Regionale VTV 2011 Jeugd
Regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2011 – Hart voor Brabant Deelrapport Jeugd Auteurs: W. Vervoort-Steenbakkers, arts M&G, MPH, GGD Hart voor Brabant Drs. Y. Meertens, GGD Brabant-Zuidoost Drs. E. de Boer, GGD Hart voor Brabant Dr. M.A.M. Jacobs, GGD Hart voor Brabant Referent: Drs. M.C.M. Busch, RIVM © GGD Hart voor Brabant ’s-Hertogenbosch, GGD Brabant-Zuidoost Helmond; mei 2011
REGIONALE VTV 2011
2
INHOUDSOPGAVE
Inhoudsopgave Samenvatting............................................................................ 5 1. JEUGD ................................................................................... 7 1.1 Centra voor jeugd en Gezin. ..................................... 16 1.2 Zorg en Advies Teams op scholen............................. 18 1.3 Het Regionaal Veiligheidshuis. ................................. 18 1.4 De verwijsindex voor risico jongeren: het signaleringssysteem “Zorg voor jeugd”....................... 19 1.5 Het gebruik van digitale dossiers in de jeugdgezondheidszorg. ................................................ 20 1.6 De meldcode huiselijke geweld en kindermishandeling. ..................................................... 21 Overzicht Deelrapporten regionale VTV 2011 Hart voor Brabant ................................................................... 24
3
REGIONALE VTV 2011
4
SAMENVATTING
Samenvatting
Preventie bij de jeugd blijft onverminderd nodig. De meeste trends in de leefstijl van jongeren zijn gunstig. Echter, het niveau waarop de risicofactoren zich bevinden is nog altijd te hoog. Aandacht voor leefstijl blijft onverminderd nodig. Echter, ook door te investeren in de psychische gezondheid van jeugd en in opvoedingsondersteuning voor ouders kunnen ernstige problemen worden voorkomen. In Hart voor Brabant daalde het percentage jongeren dat recent alcohol heeft gedronken van 54 naar 44%, het percentage rokers daalde van 8 naar 6% en overgewicht nam de afgelopen jaren niet verder toe. Het lijkt erop dat de integrale aanpak van alcoholgebruik zijn vruchten begint af te werpen. Toch drinken veel jongeren die drinken nog steeds veel te veel en 11% van de jongeren is te zwaar. Roken en overgewicht zijn de factoren die zorgen voor het meeste verlies aan gezondheid. Echter, ook de psychische gezondheid en opvoedingsvraagstukken behoeven aandacht. De meeste ziektelast bij jongeren (15-24 jaar) wordt veroorzaakt door psychische aandoeningen, alcoholafhankelijkheid, letsels, verstandelijke handicaps en suïcide(pogingen). Vier procent van de jongeren heeft de afgelopen vier weken softdrugs gebruikt. Ontwikkelingen als een regionale alcoholaanpak, het CJG en integrale jeugdgezondheidszorg moeten benut worden om structureel verder te investeren in een gezonde jeugd.
5
REGIONALE VTV 2011
6
JEUGD
1.
JEUGD
Wat bedoelen we met ‘jeugd’? In deze rapportage beschouwen we ‘jeugd’ in principe als de groep kinderen en jongeren in de leeftijd van 0 t/m 18 jaar. Preventie gericht op de jeugd speelt in op de levensfase waarin kinderen en jongeren zich bevinden. De volgende subgroepen zijn naar leeftijd en levensfase te onderscheiden: -
pasgeborenen en kleine kinderen in de voorschoolse periode (0 tot 4 jaar)
-
kinderen (4 tot 12 jaar) in de periode van de basisschool
-
jongeren (12 tot 18 jaar) in de periode van het voortgezet onderwijs
De onderstaande paragrafen bevatten gezondheidsgerelateerde gegevens over de jeugd in Hart voor Brabant. Veel informatie is afkomstig van de GGD gezondheidsmonitors. De monitor voor kinderen van 0-11 jaar is uitgevoerd in 2005 en in 2008. De monitor voor jongeren is afgenomen in 2003 (12- t/m 17-jarigen) en 2007 (12- t/m 18-jarigen). Ter vergelijking worden ook Nederlandse gegevens en trends gepresenteerd. Het tweede deel van het document gaat in op het onverminderde belang van preventie en relevante ontwikkelingen op het gebied van de jeugdgezondheid(zorg) en gezondheidsbeleid voor jeugd.
Aangeboren afwijkingen, psychische aandoeningen en ongevallen veroorzaken meeste ziektelast bij Nederlandse jeugd Van de totale ziektelast (in DALY’s) in 2007 in Nederland komt maar een klein deel (circa 10%) terecht bij kinderen en jongeren tot en met 24 jaar (Nationaal Kompas Volksgezondheid). De ziekten die bij kinderen (0-14 jaar) de meeste ziektelast met zich meebrengen zijn aangeboren afwijkingen van het hartvaatstelsel en het centrale zenuwstelsel. Maar ook letsels (door privé- en verkeersongevallen), infecties van de onderste luchtwegen, astma en angststoornissen scoren hoog. De meeste ziektelast bij jongeren (15-24 jaar) wordt veroorzaakt door psychische aandoeningen (depressie en angststoornissen), alcoholafhankelijkheid, letsels (door privé- en verkeersongevallen), verstandelijke handicaps en suïcide(pogingen). Gegevens over ziektelast zijn niet op regionaal niveau bekend. Astma, eczeem en allergie de meest genoemde aandoeningen bij de jeugd De gezondheid van de jeugd in Hart voor Brabant van 0 t/m 18 jaar wordt in de gezondheidsenquêtes van de GGD over het algemeen als goed beoordeeld. Bijna 96% van de ouders van 0-11 jarigen vindt de gezondheid van hun kind (heel) goed. Ook 7
REGIONALE VTV 2011
86% van de 12-18 jarigen beoordeelt de eigen gezondheid als (heel) goed. Eczeem of huiduitslag en astma of bronchitis zijn de meest zelfgerapporteerde aandoening bij jeugdigen (zie tabel 1). Het voorkomen van astma of bronchitis bij kinderen is afgenomen ten opzichte van 2005 (toen 10%). Bij jongeren komt eczeem minder voor dan in 2003 (toen 9%).
