Gemeenten staan dicht bij hun inwoners. Zij kunnen hen stimuleren om te kiezen voor een gezondere leefstijl. De volksgezondheid heeft baat bij een integrale aanpak. Wanneer gemeentesectoren in samenhang een steentje bijdragen aan het preventiebeleid, komt dit de gezondheid van inwoners ten goede. Deze regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning (rVTV) is een naslagwerk voor gemeenten. Het beschrijft de ontwikkelingen in de gezondheid en het gezondheidsbeleid. Daarnaast bevat dit rapport een overzicht van activiteiten en voorzieningen waarmee gemeenten in de regio Gelre-IJssel problemen zoals overgewicht, overmatig alcoholgebruik en eenzaamheid kunnen aanpakken. Met deze rVTV in de hand kunnen gemeenten weloverwogen keuzes maken waardoor zij hun regisseursfunctie op een goed onderbouwde wijze kunnen waarmaken.
Ge z on dh e id in de re g io Ge l re -IJ s s e l 2010
In de regio Gelre-IJssel neemt het aantal mensen met gezondheidsproblemen in snel tempo toe. Dit komt voor een groot deel door leefstijl, omgevingsfactoren en een vergrijzende bevolking. Gezondheid bevordert het functioneren van mensen in de maatschappij; thuis, in de buurt, op het werk of als mantelzorger. Het is dus zinvol om via preventie te investeren in volksgezondheid.
Gezondheid in de regio Gelre-IJssel
R egio na l e Vo l ks gez o nd heid To eko m s t Ver kenning 2010
Gezondheid in de regio Gelre-IJssel Regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2010
Gezondheid in de regio Gelre-IJssel
Re gio na l e Vol ks gez o nd heid Toeko m s t Ve r kenning 201 0
Een publicatie van GGD Gelre-IJssel Postbus 51 7300 AB Apeldoorn Telefoon (088) 443 30 00 www.ggdgelre-ijssel.nl
Ir. P.R. Boluijt Ir. H.B. Hoeven-Mulder Ir. G.C. Pieterse Ir. C.M. de Rover Drs. J. Heinrich Drs. H. Evers Drs. M.J.J.C. Poos (RIVM)
Voorwoord Meedoen in de samenleving is voor ieder mens in Nederland van groot belang. Ook de Wet maatschappelijke ondersteuning onderstreept dit. Om te kunnen deelnemen aan de samenleving is het belangrijk dat mensen gezond zijn of leren omgaan met hun gezondheidsbeperkingen. Hier ligt duidelijk een taak voor de gemeente. Tot nu toe verstrekte GGD Gelre-IJssel de (gezondheids)informatie veelal per doelgroep (jongeren, volwassenen, ouderen) of per onderwerp (bijvoorbeeld infectieziekten, eenzaamheid bij ouderen) en in de vorm van rapportages, factsheets of adviezen. GGD Gelre-IJssel wil de informatieverstrekking aan en ondersteuning van gemeenten verbeteren door de informatie geïntegreerd aan te bieden in de vorm van een regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning (rVTV). In deze rVTV is beschikbare informatie over gezondheid, (zorg)voorzieningen, preventie en gezondheidsbevordering uit diverse bronnen gebundeld, in samenhang gepresenteerd en in samenwerking met de gemeenten vertaald naar beleidsadviezen. De belangrijkste adviezen zijn verwoord in kernboodschappen: deze zijn richtinggevend voor de inhoud van de nota lokaal gezondheidsbeleid.
Omslag Witte rook grafisch ontwerpers, Arnhem/Deventer/www.witterook.nl Auteursrecht voorbehouden © GGD Gelre-IJssel, Apeldoorn 2010 Aan de totstandkoming van deze uitgave is de uiterste zorg besteed. Voor informatie die nochtans onvolledig of onjuist is opgenomen, aanvaarden redactie, auteurs en uitgever geen aansprakelijkheid. Voor eventuele verbeteringen van de opgenomen gegevens houden zij zich gaarne aanbevolen. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van GGD Gelre-IJssel. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16b Auteurswet 1912 juncto het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471, en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht, Postbus 882, 1180 AW Amstelveen. Voor het overnemen van gedeelten uit deze uitgave in bloemlezingen, ‘readers’ en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden. ISBN: 978-90-816197-1-4
Het Kennis- en Expertisecentrum (KEC) van GGD Gelre-IJssel is initiatiefnemer voor deze regionale VTV. Een projectplan is ter goedkeuring en met verzoek tot medewerking voorgelegd aan de gemeenten. De rVTV is in eerste instantie geschreven voor de gemeenten en moet dan ook vooral voor deze doelgroep bruikbaar zijn. Om dit te bewerkstelligen zijn vanaf het begin gemeenteambtenaren betrokken bij de projectgroep, heeft het regionale ambtelijk overleg volksgezondheid meerdere malen als klankbordgroep gefungeerd en maakten twee gemeentebestuurders deel uit van de stuurgroep rVTV. De gemeenten en GGD Gelre-IJssel zijn zich ervan bewust dat dit regionaal rapport nog niet volledig is. In het projectplan is gekozen voor een groeimodel. Deze rVTV is gebaseerd op landelijke onderzoeksgegevens en gegevens van GGD Gelre-IJssel. Om het beeld van de gezondheidssituatie in de toekomst nog completer te maken, wil GGD Gelre-IJssel bij de volgende rVTV ook gebruik maken van gegevens van regionale en lokale organisaties. Veel van deze organisaties hebben, tijdens een inventarisatieronde door de GGD in het voorjaar van 2010, aangegeven dat zij wel aan de volgende rVTV willen meewerken. Voor de huidige rVTV was de tijd te kort om hun gegevens op een goede manier te verwerken. Uiteraard hopen gemeenten en GGD Gelre-IJssel dat de rVTV ook zorg- en maatschappelijke instellingen zal interesseren zodat ook zij gebruik gaan maken van
voor hen relevante (gezondheids)gegevens en dergelijke gegevens nadrukkelijk(er) bij gemeenten en GGD onder de aandacht gaan brengen.
Inhoud
Dit rapport is tot stand gekomen in samenwerking met het RIVM. Daarnaast hebben de schrijvers zich ook laten inspireren door collega GGD-organisaties.
Kernboodschappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
1 Collectieve volksgezondheid: gemeenten aan zet . . . . . . . . . . . . . . . . 17 Een woord van dank aan René Poos (RIVM) en de betrokken ambtenaren volksgezondheid, speciaal de beide projectgroepleden Gerda Montauban en Jos Koers. Tevens en niet in de laatste plaats dank aan diverse geconsulteerde collega’s van GGD Gelre-IJssel, GGD Hart voor Brabant, GGD Zeeland en GGD Zuid-Limburg. GGD Gelre-IJssel is ervan overtuigd dat deze eerste regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning een belangrijke bijdrage zal leveren aan bestuurlijke afwegingen en het ontwikkelen van gemeentelijk integraal beleid ten aanzien van gezondheid en aanpalende beleidsterreinen zoals de Wmo, jeugd- en ouderenbeleid, milieubeleid et cetera. Met behulp van de rVTV kunnen gemeenten op een goed onderbouwde wijze hun regisseursfunctie waarmaken. Financiële middelen kunnen, met informatie uit de rVTV, naar onze overtuiging (nog) doelmatiger en effectiever worden ingezet.
Dick ten Brinke Directeur GGD Gelre-IJssel November 2010
2 De regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning . . . . . . . . . . . . . . 2.1 GGD Gelre-IJssel: gemeenschappelijke gezondheidsdienst van 21 gemeenten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.2 Waarom een regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning? . . . . . . 2.3 Wetten, cijfers en beleid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.3.1 Wettelijk kader . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.3.2 Gegevensverzameling GGD Gelre-IJssel . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.4 Opbouw rVTV . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.4.1 VTV-model als uitgangspunt . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.4.2 Regionaal rapport plus gemeentelijke rapporten . . . . . . . . . . .
19 19 20 20 21 23 23 24
3 Kenmerken bevolking regio Gelre-IJssel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.1 Bevolkingssamenstelling van invloed op gezondheid . . . . . . . . . . . . 3.2 Geografische ligging en bevolkingsaantal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.3 Bevolkingssamenstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.3.1 Bevolkingsopbouw naar leeftijd en geslacht . . . . . . . . . . . . . 3.3.2 Huishoudens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.3.3 Etniciteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.3.4 Werkloosheid en arbeidsongeschiktheid . . . . . . . . . . . . . . . . 3.3.5 Religie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.3.6 Doelgroep Maatschappelijke Zorg . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.4 Sociaaleconomische status . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.4.1 Opleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.4.2 Inkomen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.4.3 Rondkomen en schulden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
25 25 26 28 28 30 31 33 34 35 36 36 38 39
19
4 Gezondheid in de regio Gelre-IJssel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41 4.1 Wat is gezondheid? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42 4.2 Levensverwachting, gezonde levensverwachting en sterfte . . . . . . . . 42 4.3 Ziekten en aandoeningen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46 4.3.1 Ziekten en aandoeningen op basis van zorgregistraties . . . . . . 46 4.3.2 Ziekten en aandoeningen op basis van zelfrapportage . . . . . . . 48 4.3.3 Infectieziekten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50 4.3.4 Ziektelast . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54 4.4 Kwaliteit van leven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55 4.4.1 Lichamelijke beperkingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56 4.4.2 Ervaren gezondheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56 4.4.3 Psychische gezondheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 57
4.4.4 Angst en depressieklachten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 58 4.4.5 Eenzaamheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60 5 Factoren die de gezondheid beïnvloeden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 63 5.1 Waardoor wordt gezondheid bepaald? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64 5.2 Persoonsgebonden factoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65 5.2.1 Overgewicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 65 5.2.2 Verhoogde bloeddruk en verhoogd cholesterol . . . . . . . . . . . . 69 5.3 Leefstijlfactoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69 5.3.1 Roken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69 5.3.2 Alcoholgebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72 5.3.3 Druggebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76 5.3.4 Lichamelijke activiteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77 5.3.5 Voeding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80 5.3.6 Seksueel gedrag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84 5.4 Fysieke omgeving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85 5.4.1 Wonen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85 5.4.2 Binnenmilieu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86 5.4.3 Geluidshinder . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87 5.4.4 Geurhinder . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88 5.4.5 Luchtverontreiniging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89 5.4.6 Eikenprocessierups . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90 5.5 Sociale omgeving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91 5.5.1 Sociale contacten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91 5.5.2 Maatschappelijke participatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96 5.5.3 Onveilig voelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99 5.5.4 Huiselijk geweld . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100 5.6 Bijdrage van factoren aan ziektelast . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101 6 Preventie en Zorg . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103 6.1 Belangrijkste aspecten van preventie en zorg . . . . . . . . . . . . . . . . 104 6.2 Preventie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105 6.2.1 Wat is preventie precies? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105 6.2.2 Preventie overgewicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 108 6.2.3 Preventie roken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 112 6.2.4 Preventie schadelijk alcoholgebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . 114 6.2.5 Preventie diabetes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 117 6.2.6 Depressiepreventie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119 6.2.7 Gezond ouder worden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122 6.2.8 Seksuele gezondheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 125 6.2.9 Gezonde leefomgeving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 128 6.3 Vaccinatie, screening en gezondheidsonderzoek . . . . . . . . . . . . . . 130 6.3.1 Rijksvaccinatieprogramma . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 130 6.3.2 Griepvaccinaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133 6.3.3 Nieuwe Influenza A (H1N1) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 134
6.3.4 Borst- en baarmoederhalskankerscreening . . . . . . . . . . . . . . 134 6.3.5 Jeugdgezondheidszorg . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135 6.4 Aanbod en gebruik gezondheidszorg . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 136 6.5 Maatschappelijke zorg . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 141 7 De rol van gemeenten in gezondheidsbeleid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 145 7.1 Gezondheidsbeleid op landelijk, regionaal en gemeentelijk niveau . . 146 7.2 Wat is gezondheidsbeleid? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 146 7.3 Landelijk, provinciaal en lokaal gezondheidsbeleid . . . . . . . . . . . . 146 7.3.1 Landelijke verantwoordelijkheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 146 7.3.2 Provinciale verantwoordelijkheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 148 7.3.3 Gemeentelijke verantwoordelijkheden . . . . . . . . . . . . . . . . . 148 7.4 Preventiecyclus: samenhang onderzoek, beleid en praktijk . . . . . . . 149 7.5 Via gemeentelijke rapporten naar nota lokaal gezondheidsbeleid . . . 150 Literatuur en websites . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 151 Samenstelling stuur-, project- en klankbordgroep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 160 Auteurs, referenten, redactie en eindredactie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 161 Begrippen en definities . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 162 Lijst van afkortingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 167
Kernboodschappen De regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning (rVTV) geeft inzicht in de gezondheidssituatie in de regio Gelre-IJssel. Bij de samenstelling van de rVTV is gebruik gemaakt van diverse gegevens- en informatiebronnen over gezondheid, ziekte, zorg en preventie, binnen en buiten GGD Gelre-IJssel. Dit rapport levert samen met de nog op te stellen gemeentelijke rapporten (najaar 2010) de feitelijke onderbouwing voor keuzes in het gezondheidsbeleid zowel op regionaal als op gemeentelijk niveau. Dit hoofdstuk bevat de belangrijkste bevindingen van de rVTV en sluit af met een zestal aanbevelingen voor gezondheidsbeleid in de regio Gelre-IJssel.
Belangrijkste bevindingen Levensverwachting en sterfte vergelijkbaar met landelijk gemiddelde De levensverwachting in de regio Gelre-IJssel is 80,0 jaar en het sterftecijfer is gemiddeld 72,3 per 10.000 mensen per jaar. Beide getallen komen overeen met het landelijk gemiddelde. Wel is de sterfte aan ziekten van de ademhalingsorganen en door vervoersongevallen in de regio Gelre-IJssel relatief hoog ten opzichte van de gemiddelde sterfte in Nederland. Diabetes, gewrichtsslijtage en coronaire hartziekten komen het meest voor Op basis van gegevens uit zorgregistraties is diabetes met 44,2 patiënten per 1.000 inwoners de meest voorkomende chronische aandoening in de regio Gelre-IJssel. Hierna volgen gewrichtsslijtage en coronaire hartziekten met respectievelijk 43,8 en 43,5 patiënten per 1.000 inwoners. De meest zelfgerapporteerde aandoeningen zijn migraine (ernstige hoofdpijn, 10,8%), gewrichtsslijtage (9,9%) en een (ernstige) rugaandoening (8,7%). Gewrichtsslijtage komt vooral bij ouderen voor. Aantal ouderen groeit Het percentage 80-plussers zal in de regio Gelre-IJssel in de periode 2010-2040 meer dan verdubbelen van 4 naar 9%. Daarmee stijgt niet alleen het aantal ouderen dat woont in verzorgingshuizen en verpleeghuizen, maar ook het aantal zelfstandig wonende ouderen. Een groot deel van hen is vrouw en alleenstaand. Van de ouderen heeft driekwart te maken met één of meer chronische aandoeningen. Door de vergrijzing van de bevolking zullen tot 2020 chronische aandoeningen als coronaire hartziekten, gezichtsstoornissen, chronische bronchitis en dementie met 20 tot 25% toenemen. Dementie is één van de tien aandoeningen met de grootste ziektelast, die bovendien voor mensen in de omgeving veel gevolgen heeft. Bij een groeiend aantal ouderen neemt de behoefte aan mantelzorg, professionele zorg en speciale voorzieningen toe. Het is een goede zaak dat al veel gemeenten in de regio Gelre-IJssel zich vanuit het gezondheidsbeleid richten op de ondersteuning van mantelzorg, valpreventie en preventie van eenzaamheid.
11
gezondheid in de regio gelre-ijssel
Meer risico op gezondheidsachterstand bij bepaalde bevolkingsgroepen Mensen met een lage opleiding en weinig inkomsten hebben een kortere levensverwachting en een slechtere gezondheid dan mensen die beter zijn opgeleid en meer verdienen. Zo leven laagopgeleiden gemiddeld zes à zeven jaar korter dan hoogopgeleiden. Een andere groep die naar verhouding minder gezond is, zijn mensen van Turkse en Marokkaanse afkomst. Deze bevolkingsgroepen hebben een minder gunstige leefstijl, minder gunstige omgevingsfactoren en mede hierdoor een minder goede gezondheid. Het aantal mensen met een laag inkomen en het aantal niet-westerse allochtonen in de regio Gelre-IJssel zal in de toekomst toenemen. Oude en nieuwe infectieziekten steken de kop op Na een jarenlange dalende trend is het aantal tuberculosepatiënten in de regio Gelre-IJssel gestegen van 41 nieuwe gevallen in 2008 tot 54 nieuwe gevallen in 2009. Dit is het gevolg van de toename van immigranten en asielzoekers uit landen waar veel tuberculose voorkomt. Ook het aantal mensen met een soa is in de afgelopen jaren toegenomen. GGD Gelre-IJssel constateerde in 2007 bij 294 bezoekers van het soa-spreekuur een soa; in 2009 was dit aantal gestegen tot 387. De verwachting is dat deze trend zich voortzet. Hoewel het aantal melkgeitenbedrijven in de regio Gelre-IJssel relatief hoog is, is de verspreiding van Q-koorts tot nu toe beperkt gebleven, namelijk 13 slachtoffers ten opzichte van 2.357 in heel Nederland. Evenals in de rest van Nederland neemt de ziekte van Lyme sinds 1994 toe. Besmette teken brengen deze ziekte over. In 2009 waren er in de helft van de gemeenten in de regio Gelre-IJssel minimaal 200 besmettingen per 10.000 inwoners ten opzichte van 50-200 besmettingen per 10.000 inwoners landelijk. Leefstijl en omgevingsfactoren voor verbetering vatbaar Mensen kunnen door hun leefstijl hun gezondheid beïnvloeden. Maar ook de omgeving, het milieu, kan op iemands gezondheid van invloed zijn. Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste feiten: • roken is nog steeds de belangrijkste vermijdbare oorzaak van ziekte en sterfte. In de regio Gelre-IJssel rookt 17% van de middelbare scholieren en 24% van de volwassenen; • overgewicht is na roken de belangrijkste oorzaak van ziekte en sterfte. In de regio Gelre-IJssel komt overgewicht meer voor en het neemt verder toe dan landelijk; • alcoholgebruik onder jongeren neemt af in de regio Gelre-IJssel, maar is nog steeds te hoog. Bijna de helft van de vierdeklassers drinkt in een periode van vier weken bij minstens één gelegenheid vijf of meer glazen alcohol en één op de drie volwassenen overschrijdt de norm voor verantwoord alcoholgebruik; • bewegen verkleint de kans op vroegtijdig overlijden en het risico op het ontstaan van diverse ziekten. In de regio Gelre-IJssel voldoen de meeste middel-
12
kernboodschappen
•
•
•
•
•
bare scholieren en een kwart van de volwassenen niet aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen; gezonde voeding verkleint het risico op het ontstaan van diverse ziekten, zoals hart- en vaatziekten, kanker en diabetes. De meerderheid van de regionale bevolking kan op dit terrein gezondheidswinst boeken omdat men onvoldoende groente, fruit en vis eet; veilig vrijen is van belang om soa te voorkomen. In de regio Gelre-IJssel heeft één op de zes middelbare scholieren ervaring met geslachtsgemeenschap. De helft van deze groep gebruikt niet altijd een condoom; huiselijk geweld kan lichamelijk geweld, geestelijk geweld, seksueel geweld of verwaarlozing van kinderen zijn. Ongeveer één op de dertien volwassenen geeft aan slachtoffer te zijn geweest van huiselijk geweld. Zowel slachtoffers, daders als kinderen die getuige zijn van huiselijk geweld, hebben baat bij goede begeleiding; ventilatie verbetert de kwaliteit van het binnenmilieu. In het binnenmilieu kunnen verschillende stoffen voorkomen die schadelijk zijn voor de gezondheid, zoals tabaksrook, radon, vocht en allergenen. De meerderheid van de woningen en scholen in de regio Gelre-IJssel wordt onvoldoende geventileerd; geluidshinder is een groeiend probleem. Blootstelling aan geluid kan hinder veroorzaken en leiden tot lichamelijke klachten en verminderde prestaties. Eén op de vijf volwassenen in de regio ondervindt ernstige geluidshinder. Het wegverkeer en de buren zijn de belangrijkste geluidsbronnen.
Aanbevelingen voor gezondheidsbeleid Geef meer aandacht aan preventie De urgentie van preventie is nog steeds groot. De door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport gestelde preventiedoelstellingen zijn noch landelijk noch in de regio Gelre-IJssel allemaal gehaald. Het aantal volwassenen en jongeren met overgewicht stabiliseert landelijk, maar stijgt in de regio GelreIJssel. Te veel inwoners roken zelf of roken mee met anderen in hun omgeving. Het aantal alcohol drinkende jongeren en volwassen probleemdrinkers is nog altijd te hoog. Steeds meer inwoners kampen met diabetes. Landelijk krijgen meer inwoners preventieve hulp tegen depressies; voor de regio Gelre-IJssel zijn daarvan geen cijfers bekend. De Handleiding Gezonde Gemeente (2010) geeft gemeenteambtenaren en lokale professionals van preventieorganisaties handvatten om de thema’s roken, depressie, overgewicht, alcohol en seksuele gezondheid op te nemen in het lokale gezondheidsbeleid. Belangrijke elementen zijn een integrale aanpak en een gezonde leefomgeving. Voorts is het van belang om meer inwoners met een lage sociaaleconomische status en meer inwoners van niet-westerse afkomst te bereiken.
13
gezondheid in de regio gelre-ijssel
kernboodschappen
Gebruik meer erkende interventies In de regio Gelre-IJssel wordt geen optimaal gebruik gemaakt van de landelijk beschikbare, erkende interventies. Steeds meer interventies zijn door de Erkenningscommissie van het Centrum Gezond Leven (CGL) van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) beoordeeld op kwaliteit en effectiviteit. Vooral het aantal interventies dat is erkend als ‘goed beschreven’ of ‘theoretisch goed onderbouwd’ is de afgelopen jaren flink gegroeid. Daarnaast is door het CGL een beperkt aantal interventies erkend als ‘waarschijnlijk effectief’ of ‘bewezen effectief’. Sommige landelijk erkende interventies worden al wel regionaal ingezet, vele andere nog niet. Regionale preventieorganisaties gebruiken niet-beoordeelde interventies, waarvan weinig bekend is over de werkzaamheid. De organisaties kunnen kwaliteit en effectiviteit van deze niet-beoordeelde regionale interventies inzichtelijk maken, door ze goed te evalueren en voor erkenning in te dienen bij het CGL.
preventie, aanpak overgewicht, diabetes, overmatig alcoholgebruik, vroege opsporing psychische problematiek, voorkomen van vroegtijdig schoolverlaten en ondersteuning van jongeren die opgroeien met een ernstig of langdurig ziek familielid. Versterk netwerkbenadering tussen gemeenten onderling Netwerkbenadering of ‘concerted action’ betekent dat gemeenten een gezamenlijk en samenhangend actieprogramma opstellen, gebaseerd op de best beschikbare kennis. Partners die een belangrijke taak hebben bij de uitvoering van dit actieprogramma zijn vertegenwoordigd en er is sprake van een eenduidige regie. De gemeente voert de regie, desgewenst met ondersteuning van de GGD. Hierbij zijn politieke wil en een lange adem belangrijke randvoorwaarden.
Pas integraal gezondheidsbeleid toe Via integraal gezondheidsbeleid kan de gemeente het haar inwoners gemakkelijk maken om zich gezond te gedragen (bijvoorbeeld door voldoende speeltuintjes, zitbanken en fietspaden aan te leggen en door geen alcohol te schenken op plekken waar jeugd komt). Daarnaast kan de gemeente mensen die dat nodig hebben, stimuleren, gebruik te maken van diverse voorzieningen (bijvoorbeeld door mensen via het zorgloket hierop te attenderen). Gemeenten hebben twee belangrijke bestuurlijke instrumenten om het integraal gezondheidsbeleid vorm te geven. De eerste is de nota lokaal gezondheidsbeleid, waaraan verschillende beleidsterreinen van een gemeente hun inbreng kunnen leveren. Als tweede biedt de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) diverse mogelijkheden. Dat komt onder andere omdat deze Wet gericht is op het vergroten van de leefbaarheid, op goede informatieverstrekking en op mensen die onvoldoende zelfredzaam zijn. De kern van de Wmo is dat iedereen kan meedoen in de samenleving. Geef kwetsbare mensen extra aandacht Het is belangrijk dat gemeenten, om gezondheidsachterstanden aan te pakken, bij de uitvoering van hun gezondheidsbeleid expliciet aandacht besteden aan mensen uit kwetsbare groepen. Dit zijn onder andere mensen met een laag inkomen en mensen met een niet-westerse achtergrond, maar ook mensen die niet zelfredzaam zijn. De gemeente kan mensen uit deze kwetsbare groepen ondersteunen met speciale voorzieningen en regelingen. Verbeter samenhang tussen gemeentelijk gezondheidsbeleid en eerstelijnszorg Gemeenten kunnen de preventieve en curatieve zorg stimuleren om met elkaar af te stemmen en samen te werken. De gemeente kan partners uit de eerstelijnszorg, die een functie vervullen in bestaande structuren, zoals het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG), een Stichting Welzijn Ouderen of een gezondheidscentrum, bij elkaar brengen. Mogelijke thema’s voor samenwerking zijn opvoedingsondersteuning, val-
14
15
1
Collectieve volksgezondheid: gemeenten aan zet
Gemeenten zijn, zowel beleidsmatig als uitvoerend, steeds meer aan zet als het gaat om de collectieve volksgezondheid. De Wet publieke gezondheidszorg (Wpg) schrijft voor dat gemeenten elke vier jaar een nota gezondheidsbeleid opstellen, waarin zij aangeven waar zij voor de komende jaren de accenten leggen in het gemeentelijk volksgezondheidsbeleid. Gezondheid en zorg zijn ook belangrijke onderwerpen in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en in het jeugd- en ouderenbeleid. Inzicht in de lokale gezondheidssituatie helpt gemeenten om verantwoorde keuzes te maken. Het verschaffen van inzicht in de gezondheidssituatie is één van de kerntaken van de GGD. Tot nu toe heeft GGD Gelre-IJssel dit inzicht gefragmenteerd verstrekt. Gemeenten ontvingen rapportages over gezondheidsmonitors van verschillende leeftijdsgroepen en factsheets over diverse onderwerpen, zoals infectieziekten. In de regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning (rVTV) 2010 geeft GGD GelreIJssel een integraal beeld van de volksgezondheidssituatie in de regio. De regionale VTV bestaat uit twee delen: een regionaal rapport en rapportages per gemeente of per subregio. In dit regionale rapport zijn beschikbare gegevens over de volksgezondheidssituatie in de regio samengebracht en er worden verbanden gelegd. De bijbehorende rapporten per gemeente of subregio bevatten de voornaamste lokale of subregionale gegevens. Deze rapporten dienen als feitelijke onderbouwing voor bestuurlijke keuzes in het gezondheidsbeleid.
Leeswijzer De belangrijkste bevindingen en de aanbevelingen zijn vertaald naar kernboodschappen voor het toekomstige (gezondheids)beleid. Het regionale rapport begint met deze kernboodschappen. Hoofdstuk 2 beschrijft het conceptuele model dat ten grondslag ligt aan de VTV en de kaders waarbinnen het gezondheidsbeleid van gemeenten zich afspeelt. In hoofdstuk 3 zijn demografische kenmerken van de bevolking in de regio Gelre-IJssel beschreven. Hoofdstuk 4 geeft informatie over de gezondheid van de regionale bevolking. Hoofdstuk 5 gaat in op factoren die de gezondheid beïnvloeden, zoals leefstijl en milieu. Hoofdstuk 6 geeft informatie over het aanbod van preventie en zorg in de regio en in hoofdstuk 7 is de rol van gemeenten in gezondheidsbeleid beschreven. De hoofdstukken 3 tot en met 7 beginnen met een samenvatting van de belangrijkste gegevens in dat hoofdstuk. Als er belangrijke verschillen tussen groepen zijn, bijvoorbeeld tussen inwoners van de regio Gelre-IJssel en inwoners van Nederland of tussen leeftijdsgroepen, dan is dat in de tekst beschreven. Als verschillen zijn aangemerkt als ‘significant’ dan is de kans dat het gevonden verschil een toevalsbevinding is kleiner dan 5%.
17
1gezondheid in de regio gelre-ijssel
Verdiepingen van bepaalde onderwerpen en achtergrondinformatie staan in tekstblokken. De toekomstverwachtingen in hoofdstuk 3 en 4 zijn in blauwe letters. De betekenis van begrippen en afkortingen staan respectievelijk in de lijst met begrippen en definities en in de lijst van afkortingen.
2 De regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2.1
GGD Gelre-IJssel: gemeenschappelijke gezondheidsdienst van 21 gemeenten
Het werkgebied van GGD Gelre-IJssel omvat de 21 gemeenten in de subregio’s Achterhoek (Doetinchem, Winterswijk en omgeving), Stedendriehoek (Apeldoorn, Deventer, Zutphen en omgeving) en Noord-Veluwe (Harderwijk en omgeving). In de Strategische visie 2009-2013 formuleert GGD Gelre-IJssel, met instemming van de 21 colleges van burgemeester en wethouders, zijn missie als volgt: ‘GGD Gelre-IJssel is een gezondheidsdienst van 21 gemeenten. Hij bewaakt, beschermt en bevordert de gezondheid van de inwoners.’ Dit hoofdstuk beschrijft in paragraaf 2.2 wat de regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning (rVTV) beoogt en in paragraaf 2.3 hoe de inhoud van de rVTV tot stand is gekomen. De theoretische grondslag voor de rVTV staat in paragraaf 2.4. Een schema ondersteunt de theorie dat verschillende factoren van invloed zijn op gezondheid. In dit schema ( figuur 2.2) staat op welke manier de hoofdstukken van deze rVTV een relatie met gezondheid hebben.
2.2 Waarom een regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning? Een belangrijke taak van iedere GGD is om gemeenten te ondersteunen bij het lokale gezondheidsbeleid. Om prioriteiten te kunnen stellen in het gezondheidsbeleid is voor gemeenten een geïntegreerd beeld van de gezondheid een vereiste. Met deze regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning (rVTV) geeft GGD Gelre-IJssel hieraan vorm. GGD Gelre-IJssel volgt hiermee het voorbeeld van een aantal andere regio’s in Nederland waar, door gemeenten en zorgaanbieders, dergelijke rVTVrapportages goed zijn ontvangen (Bon-Martens et al., 2006a; Bon-Martens et al., 2006b; Vriends et al., 2008; Jeeninga et al., 2008; Lamberts et al., 2010). Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) stelt om de vier jaar de landelijke VTV op. Het RIVM heeft in maart 2010 de vijfde en meest recente landelijke VTV gepresenteerd (Van der Lucht & Polder, 2010). Deze VTV geeft een trendmatig inzicht in de gezondheidstoestand van de Nederlanders, de (vermijdbare) oorzaken van gezondheidsverlies en de ontwikkeling van behoefte, vraag, gebruik en kosten van zorg. De landelijke VTV geeft ook inzicht in de mogelijkheden tot en kosten van verbetering van de gezondheidstoestand door preventie en zorg en waar mogelijk, de effecten van beleid. De rVTV van regio Gelre-IJssel is gedeeltelijk gebaseerd op de landelijke VTV. Het hoofddoel van zowel de landelijke als de regionale VTV is het verschaffen van inzicht in de gezondheidstoestand van de bevolking nu en in de toekomst en de mogelijkheden om efficiënte gezondheidswinst te behalen ter onderbouwing van beleid voor de (middel)lange termijn. De landelijke VTV dient daarnaast als basisdocument voor de Rijksnota 2010.
18
19
2gezondheid in de regio gelre-ijssel
De regionale Volksgezondheid toekomst verkenning
In de rVTV van regio Gelre-IJssel is al wel de informatie uit de concept Rijksnota 2010 verwerkt. De nota’s verschijnen om de vier jaar: zij zijn op elkaar gebaseerd en vullen elkaar aan ( figuur 2.1).
De Wmo omschrijft maatschappelijke ondersteuning in negen prestatievelden, waaronder het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers, het verlenen van voorzieningen aan inwoners met een beperking en het bevorderen van de Maatschappelijke Zorg (MZ). Elke vier jaar moeten gemeenten een Wmo beleidsplan opstellen. Dit plan is idealiter afgestemd met de nota LGB aangezien beide beleidsplannen gedeeltelijk over dezelfde doelgroepen en onderwerpen gaan. Om het beleidsplan goed te kunnen opstellen moeten gemeenten inzicht hebben in de afstemming tussen aanbod van en vraag naar voorzieningen voor de diverse (kwetsbare) doelgroepen. Daarnaast zijn gemeenten verplicht om het gevoerde beleid op het gebied van de Wmo te evalueren.
VTV 2010
Rijksnota 2010
evaluatiebeleid door inspectie
Preventiecycles
rVTV Regionaal rapport 2010
Gemeentelijke rapporten 2010 Gemeentelijke nota’s 2012-2014
2
Inspectie Gezondheidszorg houdt toezicht op Wpg en Wmo De Inspectie Gezondheidszorg (IGZ) houdt, aan de hand van diverse indicatoren, toezicht op de uitvoering van de Wpg- en Wmo-taken van gemeente en GGD. Gemeenten en GGD’en zijn verplicht inzicht te geven in deze indicatoren en daarom voeren zij regelmatig monitors uit. Het belangrijkste doel van een monitor is dus inzicht verschaffen in de gezondheid (en de daarmee samenhangende factoren) van de bevolking. 2.3.2 Gegevensverzameling GGD Gelre-IJssel
Figuur 2.1: De vierjarige preventiecyclus voor Nederlands gezondheidsbeleid.
2.3 Wetten, cijfers en beleid 2.3.1 Wettelijk kader Wet publieke gezondheid vraagt gemeenten elke vier jaar om nota lokaal gezondheidsbeleid Werken aan volksgezondheid is in Nederland een wettelijke taak van de overheid. Eén van de belangrijkste grondslagen hiervoor is de Wet publieke gezondheid (Wpg). Volgens deze wet hebben gemeenten specifieke taken op het gebied van gezondheidsbescherming, ziektepreventie en gezondheidsbevordering. De Wpg hanteert de preventiecyclus om het preventiebeleid in Nederland vorm te geven ( figuur 2.1). Op grond van de Wpg dient elke gemeente een nota Lokaal Gezondheidsbeleid (LGB) op te stellen. Voorts schrijft de Wpg voor dat gemeenten hun LGB elke vier jaar op gestandaardiseerde wijze en door middel van epidemiologische analyse, actualiseren. De gemeenten hebben deze taak gedelegeerd aan de GGD. Wet maatschappelijke ondersteuning zegt: iedereen moet kunnen meedoen! Naast de Wpg maakt de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) gemeenten verantwoordelijk voor de maatschappelijke ondersteuning. Ofwel: gemeenten moeten het mogelijk maken dat alle inwoners in de maatschappij kunnen meedoen. Dit vraagt extra aandacht voor kwetsbare groepen.
20
Interne gegevensbronnen Allereerst hanteert GGD Gelre-IJssel een monitorcyclus van vier jaar, waarin de gezondheid van de hele bevolking door middel van vragenlijstonderzoek in kaart wordt gebracht. Omdat de problematiek in de diverse leeftijdsgroepen verschilt, voert de GGD vier afzonderlijke monitors uit; elk jaar één. De leeftijdsgroepen zijn: • jeugd van 0 tot en met 11 jaar. Ouders vullen vragen in over hun kinderen; in 2009 voor de eerste maal uitgevoerd; • middelbare scholieren. Leerlingen uit klas 2 en 4 van het voortgezet onderwijs vullen op school een vragenlijst in; uitgevoerd in 2003 en 2007; • volwassenen van 19 tot en met 64 jaar; in 2008 voor de eerste maal uitgevoerd; • ouderen van 65 jaar en ouder; in 2005 voor de eerste maal uitgevoerd. De monitors naar leeftijdsgroepen bereiken in onvoldoende mate de doelgroep van Maatschappelijke Zorg (MZ). Daarom voert GGD Gelre-IJssel ook een specifieke monitor MZ uit over alle leeftijdsgroepen heen. Gegevens voor deze monitor worden niet verzameld via individuele vragenlijsten, maar door ze op te vragen bij de diverse organisaties en instellingen die werkzaam zijn binnen het domein van MZ. In 2007 voerde GGD Gelre-IJssel de monitor MZ voor het eerst uit. De GGD herhaalt de monitors elke vier jaar. Hierdoor worden veranderingen in gezondheid en leefstijl van de bevolking gesignaleerd, trends opgespoord en beleid, tot op zekere hoogte, geëvalueerd. De afgelopen jaren is op landelijk niveau gewerkt aan de standaardisatie van een set basisvraagstellingen. Door een landelijk systeem van verzameling en beheer van lokaal verzamelde gegevens, kunnen regio’s met elkaar vergeleken worden en kunnen ook op landelijk niveau uitspraken worden gedaan over de gezondheidssituatie
21
2gezondheid in de regio gelre-ijssel
De regionale Volksgezondheid toekomst verkenning
van de bevolking. Binnen dit zogenaamde project ‘Lokale en Nationale Monitor’ werkt GGD Nederland samen met het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en ActiZ (een organisatie van zorgondernemers). In principe hebben alle GGD’en en thuiszorginstellingen in Nederland zich gecommitteerd aan de standaarden. Om die reden gebruiken GGD’en in hun monitors de standaardvraagstellingen voor zover deze voor een bepaald onderwerp beschikbaar zijn. De ontwikkelingen rondom de monitor MZ zijn nog niet zover. Vanaf 2008 tracht een landelijke werkgroep onder leiding van GGD Nederland de indicatoren MZ van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) helder te definiëren zodat gegevens op een meer uniforme wijze kunnen worden verzameld. In september 2010 is Tranzo/ Universiteit van Tilburg gestart met de ontwikkeling van een landelijke monitor sociaal kwetsbare groepen. Dit project, waarbij GGD Gelre-IJssel is betrokken, wordt in 2014 afgerond. GGD Gelre-IJssel voert de monitors naar leeftijdsgroepen samen en tegelijkertijd uit met de andere GGD’en in de regio Oost-Nederland. Deze samenwerking komt de efficiency ten goede. Bovendien zijn de uitkomsten door de gelijktijdige uitvoering onderling grotendeels vergelijkbaar. Minimaal 80% van de vragen is identiek. Daarnaast is er ruimte voor specifieke lokale vragen (20%) waarvoor GGD GelreIJssel de wensen van alle 21 gemeenten inventariseert. Naast de monitorcyclus leveren ook de registraties van Jeugdgezondheidszorg (JGZ), infectieziektebestrijding, soa- en Sense-spreekuren, medische milieukunde en toezichthouders kinderopvang een belangrijke bijdrage aan het verzamelen van gezondheidsgegevens. Binnen JGZ is tot medio 2010 gebruik gemaakt van het Jeugd Informatie Systeem (JIS; Hoeven-Mulder & Tijhuis, 2006). In de loop van 2010 is dit systeem vervangen door het Digitaal Dossier Jeugd (DDJ). Met dit digitale dossier is het in de toekomst enerzijds eenvoudiger om gegevens te analyseren en anderzijds biedt het digitale dossier meer mogelijkheden voor verdiepende analyses. De afdeling infectieziekten werkt met het landelijke digitale registratiesysteem Orion Osiris en is ook verplicht te rapporteren aan gemeenten (Wijnbergen & Timmerman-Kok, 2008; Bos et al., 2009).
2.4 Opbouw rVTV
Externe gegevensbronnen Naast interne gegevensbronnen maakt GGD Gelre-IJssel gebruik van externe bronnen. Op landelijk niveau zijn de belangrijkste bronnen het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), het RIVM, het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP), het Nederlands Instituut voor Onderzoek van de Gezondheidszorg (NIVEL) en het Trimbos-instituut. Om het beeld van de gezondheidssituatie nog completer te maken, wil GGD GelreIJssel bij de ontwikkeling van de volgende rVTV ook gebruik maken van gegevens van regionale en lokale organisaties. Bij een inventarisatieronde door de GGD in het voorjaar van 2010, hebben veel van deze organisaties aangegeven dat zij aan de volgende rVTV willen meewerken. Voor de voorliggende rVTV was de tijd te kort om hun gegevens op te nemen.
2
2.4.1 VTV-model als uitgangspunt Canadese minister Lalonde: gezondheidstoestand is op diverse manieren te beïnvloeden De nationale en regionale VTV zijn beide gebaseerd op het model van de Canadese minister Marc Lalonde. In dit model wordt de gezondheidstoestand opgevat als
beleid (h7) Beleid andere terreinen
Gezondheids(zorg)beleid
externe ontwikkelingen (h3)
Gezondheidsfactoren (h5)
Demografie
Omgeving
Preventie en zorg (h6) Preventie Gezondheidsbescherming
Fysiek Gezondheidsbevordering
Sociaal
Economie
Ziektepreventie Sociaal-culturele ontwikkelingen
Zorg
Leefstijl
Interventies cure/care
Technologie Persoonsgebonden factoren
Gebruik kosten
Ruimte
Gezondheidstoestand (H4) Ziekten en aandoeningen Functioneren en kwaliteit van leve n Sterfte Gezonde levensverwachting
Figuur 2.2: Het uitgewerkte conceptuele model van de volksgezondheid (Bron: De Hollander et al., 2006, bewerkt door GGD Zeeland).
22
23
2gezondheid in de regio gelre-ijssel
een proces met diverse factoren die de gezondheid beïnvloeden (Lalonde, 1974). In figuur 2.2 zijn de verschillende elementen en de samenhang daartussen weergegeven. In het onderdeel ‘Gezondheidstoestand’ van figuur 2.2 staat de vraag centraal wat de belangrijkste gezondheidsproblemen zijn. Bij het onderdeel ‘Gezondheidsfactoren’ gaat het om de vaststelling van wat de belangrijkste factoren zijn die de gezondheid in een regio beïnvloeden. Deze factoren zijn in drie groepen te verdelen: persoonsgebonden factoren (genetisch, biologisch), leefstijlfactoren en factoren in de fysieke en sociale omgeving. Het ‘preventie- en zorgnetwerk’ in de regio is een apart onderdeel in het figuur. Het onderdeel ‘Externe ontwikkelingen’ gaat over ontwikkelingen die zich buiten de volksgezondheid afspelen. Voorbeelden zijn: demografische, macro-economische en medisch-technologische ontwikkelingen en sociaal-culturele trends. De informatie over gezondheidstoestand, gezondheidsfactoren en preventie en zorg in deze rVTV dient ter onderbouwing van het gezondheidsbeleid (onderdeel ‘Beleid’ in figuur 2.2). In het kader van de rVTV gaat dat om het lokale gezondheidsbeleid van gemeenten, die hun beleid één keer per vier jaar vastleggen in de nota LGB. Figuur 2.2 geeft ook de structuur aan van de informatie die in deze rVTV is opgenomen. Het kan daarbij zowel gaan om kwalitatieve als kwantitatieve informatie. Zo wordt bijvoorbeeld de noodzaak van infectieziektebestrijding en de stand van zaken op het gebied van gezondheidsbevordering en -beleid kwalitatief beschreven. Voorbeelden van typisch kwantitatieve informatie zijn: • het percentage mensen met een bepaalde aandoening (gezondheid); • het percentage mensen met voldoende lichamelijke activiteit (factoren die de gezondheid beïnvloeden); • het percentage gevaccineerde kinderen (preventie en zorg). 2.4.2 Regionaal rapport plus gemeentelijke rapporten De regionale VTV bestaat uit twee producten: 1. een regionaal rapport met de huidige gezondheidstoestand in regio GelreIJssel, factoren die de gezondheid beïnvloeden, activiteiten rondom preventie en zorg, verwachte toekomstontwikkelingen en de betekenis van voorgenoemde bevindingen voor het beleid. In de kernboodschappen wordt op regionaal niveau advies gegeven, dat tevens kan worden gebruikt voor de inhoud van de nota LGB; 2. per gemeente een gemeentelijk rapport of per subregio een subregionaal rapport, dat qua opzet dezelfde structuur aanhoudt als het regionale rapport, maar dan toegespitst op de desbetreffende gemeente of subregio. GGD Gelre-IJssel vertaalt, samen met de gemeente, de belangrijkste bevindingen in lokale kernboodschappen die dienen als bouwstenen voor de nota LGB. Daarnaast kunnen de lokale kernboodschappen gebruikt worden voor diverse beleidsplannen voor bijvoorbeeld de Wmo, ouderen en jeugd.
