragraaf 3.7).
Als naar de gezonde levensverwachting wordt gekeken, is een aantal verschillen tussen ZuidHolland Zuid en Nederland zichtbaar, maar de meeste verschillen zijn niet significant. Uit de cijfers blijkt dat vrouwen weliswaar een hogere levensverwachting hebben dan mannen, maar dat mannen in Zuid-Holland Zuid langer leven in goed ervaren gezondheid dan vrouwen. Het aantal jaren dat vrouwen langer leven, wordt volledig doorgebracht in minder goed ervaren gezondheid, met lichamelijke beperkingen en chronische ziekten en/of in minder goede geestelijke gezondheid (tabel 3.1). In de helft van de gemeenten in Zuid-Holland Zuid is de levensverwachting hoger dan het gemiddelde in Nederland (tabel 3.2).
3.1
De levensverwachting neemt nog steeds toe
Levensverwachting en sterfte
Deze paragraaf beschrijft de van oudsher belangrijke dimensies van volksgezondheid, namelijk leven en dood; wat is de levensverwachting en hoeveel mensen overlijden aan welke ziekten.
Levensverwachting Zuid-Holland Zuid hoger dan Nederland De gemiddelde levensverwachting in Nederland voor de periode 2005-2008 is 80,1 jaar en voor Zuid-Holland Zuid 80,5 jaar. Ter illustratie: de levensverwachting per GGD-regio varieert van 79,3 jaar tot 81,2 jaar (figuur 3.1). Uitgesplitst naar mannen en vrouwen is de levensverwachting in Zuid-Holland Zuid 78,2 jaar voor mannen en 82,7 jaar voor vrouwen (tabel 3.1).
42
3
De gezondheid in Zuid-Holland Zuid
* Significant verschillend van het gemiddelde in Nederland (p<0,05).
Levensverwachting in goede geestelijke gezondheid voor mannen in Zuid-Holland Zuid significant hoger
Vanaf 1995 is de levensverwachting in Nederland toegenomen. In de periode 1995-1999 was de gemiddelde levensverwachting 77,8 jaar en in de periode 2001-2004 en 2005-2008 was dit respectievelijk 78,4 en 80,1 jaar. Landelijk is de levensverwachting sinds 1995-1999 dus met ruim twee jaar toegenomen (Deuning & Hertog, 2010a). Voor de regio Zuid-Holland Zuid zijn vanwege de nieuwe indeling van de GGD-regio’s per 1 januari 2010 geen trendgegevens beschikbaar (hoofdstuk 1). Wanneer, met de bestaande beperkingen, de cijfers uit het verleden worden vergeleken met de huidige cijfers, is de levensverwachting in Zuid-Holland Zuid de laatste jaren, net als in geheel Nederland, toegenomen (bijlage 1). Ook de gezonde levensverwachting is in Nederland voor zowel mannen als vrouwen toegenomen, maar bij vrouwen wel veel minder dan bij mannen. De leeftijd waarop mannen en vrouwen te maken krijgen met chronische ziekten wordt steeds lager. Beperkingen worden echter pas op steeds latere leeftijd ervaren. De levensverwachting in goede geestelijke gezondheid is ook 43
3
Gezondheid InZicht
Tekstblok 3.1
Gezondheid heeft invloed op het economische en maatschappelijke leven Gezondheid heeft een intrinsieke waarde voor individuen. Naast deze individuele waarde is er ook sprake van waarde of baten op het niveau van de samenleving. Gezondheid stelt mensen in staat deel te nemen aan het economische en maatschappelijke leven. Terwijl ongezondheid een belangrijke risicofactor voor sociale uitsluiting is. In 2008 concludeerden de Europese gezondheidsministers tijdens een WHO-conferentie in Tallinn dat een toename van de gezondheid bijdraagt aan het welzijn vanwege de impact op de economische ontwikkeling en productiviteit. Dit economische effect en de bijbehorende baten zijn sterker voor ontwikkelingslanden dan voor ontwikkelde westerse landen. Toch zijn er wel degelijk wetenschappelijke aanwijzingen dat ook in deze landen economische baten te realiseren zijn door het verbeteren van de gezondheid (Suhrcke et al., 2005). Deze baten hebben onder meer betrekking op de verhoging van de arbeidsproductiviteit en een groter arbeidspotentieel. Hierin zijn menselijk en mentaal kapitaal te onderscheiden. Onder menselijk kapitaal worden de diverse factoren verstaan die van invloed zijn op de opbouw van kennis en vaardigheden. Het gaat dan onder meer om intelligentie, maar ook om de sociaaleconomische context en de gezondheidstoestand. Een slechte gezondheidstoestand onder jongeren vergroot de kans op schoolverzuim, verminderd cognitief functioneren, verminderde schoolprestaties en schooluitval. De mogelijkheden en competenties van individuen om de geleerde kennis en vaardigheden in te zetten, worden in de context van arbeid mentaal kapitaal genoemd (Post et al., 2010). Geestelijke gezondheid is een belangrijke voorwaarde voor mentaal kapitaal, omdat het deze competenties kan beïnvloeden. Het effect hiervan is aanzienlijk hoger dan het effect van lichamelijke gezondheid (Weehuizen, 2006). Geschat wordt dat het gaat om enkele honderden miljoenen euro’s per jaar. Niet zozeer door de zorgkosten maar juist door productiviteitsverliezen lopen de kosten op (Smit, 2006). Uiteraard is er meer dan betaald werk en economische productiviteit. Een goede gezondheid stelt mensen ook in staat om vrijwilligerswerk en mantelzorg te doen.
44
De gezondheid in Zuid-Holland Zuid
3
Tabel 3.2: Levensverwachting per gemeente in Zuid-Holland Zuid over de periode 2005-2008 (Bron: Deuning & Hertog, 2010a; Deuning & Hertog, 2010b). Gemeente Levensverwachting mannen Levensverwachting vrouwen (in jaren) (in jaren) Hoeksche Waard Binnenmaas 78,5 83,9* Cromstrijen 75,9 82,9 Korendijk 79,8 83,8 Oud-Beijerland 78,8 81,3 Strijen 76,3 82,2 Drechtsteden Alblasserdam 79,4* 82,3 Dordrecht 77,3 82,1 Hendrik-Ido-Ambacht 80,8* 84,0* Papendrecht 79,5* 82,9 Sliedrecht 77,4 82,2 Zwijndrecht 77,9 82,7 Alblasserwaard-Vijfheerenlanden Giessenlanden 80,4* 85,3* Gorinchem 77,6 82,4 Graafstroom 79,9* 84,2 Hardinxveld-Giessendam 79,6* 82,7 Leerdam 78,1 81,1 Liesveld 78,4 84,8* Nieuw-Lekkerland 80,1 88,5* Zederik 78,2 84,5* Zuid-Holland Zuid 78,2* 82,7* Nederland 77,9 82,2 * Significant verschillend van het gemiddelde in Nederland (p<0,05).
45
3
Gezondheid InZicht
Figuur 3.1: Levensverwachting per GGD-regio in de periode 2005-2008 (Bron: Deuning & Hertog, 2010a).
toegenomen. Mannen en vrouwen leven dus langer en brengen het overgrote deel van de gewonnen levensjaren in goede gezondheid door (Bruggink et al., 2010b). Voor de regio ZuidHolland Zuid zijn geen duidelijke patronen in de trends te herkennen (bijlage 1).
Hoogopgeleide mannen en vrouwen leven langer en gezonder Het verschil in levensverwachting tussen laag- en hoogopgeleide mannen en vrouwen in Nederland is 6,9 respectievelijk 5,7 jaar. Een verschil van zes tot zeven jaar in levensverwachting is groot; het is groter dan het verschil in levensverwachting tussen mannen en vrouwen. Voor de gezonde levensverwachting in Nederland zijn de verschillen nog veel groter. Bij geboorte kunnen hoogopgeleide mannen en vrouwen verwachten respectievelijk 19 en 21 jaar langer te leven in goed ervaren gezondheid dan laagopgeleiden. De levensverwachting zonder beperkingen is voor hoogopgeleiden ruim veertien jaar hoger dan voor laagopgeleiden. Met betrekking tot de levensverwachting zonder chronische ziekten hangt het verschil in opleiding samen met een verschil in gezonde levensverwachting van negen jaar voor zowel mannen als vrouwen. Een groot deel van sociaaleconomische verschillen in levensverwachting bij geboorte bestaat nog steeds op oudere leeftijd. Er zijn dus niet alleen verschillen in sterfte onder de 65 jaar, maar 46
De gezondheid in Zuid-Holland Zuid
3
Figuur 3.2: Totale jaarlijkse sterfte per GGD-regio in de periode 2005-2008, gecorrigeerd voor leeftijd en geslacht (Bron: Giesbers et al., 2010a).
ook op oudere leeftijd zijn er nog sterfteverschillen tussen sociaaleconomische groepen. Op 65-jarige leeftijd leven hoogopgeleide mannen en vrouwen in Nederland nog acht jaar langer in goed ervaren gezondheid en zes jaar langer zonder beperkingen dan laagopgeleiden. De verschillen in levensverwachting zonder chronische aandoeningen zijn een stuk kleiner geworden: hoogopgeleide mannen en vrouwen leven respectievelijk nog twee en één jaar langer zonder chronische aandoeningen dan laagopgeleiden (Van der Lucht et al., 2009; Bruggink et al., 2010a; Hoeymans, et al., 2010a). Voor de regio Zuid-Holland Zuid zijn geen gegevens over levensverwachting naar opleidingsniveau beschikbaar.
Sterfte in Zuid-Holland Zuid lager dan in Nederland In de regio Zuid-Holland Zuid overleden gemiddeld bijna 4.000 inwoners per jaar in de periode 2005-2008, dat wil zeggen 70 sterfgevallen per 10.000 inwoners per jaar. Dit is significant lager dan voor heel Nederland (72 per 10.000). Hierbij is rekening gehouden met verschil in leeftijdsopbouw en geslachtsverdeling. Ter vergelijking: de laagste sterfte vinden we in regio’s in het midden en westen van Nederland. De regio Zuid-Holland West heeft met 67 sterfgevallen per 10.000 inwoners het laagste sterftecijfer. Zuid-Limburg heeft het hoogste sterftecijfer, namelijk 77 sterfgevallen per 10.000 inwoners per jaar (figuur 3.2). 47
3
Gezondheid InZicht
Tabel 3.3: Sterfte als gevolg van een aantal belangrijke ziekten in Zuid-Holland Zuid en Nederland over de periode 2005-2008 (Bron: CBS Doodsoorzakenstatistiek). Sterfte per 10.000a ZHZ Ziekten van hart- en vaatstelsel 21,4 Coronaire hartziekten (ischemische hartziekten) 6,1* Overige coronaire hartziekten 1,8* Nieuwvormingen (kanker) 22,0 Kanker lymfatisch en bloedvormend weefsel 1,9* Dikke darm- en endeldarmkanker 2,3* Ziekten ademhalingsorganen 6,4* Chronische aandoeningen onderste luchtwegen (COPD) 2,5* Niet-natuurlijke doodsoorzaken 2,7* Zelfdoding 0,6* Ziekten van het zenuwstelsel 1,7* Infectieziekten 0,9*
Sterfte per 10.000a NL 21,8 6,5 2,0 21,5 1,6 2,6 7,2 3,3 3,0 0,9 2,1 1,0
* Wijkt significant af van Nederland (p<0,05). a Gecorrigeerd voor leeftijd en geslacht.
Hart- en vaatziekten en nieuwvormingen de belangrijkste doodsoorzaken Hart- en vaatziekten (32% van de totale sterfte) en nieuwvormingen (31% van de totale sterfte) zijn de belangrijkste doodsoorzaken in de regio Zuid-Holland Zuid. Ziekten van de ademhalingsorganen hebben met 9% eveneens een groot aandeel in de totale sterfte in de regio Zuid-Holland Zuid. De sterfte aan ziekten van het hart- en vaatstelsel en aan nieuwvormingen is in Zuid-Holland Zuid vergelijkbaar met Nederland. De sterfte aan ziekten van de ademhalingsorganen ligt significant lager dan in Nederland. Ook voor een aantal andere belangrijke specifieke doodsoorzaken geldt dat de sterfte in Zuid-Holland Zuid lager ligt dan in Nederland (tabel 3.3). Alleen de sterfte aan kanker van het lymfatische en bloedvormend weefsel is significant hoger dan in Nederland (tabel 3.3 en bijlage 2). In zeven van de negentien gemeenten in Zuid-Holland Zuid ligt de totale sterfte significant lager dan in Nederland (tabel 3.4). In Korendijk en Nieuw-Lekkerland is de sterfte aan kanker significant lager. De sterfte, vooral aan ziekten van het hart- en vaatstelsel, is in Strijen opvallend hoog. Dit zijn waarschijnlijk toevallige uitschieters vanwege lage inwoneraantallen. In Dordrecht is de sterfte aan kanker significant hoger.
48
De gezondheid in Zuid-Holland Zuid
3
Tabel 3.4: Absolute aantal sterfgevallen en aantal sterfgevallen per 10.000 inwoners: totaal, aan kanker en ziekten van het hart- en vaatstelsel over de periode 2005-2008 per gemeente, gecorrigeerd voor geslacht en leeftijd (Bron: Giesbers et al., 2010b; CBS-StatLine). Gemeente Totale sterfte Sterfte aan kanker Sterfte aan ziekten van hart- en vaatstelsel Per 10.000 Absoluut Per 10.000 Absoluut Per 10.000 Absoluut Hoeksche Waard Binnenmaas 66,9* 733 23,3 269 19,4 208 Cromstrijen 72,0 409 24,6 148 20,5 119 Korendijk 62,3* 288 17,2* 87 20,6 97 Oud-Beijerland 72,2 753 23,6 243 22,0 236 Strijen 81,5* 327 23,7 97 27,2* 109 Drechtsteden Alblasserdam 68,3 651 23,1 213 19,9 198 Dordrecht 73,8 4165 23,0* 1269 22,3 1298 Hendrik-Ido-Ambacht 60,4* 590 19,3 198 21,4 208 Papendrecht 66,0* 884 20,8 296 20,0 269 Sliedrecht 73,4 940 23,5 288 20,7 276 Zwijndrecht 70,1 1657 22,2 532 22,7 551 Alblasserwaard-Vijfheerenlanden Giessenlanden 57,0* 321 19,6 124 19,8 110 Gorinchem 73,1 1190 21,7 351 21,3 356 Graafstroom 61,7* 237 20,3 76 20,6 81 Hardinxveld-Giessendam 66,4 542 21,8 174 20,4 172 Leerdam 75,3 757 22,0 215 22,1 228 Liesveld 67,4 239 19,5 74 22,1 77 Nieuw-Lekkerland 51,5* 163 14,9* 53 18,7 59 Zederik 67,5 411 19,0 116 19,8 120 Zuid-Holland Zuid 69,8* 15.257 22,0 4.823 21,4 4.772 Nederland 72,1 539.932 21,5 163.704 21,8 166.048 * Significant verschillend van het gemiddelde in Nederland (p<0,05).
49
3
Gezondheid InZicht
3.2
Kwaliteit van leven
3
De gezondheid in Zuid-Holland Zuid
Tabel 3.5: Zelfgerapporteerd functioneren en kwaliteit van leven in Nederland en Zuid-Holland Zuid in de periode 2005-2008 (Bron: CBS-POLS).
Kwaliteit van leven zegt iets over het functioneren van personen op fysiek, psychisch en sociaal gebied en de subjectieve evaluatie daarvan (Sprangers, 2009). Kwaliteit van leven combineert de relatief objectieve gevolgen van iemands lichamelijke of psychische gezondheid op het dagelijkse leven (wel of geen beperkingen) met een persoonlijke waardering daarvan.
Meer dan één op de zeven inwoners ervaart de gezondheid als matig of slecht Van de inwoners (19 jaar en ouder) van Zuid-Holland Zuid geeft 14% aan de eigen gezondheid als matig of slecht te ervaren (GHE 2009). Vrouwen ervaren hun gezondheid vaker als matig of slecht dan mannen (16 ten opzichte van 12%). Naarmate de leeftijd stijgt, neemt het percentage inwoners dat de gezondheid als matig of slecht ervaart toe. Inwoners met een laag opleidingsniveau geven bijna drie keer vaker aan hun gezondheid als matig of slecht te ervaren dan inwoners met een hoog opleidingsniveau (figuur 3.3). Hoe slechter iemand zijn of haar eigen gezondheid ervaart, hoe hoger de kans op overlijden. Er zijn weinig maten die zo sterk voorspellend zijn voor sterfte.
percentage 45 40
Minder goed ervaren gezondheid (0+) Psychische klachten (12+) Malaiseklachten (4+) Moeheid (4+) Slapeloosheid (4+) Beperkingen in bewegen (12+) Lichamelijke beperkingen (12+)
Nederland (%) 19,4 9,6 72,2 45,6 22,4 7,9 12,5
Zuid-Holland Zuid (%) 19,9 8,9 72,6 48,0 21,3 8,9 12,5
Bijna een derde van de 65-plussers heeft een lichamelijke beperking Eén op de drie 65-plussers in Zuid-Holland Zuid heeft minimaal één lichamelijke beperking; bijna één op de tien heeft een beperking in het gehoor, bijna één op de tien heeft een beperking in het zien en bijna drie op de tien 65-plussers hebben een beperking in hun mobiliteit. Van de 65-plussers hebben vrouwen bijna twee keer zo vaak een lichamelijke beperking als mannen. Naarmate de leeftijd stijgt, nemen lichamelijke beperkingen toe. Ook zijn er verschillen naar opleidingsniveau: 65-plussers met een laag opleidingsniveau hebben vaker een lichamelijk beperking dan 65-plussers met een hoog opleidingsniveau (figuur 3.4).
35 30 25
percentage
20
Hoog
Midden
Laag
85 +
75-84
65-74
50-64
40 35-49
50
0 19-34
70
5 Vrouw
80
10
Mannen
15
30 20 10 Totaal
Hoog
Midden
Laag
85 +
75-84
65-74
Vrouwen
0 Mannen
Figuur 3.3: Percentage matig of slecht ervaren gezondheid van de inwoners van Zuid-Holland Zuid (19 jaar en ouder) naar geslacht, leeftijd en opleidingsniveau (Bron: GHE 2009).
Geen verschil tussen Zuid-Holland Zuid en Nederland in kwaliteit van leven Met betrekking tot het functioneren en de kwaliteit van leven rapporteren inwoners uit ZuidHolland Zuid vergelijkbaar met anderen in Nederland (tabel 3.5). Eén op de tien inwoners van Zuid-Holland Zuid geeft aan psychische klachten te hebben. Bijna de helft van de inwoners rapporteert moeheid en bijna driekwart geeft aan malaiseklachten te hebben. 50
Figuur 3.4: Zelfgerapporteerde lichamelijke beperkingen (horen, zien en/of mobiliteit) bij 65-plussers naar geslacht, leeftijd en opleidingsniveau (Bron: GHE 2009).
51
3
Gezondheid InZicht
Fysieke gezondheid bij mannen iets beter dan bij vrouwen De gemiddelde ervaren fysieke gezondheid (gemeten met de SF-12, tekstblok 3.7, voor definities) is voor mannen beter dan voor vrouwen. De fysieke gezondheid neemt af naarmate men ouder wordt (figuur 3.5). Deze cijfers geven vooral een indruk van de verschillen tussen mannen en vrouwen en tussen leeftijdsgroepen.
3
De gezondheid in Zuid-Holland Zuid
leeftijd 19-34 35-49 50-64 65-74 75-84
leeftijd
85+
19-34
19-64
35-49
65+
50-64 65-74
19-64
75-84
65+
85+
19-64 65+
19-64
30
65+
35
40
45
50
55
60
score op mentale gezondheidsschaal l Totaal
19-64
l Mannen
l Vrouwen
65+ 19-64 65+
30
35
40
45
50
55
60
Figuur 3.6: Mentale gezondheid naar geslacht en leeftijd in Zuid-Holland Zuid in 2009 (SF-12-score) (Bron: GHE 2009).
score op fysieke gezondheidsschaal l Totaal
l Mannen
l Vrouwen
Figuur 3.5: Fysieke gezondheid naar geslacht en leeftijd in Zuid-Holland Zuid in 2009 (SF-12-score) (Bron: GHE 2009).
Mentale gezondheid bij mannen iets beter dan bij vrouwen De ervaren mentale gezondheid (gemeten met de SF-12, tekstblok 3.7, voor definities) is in alle leeftijdsgroepen voor mannen beter dan voor vrouwen (figuur 3.6). Dit onderdeel van kwaliteit van leven wordt beter naarmate men ouder wordt. Deze stijging wordt gezien tot het 75e jaar. Deze cijfers geven vooral een indruk van de verschillen tussen mannen en vrouwen en tussen leeftijdsgroepen.
52
53
3
3.3
Gezondheid InZicht
Fysieke gezondheid en letsels
Sterftecijfers geven slechts beperkt zicht op ziekten en aandoeningen in de bevolking. Een belangrijke aanvulling hierop vormen prevalentie- en incidentiecijfers (tekstblok 3.7 voor definities), afkomstig uit zorgregistraties en gezondheidsenquêtes. Daarnaast wordt het vóórkomen van soa’s besproken op basis van regionale laboratoriumdata (tekstblok 3.3).
3.3.1 Ziekten en aandoeningen op basis van zorgregistraties Op basis van verschillende zorgregistraties kan worden geschat welke ziekten en aandoeningen het meeste voorkomen in Nederland. Deze zijn gepubliceerd in de nationale VTV (Hoeymans et al., 2010a) en in het Nationaal Kompas Volksgezondheid (www.nationaalkompas.nl). Op grond van demografische cijfers (geslacht en leeftijdsopbouw) uit de regio Zuid-Holland Zuid zijn deze landelijke cijfers ‘vertaald’ naar de bevolking van de regio Zuid-Holland Zuid. Dit levert voor de meeste ziekten een redelijke indicatie op van de prevalentie en incidentie in de regio. Voor ziekten waarvan bekend is dat er grote regionale verschillen bestaan, geldt dit echter niet. Ook geven de schattingen geen inzicht in eventuele verschillen tussen de regio Zuid-Holland Zuid en het Nederlands gemiddelde.
Diabetes, artrose en coronaire hartziekten meest voorkomende chronische ziekten De chronische aandoeningen die het meest voorkomen in Zuid-Holland Zuid zijn diabetes mellitus, artrose en coronaire hartziekten (tabel 3.6 en 3.7). Hierbij moet wel de kanttekening worden geplaatst dat de cijfers afkomstig zijn uit zorgregistraties. Er kan hierdoor sprake zijn van onderschatting van ziekten, zoals psychische aandoeningen, omdat hiervoor niet altijd contact wordt gezocht met zorg.
Infecties van de bovenste luchtwegen veruit meest voorkomende (sub)acute ziekte De (sub)acute ziekten met de hoogste incidentie zijn infecties van de bovenste luchtwegen, nek- en rugklachten en urineweginfecties. Dit zijn over het algemeen gezondheidsproblemen met een korte duur. Dat een aantal belangrijke infectieziekten, zoals mazelen en polio, niet meer tot de meest voorkomende ziekten in Nederland behoort, is te danken aan het uitgebreide systeem van infectieziektebescherming en ziektepreventie in Nederland. Toch heeft Nederland, en ook de regio Zuid-Holland Zuid, nog steeds te maken met de dreiging van infectieziekten. Recente epidemieën van infectieziekten als SARS (Severe Acute Respiratory Syndrome), Q-koorts en nieuwe influenza A (H1N1) onderschrijven deze dreiging. 54
De gezondheid in Zuid-Holland Zuid
3
Tabel 3.6: Top tien van de meest voorkomende chronische ziekten (puntprevalentie; absoluut en per 1.000 inwoners, afgerond) naar de gehele bevolking van Zuid-Holland Zuid gemiddeld in 2008 (Bron: Hoeymans et al., 2010a). Absoluut aantal zieken Aantal zieken per 1.000 inwoners Ziekte/aandoening Mannen Vrouwen Totaal Totaal Diabetes mellitus 9.700 10.300 19.900 42 Artrose 7.200 12.500 19.700 41 Coronaire hartziekten 12.200 7.300 19.500 41 Ouderdoms- en lawaaidoofheid 10.200 8.400 18.600 39 Gezichtsstoornissen 6.400 10.000 16.500 35 Astma 5.900 7.100 13.000 27 Contact eczeem 4.000 5.700 9.700 20 Chronische bronchitis/COPD 4.400 3.800 8.200 17 Depressie 2.500 5.500 8.000 17 Beroerte 3.000 3.100 6.100 13
Tabel 3.7: Meest voorkomende (sub)acute ziekten (incidentie; absoluut en per 1.000 inwoners, afgerond) in Zuid-Holland Zuid in 2008 (Bron: Hoeymans et al., 2010a). Absoluut aantal zieken Aantal zieken per 1.000 inwoners Ziekte/aandoening Mannen Vrouwen Totaal Totaal Infecties van de bovenste luchtwegen 23.600 32.600 56.200 118 Nek- en rugaandoeningen 14.200 18.700 33.000 69 Acute urineweginfecties 4.200 26.200 30.400 64 Infecties van de onderste luchtwegen 7.200 8.500 15.700 33 Infecties maagdarmkanaal 5.200 6.600 11.900 25 Influenza 3.300 3.500 6.800 14
Privé-ongevallen veroorzaken meeste letsels Privé-ongevallen veroorzaken de meeste letsels (tabel 3.8). Onder privé-ongevallen worden alle ongevallen verstaan, met uitzondering van arbeids-, verkeers- of sportongevallen. Het gaat vaak om letsel dat is opgelopen in of om het huis, in openbare gebouwen, op straat of tijdens vrijetijdsbesteding. Sport- en verkeersongevallen volgen als tweede en derde grootste veroorzakers van letsels. Van alle letsels door verkeersongevallen komt de helft voort uit ongevallen op 50 km/uur wegen (tekstblok 3.2).
55
3
Gezondheid InZicht
3
De gezondheid in Zuid-Holland Zuid
Tabel 3.8: Meest voorkomende letsels door ongevallen (incidentie; absoluut en per 1.000 inwoners, afgerond) bij de bevolking van Zuid-Holland Zuid in 2008 (Bron: Hoeymans et al., 2010a). Letsels Privé-ongevallen Sportongevallen Verkeersongevallen Arbeidsongevallen
Absoluut aantal letsels Aantal letsels per 1.000 inwoners Mannen Vrouwen Totaal Totaal 11.300 11.400 22.700 48 7.800 4.100 12.000 25 3.500 2.700 6.200 13 3.500 670 4.200 9
Tekstblok 3.2
Sterfte en letsel door verkeersongevallen Tussen 2005 en 2008 kwamen in de regio Zuid-Holland Zuid 0,4 inwoners per 10.000 inwoners om het leven als gevolg van een verkeersongeval. Het aantal verkeersdoden in deze regio wijkt niet significant af van het aantal in heel Nederland (0,5 per 10.000 inwoners) (Zwakhals et al., 2010). De helft van de verkeersdoden in Zuid-Holland Zuid komt voort uit ongevallen op 50 km/ uur wegen en iets minder dan een kwart uit ongevallen op 80 km/uur wegen. Ongevallen op 50 km/uur wegen zijn daarnaast verantwoordelijk voor de helft van de slachtoffers die in het ziekenhuis worden opgenomen en voor iets meer dan de helft van de lichtgewonden. In Zuid-Holland Zuid nam het aantal verkeersongevallen af in de periode 2005 tot en met 2008 (tabel 3.9). Gemeenten zijn niet van alle wegen in hun gemeente wegbeheerder. De helft van de verkeersdoden in Zuid-Holland Zuid komt voort uit ongevallen op wegen waarvan de gemeente wegbeheerder is. Iets minder dan een vijfde van de verkeersdoden komt voort uit ongevallen op wegen waarvan het Rijk de wegbeheerder is (SWOV, 2010). In bijlage 3 staan de verkeersongevallen per gemeente voor 2005 tot en met 2008. De meeste verkeersdoden en zware slachtoffers per 10.000 inwoners vallen in Cromstrijen en Graafstroom. Oud-Beijerland en Zwijndrecht hebben per 10.000 inwoners de minste verkeersdoden. Leerdam en Liesveld tellen het minste aantal zware slachtoffers. Nederland behoort tot de meest verkeersveilige landen van Europa. Toch vallen er meer slachtoffers op 60- tot 80 km/uur wegen dan op vergelijkbare wegen in Groot-Brittannië en Zweden. Ook bromfietsers hebben in vergelijking met deze landen een verhoogd ongevalsrisico (Van der Wilk, 2009). 56
Tabel 3.9: Verkeersongevallen en -slachtoffers in Zuid-Holland Zuid in de periode 2005-2008 (Bron: SWOV, 2010). Jaar
2005 2006 2007 2008 Totaal
Aantal
Aantal
ongevallen
slachtoffers
4.425 4.055 3.979 3.509 15.968
767 745 737 584 2.833
Aantal
Aantal
Aantal
Aantal
licht-gewonden opnames ziekenhuis verkeersdoden zware slachtoffersa
525 474 480 376 1.855
226 251 237 198 912
16 20 20 10 66
242 271 257 208 978
a Het aantal zware slachtoffers is de som van het aantal slachtoffers dat in ziekenhuizen is opgenomen en het aantal doden.
3.3.2
Ziekten en aandoeningen op basis van zelfrapportage
Om de ziekte en gezondheid van mensen te beschrijven, kunnen ook zelfgerapporteerde gegevens worden gebruikt. Voor zelfgerapporteerde (on)gezondheid wordt aan mensen gevraagd hoe ze zich voelen en welke ziekten of aandoeningen ze in de afgelopen twaalf maanden hebben gehad.
Hoge bloeddruk meest voorkomende (zelfgerapporteerde) aandoening Bij zelfgerapporteerde aandoeningen worden hoge bloeddruk, astma/COPD en een ernstige of hardnekkige aandoening van de rug het meest genoemd door volwassenen (tabel 3.10). Feitelijk bezien is hoge bloeddruk geen ziekte, maar een determinant (in hoofdstuk 4 komen we hierop terug). Ouderen in Zuid-Holland Zuid noemen naast hoge bloeddruk en gewrichtsslijtage van heupen of knieën ook vaak diabetes mellitus (tabel 3.10). Over het algemeen hebben ouderen vaker een ziekte dan volwassenen. Zo noemen ouderen hoge bloeddruk en gewrichtsslijtage van heupen en knieën drie tot vier keer vaker dan volwassenen. 57
3
Gezondheid InZicht
Tabel 3.10: Top tien zelfgerapporteerde, door een arts vastgestelde, aandoeningen in Zuid-Holland Zuid (Bron: GHE 2009). 19 tot 65 jaar (%) 65 jaar en ouder (%) Hoge bloeddruk 11,0 Hoge bloeddruk 37,3 Astma, chronische bronchitis, 7,1 Gewrichtsslijtage van heupen 28,1 longemfyseem of COPD of knieën Ernstige of hardnekkige aandoening van 6,6 Diabetes mellitus 15,7 rug (inclusief hernia) Gewrichtsslijtage van heupen of knieën 6,5 Botontkalking 12,3 Migraine of regelmatig ernstige hoofdpijn 5,7 Astma, chronische bronchitis, 11,1 longemfyseem of CARA/COPD Andere ernstige of hardnekkige aandoening 5,2 Ernstige of hardnekkige aandoening 10,8 van nek of schouder van rug (inclusief hernia) Diabetes mellitus 3,7 Andere ernstige of hardnekkige 9,5 aandoening van nek of schouder Chronisch eczeem 3,7 Chronische gewrichtsontsteking 8,5 Andere ernstige of hardnekkige aandoening 3,6 Andere ernstige hartaandoening 7,7 van elleboog, pols of hand (zoals hartfalen of angina pectoris) Chronische gewrichtsontsteking 3,0 Een vorm van kanker 7,7
Inwoners Zuid-Holland Zuid rapporteren minder astma Op basis van cijfers uit de landelijke gezondheidsenquête van het CBS kan een vergelijking worden gemaakt tussen Zuid-Holland Zuid en Nederland. In vergelijking met Nederland rapporteren inwoners uit Zuid-Holland Zuid significant minder vaak astma (6 ten opzichte van 8%).
3
De gezondheid in Zuid-Holland Zuid
Tekstblok 3.3
Soa-problematiek In de subregio’s Alblasserwaard-Vijfheerenlanden en de Drechtsteden kwamen seksueel overdraagbare aandoeningen (soa’s) lange tijd veel minder voor dan in de rest van Nederland. Dat werd mogelijk veroorzaakt door het deels rurale karakter van de regio en de protestantschristelijke levenstraditie, die het seksueel risicogedrag van een belangrijk deel van de bevolking heeft beïnvloed. De laatste jaren is deze ‘achterstand’ echter aan het verdwijnen. Het aantal soa’s is het afgelopen decennium in de Alblasserwaard-Vijfheerenlanden en de Drechtsteden aanzienlijk toegenomen (figuur 3.7). Van de Hoeksche Waard zijn geen gegevens bekend. Vooral de toename van het aantal gevallen van chlamydia is opvallend. Deze stijging is ook in de rest van Nederland te zien. Sinds medio 2008 komt gonorroe in deze regio bovendien veel vaker voor dan voorheen. Dit is geen landelijke trend. Conform landelijke trends is ook in de Alblasserwaard-Vijfheerenlanden en Drechtsteden de soa-problematiek groter in de stad, maar ook in de meer rurale gebieden is het probleem zeker niet afwezig. Dordrecht springt daar nog eens extra bovenuit met gemiddeld 168 nieuwe diagnoses chlamydia per 100.000 inwoners per jaar in de periode 2002 tot en met 2007, maar blijft achter bij een stad als Rotterdam. In de gemeente Zederik is de incidentie het laagst: vijftien nieuwe diagnoses chlamydia per 100.000 inwoners per jaar in de periode 2002 tot en met 2007. De GGD Zuid-Holland Zuid heeft met de soa-poli een krachtig instrument in handen om de ontwikkelingen enerzijds te monitoren en anderzijds verdiepend onderzoek te doen naar de oorzaken van de stijging. Het uiteindelijke doel is soa’s te bestrijden (zie ook hoofdstuk 5). Per 100.000 inwoners 140 120
Sociaaleconomische gezondheidsverschillen bestaan ook in Zuid-Holland Zuid Tussen mensen uit hoge en lage sociaaleconomische lagen bestaan grote verschillen in het voorkomen van ziekten. In Nederland komen diabetes, migraine, hartaandoeningen, astma en COPD meer dan twee keer zo vaak voor bij laagopgeleiden als bij hoogopgeleiden. Ook aandoeningen aan arm of schouder, artrose en rugaandoeningen komen vaker voor bij laagopgeleiden. Kanker, darmstoornissen, chronisch eczeem en reuma komen ongeveer even vaak voor bij beide groepen. In Zuid-Holland Zuid zijn de verschillen tussen laag- en hoogopgeleiden vergelijkbaar met de rest van Nederland, met uitzondering van migraine, dat in deze regio ongeveer even vaak voorkomt bij laag- en hoogopgeleiden (GHE 2009). Deze gegevens zijn gebaseerd op zelfgerapporteerde ziekten en aandoeningen. Gegevens uit zorgregistraties over verschillen naar sociaaleconomische status zijn schaars (Hoeymans et al., 2010a). 58
100 80 60 40 20 0
1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009
l HIV
l Gonorroe
l Lues
l Chlamydia
jaartal
Figuur 3.7: Incidentie soa’s voor Alblasserwaard-Vijfheerenlanden en Drechtsteden per 100.000 inwoners in de periode 1992-2009 (Bron: Regionaal Laboratorium Medische Microbiologie Dordrecht/Gorinchem).
59
3
Gezondheid InZicht
3.4
Psychische gezondheid
3
Ervaren psychische ongezondheid in Zuid-Holland Zuid vooral hoog bij ouderen
Psychisch gezonde personen voelen zich goed, autonoom en competent. Ze verwezenlijken de eigen intellectuele en emotionele mogelijkheden. De beleving van gezondheid is subjectief en dat geldt ook voor de waardering van de eigen psychische gezondheid (paragraaf 3.4.1). Psychisch gezonde kinderen en jongeren zijn over het algemeen tevreden met hun leven. Ze kunnen omgaan met tegenslagen, ervaren niet te veel druk om te presteren en hebben een vriendenkring waarin ze zich thuis voelen. De twee belangrijkste typen van psychische problemen van de jeugd zijn emotionele problemen en gedragsproblemen. Andere typen zijn sociale problemen, denk- en aandachtsproblemen. Al deze typen van psychische problemen bij kinderen en jongeren worden samen ook wel psychosociale problemen genoemd (paragraaf 3.4.2). Naast psychosociale problemen worden onder psychische problemen ook psychische klachten (paragraaf 3.4.3) en psychische stoornissen (paragraaf 3.4.4) verstaan.
3.4.1
De gezondheid in Zuid-Holland Zuid
Ervaren psychische gezondheid
leeftijd 19-34 35-49 50-64 65-74 75-84 85+
Het percentage mensen dat zich psychisch ongezond voelt, is vooral onder ouderen hoog. Ruim een kwart van de 85-plussers in Zuid-Holland Zuid rapporteert psychische ongezondheid (figuur 3.8). Naast de ervaren psychische ongezondheid is ook eenzaamheid onder ouderen in Zuid-Holland Zuid een omvangrijk probleem (paragraaf 3.5). In Gorinchem, Dordrecht en Alblasserdam wonen relatief de meeste mensen die zich psychisch ongezond voelen. In Graafstroom, Liesveld en Zederik de minste (GHE 2009).
3.4.2
Psychosociale problematiek
Eén op de tien basisschoolleerlingen heeft indicatie voor psychosociale problematiek Het percentage basisschoolleerlingen met een indicatie voor de aanwezigheid van psychosociale problematiek (gemeten met de SDQ-vragenlijst, tekstblok 3.7) is 9% in groep 2 en 10% in groep 7. In de tweede klas van het voortgezet onderwijs is bij 4% van de scholieren sprake van psychosociale problematiek (tabel 3.11). Bij deze leeftijdsgroep zijn nog geen landelijke afkappunten vastgesteld, wat mogelijk het lagere percentage scholieren met psychosociale problematiek verklaart. Tussen de subregio’s Alblasserwaard-Vijfheerenlanden en Drechtsteden zijn geen verschillen; van de Hoeksche Waard zijn geen gegevens over psychosociale problematiek beschikbaar. In Leerdam is sprake van het hoogste percentage basisschoolleerlingen met een indicatie voor de aanwezigheid van psychosociale problematiek (5-jarigen: 10% en 10-jarigen: 13%), in Zederik het laagste percentage (5-jarigen: 7% en 10-jarigen: 4%). Gorinchem kent het hoogste percentage scholieren met psychosociale problematiek (6% van de tweedeklassers) en Graafstroom het laagste percentage scholieren (1% van de tweedeklassers). Meer informatie over psychosociale problematiek bij jongeren in Nederland wordt beschreven in tekstblok 3.4.
19-64 65+
Tabel 3.11: Percentage kinderen en jongeren met een indicatie voor de aanwezigheid van psychosociale problematiek,schooljaar 2007/2008 (Bron: JGZ).
19-64 65+ 19-64 65+
30 l Totaal
35 l Mannen
40 l Vrouwen
45
50
55
60 percentage
Figuur 3.8: Psychische ongezondheid naar geslacht en leeftijd in Zuid-Holland Zuid in 2009 (Bron: GHE 2009). 60
Alblasserwaard-Vijfheerenlanden Drechtsteden Hoeksche Waard Psychosociale problematiek Groep 2 a 9 9 Niet beschikbaar Groep 7 a 10 10 Niet beschikbaar Klas 2 VO b 4 4 Niet beschikbaar a Indicatie op basis van SDQ in ouder-vragenlijst (score 14 of hoger). b Indicatie op basis van SDQ in leerling-vragenlijst (score 20 of hoger).
61
3
Gezondheid InZicht
3
De gezondheid in Zuid-Holland Zuid
Tabel 3.12: Percentage leerlingen met suïcidegedachten en suïcidepogingen in de afgelopen 12 maanden, in klas 2 en 4 voortgezet onderwijs in de Hoeksche Waard en bij jongeren (12-18 jaar) in Dordrecht (Bron: JIS; Joosten-Van Zwanenburg, 2009). Heeft serieus overwogen zelfmoord te plegen in het afgelopen jaar Heeft één (of meer) zelfmoordpoging(en) gedaan in het afgelopen jaar
Tekstblok 3.4
Psychosociale problematiek bij jongeren Eén op de vijf jongeren tussen de 11 en 18 jaar heeft emotionele problemen. Meisjes vaker dan jongens. Bij meisjes neemt de problematiek toe met de leeftijd, terwijl deze bij jongens stabiliseert met de leeftijd. Emotionele problemen kunnen voortduren tot in de volwassenheid en dit kan leiden tot stoornissen. Ernstige emotionele problemen en somberheidsgevoelens verhogen de kans op suïcide. Ook één op de vijf jongeren heeft gedragsproblemen. Het komt vaker voor bij jongens en bij allochtone jongeren. Gedragsproblemen stabiliseren meestal bij het ouder worden, maar zijn soms gerelateerd aan delinquent gedrag op latere leeftijd. Jongeren met gedragsproblemen functioneren vaak slechter in contacten met anderen. Voor zowel emotionele- als gedragsproblematiek geldt dat het zorggebruik tussen 1993 en 2003 is toegenomen, maar dat nog steeds sprake is van ondergebruik van professionele hulp. Jongeren zelf rapporteerden in 2003 evenveel emotionele problematiek als in 1993; gedragsproblematiek werd minder vaak gerapporteerd. Hoe lager het onderwijsniveau, des te meer emotionele- en gedragsproblemen voorkomen. Zo heeft bijna één op de vijf leerlingen van vmbo-b emotionele problemen ten opzichte van bijna één op de acht op het vwo (Schrijvers & Schoemaker, 2008).
62
Hoeksche Waard Klas 2 VO Klas 4 VO 23 18 8
Dordrecht 12 tot en met 18 jaar 20
10
4
Eén op de vijf scholieren heeft wel eens suïcidegedachten Ernstige psychosociale problematiek kan de kans op suïcide verhogen (tekstblok 3.4). Aan de scholieren op het voortgezet onderwijs is gevraagd of ze wel eens suïcidegedachten hebben gehad in het afgelopen jaar en of ze wel eens een suïcidepoging hebben ondernomen. Ongeveer één op de vijf scholieren had wel eens suïcidegedachten in het afgelopen jaar. Tweedeklassers geven dit vaker aan dan vierdeklassers, terwijl zij minder vaak daadwerkelijk een poging hebben gedaan (tabel 3.12). Landelijke cijfers over suïcidegedachten en suïcide zijn er nog niet veel. Bekend is dat zelfmoordpogingen en opzettelijke zelfbeschadiging bij jongeren veel meer voorkomen dan bij oudere leeftijdsgroepen. Elk jaar beschadigt bijvoorbeeld minstens 3% van de jeugd van 13 tot 18 jaar zichzelf opzettelijk. Een klein gedeelte van de jongeren die een poging tot zelfdoding doet, sterft op latere leeftijd daadwerkelijk door zelfdoding. In vergelijking met veertig jaar geleden plegen nu meer jongeren suïcide. In 1969 ging het nog om 76 jongeren, in 2008 om 103 jongeren (Nederlands Jeugdinstituut, 2009).
3.4.3
Psychische klachten
Aantal inwoners met psychische klachten wijkt niet af van Nederland Tussen 2005 en 2008 had 10% van de Nederlanders van twaalf jaar en ouder psychische klachten (gevoelens van angst en depressie), meer vrouwen dan mannen. Zuid-Holland Zuid wijkt met 9% niet af van het Nederlandse gemiddelde (CBS-POLS).
Eén op drie inwoners loopt risico op angst- of depressieklachten Ongeveer een derde van de volwassenen (19 jaar en ouder) in de regio Zuid-Holland Zuid heeft een matig risico op angst- of depressieklachten, waarvan 4% een hoog risico. Specifieke groepen die een hoger risico hebben zijn 75-plussers, vrouwen, mensen die zijn gescheiden en weduwen/weduwnaren. Ook mensen die eenzaam zijn lopen een groter risico op angst- of depressieklachten (GHE 2009).
63
3
3.4.4
Gezondheid InZicht
Psychische stoornissen
Weinig cijfers beschikbaar over psychische stoornissen Het vóórkomen van psychische stoornissen is slecht te schatten op basis van uitkomsten van landelijke (bevolkings)onderzoeken en registraties van zorginstellingen en apotheken (medicijngebruik). Al deze bronnen geven slechts een indicatie van de werkelijke aantallen. Van de volwassen Nederlanders met een psychische stoornis zoekt slechts één op de drie professionele hulp. De meerderheid doet dat dus niet (Meijer, 2010). Volgens de schattingen van het Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg (NIVEL) heeft 16 tot 23% van de bevolking in Zuid-Holland Zuid een psychische stoornis in vergelijking tot 22% van de Nederlandse bevolking. Naar schatting heeft 4 tot 7% van de bevolking in Zuid-Holland Zuid last van stemmingsstoornissen (waaronder depressie), tegenover 7% in Nederland en 9 tot 12% van de inwoners van Zuid-Holland Zuid kampt met angststoornissen, ten opzichte van 12% landelijk (VAAM). In tekstblok 3.5 wordt de trend in depressie beschreven.
Hoe ouder, hoe meer kans op dementie Dementie is een cognitieve stoornis en komt voornamelijk voor op hogere leeftijd. Het aantal personen met dementie neemt sterk toe met de leeftijd. Op basis van huisartsenregistraties in Zuid-Holland Zuid waren in 2008 naar schatting 24.210 inwoners met dementie: 2,9 per 1.000 mannen en 7,1 per 1.000 vrouwen. Dit is vergelijkbaar met Nederland. Op basis van bevolkingsonderzoeken is de prevalentie in Nederland ruim twee keer zo hoog als op basis van huisartsenregistraties. Dit kan worden verklaard doordat er verschillende definities worden gebruikt en doordat personen met dementie niet altijd bij de huisarts komen of dat de huisarts dementie niet altijd herkent (Lange et al., 2010). Twee derde van de mensen met dementie woont thuis. Zij doen een groot beroep op hun mantelzorgers (vaak de partners), die daarbij risico lopen op overbelasting en psychische problemen. Ondersteuning van mantelzorgers door het geven van informatie en emotionele en praktische steun is daarom belangrijk (Lange, 2007).
64
De gezondheid in Zuid-Holland Zuid
3
Tekstblok 3.5
Wel of geen depressie-epidemie in Nederland? Volgens het Sociaal en Cultureel Planbureau is de ervaren psychische gezondheid van de bevolking tussen 2001 en 2008 vrijwel stabiel gebleven. Het aandeel personen van twaalf jaar en ouder dat zich niet gelukkig voelde (ongeveer 16%) of neerslachtig en somber (ongeveer 5%), daalde zelfs licht. Tegelijkertijd steeg het aantal voorschriften voor antidepressiva met ongeveer 70%. In de tweede helft van 2008 gebruikten ruim 800.000 mensen antidepressiva (ongeveer 6% van de bevolking van twaalf jaar en ouder). Hoe zijn deze trends te rijmen? (Hoeymans et al., 2010a)
Waarschijnlijk geen depressie-epidemie Een gelijkblijvende psychische gezondheid van de bevolking is niet verrassend. De geestelijke gezondheid in de bevolking is de laatste 25 jaar vrijwel constant gebleven. Dat geldt niet alleen voor klachten als somberheid en neerslachtigheid, maar ook voor zenuwachtigheid en angst. Zelfs psychische stoornissen volgens de officiële diagnoses, zoals een depressie of angststoornis, zijn constant gebleven (Hoeymans et al., 2010a).
Wel een antidepressiva-epidemie Terwijl het aantal mensen met depressies gelijk blijft, stijgt het aantal mensen dat met de diagnose depressie bekend is bij de huisarts. Het lijkt erop dat het taboe op het zoeken van hulp voor depressie langzaam afneemt. Ook herkennen huisartsen een depressie beter bij hun patiënten. Vervolgens schrijven ze vaak antidepressiva voor. Het overgrote deel van de voorschriften voor antidepressiva is afkomstig van huisartsen. De laatste jaren schrijven huisartsen steeds vaker goedkopere generieke middelen voor, wat heeft geleid tot een sterke kostendaling vanaf 2007. Over de precieze betekenis van deze toename van het antidepressivagebruik is veel discussie mogelijk. Of er enerzijds sprake is van medicalisering van lichte somberheid, of dat antidepressiva aan de andere kant hebben bijgedragen aan de geestelijke volksgezondheid is op grond van deze trends niet te zeggen (Hoeymans et al., 2010a). In de Alblasserwaard-Vijfheerenlanden en de Drechtsteden is het antidepressivagebruik het hoogst van Nederland en in 2006 bijna verdubbeld ten opzichte van 2001 (Deuning, 2007).
65
3
3.5
Gezondheid InZicht
Sociale gezondheid
Sociale gezondheid hangt nauw samen met lichamelijke en psychische gezondheid en verwijst naar de mate waarin mensen volwaardig kunnen deelnemen aan de samenleving. Sociaal ongezonde mensen zijn in meer of mindere mate sociaal uitgesloten of lopen risico het te worden. Sociale uitsluiting kan worden gezien als een tekort op drie dimensies: te weinig sociale participatie en/of sociale ondersteuning; een tekort op financieel en materieel gebied (materiële deprivatie); onvoldoende toegang tot aspecten van sociaal burgerschap, zoals onderwijs, huisvesting, zorg, maatschappelijke instanties, wonen en veiligheid (JehoelGijsbers, 2003). Het resultaat van sociale uitsluiting voor een individu is verlies van eigenwaarde en toekomstperspectief. In het ergste geval leidt uitsluiting tot thuis- en dakloosheid (Wolf, 2006). Het voorkomen en verminderen van uitsluiting en dakloosheid is het doel van de Maatschappelijke Zorg (MZ). Hieronder vallen de openbare geestelijke gezondheidszorg, verslavingszorg en maatschappelijke opvang, waaronder de vrouwenopvang. In deze paragraaf wordt de sociale gezondheid in Zuid-Holland Zuid beschreven aan de hand van de omvang van MZ-doelgroepen en het vóórkomen van risicofactoren voor sociale uitsluiting (zie ook hoofdstuk 5, OGGZ).
3.5.1
Sociaal kwetsbare mensen
Tot de MZ-doelgroepen behoren vereenzaamde, depressieve en/of demente ouderen, woningvervuilers, meervoudig probleemgezinnen, langdurig van de ggz afhankelijke mensen, langdurig verslaafden aan alcohol en/of drugs, zwerfjongeren, daklozen en straatprostituees. Deze groepen bevinden zich in een toestand van uitsluiting; de mate waarin is verschillend (Wolf, 2006). Kenmerkend voor sociaal kwetsbare mensen is dat ze: • niet of onvoldoende in staat zijn om in de eigen bestaansvoorwaarden te voorzien; • meerdere problemen tegelijkertijd hebben, waaronder bijvoorbeeld sociaal isolement, verwaarlozing van eigen lichamelijk functioneren en dat van eventuele kinderen, problemen met (huiselijk) geweld, vervuiling van woonruimte en/of van woonomgeving, overlastgevend gedrag, gebrek aan vaste of stabiele woonruimte, schulden, psychische problemen en verslavingsproblemen; • vanuit het perspectief van professionele hulpverleners niet de zorg krijgen die ze nodig hebben om zich in de samenleving te handhaven; • geen hulpvraag stellen, terwijl dit wel nodig is. Familie, buren en omstanders vragen meestal om hulp, waardoor vaak sprake is van ongevraagde bemoeienis of hulpverlening.
66
3
De gezondheid in Zuid-Holland Zuid
Bijna 1% van de bevolking heeft meervoudige problematiek zonder hulpvraag De precieze omvang van de groep sociaal kwetsbaren in Nederland is onbekend. Geschat wordt dat in Nederland 0,7 tot 1% van de bevolking aan al de vier genoemde kenmerken voldoet; dit zijn in Nederland zo’n 110.000 mensen (Wolf, 2006; Schutten, 2010). Hoe groter en meer verstedelijkt een gemeente, hoe groter het aantal sociaal kwetsbaren (absoluut en relatief ) is. Op basis van de schatting van 1% wordt in de Drechtsteden en AlblasserwaardVijfheerenlanden uitgegaan van ongeveer 3.000 volwassenen met meervoudige problematiek. Hoewel deze mensen zelf niet om hulp vragen, doen anderen dat wel voor hen, bijvoorbeeld via de meldpunten Zorg en Overlast (Schutten, 2010). In 2008 zijn 2.312 meldingen geregistreerd bij het Meldpunt Zorg en Overlast/Steunpunt Huiselijk Geweld (Meldpunt ZO/SHG Drechtsteden en Alblasserwaard-Vijfheerenlanden) en bij het Zorgpunt (Meldpunt ZO ZuidHollandse eilanden) in de Hoeksche Waard.
Omvang aantal (jongere) dak- en thuislozen moeilijk in te schatten In 2007, 2008 en 2009 is onderzoek gedaan naar de omvang van het aantal dak- en thuislozen en zwerfjongeren in de Drechtsteden en Alblasserwaard-Vijfheerenlanden. Het aantal daklozen is in 2009 geschat op 432 feitelijk daklozen (niet verblijvend in een instelling of pension) en 240 residentieel daklozen (verblijvend in pension, crisisopvang, vrouwenopvang). Hieronder bevinden zich 138 mensen onder de 25 jaar, de zogenoemde zwerfjongeren. Het aantal daken thuislozen in de Drechtsteden en Alblasserwaard-Vijfheerenlanden is dus geschat op 672; dit zijn 17 dak- en thuislozen per 10.000 inwoners (tabel 3.13). Deze aantallen zijn hoogstwaarschijnlijk een onderschatting van de werkelijke omvang van de groep dak- en thuislozen, omdat niet alle dak- en thuislozen zijn geregistreerd bij instellingen. Jongeren zijn daarnaast niet goed in beeld te brengen omdat veel jongeren voor een slaapplaats een beroep doen op familie en vrienden. Bovendien is het goed mogelijk dat zwervende jongeren wegtrekken naar grotere steden zoals Rotterdam.
Tabel 3.13: Omvang van de daklozenpopulatie in de Drechtsteden en Alblasserwaard-Vijfheerenlanden (Bron: Schutten, 2010). Aantal volwassenen (25 jaar en ouder) Totaal feitelijk daklozen 323 Totaal residentieel daklozen 211 Totaal daklozen 534
Aantal jongeren Totaal (tot 25 jaar) 109 432 29 240 138 672
Totaal aantal per per 10.000 inwoners 11 6 17
67
3
Gezondheid InZicht
Tabel 3.14: Aantal verslaafden in zorg in regio Zuid-Holland Zuid op 1 januari 2008, afgerond op vijftallen (Bron: LADIS). Subregio Alcohol Opiaten Cocaïne Amfetamine Cannabis Gokken Overige verslavingen Drechtsteden 565 230 195 20 90 45 15 Alblasserwaard- 150 65 25 20 20 10 5 Vijfheerenlanden Hoeksche Waard 80 15 20 5 20 0 0 Zuid-Holland Zuid 795 310 240 40 130 55 25
Minder alcoholverslaving in Zuid-Holland Zuid Naast dak- en thuislozen zijn ook verslaafden een kwetsbare groep, waarbij wel sprake is van overlap tussen beide groepen. Op 1 januari 2008 waren in totaal 1.570 verslaafde cliënten bij de verslavingszorg ingeschreven in de regio Zuid-Holland Zuid. De meeste van deze cliënten waren verslaafd aan alcohol (tabel 3.14). Het percentage inwoners met een alcoholverslaving in de regio Zuid-Holland Zuid varieert van 3,4% in Binnenmaas, Cromstrijen en Strijen tot 6,9% in Leerdam. In twaalf van de negentien gemeenten van de regio Zuid-Holland Zuid ligt het percentage inwoners met een alcoholverslaving onder het landelijk gemiddelde van 5,4% (VAAM). De norm voor schadelijk alcoholgebruik verschilt naar leeftijd en geslacht en naar situatie. Zo kunnen mannen meer alcohol verdragen dan vrouwen en kinderen. Wanneer de drinker zelf problemen ondervindt van zijn drinkgedrag en daarbij alcohol een hogere prioriteit geeft dan andere activiteiten, is er sprake van een aan alcohol gerelateerde psychische stoornis of verslaving (VAAM).
3.5.2
Risicofactoren voor sociale uitsluiting
Risicofactoren die ten grondslag liggen aan sociale uitsluiting zijn in te delen in de volgende categorieën: • Algemene risicofactoren zoals inadequate huisvesting, laag inkomen, problematische schuldsituatie, slechte gezondheid, laag opleidingsniveau en werkeloosheid. • Specifieke risicofactoren zoals eenzaamheid, kindermishandeling, huiselijk geweld, (aanhoudende) psychische problemen, drugs- en alcoholmisbruik, onvoldoende omgevingssteun, kleine criminaliteit, in aanraking komen met politie/justitie en een instituut- of inrichtingsverleden. Ook het hebben van een verstandelijke beperking en onvoldoende competenties vergroten de kans om te worden uitgesloten. • Ingrijpende levensgebeurtenissen. Deze kunnen zorgen voor een plotselinge achteruitgang in de leefsituatie. Dit kan een directe aanleiding zijn om het proces van sociale uitsluiting 68
De gezondheid in Zuid-Holland Zuid
3
op gang te brengen of te versnellen. Een aantal van dit soort ‘triggers’ zijn: huisuitzetting, relatiebreuken, van familie of vrienden niet langer onderdak krijgen, weglopen van huis, ontslag uit een institutie (psychiatrisch ziekenhuis, jeugdtehuis) en ontslag uit detentie (Wolf, 2006).