Tabel 1: Top vijf van zelfgerapporteerde, door een arts vastgestelde aandoeningen bij 0- t/m 11-jarigen in 2008 en 12- t/m 18-jarigen in 2007 in Hart voor Brabant (Bron: Gezondheidsmonitor GGD Hart voor Brabant). Kinderen van 0 - 11 jaar Eczeem of huiduitslag
Jongeren van 12 -18 jaar 11%
Astma of bronchitis
7%
Astma of bronchitis
8%
Eczeem
6%
Buikklachten langer dan 3 maanden
2%
Migraine of regelmatig ernstige hoofdpijn
4%
ADHD
2%
Buikklachten langer dan 3 maande
2%
Motorische handicap
1%
ADHD
2%
Jeugd in Hart voor Brabant kampt vooral met psychische problemen De gezondheidsenquêtes van de GGD laten zien dat de gezondheid van de jeugd in Hart voor Brabant over het algemeen goed is. Maar vooral ten aanzien van de geestelijke gezondheid van kinderen en jongeren is nog veel winst te behalen. Bij 10% van de 4-11 jarigen in de regio is er een indicatie voor psychosociale problematiek (score op de Strength and Difficulties Questionnaire (SDQ) 14 of hoger). Bij nog eens 9% zijn er aanwijzingen dat er lichtere psychosociale problemen spelen (SDQ score 11 t/m 13). De psychische problemen bij kinderen lijken vooral betrekking te hebben op problemen met leeftijdsgenoten, hyperactiviteit en emotionele problemen. Kinderen uit eenoudergezinnen of nieuwgevormde gezinnen en (niet)-westers allochtone kinderen hebben relatief vaker een indicatie voor psychosociale problematiek. Dat geldt ook voor kinderen van lager opgeleide ouders en kinderen uit gezinnen die moeten rondkomen van een minimuminkomen. Psychosociale problemen bij kinderen kunnen zowel op jonge als op latere leeftijd beperkingen geven in het dagelijks functioneren en vormen een verhoogd risico op schooluitval, slechte fysieke en/of geestelijke gezondheid en verslaving. Het percentage ‘psychisch ongezonde’ 12- t/m 17-jarigen in de regio (op basis van hun score op de RAND mental Health Inventory MHI-5) is tussen 2003 en 2007 stabiel gebleven (12-13%). Ernstige emotionele problemen kunnen leiden tot suïcidaal gedrag (Bool, et al., 2007). In Hart voor Brabant heeft 9% van de jongeren in het afgelopen jaar serieus zelfmoord overwogen. Een procent zegt in die periode ook daadwerkelijk een zelfmoordpoging te hebben ondernomen.
8
JEUGD
Trend in leefstijl jeugd niet ongunstig De leefstijl van kinderen en jongeren in Hart voor Brabant lijkt zich in gunstige zin te ontwikkelen (tabel 2). De regionale, integrale aanpak tegen alcoholgebruik bij jongeren lijkt zijn vruchten af te werpen. Het percentage jongeren dat recent alcohol heeft gedronken is gedaald van 54% in 2003 naar 44% in 2007. Wel zijn er nog steeds veel jongeren die, als ze drinken erg veel drinken. 15% doet aan binge drinken en dit is in de laatste jaren niet afgenomen. Bij het roken is een gunstige trend zichtbaar. Het percentage 12-17 jarigen dat rookt is licht afgenomen, van 8% in 2003 naar 6% in 2007. Het softdruggebruik onder jongeren is in diezelfde periode afgenomen van 5 naar 3% (GGD gezondheidsmonitors Hart voor Brabant jeugd 2003 en 2007). Het percentage jongeren (12 t/m 18 jaar) in Hart voor Brabant dat rookt (8%) of drinkt (49%) (bron: GGD gezondheidsmonitor 2007) is vergelijkbaar met cijfers voor Nederlandse jongeren uit het Trimbosonderzoek van 2007: roken 7% en alcoholgebruik 51%. Het softdruggebruik onder jongeren is in Hart voor Brabant lager dan in het Trimbosonderzoek: softdruggebruik afgelopen maand onder 12- t/m 18jarigen: 4% in Hart voor Brabant en 8% in Nederland. Tabel 2. Leefstijlfactoren bij kinderen en jongeren in Hart voor Brabant: prevalentie en trend. (Bron: Gezondheidsenquêtes GGD Hart voor Brabant) Leefstijl Definitie
%
Trend
Rookt dagelijks sigaretten
6
gunstig
8-11 jaar
Wel eens alcohol gedronken
10
12-17 jaar
Recent alcoholgebruik (<4 weken)
44
gunstig
Binge drinken (6 glazen of meer op een
15
gelijk
Recent gebruik wiet of hasj (<4 weken)
3
gunstig
1-11 jaar
Niet dagelijks groenten
39
gunstig
12-18 jaar
Niet dagelijks groenten
61
gelijk
1-11 jaar
Niet dagelijks fruit
33
gunstig
12-18 jaar
Niet dagelijks fruit
73
gunstig
4-11 jaar
Is lid van een sportvereniging of –club
68
gunstig
12-18 jaar
Is lid van een sportvereniging of –club
70
gunstig
Heeft wel eens onveilig gevreeën (totale
8
gelijk
Roken 12-17 jaar Alcoholgebruik
weekenddag) Softdruggebruik 12-17 jaar Groenteconsumptie
Fruitconsumptie
Sporten
Seksueel risicogedrag 12-17 jaar
groep)
9
REGIONALE VTV 2011
Overgewicht stabiel Het overgewicht bij de jeugd in de regio is in de afgelopen jaren niet verder toegenomen (figuur 1). In groep 2 van het basisonderwijs (BO) is een op de tien kinderen te zwaar. In groep 7 van het BO en in groep 2 van het voortgezet onderwijs (VO) een op de zeven. Op basis van de CBS enquêtes (2005-2008) was het percentage kinderen (2 t/m 19 jaar) met overgewicht (11%) of obesitas (2%) in Hart voor Brabant vergelijkbaar met het voorkomen van overgewicht in Nederland (respectievelijk 12% overgewicht en 3% obesitas). De afgelopen jaren is er in de regio op grote schaal ingezet op de preventie van overgewicht bij kinderen en het bevorderen van een gezond voedings- en beweegpatroon. Zowel bij de kinderen als de jongeren zijn verbeteringen zichtbaar in de groente- en fruitconsumptie. Bovendien zijn steeds meer kinderen en jongeren lid van een sportvereniging. Betrouwbare, complete gegevens over het percentage peuters met overgewicht op basis van registraties van de drie consultatiebureaus in de regio waren voor 2009 alleen voor Brabant Noordoost (BNO) beschikbaar. In 2009 is bij BNO voor 2.430 2-jarigen en 2.630 3-jarigen een consult geregistreerd in het digitaal dossier JGZ. Volgens de leeftijdsspecifieke afkappunten voor de BMI was bij ongeveer 5% van de peuters van 2 jaar en bij 7% van de 3-jarigen sprake van overgewicht. Het percentage met obesitas was voor beide leeftijdsgroepen minder dan 1%. >> Zie voor meer informatie de deelrapporten Roken, Genotmiddelen, Overgewicht-Diabetes en Seksueel gedrag.