24
3
Kenmerken bevolking regio Gelre-IJssel
Vergrijzing neemt verder toe Op 1 januari 2010 telt de regio Gelre-IJssel 878.316 inwoners. Het aantal inwoners van de regio Gelre-IJssel zal tussen 2010 en 2040 enigszins afnemen. Er treedt een verschuiving op in het aandeel inwoners per leeftijdsgroep. Het aandeel inwoners onder de 60 jaar zal naar verwachting iets dalen en het aandeel 60-plussers zal toenemen van 23% in 2010 tot 34% van de bevolking in 2040. Aantal (eenpersoons)huishoudens groeit Het gemiddelde particuliere huishouden in de regio Gelre-IJssel bestaat uit 2,4 mensen. In de toekomst zal het aantal particuliere huishoudens toenemen; voornamelijk doordat het aantal eenpersoonshuishoudens stijgt. Een en ander is het gevolg van de vergrijzing (ouderen wonen relatief vaak alleen) en het aantal scheidingen dat hoog blijft in vergelijking met een aantal decennia geleden. Ook de vraag naar plaatsen in verzorgingshuizen en verpleeghuizen (institutionele huishoudens) zal naar verwachting rond 2020 zijn toegenomen, omdat het aantal ouderen de komende jaren sterk zal stijgen. Toename niet-westerse allochtonen Van de bevolking in de regio Gelre-IJssel is 12,4% allochtoon. Dit percentage neemt de komende decennia toe. Naar verwachting is in 2040 één op de vijf inwoners van allochtone afkomst. Naar verwachting zal het aantal westerse allochtonen in de regio Gelre-IJssel de komende dertig jaar redelijk constant blijven. Het aantal niet-westerse allochtonen zal over dezelfde periode evenwel gestaag toenemen. Eén op de vijf heeft moeite met rondkomen en 7% heeft risicovolle of problematische schulden Het gemiddeld besteedbaar inkomen in de regio Gelre-IJssel is lager dan het landelijk gemiddelde. Eén op de vijf inwoners in de regio geeft aan moeite te hebben met rondkomen. Daarnaast heeft 7% van de regionale bevolking risicovolle of problematische schulden.
3.1 Bevolkingssamenstelling van invloed op gezondheid De samenstelling van de bevolking heeft een grote invloed op de gezondheid, het ontstaan van ziekten, gezondheidsfactoren, preventie en zorggebruik. Daarom worden in dit hoofdstuk enkele kenmerken van de bevolking in de regio Gelre-IJssel beschreven. Paragraaf 3.2 geeft informatie over de geografische ligging en het bevolkingsaantal, paragraaf 3.3 behandelt de bevolkingssamenstelling en in paragraaf 3.4 zijn sociaaleconomische gezondheidsverschillen beschreven.
25
3gezondheid in de regio gelre-ijssel
kenmerken bevolking regio gelre-ijssel
3.2
het inwonertal de kleinste gemeente maar heeft nog wel meer dan 20.000 inwoners (CBS-StatLine, 2010).
Geografische ligging en bevolkingsaantal
In 2010 omvat het werkgebied van GGD Gelre-IJssel 21 gemeenten. Deze rVTV doet verslag over de volgende 21 gemeenten, in alfabetische volgorde ( figuur 3.1): Aalten, Apeldoorn, Berkelland, Bronckhorst, Brummen, Deventer, Doetinchem, Elburg, Ermelo, Epe, Harderwijk, Lochem, Montferland, Nunspeet, Oost Gelre, Oldebroek, Oude IJsselstreek, Putten, Voorst, Winterswijk en Zutphen. Bijna alle gemeenten liggen in de provincie Gelderland; alleen Deventer behoort tot de provincie Overijssel. De regio Gelre-IJssel is een uitgestrekte regio die circa 2.796 km2 beslaat. Dit is bijna 8% van de totale oppervlakte van Nederland. In de regio Gelre-IJssel liggen zes middelgrote steden: Apeldoorn, Deventer, Doetinchem, Zutphen, Harderwijk en Winterswijk.
3
Tabel 3.1: Overzicht van het aantal inwoners, de bevolkingsdichtheid, de grijze druk, de prognose en verandering van het aantal inwoners per gemeente in de periode 2010-2030 (Bron: CBS-StatLine).
Gemeente
Aantal Aandeel Dichtheid inwoners bevolking (aantal in 2010 in de regio inwoners in 2010 per km2) (%) in 2010
Grijze druk in 2010
Prognose Procentuele aantal verandering inwoners van aantal inwoners in 2030 2010-2030 (%)
Aalten 27.500 3 285 29,3 26.222 Apeldoorn 155.726 18 458 27,9 161.187 Berkelland 44.978 5 174 30,9 40.525 Bronckhorst 37.751 4 133 34,4 36.514 Brummen 21.139 2 252 33,1 20.362 Deventer 98.523 11 751 23,6 103.986 Doetinchem 56.108 6 710 26,8 54.745 Elburg 22.176 3 347 25,6 21.145 Epe 32.881 4 211 34,4 32.297 Ermelo 26.264 3 307 32,6 27.330 Harderwijk 44.010 5 1140 23,2 49.926 Lochem 33.395 4 157 40,3 34.586 Montferland 35.179 4 333 30,6 32.217 Nunspeet 26.728 3 208 28,6 25.732 Oldebroek 22.750 3 233 24,2 23.407 Oost Gelre 30.026 3 274 27,8 27.307 Oude IJsselstreek 39.897 5 293 30,4 38.205 Putten 23.592 3 277 27,8 24.079 Voorst 23.772 3 193 30,9 22.707 Winterswijk 29.051 3 210 31,6 28.466 Zutphen 46.870 5 1145 24,9 50.249 Gelre-IJssel 878.316 100 314 28,6 881.194 Nederland - 491 25,1 17.380.280
Figuur 3.1: Regio Gelre-IJssel, 21 gemeenten, drie subregio’s en de ligging in Nederland.
Bevolkingsdichtheid onder landelijk gemiddelde De bevolkingsdichtheid, gemeten als het aantal inwoners per vierkante kilometer land, varieert van 133 in Bronckhorst tot 1.145 in Zutphen (tabel 3.1). Ter vergelijking: landelijk is de gemiddelde bevolkingsdichtheid 491 inwoners per vierkante kilometer. De gemiddelde bevolkingsdichtheid in de regio Gelre-IJssel (314) ligt onder het landelijk gemiddelde. Op 1 januari 2010 telt de regio Gelre-IJssel 878.316 inwoners. Van de 21 gemeenten in de regio hebben Apeldoorn en Deventer met respectievelijk 18 en 11% het grootste aandeel in de bevolking in de regio (tabel 3.1). Brummen (2%) is wat betreft
26
-4,6 3,5 -9,9 -3,3 -3,7 5,5 -2,4 -4,6 -1,8 4,1 13,4 3,6 -8,4 -3,7 2,9 -9,1 -4,2 2,1 -4,5 -2,0 7,2 0,3 4,9
Bevolkingsaantal verandert nauwelijks, wel duidelijke verschillen per gemeente Hoewel het aantal inwoners in de regio Gelre-IJssel de komende twintig jaar naar verwachting nagenoeg gelijk blijft en daarmee dus afwijkt van het landelijke beeld, laten de prognoses op lokaal niveau soms grote veranderingen zien. De grootste afname van het aantal inwoners wordt verwacht in de gemeenten Berkelland (-9,9%) en Oost Gelre (-9,1%). De grootste toename in de gemeenten Harderwijk (13,4%) en Zutphen (7,2%). De prognose per gemeente voor het aantal inwoners in 2030 en de verwachte procentuele verandering tussen 2010 en 2030 staat in tabel 3.1.
27
3gezondheid in de regio gelre-ijssel
kenmerken bevolking regio gelre-ijssel
3.3 Bevolkingssamenstelling
hoger dan het landelijk gemiddelde (respectievelijk 28,6 en 25,1). Op 1 januari 2010 is 43% van de bevolking in de regio Gelre-IJssel tussen 35 en 64 jaar ( figuur 3.2). Een groot deel van deze groep wordt gevormd door mensen uit de naoorlogse babyboom. Het aandeel 20- tot 35-jarigen is vrij klein. Ook in vergelijking met Nederland is deze leeftijdsgroep ondervertegenwoordigd ( figuur 3.3). Een verklaring hiervoor is ondermeer het relatief kleine aantal studenten in deze regio. In de regio Gelre-IJssel wonen juist iets meer 50-plussers in vergelijking met de rest van Nederland (respectievelijk 38 en 35%; figuur 3.3).
Deze paragraaf beschrijft de bevolkingsopbouw, het aantal en de samenstelling van huishoudens, de bevolkingssamenstelling naar etniciteit, cijfers over werkloosheid, arbeidsongeschiktheid, religie en de doelgroep Maatschappelijke Zorg (MZ). 3.3.1 Bevolkingsopbouw naar leeftijd en geslacht Het aantal gezondheidsproblemen in een regio hangt samen met de leeftijdssamenstelling van de bevolking. Een oudere bevolking zal over het algemeen meer gezondheidsproblemen hebben (Wong et al., 2008). Daardoor zal de zorgvraag ook groter en inhoudelijk anders zijn. In dit kader is het zinvol om een beeld te hebben van de omvang van de populatie ouderen in de regio. Relatief veel ouderen en weinig jongeren De term ‘grijze druk’ wordt gebruikt om de vergrijzing in kaart te brengen. De grijze druk geeft aan hoeveel 65-plussers er in de regio wonen per honderd 20- tot en met 64-jarigen. De grijze druk tussen de verschillende gemeenten in de regio GelreIJssel verschilt nogal (tabel 3.1). De grijze druk is het hoogst in Lochem (40,3) en het laagst in Harderwijk (23,2). In de regio Gelre-IJssel is de grijze druk gemiddeld
3
Aandeel van de bevolking (%) 9 8 7 6 5 4 3
Leeftijd 95-plus 90 t/m 94 85 t/m 89 80 t/m 84 75 t/m 79 70 t/m 74 65 t/m 69 60 t/m 64 55 t/m 59 50 t/m 54 45 t/m 49 40 t/m 44 35 t/m 39 30 t/m 34 25 t/m 29 20 t/m 24 15 t/m 19 10 t/m 14 5 t/m 9 0 t/m 4
2 1 0 5
15
25
Gelre-IJssel
35
45 Nederland
55
65
75
85 95 Leeftijd (jaren)
Figuur 3.3: Procentueel aandeel van de bevolking per leeftijd (in jaren) op 1 januari 2010, regio Gelre-IJssel en Nederland (Bron: CBS-StatLine).
40 Mannen
30
20
10
0
10
20 30 40 Aantal inwoners (x 1.000)
Vrouwen
Verwachting verdere toename aandeel ouderen Bij uitsplitsing van de prognose voor de bevolkingsopbouw per leeftijdsklasse (figuur 3.4), is te zien dat niet zozeer het aantal inwoners in de periode 20102040 verandert, als wel de samenstelling. In de jongste twee leeftijdsklassen verandert het minst. Het aandeel inwoners in de leeftijdsklasse 40 tot en met 59 jaar neemt af van 30% in 2010 tot 23% in 2040. De toename in de oudere leeftijdsklassen compenseert deze afname. Valt in 2010 ongeveer een vijfde van de inwoners in de leeftijdsklasse 60 tot en met 79 jaar; in 2040 is dit opgelopen tot een kwart van de inwoners. Het percentage 80-plussers zal in de periode 2010-2040 meer dan verdubbelen van 4 naar 9%.
Figuur 3.2: Bevolkingsopbouw in de regio Gelre-IJssel op 1 januari 2010 (Bron: CBS-StatLine).
28
29
3gezondheid in de regio gelre-ijssel
kenmerken bevolking regio gelre-ijssel
3
Verdere daling huishoudengrootte De gemiddelde huishoudengróótte daalt de komende decennia (verder), terwijl het áántal huishoudens toeneemt. De groei van het aantal huishoudens komt voornamelijk doordat het aantal eenpersoonshuishoudens oploopt. In de toekomst zijn er relatief meer alleenstaande ouderen, doordat de bevolking vergrijst (en ouderen wonen relatief vaak alleen). Daarnaast blijft het aantal scheidingen hoog in vergelijking met een aantal decennia geleden. Ook stijgt in de toekomst het percentage ouderen dat zelfstandig woont en daalt het percentage ouderen dat woont in een institutioneel huishouden (vooral verzorgingshuizen en verpleeghuizen). De totale vraag naar plaatsen in verzorgingshuizen en verpleeghuizen zal naar verwachting rond 2020 zijn toegenomen, omdat het absolute aantal ouderen de komende jaren stijgt (Sanderse et al., 2010).
Aantal inwoners (x1.000) 1.000 900 800 700 600 500 400 300 200 100 0 2010 0 t/m 19
2020 20 t/m 39
2030 40 t/m 59
2040 60 t/m 79
Jaar
80-plus
Figuur 3.4: Bevolkingsprognose 2010-2040 per leeftijdsklasse voor regio Gelre-IJssel
Alleenstaanden meer gezondheidsproblemen en kortere levensverwachting Landelijk onderzoek wijst uit, dat nooit gehuwden en mensen die gescheiden of verweduwd zijn, een kortere levensverwachting en een hogere sterftekans hebben dan mensen die gehuwd zijn of al jaren samenwonen. De hogere sterftekans van ongehuwden is mogelijk het gevolg van verschillen in leefstijl tussen gehuwden en ongehuwden. Zo blijkt dat verschillende leefstijlfactoren (zoals roken en alcoholgebruik) en gevolgen daarvan (bijvoorbeeld overgewicht) bij ongehuwden ongunstiger zijn dan bij gehuwden (Verweij & Sanderse, 2010).
(Bron: CBS-StatLine).
3.3.2 Huishoudens Op 1 januari 2010 telt de regio Gelre-IJssel 366.680 particuliere huishoudens. Deze huishoudens zijn onder te verdelen in eenpersoons- en meerpersoonshuishoudens. Meerpersoonshuishoudens kunnen met en zonder kinderen zijn. In de stadsgemeenten zijn over het algemeen relatief veel eenpersoonshuishoudens en in de dorpsgemeenten meer huishoudens met kinderen. Het gemiddelde particuliere huishouden bestaat uit 2,4 mensen. Dit is hoger dan het landelijke gemiddelde van 2,2 (CBSStatLine; Verweij et al., 2010a). Relatief weinig eenpersoonshuishoudens In de regio Gelre-IJssel zijn minder eenpersoonshuishoudens (30%) dan landelijk (36%). Binnen de regio loopt het aandeel eenpersoonshuishoudens uiteen van 23% in Oldebroek tot 38% in Deventer. Ruim de helft van de meerpersoonshuishoudens in de regio (53%) bestaat uit huishoudens met kinderen. Van de huishoudens met kinderen is 15% een eenoudergezin. Het aandeel eenoudergezinnen loopt uiteen van 9% in Oldebroek tot 22% in Zutphen. In de Stedendriehoek is dit percentage relatief hoog: 17% ten opzichte van 12 en 13% in respectievelijk de Noord-Veluwe en de Achterhoek.
30
Jongeren uit eenoudergezin vaker ongezonde leefstijl In de regio Gelre-IJssel blijken jongeren uit een eenoudergezin vaker een ongezonde leefstijl te hebben (met betrekking tot genotmiddelengebruik, voldoende beweging, voedingsgewoonten en overgewicht) dan andere jongeren (BarsukoffPoniatowsky et al., 2009). Ook hebben zij vaker depressieve gevoelens (Oude Groeniger et al., 2009). 3.3.3 Etniciteit In vergelijking met Nederland is in de regio Gelre-IJssel in 2010 een klein deel van de inwoners van niet-Nederlandse afkomst: 12,4% versus 20,3% landelijk (tabel 3.2). Alleen in Deventer ligt het percentage allochtonen rond het landelijk gemiddelde. Volgens de definitie van het CBS behoort iemand tot de allochtone bevolkingsgroep wanneer minstens één ouder in het buitenland is geboren. Iemand maakt deel uit van de autochtone bevolkingsgroep indien beide ouders in Nederland zijn geboren, ongeacht het geboorteland van de persoon zelf. Bij vergelijkingen tussen autochtonen en allochtonen wordt vaak een onderscheid gemaakt in westerse en nietwesterse allochtonen. De reden hiervoor is dat westerse allochtonen (in Nederland vooral Belgen en Duitsers) op diverse aspecten meer overeenkomsten vertonen met autochtonen dan niet-westerse allochtonen. Zo lijkt de leeftijdsstructuur van westerse allochtonen erg op die van de totale (en ook de autochtone) bevolking van
31
3gezondheid in de regio gelre-ijssel
kenmerken bevolking regio gelre-ijssel
Nederland. Anders ligt dit bij de niet-westerse allochtone bevolking; die leeftijdsstructuur heeft alle kenmerken van een snel groeiende en jonge bevolking. Hierdoor bestaat slechts 3% van de niet-westerse allochtonen uit 65-plussers, terwijl onder westerse allochtonen 16% van de groep uit 65-plussers bestaat (De Beer & Verweij, 2010).
Toename niet-westerse allochtonen verwacht In alle Nederlandse gemeenten zal het percentage allochtonen de komende decennia toenemen (tabel 3.2). In de regio Gelre-IJssel is in 2040 naar verwachting één op de vijf inwoners van allochtone afkomst. Het aantal westerse allochtonen blijft naar verwachting de komende dertig jaar redelijk constant (figuur 3.5). Daar staat tegenover dat het aantal niet-westerse allochtonen over dezelfde periode gestaag zal toenemen.
Tabel 3.2: Overzicht van het percentage allochtonen per gemeente en in de regio Gelre-IJssel in
3
2010 met onderscheid naar westerse en niet-westerse allochtonen en prognose van het percentage allochtonen in 2040 (Bron: CBS-StatLine).
Gemeente
Westerse allochtonen in 2010 (%)
Niet-westerse allochtonen in 2010 (%)
Allochtonen in 2010
Allochtonen in 2040
(%)
(%)
Aalten 8,9 3,3 12,2 Apeldoorn 7,9 7,3 15,2 Berkelland 5,0 2,2 7,2 Bronckhorst 4,0 1,3 5,3 Brummen 6,0 5,1 11,1 Deventer 8,9 12,2 21,1 Doetinchem 7,4 5,6 13,0 Elburg 3,3 1,9 5,2 Epe 6,3 4,8 11,1 Ermelo 5,8 3,6 9,4 Harderwijk 6,1 10,1 16,2 Lochem 5,8 3,8 9,6 Montferland 8,2 2,6 10,8 Nunspeet 3,4 2,4 5,8 Oldebroek 2,5 2,1 4,6 Oost Gelre 5,3 2,5 7,8 Oude IJsselstreek 7,5 5,7 13,2 Putten 4,2 2,3 6,5 Voorst 5,0 2,4 7,4 Winterswijk 8,8 5,0 13,8 Zutphen 8,6 6,8 15,4 Regio Gelre-IJssel 6,8 5,6 12,4 Nederland 9,1 11,2 20,3
20,9 20,2 15,1 13,8 23,5 23,7 17,7 16,0 18,4 20,7 18,8 18,2 21,8 17,2 19,5 15,7 18,9 19,8 14,7 21,6 19,5 19,4 26,5
Relatief veel westerse allochtonen Op 1 januari 2010 is van de bevolking in de regio Gelre-IJssel 6,8% van westers allochtone afkomst en 5,6% van niet-westers allochtone afkomst. Landelijk liggen die percentages met respectievelijk 9,1 en 11,2% een stuk hoger. In de regio GelreIJssel is het percentage westerse allochtonen groter dan het percentage niet-westerse allochtonen, terwijl die verhouding landelijk net andersom ligt. Dit heeft te maken met het feit dat de regio Gelre-IJssel grenst aan Duitsland waardoor relatief veel Duitsers in het grensgebied wonen. Naar verhouding wonen de meeste allochtonen in de steden.
32
Aantal inwoners (x1.000) 1.000 900 800 700 600 500 400 300 200 100 0 2010 Autochtoon
2020
2030
Niet-westerse allochtoon
2040
Jaar
Westerse allochtoon
Figuur 3.5: Prognose verhouding autochtonen en (niet-)westerse allochtonen voor de periode 2010-2040 voor regio Gelre-IJssel (Bron: CBS-StatLine).
Allochtonen hebben meer gezondheidsproblemen De gezondheidstoestand van niet-westerse allochtonen is over het algemeen minder goed dan die van autochtone Nederlanders. Zo komt bijvoorbeeld diabetes meer voor en ervaren allochtonen (vooral Marokkanen en Turken) hun gezondheid over het algemeen slechter dan autochtonen. Daarnaast hebben allochtonen vaker overgewicht, roken ze vaker en komen psychische problemen vaker voor (NIGZ, 2010). 3.3.4 Werkloosheid en arbeidsongeschiktheid Arbeid speelt een belangrijke rol in de relatie tussen welvaart en gezondheid. Naast het feit dat arbeid voor inkomen zorgt, waarmee bijvoorbeeld zorg gekocht kan worden, heeft arbeid ook een directe relatie met gezondheid. Werkenden rapporteren een betere gezondheid dan degenen zonder werk (Stronks et al., 1997).
33
3gezondheid in de regio gelre-ijssel
kenmerken bevolking regio gelre-ijssel
Werkloosheid kan psychische klachten veroorzaken en versterken, waardoor de kans op een baan verder afneemt (Weehuizen, 2006). Werkloosheid is daarmee een risicofactor voor ongezondheid. Maar niet alleen het hebben van een baan, ook de zekerheid over die baan zoals in tijden van economische crisis, is van invloed op gezondheid (Post et al., 2010). Andersom geldt dat ziekte en vooral lichamelijke beperkingen een negatief effect hebben op de arbeidsmarktparticipatie (Hoeymans et al., 2005). Gezien genoemde factoren is vanuit beleidsmatig oogpunt inzicht in sociaaleconomische kenmerken van de bevolking, zoals werkloosheid en arbeidsongeschiktheid van wezenlijk belang voor de ontwikkeling van een integraal gezondheidsbeleid.
Tabel 3.3: Religie in de regio Gelre-IJssel per subregio (Bron: Volwassenenmonitor, 2008). Religie Stedendriehoek (%) Rooms-katholiek 16 Protestants-christelijk 26 Islamitisch 3 Ander geloof 5 Geen geloof 50
3
Achterhoek Noord-Veluwe Regio Gelre-IJssel (%) (%) (%) 42 6 23 22 63 31 2 2 2 3 6 4 32 24 39
3.3.6 Doelgroep Maatschappelijke Zorg Meeste werkloosheid onder laagopgeleiden Uit het volwassenenonderzoek van 2008 blijkt dat in regio Gelre-IJssel 78% van de potentiële beroepsbevolking betaald werk heeft. Daarnaast is 8% huisvrouw of huisman, heeft 5% (vervroegd) pensioen, studeert 4% of volgt onderwijs, is 4% arbeidsongeschikt, 1% werkloos en heeft 1% een bijstandsuitkering. Van de werkende bevolking in de regio Gelre-IJssel heeft ruim de helft (52%) een betaalde baan van 32 uur of meer per week, 15% heeft een baan van 20 tot 32 uur per week, 8% werkt 12 tot 20 uur per week en 3% werkt minder dan 12 uur per week. Mannen hebben vaker betaald werk dan vrouwen en 19- tot en met 49-jarigen hebben vaker betaald werk dan 50- tot en met 64-jarigen. Naarmate het opleidingsniveau toeneemt, hebben meer mensen betaald werk. Arbeidsongeschiktheid komt het meest voor onder 50- tot en met 64-jarigen en mensen met een laag opleidingsniveau. In de categorie laagopgeleiden komt de meeste werkloosheid voor. Het aantal uitkeringen is over het algemeen het hoogst in de wat grotere gemeenten. Dit geldt vooral voor de werkloosheid- en bijstandsuitkeringen. Zie tabel 3.5 voor een overzicht van inkomen en uitkeringen per gemeente.
De doelgroep Maatschappelijke Zorg (MZ) bestaat uit multiprobleemhuishoudens: mensen met problemen op meerdere leefgebieden voor wie maatschappelijke uitval dreigt of al realiteit is. Het is een groep mensen die in nood verkeert door een opeenstapeling van problemen zoals (dreigende) dakloosheid, huisvervuiling, problematische schulden, veroorzaken van overlast, vereenzaming, verslaving en huiselijk geweld. Het betreft mensen die niet die zorg en hulp krijgen die nodig is (zorgmissers) of die zorg en hulp juist uit de weg gaan (zorgmijders). Instellingen weten vaak niet goed hoe ze aan deze groep hulp moeten bieden. Kenmerkend voor MZ is dat deze zorg niet gekoppeld is aan één aparte voorziening of sector. Verschillende instellingen bieden hulp binnen MZ en ze werken daarbij onderling vaak samen. In de Achterhoek probeert men tot een betere afstemming te komen tussen de verschillende instellingen aan de hand van lokale zorgnetwerken. In landelijke onderzoeken schat men het percentage doelgroep MZ op minstens 0,7% van de Nederlandse bevolking (een totaal van ongeveer 110.000 Nederlanders; Heineke et al., 2009).
3.3.5 Religie
Tabel 3.4: Overzicht en omvang Oggz-indicatoren (Openbare geestelijke gezondheidszorg) in de Stedendriehoek en de Achterhoek.
Landelijk rekent in 2008 58% van de bevolking zich tot een kerkgenootschap. Hiervan is ongeveer de helft rooms-katholiek en een derde protestants-christelijk (Schmeets & Van der Bie, 2009). In de regio Gelre-IJssel noemt 23% van de 19- tot en met 64-jarigen zich rooms-katholiek en 31% noemt zich protestants-christelijk. Twee procent is islamitisch. Het noordwestelijke deel van de regio Gelre-IJssel maakt deel uit van de ‘biblebelt’ of bijbelgordel. Daar zijn relatief veel mensen met een protestants-christelijke levensovertuiging. In de Achterhoek is het percentage rooms-katholieken relatief groot (tabel 3.3). Religie kan van invloed zijn op de leefstijl en gezondheid van de inwoners zoals de keuze om wel of niet te vaccineren. Hierover staat meer in paragraaf 6.3.1.
34
Aantal Aantal per 100.000 inwoners Indicator 2006 2007 2006 2007 Huiselijk geweld 3.292 2.137 463 301 (Dreigende) huisuitzetting 749 605 110 90 Overlastmelding 10.572 10.898 1.485 1.534 Aanvraag schuldsanering 1.725 1.588 282 260 Veelpleger Minderjarige 92 96 13 14 Meerderjarige - 1.058 - 149 Zeer actieve meerderjarige - 195 - 27 Woningvervuiling 103 86 14 12 Harddrugsverslaafde - 987 - 139 Residentieel dakloze - 211 - 30 Bemoeizorgklant in zorg 511 587 72 83 Multiprobleemgezin 853 775 120 109 - is onbekend
35
3gezondheid in de regio gelre-ijssel
kenmerken bevolking regio gelre-ijssel
Regionale gegevens over de omvang van de door de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) gedefinieerde indicatoren MZ, zijn niet eenvoudig te achterhalen. Dit komt door ontbrekende, onvolledige of niet goed interpreteerbare registraties, verschillende definities en het grote aantal partijen dat betrokken is bij deze doelgroep en dat niet geordend is per GGD-regio. Niettemin heeft GGD Gelre-IJssel in 2007 een inventarisatie van beschikbare gegevens gedaan. In tabel 3.4 staat een overzicht van de omvang van indicatoren MZ in de regio Gelre-IJssel. Aangezien GGD Gelre-IJssel in 2007 nog niet gefuseerd was met GGD Noord-Veluwe, ontbreken de gegevens voor deze subregio in deze tabel.
Tabel 3.5: Aard en omvang van kenmerken die gepaard gaan met een lage ses per gemeente
3.4 Sociaaleconomische status De sociaaleconomische status (ses) zegt iets over de positie die iemand inneemt op de maatschappelijke ladder. Meestal wordt deze positie bepaald aan de hand van iemands opleiding, inkomen of beroepsstatus. In Nederland bestaan aanzienlijke verschillen in gezondheid tussen mensen uit verschillende sociaaleconomische groepen. Mensen met een lage ses hebben relatief vaak te kampen met een slechtere gezondheid. Globaal zijn er vier groepen factoren: • vaker een ongezondere leefstijl; • vaker minder gunstige psychosociale omstandigheden; • vaker minder gunstige materiële omstandigheden; • vaker een minder gunstig verloop van (chronische) ziekten. Ook in de regio Gelre-IJssel bestaan aanzienlijke sociaaleconomische gezondheidsverschillen (segv; Timmerman-Kok & Beuling, 2010). Hoofdstuk 4 besteedt verder aandacht aan dit verschil. Vooral in stedelijke gemeenten lage ses-groepen In tabel 3.5 zijn per gemeente de aard en omvang van een aantal kenmerken weergegeven die gepaard gaan met een lage ses, zoals opleidingsniveau, besteedbaar inkomen en het hebben van een uitkering. In de gemeenten Deventer en Zutphen wonen relatief de meeste lage ses-groepen. Het betreft gemeenten met relatief veel huishoudens met een laag besteedbaar inkomen en veel inwoners die moeten rondkomen van een uitkering (Timmerman-Kok & Beuling, 2010). 3.4.1 Opleiding Opleidingsniveau bepaalt in hoge mate de kansen van mensen in de Nederlandse maatschappij. Het gaat in de maatschappij niet alleen om de beschikbaarheid van geld, middelen en macht, maar ook om toegang tot informatie, culturele en maatschappelijke participatie èn om gezondheid. Hoofdstuk 4 besteedt aandacht aan gezondheidsverschillen in relatie tot opleiding. Aanzienlijke verschillen in opleidingsniveau Tussen de gemeenten in de regio Gelre-IJssel bestaan aanzienlijke verschillen in
36
3
in de periode 2006-2008 (Bron: CBS-StatLine). Laagopgeleiden Huishoudens AO-uitkeringen WW-uitkeringen Bijstands(van bevolking met besteedbaar (per 1.000 inw. (per 1.000 inw. uitkeringen (per van 15 t/m inkomen van 15 t/m van 15 t/m 1.000 huis 65 jaar) < 16.500 per jaar 65 jaar) 65 jaar) houdens) in 2006-2008 in 2007 in 2008 in 2008 in 2008 Gemeente (%) (%) aantal aantal aantal Aalten 39 18 73 14 15 Apeldoorn 31 18 84 14 34 Berkelland 33 17 76 14 16 Bronckhorst 32 17 71 11 11 Brummen 35 16 75 13 19 Deventer 32 21 83 19 39 Doetinchem 34 20 96 18 30 Elburg 39 15 70 9 13 Epe 36 18 82 13 20 Ermelo 31 19 99 11 18 Harderwijk 43 17 77 14 28 Lochem 22 16 73 11 18 Montferland 39 17 95 15 23 Nunspeet 38 16 68 9 14 Oldebroek 45 11 63 9 12 Oost Gelre 37 16 69 14 15 Oude IJsselstreek 38 19 83 17 23 Putten 42 15 61 9 13 Voorst 29 16 84 11 16 Winterswijk 34 22 77 19 30 Zutphen 34 22 101 18 44 Roze: Minst gunstig scorende gemeenten (per indicator). Blauw: Meest gunstig scorende gemeenten (per indicator).
opleidingsniveau (tabel 3.5). Lochem en Voorst hebben relatief de minste laagopgeleiden (respectievelijk 22 en 29%), terwijl Harderwijk en Oldebroek relatief de meeste laagopgeleiden hebben (respectievelijk 43 en 45%). Verwachte stijging opleidingsniveau en hogere opleidingseisen Volgens prognoses van de Sociaal Economische Raad (SER) neemt het percentage hoogopgeleiden in de potentiële beroepsbevolking toe van 29% in 2006 tot 36% in 2020. Met het stijgen van het opleidingsniveau zullen ook de opleidingseisen op de arbeidsmarkt geleidelijk toenemen. Dit zal vooral voor jongeren met onvoldoende leercapaciteiten een probleem zijn (Verweij et al., 2010b). Wanneer jongeren zonder startkwalificatie het onderwijs verlaten, zijn hun kansen op werk kleiner. Percentage voortijdige schoolverlaters verschilt Het percentage voortijdige schoolverlaters (vsv) in de regio Gelre-IJssel komt redelijk overeen met het landelijk gemiddelde (tabel 3.6). In de gemeenten Brummen
37
3gezondheid in de regio gelre-ijssel
kenmerken bevolking regio gelre-ijssel
en Deventer is het percentage vsv’ers het hoogst en in de gemeenten Voorst en Bronckhorst het laagst.
Gemiddeld besteedbaar inkomen lager dan landelijk gemiddelde Het gemiddeld besteedbaar jaarinkomen in de regio Gelre-IJssel (12.800 euro) is lager dan het landelijk gemiddelde (13.300 euro, tabel 3.7). Ook tussen de gemeenten in de regio Gelre-IJssel zijn verschillen in het gemiddeld besteedbaar inkomen: de gemeenten Aalten en Winterswijk vormen met 11.900 euro de onderkant en de gemeenten Ermelo (13.700 euro) en Lochem (14.500 euro) vormen de bovenkant van de lijst. Van mensen die 52 weken inkomen hebben gehad, is het gemiddeld besteedbaar inkomen 18.000 euro. Het gemiddeld besteedbaar inkomen van mannen is beduidend hoger dan dat van vrouwen en het gemiddeld besteedbaar inkomen neemt toe met de leeftijd. Vanaf 65 jaar stopt deze stijging en wordt het besteedbaar inkomen lager dan van de 25- tot en met 44-jarigen.
Tabel 3.6: Aantal nieuwe voortijdige schoolverlaters (vsv) per gemeente in de regio Gelre-IJssel in het schooljaar 2008-2009 (voorlopige cijfers; Bron: ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap). Vsv totaal b) Vsv totaal Leerlingen/deelnemers a) Gemeente Aantal Aantal Percentage Aalten 2.366 61 2,6 Apeldoorn 12.466 474 3,8 Berkelland 3.758 103 2,7 Bronckhorst 3.326 73 2,2 Brummen 1.793 75 4,2 Deventer 7.367 311 4,2 Doetinchem 4.595 177 3,9 Elburg 1.972 66 3,3 Epe 2.685 84 3,1 Ermelo 2.292 81 3,5 Harderwijk 3.583 105 2,9 Lochem 2.652 68 2,6 Montferland 2.941 92 3,1 Nunspeet 2.594 79 3,0 Oldebroek 2.160 61 2,8 Oost Gelre 2.806 89 3,2 Oude IJsselstreek 3.372 106 3,1 Putten 2.210 82 3,7 Voorst 2.161 54 2,5 Winterswijk 2.430 71 2,9 Zutphen 3.683 139 3,8 Regio Gelre-IJssel 73.212 2.451 3,3 Nederland 1.304.755 41.712 3,2 a) Leerlingen/deelnemers: aantal leerlingen of deelnemers dat op 1 oktober van het schooljaar jonger is dan 22 jaar en een geldige inschrijving aan het vo of mbo heeft. b) Vsv totaal: aantal leerlingen/deelnemers dat gedurende het jaar uitstroomt uit het bekostigd onderwijs zonder startkwalificatie.
3.4.2 Inkomen Voldoende inkomen is voor veel mensen van groot belang om mee te kunnen doen in de maatschappij. Bovendien hebben hogere inkomensgroepen vaker een opeenstapeling van positieve omgevingsfactoren zoals betere woon- en werkomstandigheden dan lagere inkomensgroepen (Hoeymans et al., 2010). Het is daarom van belang om, naast opleiding, ook te kijken naar het inkomen van inwoners in de regio. Uit onderzoek blijkt dat mensen met een hoog inkomen ongeveer veertien gezonde jaren meer hebben dan mensen met een laag inkomen (Hoeymans et al., 2010).
38
3
Tabel 3.7: Gemiddeld besteedbaar inkomen (persoonsniveau) in 2007, te vermenigvuldigen met 1.000 euro (Bron: CBS-StatLine).
Totale Mensen met Mensen met bevolking 52 weken inkomen 52 weken inkomen 15 t/m 25 t/m 45 t/m Totaal Mannen Vrouwen 24 jaar 44 jaar 64 jaar 65+ Regio Laagste Gelre-IJssel gemeente 11,9 16,4 20,4 11,8 7,3 17,4 19,0 14,4 Hoogste gemeente 14,5 20,0 25,3 14,2 10,2 20,6 23,5 18,7 Gemiddeld 12,8 18,0 22,5 12,9 8,6 18,8 21,2 16,2 Nederland Gemiddeld 13,3 18,6 22,9 14,0 8,8 19,7 21,9 16,4 3.4.3 Rondkomen en schulden Een derde van de Nederlanders heeft naast een eventuele hypotheekschuld nog andere schulden (Raad voor de rechtspraak, 2006). Deze schulden kunnen klein zijn en hoeven geen probleem te zijn, zolang men de betalingen kan volhouden. Wanneer dit echter niet meer lukt, bijvoorbeeld door een daling in inkomen, kunnen risicovolle of problematische schulden ontstaan. Het is van belang dat mensen met dergelijke schulden weten waar ze voor hulp terecht kunnen. Een op de vijf inwoners heeft moeite met rondkomen en zeven procent heeft risicovolle of problematische schulden Uit het volwassenenonderzoek van 2008 blijkt dat in de regio Gelre-IJssel ongeveer één op de vijf inwoners moeite heeft met rondkomen. Daarnaast heeft 4% van de inwoners vier soorten schulden en 3% heeft een betalingsachterstand die niet snel oplosbaar is. In totaal heeft 7% van de bevolking risicovolle of problematische schulden. De helft van de inwoners geeft desgevraagd aan niet te weten waar zij voor hulp terecht kunnen indien zij schulden (zouden) hebben.
39
3gezondheid in de regio gelre-ijssel
Zeven procent particuliere huishoudens rond of onder sociaal minimum Een belangrijke indicator voor armoede is het inkomen dat een huishouden te besteden heeft. Uitgaande van de beleidsmatige grens voor armoede, dat wil zeggen het wettelijk bestaansminimum, zoals dat in de politieke besluitvorming is vastgesteld (ook wel sociaal minimum), moet in de regio Gelre-IJssel 7% van het totaal aantal particuliere huishoudens rondkomen van een inkomen onder of rond het sociaal minimum. Dit komt redelijk overeen met het landelijk gemiddelde (6,5%). Dit percentage varieert van 5% in Elburg, Nunspeet en Oldebroek tot 9% in Deventer en Zutphen. Van alle huishoudens in de regio Gelre-IJssel treft armoede vooral eenpersoonshuishoudens (10%) en eenoudergezinnen (24%, CBS-StatLine).
4
Gezondheid in de regio Gelre-IJssel
Levensverwachting en sterfte nagenoeg gelijk aan landelijk gemiddelde De levensverwachting in de regio Gelre-IJssel is 80,0 jaar en het sterftecijfer is gemiddeld 72,3 per 10.000 mensen per jaar. Beide getallen komen overeen met het landelijk gemiddelde. Wel is de sterfte aan ziekten van de ademhalingsorganen en door vervoersongevallen in de regio Gelre-IJssel relatief hoog ten opzichte van het landelijk gemiddelde. Meest voorkomende chronische aandoeningen Op basis van gegevens uit zorgregistraties is diabetes met 44,2 patiënten per 1.000 inwoners de meest voorkomende chronische aandoening in de regio GelreIJssel. Hierop volgen gewrichtsslijtage en coronaire hartziekten met respectievelijk 43,8 en 43,5 patiënten per 1.000 inwoners. De meest zelfgerapporteerde aandoeningen zijn migraine (ernstige hoofdpijn, 10,8%), gewrichtsslijtage (9,9%) en een (ernstige) rugaandoening (8,7%). Gewrichtsslijtage komt vooral bij ouderen voor. Blijvend aandacht voor infectieziekten Het aantal nieuwe tuberculosepatiënten is gestegen van 41 nieuwe gevallen in 2008 tot 54 nieuwe gevallen in 2009. Ook het aantal mensen met een soa is in de afgelopen jaren toegenomen. GGD Gelre-IJssel constateerde in 2007 bij 294 bezoekers van het soa-spreekuur een soa, in 2009 was dit aantal gestegen tot 387. De verwachting is dat deze trend zich verder zal voortzetten. Voorts is het aantal gevallen van Q-koorts in Nederland de laatste jaren aanzienlijk gestegen. Hoewel het het aantal melkgeitenhouders in de regio relatief hoog is, is het aantal getroffenen in de regio Gelre-IJssel in 2009 beperkt gebleven (13 ten opzichte van 2.357 landelijk). Wel zijn effectieve maatregelen noodzakelijk om uitbreiding van Q-koorts tegen te gaan. Evenals in de rest van Nederland is er sinds 1994 een toename te zien van de ziekte van Lyme. In de regio Gelre-IJssel zijn in 2009 relatief veel mensen met een besmette teek in aanraking gekomen ten opzichte van het landelijk gemiddelde (in ongeveer de helft van de gemeenten in de regio Gelre-IJssel waren minimaal 200 besmettingen per 10.000 inwoners ten opzichte van 50-200 besmettingen per 10.000 inwoners landelijk). Toename verwacht van ouderdomsgerelateerde aandoeningen Op basis van demografische ontwikkelingen zullen ouderdomsgerelateerde aandoeningen zoals coronaire hartziekten, gezichtsstoornissen, chronische bronchitis en dementie sterk toenemen met zo’n 20 tot 25% in de periode 2008 tot 2020.
40
41
4gezondheid in de regio gelre-ijssel
Lage sociaaleconomische status hangt samen met slechtere gezondheid en kortere levensverwachting Mensen met een lage sociaaleconomische status hebben een kortere levensverwachting en een slechtere gezondheid dan mensen met een hogere sociaaleconomische status. Zo leven in Nederland laagopgeleiden gemiddeld zes à zeven jaar korter dan hoogopgeleiden. Deze sociaaleconomische gezondheidsverschillen bestaan ook in de regio Gelre-IJssel.
Gezondheid in de regio gelre-ijssel
4
Levensverwachting redelijk vergelijkbaar met landelijk gemiddelde De gemiddelde levensverwachting bij geboorte voor de periode 2005-2008 is landelijk 80,1 jaar en varieert van 77,3 in de regio Zuid-Limburg tot 81,2 in de regio ZuidHolland West. Vrouwen leven gemiddeld ruim vier jaar langer dan mannen. De gemiddelde levensverwachting in de regio Gelre-IJssel is 80,0 jaar; 77,7 jaar voor mannen en 82,2 jaar voor vrouwen. De gemiddelde levensverwachting in de regio Gelre-IJssel wijkt niet significant af van het landelijk gemiddelde (tabel 4.1). Tabel 4.1: Levensverwachting in de regio Gelre-IJssel en in Nederland over de periode 2005-2008
Psychische klachten komen veel voor Een vijfde van de kinderen (4 tot en met 11 jaar) en 12% van de middelbare scholieren heeft een indicatie voor psychosociale problemen. Verder heeft ruim een tiende van de middelbare scholieren depressieve gevoelens. Van de volwassenen heeft ruim een derde een matig of hoog risico op een angststoornis of depressie. Veel volwassenen en ouderen eenzaam Van de volwassenen is 36% eenzaam en van de ouderen 41%. Deze eenzaamheid wordt vooral veroorzaakt door het gemis aan contacten met mensen waarmee men bepaalde gemeenschappelijke kenmerken deelt, zoals vrienden en vriendinnen.
4.1 Wat is gezondheid? Om volksgezondheidsbeleid vorm te kunnen geven is informatie nodig over de gezondheidstoestand van de bevolking en over recente ontwikkelingen daarin en te verwachten toekomstige ontwikkelingen. Gezondheid is een breed begrip waarvoor meerdere definities bestaan. Volgens de World Health Organisation (WHO) is gezondheid een toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en maatschappelijk welzijn en niet slechts de afwezigheid van ziekte of andere lichamelijke gebreken (WHO, 2001). We hanteren deze brede definitie van gezondheid bij de beschrijving van de gezondheidssituatie in deze rVTV. De gepresenteerde cijfers over de levensverwachting, gezonde levensverwachting en sterfte, (paragraaf 4.2), ziekten en aandoeningen (paragraaf 4.3) en kwaliteit van leven (paragraaf 4.4) geven een beeld van de gezondheidstoestand van de bevolking.
4.2 Levensverwachting, gezonde levensverwachting en sterfte De levensverwachting en sterfte zijn veel gebruikte maten voor de beschrijving van de gezondheid van een bevolking. Niet iedereen brengt echter alle jaren in goede gezondheid door. Om hiervan een goed beeld te krijgen, worden naast genoemde maten, gegevens over de gezonde levensverwachting gegeven.