Minste aantal uitgesproken schuldsaneringen in arrondissement Dordrecht De Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp) is sinds 1998 van kracht. De Wsnp is een aanvulling op de faillissementswet en biedt burgers met financiële problemen een extra perspectief op een schuldenvrije toekomst. De rechter beslist daarbij over het doorgaan van de sanering, de hoogte van het aflossingsbedrag en de duur van de sanering. Belangrijke voorwaarden voor toelating zijn dat de schulden te goeder trouw zijn ontstaan en dat een vrijwillig akkoord over afbetaling niet meer mogelijk is. Uit de vijfde Monitor Wsnp (Von Bergh et al., 2009) blijkt dat het aantal uitgesproken schuldsaneringen in 2008 aanzienlijk is gedaald. Waar in de jaren 2005-2007 elk jaar nog zo’n 15.000 zaken begonnen, was dat aantal in 2008 gedaald tot 9.200. Om het aantal uitspraken bij verschillende rechtbanken met elkaar te kunnen vergelijken, worden deze niet in absolute zin bekeken per arrondissement, maar per 100.000 inwoners. Deze relatieve aantallen uitgesproken schuldsaneringen lopen sterk uiteen tussen gemeenten. In 2008 werden in relatieve zin verreweg de minste schuldsaneringen uitgesproken in het arrondissement Dordrecht (bijna 26 per 100.000 inwoners); dit arrondissement omvat de hele regio Zuid-Holland Zuid. In Zwolle en Maastricht werden in 2008 het hoogste aantal schuldsaneringen uitgesproken met 123 respectievelijk 124 per 100.000 inwoners. In vrijwel elk arrondissement was in 2008 sprake van een sterke afname van het aantal gestarte schuldsaneringen per 100.000 inwoners. In Dordrecht daalde het aantal nieuwe zaken met meer dan 55%. De belangrijkste reden voor deze daling is waarschijnlijk de wetswijziging per 1 januari 2008, die de toegang tot de schuldsaneringtrajecten beperkt.
Meeste eenzame mensen in Zwijndrecht Eenzaamheid is het subjectief ervaren van een onplezierig of ontoelaatbaar gemis aan (kwaliteit van) bepaalde sociale relaties. Landelijk wordt het percentage eenzamen onder de bevolking van 18 tot 90 jaar geschat op 33% en is in de periode 1978 tot 2003 afgenomen (Van Tilburg, 2003). In de regio Zuid-Holland Zuid voelt 7% van zowel de volwassenen als de ouderen zich ernstig tot zeer ernstig eenzaam. Zwijndrecht heeft het hoogste percentage (zeer) ernstig eenzamen en Nieuw-Lekkerland het laagste percentage (GHE 2009) (figuur 3.9).
Huiselijk geweld Huiselijk geweld is geweld dat wordt gepleegd door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer, dat wil zeggen (ex-)partners, gezinsleden, familieleden en huisvrienden. 69
3
Gezondheid InZicht
3
De gezondheid in Zuid-Holland Zuid
is van huiselijk geweld. Bij de helft is dat tijdens de jeugd, bij de andere helft op volwassen leeftijd. Jaarlijks wordt circa 0,4% van de kinderen en 0,3% van de volwassenen voor het eerst slachtoffer. Bij kinderen duurt het geweld in totaal gemiddeld drie tot vijf jaar, bij volwassen slachtoffers gemiddeld drie tot zeven jaar. Het percentage kinderen dat in één jaar slachtoffer is van huiselijk geweld, wordt geschat op 1,5 tot 2,5%. Daarnaast is jaarlijks minstens 2,0% van de kinderen getuige en indirect slachtoffer van huiselijk geweld. Bij volwassenen is dit naar schatting 2,3% (Oosterlee & Vink, 2006). In Zuid-Holland Zuid geeft 6,1% van de volwassenen aan ooit slachtoffer te zijn geweest van huiselijk geweld (GHE 2009). Dit komt neer op ongeveer 18.000 volwassenen in de regio.
Zwijndrecht Dordrecht Gorinchem Leerdam Strijen Cromstrijen Papendrecht Oud-Beijerland
Aantal meldingen huiselijk geweld verdubbeld
Alblasserdam
Het aantal meldingen van huiselijk geweld nam tussen 2007 en 2008 toe van 476 meldingen tot 1.017 meldingen. Dit geeft een ondergrens aan voor de omvang van de problematiek in Zuid-
Hardinxveld-Giessendam Binnenmaas Hendrik-Ido-Ambacht
Tabel 3.15: Aantal meldingen van huiselijk geweld naar gemeente (Bron: Meldpunt ZO/SHG).
Liesveld Sliedrecht Korendijk Zederik Graafstroom Giessenlanden Nieuw-Lekkerland 0 l Ouderen
2
4
l Volwassenen
6
8
10
12 percentage
Figuur 3.9: (Zeer) ernstige eenzaamheid onder volwassenen van 19 tot en met 64 jaar en ouderen van 65 jaar en ouder in de regio Zuid-Holland Zuid naar gemeente (Bron: GHE 2009).
Het begrip ‘huiselijk’ heeft expliciet te maken met de relatie tussen pleger en slachtoffer en niet met de plaats van het geweld. Onder geweld wordt verstaan de aantasting van de persoonlijke integriteit. Het kan daarbij gaan om lichamelijk geweld (mishandeling), psychisch of emotioneel geweld (uitschelden, treiteren, kleineren, bedreigen en stalken) en ongewenste seksuele toenadering of seksueel misbruik (Van Dijk et al., 1997). Slachtoffers van huiselijk geweld zijn in de meeste gevallen vrouwen en kinderen, maar het treft ook mannen, ouders en ouderen. Op basis van verschillende Nederlandse onderzoeken wordt geschat dat ongeveer 14% van de Nederlanders ooit in zijn of haar leven slachtoffer 70
Aantal meldingen in 2008 Dordrecht 536 Zwijndrecht 126 Hendrik-Ido-Ambacht 46 Papendrecht 57 Sliedrecht 30 Alblasserdam 20 Drechtsteden 815 Nieuw-Lekkerland 14 Gorinchem 46 Leerdam 24 Hardinxveld-Giessendam 17 Giessenlanden 9 Zederik 7 Graafstroom 4 Liesveld 4 Alblasserwaard-Vijfheerenlanden 125 Korendijk 19 Oud-Beijerland 35 Binnenmaas 36 Strijen 11 Cromstrijen 14 Hoeksche Waard 115
Aantal meldingen per 10.000 inwoners in 2008 45 28 19 18 13 11 31 15 13 12 10 6 5 4 4 10 17 15 13 12 11 14 71
3
Gezondheid InZicht
Holland Zuid. Of de toename van het aantal meldingen is veroorzaakt doordat het meldpunt meer bekendheid heeft gekregen of dat er een toename van huiselijk geweld is, is met de gegevens die voorhanden zijn niet te zeggen. Bij de politie is huiselijk geweld een belangrijk item geworden waardoor deze vorm van geweld vaker en beter wordt geregistreerd.
3
De gezondheid in Zuid-Holland Zuid
aantal 300 250
De meeste meldingen van huiselijk geweld (in absolute aantallen) in Zuid-Holland Zuid komen uit Dordrecht, gevolgd door Zwijndrecht. Ook relatief gezien (per 10.000 inwoners) hebben Dordrecht en Zwijndrecht de meeste meldingen (tabel 3.15).
200 150 100
Kindermishandeling: provincie Zuid-Holland hoogste percentage meldingen Gegevens over kindermishandeling worden weergegeven in de publicatie Kinderen in Tel 2010 (Steketee et al., 2010). Het gaat hier om het aantal mishandelde kinderen dat jaarlijks wordt gemeld bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK), afgezet tegen het totale aantal 0- tot en met 17-jarigen dat in een gemeente woont (de overige indicatoren van Kinderen in Tel worden beschreven in tekstblok 3.6). Het is niet per definitie zo dat kindermishandeling vaker voorkomt in een gemeente met meer meldingen. Het gaat namelijk om het aantal gemelde kinderen en of betrokkenen de weg naar het meldpunt weten te vinden en bereid zijn te melden. In 2007 zijn in Nederland meer dan 25.000 kinderen aangemeld bij het AMK. Dat is een duidelijke toename ten opzichte van 2004: het betreft een verdriedubbeling van het percentage meldingen. Hoewel via de meldingen bij het AMK duidelijk wordt dat kindermishandeling plaatsvindt, is nog steeds sprake van een beduidende ‘ondermelding’. Schattingen van het aantal kinderen dat jaarlijks wordt mishandeld liggen veel hoger, namelijk tussen de 107.000 en 160.000 per jaar. Van alle 431 gemeenten in Nederland, staat Dordrecht in 2008 met 3,1% gemelde mishandelde kinderen, op de eerste plaats van de ‘hoogst scorende gemeenten’. In Zwijndrecht is het percentage gemelde mishandelde kinderen 2,2% (plaats 2), in Leerdam 1,7% (plaats 9) en in Sliedrecht 1,5% (plaats 12). De laagst scorende gemeente in de regio Zuid-Holland Zuid is Zederik, op plaats 178 met 0,6% gemelde mishandelde kinderen. De provincie Zuid-Holland neemt met 1,3% mishandelde kinderen de eerste plaats in op de rangordelijst van alle Nederlandse provincies.
50 0 2005
2006
2007
2008
Figuur 3.10: Aantal huisuitzettingen in de periode 2005 tot en met 2008 in de Drechtsteden en Alblasserwaard-Vijfheerenlanden (Bron: Schutten, 2010).
In werkelijkheid zal de totale omvang van huisuitzettingen hoger liggen omdat deze gegevens afkomstig zijn van de zeventien woningcorporaties in de Drechtsteden en AlblasserwaardVijfheerenlanden. Van overige woningverhuurders zijn geen gegevens bekend.
Huisuitzettingen gedaald in 2005-2008 Een belangrijke risicofactor van dakloosheid is huisuitzetting. Bij een huisuitzetting valt iemand in één keer terug van zelfredzaam persoon naar dakloze. Bijna altijd spelen meerdere problemen bij de betreffende persoon of het gezin, met name schulden, maar ook psychosociale problemen of verslavingproblematiek. Volgens meldingen van woningbouwverenigingen in de Drechtsteden en AlblasserwaardVijfheerenlanden is in de periode 2005-2008 het aantal huisuitzettingen gedaald van 280 in 2005 naar 195 in 2008 (figuur 3.10). Het aantal aanzeggingen van een dreigende huisuitzetting kan twee tot vier keer zo hoog liggen (Schutten, 2010). 72
73
3
Gezondheid InZicht
Tekstblok 3.6
Kinderen in de marge uit ‘Kinderen in Tel, databoek 2010’ Kinderen in Tel brengt de leefsituatie van de jeugd per provincie en gemeente in beeld en geeft een ranglijst aan de hand van twaalf indicatoren, gebaseerd op het Internationale Verdrag voor de Rechten van het Kind. Kinderen in Tel laat voor alle gemeenten in Nederland zien hoe het is gesteld met het welzijn van kinderen en in welke omstandigheden zij verkeren. Het doel van het onderzoek is het realiseren van gelijke rechten voor kinderen door middel van een beter, op kinderrechten gebaseerd, jeugdbeleid. De rangorde van de 431 gemeenten wordt jaarlijks opnieuw uitgebracht. Op die manier maakt Kinderen in Tel zichtbaar in welke gemeenten de omstandigheden verbeteren of verslechteren. Hieronder staan de bevindingen voor de gemeenten in Zuid-Holland Zuid. Opvallende zaken voor gemeenten worden uitgelicht. Hoe hoger in de rangorde, hoe slechter de score. De best scorende gemeente krijgt dus nummer 431 en de slechts scorende gemeente staat op plaats 1.
Jeugdcriminaliteit
De gezondheid in Zuid-Holland Zuid
3
voorhanden. Zo zijn gezinsproblemen complexer geworden, weten ouders en jongeren Bureau Jeugdzorg beter te vinden en verwijzen professionals uit het preventieve veld vaker of sneller naar Bureau Jeugdzorg. Op provinciaal niveau heeft Zuid-Holland een redelijk hoog percentage jongeren met een indicatie voor jeugdzorg (2,35%). Op gemeenteniveau staan de gemeenten in Zuid-Holland Zuid niet in de top tien van ‘hoogst scorende gemeenten’. Dordrecht staat met 3,32% op een 20e plaats in de rangordelijst van gemeenten.
Kinderen in achterstandswijken Het aantal achterstandwijken is toegenomen, maar het aantal kinderen dat in deze wijken woont is afgenomen. In Nederland wonen 515.815 kinderen in een achterstandswijk, wat neerkomt op 14,47% van alle kinderen. Meer nog dan in de voorgaande jaren zijn het vooral de noordelijke provincies waar het percentage jongeren dat in een achterstandswijk woont hoog is. Zuid-Holland neemt met 19,45% een zesde plaats in op de rangordelijst. Geen enkele gemeente uit Zuid-Holland Zuid staat in de top tien van ‘hoogst scorende gemeenten’.
Deze indicator betreft het percentage 12- tot en met 21-jarigen dat een delict heeft gepleegd en voor de rechter is verschenen. De cijfers laten een geringe toename zien van het aantal jeugdige delinquenten in Nederland. Sinds 2004 steeg het landelijk gemiddelde van 3,25 naar 3,49% in 2007. Hoewel het om een geringe stijging gaat, is deze wel opvallend omdat met de opkomst van het herstelrecht en HALT-afdoeningen eerder een afname te verwachten viel. Provinciaal gezien neemt Zuid-Holland in 2008 met 3,90% de tweede plaats in de rangorde in. Op gemeenteniveau staan de gemeenten in Zuid-Holland Zuid niet in de top tien van ‘hoogst scorende gemeenten’. Dordrecht bezet de 20e en hoogste plaats; 4,33% van de jongeren in Dordrecht heeft een delict gepleegd en is daarvoor voor de rechter verschenen.
Kinderen in armoede
Jeugdwerkloosheid
Tienermoeders
Het aantal werkloze jongeren is landelijk fors gedaald: in 2004 was 3,23% van de jongeren in de leeftijd van 16 tot en met 24 jaar werkloos (56.450 jongeren) en in 2006 2,77% (48.520 jongeren). De provincie Zuid-Holland neemt met 1,14% een achtste plaats in de rangorde in. Geen enkele gemeente in deze regio staat in de top tien van ‘hoogst scorende gemeenten’. Dordrecht is de gemeente met de meeste jeugdwerkloosheid in Zuid-Holland Zuid; 1,54% van de jongeren in de leeftijd van 16 tot en met 24 jaar in Dordrecht is werkloos (61e plaats).
In 2006 is 0,74% van de 15- tot en met 19-jarige vrouwen in Nederland tienermoeder. In 2004 was dit percentage 1,04% en in 2005 lag het cijfer op 0,86%. Het aantal tienermoeders lijkt dus te dalen. In absolute aantallen gaat het om 3.598 tienermoeders in 2006. In de provincie Zuid-Holland is dit percentage 0,79% in 2008 en hiermee komt Zuid-Holland op de tweede plaats in de rangordelijst. Dordrecht staat met 1,58% op de zesde plaats in de top tien van ‘hoogst scorende gemeenten’.
In de periode 2000-2005 was sprake van een geleidelijke daling van het percentage kinderen in armoede tot onder de 6% in 2005. Na een lichte stijging in 2006 is het percentage kinderen in armoede in 2007 weer omgebogen naar een lichte daling. In 2007 wonen in Nederland 217.310 van de in totaal 3.564.452 0- tot en met 17-jarigen (6,10%) in een uitkeringsgezin. De provincie Zuid-Holland is de hoogst scorende provincie van Nederland. In 2007 leefde 7,78% in een uitkeringsgezin. Geen enkele gemeente uit Zuid-Holland Zuid staat in de top tien van ‘hoogst scorende gemeenten’. Op plaats 23 in de rangordelijst voor gemeenten staat Dordrecht met 8,02%.
Jeugdzorg Met deze indicator wordt weergegeven welk percentage van de 0- tot en met 17-jarigen een nieuwe indicatie voor hulp heeft gekregen van Bureau Jeugdzorg. In de periode 2005-2007 is dit percentage toegenomen van 1,31% van de jongeren in 2005 tot 1,89% in 2007 (dat wil zeggen 62.268 0- tot en met 17-jarigen). Voor deze toename zijn verschillende verklaringen 74
75
3
3.6
Gezondheid InZicht
Ziektelast
De gezondheid in Zuid-Holland Zuid
3
3.7 Trends in ziekten en aandoeningen
Grootste ziektelast door hart- en vaatziekten en psychische stoornissen
Door roken verschillen in sterftetrends naar geslacht
Cijfers over sterfte, ziekte en kwaliteit van leven geven elk zicht op een bepaald aspect van gezondheid. De WHO heeft een maat ontwikkeld die deze drie aspecten van gezondheid combineert, de DALY (Disability Adjusted Life Years, zie tekstblok 3.7 voor definities). Met behulp van deze maat is het mogelijk de totale ziektelast als gevolg van een ziekte te berekenen. Het gaat hierbij vooral om de gevolgen van ziekten die dicht bij de patiënt zelf blijven (pijn, beperkingen en geestelijke gesteldheid). Aan de hand van de DALY-berekening wordt duidelijk welke ziekten in Nederland de meeste ziektelast tot gevolg hebben. De meest recente cijfers zijn gepubliceerd in de VTV 2010 (Hoeymans et al., 2010a).
Opvallend is dat de daling van de sterfte aan coronaire hartziekten iets minder groot is dan een decennium eerder, terwijl de daling van de sterfte aan een beroerte juist groter is. Behalve veranderingen in roken en andere risicofactoren, zoals bloeddruk en cholesterolgehalte, is ook de verbeterde behandeling voor patiënten met coronaire hartzieken, hartfalen en beroerte van invloed op deze daling. De sterfte aan hart- en vaatziekten daalt bij mannen sterker dan bij vrouwen. Dit heeft te maken met het feit dat bij mannen al langer sprake is van een dalende trend in het aantal rokers dan bij vrouwen. Dit weerspiegelt zich ook in de afname in de sterfte aan longkanker, die we alleen bij mannen zien. Bij vrouwen stijgt de sterfte aan longkanker nog steeds. Ook de sterfte aan COPD daalt alleen bij mannen. Opvallend is wel dat de stijging van de sterfte aan COPD bij vrouwen niet langer significant is. Het lijkt erop dat de effecten van de daling in het aantal vrouwelijke rokers zich nu beginnen af te tekenen. De tijd tussen roken en het ontwikkelen van COPD is namelijk gemiddeld korter dan de tijd tot het ontwikkelen van longkanker. Dit betekent dat de sterfte aan longkanker voor vrouwen op termijn ook gaat dalen (Hoeymans et al., 2010a). Tabel 3.17 geeft een overzicht van de belangrijkste veranderingen in de sterfte aan specifieke doodsoorzaken in de periode 1997-2007. De rangorde is gebaseerd op de totale verandering per 10.000 personen. De gepresenteerde trends zijn gecorrigeerd voor groei en vergrijzing van de bevolking.
Aanvoerders van de top tien van ziekten en aandoeningen met de grootste ziektelast in Nederland zijn coronaire hartziekten, beroerte, angststoornissen, depressie en diabetes mellitus (tabel 3.16). Coronaire hartziekten en beroerte leiden zowel tot een groot aantal verloren levensjaren door sterfte als tot relatief veel verlies aan kwaliteit van leven. Angststoornissen, diabetes mellitus en depressie staan hoog in de DALY-lijst, omdat ze voor veel verlies van kwaliteit van leven zorgen bij veel mensen. Ook longkanker, COPD, artrose, privé-ongevallen en dementie komen in de DALY top tien voor, bij mannen daarnaast ook suïcide en suïcidepoging en bij vrouwen borstkanker. Het is opvallend dat, op een paar verschillen na, de lijst voor mannen en vrouwen uit dezelfde ziekten bestaat.
Tabel 3.16: Top tien van de ziekten met de grootste ziektelast in DALY’s in Nederland in 2007 (Bron: Hoeymans et al, 2010a). Rang- Totaal orde
% van totaala
Rangorde Rangorde Mannen in VTV in VTV 2006 2002
Tabel 3.17: Doodsoorzaken, grootste dalers en stijgers in de periode 1997-2007 (Bron: Hoeymans et al., 2010a).
Vrouwen
1
Coronaire hartziekten
10,6
1
1
Coronaire hartziekten Angststoornissen
2
Beroerte
7,1
3
3
Beroerte
Coronaire Hartziekten
3
Angststoornissen
6,8
2
2
Longkanker
Beroerte
4
Depressie
5,7
4
6
Diabetes mellitus
Depressie
5
Diabetes mellitus
5,6
6
9
COPD
Diabetes mellitus
6
Longkanker
5,3
7
7
Angststoornissen
Borstkanker
7
COPD
4,9
5
4
Depressie
Artrose
8
Artrose
4,2
9
8
Suïcide en
Dementie
suïcidepoging
9
Privé-ongevallen
3,6
-
-
Privé-ongevallen
COPD
10
Dementie
3,4
10
10
Artrose
Longkanker
Doodsoorzaken Belangrijkste dalers Belangrijkste stijgers Coronaire hartziekten Longkanker, vrouwen Beroerte Dementie Longkanker, mannen Slokdarmkanker COPD, mannen Privé-ongevallen Longontsteking Melanoom (vorm van huidkanker)
a Totale ziektelast is geschat als de ziektelast van de ruim vijftig VTV-ziekten, aangevuld met een schatting van de
76
resterende ziektelast (35%) op basis van de Global Burden of Disease study (Bron: Murray & Lopez, 1996).
77
3
Gezondheid InZicht
Opvallende trends: daling coronaire hartziekten, astma en diabetes stijgen De daling in het aantal rokende mannen in de vorige eeuw zorgt nog steeds voor een daling van de prevalentie van coronaire hartziekten en COPD. Ook de succesvolle preventie van hoge bloeddruk en een ongunstig cholesterolgehalte in het bloed zijn hiervoor verantwoordelijk (toename in cholesterol- en bloeddrukverlagers). Astma en diabetes zijn de grootste stijgers (tabel 3.18 geeft een overzicht van de grootste dalers en stijgers in het voorkomen van ziekten en aandoeningen volgens registraties in de zorg). Sinds begin jaren negentig is de prevalentie van astma sterk gestegen, vooral bij kinderen. De prevalentie onder kinderen daalt echter sinds een aantal jaren weer. De stijging van astma die toch nog te zien is, komt vooral door de stijging bij volwassenen en is waarschijnlijk een gevolg van de stijging die in de negentiger jaren bij de kinderen plaatsvond. Diabetes is inmiddels zelfs de meest voorkomende ziekte. De stijging van het aantal mensen met diabetes heeft meerdere redenen. Een groot deel van de verwachte toename worden toegeschreven aan de groei van het aantal mensen met overgewicht in het verleden en andere risicofactoren voor diabetes. Daarnaast is er meer aandacht voor diabetes in de huisartsenpraktijk. Dit leidt tot een verbetering van actieve en systematische opsporing van diabetes; de verwachte toename in diabetes als gevolg hiervan wordt geschat op ten minste 20% (Hoeymans et al., 2010a).
Tabel 3.18: Rangordening van ziekten op basis van veranderingen in de periode 1997-2007, na correctie voor leeftijd en vergrijzing van de bevolking (Bron: Hoeymans et al., 2010a). Incidentie Incidentie Prevalentie Prevalentie Grootste stijgers Grootste dalers Grootste stijgers Grootste dalers Urineweginfecties Bovenste Astma Nek- en rugklachten Artrose (perifere) luchtweginfecties Diabetes mellitus COPD Diabetes mellitus Privé-ongevallen Depressie Coronaire hartziekten Osteoporose Verkeersongevallen Constitutioneel Zweren van de Infecties Contacteczeem eczeem twaalfvingerige darm maagdarmkanaal Sportblessures Angststoornissen Slechthorendheid
De trends uit het verleden zijn niet beschikbaar voor de regio Zuid-Holland Zuid. Naar alle waarschijnlijkheid zullen de hierboven beschreven trends ook gelden voor deze regio. In hoofdstuk 7 wordt bekeken of bepaalde ziekten en aandoeningen in de toekomst zullen toe- of afnemen.
78
De gezondheid in Zuid-Holland Zuid
3
Tekstblok 3.7
Begrippen verklaard Levensverwachting De levensverwachting van personen die in een bepaald jaar zijn geboren, is het aantal jaren dat zij kunnen verwachten te leven op basis van de sterftekansen in dat jaar en onder de aanname dat de sterftekansen gelijk zullen blijven (Eysink et al., 2010). Gezonde levensverwachting De gezonde levensverwachting is het aantal levensjaren dat iemand kan verwachten in goede gezondheid door te brengen. De lengte en kwaliteit van het leven worden hierin gecombineerd. De kwaliteit van het leven wordt weergegeven met vier gezondheidsindicatoren die ieder een bepaald type gezonde levensverwachting opleveren: • levensverwachting in goed ervaren gezondheid; • levensverwachting zonder lichamelijke beperkingen; • levensverwachting zonder chronische ziekten; • levensverwachting in goede geestelijke gezondheid. Voor de levensverwachting in goed ervaren gezondheid is het aantal ‘gezonde’ jaren bepaald op basis van het percentage personen dat in gezondheidsenquêtes op de vraag naar de ervaren gezondheid de antwoorden ‘goed tot uitstekend’ gaf. ‘Ongezond’ zijn degenen die ‘matig’ of ‘slecht’ hebben geantwoord. Voor de berekening van de levensverwachting zonder lichamelijke beperkingen zijn gegevens gebruikt over langdurige lichamelijke beperkingen in tien activiteiten op het terrein van horen, zien, mobiliteit en algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL). Personen zijn geclassificeerd als ‘beperkt’ wanneer zij aangaven dat zij één of meer van deze activiteiten niet of met veel moeite konden uitvoeren. Voor de levensverwachting in goede geestelijke gezondheid is gebruik gemaakt van de Affect Balance Scale. Deze bestaat uit vijf items over negatieve gevoelens (eenzaam, rusteloos, verveeld, depressief en van streek). Het aantal ‘ongezonde’ jaren is bepaald op basis van het percentage personen dat vaak of erg vaak last had van één of meer van deze vijf gevoelens. (Eysink & Poos, 2008a) Voor de levensverwachting zonder chronische ziekten worden zelfgerapporteerde gegevens gebruikt over elf ziektegroepen. Het aantal ‘gezonde’ jaren is bepaald op basis van het percentage personen dat aangaf géén van de genoemde ziekten te hebben. Degenen die aangaven één of meer van de elf ziekten te hebben, worden beschouwd als ‘licht ongezond’ (één ziekte) en ‘ongezond’ (twee of meer ziekten).
79
3
Gezondheid InZicht
CMF (Comparative Mortality Figure) Sterftecijfers kunnen op verschillende manieren in kaart worden gebracht. De kaart in figuur 3.2 toont de verhouding tussen de sterfte in een bepaalde subpopulatie (regio) en de sterfte in de totale populatie (Nederland) gecorrigeerd voor leeftijds- en geslachtsverschillen (directe standaardisatie), gemiddeld over de vier onderzoeksjaren. Als de CMF 100 is, is de sterfte in de indexpopulatie gelijk aan die van de standaardpopulatie. Een CMF van 104 wijst erop dat de sterfte in een regio 4% hoger is dan in de standaardpopulatie. Kwaliteit van leven Kwaliteit van leven kan ook worden uitgedrukt in een getal. Het is dan een samenvattende maat voor het functioneren van personen op fysiek, psychisch en sociaal gebied en hoe personen dit waarderen (een subjectieve evaluatie daarvan). Vaak wordt kwaliteit van leven gemeten met behulp van de SF-12 vragenlijst (Short Form-12). De SF-12 is een internationale set van twaalf vragen die een score berekent voor zowel de fysieke als de mentale gezondheid. Het CBS maakt in de landelijke gezondheidsenquête (POLS) gebruik van de SF-12 en beschikt over Nederlandse gemiddelden. Ook de GGD Zuid-Holland Zuid hanteert de SF-12 (Eysink & Poos, 2008b; Sprangers, 2009). Een score beneden de 50 wordt gezien als een minder goede kwaliteit van leven en een score boven de 50 duidt op een betere kwaliteit van leven. Prevalentie De prevalentie is het aantal personen dat een bepaalde ziekte heeft op een bepaald moment (puntprevalentie) of in een bepaalde periode heeft gehad (bijvoorbeeld jaarprevalentie) (Eysink & Poos, 2008c). Incidentie De incidentie geeft het aantal nieuwe gevallen van of nieuwe personen met een bepaalde ziekte weer in een bepaalde periode (Eysink & Poos, 2008c).
De gezondheid in Zuid-Holland Zuid
3
Psychische ongezondheid Het meten van psychische gezondheid van de algemene bevolking gebeurt in Nederland voornamelijk met de RAND Mental Health Inventory (MHI). Bij afname van de MHI worden zowel positieve als negatieve vragen gesteld. In het Nederlands is alleen de versie met vijf vragen beschikbaar (MHI-5). Deze bestaat uit de volgende vragen: Voelde u zich erg zenuwachtig? Zat u zo erg in de put dat niets u kon opvrolijken? Voelde u zich kalm en rustig? Voelde u zich neerslachtig en somber? Voelde u zich gelukkig? Vanaf 2001 wordt de MHI-5 meegenomen in de landelijke gezondheidsenquête (POLS) van het CBS. Ook in de gezondheidsenquêtes onder volwassenen en ouderen van de GGD Zuid-Holland Zuid wordt dit instrument meegenomen (Eysink, 2008). Psychosociale gezondheid Om de psychosociale gezondheid bij de jeugd te meten, wordt in de Jeugdgezondheidszorg in groep 2 en 7 van de basisschool en in klas 2 van het voortgezet onderwijs gebruik gemaakt van de Strength and Difficulties Questionnaire (SDQ). De SDQ is ontwikkeld door Professor Robert Goodman en is bedoeld om jeugdigen met een verhoogd risico op emotionele problemen (zoals angst of depressieve gevoelens), gedragsproblemen (zoals driftig of onrustig gedrag) en sociale problemen (zoals problemen die een kind heeft in het contact met anderen) te signaleren. De SDQ bestaat uit 25 vragen op basis waarvan een totaalscore en een score op vijf subschalen kan worden berekend. De totaalscore wordt ingedeeld in drie categorieën: een normale score, een score in het grensgebied en een verhoogde score. Een verhoogde score geeft een duidelijke indicatie voor de aanwezigheid van psychosociale problematiek. De vijf subschalen indiceren voor de domeinen emotionele problemen, gedragsproblemen, problemen met leeftijdsgenoten, hyperactiviteit en pro-sociaal gedrag. Daarnaast is er een impactschaal als indicatie voor de ernst van de problemen voor het kind en zijn omgeving (Markantquest, 2010).
Ziektelast en DALY De ziektelast is de hoeveelheid gezondheidsverlies in een populatie veroorzaakt door ziekten. Ziektelast wordt uitgedrukt in DALY’s (Disability Adjusted Life Years). Het concept is ontwikkeld door de WHO. Een DALY is opgebouwd uit informatie over sterfte, ziektespecifieke gegevens (incidentie en prevalentie) en kwaliteit van leven. Het totale verlies aan gezondheid kan hierdoor worden toegeschreven aan specifieke ziekten. Het gaat bij de berekening van ziektelast vooral om de gevolgen van ziekten die dicht bij de patiënt zelf blijven (pijn, beperkingen, geestelijke gesteldheid). Bij de DALY-berekening wordt nauwelijks meegenomen in hoeverre ziekten de deelname aan het maatschappelijk leven beperken of wat de invloed is van bepaalde ziekten op de omgeving van de patiënt (partner, kinderen, samenleving) (Hoeymans, et al., 2010b).
80
81
3
Gezondheid InZicht
Literatuur en websites
Bilthoven: RIVM,
Inhoud\ Indicatoren en bronnen\
Bruggink
JW,
Knoops
K,
Nusselder
WJ.
Zijn
er
sociaaleconomische verschillen? In: Volksgezondheid
Bilthoven:
RIVM,
Nationaal
Kompas
regionale VTV. Bilthoven: RIVM, Inhoud\ Indicatoren en
Sterfte, levensverwachting en DALY’s\ Ziektelast in
steeds
DALY’s, 22 maart 2010b.
Samenleving 2009/2.
Jehoel-Gijsbers G. Sociale uitsluiting. Een conceptuele en
belangrijkere
doodsoorzaak.
Jeugd
&
Oosterlee A, Vink RM. De omvang van huiselijk geweld in Haarlem. Een schatting met de vangst-hervangst
empirische verkenning. Den Haag: SCP, 2003.
bronnen\ Gezondheidstoestand, 11 april 2008a.
behalf of the WHO and the World Bank, 1996. Nederlands Jeugdinstituut. Zelfmoord onder jongeren
Kompas
Eysink PED, Poos MJJC. Gezondheidsgerelateerde kwaliteit
Joosten-Van Zwanenburg E. Veilig opgroeien en gezondheid
analysemethode, toegepast op de gegevens uit een
Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Nationaal Kompas
van leven. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning,
van jongeren in Dordrecht. Resultaten gecombineerde
registratieproject van acht ketenpartners binnen het
Volksgezondheid\ Ziekte, kwaliteit van leven en
Toolkit regionale VTV. Bilthoven: RIVM, Inhoud\
CtC/Jeugdmonitor 2008 bij 12-18 jarigen. Dordrecht:
Haarlemse project Geweld in het gezin. Haarlem: GGD
sterfte\ Sterfte, levensverwachting en DALY’s\ Gezonde
Indicatoren en bronnen\ Gezondheidstoestand, 17
GGD Zuid-Holland Zuid, 2009.
levensverwachting, 24 maart 2010a.
maart 2008b.
Toekomst
Verkenning,
Nationaal
Bruggink JW, Knoops K, Nusselder WJ, Gool CH van. Neemt
Eysink PED, Poos MJJC. Ziekten en aandoeningen. In:
Deelrapport van de VTV 2010 Van gezond naar beter.
Volksgezondheid Toekomst Verkenning,
RIVM-rapportnummer 270061009. Houten: Bohn-Stafleu
Nationaal
regionale VTV. Bilthoven: RIVM, Inhoud\ Indicatoren en
Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Nationaal
Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Nationaal
bronnen\ Gezondheidstoestand, 31 juli 2008c.
Kompas Volksgezondheid\ Ziekte, kwaliteit van leven
Schrijvers CTM en Schoemaker CG. Spelen met gezondheid.
en sterfte\ Ziekten en aandoeningen\ Psychische
Leefstijl en psychische gezondheid van de Nederlandse
stoornissen\ Dementie, 17 mei 2010.
jeugd. RIVM-rapportnr. 270232001. Bilthoven: RIVM,
Poos
MJJC,
Schrijvers
Toolkit
dementie voor en hoeveel mensen sterven eraan? In:
In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal
PED,
Verkenning,
Post NAM, Zwakhals SLN, Polder JJ. Maatschappelijk baten.
Volksgezondheid
Eysink
Toekomst
Kennemerland, 2006.
Lange J de, Poos MJJC, Schoemaker C. Hoe vaak komt
de gezonde levensverwachting in Nederland toe of af?
Kompas Volksgezondheid\ Ziekte, kwaliteit van leven en
CTM. Wat
is
sterfte\ Sterfte, levensverwachting en DALY’s\ Gezonde
levensverwachting en hoe berekenen we die? In:
levensverwachting, 24 maart 2010b.
Volksgezondheid
Deuning CM. Standaarddagdosering antidepressiva 2006. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationale Atlas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Zorg\ Geneesen
hulpmiddelen\
Geneesmiddelengebruik,
13
december 2007. Deuning CM, Hertog FRJ den. Levensverwachting bij geboorte per GGD-regio 2005-2008. In: Volksgezondheid
Toolkit
Lange J de. Dementie samengevat In: Volksgezondheid
regionale VTV. Bilthoven: RIVM, Inhoud\ Methodologie,
Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezond-
25 februari 2010.
heid. Bilthoven: RIVM, Nationaal Kompas Volksgezond-
Toekomst
Verkenning,
Giesbers H. Ziekenhuisopnamen na een vervoersongeval
heid\ Ziekte, kwaliteit van leven en sterfte\ Ziekten en
2000-2004. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning,
aandoeningen\ Psychische stoornissen\ Dementie, 25
Nationale Atlas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM,
september 2007.
Gezondheid en ziekte\ Ziekten en aandoeningen\ Letsels\ Verkeersongevallen, 27 juni 2006.
Van Loghum, 2010.
2008. Schutten M. Monitor Maatschappelijke Zorg 2009. Dordrecht: GGD Zuid-Holland Zuid, 2010. Smit F. Prevention of Depression (Dissertation). Amsterdam: Faculty of Medicine, Vrije Universiteit, 2006. Sprangers MAG. Wat is kwaliteit van leven en hoe wordt het
Lucht F van der, Bruggink JW, Kardal M, Lodder BJH. Zijn er
gemeten? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning,
verschillen naar sociaaleconomische status? In: Volks-
Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM,
Toekomst Verkenning, Nationale Atlas Volksgezondheid.
Giesbers H, Zwakhals SLN, Deuning CM, Hertog FRJ
gezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas
Nationaal Kompas Volksgezondheid\ Gezondheid en
Bilthoven: RIVM, Gezondheid en ziekte\ (Gezonde)
den. Totale sterfte per GGD-regio 2005-2008. In:
Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Nationaal Kompas
ziekte\ Functioneren en kwaliteit van leven\ Kwaliteit
levensverwachting, 22 maart 2010a.
Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationale Atlas
Volksgezondheid\ Ziekte, kwaliteit van leven en sterfte\
Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Gezondheid en
Sterfte, levensverwachting en DALY’s\ Levensverwachting,
Deuning CM, Hertog FRJ den. Levensverwachting bij geboorte per gemeente 2005-2008. In: Volksgezondheid
Giesbers H, Zwakhals SLN, Deuning CM, Hertog FRJ
Markantquest. Strengths and Difficulties Questionnaires
Bilthoven: RIVM, Gezondheid en ziekte\ (Gezonde)
den. Totale sterfte per gemeente 2005-2008. In:
(SDQ). http://www.markantquest.nl - SDQ (geraadpleegd
levensverwachting, 22 maart 2010b.
Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationale Atlas
geweld; Aard, omvang en hulpverlening. (Intomart,
Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Gezondheid en
SWOV, Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid. http://www.swov.nl (geraadpleegd maart
Hoeymans N, Melse JM, Schoemaker CG. Gezondheid
Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Nationaal
de sector Criminaliteitspreventie en Slachtofferzorg van
en determinanten. Deelrapport van de VTV 2010 Van
Kompas Volksgezondheid\ Gezondheidszorg\ Geeste-
de dienst Preventie, Jeugdbescherming en Reclassering
gezond naar beter. RIVM rapportnummer 270061006.
lijke gezondheidszorg, 25 maart 2010.
Ministerie van Justitie, 1997. Eysink PED. Psychische gezondheid. In: Volksgezondheid Toekomst
Verkenning,
Toolkit
regionale
VTV.
European Union. Brussels: European Commission, 2005.
Nationaal
Sociaal Wetenschappelijk Onderzoek). In opdracht van
van het ministerie van Justitie, oktober 1997. Den Haag:
Verwey-Jonker Instituut, 2010 Suhrcke M, McKee M, Sauto-Acre R, Tsolova S, Mortensen J. The contribution of health to the economy in the
4 mei 2010). Zutphen: Markant Quest, 2010. Meijer S. Geestelijke gezondheidszorg samengevat In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning,
ziekte\ Sterfte\ Totale sterfte, 22 maart 2010b.
van leven, 22 september 2009. Steketee M, Mak J, Tierolf B. Kinderen in Tel Databoek 2010. Kinderrechten als basis voor lokaal jeugdbeleid. Utrecht:
12 mei 2009.
ziekte\ Sterfte\ Totale sterfte, 22 maart 2010a.
Toekomst Verkenning, Nationale Atlas Volksgezondheid.
Dijk T van, Flight S, Oppenhuis E, Duesmann B. Huiselijk
82
Eysink PED, Poos MJJC. Gezonde levensverwachting. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Toolkit
meting. Tilburg: IVA, 2009.
gezondheid.
Volksgezondheid\ Ziekte, kwaliteit van leven en sterfte\
Gezondheidstoestand, 31 juli 2008. Bergh von M, Latta V, Vriesendorp R. Monitor Wsnp. Vijfde
3
De gezondheid in Zuid-Holland Zuid
2010). Leidschendam: SWOV, 2010. Tilburg T van. Loneliness form 1978 to 2003: A Historical
Murray CJL, Lopez AD. The global burden of disease: a
time analysis among Dutch adults. Paper gepresenteerd
Hoeymans N, Poos MJJC, Gommer AM. Wat is de ziektelast
comparative assessment of mortality and disability from
op 2 december 2003 bij de VU Amsterdam t.g.v. afscheid
en hoe wordt deze berekend? In: Volksgezondheid
disease, injuries, and risk factors in 1990 and projected
Toekomst
to 2020. Cambridge (MA): Harvard University Press on
Houten: Bohn Stafleu Van Loghum, 2010a.
Verkenning,
Nationaal
Kompas
Volks-
Prof.dr. J. de Jong-Gierveld. Amsterdam: VU, 2003. Weehuizen R. Mental capital. An exploratory study of the
83
3
Gezondheid InZicht
psychological dimension of economic development. Consultative Committee of Sector Councils for Research and Development (COS), 2006. Wilk EA van der. Verkeersongevallen - Zijn er verschillen tussen Nederland en andere landen? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Gezondheid en ziekte\ Ziekten en aan-doeningen\ Letsels en vergiftigingen\ Verkeersongevallen, 30 maart 2009. Wolf J. Handreiking Oggz in de WMO. In: Gereedschapkist WMO. Den Haag: Ministerie van VWS, 2006. Zwakhals SLN, Giesbers H, Deuning CM. Vervoersongevallen. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationale Atlas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Gezondheid en ziekte\ Sterfte\ Sterfte naar doodsoorzaken, 22 maart 2010.
4
Gezondheidsdeterminanten in Zuid-Holland Zuid
84
4
Gezondheid InZicht
Gezondheidsdeterminanten in Zuid-Holland Zuid
4
Kernboodschappen Veel volwassenen hebben ongezonde leefstijl
Mensen met een lage sociaaleconomische status leven vaker ongezonder
Veel volwassenen in de regio Zuid-Holland Zuid gedragen zich ongezond: één op de vijf volwassenen rookt en één op de tien volwassenen voldoet niet aan de norm voor verantwoord alcoholgebruik. Daarnaast beweegt ruim de helft van de volwassenen te weinig en eten de meeste volwassenen onvoldoende groente en fruit. Een aantal leefstijlfactoren bij volwassenen ontwikkelt zich gunstig: het aantal rokers neemt af, evenals de consumptie van te veel verzadigd vet. De lichamelijke activiteit neemt toe en het overmatig alcoholgebruik is stabiel.
Net als elders in Nederland zijn ook in Zuid-Holland Zuid onder laagopgeleiden meer mensen met een ongezonde leefstijl dan onder hoogopgeleiden. Laagopgeleide jongeren en volwassenen drinken vaker overmatig, roken vaker, eten ongezonder en hebben vaker overgewicht. Daarnaast hebben ze minder gunstige werk- en woonomstandigheden. Laagopgeleide volwassenen voldoen wel vaker aan de norm voor gezond bewegen. Ouderen met een laag inkomen in de regio Zuid-Holland Zuid hebben vaker ernstig overgewicht, bewegen minder en eten ongezonder.
Overgewicht een groeiend probleem
Etnische herkomst en religie beïnvloeden gezondheid
Overgewicht is wereldwijd een explosief groeiend probleem. Op dit moment heeft de helft van de 19-plussers in Zuid-Holland Zuid overgewicht, van wie 13% obesitas (ernstig overgewicht). Met het stijgen van de leeftijd neemt het overgewicht bij volwassenen toe. Bij kinderen ligt de piek van het overgewicht bij 7- en 8-jarigen; ruim één op de vijf kinderen heeft op die leeftijd overgewicht. Meisjes hebben vaker overgewicht (inclusief obesitas) op jongere leeftijd dan jongens. Vanaf ongeveer hun 25e hebben mannen juist vaker overgewicht dan vrouwen, maar vrouwen lijden vaker aan obesitas.
Op verschillende gebieden bestaat een samenhang tussen religieuze en culturele achtergrond en gezondheidskenmerken. Zo blijft de vaccinatiegraad in orthodox-bevindelijke kringen achter. Allochtone jongeren hebben vaker overgewicht en bewegen minder dan autochtone jongeren. Daarentegen drinken allochtone jongeren aanzienlijk minder alcohol dan autochtone leeftijdsgenoten.
Roken en overgewicht verantwoordelijk voor meeste gezondheidsverlies Roken en (ernstig) overgewicht zorgen voor het grootste verlies aan (gezonde) levensjaren. Zo hebben mensen die roken een vier jaar kortere levensverwachting in vergelijking met niet-rokers. Mensen met ernstig overgewicht verliezen maar liefst drie levensjaren en vijf gezonde levensjaren.
Meerderheid woningen heeft binnenmilieuprobleem Ventilatie in woningen is in Zuid-Holland Zuid, net als in de rest van Nederland, onder de maat. Ook op scholen wordt vaak onvoldoende geventileerd, terwijl uit onderzoek bekend is dat kinderen minder goed leren en presteren in een slecht geventileerde of te warme klas. In Zuid-Holland Zuid wordt de binnenlucht op driekwart van de scholen als slecht ervaren.
Overmatig alcoholgebruik hoog onder jongeren Landelijk is het alcoholgebruik onder de jongste scholieren (12-14 jaar) afgenomen. Onder jongeren van vijftien jaar en ouder is het alcoholgebruik, en vooral het overmatig alcoholgebruik, nog steeds erg hoog. Dit geldt ook voor de regio Zuid-Holland Zuid. Het ‘wel eens drinken’ begint bij twee op de vijf jongeren uit deze regio al op de basisschoolleeftijd. Bijna de helft van de scholieren van 12 tot en met 18 jaar heeft recent alcohol gedronken en ruim een kwart doet aan ‘bingedrinken’.
86
87
4
Gezondheid InZicht
In hoofdstuk 3 is de gezondheid van de bevolking in de regio Zuid-Holland Zuid besproken. Dit hoofdstuk gaat over determinanten van gezondheid: factoren die de gezondheid bepalen. Welke factoren zijn van invloed op de gezondheid? Hoe sterk wordt die invloed bepaald door ‘aanleg’, door ongezond gedrag of door de omgeving? Hoe hangen deze factoren met elkaar samen? Paragraaf 4.1 beschrijft kort het complexe samenspel van de determinanten in relatie tot gezondheid. In paragraaf 4.2 komt aan de orde wat de verschillende determinanten aan ongezondheid bijdragen, waarbij de vraag centraal staat wat de belangrijkste oorzaken van ongezondheid zijn. Vervolgens wordt ingegaan op de huidige stand van zaken en op belangrijke trends, waarbij persoonsgebonden factoren (paragraaf 4.3), leefstijlfactoren (paragraaf 4.4) en factoren uit de sociale (paragraaf 4.5) en fysieke omgeving (paragraaf 4.6) worden besproken.
4.1
Ingewikkelde relaties tussen ziekten en oorzaken
Dynamisch samenspel tussen determinanten op allerlei niveaus Zoals al besproken in hoofdstuk 1, wordt gezondheid bepaald door verschillende determinanten: persoonsgebonden factoren, leefstijl en omgeving. Persoonsgebonden factoren kunnen erfelijk zijn of in de loop van het leven worden verworven, zoals overgewicht of een hoge bloeddruk. Bij leefstijl gaat het om gunstig gedrag voor de gezondheid, zoals bewegen, of om ongunstig gedrag, zoals roken. De determinant ‘omgeving’ omvat zowel de sociale als de fysieke omgeving. Factoren in de fysieke omgeving zijn bijvoorbeeld geluid, luchtverontreiniging en de kwaliteit van de woning. Voorbeelden van factoren in de sociale omgeving zijn het krijgen van sociale ondersteuning, armoede en religie. Naast deze factoren bestaat ook het systeem van preventie en zorg, dat invloed heeft op de gezondheid, zoals een veilige drinkwatervoorziening en een vaccinatieprogramma (hoofdstuk 5). De gezondheid van een persoon is het resultaat van een dynamisch samenspel van al deze determinanten op verschillende niveaus (De Hollander et al., 2006). Zo heeft de omgeving effect op gedrag (speeltuinen nodigen uit tot bewegen) en kan gedrag de omgeving beïnvloeden (het plaatsen van traphekjes leidt tot een veilige omgeving). Verder hebben persoonsgebonden factoren effect op gedrag (weerbare kinderen roken minder vaak) en beïnvloedt gedrag persoonsgebonden factoren (een gezond bewegingspatroon heeft een gunstig effect op het lichaamsgewicht). Daarnaast clusteren de risicofactoren, dat wil zeggen dat ze vaker bij dezelfde persoon voorkomen dan verwacht op basis van toeval. Zo is bijvoorbeeld aangetoond dat roken, druggebruik, alcoholgebruik en onveilig seksueel gedrag samengaan bij dezelfde jongeren. Ook in de fysieke omgeving zie je een clustering van risico’s. De samenhang tussen verschillende vormen van ongezond gedrag wordt deels verklaard door een overkoepelende factor die leidt tot verschillende vormen van ongezond gedrag, zoals een specifieke jeugdsubcultuur, experimenteergedrag of probleemgedrag, zoals agressief gedrag en het plegen van kleine criminaliteit. Een andere mogelijkheid is dat de clustering wordt 88
Gezondheidsdeterminanten in Zuid-Holland Zuid
4
verklaard door de overeenkomst in achterliggende determinanten, zoals persoonsgebonden factoren (zoals persoonlijkheid) of de invloed uit de omgeving, zoals familie en vrienden, de beschikbaarheid van middelen in de directe omgeving (Hoeymans, et al., 2010).
Verband tussen determinant en ziekte niet altijd even sterk en consistent Een duidelijk verband tussen determinanten en de aandoeningen die ze mogelijk veroorzaken bestaat niet altijd. Een bekend sterk verband is de relatie tussen roken en longkanker; vrouwen die roken hebben ongeveer twaalf keer zoveel kans op het krijgen van longkanker als vrouwen die nooit hebben gerookt; voor mannen is die kans zelfs 22 keer groter (De Hollander et al., 2006). Ook tussen lichaamsgewicht en diabetes mellitus wordt een sterk verband gevonden: zo lopen vrouwen met ernstig overgewicht een achttien keer hoger risico op diabetes dan vrouwen zonder overgewicht en mannen met ernstig overgewicht zelfs een 50 keer hoger risico dan mannen zonder overgewicht (De Hollander et al., 2006). Er zijn ook minder sterke verbanden. Zo is er een vrij zwakke relatie tussen het ontstaan van psychische stoornissen en sociale omgevingsdeterminanten, zoals gezinsproblemen en gebrek aan sociale ondersteuning. Naast de sterkte van het verband is ook de consistentie van belang. Niet alle vermoedelijke verbanden tussen determinant en ziekte worden altijd bevestigd in onderzoek. Consistent bewijs wordt bijvoorbeeld wel geleverd voor de relatie roken en longkanker. Alle onderzoeksresultaten wijzen dezelfde kant uit. Bij onderzoeken naar het verband tussen sociale ondersteuning en psychische stoornissen is dit niet het geval: soms wordt een verband gevonden, soms ook niet, of er is onvoldoende onderzoek gedaan om uitspraken te kunnen doen over de consistentie van verbanden. Ten slotte zijn het niveau en de duur van de blootstelling van belang. Voor veel associaties geldt dat een hoger niveau van blootstelling en een langere duur van blootstelling tot een hoger risico leiden. Van een groot deel van de hier beschreven risicofactoren worden de gezondheidseffecten pas op langere termijn zichtbaar. Zo zal de huidige toename van overgewicht bij jongeren pas over een aantal jaren tot een toename van diabetes in de volwassen populatie leiden (De Hollander et al., 2006).
89
4
4.2
Gezondheid InZicht
Bijdrage van determinanten aan ongezondheid
Roken en overgewicht verantwoordelijk voor meeste gezondheidsverlies Het grootste verlies aan gezondheid op bevolkingsniveau is toe te schrijven aan roken (tabel 4.1). Het gaat dan zowel om verlies aan levensjaren, als aan levensjaren die in goede gezondheid worden doorgebracht. Als niemand in Nederland zou roken, zou de levensverwachting bijna twee jaar hoger zijn. Na roken leidt overgewicht tot relatief veel gezondheidsverlies op bevolkingsniveau; als niemand in Nederland te zwaar zou zijn, dan zou de levensverwachting een half jaar hoger zijn. Opvallend is dat terwijl overgewicht op bevolkingsniveau tot meer gezondheidsverlies leidt, ernstig overgewicht juist op individueel niveau meer gezondheidsverlies tot gevolg heeft. Dit heeft alles te maken met het feit dat er veel meer mensen zijn met overgewicht dan met ernstig overgewicht. De bijdrage van lichaamsbeweging en alcohol is kleiner dan die van roken en (ernstig) overgewicht (tabel 4.1). Ook het cholesterolgehalte, de bloeddruk en voedingsfactoren zijn van invloed op de gezondheid. Voor deze factoren zijn echter geen recente gegevens beschikbaar (Hoeymans & van Baal, 2010).
Tabel 4.1: Effecten van risicofactoren op levensjaren en gezonde levensjaren met 95%-betrouwbaarheidsinterval op bevolkingsniveau in Nederland (Bron: Hoeymans & van Baal, 2010). Roken a Overgewicht Ernstig overgewicht Overmatig alcoholgebruik Te weinig lichaamsbeweging
Verlies aan levensjaren 1,8 (1,6-2,0) 0,5 (0,4-0,7) 0,3 (0,3-0,4) 0,2 (0,2-0,3) 0,4 (0,4-0,5)
Gezondheidsdeterminanten in Zuid-Holland Zuid
4
leeftijdsgroepen, hebben werknemers tussen 25 en 54 jaar het meest met stress te maken (24%) (Arbo-online, 2010).
Ziektelast door milieufactoren: vooral luchtverontreiniging en geluid Milieufactoren zijn verantwoordelijk voor ongeveer 3 tot 7% van de totale ziektelast. Blootstelling aan luchtverontreiniging (3-5%) en geluid (0,5-0,8%) dragen het meeste bij aan de ziektelast, gevolgd door blootstelling aan radon, tabaksrook, lood en ozon. Aangezien door gebrek aan gegevens niet alle milieufactoren en gezondheidseffecten meegenomen konden worden in de berekeningen, zijn deze resultaten slechts een ruwe inschatting van de impact van het milieu op de gezondheid (Hoeymans & van Baal, 2010). Naast gezondheidsklachten en hinder brengt confrontatie met milieuvervuiling, onder meer via de media, gevoelens van onveiligheid en vervreemding met zich mee. Mensen gaan zich soms ongezond voelen en zijn bezorgd (over bijvoorbeeld de voedselveiligheid). De laatste jaren worden in toenemende mate vragen gesteld over milieurisico’s waarvan de gezondheidseffecten nog onvoldoende bekend zijn. Gedacht kan worden aan zendmasten, mobiele telefoons, nanotechnologie, voedselveiligheid, hormoonontregelende stoffen (oestrogenen) en genetisch gemodificeerde organismen (MNP, 2008). In paragraaf 4.6 wordt verder ingegaan op de gezondheidseffecten die zijn toe te schrijven aan het milieu.
Verlies aan gezonde levensjaren 2,0 (1,7-2,3) 0,9 (0,8-1,0) 0,6 (0,5-0,6) 0,3 (0,3-0,3) 0,5 (0,5-0,6)
a. Inclusief ex-rokers.