groep 2 BO
groep 7 BO
klas 2 VO
20
15
% 10
5
0 2005
2006
2007
2008
2009
2010
Figuur 1. Ontwikkeling in het percentage kinderen met overgewicht (inclusief obesitas) van 2005 t/m 2010 in de GGD regio Hart voor Brabant (Bron: Periodieke Gezondheidsonderzoeken JGZ). 10
JEUGD
Ongezond gedrag gaat vaak samen Onder jongeren van 12 tot en met 16 jaar zijn het vaak dezelfde jongeren die alcohol drinken, roken, cannabis gebruiken en (riskant) seksueel gedrag vertonen (Schrijvers, et al., 2008). Jongeren die regelmatig alcohol drinken, roken bijna 7 keer zo vaak, en gebruiken 9 keer zo vaak cannabis, als niet-drinkende jongeren. Maar ook is er een duidelijke samenhang tussen risicogedragingen en gedragsproblemen, ook wel externaliserende problemen genoemd. Jongeren die roken, drinken of drugs gebruiken vertonen veel vaker gedragsproblemen zoals agressief en delinquent gedrag. Het is echter niet bekend wat hierbij oorzaak en wat gevolg is. Leiden het gebruik van alcohol of drugs tot gedragsproblemen of hebben de gedragsproblemen tot gevolg dat jongeren meer alcohol of drugs gaan gebruiken? Gezinssituatie en opvoeding van invloed op welzijn kind De sociale omgeving van een kind bestaat in de eerste jaren vooral uit het gezin (tabel 3). De gezinssituatie en de keuzes van ouders hebben direct invloed op de leefstijl en de gezondheid van het kind. Daarbij gaat het niet alleen om het aanleren van gezond gedrag, zoals het stimuleren van lichaamsbeweging en het verbieden van alcohol onder 16 jaar. Ook belangrijke risicofactoren voor emotionele- en gedragsproblemen bij kinderen hebben betrekking op het gedrag van de ouders, de gezinssituatie en de opvoeding (Schrijvers, et al., 2008). Daarnaast hebben kinderen uit gezinnen met een zwakkere maatschappelijke positie, zoals niet-westerse gezinnen, gezinnen met lager opgeleide ouders, eenoudergezinnen en gezinnen die leven in armoede een verhoogd risico op psychosociale problematiek (Zeijl, et al., 2005). Zeker als er sprake is van een cumulatie van meerdere kenmerken.
11
REGIONALE VTV 2011
Tabel 3: Achtergrondkenmerken van 0- t/m 11-jarigen in 2008 en 12- t/m 18-jarigen in 2007 in Hart voor Brabant (Bron: Gezondheidsmonitor GGD Hart voor Brabant). Kinderen van 0 - 11 jaar
Jongeren van 12 -18 jaar
Gezinssituatie
Gezinssituatie
Tweeoudergezin
91%
Tweeoudergezin
80%
Nieuwgevormd gezin
3%
Nieuwgevormd gezin
6%
Eenoudergezin
6%
Etniciteit
Eenoudergezin
10%
Overig *
4%
Etniciteit
Autochtoon
88%
Autochtoon
89%
Westers allochtoon
5%
Westers allochtoon
3%
Niet-westers allochtoon
8%
Niet-westers allochtoon
8%
1%
Ouders laag opgeleid (ten hoogste
15%
Ouders ten hoogste MBO-kort onderwijs
Opleiding ouders Ouders laag opgeleid (ten hoogste
Opleiding ouders
basisonderwijs) Ouders ten hoogste MBO-kort onderwijs
5%
basisonderwijs)
Gezinsinkomen
22%
Gezinsinkomen
Beneden modaal (€1700,- en lager)
15%
Minimuminkomen en lager (€1300,- en
7%
Niet bekend
lager)
* zoals co-ouders, zelfstandig wonend, wonend in internaat/tehuis, pleeg- of adoptieouders Een op de acht ouders van jonge kinderen ervaart stress bij opvoeding Door vroegsignalering van problemen in de ontwikkeling en de opvoedsituatie van het kind kunnen maatregelen genomen worden die het ontstaan van emotionele- en gedragsproblemen zo veel mogelijk beperken. Opvoedingsondersteuning voor de ouders is één van de preventieve interventies die daarbij ingezet kan worden (Schrijvers, et al., 2008).
In totaal ervaart 41% van de ouders van 0-11 jarigen in Hart voor Brabant soms tot vaak problemen bij de opvoeding. Twee procent ervaart deze problemen vaak. Deze problemen hebben veelal betrekking op het gebied van luisteren en gehoorzamen, stellen van grenzen en aspecten van de ontwikkeling, zoals eten en slapen. Vijf procent van de ouders van 0-11 jarigen heeft behoefte aan professionele ondersteuning bij de opvoeding van hun kind. Bij twaalf procent van de ouders levert de opvoeding (zeer) veel stress op. Dit is vaker het geval bij ouders van jongens en bij oudere kinderen. Ook geldt dit voor eenouder of nieuwgevormde gezinnen, ouders met een minimuminkomen en nietwesters allochtone ouders (Bron: GGD Gezondheidsmonitor Hart voor Brabant, kinderen, 2008).