42
(Bron: www.zorgatlas.nl). Regio Gelre-IJssel Levensverwachting (in jaren) Mannen Vrouwen Totaal Totaal 77,7 82,2 80,0 In goed ervaren gezondheid 63,5 63,3 63,4 Zonder lichamelijke beperkingen 69,7 69,5 69,7 In goede geestelijke gezondheid 72,3 73,4 73,0 Zonder chronische ziekten 48,0 40,0 43,9
Nederland Mannen Vrouwen Totaal 77,9 82,2 80,1 63,3 62,7 63,0 69,8 68,2 69,0 72,7 72,4 72,6 47,2 39,9 43,4
Levensverwachting toegenomen De levensverwachting in Nederland is bij geboorte in de periode 1950-2007 voor mannen toegenomen van 70,4 tot 78,0 jaar en voor vrouwen van 72,7 tot 82,3 jaar. Vooral in de periode 2002-2007 is de levensverwachting voor zowel mannen als vrouwen sterk gestegen: voor mannen met 2,0 jaar en voor vrouwen met 1,6 jaar. Deze stijging van de levensverwachting is voor een groot deel het gevolg van een afgenomen risico om aan een hart- of vaatziekte te overlijden (Poos, 2008). Vrouwen leven langer, maar gezonde levensverwachting voor mannen en vrouwen vrijwel gelijk De gezonde levensverwachting is het aantal levensjaren dat iemand in goede gezondheid doorbrengt. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt in levensverwachting in goed ervaren gezondheid, zonder lichamelijke beperkingen, in goede geestelijke gezondheid en zonder chronische ziekten. In de regio Gelre-IJssel is de gezonde levensverwachting op al deze aspecten in lijn met het gemiddelde in Nederland (tabel 4.1). Landelijk ligt de gezonde levensverwachting voor mannen iets hoger dan voor vrouwen, maar in de regio Gelre-IJssel is er nauwelijks een verschil. Uiteenlopende levensverwachting bij gemeenten De levensverwachting in de gemeenten van onze regio loopt uiteen van 78,6 jaar in Winterswijk tot 81,5 jaar in Lochem. Ten opzichte van het landelijk gemiddelde is de levensverwachting in de gemeenten Nunspeet en Lochem significant hoger en in Winterswijk, Oude IJsselstreek, Oost Gelre en Apeldoorn significant lager ( figuur 4.1). Hiervoor zijn op dit moment geen verklaringen.
43
4gezondheid in de regio gelre-ijssel
Gezondheid in de regio gelre-ijssel
4
aan te nemen dat dit in de regio Gelre-IJssel anders zal zijn dan in de rest van Nederland (Hoeymans et al., 2010). Sterftecijfer vrijwel gelijk aan landelijk gemiddelde In de regio Gelre-IJssel overleden in de periode 2005-2008 gemiddeld 7.735 mensen per jaar. Dit is 72,3 per 10.000 mensen per jaar (gecorrigeerd voor leeftijd en geslacht) en is vrijwel gelijk aan het landelijk sterftecijfer (72,1 per 10.000 mensen per jaar). Wel zijn er verschillen tussen de gemeenten binnen de regio Gelre-IJssel. In de gemeenten Lochem, Bronkhorst, Voorst, Nunspeet en Oldebroek is de sterfte significant lager dan het landelijk gemiddelde. In de gemeenten Apeldoorn, Oude IJsselstreek, Oost Gelre en Winterswijk is de sterfte significant hoger dan gemiddeld in Nederland ( figuur 4.2). Hiervoor zijn op dit moment geen verklaringen.
Figuur 4.1: Levensverwachting per gemeente in de periode 2005-2008 (Bron: www.zorgatlas.nl).
Hoogopgeleiden leven zes à zeven jaar langer Landelijk neemt de levensverwachting toe met de sociaaleconomische status (gemeten via opleiding). Iemand met alleen basisonderwijs leeft gemiddeld zes à zeven jaar korter dan iemand met een hbo- of universitaire opleiding. De sociaaleconomische verschillen in levensverwachting zijn de afgelopen tien jaar niet groter, maar ook niet kleiner geworden (Bruggink et al., 2009). De kortere levensverwachting van mensen met een lage opleiding hangt ondermeer samen met grotere gezondheidsrisico’s vanwege minder gunstige woon- en werkomstandigheden en een ongezondere leefstijl (Hoeymans et al., 2010). Grote verschillen naar sociaaleconomische status bij gezonde levens verwachting Landelijk zijn de verschillen naar sociaaleconomische status voor de gezonde levensverwachting groter dan voor de totale levensverwachting. Vooral voor de levensverwachting in goed ervaren gezondheid, is het verschil groot. Mensen met een hoog inkomen hebben ongeveer veertien gezonde jaren meer; gemeten naar opleiding loopt dat verschil op tot zeventien jaar (CBS, 2009). Voor de levensverwachting zonder lichamelijke beperkingen is het verschil tussen hoog- en laagopgeleiden ruim vijftien jaar; voor levensverwachting zonder chronische ziekten tien jaar (Hoeymans et al., 2010). Levensverwachting neemt nog steeds toe In Nederland is de levensverwachting tussen 2003 en 2008 met meer dan twee jaar gestegen. De komende decennia zal de levensverwachting blijven stijgen. De huidige levensverwachting (gerekend vanaf de geboorte) in 2050 bedraagt naar verwachting voor vrouwen 88,1 jaar en voor mannen 83,8 jaar. Op regionaal niveau zijn hierover geen gegevens bekend, maar er zijn geen redenen om
44
Figuur 4.2: Totale sterfte per 10.000 inwoners per gemeente in de periode 2005-2008, gecorrigeerd voor leeftijd en geslacht (Bron: www.zorgatlas.nl).
Hart- en vaatziekten en tumoren belangrijkste doodsoorzaken Hart- en vaatziekten (31% van de totale sterfte) en tumoren (30% van de totale sterfte) zijn de belangrijkste doodsoorzaken in de regio Gelre-IJssel. Tumoren kunnen zowel kwaadaardig (kanker) als goedaardig zijn. De percentages komen overeen met het landelijk gemiddelde. Ziekten van de ademhalingsorganen (zoals astma en COPD) hebben met 8% eveneens een groot aandeel in de totale sterfte in de regio Gelre-IJssel. Dit percentage is significant hoger dan het landelijk gemiddelde (tabel 4.2). Voorts is de sterfte aan vervoersongevallen in de regio Gelre-IJssel ook significant hoger dan gemiddeld in Nederland. Dit heeft te maken met het landelijke karakter van de regio. Sterfte als gevolg van vervoersongevallen is in plattelandsgebieden
45
4gezondheid in de regio gelre-ijssel
Gezondheid in de regio gelre-ijssel
relatief hoog (Zwakhals et al., 2010). Sterfte aan maagkanker, dementie en psychische stoornissen is juist lager dan gemiddeld. Hiervoor zijn op dit moment geen verklaringen.
de regio Gelre-IJssel. Voor de meeste ziekten wordt hiermee een redelijke indicatie verkregen van het aantal inwoners met de diagnose van een bepaalde ziekte in de regio Gelre-IJssel.
Tabel 4.2: Sterfte door een aantal belangrijke doodsoorzaken in de regio Gelre-IJssel en in
Meest voorkomende chronische aandoeningen De meest voorkomende chronische ziekten zijn diabetes, gewrichtsslijtage en coronaire hartziekten. Gewrichtsslijtage komt het meest voor bij vrouwen en coronaire hartziekten (vernauwing van de kransslagaders) bij mannen. Voorts komt depressie vaker voor bij vrouwen dan bij mannen (tabel 4.3).
Nederland over de periode 2005-2008 per 10.000 inwoners. De cijfers zijn gecorrigeerd voor leeftijd en geslacht (Bron: CBS Doodsoorzakenstatistiek; bewerkt door GGD Nederland en RIVM). Ziekte/aandoening Ziekten hart- en vaatstelsel (totaal) Acuut hartinfarct Beroerte (CVA) Tumoren (totaal) Dikke darm- en endeldarmkanker Longkanker Borstkanker (vrouwen) Prostaatkanker (mannen) Ziekten ademhalingsorganen COPD Longontsteking (pneumonie) Diabetes mellitus Ongevallen Vervoersongevallen
Mannen
Regio Gelre-IJssel Vrouwen
Totaal
Nederland Totaal
21,0 5,4 3,9 22,6
23,0 3,8 6,3 20,3
22,2 4,6 5,1 21,7
21,8 4,5 5,0 22,1
2,6 6,9 - 2,5 8,2 4,3 2,5 1,6 2,2 0,9
2,6 3,3 3,6 - 7,5 2,9 3,3 2,3 1,7 0,4
2,6 5,2 3,6 2,5 8,0 3,7 2,9 1,9 1,9 0,6
2,6 5,2 3,6 2,4 7,2 3,3 2,8 1,8 1,8 0,5
Dikgedrukt is significant verschil ten opzichte van Nederland
4.3 Ziekten en aandoeningen Het vóórkomen van ziekten en aandoeningen in een bevolking is een maat voor de gezondheidstoestand van die bevolking. Het vóórkomen van ziekten en aandoeningen wordt uitgedrukt in het aantal zieken op een bepaald moment of gedurende een bepaalde periode en/of in het aantal nieuwe gevallen in een bepaalde periode. In deze paragraaf worden twee manieren gepresenteerd om hiervan een beeld te krijgen: namelijk op basis van gegevens uit zorgregistraties, zoals huisartsen- en ziekenhuisregistraties en op basis van zelfgerapporteerde gegevens uit de monitors. Voorts wordt in deze paragraaf het vóórkomen van de belangrijkste infectieziekten beschreven en een overzicht gegeven van de ziekten met de grootste ziektelast. 4.3.1 Ziekten en aandoeningen op basis van zorgregistraties Op basis van gegevens uit verschillende zorgregistraties in Nederland valt in te schatten hoe vaak verschillende ziekten en aandoeningen voorkomen. Deze registraties bevatten cijfers over ziekten en aandoeningen waarmee patiënten bijvoorbeeld bij de huisarts of in het ziekenhuis komen. Op grond van demografische cijfers uit de regio Gelre-IJssel zijn de landelijke cijfers omgerekend naar de bevolking van
46
4
Tabel 4.3: De tien meest voorkomende chronische ziekten op 1 januari 2008 (geschatte aantallen absoluut en per 1.000 inwoners) in de regio Gelre-IJssel (Bron: CBS-StatLine, Toolkit rVTV). Absoluut aantal zieken Ziekte/aandoening Mannen Vrouwen Totaal Diabetes 18.700 19.900 38.600 Gewrichtsslijtage 13.900 24.400 38.300 Coronaire hartziekten 23.800 14.300 38.000 Ouderdoms-/lawaaidoofheid 19.600 16.200 35.800 Nek- en rugaandoeningen 15.200 19.800 35.000 Gezichtsstoornissen 12.700 19.600 32.300 Astma 10.900 13.000 23.800 Contacteczeem 7.400 10.500 17.900 Chronische bronchitis/COPD 8.600 7.400 16.000 Depressie 4.700 10.300 15.000
Aantal zieken per 1.000 inwoners Totaal 44,2 43,8 43,5 41,0 40,0 37,0 27,2 20,5 18,3 17,2
Dementie: belangrijk gezondheidsprobleem bij ouderen Dementie is een aandoening die minder vaak voorkomt dan bijvoorbeeld diabetes, gewrichtsslijtage of hart- en vaatziekten. Toch is het een belangrijk gezondheidsprobleem; vooral vanwege de grote zorgbehoefte. In driekwart van de gevallen hebben dementiepatiënten iedere dag, soms zelfs 24 uur per dag zorg nodig. In bijna de helft van alle gevallen rust die zorg geheel of gedeeltelijk op de schouders van de partner of van familieleden (Mercken, 2005). Daarnaast veroorzaakt dementie een hoge ziektelast voor de patiënt zelf (paragraaf 4.3.4). Op basis van gegevens uit zorgregistraties, hebben op 1 januari 2008 naar schatting 4.700 inwoners van de regio Gelre-IJssel dementie. Vanwege de toenemende vergrijzing zal het aantal dementiepatiënten naar verwachting met ruim een kwart toenemen en oplopen tot ongeveer 6.000 in 2020. Meest voorkomende (sub)acute ziekten De meest voorkomende (sub)acute ziekten zijn aandoeningen van de bovenste luchtwegen, nek- en rugaandoeningen en acute urineweginfecties (tabel 4.4). (Sub)acute ziekten zijn over het algemeen ziekten met een korte duur. Acute uri-
47
4gezondheid in de regio gelre-ijssel
Gezondheid in de regio gelre-ijssel
neweginfecties komen vooral voor bij vrouwen. Sportongevallen komen juist weer vaker voor bij mannen.
Tabel 4.5: Zelfgerapporteerde, door een arts vastgestelde aandoeningen in de regio Gelre-IJssel en
Tabel 4.4: De tien meest voorkomende (sub)acute ziekten en geschatte aantallen (aantal nieuwe gevallen absoluut en per 1.000 inwoners) in de regio Gelre-IJssel in 2008 (Bron: CBS-StatLine, Toolkit rVTV). Absoluut aantal zieken Ziekte/aandoening Mannen Vrouwen Totaal Infecties van de bovenste luchtwegen 42.700 58.400 101.100 Nek- en rugaandoeningen 26.600 34.700 61.200 Acute urineweginfecties 8.100 48.400 56.500 Privéongevallen, medisch behandeld 20.600 20.900 41.500 Infecties van de onderste luchtwegen 13.500 15.900 29.400 Contacteczeem 11.100 15.700 26.800 Infecties maag-darmkanaal 9.500 12.000 21.500 Sportongevallen, medisch behandeld 13.900 7.300 21.200 Influenza 6.100 6.300 12.500 Verkeersongevallen, medisch behandeld 6.300 4.900 11.100
Aantal zieken per 1.000 inwoners Totaal 115,6 69,9 64,6 47,4 33,6 30,6 24,5 24,2 14,2 12,7
4.3.2 Ziekten en aandoeningen op basis van zelfrapportage Voor wat betreft het vóórkomen van ziekten en aandoeningen worden ook zelfgerapporteerde gegevens gebruikt. Zo is bijvoorbeeld aan mensen gevraagd welke (door een arts vastgestelde) ziekten of aandoeningen ze in de afgelopen twaalf maanden hebben gehad. GGD Gelre-IJssel heeft bij volwassenen (19 tot en met 64 jaar) en ouderen (65-plus) zelfgerapporteerde gegevens verzameld over ziekten en aandoeningen via de monitorcyclus. Van kinderen en jongeren (tot 19 jaar) zijn deze gegevens niet bekend. Daarnaast heeft het CBS met behulp van de gezondheidsenquête Periodiek Onderzoek Leefsituatie (POLS-enquête) landelijke gegevens verzameld. Op basis van deze cijfers valt een vergelijking te maken tussen de regio Gelre-IJssel en Nederland. In tabel 4.5 staan zelfgerapporteerde, door een arts vastgestelde aandoeningen vanuit zowel de monitors als de POLS-enquête. De situatie in de regio Gelre-IJssel komt redelijk overeen met die in Nederland (tabel 4.5; kolom 4 en 5). Meest zelf gerapporteerd ziekten en aandoeningen In de algemene bevolking komen migraine of ernstige hoofdpijn, gewrichtsslijtage en een rugaandoening het meest voor (tabel 4.5). Deze aandoeningen komen in de regio Gelre-IJssel ongeveer evenveel voor als gemiddeld in Nederland. Dit geldt ook voor de overige aandoeningen die in tabel 4.5 zijn weergegeven. Gewrichtsslijtage komt vooral bij ouderen voor (29%). Ook heeft een groot deel van de ouderen diabetes (13%), een rugaandoening (13%) of chronische luchtwegklachten (12%; tabel 4.5). In totaal heeft 70% van de ouderen één of meer chronische aandoeningen.
48
4
Nederland (Bron: Ouderenmonitor 2005, Volwassenenmonitor 2008 en CBS-POLS 2005-2008). Monitors POLS-enquête (0 jaar en ouder) Regio 19 t/m 64 jaar 65-plus a) Gelre-IJssel Nederland (%) (%) (%) (%) Gewrichtsslijtage 6 29 9,9 9,8 Diabetes 3 13 3,6 3,7 (Ernstige) rugaandoening 5 13 8,7 8,7 Chronische luchtwegklachten 6 12 7,8 7,7 Ernstige aandoening nek/schouder 4 9 - Beroerteb) - 5 1,8 1,9 Hartinfarct b) - 5 2,1 2,2 Darmstoornis - 5 - Migraine of ernstige hoofdpijn - 3 10,8 12,0 a) Geen gegevens van de gemeenten in de Noord-Veluwe (Harderwijk, Ermelo, Nunspeet, Elburg, Putten en Oldebroek). b) ooit gehad. - is niet gevraagd.
Volwassenen rapporteren gewrichtsslijtage, rugaandoening en chronische luchtwegklachten het meest. Naast genoemde aandoeningen rapporteren veel mensen hoge bloeddruk. Dit is feitelijk bezien geen ziekte, maar een risicofactor die de kans op bepaalde ziekten (hartinfarct of beroerte) verhoogt. Daarnaast kunnen mensen hiervan klachten en beperkingen ervaren. In hoofdstuk 5, paragraaf 5.2.2 wordt dit verder uitgewerkt. Valongeval belangrijkste oorzaak letsel bij ouderen Jaarlijks behandelen Spoedeisende Hulpafdelingen (SEH) van Nederlandse ziekenhuizen gemiddeld 95.000 ouderen aan de gevolgen van een valongeval. Een valongeval is de belangrijkste oorzaak van letsel bij 55-plussers. Jaarlijks overlijden 3.300 55-plussers door letsel; bijna zes van de tien overlijdt als gevolg van een val (Consument en Veiligheid, 2010). Achttien procent van de ouderen in de regio Gelre-IJssel is in de drie maanden voorafgaand aan het onderzoek, gevallen. De groep 75-plussers en vrouwen hebben relatief vaak een valongeval. Een derde van de ouderen die een valongeval heeft, loopt hierbij lichamelijk letsel op. Vijf van de zes ouderen met lichamelijk letsel hebben zich laten behandelen (bijvoorbeeld door de huisarts, bij de eerste hulp of in het ziekenhuis). Meer ziekte bij lage sociaaleconomische status In het vóórkomen van ziekten zijn er landelijk flinke verschillen tussen hoog- en laagopgeleiden. Zo komen diabetes, migraine, hartaandoeningen, astma en COPD meer dan twee keer zo vaak voor bij laagopgeleiden dan bij hoogopgeleiden. Ook aandoeningen aan arm of schouder, gewrichtsslijtage en rugaandoeningen komen vaker voor bij laagopgeleiden. Kanker, darmstoornissen, chronisch eczeem en reuma komen ongeveer even vaak voor bij beide groepen (Hoeymans et. al, 2010).
49
4gezondheid in de regio gelre-ijssel
Gezondheid in de regio gelre-ijssel
Verdere toename ouderdomsgerelateerde aandoeningen Op basis van prognoses van de bevolkingsomvang en -samenstelling is het vóórkomen van de tien belangrijkste chronische aandoeningen in 2015 en 2020 berekend plus de veranderingen ten opzichte van 2008 (tabel 4.6). Vooral ouderdomsgerelateerde aandoeningen nemen naar verwachting toe als gevolg van de voortschrijdende vergrijzing. Daar staat tegenover dat astma naar verwachting zal afnemen. Deze ziekte komt op alle leeftijden voor, maar vooral bij kinderen en jongvolwassenen. De afname van de jongste bevolkingsgroepen kan een verklaring zijn voor de daling van het aantal astmapatiënten. Tabel 4.6 laat zien dat voor alle ziekten geldt dat de verwachte landelijke stijging sterker is dan de verwachte stijging in de regio Gelre-IJssel. Een verklaring hiervoor is de relatief geringe bevolkingstoename in de regio Gelre-IJssel ten opzichte van Nederland (zie hoofdstuk 3, paragraaf 3.2).
maar in 2009 is een stijging te zien. Deze stijging is vooral sterk in de regio OostNederland (Gelderland en Overijssel). De toename van het aantal asielzoekers en immigranten uit landen, zoals Somalië, verklaart de stijging van tuberculose in 2009 (KNCVTBC, 2010).
Tabel 4.6: De tien meest voorkomende chronische aandoeningen op 1 januari 2008 in de regio Gelre-IJssel en deze aandoeningen in de periode 2008-2020 in de regio Gelre-IJssel en in Nederland als gevolg van veranderingen in de omvang en samenstelling van de bevolking (Bron: CBS-StatLine, Toolkit rVTV). Regio Gelre-IJssel Absoluut aantal Verandering t.o.v. 2008 (%) Ziekte/aandoening 2015 2020 2015 2020 Diabetes 42.700 45.800 10,5 18,7 Gewrichtsslijtage 42.500 45.900 11,0 19,9 Coronaire hartziekten 43.300 47.500 13,8 25,0 Ouderdoms-/lawaaidoofheid 39.600 42.900 10,8 19,9 Nek- en rugaandoeningen 35.600 36.100 1,8 3,3 Gezichtsstoornissen 36.500 40.400 13,0 25,0 Astma 23.800 23.700 -0,2 -0,4 Contacteczeem 18.200 18.500 1,5 3,4 Chronische bronchitis/COPD 17.900 19.400 11,7 21,6 Depressie 15.300 15.500 2,1 3,4
Nederland Verandering t.o.v. 2008 (%) 2015 2020 13,8 23,5 14,5 25,2 17,2 30,2 13,7 24,3 4,2 6,7 16,6 30,7 2,1 2,9 4,0 6,8 14,9 26,4 4,8 7,2
4.3.3 Infectieziekten Infectieziekten komen ook in de 21e eeuw nog steeds voor. Migratie, toegenomen reisgedrag en een veranderende moraal zijn belangrijke oorzaken voor de verspreiding van infectieziekten. Daarnaast komen de laatste jaren steeds vaker infectieziekten voor die van dier op mens worden overgedragen. Een beschrijving van enkele belangrijke infectieziekten volgt hierna. Informatie over de opkomst bij vaccinaties staat in hoofdstuk 6, paragraaf 6.3.1 en 6.3.3.
4
Tabel 4.7: Aantal tuberculosepatiënten in Nederland en de regio Gelre-IJssel (2007-2009; Bron: Osiris). Nederland Regio Gelre-IJssel
2007 1.000 38
2008 997 41
2009 1.157 54
Uitbraak grieppandemie In 2009 is er sprake van een grieppandemie, veroorzaakt door nieuwe influenza A (H1N1). Een grieppandemie is een vrijwel gelijktijdige uitbraak van griep op verschillende continenten in de wereld (Van der Sande, 2009). In totaal heeft GGD Gelre-IJssel 180 meldingen van griepgevallen gehad. In werkelijkheid waren er veel meer mensen ziek. Halverwege de epidemie is namelijk op landelijk niveau besloten om alleen ziekenhuisopnamen en sterfgevallen ten gevolge van het H1N1-virus te registreren. In de regio Gelre-IJssel zijn 4 mensen overleden aan griep en zijn 76 mensen opgenomen in het ziekenhuis. Het aantal ziekenhuisopnamen per 10.000 inwoners is hiermee in de regio Gelre-IJssel relatief laag ten opzichte van de rest van Nederland (Mulder, 2010g). Kinkhoest bij kinderen neemt af Kinkhoest is een meldingsplichtige infectieziekte. Dit betekent dat (huis)artsen hun kinkhoestpatiënten moeten melden bij de GGD. Dat gebeurt echter lang niet altijd. Dat komt omdat alleen die gevallen gemeld moeten worden die door laboratoriumonderzoek zijn bevestigd. De cijfers uit tabel 4.8 geven dus slechts een indicatie van het vóórkomen van kinkhoest. (Huis)artsen melden jaarlijks tussen de 200 en 350 gevallen van kinkhoest bij GGD Gelre-IJssel. Meestal gaat het om kinderen, al neemt kinkhoest de laatste jaren juist bij kinderen af. Dit komt omdat kinderen sinds 2001 op 4-jarige leeftijd een herhaling van de vaccinatie krijgen, waardoor het risico op het krijgen van kinkhoest afneemt. Tabel 4.8: Aantal meldingen van kinkhoest in Nederland en de regio Gelre-IJssel (2007-2009; Bron: Osiris). Nederland Regio Gelre-IJssel
2007 7.374 253
2008 8.704 338
2009 6.503 203
Toename tuberculose in 2009 Tuberculose is een ernstige ziekte, die ook in de regio Gelre-IJssel nog steeds voorkomt. In de regio Gelre-IJssel zijn in 2009 54 nieuwe gevallen van tuberculose gemeld (tabel 4.7). Lange tijd daalde het aantal tuberculosepatiënten in Nederland,
50
51
4gezondheid in de regio gelre-ijssel
Gezondheid in de regio gelre-ijssel
4
Beperkte verspreiding Q-koorts Q-koorts is een infectieziekte die kan overgaan van dieren op mensen. In Nederland zijn vooral besmette melkgeiten en -schapen de bron van de ziekte bij mensen. Tot 2007 kwam de ziekte in Nederland nauwelijks voor. Sinds 2007 stijgt het aantal gevallen van Q-koorts in Nederland echter aanzienlijk, vooral in de provincie Noord-Brabant. In 2009 zijn in Nederland 2.357 mensen met een Q-koortsinfectie gemeld (RIVM, 2010), waarvan 13 uit de regio Gelre-IJssel. Eind mei 2010 waren er negen besmette melkgeitenbedrijven. Uit figuur 4.3 blijkt dat het aantal geiten in delen van de regio Gelre-IJssel relatief hoog is en dat effectieve maatregelen noodzakelijk zijn om uitbreiding van Q-koorts tegen te gaan.
Figuur 4.4: Aantal patiënten waarbij huisartsen een rode ring op de huid hebben vastgesteld (per 100.000 inwoners; Bron:www.zorgatlas.nl).
Figuur 4.3: Aantal geiten per gemeente in 2009 (Bron: www.zorgatlas.nl).
Ziekte van Lyme komt relatief veel voor De ziekte van Lyme wordt veroorzaakt door een bacterie die door een teek kan worden overgebracht. Wanneer iemand besmet is met de ziekte van Lyme, ontstaat in ongeveer 85% van de gevallen een rode ring op de huid. Sinds 1994 is er in de regio Gelre-IJssel, net als in de rest van Nederland, een toename in het aantal gevallen van de ziekte van Lyme te zien. In 2009 hebben huisartsen in de regio Gelre-IJssel relatief vaak patiënten met een rode ring op de huid ( figuur 4.4). Teken komen veel voor in bossen en landelijke gebieden. Dit verklaart het relatief grote aantal patiënten in de regio Gelre-IJssel.
52
Toename seksueel overdraagbare aandoeningen Seksueel overdraagbare aandoeningen (soa’s) zijn infectieziekten die via onbeschermd seksueel contact kunnen worden overgedragen. GGD Gelre-IJssel houdt soa-spreekuren voor specifieke risicogroepen, zoals jongeren tot en met 24 jaar, mensen met veel wisselende contacten, mannen die seks hebben met mannen, prostituees en prostituanten. GGD Gelre-IJssel registreert gegevens over bezoekers en vastgestelde soa. Deze registratie geeft slechts een indicatie van het vóórkomen van soa in de regio, omdat huisartsen naar schatting 70% van de soa-consulten uitvoeren. In tabel 4.9 is het aantal vastgestelde soa-infecties in de regio Gelre-IJssel van 2007 tot en met 2009 weergegeven. Chlamydia is de meest voorkomende soa. Jaarlijks stelt de GGD bij 11 tot 12% van de bezoekers van het soa-spreekuur chlamydia vast. Dit percentage komt overeen met het landelijke percentage. Chlamydia komt relatief vaak voor bij jongeren onder de 25 jaar en bij mensen van Surinaamse en Antilliaanse/Arubaanse afkomst. Voor vrouwen kan een onbehandelde chlamydia onvruchtbaarheid tot gevolg hebben (Van Leent-Loenen & Koedijk, 2008a). Gonorroe en syfilis worden minder vaak vastgesteld, zowel in de regio als in de rest van Nederland. Zowel gonorroe als syfilis worden relatief vaak geconstateerd bij mannen die seks hebben met mannen. De laatste jaren stelt GGD Gelre-IJssel jaarlijks bij ongeveer 0,4% van de spreekuurbezoekers een infectie met hiv vast. Behandelcentra in Amsterdam constateren bijna de helft van alle hiv-infecties in Nederland. Onder de hiv-geïnfecteerden vormen homo- en biseksuele mannen nog
53
4gezondheid in de regio gelre-ijssel
Gezondheid in de regio gelre-ijssel
steeds de grootste groep, al is hun aandeel vanaf de jaren negentig gedaald terwijl het percentage heteroseksueel geïnfecteerden (mannen èn vrouwen) juist is toegenomen (Op de Coul & Van de Laar, 2005).
Tabel 4.10: Top tien van de ziekten met de grootste ziektelast in DALY’s in Nederland in 2007
Tabel 4.9: Aantal en percentage positieve soa- en hiv-testen bij bezoekers van het soa-spreekuur van GGD Gelre-IJssel (2007-2009; Bron: Soap). Chlamydia Gonorroe Syfilis Hiv Aantal bezoekers
2007 Aantal (%) 234 11,3 39 1,9 15 0,7 6 0,3 2.064
2008 Aantal (%) 284 12,4 53 2,3 13 0,6 10 0,4 2.287
2009 Aantal (%) 302 11,3 63 2,4 11 0,4 11 0,4 2.663
Het aantal bezoekers van het soa-spreekuur van GGD Gelre-IJssel groeit duidelijk sinds 2007. Waarschijnlijk komt dit doordat de bekendheid met soa en het soaspreekuur van de GGD toeneemt en steeds meer mensen zich op soa laten testen. Ook bij huisartsen is de laatste jaren een toename te zien in het aantal soa-consulten en in het aantal gediagnosticeerde soa (Koedijk, 2009; Zwakhals & Van Lier, 2009). De verwachting is dat deze trend zich in de toekomst voortzet. (Van LeentLoenen & Koedijk, 2008b). 4.3.4 Ziektelast Grootste ziektelast door hart- en vaatziekten en psychische stoornissen Cijfers over sterfte, ziekte en kwaliteit van leven geven elk een beeld van een bepaald aspect van de gezondheid. De WHO heeft een maat ontwikkeld die deze drie aspecten van gezondheid combineert, de Disability-Adjusted-Life-Year (DALY). De DALY bestaat uit drie componenten: de jaren verloren door vroegtijdige sterfte, de jaren geleefd met ziekte en de ernst van de ziekte. Met behulp van deze maat is het mogelijk om de totale ziektelast als gevolg van een ziekte, te berekenen. Aan de hand van de DALY-berekening wordt duidelijk welke ziekten in Nederland de meeste ziektelast tot gevolg hebben. Hiervan zijn alleen landelijke cijfers beschikbaar, omdat een uitsplitsing naar GGD-regio’s niet mogelijk is. Aanvoerders van de top tien van ziekten en aandoeningen met de grootste ziektelast in Nederland zijn coronaire hartziekten, beroerte, angststoornissen, depressie en diabetes mellitus (tabel 4.10). Longkanker, coronaire hartziekten en beroerte zijn de belangrijkste veroorzakers van verloren levensjaren, terwijl angststoornissen en depressies bij veel mensen zorgen voor veel verlies aan kwaliteit van leven. Op een paar verschillen na, bestaat de lijst voor mannen en vrouwen uit dezelfde ziekten.
54
4
(Bron: Hoeymans et al., 2010). Rangorde 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
4.4
Totaal Coronaire hartziekten Beroerte Angststoornissen Depressie Diabetes mellitus Longkanker COPD Gewrichtsslijtage Privé-ongevallen Dementie
Ziekten Mannen Coronaire hartziekten Beroerte Longkanker Diabetes mellitus COPD Angststoornissen Depressie Suïcide(poging) Privé-ongevallen Gewrichtsslijtage
Vrouwen Angststoornissen Coronaire hartziekten Beroerte Depressie Diabetes mellitus Borstkanker Gewrichtsslijtage Dementie COPD Longkanker
Kwaliteit van leven
De cijfers in paragraaf 4.3 geven een beeld van de meest voorkomende ziekten en aandoeningen, maar zeggen niets over gevolgen ervan in termen van verlies aan kwaliteit van leven. Een verminderde gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven is vaak het gevolg van ziekten en aandoeningen. Kwaliteit van leven is een samenvattende maat voor het welbevinden van de bevolking in termen van lichamelijk, psychisch en sociaal functioneren (Eysink & Poos, 2008). Kwaliteit van leven vergelijkbaar met landelijk gemiddelde Met betrekking tot de kwaliteit van leven rapporteren inwoners in de regio Gelre-IJssel vergelijkbaar met inwoners in de rest van Nederland (tabel 4.11). Psychosociale klachten (malaiseklachten, moeheid en slapeloosheid) worden het meest gemeld. Onder malaise wordt verstaan een algemene staat van ongemak, vermoeidheid of ziekte. Tabel 4.11: Zelfgerapporteerde kwaliteit van leven in Nederland en de regio Gelre-IJssel in de periode 2005-2008 (Bron: CBS-POLS). Tussen haakjes staat de leeftijdsgroep waarop de gezondheidsindicator van toepassing is. Minder goed ervaren gezondheid (0+) Psychische klachten (12+) Malaiseklachten (4+) Moeheid (4+) Slapeloosheid (4+) Beperkingen in bewegen (12+) Lichamelijke beperkingen (12+)
Regio Gelre-IJssel (%) 19,1 9,2 71,3 44,6 21,0 7,5 11,4
Nederland (%) 19,4 9,6 72,2 45,6 22,4 7,9 12,5
55
4gezondheid in de regio gelre-ijssel
Gezondheid in de regio gelre-ijssel
Over het algemeen rapporteren mannen een betere kwaliteit van leven dan vrouwen. Jongeren rapporteren een betere lichamelijke kwaliteit van leven dan ouderen. Tussen leeftijdsgroepen blijken er nauwelijks verschillen te zijn in de psychische aspecten van de kwaliteit van leven. De enige uitzondering is het mentale vermogen; dat vermindert met het ouder worden (Sprangers & Snijders, 2010).
slechter iemand zijn eigen gezondheid ervaart, hoe hoger de kans op vroegtijdig overlijden is (Deeg, 2010).
Laagopgeleiden en alleenstaanden minder goede kwaliteit van leven Hoe hoger het opleidingsniveau, hoe beter de kwaliteit van leven. Dit geldt sterker voor lichamelijke dan voor psychische aspecten. Ook samenlevingsvorm en burgerlijke staat zijn van invloed op de kwaliteit van leven. Gehuwden en samenwonenden rapporteren een betere lichamelijke en psychische kwaliteit van leven. Alleenstaanden, en dan in het bijzonder gescheiden mensen, rapporteren een minder goede kwaliteit van leven (Sprangers & Snijders, 2010). In deze paragraaf is de kwaliteit van leven verder uitgewerkt met betrekking tot ervaren gezondheid, lichamelijke beperkingen, psychosociale klachten, angst, depressieklachten en eenzaamheid. 4.4.1 Lichamelijke beperkingen Lichamelijk functioneren is een maat voor de kwaliteit van leven. Lichamelijk functioneren verwijst naar het kunnen uitvoeren van lichamelijke functies en dagelijkse routineactiviteiten. Voorbeelden hiervan zijn lopen, eten, aan- en uitkleden en boodschappentassen dragen. Ook de lichamelijke functies ‘horen’ en ‘zien’ zijn van belang voor het lichamelijk functioneren. Als er problemen zijn met deze functies of activiteiten, spreken we van lichamelijke beperkingen. Lichamelijke beperkingen vergelijkbaar met landelijk gemiddelde Van de bevolking in de regio Gelre-IJssel kampt 11,4% met een lichamelijke beperking en 7,5% met een beperking in bewegen. Beide percentages komen redelijk overeen met het landelijk gemiddelde (tabel 4.11). Bij de 65-plussers is nagevraagd in hoeverre ze beperkingen ervaren als het gaat om horen, zien en mobiliteit. Van deze groep ervaart 9% een beperking bij horen, 10% bij zien en 26% heeft mobiliteitsbeperkingen. Vooral 75-plussers ervaren relatief veel beperkingen. Beperkingen bij het zien en de mobiliteit komen onder vrouwen twee keer zo vaak voor als onder mannen. Van de 65-plussers ervaart 16% één of meer beperkingen bij dagelijkse activiteiten. Dit is in de meeste gevallen traplopen. 4.4.2 Ervaren gezondheid
4
Ervaren gezondheid vergelijkbaar met landelijk gemiddelde Van de bevolking in de regio Gelre-IJssel geeft 19,1% aan de eigen gezondheid als minder dan goed te ervaren. Dit percentage komt overeen met het landelijk gemiddelde (tabel 4.11). Van de ouderen en volwassenen in de regio Gelre-IJssel ervaart respectievelijk 29 en 11% de eigen gezondheid als matig of slecht. Van de middelbare scholieren ervaart 17% de gezondheid als niet zo best of slecht (E-MOVO 2007). Deze percentages zijn niet helemaal vergelijkbaar, omdat de vraagstelling bij ouderen en volwassenen anders is dan bij jongeren. 4.4.3 Psychische gezondheid Bij een optimale psychische gezondheid is er sprake van succesvol functioneren, wat resulteert in productieve activiteiten, bevredigende relaties met anderen en de mogelijkheid tot aanpassen en omgaan met tegenslagen (Surgeon General, 1999). Psychische klachten omvatten gevoelens van psychische verstoring, zoals angst, depressie, slaapverstoring en stress. Dit kan leiden tot zichtbaar leed, een (gedeeltelijk) onvermogen tot functioneren en een verhoogd risico op sterfte, pijn en beperkingen. Psychische stoornissen zijn onder andere dementie, schizofrenie, depressie, angststoornissen, stoornissen in het middelengebruik (zoals alcoholafhankelijkheid) en verstandelijke handicap (Schoemaker, 2010). Psychische klachten vooral bij middelbare scholieren, ouderen en vrouwen Om een beeld te krijgen van de psychische gezondheid, is gemeten hoeveel mensen psychische klachten hebben op basis van de Mental Health Inventory (MHI-5). Deze vragenset meet de algemene psychische gezondheidstoestand in een bevolking. Deze wordt bepaald door de balans tussen de mate van positieve en negatieve gevoelens. Onderwerpen die aan bod komen, zijn zenuwachtigheid, gevoelens van somberheid, gelukkig zijn, in de put zitten en zich rustig voelen. Psychische klachten komen in de regio Gelre-IJssel ongeveer even vaak voor als gemiddeld in Nederland (tabel 4.11). Psychische klachten komen bij volwassenen (19 tot en met 64 jaar) relatief minder voor dan bij middelbare scholieren en ouderen. Dit verschil is vooral groot bij vrouwen. Voor alle leeftijdsgroepen geldt dat meer vrouwen dan mannen psychische klachten hebben ( figuur 4.5).
Ervaren gezondheid, ook wel subjectieve gezondheid of gezondheidsbeleving, weerspiegelt iemands oordeel over zijn of haar eigen gezondheid. Het is een samenvattende gezondheidsmaat van alle gezondheidsaspecten die van belang zijn voor de persoon in kwestie. Op populatieniveau is ‘het percentage inwoners dat de eigen gezondheid als minder dan goed ervaart’ een veelgebruikte en belangrijke indicator van de gezondheid. Ervaren gezondheid is een sterke voorspeller van sterfte. Hoe
56
57
4gezondheid in de regio gelre-ijssel
4
Matig of hoog risico op angststoornis of depressie bij ruim een derde van de volwassenen Het risico op angststoornis of depressie bij volwassenen is gemeten met behulp van de Kessler Psychological Distress Scale (K10). Deze vragenset brengt het risico op een angststoornis of een depressie in beeld. De K10 bestaat uit vragen naar gevoelens in de afgelopen maand, zoals zenuwachtigheid, rusteloosheid, hopeloosheid, somberheid en depressiviteit. Op basis van de resultaten van de Volwassenenmonitor 2008 heeft 36% van de volwassenen in de regio Gelre-IJssel een matig of hoog risico op angststoornis of depressie. Dit betreft meer vrouwen dan mannen, meer jongere dan oudere volwassenen en naarmate het opleidingsniveau lager is, is het risico op angststoornis en depressie groter. Zie tekstblok 4.1 voor meer informatie over de relatie tussen het risico op angststoornis en depressie en andere factoren.
Totaal Middelbare scholieren 19 t/m 64 65 t/m 74 75-plus Mannen Middelbare scholieren 19 t/m 64 65 t/m 74 75-plus Vrouwen Middelbare scholieren 19 t/m 64 65 t/m 74 75-plus
Tekstblok 4.1: Relatie tussen risico op angststoornis en/of depressie en andere factoren bij volwassenen. 0
5
10
15
20
25
30 %
Figuur 4.5: Percentage psychisch ongezonden in de regio Gelre-IJssel in 2005 – 2008 (Bron: Ouderenmonitor 2005, Volwassenenmonitor 2008, E-MOVO 2007).
Een vijfde van de kinderen heeft indicatie voor psychosociale problemen Met de Strengths and Difficulties Questionnaire (SDQ) kan het risico op psychosociale problemen bij jongeren in kaart worden gebracht. De SDQ bevat vragen over emotionele problemen, gedragsproblemen, problemen met leeftijdgenoten, hyperactiviteit en prosociaal gedrag. Bij 20% van de 4- tot en met 11-jarigen in de regio Gelre-IJssel geeft de score op de SDQ een indicatie voor psychosociale problemen (Jeugdmonitor 2010). Van de middelbare scholieren heeft 12% een indicatie voor psychosociale problemen op basis van de SDQ (E-MOVO 2007). 4.4.4 Angst en depressieklachten Bij een depressie is sprake van een aanhoudende neerslachtige stemming en een ernstig verlies aan interesses in (vrijwel) alle dagelijkse activiteiten. Daarnaast komen symptomen voor als eet-, slaap- en concentratieproblemen, rusteloosheid, vermoeidheid, en terugkerende gedachten aan de dood of zelfdoding (Spijker & Schoemaker, 2005). Een depressie kan het gevolg zijn van een angststoornis. Bij angststoornissen treden heftige angstklachten op zonder dat sprake is van een reële bedreiging. Een angststoornis heeft effect op het sociaal functioneren en het uitvoeren van de dagelijkse bezigheden. Bij sociale fobie of bij agorafobie worden bijvoorbeeld bepaalde situaties of activiteiten vermeden (pleinvrees; Balkom et al., 2005).
58
Gezondheid in de regio gelre-ijssel
Bij volwassenen blijken de volgende kenmerken samen te hangen met angst- en/of depressieklachten: geslacht (vrouw-zijn), leeftijd (jongvolwassen), gezinssamenstelling (alleenstaand (ouder), etniciteit (niet-westers allochtoon), sociaaleconomische status (lage opleiding, laag inkomen, uitkering), slecht ervaren gezondheid, lichamelijke klachten, obesitas, ondergewicht, te weinig beweging, huiselijk geweld, onvrede over sociale contacten en eenzaamheid. Veel van genoemde kenmerken hangen niet alleen met angst en
depressie samen, maar ook met elkaar. Wanneer we hiervoor corrigeren, blijkt dat ‘(on)tevredenheid over de sociale contacten’ het sterkst samenhangt met angst- of depressieklachten. Vervolgens is de sterkste samenhang te zien met ‘eenzaamheid’, ‘uitkering’ en ‘moeite hebben met rondkomen’. Na correctie voor de overige kenmerken blijkt dat etniciteit, gezinssamenstelling en ondergewicht geen significant verband hebben met angst- en/of depressieklachten (Timmerman-Kok et al., 2010).
Depressieve gevoelens bij ruim een tiende van de middelbare scholieren De aanwezigheid van depressieve gevoelens bij middelbare scholieren is gemeten met behulp van de Major Depression Inventory (MDI). Deze lijst bestaat uit dertien vragen, bijvoorbeeld vragen naar bepaalde gevoelens, zoals somberheid, lusteloosheid en naar verlies van interesse voor dagelijkse activiteiten in de twee weken voorafgaand aan het onderzoek. Van de middelbare scholieren in de regio GelreIJssel kampt 13% met depressieve gevoelens. Bij 3% is sprake van een ernstige mate van depressieve gevoelens. Depressieve gevoelens komen vaker voor bij meisjes (15%) dan bij jongens (10%). In tekstblok 4.2 staat meer informatie over de relatie tussen depressieve gevoelens en andere factoren.
59
4gezondheid in de regio gelre-ijssel
Tekstblok 4.2: Kenmerken middelbare scholieren met depressieve gevoelens. Depressieve gevoelens bij middelbare scholieren hangen samen met veel andere kenmerken, zoals roken, druggebruik, geestelijk of lichamelijk mishandeld zijn, het thuis niet leuk vinden, niet goed met de ouders kunnen praten, et cetera. Vooral sociale aspecten, zoals een onprettige thuissituatie (niet goed met de ouders kunnen praten en het thuis niet leuk vinden) hangen sterk samen met depressieve gevoelens. Deze samenhang geldt in iets mindere mate ook voor mishandeling en het hebben van een negatieve seksuele ervaring. Voorts zijn middelbare scholieren met depressieve gevoelens relatief vaak negatief over hun eigen gezond-
heid en zoeken ze vaak geen hulp bij problemen. De schoolsituatie (het niet leuk vinden op school, op school gepest worden en spijbelen) hangt ook sterk samen met depressieve gevoelens. Wat betreft genotmiddelengebruik, blijken middelbare scholieren met depressieve gevoelens vooral vaak drugs te gebruiken. Het verschil tussen het percentage middelbare scholieren met en zonder depressieve gevoelens is relatief klein, in geval van overgewicht, onvoldoende beweging, het hebben meegemaakt van ingrijpende gebeurtenissen en woonachtig zijn in een stedelijk gebied (Oude Groeniger et al. 2009).