Ongunstige arbeidsomstandigheden goed voor 2 tot 4% van de ziektelast Van de bijdragen van een selectie van ongunstige arbeidsomstandigheden aan de ziektelast zijn schattingen voor Nederland gemaakt. Werkdruk, blootstelling aan stoffen (inclusief passief roken) en beeldschermwerk zijn de meest ongunstige arbeidsomstandigheden. Zij veroorzaken veel ziektelast via burn-out, COPD, longkanker en klachten aan arm, nek en schouder (RSIklachten). In totaal kan 2 tot 4% van de ziektelast toegeschreven worden aan de selectie van ongunstige arbeidsomstandigheden (Hoeymans & van Baal, 2010). Ruim een derde van het ziekteverzuim in Nederland wordt veroorzaakt door te hoge werkdruk en werkgerelateerde stress. In Nederland noemen vrouwen vaker dan mannen werkdruk en werkgerelateerde stress als reden van verzuim (35 tegenover 34%). Uitgesplitst naar 90
91
4
Gezondheid InZicht
Gezondheidsdeterminanten in Zuid-Holland Zuid
4
4.3 Persoonsgebonden factoren 4.3.1 Overgewicht en obestitas
percentage volwassenen met overgewicht l 54 - 56 l 51 - 53
Overgewicht risico voor lichamelijke en psychische gezondheid
l 48 - 50
Overgewicht en vooral obesitas vormen een risico voor de gezondheid. Overgewicht en obesitas hangen samen met hart- en vaatziekten, diabetes mellitus en verschillende vormen van kanker. Ook aandoeningen aan het bewegingsapparaat (zoals artrose) en de ademhalingsorganen zijn er mee geassocieerd. Overgewicht hangt bovendien samen met lichamelijke beperkingen en een slechtere kwaliteit van leven. Mensen met overgewicht lopen meer risico op psychosociale problemen, stigmatisering en discriminatie. Mensen met ernstig overgewicht hebben vaker angststoornissen of een depressie. Het is niet duidelijk of het hebben van overgewicht hier een oorzaak of een gevolg van is (Visscher et al., 2010b). Ook bij kinderen heeft overgewicht grote gezondheidsgevolgen, zowel op jonge als op latere leeftijd. Zo hebben zij een grote kans op glucose-intolerantie en diabetes mellitus. Kinderen met ernstig overgewicht lopen op latere leeftijd meer risico op hart- en vaatziekten. Wanneer iemand al vanaf jonge leeftijd overgewicht heeft, zijn de gezondheidsgevolgen op latere leeftijd extra groot. Dikke kinderen hebben ook vaak te maken met stigmatisering, vooral meisjes, en hebben daardoor meer kans op een lagere zelfwaardering en daarmee samenhangende psychosociale problemen, zoals eenzaamheid, verdriet en gespannenheid. Tieners met ernstig overgewicht zitten slechter in hun vel en hebben vaker suïcidegedachten (Visscher et al., 2010b).
l 45 - 47
Verlies aan levensjaren en gezonde levensjaren door overgewicht Ernstig overgewicht zorgt op individueel niveau, na roken, voor het meeste verlies van gezondheid. Zo verliezen mensen met ernstig overgewicht gemiddeld drie levensjaren en vijf gezonde jaren. Ernstig overgewicht zorgt met name voor een relatief groot verlies van gezonde jaren. Dit heeft te maken met het feit dat ernstig overgewicht vooral is geassocieerd met minder dodelijke ziekten. Mensen met overgewicht verliezen minder gezondheid dan mensen met ernstig overgewicht, gemiddeld 1,2 levensjaren en 2,1 gezonde jaren. Mensen die te weinig lichaamsbeweging hebben of te veel alcohol drinken verliezen gemiddeld genomen minder gezondheid dan rokers en mensen die te zwaar zijn (Hoeymans et al., 2010).
In Zuid-Holland Zuid heeft helft volwassenen overgewicht In Zuid-Holland Zuid heeft de helft van de 19- tot en met 64-jarigen en 60% van de 65-plussers overgewicht. Obesitas heeft 13% van de 19- tot en met 64-jarigen en 15% van de 65-plussers (tabel 4.2) (GHE 2009). Deze percentages zijn hoger dan de landelijke cijfers. Zowel in Nederland als in Zuid-Holland Zuid zijn mannen vaker te zwaar dan vrouwen, maar vrouwen hebben vaker obesitas (Van Bakel & Zantinge, 2010a; GHE 2009). Van de drie subregio’s in Zuid-Holland Zuid is het percentage overgewicht (inclusief obesitas) 92
Figuur 4.1: Percentage volwassenen (19+) met overgewicht (inclusief obesitas) per gemeente in de regio Zuid-Holland Zuid (Bron: GHE 2009). De gemeentenamen zijn te vinden op de binnenkant van de kaft.
bij alle volwassenen (19+) het hoogst in de Hoeksche Waard. De gemeenten met de hoogste percentages inwoners met overgewicht (inclusief obesitas) zijn Cromstrijen (56%), Zwijndrecht (54%) en Gorinchem (53%) (figuur 4.1). Bovengenoemde gegevens zijn verkregen op basis van zelfrapportage. Omdat mensen hun gewicht echter vaak te laag inschatten en hun lengte te hoog, zal in werkelijkheid het overgewichtpercentage waarschijnlijk hoger liggen (Van Bakel & Zantinge, 2010a).
Ongeveer één op de vijf leerlingen in Zuid-Holland Zuid heeft overgewicht In 2008 had één op de zeven peuters in Dordrecht, Zwijndrecht en Hendrik-Ido-Ambacht overgewicht (tabel 4.2) (GGD RR, 2009). Bij de 5-jarigen in Zuid-Holland Zuid heeft ongeveer één op de zeven kinderen overgewicht (13 tot 15%) (tabel 4.2). Bij 7- en 10-jarigen ligt het percentage overgewicht nog iets hoger; ruim één op de vijf kinderen heeft overgewicht. In klas 2 van het voortgezet onderwijs ligt het percentage scholieren met overgewicht iets lager, maar is nog altijd bijna één op de vijf. Overgewicht op de basisschoolleeftijd (groep 2, 4 en 7 samen) is het hoogst in Zwijndrecht, Dordrecht en Gorinchem: ruim één op de vijf kinderen heeft hier overgewicht. In de Hoeksche Waard spant Cromstrijen de kroon; hier is bijna één op de vijf basisschoolkinderen (groep 2 en groep 7 bij elkaar) te zwaar. Van de tweedeklassers op het voortgezet onderwijs zijn jongeren uit Zwijndrecht het zwaarst (22%). Landelijk heeft 13% van de jongens en 15% van de meisjes van 0 tot en met 19 jaar overgewicht (TNO, 2010). 93
4
Gezondheid InZicht
Gezondheidsdeterminanten in Zuid-Holland Zuid
4
Tabel 4.2: Overgewicht in de regio Zuid-Holland Zuid (ZHZ): Drechtsteden (DS), Alblasserwaard-Vijfheerenlanden (AV) en Hoeksche Waard (HW) (Bron: GGD RR, 2009; JGZ; GGD ZHE, 2009c; GHE 2009). Mate van overgewicht per leeftijdsgroep Prevalentie (%) DS AV HW ZHZ Overgewicht (inclusief obesitas) 2-jarigen a 8 - - - 5-jarigen/groep 2 15 13 16 - 7-jarigen/groep 4 22 19 - - 10-jarigen/groep 7 21 19 14 - 13-jarigen/klas 2 b 20 17 8 - 19-tot 64-jarigen c 65-plussers c
49 57
46 63
49 63
48 60
Ernstig overgewicht (obesitas) 2-jarigen a 2 - - - 5-jarigen/groep 2 4 4 4 - 7-jarigen/groep 4 6 4 - - 10-jarigen/groep 7 4 3 2 - 13-jarigen/klas 2 b 4 3 - - 19- tot 64-jarigen c 13 12 14 13 65-plussers c 14 17 14 15 a Dit betreft alleen Dordrecht, Zwijndrecht en Hendrik-Ido-Ambacht. b Het percentage overgewicht in de Hoeksche Waard is gebaseerd op zelfgerapporteerde gegevens. Het percentage overgewicht in de Drechtsteden en Alblasserwaard-Vijfheerenlanden is gebaseerd op gemeten gegevens. c Op basis van zelfgerapporteerde gegevens.
Stabiele trend overgewicht, zowel landelijk als regionaal In de periode 1981-2008 is het aantal Nederlanders met overgewicht sterk gestegen tot bijna de helft (49%) van alle volwassenen (figuur 4.2). Het percentage mensen met ernstig overgewicht verdubbelde van 5 tot bijna 12%. De toename in (ernstig) overgewicht is vergelijkbaar voor alle bevolkingsgroepen en staat los van geslacht, leeftijd en urbanisatiegraad (Van Bakel & Zantinge, 2010b). Sinds ongeveer 2000 is het percentage mensen met overgewicht niet of nauwelijks verder toegenomen en schommelt rond de 40% voor vrouwen en 50% voor mannen. Het percentage volwassenen met obesitas steeg in deze tijd wel iets, namelijk van 9% in 2001 tot 11% in 2008. Maar ook dit percentage is de laatste drie jaar constant (Hoeymans et al., 2010). Ook het percentage kinderen met overgewicht is tussen 1980 en 2003 fors toegenomen (Van den Hurk et al., 2007).
94
Figuur 4.2: Ontwikkeling van het percentage volwassenen met overgewicht in Nederland (19812007) (Bron: Hoeymans et al., 2010).
Het percentage kinderen en jongeren met overgewicht in de regio Zuid-Holland Zuid lijkt, gemeten over drie schooljaren (2005-2006, 2006-2007 en 2007-2008), ook te stabiliseren of zelfs iets af te nemen. Het percentage 5- en 7-jarigen met obesitas is gelijk gebleven, terwijl het percentage 10- en 13-jarigen met obesitas is afgenomen.
Laagopgeleiden en allochtonen hebben vaker overgewicht Risicogroepen voor overgewicht zijn laagopgeleiden en bepaalde groepen allochtonen. Zo hebben laagopgeleiden 2,5 keer meer kans op overgewicht en ruim 4 keer meer kans op obesitas. De prevalentie van overgewicht en obesitas onder allochtone groepen is hoger dan onder autochtonen. Vooral Turkse en Marokkaanse vrouwen vormen een risicogroep. Ook voor kinderen zien we hogere prevalenties overgewicht en obesitas onder Turken en Marokkanen. Bij kinderen van Turkse origine is bij gemiddeld 32% sprake van overgewicht. Bij jongens en meisjes van Marokkaanse afkomst is dit respectievelijk 25 en 29%. Bij kinderen van autochtone afkomst is dit 13% (jongens) en 15% (meisjes) (TNO, 2010).
4.3.2 Ondergewicht Ook ondergewicht risico voor lichamelijke gezondheid Hoewel overgewicht geen positieve bijdrage levert aan gezondheid, doet ook ondergewicht dat niet. Ondergewicht heeft als risico dat het lichamelijk functioneren erdoor verstoord raakt; de lichamelijke en geestelijke conditie gaan achteruit. Bij zeer ernstig ondergewicht worden op den duur alle organen aangetast en kunnen sommige lichamelijke klachten, zoals een ernstige verstoring van het hartritme, leiden tot de dood (Johnson et al., 2002). De belangrijkste 95
4
Gezondheid InZicht
lichamelijke klachten zijn: algehele uitputting en lage lichaamstemperatuur, problemen met hart en bloedvaten zoals verlaagde bloeddruk, vertraagde hartslag en hartritmestoornissen, botontkalking (osteoporose), maag- en darmklachten, hormoonafwijkingen zoals het wegblijven van de menstruatie, verminderde schildklierwerking en verminderde stofwisseling.
Percentage volwassenen met ondergewicht in regio gelijk aan landelijk In 2009 had 1,6% van de Nederlandse bevolking van twintig jaar en ouder ondergewicht: 1% van de mannen en 2% van de vrouwen (Van Bakel & Zantinge, 2010a). Van de volwassenen in de regio Zuid-Holland Zuid heeft 2% ondergewicht en van de 65-plussers 3% (GHE 2009).
Minder kinderen met ondergewicht in Zuid-Holland Zuid Landelijke cijfers over ondergewicht bij kinderen zijn alleen beschikbaar uit 1997; recentere cijfers over ondergewicht bij kinderen zijn er niet. In 1997 had bij de jongste kinderen (2 tot 7 jaar) gemiddeld 13% van de jongens en 12% van de meisjes ondergewicht. Van de 7- tot 18-jarigen had 9% ondergewicht (Van Buuren, 2004). In Zuid-Holland Zuid was het percentage kinderen met ondergewicht in schooljaar 2007-2008 onder 5-jarigen 9%, onder 7-jarigen 5%, onder 10-jarigen 6% en onder 13-jarigen 7%. In vergelijking met landelijke cijfers zijn in deze regio dus minder kinderen met ondergewicht.
Gezondheidsdeterminanten in Zuid-Holland Zuid
4
Tabel 4.3: Bloeddruk en cholesterol in de Nederlandse bevolking van 35-70 jaar in de periode 20032007 (Bron: (Hoeymans et al., 2010). Persoonsgebonden factoren Definitie Prevalentie a (%) Trend b Verhoogd totaal cholesterol ≥6,5 mmHg 22-26 Onbekend Verhoogde bloeddruk ≥140/90 mmHg 42-51 Onbekend a Dit zijn waarden zoals deze uit twee verschillende onderzoeken komen (Lokale en Nationale Monitor Gezondheid (2005/2006) en Doetinchem Cohort Studie, 2003-2007). b Door beperkte gegevens geen trend te berekenen.
mag worden dat het percentage mensen met een verhoogde bloeddruk of ongunstig cholesterolniveau in Zuid-Holland Zuid niet veel afwijkt van dat in Nederland.
4.3.3 Bloeddruk en cholesterol Gewicht, voeding en beweging van belang voor bloeddruk en cholesterol Overgewicht, een ongunstig voedingspatroon en weinig lichaamsbeweging zijn risicofactoren voor een te hoge bloeddruk en een ongunstig cholesterolgehalte in het bloed. Te hoge bloeddruk en een ongunstig cholesterolgehalte zijn op hun beurt risicofactoren voor hart- en vaatziekten. Tabel 4.3 geeft de stand van zaken met betrekking tot deze risicofactoren weer; bijna de helft van de Nederlanders van 35-70 jaar heeft een te hoge bloeddruk en een kwart een verhoogd totaal cholesterol. Deze getallen zijn slechts een indicatie, omdat de gegevens zijn verzameld bij kleine, mogelijk niet-representatieve groepen in de bevolking. Ook zijn de gegevens niet bruikbaar om een uitspraak te doen over trends in deze risicofactoren. Wel kunnen we patronen binnen de bevolking zien. Zo hebben meer mannen dan vrouwen een hoge bloeddruk, een te hoog totaal cholesterol- en een te laag HDL-cholesterolgehalte. Alleen vrouwen van 60 jaar en ouder hebben vaker een te hoog totaal cholesterolgehalte dan mannen van die leeftijd (Hoeymans et al., 2010). Lichamelijke inactiviteit, voeding (met name te weinig groente en fruit en te veel vet), overgewicht, (overmatig) alcoholgebruik en roken zijn belangrijke factoren die de bloeddruk beïnvloeden. Het vóórkomen van deze factoren is in de regio Zuid-Holland Zuid vergelijkbaar met Nederland, met uitzondering van een iets gunstiger percentage rokers. Aangenomen 96
97
4
Gezondheid InZicht
4.4 Leefstijlfactoren 4.4.1 Roken Verlies aan levensjaren en gezonde levensjaren door roken Roken is een belangrijke risicofactor voor longkanker, chronische obstructieve longziekten (COPD) en hart- en vaatziekten. Ten opzichte van niet-rokers verliezen rokers in Nederland naar verwachting gemiddeld 4,1 levensjaren en 4,6 gezonde levensjaren. In vergelijking met andere risicofactoren zorgt roken voor het grootste verlies aan levensjaren. Dit komt vooral doordat roken is geassocieerd met onder meer coronaire hartziekten en (long)kanker, ziekten waaraan veel mensen vroegtijdig overlijden (Hoeymans et al., 2010).
Percentage rokers in regio Zuid-Holland Zuid lager dan landelijk In 2009 rookte in deze regio 20% van alle volwassenen (19+), een lager percentage dan landelijk (27%). In de Drechtsteden is het percentage rokers (19+) iets hoger (21%) dan in de AlblasserwaardVijfheerenlanden (20%) en de Hoeksche Waard (19%) (tabel 4.4). In Gorinchem (24%), Dordrecht (22%) en Giessenlanden (22%) is het percentage rokers het hoogst. Ook in de regio Zuid-Holland Zuid komt naar voren dat meer mannen dan vrouwen roken: bij de 19- tot 65-jarigen rookt 27% van de mannen en 18% van de vrouwen, bij de 65-plussers 14 respectievelijk 9%.
Tabel 4.4: Leefstijlfactor ’roken’ in de regio Zuid-Holland Zuid: Drechtsteden (DS), AlblasserwaardVijfheerenlanden (AV) en Hoeksche Waard (HW), huidige situatie en landelijke trends (Bron: JGZ; GGD ZHE, 2009; GHE 2009; Feenstra, 2009). Leefstijl Definitie Prevalentie (%) Landelijke trend DS AV HW Roken 13 jaar/klas 2 rookt dagelijks 5 4 6 Jeugd: gunstig. Daling lifetime- 14-15 jaar a rookt dagelijks 13 - - prevalentie (van 55% in 1999 naar 19-64 jaar rookt 23 22 21 45% in 2003 naar 39% in 2007), 65+ rookt 11 11 11 zowel bij jongens als meisjes. Volwassenen: gunstig. Daling bij zowel mannen als vrouwen (1990-2006). a Gegevens uit de CtC/Jeugdmonitor 2008, alleen gemeente Dordrecht.
Gezondheidsdeterminanten in Zuid-Holland Zuid
4
één op de vijftien leerlingen (7%) ooit gerookt, jongens (8%) vaker dan meisjes (5%). Dagelijks rookt 7% van de scholieren van 12 tot 18 jaar. Ook in de regio Zuid-Holland Zuid heeft bijna twee op de vijf scholieren (39%) van het voortgezet onderwijs ooit gerookt. In het basisonderwijs gaat het om 5% van de leerlingen. Van alle scholieren van het voortgezet onderwijs in de regio Zuid-Holland Zuid rookt 5% dagelijks, een iets lager percentage dan landelijk (Gorter et al., 2008). In klas 2 van het voortgezet onderwijs rookt 5% van de 13-jarigen dagelijks (tabel 4.4). In de Hoeksche Waard is dit percentage het hoogst (6%) (JGZ; JIS).
Lange termijn trend: steeds minder rokers Landelijk is het percentage rokers van de bevolking boven de 15 jaar gedaald van ongeveer 38% in de jaren tachtig tot 27% in 2008 (tabel 4.4) (Feenstra, 2009). Ook in de regio Zuid-Holland Zuid is het percentage rokers (vanaf 19 jaar) gedaald van ongeveer één op vier in 2005 naar één op vijf in 2009 (GHE 2009). De verschillen in het percentage rokers tussen mannen en vrouwen zijn steeds kleiner geworden. De daling in roken geldt voor de meeste leeftijdsgroepen, maar vooral voor mannen boven de 65 jaar en vrouwen van 20 tot 34 jaar (Hoeymans et al., 2010). Het percentage scholieren (12-18 jaar) dat ooit heeft gerookt, is na een redelijk stabiel beeld in de periode 1988-1999 duidelijk afgenomen: van 55% in 1999 naar 45% in 2003 naar 39% in 2007. Deze daling doet zich bij jongens en meisjes in vrijwel gelijke mate voor. Het percentage scholieren dat dagelijks rookt, nam tussen 1999 (13%) en 2003 (9%) af en lijkt zich in 2007 te stabiliseren (7%) (Monshouwer et al., 2008).
Verschil in roken tussen laagopgeleiden en hoogopgeleiden neemt toe Onder laagopgeleiden zijn meer rokers dan onder hoogopgeleiden. Van de mensen met een hbo- of wo-opleiding rookt 22%, terwijl het percentage rokers bij mensen met een gemiddeld of laag opleidingsniveau respectievelijk 28 en 30% is. Ook roken laagopgeleide rokers meer sigaretten per dag dan hoogopgeleiden. Opvallend is dat het percentage rokers sinds 1988 sterker daalt bij hoogopgeleiden dan bij laagopgeleiden. De sociaaleconomische verschillen in roken zijn dus groter geworden (Hoeymans et al., 2010). Uit GGD-onderzoeken in de grote steden en nationaal onderzoek komt naar voren dat een groter percentage Turken (vooral mannen) rookt vergeleken met Nederlanders. Bij Marokkanen is het aandeel rokers minder hoog dan bij Nederlanders. Marokkaanse vrouwen roken nauwelijks. Het aandeel rokers bij Surinaamse mannen is hoger of vergelijkbaar met Nederlandse mannen, terwijl dit aandeel bij Surinaamse vrouwen kleiner of even groot is (Hoeymans et al., 2010).
Laatste jaren minder rokende jongeren Van alle scholieren van het voortgezet onderwijs (12 tot 18 jaar) heeft 39% ooit gerookt: jongens even vaak als meisjes (Monshouwer et al., 2008). In het basisonderwijs heeft ongeveer 98
99
4
Gezondheid InZicht
4.4.2 Alcoholgebruik Schadelijke gevolgen alcoholgebruik aanzienlijk Hoewel matig alcoholgebruik tegen hart- en vaatziekten kan beschermen, zijn de schadelijke gevolgen van overmatig alcoholgebruik groter. Alcoholgebruik heeft invloed op bijna alle organen in het lichaam en hangt samen met ongeveer zestig verschillende aandoeningen. Hieronder vallen zowel chronische als acute aandoeningen en verwondingen. Voor de meeste aandoeningen geldt: hoe meer alcohol wordt gedronken, des te groter het risico op die aandoening. Vooral langdurig overmatig alcoholgebruik draagt bij aan een hoger risico op bijvoorbeeld harten vaatziekten, diabetes mellitus en dementie (Kuunders & Van Laar, 2009d). Alcoholgebruik hangt ook samen met problemen die consequenties hebben voor anderen, zoals rijden onder invloed en relatieproblemen. Een ander gevolg van overmatig alcoholgebruik is dat mensen er afhankelijk van worden, wat de kans op psychische stoornissen vergroot (Kuunders & Van Laar, 2009d) (hoofdstuk 3). Mensen die overmatig alcohol gebruiken verliezen naar verwachting gemiddeld 0,6 levensjaren en 0,9 gezonde levensjaren (Hoeymans et al., 2010). Jongeren verdragen alcohol slechter omdat ze nog in de groei zijn, minder wegen en kleiner zijn. De effecten van alcohol voelen ze hierdoor sneller en heviger. Drinken onder de zestien jaar brengt teveel risico’s met zich mee. Zo kan (veel) alcohol drinken op jonge leeftijd blijvende hersenschade veroorzaken (Hoeymans et al., 2010).
Ruim één op de twaalf volwassenen in deze regio drinkt overmatig alcohol Op dit moment drinkt het merendeel (81%) van de Nederlandse bevolking wel eens alcohol; ongeveer een vijfde drinkt niet. Overmatig drinken deed in 2007 15% van de mannen en 12% van de vrouwen (Kuunders & Van Laar, 2009a). Ook in de regio Zuid-Holland Zuid drinken vier van de vijf volwassenen alcohol (tabel 4.5). Van overmatig alcoholgebruik is in deze regio sprake bij 8% van de volwassenen (tabel 4.5), mannen 10 en vrouwen 6%, een lager percentage dan landelijk. In Zederik (13%) en Giessenlanden (11%) is het percentage overmatig drinkers het hoogst (GHE 2009).
Alcoholgebruik jongeren in regio Zuid-Holland Zuid net zo hoog als landelijk Net als landelijk heeft ook in de regio Zuid-Holland Zuid vier op de vijf scholieren (80%) van 1218 jaar ooit alcohol gedronken; meer jongens (87%) dan meisjes (73%). In de Drechtsteden en Alblasserwaard-Vijfheerenlanden is het percentage tweedeklassers dat wel eens alcohol heeft gedronken het hoogst in Nieuw-Lekkerland (51%), Graafstroom (49%) en Zederik (49%) (JGZ). In groep 7 en 8 van het basisonderwijs (10- tot 12-jarigen) hebben twee op de vijf leerlingen (40%) in deze regio ooit alcohol gedronken (Gorter et al., 2008). In de afgelopen maand heeft 46% van de scholieren van 12-18 jaar alcohol gedronken, meer jongens (55%) dan meisjes (37%) (Gorter et al, 2008). In het basisonderwijs heeft één op de tien leerlingen van 10 tot 12 jaar de afgelopen maand alcohol gedronken. 100
Gezondheidsdeterminanten in Zuid-Holland Zuid
4
Tabel 4.5: Leefstijlfactor ’alcoholgebruik’ in de regio Zuid-Holland Zuid: Drechtsteden (DS), Alblasserwaard-Vijfheerenlanden (AV) en Hoeksche Waard (HW), huidige situatie en landelijke trends (Bron:JGZ; GGD ZHE, 2009; GHE 2009; Kuunders en van Laar, 2009b). Leefstijl Definitie Prevalentie (%) Landelijke trend DS AV HW Alcoholgebruik 10 jaar wel eens - - 44 Jeugd (12-16 jaar): stijging tussen 13 jaar/klas 2 wel eens 42 41 - begin jaren negentig en 2003, 14-15 jaar a recent gebruik (<4 wk) 45 - - daarna stabiel (2003-2005). 19-64 jaar afgelopen jaar 81 80 86 Volwassenen: totale alcoholgebruik 65+ afgelopen jaar 74 70 74 per hoofd van de bevolking sinds de jaren negentig gestabiliseerd. Bingedrinken 14-15 jaar a 5 of meer glazen bij 34 - - Jeugd (12-16 jaar): ongunstig. 1 gelegenheid Stijgende lijn sinds begin jaren 19-64 jaar 6 of meer glazen bij 6 8 8 negentig; sinds 2003 lijkt een daling 1 gelegenheid te zijn ingezet. Overmatig alcoholgebruik 19-64 jaar >21 (man), >14 (vrouw) 8 9 8 Volwassenen: stabiel (2002-2007). 65+ glazen per week 9 6 8 a Gegevens uit de CtC/Jeugdmonitor 2008, alleen gemeente Dordrecht.
Zoals verwacht doen zich grote leeftijdsverschillen voor. Op 12-jarige leeftijd heeft ruim de helft van de leerlingen in het voortgezet onderwijs ervaring met het drinken van alcohol. Gedurende de daaropvolgende jaren neemt het alcoholgebruik sterk toe, tot op 15-jarige leeftijd 89% al eens alcohol heeft gedronken. Vanaf 15 jaar neemt dit percentage geleidelijk nog iets verder toe (Monshouwer et al., 2008). Informatie over bingedrinken onder jongeren is te vinden in tekstblok 4.1.
Alcoholgebruik stabiel tot licht dalend Sinds 2000 daalt in Nederland het percentage mensen in de bevolking van 12 jaar en ouder dat naar eigen zeggen wel eens alcohol drinkt licht. In de regio Zuid-Holland Zuid is dit nauwelijks gewijzigd tussen 2005 en 2009 (GHE 2005; GHE 2009). In Nederland is het aandeel overmatige drinkers stabiel gebleven. Ook de verkoopcijfers van alcohol, een afgeleide maat voor de alcoholconsumptie, laten zien dat de verkoop van alcohol tussen 2003 en 2006 stabiel is gebleven. Volgens deze verkoopcijfers was de alcoholconsumptie halverwege de jaren zeventig en in de jaren tachtig het hoogst, maar daalt deze vanaf de jaren negentig 101
4
Gezondheid InZicht
Gezondheidsdeterminanten in Zuid-Holland Zuid
4
licht (Hoeymans et al., 2010). Het percentage scholieren van 12-18 jaar dat in de afgelopen maand alcohol gedronken heeft, is in 2007 gedaald (50%) ten opzichte van 2003 (58%) (Van Dorsselaer et al., 2007).
Meeste drinkers onder hoogopgeleiden, meeste zware drinkers onder laagopgeleiden
Tekstblok 4.1
Bingedrinken onder jongeren zorgelijk Nederlandse jongeren drinken te vroeg, te veel en te vaak. Van het percentage scholieren van 12-18 jaar dat de afgelopen maand heeft gedronken (50%) heeft ruim tweederde minstens één keer vijf glazen of meer per gelegenheid gedronken, het zogenaamde ‘bingedrinken’. Hoewel het percentage bingedrinkers in Zuid-Holland Zuid lager is dan landelijk doet nog steeds ruim een kwart van de scholieren aan bingedrinken; dit zijn meer jongens (35%) dan meisjes (18%). Bingedrinken komt vaker voor bij jongeren met een laag schoolniveau dan met een hoog schoolniveau. Het komt even vaak voor bij autochtone en allochtone jongeren (Monshouwer et al., 2008; Van Dorsselaer et al., 2007).
Het aandeel mensen dat alcohol drinkt, is het grootst bij de hoogst opgeleiden en neemt af naarmate het opleidingsniveau lager is. Dit geldt voor zowel mannen als vrouwen in alle leeftijdsgroepen. Het aandeel mensen met zwaar alcoholgebruik (meer dan één keer per week zes glazen of meer) is juist het hoogst in de laagste opleidingscategorie en het laagst in de hoogste opleidingscategorie. Dit geldt voor mannen, terwijl het percentage vrouwen met zwaar alcoholgebruik nauwelijks varieert naar opleidingsniveau. Uit onderzoeken in de grote steden komt naar voren dat Marokkanen en Turken minder vaak alcohol drinken dan Nederlanders (Hoeymans et al., 2010). Marokkaanse jongens en meisjes geven juist minder vaak aan dat zij in de afgelopen maand gedronken hebben in vergelijking met Nederlandse jongeren (Monshouwer et al., 2008; Van Dorsselaer et al., 2007). Ook Surinaamse meisjes en Antilliaanse en Arubaanse jongens hebben minder vaak in de afgelopen maand gedronken, vergeleken met Nederlandse meisjes en jongens.
4.4.3 Druggebruik Druggebruik draagt niet veel bij aan totale ziektelast Cannabisproducten (hasj, marihuana) zijn niet sterk lichamelijk verslavend. Wel is het percentage van de werkzame stof in hasj behoorlijk toegenomen (van 9% in 1999 tot 18% in 2005). Het risico van afhankelijkheid neemt toe bij langdurig frequent gebruik. Mogelijke gevolgen van cannabisgebruik zijn onder andere dat het reactie- en concentratievermogen en het korte termijn geheugen erdoor worden verminderd. Daardoor worden school- en werkprestaties en het verkeersgedrag negatief beïnvloed. Jongeren die blowen, vertonen meer probleemgedrag. Het verband tussen cannabisgebruik en gedragsproblemen wordt sterker naarmate de frequentie van het gebruik toeneemt. Aangezien druggebruik in vergelijking met ander ongezond gedrag relatief weinig voorkomt, draagt het daardoor niet veel bij aan de totale ziektelast (Van Laar, 2006b).
Cannabisgebruik neemt toe met de leeftijd Actueel cannabisgebruik is in Zuid-Holland Zuid lager dan in Nederland: 4 ten opzichte van 8%. Landelijk gebruiken meer jongens dan meisjes cannabis (10 ten opzichte van 6%) (tabel 4.6). Cannabisgebruik neemt toe met de leeftijd. In het basisonderwijs heeft vrijwel geen enkele leerling ervaring met het gebruik van cannabis (0,2%) (Monshouwer et al, 2008; Gorter et al., 2008).
102
103
4
Gezondheid InZicht
Tabel 4.6: Leefstijlfactor ‘druggebruik’ in de regio Zuid-Holland Zuid: Drechtsteden (DS), Alblasserwaard-Vijfheerenlanden (AV) en Hoeksche Waard (HW), huidige situatie en landelijke trends (Bron: JGZ; GGD ZHE, 2009; GHE 2009; Van Laar, 2006a). Leefstijl Definitie Prevalentie (%) Landelijke trend DS AV HW Softdruggebruik 13 jaar wel eens 3 3 - Jeugd (12-18 jaar): stabiel. 14-15 jaar a recent gebruik (<4 wk) 7 - - Volwassenen: stabiel 19-64 jaar
recent gebruik (<4 wk)
2
1
2
(periode 1997-2005)
a Gegevens uit de CtC/Jeugdmonitor 2008, alleen gemeente Dordrecht.
Onder de 12- en 13-jarigen heeft een relatief klein deel ervaring met cannabisgebruik. Onder 14-jarigen is sprake van een forse toename bij zowel jongens als meisjes. Deze toename zet zich vanaf vijftien jaar verder voort met het stijgen van de leeftijd, bij jongens veel sterker dan bij meisjes. Uiteindelijk is op 17- en 18-jarige leeftijd ongeveer de helft van de jongens en bijna één derde van de meisjes met cannabis in aanraking gekomen (Monshouwer et al, 2008). Bij 15- tot en met 24-jarigen is de cannabisconsumptie het hoogst.
Softdruggebruik stabiel Tussen 1997 en 2005 is het softdruggebruik onder de Nederlandse bevolking van 15 tot 65 jaar stabiel gebleven (Hoeymans et al., 2010).
4.4.4 Lichamelijke activiteit Regelmatige beweging levert gezondheidsvoordelen op Regelmatige lichamelijke activiteit bevordert de kwaliteit van leven en kent diverse gezondheidsvoordelen. Matig intensieve lichamelijke activiteit, zoals fietsen of stevig wandelen, heeft al een gunstig effect op de gezondheid, mits deze regelmatig wordt verricht. Het kan indirect of direct het risico verlagen op het ontstaan van ziekten. Intensieve lichamelijke activiteit, zoals hardlopen, voetballen en tennis, bevordert bovendien de conditie van hart en longen, ofwel de cardiorespiratoire fitheid. Onvoldoende lichamelijke activiteit verhoogt de kans op vroegtijdig overlijden en kan het risico op het ontstaan van coronaire hartziekten, diabetes mellitus, beroertes (CVA), botontkalking, dikkedarmkanker en borstkanker ongunstig beïnvloeden of verhogen. Ook zijn er steeds meer aanwijzingen dat onvoldoende bewegen het risico op dementie en depressie verhoogt (Wendel-Vos, 2008a). Mensen die onvoldoende lichamelijk actief zijn, verliezen naar verwachting gemiddeld 0,9 levensjaren en 1,2 gezonde levensjaren (Hoeymans et al., 2010). 104
Gezondheidsdeterminanten in Zuid-Holland Zuid
4
Minder volwassenen voldoende lichamelijk actief Ruim de helft van de Nederlanders (56%) voldoet aan de ‘Nederlandse Norm Gezond Bewegen’ (NNGB) (tekstblok 4.4), 44% voldoet er dus niet aan (Wendel-Vos, 2008a; CBS-Statline). In 2008 voldeed 54% van de bevolking van 19 jaar en ouder in Zuid-Holland Zuid niet aan de beweegnorm. Dit is dus ongunstiger dan landelijk. De regio Zuid-Holland Zuid is met drie andere regio’s de laagst scorende regio. Het percentage 19 tot 65-jarigen dat niet aan de beweegnorm voldoet is het hoogst in de Hoeksche Waard (56%) (tabel 4.7).
Jongeren bewegen te weinig Van de Nederlandse jongeren (12- tot 18-jarigen) voldoet bijna driekwart niet aan de beweegnorm voor jongeren. Hoewel jongeren in 2007 minder vaak dan volwassenen voldoen aan de voor hun leeftijd geldende beweegnorm, bewegen ze wel meer dan volwassenen. Dit is vooral te danken aan het feit dat jongeren zich vaker dan volwassenen en ouderen per fiets of te voet verplaatsen. Ook zijn jongeren vaker betrokken bij sport en bij (buiten)spel en recreatie (Wendel-Vos, 2008a). Voor de hele regio Zuid-Holland Zuid is niet bekend hoeveel jongeren aan de beweegnorm voldoen, dit is wel bekend voor Dordrecht. Van de 4- tot en met 12-jarigen en 13- tot en met 17-jarigen Dordtenaren geldt dat respectievelijk 20 en 14% voldoet aan de norm (OCD, 2008). In 2008 was 61% van de 14- en 15-jarige scholieren in de regio Zuid-Holland Zuid lid van een sportvereniging (tabel 4.7). Dit zijn meer jongens (66%) dan meisjes (57%). Lidmaatschap van een sportvereniging/ -club neemt af met de leeftijd. Landelijke gegevens met betrekking tot lidmaatschap van een sportvereniging/-club zijn niet beschikbaar. Wel is het percentage jongeren (6 tot en met 11 jaar) dat aan sport doet, toegenomen in de periode 1979-2003 (Wendel-Vos, 2008b).
Percentage jongeren dat voldoende beweegt stijgt Het percentage jongens dat aan de norm voldoet, is in de periode 2001-2007 gestegen van 24 naar 33% in 2006 en weer gedaald in 2007 naar 28%. Bij meisjes heeft dit percentage een aantal jaren rond de 20% geschommeld en was in 2007 gestegen naar 25% (CBS-StatLine).
4.4.5 Voeding Gezonde voeding biedt bescherming Een ongezond voedingspatroon is een belangrijke risicofactor voor hart- en vaatziekten. Het risico op hart- en vaatziekten neemt toe door voeding die rijk is aan verzadigde vetzuren en transvetzuren. Anderzijds neemt het risico op hart- en vaatziekten af door het consumeren van veel vis, groente en fruit. Behalve voor hart- en vaatziekten is ongezond eten ook een risicofactor voor diabetes mellitus, kanker en osteoporose (botontkalking). Niet ontbijten wordt steeds meer gezien als een risicofactor voor overgewicht. Wie niet ontbijt, compenseert dat vaak later op de dag met snoep en snacks. Die leveren meestal veel calorieën 105
4
Gezondheid InZicht
Tabel 4.7: Leefstijlfactoren ‘lichamelijke activiteit en voeding’ in de regio Zuid-Holland Zuid: Drechtsteden (DS), Alblasserwaard-Vijfheerenlanden (AV) en Hoeksche Waard (HW), huidige situatie en trends (Bron: JGZ; GGD ZHE, 2009; GHE 2009; Wendel-Vos, 2008b; Ocke & Harbers, 2009).
Leefstijl Regio ZHZ Definitie
Prevalentie (%) DS AV HW
Landelijke trend
Lichamelijke inactiviteit 14-15 jaar <7 dg/wk minstens 1 uur - - - Jeugd: gunstig in periode 2001-2006, per dag matig actief daarna weer ongunstige ontwikkeling. 19-64 jaar <5 dg/wk minstens een 53 53 56 Volwassenen: gunstig, daling 65+ half uur matig actief 53 53 53 (2001-2007). Sporten 14-15 jaar a lid sportclub 61 - - Geen landelijke gegevens beschikbaar. Onvoldoende groente 5 jaar niet dagelijks groente 24 20 - Volwassenen: ongunstig, 10 jaar b niet dagelijks groente 20 19 69 lichte stijging. 14-15 jaar a niet dagelijks groente 71 - 19-64 jaar <200 gram/dag 74 76 75 65+ <200 gram/dag 70 71 71 Onvoldoende fruit 5 jaar niet dagelijks fruit 22 22 - Volwassenen: ongunstig, 10 jaar b niet dagelijks fruit 30 33 68 lichte stijging. 14-15 jaar a niet dagelijks fruit 69 - - 19-64 jaar <2 stuks/dag 74 72 73 65+ <2 stuks/dag 47 46 51 Onvoldoende ontbijten 5 jaar niet dagelijks ontbijten 5 3 9 Geen landelijke gegevens beschikbaar. 10 jaar b niet dagelijks ontbijten 3 2 11 14-15 jaar a <5 keer/week 24 - - 19-64 jaar <5 keer/week 15 15 11 65+ <5 keer/week 7 7 7 a Gegevens uit de CtC/Jeugdmonitor 2008, alleen gemeente Dordrecht. b Hoeksche Waard gemeten via de leerlingen zelf; Drechtsteden en Alblasserwaard-Vijfheerenlanden gemeten via de ouders.
Gezondheidsdeterminanten in Zuid-Holland Zuid
4
en relatief weinig vitamines en mineralen. Een goed ontbijt levert een belangrijke bijdrage aan de benodigde voedingsstoffen. Daarnaast zet een goed ontbijt de darmen aan tot werken en stimuleert daarmee de stoelgang. Een ontbijt levert bovendien energie voor genoeg concentratievermogen op het werk of op school. Voor alle gezondheidsgevolgen van ongezonde voeding samen geldt dat het grootste verlies optreedt doordat de inname van vis en fruit niet voldoet aan de aanbevelingen. Te weinig fruit is verantwoordelijk voor 2,4% van het totale gezondheidsverlies in Nederland, te weinig vis voor 2,3%. Ter vergelijking: overgewicht draagt voor 9,7% bij aan de totale ongezondheid en roken voor 13,0% (Kranen, 2009).
Meeste mensen eten te weinig groente en fruit Landelijke cijfers laten zien dat Nederlanders te weinig groente en fruit eten. Uit de voedselconsumptiepeiling van 2003 blijkt dat onder Nederlandse jongvolwassenen (19 tot 30 jaar) slechts 7 tot 8% aan de aanbeveling voor fruit voldoet en slechts 2% minstens 150 gram groente per dag eet (VCP, 2003). Ook kinderen eten te weinig groente en fruit. Van de 2- tot 3-jarigen eet ongeveer 80% minder dan de aanbevolen 50 tot 100 gram groente per dag. Bijna geen van de 4- tot 6-jarigen voldoet aan de aanbeveling van 100 tot 150 gram groente per dag. De consumptie van fruit is niet veel beter dan die van groente: maar 21 tot 30% van de kinderen eet de aanbevolen hoeveelheid fruit (Van Bakel & Ocké, 2009). Ook de landelijke ontwikkeling in groente- en fruitconsumptie is ongunstig. In de periode 1987-1998 is de dagelijkse consumptie van groente en fruit in Nederland gedaald (Ocké & Harbers, 2009). In de regio Zuid-Holland Zuid voldoet driekwart van de 19 tot 65-jarigen en 70% van de 65-plussers niet aan de aanbeveling voor groenteconsumptie van minimaal 200 gram groente per dag. Daarnaast voldoet bijna driekwart van de volwassenen (73%) en bijna de helft van de 65-plussers (47%) niet aan de aanbeveling voor fruitconsumptie van minimaal twee stuks fruit per dag. Het percentage 65-plussers dat onvoldoende fruit eet, is het hoogst in de Hoeksche Waard (51%) (tabel 4.7). Van de 5- en 10-jarigen uit de regio Zuid-Holland Zuid eet ruim een vijfde niet dagelijks groente. Een vijfde van de 5-jarigen en een derde van de 10-jarigen eet niet dagelijks fruit. Van de 14- en 15-jarigen eet ongeveer 70% niet dagelijks groente en fruit (tabel 4.7). Jongens eten minder vaak groente en fruit dan meisjes. In deze regio ontbijt 14% van de 19- tot en met 64-jarigen en 7% van de 65-plussers niet dagelijks; mannen ontbijten vaker niet dan vrouwen. Een kwart van de 14- en 15-jarigen ontbijt minder dan vijf keer per week (tabel 4.7); meer meisjes dan jongens ontbijten niet dagelijks.
4.4.6 Veilig vrijen Zowel volwassenen als jongeren vrijen vaak onveilig Onveilig vrijen kan leiden tot ongewenste zwangerschappen en tot seksueel overdraagbare aandoeningen (soa), zoals aids/hiv, chlamydia, syfilis, gonorroe en herpes. Verder kunnen
106
107
4
Gezondheid InZicht
Gezondheidsdeterminanten in Zuid-Holland Zuid
4
mensen door onveilig te vrijen besmet raken met het humaan papillomavirus, dat een bepalende factor is voor het ontstaan van baarmoederhalskanker (Bakker, 2009).
4.4.8 Borstvoeding
In de regio Zuid-Holland Zuid heeft 21% van de 14- en 15-jarigen wel eens geslachtsgemeenschap gehad. Van deze groep gebruikt 14% nooit condooms bij de geslachtsgemeenschap en 22% gebruikte bij het laatste seksuele contact geen condoom (Joosten-van Zwanenburg et al., 2009). Het percentage Nederlanders met één of meer losse partners dat niet altijd een condoom gebruikt bij geslachtsgemeenschap, is de afgelopen jaren gedaald, omdat vrouwen steeds vaker condooms gebruiken in deze situaties. Een derde van de jongens van 12 tot en met 25 jaar en een vijfde van de meisjes in die leeftijdsgroep gebruikte bij de huidige of de laatste partner altijd een condoom bij geslachtsgemeenschap. Ongeveer een kwart van deze jongeren gebruikte nooit een condoom (De Graaf et al., 2005).
Borstvoeding beschermt een kind tegen acute middenoorontsteking, overgewicht en astma en bevordert ook de neurologische, visuele en cognitieve ontwikkeling van het kind. Mogelijk is er ook een beschermend effect voor atopisch eczeem, luchtwegallergie en voedselovergevoeligheid. Behalve voor het kind zijn er ook positieve effecten van borstvoeding voor de moeder; borstvoeding beschermt de moeder tegen premenopausale borstkanker en reumatoïde artritis en mogelijk ook tegen eierstokkanker. De gezondheidsvoordelen nemen toe bij een langere borstvoedingsduur (Büchner et al., 2006). In Nederland begint een groot deel van de moeders direct na de geboorte met het geven van borstvoeding. Het percentage moeders dat borstvoeding geeft, neemt af met de leeftijd van de zuigeling. In 2007 gaf 81% van de moeders direct na de geboorte van hun kind uitsluitend borstvoeding. Een maand na de geboorte gaf nog 48% van de moeders volledige borstvoeding, drie maanden na de geboorte 30% en vijf maanden na de geboorte nog 23% (Lanting & Van Wouwe, 2007).
In 2006 gebruikte 67% van de vrouwen met losse partners niet altijd condooms; in 2009 is dat gedaald naar 54% (Hoeymans et al., 2010). Ook het aantal Nederlandse jongeren dat een condoom gebruikt is tussen 2001 en 2005 toegenomen (Van Dorsselaer et al., 2007; Schrijvers & Schoemaker, 2008). Een ander element dat te maken heeft met de seksuele gezondheid is ongewenste seksuele ervaring, zoals zoenen, intiem betasten of geslachtsgemeenschap. Van de 13-jarigen in de Alblasserwaard-Vijfheerenlanden heeft 5% hier wel eens mee te maken gehad. In de Drechtsteden is dit 6%. In Nederland heeft één op de zes meiden en één op de 25 jongens wel eens te maken gehad met een ongewenste seksuele ervaring (Sense, 2010).
4.4.7 Mondhygiëne Meeste kinderen poetsen voldoende
Langdurige borstvoeding relatief hoog
In de Alblasserwaard-Vijfheerenlanden en de Drechtsteden begon in de periode 1995-1999 69% van de moeders met borstvoeding. Het percentage moeders dat borstvoeding gaf als hun kind zes maanden oud was, was in deze regio hoger dan landelijk. In de regio Zuid-Hollandse Eilanden was er geen verschil. Het percentage moeders dat start met borstvoeding in Nederland ligt in de periode na 2000 op ongeveer 80%. In de jaren daaraan voorafgaand (1996-2000) varieerde dit percentage van 70 tot 77%. Ook de duur van de borstvoeding lijkt sinds 2001 te zijn toegenomen. Vooral moeders met een hogere opleiding beginnen met het geven borstvoeding (91%). Bij moeders met een laag en middelbaar opleidingsniveau ligt dit percentage op respectievelijk 69 en 78% (Lanting & Van Wouwe, 2007).
Persoonlijke gebitsverzorging bestaat uit zelfzorg als tanden poetsen en interdentale reiniging (bijvoorbeeld flossen). Maar ook regelmatig tandartsbezoek (hoofdstuk 5), de soorten voeding die iemand kiest en de frequentie van eten en drinken behoren tot persoonlijke gebitsverzorging. Belangrijk binnen de persoonlijke gebitsverzorging is het verwijderen van tandplak. Tandplak bevat namelijk bacteriën die mogelijk leiden tot tandvleesontsteking en gaatjes. Daarnaast kan niet verwijderde tandplak hard worden en verkalken tot tandsteen. Tandenpoetsen verwijdert –als het goed gebeurt– tandplak. De aanbevolen poetsfrequentie is twee maal per dag twee minuten (Savelkoul, 2008). Van de basisschoolleerlingen (groep 2 en 7) poetst in de Drechtsteden respectievelijk 81 en 85% tweemaal daags de tanden. In de Alblasserwaard-Vijfheerenlanden is dit 78 en 79% (JGZ). Voor de Hoeksche Waard zijn geen gegevens beschikbaar. Ook zijn geen cijfers bekend over poetsgedrag bij jeugd in Nederland. 108
109
4
Gezondheid InZicht
4.5 Sociale omgeving Gezondheid verschilt van persoon tot persoon. Dat heeft te maken met persoonlijke factoren en met leefstijl. Maar ook de omgeving waarin iemand zich beweegt, kan van invloed zijn op de gezondheid. Daarbij gaat het zowel om de fysieke omgeving als de sociale omgeving. In deze paragraaf staat de sociale omgeving als determinant van gezondheid centraal. Gekeken wordt naar de invloed van sociaaleconomische status (ses) en van etnische herkomst en religie op gezondheid. Voor jongeren en 19- tot en met 64-jarigen wordt opleidingsniveau als indicator voor ses gebruikt en voor ouderen het inkomen (alleen AOW-uitkering of niet).
Sociaaleconomische status van invloed op gezondheid Mensen met een lagere sociaaleconomische status hebben vaak een minder goede gezondheid dan mensen met een hogere sociaaleconomische status. Deze verschillen in gezondheid tussen mensen met een lage en een hoge sociaaleconomische status worden sociaaleconomische gezondheidsverschillen (segv) genoemd. Achter de oorzaken hiervan liggen twee mechanismen. Zo kan een slechte gezondheid een negatief effect hebben op opleiding en werk. Dergelijke selectieprocessen nemen vermoedelijk maar een klein deel van
Gezondheidsdeterminanten in Zuid-Holland Zuid
4
het verband tussen ses en ongezondheid voor hun rekening. Een lage sociaaleconomische status leidt eerder via ‘tussenliggende factoren’ tot een slechtere gezondheid. Deze factoren zijn risicofactoren voor ziekte en sterfte en komen vaker voor bij mensen met een lagere ses, zoals een relatief ongezondere leefstijl, minder gunstige werk- en woonomstandigheden en minder gebruik van (kwalitatief goede) zorg. Tot slot blijft tot op heden een deel van de samenhang tussen sociaaleconomische status en gezondheid onverklaard (Verweij, 2008).
Mensen met lage ses leven vaker ongezonder Net als in de rest van Nederland leven mensen met een lagere ses ook in de regio Zuid-Holland Zuid vaker ongezonder (tabel 4.8). Laagopgeleide volwassenen en jongeren in de deze regio zijn vaker bingedrinker, roken vaker, eten ongezonder en zijn vaker te dik dan hoogopgeleiden. Laagopgeleide jongeren zijn minder vaak lid van een sportvereniging, maar laagopgeleide volwassenen voldoen wel vaker aan de beweegnorm dan hoogopgeleiden. Ook onder ouderen in Zuid-Holland Zuid bestaan sociaaleconomische verschillen in leefstijl (tabel 4.8). Ouderen die voor hun inkomen volledig afhankelijk zijn van de AOW hebben vaker last van overgewicht, roken vaker, bewegen vaker onvoldoende en ontbijten minder vaak. Bij de ouderen verdient de groep kwetsbare ouderen extra aandacht (tekstblok 4.2).
Tabel 4.8: Verschillen in determinanten naar opleiding in de regio Zuid-Holland Zuid (Bron: Joostenvan Zwanenburg, et al., 2009; GHE 2009).
Religie en etnische herkomst spelen bepalende rol bij gezondheid
Laagopgeleid Laagopgeleid 14-15 jaar a 19-64 jaar b Overgewicht Ongunstiger Ongunstiger Roken Ongunstiger Ongunstiger Bingedrinken Ongunstiger Ongunstiger Gebruik hasj of wiet Geen verschil Ongunstiger Overmatig alcoholgebruik - Ongunstiger Is geen lid van een sportvereniging Ongunstiger - Voldoet niet aan de Nederlandse Norm Gezond bewegen - Gunstiger Ontbijt niet dagelijks Ongunstiger Ongunstiger Eet onvoldoende fruit Ongunstiger Geen verschil Eet onvoldoende groente Ongunstiger Ongunstiger Gebruikt (vrijwel) nooit condooms bij geslachtsgemeenschap Geen verschil Geen verschil
Ook culturele kenmerken zijn van invloed op gezondheid. Een duidelijk voorbeeld hiervan is het verband tussen religie, vaccinatie en gezondheid. De kaart in figuur 4.4, rechts laat zien dat het percentage gevaccineerde zuigelingen in de meeste gemeenten hoger is dan 95%. Gemeenten met een vaccinatiepercentage lager dan 95% vinden we vooral in de zogeheten ‘bible belt’, een gebied dat zich uitstrekt van de Zeeuwse eilanden via het ZuidHollandse en Utrechtse platteland naar de Noord-Veluwe en de kop van Overijssel. Een aanwijzing dat het om regionale clustering van gelijkgestemden gaat, is het aantal stemmers op de kleine confessionele partijen (figuur 4.4, links laat het percentage SGP-stemmers per gemeente zien). In deze kringen bestaat weerstand tegen de (volledige) uitvoering van het Rijksvaccinatieprogramma. De vaccinatieweigeraars zijn niet alleen geografisch maar ook sociaal-demografisch geclusterd. Dat wil zeggen dat het sociale leven (kerk, school, werk en ontspanning) zich grotendeels binnen eenzelfde groep afspeelt met een sterke mate van onderling contact. Juist doordat mensen die niet zijn gevaccineerd regionaal en ook sociaal-demografisch zijn geclusterd, kunnen epidemieën ontstaan. Polio is hier een voorbeeld van; zowel in 1978 als in 1992-1993 was er een landelijke epidemie. Ook bij de uitbraak van de bof in 2008 was even sprake van een epidemie (Zwakhals & Van Lier, 2009).
65-plus: gezamenlijk inkomen bestaat alleen uit AOW Ongunstiger Ongunstiger - - Geen verschil - Ongunstiger Ongunstiger - Geen verschil -
a Vmbo-leerling ten opzichte van havo/vwo-leerling. b Laagopgeleid ten opzichte van hoogopgeleid.
110
111
4
Gezondheid InZicht
Gezondheidsdeterminanten in Zuid-Holland Zuid
4
Tekstblok 4.2
Kwetsbare ouderen Met de meerderheid van de ouderen in Nederland gaat het goed. Zij voelen zich gezond, zijn betrokken bij de maatschappij en kunnen zich prima redden. Door de toegenomen levensverwachting en de gunstige ontwikkelingen in het opleidingsniveau en het inkomen van ouderen, zijn veel oude-ren in staat lang sociaal actief te blijven. Toch zijn er ook kwetsbare ouderen die extra aandacht verdienen. Kwetsbaarheid wordt ook wel omschreven als een hoge draaglast in combinatie met een lage draagkracht (De Klerk, 2004). Hoge draaglast houdt in dat ouderen lichamelijke beperkingen of andere gezondheidsproblemen hebben, lage draagkracht dat ouderen weinig hulpbronnen hebben zoals een partner die kan bijspringen of een goed inkomen om bijvoorbeeld zorg in te huren. Bij kwetsbare ouderen is de draaglast niet in balans met de draagkracht. Van de zelfstandig wonende 65-plussers in de regio Zuid-Holland Zuid heeft 43% een hoge draaglast doordat ze beperkt zijn door hun lichamelijk gezondheid en/of niet zelfredzaam zijn en 40% heeft een lage draagkracht doordat zij alleenwonend zijn en/of alleen AOW als inkomen hebben. Ruim één op de vijf ouderen is kwetsbaar: zij hebben zowel een hoge draaglast als een lage draagkracht (figuur 4.3).
hoge draaglast lage draagkracht
Figuur 4.4: Het percentage SGP-stemmers versus de BMR-vaccinatiegraad (Bron: Zwakhals et al, 2010; Zwakhals & Van Lier, 2009).
Gezondheidsverschillen zijn ook te zien tussen allochtone en autochtone Nederlanders. Mensen die afkomstig zijn uit een culturele minderheid hebben een relatief slechtere gezondheid dan autochtone Nederlanders. Gedeeltelijk ontstaan deze verschillen door verschillen in sociaaleconomische positie, maar ook cultuurverschillen kunnen een rol spelen. Allochtone jongeren hebben vaker overgewicht, bewegen minder dan autochtone jongeren en hebben vaker gedragsproblemen. Daarentegen drinken allochtone jongeren aanzienlijk minder alcohol dan autochtone leeftijdsgenoten. Allochtone meisjes lopen meer kans op onbedoelde zwangerschap (Schrijvers & Schoemaker, 2008). Onderzoeken onder jongeren in de regio Zuid-Holland Zuid tonen dezelfde verbanden als landelijk worden gezien (Gorter et al., 2008; Joosten-van Zwanenburg et al., 2009).
kwetsbaar 0
10
20
30
40
50
percentage
Figuur 4.3: Percentage kwetsbare ouderen in Zuid-Holland Zuid (Bron: GHE 2009). 112
113
4
Gezondheid InZicht
Gezondheidsdeterminanten in Zuid-Holland Zuid
4
4.6 Fysieke omgeving Naast de sociale (leef )omgeving van mensen is ook de fysieke omgeving van invloed op gezondheid. In deze paragraaf wordt eerst bekeken in hoeverre de fysieke omgeving van invloed is op gezondheid, door naar het belang van een groene woonomgeving te kijken, en in hoeverre de fysieke omgeving van invloed is op bewegen en op deze manier de gezondheid beïnvloedt. Daarna wordt ingegaan op milieufactoren, zowel het binnenmilieu (van woningen, scholen) als het buitenmilieu (door industrie en verkeer). Milieufactoren hebben over het algemeen een direct effect op gezondheid en welbevinden, op lange of korte termijn, afhankelijk van de blootstelling. Naast de ‘normale’ situatie kan de bevolking van Zuid-Holland Zuid te maken krijgen met (milieu) incidenten en rampen (tekstblok 4.3).