12
JEUGD
Percentage spijbelaars gehalveerd Een op de tien jongeren in Hart voor Brabant heeft 'in de afgelopen 4 weken' gespijbeld van school. Onder jongeren van 16 t/m 18 jaar was dit een op vijf. Vught heeft het hoogste percentage spijbelaars (13%), Boekel, Cuijk en Maasdonk hebben het laagste percentage (6%). Het spijbelen (onder 12- t/m 17-jarigen) is afgenomen van 14% in 2003 tot 7% in 2007. In Hart voor Brabant was in 2007 het percentage jongeren (12 t/m 18 jaar) dat 'in de afgelopen 4 weken wegens ziekte verzuimd heeft van school' 31%. Het ziekteverzuim was het hoogste in Tilburg (36%) en in Vught (37%) en het laagst in Sint-Oedenrode (23%). Meisjes (35%) verzuimen vaker dan jongens (27%). Het ziekteverzuim van jongeren in 2003 is niet bekend. Meer jongeren ‘daders’ van ongewenst gedrag Landelijk is een trend zichtbaar waarbij onder plegers van strafbare feiten het aantal jongeren van 12 t/m 17 jaar toeneemt. Deze toename van jeugdige verdachten is onder meer gerelateerd aan een intensievere aanpak van jeugdcriminaliteit door politie en justitie (SCP, 2007). Ook in Hart voor Brabant is tussen 2003 en 2007 een stijging te zien in het percentage 12-17 jarigen dat zelf een overtreding heeft begaan of ongewenst gedrag heeft vertoond. Bijna één op de drie jongeren maakte zich in 2007 hieraan schuldig. In totaal was 14% betrokken bij een gevecht, 11% deed aan zwartrijden en 7% heeft brand gesticht. Het betreft hier zelfgerapporteerde gegevens over ongewenst gedrag (Bron: GGD Gezondheidsmonitors Hart voor Brabant, jeugd 2003 en 2007). Inzicht in aantal zwerfjongeren beperkt Een zeer kwetsbare groep jongeren wordt gevormd door de groep dak- en thuisloze jongeren in de regio Hart voor Brabant. Doordat deze jongeren op straat leven of steeds op wisselende adressen verblijven is de omvang van deze groep jongeren moeilijk in te schatten. Voor de gehele provincie Noord-Brabant wordt het aantal zwerfjongeren geschat op circa 1000 (Movisie, 2007). De Stichting Zwerfjongeren Nederland (SZN) schat in dat de groep zwerfjongeren in Nederland voor ongeveer 75% uit jongens en voor 25% uit meisjes bestaat (SZN, 2008). De leeftijd loopt uiteen van 15 tot 25 jaar. De meeste jongeren zijn rond de 18 jaar. Het aandeel onder de 18 jaar neemt toe. Ongeveer de helft heeft een autochtone achtergrond, de andere helft heeft met name een Marokkaanse, Surinaamse, Antilliaanse of Turkse achtergrond. Meer dan de helft komt uit gebroken gezinnen en driekwart gebruikt softdrugs.
13
REGIONALE VTV 2011
Beleidsdeel De onderstaande paragrafen beschrijven het onverminderde belang van preventie bij jeugd en geven inzicht in relevante ontwikkelingen op het gebied van de jeugdgezondheid(szorg) en het gezondheidsbeleid voor jeugd. Preventie bij jeugd blijft broodnodig In de jeugd wordt grotendeels de basis gelegd voor de gezondheid in de rest van het leven (Schrijvers et al., 2006). Lichamelijke aandoeningen, psychosociale problemen en verstoringen in de ontwikkeling en opvoeding van kinderen en jongeren hebben gevolgen voor het persoonlijk en maatschappelijk functioneren, zowel tijdens de jeugd als op volwassen leeftijd. Veel gezondheidsproblemen bij volwassenen en ouderen zijn bovendien het resultaat van een ongezonde leefstijl eerder in het leven (Schrijvers, et al., 2008). Zo lopen kinderen en jongeren met overgewicht een aanzienlijke kans om deel uit maken van de groep mensen met diabetes of hart- en vaatziekten in de komende decennia. Vanuit dit levensloopperspectief gezien is het van groot belang om in te zetten op gezondheidsbevorderende interventies bij de jeugd, ook al zullen ze zich veelal pas later in het leven terugvertalen in gezondheidswinst. De gunstige trends in de leefstijl van de jeugd in de regio geven allerminst reden voor tevredenheid. Het niveau waarop de risicofactoren zich bevinden is nog altijd te hoog. Een op de tien 8 tot 11 jarigen in de regio heeft wel eens alcohol gedronken. En een op de vier 12- t/m 15-jarigen heeft ‘in de afgelopen 4 weken’ alcohol gedronken. Dit is niet in overeenstemming met de richtlijn om geen alcohol te drinken tot de leeftijd van 16 jaar. Roken en overgewicht zijn de factoren die zorgen voor het meeste verlies in gezondheid en levensjaren. Acht procent van de 12 t/m 18 jarigen rookt en ongeveer 11% van de kinderen en jongeren heeft overgewicht. Preventie blijft dus hard nodig! Risicogedragingen worden beïnvloed door sociaal netwerk Het gebruik van genotmiddelen bij jongeren bijvoorbeeld lijkt deel uit te maken van een bredere leefstijl, die kenmerkend is voor een specifieke jeugdcultuur (Van der Lucht, et al., 2010). Het gedrag en/of de acceptatie van mensen uit de sociale omgeving vormen daarbij een belangrijke leidraad. Ook gaan sociale netwerken via internet (o.a. Facebook, Hyves) en digitale sociale activiteiten (MSN, weblogs, gamen, etc.) een steeds grotere rol spelen bij de sociale relaties die jongeren onderhouden en de identiteit die zij aannemen (Hoeymans, et al., 2010). Bij interventies om de leefstijl te beïnvloeden is het dus van belang om rekening te houden met zowel de clustering van leefstijlfactoren als de sociale omgeving van de jongeren. De diversiteit in gezinnen is de laatste jaren toegenomen Steeds meer kinderen groeien op in een nieuwgevormd gezin of in een eenoudergezin. Een klein gedeelte van de kinderen groeit op in gezinnen met ouders van het gelijke geslacht. Naast het veranderen van de samenstelling van de gezinnen, verandert ook de wijze waarop ouders met elkaar en met hun kinderen omgaan. Onderhandelen is 14