4.4.5 Eenzaamheid Eenzaamheid komt in alle bevolkingsgroepen voor, zowel onder jongeren als onder ouderen. Eenzaamheid is een subjectief gegeven; een gevoel. De definitie van eenzaamheid is het ervaren verschil tussen de sociale contacten die iemand wenst en de sociale contacten die iemand heeft. Of iemand zich eenzaam voelt, is dus persoonsgebonden. Iemand met veel sociale contacten kan zich toch eenzaam voelen en iemand met weinig sociale contacten kan zich hierbij prima voelen. Eenzaamheid kan worden gemeten met behulp van de Jong-Gierveld schaal. Aan de hand van elf stellingen kunnen respondenten aangeven in hoeverre zij tevreden zijn met hun sociale contacten. De somscore van deze stellingen is een maat voor eenzaamheid. Van de volwassenen is 36% en van de ouderen 41% eenzaam op basis van de JongGierveld schaal. Eenzaamheid komt het meest voor onder ouderen vanaf 75 jaar. In alle groepen is matige eenzaamheid veruit de grootste categorie ( figuur 4.6). Alleenstaanden en mensen met lage sociaaleconomische status, ziekte of lichamelijke beperkingen vaker eenzaam Het is bekend dat eenzaamheid vaker voorkomt bij mensen met een lage opleiding en laag inkomen, met lichamelijke beperkingen (mobiliteits-, gezichts- of gehoorbeperkingen), met een chronische ziekte, bij alleenstaanden, weduwen en weduwnaars. Ook persoonskenmerken zoals zelfbeeld, zelfvertrouwen, levensvisie/zinge-
60
Gezondheid in de regio gelre-ijssel
4
Totaal 19 t/m 64 65 t/m 74 75-plus Mannen 19 t/m 64 65 t/m 74 75-plus Vrouwen 19 t/m 64 65 t/m 74 75-plus 0
10
20
Matig eenzaam
30 Ernstig eenzaam
40
50
60 %
Zeer ernstig eenzaam
Figuur 4.6: Eenzaamheid uitgesplitst naar leeftijd en geslacht (Bron: Ouderenmonitor 2005, Volwassenenmonitor 2008).
ving en persoonlijke vaardigheden zoals voor het aangaan en onderhouden van relaties en voor het omgaan met tegenslagen in het leven, spelen een belangrijke rol (Croezen et al., 2009, 2010). Meer sociale dan emotionele eenzaamheid Binnen het begrip eenzaamheid kan onderscheid worden gemaakt tussen sociale en emotionele eenzaamheid. ‘Sociale eenzaamheid’ is het ontbreken van contacten met mensen waarmee men bepaalde gemeenschappelijke kenmerken deelt, zoals vrienden en vriendinnen. ‘Emotionele eenzaamheid’ treedt op als iemand een hechte, intieme band mist met één ander persoon, in de meeste gevallen een levenspartner. Het is dus mogelijk dat mensen met een partner zich eenzaam voelen, omdat zij een bredere kring van vrienden en kennissen missen. Daarnaast kan het zijn dat alleenstaanden met een uitgebreide vriendenkring zich eenzaam voelen vanwege het gemis van iemand die er speciaal voor hen is (Timmerman-Kok & de Weert-Donders, 2007). Over het algemeen komt sociale eenzaamheid vaker voor dan emotionele eenzaamheid ( figuur 4.7). Dit geldt zowel voor volwassenen als voor ouderen. Wat betreft sociale eenzaamheid ligt dit voor ouderen en volwassenen vrijwel gelijk (respectievelijk 40 en 41%). Emotionele eenzaamheid komt iets vaker voor bij ouderen dan bij volwassenen (29 ten opzichte van 24%). Emotionele eenzaamheid is relatief hoog bij alleenwonenden, vrouwen vanaf 65 jaar, ouderen vanaf 75 jaar en mensen met alleen lager onderwijs.
61
4gezondheid in de regio gelre-ijssel
5
Volwassenen
Factoren die de gezondheid beïnvloeden
Totaal
Overgewicht groeiend probleem, vooral in de regio Gelre-IJssel Overgewicht is na roken de belangrijkste vermijdbare oorzaak van ziekte en sterfte in Nederland. Overgewicht is niet alleen slecht voor de gezondheid, het heeft ook andere gevolgen, zoals meer ziekteverzuim. In de regio Gelre-IJssel komt méér overgewicht voor dan gemiddeld in Nederland. Bovendien is het percentage mensen met overgewicht in de regio, de afgelopen jaren sneller toegenomen dan gemiddeld in Nederland.
Man Vrouw 19 t/m 34 35 t/m 49 50 t/m 64 Hbo/wo Havo/vwo/mbo Lbo/mavo Lagere school
Roken veroorzaakt meeste ziektelast Roken is nog steeds de belangrijkste vermijdbare oorzaak van ziekte en sterfte in Nederland. Bovendien veroorzaakt roken hoge zorgkosten. In de regio GelreIJssel rookt 17% van de middelbare scholieren en 24% van de volwassenen.
Meerpersoonshuishouden Eenpersoonshuishouden 0
10
20
30
40
50
60%
Ouderen Totaal Man Vrouw 19 t/m 34 35 t/m 49 50 t/m 64
Meer beweging bevordert regionale volksgezondheid Lichamelijke activiteit verkleint de kans op vroegtijdig overlijden en op het ontstaan van diverse ziekten. In de regio Gelre-IJssel voldoen de meeste middelbare scholieren (79%) en een kwart van de volwassenen niet aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen.
Hbo/wo Havo/vwo/mbo Lbo/mavo Lagere school Meerpersoonshuishouden Eenpersoonshuishouden 0
10
Hoge sociale eenzaamheidsscore
20
30
40
50
60%
Hoge emotionele eenzaamheidsscore
Figuur 4.7: Sociale en emotionele eenzaamheid uitgesplitst naar opleidingsniveau, leeftijd, geslacht en samenstelling huishouden (Bron: Volwassenenmonitor 2008, Ouderenmonitor 2005).
62
Veel schadelijk alcoholgebruik Te veel alcohol drinken is schadelijk voor de gezondheid. Ook leidt overmatig alcoholgebruik tot maatschappelijke problemen, zoals agressie in het uitgaans leven of verkeersongelukken als gevolg van rijden onder invloed. In de regio Gelre-IJssel drinkt een aanzienlijk deel van de bevolking te veel alcohol. Zo drinkt van de tweedeklassers ruim een kwart alcohol, terwijl zij een leeftijd hebben (13-14 jaar) waarop het gebruik van alcohol wordt afgeraden. Bijna de helft van de vierdeklassers drinkt in een periode van vier weken bij minstens één gelegenheid veel alcohol (minstens vijf glazen). De meerderheid van de volwassenen overschrijdt de richtlijn voor verantwoord alcoholgebruik.
Gezondheidswinst door andere voedingsgewoonten Een gezond voedingspatroon verkleint het risico op het ontstaan van diverse ziekten, zoals hart- en vaatziekten, kanker en diabetes. De meerderheid van de regionale bevolking kan op dit terrein gezondheidswinst boeken, omdat men onvoldoende groente, fruit en vis eet. Middelbare scholieren vrijen vaak onveilig In de regio Gelre-IJssel heeft één op de zes middelbare scholieren geslachts gemeenschap gehad. Bijna de helft van deze groep gebruikt niet altijd een condoom en loopt daardoor risico op een seksueel overdraagbare aandoening.
63
5gezondheid in de regio gelre-ijssel
Onvoldoende ventilatie in meerderheid woningen en scholen In het binnenmilieu komen stoffen voor die schadelijk zijn voor de gezondheid, zoals tabaksrook, radon, vocht en allergenen. Ventilatie verbetert de kwaliteit van het binnenmilieu. In de meerderheid van de woningen en scholen in de regio Gelre-IJssel wordt onvoldoende geventileerd. Geluidshinder groeiend probleem Blootstelling aan geluid kan hinder veroorzaken en leiden tot lichamelijke klachten en verminderde prestaties. Eén op de vijf volwassenen in de regio ondervindt ernstige geluidshinder. Het wegverkeer en de buren zijn de belangrijkste geluidsbronnen. Jongeren met ernstig of langdurig ziek gezinslid hebben hulp nodig Meer dan een kwart van de jongeren in de regio groeit op in een gezin met een ernstig of langdurig zieke ouder, broer of zus. Deze jongeren hebben een minder goede lichamelijke en geestelijke gezondheid en een ongezondere leefstijl dan andere jongeren. Veel van deze jongeren vragen niet uit zichzelf om hulp. Om de negatieve gevolgen van hun thuissituatie tegen te gaan, is tijdige opsporing en ondersteuning van deze jongeren van belang. Sociale veiligheid woonwijken kan beter Een veilige openbare ruimte bevordert de sociale samenhang en leefbaarheid. Eén op de vijf volwassenen in de regio ervaart onveilige plekken in de eigen woonwijk en veel ouderen menen dat hun leefomgeving leefbaarder wordt door een veiliger gevoel op straat. Huiselijk geweld ernstig probleem Huiselijk geweld is één van de omvangrijkste vormen van geweld in onze samenleving. Het heeft grote gevolgen voor de slachtoffers, vaak nog jaren nadat het geweld heeft plaatsgevonden. In de regio Gelre-IJssel is één op de dertien volwassenen slachtoffer van huiselijk geweld.
5.1 Waardoor wordt de gezondheid bepaald? Iemands gezondheid wordt bepaald door vier groepen factoren: persoonsgebonden factoren, leefstijlfactoren, factoren in de fysieke omgeving en factoren in de sociale omgeving (zie hoofdstuk 2 voor het uitgewerkte conceptuele model van de volksgezondheid). Persoonsgebonden factoren kunnen erfelijk zijn (zoals gen- en chromosoomafwijkingen; bijvoorbeeld erfelijke hypercholesterolemie, ziekte van Huntington) of in de loop van het leven worden verworven (zoals overgewicht of hoge bloeddruk). Bij leefstijlfactoren gaat het om gunstig gedrag voor de gezondheid (zoals bewegen) of om ongunstig gedrag (zoals roken of overmatig alcohol-
64
Factoren die de gezondheid beïnvloeden
5
gebruik). Omgevingsfactoren hebben ook invloed op de gezondheid. Het betreft dan zowel de fysieke omgeving (zoals geluid, luchtverontreiniging, kwaliteit van de woning) als de sociale omgeving (zoals het krijgen van sociale ondersteuning, armoede). Naast deze factoren beïnvloedt het systeem van preventie en zorg de gezondheid. Dit systeem komt in hoofdstuk 6 aan de orde. Iemands gezondheid is het resultaat van een dynamisch samenspel van al deze factoren op verschillende niveaus. Ieder individu heeft te maken met de eigen persoonsgebonden factoren en staat gedurende zijn hele leven bloot aan een wisselwerking tussen leefstijl en omgevingsfactoren in verschillende settings zoals gezin, school, werk, buurt en woonplaats. Daarnaast zijn de gezondheidszorg, de openbare hygiëne en de politieke en economische ontwikkelingen van invloed op iemands gezondheid (RIVM, 2006). In dit hoofdstuk komen factoren die de gezondheid beïnvloeden, aan de orde. Paragraaf 5.2 gaat in op persoonsgebonden factoren, paragraaf 5.3 op leefstijlfactoren, paragraaf 5.4 op de fysieke omgeving en paragraaf 5.5 op de sociale omgeving. Het hoofdstuk eindigt met een overzicht van de hoeveelheid ziektelast die kan worden toegeschreven aan diverse factoren in paragraaf 5.6.
5.2
Persoonsgebonden factoren
5.2.1 Overgewicht Iemand heeft overgewicht wanneer hij te zwaar is voor zijn lengte. Overgewicht en vooral ernstig overgewicht (obesitas) veroorzaken tal van ziekten en aandoeningen, zoals hart- en vaatziekten, diabetes mellitus type 2, enkele vormen van kanker, aandoeningen van het bewegingsstelsel, aandoeningen van de ademhalingsorganen, depressie en onvruchtbaarheid. Overgewicht leidt ook vaak tot lichamelijke beperkingen, psychosociale problemen, ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid. Kinderen met (ernstig) overgewicht hebben zowel op jonge als op latere leeftijd meer kans op gezondheidsproblemen, zoals glucose-intolerantie (een voorstadium van diabetes) en diabetes mellitus type 2. Kinderen met ernstig overgewicht lopen op latere leeftijd meer risico op hart- en vaatziekten. Wanneer iemand al vanaf jonge leeftijd overgewicht heeft, zijn de gezondheidsgevolgen op latere leeftijd extra groot. Dikke kinderen hebben ook te maken met stigmatisering. Hierdoor hebben zij meer kans op een lagere zelfwaardering en daarmee samenhangende psychosociale problemen, zoals eenzaamheid, verdriet en gespannenheid. Tieners met ernstig overgewicht zitten slechter in hun vel en hebben vaker suïcidegedachten (Visscher et al., 2010). Aantal mensen met overgewicht neemt toe, vooral in de regio Gelre-IJssel In 1981 had 33% van de volwassen bevolking in Nederland overgewicht. In 2007 was dat opgelopen tot 46%. Het percentage volwassenen met overgewicht is sinds 2000 gestabiliseerd, maar het percentage volwassenen met obesitas neemt nog steeds toe. Ook onder jongeren komt overgewicht meer en meer voor. In 1980 had
65
5gezondheid in de regio gelre-ijssel
Factoren die de gezondheid beïnvloeden
6% van de 2- tot 21-jarigen overgewicht en in 2010 is 14% van de jongeren te zwaar. Daarvan zijn ook steeds meer jongeren met obesitas (Van Bakel & Zantinge, 2010).
Tabel 5.1: Overgewicht in de regio Gelre-IJssel (Bron: Preventieve Gezondheids Onderzoeken
In figuur 5.1 is af te lezen dat de regio Gelre-IJssel tot begin jaren negentig behoorde tot die delen van Nederland waar overgewicht het minst voorkwam. Door een relatief snelle stijging van het percentage volwassenen met overgewicht, komt overgewicht in de regio Gelre-IJssel nu meer voor dan gemiddeld in Nederland (49 versus 46% van de bevolking van 20 jaar en ouder; Mulder, 2010a). Ook het percentage kinderen met overgewicht in de regio is in korte tijd gestegen (zie tekstblok 5.1). 1981-1983
29 - 35
1999-2001
1990-1992
35 - 39
39 - 43
43 - 47
2005-2007
47 - 53
Figuur 5.1: Ontwikkeling overgewicht volwassenen per provincie tussen 1981 en 2007 (Bron: www.zorgatlas.nl).
5
Jeugdgezondheidszorg schooljaar 2008-2009, Volwassenenmonitor 2008, Ouderenmonitor 2005).
Overgewicht (inclusief obesitas) (%)
Ernstig overgewicht (obesitas) (%)
Jongerena)
Allen
17
3
- 5-jarigen - 11-jarigen - 14-jarigen
12 20 20
3 4 4
Volwassenenb)
Allen
46
11
- 19 t/m 34 jaar - 35 t/m 49 jaar - 50 t/m 64 jaar
31 48 58
6 11 15
- Lager onderwijs - Middelbaar onderwijs - Hoger onderwijs
56 45 38
16 10 7
Ouderenb,c)
Allen
59
14
- 65-74 jaar - 75-plussers
60 57
14 13
a) Op
basis van metingen door de Jeugdgezondheidszorg. basis van zelfgerapporteerde gegevens. c) Ouderen in de regio Gelre-IJssel exclusief de gemeenten in de Noord-Veluwe (Elburg, Ermelo, Harderwijk, Nunspeet, Oldebroek en Putten). b) Op
Tabel 5.1 toont door de GGD verzamelde gegevens over overgewicht in de regio Gelre-IJssel. Het overgewicht van de jongeren is gemeten en geeft daarom een betrouwbaar beeld. Het overgewicht van de volwassenen en de ouderen is gebaseerd op zelfgerapporteerde gegevens over lengte en gewicht. Omdat mensen geneigd zijn hun lengte te overschatten en hun gewicht te onderschatten, leiden deze zelfgerapporteerde gegevens meestal tot een onderschatting van het percentage mensen met overgewicht. Het percentage inwoners met overgewicht neemt toe met de leeftijd, van 12% bij de 5-jarigen tot 59% bij de 65-plussers. Er is een duidelijk verband tussen overgewicht en opleiding. Volwassenen met een lage opleiding hebben anderhalf maal zo vaak overgewicht en ruim tweemaal zo vaak obesitas als volwassenen met een hoge opleiding. Het vóórkomen van overgewicht verschilt sterk tussen gemeenten in de regio GelreIJssel. Het aandeel jongeren met overgewicht loopt uiteen van 12% in Aalten tot 22% in Oldebroek ( figuur 5.2).Het aandeel volwassenen met overgewicht varieert van 39% in Ermelo tot 54% in Montferland ( figuur 5.3). Figuur 5.2: Percentage jongeren met overgewicht per gemeente (Bron: Preventieve Gezondheids Onderzoeken Jeugdgezondheidszorg GGD Gelre-IJssel schooljaar 2008-2009).
66
67
5gezondheid in de regio gelre-ijssel
Factoren die de gezondheid beïnvloeden
5
5.2.2 Verhoogde bloeddruk en verhoogd cholesterol Een verhoogde bloeddruk heeft aanzienlijke gevolgen voor de gezondheid. Het is een van de belangrijkste risicofactoren voor hart- en vaatziekten. Belangrijke risicofactoren voor een verhoogde bloeddruk zijn overgewicht, lichamelijke inactiviteit, overmatig alcoholgebruik en een voedingspatroon met te weinig groente en fruit en te veel keukenzout en vet (Van Leent-Loenen, 2008a). Cholesterol is een vetachtige stof die het menselijk lichaam nodig heeft als bouwsteen voor lichaamscellen en hormonen. Mensen met ongunstige cholesterolwaarden hebben een verhoogd risico op hartziekten die worden veroorzaakt door afwijkingen in de kransslagaders, zoals een hartinfarct. Ongunstige cholesterolwaarden ontstaan vooral door de consumptie van veel verzadigd vet, een te lage inname van voedingsvezels, roken en overgewicht. Lichamelijke activiteit en een matige alcoholconsumptie hebben een gunstige invloed op de cholesterolwaarden (Van LeentLoenen, 2008b).
Doe
Figuur 5.3: Percentage volwassenen met overgewicht per gemeente (Bron: Volwassenenmonitor 2008).
Tekstblok 5.1: Percentage kinderen met overgewicht stijgt snel. De Jeugdgezondheidszorg (JGZ) verzamelt sinds medio 2004 gegevens over het vóórkomen van overgewicht in gemeenten in de Stedendriehoek. In de periode 2004-2009 is het percentage kinderen met overgewicht
zowel bij de 11- als de 14-jarigen duidelijk gestegen. Vooral het percentage kinderen met obesitas nam sterk toe; bij de 14-jarigen zelfs van 3% in de schooljaren 2004-2006 tot 5% in het schooljaar 2008-2009 ( figuur 5.4).
14-jarigen 2008-2009 2004-2006 11-jarigen 2008-2009 2004-2006 5-jarigen 2008-2009 2004-2006 0 Overgewicht
5
10
15
20
Obesitas
Figuur 5.4 Percentage kinderen met overgewicht in de Stedendriehoek in de schooljaren 2004-2006 en in het schooljaar 2008-2009 (Bron: Preventieve Gezondheids Onderzoeken Jeugdgezondheidszorg GGD Gelre-IJssel schooljaren 2004-2009).
68
25%
In de regio Gelre-IJssel komt verhoogde bloeddruk voor bij 12% van de volwassenen en bij 31% van de ouderen. Verhoogd cholesterol komt voor bij 9% van de volwassenen (Volwassenenmonitor 2008, Ouderenmonitor 2005). In de regio Gelre-IJssel komt verhoogde bloeddruk even vaak voor als gemiddeld in Nederland (Mulder, 2010b). Over het voorkomen van verhoogd cholesterol zijn geen landelijke cijfers beschikbaar.
5.3 Leefstijlfactoren 5.3.1 Roken Roken is een belangrijke risicofactor voor longkanker, COPD (chronische obstructieve longziekten, zoals chronische bronchitis en emfyseem) en hart- en vaatziekten. Roken gaat gepaard met een slechtere kwaliteit van leven, meer ziekteverzuim en een hoger zorggebruik (Van Gelder et al., 2009). Van alle leefstijlfactoren draagt roken het meest bij aan de totale ziektelast (Hoeymans et al., 2006). In de periode 2005-2008 rookte gemiddeld 29% van de Nederlandse bevolking van 12 jaar en ouder. Het aandeel rokers in de regio Gelre-IJssel was in die periode nagenoeg hetzelfde (27%; Mulder, 2010c). Aantal rokers daalt Landelijk is het aandeel volwassenen dat rookt, gedaald van een derde in de jaren negentig naar 27% in 2008 (Feenstra, 2009). Het aandeel middelbare scholieren (12-16 jaar) dat rookt toont eveneens een dalende trend: van 29% in 1996 tot 17% in 2007 (Monshouwer et al., 2008).
69
5gezondheid in de regio gelre-ijssel
Factoren die de gezondheid beïnvloeden
In de regio Gelre-IJssel rookt in 2007 17% van de middelbare scholieren; dat is 4% minder dan in 2003. Het aandeel middelbare scholieren per gemeente dat rookt, loopt uiteen van 13% in Voorst tot 25% in Elburg ( figuur 5.5). Het aandeel volwassenen dat rookt verschilt nauwelijks tussen de gemeenten in de regio Gelre-IJssel en is gemiddeld 24%.
jongeren ouder zijn en naarmate het opleidingsniveau lager is (tabel 5.2). Het aandeel 0- tot en met 11-jarigen dat thuis wordt blootgesteld aan tabaksrook, loopt sterk uiteen tussen gemeenten; van 5% in Nunspeet tot meer dan het dubbele in Brummen (11%; figuur 5.6). In de gemeente Deventer worden relatief veel middelbare scholieren thuis blootgesteld aan tabaksrook (42%). Andere gemeenten wijken niet significant af van het gemiddelde.
5
Tabel 5.2: Roken in de regio Gelre-IJssel (Bron: Jeugdmonitor 2009, E-MOVO 2007, Volwassenenmonitor 2008).
Figuur 5.5: Percentage middelbare scholieren dat rookt per gemeente (Bron: E-MOVO 2007).
Het aandeel rokers is het grootst onder jongvolwassenen. Zowel bij jongeren als bij volwassenen is er een sterke relatie tussen opleiding en rookgedrag: naarmate het opleidingsniveau afneemt, neemt het percentage rokers toe (tabel 5.2). Van de jongeren die roken, geeft 39% aan dat hun ouders dit niet weten en 22% meldt dat hun ouders hun rookgedrag goed vinden of er niets van zeggen. De ouders van de overige 39% staan negatief tegenover het rookgedrag van hun kind (E-MOVO, 2007). Blootstelling jongeren aan tabaksrook thuis verschilt tussen gemeenten Passief roken, ofwel blootstelling aan omgevingstabaksrook, verhoogt het risico op longkanker en hart- en vaatziekten met circa 20 tot 30% ten opzichte van mensen die niet aan tabaksrook worden blootgesteld. Bij kinderen leidt passief roken tot een grotere kans op (ernstige) infecties en luchtwegsymptomen. In Nederland is meeroken jaarlijks verantwoordelijk voor enkele duizenden sterfgevallen (Gezondheidsraad, 2003).
Groep
%
Rookt (middelbare scholieren)
Allen
17
- Klas 2 - Klas 4
9 26
- Vmbo - Havo/vwo
24 11
Rookt (volwassenen; 19 t/m 64 jaar)
Allen
24
- 19 t/m 34 jaar - 35 t/m 49 jaar - 50 t/m 64 jaar
29 23 21
- Lager onderwijs - Middelbaar onderwijs - Hoger onderwijs
30 24 16
Passief roken (roken in huis in afgelopen zeven dagen in aanwezigheid van kind; 0- t/m 11-jarigen)
Allen - 0 t/m 3 jaar - 4 t/m 7 jaar - 8 t/m 11 jaar
4 7 11
- Moeder laag opgeleid - Moeder middelbaar opgeleid - Moeder hoog opgeleid
16 7 2
Passief roken (roken in huis in afgelopen zeven dagen in aanwezigheid van middelbare scholier)
Allen
37
- Klas 2 - Klas 4
36 38
- Vmbo - Havo/vwo
45 29
8
In de regio Gelre-IJssel is 8% van de 0- tot en met 11-jarigen en 37% van de middelbare scholieren thuis blootgesteld aan tabaksrook in de week voorafgaand aan het onderzoek. Blootstelling aan tabaksrook thuis komt meer voor naarmate de
70
71
5gezondheid in de regio gelre-ijssel
Factoren die de gezondheid beïnvloeden
5
In de periode 2005-2008 is in Nederland 18% van de bevolking van 12 jaar en ouder een overmatige of zware drinker. Onder overmatige drinkers wordt hier verstaan: personen die gemiddeld per dag minimaal twee (vrouwen) of drie (mannen) glazen alcohol drinken. Onder zware drinkers wordt verstaan: personen die minstens één keer per week zes of meer glazen alcohol op één dag drinken. Het percentage overmatige en zware drinkers in de regio Gelre-IJssel (17%) wijkt niet significant af van het landelijk gemiddelde (Mulder, 2010d). Schadelijk alcoholgebruik onder volwassenen stabiel In Nederland is het aandeel volwassenen met een schadelijke alcoholconsumptie over de jaren heen redelijk stabiel. Het deel van de bevolking dat schadelijk drinkt, is echter geen stabiele groep mensen. Een groot deel van de mensen die op enig moment een schadelijk consumptieniveau of drinkpatroon heeft, gaat na enkele jaren minder drinken. Andersom zijn er mensen die vanuit een niet-schadelijk alcoholgebruik op een bepaald moment in hun leven overgaan op een schadelijker of meer risicovol gebruik (Kuunders & Van Laar, 2009b). Figuur 5.6: Percentage 0- tot en met 11-jarigen dat thuis is blootgesteld aan tabaksrook in de week voorafgaand aan het onderzoek (Bron: Jeugdmonitor 2009).
5.3.2 Alcoholgebruik Alcoholgebruik heeft negatieve effecten op bijna alle organen van het menselijk lichaam. Het hangt samen met ongeveer zestig verschillende aandoeningen, zoals hart- en vaatziekten, kanker, verminderde weerstand, angst- en slaapstoornissen en depressie. Vrouwen zijn gevoeliger voor alcoholgerelateerde schade dan mannen en jongeren zijn gevoeliger dan volwassenen (Kuunders & Van Laar, 2009a). Een harde grens tussen schadelijk en niet-schadelijk alcoholgebruik bestaat niet. De Gezondheidsraad adviseert gezonde volwassen mannen niet meer dan twee standaardglazen alcohol per dag te drinken en gezonde volwassen vrouwen niet meer dan één standaardglas per dag (Gezondheidsraad, 2006). Jongeren verdragen alcohol slechter omdat ze nog in de groei zijn en minder wegen. De effecten van alcohol zijn hierdoor sneller en heviger. Het drinken van alcohol op jonge leeftijd kan leiden tot hersenschade. Ook lopen jongeren die vroeg beginnen met het drinken van alcohol meer kans om later verslaafd te raken aan alcohol. Daarom adviseert het Trimbos-instituut het alcoholgebruik zo lang mogelijk uit te stellen, in ieder geval tot 16 jaar. Als een jongere van 16 jaar of ouder drinkt, is het advies minder te drinken dan de richtlijn voor verantwoord gebruik voor volwassenen en het alcoholgebruik te beperken tot hooguit één of twee avonden per week, bijvoorbeeld in het weekend (Trimbos-instituut, 2010a). Ouderen (55-plussers) verdragen alcohol in het algemeen slechter door veranderingen die in het lichaam ontstaan bij het ouder worden. De combinatie van alcohol en medicijnen kan risicovol zijn. Het Trimbos-instituut adviseert ouderen om zeker niet meer en bij voorkeur zelfs minder te drinken dan de hoeveelheden die gelden voor volwassenen (Trimbos-instituut, 2010b).
72
Bij de 12- tot en met 14-jarigen is het alcoholgebruik tussen 2003 en 2007 gedaald. De daling betreft zowel het ooit gebruik van alcohol, het gebruik in de afgelopen maand, als het binge drinken. Bij de oudere scholieren was het alcoholgebruik stabiel (Monshouwer et al., 2008). Te veel jongeren drinken te veel alcohol In de regio Gelre-IJssel drinkt ruim een kwart van de tweedeklassers alcohol, terwijl zij een leeftijd hebben (13-14 jaar) waarop het gebruik van alcohol wordt afgeraden. Meer dan de helft van de vierdeklassers is een binge drinker; zij hebben in
Figuur 5.7: Percentage binge drinkers onder middelbare scholieren per gemeente (Bron: E-MOVO 2007).
73
5gezondheid in de regio gelre-ijssel
Factoren die de gezondheid beïnvloeden
een periode van vier weken bij minstens één gelegenheid vijf of meer glazen alcohol gedronken. Onder vmbo’ers zijn meer alcoholgebruikers en meer binge drinkers dan onder jongeren op havo/vwo (zie tabel 5.3). In het westelijke deel van de regio Gelre-IJssel is het aandeel binge drinkers onder middelbare scholieren aanmerkelijk kleiner dan in het oostelijke deel. Het loopt uiteen van 28% in Nunspeet tot 42% in Oude IJsselstreek ( figuur 5.7).
Tabel 5.3: Alcoholgebruik in de regio Gelre-IJssel (Bron: E-MOVO 2007, Volwassenenmonitor 2008,
Alcoholgebruik middelbare scholieren in regio Gelre-IJssel neemt af Tussen 2003 en 2007 was er een afname van het percentage middelbare scholieren dat ooit alcohol heeft gebruikt, dat in de vier weken voorafgaand aan het onderzoek alcohol heeft gebruikt en van het percentage binge drinkers ( figuur 5.8). Het alcoholgebruik onder tweedeklassers is sterker afgenomen dan het alcoholgebruik onder vierdeklassers. Mogelijk wordt dit veroorzaakt doordat alcoholgebruik bij vierdeklassers al meer dan bij tweedeklassers een gewoonte is, of doordat veel vierdeklassers een leeftijd hebben waarop het gebruik van alcohol volgens de wet geoorloofd is. % 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 Heeft ooit alcohol gedronken Klas 2, 2003
Heeft in de laatste 4 weken alcohol gedronken Klas 2, 2007
Klas 4, 2003
Binge-drinken in laatste 4 weken Klas 4, 2007
Figuur 5.8: Alcoholgebruik van middelbare scholieren in 2003 en 2007, per klas (Bron: E-MOVO 2003, E-MOVO 2007).
De meeste volwassenen (85%) in de regio Gelre-IJssel drinken alcohol. Het aandeel alcoholgebruikers neemt toe met de opleiding. De meerderheid van de volwassenen (58%) voldoet niet aan het advies voor alcoholgebruik van de Gezondheidsraad van maximaal één (vrouwen) of twee (mannen) glazen alcohol per dag. Per gemeente loopt het aandeel volwassenen dat niet aan het advies voldoet uiteen van 45% in Nunspeet tot 74% in Oost Gelre ( figuur 5.9). Mannen overschrijden het advies vaker (61%) dan vrouwen (54%), jong volwassenen (19-34 jaar) vaker dan oudere volwassenen (35-plussers) en mensen met middelbaar onderwijs vaker dan mensen met lager of hoger onderwijs (tabel 5.3).
74
5
Ouderenmonitor 2005).
Groep
Heeft in afgelopen vier weken alcohol Allen gedronken (middelbare scholieren) - Klas 2 - Klas 4 - Vmbo - Havo/vwo Binge drinken in afgelopen vier weken (vijf of Allen meer glazen bij één gelegenheid, middelbare scholieren) - Klas 2 - Klas 4 - Vmbo - Havo/vwo Heeft in de afgelopen twaalf maanden alcohol Allen gedronken (volwassenen; 19 t/m 64 jaar) - Lager onderwijs - Middelbaar onderwijs - Hoger onderwijs Voldoet niet aan advies alcoholgebruik Allen Gezondheidsraad (volwassenen; 19 t/m 64 jaar) - 19 t/m 34 jaar - 35 t/m 49 jaar - 50 t/m 64 jaar - Lager onderwijs - Middelbaar onderwijs - Hoger onderwijs Heeft in de afgelopen twaalf maanden alcohol Allen gedronken (ouderen) - 65 t/m 74 jaar - 75-plussers Voldoet niet aan advies alcoholgebruik Allen Gezondheidsraad (ouderen) a) - 65 t/m 74 jaar - 75-plussers
% 51 29 74 57 46 35 17 54 43 27 85 80 86 90 58 64 54 57 57 61 56 70 75 63 45 51 36
a) Ouderen
in de regio Gelre-IJssel exclusief de gemeenten in de Noord-Veluwe (Elburg, Ermelo, Harderwijk, Nunspeet, Oldebroek en Putten).
75
5gezondheid in de regio gelre-ijssel
Factoren die de gezondheid beïnvloeden
5
Landelijk gebruikte in 2005 3% van de volwassenen (15 tot en met 64 jaar) cannabis en minder dan 1% harddrugs in de maand voorafgaand aan het onderzoek. Deze percentages zijn sinds 1997 stabiel (Trimbos-instituut et al., 2010). Van de middelbare scholieren gebruikte in 2007 8% cannabis in de maand voorafgaand aan het onderzoek. Het aandeel cannabisgebruikers onder middelbare scholieren vertoont sinds 1996 een licht dalende lijn (Monshouwer et al., 2008). In de regio Gelre-IJssel gebruikt in 2007 6% van de middelbare scholieren cannabis en 1% harddrugs in de vier weken voorafgaand aan het onderzoek. Van de volwassenen gebruikt in 2008 2% cannabis en minder dan 1% harddrugs in de vier weken voorafgaand aan het onderzoek. Druggebruik komt het meest voor onder jongvolwassenen (tabel 5.4). Tabel 5.4: Druggebruik in de regio Gelre-IJssel (Bron: E-MOVO 2007, Volwassenenmonitor 2008). Figuur 5.9: Percentage volwassenen per gemeente dat niet voldoet aan het alcoholadvies van de Gezondheidsraad (Bron: Volwassenenmonitor 2008).
Van de ouderen in de regio Gelre-IJssel (zonder de Noord-Veluwse gemeenten) drinkt 70% alcohol. Bijna de helft van deze ouderen (45%) voldoet niet aan het advies voor alcoholgebruik van de Gezondheidsraad; mannen iets vaker (46%) dan vrouwen (43%) en jongere ouderen vaker dan 75-plussers (tabel 5.3). Per gemeente in de regio Gelre-IJssel loopt het aandeel ouderen, dat zich niet aan het advies houdt, weinig uiteen. 5.3.3 Druggebruik De gezondheidsrisico’s van cannabisproducten (hasj, marihuana) zijn relatief onschuldig in vergelijking tot die van roken en alcoholgebruik. Cannabis heeft geen sterk verslavende werking. Het risico van afhankelijkheid neemt wel toe bij langdurig frequent gebruik. Het gebruik van cannabis kan leiden tot: • vermindering van het reactie- en concentratievermogen en verslechtering van het korte termijn geheugen, wat school- en werkprestaties en verkeersgedrag nadelig kan beïnvloeden; • psychosen, vooral bij mensen die hiervoor aanleg hebben en die frequente gebruikers zijn; • gebruik van andere verslavende middelen en een risicozoekende leefstijl (dropout, vandalisme), vooral bij excessief of problematisch gebruik. Harddrugs, zoals heroïne, cocaïne, amfetamine en XTC, zijn doorgaans schadelijker voor de gezondheid dan cannabis. Veel harddrugs, zoals heroïne en cocaïne, zijn sterk lichamelijk of geestelijk verslavend. De verslavingsrisico’s van XTC zijn vermoedelijk relatief gering (Van Laar & Van Leest, 2006).
76
Groep
Heeft in laatste vier weken cannabis gebruikt Allen (middelbare scholieren) - Klas 2 - Klas 4 - Vmbo - Havo/vwo Heeft in laatste vier weken cannabis gebruikt Allen (volwassenen; 19 t/m 64 jaar) - 19 t/m 34 jaar - 35 t/m 49 jaar - 50 t/m 64 jaar Heeft in laatste vier weken harddrugs gebruikt Allen (middelbare scholieren) - Klas 2 - Klas 4 Heeft in laatste vier weken harddrugs gebruikt Allen (volwassenen; 19 t/m 64 jaar)
% 6 2 10 8 5 2 5 2 <1 1 <1 2 <1
5.3.4 Lichamelijke activiteit Lichamelijke activiteit omvat behalve sporten ook beweging in de vrije tijd en tijdens dagelijkse verplichtingen, zoals fietsen, wandelen, huishoudelijk werk of klussen. Matig intensieve activiteit heeft een gunstig effect op de gezondheid, mits deze regelmatig plaatsvindt. Zwaar intensieve activiteit, zoals hardlopen of voetballen, verbetert bovendien de conditie van hart en longen. Lichamelijk weinig actief zijn, verhoogt de kans op vroegtijdig overlijden en verhoogt het risico op het ontstaan van ziekten, zoals coronaire hartziekten, diabetes, beroerte, botontkalking, dikke darmkanker en borstkanker. Ook zijn er steeds meer aanwijzingen voor
77
5gezondheid in de regio gelre-ijssel
Factoren die de gezondheid beïnvloeden
5
een risicoverhogend effect van weinig bewegen op dementie en depressie (WendelVos, 2008a). De Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) is in 1998 geformuleerd en afgeleid van internationale richtlijnen. De norm verschilt per leeftijdsgroep: • jongeren tot 18 jaar: dagelijks één uur tenminste matig intensieve activiteit waarbij de activiteiten minimaal twee maal per week gericht zijn op het verbeteren of handhaven van lichamelijke fitheid (kracht, lenigheid en coördinatie); • volwassenen (18 tot en met 55 jaar): een half uur tenminste matig intensieve lichamelijke activiteit op minimaal vijf, maar bij voorkeur alle dagen van de week; • 55-plussers: een half uur tenminste matig intensieve lichamelijke activiteit gedurende tenminste vijf dagen, bij voorkeur alle dagen van de week; voor nietactieven, zonder of met beperkingen, is elke extra hoeveelheid lichaamsbeweging zinvol, ongeacht duur, intensiteit frequentie of type (Wendel-Vos & Van Gool, 2008b). In de periode 2005-2008 voldoet 55% van de bevolking van 12 jaar en ouder in Nederland aan de NNGB. In de regio Gelre-IJssel is dit aandeel met 58% niet significant groter (Mulder, 2010e).
Figuur 5.10: Percentage 4- tot en met 11-jarigen dat minder dan zeven uur per week beweegt per gemeente (Bron: Jeugdmonitor 2009).
Percentage norm-actieven licht gestegen Het percentage mensen van 12 jaar en ouder dat voldoet aan de NNGB, de zogenaamde norm-actieven, is in de periode 2001-2007 licht toegenomen. Het percentage georganiseerde of ongeorganiseerde sporters in Nederland neemt sinds 1979 toe. Deze toename is te zien onder bijna alle leeftijdsgroepen. De grootste stijging vond plaats bij de leeftijdsgroepen vanaf 35 jaar. Mensen jonger dan 35 jaar sportten in 1979 al veel meer, waardoor een stijging moeilijker te realiseren is (WendelVos, 2008c). Groot deel bevolking beweegt te weinig Om na te gaan of iemand voldoet aan de NNGB is een uitgebreide vragenlijst nodig. Daarvoor is in de monitors van de GGD geen ruimte. Daarom is met andere maten bepaald hoeveel inwoners van de regio bewegen. In de regio Gelre-IJssel voldoen vier op de vijf middelbare scholieren niet aan de norm van de NNGB om iedere dag minimaal één uur te bewegen. Ongeveer één op de vijf jongeren in de regio is erg passief; zij bewegen minder dan zeven uur per week (tabel 5.5). Het aandeel passieve jongeren loopt sterk uiteen tussen de gemeenten: bij de 4- tot en met 11-jarigen van 10% in Berkelland tot 30% in Harderwijk, en bij de middelbare scholieren van 4% in Bronckhorst tot 27% in Ermelo. Passiviteit bij jongeren komt het meest voor in de Noord-Veluwse gemeenten en het minst in de Achterhoekse gemeenten ( figuur 5.10 en 5.11).
Figuur 5.11: Percentage middelbare scholieren dat minder dan zeven uur per week beweegt per gemeente (Bron:E-MOVO 2007).
Een kwart van de volwassenen (19-64 jaar) in de regio voldoet niet aan de norm van de NNGB om minstens vijf dagen per week minimaal dertig minuten te bewegen. Alleen in de gemeente Oldebroek voldoet een significant groter aandeel volwassenen (30%) niet aan de NNGB. Lidmaatschap van een sportclub komt het meest voor bij 8- tot en met 11-jarigen (84%). Na die leeftijd neemt de animo om bij een sportclub te sporten af (tabel 5.5).
78
79
5gezondheid in de regio gelre-ijssel
Factoren die de gezondheid beïnvloeden
Tabel 5.5: Lichamelijke activiteit en lidmaatschap van een sportclub in de regio Gelre-IJssel (Bron:
De fruitconsumptie verschilt sterk tussen gemeenten. Het aandeel 0- tot en met 11-jarigen dat niet dagelijks fruit eet, loopt uiteen van 34% in Voorst tot 54% in Oldebroek. Bij volwassenen loopt het percentage uiteen van 59% in Lochem tot 75% in Oldebroek. Het aandeel middelbare scholieren dat niet dagelijks fruit eet, is alleen in de gemeente Nunspeet significant hoger (72%) dan het gemiddelde van 65%. Over het algemeen eten inwoners van de Noord-Veluwe minder fruit dan inwoners elders in de regio Gelre-IJssel ( figuur 5.12 en 5.13).
Jeugdmonitor 2009, E-MOVO 2007, Volwassenenmonitor 2008, Ouderenmonitor 2005).
Groep
%
Beweegt minder dan zeven uur per week
4 t/m 11 jaar Middelbare scholieren
21 17
Beweegt niet iedere dag minstens één uur Middelbare scholieren Beweegt minder dan vijf dagen per week 19 t/m 64 jaar minimaal 30 minuten Is lid van een sportclub 2 t/m 4 jaar 4 t/m 8 jaar 8 t/m 11 jaar Middelbare scholieren Volwassenen (19 t/m 64 jaar) Ouderen (65-plussers) a) a) Ouderen in de regio Gelre-IJssel exclusief de gemeenten in de Noord-Veluwe (Elburg, Ermelo, Harderwijk, Nunspeet, Oldebroek en Putten).
79
5
24
44 61 84 73 41 25
5.3.5 Voeding Een ongezond voedingspatroon is een belangrijke risicofactor voor een aantal chronische ziekten, waaronder kanker, hart- en vaatziekten, diabetes mellitus type 2 en osteoporose. Consumptie van groente en fruit vermindert waarschijnlijk zowel het risico op hart- en vaatziekten als het risico op een aantal soorten kanker. Het grootste gezondheidsverlies treedt op doordat de inname van vis en fruit niet voldoet aan de aanbevelingen van twee maal per week vis en 200 gram fruit per dag (Harbers, 2009).
Figuur 5.12: Percentage 0- tot en met 11-jarigen dat niet iedere dag fruit eet per gemeente (Bron: Jeugdmonitor 2009).
Ongunstige trend groente en fruit, gunstige trend vetconsumptie Tussen 1987 en 1997 is de consumptie van groente en fruit in Nederland gedaald; de vetconsumptie heeft zich in gunstige zin ontwikkeld. Door verschillende onderzoeksmethoden is een vergelijking met recentere ontwikkelingen niet mogelijk. De consumptie van groente en fruit is in 2005-2006 echter nog altijd te laag en de consumptie van verzadigde vetzuren nog altijd te hoog (Harbers, 2009). Grootste deel bevolking eet te weinig groente, fruit en vis De Gezondheidsraad adviseert om dagelijks twee stuks fruit en 150-200 gram groente te eten (Gezondheidsraad, 2006). De meeste inwoners van de regio GelreIJssel voldoen niet aan deze aanbeveling. Bij jongeren is de consumptie van fruit en groente lager naarmate het opleidingsniveau (van de moeder) lager is; bij volwassenen is de relatie met opleiding niet zo eenduidig (zie tabel 5.6).
80
Figuur 5.13: Percentage volwassenen dat niet iedere dag fruit eet per gemeente (Bron: Volwassenenmonitor 2008).
81
5gezondheid in de regio gelre-ijssel
Factoren die de gezondheid beïnvloeden
In de Volwassenenmonitor is gevraagd naar de consumptie van vis. Van de volwassenen in de regio Gelre-IJssel eet 73% minder dan de aanbevolen twee maal per week vis. In de Ouderenmonitor 2005 is nog niet gevraagd naar de consumptie van fruit, groente en vis.