Fysieke omgeving van invloed op bewegen, welzijn en gezondheid De fysieke omgeving kan zowel op positieve als negatieve wijze de leefstijl en het welbevinden van mensen beïnvloeden. Zo kan de leefomgeving ongezond gedrag stimuleren door bijvoorbeeld een breed aanbod aan fastfood op velerlei plekken of door het gemakkelijk maken van het gebruik van de auto. De omgeving biedt ook mogelijkheden om juist een positieve bijdrage te leveren aan de gezondheid, bijvoorbeeld door het goed toegankelijk maken van (speel)voorzieningen, aanwezigheid van groen (parken, bossen, recreatiegebieden) en water, een veilige infrastructuur en het bieden van ontmoetingsruimten. Dit stimuleert mensen te bewegen en andere mensen te ontmoeten (Hoeymans et al., 2010). Een aspect van de fysieke omgeving dat de gezondheid kan beïnvloeden is de hoeveelheid groen in de woonomgeving. Gecorrigeerd voor demografische en sociaaleconomische verschillen voelen bewoners van wijken met veel groen zich gezonder dan bewoners van wijken met weinig groen en is de prevalentie van verschillende gezondheidsklachten lager. Vooral angststoornissen en depressie komen minder vaak voor, maar ook aandoeningen aan de luchtwegen en diabetes. De gevonden relaties blijken het sterkst te zijn voor kinderen, jongeren, ouderen en mensen met een lage sociaaleconomische status, waarschijnlijk omdat deze groepen veelal meer tijd doorbrengen in hun directe woonomgeving, waardoor ze ook meer worden blootgesteld aan het groen in de omgeving (Hoeymans et al., 2010). Behalve groen in de omgeving zijn ook andere kenmerken van de fysieke leefomgeving belangrijk voor de gezondheid. De omgeving kan bijdragen aan voldoende beweging in de vorm van het stimuleren van alledaags beweeggedrag, zoals woon-werkverkeer en boodschappen doen met de fiets, een ommetje maken, buiten spelen of vaker de trap nemen op het werk. Een Nederlands voorbeeld waarbij de inrichting van de fysieke omgeving bijdraagt aan gezonde mobiliteit is Houten. Deze gemeente kent een netwerk van fietsroutes waarop fietsers voorrang hebben op de auto. Automobilisten moeten gebruikmaken van een rondweg. Onderzoek op basisscholen in Houten toont aan dat het aantal verplaatsingen met de auto naar school vele malen lager ligt dan gemiddeld (Hoeymans et al., 2010). 114
Figuur 4.5: Beschikbaarheid openbaar groen 2003 (Bron: Planbureau voor de leefomgeving; CBS).
Weinig openbaar groen in Zuid-Holland Zuid De beschikbaarheid van openbaar groen binnen 500 meter van een woning is weergegeven in figuur 4.5. Een groot aantal gemeenten, met name in het westen van het land, voldoet niet aan het richtgetal uit de Nota Ruimte van 75 vierkante meter groen per woning. In de regio Zuid-Holland Zuid voldoen slechts zes gemeenten aan dit richtgetal, namelijk Alblasserdam, Binnenmaas, Korendijk, Liesveld, Nieuw-Lekkerland en Strijen; van Graafstroom is onvoldoende informatie beschikbaar (Deuning, 2009a).
Invloed van milieufactoren op de gezondheid De belangrijkste milieufactoren die een effect hebben op de volksgezondheid zijn luchtverontreiniging, UV-straling, geluidsoverlast en een ongezond binnenmilieu. Door luchtverontreiniging, zowel binnenshuis als buiten, verergeren bijvoorbeeld aandoeningen als astma, chronische bronchitis, hart- en vaatziekten. Geluidsoverlast veroorzaakt onder meer ernstige hinder, slaapverstoring, verminderd concentratievermogen en belemmering van dagelijkse bezigheden. Daarnaast stelt de samenleving de laatste jaren in toenemende mate vragen over milieurisico’s waarvan de gezondheidseffecten nog onvoldoende bekend zijn. Denk aan zendmasten, mobiele telefoons, nanotechnologie, hormoonontregelende stoffen (oestrogenen) en genetisch gemodificeerde organismen (Compendium voor de leefomgeving, 2010a) (tabel 4.9). 115
4
Gezondheid InZicht
Tabel 4.9: Schadelijke omgevingsfactoren in de regio Zuid-Holland Zuid en in Nederland (Bron: Compendium voor de leefomgeving, 2010a en 2010b en 2010c en 2010d; GHE 2009). Omgevingsfactoren Omvang van probleem Landelijke trend (landelijk en regionaal) Binnenmilieu Radon a In alle Nederlandse woningen komt radon voor De gemiddelde radonactiviteit in (gemiddelde radonwaarde 24 Bq/m3). woningen is gestegen van 18,8 Bq/ m3 in 1969 tot 23,4 Bq/m3 in 2003. Tabaksrook Volgens schattingen uit 2005 werd in ongeveer 60% van de Nederlandse woningen gerookt. In Zuid-Holland Zuid werd in 2009 in 20% van de woningen gerookt. Schimmel/vocht In minder dan 20% van de Nederlandse woningen zijn schimmel- of vochtproblemen. In deze regio was dat in 2009 in 28% van de woningen. Verbrandings- In 2009 bestond in 2% van de woningen in deze regio producten een grotere kans op een verhoogde concentratie verbrandingsproducten door gebruik van een afvoerloze geiser. Onvoldoende In Nederland wordt op 80% van de scholen onvoldoende ventilatie geventileerd. Ook in de regio wordt op scholen onvoldoende geventileerd. Ook werd in deze regio in 2009 in 58% van de woonkamers en 40% van de slaapkamers van woningen onvoldoende geventileerd.
Buitenmilieu
116
Omvang van probleem (landelijk)
Landelijke trend
Fijn stof In 2009 lag de grootschalige fijn stofconcentratie Gunstig: zowel de kort- als lang in Nederland beneden de grenswaarde durende blootstelling aan fijn stof (daggemiddelde concentratie van 50 µg/m3 mag nemen af (begin jaren negentig maximaal 35 keer worden overschreden). tot 2003). Ozon In 2009 lag de grootschalige ozonconcentratie in Constant: in de eerste helft van de Nederland beneden de streefwaarde (de 8-uurs- negentiger jaren zijn de ozoncon gemiddelde concentratie van 120 µg/m3 mag centraties sterk afgenomen. De laatste maximaal op 25 dagen per jaar worden overschreden). jaren laten geen verdere daling zien doordat onder meer de emissie in het buitenland en de scheepvaart zijn toegenomen. Stikstofdioxide In 2009 lag de grootschalige stikstofdioxide- Gunstig: afname door maatregelen bij concentratie in Nederland beneden de norm verkeer, industrie en energie. Wordt (jaargemiddelde concentratie van 40 µg/m3). voor een deel teniet gedaan door toename aantal gereden kilometers. Zwaveldioxide Sinds 1994 ligt de grootschalige zwaveldioxide- Gunstig: concentratie van zwavel concentratie in Nederland beneden de norm dioxide in de afgelopen decennia (daggemiddelde concentratie van 125 µg/m3 mag sterk gedaald. De daling is de laatste maximaal drie dagen per jaar worden overschreden). jaren wel afgezwakt. UV-straling Risicogroepen waarvoor blootstelling twee tot drie Ongunstig: de UV-straling lag de keer hoger is dan gemiddeld: patiënten met afgelopen twee decennia boven het UV-therapie, zonnebankgebruikers, buitenwerkers niveau van 1980. In 2002 was de UV en zonaanbidders. jaardosis ruim 7% hoger dan in 1980. Deze toename is niet meer zo sterk als in het midden van de jaren negentig. Geluidshinder Geluidshinder in de regio Zuid-Holland Zuid, 2009: Ongunstig: Wegverkeer: Geluid groot milieuprobleem in de buurt: 21%. stijging 1993-2003. Brommers (12% ernstige hinder). Railverkeer: ongeveer gelijk. Wegverkeer <50 km/uur (10% ernstige hinder). Buren, industrie, recreatie: geen Buren (8% ernstige hinder). duidelijke trend. Geurhinder Geurhinder in de regio Zuid-Holland Zuid, 2009: Geur groot milieuprobleem in de buurt: 5%. a Radon is een radioactief edelgas dat vrijkomt uit bouwmaterialen en uit de bodem.
Gezondheidsdeterminanten in Zuid-Holland Zuid
4
Veel woningen in regio hebben binnenmilieuprobleem Gemiddeld brengen Nederlanders ongeveer 85% van de tijd in gebouwen door, waarvan ongeveer 70% in de eigen woning (Passchier-Vermeer, 2001). De binnenlucht in gebouwen is over het algemeen aanzienlijk slechter dan de buitenlucht. Dit vanwege het grote aantal bronnen van verontreiniging in gebouwen en de geringe luchtverversing. Doordat uit oogpunt van energiebesparing woningen steeds meer ‘luchtdicht’ zijn en ramen vaak vanwege geluidhinder en inbraakrisico worden dichtgehouden, is bewust ventileren belangrijker geworden om de kwaliteit van het binnenmilieu op peil te houden. Bij onvoldoende ventileren ontstaat een slechte binnenmilieukwaliteit. Dit kan leiden tot diverse (gezondheids) klachten, zoals problemen met de luchtwegen en hoofdpijn. Ruim 60% van de milieugerelateerde gezondheidsklachten die bij GGD’en in Nederland worden gemeld, gaan over het binnenmilieu. De meeste van deze klachten betreffen bezorgdheid (34%), problemen met de ademhalingswegen (24%) en hinder (14%). Daarnaast komen ‘algemene’ klachten veel voor. Dit betreft bijvoorbeeld moeheid/zwakte en klachten van het zenuwstelsel, zoals hoofdpijn. Hartklachten en maag-darmklachten worden zelden gemeld (Compendium voor de leefomgeving, 2010b). Bij de GGD Zuid-Holland Zuid waren 49 van de 85 (58%) binnengekomen meldingen gerelateerd aan het binnenmilieu in huis, op school of kinderopvang.
Roken verziekt het binnenmilieu Roken is de sterkste vervuiler van de binnenlucht. Tabaksrook bestaat uit duizenden chemische stoffen, waarvan er meer dan veertig kankerverwekkend zijn. Volgens een schatting uit 2003 krijgen daarnaast jaarlijks vele tienduizenden kinderen luchtwegklachten door passief roken (Houweling & Duijm, 2005). In 13% van de woningen in Zuid-Holland Zuid bestaat een verhoogde kans op verbrandingsproducten door roken in huis en slecht ventilatiegedrag. Dit varieert van 8% in Graafstroom tot 18% in Leerdam.
Ventilatie in woningen en scholen onvoldoende Voor een goede ventilatie van de woning moeten ventilatievoorzieningen, zoals roosters of raampjes, in woon- en slaapkamer altijd min of meer open staan. In deze regio wordt in 58% van de woonkamers onvoldoende geventileerd (tabel 4.9), variërend van 54% in Gorinchem en Zwijndrecht tot 66% in Zederik. In slaapkamers wordt in 40% onvoldoende geventileerd (tabel 4.9), dit varieert van 35% in Zederik tot 48% in Hardinxveld-Giessendam. Ook op scholen wordt vaak onvoldoende geventileerd; in Nederland op 80% van de scholen. Verschillende onderzoeken hebben aangetoond dat kinderen minder goed leren en presteren in een slecht geventileerde of te warme klas. Luchtverversing draagt bij aan een gezond en behaaglijk binnenmilieu en dat bevordert het leerproces. Ook het ziekteverzuim onder zowel leerlingen als leerkrachten is lager in een goed geventileerde school. Dit is deels toe te schrijven aan de 117
4
Gezondheid InZicht
Gezondheidsdeterminanten in Zuid-Holland Zuid
4
vermindering van het aantal ziektekiemen als er meer wordt geventileerd (Schuthof, 2006). In de Drechtsteden en Alblasserwaard-Vijfheerenlanden wordt de binnenlucht op ruim de helft (53%) van de scholen als slecht en op ruim een kwart (27%) van de scholen als matig ervaren (GGD ZHZ, 2009).
Meer dan kwart woningen in de regio heeft vochtprobleem Het wonen in een vochtig huis kan luchtwegaandoeningen verergeren en mogelijk veroorzaken. Bij kinderen neemt de kans op astmaklachten in vochtige woningen toe met een factor 1,5 tot 3,5. Bij volwassenen is dit een factor 1,5 tot 2. Het is niet duidelijk welke specifieke stoffen in vochtige woningen verantwoordelijk zijn voor deze gezondheidseffecten. Mogelijk spelen allergenen van huisstofmijten en schimmels een belangrijke rol. Huisstofmijten en schimmels groeien goed op vochtige plaatsen. Een reactie kan verschillende klachten met zich meebrengen, zoals neusverstopping, snotteren en jeukende en tranende ogen. Ook kunnen huidreacties optreden. Klachten van astmapatiënten, zoals benauwdheid, kunnen verergeren (Houweling & Duijm, 2005). In 28% van de woningen in de regio Zuid-Holland Zuid is sprake van schimmel- of vochtplekken (tabel 4.9), dit varieert van 21% in Hendrik-Ido-Ambacht tot 37% in Nieuw-Lekkerland.
Afvoerloze geiser nog niet uitgebannen Het gebruik van een slecht functionerende, afvoerloze geiser kan veel koolmonoxide veroorzaken. Koolmonoxide kan bij een hoge concentratie leiden tot bewusteloosheid en kan zelfs de dood tot gevolg hebben. Per jaar sterven in Nederland gemiddeld tien mensen aan een koolmonoxidevergiftiging. Bij een lage concentratie ontstaan klachten zoals hoofdpijn en duizeligheid (Houweling & Duijm, 2005). In 2% van de woningen in Zuid-Holland Zuid (tabel 4.9) bestaat een grotere kans op een verhoogde concentratie verbrandingsproducten door het gebruik van een geiser zonder afvoerpijp. Dit varieert van 0% in Oud-Beijerland, Binnenmaas en Korendijk tot 4% in Zwijndrecht.
Alle Nederlanders blootgesteld aan radon De radonconcentratie in de bodem is in heel Nederland ongeveer gelijk. De woning heeft de grootste invloed op het niveau van blootstelling. Alle Nederlanders zijn daardoor blootgesteld aan radon (gemiddeld 23,4 Becquerel/m3). De hoogste concentraties komen voor in nieuwbouwwoningen. Dit komt vooral door de betere isolatie en doordat er meer radon vrijkomt uit zware bouwmaterialen, zoals beton, die in nieuwbouwwoningen veel worden gebruikt. De gemiddelde radonactiviteit in woningen is gestegen van 18,8 Becquerel/m3 in 1969 tot 23,4 Becquerel/m3 in 2003. Radon kan na inademing het longweefsel beschadigen. Op termijn kan longkanker ontstaan. Blootstelling aan radon binnenshuis leidt tot naar schatting 800 extra gevallen van longkanker per jaar. Vooral rokers lopen een risico, omdat roken het effect van radon lijkt te versterken (Houweling & Duijm, 2005). Voldoende en voortdurend ventileren kan de radonactiviteit in woningen verminderen. 118
Tekstblok 4.3
Veiligheidsknelpunten In de regio Zuid-Holland Zuid wordt wat betreft externe veiligheid onderscheid gemaakt in drie subregio’s: de Drechtsteden, de Alblasserwaard-Vijfheerenlanden en de Hoeksche waard. De Drechtsteden vormt de poort van de Randstad. De ligging ervan zorgt voor een goede bereikbaarheid van de regio. Kenmerkend voor deze subregio is dat belangrijke transportassen (A15, A16, N3), bedrijventerreinen en grootschalige industrieterreinen (waaronder de zeehaven) zich te midden van woonbebouwing bevinden. Veiligheidsknelpunten bestaan met name ten aanzien van inrichtingen en transport, in het bijzonder over de weg en het spoor. De kans op ongevallen en rampen is hier hoger dan gemiddeld in Nederland. Via de A16, A15 en N3 loopt een omleidingsroute naar de A16 terug voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarnaast vormt de spoorverbinding Kijfhoek – Moerdijkbrug een belangrijke internationale transportroute voor gevaarlijke stoffen tussen de havens van Rotterdam, Antwerpen en Duitsland. Deze spoorverbinding vormt een groot veiligheidsprobleem, vooral het gedeelte Kijfhoek – Laan der Verenigde naties (aan de noord- en zuidkant van station Dordrecht centraal), waar de scherpste bocht in het spoorwegennet van Nederland ligt. De subregio Alblasserwaard-Vijfheerenlanden maakt deel uit van het Groene Hart. Het zuidelijke deel is wel verstedelijkt, met de A15, de A27 en de Betuwelijn. De risico’s op ongevallen en rampen zijn er waarschijnlijk niet groter dan gemiddeld in Nederland. De Hoeksche Waard maakt deel uit van het Deltagebied van Zuid-West Nederland met zijn eilanden en grote vaarwegen. De Hoeksche Waard is één van de belangrijkste schakels in het Nederlandse transportnetwerk van buisleidingen van en naar het Rotterdamse havengebied, waaronder hogedruk aardgastransportleidingen en leidingen voor het transport van brandbare vloeistoffen. Het risico van deze buisleidingen is echter niet duidelijk (De Lange et al., 2009). 119
4
Gezondheid InZicht
Gezondheidsdeterminanten in Zuid-Holland Zuid
4
Tabel 4.10: Overlast per milieuprobleem in regio Zuid-Holland Zuid (%) en best en slechtst scorende gemeenten per milieuprobleem (GHE 2009). (Milieu)problemen Hondenpoep Rommel op straat
Zuid-Holland Zuid 33% 23%
Best scorende gemeente(n) Strijen: 23% Giessenlanden: 11% Liesveld, Strijen: 11%
Slechtst scorende gemeente(n) Nieuw-Lekkerland: 46% Dordrecht: 31% Gorinchem: 28%
12% Oud-Beijerland: 6% 11% Binnenmaas, Cromstrijen, Korendijk: 5% Luchtvervuiling Liesveld: 1% Geuroverlast 5% Binnenmaas, Oud-Beijerland, Papendrecht: 3%
Zwijndrecht: 22% Alblasserdam, Dordrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Zwijndrecht: 13% Sliedrecht: 19% Sliedrecht: 11%
Geluidsoverlast Slecht onderhoud van wegen en/of groen Milieubelasting door verkeer
21%
Twee derde inwoners ervaart overlast van (milieu)problemen in de buurt Van alle inwoners van 19 jaar en ouder uit de regio Zuid-Holland Zuid ervaart twee derde (66%) overlast van (milieu)problemen in de buurt (GHE 2009). Dit loopt uiteen van 51% in Graafstroom en Liesveld tot 74% in Zwijndrecht. De meeste overlast ervaart men van hondenpoep, rommel op straat en geluidsoverlast. In mindere mate ervaart men overlast van slecht onderhoud van wegen of groen, milieubelasting door verkeer, luchtvervuiling en geuroverlast (tabel 4.10).
Norm voor langdurige blootstelling fijn stof in Nederland beperkt overschreden De norm voor langdurige blootstelling aan fijn stof is in 2007 in Nederland alleen zeer plaatselijk overschreden, bijvoorbeeld langs drukke straten of snelwegen en in de buurt van op- en overslagbedrijven en grote stallen. De concentratie neemt vanuit het noorden naar het zuiden toe door de toenemende invloed van bronnen in Nederland. De jaargemiddelde achtergrondconcentratie van fijn stof bedroeg in 2007 gemiddeld over Nederland 25 µg/m³ (figuur 4.6). Kortdurende en langdurige blootstelling aan fijn stof in de buitenlucht wordt in verband gebracht met substantiële gezondheidseffecten op de bevolking, zoals afname van de longfunctie. Andere effecten, zoals toename van astma-aanvallen, ziekenhuisopnamen, hart- en vaatziekten en vroegtijdige sterfte, komen minder vaak voor en vooral bij mensen met een zwakkere gezondheid. Fijn stof bestaat uit een scala van stoffen die op verschillende manieren in de buitenlucht terechtkomen. Het zijn niet alleen deeltjes die direct door menselijk handelen en/of natuurlijke 120
Figuur 4.6: Jaargemiddelde concentratie fijn stof 2007 (Bron: Planbureau voor de Leefomgeving).
processen in de lucht worden gebracht, maar ook deeltjes die in de atmosfeer worden gevormd na chemische reacties in de lucht (Deuning, 2009b).
Alleen langs drukke verkeerswegen overschrijding norm stikstofdioxide De concentratie van stikstofdioxide bleef in 2008 in het overgrote deel van Nederland onder de norm van de Europese Unie voor het jaargemiddelde (40 µg/m3). Aan deze norm moet ook in Nederland in 2010 zijn voldaan. Met het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit wordt eraan gewerkt de luchtkwaliteit te verbeteren, zodat Nederland in 2015 voldoet aan de wettelijke norm (Deuning, 2009c). Langs drukke verkeerswegen in vooral de Randstad is de norm voor de concentratie van stikstofdioxide (NO2) in 2008 overschreden. Ook in de Drechtsteden werd in 2007 langs drukke wegen de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie NO2 overschreden (figuur 4.7). Voor de overige delen van de regio Zuid-Holland Zuid is hierover geen informatie beschikbaar.
121
4
Gezondheid InZicht
4
Gezondheidsdeterminanten in Zuid-Holland Zuid
dB(A) 0 - 40 40 - 45 45 - 50 50 - 55 55 - 60 60 - 65 > 65 provincies
Overschrijdingen grenswaarde NO2 jaargemiddelde concentratie l >40μg/m3
Figuur 4.7: Overschrijding grenswaarde NO2 jaargemiddelde concentratie 2007 (Bron: Bureau Drechtsteden, 2009).
Hoge geluidbelasting door verkeer Wegverkeer is de belangrijkste bron van geluidshinder in Nederland, gevolgd door geluid van buren en vliegverkeer. Figuur 4.8 toont de gecumuleerde geluidbelasting door weg- en railverkeer en luchtvaart in Nederland. De hoogste waarden worden rondom (spoor)wegen en de aan- en uitvliegroutes bij Schiphol gemeten. Vanwege het lokale karakter van geluid zijn de wegen en spoorwegen met de hoogste geluidbelasting apart herkenbaar op de kaart. Geluid van vlieg-, weg- en railverkeer wordt als hinderlijk ervaren vanaf ongeveer 45 decibel en als zeer hinderlijk boven 65 decibel. Bij de meeste provinciale wegen en steden ligt de belasting doorgaans tussen de 45 en 65 decibel. Geluid van vlieg-, weg- en railverkeer wordt als hinderlijk ervaren vanaf ongeveer 45 decibel en als zeer hinderlijk boven 65 decibel. Bij de meeste provinciale wegen en steden ligt de belasting doorgaans tussen de 45 en 65 decibel. Bij snelwegen en vooral bij aan- en uitvliegroutes bij vliegvelden ligt de geluidsbelasting boven 65 decibel. Ruim een derde van het oppervlak en circa driekwart van de woningen in Nederland ondervinden een gecumuleerde geluidbelasting door weg-, rail- en vliegverkeer van meer dan 50 decibel, de norm voor geluidbelasting bij nieuwbouwwoningen. Naast hinder kan blootstelling aan geluid ook gezondheidsproblemen veroorzaken die verband houden met slaapverstoring en stressgerelateerde aandoeningen (zoals hart- en vaatziekten) (Deuning, 2007). 122
Figuur 4.8: Gecumuleerde geluidbelasting 2005 (Bron: Milieu en Natuurplanbureau).
Op basis van Europese regelgeving hebben de gemeenten van de Drechtsteden actieplannen opgesteld voor het oplossen van knelpunten van geluidbelasting aan de gevel van woningen. Men heeft daarbij gekozen voor een plandrempel van 65 decibel. Voor wegverkeer zijn deze weergegeven in figuur 4.9. Van de rest van de regio Zuid-Holland Zuid is deze informatie niet beschikbaar.
Brommers, wegverkeer en buren veroorzaken meeste geluidshinder in regio Geluidshinder geeft aan hoeveel last mensen ondervinden van een bepaald geluid in de woonof werkomgeving. Ernstige hinder wil zeggen: een score van acht of hoger op een schaal van nul tot tien. De mate waarin iemand zich gehinderd voelt, hangt samen met de kenmerken van het geluid, bijvoorbeeld luidheid, toonhoogte, duur en betekenis. Daarnaast spelen ook individuele eigenschappen een rol, zoals geluidsgevoeligheid, angst voor en houding ten opzichte van de geluidsbron en de mate waarin men meent invloed op de situatie te hebben. Blootstelling aan geluid kan hinder en slaapverstoring veroorzaken en kan leiden tot een verminderd prestatievermogen. Via lichamelijke stressreacties kan blootstelling aan geluid ook leiden tot een verhoogde bloeddruk en hart- en vaatziekten. Landelijk onderzoek in 2003 wijst uit dat ernstige geluidshinder in de woonomgeving vooral wordt veroorzaakt door (in volgorde van belangrijkheid) bromfietsen, motoren, vrachtauto’s, de buurwoning en buitenactiviteiten (Passchier-Vermeer, 2005). 123
4
Gezondheid InZicht
Gezondheidsdeterminanten in Zuid-Holland Zuid
4
Tekstblok 4.4
Begrippen verklaard
l Plandrempel
Figuur 4.9: Geluidbelasting wegverkeerslawaai Drechtsteden (Bron: Bureau Drechtsteden, 2009).
In de regio Zuid-Holland Zuid ervaart een vijfde (21%) van de volwassenen geluidsoverlast als een groot probleem in de buurt (tabel 4.9 en tabel 4.10), variërend van 11% in Liesveld en Strijen tot 28% in Gorinchem. Van de volwassenen ervaart 12% ernstige hinder door brommers (Zederik 6%, Papendrecht 16%); 10% ervaart ernstige geluidshinder van verkeer op wegen waar je niet harder mag rijden dan 50 km/uur (Liesveld 5%, Zwijndrecht 12%) en 8% ervaart ernstige geluidshinder door de buren (Giessenlanden 4%, Papendrecht 16%) (GHE 2009).
Verlies aan (gezonde) levensjaren Het belang van risicofactoren voor onze gezondheid kan zichtbaar gemaakt worden door het eraan toe te schrijven gezondheidsverlies te schatten. Dit is mogelijk met het Chronische Ziekten Model (CZM) van het RIVM. Dit model geeft een schatting van de winst in (gezonde) levensjaren. Dit gebeurt op basis van de relatie tussen determinanten en ziekten (relatieve risico’s) en de mate waarin de determinanten voorkomen. Op deze manier is het mogelijk om voor de determinanten en ziekten die in het model zijn opgenomen en de bijdragen aan de ongezondheid onderling te vergelijken. In het model wordt rekening gehouden met ontstaan of vermindering van risicofactoren; als iemand door voldoende te bewegen in eerste instantie geen hartziekte krijgt, wil dat niet zeggen dat hij in de rest van het leven voor deze of een andere chronische ziekte gespaard blijft. Het CZM neemt deze uitstel- en vervangingseffecten expliciet mee en telt winsten en verliezen die samenhangen met gedrag dus in jaren van gezond leven, jaren van ongezond leven en de som daarvan (Health-Adjusted Life Expectancy (HALE)) (Hoeymans et al., 2010; Hoeymans & Van Baal, 2010). Overgewicht en ondergewicht Overgewicht en ernstig overgewicht (obesitas) zijn abnormale of buitensporige opeenhopingen van vet die de gezondheid kunnen beïnvloeden. Bij ondergewicht is er sprake van een lichaamsgewicht dat geringer is dan op grond van de lengte als gezond kan worden beschouwd. De bepaling of iemand onder-, normaal- of overgewicht heeft wordt gedaan op basis van de ‘Body Mass Index’ (BMI). De BMI wordt berekend door het gewicht te delen door de lengte in het kwadraat (kg/m2). Iemand heeft een normaal gewicht als de BMI ligt tussen 18,5 en 25. Van ondergewicht is sprake bij een BMI lager dan 18,5. Bij een BMI van 25 of hoger is sprake van overgewicht en bij een BMI van 30 of hoger wordt gesproken over ernstig overgewicht of obesitas (Visscher et al., 2010a). Voor het berekenen van overgewicht en obesitas bij kinderen wordt gebruik gemaakt van leeftijd- en geslachtspecifieke afkapwaarden, opgesteld door de International Obesity Task Force (IOTF) (Cole et al., 2000). Schadelijk alcoholgebruik Er zijn verschillende maten voor schadelijk alcoholgebruik. Een harde grens tussen schadelijk en niet-schadelijk drinken bestaat niet. Of alcoholgebruik schadelijk is, ligt dan ook niet uitsluitend aan de totale hoeveelheid alcohol die gedronken wordt. Dit is ook afhankelijk van de hoeveelheid die per keer gedronken wordt, hoe vaak gedronken wordt en door wie (bijvoorbeeld man of vrouw). Twee vormen van schadelijk alcoholgebruik zijn overmatig drinken en bingedrinken. Van overmatig drinken is sprake wanneer een man 21 glazen of meer per week drinkt (oftewel drie of meer glazen alcohol per dag) en een vrouw veertien glazen per week of meer (oftewel twee of meer glazen alcohol per dag). Voor bingedrinken bestaan verschillende definities: voor jongeren
124
125
4
Gezondheid InZicht
(tot en met 18 jaar) wordt gesproken van bingedrinken wanneer iemand vijf of meer glazen drinkt bij één gelegenheid. Bij volwassenen (19 tot en met 64 jaar) is sprake van bingedrinken wanneer iemand zes of meer glazen drinkt bij één gelegenheid (Kuunders & van Laar, 2009c; Kuunders, 2009). Zwaar alcoholgebruik is het drinken van meer dan één keer per week zes glazen of meer (Hoeymans et al., 2010) Wat is de Norm voor Gezond Bewegen? De ‘Nederlandse Norm Gezond Bewegen’ (NNGB) is vooral gericht op het onderhouden van gezondheid. De norm is verschillend voor jongeren, volwassenen en ouderen. NNGB voor jongeren: Dagelijks één uur tenminste matig intensieve lichamelijke activiteit, waarbij de activiteiten minimaal twee maal per week gericht zijn op het verbeteren of handhaven van lichamelijke fitheid (kracht, lenigheid en coördinatie). Voorbeelden van matig intensieve lichamelijke activiteit bij jongeren zijn aerobics of skateboarden. NNGB voor volwassenen: Een half uur tenminste matig intensieve lichamelijke activiteit op minimaal vijf, maar bij voorkeur alle dagen van de week. Voorbeelden van matig intensieve lichamelijke activiteit bij volwassenen zijn wandelen met 5-6 km/uur (dus flink doorwandelen) en fietsen met 15 km/uur. NNGB voor 55-plussers: Een half uur tenminste matig intensieve lichamelijke activiteit op minimaal vijf, maar bij voorkeur alle dagen van de week; voor niet-actieven, zonder of met beperkingen, is elke extra hoeveelheid lichaamsbeweging zinvol, ongeacht duur, intensiteit frequentie of type. Voorbeelden van matig intensieve lichamelijke activiteit bij ouderen zijn wandelen met 3-4 km/uur en fietsen met 10 km/uur (Wendel-Vos & Van Gool, 2008).
Gezondheidsdeterminanten in Zuid-Holland Zuid
4
Literatuur en websites
Cole TJ, Bellizzi MC, Flegal KM, Dietz WH: Establishing a standard definition for child overweight and obesity
Arbo-online. Stress: Nederland vergeleken met Europa. http://www.arbo-online.nl - artikelen - stress-nederland – vergeleken met europa (geraadpleegd maart
1243. Compendium voor de leefomgeving. Gezondheidseffecten door milieufactoren in Nederland. http://www.
2010). Deventer: Kluwer, 2010. Bakel AM van, Ocké MC. Hoeveel mensen voldoen aan
compendiumvoordeleefomgeving.nl - Gezondheid en
de Richtlijnen goede voeding? In: Volksgezondheid
Milieu – Effecten van milieugevaarlijke stoffen op ge-
Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezond-
zondheid – Gezondheidseffecten door milieufactoren
heid. Bilthoven: RIVM, Nationaal Kompas Volksgezond-
in Nederland (geraadpleegd op 11 januari 2010). Den
heid\ Factoren die van invloed zijn op de gezondheid\
Haag: CBS; Den Haag/ Bilthoven: PBL; Wageningen: Wageningen UR, 2010a.
Leefstijl\ Voeding, 21 september 2009. Bakel AM van, Zantinge EM. Hoeveel mensen hebben
Compendium voor de leefomgeving. Gezondheidsklach-
overgewicht of ondergewicht? In: Volksgezondheid
ten binnenmilieu, 2004-2006. http://www.compendi-
Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezond-
umvoordeleefomgeving.nl - Lokale leefomgeving –
heid. Bilthoven: RIVM, Nationaal Kompas Volksgezond-
Leefomgeving en gezondheid – Gezondheidsklachten
heid\ Factoren die van invloed zijn op de gezondheid\
binnenmilieu (geraadpleegd op 11 januari 2010). Den-
Aangeboren factoren en verworven eigenschappen\
Haag: CBS; Den Haag/ Bilthoven: PBL; Wageningen: Wageningen UR, 2010b.
Lichaamsgewicht, 22 maart 2010a. Bakel AM van, Zantinge EM. Neemt het aantal mensen
Compendium voor de leefomgeving. Gezondheidsef-
met overgewicht of ondergewicht toe of af? In: Volks-
fecten door milieufactoren in Nederland. http://www.
gezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas
compendiumvoordeleefomgeving.nl - Gezondheid en
Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Nationaal Kompas
Milieu – Effecten van milieugevaarlijke stoffen op ge-
Volksgezondheid\ Factoren die van invloed zijn op de
zondheid – Gezondheidseffecten door milieufactoren
gezondheid\ Aangeboren factoren en verworven ei-
in Nederland (geraadpleegd op 11 januari 2010). Den-
genschappen\ Lichaamsgewicht, 22 maart 2010b.
Haag: CBS; Den Haag/ Bilthoven: PBL; Wageningen: Wa-
Bakker F. Wat zijn de mogelijke gezondheidsgevolgen
geningen UR, 2010c.
van onveilig seksueel gedrag? In: Volksgezondheid
Compendium voor de leefomgeving. Gezondheidsklach-
Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezond-
ten binnenmilieu, 2004-2006. http://www.compendi-
heid. Bilthoven: RIVM, Gezondheidsdeterminanten\
umvoordeleefomgeving.nl - Lokale leefomgeving –
Leefstijl\ Seksueel gedrag, 7 december 2009.
Leefomgeving en gezondheid – Gezondheidsklachten
Büchner FL, Thijs CTM, Rossum CTM van. Wat zijn de
binnenmilieu (geraadpleegd op 11 januari 2010). Den-
mogelijke gezondheidsgevolgen van borstvoeding?
Haag: CBS; Den Haag/ Bilthoven: PBL; Wageningen: Wa-
In: Volksgezondheid toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Biltvoven: RIVM, Gezondheidsdeterminanten/Leefstijl/Borstvoeding,
16
juni
2006. Bureau Drechtsteden. Milieu in de Drechtsteden 2008. Dordrecht: Bureau Drechtsteden, 2009.
126
worldwide: international survey. Bmj 2000, 320:1240-
geningen UR, 2010d. Deuning CM. Gecumuleerde geluidbelasting 2005. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationale Atlas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Beïnvloedende factoren\ Fysieke omgeving, 30 mei 2007. Deuning CM. Beschikbaarheid openbaar groen 2003. In:
Buuren S van. Afkapwaarden van de ‘body-mass index’
Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationale At-
(BMI) voor ondergewicht van Nederlandse kinderen.
las Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Beïnvloedende
Ned Tijdschr Geneeskd, 2004; 148(40): 1967-72.
factoren\ Fysieke omgeving, 23 juni 2009a.
127
4
Gezondheid InZicht
Deuning CM. Concentratie fijn stof, jaargemiddelde 2007.
Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezond-
voldoet aan de Richtlijnen goede voeding toe of af?
heid. Bilthoven: RIVM, Gezondheidsdeterminanten\
In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal
Leefstijl\ Alcoholgebruik, 30 maart 2009b.
Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Gezond-
In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationale
Houweling DA, Duijm F. Wat zijn de mogelijke gezond-
Atlas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Beïnvloeden-
heidsgevolgen van een slechte binnenmilieukwaliteit?
de factoren\ Fysieke omgeving, 23 juni 2009b.
In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal
Kuunders MMAP, Laar MW van. Wat is alcoholgebruik en
Deuning CM. Concentratie stikstofdioxide 2008. In: Volks-
Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Gezond-
hoe wordt het gemeten? In: Volksgezondheid Toe-
gezondheid Toekomst Verkenning, Nationale Atlas
heidsdeterminanten\ Omgeving\ Milieu\ Binnenmilieu,
komst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezond-
OCD. Dordt Sport! Belangrijkste uitkomsten Sportmonitor
12 december 2005.
heid. Bilthoven: RIVM, Nationaal Kompas Volksgezond-
2008. Dordrecht: Onderzoekscentrum Drechtsteden,
Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Beïnvloedende factoren\ Fysieke omgeving, 23 juni 2009c.
Hurk K van den, Dommelen P van, Wilde JA de, Verkerk PH,
heid\ Factoren die van invloed zijn op de gezondheid\ Leefstijl\ Alcoholgebruik, 30 maart 2009c.
heidsdeterminanten\ Leefstijl\ Voeding, 21 september 2009.
2008. Passchier-Vermeer W, Kluizenaar Y de, Steenbekkers JHM,
Dorsselaer S van, Zeijl E, Eeckhout S van den, Bogt T ter,
Buuren S van, HiraSing RA. Prevalentie van overgewicht
Vollebergh W. HBSC 2005 Gezondheid en welzijn van
en obesitas bij jeugdigen 4-15 jaar in de periode 2002-
Kuunders MMAP, Laar MW van. Wat zijn de mogelijke
Dongen JEF van,Wijlhuizen GJ, Miedema HME. Milieu
jongeren in Nederland. Utrecht: Trimbosinstituut, 2007.
2004. TNO-rapport nr. KvL/JPB/2006.010. Leiden: TNO,
gezondheidsgevolgen van alcoholgebruik? In: Volks-
en gezondheid 2001: overzicht van risico’s,doelen en
2006.
gezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas
beleid. TNO-rapport 2001.95. Leiden: TNO Preventie en
Feenstra D. Neemt het aantal mensen dat rookt toe of af?
Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Gezondheidsdeter-
Gezondheid, 2001.
In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal
Johnson J, Cohen P, Kasen S, Brook J. Eating disorders du-
Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Nationaal
ring adolescence and the risk for physical and mental
minanten\ Leefstijl\ Alcoholgebruik, 30 maart 2009d.
Kompas Volksgezondheid\ Factoren die van invloed
disorders during early adulthood. Archives of General
Laar MW van. Neemt het aantal druggebruikers toe of af?
Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal
zijn op de gezondheid\ Leefstijl\ Roken, 8 december
Psychiatry, 2002; 59(6): 545-552.
In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal
Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Gezond-
Joosten-van Zwanenburg E, Sanavro F, Wagemakers JJMF,
Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Nationaal
heidsdeterminanten\ Omgeving\ Milieu\ Geluid, 17
GGD RR. Jeugdmonitor Rotterdam. Onderzoek peuters
Murk E. Veilig opgroeien en gezondheid van jongeren
Kompas Volksgezondheid\ Factoren die van invloed
2008. Rotterdam: De Stromen Opmaat Groep en GGD
in Dordrecht. Resultaten gecombineerde CtC/Jeugd-
zijn op de gezondheid\ Leefstijl\ Druggebruik, 19 juni
Rotterdam Rijnmond, oktober 2009.
monitor 2008 bij 12-18 jarigen. Dordrecht: GGD Zuid-
2009.
GGD ZHE. Monitor Jeugd. Spijkenisse: GGD Zuidhollandse Eilanden, 2009. Gorter A, Verdurmen J, Dorsselaer S van, Smit E, Monshouwer K. Genotmiddelengebruik in de regio Zuid-Holland
2006a.
Passchier-Vermeer W. Hoe wordt geluid gemeten? In:
mei 2005. Savelkoul M. Wat is persoonlijke gebitsverzorging? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal
Laar MW van. Wat zijn de mogelijke gezondheidsgevolgen
Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Nationaal
Klerk MMY de. Zorg en wonen voor kwetsbare ouderen.
van druggebruik? In: Volksgezondheid Toekomst Ver-
Kompas Volksgezondheid\ Factoren die van invloed
Rapportage ouderen 2004. SCP-publicatie 2004/4. Den
kenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Biltho-
zijn op de gezondheid\ Leefstijl\ Persoonlijke gebits-
Haag: SCP, 2004
ven: RIVM, Gezondheidsdeterminanten\Leefstijl\ Drug-
Holland Zuid, afdeling GBO/Epidemiologie, mei 2009.
gebruik, 19 juni 2006b.
verzorging, 23 juni 2008. Schrijvers CTM, CG Schoemaker. Spelen met gezondheid.
Zuid onder scholieren van groep zeven en acht van het
Kranen HJ van, Harbers MM. Wat is de relatie tussen voe-
basisonderwijs en het voortgezet onderwijs. Utrecht:
ding en gezondheid? In: Volksgezondheid Toekomst
Lange M de, Tol K van, Zondervan J, Arnold E. Externe
Leefstijl en psychische gezondheid van de Nederlandse
Trimbos-instituut, juni 2008.
Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilt-
veiligheid bij ruimtelijke ontwikkeling in de regio
jeugd. RIVM Rapport 270232001/2008. Bilthoven: RIVM,
hoven: RIVM, Gezondheidsdeterminanten\ Leefstijl\
Zuid-Holland Zuid. Dordrecht: Milieudienst/Regionale
Voeding, 21 september 2009.
Brandweer Zuid-Holland Zuid, 5 oktober 2009.
Graaf H de, Meijer S, Poelman J, Vanwesenbeeck I. Seks onder je 25e. In opdracht van de Rutgers Nisso Groep en
Kuunders MMAP. Vormen van schadelijk alcoholgebruik en
Lanting CI, Wouwe JP van. Peiling Melkvoeding van Zuige-
Hoeymans N en Baal PHM van. Berekening van aan risico-
hoeveel het voorkomt In: Volksgezondheid Toekomst
lingen 2007: Borstvoeding in Nederland en relatie met
factoren toe te schrijven ziektelast. In: Volksgezondheid
Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilt-
certificering door stichting Zorg voor Borstvoeding.
Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezond-
hoven: RIVM, Nationaal Kompas Volksgezondheid\ Fac-
TNO-rapport KvL/P&Z 2007.104. Leiden: TNO, 2007.
heid. Bilthoven: RIVM, Ziekte, kwaliteit van leven en
toren die van invloed zijn op de gezondheid\ Leefstijl\
MNP. Milieu- en Natuurplanbureau. Website Gezondheids-
sterfte\ Sterfte, levensverwachting en DALY’s\ Ziekte-
Alcoholgebruik, 14 augustus 2009.
Soa Aids Nederland. Delft: Eburon, 2005.
last in DALY’s, 22 maart 2010.
Kuunders MMAP, Laar MW van. Hoeveel mensen gebrui-
effecten door milieufactoren in Nederland (geraadpleegd op 9-5-2008). Bilthoven: MNP, 2008.
2008. Schuthof P, Korbee H. Wat u wilt weten over Frisse Scholen: Energiegebruik, binnenmilieu, ziekteverzuim en eerprestaties. Den Haag: SenterNovem, 2006. Sense. Seks tegen je zin. http://sense-vervelende ervaringen-seks tegen je zin (geraadpleegd 27 augustus 2010). Amsterdam: Soa Aids Nederland 2010. TNO. Factsheet Resultaten Vijfde Landelijke Groeistudie TNO. Zeist: TNO, juni 2010.
Hoeymans N, Melse JM, Schoemaker CG. Gezondheid en
ken alcohol? In: Volksgezondheid Toekomst Verken-
Monshouwer K, Verdurmen J, Dorsselaer S van, Smit E,
Verweij A. Opleidingsniveau als indicator voor sociaal-
determinanten. Deelrapport van de VTV 2010 Van ge-
ning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven:
Gorter A, Vollebergh W. Jeugd en riskant gedrag 2007.
economische status. In: Volksgezondheid Toekomst
zond naar beter. Bilthoven: RIVM, 2010.
RIVM, Gezondheidsdeterminanten\ Leefstijl\ Alcohol-
Kerngegevens uit het peilstationsonderzoek scholieren.
Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilt-
gebruik, 30 maart 2009a.
Roken, drinken, drugsgebruik en gokken onder scholie-
hoven: RIVM, Bevolking\ Scholing en opleiding, 22 sep-
Hollander AEM de, Hoeymans N, Melse JM, Oers JAM van,
128
Bilthoven: RIVM, 2006.
4
Gezondheidsdeterminanten in Zuid-Holland Zuid
Polder JJ. Zorg voor gezondheid. Volksgezondheid Toe-
Kuunders MMAP, Laar MW van. Neemt het aantal mensen
komst Verkenning 2006. RIVMrapport nr. 270061003.
dat alcohol gebruikt toe of af? In: Volksgezondheid
ren vanaf tien jaar. Trimbos-instituut, Utrecht, 2008. Ocké MC, Harbers MM. Neemt het aantal mensen dat
tember 2008. Visscher TLS, Bakel AM van, Zantinge EM. Wat is overge-
129
4
Gezondheid InZicht
wicht en wat is ondergewicht? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Nationaal Kompas Volksgezondheid\ Factoren die van invloed zijn op de gezondheid\ Aangeboren factoren en verworven eigenschappen\ Lichaamsgewicht, 22 maart 2010a. Visscher TLS, Son G van, Bakel AM van, Zantinge EM. Wat zijn de mogelijke gezondheidsgevolgen van overgewicht en ondergewicht? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Nationaal Kompas Volksgezondheid\ Factoren die van invloed zijn op de gezondheid\ Aangeboren factoren en verworven eigenschappen\ Lichaamsgewicht, 22 maart 2010b. Wendel-Vos GCW. Hoeveel mensen zijn voldoende lichamelijk actief? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Gezondheidsdeterminanten\ Leefstijl\ Lichamelijke activiteit, 23 september 2008a. Wendel-Vos GCW. Neemt het aantal mensen met voldoende lichamelijke activiteit toe of af? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Nationaal Kompas Volksgezondheid\ Factoren die van invloed zijn op de gezondheid\ Leefstijl\ Lichamelijke activiteit, 23 september 2008b. Wendel-Vos GCW, Gool CH van. Wat is lichamelijke activiteit? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Nationaal Kompas Volksgezondheid\ Factoren die van invloed zijn op de gezondheid\ Leefstijl\ Lichamelijke activiteit, 23 september 2008. Zwakhals SLN, Giesbers H, Deuning CM. SGP-stemmers 2010. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationale Atlas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Zorgatlas\ Beïnvloedende factoren\ Sociale omgeving\ Stemgedrag, 10 juni 2010. Zwakhals SLN, Lier EA van. BMR per gemeente 2009. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationale Atlas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Preventie\ Vaccinaties en screening, 30 juni 2009.
130
5
Preventie en zorg
in Zuid-Holland Zuid
5
Gezondheid InZicht
Preventie en zorg in Zuid-Holland Zuid
5
Kernboodschappen Preventie vraagt om effectievere aanpak
Samenwerking noodzakelijk voor zware intensieve trajecten
Om preventieve activiteiten succesvol te laten zijn, is het allereerst van belang langdurig in te zetten op een aantal relevante thema’s; van kortdurende interventies is immers bekend dat zij op de lange termijn geen effect hebben. Ook kan de effectiviteit worden verhoogd door de samenwerking met verschillende beleidssectoren verder te bevorderen (integraal gezondheidsbeleid). Tot slot zal het beleid zich nog meer moeten richten op de groepen met gezondheidsachterstanden, veelal mensen uit de lagere sociaaleconomische groepen. Dat vraagt om doelgroepgerichte interventies, waarbij ook rekening wordt gehouden met de woon- en werkomstandigheden van mensen.
In de structuur van de Maatschappelijke Zorg is met het Meldpunt Zorg en Overlast/Steunpunt Huiselijk Geweld en de lokale zorgnetwerken een stevige basis gelegd waarbij diverse ketenpartners samenwerken bij de aanpak van de meervoudige problematiek van cliënten. Hierdoor is een laagdrempelige manier van zorg, dicht in de buurt van cliënten, gewaarborgd. De zorg voor de zware intensieve trajecten rondom overlast, dakloosheid, ex-gedetineerden en dergelijke wordt binnen de Centrale Toegang (CT) middels een nieuwe methodiek aangepakt.
Uitvoeringsprogramma’s bevorderen samenhang en afstemming binnen preventieve gezondheidszorg In Zuid-Holland Zuid wordt via uitvoeringsprogramma’s gewerkt aan de thema’s alcohol-, overgewicht-, depressiepreventie en verbetering binnenmilieu. Bij het uitvoeren van preventieve activiteiten zijn veel organisaties en instellingen betrokken. Doordat één van de partijen de trekkers- en coördinatierol op zich neemt, wordt een betere samenwerking en afstemming binnen de (preventieve) gezondheidszorg bewerkstelligd. Deze gezamenlijke en gerichte inzet leidt tot meer gezonde burgers en dus een effectiever gezondheidsbeleid.
Grote verschillen in vaccinatiegraad tussen gemeenten De vaccinatiegraad in Zuid-Holland Zuid ligt boven de norm van 90%. De verschillen tussen gemeenten zijn echter groot. In de gemeenten Alblasserdam, Hardinxveld-Giessendam, Korendijk en Nieuw-Lekkerland wordt de norm niet gehaald, met name vanwege het afzien van vaccinaties vanuit religieuze overtuiging. Objectieve voorlichting over de risico’s van niet-vaccineren blijft noodzakelijk, omdat niet-gevaccineerde kinderen meer risico lopen ziek te worden.
Meer inzicht nodig in tevredenheid over en capaciteit van gezondheidszorg In vergelijking met Nederland zijn in Zuid-Holland Zuid meer verloskundigen en tandartsen en evenveel huisartsen beschikbaar. Cijfers over de tevredenheid over de aanwezigheid van zorgverleners en de dienstverlening van zorgverleners in de regio Zuid-Holland Zuid zijn niet beschikbaar.
132
133
5
Gezondheid InZicht
In hoofdstuk 3 en 4 zijn de gezondheid van de bevolking in de regio Zuid-Holland Zuid en de factoren die de gezondheid kunnen beïnvloeden, in kaart gebracht. In dit hoofdstuk staat het onderdeel ‘preventie en zorg’ uit het VTV-model centraal. Preventie is het totaal van maatregelen, zowel in als buiten de gezondheidszorg, dat tot doel heeft de gezondheid te bewaken door ziekte en gezondheidsproblemen te voorkomen (VWS, 2007). Onder gezondheidszorg worden de activiteiten verstaan die er op gericht zijn tekorten in de gezondheidstoestand en/of zelfredzaamheid van individuen op te heffen, te reduceren, te compenseren en/of te voorkomen (Van der Meer & Schouten, 1997). Onder gezondheidszorg vallen preventieve, curatieve en verzorgende taken bij zowel somatische als psychische klachten en aandoeningen. Vaak worden preventie en zorg uit elkaar getrokken, maar in de praktijk zijn ze eigenlijk niet te onderscheiden. Preventie, ‘care’ en ‘cure’ zijn alle drie onderdelen van hetzelfde zorgproces. De basis voor het lokale gezondheidsbeleid ligt voor de gemeentelijke overheid in de Wet publieke gezondheid (Wpg). Volgens deze wet heeft de gemeente veel taken en verantwoordelijkheden op het gebied van de collectieve preventie. De gemeente heeft immers directe invloed op de leefomgeving van haar burgers. Naast de Wpg bestaat voor de gemeente nog meer relevante wetgeving op het gebied van de volksgezondheid, zoals de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), Wet op de lijkbezorging en de Waterleidingwet. De verhouding tussen de landelijke en lokale overheid is in de Wpg vastgelegd in een vierjarige cyclus, zoals is besproken in hoofdstuk 1. In paragraaf 5.1 wordt bekeken hoe in Zuid-Holland Zuid invulling wordt gegeven aan de vijf landelijke speerpunten voor preventie en welke aanvullende specifieke speerpunten van belang zijn. In paragraaf 5.2 wordt de opkomst bij een aantal grootschalige preventie-activiteiten besproken. Vervolgens komen in de paragrafen 5.3 en 5.4 het aanbod en de toegankelijkheid van respectievelijk de curatieve sector en de verpleeg- en verzorgings-sectoren aan bod. Het hoofdstuk wordt afgesloten met forensische geneeskunde (paragraaf 5.5). Forensische geneeskunde valt traditioneel onder de openbare gezondheidszorg en houdt zich bezig met het raakvlak tussen de geneeskunde en het rechtssysteem.
5.1 Preventie In deze paragraaf wordt eerst uitgelegd wat preventie is en welke vormen van preventie er zijn (paragraaf 5.1.1). Vervolgens worden de uitvoeringsprogramma’s uit de regio Zuid-Holland Zuid besproken (paragraaf 5.1.2) gevolgd door de overige speerpunten en initiatieven op het gebied van preventie (paragraaf 5.1.3). Paragraaf 5.1.4 beschrijft een doelgroep- en settinggerichte aanpak.
134
Preventie en zorg in Zuid-Holland Zuid
5
5.1.1 Wat is preventie? Preventie heeft als doel de gezondheid van de gehele bevolking te handhaven en te verbeteren. Dit betekent niet alleen het voorkomen van ziekten door de oorzaken van ziekten weg te nemen, maar ook het bevorderen dat mensen gezond zijn en gezond blijven. Preventie kan direct gericht zijn op een ziekte of aandoening. Preventie kan ook gericht zijn op factoren in het gedrag of de omgeving die een risico zijn voor de gezondheid of deze juist bevorderen (gezondheidsdeterminanten). Er kunnen drie vormen van preventie worden onderscheiden: • gezondheidsbescherming, zoals veilige drinkwatervoorziening, riolering, het rookverbod in openbare ruimten of de aanleg van rotondes; • gezondheidsbevordering, zoals voorlichting over gezonde voeding of stimuleren dat mensen meer gaan bewegen; • ziektepreventie, zoals vaccinatie en screening.
Hoe wordt preventie ingedeeld? Preventie in de geestelijke gezondheidszorg (ggz) is ingedeeld op basis van doelgroepen. Afhankelijk van de doelgroep is sprake van universele, selectieve of geïndiceerde preventie (tabel 5.1). Daarnaast bestaat ook zorggerichte preventie gericht op mensen die een chronische psychische of somatische aandoening hebben. De interventies voor deze groepen bestaan uit terugvalpreventie, het voorkomen van comorbiditeit en het verminderen van de consequenties van de aandoening voor mensen in de directe omgeving. Een ander doel van zorggerichte preventie is te bevorderen dat mensen met chronische aandoeningen beter in staat zijn zich in de samenleving te handhaven, bijvoorbeeld door middel van vriendendiensten of door psychoeducatie van familieleden (Witte, 2007; Trimbos). Preventie gericht op de lichamelijke gezondheid gebruikt voornamelijk de indeling naar de fase van het ziekteproces (primaire, secundaire en tertiaire preventie) (tabel 5.2) maar steeds vaker wordt ook de indeling naar doelgroep toegepast.
Meer effect door integrale aanpak Om de effectiviteit van preventie te verhogen is het belangrijk verschillende methoden gelijktijdig en in samenhang in te zetten, bijvoorbeeld door op school voorlichting te geven over gezonde voeding en tegelijk te zorgen voor aanbod van gezonde voeding in de schoolkantine. Als verschillende beleidssectoren en partijen met elkaar samenwerken om de volksgezondheid te verbeteren met een mix van interventiemaatregelen en voor verschillende doelgroepen, dan spreken we van facetbeleid of integraal gezondheidsbeleid. Zo kan een belangrijke bijdrage worden geleverd aan het verbeteren van de gezondheid en het verminderen van sociaaleconomische gezondheidsachterstanden. Een voorbeeld hiervan is het programma ‘Gezond Gewoon Doen’ (www.gezondzhz.nl) waarmee de gemeenten in de regio Zuid-Holland Zuid gezamenlijk het gemeentelijk gezondheidsbeleid gestalte geven. Het belangrijkste voordeel van 135
5
Gezondheid InZicht
Tabel 5.1: Preventie ingedeeld op basis van doelgroepen (Bron: Witte, 2007). Doelgroep Universele preventie De algemene bevolking of een deelpopulatie die niet is geselecteerd op basis van een individuele risicofactor Selectieve preventie Individuen bij wie het risico op het ontwikkelen van een probleem aanzienlijk groter is dan gemiddeld Geïndiceerde preventie Individuen die wel klachten of symptomen hebben, maar die niet voldoen aan diagnostische criteria voor een psychische stoornis, of die biologische kenmerken hebben die duiden op een predispositie voor een psychiatrische aandoening .
Tabel 5.2: Preventie ingedeeld naar de fase van het ziekteproces (Bron: Witte, 2007). Primaire preventie
Personen bij wie een ziekte al is Complicaties en ziekteverergering vastgesteld voorkomen en mensen zelfredzamer maken
deze gezamenlijke aanpak is dat gewerkt wordt aan meer samenhang en duurzaamheid in de activiteiten van de verschillende gezondheidspartners in de regio. Toch liggen bij gemeenten nog veel onbenutte mogelijkheden om gezondheid ook vanuit andere beleidsdomeinen te beïnvloeden. Dit vraagt om alertheid bij de sector volksgezondheid en andere sectoren op kansen die zich voordoen de gezondheid te verbeteren, waarbij voor verschillende beleidsdomeinen veel te winnen valt.
136
5
Tekstblok 5.1
De I-database De I-database van het Centrum Gezond Leven (CGL) is een interventiedatabase met leefstijlinterventies die in Nederland worden uitgevoerd. De ontwikkeling van de I-database is tot stand gekomen in samenwerking met de gezondheidsbevorderende instituten (GBI’s) en de gebruikers van de I-database en is sinds 2008 operationeel. Het doel van de database is het verkrijgen van een goed beeld van het aanbod aan interventies in een regio of in heel Nederland. In Nederland wordt een grote hoeveelheid interventies uitgevoerd. Van veel is onduidelijk hoe goed ze zijn. Om meer inzicht te krijgen in de werkzaamheid van interventies is onder meer een onafhankelijke Erkenningscommissie ingesteld. Ook is er een procedure waarbij professionals uit de praktijk nagaan of interventies voldoen aan een aantal basale kwaliteitscriteria, of ze op zijn minst ‘goed beschreven’ zijn. De beoordelingen van de Erkenningscommissie zijn opgenomen in de I-database. Binnen de database kan worden gezocht op diverse criteria zoals doelgroep, setting of thema. De I-database wordt ontsloten vanuit het internetloket Gezond Leven (www.loketgezondleven.nl).