JEUGD
binnen gezinnen meer regel dan uitzondering geworden. Door het wegvallen van o.a. de verzuiling zien we steeds meer opvoedstijlen. Het grote gebruik van internet en sociale netwerken voor jongeren heeft het opvoedklimaat zowel binnen als buiten de gezinnen veranderd. Ondanks de bevinding dat de Nederlandse Jeugd wereldwijd tot de gelukkigste en minst problematische jeugd behoort, stellen ouders zich bij voortduring de vraag “doe ik het wel goed?”. In steeds meer gezinnen werken beide ouders buitenshuis. Het “anderhalfverdienerschap” is dominant geworden. Ondanks deze ontwikkeling groeit een niet onbelangrijk deel van de kinderen op in gezinnen waar de ouder(s) geen werk heeft (hebben). Kinderen in deze gezinnen groeien daardoor vaker op met minder financiële middelen. Deze kinderen hebben kans op gezondheidsachterstanden en vormen daardoor een belangrijke doelgroep voor gezondheidsbevorderende activiteiten. Dit geldt eveneens voor allochtone gezinnen en gezinnen met meervoudige problematiek. >> zie voor meer informatie de deelrapporten Roken, Genotmiddelen, Overgewicht-Diabetes, Seksueel gedrag en Gezondheidsachterstanden. Signaleren en voorkomen van psychosociale problemen door verbinding en afstemming Ten aanzien van de geestelijke gezondheid van kinderen en jongeren in de regio is nog veel winst te behalen. Belangrijke risicofactoren voor emotionele- en gedragsproblemen bij kinderen hebben zowel betrekking op het kind zelf als op het gedrag van de ouders, de gezinssituatie en de opvoeding. Door het toenemen van professionele dwarsverbanden tussen kinderdagopvang, school, zorg en welzijn kunnen signalen, die wijzen op ontwikkeling van problemen, in een vroeger stadium behandeld worden. Door hierin blijvend te investeren kan dit proces alleen maar meer verbeteren. Zaak is om ontstane knelpunten snel en voortvarend op te (blijven) lossen. En doelen te stellen, die motiverend werken op arbeidsmotivatie van en het samenwerken tussen professionals. Een goede keuze van interventies is hier onderdeel van. Het door het NJI beschikbaar en update gehouden overzicht van best practice en evidence based interventies is hierbij een goed hulpmiddel. Het gezamenlijk onderkennen en verbeteren van wat wel of niet als signaal van beginnende problemen gezien kan worden is in de verschillende settings een ander hulpmiddel. Het is nog te vroeg om een overzicht te kunnen geven op de wijze waarop evaluaties uitkomst in deze laten zien.
15
REGIONALE VTV 2011
Verbetering in preventieve hulp en ondersteuning aan gezin en kind binnen een meer integrale opzet van het jeugdbeleid. Er is steeds meer aandacht voor preventieve hulp aan en ondersteuning van gezinnen en kinderen. Gemeenten bieden deze hulp aan in het kader van WMO en WPG. De bemoeienis vanuit de overheid strekt zich verder uit naar een veilig en verantwoord opgroeien van het kind . In de periode kort voor het uitbrengen van de eerste regionale VTV (2006) en heden hebben zich in onze maatschappij situaties voorgedaan waarin (jonge) kinderen op verschrikkelijke wijze de dood gevonden hebben. Uit studie van deze casus bleek dat in de afstemming van het zorgaanbod, in de samenhang tussen activiteiten en in de onderlinge communicatie tussen verschillende hulpverleners verbeteringen doorgevoerd moesten worden. Verbeteringen, die de volle breedte van het werkterrein Jeugd omvatten. Dus die zowel het individuele als collectieve vlak betreffen. En vanuit zowel een preventief oogpunt als curatief oogpunt moeten worden opgezet. En vanuit zowel justitie, maatschappelijk- en welzijnswerk als gezondheidszorg moeten worden vormgegeven. Verbeteringen die ten gunste komen aan de individuele groei en ontwikkeling van de jeugdige zelf. Verbeteringen, die ook bijdragen aan het toenemen van de opvoedkundige kennis en vaardigheden van de ouder(s) c.q. verzorger(s) en het tijdig signaleren van problematiek door docenten en andere begeleiders. De noodzaak van een integraal jeugdbeleid onder een regievoerder is hiermee feit geworden. Dit alles is niet bedoeld te leiden tot een groter beroep op de duurdere en meer specialistische zorg maar in plaats hiervan ruimte biedend aan een laagdrempelig, op maat gesneden en vroeg in de probleemcyclus aan te wenden vorm van hulp. Recentelijk zijn de eerste stappen gezet om Bureau Jeugdzorg op geleidelijke wijze onder te brengen bij de gemeentelijke overheid. Hiermee is de laatste schakel in een beter integraal uit kunnen voeren van het jeugdbeleid door gemeenten gesloten. Een overheid die als regievoerder bij het doorvoeren van deze verbeteringen niet voorbij gaat aan de eigen kracht en het sociale netwerk van gezinnen, maar juist een bijdrage wil leveren aan het versterken hiervan. Ook dit is integraal jeugdbeleid. In de periode liggend tussen de eerste regionale VTV (2006) en nu onderscheiden we de hierna opgesomde en in het kort toegelichte ontwikkelingen ter verbetering van samenhang, afstemming en onderlinge communicatie tussen gemeente en instellingen en tussen professionals onderling als voortvloeisels van het ingezette integrale jeugdbeleid.
1.1
Centra voor jeugd en Gezin.