Tabel 5.6: Voedingsgewoonten in de regio Gelre-IJssel (Bron: Jeugdmonitor 2009, E-MOVO 2007,
Veel middelbare scholieren zonder ontbijt naar school Ontbijten is belangrijk. ’s Ochtends is het avondeten verteerd, waardoor het lichaam nieuwe energie en voedingsstoffen nodig heeft. Door te ontbijten verbetert het concentratievermogen. Daarnaast blijkt het moeilijk te zijn alle voedingsstoffen in de juiste hoeveelheden binnen te krijgen als het ontbijt wordt overgeslagen. Goed ontbijten is ook belangrijk om een gezond gewicht te houden (Voedingscentrum, 2008). In de regio Gelre-IJssel ontbijten vrijwel alle 0- tot en met 11-jarigen (96%) dagelijks. Van de middelbare scholieren ontbijt 16% minder dan vijf dagen per week en gaat dus geregeld zonder ontbijt naar school. Het aandeel middelbare scholieren per gemeente dat zonder ontbijt naar school gaat, loopt uiteen van 10% in Bronckhorst tot 21% in Deventer ( figuur 5.14). Onder vmbo’ers komt overslaan van het ontbijt ruim twee keer zo vaak voor als onder havo/vwo’ers. Van de volwassenen ontbijt 12% minder dan vijf dagen per week en van de ouderen 4% (tabel 5.6).
Figuur 5.14: Percentage middelbare scholieren dat minder dan vijf dagen per week ontbijt per gemeente (Bron: E-MOVO 2007).
Borstvoeding Borstvoeding is de beste voeding als het gaat om de gezondheid van de baby. Borstvoeding beschermt het kind tegen maagdarminfecties, acute middenoorontsteking, overgewicht en hoge bloeddruk. Daarnaast bevordert borstvoeding de neurologische, visuele en cognitieve ontwikkeling van het kind. Behalve voor het
82
5
Volwassenenmonitor 2008, Ouderenmonitor 2005).
Groep
Eet niet dagelijks fruit Allen (0- t/m 11-jarigen) - Moeder laag opgeleid - Moeder middelbaar opgeleid - Moeder hoog opgeleid Eet niet dagelijks fruit Allen (middelbare scholieren) - Vmbo - Havo/vwo Eet niet dagelijks fruit Allen (volwassenen; 19 t/m 64 jaar) - Lager onderwijs - Middelbaar onderwijs - Hoger onderwijs Eet niet dagelijks groente Allen (0- t/m 11-jarigen) - Moeder laag opgeleid - Moeder middelbaar opgeleid - Moeder hoog opgeleid Eet niet dagelijks groente Allen (middelbare scholieren) - Vmbo - Havo/vwo Eet niet dagelijks groente Allen (volwassenen; 19 t/m 64 jaar) - Lager onderwijs - Middelbaar onderwijs - Hoger onderwijs Ontbijt niet dagelijks Allen (0- t/m 11-jarigen) Ontbijt minder dan vijf dagen per week Allen (middelbare scholieren) - Vmbo - Havo/vwo Ontbijt minder dan vijf dagen per week Allen (volwassenen; 19 t/m 64 jaar) Ontbijt minder dan vijf dagen per week Allen (ouderen) Krijgt eerste zes maanden niet uitsluitend 0- t/m 3-jarigen borstvoeding - Moeder laag opgeleid - Moeder middelbaar opgeleid - Moeder hoog opgeleid
% 61 51 42 33 65 68 63 67 66 71 64 54 62 55 46 60 64 56 62 65 66 53 4 17 23 11 12 4 71 78 76 61
83
5gezondheid in de regio gelre-ijssel
Factoren die de gezondheid beïnvloeden
5
kind zijn er ook positieve effecten voor de moeder. Borstvoeding beschermt haar tegen reumatoïde artritis en mogelijk ook tegen borstkanker en eierstokkanker. Over het algemeen geldt dat het positieve effect groter is naarmate baby’s langer (uitsluitend) borstvoeding krijgen. De Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) en UNICEF adviseren vrouwen minstens zes maanden borstvoeding te geven om optimaal te profiteren van de gezondheidsvoordelen voor moeder en kind (Büchner et al., 2006). Landelijk begint ruim 80% van de moeders direct na de geboorte met het geven van borstvoeding. Het percentage zuigelingen dat op de leeftijd van drie maanden nog steeds uitsluitend borstvoeding krijgt, is echter veel lager (30%). In nog sterkere mate geldt dit voor het percentage zuigelingen van 5 maanden (23%). In vergelijking met de rest van Europa geven in Nederland relatief weinig moeders borstvoeding (Van Leent-Loenen, 2009). In de regio Gelre-IJssel kreeg 29% van de 0- tot en met 3-jarige kinderen de eerste zes maanden uitsluitend borstvoeding. Bijna de helft (45%) kreeg een combinatie van borst- en kunstvoeding. De overige kinderen kregen uitsluitend kunstvoeding (25%). Het percentage kinderen dat in de eerste zes maanden uitsluitend borstvoeding kreeg, is bij kinderen van hoogopgeleide moeders aanmerkelijk groter dan bij laagopgeleide moeders (tabel 5.6). 5.3.6 Seksueel gedrag Van onveilig vrijen ofwel seksueel risicogedrag is sprake als men onbeschermde geslachtsgemeenschap of anale seks heeft met seksueel ervaren mensen of met mensen die intraveneus drugs gebruik(t)en. Door dergelijk risicogedrag kunnen ziekteverwekkers worden overgedragen en kunnen seksueel overdraagbare aandoeningen (soa) ontstaan. Voorbeelden van soa zijn aids (hiv-virus), chlamydia, syfilis, gonorroe en herpes. Verder kan men via seksueel contact ook besmet raken met het humaan papillomavirus (HPV), dat mede een bepalende factor is voor het ontstaan van baarmoederhalskanker (Eysink, 2009). Jongeren vrijen vaak onveilig Van de middelbare scholieren in de regio Gelre-IJssel heeft 16% geslachtsgemeenschap gehad. Vmbo’ers hebben vaker ervaring met geslachtsgemeenschap (21%) dan havo/vwo’ers (11%). Van de middelbare scholieren die geslachtsgemeenschap hebben gehad, gebruikte 46% (dat is 7% van alle middelbare scholieren) niet altijd een condoom. Het aandeel middelbare scholieren dat niet altijd een condoom gebruikt, loopt uiteen van 4% in Oldebroek tot 9% in Zutphen ( figuur 5.15).
Figuur 5.15: Percentage middelbare scholieren dat niet altijd een condoom gebruikt per gemeente (Bron: E-MOVO 2007).
5.4
Fysieke omgeving
De fysieke omgeving omvat zowel het binnen- als het buitenmilieu. Het binnenmilieu is de omgeving waarin we ons bevinden als we binnen zijn. Dat is thuis, op het werk, in winkels, scholen en dergelijke. Mensen zijn gemiddeld 85% van hun tijd binnenshuis, waarvan ongeveer 70% in hun eigen huis (Jongeneel, 2010a). Het buitenmilieu omvat factoren als lucht- en waterverontreiniging, geluid en straling. In Nederland is naar schatting 2 tot 5% van de ziektelast toe te schrijven aan milieufactoren. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door: • verergering van klachten van aandoeningen zoals astma, chronische bronchitis, hart- en vaatziekten door bijvoorbeeld luchtverontreiniging; • ernstige hinder, slaapverstoring, verminderd concentratievermogen en belemmering van dagelijkse bezigheden door geluid; • gevoelens van onveiligheid en vervreemding, zich ongezond voelen en bezorgd zijn over bijvoorbeeld de voedselveiligheid (CBS et al., 2008). De belangrijkste milieufactoren met risico’s voor de volksgezondheid zijn luchtverontreiniging, UV-straling, geluid, een ongezond binnenmilieu en microbiële verontreiniging van voedsel (CBS et al., 2007). 5.4.1 Wonen Meeste volwassenen tevreden met woning en woonomgeving In de regio Gelre-IJssel woont 78% van de volwassenen in een koopwoning. Het eigen woningbezit onder ouderen is met 53% aanmerkelijk lager. Verreweg de mees-
84
85
5gezondheid in de regio gelre-ijssel
Factoren die de gezondheid beïnvloeden
te volwassenen in de regio Gelre-IJssel zijn tevreden met hun woning (95%) en hun woonomgeving (93%). In de gemeenten Oost Gelre en Oude IJsselstreek zijn meer inwoners tevreden over hun woning (beide 97%) dan gemiddeld in de regio. Tevredenheid over de woonomgeving komt in de gemeenten Aalten (95%), Epe en Nunspeet (beide 96%) meer voor dan gemiddeld. Kopers zijn vaker tevreden met hun woning (97%) dan huurders (87%). Ook zijn kopers vaker tevreden met hun woonomgeving (95%) dan huurders (86%). Van degenen die ontevreden zijn over hun woning, is tweederde eveneens ontevreden over hun woonomgeving.
In het stookseizoen 2007-2008 hebben 159 basisscholen in Gelderland deelgenomen aan het project ‘Frisse Lucht op School’. In dit project hebben GGD’en de ventilatiemogelijkheden van scholen beoordeeld en scholen geadviseerd over goed ventilatiegedrag. In dit project bleek dat een kwart van de onderzochte lokalen te weinig ventilatievoorzieningen heeft om de concentratie CO2 onder de maximum toegestane waarde te kunnen houden. De meerderheid van de onderzochte lokalen (60%) heeft onvoldoende ventilatievoorzieningen om in de winter de streefwaarde voor de concentratie CO2 te kunnen bereiken.
5.4.2 Binnenmilieu
5.4.3 Geluidshinder
De kwaliteit van het binnenmilieu wordt bepaald door het aantal bewoners/gebruikers, rookgedrag, het houden van huisdieren, gebruikte bouwmaterialen, planten, emissies uit consumentenproducten (zoals sprays en elektrische apparaten) en door bronnen van buiten, zoals het verkeer. Bovendien speelt de mate van ventilatie een zeer belangrijke rol. Ventileren zorgt voor verdunning en afvoer van ongezonde stoffen die in het binnenmilieu aanwezig zijn (Jongeneel, 2010a).
Geluid is een groeiend milieuprobleem. Blootstelling aan geluid kan hinder en slaapverstoring veroorzaken, tot verminderde prestaties leiden en - via lichamelijke stressreacties - een verhoogde bloeddruk en hartvaatziekten veroorzaken (Passchier-Vermeer, 2005). Wegverkeer en burenlawaai geven de meeste geluidshinder in de woonomgeving. Door de toenemende bevolkingsdichtheid, de voortgaande verstedelijking en de groei van het verkeer neemt de geluidsbelasting de komende jaren verder toe (RIVM, 2005).
De gezondheidsgevolgen van een slecht binnenmilieu zijn zeer divers en variëren van klachten zoals vermoeidheid, hoofdpijn en geïrriteerde ogen tot (verergering van) astma en hart- en vaatziekten. Ouderen en kleine kinderen zijn het meest kwetsbaar. Zij brengen meer tijd binnenshuis door en hun afweersysteem is nog niet of niet meer optimaal. Ook mensen met aandoeningen aan de ademhalingswegen zijn gevoeliger voor een verslechterd binnenmilieu (Jongeneel, 2010b). Meeste volwassenen ventileren onvoldoende Veel volwassenen in de regio Gelre-IJssel ventileren onvoldoende: 52% ventileert te weinig in de woonkamer, 27% in de slaapkamer, 50% in de keuken en 52% in de badkamer. Ruim een kwart van de volwassenen (28%) ventileert de woonkamer minder dan een uur per etmaal. Veel basisscholen hebben onvoldoende ventilatievoorzieningen Het verbeteren van het binnenmilieu op scholen en in kindercentra is een speerpunt van de landelijke overheid. Uit onderzoek blijkt dat de kwaliteit van het binnenmilieu op scholen vaak onder de maat is. Een ongezond binnenmilieu kan zowel de gezondheid als de leerprestaties van kinderen beïnvloeden. Klaslokalen moeten voldoende geventileerd worden om het binnenmilieu gezond te houden. Vaak is ventileren moeilijk omdat er geen of onvoldoende ramen of roosters zijn of omdat deze gesloten blijven in verband met tocht, geluidshinder of inbraak. In dergelijke gevallen zijn bouwkundige aanpassingen van de ventilatievoorzieningen en de inrichting van het schoolgebouw nodig om het binnenmilieu te verbeteren. Bij te weinig ventilatie in klaslokalen kunnen klachten als geurhinder, oogirritatie, hoofdpijn en meer dan normale vermoeidheid voorkomen (RIVM, 2010).
86
5
Meeste geluidshinder door wegverkeer en buren Eén op de vijf volwassenen in de regio Gelre-IJssel ondervindt ernstige geluidshinder. Evenals elders in Nederland veroorzaken wegverkeer en buren de meeste geluidshinder: 11% van de volwassenen in de regio ondervindt ernstige geluidshinder van brommers/scooters, 7% van langzaam rijdend verkeer (<50 km per uur) en 8% van buren ( figuur 5.16). Mensen die ontevreden zijn met hun woonomgeving ervaren vaker ernstige geluidshinder dan mensen die tevreden zijn met hun woonomgeving (tekstblok 5.2). Buren Bromfiets/scooters Verkeer <50 km/u Treinen Verkeer >50 km/u Vliegtuigen Bedrijven/industrie Overig Totaal
0
5
10
15
20
25 %
Figuur 5.16: Percentage volwassenen dat ernstige hinder ondervindt van diverse geluidsbronnen (Bron: Volwassenenmonitor 2008).
87
5gezondheid in de regio gelre-ijssel
5
nomen; het aandeel mensen dat last heeft van open haarden en allesbranders is echter toegenomen ( figuur 5.17).
Tekstblok 5.2: Ontevredenheid woonomgeving hangt samen met ernstige geluidshinder. Mensen die ontevreden zijn over hun woonomgeving ervaren twee keer zo vaak ernstige geluidshinder (40%) dan degenen die tevreden zijn over hun woonomgeving (20%). Ze hebben vooral vaker geluidshinder door buren (21 versus 6%). Mensen met een huurwoning hebben vaker ernstige geluidshinder (27%)
Factoren die de gezondheid beïnvloeden
dan mensen met een koopwoning (20%). Ook hier zijn de verschillen het grootst ten aanzien van buren: van de volwassenen met een huurwoning ervaart 11% ernstige geluidshinder door de buren tegenover 6% van de volwassenen met een koopwoning (Volwassenenmonitor 2008).
Er is sprake van stank, wanneer een geur als hinderlijk wordt ervaren. Uit het Woononderzoek Nederland is gebleken dat ongeveer 7% van de inwoners van Nederland vaak last heeft van stank in de woonomgeving. In de meerderheid van de gemeenten in de regio Gelre-IJssel ervaren bewoners minder vaak stankoverlast dan gemiddeld in Nederland. Daar staat tegenover dat in de gemeente Deventer een significant groter deel van de bewoners (11%) vaak stankoverlast ervaart ( figuur 5.18).
5.4.4 Geurhinder Blootstelling aan geurstoffen in de buitenlucht kan leiden tot hinder. In hoeverre een geurwaarneming als hinderlijk wordt ervaren hangt af van diverse factoren, zoals concentratie, duur en frequentie van de geurwaarneming, aard en karakter van de geur en persoonskenmerken van de waarnemer. Geurhinder kan ontstaan door diverse bronnen, zoals industrie, landbouw, verkeer en open haarden. Langdurige of herhaalde blootstelling aan geurstoffen kan aanleiding geven tot gezondheidsklachten zoals hoofdpijn, duizeligheid, slaapstoornissen en depressieklachten. Deze klachten worden waarschijnlijk indirect, via stress, veroorzaakt (RIVM, 2002). Het CBS inventariseert hoeveel mensen in hun woonomgeving last hebben van geur. Voor de meeste bronnen is het percentage geurgehinderden de laatste jaren afgeFiguur 5.18: Percentage bewoners dat vaak stankoverlast ervaart per gemeente in 2006
% 25
(Bron: www.zorgatlas.nl).
20
5.4.5 Luchtverontreiniging
15
Luchtverontreiniging is schadelijk voor longen, hart en bloedvaten (Fischer, 2001). De mate van grootschalige luchtverontreiniging in Nederland wordt, behalve door de uitstoot van eigen lokale bronnen, zoals verkeer, landbouw en industrie, vooral bepaald door de uitstoot van buitenlandse bronnen (60-95%). Luchtverontreiniging kan zich over grote afstanden verplaatsen. Vaak hangt de mate van luchtverontreiniging samen met atmosferische processen (weer en zonlicht; Fischer, 2005a).
10 5 0 1990
1992
1994
1996
1998
Verkeer of industrie Industrie Open haarden, allesbranders
2000
2002
2004
2006
Verkeer landbouw
Figuur 5.17: Percentage geurgehinderden van 18 jaar en ouder in Nederland naar bron (CBS et al., 2010).
88
2008
Jaar
Blootstelling aan fijn stof neemt landelijk af De blootstelling aan fijn stof neemt sinds 1996 af. Dit komt doordat in binnen- en buitenland de uitstoot van fijn stof afneemt, evenals de uitstoot van stoffen die tot de vorming van fijn stof leiden. Het gemiddeld aantal dagen waarop de daggrenswaarde voor ozon in Nederland wordt overschreden, daalde van 26 dagen in 1992
89
5gezondheid in de regio gelre-ijssel
Factoren die de gezondheid beïnvloeden
tot 5 dagen in 2002. Dit komt door Europees beleid dat zich richt op vermindering van uitstoot van de stoffen waaruit ozon gevormd wordt (Fischer, 2005b).
eikenprocessierups vermindert het woon- en recreatiegenot en beperkt mensen in hun bewegingsvrijheid (Ass et al., 2008).
In het grootste deel van Nederland bleef de concentratie fijn stof in 2007 beneden de norm. Alleen in verstedelijkte gebieden en in gebieden met veel agrarische activiteiten werd de norm overschreden ( figuur 5.19). Op lokaal niveau kan men verkeersbeleid (snelheidsbeperkingen) en ruimtelijk ordeningsbeleid (scheiding woon- en verkeersfuncties) inzetten om de blootstelling aan luchtverontreiniging te verminderen (RIVM, 2003).
Aantal eikenprocessierupsen sterk gegroeid De rupsenpopulatie in de regio Gelre-IJssel is de laatste jaren explosief gegroeid. Afgezien van de gemeenten Oost Gelre, Oude IJsselstreek en Voorst waarover geen gegevens bekend zijn, komt de eikenprocessierups in 2009 voor in alle gemeenten van de regio (LNV & PD, 2009). Bij GGD Gelre-IJssel kwamen in 2009 130 meldingen met de eikenprocessierups als onderwerp.
5
In een enquête onder ongeveer 500 huisartsen in de regio Gelre-IJssel gaven 139 (58%) van de 240 respondenten aan in 2009 patiënten te hebben gezien met klachten in verband met de eikenprocessierups. In dit onderzoek werden 269 patiënten gemeld met heftige allergische reacties. Huisartsen pleiten voor een actieve rol van gemeenten bij de bestrijding van en preventieve voorlichting over de eikenprocessierups. Gemeenten in de regio Gelre-IJsel bestreden in 2009 tienduizenden rupsennesten. Lokaal wordt nog steeds gezocht naar een goede verhouding tussen bestrijden en voorlichten. Toenemende kosten van bestrijding vragen om afgewogen keuzes.
5.5 Sociale omgeving Sociale omgeving verwijst naar de sociale context waarin mensen leven. Het is opgebouwd uit de groepen waartoe men hoort of waarmee men zich in sociaal opzicht verbonden voelt, zoals familie, de buurt waarin men woont en de werkomgeving. Het hebben van voldoende en bovenal goede sociale relaties heeft een gunstig effect op de lichamelijke en geestelijke gezondheid en de levensduur. Mensen met een goed sociaal netwerk ontvangen èn geven meer sociale steun. Een gebrek aan sociale contacten kan mensen kwetsbaar maken. Het kan leiden tot lichamelijke klachten en tot een hogere zorgconsumptie (Ruijsbroek & Droomers, 2008). Figuur 5.19: Concentratie fijn stof in 2007; jaargemiddelde en daggemiddelde
5.5.1 Sociale contacten
(Bron: www.zorgatlas.nl).
5.4.6 Eikenprocessierups De eikenprocessierups leeft in zomereiken langs lanen in steden en dorpen, erfbeplantingen op campings en op landgoederen in bosrijke omgeving. In mei en begin juni ontwikkelen de rupsen brandharen die een gezondheidsrisico voor mensen zijn. Door contact met deze brandharen kunnen klachten als jeuk, huiduitslag en irritatie aan de ogen of aan de luchtwegen ontstaan. Daarnaast kunnen algemene klachten optreden, zoals braken, duizeligheid, koorts en algehele malaise. De
90
Voor jongeren zijn ouders en school de belangrijkste actoren in de sociale omgeving. Ouders spelen een belangrijke rol in de ontwikkeling van een gezonde leefstijl. De kennis en houding van ouders over wat gezond is en de regels en afspraken die zij in de opvoeding hanteren, zijn van grote invloed op de leefstijl van hun kinderen. Doordat jongeren een groot deel van hun tijd doorbrengen op school, heeft school eveneens een grote invloed op hun ontwikkeling. Meerderheid ouders stimuleert buitenspelen In de Jeugdmonitor 2009 zijn kennis en houding van ouders over bewegen geïnventariseerd. In de regio Gelre-IJssel weet 35% van de ouders van 4- tot en met
91
5gezondheid in de regio gelre-ijssel
Factoren die de gezondheid beïnvloeden
11-jarigen dat kinderen minimaal één uur per dag matig intensief moeten bewegen. De meeste ouders (52%) denken dat een kind meer moet bewegen dan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen aangeeft. Bijna alle ouders van 4- tot en met 11-jarigen (97%) stimuleren hun kind om buiten te spelen: 52% doet dat (bijna) dagelijks, 34% alleen als het mooi weer is en 11% af en toe. Het merendeel van de ouders van 4- tot en met 11-jarigen (88%) stimuleert hun kind om zelf lopend of fietsend naar school te gaan; 74% doet dat (bijna) elke dag, 10% alleen als het mooi weer is en 4% af en toe.
Tabel 5.7: Mate waarin ouders van kinderen tot en met 11 jaar in de regio Gelre-IJssel regels
Alcoholgebruik onder de zestien door ouders meer geaccepteerd dan roken Bij het voorkómen van roken en het verstandig omgaan met alcohol, is het gedrag en de mening van de ouders van groot belang. Landelijk wordt het gebruik van alcohol door jongeren onder de 16 jaar afgeraden. In de regio Gelre-IJssel vindt 11% van de ouders van 4- tot en met 11-jarigen het acceptabel dat een kind onder de 16 jaar af en toe roken uitprobeert en 2% vindt het acceptabel dat een kind onder de 16 jaar dagelijks rookt. Alcoholgebruik is meer geaccepteerd: 33% van de ouders vindt het acceptabel wanneer een kind onder de 16 jaar voor het eerst een slokje alcohol drinkt, 7% vindt het drinken van een heel glas alcohol acceptabel en 1% vindt het acceptabel dat een kind onder de 16 jaar meerdere glazen alcohol drinkt. Driekwart van de ouders van de 4- tot en met 11-jarigen drinkt alcohol in het bijzijn van hun kind. De meesten (58%) doen dat (heel) soms, 15% doet dat regelmatig en 2% vaak. Naarmate het opleidingsniveau van de moeder hoger is, drinken ouders vaker in het bijzijn van hun kind. Minder dan de helft (45%) van de ouders van 10- en 11-jarigen heeft afspraken gemaakt over het alcoholgebruik van hun kind. Bij ruim een kwart (27%) mag het kind op 16- of 17-jarige leeftijd alcohol drinken en bij 15% is de afspraak vanaf 18 jaar. Bij 2% van de ouders mag het kind onder de 16 jaar alcohol drinken en van 1% mag hun 10- of 11-jarige kind nu al drinken. Strikte regels over bedtijden en computerspelletjes Tabel 5.7 toont hoe ouders van kinderen tot en met 11 jaar in de regio Gelre-IJssel diverse regels hanteren. Ten aanzien van bedtijden en computerspelletjes of te bezoeken websites, hanteren ouders de meest strikte regels. Ten aanzien van het aantal uur TV kijken of computeren per dag zijn de regels het minst strikt.
5
hanteren (Bron: Jeugdmonitor 2009). Regels over: Vrij strikte regels Regels soepel gehanteerd Weinig regels (%) (%) (%) Bedtijden (2- t/m 11-jarigen) 69 29 2 Voeding (2- t/m 11-jarigen) 41 53 6 Aantal uur TV/video/DVD kijken of computeren/gamen per dag (2- t/m 11-jarigen) 27 46 28 Soort computerspelletjes en welke websites bezocht mogen worden (4- t/m 11-jarigen) 71 20 10
Meerderheid ouders krijgt bij opvoeding hulp van familie of vrienden Het eigen sociale netwerk kan ouders ondersteunen bij de opvoeding en verzorging van hun kind(eren). Naarmate ouders een meer bevredigend ondersteunend netwerk hebben, neemt positief opvoedingsgedrag (knuffelen en complimenten geven) toe en negatief opvoedingsgedrag (schreeuwen, slaan) af. Onvoldoende sociale steun kan goed ouderschap belemmeren (Hashima & Amato, 1994). In de regio Gelre-IJssel krijgt 30% van de ouders zelden of nooit hulp van familie of vrienden bij de opvoeding van hun kind, 37% krijgt af en toe hulp en 33% regelmatig of vaak. Driekwart van de ouders vindt deze hulp voldoende, 4% vindt deze hulp onvoldoende en zou graag meer hulp krijgen en bijna niemand (minder dan 1%) vindt de ontvangen hulp te veel en zou graag minder hulp krijgen. De overige ouders vinden deze vraag niet van toepassing omdat ze helemaal geen hulp krijgen. Meeste middelbare scholieren hebben het thuis en op school naar hun zin Verreweg de meeste middelbare scholieren in de regio Gelre-IJssel (92%) vinden het thuis (heel) leuk; de resterende 8% vindt het thuis (helemaal) niet leuk. Driekwart van de middelbare scholieren kan goed met zijn ouders of verzorgers praten; 3% kan niet goed met hen praten en de rest matig. Ruim een kwart van de middelbare scholieren groeit op met een ernstig of langdurig ziek gezinslid. Dit kan een gezonde ontwikkeling in de weg staan en tot lichamelijke en emotionele klachten leiden (tekstblok 5.3). De meeste middelbare scholieren (53%) hebben het op school naar hun zin; 11% vindt het ‘niet leuk’ of ‘vreselijk’ op school en de rest vindt het matig. Het zijn voor het grootste deel jongens en vmbo-leerlingen die het niet zo naar hun zin hebben op school.
92
93
5gezondheid in de regio gelre-ijssel
Tekstblok 5.3: Veel jongeren met ernstig of langdurig ziek gezinslid ervaren problemen. Een aanzienlijk deel van de jongeren groeit op in een gezin met een ouder, broer of zus die chronisch ziek of gehandicapt is of psychiatrische problemen (inclusief verslaving) heeft. Door de praktische of emotionele steun die deze jongeren geven of door de zorgen die zij zich maken vanwege het zieke gezinslid, komen deze jongeren vaak zelf zorg tekort. Omdat zij hun ouders niet met nog meer problemen willen opzadelen of omdat ze niet weten waar ze terecht kunnen voor hulp, laten veel van deze jongeren hun eigen zorgen en klachten niet duidelijk merken en vragen ze niet om hulp. In vergelijking met hun leeftijdsgenoten zijn zij eerder zelfstandig en leren ze al vroeg praktische vaardigheden. De negatieve gevolgen overheersen echter: jongeren met een ernstig ziek gezinslid hebben meer opgroei- en opvoedproblemen, meer lichamelijke en emotionele klachten en doen op latere leeftijd vaker een beroep op de (geestelijke) gezondheidszorg (Mezzo, 2009). In het licht van de Wmo vormen jongeren met een ernstig ziek gezinslid zowel vanuit prestatieveld 2 (preventieve ondersteuning jeugd) als 4 (mantelzorg en vrijwilligers) een groep die aandacht verdient.
In de regio Gelre-IJssel groeit 28% van de jongeren op met een ernstig of langdurig ziek gezinslid. In vergelijking tot andere jongeren ervaren zij hun eigen gezondheid als minder goed, komen depressieve gevoelens bij hen twee keer zo vaak voor en hebben zij het vaker thuis of op school niet naar hun zin. Ook zijn zij vaker afwezig van school wegens ziekte of spijbelen. Jongeren met een ernstig ziek gezinslid hebben bovendien een minder gezonde leefstijl dan andere jongeren. Om een gezonde ontwikkeling van jongeren met een ernstig ziek gezinslid te bevorderen, is tijdige signalering en ondersteuning noodzakelijk. Deze jongeren hebben vooral behoefte aan: • informatie over de ziekte die gericht is op jongeren; • praktische ondersteuning voor het gezin; • emotionele steun: erkenning en herkenning van hun situatie; • ontmoeten van lotgenoten. Om ondersteuning te kunnen bieden, moet men jongeren met een ernstig ziek gezinslid eerst opsporen. De meest geschikte kanalen hiervoor zijn de huisarts, ggzinstellingen en in mindere mate de Jeugdgezondheidszorg en scholen (Hoeven-Mulder & Mooij, 2010).
Factoren die de gezondheid beïnvloeden
5
Basisscholieren vaker gepest dan middelbare scholieren Een derde van de 4- tot en met 11-jarigen in de regio Gelre-IJssel wordt volgens hun ouders gepest. Ruim één op de tien 4- tot en met 11-jarigen (11%) wordt structureel gepest, wat wil zeggen dat zij twee of meerdere keren per maand worden gepest (Zeijl et al., 2005). Het aandeel ouders in de gemeenten Voorst, Oldebroek, Oost Gelre (alle 7%) en Oude IJsselstreek (8%) dat meldt dat hun kind structureel wordt gepest, is significant lager dan het gemiddelde in de regio. De 8- tot en met 11-jarigen zijn vaker slachtoffer van pesten (37%) dan de 4- tot en met 7-jarigen (27%). Het pesten gebeurt vooral op school (27%) en in de buurt (8%). Van de middelbare scholieren in de regio wordt 13% op school gepest; bij 6% is het pesten structureel. Het aandeel middelbare scholieren dat structureel wordt gepest loopt uiteen van 4% in Ermelo tot 8% in Brummen ( figuur 5.20). Vmbo’ers worden vaker gepest (16%) dan havo/vwo’ers (11%) en tweedeklassers vaker (17%) dan vierdeklassers (10%). Er is geen verschil tussen jongens en meisjes.
Figuur 5.20: Percentage middelbare scholieren dat structureel wordt gepest per gemeente (Bron: E-MOVO 2007).
Bijna een kwart van de middelbare scholieren in de regio (23%) pest anderen op school; 5% doet dat wekelijks. Vmbo’ers pesten vaker (27%) dan havo/vwo’ers (19%), tweedeklassers (25%) vaker dan vierdeklassers (20%) en jongens (29%) vaker dan meisjes (16%). Meeste volwassenen en ouderen tevreden met sociale contacten Van de volwassenen in de regio Gelre-IJssel is 88% (zeer) tevreden met de contacten die zij met anderen hebben; 2% is (zeer) ontevreden en de rest is even tevreden als ontevreden.
94
95
5gezondheid in de regio gelre-ijssel
Factoren die de gezondheid beïnvloeden
Bij ouderen leiden het terugtreden uit het arbeidsproces, verlies van dierbaren en gebondenheid aan huis door ziekte of handicap onvermijdelijk tot een afname van de omvang van het sociale netwerk. Toch geeft 90% van de ouderen in de regio Gelre-IJssel aan (zeer) tevreden te zijn met zijn of haar contacten; 1% is (zeer) ontevreden en de rest is matig tevreden. Het merendeel van de ouderen (68%) heeft (vrijwel) dagelijks contact met familie, vrienden of buren; 29% heeft wekelijks contact en 3% minder vaak.
Meerderheid jongeren lid van sportvereniging De meeste jongeren en volwassenen in de regio zijn lid van een vereniging, zoals een sportvereniging, een zang-, muziek- of toneelvereniging, of een vereniging van de kerk of moskee. Lidmaatschap van een sportvereniging komt het meest voor ( figuur 5.22). In de Ouderenmonitor 2005 is niet gevraagd of ouderen lid zijn van een vereniging.
5
%
5.5.2 Maatschappelijke participatie
90
Maatschappelijke participatie gaat over iemands deelname aan de maatschappij, bijvoorbeeld via betaalde arbeid, vrijwilligerswerk, of via deelname aan culturele of recreatieve activiteiten. Betrokkenheid bij de samenleving is cruciaal voor zelfontplooiing, sociaal contact en zelfachting (Hoeymans et al., 2005). Meeste middelbare scholieren besteden dagelijks tijd aan televisie en computer Middelbare scholieren besteden hun vrije tijd graag voor de televisie, achter de computer of in gezelschap van vrienden. Het doen van vrijwilligerswerk is een stuk minder populair: 88% van de middelbare scholieren doet dat nooit. Elf procent van de middelbare scholieren hangt vijf of meer dagen per week op straat rond ( figuur 5.21).
Met een andere hobby bezig zijn
50 40 30 20 10 0 4 t/m 11 jarigen
Middelbare scholieren
Volwassenen
Sportvereniging Andere vereniging
(Bron: Jeugdmonitor 2009, E-MOVO 2007, Volwassenenmonitor 2008).
Muziek maken
Een derde van de volwassenen doet vrijwilligerswerk Vrijwilligerswerk is werk dat in georganiseerd verband wordt uitgevoerd zonder dat daar een vergoeding tegenover staat. Meestal is dit werk met een maatschappelijk doel en voor anderen.
Krant lezen Boek lezen Op straat rondhangen Naar vrienden, met vrienden thuis (Mobiel) bellen of sms’en met vriend(inn)en Surfen op internet
Ruim een derde van de volwassenen in de regio Gelre-IJssel (36%) doet vrijwilligerswerk. Het aandeel volwassenen dat vrijwilligerswerk doet, loopt uiteen van 30% in Zutphen tot 44% in Lochem ( figuur 5.23).
E-mailen of chatten Computerspelletjes spelen Televisie, DVD of video kijken 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 %
1 t/m 4 dagen per week
5 dagen per week of meer
Figuur 5.21: Activiteiten waaraan middelbare scholieren hun vrije tijd besteden naar aantal dagen
96
60
Figuur 5.22: Percentage inwoners van de regio Gelre-IJssel dat lid is van een vereniging
Tekenen of knutselen
per week (Bron: E-MOVO 2007).
70
Lid vereniging Zang-/muziek-/toneelvereniging
Vrijwilligerswerk
Nooit
80
Als reden om geen vrijwilligerswerk te doen, noemen volwassenen vooral ‘ik kan er geen tijd voor vrijmaken’ (25%), ‘ik wil me niet vastleggen’ (10%) of ‘ik besteed mijn tijd liever aan andere zaken’ (9%). Van de middelbare scholieren doet 12% wekelijks vrijwilligerswerk (zie figuur 5.21) en van de ouderen 16% ( figuur 5.24). Meeste ouderen besteden wekelijks tijd aan bezoek, wandelen en fietsen Figuur 5.24 toont welke activiteiten ouderen in hun vrije tijd doen. Ouderen besteden vooral veel tijd aan wandelen, fietsen, op bezoek gaan en bezoek ontvangen.
97
5gezondheid in de regio gelre-ijssel
Factoren die de gezondheid beïnvloeden
5
5.5.3 Onveilig voelen Om de sociale samenhang en de leefbaarheid in dorpen, wijken en buurten te bevorderen (prestatieveld 1 van de Wmo) is een veilige openbare ruimte van belang (VWS & VNG, 2010). Aanzienlijk deel bevolking voelt zich wel eens onveilig Van de middelbare scholieren in de regio Gelre-IJssel voelt 5% zich overdag wel eens onveilig en 20% ’s avonds of ’s nachts. Het aandeel middelbare scholieren dat zich ’s avonds of ’s nachts wel eens onveilig voelt, loopt uiteen van 13% in Lochem tot 25% in Oude IJsselstreek ( figuur 5.25).
Figuur 5.23: Percentage volwassenen dat vrijwilligerswerk doet per gemeente (Bron: Volwassenenmonitor 2008).
Bezoek ontvangen Wandelen Fietsen Op bezoek gaan Hobby uitvoeren, cursus doen Verenigingsactiviteiten Figuur 5.25: Percentage middelbare scholieren dat zich ’s avonds of ’s nachts wel eens onveilig voelt
Internetten, e-mailen
per gemeente (Bron: E-MOVO 2007).
Meedoen met ouderensport Overige sporten
Van de volwassenen voelt 3% zich overdag wel eens onveilig en 13% ’s avonds of ’s nachts. Het aandeel volwassenen dat zich ’s avonds of ’s nachts wel eens onveilig voelt, loopt uiteen van 7% in Berkelland tot 17% in Apeldoorn ( figuur 5.26). Bijna één op de vijf volwassenen geeft aan, dat er in de eigen wijk of buurt plekken of straten zijn waar ze ’s avonds liever niet alleen komen.
Bibliotheek bezoeken Vrijwilligerswerk Passen op de kleinkinderen Werk voor de kerk Verzorgen van zieke partner Verzorgen van andere zieke Bij anderen klusjes doen Betaald werk 0
10
20
30
40
50
60
70
%
Figuur 5.24: Percentage ouderen in de regio Gelre-IJssel exclusief de gemeenten in de NoordVeluwe, dat wekelijks tijd besteedt aan diverse activiteiten (Bron: Ouderenmonitor 2005).
98
99
5gezondheid in de regio gelre-ijssel
Factoren die de gezondheid beïnvloeden
5
aandeel volwassenen dat slachtoffer is van huiselijk geweld, ligt in de gemeenten Nunspeet, Oldebroek en Zutphen met 11% juist significant boven het regionale gemiddelde (Volwassenenmonitor 2008). Zowel bij middelbare scholieren als bij volwassenen zijn vrouwen vaker slachtoffer dan mannen en laagopgeleiden vaker dan hoogopgeleiden. In de provincie Gelderland wordt in 2008 over 0,45% van de 0- tot en met 17-jarigen een melding van kindermishandeling gedaan bij een Bureau AMK (Advies- en Meldpunt Kindermishandeling). Alleen in de provincie Limburg was het percentage lager (Verwey-Jonker Instituut, 2010).
5.6 Bijdrage van factoren aan ziektelast
Figuur 5.26: Percentage volwassenen dat zich ’s avonds of ’s nachts wel eens onveilig voelt per gemeente (Bron: Volwassenenmonitor 2008).
Op de vraag aan ouderen naar de tevredenheid over hun woonbuurt, gaf 2% aan dat zij ontevreden zijn over hun woonbuurt vanwege de onveiligheid. Bijna een derde van de ouderen geeft aan dat er meer aandacht moet komen voor sociale veiligheid (veilig gevoel op straat) om hun gemeente, buurt of wijk leefbaarder te maken. 5.5.4 Huiselijk geweld Huiselijk geweld is geweld dat door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer wordt gepleegd. Tot de ‘huiselijke kring’ behoren (ex-)partners, gezins- of familieleden en huisvrienden. De term ‘huiselijk’ verwijst dus niet zozeer naar de plaats waar het geweld zich voordoet, maar naar de relatie tussen de pleger en het slachtoffer. Slachtoffers van huiselijk geweld zijn in de meeste gevallen vrouwen en kinderen, maar het treft ook mannen, ouders en ouderen. Huiselijk geweld kan gaan om lichamelijk geweld (mishandelen, schoppen, slaan, et cetera), psychisch geweld (treiteren, kleineren, bedreigen, stalking, et cetera) of seksueel geweld (ongewenst aanraken, seksueel misbruik). Huiselijk geweld is één van de omvangrijkste vormen van geweld in onze samenleving (ministerie van Justitie, 2010). Het heeft grote gevolgen voor de slachtoffers, vaak nog jaren nadat het heeft plaatsgevonden. Slachtoffers kunnen ernstige lichamelijke of psychische klachten hebben en leven vaak, mede door de (opgedrongen) geheimhouding, in een isolement. Eén op de dertien volwassenen slachtoffer van huiselijk geweld In de regio Gelre-IJssel is 5% van de middelbare scholieren en 8% van de volwassenen slachtoffer van huiselijk geweld. In de gemeenten Bronckhorst, Ermelo en Oude IJsselstreek ligt het aandeel middelbare scholieren dat slachtoffer is van huiselijk geweld (alle 3%) significant onder het regionale gemiddelde (E-MOVO 2007). Het
100
In dit hoofdstuk zijn factoren beschreven die de gezondheid beïnvloeden. Het belang van de diverse factoren kan zichtbaar worden gemaakt door een schatting te maken van de hoeveelheid ziektelast die ermee gepaard gaat. De ziektelast wordt uitgedrukt in DALY’s: Disability-Adjusted Life-Years (zie paragraaf 4.3.4 voor een toelichting). Uit tabel 5.8 is af te lezen, dat roken de leefstijlfactor is die de meeste ziektelast tot gevolg heeft. Van de rookgerelateerde doodsoorzaken is longkanker de belangrijkste, maar ook hartziekten, COPD en beroerte leveren forse bijdragen. Roken zorgt, vooral door COPD en hartziekten, ook voor verlies aan kwaliteit van leven. Overgewicht gaat in nog sterkere mate gepaard met verlies aan kwaliteit van leven, voornamelijk door diabetes en hartziekten. Het bevorderen van een gezonde leefstijl kan veel sterfte en ziektelast voorkomen, vooral vanwege coronaire hartziekten, beroerte, longkanker, COPD en diabetes. Tabel 5.8: Bijdrage aan de ziektelast van diverse risicofactoren, in procenten van het totale aantal verloren levensjaren, de verloren kwaliteit van leven en de ziektelast (Bron: Hoeymans et al., 2006). Risicofactor Verloren Verloren kwaliteit levensjaren van leven (%) (%) Roken 20,9 7,1 Overgewicht 5,8 12,7 Verhoogde bloeddruk 10,8 5,6 Overmatig alcoholgebruik a) 2,7 5,4 Lichamelijke inactiviteit 4,9 3,5 Verhoogd cholesterolgehalte 3,3 2,2 Te weinig fruit 3,9 1,4 Te weinig vis 3,3 1,7 Te weinig groente 2,0 0,8 Te veel verzadigd vet 0,9 0,6 a) exclusief ongevallen veroorzaakt door alcoholgebruik
Ziektelast in DALY’s (%) 13,0 9,7 7,8 4,5 4,1 2,7 2,4 2,3 1,4 0,8
101
Preventie en zorg
6
6
Preventie en Zorg
Aandacht voor preventie blijft nodig De urgentie van preventie is nog steeds groot. De door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport gestelde preventiedoelstellingen zijn noch landelijk noch in de regio Gelre-IJssel allemaal gehaald. Het aantal volwassenen en jongeren met overgewicht stabiliseert landelijk, maar stijgt regionaal. Te veel inwoners roken zelf of roken mee met anderen in hun omgeving. Het aantal alcohol drinkende jongeren en volwassen probleemdrinkers is nog altijd te hoog. Steeds meer inwoners kampen met diabetes. Landelijk krijgen meer inwoners preventieve hulp tegen depressies, voor de regio Gelre-IJssel zijn daarvan geen cijfers bekend. De Handleiding Gezonde Gemeente (2010) geeft gemeenteambtenaren en lokale professionals van preventieorganisaties handvatten om de thema’s roken, depressie, overgewicht, alcohol en seksuele gezondheid op te nemen in het lokale gezondheidsbeleid. Belangrijke elementen zijn een integrale aanpak en een gezonde leefomgeving. Verder is het van belang om meer inwoners met een lage sociaaleconomische status en meer inwoners van niet westerse afkomst te bereiken. Gebruik meer erkende interventies In de regio Gelre-IJssel maakt men nog niet optimaal gebruik van de landelijk beschikbare, erkende interventies. Steeds meer interventies zijn door de Erkenningcommissie van het Centrum Gezond Leven (CGL) van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) beoordeeld op kwaliteit en effectiviteit. Vooral het aantal interventies dat is erkend als ‘goed beschreven’ of ‘theoretisch goed onderbouwd’ is de afgelopen jaren gegroeid. Daarnaast heeft het CGL een beperkt aantal interventies erkend als ‘waarschijnlijk effectief’ of ‘bewezen effectief’. Sommige landelijk erkende interventies worden al wel regionaal ingezet, vele andere nog niet. Regionale preventieorganisaties zetten veel nietbeoordeelde interventies in, waarvan weinig bekend is over de werkzaamheid. Deze organisaties kunnen kwaliteit en effectiviteit van de niet-beoordeelde interventies inzichtelijk maken, door ze goed te evalueren en voor erkenning in te dienen bij het CGL. Dit vergroot mogelijk het aantal erkende regionale interventies. Hoge opkomst bij grootschalige preventieactiviteiten In de regio Gelre-IJssel vinden verschillende grootschalige preventieactiviteiten plaats, zoals vaccinaties volgens het Rijksvaccinatieprogramma, (Mexicaanse) griepvaccinaties, screening van borst- en baarmoederhalskanker en de gezondheidsonderzoeken van de Jeugdgezondheidszorg. De opkomst bij deze preventieactiviteiten is over het algemeen zeer hoog en vergelijkbaar met de landelijke opkomstpercentages. Daar waar gemeenten lager dan gemiddeld scoren, spelen
103
6gezondheid in de regio gelre-ijssel
Preventie en zorg
6.2 inentingsbezwaren van inwoners met een godsdienstige of een antroposofische overtuiging vaak een rol. Aanbod en gebruik gezondheidszorg vergelijkbaar met landelijk niveau In de regio Gelre-IJssel is het aanbod en het gebruik van de zorg geleverd door huisartsen, tandartsen, fysiotherapeuten, verloskundigen en medisch specialisten in ziekenhuizen, vergelijkbaar met het landelijk niveau. Ook het gebruik van voorgeschreven en niet voorgeschreven medicijnen is in de regio Gelre-IJssel gemiddeld. Responsetijd ambulancezorg langer dan landelijk gemiddelde De responsetijd van de ambulancezorg is in de regio Gelre-IJssel langer dan het landelijk gemiddelde. De ambulance arriveert in 2008 in 86% van de A1-ritten binnen vijftien minuten na de melding bij de patiënt, terwijl dat percentage landelijk op 92% ligt. A1-ritten zijn spoedeisende ambulanceritten met acuut levensgevaar voor de patiënt. Bij de A2-ritten bereikte de ambulance de patiënt in 92% binnen dertig minuten na de melding, terwijl dat percentage landelijk op ruim 96% ligt. A2-ritten zijn ambulanceritten waarbij geen sprake is van direct levensgevaar voor de patiënt, maar waarbij snelle hulp wel wenselijk is. Nieuwe voorzieningen nodig binnen maatschappelijke zorg De zorg rond maatschappelijke opvang, vrouwenopvang, openbare geestelijke gezondheidszorg en ambulante verslavingszorg (prestatievelden 7, 8 en 9 van de Wet maatschappelijke ondersteuning, Wmo) is sterk in beweging. Gemeenten krijgen meer verantwoordelijkheden op dit terrein. Gemeenten moeten nieuwe voorzieningen ontwikkelen om binnen het beperkte budget van de Wmo, klanten zelfredzaam te krijgen en te houden. Voorbeelden zijn het instellen van een boodschappen-, klusjes- of bezoekdienst. Ondersteuning van vrijwilligerswerk en mantelzorg zijn hierbij sleutelwoorden.