Doelgroep Doel Gezonde mensen Voorkómen dat een bepaald gezondheidsprobleem, ziekte of ongeval ontstaat
Secundaire preventie Personen die ziek zijn, een verhoogd Ziekten of afwijkingen in een vroeg risico lopen of een bepaalde stadium opsporen, waardoor eerdere genetische aanleg hebben. behandeling mogelijk is en de ziekte De ziekte is bij deze personen eerder geneest of niet erger wordt echter nog niet vastgesteld Tertiaire preventie
Preventie en zorg in Zuid-Holland Zuid
Evaluatie van preventieve maatregelen is belangrijk De kennis over effectiviteit van veel preventieve maatregelen is nog steeds gering. Meer evaluatieonderzoek is daarom dringend nodig. Door het vaststellen van de effectiviteit van interventies kan bijvoorbeeld invoering of voortzetting van dure maar ineffectieve interventies worden voorkomen. Daarnaast is het van belang de succes- en faalfactoren van interventies en de (bredere) implementatie daarvan in beeld te brengen. Kennis van bewezen effectieve en niet-effectieve preventieve interventies helpt lokale overheden bij het vormgeven van lokaal gezondheidsbeleid. Deze kennis moet echter wel systematischer worden verzameld, beoordeeld en verspreid. De centrale overheid heeft daarin een regierol via het Centrum Gezond Leven van het RIVM , dat leefstijlinterventies beoordeelt en certificeert. Deze verzameling en beoordelingen van leefstijlinterventies die in Nederland worden uitgevoerd, kunnen worden aangemeld en/ of zijn terug te vinden in de interventiedatabase (I-database) van het Centrum Gezond Leven (tekstblok 5.1).
137
5
Gezondheid InZicht
5.1.2 De uitvoeringsprogramma’s in Zuid-Holland Zuid als speerpunten voor preventie Speerpunten die van belang zijn voor Nederland, zijn ook van belang voor Zuid-Holland Zuid vanwege hun omvang, ernst en impact op het dagelijks functioneren van inwoners uit de regio. Het ministerie van VWS kiest op grond van analyses uit de nationale VTV van het RIVM elke vier jaar speerpunten voor zijn preventiebeleid. Voor het beleid van 2007-2011 zijn de risicofactoren roken, overgewicht en alcohol tot speerpunten benoemd (VWS, 2006). Preventie van deze vermijdbare risicofactoren kan een grote bijdrage leveren aan het voorkomen van een breed scala aan ziekten, zoals hart- en vaatziekten, COPD en longkanker. Naast deze drie risicofactoren zijn ook depressie en diabetes aangewezen als speerpunten. Depressie is gekozen, omdat deze ziekte een groot verlies van kwaliteit van leven tot gevolg heeft. Daarbij veroorzaakt depressie hoge zorg- en maatschappelijke kosten. Diabetes geeft een verhoogd risico op hart- en vaatziekten, blindheid en nierziekten. Deze en andere complicaties kunnen de kwaliteit van leven sterk aantasten. De landelijke speerpunten en de gezondheidssituatie in de regio Zuid-Holland Zuid, beide afkomstig uit 2006, hebben geleid tot vier vastgestelde uitvoeringsprogramma’s: • Alcoholpreventie: Verzuip jij je toekomst?!; • Overgewicht; • Depressiepreventie; • Verbeteren binnenmilieu.
5
Tekstblok 5.2
Verzuip jij je toekomst?! De naam van het programma verwijst naar het ’zuipen van drank’ en verdrinken. ‘Toekomst’ verwijst naar het negatieve toekomstperspectief van overmatig alcoholgebruik met hersenschade als gevolg. Een stelling of kreet komt veel voor. Een vraagstelling is tegendraads. Enerzijds houdt de naam dus een vraag in om jongeren en hun omgeving aan het denken te zetten; anderzijds een stelling om de boodschap over te brengen.
• de wettelijke leeftijdsgrenzen met betrekking tot de verkoop van alcohol beter worden gehandhaafd; • overmatig alcoholgebruik door uitgaanspubliek en openbare orde problematiek is afgenomen.
Terugdringen beschikbaarheid alcohol van jongeren
De gemeenten in de regio Zuid-Holland Zuid willen het probleem van alcoholgebruik onder jongeren terugdringen. Daartoe hebben zij zich verenigd in het meerjarenprogramma (20092012) Verzuip jij je toekomst?! (tekstblok 5.2). Naast de gemeenten uit de regio Zuid-Holland Zuid zijn ook de politie, het Openbaar Ministerie en de GGD Zuid-Holland Zuid actief betrokken. Andere belangrijke partijen zijn onder meer Bouman GGZ, bureau HALT, De Hoop ggz, het Trimbos-instituut, Koninklijke Horeca Nederland, STAP en de Voedsel- en Waren Autoriteit. De uitvoering van het programma wordt mede mogelijk gemaakt door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en de Provincie Zuid-Holland.
Eén van de belangrijkste oorzaken van het huidige alcoholgebruik onder jongeren in Nederland is de toegenomen beschikbaarheid van alcohol (tekstblok 5.3). Alcohol wordt op veel plaatsen verkocht, is relatief goedkoop en wordt in allerlei aantrekkelijke vormen aangeboden . Tevens is er een overvloed aan alcoholreclames en worden de leeftijdsgrenzen voor alcoholverkoop onvoldoende gehandhaafd (Gosselt et al., 2007). Als alcohol gemakkelijk beschikbaar is voor jongeren, zal het gebruik hoger zijn dan wanneer alcohol moeilijk beschikbaar is (Babor et al., 2003). Het gaat hierbij om zowel de fysieke beschikbaarheid (zoals de prijs, het aantal verkooppunten en de aantrekkelijkheid en diversiteit van het assortiment) als om de sociaal geaccepteerde beschikbaarheid van alcohol (bijvoorbeeld de aanwezigheid van drank in het sociale netwerk en de normen en waarden over alcoholgebruik). Het preventieve beleid binnen de regionale aanpak van Verzuip jij je toekomst?! is daarom gericht op een beperking van de beschikbaarheid van alcohol (via de commerciële omgeving en de sociale omgeving) in combinatie met het veranderen van de sociaal geaccepteerde norm die tolereert dat jongeren al op jeugdige leeftijd beginnen met alcoholgebruik (Kuntsche et al., 2008). Het programma Verzuip jij je toekomst?! is opgebouwd rond drie pijlers: • beleid en regelgeving; • handhaving; • preventie en educatie.
Tijdens de programmaperiode (2009-2012) wordt er hard aan gewerkt te bereiken dat: • de leeftijd waarop jongeren beginnen met het drinken van alcohol is gestegen; • de norm ‘onder de 16 jaar geen alcohol’ door jongeren én hun ouders breed wordt gedragen;
Binnen deze drie pijlers is een focus aangebracht en zijn tien speerpunten benoemd waarvoor de komende periode extra aandacht is. Deze focus is nader uitgewerkt in het werkplan 2010-2012 en is te vinden op www.verzuipjijjetoekomstzhz.nl.
Deze uitvoeringsprogramma’s worden hieronder toegelicht, in paragraaf 5.1.3 worden de andere speerpunten toegelicht.
A Alcoholpreventie: Verzuip jij je toekomst?! Integrale aanpak alcohol en jeugd
138
Preventie en zorg in Zuid-Holland Zuid
139
5
Gezondheid InZicht
Preventie en zorg in Zuid-Holland Zuid
5
B Overgewichtpreventie Integrale aanpak van preventie van overgewicht In het uitvoeringsprogramma Overgewicht (www.voorkomovergewichtzhz.nl) is ervoor gekozen eerst vier pilots (Gorinchem, Dordrecht, Zwijndrecht en de Ablasserwaard) uit te voeren en op basis van deze ervaringen voor de andere gemeenten van de Drechtsteden en de Alblasserwaard-Vijfheerenlanden tot een goede interventiemix te komen. Om de interventiemix zo goed mogelijk te laten aansluiten bij de lokale situatie, wordt in iedere gemeente, voorafgaand aan de start van de interventies, een ‘quick scan’ uitgevoerd. De drie doelgroepen van het uitvoeringsprogramma zijn jeugd van 0 tot 19 jaar, volwassenen met een lage sociaaleconomische status en allochtonen.
Tekstblok 5.3
Jongeren kunnen te makkelijk aan alcohol komen In het kader van het regionale alcoholpreventieproject Verzuip jij je toekomst?! is onderzoek verricht naar het gemak waarmee jongeren onder de wettelijke leeftijdsgrens van zestien jaar alcohol kunnen aanschaffen in supermarkten, slijterijen, horecagelegenheden, cafetaria’s en jongerencentra in de regio Zuid-Holland Zuid. Doel van dit nalevingsonderzoek was objectief vast te stellen in hoeverre de Nederlandse Drank- en Horecawet wordt nageleefd in de regio Zuid-Holland Zuid. Uit dit ‘nalevingsonderzoek’ blijkt dat bij maar liefst twee derde van de aankooppogingen - tegen de Drank- en Horecawet in - alcohol wordt verstrekt aan jongeren onder de zestien. Van de zes soorten verkooppunten die zijn bezocht, scoort de horeca het minst goed met 27% naleving. Sportkantines en cafetaria’s volgen met respectievelijk 33 en 35% en supermarkten en slijterijen scoorden het best met 43 en 45% naleving. In het geval van de jongerencentra werd bij beide bezoeken de wet nageleefd.
Succesvolle interventies voor de jeugd zijn onder meer ‘Lekker Fit!’, ‘Beweegkriebels’ en het project ‘Doe ff gezond’ (tekstblok 5.4). Belangrijk resultaat van de pilot in Dordrecht is dat meer aandacht moet komen voor de doelgroep 0 tot 4 jaar. De aanpak richt zich grotendeels op de ouders. Aandacht voor bewegen, voeding en opvoeden zijn daarbij belangrijk. Ook in Gorinchem zal hier vanuit ‘De Gezonde Regio’ extra op worden ingezet. De Gezonde Regio is een initiatief van Trias, Rivas Zorggroep, Yulius, de GGD Zuid-Holland Zuid, Vereniging Ondernemende Huisartsen en Zorgbelang (tekstblok 5.6).
Specifieke aandacht voor achterstandswijken Binnen het uitvoeringsprogramma is aandacht voor volwassenen met een lage sociaaleconomische status door de aanpak van overgewicht vooral in de achterstandswijken te laten plaatsvinden. Voor de allochtone doelgroep is een cursus Voeding en Beweging ontwikkeld. Allochtone vrijwilligers krijgen een training om de cursus Voeding en Beweging zelf aan de allochtone doelgroep te geven. Dit concept blijkt erg succesvol te zijn.
Aanpak van overgewicht versnipperd in Hoeksche Waard In de Hoeksche Waard vinden diverse activiteiten plaats op het gebied van het bestrijden van overgewicht. In het onderwijs worden vanuit de GGD Zuid-Holland Zuid lessen aangeboden aan leerlingen van groep 7 en 8 van het basisonderwijs over hart, voeding en bewegen. De thuiszorgorganisatie Careyn biedt diverse cursussen aan over gezond eten en/of afvallen. Binnen de gemeenten van de Hoeksche Waard is geen regionale aanpak van overgewicht aanwezig. Er valt, gezien het hoge aantal mensen met overgewicht, veel gezondheidswinst te behalen door overgewicht op een integrale wijze te benaderen.
140
141
5
Gezondheid InZicht
Tekstblok 5.4
Doe ff gezond Om gezondheidsproblemen door overgewicht effectief te bestrijden, zijn in de gemeente Dordrecht middelen voor het grotestedenbeleid ingezet op de preventie van overgewicht. Daarbij is het accent gelegd op de bestrijding van overgewicht onder 0- tot 19-jarigen in Crabbehof, Staart, Noordflank, Krispijn en Wielwijk. Het doel is het aantal jongeren met overgewicht in deze wijken niet verder te laten toenemen. Om het gestelde doel te bereiken, is ingezet op bewustwording en het verbeteren van de kennis over gezonde voeding en bewegen. Daarbij is een samenwerking tot stand gekomen tussen de GGD Zuid-Holland Zuid, Sportbedrijf Dordrecht (SBD) en de Dordtse WelzijnsOrganisatie (DWO). Er zijn heel concrete activiteiten op het gebied van voeding en bewegen ontwikkeld. De leefstijl bewegen krijgt vorm met de programma’s ‘Sport Mee’ en ‘Speel Mee’. De leefstijl voeding met het programma ‘Eet Gezond Mee’. Het overkoepelende project kreeg de naam ‘Doe ff gezond’.
C Depressiepreventie Preventie van depressie: ketengerichte aanpak voor specifieke doelgroepen De veertien gemeenten in de Drechtsteden en Alblasserwaard-Vijfheerenlanden hebben de handen ineengeslagen om depressieve klachten bij hun inwoners te voorkomen. Dit heeft geresulteerd in het uitvoeringsprogramma depressiepreventie (www.voorkomeendipzhz.nl). Kern van het uitvoeringsprogramma is dat onder regie van de GGD Zuid-Holland Zuid verschillende instellingen zoals ggz-instellingen (Yulius en OptiMent onderdeel van Eleos), thuiszorg en maatschappelijk werk (Rivas, De Stromen Opmaat Groep) welzijnswerk, onderwijs en jeugdzorginstellingen samenwerken in het kader van preventie van depressie. Deze samenwerking vindt plaats gedurende de looptijd van het uitvoeringsprogramma 2008-2011. De gemeenten hebben aan de GGD Zuid-Holland Zuid middelen beschikbaar gesteld om de interventies en acties te bekostigen. De doelstelling van het programma is dat het aantal jongeren, ouderen en allochtonen met depressieve klachten in 2011 is verminderd ten opzichte van 2006.
Preventie en zorg in Zuid-Holland Zuid
5
de kennis over depressies bij een breed publiek worden vergroot, bijvoorbeeld door een publiekscampagne te voeren in de lokale media. Daarnaast krijgen verschillende intermediairs een voorlichting of training over depressiepreventie. Ook worden scholen gemotiveerd deel te nemen aan een universele interventie. Dit zijn voornamelijk ‘evidenced based’ of ‘best practices’ interventies, zoals ‘Leefstijl’ of het ‘PAD-Leerplan’ (Programma Alternatieve Denkstrategieën). Selectieve preventie richt zich op groepen die een vergroot risico op depressieve klachten hebben, bijvoorbeeld ouderen die onlangs weduwe of weduwnaar zijn geworden of kinderen die gescheiden ouders hebben. Ook voor deze doelgroep wordt zoveel mogelijk gewerkt met interventies waarvan uit onderzoek het effect is aangetoond. Voorbeelden hiervan zijn ‘Plezier op School’ (tekstblok 5.5) en ‘Kies’ (Kinderen in EchtscheidingSituaties).
Intermediairs belangrijke schakel om allochtone doelgroep te bereiken Intermediairs, professionals en vrijwilligers zijn erg belangrijk voor het programma, omdat zij direct contact hebben met de doelgroep. Om ook mensen uit de lagere sociale klasse te bereiken, wordt veel met intermediairs gewerkt. De inzet van allochtone vrijwilligers is een methode die goed werkt om de allochtone doelgroep te bereiken. Daarnaast werken professionals van verschillende organisaties nauw met elkaar samen omdat zij in opdracht van de GGD Zuid-Holland Zuid met elkaar interventies uitvoeren. Bovendien is het thema ‘depressie’ bij professionals veel meer dan voorheen onder de aandacht, omdat ze betrokken zijn bij de uitvoering, voorlichting hebben gehad of mensen hebben geadviseerd aan een preventieve interventie deel te nemen. Of dit ook daadwerkelijk meer aanmeldingen heeft opgeleverd voor preventieve cursussen van ggz-instellingen in de regio, is nog niet bekend.
Integrale benadering depressiepreventie in Hoeksche Waard biedt kansen In de Hoeksche Waard vinden diverse activiteiten plaats op het gebied van depressie. Zo worden in het basisonderwijs weerbaarheidslessen aangeboden aan groep 7 en 8 vanuit de GGD ZuidHolland Zuid en wordt vanuit Context (expertisecentrum ggz preventie) de programma’s ‘Vrienden’ (een cursus voor kinderen en jongeren om meer te durven en meer zelfvertrouwen te krijgen) en ‘Plezier op School’ aangeboden. Binnen de gemeenten van de Hoeksche Waard is geen regionale aanpak van depressie aanwezig. Er valt veel gezondheidswinst te behalen door de preventie van depressie op een integrale wijze te benaderen.
Met het uitvoeringsprogramma is voor alle veertien deelnemende gemeenten uit de Drechtsteden en de Alblasserwaard-Vijfheerenlanden een ketengerichte aanpak ontstaan die zich richt op de doelgroepen jongeren, ouderen en allochtonen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen universele preventie en selectieve preventie. Door universele preventie moet 142
143
5
Gezondheid InZicht
Preventie en zorg in Zuid-Holland Zuid
5
D Verbeteren binnenmilieu Advisering om kwaliteit binnenmilieu op scholen te verbeteren
Tekstblok 5.5
Plezier op School Plezier op School is een tweedaagse cursus in de laatste week van de zomervakantie voor aanstaande brugklassers die moeite hebben met sociale contacten of die gepest zijn op de basisschool. Bij Plezier op School leren ze met behulp van rollenspellen hoe je vrienden maakt, hoe je op een goede manier kunt zeggen dat je iets niet wilt of hoe je voor jezelf op kunt komen. Het doel van de cursus is de sociale competentie van jongeren te vergroten, zodat zij een goede start kunnen maken op het voortgezet onderwijs. Elke groep wordt begeleid door twee speciaal daarvoor opgeleide begeleiders van Yulius, OptiMent (onderdeel van Eleos), het schoolmaatschappelijk werk (van FlexusJeugdplein, Opmaat of Rivas) en/ of Context. In 2010 hebben in Zuid-Holland Zuid ruim 90 kinderen meegedaan met de cursus Plezier op School. Uit de evaluatie is gebleken dat zowel ouders als kinderen de cursus positief waarderen.
144
In de regio Zuid-Holland Zuid is de kwaliteit van het binnenmilieu op het merendeel van de scholen matig tot slecht (GGD ZHZ, 2009). Daarom besteedt de GGD Zuid-Holland Zuid, in opdracht van de gemeenten in de regio, in een apart uitvoeringsprogramma aandacht aan de verbetering hiervan. De doelstelling van het uitvoeringsprogramma, dat loopt tot en met 2011, is dat jaarlijks minimaal twintig basisscholen met natuurlijke ventilatie worden onderzocht en een advies krijgen over het verbeteren van het binnenmilieu. Er is gekozen prioriteit te geven aan scholen met natuurlijke ventilatie omdat op deze scholen een verbetering van het binnenmilieu vrij eenvoudig te realiseren is door gedragsverandering: goed ventileren. Scholen met mechanische ventilatie worden alleen op verzoek geadviseerd over verbetering van het binnenmilieu. Verder leidt een samenwerkingsovereenkomst met de GGD Nederland ertoe dat, ook als het uitvoeringsprogramma in 2011 is afgelopen, tot en met 2013 basisscholen nog steeds kunnen worden onderzocht op de kwaliteit van het binnenmilieu en op grond van de uitkomsten een ventilatieadvies kunnen krijgen.
5.1.3 Overige speerpunten voor preventie in Zuid-Holland Zuid A Roken Zuid-Holland Zuid volgt landelijke initiatieven voor preventie van roken Landelijk zijn verschillende instrumenten ingezet om roken tegen te gaan, zoals wet- en regelgeving (rookverboden) en handhaving hiervan, accijnsverhoging, voorlichting, zelfregulering en behandeling van tabaksverslaving. De effectiviteit van deze interventies wordt groter als ze in combinatie worden toegepast. Prijsverhoging van tabakswaren vermindert de consumptie van sigaretten maar is effectiever in combinatie met reclamebeperkingen, verkoopbeperkingen, rookverboden, gezondheidswaarschuwingen op verpakkingen en massamediale campagnes. Per 1 juli 2008 zijn de sectoren horeca, kunst/cultuur en sport rookvrij. Tevens is toen de accijns op tabaksproducten verhoogd. Beide maatregelen zijn voor veel mensen een stimulans te stoppen met roken. Ook een sociale stimulans kan helpen bij het stoppen met roken, zoals stopcampagnes rond de jaarwisseling (De Hollander et al., 2006). In het lokale gezondheidsbeleid kan nog meer aandacht worden besteed aan rookpreventie. Landelijk is preventie van roken in slechts 10% van de gemeentelijke gezondheidsnota’s een aandachtspunt (Stivoro, 2006). In de regio Zuid-Holland Zuid is roken niet als specifiek speerpunt benoemd, maar krijgt preventie van roken aandacht via diverse initiatieven die zijn gericht op het stoppen met roken. Zo is in Dordrecht en Zwijndrecht een ‘Rook Stop Poli’ en verzorgt Rivas een cursus ‘Samen Stoppen met Roken’ voor de inwoners van de regio Zuid-Holland Zuid. De GGD Zuid-Holland Zuid organiseert in samenwerking met Stivoro 145
5
Gezondheid InZicht
Preventie en zorg in Zuid-Holland Zuid
5
ieder jaar een ‘24 uurs niet roken-actie’. Daarnaast nemen in Dordrecht verschillende scholen (voortgezet en basisonderwijs) deel aan de ‘De Gezonde School en Genotmiddelen’, waarbij de onderwerpen alcohol, roken en blowen centraal staan. Een integrale aanpak rondom preventie van roken ontbreekt echter nog. In 2006 heeft Stivoro een ‘Richtlijn tabakspreventie in lokaal gezondheidsbeleid’ ontwikkeld, waarin onder meer per levensfase interventies staan beschreven. Deze handleiding biedt richtlijnen om tabakspreventie integraal aan te pakken (Stivoro, 2006).
B Diabetes Preventie diabetes vooral via gezonde voeding en lichamelijke activiteit
Tekstblok 5.6
De Gezonde Regio Yulius, zorgverzekeraar Trias, Rivas Zorggroep en de GGD Zuid-Holland Zuid vormen samen met de huisartsen een professioneel en innovatief netwerk van samenwerkende gezondheids(zorg)organisaties in het werkgebied (Gorinchem en omstreken) van De Gezonde Regio. De Gezonde Regio stelt zichzelf tot doel om mensen in de regio gezond te houden en gezonder te maken door het aanbieden van preventie, zorg en behandeling. De nadruk hierbij ligt op preventie. De unieke samenwerking tussen zorgverlener en zorgverzekeraar onderscheidt De Gezonde Regio van andere initiatieven. De Gezonde Regio organiseert preventie en zorg in vier beloften. Deze beloften aan de bewoners van de regio zijn: 1. Wij stimuleren en helpen jullie om gezond te leven. 2. Wij helpen u een stap extra te doen voor uw gezondheid. 3. Samen met uw werkgevers helpen wij u om prettig en gezond te werken, met een laag verzuim. 4. Wij helpen u gemakkelijk en zo lang mogelijk onbezorgd thuis te blijven wonen. Voor meer informatie over De Gezonde Regio: www.degezonderegio.nl.
146
Door het terugdringen van overgewicht en roken en het bevorderen van gezonde voeding en lichamelijke activiteit kan diabetes worden voorkomen. Ook bij mensen met een hoger risico op diabetes is meer winst te behalen door het terugdringen van deze risicofactoren en het bevorderen van beschermende factoren dan door preventief gebruik van medicijnen. Bij de preventie van diabetes gaat het vooral om interventies die zich richten op risicogroepen (bijvoorbeeld mensen met overgewicht). In Nederland vindt vooralsnog geen systematische screening op diabetes plaats. Toch is er ook voor diabetes een grote hoeveelheid aan screeningsmogelijkheden op de markt. Dit biedt kansen, maar ook bedreigingen. Om die reden hebben de Gezondheidsraad (GR) en de Raad voor de Volksgezondheid & Zorg (RVZ) adviezen geschreven over de verantwoordelijkheid van het ministerie van VWS met betrekking tot dit onderwerp. Volgens deze adviezen moet het ministerie ervoor zorgen dat zinvolle screening beschikbaar en toegankelijk is en moeten burgers in staat worden gesteld verantwoorde keuzes te maken. De taak van de zorgverleners is het opstellen van richtlijnen voor het aanbieden van screening (RVZ, 2008). De zorggerichte preventie van diabetes is gericht op het optimaal behandelen van diabetespatiënten om complicaties te voorkomen of uit te stellen. Op dit terrein bestaan veel initiatieven, zoals voetenpoliklinieken en screening op retinopathie (oogafwijking). Daarnaast bestaan ook diverse samenwerkingsverbanden waarbij betrokken partijen samenwerken, zoals Rivas en huisartsen. Gezamenlijk wordt gewerkt volgens diabetesprotocollen of vinden cursussen voor diabeten in samenwerking met de diabetesvereniging plaats. Ook De Stromen Opmaat Groep heeft diverse initiatieven ontplooid die zijn gericht op diabeten, zoals workshops voor diabeten, themabijeenkomsten voor diabeten en mensen met een verhoogd risico, themabijeenkomsten voor allochtonen en scholing voor praktijkondersteuners van huisartsen.
147
5
Gezondheid InZicht
Preventie en zorg in Zuid-Holland Zuid
5
C Seksuele gezondheid Aandacht voor seksuele en relationele vorming jongeren en oprichting soa-poli Een goede algemene seksuele vorming is voor alle jongeren van belang. Daarnaast zijn er nog steeds belangrijke problemen als het gaat om seksuele gezondheid: seksueel overdraagbare aandoeningen (soa), onbedoelde zwangerschap en seksueel geweld. Om seksuele gezondheid te ondersteunen, besteden interventies aandacht aan seksuele en relationele vorming (tekstblok 5.7). Opvoedingsondersteuners, docenten en jongerenwerkers hebben hierin, naast ouders, een belangrijke rol. In de Wpg is de preventie en bestrijding van soa’s expliciet benoemd als een van de kerntaken. De GGD Zuid-Holland Zuid geeft hier onder meer vorm aan doordat zij sinds 2003 een eigen soa-poli heeft geopend. Deze poli is snel gegroeid en werkt momenteel in provinciaal verband samen met soa-centra in onder meer Leiden, Rotterdam en Gouda. De poli maakte deel uit van een landelijke pilot waarbij een geïntegreerde benadering van soa’s en seksuele gezondheid voorop staat. Deze pilot was zeer succesvol en de benadering is afgelopen jaren onder de merknaam SENSE over heel Nederland uitgerold. De risicogroepen – seksueel actieve jongeren, mannen die seks hebben met mannen, bepaalde etnische groepen - worden op projectbasis actief benaderd, onder meer door het opzetten van spreekuren op ROC’s. Ook hierin wordt veel met landelijke partners samengewerkt en is bundeling van expertise van groot belang.
D Vaccinatiegraadbevordering Voorlichting ter bevordering van onderbouwde vaccinatiekeuze bij ouders
Tekstblok 5.7
‘Lentekriebels’ en ‘Dag van de Liefde’ In het kader van seksuele en relationele vorming wordt in de regio één keer per jaar de Week van de Lentekriebels georganiseerd. Dit is een nationale projectweek waarin in groep 1 tot en met 8 van het basisonderwijs een hele week relationele en seksuele vorming wordt gegeven. De Rutgers Nisso Groep, kenniscentrum seksualiteit, is de coördinator van deze campagne en ondersteunt de GGD bij de uitvoering. In het voortgezet onderwijs organiseert de GGD één keer per jaar de Dag van de Liefde om jongeren uit de tweede klas op een ludieke wijze te informeren over allerlei zaken die met de liefde te maken hebben.
De GGD Zuid-Holland Zuid probeert bij te dragen aan een zo hoog mogelijke vaccinatiegraad, om zodoende groepsbescherming te bereiken voor een aantal ernstige infectieziekten. Goede voorlichting staat hierin centraal. Deze voorlichting vindt zowel individueel (tijdens de contactmomenten binnen de Jeugdgezondheidszorg) als collectief (op indicatie, bijvoorbeeld op scholen) plaats. Deze voorlichting vindt in het bijzonder plaats in de gemeenten in de regio met een lage vaccinatiegraad die grotendeels wordt veroorzaakt door mensen die hun kinderen om religieuze redenen niet laten vaccineren. De GGD Zuid-Holland Zuid respecteert deze keuze, maar stelt zich tegelijkertijd tot doel om de mensen deze keuze goed geïnformeerd te laten maken. Continu wordt gekeken of de informatievoorziening eerlijk (objectief en zo mogelijk wetenschappelijk onderbouwd) is. Het beste interventiemoment lijkt te zijn vlak voor of direct na de geboorte van het eerste kind. Er zijn namelijk geen aanwijzingen dat ouders hun gedrag ten opzichte van vaccineren in de loop van de gezinsvorming wijzigen (Wagemakers et al., 2010).
148
149
5
Gezondheid InZicht
E Milieu, veiligheid en gezondheid Meer inzicht nodig in lokale milieu en effect op gezondheid De regio Zuid-Holland Zuid wordt doorkruist door drukke transportroutes voor wegverkeer, railverkeer en binnenvaart. Ook is er zware industrie. Er is op provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau veel bekend over de luchtkwaliteit, geluidsbelasting en externe veiligheid in Zuid-Holland Zuid. Plaatselijk kan dit beeld echter beduidend anders zijn. Er is onvoldoende zicht op de invloed van het lokale milieu op gezondheid en nader onderzoek is daarom gewenst. In navolging daarvan kunnen maatregelen worden getroffen om de effecten te beperken. Tot nu toe is in twee gemeenten een GES (gezondheidseffectscreening) ‘stad en milieu’ uitgevoerd voor het hele grondgebied van de gemeente, namelijk in Zwijndrecht en Sliedrecht. In Dordrecht, Giessenlanden, Hardinxveld-Giessendam en Leerdam zijn gezondheidseffectscreeningen uitgevoerd voor bepaalde locaties.
Geneeskundige hulp bij ongevallen en rampen staat ‘stand by’ De regio Zuid-Holland Zuid kent diverse specifieke risico’s op het gebied van rampen en grootschalige ongevallen. Naast de gezondheidsrisico’s op een pandemie of een bedreiging van de gezondheid door bijvoorbeeld dierziekten, zijn er ook risico’s voor de fysieke veiligheid, zoals ongevallen met gevaarlijke stoffen bij bedrijven, op weg, water en spoor of brand in een gebouw met verminderd zelfredzamen. Bij deze scenario’s kunnen de geneeskundige en gezondheidskundige effecten voor de slachtoffers en de bevolking groot zijn. De primaire taak vanuit de GHOR (Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen) is zorgdragen voor de juiste grootschalige geneeskundige hulpverlening in de acute fase voor met name de spoedeisende medische hulpverlening, de psychosociale hulpverlening en de openbare/publieke gezondheidszorg. In de voorbereiding gaat het hierbij onder meer om advisering, planvorming, opleiden en oefenen. In de bestrijding bij rampen gaat het om de coördinatie, de commandovoering en het management van deze processen. De coördinatie en commandovoering vinden plaats in afstemming met multidisciplinaire partners zoals de brandweer, politie en gemeenten. De operationele uitvoering en hulpverlening zelf blijft in handen van de geneeskundige en gezondheidskundige diensten, zoals de meldkamer, de Ambulancedienst, het ziekenhuis en de GGD.
5.1.4 Doelgroep- en settinggerichte aanpak Preventie kan ook gericht zijn op bepaalde settings, enerzijds omdat de doelgroep zich in deze setting bevindt, anderzijds omdat een bepaalde setting een hoger risico op gezondheidsproblemen met zich meebrengt, zoals een achterstandswijk. Bij een settinggerichte aanpak worden mensen benaderd in hun directe leefomgeving, zoals de school, de werkplek en de wijk. Hieronder wordt een settinggerichte aanpak via de school beschreven gevolgd door een doelgroepgerichte benadering. 150
Preventie en zorg in Zuid-Holland Zuid
5
Settinggerichte aanpak: Gezonde School In de regio Zuid-Holland Zuid vindt in een aantal gemeenten een settinggerichte aanpak plaats in het basisonderwijs met de ‘Gezonde School’ (www.gezondeschoolzhz.nl). Uitgangspunten van de Gezonde School zijn geen vaststaande gezondheidsthema’s, maar de behoeftes van basisscholen en de gezondheidsproblemen die op een basisschool spelen. Er is veel winst te behalen door preventieve activiteiten op het gebied van gezondheid te richten op jongeren. Om deze jongeren en hun ouders/verzorgers te bereiken, worden scholen beschouwd als een goede plek voor activiteiten op het gebied van universele en collectieve preventie. Scholen zijn dagelijks bezig leerlingen kennis bij te brengen en hen voor te bereiden op hun toekomstige rol in de samenleving. Uit diverse onderzoeken is gebleken dat aandacht voor gezondheid in het schoolbeleid tot succesvolle resultaten leidt. De gezondheid van kinderen en leerkrachten verbetert hierdoor en er is sprake van een betere concentratie. Ook blijkt dat gezonde leerlingen betere onderwijsprestaties vertonen, de leeromgeving als prettiger wordt ervaren en schoolverzuim en schooluitval lager zijn. Bovendien zijn gezonde leerkrachten vaker tevreden. Veel scholen besteden al aandacht aan gezondheid. De activiteiten worden echter vaak ad hoc uitgevoerd. Met een planmatige, structurele en integrale aanpak wordt meer effect gesorteerd. Een school waar gezondheid integraal onderdeel uitmaakt van het schoolbeleid, wordt een Gezonde School genoemd. Op een Gezonde School vormt gezondheid een onderdeel van de gehele school: van schoolbestuur en leerkrachten tot ouders en leerlingen.
Doelgroepgerichte benadering om sociaaleconomische gezondheidsverschillen te verkleinen Er bestaat een complexe wisselwerking tussen het verbeteren van de volksgezondheid enerzijds en de ontwikkeling van een moderne welvaartstaat anderzijds. Een gezonde beroepsbevolking is een belangrijke bron voor productie en daarmee voor economische groei, maar daarnaast is economische groei weer van belang om preventie en zorg te kunnen financieren waardoor de bevolking nog weer gezonder en productiever kan worden (Mackenbach et al., 2007). De grootste winst, in zowel gezondheid als participatie, is te behalen bij groepen met een grote gezondheidsachterstand. Het terugdringen van de gezondheidsachterstanden kan bijdragen aan een hogere welvaart, maar voor het wegnemen van die verschillen is het tegelijkertijd noodzakelijk om iets aan de sociaaleconomische positie te doen (Post et al., 2010). Het Nederlandse kabinet heeft zich tot doel gesteld de bestaande sociaaleconomische gezondheidsverschillen in 2020 met tenminste 25% te verkleinen door het verbeteren van de gezondheidstoestand van de groep met een lage ses. Lagere inkomensgroepen wonen vaak in ongezondere wijken en hebben daardoor vaker te maken met een hogere geluidsbelasting en meer luchtverontreiniging. Ook wonen ze vaker in dichtbebouwde gebieden. De bewoners van wijken met een lager welstandsniveau hebben vaak te maken met een stapeling van problemen. De slechte kwaliteit van woningen en de lokale omgeving kunnen een ongunstige 151
5
Gezondheid InZicht
invloed hebben op de gezondheid en dragen bij aan sociaaleconomische gezondheidsverschillen (Van Hooijdonk et al., 2007). Hier komt bij dat de gezondheid van mensen met een lage ses vrijwel op alle fronten slechter is (hoofdstuk 3 en 4). De oorzaken van deze gezondheidsverschillen zijn complex. Ze lijken het gevolg van een ongelijke verdeling van ongezonde omstandigheden (soort arbeid, kwaliteit van woningen, inkomen et cetera) en ongezond gedrag (roken, overgewicht et cetera). De groep met een lage ses is moeilijk bereikbaar omdat het geen homogene groep is. Daarnaast zijn weinig interventies speciaal op lage ses-groepen gericht. Een wijkgerichte aanpak, waarin de leefwereld en kennis van de doelgroep centraal staat, zal de meeste kans van slagen hebben. Ondanks barrières is steeds meer kennis en ervaring beschikbaar over methoden die goed werken. Voor het bevorderen van gezond leven of het verminderen van gezondheidsverschillen is alleen voorlichting onvoldoende en is inzet van verschillende beleidsinstrumenten en beleidsvelden nodig.
Preventie en zorg in Zuid-Holland Zuid
5.2
5
Vaccinaties en screening
In deze paragraaf wordt een aantal grootschalige activiteiten op het gebied van ziektepreventie besproken. De overheid is verantwoordelijk voor goede uitvoering van deze activiteiten. Het gaat om de preventie van infectieziekten, kanker en groei- en ontwikkelingsstoornissen. Infectieziekten zijn over het algemeen besmettelijk of overdraagbaar. Bij de bestrijding van infectieziekten is het van belang verdere verspreiding te voorkomen. Door middel van vaccinatie kan een groot aantal infectieziekten worden teruggedrongen. Ook (inter)nationale samenwerking is noodzakelijk in de continue dreiging van infectieziekten (tekstblok 5.9). Een deel van de kankergevallen is te voorkomen door gezond te leven. Zo kunnen nieuwe gevallen van longkanker worden voorkomen door het aantal rokers te verminderen. Daarnaast kunnen sommige kankersoorten in een vroeg stadium worden opgespoord waardoor de ziekte mogelijk beter te behandelen is. Dit gebeurt op grote schaal met de bevolkingsonderzoeken naar borstkanker en baarmoederhalskanker. De Jeugdgezondheidszorg (JGZ) is de preventieve gezondheidszorg voor kinderen en jongeren van 0 tot 19 jaar. De gemeente is verantwoordelijk voor de uitvoering. Onderdeel van de JGZ zijn onder meer de contactmomenten voor 0- tot en met 4-jarigen en de preventieve gezondheidsonderzoeken op 5-, 10- en 13-jarige leeftijd waarmee vroegtijdig groei- en ontwikkelingsstoornissen kunnen worden opgespoord.
5.2.1 Het Rijksvaccinatieprogramma Hoge vaccinatiegraad belangrijk om beschermd te zijn Infecties kunnen ernstige gevolgen hebben. Daarom biedt het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) bescherming tegen elf infectieziekten. Ziekten als difterie, kinkhoest, tetanus, polio, bof en mazelen komen in Nederland nog maar zelden voor, maar veroorzaakten vroeger veel leed en gezondheidsverlies. Nog steeds is het belangrijk dat kinderen hiertegen worden gevaccineerd. Een hoog vaccinatiepercentage is belangrijk om infectieziekten buiten de deur te houden. Als er veel ongevaccineerde kinderen en volwassenen zijn, kunnen ronddwalende ziektekiemen vatbare mensen besmetten. Een vaccinatiegraad van 90% wordt als minimum beschouwd om zogenoemde groepsimmuniteit te creëren, waarmee het ontstaan van epidemieën kan worden voorkomen. Zowel in Nederland als in Zuid-Holland Zuid is de vaccinatiegraad boven de 90%. In de regio Zuid-Holland Zuid voldoen echter niet alle gemeenten aan deze norm voor groepsimmuniteit: specifiek de gemeenten Korendijk (hoewel het laatste jaar opvallend verbeterd), Alblasserdam, Nieuw-Lekkerland en Hardinxveld-Giessendam scoren te laag (tabel 5.3).
152
153
5
Gezondheid InZicht
Tabel 5.3: Opkomst bij grootschalige preventieactiviteiten (Bron: Deuning & Zwakhals, 2009; JGZ; LETB, 2007; SBZWN, 2009; Erasmus MC, 2009; Zwakhals, 2010). Gemeenteb Nederland (%) Zuid-Holland Hoogste Laagste Zuid(%) waarde (%) waarde (%) Rijksvaccinatieprogrammaa DKTP-vaccinaties zuigelingen (2009) 95 93 98 (Pap) 78 (N-Lek) BMR-vaccinaties zuigelingen (2009) 96 93 98 (Pap) 77 (N-Lek) Hib-vaccinaties zuigelingen (2009) 96 93 99 (Pap) 79 (N-Lek) Meningokokken C vaccinaties zuigelingen 96 92 98 (Pap) 76 (N-Lek) (2009) Vaccinatie tegen baarmoederhalskanker, 50 n.b. 55 (Leer) 21 (N-Lek) (HPV-vaccinatie) 13-16 jaar (2009) Griepvaccinaties Griepvaccinaties 60-plussers (2008-2009) 74 n.b. 81 (Binn) 55 (Lies) Vaccinatie Nieuwe Influenza A (H1N1) (2009) 60 55 64 (Binn) 32 (N-Lek) Screening Cervix-uitstrijkjesc (2005-2008) Opkomst bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker (2008) Beschermingsgraad baarmoederhalskanker (2008) Mammografiec (2005-2008) Deelname borstkanker screening (meest recente rondgang)
67 65
70 73
n.b. n.b. 80 (Gies) 66 (Dord, Zwij)
n.b.
71
78 (Gies) 65 (Dord, Zwij)
77 n.b.
77 n.b.
n.b. 87 (Zede)
n.b. 75 (Dord)
Jeugdgezondheidszorg (JGZ) Opkomst JGZ 0-4 jaar Opkomst PGOd 5-jarigen (2007-2008) Opkomst PGOe 7-jarigen (2007-2008) Opkomst PGOe 10-jarigen (2007-2008) Opkomst PGOe 13-jarigen (2007-2008) Opkomst totaal PGO’s (2007-2008)
n.b. n.b. n.b. n.b. n.b. n.b.
n.b. 90 91 88 93 90
n.b. 104 (HIA) 105 (Graa) 104 (Gies) n.b. n.b.
n.b. 78 (Hard) 66 (Leer) 80 (Zwij) n.b. n.b.
n.b.: niet beschikbaar. a Verslagjaar 2009, cohort zuigelingen 2006, vaccinatietoestand op 2-jarige leeftijd. b Binn: Binnenmaas, Dord: Dordrecht, Gies: Giessenlanden, Graa: Graafstroom, Hard: Hardinxveld-Giessendam, HIA: Hendrik Ido-Ambacht, Leer: Leerdam, Lies: Liesveld, N-Lek: Nieuw-Lekkerland, Pap: Papendrecht, Zede: Zederik, Zwij: Zwijndrecht.
Preventie en zorg in Zuid-Holland Zuid
5
Deelname aan het RVP is vrijwillig. Daarmee wordt de vaccinatiegraad grotendeels bepaald door de bereidheid van ouders om hun kinderen te laten vaccineren. Een aantal groepen in de samenleving staat kritisch tegenover vaccinaties. Eén groep bestaat uit mensen die vanwege hun geloofsovertuiging vaccinaties weigeren. Deze groep is in Zuid-Holland Zuid in sommige gemeenten omvangrijk. Daarnaast zijn er ook kritische burgers die van vaccinaties afzien omdat ze twijfelen aan het nut ervan of bezorgd zijn over bijwerkingen. Het vergroten en behouden van het draagvlak bij ouders is daarom van groot belang.
Vaccinatie tegen baarmoederhalskanker onderdeel Rijksvaccinatieprogramma Vanwege de gezondheidswinst voor vrouwen besloot het ministerie van VWS de inenting tegen baarmoederhalskanker vanaf 2010 bij meisjes van twaalf jaar op te nemen in het Rijksvaccinatieprogramma. Binnen het Rijksvaccinatieprogramma krijgen meisjes de inenting steeds op de leeftijd van twaalf jaar. Meisjes van dertien tot zestien jaar hebben in 2009 een mogelijkheid gekregen om zich ook te laten vaccineren. De volledige HPV vaccinatie (Humaan Papilloma Virus, de veroorzaker van baarmoederhalskanker) bestaat uit drie vaccinaties, verdeeld over een half jaar. De vaccinaties beschermen niet volledig tegen baarmoederhalskanker. Daarom blijft het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker (het uitstrijkje) ook voor gevaccineerden belangrijk. De combinatie van het uitstrijkje en vaccinatie is de beste manier om baarmoederhalskanker tegen te gaan. De introductie van het HPV vaccin is gepaard gegaan met veel onrust onder de doelgroep. Er deden veel geruchten de ronde, mede daardoor is een landelijke vaccinatiegraad van net boven de 50% bereikt. In de regio Zuid-Holland Zuid hebben tien gemeenten dit percentage niet gehaald, waarvan Nieuw-Lekkerland en Hardinxveld-Giessendam de laagste vaccinatiegraad hebben gehaald: respectievelijk 21 en 24% (tabel 5.3).
5.2.2 Griepvaccinaties Groot verschil tussen gemeenten in opkomst bij griepvaccinaties De jaarlijkse griepprik wordt in het kader van het Nationaal Programma Grieppreventie (NPG) uitgevoerd in de meeste Nederlandse huisartsenpraktijken. Het in 1997 begonnen NPG is bedoeld voor risicogroepen. Bij gezonde personen is griep een kortdurende luchtweginfectie die vanzelf overgaat. De risicogroepen (patiënten met longziekten, met hart- of nieraandoeningen of met diabetes mellitus en alle mensen van 60 jaar en ouder) hebben echter een verhoogde kans op complicaties die tot ernstige ziekte en sterfte kunnen leiden. Door een griepprik is ziekte en sterfte als gevolg van griep bij hen te voorkómen. Ongeveer driekwart van de risicopopulatie heeft zich in de periode 2008-2009 laten vaccineren tegen influenza. Zes van de negentien gemeenten in de regio hebben aanzienlijk lagere
c Gecorrigeerd voor verschillen in leeftijdsopbouw.
154
d PGO: Preventief Geneeskundig Onderzoek. e PGO: Preventief Gezondheidsonderzoek.
155
5
Gezondheid InZicht
5
Preventie en zorg in Zuid-Holland Zuid
opkomstpercentages dan het landelijk gemiddelde van 75%. Dit zijn Leerdam (66%), Zederik (64%), Nieuw-Lekkerland (62%), Graafstroom (61%), Korendijk (60%) en Liesveld (55%). Drie gemeenten in de Hoeksche Waard, te weten Binnenmaas (81%), Cromstrijen (80%) en Oud-Beijerland (80%) hebben de hoogste opkomstpercentages (tabel 5.3) (Deuning & Zwakhals, 2009).
gemeenten met een hoog aantal gereformeerden. Dit zijn achtereenvolgens HardinxveldGiessendam (47%) Korendijk (46%), Graafstroom (45%), Alblasserdam (38%) en NieuwLekkerland (32%) (figuur 5.1).
Deelname aan vaccinatie H1N1-virus het laagst in de ‘bible-belt’
Merendeel vrouwen heeft mammografie ondergaan
In 2009 zijn wereldwijd, ook in Nederland, mensen besmet geraakt met het Nieuwe Influenza A (H1N1)-virus. In juni 2009 kondigde de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) een wereld-wijde grieppandemie af, met verspreiding van het virus op meerdere continenten. Het ministerie van VWS heeft op advies van de Gezondheidsraad besloten om niet iedereen in Nederland in te enten tegen de Nieuwe Influenza A, maar alleen een beperkt aantal risicogroepen. Aan GGD’en is gevraagd de vaccinatie te verzorgen voor: • alle kinderen van zes maanden tot en met vier jaar; • volwassen huisgenoten van baby’s tot en met zes maanden inclusief de inwonende kinderen die vijf jaar en ouder zijn.
Een mammografie (röntgenfoto van de borst) wordt toegepast in drie situaties: • Vrouwen van 50 tot 75 jaar worden elke twee jaar uitgenodigd om deel te nemen aan het landelijke bevolkingsonderzoek naar borstkanker. Door vroegtijdige opsporing van borstkanker kunnen patiënten eerder worden behandeld, waardoor de kansen op genezing, vermindering van klachten en overleving toenemen. • Vrouwen met een verhoogd risico op borstkanker (omdat het in de familie zit of omdat ze eerder zelf borstkanker hebben gehad) worden opgeroepen. • Bij vrouwen die de huisarts bezoeken met klachten over of afwijkingen van de borst wordt de mammografie als diagnostisch instrument gebruikt.
5.2.3 Screening op borst- en baarmoederhalskanker
De totale opkomst in Nederland bedroeg 60%. Dit is het opkomstpercentage bij de tweede vaccinatieronde. De GGD Zuid-Holland Zuid blijft hierbij iets achter met 55%. Zoals ook geconstateerd bij de DKTP voor zuigelingen worden de laagste opkomstpercentages gevonden onder percentage 85 80 Opkomstpercentage vaccinatie nieuwe influenza A (H1N1) l 60 - 70
75
l 50 - 60 l 40 - 50
70
l 30 - 40 65 60 55 50 1990
l 49-54
Figuur 5.1: Opkomst tweede ronde vaccinatiecampagne Nieuwe Influenza A (H1N1) 2009 (Bron: entadministratie). De gemeentenamen zijn te vinden op de binnenkant van de kaft. 156
1992
l 55-59
1994
l 60-64
1996
l 65-69
1998
2000
2002
2004
2006
l 70-75
Figuur 5.2: Opkomst screening borstkanker per leeftijdsgroep in Nederland (Bron:LETB, 2007). 157
5
Gezondheid InZicht
In 2006 heeft 82% van de vrouwen in Nederland die een uitnodiging kreeg, deelgenomen aan de borstkankerscreening. De opkomst is in alle leeftijdscategorieën tussen de 50 en 69 jaar ongeveer even hoog. De opkomst is het laagst bij vrouwen van 70 tot en met 74 jaar, maar nam sterk toe van 63% in 1998 tot 78% in 2006 (zie figuur 5.2) (LETB, 2007). Het aantal vrouwen dat zich heeft laten testen in het kader van het bevolkingsonderzoek voor borstonderzoek is tussen 1990 en 2006 toegenomen van 63.000 naar 890.000. In 2006 kwamen ruim 1,1 miljoen vrouwen van 50 tot en met 75 jaar in aanmerking voor het bevolkingsonderzoek (Fracheboud et al., 2008). Het bevolkingsonderzoek is zo georganiseerd dat een (mobiele) screeningseenheid in twee jaar alle gemeenten in haar werkgebied kan screenen. Dit wordt ook wel een rondgang genoemd. In de regio Zuid-Holland Zuid is de deelname van de meest recente rondgang het hoogst in Zederik, Strijen en Liesveld (84, 85 en 85%). De deelname is het laagst in Dordrecht, Gorinchem en Zwijndrecht (75, 79 en 79%) (SBZWN, 2009).
Merendeel vrouwen heeft cervix-uitstrijkje laten maken in 2008 Screening op baarmoederhalskanker gebeurd via een cervix-uitstrijkje (uitstrijkje van de baarmoederhals) en wordt toegepast in twee situaties: • Vrouwen van 30 tot 60 jaar worden elke vijf jaar uitgenodigd deel te nemen aan het landelijke bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker. Het uitstrijkje kan baarmoederhalskanker en vooral voorstadia daarvan opsporen, voordat er klachten zijn. Wanneer kanker in een vroeg stadium en afwijkingen of (mogelijke) voorstadia behandeld worden, kan sterfte aan baarmoederhalskanker voorkomen worden. • Bij vrouwen die de huisarts bezoeken met klachten die gepaard gaan met een grotere kans op baarmoederhalskanker, wordt het uitstrijkje als diagnostisch instrument gebruikt. Mede door de effectieve screening op baarmoederhalskanker is het aantal nieuwe gevallen (incidenties) en de sterfte de laatste jaren gedaald. Toch maakt nog steeds een deel van de vrouwen geen gebruik van de oproep tot het laten maken van een uitstrijkje. De jongere leeftijdscohorten (30-40 jaar) blijven achter bij de oudere leeftijdscohorten (55-65 jaar) in Zuidwest Nederland. Belangrijkste reden voor niet-deelname is voor vrouwen boven de 45 jaar de verwijdering van de baarmoederhals en voor jongere vrouwen een zwangerschap of het geven van borstvoeding. Voor de jongere vrouwen is daarbij meestal sprake van uitstel. In Zuid-Holland Zuid is bij 70% van de vrouwen van 30 jaar en ouder in 2008 een cervix-uitstrijkje gemaakt (tabel 5.3). De verschillen tussen gemeenten in deelname aan de screening voor baarmoederhalskanker zijn groot. De opkomst is het hoogst in Giessenlanden (80%) en het laagst in Dordrecht en Zwijndrecht (beide 66%). De beschermingsgraad is het percentage vrouwen uit de doelgroep dat beschermd is tegen baarmoederhalskanker door: deelname aan het bevolkingsonderzoek, controle bij een gynaecoloog, verwijdering van de baarmoederhals of een recent uitstrijkje (<1 jaar) voorafgaand aan het bevolkingsonderzoek. De beschermingsgraad in Zuid-Holland Zuid is 71% (SBZWN, 2009).
158
Preventie en zorg in Zuid-Holland Zuid
5
5.2.4 Jeugdgezondheidszorg Jeugdgezondheidszorg is preventieve zorgverlening Jeugdgezondheidszorg (JGZ) is een vorm van preventieve zorgverlening, waarbij vroegsignalering, opvoedingsondersteuning (tekstblok 5.8), de preventie voor specifieke risicogroepen en thematische collectieve preventie centraal staan. Het doel van de JGZ is het bevorderen, beschermen en bewaken van de gezondheid van de jeugd. Cliënten van de JGZ zijn kinderen en jongeren van 0 tot 19 jaar en hun ouders/opvoeders. De JGZ is geen hulpverlening, maar het voorstation hiervan. Het aanbod van de JGZ is vastgelegd in het Basistakenpakket JGZ 0 -19 jaar. Dit bestaat uit een uniform deel met activiteiten die aan elk kind in Nederland moeten worden aangeboden en uit een maatwerkdeel waarin de gemeente een vrije keuze heeft in het aanbod. Het uniforme deel van het Basistakenpakket van de Jeugdgezondheidszorg telt inmiddels 38 interventies waarvan de effectiviteit is bewezen. Hieronder vallen de vaccinaties, de screeningsprogramma’s die zich richten op aangeboren hartafwijkingen, adviezen ter preventie van wiegendood en adviezen over niet roken in aanwezigheid van kinderen. Van de overige taken is zeer aannemelijk dat ze effectief zijn maar dit moet nog door onderzoek worden bevestigd. JGZ-professionals leggen van ieder kind een medisch dossier aan. Zo kunnen zij mogelijke gezondheidsrisico’s sneller signaleren en kinderen in risicovolle omstandigheden makkelijker volgen. Op korte termijn zullen de papieren dossiers worden vervangen door een elektronisch dossier (Elektronisch Kind Dossier of Digitaal Dossier JGZ). Alleen JGZ-professionals die bij het kind betrokken zijn, hebben toegang tot het kinddossier. Vanzelfsprekend mogen ouders het dossier van hun kind ook inzien. In Zuid-Holland Zuid wordt gemiddeld 90% van de kinderen gezien bij de PGO’s (tabel 5.3). Er zijn kleine verschillen tussen gemeenten. Enkele gemeenten scoren boven de 100%. Dit wordt veroorzaakt door uitbreiding van klassen in de loop van het schooljaar door bijvoorbeeld verhuizing.
Centrum voor Jeugd en Gezin vooral coördinatiepunt Centra voor Jeugd en Gezin (CJG) zorgen voor snelle doorverwijzing naar andere instellingen die hulp en begeleiding leveren. De thuiszorg en de GGD Zuid-Holland Zuid zijn daarom belangrijke partners. Ouders en kinderen kunnen op één adres alle verschillende vormen van begeleiding en hulp vinden. De spilfunctie van het CJG brengt met zich mee dat klanten niet telkens opnieuw bij elke instantie hun verhaal hoeven te vertellen. Het CJG is laagdrempelig en goed bereikbaar, niet alleen aan de balie, maar ook via de telefoon en internet. Bij het CJG wordt antwoord gegeven op alle vragen over opgroeien en opvoeden. Iedereen met vragen over eten en groei, verlegenheid of agressie, drugs of drukke kinderen, seksualiteit of zwangerschap, echtscheiding of puberteit kan bij het CJG terecht.
159
Preventie en zorg in Zuid-Holland Zuid
5
Het CJG is er voor: • ouders en verzorgers, maar ook voor toekomstige ouders; • kinderen; • jongeren tot 23 jaar; • alle mensen die werken met kinderen, met jongeren of met ouders en/of verzorgers. In Alblasserdam, Hendrik-Ido-Ambacht en Oud-Beijerland staan Centra voor Jeugd en Gezin. Dordrecht heeft een virtueel Centrum voor Jeugd en Gezin.
5.2.5 Tuberculosebestrijding Tuberculosebestrijding organiseren via regionale samenwerking
Tekstblok 5.8
Verschillende organisaties en intermediairen spelen een rol bij opvoedingsondersteuning Opvoedingsondersteuning door de jeugdverpleegkundige is laagdrempelig en wordt gegeven wanneer kortdurende ondersteuning nodig is (bijvoorbeeld bij vragen over verzorging of zindelijkheidsproblemen). Voor opvoedingsondersteuning met een langer traject wordt meestal verwezen naar schoolmaatschappelijk werk. Dit gebeurt in het bijzonder wanneer er een link is naar het functioneren van het kind op school. Voor zwaardere problematiek, en dan gaat het niet meer over opvoedingsondersteuning maar over hulpverlening, wordt verwezen naar Bureau Jeugdzorg of een andere gespecialiseerde instelling voor jeugdhulpverlening. Sinds 2009 heeft Rivas opvoedspreekuren in de gemeenten Alblasserdam, Giessenlanden, Gorinchem, Hardinxveld-Giessendam, Leerdam, Liesveld, Zederik, Nieuw-Lekkerland, Papendrecht en Sliedrecht. De spreekuren worden bemand door opvoedadviseurs. In de gemeenten Gorinchem, Hardinxveld-Giessendam en Leerdam wordt het spreekuur gehouden door jeugdverpleegkundigen.