Alle gemeenten binnen de regio Hart voor Brabant zijn gestart met de ontwikkeling van een Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). Het merendeel heeft tenminste een 16
JEUGD
inlooppunt gerealiseerd. Het CJG is een herkenbare en laagdrempelige mogelijkheid voor ouders en jongeren om vragen te stellen en lichte problemen op te lossen op het vlak van opvoeden en opgroeien. Dichtbij de woonomgeving. Naast een” fysiek” centrum hebben gemeenten ook een online CJG gerealiseerd. Het CJG wordt ingevuld als een zogenaamd front office functie. Dit gezien in relatie tot een zogenaamd back office functie die gevormd wordt door de meer gespecialiseerde zorg. Kernpartners in het CJG zijn Jeugdgezondheidszorg 0-19 jaar (GGD en Thuiszorg), Schoolmaatschappelijk werk en MEE, organisatie voor lichtverstandelijk gehandicaptenzorg. De doelstellingen van en verantwoordelijkheden voor opvoedingsondersteuning zijn vervat in een gezamenlijk convenant. Het CJG vervult een coördinerende rol tussen bestaand en nieuw aanbod in de gemeente. Het CJG verzorgt zowel op het individu gerichte programma’s als groepsbijeenkomsten. Het aanbod in onze regio is hierin divers. Elke gemeente kan hierin haar eigen keuze maken. Een programma dat in vele gemeenten vanuit het CJG gevoerd wordt is het uit Australië afkomstige opvoedkundige programma Triple P. Triple P staat voor “Positive Parenting Program” Het programma wordt vanuit alle partners binnen het CJG neergezet en kan gezien worden als een soort verbindende (kennis)schakel tussen de medewerkers afkomstige van de vier (kernorganisaties) en de medewerkers uit het gespecialiseerde zorgaanbod. Recentelijk is er vanuit het ministerie (augustus 2010) een aanzet gegeven tot een ondersteuningstraject voor verdere professionalisering van CJG medewerkers. Er is in een korte tijd een flink aantal stappen vooruit gemaakt. Het is nu echter nog moeilijk aan te geven of het CJG in de optiek van onze inwoners voldoet aan de eisen die het zichzelf ten doel gesteld heeft. Een breed opgezet evaluatie onderzoek is nog niet voorhanden. Evenmin is nu nog niet zeggen of allochtone gezinnen en multiprobleemgezinnen beter bereikbaar zijn dan voorheen. Multiprobleemsituaties van jeugdigen en gezinnen is een vraagstuk met meerdere dimensies, meerdere oorzaken en verschillende uitingsvormen. Een van deze uitingsvormen is: gedragsproblemen thuis, schooluitval, geweld in de openbare ruimte, gecombineerd met chronische ziekte of werkloosheid van een van de ouders, schulden en /of gebruik van verslavende middelen. Deze problemen zijn niet vanuit één sector op te lossen. Het CJG is hierin wel een verbindende schakel en is aanzet tot verbeterde onderkenning en uitwisseling van ervaren knelpunten in de zorg. De oplossing vereist multidisciplinaire samenwerking van hulp- en zorgverleners, onderwijskrachten, politie en justitie. In Tilburg en Oss heeft men inmiddels ervaring opgedaan tussen het samenwerken tussen CJG, ZAT en Veiligheidshuis. Uit deze samenwerking is te leren dat met deze investering winst te behalen is. Voor meer specifieke informatie raadpleeg www.cjg.nl en/of de websites van onze gemeenten.
17
REGIONALE VTV 2011
1.2 Zorg en Advies Teams op scholen. De afgelopen jaren zijn in alle 29 gemeenten binnen de regio Hart voor Brabant, Zorg en Adviesteams (ZAT’s) ontstaan vanuit de behoefte van onderwijs, gemeenten en provincies en hulpverlenende instanties. ZAT’s zijn teams, waarin professionals, die zorg en ondersteuning bieden aan jeugdigen en hun ouders, samenwerken met scholen om problemen van kinderen en jongeren op te lossen. In het primair (speciaal) onderwijs bestaan ZAT’s o.a. op het niveau van de samenwerkingsverbanden van Weer Samen Naar School (WSNS). In het voortgezet (speciaal) onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs functioneren ZAT’s per school of per vestiging van de school. (n.b. In het (voortgezet) speciaal onderwijs bestond al langer een overleg vorm waarin de ervaren problematiek van de jeugdige multidisciplinair besproken werd. De ZAT’s maken hier een veel snellere ontwikkeling door). In de onderwijswetten is de plaats van de zorg in en om school naar verwachting in 2012 verankerd, waardoor de rol van het onderwijs in het jeugdbeleid zo scherp als mogelijk benoemd is. Het toezicht op nakoming van de afspraken valt onder de inspecties die samenwerken in het kader van Integraal Toezicht Jeugdzaken. De school kan hierbij gezien worden als vind- en werkplaats voor partijen. Waar nodig maken gemeenten onderling, in regionaal verband, afspraken over samenwerking in een ZAT. Via de algemene maatregelen van bestuur binnen de Wet op de jeugdzorg ten aanzien van Centra voor Jeugd en Gezin worden instellingen benoemd, die verplicht dienen samen te werken in een ZAT. De professional vanuit schoolmaatschappelijk werk of jeugdgezondheidszorg draagt zorg voor een directe schakel naar opvoed en gezinsondersteuning binnen het CJG en zonodig coördinatie van zorg. Het ZAT functioneert als netwerk, uitvoeringsteam en als casusoverleg. Het draagt bij aan een samenhangend lokaal onderwijs- en jeugdbeleid, inclusief preventie. De samenwerking binnen een ZAT is een proces van lerend werken. Binnen ons werkgebied onderscheiden we hierin diverse ervarings- en resultaatniveaus. Hoe deelnemers aan de diverse ZAT’s binnen onze regio denken over doelstelling, bereik en samenwerking van het ZAT is nog niet nader in kader gebracht. Zeker is dat het onderwerp schoolverzuim, waaronder de analyse en preventie ervan, een punt van aandacht dient te zijn.