6.1 Belangrijkste aspecten van preventie en zorg In dit hoofdstuk komen de belangrijkste aspecten op het gebied van preventie en zorg aan de orde. In paragraaf 6.2 is aandacht voor de vijf landelijke speerpunten van het preventiebeleid van VWS, aangevuld met drie regionale aandachtspunten. In paragraaf 6.3 staat preventie door vaccinatie, screening en gezondheidsonderzoek centraal. Paragraaf 6.4 gaat in op het aanbod en gebruik van de gezondheidszorg in de regio Gelre-IJssel. Het hoofdstuk sluit af met paragraaf 6.5 over maatschappelijke zorg. De interventies die in dit hoofdstuk staan, zijn beschreven op www.ggdgelre-ijssel.nl.
104
6
Preventie
6.2.1 Wat is preventie precies? Preventie heeft als doel te zorgen dat mensen gezond blijven door enerzijds de gezondheid te bevorderen en anderzijds de gezondheid te beschermen. Ook heeft preventie als doel ziekten en aandoeningen te voorkomen of in een zo vroeg mogelijk stadium op te sporen. Onder preventie valt ook het voorkomen van complicaties van ziekten. Verschillende indelingen van preventie Preventie valt op verschillende manieren in te delen en in kaart te brengen: naar type maatregel, naar fase in het ziekteproces en naar doelgroep. Preventie indelen naar type maatregel, levert gezondheidsbescherming, ziektepreventie en gezondheidsbevordering op. Gezondheidsbescherming houdt maatregelen in die systematisch en routinematig worden genomen zonder rechtstreekse betrokkenheid van de burgers, zoals zorg voor schoon drinkwater en betere huisvesting. Ziektepreventie behelst maatregelen die specifiek gericht zijn op het voorkomen van bepaalde gezondheidsproblemen, zoals vaccinaties en screeningen. Gezondheidsbevordering omvat maatregelen die gericht zijn op de fysieke en maatschappelijke omgeving en de leefwijzen van individuen en groepen. Preventie valt ook in te delen naar fase in het ziekteproces: primaire, secundaire en tertiaire preventie. Het doel van primaire preventie is ziekten te voorkomen door het wegnemen van de oorzaak. Secundaire preventie beoogt ziekten in een vroeg stadium op te sporen en te behandelen. Tertiaire preventie heeft als doel verergering van ziekten te voorkomen en nadelige gevolgen te compenseren. Preventie ingedeeld naar doelgroep, brengt universele, selectieve, geïndiceerde en zorggerelateerde preventie. Universele preventie richt zich op de algemene bevolking, niet gekenmerkt door het bestaan van een verhoogd risico op ziekte. Selectieve preventie richt zich op risicogroepen in de bevolking. Geïndiceerde preventie richt zich op individuen die veelal nog geen gediagnosticeerde ziekte hebben, maar wel risicofactoren of symptomen vertonen. Zorggerelateerde preventie richt zich op individuen met een ziekte of gezondheidsprobleem (Van der Lucht & Polder, 2010). Aandacht voor preventie blijft nodig De Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2010 toont aan dat de urgentie van preventie in Nederland nog steeds groot is. Zo stijgt de levensverwachting van vrouwen wel, maar toch blijft deze achter bij andere landen. Het aantal mensen met een ziekte neemt toe en de levensverwachting zonder beperkingen stijgt maar moeizaam. De totale ziektelast is aanzienlijk. De trends in ongezond gedrag zijn minder ongunstig dan ze geweest zijn. Het aantal mensen met een ongezonde leefstijl is nog steeds hoog en veel mensen slagen er niet in dat te veranderen. Preventie van gezondheid is ook urgent omdat gezondheid een belangrijke voorwaarde is om deel te nemen aan het economische en maatschappelijke leven. Bij een krimpende
105
6gezondheid in de regio gelre-ijssel
Preventie en zorg
beroepsbevolking is het van belang dat iedereen zo veel mogelijk meedoet; een goede gezondheid draagt daaraan bij. Ten slotte zijn er grote gezondheidsverschillen. Grote groepen van de bevolking hebben een beduidend slechtere gezondheid. Bij hen is nog veel gezondheidswinst te behalen. Om de volksgezondheid van heel Nederland te verbeteren, is het noodzakelijk dat juist deze groepen erop vooruitgaan. Gezondheidsbescherming en ziektepreventie hebben de laatste honderd jaar een geweldige bijdrage geleverd aan de Nederlandse volksgezondheid. Toch zijn verdere verbeteringen nog steeds mogelijk. Door veranderingen in leefstijl, leefomgeving en zorg blijft aandacht voor gezondheidsbevordering nog steeds van belang. Voor lokaal gezondheidsbeleid liggen vooral op deze terreinen aangrijpingspunten om de volksgezondheid te verbeteren (Van der Lucht & Polder, 2010).
lijke methodiek gebruikt en een goede uitvoering in de praktijk heeft. Voor dit erkenningniveau zijn geen resultaten uit effectonderzoek vereist; • ‘waarschijnlijk effectief’. Een interventie komt in aanmerking voor het predicaat ‘waarschijnlijk effectief’ als de effectiviteit enigszins aannemelijk is gemaakt. Hiervoor is resultaat uit onderzoek met een matige bewijskracht nodig; • ‘bewezen effectief’. Een interventie wordt als ‘bewezen effectief’ erkend als de effectiviteit sterk aannemelijk is gemaakt. Hiervoor is resultaat uit onderzoek met een sterke bewijskracht nodig; • ‘kosteneffectief’. In de toekomst gaat ook het erkenningniveau ‘kosteneffectief’ gelden. Deze erkenning duidt op een hoge doelmatigheid. Hoe hoger het erkenningniveau van een interventie, hoe meer inzicht bestaat in de kwaliteit en effectiviteit van de interventie. Op dit moment hebben 30 interventies de erkenning ‘goed beschreven’, 56 ‘theoretisch goed onderbouwd’ (waarvan 8 nog onder voorbehoud), 5 ‘waarschijnlijk effectief’ en 3 ‘bewezen effectief’ (www. loketgezondleven.nl/kwaliteit-van-interventies).
Effect van preventie vergroten door integrale aanpak Om de effectiviteit van preventie te vergroten, is het belangrijk verschillende methoden tegelijk in te zetten. Bijvoorbeeld door voorlichting te geven over gezonde voeding en tegelijk te zorgen voor een gezond aanbod in (school)kantines. Naast aandacht voor gedragsverandering, is aandacht voor verandering van de fysieke en de sociale omgeving nodig. De effectiviteit van de verschillende interventies neemt toe bij toepassing in samenhang. De sociale en fysieke omstandigheden van mensen hebben invloed op hun gezondheid en hun gedrag. Zo is de keuze om op de fiets naar werk of school te gaan, afhankelijk van de vraag of er veilige fietsroutes zijn (ruimtelijke ordening), of er een goede fiets is (inkomensbeleid) en of het voor diegene geaccepteerd is om te fietsen (allochtone vrouwen) of een combinatie hiervan. Als verschillende beleidssectoren met elkaar samenwerken om de volksgezondheid te verbeteren, spreekt men van facetbeleid of integraal gezondheidsbeleid. Op die manier kan een belangrijke bijdrage worden geleverd aan het verbeteren van de gezondheid en het verminderen van sociaaleconomische gezondheidsachterstanden. Een goed voorbeeld van een succesvolle integrale aanpak, is het alcoholmatigingsproject van GGD Gelre-IJssel (paragraaf 6.2.4). Bijna 100 interventies erkend door Centrum Gezond Leven Het Centrum Gezond Leven (CGL) beheert een centrale database met informatie over leefstijlinterventies in Nederland: de l-database (www.loketgezondleven.nl/Idatabase). De I-database geeft inzicht in het aanbod van Nederlandse leefstijlinterventies. In augustus 2010 staan meer dan 3.000 interventies in de I-database, hiervan heeft het CGL er 94 erkend. Van veel interventies is de werkzaamheid onduidelijk. Om daar meer inzicht in te krijgen, laat het CGL de kwaliteit en effectiviteit van leefstijlinterventies in Nederland beoordelen door een onafhankelijke Erkenningscommissie. Preventieorganisaties kunnen hun leefstijlinterventie bij het CGL indienen voor erkenning op vijf niveaus. Deze niveaus zijn: • ‘goed beschreven’. Een interventie krijgt het predicaat ‘goed beschreven’ als de interventie een goede beschrijving, handleiding en procesevaluatie heeft; • ‘theoretisch goed onderbouwd’. De criteria voor ‘theoretisch goed onderbouwd’ zijn dat de interventie een goede theoretische onderbouwing heeft, een dege-
106
6
Vijf landelijke en drie regionale speerpunten voor preventiebeleid Het ministerie van VWS heeft voor de periode 2007-2010 roken, overgewicht, schadelijk alcoholgebruik, diabetes en depressie aangewezen als speerpunt (VWS, 2006b). Landelijke speerpunten hebben meer effect met ondersteuning door regionale en lokale maatregelen. De paragrafen 6.2.2 tot en met 6.2.6 beschrijven wat er landelijk, regionaal en lokaal aan deze speerpunten kan worden gedaan. In deze paragrafen staan ook voorbeelden van preventieactiviteiten in de regio Gelre-IJssel. Vervolgens komen de preventiemogelijkheden van drie regionale aandachtspunten aan de orde, namelijk: gezond ouder worden (paragraaf 6.2.7), seksuele gezondheid (paragraaf 6.2.8) en gezonde leefomgeving (paragraaf 6.2.9). Handleiding Gezonde Gemeente voor lokaal gezondheidsbeleid Najaar 2010 verschijnt de opvolger van de vier huidige handleidingen lokaal gezondheidsbeleid over tabak-, overgewicht- en depressiepreventie en lokaal alcoholbeleid. Om de samenhang tussen de verschillende gezondheidsthema’s te benadrukken, zijn de handleidingen gebundeld in één Handleiding Gezonde Gemeente. Deze nieuwe handleiding bestaat uit een algemeen deel en themaspecifieke verdiepingen. In het algemene deel komt onder andere informatie over integraal beleid, de relatie tussen lage sociaaleconomische status en gezondheidsbeleid en de link tussen curatie en preventie. De themaspecifieke delen gaan in op roken, depressie, overgewicht, alcohol en seksuele gezondheid. De Handleiding Gezonde Gemeente besteedt nadrukkelijk aandacht aan omgevingsmaatregelen en de lokale toepassing krijgt extra aandacht. Het overzicht van interventies geeft de kwaliteit en effectiviteit van leefstijlinterventies aan. De Handleiding Gezonde Gemeente geeft gemeenteambtenaren en lokale professionals van GGD, geestelijke gezondheidszorg (ggz) en verslavingszorg handvatten om de onderwerpen roken, depressie, overgewicht, alcohol en seksuele gezondheid op te nemen in het lokale gezondheidsbeleid èn dit om te zetten in actieprogramma’s.
107
6gezondheid in de regio gelre-ijssel
Deze handleiding is ook geschikt voor andere lokale professionals, zoals medewerkers van thuiszorg of geestelijke gezondheidszorg (Busch & Kuunders, 2010). 6.2.2 Preventie overgewicht Overgewicht neemt toe In de nota ‘Langer Gezond Leven’ van VWS, zijn de doelstellingen voor 2010: het percentage volwassenen met overgewicht moet niet stijgen en het percentage jeugdigen met overgewicht moet dalen ten opzichte van het peiljaar 2005 (VWS, 2006b). Landelijk lijkt het aantal volwassenen met overgewicht te stabiliseren; sinds 2000 is het percentage nauwelijks toegenomen (Van den Berg & Schoemaker, 2010). In de regio Gelre-IJssel is nog steeds sprake van een stijging. Begin jaren negentig was het percentage volwassenen met overgewicht in de regio lager dan het landelijke gemiddelde. Momenteel ligt het percentage boven het landelijke gemiddelde. Bij de Nederlandse jongeren is het percentage met overgewicht niet gedaald, zoals de ambitie van VWS is. In de regio Gelre-IJssel is het percentage kinderen met overgewicht gestegen in de periode 2004-2009. Vooral het percentage jeugdigen met ernstig overgewicht nam in de regio sterk toe. Zie paragraaf 5.2.1 voor een uitgebreidere toelichting op het vóórkomen van overgewicht in Nederland en in de regio Gelre-IJssel. Overgewichtpreventie vraagt integrale aanpak Een integrale aanpak op zowel nationaal als lokaal niveau is nodig om overgewicht tegen te gaan. Overgewichtbeleid moet zich over verschillende (beleids)sectoren uitstrekken. Uiteraard hoeven gemeenten niet alles zelf te doen. Op het terrein van lokale en regionale preventie zijn vele organisaties en partijen actief, zoals GGD’en, gezondheidszorg, thuiszorg en welzijn. De gemeente kan afstemming en samenhang van de vele preventieactiviteiten op lokaal niveau aanmoedigen (VWS, 2009b). Zie voor een voorbeeld van een succesvolle integrale aanpak tekstblok 6.1 over ‘Jongeren op Gezond Gewicht’. Ondersteunen van meer uren bewegingsonderwijs op school en een energiearm aanbod in frisdrankautomaten zijn de meest kansrijke maatregelen om overgewicht op nationaal niveau tegen te gaan. Op lokaal niveau zijn kansrijke maatregelen: het realiseren van aantrekkelijke wandel- en fietspaden, beweegvriendelijke schoolpleinen, gezonde schoolomgeving, subsidiëren en stimuleren van fietsen voor woonwerkverkeer, aanbieden van meer energiearme voedingsmiddelen in kantines en het optimaal gebruiken van bestaande sportfaciliteiten. Bij combinatie van diverse maatregelen, kan het uiteindelijke effect groter zijn dan de som van de effecten van afzonderlijke maatregelen (Schuit, 2007).
108
Preventie en zorg
6
Tekstblok 6.1: ‘Jongeren op Gezond Gewicht’. De uit Frankrijk afkomstige EPODEsystematiek (Ensemble, Prévenons l’Obesité des Enfants) laat zien hoe initiatieven van een invloedrijke persoon (in Frankrijk gaat het om de burgemeester) kunnen leiden tot samenwerking op lokaal niveau. EPODE richt zich op het stimuleren van gezond gedrag bij kinderen. De basis van het programma bestaat uit duurzame samenwerking tussen lokale partijen als onderwijs, gemeente, woningbouwcorporaties, supermarkten, bibliotheken, horeca, bedrijfsleven en vervoerders. EPODE is een langdurige integrale aanpak die werkt vanuit een sterke politieke betrokkenheid. Op de plaatsen waar EPODE al langer loopt, blijkt deze aanpak zeer effectief (VWS, 2009b). Belangrijk in de aanpak is de samenhang en versterking van beleid, praktijk en onderzoek en de samenhang tussen gemeentelijk en landelijk beleid.Het motto is: • houd het simpel, het gaat welbeschouwd om kinderen; • zorg dat de aanpak positief, concreet en duidelijk is;
• maak de aanpak integraal en duurzaam; • vermijd eenzijdige financiering, dus werk met publieke/private partnerschappen. De Nederlandse variant van EPODE heet ‘Jongeren Op Gezond Gewicht’ (JOGG). JOGG is gebaseerd op vijf pijlers: • bestuurlijk draagvlak op hoog gemeentelijk niveau; • lokale publieke/private samenwerking; • commerciële marketingconcepten en technieken om positieve maatschappelijke of sociale veranderingen te bewerkstelligen; • deugdelijke wetenschappelijke begeleiding van projecten en interventies; • samenwerking tussen preventie en zorg. Het ministerie van Jeugd en Gezin streeft naar invoering van de JOGGaanpak in 2015 in 75 gemeenten (Bron: Van den Berg & Schoemaker, 2010).
Gezondere omgeving cruciaal voor terugdringen overgewicht De omgeving bepaalt in grote mate de keuzes die mensen hebben om gezond te leven. De huidige prevalentie van overgewicht is sluipend ontstaan en vrijwel niemand betwijfelt de toename van dikmakende (omgevings)prikkels in de afgelopen decennia. De sleutel voor een duurzame oplossing ligt dan ook in gezamenlijke actie van partijen om de leefomgeving gezonder te maken. Elke verandering in de fysieke en sociale omgeving die te veel eten ontmoedigt, het voedselaanbod gezonder maakt of lichamelijke activiteit bevordert, draagt bij aan de preventie van overgewicht (VWS, 2009b). De beschikbaarheid van een gezond voedingsaanbod op school en de werkplek, kan mensen stimuleren minder calorieën tot zich te nemen. Aangetoond is dat jongeren
109
6gezondheid in de regio gelre-ijssel
Preventie en zorg
gezonder eten als de schoolkantine meer gezonde producten aanbiedt. Dit effect neemt toe als deze maatregel samengaat met voorlichting of andere activiteiten. In 2015 moeten alle schoolkantines in Nederland gezond zijn volgens de motie Vendrik. Onder de naam ‘Alle schoolkantines gezond in 2015’ is deze motie aangenomen door de Tweede Kamer. Om in 2015 alle schoolkantines gezond te hebben, zijn tussenstappen nodig. Het is de bedoeling dat in 2013 40% van de scholen voor voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs een gezonde kantine heeft. Begin 2014 moet dat 70% zijn en eind 2014 100%. Uit onderzoek blijkt tevens dat het beweegvriendelijker maken van de omgeving lichamelijke activiteit kan verhogen. Voor verschillende omgevingsfactoren is een sterke relatie gevonden met de mate waarin mensen voldoen aan de richtlijnen voor gezond bewegen. Aantrekkelijke en veilige wandel- en fietspaden, vergroten bijvoorbeeld de kans met bijna 50% om aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen te voldoen. Naast de fysieke omgeving speelt ook de sociale omgeving een belangrijke rol in voedings- en beweeggedrag. Het belang dat ouders hechten aan buitenspelen en het hebben van een sociaal netwerk, hangen sterker samen met buitenspelen van kinderen dan de omgeving waarin zij wonen. Ouders, maar ook broers, zussen, vriendjes en leerkrachten hebben de grootste invloed op het beweeggedrag van kinderen. Dit betekent dat sport- en beweegstimulering meer kans van slagen hebben wanneer de ouders daarbij worden betrokken (Van den Berg & Schoemaker, 2010).
de een overzicht op van meer dan dertig interventies van veertien verschillende organisaties (zie www.ggdgelre-ijssel.nl). Bij de regionale inventarisatie valt op dat er relatief veel aanbod is voor jeugd van 4 tot 12 jaar, minder aanbod voor kinderen onder de 4 jaar en weinig aanbod voor jongeren ouder dan 12 jaar. Verder valt op dat het meeste aanbod gericht is op universele en geïndiceerde preventie en weinig op selectieve preventie. Van de meeste regionale interventies is maar weinig bekend over de kwaliteit en effectiviteit. Weinig interventies zijn geëvalueerd wat betreft proces en effect en weinig zijn erkend door het CGL. Verder blijkt dat sommige interventies erg op elkaar lijken. Zo zijn er meerdere cursussen voor kinderen van circa 9 tot 12 jaar met overgewicht. De organisaties die deze cursussen aanbieden, worstelen met dezelfde problemen en knelpunten, zoals werven van kandidaten en motiveren van deelnemers. Aanbiedende organisaties doen weinig aan het uitwisselen van kennis, ervaring en producten, waardoor ieder het wiel opnieuw moet uitvinden. Tot slot komt naar voren dat de meeste overgewichtinterventies maar in een beperkt deel van de regio worden uitgevoerd, waardoor het bereik niet groot is. Om de onderlinge samenwerking en afstemming te verbeteren en zodoende gezamenlijk te komen tot een beter regionaal overgewichtaanbod voor de jeugd, heeft GGD Gelre-IJssel een preventieplatform opgericht, waarin drie thuiszorgorganisaties, drie regionale ondersteuningsstructuren en de Gelderse Sport Federatie participeren.
Beperkte inzet van erkende overgewichtinterventies In Nederland is nog geen enkele overgewichtinterventie door het CGL erkend als ‘bewezen effectief’ of ‘waarschijnlijk effectief’. Wel zijn negen overgewichtinterventies erkend als ‘theoretisch goed onderbouwd’ en zestien als ‘goed beschreven’ (augustus 2010). Hierin zijn de interventies meegerekend die zich richten op het stimuleren van meer bewegen en/of een gezond voedingspatroon. In de regio Gelre-IJssel zet men een deel van de erkende interventies in, zoals het ‘Overbruggingsplan voor kinderen met overgewicht’, ‘Lekker fit! lesmethode’, ‘De gezonde schoolkantine’, ‘Schoolgruiten’, ‘Weet wat je eet’ en ‘Ga voor gezond’. Andere erkende interventies, zoals ‘Realfit’, ‘JUMP-in’, ‘Goede voeding hoeft niet veel te kosten’, ‘Communities in Beweging’, ‘Alle leerlingen actief!’ en ‘Beweegkriebels’ worden, voor zover bekend, niet ingezet. Twee van de overgewichtinterventies die door het CGL zijn erkend als ‘goed beschreven’, zijn ontwikkeld door organisaties uit de regio Gelre-IJssel. Het betreft de ‘Cursus Evenwicht’ van GGD Gelre-IJssel en ‘De Gezonde HAP&STAP Vierdaagse’ van Vérian. Voor deze twee interventies bestaan plannen om ze bij het CGL in te dienen voor erkenning op een hoger niveau; in ieder geval als ‘theoretisch goed onderbouwd’ en zo mogelijk ook als ‘waarschijnlijk effectief’ of ‘bewezen effectief’. Zie www.ggdgelre-ijssel.nl voor beschrijvingen van erkende overgewichtinterventies.
Verminderen overgewicht bij risicogroepen door erkende interventies Mensen met een lage opleiding hebben vaker overgewicht en obesitas dan mensen met een hoge opleiding. De sociaaleconomische verschillen in overgewicht en obesitas zijn de afgelopen jaren iets minder, doordat de prevalenties onder hoogopgeleiden sneller zijn gestegen dan onder laagopgeleiden. De interventie ‘Goede voeding hoeft niet veel te kosten’ richt zich op mensen met een lage sociaaleconomische status met schulden. De interventie bestaat uit voorlichting over gezonde en goedkope voeding in combinatie met een rondleiding in een supermarkt (Van den Berg & Schoemaker, 2010). Deze interventie is door het CGL erkend als ‘theoretisch goed onderbouwd’, maar wordt voor zover bekend nog niet ingezet in de regio Gelre-IJssel. Turken, Marokkanen, Creoolse Surinamers en Antillianen zijn vaker te zwaar dan autochtonen. Ook bij kinderen van Turkse en Marokkaanse afkomst komen overgewicht en obesitas vaker voor (VWS, 2009b). Dit blijkt ook uit onderzoek door GGD Gelre-IJssel: Turkse kinderen hebben ruim twee keer zo vaak overgewicht als Nederlandse kinderen (Hoeven-Mulder & Slagter, 2009). De cursus ‘Simpel Fit!’ van GGD Gelre-IJssel kan ertoe bijdragen dat de stijging van het aantal Turkse kinderen (en hun moeders, vaders, broers en zussen) met overgewicht in de regio GelreIJssel stabiliseert. ‘Simpel Fit!’ is een cursus over voeding en beweging voor Turkse vrouwen met kinderen in de leeftijd van 4 tot 12 jaar. ‘Simpel Fit!’ is in 2010 door GGD Gelre-IJssel bij het CGL ingediend voor erkenning als ‘theoretisch goed onderbouwd’.
Lappendeken van overgewichtinterventies voor jeugd In 2009 heeft GGD Gelre-IJssel onder een groot aantal regionale preventiepartners geïnventariseerd welk aanbod zij hebben voor kinderen met overgewicht. Dit lever-
110
6
111
6gezondheid in de regio gelre-ijssel
Preventie en zorg
6.2.3 Preventie roken
• Werk en inkomen. Via armoedebeleid en eventueel schuldhulpverlening kunnen lage welstandsgroepen bereikt worden. Doel hiervan is hen stimuleren ondersteuningsmogelijkheden bij het stoppen met roken te gebruiken. • Toezicht op naleving Tabakswet. Op grond van de Tabakswet heeft een gemeente geen handhavingstaken anders dan het instellen, aanduiden en handhaven van de rookverboden in eigen instellingen. Een gemeente kan natuurlijk wel actief zijn. Zij kan bij overtredingen de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) informeren, die belast is met het toezicht op de naleving van de Tabakswet en optreedt tegen overtredingen. Ook kan de gemeente de VWA inschakelen wanneer het verbod van verkoop van tabak aan jongeren onder de 16 jaar wordt overtreden (STIVORO, 2007).
Landelijke doelstelling tabakspreventie niet gehaald De preventienota uit 2006 benoemt tabakspreventie tot speerpunt van het preventiebeleid (VWS, 2006b). Het doel van het tabaksontmoedigingsbeleid is om het aantal rokers in Nederland te laten dalen. Op die manier kunnen gezondheidsschade en maatschappelijke kosten door roken verminderen. De overheid streeft naar een daling van 28% rokers in 2005 tot 20% in 2010. Dit streven is echter niet gehaald. In 2008 rookte landelijk 27% van de bevolking van 15 jaar en ouder (Van den Berg & Schoemaker, 2010). Het aandeel rokers van 12 jaar en ouder in de regio Gelre-IJssel is in de periode 2005-2008 (27%) nagenoeg hetzelfde als het landelijk aandeel rokers (29%; CBS-POLS 2005-2008). Paragraaf 5.3.1 geeft meer cijfers over tabaksgebruik in Nederland en de regio Gelre-IJssel. Het aantal rokers is in Nederland in vijftig jaar tijd enorm gedaald, van 60% in 1958 naar 27% in 2008. Dit geldt als één van de meest succesvolle voorbeelden van gezondheidsbevordering. Dit succes onderstreept het belang van een samenhangend beleid op meerdere terreinen, variërend van wettelijke verboden, accijnzen en massamediale campagnes tot gecombineerde leefstijlinterventies voor mensen die al met klachten bij de huisarts bekend zijn. Het onderstreept ook het belang om deze maatregelen en hun samenhang gedurende een lange periode vol te houden. Preventie is een kwestie van een lange adem (Van der Lucht & Polder, 2010). Maatregelen voor effectief tabaksontmoedigingsbeleid De drie pijlers van het nationale tabaksontmoedigingsbeleid zijn: • voorkómen dat mensen gaan roken; • stimuleren en ondersteunen van rokers om te stoppen met roken; • beschermen van niet-rokers tegen tabaksrook. Het tabaksontmoedigingsbeleid zet vier typen instrumenten in: wet- en regelgeving, prijsmaatregelen, voorlichting en informatie en ondersteuning bij het stoppen (Van den Berg & Schoemaker, 2010). De effecten van de ene interventie kunnen die van een andere versterken. Maatregelen die het meeroken beperken verstevigen enerzijds niet-roken als de dominante sociale norm, anderzijds stimuleren ze daarmee de behoefte om te stoppen met roken. Van een breed samenhangend pakket zijn dan ook de meeste effecten te verwachten. Een goede afstemming tussen landelijk en lokaal aanbod versterkt de impact van de boodschap. De kracht van lokale preventie zit vooral in de persoonlijke benadering van de roker en de samenhang tussen de verschillende boodschappen in verschillende situaties. Om binnen de gemeente een effectief tabaksontmoedigingsbeleid te voeren en het percentage rokers onder inwoners daadwerkelijk terug te dringen zijn sectoroverschrijdende maatregelen nodig. Op lokaal niveau zijn op een aantal beleidsterreinen gecombineerde maatregelen mogelijk. Voorbeelden hiervan zijn: • Jeugd en Onderwijs. Op school is het van belang een gezonde leefstijl te bevorderen. Veel gemeenten kennen Rookvrije Scholen. Deze kwalificatie garandeert dat de school een goed rookbeleid hanteert. Dit helpt voorkomen dat jongeren (gaan) roken.
112
6
Vergoeding voor stoppen-met-rokenprogramma’s in basispakket zorgverzekering De basisverzekering vergoedt vanaf 1 januari 2011 ‘stoppen-met-rokenprogramma’s’. Driekwart van de rokers wil stoppen met roken en de meeste mensen gebruiken daarbij geen ondersteuning. Vergoeding van stoppen met roken leidt tot meer gebruik van ondersteuning en daarmee tot succesvollere stoppogingen. Om iedere roker die wenst te stoppen in staat te stellen deel te nemen aan een ‘stoppen-met-rokenprogramma’, moet op lokaal niveau het ondersteuningsaanbod op orde zijn. Gemeenten kunnen hieraan een belangrijke bijdrage leveren door het lokale aanbod van de ‘Pakje Kans training’ te coördineren en te stimuleren. In de regio Gelre-IJssel biedt een aantal thuiszorg- en verslavingszorgorganisaties deze training aan. Volledige vergoeding van ‘stoppen-met-rokenprogramma’s’ kan bijdragen aan het terugdringen van de sociaaleconomische rookverschillen. Voorwaarde is dan wel dat de stopondersteuning hen bereikt. Bij mensen met een lage opleiding is het percentage rokers groter dan bij mensen met een hoge opleiding. Dit beeld is ook bij jongeren te zien; op het vmbo roken meer leerlingen dan op het vwo. Het percentage rokers is de afgelopen jaren fors gedaald, maar de daling is bij hoogopgeleiden sterker dan bij laagopgeleiden. Hoogopgeleiden doen meer stoppogingen en die pogingen zijn ook vaker succesvol. Hierdoor zijn de sociaaleconomische verschillen in roken toe- in plaats van afgenomen (Van den Berg & Schoemaker, 2010). Rookinterventies beperkt ingezet In Nederland is nog geen enkele rookinterventie door het CGL erkend als ‘bewezen effectief’. Slechts één interventie is erkend als ‘waarschijnlijk effectief’, namelijk ‘Actie Tegengif’ van STIVORO. Vier rookinterventies zijn erkend als ‘theoretisch goed onderbouwd’ en twee als ‘goed beschreven’ (augustus 2010). Van deze erkende interventies worden er drie in de regio Gelre-IJssel uitgevoerd en/of ondersteund, namelijk ‘Actie Tegengif’, ‘Ik (r)ook niet’ en ‘De Gezonde School en Genotmiddelen’. Het bereik van deze erkende interventies in de regio is niet bekend. Naast deze erkende rookinterventies zetten diverse regionale organisaties een beperkt aantal andere – niet-beoordeelde – rookinterventies in.
113
6gezondheid in de regio gelre-ijssel
Preventie en zorg
Zie www.ggdgelre-ijssel.nl voor een beschrijving van de erkende en niet-beoordeelde rookinterventies. Een landelijke interventie voor rokers die willen stoppen, is het ‘Advies op Maat’ van STIVORO. Rokers met behoefte aan informatie en advies over hun eigen rookgedrag en/of toekomstig stopgedrag vullen een vragenlijst in en ontvangen een online ‘stoppen-met-rokenadvies’. Volgens de Nationale Atlas Volksgezondheid vroegen in 2006 meer dan 9.700 rokers in Nederland een ‘Advies op Maat’ aan. Dit komt overeen met ruim 22 aanvragen per 10.000 rokers. In de Stedendriehoek en de Achterhoek waren er ook 22 aanvragen per 10.000 rokers. De Noord-Veluwe scoorde relatief goed met 27 aanvragen voor een ‘Advies op Maat’ per 10.000 rokers. De naam van deze interventie is inmiddels veranderd in ‘Online Stopadvies’ (Kostalova & Isken, 2010). Een andere landelijke interventie is de ‘Minimale Interventie Strategie Stoppen met roken’ (MIS), een in Nederland ontwikkelde effectieve methode voor ‘stoppen-metrokenbegeleiding’ door zorgverleners. Deze methode bestaat uit minimaal één consult en een vorm van follow-up. Hierin komen aan de orde: • rookgedrag en motivatie om te stoppen; • stopadvies; • voor- en nadelen van roken en stoppen met roken; • barrières; • stopdatum; • hulpmiddelen; • nazorg na het stoppen. Er zijn verschillende varianten van de MIS beschikbaar; de H-MIS voor huisartsen, de C-MIS voor cardiologen, de V-MIS voor verloskundigen en de L-MIS voor longartsen. Helaas blijkt uit landelijk onderzoek dat huisartsen stoppen met roken relatief weinig ter sprake brengen en de H-MIS weinig gebruiken (Van den Berg & Schoemaker, 2010). Door de bekendheid met en het bereik van de erkende rookinterventies, het ‘Online Stopadvies’ en de H-MIS (en andere MIS-varianten) te vergroten, zou het aantal rokers in Nederland verder kunnen dalen (IGZ, 2010).
is echter nodig bij de vergelijking van de regionaal geconstateerde 12% met de landelijk gewenste 7,5%, omdat niet zeker is of de gehanteerde leeftijdsgrenzen van de doelgroep volwassenen en de gehanteerde definities voor problematisch alcoholgebruik vergelijkbaar zijn.
6.2.4 Preventie schadelijk alcoholgebruik Landelijke doelstellingen voorkomen schadelijk alcoholgebruik, niet gehaald De landelijke doelstellingen voor schadelijk alcoholgebruik zijn niet bereikt. De stijging van het alcoholgebruik onder jongeren in Nederland lijkt sinds 2003 wel gestopt, maar het niveau van 1992 wordt niet gehaald. Een vergelijking met de regio Gelre-IJssel is lastig, omdat regionale cijfers voor de hele groep 12- tot 18-jarigen niet voorhanden zijn. In E-MOVO 2007 is wel onderzocht hoeveel tweede- en vierdeklassers ooit alcohol hebben gedronken. Dit bleek bij 65% van de jongeren het geval te zijn. Het percentage volwassen probleemdrinkers in Nederland is niet gedaald, maar waarschijnlijk ongeveer gelijk gebleven. Uit de Volwassenmonitor 2008 komt naar voren dat 12% van alle volwassenen in de regio meer dan 21 glazen per week voor mannen of meer dan 14 glazen per week voor vrouwen drinkt. Enige voorzichtigheid
114
6
Landelijk beleid schadelijk alcoholgebruik Preventie gericht op schadelijk alcoholgebruik is één van de beleidspeerpunten uit de preventienota ‘Kiezen voor gezond leven’ (VWS, 2006b). Er wordt geen algemeen alcoholontmoedigingsbeleid gevoerd, omdat alcoholgebruik niet verkeerd is. De doelstelling van het beleid over alcohol is het voorkomen van schadelijk alcoholgebruik. Het kabinet wil met het landelijke alcoholbeleid bereiken dat: • kinderen niet voor hun 16de jaar beginnen met drinken; • jongeren minder gaan drinken; • minder mensen alcoholafhankelijk worden; • de schadelijke gevolgen van overmatig alcoholgebruik verminderen. Concrete doelen in de preventienota zijn: • het gebruik van alcohol bij jongeren in 2010 terugbrengen naar het niveau van 1992 (70% van de jongeren tussen 12 en 18 jaar had toen ooit alcohol gedronken); • het aantal volwassen probleemdrinkers terugbrengen van 10,3% in 2005 naar 7,5% in 2010. De beleidsmaatregelen voor jongeren richten zich op (school)voorlichting, het beperken van de beschikbaarheid van alcohol, geboden en verboden en reclamebeperking. Voor volwassenen richten de maatregelen zich op (ouder-)voorlichting, maatregelen tegen rijden onder invloed en (lichte) prijsprikkels (Van den Berg & Schoemaker, 2010). In hoofdstuk 5.3.2 komt alcoholgebruik in Nederland en in de regio Gelre-IJssel uitgebreider aan de orde. Voorkom schadelijk alcoholgebruik door integrale aanpak Vanaf het midden van de jaren tachtig ligt in Nederland de nadruk op een samenhangend alcoholpreventiebeleid. Vanuit de overtuiging dat beleid alleen dan doeltreffend kan zijn, zet de overheid een samenhangend pakket van verschillende instrumenten in om schadelijk alcoholgebruik te beperken: • voorlichting; • wet- en regelgeving; • convenanten, afspraken met partijen waaronder de alcoholbranche; • accijnsheffing op alcoholhoudende dranken; • ondersteuning lokaal beleid; • subsidie, bijvoorbeeld voor wetenschappelijk onderzoek naar de werkzaamheid van nieuwe voorlichtingsmethodes. De Drank- en Horecawet schept randvoorwaarden voor een verantwoorde distributie van alcohol in de samenleving. Deze wet bevat speciale regels voor verkopers van alcohol en overheden. Bijvoorbeeld regels over horeca- en slijtervergunningen, over leeftijdsgrenzen voor alcoholverkoop en over speciale regels die gemeenten kunnen instellen. Zo is het strafbaar om alcohol te verkopen aan jongeren onder de 16 jaar.
115
6gezondheid in de regio gelre-ijssel
Preventie en zorg
In 2009 is een voorstel voor wetswijziging naar het parlement gestuurd. In dit voorstel: • krijgen gemeenten meer mogelijkheden om op lokaal niveau verdere invulling te geven aan het alcoholbeleid. Voorbeelden hiervan zijn: het verhogen van de leeftijdsgrens voor verkoop, sluitingstijden koppelen aan leeftijden en het tegengaan van prijsacties zoals happy hours; • is het toezicht gedecentraliseerd en verscherpt; • zijn sancties – zoals een tijdelijk verkoopverbod – voor winkeliers bij verkoop aan jongeren vastgelegd; • is alcoholbezit voor jongeren onder de 16 jaar strafbaar gesteld (Busch et al., 2007).
Lokale activiteiten zijn opgepakt door een gemeentelijk projectleider die hierbij onder andere samenwerkt met collega’s van sport en veiligheid. De organisaties voeren regionale activiteiten uit. Binnen elke setting vinden op die manier meerdere activiteiten plaats. Via deze brede aanpak willen de organisaties ervoor zorgen dat een jongere steeds dezelfde alcoholboodschap te horen krijgt, van zowel ouders, voetbalcoach als leerkracht. Het alcoholgebruik van jongeren in de regio Gelre-IJssel is onderzocht in E-MOVO 2003 en E-MOVO 2007. Uit de resultaten blijkt dat het alcoholgebruik onder tweedeklassers in de regio Gelre-IJssel is afgenomen en dat de afname in de Achterhoek (waar het alcoholmatigingsproject het langste loopt) groter is dan in de Stedendriehoek en Noord-Veluwe (zie paragraaf 5.3.2). Hoewel het alcoholgebruik onder jongeren is gedaald, ligt het gebruik nog ver van de richtlijnen voor alcoholgebruik. Activiteiten om het regionale alcoholgebruik verder terug te dringen, blijven ook in de toekomst hard nodig (Izeboud et al., 2009).
Meerdere erkende alcoholinterventies regionaal ingezet In de I-database van het CGL staan 352 alcoholinterventies. Hiervan zijn acht interventies door het CGL erkend (augustus 2010). Eén interventie is erkend als ‘waarschijnlijk effectief’. Dit betreft de interventie ‘Minder drinken’, een laagdrempelig zelfhulpprogramma voor volwassenen die zelfstandig het alcoholgebruik willen minderen. Daarnaast zijn vijf interventies erkend als ‘theoretisch goed onderbouwd’ Tot slot zijn twee alcoholinterventies erkend als ‘goed beschreven’. Het alcoholmatigingsproject van GGD Gelre-IJssel is erkend als ‘theoretisch goed onderbouwd’ en de activiteiten gericht op ouders als ‘waarschijnlijk effectief’. Van de in de regio Gelre-IJssel erkende interventies bieden Tactus Preventie & Consultancy en IrisZorg, er meerdere aan. Hiervan zijn ‘De Gezonde School en Genotmiddelen’, ‘Homeparty’ en ‘Barcode’ onderdeel van de alcoholmatigingsprojecten in de Achterhoek en Stedendriehoek. Daarnaast bieden Tactus en IrisZorg nog een aantal niet-beoordeelde interventies aan in de regio Gelre-IJssel. Zie www.ggdgelre-ijssel.nl voor een beschrijving van deze erkende en niet-beoordeelde alcoholinterventies. Alcoholmatigingsprojecten werpen vruchten af bij jeugd De 6 gemeenten van de Noord-Veluwe startten in 2009 een alcoholmatigingsproject, bestaande uit voor elke gemeente 8 basisactiviteiten en 28 keuzeactiviteiten. In de Stedendriehoek en de Achterhoek lopen onder projectleiderschap van GGD GelreIJssel twee regionale samenwerkingsprojecten om het vele en frequente alcoholgebruik op jonge leeftijd tegen te gaan. De samenwerkende organisaties zijn gemeenten, politie, instellingen voor verslavingszorg (Tactus Preventie & Consultancy in de Stedendriehoek en IrisZorg in de Achterhoek), Halt, het openbaar ministerie en GGD Gelre-IJssel. In de Achterhoek startte de uitvoering in september 2005, in de Stedendriehoek in 2008. Uitgangspunt bij de ontwikkeling van deze twee projecten was de vraag: waar komen jongeren en speelt alcohol daarbij een rol? Het antwoord is: jongeren zijn vooral thuis en komen daarnaast op straat, op school, bij sportverenigingen, bij het jeugd- en jongerenwerk en in uitgaansgelegenheden. De volgende stap was kijken naar de inzet van welke voorlichting, wet- en regelgeving en handhaving in deze settings. De keuze viel op een mix van maatregelen, omdat onderzoek heeft aangetoond dat een combinatie van maatregelen meer bereikt dan voorlichting alleen.
116
6
6.2.5 Preventie diabetes Aantal Nederlanders met diabetes neemt toe Van alle Nederlanders met diabetes heeft 90% type 2 diabetes. In het vervolg van deze paragraaf bedoelen we dan ook type 2 diabetes, als we over diabetes spreken. In de nota ‘Kiezen voor gezond leven’ stelt VWS de volgende doelen voor het speerpunt diabetes: • het aantal patiënten met diabetes mag tussen 2005 en 2025 met niet meer dan 15% stijgen; • daarbij heeft 65% van de diabetespatiënten geen complicaties (VWS, 2006b). Het eerste doel wordt volgens het RIVM waarschijnlijk niet gehaald: naar verwachting verdubbelt het aantal diabetespatiënten tot 2025. Over het wel of niet halen van het tweede doel zijn, volgens het RIVM, geen betrouwbare cijfers beschikbaar (Van der Lucht & Polder, 2010). Het aandeel diabetespatiënten in de regio GelreIJssel is in lijn met het landelijke gemiddelde (zie paragraaf 4.3). De helft van de verwachte stijging van het aantal mensen met diabetes in Nederland, is toe te schrijven aan de vergrijzing van de bevolking en aan de toenemende opsporing van patiënten. Dit deel van de groei is onvermijdelijk. De andere helft van de verwachte stijging kan worden toegeschreven aan de toename van het aantal mensen met overgewicht: de belangrijkste risicofactor voor diabetes. Wat betreft diabetespreventie is de meeste winst te behalen bij de groepen met een hoger risico op diabetes: • jongeren met overgewicht; • mensen met een lage sociaaleconomische status; • allochtonen met een bovenmatig risico op diabetes; • zwangere vrouwen; • mensen die een voorstadium van diabetes hebben maar dat nog niet weten (VWS, 2006b).