Tuberculosebestrijding is ook één van de kerntaken van de GGD Zuid-Holland Zuid die expliciet in de wetgeving wordt vermeld. Nederland heeft op mondiale schaal een bijzonder lage incidentie van tuberculose, niet in de laatste plaats omdat hier reeds lang een strak georganiseerd en efficiënt bestrijdingssysteem bestaat. Er heeft zich de afgelopen eeuw een daling in het voorkomen van tuberculose gemanifesteerd, maar de laatste twee decennia is wel een vorm van stabilisatie opgetreden, met name door introductie van de ziekte via asielzoekers en het toegenomen reizigersverkeer. Vroeger kwam tuberculose in het hele land voor, de laatste jaren wordt het in toenemende mate een probleem van de grote stad. Deze concentratie in combinatie met het afnemende voorkomen van de ziekte noopt tot een concentratie van de organisatie van de bestrijding in regionaal verband. De bestrijding in de regio Zuid-Holland Zuid wordt in regionaal samenwerkingsverband met de GGD Rotterdam-Rijnmond georganiseerd om voldoende kwaliteit van dienstverlening te kunnen blijven garanderen. Preventie vindt plaats door screening van risicogroepen (waaronder migranten) en door contactopsporing rondom patiënten en (vroeg)behandeling van deze contacten bij een geconstateerde besmetting.
5.2.6 Reizigersgeneeskunde Preventie voor reizigers kwantitatief en kwalitatief sterk ontwikkeld De GGD Zuid-Holland Zuid organiseert sedert ruim twee decennia een reizigersspreekuur. Met de indrukwekkende toename van het internationale reizigersverkeer heeft ook dit spreekuur een stormachtige groei doorgemaakt (figuur 5.3). Het doel van dit spreekuur is tweeërlei: enerzijds heeft het een component van individuele bescherming van reizigers tegen aandoeningen, met name infectieziekten, die ze tijdens een reis kunnen oplopen. Anderzijds zit er een component van collectieve preventie aan waarbij moet worden voorkomen dat reizigers ziekten als tuberculose, Hepatitis A en dergelijke in Nederland introduceren.
160
161
5
Gezondheid InZicht
Preventie en zorg in Zuid-Holland Zuid
5
Tekstblok 5.9 Aantal nieuwe bezoekers
Algemene infectieziektebestrijding staat in het brandpunt van (inter)nationale ontwikkelingen en samenwerking
12.000 10.000 8.000 6.000 4.000 2.000 0
1989
1991
1993
1995
1997
1999
2001
2003
2005
2007
2009 Jaartal
Figuur 5.3: Aantal nieuwe bezoekers reizigersspreekuur Drechtsteden en Alblasserwaard-Vijfheerenlanden (Bron: Reizigersregistratie GGD ZHZ).
Preventie voor reizigers heeft niet alleen in kwantitatief opzicht een belangrijke ontwikkeling doorgemaakt, maar ook in kwalitatieve zin. Het vakgebied heeft zich inhoudelijk sterk ontwikkeld en er is bij de GGD Zuid-Holland Zuid een unieke expertise opgebouwd. Ook huisartsen kunnen reizigersconsulten aanbieden, mits ze daarvoor een speciale scholing hebben gevolgd. Preventie vindt plaats door het geven van voorlichting op maat naar aanleiding van de reisplannen in relatie tot de gezondheidstoestand en eventuele gezondheidsproblemen van de cliënt. Deze voorlichting kan worden aangevuld met vaccinaties, preventieve medicatie of andere beschermingsmiddelen. Eén van de ziekten die de afgelopen jaren bijna uit Nederland is verdwenen is Hepatitis A. Deze ziekte werd ieder najaar weer in Nederland geïntroduceerd door met name allochtone kinderen die onder matige hygiënische omstandigheden op bezoek waren geweest in hun moederland. Een verbetering van de sanitaire omstandigheden in Turkije en Marokko, aangevuld met gerichte vaccinatie-inspanningen op reizigersspreekuren, hebben bijgedragen aan het terugdringen van Hepatitis A.
162
Dankzij de groeiende welvaart, een goede infrastructuur (onder meer waterleiding en riolering), een hoge ontwikkelingsgraad en doelmatige zorg en preventie (zoals het Rijksvaccinatieprogramma) zijn infectieziekten sinds het begin van de vorige eeuw in Nederland sterk teruggedrongen. De natuurlijke, vaak snelle evolutie van ziekmakende micro-organismen, het ontstaan van resistentie tegen antibiotica, het opduiken van nieuwe ziekteverwekkers en het toenemende risico op snelle verspreiding daarvan door voortschrijdende globalisering, de schaalvergroting in voedselproductie en -distributie leiden wereldwijd echter tot elkaar steeds sneller opvolgende uitbraken van infectieziekten. De recente epidemieën van nieuwe infectieziekten als SARS, vogelgriep en Q-koorts enerzijds en de mondiale toename van een 'oude' ziekte als tuberculose anderzijds maken dit ondubbelzinnig duidelijk. Ook Nederland is kwetsbaar op dat gebied en Zuid-Holland in het bijzonder, als regio met een open poort naar de rest van de wereld. De behoefte aan regionale en (inter)nationale samenwerking en afstemming op het terrein van infectiebestrijding is de laatste jaren sterk toegenomen door de volgende factoren: • veranderd reis-, consumptie- en seksueel gedrag; • toename van intensieve landbouw en veeteelt; • schaalvergroting in de voedselproductie; • grootschalige import en export van met name voedselproducten; • verdwijnen van de grenzen met Oost-Europa en instroom van arbeidskrachten uit die regio; • de dreiging van bioterrorisme. Uiteraard heeft het niveau waarop de dreiging of kwetsbaarheid zich afspeelt gevolgen voor de schaalgrootte en organisatie van die bestrijding. Wereldwijde dreigingen vragen om maatregelen op mondiaal niveau. Uitbraken die zich alleen in Nederland of ZuidHolland voordoen, vragen om maatregelen op nationale of regionale schaal. Naast een goede voorbereiding op het voorspelbare is dus ook alertheid op het onvoorspelbare noodzakelijk, bijvoorbeeld door vroegtijdige signalering van plotselinge toenames van infectieziekten (surveillance). Tevens moet worden ingezet op een flexibel bestrijdingsapparaat en op samenwerking tussen deskundigen binnen de regio, landelijk en internationaal. Daarbij moet rekening worden gehouden met een mogelijk langdurige inzet en motivatie van gezondheidswerkers en autoriteiten bij de bestrijding en preventie van uitbraken van infectieziekten, zoals de uitbraken van Nieuwe Influenza A (H1N1) en de Q-koorts in 2009.
163
5
Gezondheid InZicht
Om al deze en toekomstige ontwikkelingen het hoofd te bieden, heeft de infectieziektebestrijding, die in Nederland op lokaal (gemeentelijk) niveau wordt uitgevoerd, enerzijds behoefte aan verankering in een landelijke structuur. Anderzijds hebben de landelijke autoriteiten behoefte aan een stevigere relatie met de decentrale uitvoeringsorganisatie. Hierin voorziet het door de minister van VWS in 2005 opgerichte Centrum Infectieziektebestrijding (CIb) van het RIVM. Het CIb adviseert de minister bij het vaststellen van het rijksbeleid voor preventie en bestrijding van infectieziekten en is tevens verantwoordelijk voor de coördinatie bij het bestrijden van landelijke infectieziektecrises. Ook treedt het CIb op als ketenregisseur, vormt het de professionele schakel tussen praktijk, wetenschap en beleid en is het als zodanig gezaghebbend voor de lokale uitvoerders in de infectieziektebestrijding. Daarnaast zijn landelijk zeven samenwerkingsverbanden tussen GGD’en opgezet, van waaruit een regionale coördinatie van de infectieziektebestrijding plaatsvindt. De GGD Zuid-Holland Zuid werkt daarin nauw samen met de andere Zuid-Hollandse GGD’en. Vanuit deze samenwerking wordt onder meer een schaalvergroting van de tuberculosebestrijding in de provincie Zuid-Holland nagestreefd, evenals de opzet van laagdrempelige curatieve bestrijding van soa’s (paragraaf 5.1.3). Ook collectieve preventie op het gebied van infectieziektebestrijding en het bevorderen en waarborgen van de kwaliteit van medischmicrobiologische diagnostiek op lokaal niveau wordt door de GGD’en gezamenlijk opgepakt. Internationale samenwerking op het gebied van infectieziektebestrijding is vastgelegd in de nieuwe Internationale Gezondheidsregeling (International Health Regulations of IHR) van de WHO die in juni 2007 in werking is getreden. De IHR biedt de mogelijkheid maatregelen te nemen op het gebied van handel of reizigersverkeer, om zo de internationale verspreiding van ziekten tegen te gaan, ofwel internationaal de volksgezondheid te beschermen. De verplichtingen voortvloeiend uit deze IHR zijn ook vertaald in nieuwe nationale regelgeving in de Wpg. Voor de regio Zuid-Holland Zuid betekent dit concreet dat in de haven van Dordrecht maatregelen moeten worden getroffen om verspreiding van infectieziekten door internationaal scheepsverkeer tegen te gaan. Dit kan bijvoorbeeld door het inspecteren van zeeschepen en het afgeven van sanitaire certificaten. Deze nieuwe taak wordt in nauwe samenwerking met de haven van Rotterdam uitgevoerd, die samen met Schiphol als 'point of entry' van Nederland is aangewezen.
Preventie en zorg in Zuid-Holland Zuid
5
5.3 Gezondheidszorg Waar preventie plaatsvindt vóór het optreden, manifesteren of verergeren van een ziekte is de curatieve sector primair gericht op het genezen van zieke mensen. Van oudsher wordt in deze sector onderscheid gemaakt tussen eerste- en tweedelijnszorg. Eerstelijnszorg is de zorg die rechtstreeks toegankelijk is, dus zonder verwijzing. De belangrijkste vertegenwoordigers van deze (somatische) zorglijn zijn de huisarts, verloskundige, fysiotherapeut, apotheker en tandarts. Tweedelijnszorg bestaat uit ziekenhuizen, het grootste deel van de geestelijke gezondheidszorg en zorg met en zonder verblijf. Voor toegang tot de tweedelijnszorg is in principe een verwijzing van de huisarts of anderen nodig. De ontwikkelingen in de zorgverlening zijn zodanig dat wordt gestreefd naar een vervolmaking van de samenwerking tussen eerste- en tweedelijn, vaak in de vorm van ketenzorg: een aaneensluitende vorm van diagnostiek, behandeling, verpleging, verzorging en revalidatie rondom een bepaald ziektebeeld. Ook fysiek zien we een nauwere samenwerking tussen disciplines in bijvoorbeeld multifunctionele gebouwen en groepspraktijken. Noch de gemeenten, noch de provincie hebben een directe verantwoordelijkheid voor de curatieve sector. Beide overheidslagen richten zich wel op het mogelijk maken van een goede curatieve zorgverlening in de wijk, gemeente en regio vanuit een faciliterende rol. Een belangrijk uitgangspunt van het Nederlandse gezondheidszorgsysteem is dat er een rechtvaardige verdeling van beschikbare voorzieningen voor de gehele bevolking moet zijn (gelijke toegankelijkheid). Toegankelijke zorg betekent dat personen die zorg nodig hebben, op tijd en zonder grote drempels toegang hebben tot de zorgverlening. De toegankelijkheid van zorg kan door tal van factoren worden beperkt. Bijvoorbeeld door wachtlijsten, het ontbreken van voorzieningen, personeelstekorten, een grote geografische afstand of door financiële, sociale en culturele belemmeringen. Zorg kost geld, daarom is wettelijke en feitelijke toegankelijkheid van ziektekostenverzekeringen een voorwaarde voor een goede toegankelijkheid van de zorg zelf. Daarnaast is de keuzevrijheid van zorg een belangrijke waarde. Het betekent dat burgers zelf kunnen kiezen hoe ze tegen ziektekosten willen zijn verzekerd en door wie of hoe de zorg wordt verleend (Westert et al., 2008; Westert et al., 2010). De volgende paragrafen bieden informatie over het aanbod en gebruik van de curatieve sector in Zuid-Holland Zuid.
5.3.1 Aanbod in de gezondheidszorg Gemiddeld aantal huisartsen in Zuid-Holland Zuid vergelijkbaar met Nederland Huisartsen vormen de spil van de eerstelijnszorg. Ze zijn het eerste aanspreekpunt voor mensen met vragen of problemen rondom gezondheid en ziekte. De huisarts biedt diagnostische, therapeutische en preventieve medische zorg. De huisartsenzorg is generalistisch, toegankelijk en persoonsgericht. Steeds meer huisartsen werken in de praktijk samen met één of meer collega’s. Zuid-Holland Zuid telt ongeveer 250 huisartsen. Het gemiddelde aantal huisartsen
164
165
5
Gezondheid InZicht
per 10.000 inwoners (5,1) is iets lager dan in Nederland (5,3). De gemeente Zederik vormt hierop de grootste positieve uitzondering met een aandeel van 6,7 huisartsen per 10.000 inwoners. Voor een goede vergelijking van de huisartsendichtheid moet naar het aantal fulltime-equivalenten (fte) gekeken worden. Een gemiddelde fte telt 2.322 geregistreerde patiënten in Nederland. Zuid-Holland Zuid wijkt, met 2.342 patiënten per huisarts, nauwelijks af van Nederland (Nivel). Wel heeft de subregio Hoeksche Waard ongeveer 100 patiënten meer per fte dan gemiddeld in Nederland.
Medicijngebruik hoger dan gemiddeld in Nederland In 2008 telde de regio Zuid-Holland Zuid 50 openbare apotheken en 33 apotheekhoudende huisartsen. De apotheekhoudende huisartsen zijn vooral gevestigd in meer landelijke gebieden. Dordrecht heeft de meeste openbare apotheken (14) en geen apotheekhoudende huisartsen. In Giessenlanden is dit precies omgedraaid: deze gemeente heeft het hoogste aantal apotheekhoudende huisartsen (9) en geen openbare apotheken (Deuning, 2009; Roedig, 2009). De laatste jaren is het aantal openbare apotheken toegenomen, in Zuid-Holland zijn in 2007 verreweg de meeste apotheken bijgekomen (Apotheek, 2010). Het aantal dagdoseringen van medicijnen in de AWBZ-regio’s Waardenland (subregio’s Alblasserwaard-Vijfheerenlanden en Drechtsteden) en Zuid-Hollandse Eilanden (onder meer subregio Hoeksche Waard) ligt hoger dan gemiddeld in Nederland en is tussen 2001 en 2006, net als in geheel Nederland, toegenomen (Deuning, 2007).
5
Preventie en zorg in Zuid-Holland Zuid
Aantal fysiotherapeuten iets lager dan gemiddeld Zuid-Holland Zuid telt 393 fysiotherapeuten. Dat komt neer op gemiddeld 8,2 fysiotherapeuten op 10.000 inwoners. Het gemiddelde in Nederland ligt op 9,0 fysiotherapeuten. Graafstroom heeft het laagste gemiddeld (3,1) en Sliedrecht het hoogste (12,6). In 2009 telde Zuid-Holland Zuid per fysiotherapeut 1.420 inwoners. Het gemiddelde in Nederland lag op 1.230 per fysiotherapeut (NIVEL). Onbekend is of dit problemen oplevert.
Aanbod ziekenhuiszorg geconcentreerd in verstedelijkte gemeenten Zuid-Holland Zuid telt twee algemene ziekenhuizen met aanbod van medisch-specialistische zorg op zeven locaties (tabel 5.4). Dit zijn: • Albert Schweitzer ziekenhuis: Dordrecht (2 locaties), Strijen (polikliniek), Sliedrecht en Zwijndrecht; • Rivas Zorggroep, Beatrixziekenhuis: Gorinchem en Leerdam (polikliniek). De regio kent geen academische centra, maar heeft wel bestralingsbunkers van het Erasmus MC in Dordrecht. Eind 2010 begint hier de behandeling van kankerpatiënten door middel van bestraling. Daarnaast is er het revalidatiecentrum ‘De Waarden’ met locaties in Dordrecht, Sliedrecht, Zwijndrecht, Gorinchem en Leerdam. Er zijn twee zelfstandige behandelcentra in de regio Zuid-Holland Zuid: Ooglasercentrum Drechtsteden (OLCD) in Papendrecht en Hyperbaar Zuurstof Centrum Rijnmond (HZCR) in Zwijndrecht voor de behandeling van onder meer chronische (diabetische) wonden, chronische botontsteking en weefselschade door bestraling.
Meer dan gemiddeld aantal verloskundigen in Zuid-Holland Zuid
166
Het overgrote deel van de verloskundige zorg aan zwangere vrouwen wordt geleverd door verloskundigen. Zij begeleiden en controleren vrouwen tijdens de zwangerschap en bevalling. Er is een onderscheid tussen eerstelijns- en tweedelijnsverloskundigen. Het merendeel van de verloskundigen is werkzaam in de eerstelijnszorg, maar de laatste jaren stijgt het percentage tweedelijnsverloskundigen. Zij werken in ziekenhuizen onder verantwoordelijkheid van een gynaecoloog. Zuid-Holland Zuid kent 50 eerstelijnsverloskundigen, gemiddeld 6,8 verloskundigen per 10.000 vrouwen. Het gemiddelde in Nederland lag op 6,1 verloskundigen. In 2009 telde Zuid-Holland Zuid per eerstelijnsverloskundige 1.770 vrouwen in de vruchtbare leeftijd. Het gemiddelde in Nederland lag op 1.990 per verloskundige (NIVEL).
Tabel 5.4: Capaciteit en gebruik van ziekenhuizen en medisch specialismen in 2008 (Bron: ASZ, 2009; Rivas, 2009).
Aantal tandartsen iets hoger dan gemiddeld
Logopedie
Zuid-Holland Zuid heeft ongeveer 160 tandartsen, dat zijn er 3,3 per 10.000 inwoners. Het Nederlands gemiddelde ligt op 2,7. De verschillen per gemeente zijn groot. HardinxveldGiessendam heeft van alle gemeenten de grootste tandartsendichtheid (5,7 per 10.000 inwoners). In Graafstroom en Liesveld is slechts 1 tandarts per 10.000 inwoners aanwezig (NMT). Onbekend is of dit problemen oplevert in de toegankelijkheid van de tandheelkundige zorg door tandartsen.
Er is steeds meer behoefte aan logopedisten die aandacht besteden aan de eet- en slikproblematiek van ouderen in verzorgingshuizen. Daarnaast zijn logopedisten bezig met het ontwikkelen van preventiebeleid voor jeugdigen en met het ontwikkelen van voor- en vroegschoolse educatie (VVE)-programma’s. Een kerntaak van de logopedist in het primair onderwijs is preventie van stoornissen in de taal- en spraakontwikkeling (RIVM, 2005). Er zijn geen gegevens bekend over het aanbod van logopedie in de regio Zuid-Holland Zuid.
Ziekenhuis Capaciteit Albert Schweitzer 729 bedden ziekenhuis Beatrixziekenhuis 323 bedden
Aantal specialisten 211
Opnamen (kliniek) aantal patiënten 28.557
75
13.039
1e polikliniek bezoeken 196.889 73.877
167
5
Gezondheid InZicht
5.3.2 Gebruik van de gezondheidzorg Zorggebruik ouderen en volwassenen verschilt aanzienlijk Het contact tussen ouderen (65+) en de huisarts, medisch specialist en thuiszorg ligt duidelijk hoger dan bij volwassenen (tabel 5.5). Dit is een logisch gevolg van de toename van ziekten met de leeftijd. Opvallend is dat het contact met de tandarts duidelijk lager ligt bij ouderen dan bij 19- tot en met 64-jarigen. De oorzaak ligt waarschijnlijk in het hoge percentage ouderen met een kunstgebit. Van de gehele volwassen bevolking (19+) heeft 76% van de inwoners van de regio Zuid-Holland Zuid het afgelopen jaar contact gehad met de tandarts (GHE 2009). Dit is vergelijkbaar met Nederland (78%) ( Schaub, 2007). Bijna alle kinderen (groep 2 en 7) bezoeken minimaal eenmaal per jaar de tandarts (JGZ). Voor geen enkel lichaamsorgaan of –systeem wordt zo vaak een deskundige geraadpleegd. Bij de jeugd is de mondzorg vooral gericht op preventie, bij volwassenen juist op curatie (Schaub, 2007).
Tabel 5.6: Aantal ziekenhuisopnamen (kliniek en dag), absoluut en per 1.000 inwoners per gemeente in 2006 (Bron: Prismant/LMR). Alblasserdam Dordrecht Hendrik-Ido-Ambacht Papendrecht
Tabel 5.5: Gebruik van zorg door volwassenen per subregio in Zuid-Holland Zuid (ZHZ): Drechtsteden (DS), Alblasserwaard-Vijfheerenlanden (AV) en Hoeksche Waard (HW) (Bron: GHE 2009).
Sliedrecht Zwijndrecht Drechtsteden Binnenmaas Cromstrijen Korendijk Oud-Beijerland Strijen Hoeksche Waard
Contact met hulpverlener in het afgelopen jaar Huisarts Medisch specialist Tandarts Paramedici Ggz of maatschappelijk werk Thuiszorg
Giessenlanden Gorinchem Graafstroom Hardinxveld-Giessendam Leerdam Liesveld Nieuw-Lekkerland Zederik Alblasserwaard-Vijfheerenlanden Zuid-Holland Zuid
AV 19-64 65+ jaar 68 77 31 52 81 47 25 30 7 6 2 16
DS HW ZHZ 19-64 65+ 19-64 65+ 19-64 65+ jaar jaar jaar 71 77 68 77 69 77 33 53 31 50 32 52 81 53 86 52 82 51 29 32 26 31 27 31 8 4 6 4 7 4 2 17 1 15 2 16
5
Preventie en zorg in Zuid-Holland Zuid
Totaal aantal opnamen 3.695 26.150 5.440 6.945 5.456 10.594 58.280 6.041 2.519 1.920 4.618 1.849 16.947 2.515 7.210 1.691 3.349 4.118 1.735 1.773 2.347 24.738 99.965
Aantal opnamen per 1.000 inwoners 196 221 210 219 228 239 222 209 196 176 195 206 199 175 209 172 191 199 178 186 175 191 209
Zorggebruik kwetsbare ouderen nog hoger Ouderen met zowel een hoge draaglast als een lage draagkracht, ofwel kwetsbare ouderen, maken vaker gebruik van zorg: 46% bezocht de afgelopen twee maanden de huisarts, tegen 36% van de overige ouderen, 59% had het afgelopen jaar contact met een medisch specialist tegen 51% van de overige ouderen, 41% had het afgelopen jaar contact met paramedici, tegen 29% van de overige ouderen en 48% had het afgelopen jaar contact met de thuiszorg, tegen 8% van de overige ouderen.
Gebruik van ziekenhuiszorg het hoogst in Drechtsteden Gemiddeld in Zuid-Holland Zuid waren in 2006 209 opnamen in het ziekenhuis per 1.000 inwoners. Een aantal gemeenten, vooral uit de Drechtsteden, maakt bovengemiddeld gebruik 168
van ziekenhuisvoorzieningen (niet gecorrigeerd voor leeftijd en geslacht). Verschillen in bevolkingsopbouw kunnen een rol spelen bij deze cijfers. Zwijndrecht heeft met 239 opnamen per 1.000 inwoners het hoogste gebruik van Zuid-Holland Zuid. Graafstroom heeft met 172 opnamen het laagste aantal opnamen per 1.000 inwoners.
Laagopgeleiden vaker fysiotherapie en minder tandartsbezoek Laagopgeleiden maken vaker gebruik van fysiotherapie (vooral mannen) en bezoeken minder vaak de tandarts dan hoogopgeleiden. In Nederland is het percentage inwoners dat de huisarts of medische specialist bezoekt gelijk onder hoog- en laagopgeleiden. Dit geldt voor zowel mannen als vrouwen. Hierbij is gecorrigeerd voor leeftijd en gezondheidstoestand (Dotinga & Picavet, 2006a, 2006b, 2006c, 2006d, 2006e). 169
5
Gezondheid InZicht
5.3.3 Bereikbaarheid acute zorg Ambulancezorg belangrijke schakel in spoedeisende hulp Ambulancezorg begint bij een melding van een acute aandoening of letsel aan een Meldkamer Ambulancezorg (MKA) en eindigt na hulpverlening aan de patiënt. Bij een melding waarbij gevaar bestaat voor iemands leven of blijvende invaliditeit (A1-urgentie) is de streefnorm dat de ambulance binnen vijftien minuten na ontvangst van de melding ter plaatse is. De ambulance voert dan licht- en geluidssignalen. Als er geen direct levensgevaar is maar snelle hulp wel wenselijk is, wordt de ambulance geacht binnen uiterlijk dertig minuten ter plaatse te zijn (A2-urgentie). Indien nodig gaat deze hulpverlening gepaard met vervoer van de patiënt en overdracht aan een andere zorgverlener, meestal een ziekenhuis. Daarmee is de ambulancezorg een belangrijke schakel in de keten van spoedeisende medische hulpverlening. Naast deze acute spoedeisende hulp verzorgt de ambulancezorg planbaar (besteld) patiëntenvervoer ambulancezorg, veelal betreft dit vervoer van patiënten van en naar ziekenhuizen.
Preventie en zorg in Zuid-Holland Zuid
5
Vooral voorzieningen voor acute zorg en eerstelijns- en preventieve voorzieningen dienen goed bereikbaar te zijn.
Reistijd naar dichtstbijzijnde ziekenhuislocatie goed In Zuid-Holland Zuid kan altijd met de auto binnen 25 minuten een ziekenhuislocatie worden bereikt. Ook kan een ziekenhuis met spoedeisende hulp (SEH) binnen 25 minuten worden bereikt.
Gemiddelde aanrijtijden ambulancezorg binnen norm De gemiddelde responstijd bij A1-ritten lag binnen 10 minuten in zowel Zuid-Holland Zuid als in Nederland. In 2008 is bij 7% van de A1-ritten de 15-minutennorm overschreden in ZuidHolland Zuid. Dit komt overeen met 9.703 A1-ritten. In Nederland is bij 8% van de ritten de norm overschreden. Er zijn enkele gebieden waar de aanrijtijden van de ambulance boven de 15-minutennorm ligt. Deze gebieden liggen met name in de Hoeksche Waard en in de Alblasserwaard–Vijfheerenlanden. Bij A2-ritten was de gemiddelde responstijd ruim 14 minuten in Zuid-Holland Zuid. In Nederland was dit bijna 16 minuten. Overschrijdingen van de normtijden kunnen optreden door een combinatie van factoren als onvoldoende beschikbaarheid, onvoldoende spreiding van standplaatsen en overmacht (Ambulancezorg Nederland, 2009). Voor acute zorg kan ook gebruik worden gemaakt van traumahelikopters. In Nederland zijn vier traumahelikopters actief: in Rotterdam, Amsterdam, Nijmegen en Groningen. In totaal zijn in 2009 voor de regio Zuid-Holland Zuid tweehonderd vluchten met de traumahelikopter gemaakt. Het merendeel van de vluchten is gemaakt met de traumahelikopter uit Rotterdam.
Bereikbaarheid en spreiding zorgvoorzieningen belangrijk Hoe meer zorgvoorzieningen in een bepaald gebied aanwezig zijn, des te beter is deze zorg voor inwoners bereikbaar. Bij meer dan één zorgvoorziening in de nabijheid is het ook mogelijk te kiezen tussen voorzieningen. Voorkeuren van mensen en professionele normen voor geografische bereikbaarheid en spreiding verschillen naar type zorg. Dat heeft voor een belangrijk deel te maken met de functie van de voorziening, het aantal patiënten dat er gebruik van maakt en de optimale schaalgrootte van voorzieningen die daarmee samenhangt. 170
171
5
Gezondheid InZicht
5.4 Maatschappelijke ondersteuning en zorg In de vorige paragrafen stonden preventie en curatieve zorg centraal. Preventie is er steeds op gericht te voorkomen dat mensen fysiek, psychisch of sociaal ongezonder worden. Als de gezondheid van mensen wel te wensen overlaat, kan daar op verschillende manieren in tijd en plaats mee worden omgegaan. In deze paragraaf wordt een onderscheid gemaakt tussen 1) ondersteuning, gericht op het vergroten van de zelfstandigheid, 2) maatschappelijke zorg, 3) specifieke zorg voor de jeugd, 4) geestelijke gezondheidszorg, 5) zorg zonder verblijf en 6) zorg met verblijf.
5.4.1 Maatschappelijke ondersteuning Maatschappelijke ondersteuning is erop gericht dat mensen met een beperking de ondersteuning krijgen die ze nodig hebben om goed te kunnen participeren. Dit is de kerngedachte van de Wmo. Onderdeel daarvan is ook dat de fysieke omgeving zo is ingericht dat optimaal wordt bijgedragen aan de zelfredzaamheid van mensen. Ondersteuning wordt deels informeel gegeven door mantelzorgers of vrijwilligers. Als dat niet mogelijk is, kan de gemeente ondersteuning faciliteren. Hiermee houden burgers de regie over hun eigen leven en kan het beroep op zwaardere zorg beperkt blijven.
Eén op de vijf volwassenen geeft mantelzorg Eén op de twintig inwoners uit de regio Zuid-Holland Zuid ontvangt mantelzorg, ouderen (65+) vaker dan 19- tot en met 64-jarigen (16 ten opzichte van 4%). De meeste hulp wordt gegeven door echtgenoten, partners en kinderen en is voornamelijk gericht op hulp bij huishoudelijk werk. Bijna één op de vijf inwoners heeft het afgelopen jaar mantelzorg gegeven. Vrouwen geven vaker mantelzorg dan mannen (23 ten opzichte van 14%). Het grootste deel van de mantelzorgers behoort tot de leeftijdsgroep 35 tot en met 65 jaar (66%) (GHE 2009). Vergeleken met 2005 blijkt het percentage mantelzorggevers in de regio Zuid-Holland Zuid gestegen te zijn van 12 naar 19% (GHE 2005; GHE 2009). Het regionale gemiddelde ligt lager dan het landelijke gemiddelde; in 2007 gaven 3,4 miljoen inwoners van 18 jaar en ouder mantelzorg, dat is bijna een kwart van de bevolking (SCP). Het geven van mantelzorg kan als zeer belastend worden ervaren. In Zuid-Holland Zuid geeft 9% van de mantelzorgers aan hierdoor zwaar belast te zijn (GHE 2009).
Groot verschil in gebruik Wmo-voorzieningen tussen gemeenten Daar waar mensen met beperkingen een beroep doen op de Wmo, is het compensatiebeginsel van kracht. Dit houdt in dat de gemeente de plicht heeft oplossingen te bieden aan burgers met beperkingen via het treffen van voorzieningen die hen in staat stellen om een huishouden te 172
Preventie en zorg in Zuid-Holland Zuid
5
voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, gebruik te maken van lokaal vervoer en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. De voorzieningen die hiervoor worden geboden, zijn onder meer hulp bij het huishouden, woningaanpassingen en woonvoorzieningen (zoals een traplift, verhoogd toilet of verhuiskostenvergoeding), vervoersvoorzieningen (zoals een scootmobiel, aangepaste auto, pas voor de regiotaxi of gehandicaptenparkeerplaats) en rolstoelvoorzieningen (zoals een elektrische rolstoel of sportrolstoel). In de regio Zuid-Holland Zuid zijn het vooral de ouderen die gebruikmaken van dit prestatieveld ‘Verlenen van individuele voorzieningen’ van de Wmo. Van de 20- tot en met 64-jarigen maken acht per 1.000 inwoners gebruik van de voorzieningen. Ouderen (65+) maken er ongeveer twintig keer vaker gebruik van. Voor het berekenen van verschillen in het gebruik van de Wmo-voorzieningen tussen gemeenten is een indexcijfer gebruikt (tekstblok 5.10). In vergelijking met Nederland maken in Dordrecht en Alblasserdam 17 en 15% meer inwoners gebruik van de voorzieningen van de Wmo (figuur 5.4). In Korendijk en Graafstroom ligt dit percentage 31 en 26% lager dan in Nederland. In Graafstroom krijgen gebruikers van de Wmo-voorzieningen 22% minder uren per gebruiker dan gemiddeld in Nederland. In Leerdam is dit juist het hoogst van de regio Zuid-Holland Zuid en ontvangen Wmo-gebruikers 17% meer uren per gebruiker dan gemiddeld in Nederland.
Index (Nederland 2007 = 100) l 115 - 117 l 100 - 115 l 85 - 100 l 69 - 85
Figuur 5.4: Indexscore per gemeente bepaald door het gemiddelde aantal personen dat gebruikmaakt van prestatieveld ‘Verlenen van individuele voorzieningen’ van de Wmo in zorgjaar 2007 (Bron: CAK). De gemeentenamen zijn te vinden op de binnenkant van de kaft.
173
5
Gezondheid InZicht
Preventie en zorg in Zuid-Holland Zuid
5
5.4.2 Maatschappelijke Zorg Prestatievelden noodzakelijk voor gemeenschappelijke zorg De Maatschappelijke Zorg omvat de prestatievelden 7 (maatschappelijke opvang en vrouwenopvang, waaronder huiselijk geweld), 8 (OGGZ) en 9 (verslavingszorg) van de Wmo.
Tekstblok 5.10
Berekening indexcijfer Voor het inzichtelijk maken van onderlinge verschillen in het gebruik van de Wmo-voorzieningen tussen gemeenten is een indexcijfer berekend. Dit houdt in dat het gemiddelde aantal personen dat gebruikmaakt van de Wmo-voorzieningen per gemeente wordt afgezet tegen het landelijk gemiddelde aantal personen dat gebruik heeft gemaakt van de Wmo-voorzieningen in 2007. Het landelijk gemiddelde is vastgesteld op 100. De index per gemeente wordt uitgedrukt in een procentuele afwijking van dit gemiddelde. Een score van bijvoorbeeld 150 houdt in dat het aantal personen dat gebruikmaakt van de Wmovoorzieningen van de betreffende gemeente 50% hoger is dan het landelijk gemiddelde in 2007. Bij de berekening van het indexcijfer is rekening gehouden met verschillen in leeftijd en geslacht tussen de gemeenten.
Maatschappelijke opvang omvat activiteiten bestaande uit het tijdelijk bieden van onderdak, begeleiding, informatie en advies aan personen die, door één of meerdere problemen, al dan niet gedwongen de thuissituatie hebben verlaten en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. Openbare geestelijke gezondheidszorg is het voorkomen van maatschappelijke uitval en dakloosheid door het vroegtijdig signaleren en beïnvloeden van (risico)factoren. Daarnaast is het doel maatschappelijk herstel te bevorderen in de richting van een zo zelfredzaam mogelijk leven en een aanvaardbare kwaliteit van leven voor kwetsbare mensen. Ambulante verslavingszorg doelt op activiteiten bestaande uit ambulante hulpverlening, gericht op verslavingsproblemen, en preventie van verslavingsproblemen, inclusief activiteiten in het kader van overlastbestrijding van overlast door verslaving.
Diverse niveaus binnen de Maatschappelijke Zorg De GGD beweegt zich van oudsher grotendeels in het OGGZ domein. Met de aandacht voor de aanpak van huiselijk geweld heeft de GGD er een belangrijke taak bij gekregen. Er zijn drie niveaus. • Uitvoerend niveau: van signalering tot en met toeleiding. Signalen over multiprobleemsituaties komen terecht bij regionale meldpunten of lokale OGGZ-netwerken. Door middel van multidisciplinair overleg en zorgcoördinatie wordt de meervoudige hulpvraag verduidelijkt. Er kan dan een integraal, samenhangend plan van aanpak worden opgesteld. Zo vindt toeleiding naar reguliere zorg plaats. Soms is eerst een bemoeizorgtraject nodig. De OGGZ heeft ook een taak in het controleren van de voortgang; verloopt het zorg- of hersteltraject naar wens? Wanneer zorgcoördinatie, het regisseren van het traject, niet regulier georganiseerd wordt kan de OGGZ daar in voorzien. • Netwerk- of ketenniveau: samenwerking en samenhang in OGGZ. OGGZ is samenwerken, afstemmen, informeren en coördineren. Door de breedheid van de OGGZ en de meervoudigheid van problemen zijn veel partners zoals politie, Yulius, woningcorporaties, in en rond de OGGZ werkzaam. OGGZ-samenwerkingsverbanden bestaan doorgaans uit tien tot dertig participerende organisaties. Op dit netwerk- of ketenniveau is regie nodig gericht op heldere afspraken. De GGD Zuid-Holland Zuid is door de centrumgemeente aangewezen als ketenregisseur. • Beleidsniveau: signaleren risicofactoren en gedragsbeïnvloeding bevolking. Onder de OGGZ valt ook de collectieve preventie van (ernstige) psychosociale problemen.
174
175
5
Gezondheid InZicht
Denk hierbij aan projecten die sociaal isolement aanpakken of sociaal-emotionele ontwikkeling van jongeren bevorderen. Maar ook facetbeleid zoals rond leefbaarheids- en armoedevraagstukken of vroegtijdige schooluitval. Al deze onderwerpen dragen bij aan het voorkomen van depressies, verslaving en angsten.
Gemeenten verantwoordelijk voor Maatschappelijke Zorg De gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wmo. De centrumgemeenten Dordrecht (Alblasserwaard-Vijfheerenlanden en Drechtsteden) en Spijkenisse (Hoeksche Waard) zijn met name verantwoordelijk voor het opstellen van een meerjarenplan en de verdeling van het budget. In Zuid-Holland Zuid is beleid uitgezet om een breed aanbod tot stand te brengen voor de OGGZ-problematiek. In 2006 is het Meldpunt Zorg en Overlast (ZO) opgericht. Aan het meldpunt zijn op dit moment zestien lokale zorgnetwerken verbonden. Een aantal kernketenpartners, waaronder het Algemeen Maatschappelijk Werk (AMW), de ggz, de verslavingszorg, woningcorporaties en de politie vormt gezamenlijk een zorgnetwerk en pakt meldingen op. De uitvoering gebeurt integraal, dat wil zeggen dat diverse organisaties gezamenlijk optrekken bij de aanpak van de meervoudige problematiek die bij een casus speelt. De coördinatie is belegd bij de GGD Zuid-Holland Zuid. Sinds 2007 is het Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG) ondergebracht bij de GGD Zuid-Holland Zuid en sterk verweven met het meldpunt. Hiermee is in de regio Zuid-Holland Zuid één centraal meldpunt voor de Maatschappelijke Zorg gekomen: Meldpunt ZO/SHG. In totaal zijn 2.318 meldingen binnengekomen in 2008. Naast de lokale zorgnetwerken is een aantal specialistische teams operationeel, zoals het steunpunt huiselijk geweld, team gezinscoaching, team woningvervuiling, team wonen en de Centrale Toegang. Deze teams worden ingezet als sprake is van een complexe meervoudige problematiek, die niet binnen een lokaal zorgnetwerk kan worden opgepakt.
Tabel 5.7: Totaal aantal binnengekomen meldingen bij de specialistische teams in de Alblasserwaard-Vijfheerenlanden en de Drechtsteden (Bron: GGD ZHZ, 2010). Specialisatie Huiselijk Geweld Specialisatie Gezinscoach Drechtsteden Specialisatie Woningvervuilingen Specialisatie Wonen Toeleidingsteam Overlastgevers
2006 439 54 10 28 0
2007 476 92 53 33 0
2008 1017 39 54 42 52
2009 1027 27 67 91 27
176
Preventie en zorg in Zuid-Holland Zuid
5
Na de inventarisatie van de problematiek en het opstellen van een plan van aanpak met betrokken ketenpartners wordt hulpverlening gestart. De GDD Zuid-Holland Zuid coördineert dit proces en wijst één van de betrokken ketenpartners aan als casemanager. In totaal zijn in 2009 1.239 meldingen binnengekomen bij de specialistische teams (tabel 5.7). De toename van het aantal meldingen over de jaren is waarschijnlijk te verklaren door een betere bekendheid van het meldpunt in relatie tot de verbetering van de gecoördineerde zorg.
Centrale Toegang voor zware intensieve trajecten De Centrale Toegang Zuid-Holland Zuid (CT) is sedert eind 2008 ontwikkeld in nauwe samenwerking met de betrokken instellingen in de regio die de noodzaak van een gedegen regie onderschrijven. Alle betrokken partijen zijn het er over eens dat het zorgaanbod inhoudelijk en financieel op dit moment nog te veel versnipperd is. Men onderschrijft het belang van integrale toeleiding naar meervoudige zorg en bewaking van de continuïteit in zorgtrajecten. De Centrale Toegang dient de versnippering in het zorgaanbod tegen te gaan. De CT richt zich op de toeleiding, opvang, zorg en nazorg voor mensen met een complexe en meervoudige problematiek, waarbij sprake is van langdurige afwezigheid van zelfredzaamheid. Er vindt een grondige screening door een multidisciplinair team plaats (inventarisatieproblemen, verzamelen diagnostiek en kijken naar de mogelijkheden van de cliënt), waarna een individueel traject voor cliënten met een complexe en meervoudige problematiek wordt vastgesteld. Belangrijke voorwaarde is een 100% sluitende samenwerkingsketen, omdat de veldregie er zorg voor draagt dat de voor de cliënt relevante keten(s) naadloos op elkaar aansluiten en geen dubbelingen meer voorkomen in behandeling en begeleiding van de individuele cliënt.
5.4.3 Specifieke zorg voor jeugd In Zuid-Holland Zuid 2.500 kinderen aangemeld bij Bureau Jeugdzorg Jeugdzorg is bedoeld voor kinderen tot en met 18 jaar met ernstige opvoedings- en opgroeiproblemen en voor hun ouders of opvoeders. Bureau Jeugdzorg is de centrale toegang tot de geïndiceerde jeugdzorg. Het verzorgt de indicatie voor hulp aan minderjarigen en hun ouders. In 2009 zijn ongeveer 2.500 kinderen uit Zuid-Holland Zuid aangemeld bij Bureau Jeugdzorg. Deze kinderen ondervinden of veroorzaken ernstige en/of complexe problemen. Het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) maakt deel uit van het Bureau Jeugdzorg. Het AMK geeft advies, onderzoekt vermoedelijke situaties van kindermishandeling (consulten) en brengt zo nodig de juiste hulp op gang. Elke provincie en grootstedelijke regio heeft een eigen Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. Het aantal adviezen en consulten is de laatste jaren aanzienlijk toegenomen (tabel 5.8). Dit wordt waarschijnlijk veroorzaakt doordat de politie tegenwoordig direct een melding doet bij het AMK in het geval van zaken van huiselijk geweld, waarbij mogelijk kinderen zijn betrokken. 177
5
Gezondheid InZicht
2005 480 146
2006 642 155
2007 761 145
2008 863 314
2009 934 378
Zorg voor Jeugd breidt zich uit over regio Zuid-Holland Zuid ‘Zorg voor Jeugd’ is een digitaal signaleringssysteem dat zorgen over kinderen verzamelt. Alle jeugdigen met een hulpvraag, worden handmatig of automatisch in het systeem geregistreerd. De instellingen die bij een bepaalde jeugdige zijn betrokken, worden automatisch via een mailbericht geïnformeerd als dezelfde jeugdige door een nieuwe, nog niet eerder betrokken instelling, wordt geregistreerd. Ook wanneer een hulpverlener een probleemsituatie constateert en het signaal invoert in het systeem worden alle betrokken instellingen via de mail hierover geïnformeerd. Daarmee hebben de instellingen en hulpverleners continu inzicht in de instellingen die contact hebben met de jeugdige en wordt ketenregistratie opgebouwd. Wanneer meerdere instellingen betrokken zijn bij de hulp aan een jeugdige, wijst het systeem automatisch aan welke instelling de zorgcoördinatie heeft. In de gemeente Dordrecht is Zorg voor Jeugd in juli 2008 ingevoerd, de overige gemeenten in de Drechtsteden en in de Alblasserwaard-Vijfheerenlanden volgden in juni 2009. De Hoeksche Waard sloot in loop van 2010 aan. Er zijn in de Drechtsteden in 2009 1.989 meldingen gedaan. In de Alblasserwaard-Vijfheerenlanden zijn 207 meldingen geweest. Binnenkort zal Zorg voor Jeugd worden aangesloten op de landelijke Verwijsindex Risicojongeren (VIR). Dit houdt in dat gemelde zorgen naar een landelijk systeem gaan. Dat zorgt er dan voor dat de zorgen in het lokale systeem in de nieuwe regio worden ingevoerd als een kind verhuist naar een andere regio. Hiermee moet worden bereikt dat gezinnen in zorgelijke situaties de noodzakelijke hulpverlening niet kunnen ontlopen door in een andere regio te gaan wonen.
Wachtlijsten jeugdzorg nagenoeg geheel weggewerkt In elf provincies en stadsregio’s zijn de wachtlijsten eind 2009 nagenoeg geheel weggewerkt. In 2008 en 2009 zijn duizenden kinderen extra geholpen in het kader van de aanpak van de wachtlijsten in de jeugdzorg. Eind 2009 wachtten 720 kinderen langer dan negen weken op jeugdzorg, dat is een daling van 81% ten opzichte van begin 2008. Daarnaast ontvingen 1.083 jongeren een vorm van overbruggingszorg in afwachting van de jeugdzorg waarvoor zij een indicatie hebben. De totale wachtlijst van kinderen met en zonder overbruggingszorg samen is sinds begin 2008 met 71% gedaald tot 1.803 kinderen eind 2009 (Bron: Rijksoverheid, 2010).
178
5
Grote daling in aantal wachtenden op jeugdzorg in Zuid-Holland
Tabel 5.8: Adviezen en consulten bij het AMK (Bron: AMK). Adviezen Consulten
Preventie en zorg in Zuid-Holland Zuid
Zuid-Holland had op 1 oktober 2009 109 wachtenden op jeugdzorg (langer dan negen weken wachten) per 100.000 jeugdigen. Dit is een grote daling in vergelijking met de voorgaande kwartalen. In de eerste helft van 2009 steeg het aantal wachtenden nog van 153 per 100.000 jeugdigen op 1 januari naar 219 wachtenden op 1 juli. Op 1 oktober 2009 is het aantal wachtenden op jeugdzorg in Zuid-Holland vergelijkbaar met het landelijk gemiddelde.
5.4.4 Geestelijke gezondheidszorg Ggz bestaat voornamelijk uit ambulante zorg De geestelijke gezondheidszorg (ggz) richt zicht op het voorkómen, behandelen en genezen van psychische problemen en stoornissen. Ook het zo goed mogelijk deelnemen van mensen met een chronische psychiatrische stoornis aan de samenleving en het bieden van (ongevraagde) hulp aan mensen die ernstig verward en/of verslaafd zijn en die uit zichzelf geen hulp zoeken, zijn taken van de ggz. Binnen deze domeinen kan onderscheid worden gemaakt naar de zwaarte van zorg: eerstelijnszorg, gespecialiseerde zorg, crisisopvang en zorg aan cliënten met complexe aandoeningen. Mensen met lichte psychische klachten komen bij de huisarts, het algemeen maatschappelijk werk en de eerstelijnspsycholoog terecht. Mensen met zwaardere klachten komen terecht bij de tweedelijns ggz (Meijer, 2010). Bijna alle ggz-instellingen zijn lid van de branchevereniging GGZ Nederland, met uitzondering van vrijgevestigde psychiaters en psychotherapeuten. Er is in Nederland al jaren sprake van een stijgende hulpvraag binnen de tweedelijns-ggz. Het aantal cliënten dat op een behandeling wacht, is de afgelopen jaren met 6% toegenomen. Deze groei loopt in de pas met de toename van het aantal nieuwe cliënten in de ggz in de afgelopen jaren (6%). In 2001 maakten 535.000 clienten gebruik van de tweedelijns-ggz, in 2007 is dit aantal gestegen tot 845.000. Dit is exclusief verslavings- en forensische zorg. Veruit het grootste deel van de cliënten krijgt een ambulante behandeling. Juist het aantal ambulante contacten is toegenomen, wat vermoedelijk deels wordt veroorzaakt door een wijziging in de registratie in 2004 (vanaf 2004 worden ook telefonische contacten meegeteld in de registratie) en deels door de extramuralisering van de zorg. Naar alle waarschijnlijkheid volgt de regio ZuidHolland Zuid deze landelijke trends (Van ‘t Land & Meijer, 2010).
179
5
Gezondheid InZicht
Preventie en zorg in Zuid-Holland Zuid
5
5.4.5 Zorg zonder Verblijf
5.4.6 Zorg met verblijf
Zorg zonder Verblijf het hoogst bij ouderen
Afname verzorgingshuisbedden, toename verpleeghuisbedden
Mensen die verpleging en verzorging nodig hebben, maar nog wel zelfstandig kunnen en willen wonen, kunnen de hulp die zij nodig hebben aan huis ontvangen. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om hulp bij wassen, aankleden of medicijngebruik, maar ook om dagarrangementen waar mensen gedurende de dag naar toe kunnen. Voorheen werd dit thuiszorg genoemd, maar langzaamaan wordt deze term vervangen door ‘Zorg zonder Verblijf’ (ZzV). In Nederland zijn gebruikers van ZzV vaak alleenstaand en hebben ze te maken met chronische ziekten en klachten. Van de gebruikers is 63% ouder dan 65 jaar (Peeters & Francke, 2006a; Peeters & Francke, 2006b). In de regio Zuid-Holland Zuid ontvangen 138 per 1.000 65-plussers Zorg zonder Verblijf. Van de 20- tot en met 64-jarigen zijn dit er zeven per 1.000 inwoners. Uit de indexscore per gemeente blijkt dat de verschillen tussen gemeenten aanzienlijk zijn (figuur 5.5; tekstblok 5.10). In Zuid-Holland Zuid hebben de gemeenten Alblasserdam en Strijen het hoogste percentage gebruikers van Zorg zonder Verblijf, namelijk 29 en 28% hoger dan gemiddeld in Nederland. In Korendijk is dit percentage het laagst, namelijk 22% lager dan gemiddeld in Nederland. Het aantal uren dat wordt toegekend per gebruiker van Zorg zonder Verblijf verschilt ook per gemeente aanzienlijk. In Strijen en Zederik krijgen gebruikers van ZzV 46 en 32% meer uren per gebruiker dan gemiddeld in Nederland. In Giessenlanden en Oud-Beijerland krijgen mensen 30 en 26% minder uren ZzV per gebruiker dan het landelijk gemiddelde.
Mensen die niet meer zelfstandig kunnen of willen wonen, kunnen gebruikmaken van voorzieningen waarbij wonen en zorg worden gecombineerd. Dit wordt Zorg met Verblijf genoemd. Hoewel onderscheid wordt gemaakt tussen verpleging en verzorging, is dit onderscheid in de praktijk niet altijd even duidelijk. De keuze of de zorg wordt verleend door een verzorgende of verpleegkundige hangt sterk af van het doel van de te geven zorg. Verzorging richt zich vooral op de algemene dagelijkse levensbehoefte van de zorgvrager en verpleging meer op de zorg rond een ziekte of aandoening. In Nederland is het aantal bewoners van verpleeg- en verzorgingshuizen sinds de jaren tachtig afgenomen, maar lijkt nu te stabiliseren. De daling wordt vooral veroorzaakt door een afname van het aantal bewoners van verzorgingshuizen. Het aantal bewoners van verpleeghuizen is juist gestegen. Dezelfde trend zien we in Zuid-Holland Zuid (tabel 5.9). Van alle verpleeghuiscliënten heeft 55% een psychogeriatrische aandoening en 45% heeft te maken met overwegend somatische problematiek. Hiervan heeft het grootste percentage bewoners in het verleden een beroerte gehad. In een somatisch verpleeghuis wonen relatief meer mannen (32%) dan in een psychogeriatrisch verpleeghuis (23%) (Peeters & Francke, 2006a, 2006b).
Index (Nederland 2007 = 100) l 115 - 129 l 100 - 115 l 85 - 100 l 78 - 85
Tabel 5.9: Aantal instellingen en bedden in verzorgingshuizen, verpleeghuizen en gehandicaptenzorg in de regio Zuid-Holland Zuid (Bron: RIS). 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 Verzorgingshuis Instellingen 35 35 35 33 31 30 28 27 Bedden 2.941 2.945 2.874 2.795 2.560 2.609 2.316 2.171 Verpleeghuis Instellingen 8 7 8 10 13 14 14 15 Bedden 1.434 1.441 1.531 1.315 1.763 1.783 1.889 1.840 Gehandicaptenzorg Instellingen 70 78 68 78 85 90 112 113 Bedden 3.720 3.729 3.841 3.766 3.709 3.736 3.681 3.719
Gehandicaptenzorg gericht op optimale integratie in samenleving Figuur 5.5: Indexscore per gemeente bepaald door het gemiddeld aantal personen dat gebruikmaakt van zorg zonder verblijf in zorgjaar 2007 (Bron: CAK). De gemeentenamen zijn te vinden op de binnenkant van de kaft.
180
De gehandicaptenzorg verandert. Er vindt een verschuiving plaats van voorzieningengericht denken naar vraaggericht denken. Het aanbod wordt steeds meer afgestemd op de individuele wensen en behoeften van de cliënt. Een zo goed mogelijke integratie in de samenleving (community care) is daarbij een belangrijk streven. Dat wil zeggen dat mensen met beperkingen met passende ondersteuning worden verzorgd en kunnen wonen, werken 181
5
Gezondheid InZicht
en recreëren in de lokale samenleving. De zorgaanbieders spelen als volgt op deze ontwikkelingen in: • Er vindt een verschuiving plaats door fusies, zowel tussen intramurale organisaties onderling als tussen intra- en semimurale instellingen en soms met een sociaal pedagogische dienst (SPD). • Er vindt schaalverkleining plaats in de feitelijke vormgeving van het zorgaanbod. • Er ontstaan nieuwe organisatievormen zoals consulententeams en expertisecentra. Deze organisaties richten zich vooral op het geven van adviezen met betrekking tot de ondersteuning van cliënten met een speciale problematiek. • Er vindt een 'ambulantisering' van het aanbod plaats. Dit is het gevolg van het streven naar het 'leven in de samenleving', met waar nodig hulp aan huis. In de periode 2001-2008 is het aantal instellingen door bovengenoemde ontwikkelingen toegenomen van 70 naar 113. Het aantal bedden is ongeveer gelijk gebleven (tabel 5.9).
5
Preventie en zorg in Zuid-Holland Zuid
5.5 Forensische geneeskunde Forensische, of gerechtelijke geneeskunde is dat deel van de geneeskunde waarin medische wetenschap wordt toegepast bij het beantwoorden van vragen of het oplossen van problemen die rijzen bij het toepassen van de wet. De forensisch geneeskundige werkt voor en samen met de politie en het Openbaar Ministerie.
Helft forensische geneeskunde bestaat uit arrestantenzorg De forensisch arts is onder meer verantwoordelijk voor de medische zorg van arrestanten in de politiecel. Iedere arrestant heeft het recht om, via de politie, om een arts te vragen. Ook de politie zelf kan een forensisch arts in consult roepen bij een arrestant. Arrestantenzorg heeft in de afgelopen vijf jaar steeds het grootste aandeel gehad in de verrichtingen die door de forensisch geneeskundige zijn uitgevoerd (tabel 5.10).
Tabel 5.10: Totaal overzicht van verrichtingen in de afgelopen vijf jaar (Bron: Forensische Geneeskunde, 2010). 2005 2006 2007 2008 Lijkschouwen 197 221 200 196 Euthanasieverklaringen 38 29 38 45 Internationaal transport 1 4 3 3 Bloed- en urineproeven 89 95 94 94 Arrestantenzorg 1.781 1.791 1.599 1.693 Psychiatrische 217 233 291 277 beoordelingen(hulpverlening) Onderzoek zedendelicten 29 26 20 25 Onderzoek gewelddelicten 95 103 97 50 Overige 17 16 28 31 P.I. Dordtse Poorten 58 58 64 69 Telefonische consulten 622 717 613 431 DNA-afname 17 17 3 3 Letselspreekuur en letselrapportages 0 0 300 250 Deskundigenrapportages Totaal 3.161 3.310 3.350 3.437
182
2009 236 61 6 57 1.524 311 13 25 23 87 461 1 527 3 3.334
183
5
Gezondheid InZicht
Literatuur en websites
Erasmus MC. Bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker. LEBA rapportage 2009. Rotterdam: Erasmus MC, 2009.
Ambulancezorg Nederland. Ambulances in-zicht 2008. Tiel: ASZ. Jaarverslag 2008. Dordrecht: Albert Schweitzer
Fracheboud J, Koning HJ de, Broeder JM den. Wat is het
the European Union. Rotterdam: ErasmusMC, 2007.
Schaub, RMH. Hoe groot is het gebruik en waaruit bestaat
gezondheid Toekomst verkenning 1997. Bilthoven/
het? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal
Utrecht: RIVM/Elsevier De Tijdstroom, 1997.
Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Nationaal
Meijer S. Geestelijke gezondheidszorg samengevat In: Volksgezondheid
Apotheek. Record aantal nieuwe apotheken. http://www.
Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM,
Kompas Volksgezond-heid. Bilthoven: RIVM, Nationaal
apotheek.nl- nieuws – Record aantal nieuwe apotheken
Nationaal Kompas Volksgezondheid\ Preventie\ Preventie
Kompas Volksgezondheid\ Gezondheidszorg\ Geestelijke
(geraadpleegd 2 juni 2010). Den-Haag: KNMP, 2010.
van ziekten en aandoeningen\ Preventie van kanker\
gezondheidszorg, 1 april 2010.