1.3 Het Regionaal Veiligheidshuis. In een Veiligheidshuis werken organisaties samen, die zich bezighouden met opsporing, vervolging, berechting en hulpverlening. Ze werken samen aan een persoonsgebonden, groepsgebonden en/of gebiedsgebonden aanpak van criminaliteit om jeugdigen, veelplegers, verslaafden en anderen die van het rechte pad afdwalen tot orde te roepen. Veiligheidshuizen richten zich ook op de samenhang tussen criminaliteit, overlast en het optreden van huiselijk geweld. In onze bedieningsgebied kennen we drie Veiligheidshuizen te weten in Tilburg, Oss en ‘s-Hertogenbosch. 18
JEUGD
De kracht van deze Veiligheidshuizen is dat ze vanuit lokaal initiatief van de grond zijn gekomen en zich toespitsen op de specifieke lokale situatie. In de huidige fase van ontwikkeling berust de regie op de Veiligheidshuizen bij twee trekkers, die nevengeschikt zijn aan elkaar: het gemeentebestuur en het Openbaar Ministerie. Het Openbaar Ministerie is binnen de Veiligheidshuizen de procesverantwoordelijke voor de strafrechtketen. De gemeente heeft de regie op de verbinding tussen de verschillende ketens, de preventie- en de zorgketen. Omdat beide Veiligheidshuizen een regionale functie vervullen, hebben gemeenten onderling samenwerkingsafspraken vastgelegd. Wanneer de samenwerking preventie beoogt, dan dienen de deelnemers, uit de zorgketen, jeugdigen en gezinnen in een vroeg stadium problemen te signaleren, zeker als er risico is op een stapeling van problemen. Bijvoorbeeld wanneer school of het ZAT de eerste tekenen van schooluitval ziet en een eerste contact met de politie optreedt. Dan is escalatie van leerproblemen, gedragsproblemen, gezinsproblemen te voorkomen. Vanuit de strafrechtketen gezien betekent preventie het voorkomen van recidive en het begeleiden van risicojongeren om justitieel ingrijpen te voorkomen. Het formuleren van gezamenlijke doelstellingen in deze is een lastige opgave. Laat staan de realisering van die doelen in de praktijk. Een belangrijk punt voor het behalen van het doel is het mogen delen van cliëntgegevens. Opsporing en zorg, dwang vanuit overlastbestrijding en vrijwillige hulp, preventie en bemoeizorg kunnen in specifieke gevallen op gespannen voet met elkaar staan. De vraag is dan aan de orde of jeugdigen en hun gezinnen in zulke situaties gediend zijn met uitwisseling van gegevens. Het stelt professionals voor dilemma’s. Nader uitgewerkte richtlijnen voor de wijze van samenwerking en handvatten voor de communicatie binnen de driehoek ZAT-CJG-Veiligheidshuis zijn wenselijk. Het is aan te bevelen de samenhang “zwerfjongeren en criminaliteit” binnen deze nieuwe verbinding meer aandacht te gaan geven.
1.4 De verwijsindex voor risico jongeren: het signaleringssysteem “Zorg voor jeugd” Vanuit de provincie Noord Brabant is een sterke impuls uitgegaan naar haar gemeenten om te komen tot het invoeren van een verwijsindex voor jongeren. Met gepaste trots mogen we concluderen dat Noord-Brabant een van de eerste provincies is, waar alle gemeenten een verwijsindex, alhier “ Zorg voor Jeugd” genoemd, ingevoerd hebben. In totaal gaat het hierbij om 68 gemeenten, ruim 1100 instellingen en 4300 professionals (cijfers mei 2009). De functie van de verwijsindex is het structureel (digitaal) bekend maken van professionals aan elkaar, dat hulp geboden wordt aan een kind of jongere die risico loopt. Het betreft hier de leeftijdsgroep 0-23 jaar. In maart 2010 is vanuit het ministerie een handreiking voor melden in het signaleringssysteem uitgegeven. De handreiking is bedoeld om ondersteuning en richting te geven aan professionals bij het maken van een afweging om een jeugdige al dan niet te melden aan de Verwijsindex. 19
REGIONALE VTV 2011
Vanuit het principe een kind een plan wordt in het geval twee of meerdere hulpverleners melding maken van het betrokken zijn bij een kind of jongere, de verplichting opgelegd samen te werken en hulp af te stemmen. Dit op gezag van een daarvoor aangewezen coördinator. De verdeling van bevoegdheden en verantwoordelijkheden is vastgelegd in een convenant. Na een wat moeizame start, mag nu gesteld worden dat het systeem loopt. Daarmee niet gezegd, dat het al optimaal loopt. Ook dit proces dient nog beschouwd te worden als een leerwerkproces, waar spaanders vallen en waarbij het voortdurend bieden van kritische aandacht nodig is. Recentelijk is een landelijke dekkend netwerk gerealiseerd. (Landelijk Verwijsindex Risicojongeren (VIR)). Voor de gemeenten en betrokken instellingen levert het gebruik van het systeem informatie op, waarmee zij de regievoering binnen het integrale jeugdbeleid en samenwerking met uitvoeringsorganisaties kunnen verbeteren. Een regiegroep, bestaande uit wethouders Jeugd en een vertegenwoordiging van directieleden van de coördinerende instellingen zorgt voor toezicht op de doorontwikkeling van de verwijsindex Zorg voor Jeugd. Op 1 augustus 2010 is een wet in werking getreden waarin de verwijsindex geborgd is. Het ministerie heeft in augustus 2010 besloten om de Verwijsindex risicojongeren (VIR) kwalitatief te laten toetsen. Het kwalitatieve onderzoek zal naar verwachting inzicht geven of de match tussen twee of meer professionals uiteindelijk leidt tot een (betere) samenwerking en een betere zorgverlening aan het kind. Er zijn nog geen gegevens beschikbaar.