117
6gezondheid in de regio gelre-ijssel
Preventie en zorg
Diabetespreventie door verbinden van preventie met eerstelijnszorg Het doel van diabetespreventie is voorkomen en vroeg opsporen van diabetes en voorkomen van complicaties. Het doel van primaire preventie is diabetes voorkomen dan wel uitstellen. Deze vorm van preventie richt zich op leefstijlfactoren die de kans op diabetes verhogen (vooral overgewicht en te weinig bewegen). Secundaire preventie richt zich op ongediagnosticeerde diabeten. Het doel van secundaire preventie is door middel van screening ontdekken en vervolgens behandelen van diabetes patiënten. Tertiaire preventie is het door goede zorg voorkomen dan wel uitstellen van het optreden van complicaties bij mensen met gediagnosticeerde diabetes. Risicofactoren voor het ontstaan van diabetes zijn genetische aanleg, (ernstig) overgewicht, lichamelijke inactiviteit, ongezonde voeding (vooral te veel verzadigd vet en onvoldoende voedingsvezels) en roken. Overgewicht, inactiviteit en ongezonde voeding zijn de belangrijkste risicofactoren, roken verhoogt het risico op diabetes in geringe mate. Omdat diabetes type 2 met leefstijlinterventies teruggedrongen kan worden, liggen hier veel kansen. De rol van de gemeente is belangrijk bij het verbinden van preventie met de eerstelijn. Gemeenten en GGD worden daarmee natuurlijke partners van de eerstelijnszorg en de Regionale Ondersteuningsstructuren (ROS’en). Ook de zorgverzekeraar is een belangrijke partij. Het opstarten van samenwerking van partijen rondom diabetes is kansrijk (Van den Berg & Schoemaker, 2010).
sieve samenwerking met lokale partners, zoals Huisartsenzorg, fysiotherapeuten, vrijgevestigde diëtisten, Thuiszorgorganisatie Vérian en CaransScoop (ondersteuningsorganisatie eerstelijnszorg). De ‘BeweegKuur’ is een leefstijlinterventie die als doel heeft dat mensen met (een verhoogd risico op) diabetes type 2 een gezondere en actievere leefstijl aannemen. De doelgroep wordt vanuit de eerstelijn begeleid door een multidisciplinair team dat onder andere bestaat uit een huisarts, leefstijladviseur, fysiotherapeut en diëtist. Het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen werkt aan de landelijke implementatie. In de regio Gelre-IJssel coördineert Caranscoop de implementatie van de ‘BeweegKuur’. Gezien de huidige ontwikkelingen is het mogelijk dat leefstijlinterventies zoals ‘SLIMMER’ en de ‘BeweegKuur’, worden opgenomen in het verzekerde basispakket van zorg. Dit zou een grote stap vooruit betekenen in de preventie van overgewicht en diabetes. Bovendien erkent CGL ‘SLIMMER’ naar alle waarschijnlijkheid in 2011. Ook vindt op dit moment (augustus 2010) onderzoek plaats naar de (kosten)effectiviteit van de ‘BeweegKuur’.
Geen enkele erkende diabetesinterventie In de I-database van het CGL zijn 115 diabetesinterventies opgenomen (augustus 2010). Tot nu toe (2010) is geen enkele van deze interventies erkend. Voor de preventie van diabetes door erkende interventies, is men dus grotendeels aangewezen op de erkende interventies die zich richten op het voorkomen van overgewicht en het stimuleren van meer bewegen en/of een gezond voedingspatroon (paragraaf 6.2.2). Organisaties in de regio Gelre-IJssel bieden een aantal niet-beoordeelde diabetesinterventies aan, zoals ‘Kijken naar curven’ en ‘Cursus gezond leven met diabetes’. Deze regionale diabetesinterventies staan beschreven op www.ggdgelre-ijssel.nl. ‘SLIMMER’ en ‘BeweegKuur’ kansrijke regionale initiatieven Er wordt hard gewerkt aan het certificeren van enkele diabetesinterventies. Regio Gelre-IJssel behoort hierbij tot de koplopers in Nederland vanwege het ‘SLIMMER’ project. ‘SLIMMER’ is een leefstijlinterventie tussen preventie en eerstelijnszorg, gericht op hoog risicogroepen voor diabetes. Het unieke is dat ‘SLIMMER’ volledig gebaseerd is op een wetenschappelijk ontwikkelde, bewezen effectieve leefstijlinterventie: ‘SLIM’. Deze ‘SLIM’ interventie heeft aangetoond dat het risico op diabetes met 50% verminderd kan worden door gezonder te eten en meer te bewegen. De toepassing van SLIM naar de dagelijkse praktijk van de uitvoerende organisaties behoeft nog nader onderzoek. Daarom wordt de ‘SLIM’ interventie in pilotgemeente Apeldoorn vertaald naar en getest in de praktijk: van ‘SLIM’ naar ‘SLIMMER’. Dit gebeurt onder regie van academische werkplaats AGORA (tekstblok 6.2) en in inten-
118
6
6.2.6 Depressiepreventie Bereik depressiepreventie landelijk vergroot VWS stelt in de nota ‘Kiezen voor gezond leven’, het doel voor het speerpunt depressie als volgt: meer mensen krijgen preventieve hulp tegen depressies (VWS, 2006b). Om meer mensen te kunnen bereiken met interventies ter voorkoming van depressie, moet depressiepreventie beter worden ingebed in het lokale beleid en in de Nederlandse gezondheidszorg. Het Partnership Depressie Preventie (PDP) houdt zich bezig met de wijze waarop dit zou kunnen. Het PDP bestaat uit een groot aantal organisaties dat samen een pakket aan maatregelen levert voor professionals binnen de publieke gezondheidszorg, eerstelijnszorg, welzijn en onderwijs en voor beleidsmakers. Het PDP probeert het bereik te vergroten door zich te richten op drie deelgebieden: • het deelgebied lokaal beleid dat het agenderen en invullen van depressiepreventie in lokaal beleid door gemeenten, GGD’en en betrokken lokale instellingen faciliteert; • het deelgebied voorlichting en bewustwording dat zich richt op het programma ‘Mentaal Vitaal’. Binnen het programma ‘Mentaal Vitaal’ zet het PDP ook in op internetinterventies; • binnen het deelgebied signaleren en verwijzen informeert het PDP professionals en vrijwilligers over risicofactoren, signalerings- en screeningsinstrumenten en deskundigheidsbevordering. De door VWS gestelde doelstelling is gehaald: met depressiepreventie worden in Nederland nu meer mensen bereikt dan in 2006. In 2006 wordt geschat dat men met depressiepreventie jaarlijks ongeveer 4.000 mensen bereikt. Dat is slechts 1% van het aantal mensen dat per jaar een depressie ontwikkelt. Recente cijfers laten een stijging zien van het bereik van depressiepreventie. In 2007 bereikten ggz-instellingen ruim 8.200 mensen met geïndiceerde depressiepreventie (Van der Lucht &
119
6gezondheid in de regio gelre-ijssel
Preventie en zorg
Polder, 2010). Daarbij valt op dat vooral de internetinterventies een hoog bereik hebben. Voor de regio Gelre-IJssel is het onbekend of meer mensen preventieve hulp hebben gekregen tegen depressies. Zie paragraaf 4.4.4 voor cijfers over het vóórkomen van depressie in de regio Gelre-IJssel.
sen onder professionele begeleiding. Bovendien is het aanbieden van interventies via internet relatief goedkoop omdat het minder behandelcapaciteit kost (Meijer, 2010a).
Depressiepreventie vaker via internet Preventieafdelingen van ggz-instellingen zijn de belangrijkste aanbieders van interventies ter preventie van depressie. Binnen de openbare geestelijke gezondheidszorg (oggz) hebben vooral GGD’en een rol in depressiepreventie. In de eerstelijn houden huisartsen, sociaalpsychiatrisch verpleegkundigen in de huisartspraktijk, algemeen maatschappelijk werk, eerstelijns psychologen en bedrijfsartsen zich bezig met vroegherkenning en vroegtijdige behandeling van depressieklachten. Preventie van depressie heeft tot doel te voorkomen dat mensen een depressieve stoornis ontwikkelen. Afhankelijk van de doelgroep is er sprake van universele, selectieve of geïndiceerde preventie. Universele preventie richt zich op de algemene bevolking en heeft vaak kennisoverdracht of attitudeverandering tot doel. Deze vorm van preventie bestaat vaak uit psycho-educatie. Met psycho-educatie wordt de bevolking geïnformeerd over wat depressie is, welke signalen mogelijk zijn, wat mensen er zelf aan kunnen doen en bij wie ze terecht kunnen voor verdere hulp wanneer dat nodig is. Doel daarvan is om via kennisoverdracht tot bewustwording en een attitudeverandering te komen: mogelijk voelen mensen zich minder geremd door schaamte om beginnende depressiviteitklachten van henzelf kenbaar te maken en er hulp voor te zoeken. Maar ook kan men bewust worden van signalen bij iemand uit de directe omgeving en de persoon in kwestie aansporen hulp te zoeken. Daarmee kan psycho-educatie de stap naar een meer gerichte vorm van preventie vergemakkelijken. Selectieve preventie richt zich op groepen met een verhoogd risico op depressie, waaronder kinderen van ouders met een psychische stoornis, ouderen in verzorgingstehuizen, mensen met een chronische lichamelijke aandoening en mensen die een zieke partner of ouder verzorgen. Geïndiceerde preventie richt zich op mensen met beginnende klachten van depressiviteit. Selectieve en geïndiceerde preventie van depressie zijn gericht op het herkennen, onderzoeken en veranderen van negatieve gedachten. Mensen zijn namelijk kwetsbaarder voor een depressie wanneer zij meer geneigd zijn negatief te denken over zichzelf, de wereld om hen heen en de toekomst. Selectieve en geïndiceerde preventie kunnen – afhankelijk van de doelgroep – worden aangeboden via een groepscursus, lotgenotencontact of een zelfhulpcursus. Het aanbod van interventies ter preventie van depressie via internet groeit. Voorbeelden zijn: ‘Grip op je Dip online’ voor jongeren, ‘Alles onder controle’ voor volwassenen en ‘Kleur je leven’ voor volwassenen en ouderen. Door het aanbod van preventie via internet kan het bereik aanzienlijk toenemen. De interventies zijn laagdrempelig, vaak gratis en anoniem. Schaamte en angst weerhouden veel mensen ervan om in behandeling te gaan bij de ggz. Via internet ervaren zij die drempel niet. Preventie via internet lijkt (kosten-)effectief te zijn. De behandelresultaten van online interventies doen over het algemeen niet onder voor groepscursus-
120
6
Meerdere erkende depressie-interventies In de I-database van het CGL staan 365 depressie-interventies, waarvan veertien zijn erkend door het CGL (augustus 2010). Drie interventies zijn erkend als ‘bewezen effectief’, namelijk de cursus ‘In de put, uit de put’ voor volwassenen, ‘In de put, uit de put’ voor 55-plussers en de internetcursus ‘Kleur je leven’ voor volwassenen. Daarnaast zijn tien interventies erkend als ‘theoretisch goed onderbouwd’, waaronder ‘Head up’ en ‘Grip op je dip’. Eén interventie is erkend als ‘goed beschreven’, namelijk ‘Kids in Balance’. In de regio Gelre-IJssel bieden de regionale ggz-instellingen een deel van deze erkende interventies aan. Het bereik van deze interventies is niet bekend. Daarnaast worden in de regio niet-beoordeelde depressie-interventies aangeboden. Het merendeel van deze niet-beoordeelde interventies is echter wel opgenomen in de leeflijn van de landelijke Handleiding preventie van depressie. Zie www.ggdgelre-ijssel.nl voor een beschrijving van deze erkende en niet-beoordeelde depressieinterventies. Lokale integrale aanpak van depressiepreventie veelbelovend Een lokale integrale benadering van depressiepreventie, de zogenaamde community-benadering, lijkt veelbelovend. Deze benadering legt dwarsverbanden tussen diverse beleidsterreinen en onderwerpen. Deze aanpak op buurt- of wijkniveau vormt voor gemeenten een mogelijkheid om invulling te geven aan depressiepreventie in het kader van lokaal gezondheidsbeleid. Het doel hiervan is om in een netwerk van organisaties als Bureau Jeugdzorg (BJZ), maatschappelijk werk, thuiszorg, GGD en preventieafdelingen van ggz-instellingen een keten van universele, selectieve en geïndiceerde activiteiten te ontwikkelen. Een integrale aanpak en interventies gericht op verbeteren van leefstijl, zijn geschikt voor achterstandsgroepen omdat dit kansrijke manieren zijn om deze groepen te bereiken (Timmerman-Kok et al., 2010). Ter illustratie: eind 2009 hebben de gemeenten in de Noord-Veluwe, GGD GelreIJssel gevraagd om het proces te begeleiden om te komen tot een gemeenschappelijk inkoopbeleid van ggz-preventie vanuit de middelen collectieve ggz-preventie. De gemeenten hebben hierbij prioriteit toegekend aan het signaleren en bewust worden van depressie. De term depressie fungeert als parapluterm zodat een verbinding mogelijk is met bestaand beleid en aanbod op bijvoorbeeld het terrein van eenzaamheid, alcoholproblematiek en huiselijk geweld. Aansluitend hebben de betrokken instellingen in de regio (met ondersteuning van GGD Gelre-IJssel) een preventiestructuur voor depressiepreventie opgezet en een gezamenlijk aanbod gedaan op het gebied van collectieve ggz-preventie voor de Noord-Veluwe. Dit samenwerkingsproces van Indigo Flevo-Veluwe, Maatschappelijke Dienstverlening Veluwe, Dimence, OptiMent/Eleos en Icare, ondersteund door GGD Gelre-IJssel, heeft geresulteerd in het uitvoeringsprogramma depressiepreventie
121
6gezondheid in de regio gelre-ijssel
2010-2011. Het uitvoeringsprogramma moet ten goede komen aan de volwassen bevolking van 25 tot 60 jaar in de Noord-Veluwe. 6.2.7 Gezond ouder worden Regionaal aandachtspunt Op 1 juli 2010 is artikel 5a van de Wet publieke gezondheid (Wpg) in werking getreden, inzake preventieve gezondheidszorg voor ouderen. Dat betekent dat de gemeente zorg draagt voor het monitoren, signaleren en voorkómen van gezondheidsproblemen van ouderen Voor een verbetering van de volksgezondheid is het niet voldoende dat de levensverwachting toeneemt. Belangrijker is dat er gezonde levensjaren bijkomen en dat mensen wanneer zij ouder worden niet met allerlei ouderdomskwalen te maken krijgen of beperkingen ervaren die hen verhinderen om aan het maatschappelijk leven deel te nemen. Om deze reden is gezond ouder worden de uitdaging die de vergrijzing aan de samenleving stelt, waarbij een belangrijke rol is weggelegd voor gemeenten (Van der Lucht & Polder, 2010). Gemeenten kunnen bijdragen aan een fysieke en sociale omgeving waarin ouderen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven functioneren. In de regio Gelre-IJssel is de ‘grijze druk’ (het aantal 65-plussers per honderd 30- tot en met 64-jarigen, zie paragraaf 3.3.1) gemiddeld hoger dan in de rest van Nederland. Dit gegeven was een belangrijke reden voor de gemeenten in de regio Gelre-IJssel om gezond ouder worden als regionaal aandachtspunt te kiezen. Gezond ouder worden heeft de afgelopen jaren extra aandacht gekregen vanuit de Academische werkplaats AGORA (tekstblok 6.2).
Tekstblok 6.2: Academische werkplaats AGORA. Academische werkplaats AGORA is een samenwerkingsverband tussen GGD Gelre-IJssel en Wageningen Universiteit. AGORA bundelt kennis uit praktijk, wetenschap en beleid en wil zo een brug slaan tussen deze gebieden. AGORA is één van de negen academische werkplaatsen in Nederland. Dit zijn samenwerkingsverbanden tussen een universiteit en één of meer GGD’en, opgericht met subsidie van ZonMw in opdracht van het ministerie van VWS. Partners van AGORA zijn onder andere het RIVM en zeven GGD’en in Oost-Nederland.
122
Voor de periode 2005-2010 heeft AGORA subsidie van ZonMw gekregen, met aanvullende financiering vanuit de regionale gemeenten, om het project ‘Gezond ouder worden’ uit te werken. Dit project bouwt voort op aanwezige kennis in de regio Gelre-IJssel en bestaat uit drie deelprojecten: • in deelproject 1 ‘Sociale contacten in relatie tot gezondheid’ zijn sociale netwerken, sociale participatie en sociale steun als bron onderzocht voor een goede gezondheid bij ouderen en volwassenen;
Preventie en zorg
• in deelproject 3 ‘Partijen’ is geïnventariseerd wie er allemaal betrokken zijn bij het thema ‘Gezond ouder worden’ en wat de motivatie van deze partijen is om bij te dragen aan een gezonde oude dag. In dit deelproject is gekeken hoe de aanwezige kennis en mogelijkheden in de regio optimaal te gebruiken zijn; • in deelproject 2 ‘Interventie programma’ is met behulp van gegevens uit deelproject 1 en 3 gewerkt aan het ontwikkelen, implementeren en evalueren van een interventieprogramma ter bevordering van gezondheid en welzijn van ouderen.
6
Vier AGORA-promovendi zijn met deze deelprojecten aan de slag gegaan. De eerste promovendus levert in september 2010 haar proefschrift af. Voor de periode 2010-2014 heeft AGORA een vervolgsubsidie van ZonMw gekregen, met aanvullende financiering van de gemeenten. In deze periode vervolgt AGORA het project rond preventie van eenzaamheid in meerdere gemeenten in de regio. Naast het thema ‘Gezond ouder worden’ richt het onderzoek van AGORA zich ook op andere thema’s (diabetes en overgewicht) en andere doelgroepen (volwassenen en jeugd).
Twee Invalshoeken Om zelfstandig te kunnen blijven functioneren, is zowel een goede lichamelijke als geestelijke gezondheid van belang. Vaak kunnen deze twee aspecten van gezondheid niet los van elkaar worden gezien. GGD Gelre-IJssel besteedt aandacht aan de gezondheid van ouderen vanuit deze twee invalshoeken. Enerzijds is aandacht voor valpreventie ter voorkoming van fracturen belangrijk, omdat valincidenten gevolgen hebben voor het lichamelijk functioneren van ouderen. Anderzijds omvat gezondheid meer dan de lichamelijke component. Gezondheid is ook kunnen genieten, geïnteresseerd, betrokken en zelfstandig zijn, lekker in je vel zitten, een zinvol leven leiden, kunnen doen wat je wilt en gezelligheid. Het project ‘Gezond ouder worden’ heeft als doel dat meer 65-plussers zich geestelijk en lichamelijk gezond (blijven) voelen. Uit onderzoek van AGORA blijkt dat ouderen die op een of andere manier actief zijn, zich gezonder voelen dan ouderen die niet actief zijn. Binnen het thema ‘Gezond ouder worden’ krijgt om die reden vooral onderzoek naar preventie van eenzaamheid veel aandacht. Eenzame ouderen komen dikwijls in een neergaande spiraal terecht. Ze worden depressief, hebben weinig sociale contacten en hebben ook geen zin meer om iets te doen of om erop uit te gaan. De twee subthema’s ‘eenzaamheid’ en ‘valpreventie’ worden hieronder nader toegelicht. Bestrijden eenzaamheid ouderen In de gemeente Epe is in 2007 een project ter preventie van eenzaamheid bij ouderen gestart. Omdat eenzaamheid wordt veroorzaakt door factoren die binnen en buiten de invloedssfeer van de ouderen zelf liggen, is het project bedoeld voor verschillende doelgroepen. Zie paragraaf 4.4.5 voor cijfers over het voorkomen van eenzaamheid onder ouderen in de regio Gelre-IJssel. Ten eerste maakt het project ouderen er van bewust dat zij zelf iets kunnen doen
123
6gezondheid in de regio gelre-ijssel
Preventie en zorg
aan hun gevoel van welbevinden. Deelnemen aan sociale activiteiten, het aangaan van nieuwe en onderhouden van bestaande contacten, worden gestimuleerd als mogelijkheden om de kwaliteit van het sociale netwerk te vergroten. Via artikelen in huis-aan-huis bladen en voorlichtingsbijeenkomsten bij ouderenorganisaties krijgen ouderen mogelijkheden aangereikt. Binnen het deelproject ‘Voor Elkaar in de Buurt’, dat zowel in Epe als in Zutphen draait, worden ouderen ondersteund om zelf het initiatief te nemen om anderen te ontmoeten. Ouderen die nog heel actief zijn, worden uitgenodigd een activiteit te organiseren voor een oudere buurtgenoot die wel een steuntje in de rug kan gebruiken. In twee gemeenten zijn gedurende de periode van juli 2009 tot juni 2010 dertien initiatieven van de grond gekomen, waaraan ongeveer 300 ouderen hebben deelgenomen. Naast een goed sociaal netwerk draagt een positieve levensvisie bij aan het welzijnsgevoel. In de cursussen ‘Op zoek naar Zin’, ‘Levensverhalen’ en ‘Omgaan met een chronische ziekte’ van GGNet krijgen deelnemers handvatten om weer positief in het leven te staan. In de cursussen wordt op het leven teruggeblikt en er wordt gekeken naar wat men echt belangrijk vindt in het leven. Tevens is er aandacht voor het omgaan met beperkingen van het ouder worden en het herwaarderen van de relaties die men heeft. De ingrediënten uit deze cursussen om positief in het leven te staan, komen ook terug in de publieksinformatie om het bewustzijn bij ouderen te vergroten. Naast het activeren van de ouderen zelf, is het activeren van de sociale omgeving van ouderen erg belangrijk. De sociale omgeving moet immers steun aan ouderen bieden. Enerzijds wordt een beroep gedaan op familie, vrienden en buren die om de ouderen heen staan. Via kranten, artikelen en posters wordt geprobeerd mensen bewust te maken van het feit dat veel ouderen eenzaam zijn en van de persoonlijke bijdrage die men kan leveren om het probleem te verminderen. Anderzijds wordt een beroep gedaan op vrijwillige en professionele hulpverleners. Dit zijn de mensen die door hun werk in contact staan met ouderen en een belangrijke rol kunnen spelen bij het vroegtijdig signaleren van eenzaamheid. GGNet biedt een korte cursus in deskundigheidsbevordering voor het signaleren en bespreekbaar maken van eenzaamheid. Ook worden door een nieuwsbrief vrijwillige en professionele organisaties, waarvoor ouderen een belangrijke doelgroep zijn, over elkaars diensten en expertise geïnformeerd. De nieuwsbrief beoogt de samenwerking en onderlinge doorverwijzing te bevorderen.
mantelzorg en professionele hulp. Gelukkig kunnen veel valongevallen eenvoudig worden voorkomen. Op verzoek van de gemeenten Apeldoorn, Epe, Oude IJsselstreek, Voorst en Winterswijk heeft GGD Gelre-IJssel samen met diverse organisaties uit deze gemeenten, een projectplan valpreventie uitgewerkt. Hierbij is uitgegaan van het landelijk ontwikkelde programma ‘Halt! U valt’ van Consument en Veiligheid. CGL erkent deze interventie als ‘theoretisch goed onderbouwd’. Een integrale aanpak staat centraal bij dit valpreventieproject, waarbij aandacht is voor veranderingen van leefstijl, fysieke en sociale omgeving en samenwerking tussen preventie en curatie. Per gemeente wordt gedurende een projectperiode van twee jaar voorlichting gegeven aan ouderen over de mogelijkheden om valongevallen te voorkomen: • meer bewegen; • een veiliger huis; • beperken van risicovol gedrag; • opletten met medicijngebruik; • scherp zien. Huisartsen spelen een belangrijke rol bij het inschatten van het valrisico van een oudere. Ter ondersteuning van huisartsen geeft GGD Gelre IJssel samen met CaransScoop instructie aan de praktijkondersteuners over de richtlijn ‘Valrisico screening’. Consument en Veiligheid heeft deze richtlijn opgesteld met gebruikmaking van de CBO richtlijn Valpreventie (CBO: kwaliteitsinstituut voor de gezondheidszorg). Bij complexe problematiek kan de huisarts verwijzen naar de valpoli van de polikliniek geriatrie van de regionale ziekenhuizen. Samenwerking met de gemeenten krijgt onder meer gestalte door de openbare ruimte voor ouderen veiliger te maken en de kans op een valongeval te verkleinen. Ouderen worden gestimuleerd om klachten over losse stoeptegels en kapotte straatverlichting te melden bij de gemeente, zodat deze snel de nodige actie kan ondernemen. De Wmo-loketten van de gemeenten zijn voor ouderen belangrijk voor onder meer het aanvragen van hulp bij huishoudelijke verzorging, aanpassingen in huis en persoonlijke alarmering. De medewerkers van de Wmo-loketten informeren ouderen ook over mogelijkheden om valongevallen in eigen huis te voorkomen. Na afloop van de projectperiode maken de deelnemende lokale organisaties afspraken om, zowel in het regulier beleid als in de uitvoering, de samenwerking op het gebied van valpreventie voort te zetten.
6
6.2.8 Seksuele gezondheid Aandacht voor valpreventie Vallen en dan ongelukkig terechtkomen is een typisch gezondheidsprobleem van ouderen. Volgens gegevens uit de Ouderenmonitor 2005 van GGD Gelre-IJssel is 18% van de ouderen gevallen in de drie maanden voorafgaand aan het onderzoek. Een deel van hen moest hierdoor in het ziekenhuis worden opgenomen, bijvoorbeeld met een heupfractuur. Het genezingsproces, ook bij lichtere verwondingen, gaat langzamer bij ouderen en vaak blijven er klachten bestaan. Ouderen die gevallen zijn, verliezen tijdelijk of blijvend een stuk van hun zelfredzaamheid en mobiliteit. Ze worden vaak angstiger in hun bewegingen en moeten een beroep doen op
124
Fysieke en relationele aspecten van seksuele gezondheid Seksuele gezondheid gaat zowel over fysieke gezondheid als over gedrag op het gebied van relaties en seksualiteit. Bij de fysieke gezondheid gaat het vooral over het voorkómen en voortijdig opsporen van seksueel overdraagbare aandoeningen (soa’s). De preventie richt zich op het stimuleren van veilig vrijgedrag. Daarnaast vallen onder fysieke gezondheid pijn bij het vrijen en lichamelijke (seksuele) disfuncties of gebreken die van invloed zijn op seksuele gezondheid en seksueel risicogedrag.
125
6gezondheid in de regio gelre-ijssel
Preventie en zorg
Het relationele aspect binnen de seksuele gezondheid speelt een belangrijke rol binnen de seksuele opvoeding van kinderen en jongeren. Het thema ‘relaties en seksualiteit’ in het basisonderwijs richt zich op het ondersteunen van kinderen bij hun ontwikkeling tot mensen die respect hebben voor zichzelf en anderen, die zich bewust zijn van hun eigen en andermans waarden, normen en mogelijkheden en die gefundeerde beslissingen kunnen nemen op het gebied van relaties en seksualiteit. Voorwaarden hiervoor zijn een positief zelfbeeld, emotionele openheid en zelfvertrouwen. In het voortgezet onderwijs komt de nadruk meer te liggen op de seksuele vorming, dat wil zeggen het aanleren van vaardigheden om over seks te kunnen communiceren, rekeninghoudend met de eigen en andermans grenzen, gevoelens, opvattingen, normen en waarden.
Regionale gezondheidsbevorderende interventies zijn onder meer ‘Lentekriebels’, ‘Week van de liefde’, ‘Loverboys’, ‘Sense’ en ‘project L’ (zie www.ggdgelre-ijssel.nl). Voorbeelden van taken die onder het basistakenpakket Jeugdgezondheidszorg vallen, zijn: • volgen van de (seksuele) ontwikkeling van kinderen; • inschatten van de voorlichtingsbehoefte; • geven van voorlichting, advies, instructie en begeleiding. Voorbeelden van taken die onder soa- en hiv-preventie vallen, zijn: • uitvoeren van preventieprogramma’s gericht op homo- en biseksuele mannen, jongeren, vakantiegangers, druggebruikers en prostituees en hun klanten; • organiseren van spreekuren waarbij mensen anoniem vragen kunnen stellen over soa’s en een soa/hiv-test kunnen laten doen en behandeling kunnen krijgen bij een vastgestelde soa; • partnerwaarschuwing; • deelname aan surveillance om ontwikkelingen op het soa-terrein in de gaten te houden; • organiseren van spreekuren waarbij jongeren tot 25 jaar anoniem en gratis vragen kunnen stellen over alles wat met seksuele gezondheid te maken heeft (Sensespreekuren), inclusief voorschrijven van anticonceptie en verwijzing naar aanvullende zorg. In 2010 draaide een pilot om deze spreekuren outreachend op Regionale Opleidings Centra (ROC’s) aan te bieden. Daarnaast is op de ROC’s gestart met het werven van leerlingen die een bijdrage gaan leveren aan de voorlichting aan de eigen doelgroep.
Regionaal aandachtspunt Het bevorderen van de seksuele gezondheid is wettelijk verankerd in de Wpg, waarvoor gemeenten en GGD’en verantwoordelijk zijn. De uitvoering van de preventie van seksueel risicogedrag is een lokale verantwoordelijkheid van de gemeente en haar GGD. Ook andere lokale en regionale actoren zoals huisartsen, soa-poli, scholen en jongerencentra spelen een rol bij de uitvoering van preventieactiviteiten op dit terrein. Landelijke soa/hiv preventie programma’s en enkele landelijke instellingen ondersteunen gemeenten en hun GGD’en bij het uitvoeren van deze taak. Het ministerie van VWS is verantwoordelijk voor de landelijke preventie infrastructuur. Het Centrum Infectieziektebestrijding (CIb) stuurt op hoofdlijnen aan. Het expertisecentrum Soa Aids Nederland verzorgt de landelijke coördinatie van soa- en hivpreventie. Uitvoering vindt onder andere plaats in settings als scholen, jeugdwelzijnswerk, homo uitgaansleven, tippelzones, clubs, asielzoekerscentra en gevangenissen (Blom, 2006). In het najaar van 2010 verschijnt de nieuwe Handleiding Gezonde Gemeente. Deze handleiding geeft gemeenteambtenaren en lokale professionals handvatten om het thema seksuele gezondheid op te nemen in het lokale gezondheidsbeleid èn deze om te zetten in actieprogramma’s (paragraaf 6.2.1). GGD Gelre-IJssel bevordert afstemming en samenhang Landelijke en regionale ontwikkelingen hebben ertoe geleid dat de aandacht voor het thema seksuele gezondheid binnen GGD Gelre-IJssel is toegenomen. GGD GelreIJssel heeft een visie seksuele gezondheid opgesteld voor de periode 2009–2012. Deze visie dient als fundament in de besluitvorming rond thema’s die te maken hebben met seksuele gezondheid en geeft richting aan de uitvoering van de verschillende taakgebieden op dit terrein. Afstemming en samenhang met ketenpartners is hierbij een belangrijk punt van aandacht. De visie heeft speciale aandacht voor het bevorderen van de seksuele gezondheid van kwetsbare groepen. Het accent ligt op de doelgroep jeugd van 4 tot 19 jaar, met name bij laagopgeleide jongeren en allochtonen. Ook onderscheidt GGD Gelre-IJssel binnen de doelgroep volwassenen een aantal kwetsbare groepen, namelijk mannen die seks hebben met mannen, (jeugd)prostituees en hun klanten en allochtonen.
126
6
Ontwikkelingen seksuele gezondheid De gemeente Apeldoorn heeft een speerpunt gemaakt van de aanpak van jeugdprostitutie, gericht op het voorkomen en tegengaan van seksuele uitbuiting van jongeren en jongvolwassenen. Het uitgangspunt is het realiseren van aansluiting bij bestaande structuren en het versterken van de samenhang en slagkracht. In samenspraak met diverse ketenpartners zoals het Jongeren Informatie Punt (JIP) en MEE ontwikkelt GGD Gelre-IJssel voor deze problematiek preventie- en voorlichtingsmateriaal voor zowel het basis- als voortgezet onderwijs en het Regionaal Opleidingen Centrum (ROC). In de gemeente Harderwijk loopt een pilot om de ketenaanpak ‘Vroegsignalering jeugdprostitutie’ uit Apeldoorn te vertalen naar de Noord-Veluwe onder de naam: ‘Weerbaar tegen risicovolle relaties, seksuele uitbuiting en jeugdprostitutie’. GGD Gelre-IJssel, trekker van de eerste ketenstap ‘Preventie en Vroegsignalering’ heeft met preventieorganisaties in de regio een gemeenschappelijke aanpak ontwikkeld om de weerbaarheid van de jeugd te vergroten. De samenwerkende partijen zijn ROC Landstede, Maatschappelijke Dienstverlening (MD) Veluwe, MEE Veluwe, Stichting Welzijn op Maat, Bureau Jeugdzorg (BJZ) en GGD Gelre-IJssel. Het aanbod bestaat uit voorlichting aan jongeren en ouders, training van docenten, signalering, doorverwijzing en eerstelijnscuratie. In 2010-2011 wordt het aanbod op alle middelbare scholen uitgerold. De gemeenten Nunspeet, Oldebroek, Putten, Ermelo, Elburg,
127
6gezondheid in de regio gelre-ijssel
Preventie en zorg
Hattem en Heerde hebben de intentie uitgesproken om de aanpak ook uit te zetten in hun gemeenten en tevens te komen tot een gemeenschappelijk meldpunt seksuele uitbuiting en jeugdprostitutie.
en ‘Gezond binnen 2004, jaar van het binnenmilieu’, gedragen door uiteenlopende overheden, kennisinstituten en bedrijven. Ook gemeenten houden zich in toenemende mate bezig met gezonde ruimtelijke ordening en projecten op het gebied van gezond bouwen. Een andere belangrijke lokale partij wordt gevormd door de woningbouwcorporaties. Ondertussen neemt ook vanuit gebruikers, kopers en huurders de vraag naar een gezonde leefomgeving toe.
Sense-consulten bereiken vooral jonge vrouwen GGD’en organiseren van oudsher soa-consulten en sinds 2008 ook seksuele gezondheidsspreekuren, de zogenaamde Sense-consulten. De Sense-consulten zijn bedoeld voor jongeren onder de 25 jaar met vragen over seksuele gezondheid, bijvoorbeeld over anticonceptie of (ervaringen met) seksueel geweld. Sense-opgeleide sociaalverpleegkundigen en artsen voeren de Sense-consulten uit. In 2009 zijn er in Oost-Nederland bijna 900 Sense-consulten uitgevoerd, waarvan ongeveer 180 door GGD Gelre-IJssel. Absoluut gezien scoort GGD Gelre-IJssel hoog ten opzichte van de andere GGD’en in Oost-Nederland, maar relatief gezien (aantal Sense-consulten per honderduizend inwoners) laag. Het Sense-spreekuur bereikt vooral jongeren van 15 tot 25 jaar. Met 1 tot 4% is het aantal consulten bij jongeren onder 15 jaar, zeer beperkt. Het merendeel van de bezoekers van de Sensespreekuren zijn meisjes/vrouwen (85%) en zij stellen vooral vragen over anticonceptie en (ongewenste) zwangerschap. Mannen/jongens stellen de meeste vragen over seksualiteit, vrijen, klaarkomen en soa’s. Toch scoort ook het thema seksueel geweld hoog. In gemiddeld 11% van de consulten komt dit thema aan de orde. De Soa-Sense poli’s in Oost-Nederland spelen een belangrijke rol in de bestrijding van soa’s in de provincies Gelderland en Overijssel. Ondanks het actief en laagdrempelig testen op soa’s onder hoog risicogroepen en gerichte preventie in deze groepen, blijft de overdracht van soa’s aanzienlijk en daarmee bedreigend voor de volksgezondheid (Bos et al., 2010). Voor cijfers over het vóórkomen van soa’s in de regio Gelre-IJssel, zie paragraaf 4.3.3. 6.2.9 Gezonde leefomgeving Gezonde leefomgeving en gezond binnenmilieu van belang voor iedereen Het belang van een gezond binnenmilieu wordt duidelijk als we bedenken dat in Nederland mensen gemiddeld 85% van de tijd binnen doorbrengen, waarvan 70% in hun eigen woning. Bepaalde (kwetsbare) groepen verblijven meer dan gemiddeld in hun woning. Voor ouderen en mensen met luchtwegaandoeningen of hartvaatziekten is een gezond binnenmilieu van extra belang. Zij lopen een dubbel risico: vanwege hun slechte gezondheid zijn zij meer tijd in hun woning en vanwege hun ziekte zijn zij gevoeliger. Kinderen vormen weer een heel andere groep; zij zijn een risicogroep voor het ontwikkelen van astma. Er zijn sterke aanwijzingen dat het binnenmilieu en de directe leefomgeving daar een belangrijke rol in kunnen spelen. Na een tijdperk waarin vooral milieu en sociale factoren centraal stonden, is de belangstelling voor gezondheid in de bouwsector en de overheid sterk toegenomen. Dit blijkt onder andere uit de vele bedrijven die zich zijn gaan bezighouden met toelevering van toegepaste gezonde technieken. Ook de centrale overheid zet zich door grootschalige programma’s in voor dit thema. Voorbeelden hiervan zijn het Actieprogramma ‘Gezondheid en Milieu’ (VROM, 2002)
128
6
Verbeteren leefomgeving door gezonde ruimtelijke ordening Uit paragraaf 5.4 blijkt al dat onder andere geluid en vervuilende stoffen mede bepalen hoe gezond Nederlanders wonen. Ondanks de toegenomen belangstelling en de geleverde inspanningen voor gezonde bouw en een gezonde leefomgeving, valt er nog veel te winnen. Gemeenten kunnen hieraan ook bijdragen door specifiek beleid te maken op deze twee thema’s. Woningbouw in Nederland is een samenspel van verschillende partners en partijen. Woningcorporaties, projectontwikkelaars, bouwbedrijven en eindgebruikers spelen hierin een rol, maar juist gemeenten kunnen in de totstandkoming van gezonde woningbouw de partijen binden en een sturende of stimulerende rol spelen. Dat kan bijvoorbeeld met breed beleid of juist binnen een specifiek project. Het wettelijk kader is het bouwbesluit, dat minimale eisen stelt aan de kwaliteit van woningbouw. In de praktijk blijkt echter dat deze wettelijke spelregels lang niet altijd leiden tot gezonde woningbouw en dat regelmatige bijstelling, voorlichting en extra aandacht voor uitvoeringsaspecten van belang zijn (Weterings, 2005). Er zijn vele voorbeelden van toepassingen die woningbouw concreet gezonder kunnen maken. Bijvoorbeeld extra kwaliteitseisen voor ventilatie, zoals een hogere capaciteit van afzuiging in keukens en badkamers en de aanwezigheid van regelbare ramen en winddrukgeregelde gevelroosters. Ook kunnen duidelijke afspraken over onderhoud en grotere gebruiksvriendelijkheid van ventilatiesystemen woningbouw gezonder maken. De hier genoemde maatregelen zijn slechts een greep uit wat mogelijk is. GGD Gelre-IJssel heeft richtlijnen en kennis in huis en kan hierover desgevraagd adviseren aan gemeenten. Bij ruimtelijke ordening moeten vele zaken worden overwogen en keuzes worden gemaakt. Gezondheid is slechts één van de aspecten, maar zeker niet het minst belangrijke. Zoals in paragraaf 5.4 is beschreven, is naar schatting 2 tot 5% van de ziektelast in Nederland toe te schrijven aan milieufactoren. Goede ruimtelijke ordening kan bijdragen aan vermindering van de ziektelast. Daarbij hoeven aanpassingen en slimme keuzes geen afbreuk te doen aan een plan of grote kosten met zich mee te brengen. Het is wel belangrijk dat gezondheid vroeg in het planproces wordt meegenomen. In gezonde ruimtelijke ordening zijn de thema’s lucht en geluid van belang, maar ook geurhinder en externe veiligheid kunnen een rol spelen. Een voorbeeld van een beleidsmaatregel is om standaard geen woningen te bouwen op minder dan honderd meter van snelwegen en andere hoofdontsluitingswegen met vrachtverkeer. Of op minder dan vijftig meter van wegen met meer dan 15.000 voertuigen per etmaal, of van drukke parkeerterreinen, of tankstations en dergelijke. Ook de fysieke inrichting is van belang. Uit onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat groen-
129
6gezondheid in de regio gelre-ijssel
Preventie en zorg
voorzieningen een positief effect hebben op welbevinden. Ook zijn er veel aangrijpingspunten om bewegen te stimuleren, zoals het plaatsen van speeltoestellen, het realiseren van autoluwe wijken en het aanleggen van fietspaden (Franssen et al., 2004; RIVM, 2009).
len en rode hond (BMR), meningokokken C infecties en pneumokokken infecties. Vaccinatie tegen baarmoederhalskanker (HPV-vaccinatie) bij meisjes van 12 jaar is sinds september 2009 opgenomen in het RVP. Vaccinatie tegen hepatitis B wordt aangeboden aan kinderen van wie één van de ouders afkomstig is uit een land waar veel hepatitis B voorkomt, of waarvan de moeder drager is van het hepatitis B virus (Van den Hof & Isken, 2010).
Gezondheidseffecten in kaart met gezondheidseffectscreening Een belangrijk screeningsinstrument dat GGD’en op verzoek van een gemeente kunnen inzetten is de gezondheidseffectscreening (GES). Het instrument is ontwikkeld in opdracht van de ministeries van VWS en VROM. Hiermee kunnen de gezondheidseffecten van ruimtelijke planvorming eenvoudig, integraal en gestandaardiseerd worden beoordeeld. De GES kan op wijk-, stad- of regioniveau worden uitgevoerd. Het doel van het gebruik van de GES is een zo gezond mogelijke inrichting van de woonomgeving. Eén van de voordelen van de GES is bijvoorbeeld dat verschillende varianten van een plan op gezondheid kunnen worden beoordeeld en gemeenten zo een afgewogen keuze kunnen maken. Het is daarom van belang om de GES aan het begin van het planproces uit te voeren. Er is dan nog tijd om keuzes te maken en om te zoeken naar oplossingen. In de afgelopen jaren hebben GGD’en voor verschillende inrichtingsplannen op wijkniveau gezondheidseffectscreeningen uitgevoerd. Dit heeft regelmatig geleid tot wijzigingen in de planvorming. Deze wijzigingen hadden betrekking op de inrichting van het gebied (bijvoorbeeld geen woningen maar kantoren in een bepaalde zone), op extra maatregelen (bijvoorbeeld aanbrengen van extra geluidwerende voorzieningen) of op de woningen of gebouwen zelf (bijvoorbeeld slaapvertrekken en luchtinlaat niet aan de zijde van de drukke verkeersweg). Essentieel voor de effectiviteit van de GES is de bereidheid van bestuurders om gezondheid een rol te laten spelen in de besluitvorming. In de regio Gelre-IJssel is tot juni 2010 vier maal een GES uitgevoerd (Fast & van de Weerdt, 2008).