Babor T, Caetano R, Caswell S, Edwards G, Giesbrecht N, Graham K, Grube J, Grunewald P, Hill L, Holder H. Alcohol: No Ordinary Commodity. Research and Public Policy.
Borstkankerpreventie, 25 juni 2008. GGD ZHZ. Screening basisscholen met ABCD-tool. Dordrecht: GGD Zuid Holland Zuid, 2009. GGD ZHZ. Jaarverslag 2009 Afdeling Vangnet en Advies
Oxford: Oxford University Press, 2003. Deuning CM. Aantal apotheekhoudende huisartsen per gemeente 2008. In: Volksgezondheid Toekomst Verken-
Meldpunt Zorg en Overlast/ Steunpunt Huiselijk Geweld. Dordrecht: GGD ZHZ, 2010.
Nederland, juli 2009.
Meer J van der, Schouten JSAG. Effecten van zorg. Volks-
bereik? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning,
Ziekenhuis, 2009.
Toekomst
Verkenning,
Nationaal
Kompas Volksgezondheid\ Gezondheidszorg\ Eerstelijnszorg\ Mondzorg, 24 september 2007. Stivoro. Richtlijn Tabakspreventie in het Lokaal Gezondheidsbeleid. Den Haag: Stivoro, 2006. VWS, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Peeters JM, Francke AL. Hoe groot zijn de vraag en het gebruik en nemen ze toe of af? In: Volksgezondheid Toekomst
Gezond zijn, gezond blijven; een visie op gezondheid en preventie. Den Haag: VWS, 2007.
Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilt-
VWS, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
hoven: RIVM, Nationaal Kompas Volksgezondheid\ Ge-
Preventienota Kiezen voor gezond leven. Den Haag: VWS,
zondheidszorg\ Verpleging en verzorging, 26 juni 2006a.
2006.
Peeters JM, Francke AL. Voor welke ziekten en aandoenin-
Wagemakers JJMF, Karst WA, Heukelum A van, Kerkhof JHTC
Gosselt JF, Van Hoof JJ, De Jong MDT, Prinsen S. Mystery
gen wordt verpleging en verzorging gebruikt? In: Volks-
van den. Vaccinatiegedrag in gezinnen met kinderen op
Zorg\ Eerstelijnszorg\ Farmaceutische zorg, 22 juni 2009.
Shopping and Alcohol Sales: Do Supermarkets and Liquor
gezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas
reformatorische scholen in de regio Zuid-Holland Zuid.
Deuning CM. Standaarddagdosering alle geneesmiddelen
Stores Sell Alcohol to Underage Customers? Journal of
Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Nationaal Kompas
Adolescent Health 2007;41(3):302-308.
Volksgezondheid\ Gezondheidszorg\ Verpleging en ver-
ning, Nationale Atlas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM,
2006.
In:
Volksgezondheid
Toekomst
Verkenning,
Hollander AEM de, Hoeymans N, Melse JM, Oers JAM
Genees- en hulpmiddelen\ Geneesmiddelengebruik, 13
van, Polder JJ. Zorg voor gezondheid. Volksgezondheid
Post NAM, Zwakhals SLN, Polder JJ. Maatschappelijk ba-
december 2007.
Toekomst Verkenning 2006. RIVM-rapport nr. 270061003.
ten. Deelrapport van de vtv 2010 Van gezond naar beter.
Bilthoven: RIVM, 2006.
RIVM-rapportnummer 270061009. Houten: Bohn-Stafleu
Hooijdonk C van, Droomers M, Loon JAM van, Lucht F van
Verkenning, Nationale Atlas Volksgezondheid. Bilthoven:
der, Kunst AE. Exceptions to the rule: healthy deprived
Rijksoverheid. http://www.rijksoverheid.nl – onderwerpen
RIVM, Preventie\ Vaccinaties en screening, 30 juni 2009.
areas and unhealthy wealthy areas. Social Sciences &
– wachtlijsten jeugdzorg – nieuws (geraadpleegd 2 juni
Medicine 2007;64;1326-42.
2010). Den-Haag, Rijksoverheid, 2010.
In: Monitor Gezondheidsachterstanden. Bilthoven: RIVM, Zorggebruik\ Fysiotherapie, 20 juni 2006a. Dotinga A, Picavet HSJ. Huisartsenbezoek naar opleiding 2003. In: Monitor Gezondheidsachterstanden. Bilthoven: RIVM, Zorggebruik\ Huisarts, 24 mei 2006b.
Kuntsche E, Kuendig H, Gmel G. Alcohol outlet density, perceived availability and adolescent alcohol use: a multilevel structural equation model. J Epidemiol Community Health 2008;62(9):811 - 816. Land H van ’t, Meijer S. Wat is het gebruik? In: Volksgezond-
Dotinga A, Picavet HSJ. Specialistenbezoek naar opleiding
heid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volks-
2003. In: Monitor Gezondheidsachterstanden. Bilthoven:
gezondheid. Bilthoven: RIVM, Nationaal Kompas Volks-
RIVM, Zorggebruik\ Medisch specialist, 24 mei 2006c.
gezondheid\ Gezondheids-zorg\ Geestelijke gezondheids-
Dotinga A, Picavet HSJ. Tandartsbezoek naar opleiding 2003. In: Monitor Gezondheidsachterstanden. Bilthoven: RIVM, Zorggebruik\ Tandarts, 20 juni 2006d. Dotinga A, Picavet HSJ. Voorgeschreven medicijngebruik naar opleiding. In: Monitor Gezondheidsachterstanden. Bilthoven: RIVM, Zorggebruik\ Geneesmiddelen, 20 juni 2006e.
zorg, 1 april 2010. LETB Landelijk Evaluatie Team voor Bevolkingsonderzoek naar Borstkanker tussenrapportage 2007. Rotterdam: Afd. Maatschappelijke Gezondheidszorg, Erasmus MC, Rotterdam, 2007.
Logopedie
samengevat
Verkenning,
In:
Volksgezondheid
Nationaal
Kompas
Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Nationaal Kompas Volksgezondheid\
van Nederlandse zorg. RIVM-rapport nr. 260602005. Bilthoven: RIVM, 2010. Verkenning. Bilthoven: RIVM, 2007. Zwakhals SLN. HPV per gemeente, eerste ronde 2010.
Zorggroep, 2009. Toekomst
RIVM, 2008. Westert GP, Berg MJ van den, Zwakhals SLN, Heijink R,
Witte KE. Wat is preventie? In: Volksgezondheid Toekomst
Rivas. Jaardocument 2008. Gorinchem: Stichting Rivas RIVM.
gezondheidszorg. RIVM-rapport nr. 260602003. Bilthoven:
Jong JD de, Verkleij H. Zorgbalans 2010. De prestaties
Van Loghum, 2010.
per gemeente 2008-2009. In: Volksgezondheid Toekomst
Dotinga A, Picavet HSJ. Fysiotherapie naar opleidingsniveau.
Infectieziekten Bulletin 2010. Westert GP, Berg MJ van den, Koolman X, Verkleij H. Zorgbalans 2008. De prestaties van de Nederlandse
zorging, 26 juni 2006b.
Nationale Atlas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Zorg\
Deuning CM, Zwakhals SLN. Griepvaccinaties van 60-plussers
184
Forensische geneeskunde. Jaarverslag 2009 met vooruitblik 2010. Dordrecht: GGD Zuid-Holland Zuid, 2010.
Stimio Consultants Drukwerk & Design, 2009.
5
Preventie en zorg in Zuid-Holland Zuid
Gezondheidszorg\
In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationale Atlas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Preventie\ Vaccinaties en screening, 10 juni 2010.
Eerstelijnszorg\
Paramedische zorg, 22 september 2005. Roedig A (RIVM). Aantal openbare apotheken per gemeente 2008 . In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationale Atlas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Zorg\ Eerstelijnszorg\ Farmaceutische zorg, 12 juni 2009. RVZ, Raad voor de Volksgezondheid & Zorg. Screening en de rol van de overheid. Den Haag: RVZ, 2008.
Mackenbach JP, Meerding WJ, Kunst AE. Economic
SBZWN. Bevolkingsonderzoek Jaarverslag 2008 SBZWN.
implications of socio-economic inequalities in health in
Rotterdam: Stichting Bevolkingsonderzoeken Zuidwest
185
5
Gezondheid InZicht
6
De rol van gemeenten in gezondheidsbeleid
in Zuid-Holland Zuid
186
6
Gezondheid InZicht
De rol van gemeenten in gezondheidsbeleid in Zuid-Holland Zuid
6
Kernboodschappen Robuustere regierol voor gemeenten
Lokaal gezondheidsbeleid verbreden naar alle wettelijke taken
Gemeenten hebben een regierol in de publieke gezondheid. Door de komst van de Wmo en door andere taken die de overheid overdraagt aan gemeenten (zoals jeugdgezondheidszorg en jeugdbeleid) hebben gemeenten een extra beleidsinstrument in handen om effectief gezondheidsbeleid te voeren en wordt het steeds belangrijker dat gemeenten samenwerking tussen partijen organiseren. Ook zorgverzekeraars gaan een steeds grotere rol spelen bij de facilitering en financiering van preventie in de eerste lijn. Voor een goede invulling van de regierol zijn een heldere rolverdeling tussen gemeenten en GGD, goede afstemming tussen gemeentelijke afdelingen, het concreet en evalueerbaar formuleren van doelstellingen en het toewijzen van financiële middelen van belang om deze doelstellingen te realiseren. In de afgelopen drie jaar zijn hiermee positieve ervaringen opgedaan. Dit biedt uitzicht op gezondheidswinst.
De gemeenten in Zuid-Holland Zuid geven concreet invulling aan hun regierol in een nota lokaal gezondheidsbeleid. Het merendeel van de gezondheidsnota’s voldoet, ook landelijk, onvoldoende aan de wettelijke vereisten. Ze gaan namelijk overwegend over de wettelijke taken rond gezondheidsbevordering, terwijl andere wettelijke taken zoals infectieziektenbestrijding en medische-milieukunde niet aan de orde komen. Het is uiteraard niet zo dat deze taken niet worden uitgevoerd, maar het ontbreekt aan een actueel beleidskader. Het verdient daarom aanbeveling om in de volgende beleidsnota ook deze wettelijke taken op te nemen.
Gemeenten en zorgverzekeraars sturen vanuit een gezamenlijke visie op gezondheid van inwoners Gemeenten kunnen sturen aan het begin (preventie) en het einde (Wmo-beleid) van de zorgketen. Ook zijn ze verantwoordelijk voor de groep kwetsbare burgers die buiten de boot dreigt te vallen. Zorgverzekeraars zijn verantwoordelijk voor de inkoop van zorg voor individuen. De koppeling tussen collectieve preventie en zorg is vaak nog lastig, maar komt wel steeds meer van de grond. Daarbij wordt ook gezocht naar een goede aansluiting van preventief gezondheidsbeleid vanuit de Wpg bij onder meer het Wmo-beleid. Het is aan te bevelen dat gemeenten hun strategische visie op gezondheid samen met de preferente zorgverzekeraars in Zuid-Holland Zuid gaan opstellen. Vanuit een gezamenlijke visie is het eenvoudiger om de preventie- en zorgketen op elkaar af te stemmen en op een effectieve manier gezamenlijke doelstellingen te realiseren. Het spreekt vanzelf dat inwoners hierin centraal staan en betrokken worden bij het formuleren van doelstellingen.
Integraal beleid wint terrein Werken aan integraal beleid (zowel binnen de gemeente als daarbuiten) en het inzetten van een breder beleidsinstrumentarium biedt kansen voor effectief gezondheidsbeleid. In Zuid-Holland Zuid wordt hieraan op verschillende manieren gewerkt. Het krachtig doorzetten van deze ontwikkeling is van belang.
188
189
6
Gezondheid InZicht
Gezondheids(zorg)beleid, maar ook beleid op andere terreinen, beïnvloedt de gezondheidstoestand van de bevolking. Volgens het VTV-model (hoofdstuk 1) vindt dit proces plaats via een wisselwerking met determinanten van gezondheid (hoofdstuk 4), preventie en zorg (hoofdstuk 5) en aan de hand van onder meer economische, technologische en demografische ontwikkelingen (hoofdstuk 2). Beleid wordt gemaakt op lokaal en landelijk niveau. In dit hoofdstuk komen de verantwoordelijkheden van de landelijke en gemeentelijke overheid op het gebied van de collectieve preventie en zorg aan de orde.
6.1
Preventiecyclus
In Nederland is preventie een taak van zowel de rijksoverheid als de gemeentelijke overheid. De verschillende taken van Rijk en gemeenten vormen samen een preventiecyclus. Deze cyclus wordt weergegeven in hoofdstuk 1, figuur 1.1.
VWS is verantwoordelijk voor vormgeven landelijk beleid Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) is verantwoordelijk voor het formuleren van beleidsdoelen voor collectieve preventie en het inzetten van instrumenten en actoren (spelers) om deze doelen te bereiken. Het beleid wordt mede geformuleerd op basis van de Volksgezondheid Toekomst Verkenning (VTV) van het RIVM. Het ministerie is tevens verantwoordelijk voor een doelgerichte, effectieve en doelmatige uitvoering van de taken. Vanuit deze regiefunctie worden onder meer de coördinatie en aansturing van collectieve preventietaken steeds meer landelijk georganiseerd (zoals via de Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding, LCI). Tevens zorgt de overheid met een actief kennisbeleid voor de ontwikkeling van bruikbare hulpmiddelen en informatiematerialen voor voorlichting (via opdrachten aan gezondheidsbevorderende instituten en voor certificering van bewezen effectieve interventies door het Centrum Gezond Leven van het RIVM), voor kennisontwikkeling op het gebied van volksgezondheid en beleid (via onderzoeksprogramma’s van ZonMw) en voor actueel inzicht in de Nederlandse gezondheidstoestand (via het RIVM) (VWS, 2007; Busch, 2008).
190
De rol van gemeenten in gezondheidsbeleid in Zuid-Holland Zuid
6
gezondheidszorg, jeugdgezondheidszorg en het bevorderen van psychosociale hulpverlening bij rampen, dienen gemeenten ook te zorgen voor afstemming tussen de collectieve preventie en curatieve gezondheidszorg. Bovendien moeten de gezondheidsaspecten in bestuurlijke beslissingen worden bewaakt. Eens in de vier jaar moet hierover verantwoording worden afgelegd in een nota gemeentelijk gezondheidsbeleid. In de tweede herziening van de Wpg is opgenomen dat gemeenten in principe de prioriteiten van het Rijk moeten overnemen, tenzij aannemelijk gemaakt kan worden dat een gemeente al volop met het geprioriteerde thema aan de slag is of dat het door het Rijk geconstateerde gezondheidsprobleem niet in de gemeente speelt.
Inspectie: effectiviteit van lokaal gezondheidsbeleid kan beter Tot slot heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) een rol in het toezicht op de werking van de preventiecyclus. In de Staat van de Gezondheidszorg 2010 is hiervoor de effectiviteit van het lokale gezondheidsbeleid onderzocht op vier nationale beleidsprioriteiten (verminderen overgewicht, roken, schadelijk alcoholgebruik en depressiepreventie)(IGZ,2010). Hiervoor is de kwaliteit van de beleidsnota’s van gemeenten beoordeeld en zijn de bijdragen van GGD’en aan het lokale beleid geëvalueerd. Ook is onderzocht op welke manier lokale gezondheidsbevorderende maatregelen bijdragen aan de nationale doelstellingen. De inspectie concludeerde dat er veel verbeteringen mogelijk zijn binnen de preventiecyclus en deed een aantal aanbevelingen: • Het ministerie van VWS wordt aanbevolen de speerpunten en doelstellingen samen met gemeenten te bepalen. Hierbij moet ook duidelijk worden welke bijdrage van het lokale beleid wordt verwacht. • Het Centrum Gezond Leven (CGL) (RIVM) wordt aanbevolen meer vaart te maken met het erkennen van bewezen effectieve interventies. • ZonMw wordt aanbevolen in haar onderzoeksprogramma’s meer onderzoek te doen naar de effectiviteit van veel gebruikte interventies. • Gemeenten wordt aanbevolen samen met de GGD te zorgen voor SMART-geformuleerde doelen voor preventiespeerpunten op lokaal niveau en een verantwoorde selectie van effectieve interventies. Daarnaast dienen zij een gedegen uitvoerings- en evaluatieplan op te stellen.
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor ontwikkeling en uitvoering lokaal gezondheidsbeleid
Wmo als extra beleidsinstrument voor effectief gezondheidsbeleid
Gemeenten hebben op basis van de Wet publieke gezondheid (Wpg) (bijlage 4) de bestuurlijke verantwoordelijkheid om de totstandkoming en continuïteit van en de samenhang binnen de collectieve preventie te bevorderen. Zij hebben de taak om de gezondheid van hun inwoners te beschermen, te bewaken en te bevorderen. Naast het uitvoeren van wettelijke taken op het gebied van epidemiologie, gezondheidsbevordering, infectieziektebestrijding, technische hygiënezorg, medische milieukunde, ouderen-
In de preventiecyclus wordt de nadruk gelegd op de nota lokaal gezondheidsbeleid. Met de komst van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in 2007 hebben gemeenten echter een extra instrument in handen gekregen voor een doeltreffend gezondheidsbeleid. Het doel van de Wmo is immers het bevorderen dat mensen meedoen in de samenleving. Het bevorderen van deelname aan het maatschappelijk leven en het bevorderen van gezondheid liggen in elkaars verlengde. Gezondheid en participatie versterken elkaar. Met de nieuwe wet 191
6
Gezondheid InZicht
kunnen gemeenten zich nog meer richten op de kwaliteit van leven van hun inwoners en het verbeteren van hun levensvoorwaarden, zodat gezondheidsproblemen zo veel mogelijk worden voorkomen en mensen in gezondheid kunnen leven (VWS, 2007). Met hun rol in de Wmo staan gemeenten zowel aan het begin (preventie) als aan het einde van de zorgketen (verpleging en verzorging). Ook dragen ze zorg voor kwetsbare doelgroepen die buiten de boot dreigen te vallen (figuur 6.1). De afstemming tussen collectieve preventie en zorg wordt hierdoor voor gemeenten steeds noodzakelijker. In de volgende paragraaf wordt hierop verder ingegaan.
Gezond
Risicogroep
Vroeg symptoom
Ziek/probleem
Universele preventie
Selectieve preventie
Geïndiceerde preventie
Cure behandeling
Gemeenten
Wpg Wmo
Gezondheidszorg
Zvw
Awbz
Chroniciteit Beperkingen care Zorggerelateerde behandeling Gemeenten Wmo
Figuur 6.1: Preventie- en zorgketen (Bron: Walg, 2008).
De rol van gemeenten in gezondheidsbeleid in Zuid-Holland Zuid
6.2
Regie als gezamenlijke verantwoordelijkheid
gemeente en GGD
6
Regierol krijgt steeds meer vorm in (regionale) nota gezondheidsbeleid Gemeenten laten hun verplichte basistaken veelal uitvoeren door de GGD’en, waarvan zij met andere gemeenten eigenaar zijn. Bij de uitvoering van gezondheidsbeleid spelen echter veel meer partijen binnen en buiten de gemeentelijke organisatie een rol. Net als de landelijke overheid hebben gemeenten in collectieve preventie daarom ook een strategische regierol. In deze rol stelt de gemeente de ambities en doelstellingen voor het gezondheidsbeleid vast. Hierbij horen uiteraard ook de financiële kaders om de doelstellingen te kunnen realiseren. Deze regierol kan het best worden omschreven als die van visionaire regisseur; een regisseur die het plan uitzet en voor de uitvoering afstemming zoekt met veel andere partijen (tekstblok 6.1). Naast regisseur is de gemeente in het lokale gezondheidsbeleid ook vaak opdrachtgever, partner, financierder of zelfs uitvoerder. De GGD ondersteunt en adviseert gemeenten bij de invulling van deze beleidsmatige regierol en heeft als verlengd openbaar bestuur uitvoerende regietaken overgenomen van gemeenten. De gemeenten in Zuid-Holland Zuid geven concreet invulling aan hun regierol in een nota gezondheidsbeleid. Een aantal belangrijke gezondheidsproblemen speelt in alle gemeenten in Zuid-Holland Zuid. De gemeenten in de Drechtsteden en de Alblasserwaard-Vijfheerenlanden hebben daarom samen een beleidsnota geschreven die lokaal is vastgesteld door de verschillende gemeenteraden. Een aantal gemeenten heeft specifieke lokale thema’s aan de nota toegevoegd. De gemeenten in de Hoeksche Waard hebben in 2008 ook gezamenlijke doelstellingen vastgesteld en als extra hoofdstuk toegevoegd aan de Wmo-beleidsnota. Alle gemeenten in de regio Zuid-Holland Zuid beschikken reeds over een tweede gezondheidsnota en bereiden in 2010 en 2011 hun derde nota voor. De regionale gezondheidsnota beschrijft speerpunten, doelstellingen en mogelijke activiteiten en vormen het beleidskader voor een periode van vier jaar. Landelijk voldoet het merendeel van de gezondheidsnota’s in onvoldoende mate aan de wettelijke vereisten (Dresen, 2010). Ook in Zuid-Holland Zuid gaan de beleidsnota’s overwegend over de wettelijke taken rond gezondheidsbevordering. De andere wettelijke taken, zoals infectieziektenbestrijding of medische milieukunde (bijlage 4), komen in de nota’s niet aan de orde. Het voornemen van de gemeenten is om in de volgende beleidsnota aandacht te besteden aan deze taken.
Heldere rolverdeling tussen gemeenten en GGD in Zuid-Holland Zuid Op basis van de ervaringen met de uitvoering van de eerste beleidsnota uit 2003 is in 2007 besloten de rolverdeling tussen de gemeenten en de GGD Zuid-Holland Zuid op het gebied van gezondheidsbevordering verder te verhelderen. Gebleken was dat de uitvoering van de 192
193
6
Gezondheid InZicht
6
De rol van gemeenten in gezondheidsbeleid in Zuid-Holland Zuid
Tekstblok 6.1
Wat wordt onder regie verstaan? Regie kent veel vormen en definities, maar een algemene noemer en een algemene omschrijving ontbreken. Bij regie gaat het om een bijzondere vorm van sturing, het doelgericht uitoefenen van invloed. Regie verwijst bovendien naar het afstemmen van afzonderlijke onderdelen tot een geheel. De definitie die hier wordt gehanteerd, is de volgende: ’Regie is een bijzondere vorm van sturen en is gericht op de afstemming van actoren, hun doelen en handelingen tot een min of meer samenhangend geheel met het oog op een bepaald resultaat van al deze handelingen’ (Pröpper et al., 2004). Belangrijke aandachtspunten bij het voeren van regie zijn: • Weten wie wat doet, wie wat moet doen en partijen op hun verantwoordelijkheden aanspreken. • Zorgen voor een duidelijke vastlegging van afspraken. • Zorgen voor de beschikbare benodigde informatie. • Zorgen voor draagvlak en zoeken naar consensus. • Zorgen voor voldoende capaciteit om de regiefunctie uit te voeren. • Ervoor zorgen dat deelname interessant blijft. • Voldoende kennis hebben van de onderlinge verhoudingen tussen de partijen en hun context. Algemene componenten waaraan de feitelijke invulling van de regierol kan worden afgemeten, zijn het overzicht over de gehele situatie, het nemen van de verantwoordelijkheid voor het geheel, het uitzetten of organiseren van beleidslijnen ten aanzien van het geheel en het organiseren van samenwerking met het oog op het geheel (VNG & GGD Nederland, 2004). Er worden vier regievarianten onderscheiden: • Variant I: de beheersingsgerichte regisseur (inhoudelijk en procesmatig) ontleent zijn sterke positie niet alleen aan doorzettingsmacht, maar ook aan de mogelijkheid zelf het script te schrijven. • Variant II: de uitvoeringsgerichte regisseur ontleent zijn sterke positie aan doorzettingsmacht, maar ontbeert de mogelijkheid zelf het script te schrijven. In dat geval voert de regisseur het script van een ander uit. • Variant III: de visionaire regisseur heeft grote beleidsvrijheid om een script te schrijven en dit op de lokale situatie aan te passen, maar hij ontbeert de benodigde machtsbronnen (zoals een hiërarchische positie en hulpbronnen) om zijn eigen script bij andere partijen af te dwingen, terwijl hij voor de uitvoering wel van hen afhankelijk is. • Variant IV: de faciliterende regisseur stelt zich dienstbaar op in het samenspel van andere partijen. Zijn eigen script staat niet voorop, maar hij ondersteunt het ontwikkelen en uitvoeren van het script van anderen. Deze regisseur ontbeert doorzettingsmacht (Pröpper et al., 2004). 194
Proces uitvoering gezondheidsbeleid verantwoording en evaluatie
toetsing
Proces integraal gezondheidsbeleid epidemiologie en advies
evaluatie
kaderstelling door gemeenten uitvoeren, opdrachten verlenen en partnerships aangaan
opstellen uitvoeringsprogramma’s
opdrachtformulering
ondersteunen en adviseren
verbinden van beleidsterreinen
l Gemeenteproces l GGD-proces
Figuur 6.2: Proces uitvoering gezondheidsbeleid en proces integraal gezondheidsbeleid (Bron: GGD ZHZ).
beleidsambities niet van de grond kwam en dat de activiteiten die wel uitgevoerd werden, weinig samenhang vertoonden. De oorzaak hiervan was dat gemeenten weinig tijd hadden om de uitvoering te regisseren. Daarnaast was duidelijk dat de capaciteit van de GGD ZuidHolland Zuid te beperkt was om de beoogde doelstellingen binnen de gestelde termijnen te realiseren. Het ontbrak kortom aan voldoende bestuurskracht. De GGD Zuid-Holland Zuid heeft toen, naast haar rol als adviseur en ondersteuner bij het formuleren van het beleid, de opdracht gekregen de uitvoering van het gezondheidsbeleid te regisseren (figuur 6.2). Voor een viertal thema’s (stabiliseren van de overgewichttrend, depressiepreventie, verminderen alcoholgebruik bij de jeugd en verbeteren van het binnenmilieu in het onderwijs) werden samenhangende uitvoeringsprogramma’s opgesteld en onder regie van de GGDZuid-Holland Zuid, met diverse partners uit de regio tot uitvoering gebracht. De ervaringen met deze manier van werken zijn positief. Er worden in de regio meer samenhangende en waar mogelijk effectieve interventies uitgevoerd in vergelijking met de vorige beleidsperiode. Een belangrijk effect is bovendien dat er meer wordt samengewerkt tussen zorginstellingen en dat ook intersectorale en integrale samenwerking tot stand komt.
195
6
Gezondheid InZicht
Integraal beleid wint terrein Een belangrijk onderdeel van de strategische regierol van de gemeenten is dat er verbindingen worden gezocht met andere beleidsterreinen. Bij steeds meer gemeenten in Zuid-Holland Zuid worden in dat kader de raakvlakken en overlappingen tussen beleidsterreinen in kaart gebracht. Uitvoeringsprogramma’s worden vaker vanuit verschillende disciplines vormgegeven, zoals bij de aanpak van alcoholgebruik in Verzuip jij je toekomst?!. Naast gemeentelijke beleidsterreinen als welzijn en veiligheid zijn hierbij onder meer de Voedsel- en Waren Autoriteit (VWA), de politie, het openbaar ministerie, de GGD Zuid-Holland Zuid en verslavingszorgorganisaties betrokken. Ook in het uitvoeringsprogramma Overgewicht worden in elke gemeente de kansen en mogelijkheden voor integraal beleid in beeld gebracht en vertaald naar een lokaal plan van aanpak. Het kost echter wel tijd om te komen tot goede afstemming en het ontwikkelen van sturingsinstrumenten. Dit vraagt zowel binnen (afdelingen van) gemeenten als daarbuiten om andere vormen van samenwerking. Een goed voorbeeld van dergelijke andere vormen van samenwerking binnen gemeenten is de gemeente Sliedrecht. In deze gemeente is onder directe verantwoordelijkheid van de gemeentesecretaris een proces ontwikkeld om bij projecten en beleidsopgaven op het gebied van ruimtelijke ordening gezondheidsaspecten te verankeren in de college- en raadsvoorstellen. Ook in andere gemeenten in de regio vinden vergelijkbare ontwikkelingen plaats. In de gemeente Dordrecht wordt de wijk Crabbehof als setting gekozen om met diverse beleidsdiensten en wijkpartners integraal te werken. In vier zogenoemde sporen (Gezond en sportief leven, Gezonde leefomgeving, Toegankelijke preventie en zorg en Gezond mee kunnen doen) wordt een aanpak ontwikkeld om sociaaleconomische gezondheidsverschillen het hoofd te bieden. De gemeente Leerdam kiest voor het expliciet maken en verwerken van gezondheid in de programmabegroting. De conclusie dat integraal beleid aan terrein wint, is gerechtvaardigd. Maar er is geen blauwdruk te geven voor de manier waarop dit moet. De manier waarop integraal gezondheidsbeleid wordt vormgegeven moet passen bij de omvang, structuur en cultuur van de gemeente.
De rol van gemeenten in gezondheidsbeleid in Zuid-Holland Zuid
6
Tabel 6.1: Beleidsinstrumenten volgens de indeling van Van der Doelen (Bron: Bressers, 1993). Communicatief Economisch Juridisch
Stimulerend Repressief Voorlichting Propaganda Subsidie Heffing Overeenkomst Gebod, verbod
Verdere integratie van preventie en zorg De gemeenten in Zuid-Holland Zuid leggen in hun nota gezondheidsbeleid geen verantwoording af voor de manier waarop ze invulling geven aan de wettelijke opdracht om collectieve preventie en curatieve zorg op elkaar af te stemmen. De gemeenten zien echter wel de noodzaak tot en mogelijkheden voor een betere verbinding tussen de zorg en organisaties die zich bezighouden met publieke gezondheid. Gemeenten, of namens hen de GGD’en, kunnen in de preventie en zorgketen actief aansturen op een verdergaande afstemming en samenwerking tussen de preventieve en curatieve zorg, bijvoorbeeld op het terrein van overgewicht, diabeteszorg en medicijngebruik. Zorgverzekeraars gaan een steeds grotere rol spelen bij de facilitering en financiering van preventie in de eerste lijn (VWS, 2007). Dit wordt ook duidelijk in baanbrekende initiatieven zoals De Gezonde Regio, waarin zorgverzekeraar UVIT samen met zorgorganisaties als de Rivas Zorggroep, Yulius, de Vereniging Ondernemende Huisartsen, de GGD Zuid-Holland Zuid en patiëntenorganisatie Zorgbelang Zuid-Holland in de praktijk werken aan het verbinden van preventie en zorg. Deze samenwerking moet leiden tot een paradigmaverschuiving waarin het accent op ziekte en zorg deels wordt verschoven naar gezondheid en gedrag. Het is daarom aan te bevelen dat gemeenten hun strategische visie op gezondheid samen met de preferente zorgverzekeraars in Zuid-Holland Zuid gaan opstellen. Vanuit een gezamenlijke visie is het eenvoudiger de preventie en zorgketen op elkaar af te stemmen en op een effectieve manier gezamenlijke doelstellingen te realiseren. Hierbij dienen uiteraard burgers en zorgaanbieders betrokken te worden.
Scala aan beleidsinstrumenten beschikbaar Gemeenten hebben een scala aan beleidsinstrumenten tot haar beschikking waarmee ze het integrale gezondheidsbeleid kan invullen (tabel 6.1). Juridische instrumenten, zoals vergunningen, sancties, richtlijnen en subsidieverstrekkingen, kunnen naast 'zachtere' beleidsinstrumenten, zoals convenanten, voorlichting en overleg, worden ingezet. Een totaaloverzicht van de instrumenten die op dit moment worden ingezet voor het verbeteren van de gezondheid(szorg) en de mate waarin dat gebeurt in de regio ontbreekt op dit moment.
196
197
6
Gezondheid InZicht
Literatuur en websites Bressers JThA. Beleidsnetwerken en instrumentenkeuze. In: Beleidswetenschap, jg. 7, nr. 4, 1993, pp. 309-330. Busch MCM. Wie doet wat? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning,
Nationaal
Kompas
Volksgezondheid.
Bilthoven: RIVM, Preventie, 11 maart 2008. Dresen Y, Lonkhuijzen A van, Kornalijnslijper N. Inhoud en kwaliteit nota’s lokaal gezondheidsbeleid. Onderzoeksresultaten 2009. Den Haag: SGBO Benchmarkting, 2010. IGZ. Staat van de Gezondheidszorg 2020. Meer effect mogelijk van publieke gezondheidszorg. Utrecht: Inspectie voor de Gezondheidszorg, 2010. Pröpper I, Litjens B, Weststeijn E. Lokale regie uit macht of onmacht? Onderzoek naar de optimalisering van de gemeentelijke regiefunctie. Vught: Partners + Pröpper, 2004. VNG en GGD Nederland. Gezondheidsproblemen samen aanpakken. Over samenwerking tussen gemeenten, care en cure bij gezondheid en zorg. Uitvoering (onderdeel van de koffer Gemeentelijk gezondheidsbeleid in de praktijk Deel 2). Den Haag: VNG en GGD Nederland, 2004. VWS, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Gezond zijn, gezond blijven: een visie op gezondheid en preventie. Den Haag: VWS, 2007. Walg CB, Wijngaarden I van. Gemeenten kiezen gezond; 15 vragen en antwoorden over de Gemeentelijke Preventie Combinatie (GPC). Tiel: GGD Rivierenland, 2008.
198
7
De toekomst van de volksgezondheid in Zuid-Holland Zuid
7
Gezondheid InZicht
De toekomst van de volksgezondheid in Zuid-Holland Zuid
7
Kernboodschappen Vergrijzing Zuid-Holland Zuid zet door
Druk op mantelzorg neemt toe
Net als in de rest van Nederland neemt de vergrijzing (en grijze druk) in de regio ZuidHolland Zuid de komende jaren verder toe. De grijze druk geeft inzicht in de verhouding ouderen tot het potentieel werkende deel van de bevolking, dat de lasten van de vergrijzing moet opvangen. In 2009 zijn er nog ongeveer vier potentieel werkenden op elke ouder, in 2020 is dit aantal afgenomen tot drie potentieel werkenden voor iedere 65-plusser.
Het percentage mensen dat mantelzorg ontvangt zal op basis van ontwikkelingen in de omvang en samenstelling van de bevolking met 16% toenemen, terwijl de belangrijkste groep mantelzorggevers niet of minder hard zal toenemen. Door de stijgende arbeidsdeelname van mantelzorggevers (mogelijk nodig vanwege afnemende beroepsbevolking) en een groter beroep op mantelzorg (als de kosten van professionele hulp te hoog worden geacht) zal de druk op mantelzorg toenemen. Ook wijzigingen in de AWBZ en maatregelen als gevolg van bezuinigingen kunnen dit effect versterken.
Levensverwachting en sterfte stijgen In Nederland zal de levensverwachting de komende jaren blijven stijgen en naar alle waarschijnlijkheid ook in de regio Zuid-Holland Zuid. Ook de sterfte gecorrigeerd voor leeftijd en geslacht zal afnemen. Vanwege het toenemende aantal ouderen zal de absolute sterfte wel met 13% stijgen.
Flinke toename chronische aandoeningen
Veranderende visie op gezondheid en zorg nodig Ontwikkelingen in bevolkingssamenstelling en veranderingen in de zorgvraag en zorgaanbod maken dat een nieuwe visie op gezondheid en zorg nodig is. Er zou een paradigmaverschuiving moeten plaatsvinden. De huidige oriëntatie op de behandeling van ziekte en zorg dient te verschuiven naar een oriëntatie op gezondheid en gedrag. Gezondheid en de eigen verantwoordelijkheid van mensen hiervoor komen dan centraal te staan.
Zowel in Nederland als in de regio Zuid-Holland Zuid is een grote toename te verwachten van diabetes mellitus, artrose, beroerte en coronaire hartziekten. Deze ziekten komen in verhouding vaker voor onder ouderen; de toenemende vergrijzing en de overwegend stijgende trends uit het verleden onderbouwen deze verwachting. De sterkste stijging is te zien bij mannen. Een verklaring hiervoor is de relatief grote stijging van het aantal mannen van 75 jaar en ouder in vergelijking met het aantal vrouwen van die leeftijd.
Vraag naar zorg thuis zal sterkst stijgen De toenemende vergrijzing veroorzaakt in de periode 2008-2020 in Zuid-Holland Zuid een toename van zorggebruik. Zorg zonder verblijf (voorheen thuiszorg) zal in zowel Zuid-Holland Zuid als in Nederland sterk groeien. Door de stijgende levensverwachting, de toenemende gezondheid en daardoor afnemende hulpbehoevendheid van ouderen, zullen in de toekomst relatief meer ouderen zelfstandig wonen en relatief minder ouderen opgenomen zijn in een verpleeg- of verzorgingshuis. De verwachting is dat de vraag naar zorg thuis tot 2020 zal stijgen terwijl de vraag naar plaatsen in verzorgings- en verpleeghuizen stabiel zal blijven.
200
201
7
Gezondheid InZicht
In dit hoofdstuk wordt vooruitgeblikt op de gezondheidssituatie in Zuid-Holland Zuid. Het is voor volksgezondheidsbeleid immers van belang om te weten bij hoeveel mensen bepaalde aandoeningen in de toekomst zullen vóórkomen. Met deze informatie kan op regionaal of gemeenteniveau geanticipeerd worden op een stijgende zorgvraag in de toekomst. Als bekend is hoeveel mensen bijvoorbeeld diabetes zullen krijgen in Zuid-Holland Zuid, dan kan geanticipeerd worden op de te verwachten zorgvraag of kunnen preventieve maatregelen worden genomen. Toekomstverkenningen kunnen onder meer worden gemaakt op basis van kennis over demografische ontwikkelingen en op basis van kennis over trends in het verleden. In dit hoofdstuk wordt stilgestaan bij de bevolkingsprognoses; hoe veranderen de omvang en samenstelling van de bevolking in Zuid-Holland Zuid de komende tien jaar (paragraaf 7.1)? Vervolgens wordt gekeken wat dat betekent voor het vóórkomen van enkele belangrijke ziekten in Zuid-Holland Zuid (paragraaf 7.2) en wat de gevolgen zijn voor het zorgaanbod (paragraaf 7.3). Naast demografische en epidemiologische ontwikkelingen kunnen ook andere ontwikkelingen bepalend zijn voor het toekomstige zorggebruik. Zo zijn er toenemende mogelijkheden van diagnostiek en behandeling die zorgen voor een toename van het zorggebruik door zieke mensen, maar ook (soms onnodig) door gezonde mensen. Technologische ontwikkelingen (thuisdialyse, thuismonitoring), de ontwikkeling van vraaggestuurde zorg (transparantie over kwaliteit van zorg, ketenzorg), extramuralisering en eventuele capaciteitsproblemen in de zorg, grotere mondigheid en daadkracht van patiënten (consumenten op zorggebied) en marktwerking in de zorg (waaronder ook het combineren van vakanties en zorg en cosmetische zorg) hebben ook effect op de organisatie van de zorg, het zorgaanbod en het zorggebruik. Ook de huidige economische ontwikkelingen en de aangekondigde bezuinigingen hebben hun weerslag op het zorggebruik en zorgaanbod. Om zorgaanbod en zorgvraag op elkaar te laten blijven aansluiten in Zuid-Holland Zuid is het van groot belang dat in lokaal en zeker ook regionaal gezondheids-(zorg)beleid rekening wordt gehouden met deze ontwikkelingen. Een veranderende visie op gezondheid en zorg is nodig (paragraaf 7.4).
7
De toekomst van de volksgezondheid in Zuid-Holland Zuid
7.1 Veranderingen in de bevolking Bevolkingsprognose: aantal inwoners groeit licht Op 1 januari 2009 telde de regio Zuid-Holland Zuid ongeveer 478.000 inwoners. Dit aantal zal tot 2020 met 2,0% toenemen tot 487.500 inwoners. Deze stijging wordt vooral veroorzaakt door de groei van de Drechtsteden met 3,2%. Ook de Alblasserwaard-Vijfheerenlanden zal licht blijven groeien met 1,0%. Het inwoneraantal van de Hoeksche Waard zal in 2020 0,4% lager liggen dan in 2009. Schattingen voor de verschillende gemeenten lopen behoorlijk uiteen. Hendrik-Ido-Ambacht groeit met 12,2% het hardst, Graafstroom kent de grootste inwonerdaling van 6,1%. De groei van de bevolking is in Zuid-Holland Zuid (2,0%) iets lager dan in Nederland (3,2%). Het verschil wordt vooral veroorzaakt door de achterblijvende groei van het aantal vrouwen in de regio Zuid-Holland Zuid, namelijk 1,1 ten opzichte van 3,2% in heel Nederland (CBS-StatLine).
Meer ouderen en minder jongeren in de toekomst Niet alleen de omvang, maar ook de samenstelling van de bevolking in Zuid-Holland Zuid ondergaat de komende jaren veranderingen. Zo zal het percentage inwoners van 65 jaar en ouder blijven stijgen. Het percentage 0- tot en met 19-jarigen zal dalen. De potentiële
percentage 70 60 50 40 30 20 10 0 -10 -20 -30 10 l Mannen ZHZ
20
30
l Mannen NL
40
50
l Vrouwen ZHZ
60
70
l Vrouwen NL
80
90
leeftijd (jaren)
Figuur 7.1: Procentuele verandering van de bevolking naar leeftijd en geslacht in Zuid-Holland Zuid en Nederland in de periode 2009-2020 (Bron: CBS-StatLine). 202
203
7
Gezondheid InZicht
beroepsbevolking neemt af of stabiliseert tussen 2009 en 2020, dit verschilt per gemeente. Uitzonderingen hierop zijn Sliedrecht, Alblasserdam en Hendrik-Ido-Ambacht, waar de potentiële beroepsbevolking zal toenemen (CBS-StatLine). De bevolking in Zuid-Holland Zuid verandert op vergelijkbare wijze als de Nederlandse bevolking (figuur 7.1). Uitzondering hierop is de leeftijdsgroep 20 tot en met 34 jaar. In Nederland groeit deze groep bij zowel de mannen als de vrouwen, terwijl in Zuid-Holland Zuid het percentage mannen slechts licht stijgt en het percentage vrouwen zelfs daalt. Zowel regionaal als landelijk valt de sterke bevolkingsafname in de leeftijd van 35 tot en met 49 jaar op. Daarnaast valt de sterke bevolkingsgroei tussen de 65 en 75 jaar op. Dit is het gevolg van de geboortegolf na de Tweede Wereldoorlog. Het aantal mannen van 75 jaar en ouder zal sterker toenemen dan het aantal vrouwen in die leeftijdsgroep.
Sterke toename grijze druk in Zuid-Holland Zuid De komende jaren zal de grijze druk sterk toenemen; van 26% in 2009 naar 35% in 2020 in Zuid-Holland Zuid. De grijze druk geeft inzicht in de verhouding ouderen tot het potentieel werkende deel van de bevolking, dat de lasten van de vergrijzing moet opvangen. In 2009 zijn er nog ongeveer vier potentieel werkenden op elke oudere, in 2020 is dit aantal afgenomen tot drie potentieel werkenden voor iedere 65-plusser. De groene druk (de verhouding jeugdigen tot het potentieel werkende deel van de bevolking) blijft ongeveer gelijk tussen 2009 en 2020; 42 ten opzichte van 40%. Ondanks een toenemende grijze druk en een gelijkblijvende groene druk, zal in de toekomst de groep ouderen (65 jaar en ouder) en jongeren (0- tot en met 18-jarigen) samen niet groter worden dan de potentiële beroepsbevolking. Ook in Nederland vinden deze ontwikkelingen plaats (Sanderse et al., 2009; CBS-StatLine).
Meer en kleinere huishoudens De bevolkingssamenstelling verandert in Zuid-Holland Zuid ook in andere opzichten. Zo zal het aantal particuliere huishoudens gestaag blijven groeien van 200.000 in 2009 tot 215.000 in 2020. De groei van het aantal huishoudens komt voornamelijk doordat het aantal eenpersoonshuishoudens tot 2020 met 18% zal toenemen in Zuid-Holland Zuid, in Nederland bedraagt deze stijging 15%. Doordat het aandeel eenpersoonshuishoudens binnen het totaal aan huishoudens toeneemt, zal de gemiddelde huishoudgrootte dalen. Naast het aantal eenpersoonshuishoudens neemt ook het aantal eenoudergezinnen in Zuid-Holland Zuid toe, van 12.400 in 2009 naar 13.300 in 2020. Het aandeel eenpersoonshuishoudens op het totaal aantal huishoudens blijft met 6,2% wel gelijk tussen 2009 en 2020 (Sanderse et al., 2010; CBSStatLine).
De toekomst van de volksgezondheid in Zuid-Holland Zuid
7
7.2 Toekomst Verkenning gezondheid tot 2020 In deze paragraaf worden de sterfte en levensverwachting in de toekomst besproken. Daarnaast wordt nagegaan wat het effect is van de veranderingen in de omvang en samenstelling van de bevolking in Zuid-Holland Zuid op de toekomstige incidentie en prevalentie van de meest voorkomende ziekten in Zuid-Holland Zuid. Deze demografische verkenning wordt gecombineerd met epidemiologische trends uit het verleden (tekstblok 7.4). Hierbij wordt ervan uitgegaan dat trends in aandoeningen in het verleden een voorspellende waarde hebben voor het vóórkomen van die aandoeningen in de toekomst.
7.2.1 Verkenning levensverwachting en sterfte Levensverwachting blijft stijgen De levensverwachting in Nederland zal de komende jaren verder toenemen. Het CBS voorspelt een levensverwachting in 2020 van 80,3 jaar voor mannen en 83,3 jaar voor vrouwen. Het verschil in levensverwachting tussen mannen en vrouwen zal naar verwachting afnemen. Dit heeft te maken met het feit dat de levensverwachting de komende jaren harder stijgt voor mannen dan voor vrouwen (Poos, 2008a en 2008b; CBS-StatLine).
Absolute sterfte zal flink stijgen De toename van het aantal ouderen zorgt voor een stijging in het aantal sterfgevallen, aangezien ouderen een hoger sterfterisico hebben dan jongeren en volwassenen. Het aantal absolute sterfgevallen zal in Zuid-Holland Zuid met 13% toenemen van bijna 4.000 sterfgevallen in 2009 naar ruim 4.400 sterfgevallen in 2020. In Nederland neemt het absolute aantal sterfgevallen toe met 16%. De sterfte, waarbij rekening wordt gehouden met bevolkingsopbouw (gestandaardiseerde sterfte), zal naar verwachting verder dalen. In de periode tot 2020 zal een verschuiving plaatsvinden in de belangrijkste doodsoorzaken. Bij vrouwen zal de sterfte als gevolg van longkanker blijven stijgen, bij mannen zal deze sterfte dalen. De sterfte aan coronaire hartziekten zal fors dalen. In 2020 zullen er meer sterfgevallen zijn door de doodsoorzaken beroerte, longontsteking en dikkedarmkanker (Poos, 2008b; Luijben & Kommer, 2010). Het is aannemelijk dat deze verschuiving ook zal plaatsvinden in Zuid-Holland Zuid.
7.2.2 Verkenning ziekten en letsels Toename van het aantal chronische aandoeningen door vergrijzing De meeste chronische aandoeningen komen bij ouderen relatief meer voor dan bij jongeren en volwassenen. Door de toenemende vergrijzing zullen de meeste aandoeningen in 2020 in grotere mate voorkomen: met uitzondering van depressie, astma en contacteczeem varieert
204
205
3
Gezondheid InZicht
De toekomst van de volksgezondheid in Zuid-Holland Zuid
7
deze toename van 23 tot 29% (tabel 7.1). In 2020 zullen coronaire hartziekten, op basis van de ontwikkeling van de bevolking, zelfs de top tien van meest voorkomende aandoeningen aanvoeren. Echter de trends uit het verleden laten zien dat de prevalentie van coronaire hartziekten tussen 1997 en 2007 licht gedaald is. De daling in het aantal rokende mannen in de vorige eeuw (tabel 7.3) en de succesvolle preventie van hoge bloeddruk en ongunstig cholesterolgehalte in het bloed zijn hiervoor verantwoordelijk. Naar verwachting zal de dalende trend uit het verleden doorzetten en zal de toename van coronaire hartziekten vermoedelijk minder sterk zijn dan berekend op basis van de demografische verkenning. Hetzelfde zien we bij COPD. De daling in het aantal rokende mannen in de vorige eeuw zorgt nog steeds voor een daling van de prevalentie van COPD.
Tekstblok 7.1
Flinke stijging diabetes, helft vermijdbaar? De afgelopen jaren is het aantal mensen met diabetes sterk toegenomen. Ongeveer de helft van deze toename kan worden toegeschreven aan de groei van het aantal mensen met overgewicht en daarmee samenhangende risicofactoren zoals ongezonde voedingsen beweegpatronen. Dit deel is in theorie dus vermijdbaar door preventie en behandeling van overgewicht, inactiviteit en andere risicofactoren. De andere helft van de toename kent twee oorzaken. Enerzijds is er meer aandacht voor diabetes in de huisartsenpraktijk, wat leidt tot een verbetering van actieve en systematische opsporing van diabetes. Anderzijds zorgt de vergrijzing voor meer mensen met diabetes; er komen in verhouding meer ouderen die ook nog langer zullen leven (Hoeymans et al., 2010).
Anders is dit voor artrose, diabetes mellitus (tekstblok 7.1) en beroerte; de trend uit het verleden is bij deze ziekten sterk stijgend. De toename van deze aandoeningen, berekend op basis van de demografische verkenning, is waarschijnlijk nog een onderschatting van de echte toename in de toekomst, omdat ook de epidemiologische verkenning op een stijging uitkomt.
Astma en eczeem: toe- of afname? Het vóórkomen van astma is in het verleden toegenomen, veroorzaakt door een stijging bij kinderen in de jaren negentig. Astma komt op alle leeftijden veel voor, maar het meest bij kinderen en jongvolwassenen. Astma neemt momenteel vooral bij jonge mensen af. De lichte stijging die we in toekomst zien, komt waarschijnlijk vooral door een stijging bij volwassenen, als gevolg van de stijging die bij kinderen in de jaren negentig plaatsvond. Op basis van ontwikkelingen in de bevolkingsopbouw (naar geslacht en leeftijd) zal naar verwachting het absolute aantal nieuwe patiënten met contacteczeem (licht) blijven stijgen. Het is echter moeilijk een betrouwbare voorspelling te doen omdat onduidelijk is in welke mate de (toekomstige) ontwikkelingen in andere determinanten van invloed zullen zijn op het aantal patiënten in de toekomst. In het verleden zijn er namelijk diverse ontwikkelingen geweest die het aantal patiënten hebben beïnvloed, zoals het toegenomen gebruik van allergeen bevattende producten (bijvoorbeeld zonnecrèmes, reinigings- en ontsmettingsmiddelen en afsluitende handschoenen) waardoor er meer nieuwe patiënten bijkomen. Maar er zijn ook ontwikkelingen geweest die de blootstelling aan allergenen terugdrongen (verbeterde samenstelling van cosmetica en toiletartikelen en het automatiseren van ambachtelijke arbeidsprocessen) (Coenraads, 2008a).
Depressie vaker gezien in huisartsenpraktijk Depressie zal de komende jaren toenemen, maar niet zo fors als de andere chronische aandoeningen. Depressie komt vaker voor in de leeftijd van 18 jaar tot 65 jaar, en iets minder vaak bij jongeren en ouderen. De vergrijzing die voor een toename van de meeste chronische aandoeningen zorgt, heeft hierop minder invloed. De blijvende toename van depressie 206
207
7
Gezondheid InZicht
De toekomst van de volksgezondheid in Zuid-Holland Zuid
3
wordt waarschijnlijk veroorzaakt doordat steeds meer mensen met depressie de weg naar de zorg weten te vinden. Het lijkt erop dat het taboe op het zoeken van hulp voor psychische stoornissen kleiner wordt. Bovendien herkennen zorgverleners depressies beter (Hoeymans et al., 2010).
Sterkere stijging van aandoeningen onder mannen Voor alle aandoeningen, met uitzondering van astma, is een sterkere stijging van de prevalentie te zien bij mannen dan bij vrouwen, op basis van de demografische verkenning. Dit geldt zowel voor Zuid-Holland Zuid als voor Nederland. De prevalentie van deze aandoeningen stijgt met de leeftijd bij mannen veel sterker dan bij vrouwen, wat wordt veroorzaakt door de grotere bevolkingstoename van oudere mannen ten opzichte van vrouwen (figuur 7.1) en doordat de meeste aandoeningen vooral op oudere leeftijd vóórkomen.
Tekstblok 7.2 Tabel 7.1: Top tien van chronische ziekten met de hoogste prevalentie in 2008 en de veranderingen van deze ziekten in de periode 2008-2020 in Zuid-Holland Zuid en Nederland en de verandering in de prevalentie in de periode 1997-2007 in Nederland, afgerond (Bron: Hoeymans et al., 2010; bewerkte gegevens uit www.toolkitvtv.nl).
Toekomstontwikkeling op basis van veranderingen in de omvang en samenstelling Trends uit het
van de bevolking
Verandering in
absolute aantallen
verleden
Absoluut Verandering in
Verandering
Verandering
aantal in
Zuid-Holland
in Nederland
in Nederland
in Zuid-Holland Zuid-Holland
Zuid (%)
(%)
(%)a
Zuid
2008-2020
M+V
M+V
M
V
M+V
M
V
M+V
M
V
4.500
24.500
25,5
20,2
22,8
25,9
21,2
23,5
73
39
Diabetes mellitus
Zuid 2020
2008-2020
2008-2020
1997-2007
Artrose
4.800
24.400
28,1
22,0
24,2
28,1
23,6
25,2
25
16
Coronaire hartziekten
5.700
25.200
33,6
21,8
29,2
34,0
23,8
30,2
-4
-5
Ouderdoms- en
4.300
22.900
29,0
16,6
23,4
28,7
19,1
24,3
-8
3
4.800
21.300
41,7
21,4
29,4
41,2
24,0
30,7
-
-
200
13.200
1,2
1,9
1,6
2,1
3,6
2,9
35
45
lawaaidoofheid Gezichtsstoornissen Astma Contacteczeem Chronische bronchitis/COPD Depressie Beroerte
530
10.200
8,5
3,4
5,5
8,7
5,5
6,8
5
4
2.100
10.400
32,6
18,2
25,9
32,6
19,3
26,4
-21
n.s.
560
8.500
9,6
5,9
7,0
8,5
6,6
7,2
95
72
1.700
7.800
35,8
20,6
28,2
35,7
22,8
29,2
23
31
Dreiging mazelen-epidemie Mazelen is een infectieziekte die in Europa nog geregeld regionale epidemieën veroorzaakt. Dit komt omdat de vaccinatiegraad voor deze ziekte in een groot aantal landen onder de kritische grens van 90% ligt voor een goede bescherming op nationaal niveau. In Nederland is de vaccinatiegraad op nationaal niveau in beginsel wel hoog genoeg (zie hoofdstuk 5), maar zijn er specifieke groepen waaronder bevindelijk gereformeerden, mensen met een antroposofische levensvisie en de zogeheten 'kritische prikkers' die op groepsniveau een te lage vaccinatiegraad hebben. Omdat de sociale contacten van deze groepen zich niet homogeen over de gehele bevolking verspreiden, maar zij met name met mensen met eenzelfde levensovertuiging omgaan, worden ze, indien de infectie eenmaal in de groep is geïntroduceerd, ook in veel mindere mate beschermd door de zogenaamde groepsimmuniteit. De laatste mazelenepidemieën dateren van 1992 en 1999 en de verwachting is al enkele jaren dat een volgende epidemie aanstaande is. De afgelopen jaren hebben zich wel enkele kleinere explosies in de algemene bevolking voorgedaan, ook onder de antroposofische groep, maar dit heeft nog niet geleid tot een epidemie onder de in Zuid-Holland Zuid vrij grote groep bevindelijk gereformeerden. Toch is de stellige verwachting dat dit één dezer jaren wel gaat gebeuren. Eenzelfde risico bestaat voor een epidemie van kinderverlamming (polio). Deze ziekte wordt in Europa echter reeds langere tijd niet meer gezien en het risico van introductie uit landen als India en Nigeria is relatief klein. Hierover bestaan daarom duidelijk minder zorgen.
a Significante veranderingen in de prevalentie van ziekten op basis van lineaire regressie gecorrigeerd voor veranderingen
208
in de leeftijdssamenstelling en omvang van de bevolking.
209
7
Gezondheid InZicht
Tabel 7.2: Meest voorkomende letsels door ongevallen met de hoogste incidentie in 2008 en de veranderingen van deze ziekten in de periode 2008-2020 in Zuid-Holland Zuid en Nederland en de verandering in de incidentie in de periode 1997-2007 in Nederland (Bron: Hoeymans et al., 2010; bewerkte gegevens uit www.toolkitvtv.nl).
Toekomstontwikkeling op basis van bevolkingsprognoses Trends uit het
van de bevolking
verleden
Absoluut Verandering in
Verandering
Verandering
aantal in
Zuid-Holland
in Nederland
in Nederland
in Zuid-Holland Zuid-Holland
Zuid (%)
(%)
Verandering in
absolute aantallen
(%)a
Zuid
2008-2020
M+V
M+V
M
V
M+V
M
V
M+V
M
V
Privé-ongevallen
330
23.000
0,3
2,6
1,5
1,2
5,1
3,2
-30
-24
Sportongevallen
-650
11.300
-4,9
-6,6
-5,5
-3,3
-2,7
-3,1
-18
n.s.