1.5 Het gebruik van digitale dossiers in de jeugdgezondheidszorg. Op 1 juli 2010 is voor de Jeugdgezondheidszorg de digitaliseringplicht van kracht geworden. Het is opgenomen in de WPG. Het verplicht de gemeente erop toe te zien dat er in de JGZ met digitale gegevensopslag wordt gewerkt. De term Elektronisch Kinddossier of EKD moet worden veranderd in de term Digitaal Dossier Jeugdgezondheidszorg (DD JGZ), omdat dit beter weergeeft dat dit dossier alleen binnen de jeugdgezondheidszorg wordt gebruikt. Het is dus niet toegankelijk voor huisartsen, ziekenhuizen, scholen, gemeenten, jeugdzorg, politie, justitie of andere personen en instanties. Ook niet als zij bij de zorg voor het kind betrokken zijn. De arts of verpleegkundige die het kind in zorg heeft, is verantwoordelijk voor de inhoud van het dossier. De JGZ-organisatie waar het kind in zorg is, is verantwoordelijk voor de bescherming van de privacy. Deze organisatie is in de taal van de wetgever ‘de houder van de persoonsregistratie’. Ouders kunnen met vragen of klachten terecht bij de arts of verpleegkundige en bij de JGZ-organisatie. Uit de resultaten van een haalbaarheidsstudie ketenbrede informatie-uitwisseling uit 2008 blijkt dat het proces van informatie-uitwisseling tussen hulpverleners met kleine stapjes gelopen moet worden. Daarbij uitgaand van een landelijk geboden kader en standaarden. 20
JEUGD
Het eenduidig identificeren van het kind is daarbij van belang. Het gebruik van het BSN wordt hierbij genoemd. Hulpverleners vinden het van belang dat indien inhoudelijke informatie van de cliënt overgedragen wordt dit via een persoonlijk contact tussen hulpverleners plaatsvindt. De eenheid van taal speelt een belangrijke rol om als hulpverleners onderling elkaar beter te kunnen begrijpen. Binnen de regio Hart voor Brabant krijgt binnen de totstandkoming van integrale JGZ 0-19 jaar, thuiszorgorganisaties en GGD, de overdracht en in het bijzonder de warme overdracht van risicokinderen aandacht.
1.6 De meldcode huiselijke geweld en kindermishandeling. Naar verwachting treedt in het voorjaar van 2011 de Wet Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling in werking. Een meldcode wordt verplicht voor organisaties en zelfstandige beroepsbeoefenaren in de volgende sectoren: gezondheidszorg, onderwijs, kinderopvang, maatschappelijke ondersteuning, jeugdzorg, justitie en politie. De wet stelt gebruik van een meldcode verplicht voor professionals bij (mogelijke) signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling. De wet is na invoering van toepassing op ruim 1 miljoen professionals in de gezondheidszorg, jeugdzorg, welzijn, onderwijs en justitie. De ministeries van VWS, Jeugd en Gezin, OCW en Justitie hebben een basismodel voor de meldcode opgesteld. De meldcode bestaat uit een stappenplan waarin staat wat een professional moet doen bij vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling. Het basismodel is te downloaden via www.meldcode.nl. Door te werken met een meldcode blijft de beslissing om vermoedens van huiselijk geweld en kindermishandeling wel of niet te melden, berusten bij de professional. Het stappenplan van de meldcode biedt hem bij die afweging houvast. De wettelijke invoering kan gezien worden als een sluitende en dwingende stap tot verbetering van samenhang, afstemming en samenwerking van partijen in het belang van verbeterde groei en ontwikkeling van het kind.
21
REGIONALE VTV 2011
Bronnen
Hoeymans N, Melse JM, Schoemaker CG. Gezondheid en determinanten. Deelrapport van de VTV 2010 Van gezond naar beter. Bilthoven: RIVM.
Schrijvers CTM (RIVM), Pos SE (NIGZ). Wat wordt met preventie gericht op de jeugd beoogd? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM,
Preventie\ Gericht op doelgroepen\ Jeugd, 11 december 2006.
Schrijvers CTM, Schoenmaker CG (2008). Spelen met gezondheid. Leefstijl en psychische gezondheid van de Nederlandse jeugd. Bilthoven: RIVM.
Bool M, Blekman J, De Jong S, Ruiter M, Voordouw I. (2007). Verminderen van suïcidaliteit. Beleidsadvies Actualisering van het advies inzake Suïcide, Gezondheidsraad 1986. Utrecht: Trimbos-instituut.
Van der Lucht F, Polder JJ (2010). Van gezond naar beter. Kernrapport van de Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2010. Bilthoven: RIVM
Zeijl E, Crone M, Wiefferink K, Keuzenkamp S, Reijneveld M (2005). Kinderen in Nederland. Den Haag: Sociaal Cultureel Planbureau.
Bijl R, Boelhouwer J, Pommer E (2007). Sociale staat van Nederland 2007. Den Haag: SCP.
Eugster A, Van Gestel A, Van Duijnhoven M (2009). Vraag in beeld. Monitor maatschappelijke opvang, OGGZ en verslavingszorg Hart voor Brabant 2009. Helmond: GGD Brabant-Zuidoost
MOVISIE (2007). Zwerfjongeren. Vraag, aanbod en beleid op een rij. Utrecht: MOVISIE.
Stichting Zwerfjongeren Nederland http://www.zwerfjongeren.nl/
Bijsterveldt –Vliegenthart, M. van, brief aan voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, december 2010.
22
Pijnenburg, H, Zorgen dat het werkt, intreerede Han, 25 maart 2010.
JEUGD
Rouvoet, A, Resultaten haalbaarheidsstudie ketenbrede informatie uitwisseling, brief aan voorzitter van de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal, oktober 2008.
Rouvoet, A, Bijsterveldt-Vliegenthart, M. van, Wettelijke borging zorg in en om school, brief aan de voorzitter van de Tweede kamer der Staten-Generaal, juni 2009.
Steketee, M., Mak, J., Botelier, H., Richting geven aan jeugdbeleid, de rol van gemeente in een complex veld, mei 2010.
Zorg voor Jeugd, Provincie Noord Brabant, eenmalige uitgave mei 2009.
Beleidsagenda 2011 Jeugd en Gezin, uitgave van Jeugd en Gezin, september 2010, publicatie nr dvc 10212.
www.zorgvoorjeugd.nu
23
REGIONALE VTV 2011
Overzicht Deelrapporten regionale VTV 2011 – Hart voor Brabant 1.
Ambulancezorg
2.
Bevolking
3.
Eerstelijns gezondheidszorg
4.
Fysieke omgeving
5.
GHOR
6.
Genotmiddelen
7.
Gezondheidsachterstanden
8.
Gezondheidsbeleid
9.
Huiselijk geweld
10.
Integrale aanpak
11.
Jeugd
12.
Kwetsbare burgers
13.
Levensverwachting en sterftecijfers
14.
Overgewicht en diabetes
15.
Psychische gezondheid - Depressie
16.
Roken
17.
Seksueel gedrag
18.
Sociale omgeving en participatie
19.
Sociale Veiligheid
20.
WPG en Ouderen
21.
Ziekte
22.
Ziekten in de toekomst
23.
Ziektepreventie
24.
Zoönosen
25.
Zorg
24