-7
6.200
-0,2
0,0
-0,1
0,6
2,8
1,6
-28
-26
-150
4.000
-3,5
-4,6
-3,7
-3,4
-1,4
-3,1
12
17
Verkeersongevallen Arbeidsongevallen
Zuid 2020
2008-2020
2008-2020
1997-2007
De toekomst van de volksgezondheid in Zuid-Holland Zuid
7
bevolking juist licht af te nemen. De vraag is welk effect het grootste zal zijn in de toekomst en of de trend uit het verleden zal doorzetten (Hoeymans et al., 2010).
7.2.3 Trends in risicofactoren beïnvloeden toekomstige prevalentie van aandoeningen Bij het doortrekken van trends uit het verleden naar de toekomst moet rekening worden gehouden met trends in het vóórkomen van risicofactoren. Deze kunnen hierop namelijk een grote invloed hebben. Een trendanalyse kan een onder- of overschatting geven wanneer de trend in de risicofactor afwijkt van de trend in de aandoening. In tabel 7.3 staan per chronische aandoening de bijbehorende risicofactoren aangegeven met een indicatie van de toekomstige trend. Het netto effect van de trends in risicofactoren voor de verschillende aandoeningen is moeilijk te bepalen. De informatie kan wel ondersteunen bij het bepalen van speerpunten voor het toekomstig volksgezondheidsbeleid. Immers, door in te zetten op deze risicofactoren kan een verdere stijging van de meest voorkomende aandoeningen worden verminderd of zelfs worden voorkomen. In tekstblok 7.1 wordt, als voorbeeld, de vermijdbaarheid van de stijgende trend in diabetes besproken.
a Significante veranderingen in de incidentie van ziekten op basis van lineaire regressie gecorrigeerd voor veranderingen in de leeftijdssamenstelling en omvang van de bevolking. n.s. = niet significant.
Sterke stijging urineweginfecties door vergrijzing en meer diabetespatiënten De sterke stijging van urineweginfecties wordt verklaard doordat het aantal nieuwe gevallen (incidentie) bij mannen met de leeftijd toeneemt en de bevolkingstoename onder oudere mannen groot is. De trend uit het verleden laat zien dat de incidentie van urineweginfecties ook bij vrouwen flink is toegenomen. Er zijn aanwijzingen dat patiënten met type 2 diabetes mellitus een verhoogde kans hebben op urineweginfecties. Op basis van de vergrijzing en de stijging van het aantal diabetespatiënten zal het aantal urineweginfecties, zowel bij vrouwen als mannen, blijven toenemen (Wolfhagen et al., 2007).
Daling aantal ongevallen De incidentie van ongevallen, waaronder verkeersongevallen, is gedaald (tabel 7.2). Het verkeersveiligheidsbeleid, veiligere auto’s en het gedaalde percentage alcoholovertreders zijn hiervan de oorzaak. De daling geldt ook voor privé-ongevallen en sportongevallen, maar daarvan is de oorzaak niet bekend. De incidentie van sportongevallen daalt met het stijgen van de leeftijd. Op basis van het stijgende aantal ouderen en het dalende aantal volwassenen en jongeren is een toekomstige afname van sportongevallen te verwachten. Hoewel arbeidsongevallen op basis van de trend uit het verleden lijken toe te nemen, lijken deze op basis van de afnemende beroeps210
211
7
Gezondheid InZicht
ctec zeem Chro bron nische chit is/C OPD D ep ress ie Bero erte
Con ta
Cor hart onaire ziek ten Oud lawa erdom aido s-/ ofhe G ez id stoo ichtsrnis sen Astm a
Diab etes mel litus Artr ose
Chro
nisc
he z iekt en
Tabel 7.3: Trends uit het verleden van de risicofactoren van de top tien van chronische ziekten met de hoogste prevalentie in Zuid-Holland Zuid in 2008 (Bron: Bakel & Zantinge, 2010; Ocké & Harbers, 2009; Wendel-Vos, 2008; Feenstra, 2009; Reijneveld & Drongelen, 2009; Kuunders & Laar, 2009; Verschuren 2008; Verschuren & Leent-Loenen, 2008; Baan & Poos, 2009; Fischer, 2005; Passchier-Vermeer, 2005a; Passchier-Vermeer, 2005b; Pruppers et al., 2006; Houweling & Duijm, 2005; Coenraads & Poos, 2008; Coenraads, 2008b).
Risicofactoren
212
De toekomst van de volksgezondheid in Zuid-Holland Zuid
7
7.3 Toekomst Verkenning zorggebruik tot 2020 Bij verkenning van toekomstig zorggebruik in Zuid-Holland Zuid kan net als voor de verkenning van de gezondheidstoestand gebruik worden gemaakt van een combinatie van de demografische verkenning met de epidemiologische trends uit het verleden.
Druk op mantelzorg neemt toe
Trend
Persoonsgebonden Overgewicht l l l l Stabiel l Onbekend Abdominale vetverdeling l l Onbekend Verhoogd totaal serumcholesterolgehalte Onbekend l Onbekend Verlaagd HDL-cholesterolgehalte l l l Onbekend Verhoogde bloeddruk l l l l Ongunstig Diabetes mellitus l Onbekend Ongunstige psychosociale factoren l Onbekend Persoonlijkheidskenmerken Leefstijl l Gunstig Hoge vetinname l l Onbekend Hoge inname verzadigd vet l Onbekend Onvoldoende voedingsvezel l l Gunstig Geen borstvoeding l l Ongunstig Lage consumptie groente en fruit l Gunstig Overmatig zoutgebruik l l l l Stabiel Lichamelijke inactiviteit l l l l l l Gunstig Roken l l l Stabiel Overmatig alcoholgebruik l Onbekend Stress Omgeving l l l Gunstig Luchtverontreiniging: fijnstof l Stabiel Luchtverontreiniging: ozon l Ongunstig Ernstige geluidshinder: wegverkeer l Stabiel Ernstige geluidshinder: rail- en wegverkeer l Geen trend Ernstige geluidshinder: industrie, recreatie en buren l Gunstig Blootstelling aan geluidsbronnen werk l Ongunstig Blootstelling aan geluidsbronnen vrije tijd l Ongunstig Straling (radon e.d.) l l Ongunstig Verontreinigd binnenmilieu l Gunstig Gebruik en samenstelling cosmetica en toiletartikelen l Ongunstig Gebruik modische producten (kunstnagels, haarverf ) l Ongunstig Gebruik van zonnecrèmes l Ongunstig Gebruik van reinigingsmiddelen en ontsmettingsmiddelen en het dragen van afsluitende handschoenen l Ongunstig Gebruik van vetstoffen en lijmen tijdens het doe-het-zelven Ambachtelijke arbeid l Gunstig
Op basis van demografische ontwikkelingen is te verwachten dat het percentage mensen dat in 2020 mantelzorg ontvangt aanzienlijk zal toenemen. De belangrijkste groep mantelzorgers (35- tot en met 64-jarigen) zal minder hard toenemen. Daarnaast is het percentage mantelzorggevers in Zuid-Holland Zuid gestegen van 12% in 2005 naar 19% in 2009 (GHE 2009). Hierdoor zal de druk op de mantelzorgers de komende jaren mogelijk groter worden. Landelijk gezien gaan ouderen in de toekomst relatief echter minder mantelzorg gebruiken. Afgaand op de bereidheid van mensen om voor hun ouders te zorgen, zouden veel meer ouderen mantelzorg kunnen ontvangen dan het huidige gebruik doet vermoeden. Het zijn de ouderen zelf die hun kinderen vaak niet willen belasten met zorgtaken. Gegeven dit onbenutte aanbod kan voorzichtig geconcludeerd worden dat er geen sprake lijkt te zijn van een onrustbarende kloof tussen aantallen ontvangers en verleners van mantelzorg. Een stijgende arbeidsdeelname (die mogelijk nodig wordt vanwege een afnemende beroepsbevolking) en een groter beroep op mantelzorg (als bijvoorbeeld de kosten voor professionele hulp te hoog worden geacht), kunnen er echter voor zorgen dat de druk op mantelzorg wel blijft toenemen (Sadiraj et al., 2009). Ook wijzigingen in de AWBZ en maatregelen als gevolg van bezuinigingen kunnen dit effect versterken.
Vraag naar zorg zonder verblijf zal het sterkst stijgen Op basis van de verandering in omvang en samenstelling van de bevolking zal de vraag naar zorg zonder verblijf (voorheen thuiszorg) zowel in Zuid-Holland Zuid als in Nederland als geheel sterk toenemen. Gezien de gestegen vraag naar zorg zonder verblijf in het verleden, wordt verwacht dat de vraag naar zorg zonder verblijf sterker zal toenemen dan de vraag naar zorg met verblijf (in instellingen) (tabel 7.4). Gelet op de verwachte inkrimping van de beroepsbevolking en gezien de verwachte omvangrijke toename in de vraag naar zorg zonder verblijf, zouden binnen nu en een aantal jaren binnen de thuiszorg wel eens belangrijke knelpunten kunnen ontstaan, zeker als de economie weer aantrekt. Landelijk zal de vraag naar verpleegkundigen en verzorgenden in de thuiszorg in de periode 2005-2020 naar verwachting met 6,6% toenemen (Peeters & Francke, 2006).
213
7
Gezondheid InZicht
Tabel 7.4: Verwachte verandering in het zorggebruik, in Zuid-Holland Zuid en Nederland als gevolg van verandering in omvang en samenstelling van de bevolking in de periode 2009-2020 en de verandering in het zorggebruik in het verleden in Nederland (Bron: Luijben en Kommer, 2010; bewerkte gegevens uit www.toolkitvtv.nl; GHE 2009; Bijl et al., 2009; Peeters & Francke, 2006; Deuning, 2007; Wieren & Griens, 2008).
Toekomstontwikkeling op basis van
bevolkingsprognoses
Trends uit het verleden
Verandering in
Verandering in
Verandering in
Zuid-Holland Zuid (%)
Nederland (%)
Nederland
2009-2020
2009-2020
M V M+V M V Huisartsenzorg (aantal contacten) 12,5 6,5 9,0 13,2 8,6 Tandarts 3,1 1,0 2,1 2,8 2,9 Fysiotherapie (aantal contacten) 12,1 9,0 10,1 11,7 11,8 Verloskundigen (aantal 0-jarigen) nb nb nb -1,3 -0,7 Paramedici 7,8 4,4 5,8 7,3 6,0 Maatschappelijk werk 2,8 0,2 1,2 2,2 2,7 (aantal cliënten) Ziekenhuiszorg 16,8 6,6 11,3 17,9 9,5 (aantal klinische opnamen) Ziekenhuiszorg (aantal 22,5 10,7 16,2 23,8 13,6 klinische verpleegdagen) Medisch specialist 11,6 6,6 8,9 11,5 8,5 Zorg zonder verblijf (aantal uren) 42,7 17,2 23,3 43,9 22,2 Zorg zonder verblijf 38,9 17,6 23,8 40,1 21,3 (aantal personen) Zorg met verblijf 47,1 15,3 23,7 48,3 23,5 (aantal opnamedagen) Zorg met verblijf (aantal personen) 46,4 16,0 24,8 47,7 23,5 Wmo 40,9 18,1 22,1 42,2 21,6 Mantelzorg (ontvangen zorg) 28,0 11,5 16,3 27,8 15,8 Mantelzorg (gegeven zorg) 11,2 4,6 7,0 10,7 5,1 Geneesmiddelen (euro’s)
M+V 10,4 Gestegen 2,8 Sterk gestegen 11,8 Gestegen -1,0 Licht gedaald 6,6 Onbekend 2,5 Onbekend 13,4
Sterk gestegen
18,3
Gedaald
9,9 27,3 26,8
Licht gestegen Gestegen Gestegen
30,1
Stabiel
30,6 25,2 19,3 7,2
Stabiel Onbekend Onbekend Gestegen Gestegen
De toekomst van de volksgezondheid in Zuid-Holland Zuid
7
Vraag naar verzorgings- en verpleeghuizen stabiel tot 2020 Op basis van de verandering in omvang en samenstelling van de bevolking zal de vraag naar zorg met verblijf hard stijgen. De trend uit het verleden laat echter zien dat deze vraag stabiliseert. Landelijk gezien zal de institutionele bevolking de komende tien jaar schommelen rond 205.000. Voor Zuid-Holland Zuid gaat het om 5.000 tot 6.000 personen die in instituties wonen, zoals een verpleeghuis, een verzorgingshuis, revalidatiecentrum of een gezinsvervangend tehuis. Het grootste deel van de institutionele bevolking bestaat uit ouderen die in een verpleeg- of verzorgingshuis wonen. In de toekomst zullen relatief meer ouderen zelfstandig wonen en relatief minder ouderen opgenomen zijn in een institutioneel huishouden. Dit hangt samen met de stijgende levensverwachting, de toenemende gezondheid en de daardoor afnemende hulpbehoevendheid van ouderen. Ondanks de optredende vergrijzing zal de totale vraag naar plaatsen in verzorgings- en verpleeghuizen tot 2020 stabiel blijven (Sanderse & Verweij, 2010).
Toename gebruik (para)medici, verloskundigen uitgezonderd Het gebruik van de zorg van huisarts, fysiotherapie en medisch specialisten neemt toe. Een afname van zorggebruik op basis van de demografische ontwikkelingen wordt alleen verwacht bij de verloskundige zorg: deze afname is gelijk aan de daling van het aantal 0-jarigen op 1 januari 2020. Deze trend was ook in het verleden al zichtbaar (tabel 7.4). Het geneesmiddelengebruik in Nederland is de afgelopen jaren gestegen. Aangezien ouderen meer geneesmiddelen gebruiken dan jongeren, zal het geneesmiddelengebruik ook in de toekomst blijven toenemen.
Stijging zorggebruik onder mannen groter Het zorggebruik groeit voor mannen sterker dan voor vrouwen, zowel in Zuid-Holland Zuid als in Nederland. Een verklaring hiervoor is de relatief grote stijging van het aantal mannen van 75 jaar en ouder in vergelijking met het aantal vrouwen van die leeftijd (figuur 7.1).
nb = Niet beschikbaar.
214
215
7
Gezondheid InZicht
De toekomst van de volksgezondheid in Zuid-Holland Zuid
3
7.4 Veranderende visie op gezondheid en zorg Veranderende visie op zorg nodig De Raad voor de Volksgezondheid & Zorg (RVZ) heeft geconcludeerd dat een andere visie op zorg nodig is vanwege ontwikkelingen die betrekking hebben op: • een groeiende, maar vooral veranderende zorgvraag als gevolg van een sterke toename van chronische ongezondheid; • de verandering van het zorgaanbod door meer medische mogelijkheden en innovatie; • een verdere toename van het aantal kritische consumenten door stijgende zorgpremies waardoor ook verschillen in opleidingsniveau en gezondheid verder kunnen toenemen; • het ontstaan van een 'dubbele rem' om aan de groeiende vraag te voldoen; de arbeidsmarkt voor zorg wordt krapper en de verwachting is dat het beschikbare zorgbudget wordt beperkt. Er zou een paradigmaverschuiving moeten plaatsvinden. De huidige oriëntatie op de behandeling van ziekte en zorg dient te verschuiven naar een oriëntatie op gezondheid en gedrag. Gezondheid en de eigen verantwoordelijkheid van mensen hiervoor komen dan centraal te staan. Daarnaast moet de zorg meer gesitueerd worden in de thuissituatie en in de wijk en moet de zorg worden ondersteund met ICT. De focus moet bovendien worden verlegd van mono- naar multimorbiditeit (het hebben van meerdere, al dan niet aan elkaar gerelateerde aandoeningen). Aan zowel de voorkant als de achterkant van de zorg zijn veranderingen nodig. Aan de voorkant van de zorg zijn dat vroegtijdig interveniëren (bijvoorbeeld inloopcentra in de wijk) en een relatie leggen tussen profijt en gedrag (verzekerden die kiezen voor een gezonde leefstijl worden beloont door bijvoorbeeld korting op de premie). Aan de achterkant is continue zorg nodig voor chronisch zieken, waarin de verantwoordelijkheid van de zorgverlener direct verbonden dient te zijn met de patiënt en probleem in plaats van met de organisatie. In een dergelijke zorgsysteem dragen gemeenten zorg voor de collectieve zorg op wijkniveau en moeten zorgverzekeraars en aanbieders meer doen aan preventie en 'disease management' (waarbij patiënten de regie hebben over zorg). Het ligt, gezien de gedeelde verantwoordelijkheid, voor de hand dat de gemeenten en de zorgverzekeraar samen het initiatief nemen voor de afstemming van de zorg (RVZ, 2010).
Anticiperen op recente ontwikkelingen in gezondheid en zorg Natuurlijk zit ook het ministerie van VWS niet stil. Het ministerie van VWS schetst in de actualisatie van ‘Maatschappelijke Opgaven Volksgezondheid en Gezondheidszorg’ (VWS, 2006 en 2010) vijf maatschappelijke opgaven die het denken en debat moeten stimuleren en uiteindelijk tot een gezamenlijke koers (van overheid en organisaties) moeten leiden. Volgens het ministerie is de hoofdopgave om langer leven in gezondheid te realiseren. Hierbij dient vooral te worden 216
Tekstblok 7.3
Scenario’s voor ander financieringssysteem van de zorg In scenario 1 (verdere uitbouw van de Zvw: meer ruimte voor de zorgverzekeraar) wordt meer eenheid in financiering gevonden door de verpleging en de daarbij behorende verzorging in de thuiszorgomgeving uit de huidige AWBZ naar de Zorgverzekeringswet te brengen, en de overblijvende persoonlijke verzorging en begeleiding in de thuissituatie naar de Wmo. Hier wordt gekozen voor een integrale focus op ‘zorg’ van de zorgverzekeringswet, geflankeerd door een heldere focus op ‘maatschappelijke ondersteuning’ vanuit de Wmo. In het tweede scenario (De gemeente aan zet) wordt juist uitgegaan van een kleinere rol van de zorgverzekeraar in de zorg in de eigen omgeving. Hier wordt gekozen voor een krachtigere positionering van de gemeente om de coördinatie op lokaal niveau beter te kunnen vormgeven. De extramurale AWBZ zorg en delen van de eerstelijns Zvw zorg kunnen in dit scenario naar de Wmo worden overgeheveld (het gaat dan bijvoorbeeld om meer vormen van preventie, huisartsenzorg, basis geestelijke gezondheidszorg). In het derde scenario (Terug naar de basis: alleen zorg verzekerd) wordt uitgegaan van de individuele verantwoordelijkheid van burgers, en beschouwt de invulling van een ‘maatschappelijke ondersteuning’ en een lokale ‘preventie’ functie niet als overheidstaak. In een dergelijk model zijn zorgverzekeraars verantwoordelijk voor het contracteren van integrale zorg, en dienen zij te worden geprikkeld om lokale preventie-activiteiten in te richten. Het recht op compensatie voor beperkingen verdwijnt, en daar tegenover komt een maatschappelijke vangnetfunctie die beperkter is ingevuld dan de huidige Wmo.
217
7
Gezondheid InZicht
ingezet op het stimuleren van een gezonde leefstijl, het bestrijden van infectieziekten en het stimuleren van de maatschappelijke participatie van mensen met een chronische ziekte. Om deze hoofdopgave te realiseren is het nodig in een aantal zogenoemde instrumentele opgaven te voorzien. Hierbij wordt vooral gedoeld op het anticiperen op een veranderende zorgvraag en dat de zorg die geleverd wordt goed en veilig is. In randvoorwaardelijke zin is het nodig om een antwoord te vinden op de grenzen van de zorg. Hoe wil de Nederlandse samenleving gezondheid en zorg betaalbaar houden en welke innovaties zijn nodig? Hiervoor is het nodig het klassieke zorgsysteem tegen het licht te houden, omdat dit geen antwoord geeft op de groei en verandering van de zorgvraag. Het verbeteren van het bestuur en beheer van instellingen (governance) is nodig. Rollen en verantwoordelijkheden dienen dan verder uitgewerkt te worden. Het ministerie heeft in het visiedocument ‘Integrale zorg in de eigen omgeving: de toekomst van chronische zorg en de eerste lijn’ (VWS, 2010) invulling gegeven aan bovenstaande opgaven. In drie mogelijke scenario’s worden voorstellen gedaan om huidige knelpunten in de zorg en de samenhang hiertussen (AWBZ, Wmo, Zvw en deels ook de Wpg) te verbeteren. Het huidige financieringssysteem vormt nu een obstakel om de gewenste verbeteringen te realiseren. Deze scenario’s moeten allemaal leiden tot dezelfde resultaten, te weten: het ontstaan van (chronische) aandoeningen voorkomen, minder complicaties bij mensen met chronische aandoeningen, de zelfredzaamheid bij patiënten/cliënten en hun netwerk vergroten, betere kwaliteit van leven, hogere arbeidsparticipatie, minder administratieve lasten en een significante netto kostenreductie. In tekstblok 7.3 worden de mogelijke scenario’s kort toegelicht. Het is nog niet duidelijk welk scenario de voorkeur geniet, wel is duidelijk, gezien de adviezen van de RVZ en de scenariostudies van VWS, dat (ingrijpende) stelselwijziging op handen is.
218
De toekomst van de volksgezondheid in Zuid-Holland Zuid
7
Tekstblok 7.4
Begrippen verklaard Demografische prognose op basis van bevolkingsprognoses In een demografische prognose wordt nagegaan wat het effect is van toekomstige ontwikkelingen in omvang en samenstelling van de bevolking op bijvoorbeeld het toekomstige aantal ziektegevallen of het toekomstige zorggebruik. Hiertoe worden cijfers over prevalentie of incidentie van een aandoening per leeftijd en geslacht toegepast op de bevolkingsprognose van een gemeente, regio of land. Een demografische prognose gaat ervan uit dat het percentage mensen dat een aandoening krijgt (incidentie) of heeft (prevalentie) of bepaalde zorg gebruikt in alle leeftijds- en geslachtsgroepen gelijk blijft in de tijd. In werkelijkheid kunnen leeftijds- en geslachtsspecifieke incidentie- en prevalentiecijfers van aandoeningen veranderen, vooral door veranderingen in het vóórkomen van risicofactoren. Zo zal, als overgewicht verder toeneemt, het aantal personen met diabetes nog sneller stijgen dan op basis van demografische ontwikkelingen alleen is te verwachten. Ook kunnen veranderingen optreden in het percentage mensen waarvan bekend is dat ze een ziekte of aandoening hebben. Zo worden door grotere alertheid van huisartsen diabetespatiënten vaker gediagnosticeerd waardoor de prevalentie in de toekomst hoger is dan verwacht (Schrijvers & Poos, 2007a). Epidemiologische prognoses: het doortrekken van trends Het voorspellen van het vóórkomen van ziekten in de toekomst op basis van waargenomen trends uit het verleden wordt een epidemiologische prognose genoemd. Hiervoor worden de cijfers voor elk jaar uit het verleden eerst gecorrigeerd voor veranderingen in samenstelling en omvang van de bevolking. Deze gecorrigeerde cijfers worden lineair doorgetrokken naar de toekomst. Lineair betekent dat er wordt uitgegaan van een constante jaarlijkse stijging. Als de trend niet significant is, kunnen geen uitspraken worden gedaan. Als een trend wel significant is, dan is het verantwoord om de lijn beperkt door te trekken in de toekomst. Het is zinvol om de berekende trend voor een bepaalde ziekte af te zetten tegen de trends in de risicofactoren die van invloed zijn op de ziekte. Als het aantal mensen met diabetes bijvoorbeeld in het verleden is toegenomen, omdat het aantal mensen met overgewicht is toegenomen, en het aantal mensen met overgewicht zal naar verwachting niet verder stijgen, dan zal ook het aantal mensen met diabetes waarschijnlijk niet verder stijgen. Het simpelweg doortrekken van de trends zal in dit geval een overschatting geven van de omvang van de stijging van diabetes. Daarom moet men voorzichtig zijn met de interpretatie van resultaten uit epidemiologische trends en is het zinvol om een kwalitatieve analyse uit te voeren van de trends in risicofactoren die invloeden hebben op de ziekte (Schrijvers & Poos, 2007b).
219
7
Gezondheid InZicht
Literatuur en websites Baan CA, Poos MJJC. Neemt het aantal mensen met
Nationale Atlas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Zorg\
Passchier-Vermeer W. Hoeveel mensen ondervinden
Kompas Volksgezondheid\ Factoren die van invloed
Genees- en hulpmiddelen\ Geneesmiddelengebruik, 13
hinder of andere gevolgen van geluid en neemt dit
zijn op de gezondheid\ Leefstijl\ Borstvoeding, 11 juni
december 2007.
toe of af? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning,
2009.
diabetes mellitus toe of af? In: Volksgezondheid
Feenstra D. Neemt het aantal mensen dat rookt toe of af?
Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM,
RVZ. Zorg voor je gezondheid! Gedrag en gezondheid:
Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezond-
In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal
Nationaal Kompas Volksgezondheid\ Factoren die van
de nieuwe ordening. Den-Haag: Raad voor de
heid. Bilthoven: RIVM, Nationaal Kompas Volksgezond-
Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Nationaal
invloed zijn op de gezondheid\ Omgeving\ Milieu\
heid\ Ziekte, kwaliteit van leven en sterfte\ Ziekten
Kompas Volksgezondheid\ Factoren die van invloed zijn
Geluid, 17 mei 2005a.
Volksgezondheid en Zorg, april 2010. Sadiraj K, Timmermans J, Ras M, Boer A de. De toekomst
Passchier-Vermeer W. Wat zijn de belangrijkste bronnen
van de mantelzorg. Den-Haag: Sociaal en Cultureel
en aandoeningen\ Endocriene, voedings- en stofwis-
op de gezondheid\ Leefstijl\ Roken, 8 december 2009.
selingsziekten en immuniteitsstoornissen\ Diabetes
Fischer PH. Hoe groot is het probleem van grootschalige
van geluid? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning,
luchtverontreiniging en neemt dit toe of af? In: Volks-
Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM,
Sanderse C, Verweij A, Beer J de. Wat zijn de belangrijkste
Bakel AM van, Zantinge EM. Neemt het aantal mensen
gezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas
Nationaal Kompas Volksgezondheid\ Factoren die van
verwachtingen voor de toekomst? In: Volksgezondheid
met overgewicht of ondergewicht toe of af? In:
Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Nationaal Kompas
invloed zijn op de gezondheid\ Omgeving\ Milieu\
Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezond-
Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal
Volksgezondheid\ Factoren die van invloed zijn op de
Geluid, 16 mei 2005b.
heid. Bilthoven: RIVM, Nationaal Kompas Volksgezond-
Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Nationaal
gezondheid\ Omgeving\ Milieu\ Grootschalige lucht-
Kompas Volksgezondheid\ Factoren die van invloed zijn
verontreiniging, 14 februari 2005.
mellitus, 21 juni 2009.
op de gezondheid\ Aangeboren factoren en verworven eigenschappen\ Lichaamsgewicht, 22 maart 2010. Bijl R, Boelhouwer J, Pommer E, Schyns P. De sociale staat van Nederland 2009. Den-Haag: Sociaal en Cultureel
Peeters JM, Francke AL. Hoe groot zijn de vraag en het gebruik en nemen ze toe of af? In: Volksgezondheid
Planbureau, oktober 2009.
heid\ Bevolking en economie\ Huishoudenssamenstelling, 22 maart 2010.
Hoeymans N, Melse JM, Schoemaker CG. Gezondheid
Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezond-
Sanderse C, Verweij A, Beer J de. Wat zijn de belangrijkste
en determinanten Deelrapport van de VTV 2010
heid. Bilthoven: RIVM, Nationaal Kompas Volksgezond-
verwachtingen voor de toekomst? In: Volksgezondheid
Van gezond naar beter. RIVM-rapportnr. 270061006.
heid\ Gezondheidszorg\ Verpleging en verzorging, 26
Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezond-
Bilthoven: RIVM, 2010.
juni 2006.
heid. Bilthoven: RIVM, Nationaal Kompas Volksgezondheid\ Bevolking en economie\ Vergrijzing, 22 september
Houweling DA, Duijm F. In hoeveel woningen is sprake van
Poos MJJC. Neemt de levensverwachting toe of af? In:
In:
een slechte binnenmilieukwaliteit en neemt dit aantal
Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal
Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal
toe of af? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning,
Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Nationaal
Schrijvers CTM, Poos MJJC. Demografische prognose.
Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Nationaal
Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM,
Kompas Volksgezondheid\ Ziekte, kwaliteit van leven
In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Toolkit
Kompas Volksgezondheid\ Ziekte, kwaliteit van leven
Nationaal Kompas Volksgezondheid\ Factoren die van
en sterfte\ Sterfte, levensverwachting en DALY’s\
Regionale VTV. Bilthoven: RIVM, Toekomst Verkenning,
en sterfte\ Ziekten en aandoeningen\ Ziekten van huid
invloed zijn op de gezondheid\ Omgeving\ Milieu\
Levensverwachting, 22 september 2008a.
en subcutis\ Contacteczeem, 14 april 2008a.
Binnenmilieu, 12 december 2005.
Planbureau, 2009. Coenraads
PJ.
Contacteczeem
samengevat
2009.
28 november 2007a.
Poos MJJC. Wat zijn de belangrijkste ontwikkelingen
Schrijvers CTM, Poos MJJC. Doortrekken van trends.
Coenraads PJ. Welke factoren beïnvloeden de kans
Kuunders MMAP, Laar MW van. Neemt het aantal mensen
voor de toekomst? In: Volksgezondheid Toekomst
In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning. Toolkit
op contacteczeem? In: Volksgezondheid Toekomst
dat alcohol gebruikt toe of af? In: Volksgezondheid
Verkenning,
Regionale VTV. Bilthoven: RIVM, Toekomst Verkenning,
Verkenning,
Toekomst Verkenning,
Kompas Volks-
Bilthoven: RIVM, Nationaal Kompas Volksgezondheid\
Bilthoven: RIVM, Nationaal Kompas Volksgezondheid\
gezondheid. Bilthoven: RIVM, Nationaal Kompas
Ziekte, kwaliteit van leven en sterfte\ Sterfte, levens-
Ziekte, kwaliteit van leven en sterfte\ Ziekten en aan-
Volksgezondheid\ Factoren die van invloed zijn op de
verwachting en DALY’s\ Sterfte, 22 september 2008b.
ongunstig cholesterol toe of af? In: Volksgezondheid
doeningen\ Ziekten van huid en subcutis\ Contact-
gezondheid\ Leefstijl\ Alcoholgebruik, 30 maart 2009.
Pruppers MJM, Kelfkens G, Slaper H. Neemt het aantal
Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezond-
Luijben AHP, Kommer GJ. Tijd en toekomst Deelrapport
aan straling blootgestelde mensen toe of af? In:
heid. Bilthoven: RIVM, Nationaal Kompas Volksgezond-
van de VTV 2010 Van gezond naar beter. RIVM-
Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal
heid\ Factoren die van invloed zijn op de gezondheid\
rapportnr. 270061008. Bilthoven: RIVM, 2010.
Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Nationaal
Aangeboren factoren en verworven eigenschappen\
Nationaal
Kompas
Volksgezondheid.
eczeem, 14 april 2008b. Coenraads PJ, Poos MJJC. Neemt het aantal mensen met contacteczeem toe of af? In: Volksgezondheid Toekomst
Nationaal
Nationaal
Kompas
Volksgezondheid.
28 november 2007b. Verschuren WMM. Neemt het aantal mensen met een
Serumcholesterol, 15 april 2008.
Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilt-
Ocké MC, Harbers MM. Neemt het aantal mensen dat
Kompas Volksgezondheid\ Factoren die van invloed
hoven: RIVM, Nationaal Kompas Volksgezondheid\
voldoet aan de Richtlijnen goede voeding toe of af?
zijn op de gezondheid\ Omgeving\ Milieu\ Straling, 16
Ziekte, kwaliteit van leven en sterfte\ Ziekten en
In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal
aandoeningen\ Ziekten van huid en subcutis\ Contact-
Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Nationaal
Reijneveld SA, Drongelen K van. Hoeveel moeders
In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal
eczeem, 14 april 2008.
Kompas Volksgezondheid\ Factoren die van invloed
geven borstvoeding en neemt dit aantal toe of af? In:
Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Nationaal
zijn op de gezondheid\ Leefstijl\ Voeding, 21 september
Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal
Kompas Volksgezondheid\ Factoren die van invloed
2009.
Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Nationaal
zijn op de gezondheid\ Aangeboren factoren en
Deuning CM. Standaarddagdosering alle geneesmiddelen 2006. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning,
220
7
De toekomst van de volksgezondheid in Zuid-Holland Zuid
juni 2006.
Verschuren WMM, Leent-Loenen HMJA van. Neemt het aantal mensen met een verhoogde bloeddruk toe of af?
221
7
Gezondheid InZicht
verworven eigenschappen\ Bloeddruk, 15 april 2008. VWS, Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport. Maatschappelijke
Opgaven
Volksgezondheid
en
Bijlagen
Gezond-heidszorg. Leidmotief voor de kennis- en innovatie-agenda voor de gezondheidssector. Den Haag: VWS, 2006. VWS, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Visiedocument Integrale zorg in de eigen omgeving: de toekomst van chronische zorg en de huidige eerste lijn. Den Haag: VWS, 2010. Wendel-Vos GCW. Neemt het aantal mensen met voldoende lichamelijke activiteit toe of af? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Nationaal Kompas Volksgezondheid\ Factoren die van invloed zijn op de gezondheid\ Leefstijl\ Lichamelijke activiteit, 23 september 2008. Wieren S van, Griens F. Hoe groot is het gebruik en neemt het toe of af? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning,
Nationaal
Kompas
Volksgezondheid.
Bilthoven: RIVM, Nationaal Kompas Volksgezondheid\ Gezondheidszorg\ Geneesmiddelen, medische hulpmiddelen en lichaamsmaterialen\ Geneesmiddelen, 22 september 2008. Wolfhagen MJHM, Hoepelman IM, Poos MJJC. Neemt het aantal mensen met acute urineweginfecties toe of af? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Nationaal Kompas Volksgezondheid\
Ziekte,
kwaliteit
van
leven en sterfte\ Ziekten en aandoeningen\ Ziekten van de urinewegen en de geslachtsorganen\ Acute urineweginfecties, 10 december 2007.
222
223
Gezondheid InZicht
Bijlagen
Gegevensbronnen
Algemene websites
AMK: Advies- en Meldpunt Kindermishandeling
www.apotheek.nl.
Website van alle apotheken in Nederland.
CAK: Centraal Administratie Kantoor
www.asz.nl.
Website van het Albert Schweitzer ziekenhuis in Dordrecht.
CBS Doodsoorzakenstatistiek: Gegevens omtrent de doodsoorzaken van alle in Nederlandse bevolkingsregisters
www.convenantgezondgewicht.nl. Website van Convenant Gezond Gewicht.
www.frisseluchtzhz.nl.
Website van het Uitvoeringsprogramma Binnenmilieu ZHZ.
CBS-begrippen (www.cbs.nl): Website van het CBS
ingeschreven overledenen
www.gezondeschoolzhz.nl.
Website over werken aan een gezond en veilig leefklimaat op school.
CBS-POLS, gezondheid en arbeid: Permanent Onderzoek Leefsituatie, gezondheid en arbeid (CBS)
www.gezondzhz.nl.
Website van Gezond, gewoon doen!
CBS-StatLine (statline.cbs.nl): De elektronische databank van het CBS
www.ggdgezondheidsatlas.nl.
GGD Gezondheidsatlas (GGD Zeeland, GGD West-Brabant, GGD Hart voor Brabant,
Entadministratie (RIVM)
GGD Brabant-Zuidoost).
GHE 2005: Gezondheidsenquête 2005 (GGD Zuid-Holland Zuid)
www.hyperbare-zuurstof.nl.
Website van Hyperbaar Zuurstof Centrum Rijnmond.
GHE 2009: Gezondheidsenquête 2009 (GGD Zuid-Holland Zuid)
www.jeugdmonitor.cbs.nl.
CBS: jeugdmonitor.
JGZ: Jeugdgezondheidszorg, schooljaar 2007-2008 (GGD Zuid-Holland Zuid)
www.nationaalkompas.nl.
Nationaal Kompas Volksgezondheid (RIVM).
JIS. Jeugd Informatie Systeem: Registratie van de Jeugd-gezondheidszorg (GGD Zuid-Hollandse Eilanden)
www.olcd.nl.
Website van Ooglaser Centrum Drechtsteden.
LADIS: Landelijk Alcohol en Drugs Informatie Systeem 2008
www.ris-zh.nl.
Regionaal Informatiesysteem Samenleving Zuid-Holland (Tympaan Instituut).
Meldpunt ZO/SHG: Meldpunt Zorg en Overlast/Steunpunt Huiselijk Geweld (GGD Zuid-Holland Zuid)
www.rivas.nl.
Website van Rivas Zorggroep.
Nationaal Kompas Volksgezondheid (RIVM)
www.rivm.nl/milieuportaal.
Milieuportaal (RIVM).
Nationale Atlas Volksgezondheid (RIVM)
www.yulius.nl.
Website van Yulius voor geestelijke gezondheid (voorheen RMPI De Grote Rivieren).
NIDI: Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut
www.toolkitvtv.nl.
Toolkit regionale VTV, hulpmiddel om de regionale en lokale gezondheidssituatie
Nivel: Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg
in kaart te brengen (RIVM).
NMT: Tandartsenadministratie 2010
www.trimbos.nl.
Website van het Trimbosinstituut.
OCD: Onderzoekscentrum Drechtsteden
www.verzuipjijjetoekomstzhz.nl.
Website van uitvoeringsprogramma Verzuip jij je Toekomst?!
Planbureau voor de leefomgeving: Het Planbureau voor de Leefomgeving is in mei 2008 ontstaan door een samenvoeging
www.voedingscentrum.nl.
Website van het Voedingscentrum.
www.voorkomeendip.nl.
Website van uitvoeringsprogramma Depressiepreventie.
LMR: Landelijke Medische Registratie (Prismant)
www.voorkomovergewicht.nl.
Website van uitvoeringsprogramma Overgewicht.
Reizigersregistratie (GGD Zuid-Holland Zuid)
www.vtv2010.nl.
Nationale Volksgezondheid Toekomstverkenningen, 2010 (RIVM).
RIS: Regionaal Informatiesysteem Samenleving (Tympaan Instituut)
www.zorgatlas.nl.
Nationale Atlas Volksgezondheid (RIVM).
van het Ruimtelijk Planbureau (RPB) en het Milieu- en Natuurplanbureau (MNP)
RLM: Regionaal Laboratorium Medische Microbiologie Dordrecht/Gorinchem Sociale Kaart Zuid-Holland Zuid SWOV: Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeers-veiligheid TNO: Kwaliteit van Leven VAAM: Vraag Aanbod Analyse Monitor (NIVEL) VCP: Voedselconsumptiepeiling 2003 (Voedingscentrum)
224
225
Gezondheid InZicht
Gezondheid InZicht is ontstaan dankzij bijdragen van:
Lijst van afkortingen
Kernteam
Adviseurs
ADL
Algemene dagelijkse levensverrichtingen
HALE
Health-Adjusted Life Expectancy
Ir. J.J.M.F. Wagemakers, GGD Zuid-Holland Zuid
Drs. M. van den Bosch, GGD Zuid-Holland Zuid
AMK
Advies- en Meldpunt Kindermishandeling
HALT
Het Alternatief
A.E.G.M. de Graaf, GGD Zuid-Holland Zuid
AMW
Algemeen Maatschappelijk Werk
Havo
Hoger algemeen voortgezet onderwijs
Drs. I. Avotina, GGD Zuid-Holland Zuid
B.C. de Haan, GGD Zuid-Holland Zuid
AOW
Algemene Ouderdomswet
HDL-
Drs. E. Joosten–van Zwanenburg, GGD Zuid-Holland Zuid
J.F.T. Kodde, GGD Zuid-Holland Zuid
ASZ
Albert Schweitzer Ziekenhuis
cholesterol
High density lipoprotein
Drs. A.C. Mellaard, GGD Zuid-Holland Zuid
Dr. Ir. A.J.M. van Loon, RIVM
AV
Alblasserwaard-Vijfheerenlanden
HDL
Huishoudelijke Dagelijkse Levens-
Drs. F.L. Sanavro, GGD Zuid-Holland Zuid
Drs. A.H. Nefs, GGD Zuid-Holland Zuid
AWBZ
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
verrichtingen
Drs. M. Schutten, GGD Zuid-Holland Zuid
Prof. dr. ing. J.A.M. van Oers, RIVM/ Tranzo, Universiteit
BMI
Body Mass Index
Hib
Haemophilus Influenzae type B
Drs. J.J. van Veelen, GGD Zuid-Holland Zuid
BMR
Bof, Mazelen, Rode hond
Hiv
Humaan immunodeficiëntievirus
Drs. M.J.J.C. Poos, RIVM
Bq
Becquerel (eenheid van kernactiviteit)
HPV
Humaan Papilloma Virus
Begeleidingscommissie
E.M. Slichter, RIVM
CARA
Chronische Aspecifieke Respiratoire
HW
Hoeksche Waard
H. Janssens, gemeente Dordrecht
J.D.J. Spanbroek, GGD Zuid-Holland Zuid
Aandoeningen
HZCR
Hyperbaar Zuurstof Centrum Rijnmond
CAK
Centraal Administratie Kantoor
ICT
Informatie- en Communicatie Technologie
(projectleider)
Tilburg
E. Kanters, gemeente Sliedrecht Drs. A.C. Mellaard, GGD Zuid-Holland Zuid
Figuren en kaarten
CBS
Centraal Bureau voor de Statistiek
I-database
Interventiedatabase
E.M. Sonneveldt, gemeente Zwijndrecht
Drs. Ing. H. Giesbers, RIVM
CGL
Centrum Gezond Leven
IGZ
Inspectie voor de gezondheidszorg
A. Strik, gemeente Gorinchem
F.E.J. Murk, GGD Zuid-Holland Zuid
CIb
Centrum Infectieziektebestrijding
IHR
International Health Regulations
CJG
Centrum voor Jeugd en Gezin
IOTF
International Obesity Task Force
COPD
Chronic Obstructive Pulmonary Disease;
JGZ
Jeugdgezondheidszorg
Auteurs
chronische ziekte van de luchtwegen
JIS
Jeugd Informatie systeem
Drs. I.G. Akkersdijk, GGD Zuid-Holland Zuid
CVA
Cerebro Vasculair Accident
KIES
Kinderen In EchtscheidingsSituaties
Drs. J. Akos, GGD Zuid-Holland Zuid
CT
Centrale Toegang
LADIS
Landelijk Alcohol en Drugs Informatie
Drs. I. Avotina, GGD Zuid-Holland Zuid
CtC
Communities that Care
Systeem
Drs. M.C.E. van den Bogerd, GGD Zuid-Holland Zuid
CZM
Chronische Ziekten Model
LCI
Landelijke Coordinatiestructuur voor de
Drs. J. van de Griend, GGD Zuid-Holland Zuid
DALY
Disability Adjusted Life Years
infectieziektenbestrijding
Drs. E. Joosten–van Zwanenburg, GGD Zuid-Holland Zuid
DKTP
Difterie, Kinkhoest, Tetanus, Polio
LETB
Landelijk Evaluatieteam voor bevolkings
Drs. W.A. Karst, GGD Zuid-Holland Zuid
DNA
Desoxyribo Nucleic Acid (desoxyribonu-
onderzoek naar Borstkanker
Drs. J.H.T.C. van den Kerkhof, GGD Zuid-Holland Zuid
cleïnezuur)
LMR
Landelijke Medische Registratie
Drs. A.C. Mellaard, GGD Zuid-Holland Zuid
DS
Drechtsteden
Mavo
Middelbaar algemeen voortgezet
Drs. A.H.C. Nijssen, GGD Zuid-Holland Zuid
DWO
Dordtse WelzijnsOrganisatie
onderwijs
Drs. B.S. Peea, GGD Zuid-Holland Zuid
ECHI
European Community Health Indications
MHI
Mental Health Inventory
L.M. Ruhaak, GGD Zuid-Holland Zuid
Fte
Fulltime equivalent
MKA
Meldkamer Ambulancezorg
Drs. F.L. Sanavro, GGD Zuid-Holland Zuid
GBI
Gezondheidsbevorderende instituten
MNP
Milieu- en Natuurplanbureau
Drs. M. Schutten, GGD Zuid-Holland Zuid
GES
Gezondheidseffect screening
MZ
Maatschappelijke Zorg
Drs. L.G.H. van Son, GHOR Zuid-Holland Zuid
GHOR
Geneeskundige Hulp bij Ongevallen en
NIDI
Netherlands Interdisciplinary Demographic
Drs. J.J. van Veelen, GGD Zuid-Holland Zuid
Rampen
Institute
A.M.S.L. Verbraak-Wuisman, GGD Zuid-Holland Zuid
GGD
Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst
NIVEL
Nederlands Instituut voor onderzoek van
Drs. H.G.C. Vogelaar, GGD Zuid-Holland Zuid
Ggz
Geestelijke gezondheidszorg
de gezondheidszorg
Ir. J.J.M.F. Wagemakers, GGD Zuid-Holland Zuid
GHE
Gezondheidsenquête
NMT
Nederlandse Maatschappij tot bevordering
Drs. C.P.H. van der Schaaf (tekstcorrecties)
GR
Gezondheidsraad
der Tandheelkunde
H1N1
Subtype influenza A
NNGB
Nederlandse Norm Gezond Bewegen
Ir. J.J.M.F. Wagemakers, GGD Zuid-Holland Zuid
226
Bijlagen
227
228
Gezondheid InZicht
NPG
Nationaal Programma Grieppreventie
Stivoro
Stichting Volksgezondheid en Roken
OCD
Onderzoekscentrum Drechtsteden
SPD
Sociaal Pedagogische Dienst
OGGZ
Openbare geestelijke gezondheidszorg
SWOV
Stichting Wetenschappelijk Onderzoek
OGZ
Openbare gezondheidszorg
Verkeersveiligheid
OLCD
Ooglasercentrum Drechtsteden
TBC
Tuberculose
PAAZ
Psychiatrische afdeling van een algemeen
TNO
(Nederlandse Centrale Organisatie voor)
ziekenhuis
Toegepast Natuurwetenschappelijk
PAD
Programma Alternatieve Denkstrategieën
Onderzoek
PGO
Preventief Geneeskundig/ Gezondheids-
TRANZO
Wetenschappelijk centrum voor
onderzoek
transformatie in zorg en welzijn
PI
Penitentiaire Inrichting
UV
Ultraviolet
POLS
Permanent Onderzoek Leefsituatie,
VAAM
Vraag Aanbod Analyse Monitor
gezondheid en welzijn
VCP
Nederlandse Voedselconsumptiepeiling
RIAGG
Regionaal Instituut voor Ambulante
VIR
Verwijsindex Risicojongeren
Geestelijke Gezondheidszorg
Vmbo
Voorbereidend middelbaar beroepsonder
RIS
Regionaal Informatiesysteem Samenleving
wijs
RIVM
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en
Vmbo-b
Voorbereidend middelbaar beroepsonder-
Milieu
wijs-basisberoepsgerichte leerweg
ROC
Regionaal Opleidingscentrum
VNG
Vereniging Nederlandse Gemeenten
RSI
Repetitive Strain Injury
VO
Voortgezet Onderwijs
RVP
Rijksvaccinatieprogramma
VTV
Volksgezondheid Toekomst Verkenning
rVTV
Regionale Volksgezondheid Toekomst
VVE
Voor- en vroegschoolse educatie
Verkenning
Vwo
Voorbereidend wetenschappelijk
RVZ
Raad voor de Volksgezondheid en Zorg
onderwijs
Bijlagen
Bijlage 1 Trends in levensverwachting Trends in levensverwachting in Nederland en in de regio Zuid-Holland Zuid over de periode 20012008 (Bron: CBS doodsoorzakenstatistiek). Levensverwachting (in jaren) Gebied 2001-2004 2005-2008 Mannen Vrouwen Mannen Vrouwen Totaal AV+DS 76,4 81,3 nb nb
ZHE ZHZ Nederland
77,0 nb 76,3
81,6 nb 81,1
nb 78,2 77,9
nb 82,7 82,2
In goed ervaren gezondheid
AV+DS ZHE ZHZ Nederland
62,3 64,4 nb 62,2
60,9 64,3 nb 61,7
nb nb 63,7 63,3
nb nb 61,3 62,7
Zonder lichamelijke beperkingen
AV+DS ZHE ZHZ Nederland
70,7 71,2 nb 69,0
68,6 73,0 nb 68,3
nb nb 68,9 69,8
nb nb 67,3 68,2
In goede geestelijke gezondheid
AV+DS ZHE ZHZ Nederland
68,2 70,3 nb 68,9
64,7 67,5 nb 67,1
nb nb 74,9 72,7
nb nb 71,5 72,4
SARS
Severe Acute Respiratory Syndrome
VWA
Voedsel- en Warenautoriteit
SBD
Sportbedrijf Dordrecht
VWS
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn
SBZWN
Stichting Bevolkingsonderzoek
en Sport
Baarmoederhalskanker Zuid-West
Wcpv
Wet collectieve preventie volksgezondheid
Nederland
WHO
World Health Organisation
SCP
Sociaal en cultureel planbureau
Wmo
Wet Maatschappelijke Ondersteuning
De GGD-regio Zuid-Hollandse Eilanden is per 1 januari 2010 opgeheven. De cijfers uit het verleden die hier worden
SDQ
Strengths and Difficulties Questionnaire
Wpg
Wet publieke gezondheid
gepresenteerd, zijn volgens de GGD-regio indeling van vóór 1 januari 2010:
Segv
Sociaaleconomische gezondheidsverschillen
Wsnp
Wet schuldsanering natuurlijke personen
Alblasserwaard-Vijfheerenlanden (AV) en Drechtsteden (DS): deze twee subregio’s vormden voorheen de GGD-regio
SEH
Spoedeisende hulp
ZHZ
Zuid-Holland Zuid
Zuid-Holland Zuid.
Ses
Sociaaleconomische status
ZO
Zorg en Overlast
Zuid-Hollandse Eilanden (ZHE): deze GGD-regio is per 1 januari 2010 opgeheven.
SF-12
Short Form 12-item Health Survey
ZonMw
Zorgonderzoek Nederland/ Medische
SGP
Staatskundig Gereformeerde Partij
wetenschappen
De regio Zuid-Holland Zuid (ZHZ) bestaat sinds 1 januari 2010 uit:
SHG
Steunpunt Huiselijk Geweld
Zvw
Zorgverzekeringswet
Alblasserwaard-Vijfheerenlanden (AV)
SMART
Specifiek, Meetbaar, Acceptabel,
ZzV
Zorg zonder verblijf
Drechtsteden (DS)
Realistisch, Tijdgebonden
Soa
Seksueel overdraagbare aandoening
SPD
Sociaal pedagogische dienst
STAP
Nederlands Instituut voor Alcoholbeleid
nb = niet beschikbaar
Hoeksche Waard (HW).
229
Gezondheid InZicht
Bijlage 2
Sterfte als gevolg van een aantal belangrijke ziekten
Sterfte als gevolg van een aantal belangrijke ziekten in Nederland en in Zuid-Holland Zuid over de periode 2005-2008 (Bron: CBS doodsoorzakenstatistiek). Sterfte per 10.000 a Sterfte per 10.000 a ZHZ NL Ziekten van hart- en vaatstelsel 21,4 21,8 Coronaire hartziekten 6,1 * 6,5 Acuut hartinfarct 4,4 4,5 Beroerte 5,1 5,1 Hartfalen 3,2 3,1 Overige hartziekten 6,5 6,4 Overige coronaire hartziekten 1,8 * 2,0 Kanker 22,0 21,5 Alvleesklierkanker 1,2 1,2 Borstkanker (vrouwen) 3,6 3,6 Dikkedarm- en endeldarmkanker 2,3 * 2,6 Longkanker 5,0 5,2 Kanker lymfatisch en bloedvormend weefsel 1,9 * 1,6 Maagkanker 0,9 0,8 Prostaatkanker (mannen) 2,3 2,4 Slokdarmkanker 0,9 0,8 Ziekten van ademhalingswegen 6,4 * 7,2 Longontsteking 3,0 2,8 COPD 2,5 * 3,3 Niet-natuurlijke doodsoorzaken 2,7 * 3,0 Ongevallen 1,8 1,8 Vervoersongevallen 0,4 0,5 Accidentele val 1,1 1,0 Zelfdoding 0,6 * 0,9 Overige doodsoorzaken Infectieziekten 0,9 * 1,0 Dementie 3,6 3,8 Diabetes mellitus 1,6 1,8 3,4 3,4 Psychische stoornissen Ziekten van de spijsverteringsorganen 2,7 2,9 Ziekten van de urinewegen en geslachtsorganen 1,6 1,6 Ziekten van het zenuwstelsel 1,7 * 2,1 230
* Wijkt significant af (p<0,05). a Gecorrigeerd voor leeftijd en geslacht.
Bijlagen
Bijlage 3 Verkeersongevallen per gemeente Verkeersongevallen en slachtoffers van verkeersongevallen in Zuid-Holland Zuid per gemeente en in Nederland in de periode 2005-2008 (Bron: SWOV, 2010).
Verkeers- ongevallen
Slachtoffers van verkeersongevallen Lichtgewond
Opgenomen in
Overleden
ziekenhuis
Totaal zware
Totaal letsel
slachtoffersa
Aantal Aantal Aantal Aantal Aantal Aantal Aantal Aantal Aantal Aantal Aantal Aantal per per per per per per 10.000 10.000 10.000 10.000 10.000 10.000 inwoners inwoners inwoners inwoners inwoners inwoners
Alblasserdam
726
385
83
44
45
24
5
2,7
50
27
133
71
Binnenmaas
970
336
109
38
70
24
5
1,7
75
26
184
64
Cromstrijen
480
374
78
61
41
32
4
3,1
45
35
123
96
4.586
387
486
41
224
19
18
1,5
242
20
728
61
593
411
71
49
34
24
2
1,4
36
25
107
74
1.707
494
200
58
80
23
7
2,0
87
25
287
83
Graafstroom
346
353
52
53
31
32
5
5,1
36
37
88
90
Hardinxveld-
572
326
62
35
29
17
3
1,7
32
18
94
54
648
250
55
21
44
17
3
1,2
47
18
102
39
Korendijk
201
184
39
36
17
16
2
1,8
19
17
58
53
Leerdam
543
262
62
30
22
11
1
0,5
23
11
85
41
Liesveld
200
206
20
21
12
12
1
1,0
13
13
33
34
Nieuw-
183
192
20
21
12
13
1
1,0
13
14
33
35
Oud-Beijerland
712
300
121
51
41
17
0
0,0
41
17
162
68
Papendrecht
924
291
117
37
51
16
2
0,6
53
17
170
54
Sliedrecht
697
292
73
31
39
16
3
1,3
42
18
115
48
Strijen
192
214
35
39
20
22
2
2,2
22
25
57
64
Zederik
510
381
48
36
34
25
1
0,7
35
26
83
62
1.178
266
124
28
66
15
1
0,2
67
15
191
43
Zuid-Holland 15.968
334
1.855
39
912
19
66
1,4
978
20
2.833
59
49 37.445
23
2.866
24 121.128
73
Dordrecht Giessenlanden Gorinchem
Giessendam Hendrik-Ido- Ambacht
Lekkerland
Zwijndrecht Zuid Nederland
486.168
295 80.817
1,7 40.311
a Het aantal zware slachtoffers is de som van het aantal slachtoffers dat in ziekenhuizen is opgenomen en het aantal doden.
231
Gezondheid InZicht
Bijlagen
Bijlage 4 Taken vanuit de Wet publieke gezondheid Uit de Wet publieke gezondheid vloeien voor gemeenten de volgende taken voort: • Epidemiologie: het verwerven van inzicht in de gezondheidssituatie van de bevolking door middel van het verzamelen en analyseren van gegevens. • Het bewaken van gezondheidsaspecten in bestuurlijke beslissingen. • Algemene infectieziektebestrijding: algemene preventiemaatregelen en het bestrijden van tbc en soa inclusief bron- en contactopsporing. • Het bijdragen aan opzet, uitvoering en afstemming van preventieprogramma’s, met inbegrip van programma’s voor gezondheidsbevordering. • Het bevorderen van medisch milieukundige zorg. • Het bevorderen van technische hygiënezorg. • Het bevorderen van psychosociale hulp bij rampen. • Jeugdgezondheidszorg: het volgen en signaleren van ontwikkelingen in de gezondheidstoestand van jeugdigen en van gezondheidsbevorderende en -bedreigende factoren, het ramen van de behoefte aan zorg, de vroegtijdige opsporing en preventie van specifieke stoornissen, vaccinatie, het geven van voorlichting, advies, instructie en begeleiding en het formuleren van maatregelen ter beïnvloeding van gezondheidsbedreigingen. • Ouderengezondheidszorg: het volgen en signaleren van ontwikkelingen in de gezondheidstoestand van ouderen en van gezondheidsbevorderende en -bedreigende factoren, het ramen van de behoefte aan zorg, de vroegtijdige opsporing en preventie van specifieke stoornissen, het geven van voorlichting, advies, instructie en begeleiding en het formuleren van maatregelen ter beïnvloeding van gezondheidsbedreigingen.
232
233
Gezondheid InZicht
Alblasserwaard-Vijfheerenlanden
Drechtsteden Hoeksche Waard
234
Karel Lotsyweg 40 3318 AL Dordrecht www.ggdzhz.nl 078 770 85 00