6.3
Vaccinatie, screening en gezondheidsonderzoek
6.3.1 Rijksvaccinatieprogramma Wat is het Rijksvaccinatieprogramma? Gemeenten zijn op basis van de Wpg in hoofdzaak verantwoordelijk voor infectieziektebestrijding. Uitvoering van het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) is één van de onderdelen van infectieziektebestrijding. De inentingen vinden plaats bij jeugdgezondheidszorginstellingen. Zuigelingen en peuters worden in de meeste gevallen ingeënt op consultatiebureaus, die een onderdeel zijn van de thuiszorg. De GGD zorgt meestal voor de inenting van schoolkinderen. De vaccinaties vinden plaats volgens een gestructureerd vaccinatieschema. In Nederland is deelname aan het RVP vrijwillig. Dit in tegenstelling tot andere landen, zoals België, Frankrijk en Italië, waar een aantal of alle vaccinaties verplicht zijn. Het RVP biedt bescherming tegen elf infectieziekten: difterie, kinkhoest, tetanus en polio (DKTP), infectie met Haemophilus influenzae type b (Hib), bof, maze-
130
6
Inentingsbezwaren bedreigen hoge vaccinatiegraad Een aantal groepen in de samenleving staat kritisch tegenover deelname aan het vaccinatieprogramma. Deze groepen bedreigen de hoge vaccinatiegraad. Grofweg zijn er drie kritische groepen: • groepen met godsdienstige overtuiging. Bezwaren tegen vaccinatie komen voor onder leden van bepaalde protestants-christelijke groeperingen. Deze groepen wonen vooral in de ‘biblebelt’: een gebied dat zich uitstrekt van de Zeeuwse eilanden via het Zuid-Hollandse en Utrechtse platteland naar de Noord-Veluwe en de kop van Overijssel. Door de sociaaldemografische clustering van gelijkgestemden en doordat zij vaak niet gevaccineerd zijn, kunnen epidemieën ontstaan; • groepen met antroposofische overtuiging. Deze groepen wijzen vaccinatie niet in alle gevallen af. Tegen een paar ziekten (difterie, kinkhoest, tetanus, polio en rode hond) mag wel gevaccineerd worden; • kritische en verontruste ouders. De bijwerkingen van de vaccinaties krijgen steeds meer aandacht, waardoor ouders soms verontrust raken. Tegelijkertijd is de verontrusting vaak gebaseerd op informatie die niet wetenschappelijk onderbouwd is (Wesselo & Isken, 2005). Een hoog vaccinatiepercentage is belangrijk om infectieziekten te voorkomen. Als er veel ongevaccineerde mensen zijn, worden vatbare mensen makkelijker besmet. Het RVP streeft naar groepsimmuniteit. Aan de voorwaarde van groepsimmuniteit wordt voldaan wanneer meer dan 90% van de bevolking is ingeënt, waardoor de kans op besmetting voor de overige 10% beperkt is. Het is en blijft belangrijk om goede voorlichting over vaccinaties te geven. Voorlichting moet vooral gericht zijn op ongevaccineerde kinderen. In de regio Gelre-IJssel hebben ongevaccineerde kinderen een groter risico op ziekten, omdat niet altijd aan de voorwaarde van groepsimmuniteit wordt voldaan. Voorlichting moet ervoor zorgen dat ouders een reële inschatting kunnen maken van de risico’s. Hoge vaccinatiegraad niet overal gehaald In Nederland is meer dan 95% van alle kinderen gevaccineerd. Groepsimmuniteit wordt gegarandeerd als meer dan 90% van de kinderen en volwassenen is ingeënt. Een hoog vaccinatiepercentage, ofwel een hoge vaccinatiegraad, is dus belangrijk. Tabel 6.1 geeft een overzicht van de opkomst bij een aantal grootschalige preventieactiviteiten, waaronder het RVP. In paragraaf 4.3.3 staan cijfers over het voorkomen van kinkhoest in de regio Gelre-IJssel.
131
6gezondheid in de regio gelre-ijssel
Preventie en zorg
Tabel 6.1: Opkomst bij grootschalige preventieactiviteiten (Bron: www.zorgatlas.nl; CBS-POLS 2005-
• Epe (BMR basisschoolkinderen); • Lochem (D(K)TP kleuters); • Oldebroek (BMR basisschoolkinderen); • Putten (DTP & BMR basisschoolkinderen) en • Zutphen (D(K)TP kleuters, DTP & BMR basisschoolkinderen). Opmerkelijk is dat de vaccinatiegraad bij basisschoolkinderen in de regio GelreIJssel een paar procent lager is dan landelijk, terwijl dit niet het geval is bij kleuters en zuigelingen. De HPV-vaccinatie bestaat uit drie prikken die gegeven worden in drie vaccinatierondes. Na een serie van drie prikken zijn de meisjes beschermd tegen de twee HPV-virussen die samen de meeste gevallen van baarmoederhalskanker veroorzaken. In tabel 6.1 staat het percentage meisjes dat drie HPV-vaccinaties ontving. Op regionaal niveau scoorde de regio Gelre-IJssel (48%) in 2009 flink lager dan het landelijk gemiddelde (58%). De voorlopige cijfers van 2010 wijzen er, na twee van de drie vaccinatieronden op, dat het verschil in vaccinatiegraad tussen de regio Gelre-IJssel (52%) en Nederland (58%) minder groot is.
2008; JGZ-registratie GGD Gelre-IJssel). Regio Gemeente Gemeente Gelre laagste hoogste Nederland -IJssel waarde waarde (%) (%) (%) (%) Rijksvaccinatieprogramma (2009) Zuigelingen (2 jaar, cohort 2006) DKTP basisimmuun 95 95 78 (Nunspeet) 99 (Montf./OIJ.) Hib volledig afgesloten 96 95 79 (Nunspeet) 99 (Epe) BMR basisimmuun 96 97 79 (Nunspeet) 99 (Berkelland) Meningokokken C volledig afgesloten 96 96 79 (Nunspeet) 99 (Berkelland) Pneumokokken volledig afgesloten 94 94 77 (Nunspeet) 99 (Voorst) Kleuters (5 jaar, cohort 2003) D(K)TP gerevaccineerd 92 93 75 (Nunspeet) 98 (Voorst) Basisschoolkinderen (10 jaar, cohort 1998) DTP volledig afgesloten 94 91 78 (Nunspeet) 97 (Harderwijk) BMR volledig afgesloten 93 91 76 (Nunspeet) 96 (Oost Gelre) Meisjes (12 jaar, cohort 1993-1996) HPV volledig afgesloten 58 48 28 (Oldebroek) 71 (Montferland) Griepvaccinaties Griepvaccinaties 60+ (2008, 2009) 74 n.b. 54 (Winterswijk) 85 (Voorst) Nieuwe influenza A (H1N1; 2009) kinderen ronde 1 H1N1 71 n.b. 48 (Nunspeet) 86 (Voorst) ronde 2 H1N1 59 n.b. 41 (Nunspeet) 75 (Voorst) huisgenoten ronde 1 H1N1 63 n.b. 38 (Nunspeet) 79 (Bronckhorst) ronde 2 H1N1 51 n.b. 31 (Nunspeet) 65 (Berkelland) totaal ronde 1 H1N1 69 n.b. 46 (Nunspeet) 84 (Voorst) ronde 2 H1N1 58 n.b. 38 (Nunspeet) 73 (Voorst) Screening Baarmoederhalskanker (2005-2008) 67 67 n.b. n.b. Borstkanker (2005-2008) 77 79 n.b. n.b. Jeugdgezondheidszorg (2008-2009) Screening logopedie 5-jarigen n.b. 95 92 (Apeldoorn) 100 (Aalten) PGO 5-jarigen n.b. 94 89 (Apeldoorn) 98 (Oldebroek) PGO groep 7 n.b. 95 89 (Zutphen) 99 (Nunspeet) PGO klas 2 n.b. 90 82 (Brummen) 97 (Berkelland) Alle PGO’s n.b. 93 90 (Zutphen) 98 (Berkelland) n.b.: niet beschikbaar. PGO: Preventief Geneeskundig/Gezondheidskundig Onderzoek.
Opvallend is dat in de gemeente Nunspeet de vaccinatiegraad bij alle vaccinaties ver onder de 90% is, namelijk tussen de 75% en 79% voor de verschillende vaccinaties. Deze gemeente behoort tot de biblebelt. Ook een aantal andere gemeenten scoort bij een of meerdere vaccinaties onder de 90%, namelijk: • Apeldoorn (DTP & BMR basisschoolkinderen); • Elburg (DTP & BMR basisschoolkinderen);
132
6
6.3.2 Griepvaccinaties Aantal griepvaccinaties varieert per gemeente De griepprik wordt in het kader van het Nationaal Programma Grieppreventie (NPG) verstrekt in de huisartsenpraktijken. Het in 1997 gestarte NPG is bedoeld voor risicogroepen. Bij gezonde mensen is griep een kortdurende luchtweginfectie die meestal vanzelf overgaat. Patiënten met longziekten, hart- of nieraandoeningen of diabetes mellitus en alle mensen van 60 jaar en ouder hebben een verhoogde kans op complicaties die tot ernstige ziekte en sterfte kunnen leiden. Een griepprik kan dit bij hen voorkómen. Sinds 2008 krijgen alle mensen van 60 jaar en ouder de griepprik gratis aangeboden. Tot die tijd werden alleen mensen van boven de 65 opgeroepen. De huisarts selecteert mensen die in aanmerking komen voor vaccinatie. De 60-plussers vormen de grootste groep die een vaccinatie krijgt aangeboden. In tabel 6.1 is het percentage 60-plussers weergegeven dat een griepprik van de huisarts gekregen heeft. In 2008-2009 heeft 74% van alle 60-plussers in Nederland een griepvaccinatie gehaald. In de regio Gelre-IJssel scoren Aalten (63%), Elburg (64%), Lochem (68%), Nunspeet (64%), Oldebroek (63%) en Winterswijk (54%) behoorlijk wat lager dan het landelijke gemiddelde, terwijl Harderwijk (80%) en Voorst (85%) enkele procenten hoger scoren dan het landelijke gemiddelde. We moeten echter voorzichtig met deze percentages omgaan. Omdat de griepvaccinatie via de huisarts wordt geregistreerd en de huisarts ook patiënten uit andere gemeenten kan hebben, kunnen de vaccinatiecijfers per gemeente een enigszins vertekend beeld opleveren (Deuning & Zwakhals, 2009).
133
6gezondheid in de regio gelre-ijssel
Preventie en zorg
6.3.3 Nieuwe influenza A (H1N1)
6.3.5 Jeugdgezondheidszorg
Opkomst vaccinatierondes Nieuwe influenza A hoog Nieuwe influenza A (H1N1) is een nieuw virus dat griep veroorzaakt. Het virus komt in veel landen voor. In Nederland is de officiële naam nieuwe influenza A (H1N1), maar de ziekte is beter bekend als Mexicaanse griep. Vaccineren is de beste manier om mensen te beschermen tegen nieuwe influenza A (H1N1). Een aantal groepen heeft het vaccin aangeboden gekregen: • mensen die in aanmerking komen voor de jaarlijkse griepprik. Dit zijn mensen met een chronische ziekte of aandoening, en alle 60-plussers; • zwangere vrouwen vanaf week veertien van de zwangerschap; • kinderen in de leeftijd van 6 maanden tot en met 4 jaar; • huisgenoten van baby’s in de leeftijd van 0 tot en met 5 maanden; • gezondheidszorgpersoneel dat direct contact heeft met risicopatiënten. Dit zijn patiënten met een zeer hoog risico op ernstige ziekte en sterfte door deze griep; • mantelzorgers van risicopatiënten. Dit zijn patiënten met een zeer hoog risico op ernstige ziekte en sterfte door de nieuwe influenza A. (www.rijksoverheid.nl/ onderwerpen/mexicaanse-griep; geraadpleegd op 26 augustus 2010). In tabel 6.1 staat de opkomst tijdens de eerste en de tweede vaccinatieronde voor zowel de kinderen als de huisgenoten. Duidelijk is dat de gemeente Voorst over de gehele linie goed scoort en de gemeente Nunspeet slecht. Verder valt op dat vooral bij de vaccinatie van de huisgenoten veel gemeenten in de regio Gelre-IJssel goed scoren ten opzichte van het landelijke gemiddelde. In paragraaf 4.3.3 worden enkele cijfers over het vóórkomen van Nieuwe influenza A in de regio Gelre-IJssel gepresenteerd.
Uniform en maatwerkdeel Jeugdgezondheidszorg Jeugdgezondheidszorg (JGZ) is de publieke gezondheidszorg voor alle kinderen van 0 tot 19 jaar. JGZ richt zich op het beschermen en bevorderen van de gezondheid en de lichamelijke, geestelijke, cognitieve en sociale ontwikkeling van jeugdigen. JGZ doet dit door de jongeren in hun ontwikkeling te volgen en zo vroeg mogelijk afwijkingen of bedreigingen te signaleren. JGZ probeert deze afwijkingen of bedreigingen met passende interventies weg te nemen. In de eerste vier levensjaren ligt het accent voornamelijk op de lichamelijke, psychische en cognitieve ontwikkeling. Gedurende de basisschoolleeftijd verschuift het accent wat meer naar de sociale ontwikkeling en leefstijl en vanaf het voortgezet onderwijs is daarnaast ook aandacht voor de maatschappelijke positie van de jongere. Het zorgaanbod staat omschreven in het Basistakenpakket JGZ. Het Basistakenpakket bestaat uit een uniform en een maatwerkdeel. Alle kinderen en jongeren krijgen, tijdens landelijk vastgestelde contactmomenten, het uniform deel aangeboden, zoals preventieve gezondheidsonderzoeken, screeningen en vaccinaties. De contactmomenten zijn veelal gebaseerd op sleutelleeftijden in de ontwikkeling van het kind en zijn daarmee geschikt voor het actief aanbieden van gerichte, leeftijdsspecifieke voorlichting en advisering aan ouder en kind en het signaleren van (dreigende) groei- en ontwikkelingsachterstanden. Daarnaast is er een maatwerkdeel, gericht op risicokinderen. De activiteiten in het maatwerkdeel kunnen voor een beperkt deel per gemeente verschillen, omdat het hierbij de bedoeling is dat iedere gemeente het zorgaanbod afstemt op de specifieke zorgbehoefte van groepen kinderen en op de gezondheidssituatie van de kinderen in de gemeentelijke regio (Schrijvers & Pos, 2010).
6.3.4 Borst- en baarmoederhalskankerscreening
Jeugdgezondheidszorg scoort boven negentig procent Er zijn vijftien standaard contactmomenten in de leeftijdsperiode van 0 tot en met 4 jaar en drie in de leeftijdsperiode 5 tot en met 19 jaar (Wieringen, 2008). In tabel 6.1 staat het bereik van de drie standaard contactmomenten van de JGZ van GGD Gelre-IJssel: • het Preventief Geneeskundig/Gezondheidskundig Onderzoek (PGO) op 5-jarige leeftijd; • het PGO in groep 7 van het basisonderwijs; • het PGO in klas 2 van het voortgezet onderwijs. In de regio Gelre-IJssel wordt gemiddeld 93% van de jongeren gezien bij de PGO’s. Per gemeente loopt de opkomst uiteen van minimaal 90% in Zutphen tot maximaal 98% in Berkelland. In de schooljaren 2006/2007 en 2007/2008 heeft JGZ 83.800 onderzoeken (exclusief onderzoeken in de Noord-Veluwe) uitgevoerd; 65.000 standaardonderzoeken (78%) en 18.800 extra onderzoeken (22%). Hieruit kwamen in totaal 10.450 verwijzingen voor verdere begeleiding of nader onderzoek, waarvan 4.200 (40%) naar een vrijgevestigde logopedist, 3.600 (34%) naar de huisarts, 250 (2%) naar BJZ en 2.400 (23%) naar een andere hulpverlener. De meeste verwijzingen kwamen voort
Deelname kankerscreening gelijk aan landelijk gemiddelde Door kanker in een vroeg (voor)stadium te behandelen wordt sterfte voorkomen. Via screening probeert men borst- en baarmoederhalskanker zo vroeg mogelijk op te sporen. In tabel 6.1 staan de opkomstpercentages van het bevolkingsonderzoeken naar borst- en baarmoederhalskanker. Alle vrouwen van 50 tot 75 jaar ontvangen eens per twee jaar een uitnodiging voor een screening op borstkanker. Het landelijke gemiddelde van vrouwen van 50 jaar of ouder die in de afgelopen twee jaar minstens één screening hebben gehad, ligt in de periode 2005-2008 op 77%. In de regio Gelre-IJssel is dat met 79% vergelijkbaar (CBS-POLS 2005-2008). Daarnaast krijgen in Nederland vrouwen tussen 30 en 60 jaar om de vijf jaar een uitnodiging om een uitstrijkje te laten maken. Het uitstrijkje kan baarmoederhalskanker en vooral voorstadia daarvan opsporen. Het landelijke gemiddelde van baarmoederhalskankeruitstrijkjes bij vrouwen boven de 30 jaar ligt in de periode 2005-2008 op 67%. In de regio Gelre-IJssel is dat met 67% niet afwijkend (CBS-POLS 2005-2008).
134
6
135
6gezondheid in de regio gelre-ijssel
Preventie en zorg
uit de extra contactmomenten (Hoeven-Mulder & Slagter, 2009). Voor het volgen van basisonderwijs is een goede spraak- en taalontwikkeling heel belangrijk. Onderzoek heeft aangetoond dat kinderen met taal- en spraakproblemen later moeilijkheden kunnen ondervinden bij het spellen, lezen en rekenen. Het is dan ook belangrijk om eventuele problemen vroegtijdig op te sporen en te behandelen. Rond de leeftijd van 5 jaar voert GGD Gelre-IJssel in 14 van de 21 gemeenten een logopedische screening uit. De opkomst bij deze screening loopt uiteen van 92% in Apeldoorn tot 100% in Aalten en is gemiddeld 95% (HoevenMulder & Slagter, 2009).
de bloeddruk contact heeft met de huisarts, is in de periode 2002–2007 gestegen van bijna tachtig tot ruim honderd per duizend mensen. Ook het aantal mensen dat contact heeft met de huisarts vanwege hoog cholesterol of diabetes is gestegen. Deze stijging wordt deels verklaard door de grotere aandacht voor deze ziekten en aandoeningen (CBS, 2009).
6.4 Aanbod en gebruik gezondheidszorg Huisartsendichtheid vergelijkbaar met landelijk gemiddelde De huisarts is het eerste aanspreekpunt voor mensen met vragen of problemen over gezondheid en ziekte. De huisarts biedt een breed pakket aan diagnostische, therapeutische en preventieve medische zorg. Daarnaast beheert de huisarts de medische gegevens van de patiënt. Huisartsen verwijzen patiënten in 4% van alle contacten door naar andere hulpverleners en vervullen daarmee een poortwachterrol in het zorgsysteem. Iedere inwoner van Nederland wordt verondersteld een eigen huisarts te hebben. De beleidsmogelijkheden van gemeenten liggen vooral in de toegankelijkheid van de zorg. In het geval van huisartsenzorg is dat het vestigingsbeleid (Schellevis et al., 2006). De gemiddelde huisartsendichtheid in Nederland, ofwel het gemiddeld aantal inwoners per fulltime-equivalent (fte) huisarts, was in 2008 2.322 inwoners per fte huisarts. Bepaling van de huisartsendichtheid in de regio Gelre-IJssel is moeilijk, omdat de huisartsendichtheid in de Nationale Atlas Volksgezondheid per ROSregio staat (ROS staat voor regionale ondersteuningsstructuren). ROS CaransScoop (ontstaan na een fusie van Carans en Scoop) is in het grootste deel van de regio Gelre-IJssel werkzaam. CaransScoop is een regionale ondersteuningsorganisatie die advies en ondersteuning biedt aan de eerste lijn, met name huisartsen, fysiotherapeuten, verloskundigen, oefentherapeuten Caesar/Mensendieck, logopedisten en eerstelijns ggz-professionals. In 2008 was de gemiddelde huisartsendichtheid in het voormalige Carans-gebied 2.308 en in het voormalige Scoop-gebied 2.401 inwoners per fte huisarts (Deuning, 2009a). In de periode 2005-2008 had in Nederland gemiddeld 73% van de bevolking minstens één keer per jaar contact met een huisarts. In de regio Gelre-IJssel betrof het 71% van de bevolking, dit verschil was niet significant (CBS-POLS 2005-2008). De meest voorkomende aandoeningen die de Nederlandse huisartsen te zien krijgen, zijn aandoeningen van de huid, het bewegingsapparaat en de luchtwegen. Sociale problemen en aandoeningen aan het bloed en bloedvormende organen komen het minst voor. Huisartsen hebben steeds meer aandacht voor preventie en vroegtijdig opsporen van ziekten. Mensen worden bijvoorbeeld aangespoord om hun bloeddruk, cholesterol of bloedsuiker te laten controleren. Het aantal mensen dat vanwege verhoog-
136
6
Tandartsendichtheid moeilijk te bepalen De gemiddelde tandartsendichtheid in Nederland, ofwel het gemiddelde aantal inwoners per tandarts, is op 1 januari 2009 2.489 inwoners. Bepaling van de tandartsendichtheid in de regio Gelre-IJssel is moeilijk omdat de Nationale Atlas Volksgezondheid de tandartsendichtheid per NMT-regio presenteert (NMT staat voor Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde). De regio GelreIJssel valt onder drie NMT-regio’s, die zeer verschillend scoren wat betreft tandartsendichtheid. De NMT-regio IJsselland heeft de laagste tandartsdichtheid van Nederland (3.143 inwoners per tandarts).In de NMT-regio Oost ligt de dichtheid ook onder het landelijk gemiddelde (2.956 inwoners per tandarts) en in de NMTregio Gelderland Centraal is de dichtheid hoger dan het landelijk gemiddelde (2.043 inwoners per tandarts). Voor een betere vergelijking van de tandartsendichtheid zou naar het aantal fte gekeken moeten worden. Deze informatie is echter niet beschikbaar, zodat een betere maat voor tandartsendichtheid ontbreekt (Deuning, 2010b). In de periode 2005-2008 ging 78% van de Nederlanders en 79% van de inwoners van de regio Gelre-IJssel minstens één keer per jaar naar de tandarts. De tandarts wordt vooral bezocht voor de zogenaamde halfjaarlijkse controle, dus preventief. Het aantal inwoners van 16 jaar en ouder in de regio Gelre-IJssel dat een kunstgebit heeft (14%), wijkt niet significant af van het landelijk gemiddelde (13%; CBS-POLS 2005-2008). Contact met RIAGG vergelijkbaar met landelijk gemiddelde De geestelijke gezondheidszorg (ggz) richt zich op mensen met psychische problemen. Veel voorkomende psychische problemen zijn angst- en depressieklachten en gedragsproblemen. Psychische problemen kunnen zo ernstig zijn dat ze voldoen aan de criteria voor een psychische stoornis. De ggz richt zich op het voorkómen, behandelen en genezen van psychische problemen en stoornissen. Binnen de ggz kunnen we onderscheid maken naar de zwaarte van zorg: eerstelijnszorg, gespecialiseerde zorg, crisisopvang en zorg aan cliënten met complexe aandoeningen. Mensen met lichte psychische klachten komen bij de huisarts, het algemeen maatschappelijk werk of de eerstelijns psycholoog terecht. Mensen met zwaardere klachten komen in de tweedelijns ggz. Mensen kunnen terecht bij een geïntegreerde ggz-instelling, die doorgaans preventie, ambulante zorg, gespecialiseerde zorg, klinische zorg en langdurig verblijf biedt. Een cliënt kan ook naar een vrijgevestigde psychiater of psychotherapeut. Verder zijn er kinder- en jeugdpsychiatrische klinieken, zelfstandige instellingen voor verslavingszorg en instellingen voor forensische zorg (Meijer, 2010b). In de periode 2005-2008 bezocht gemiddeld 1% van de Nederlanders van 4 jaar
137
6gezondheid in de regio gelre-ijssel
Preventie en zorg
en ouder minstens één keer per jaar een Regionale Instelling voor Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg (RIAGG). In de regio Gelre-IJssel is dat percentage niet significant afwijkend (1%; CBS-POLS 2005-2008).
anticonceptiepil, in de regio Gelre-IJssel is dit met 37% vergelijkbaar. Naast voorgeschreven medicijngebruik, is sprake van niet voorgeschreven medicijngebruik. Dat betreft medicijnen die zonder recept verkrijgbaar zijn bij drogist of apotheek. In Nederland heeft gemiddeld 39% van de inwoners in de afgelopen twee weken niet voorgeschreven medicijnen gebruikt in de periode 2005-2008. In de regio Gelre-IJssel gebruikten meer inwoners niet voorgeschreven medicijnen, namelijk 42%. Dit verschil is echter niet significant (CBS-POLS 2005-2008). In de Volwassenenmonitor 2008 van GGD Gelre-IJssel is gevraagd naar het gebruik van slaap- en kalmeringsmiddelen. Slaap- en kalmeringsmiddelen verminderen het reactievermogen, waardoor de kans op verkeersongevallen toeneemt. Bij langdurig gebruik kan verslaving optreden. In de top tien van meest verstrekte geneesmiddelen staat op drie een kalmeringsmiddel en op vijf een slaapmiddel. In de regio Gelre-IJssel gebruikt 11% van de inwoners slaap- of kalmeringsmiddelen op doktersvoorschrift. Van de gebruikers gebruikt ongeveer 40% deze middelen al minstens twee jaar. Naarmate de leeftijd toeneemt, gebruiken meer volwassenen al minstens twee jaar slaap- of kalmeringsmiddelen.
Aanbod en gebruik fysiotherapie gelijk aan landelijk Fysiotherapie is een vorm van paramedische zorg die zich richt op mensen met klachten aan het bewegingsapparaat, zoals aan rug of schouders. Op 1 januari 2008 bedraagt de gemiddelde fysiotherapeutendichtheid, ofwel het gemiddelde aantal inwoners per fte eerstelijns fysiotherapeut, naar schatting 1.246 inwoners per fte. Een vergelijking met de regio Gelre-IJssel is moeilijk omdat de Nationale Atlas Volksgezondheid de fysiotherapeutendichtheid per ROS-regio presenteert. In 2008 was de gemiddelde fysiotherapeutendichtheid in het voormalige Carans-gebied 1.210 en in het voormalige Scoop-gebied 1.295 inwoners per fte fysiotherapeut (Deuning, 2009c). Gemiddeld bezocht 18% van de totale Nederlandse bevolking minstens één keer per jaar een fysiotherapeut in de periode 2005-2008. In de regio Gelre-IJssel betrof het 19% van de inwoners (CBS-POLS 2005-2008). Verloskundigendichtheid hoger dan landelijk Onder verloskundige zorg wordt de zorg verstaan die plaatsvindt vanaf het begin van de zwangerschap (prenatale zorg) tot en met de bevalling (natale zorg) en het kraambed. Er is eerstelijns en tweedelijns verloskundigenzorg. De eerstelijns aanbieders van verloskundige zorg, een verloskundige of een huisarts actief op het gebied van verloskunde, nemen de begeleiding van normaal verlopende zwangerschappen en bevallingen voor hun rekening. Wanneer uit de risicoselectie blijkt dat er een verhoogd risico is op complicaties tijdens zwangerschap, bevalling en/of kraamperiode draagt de eerstelijns zorgverlener de begeleiding over aan de tweedelijns zorgverlener (vooral gynaecoloog en kinderarts; Waelput, 2008). De Nationale Atlas Volksgezondheid presenteert de verloskundigendichtheid, ofwel het gemiddeld aantal vrouwen in de vruchtbare leeftijd per eerstelijns verloskundige, per ROS-regio. Op 1 januari 2007 was de gemiddelde verloskundigendichtheid 1.665 vrouwen van 15 tot en met 39 jaar per eerstelijns verloskundige. Zowel in de voormalige Carans-regio (1.404) als in de voormalige Scoop-regio (1.553) was de verloskundigendichtheid wat hoger dan het landelijke gemiddelde. Voor een betere vergelijking van de verloskundigendichtheid moet naar het aantal fte gekeken worden. Die informatie is echter niet voor handen (Deuning, 2009d). Medicijngebruik vergelijkbaar met landelijk gemiddelde Het voorschrijven van een geneesmiddel is de meest voorkomende medische handeling in de gezondheidszorg. Huisartsen, specialisten en soms tandartsen en verloskundigen schrijven medicijnen voor (Mulder, 2010f). In de periode 2005-2008 gebruikte 38% van de Nederlanders voorgeschreven medicijnen in de afgelopen twee weken. De inwoners van de regio Gelre-IJssel wijken hiervan met 37% niet significant af. Over het gebruik van de anticonceptiepil door vrouwen van 16 tot 50 jaar zijn aparte cijfers beschikbaar. In Nederland gebruikt 38% van de vrouwen de
138
6
Ziekenhuiszorg vergelijkbaar met landelijk gemiddelde Ziekenhuiszorg omvat medisch-specialistische hulp en de daarmee samenhangende verpleging en verzorging. Ziekenhuiszorg bestaat uit zorg geleverd door algemene en academische ziekenhuizen, categorale ziekenhuizen, zelfstandige behandelcentra en uit topklinische en traumazorg. De algemene ziekenhuizen zijn verreweg het grootst in aantal. Categorale instellingen bieden, net als academische en algemene ziekenhuizen, medisch specialistische behandelingen en de daarbij noodzakelijke verpleging. Bijzonder is dat deze zorg gericht is op specifieke groepen ziekten of patiënten, zoals die in revalidatie- en in dialysecentra (Hoekstra, 2008). Binnen de regio Gelre-IJssel kan iedere inwoner met de auto binnen 25 minuten bij het dichtstbijzijnde ziekenhuis zijn (Deuning, 2009e). De regio heeft geen academisch ziekenhuis, wel vijf algemene ziekenhuizen, namelijk: • de Deventer Ziekenhuisgroep in Deventer; • de Gelre Ziekenhuizen met locaties in Apeldoorn, Zutphen en Lochem; • het Slingeland Ziekenhuis in Doetinchem; • het Sint Jansdal in Harderwijk; • Streekziekenhuis Koningin Beatrix met locaties in Winterswijk, Lichtenvoorde en Groenlo. Per jaar vinden in Nederland 955 ziekenhuisopnamen per 10.000 mensen plaats. In de regio Gelre-IJssel is dat met 969 vergelijkbaar. In Nederland bezoekt 41% van de totale bevolking minstens één maal per jaar een medisch specialist. In de regio Gelre-IJssel is dat met 39% niet significant anders (CBS-POLS 2005-2008). Verder zijn er in de regio Gelre-IJssel vier categorale instellingen, namelijk: • Astma Behandel Centrum Salem in Ermelo; • Revalidatiecentrum De Kastanjehof, met vestigingen in Apeldoorn, Deventer en Zutphen; • Radiotherapeutisch Instituut Stedendriehoek en Omstreken in Deventer; • Audiologisch Centrum Apeldoorn.
139
6gezondheid in de regio gelre-ijssel
Preventie en zorg
Responsetijd ambulancezorg langer dan landelijk gemiddelde Ambulancezorg begint bij een melding van een acute aandoening of letsel aan een meldkamer en eindigt na de overdracht van de patiënt, meestal aan een ziekenhuis. Daarmee is ambulancezorg een onmisbare schakel in de keten van spoedeisende medische hulpverlening. Een belangrijke taak van de ambulance is het verlenen van spoedeisende medische hulp, zoals bij een ongeval of acute medische aandoeningen buiten het ziekenhuis (Kommer & van Egmond, 2008). Voor levensbedreigende spoedeisende hulp geldt een norm van vijftien minuten na melding waarbinnen de ambulance ter plaatse dient te zijn, dit is het zogenaamde A1-vervoer. In totaal woont 98% van de Nederlanders binnen de vijftien minutennorm. In de regio Gelre-IJssel ligt dat percentage wat lager (96%; Mulder et al., 2009a). In 2008 zijn er in Nederland circa 440.000 A1-ritten uitgevoerd. In bijna 92% van deze ritten was de ambulance binnen vijftien minuten na de melding bij de patiënt gearriveerd. In de regio Gelre-IJssel arriveerde de ambulance in 86% van de A1-ritten binnen de vijftien minuten. Overschrijdingen van de vijftien minutennorm kunnen meerdere oorzaken hebben. Naast onvoldoende spreiding van standplaatsen en het onvoldoende aantal ingezette ambulances is ook overmacht een belangrijke oorzaak van overschrijdingen. Overmacht behelst meestal incidentele situaties zoals slecht weer, opgebroken wegen of een onvindbaar adres. Hiernaast spelen ook meld- en uitruktijd, processen in de meldkamer en op de ambulancediensten een rol (Mulder et al., 2009b). Ook bij de zogenaamde A2-ritten scoorde de regio Gelre-IJssel in 2008 wat lager dan het landelijk gemiddelde. A2-ritten zijn ambulanceritten waarbij geen sprake is van direct levensgevaar voor de patiënt, maar waarbij snelle hulp wel wenselijk is. In 2008 zijn in Nederland circa 224.000 A2-ritten uitgevoerd. In ruim 96% van de A2-ritten is de ambulance binnen dertig minuten na de melding bij de patiënt. In de regio Gelre-IJssel betrof het 92% (Mulder et al., 2009c).
Naar verwachting zal het aantal gebruikers van informele zorg landelijk bescheiden toenemen tot aan 2020. Deze stijging in het aantal gebruikers komt door een toename van het aandeel ouderen en het aandeel mannen in de bevolking, samen met een verwachte groei van het aantal mensen met chronische aandoeningen (Schellingerhout & Timmermans, 2005). In de Volwassenenmonitor 2008 van GGD Gelre-IJssel zijn enkele vragen over mantelzorg opgenomen. In de regio Gelre-IJssel gaf 11% van de volwassenen op het moment van het onderzoek mantelzorg. Zeven procent van de volwassenen, die op het moment van het onderzoek mantelzorg gaven, was daar meer dan 21 uur per week mee bezig en 34% deed het incidenteel. Van de mensen die op het moment van het onderzoek mantelzorg gaven, voelde de helft zich enigszins tot tamelijk zwaar belast. In het jaar voorafgaand aan het onderzoek heeft 3% van de volwassenen in de regio Gelre-IJssel zelf mantelzorg gekregen. Minder dan de helft van de volwassenen ontving op het moment van het onderzoek nog steeds mantelzorg. Zie ook tekstblok 5.3 voor informatie over jongeren die opgroeien in een gezin met een ernstig ziek gezinslid en de problemen die zij daardoor ervaren.
Helft mantelzorgers zwaar belast Informele zorg is het best te omschrijven als hulp die vrijwillig en onbetaald wordt gegeven. Het gaat om steun aan iemand uit het sociale netwerk, die vanwege een bijzondere hulpbehoefte, bepaalde activiteiten niet kan uitvoeren. Informele zorg en mantelzorg zijn vaak synoniemen (Boer & Timmermans, 2005). Mantelzorg is het geven van langdurige en onbetaalde zorg aan een chronisch zieke, gehandicapte of hulpbehoevende partner, kind, ouder of ander familielid, vriend of kennis. Mantelzorgers geven deze zorg omdat zij een persoonlijke band hebben met degene voor wie zij zorgen. In tegenstelling tot vrijwilligerswerk is mantelzorg vaak geen bewuste keus. Het overkomt mensen. Zij kunnen de zorg vaak niet zomaar beëindigen. In Nederland zorgen 2,4 miljoen mensen meer dan acht uur per week of langer dan drie maanden voor een ander. Ongeveer 750.000 mantelzorgers zorgen meer dan acht uur per week èn langer dan drie maanden voor een ander. Ongeveer 8% van de mantelzorgers voelt zich door de zorg zwaar belast of zelfs overbelast. Dit wordt bijvoorbeeld veroorzaakt door de combinatie met een betaalde baan, het niet kunnen overdragen van de zorg en extra kosten die mantelzorg met zich meebrengt.
140
6.5
6
Maatschappelijke zorg
Wat is maatschappelijke zorg? Maatschappelijke zorg is de verzamelterm voor zorg die geleverd wordt in de Wmo prestatievelden 7 (maatschappelijke opvang en vrouwenopvang), 8 (openbare geestelijke gezondheidszorg) en 9 (ambulante verslavingszorg). Zie paragraaf 2.2.1 voor meer informatie over de Wmo. Maatschappelijke opvang omvat activiteiten die bestaan uit het tijdelijk bieden van onderdak, begeleiding, informatie en advies aan mensen die, door één of meerdere problemen, al dan niet gedwongen de thuissituatie hebben verlaten en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. Onder vrouwenopvang wordt begrepen het tijdelijk bieden van onderdak, begeleiding, informatie en advies aan vrouwen die, al dan niet gedwongen, de thuissituatie hebben verlaten vanwege problemen van relationele aard of vanwege geweld. Openbare geestelijke gezondheidszorg (oggz) zorgt voor het bereiken en begeleiden van kwetsbare mensen en risicogroepen. Ook het functioneren als meldpunt voor signalen (dreiging) van crisis bij kwetsbare mensen en risicogroepen behoort tot de oggz-taken. Verder maken de betrokken organisaties onderling afspraken over de uitvoering van de oggz. Ambulante verslavingszorg omvat ambulante hulpverleningsactiviteiten, gericht op verslavingsproblemen en preventie van verslavingsproblemen, inclusief activiteiten in het kader van overlastbestrijding door verslaving. Centrumgemeenten organiseren bovenregionale voorzieningen Maatschappelijke opvang, vrouwenopvang (prestatieveld 7) en ambulante verslavingszorg (prestatieveld 9) vallen onder de zogenaamde centrumgemeenten. Centrumgemeenten organiseren de bovenregionale voorzieningen. Er is wel onder-
141
6gezondheid in de regio gelre-ijssel
Preventie en zorg
scheid tussen maatschappelijke opvang en vrouwenopvang. Zwolle is, als centrumgemeente voor wat betreft de maatschappelijke opvang verantwoordelijk voor de gemeenten in de Noord-Veluwe: Elburg, Ermelo, Harderwijk, Nunspeet, Oldebroek en Putten. Apeldoorn is verantwoordelijk voor Brummen, Epe en Voorst. Deventer is verantwoordelijk voor Lochem en Zutphen. Doetinchem is verantwoordelijk voor Aalten, Berkelland, Bronckhorst, Oost Gelre, Oude IJsselstreek, Montferland en Winterswijk. Vrouwenopvang valt voor de gemeenten in de Achterhoek onder centrumgemeente Arnhem. De gemeenten in de Noord-Veluwe vallen onder centrumgemeente Zwolle. Apeldoorn is als centrumgemeente vrouwenopvang verantwoordelijk voor Brummen, Epe, Heerde, Lochem, Voorst en Zutphen. Sinds de invoering van de Wmo hebben gemeenten een eigen verantwoordelijkheid voor de uitvoering van prestatieveld 8, de oggz.
Wat betekenen deze ontwikkelingen voor de gemeenten? De geschetste ontwikkelingen betekenen voor de gemeenten in de regio GelreIJssel, dat er nieuwe voorzieningen moeten komen om binnen het beperkte budget van de Wmo de klanten zelfredzaam te krijgen en te houden. Voorbeelden zijn het instellen van een boodschappen-, klusjes- of bezoekdienst. Versterking van het vrijwilligerswerk en ondersteuning van mantelzorg zijn daarbij sleutelwoorden. Veel gemeenten in het land experimenteren met projecten als ‘de kanteling’, waarbij de vraag van de klant leidend is en ook sterk wordt ingezet op wat de klant en zijn netwerk (nog) zelf kunnen doen. Er zijn nog geen gegevens bekend over vraag, aanbod en voorzieningen voor de regio Gelre-IJssel. Vooralsnog krijgen de meeste gemeenten in de regio te maken met ontgroening en vergrijzing. Dit betekent dat voorzieningen voor ouderen hard nodig zijn, maar ook dat er te weinig jongeren zijn om aan de vraag naar mantelzorg of werk in de zorg te kunnen voldoen. Dit vraagt om de bouw van multifunctionele voorzieningen. Voorzieningen die geschikt zijn voor gebruik voor of door jongeren, en die – zonder ingrijpende veranderingen – geschikt gemaakt kunnen worden voor gebruik voor of door ouderen.
Maatschappelijke Zorg in beweging Een drietal ontwikkelingen bewerkstelligt dat het terrein van de maatschappelijke zorg erg in beweging is. 1. Van rijksbeleid via centrumgemeenten naar individuele gemeenten. Met de komst van de Wmo zijn gemeenten nadrukkelijk verantwoordelijk voor de zorg voor mensen die daar niet zelf om vragen (prestatieveld 8). Er zijn in de regio GelreIJssel diverse organisatiemodellen in ontwikkeling om de zorg voor deze moeilijke doelgroep te verbeteren en te verstevigen. Uitgangspunt is steeds meer de wens van de cliënt en niet het aanbod van de organisatie en/of de voorziening. Ook de combinatie met het Centrum voor Jeugd en Gezin en de Veiligheidkamer (overleg tussen justitie en zorgpartners) wordt gemaakt. 2. Van een breed pakket aan voorzieningen in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) naar strenge selectie op basis van een integrale indicatiestelling. De AWBZ kent een steeds strengere selectie op basis van recente diagnostiek. Alle voorliggende voorzieningen moeten zijn ingezet en/of uitgeprobeerd en er moet een duidelijke stoornis zijn aangetoond, alvorens een cliënt in aanmerking komt voor een voorziening die door de AWBZ wordt gefinancierd. Daarnaast mag per cliënt maar één indicatieaanvraag worden gedaan die alle leefgebieden moet omvatten. Er moet dus zowel gekeken worden naar huisvesting, zorg en dagbesteding. Organisaties die niet zelf alle voorzieningen in huis hebben, moeten de financiën verdelen. De wens van de klant is leidend. 3. Van huiselijk geweld (achter de voordeur) als privé probleem naar een breed gedragen opvatting dat huiselijk geweld zeer schadelijk is en een maatschappelijk probleem. Huiselijk geweld staat hoog op de maatschappelijke agenda. In 2011 hebben alle instellingen die met kinderen werken de wettelijke verplichting om een meldcode kindermishandeling te gebruiken. Instellingen werken hard aan het maken van een sluitende keten in de aanpak van kindermishandeling. Daarnaast is in 2009 het huisverbod ingesteld. Dat houdt in dat bij geconstateerd huiselijk geweld, de dader voor een periode van tien dagen de toegang tot zijn/haar huis wordt ontzegd en dat met alle betrokkenen in het gezin intensief overlegd wordt over de in te zetten hulpverlening om herhaling te voorkómen.
142
6
143
7 De rol van gemeenten in gezondheidsbeleid Pas integraal gezondheidsbeleid toe Via integraal gezondheidsbeleid kan de gemeente het haar inwoners gemakkelijk maken om zich gezond te gedragen door bijvoorbeeld voldoende speeltuintjes, zitbanken en fietspaden aan te leggen en door geen alcohol te schenken op plekken waar jeugd komt. Daarnaast kan de gemeente mensen die dat nodig hebben, stimuleren, gebruik te maken van voorzieningen, bijvoorbeeld via het zorgloket. Gemeenten hebben twee belangrijke bestuurlijke instrumenten voor het vormgeven van integraal gezondheidsbeleid. De eerste is de nota lokaal gezondheidsbeleid, waaraan verschillende beleidsterreinen van een gemeente hun inbreng kunnen leveren. Ten tweede biedt de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) diverse mogelijkheden. Onder andere omdat deze Wet gericht is op het vergroten van de leefbaarheid, op goede informatieverstrekking en op mensen die niet voldoende zelfredzaam zijn. De kern van de Wmo is dat mensen kunnen meedoen in de samenleving. Geef kwetsbare inwoners extra aandacht Het is belangrijk dat gemeenten om gezondheidsachterstanden aan te pakken, bij de uitvoering van hun gezondheidsbeleid expliciet aandacht besteden aan mensen uit kwetsbare groepen. Dit zijn onder andere mensen met een laag inkomen en mensen met een niet-westerse achtergrond, maar ook mensen die niet zelfredzaam zijn. De gemeente kan mensen uit deze kwetsbare groepen ondersteunen met speciale voorzieningen en regelingen. Verbeter samenhang tussen gemeentelijk gezondheidsbeleid en eerstelijnszorg Gemeenten kunnen preventieve en curatieve zorg beter op elkaar afstemmen en samenwerking tussen preventie en eerstelijnszorg stimuleren. De gemeente kan partners uit de eerstelijnszorg, die een functie vervullen in bestaande structuren zoals het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG), een Stichting Welzijn Ouderen of een gezondheidscentrum, bij elkaar brengen. Mogelijke thema’s voor samenwerking zijn opvoedingsondersteuning, valpreventie, aanpak overgewicht, diabetes, aanpak overmatig alcoholgebruik, vroege opsporing psychische problematiek, voorkomen van vroegtijdig schoolverlaten en ondersteuning van jongeren die opgroeien met een ernstig of langdurig ziek familielid. Versterk netwerkbenadering tussen gemeenten onderling Netwerkbenadering of ‘concerted action’ betekent dat gemeenten een gezamenlijk en samenhangend actieprogramma opstellen, gebaseerd op de best beschikbare kennis. Partners die een belangrijke taak hebben bij de uitvoering van het actieprogramma zijn vertegenwoordigd en er is sprake van een eenduidige regie. De gemeente voert de regie, desgewenst met ondersteuning van de GGD. Hierbij zijn een politieke wil en een lange adem belangrijke randvoorwaarden.
145
7gezondheid in de regio gelre-ijssel
De rol van gemeenten in gezondheidsbeleid
7.1
landelijk Centrum Gezond Leven (CGL) ingesteld. In november 2010 verschijnt de Handleiding ‘Gezonde gemeente’ van het CGL waarmee een gemeente voor de diverse leefstijlfactoren actieprogramma’s kan opzetten. Daarbij wordt nadrukkelijk geadviseerd zoveel mogelijk gebruik te maken van programma’s die werkzaam zijn. Deze zijn te vinden in de I(nterventie)-database van het CGL.
Gezondheidsbeleid op landelijk, regionaal en gemeentelijk niveau
Paragraaf 7.2 bevat een korte samenvatting van het begrip gezondheidsbeleid. Paragraaf 7.3 beschrijft de verantwoordelijkheden in de verschillende lagen op het gebied van de publieke gezondheid. Hoe de regio Gelre-IJssel invulling geeft aan de preventiecyclus staat in paragraaf 7.4. Deze paragraaf beschrijft de samenhang tussen onderzoek, beleid en praktijk. In paragraaf 7.5 staat hoe deze regionale VTV zich verhoudt tot twee andere nota’s die vanaf het najaar 2010 worden opgesteld: het gemeentelijke rapport dat hoort bij de rVTV en de nota lokaal gezondheids beleid.
7.2 Wat is gezondheidsbeleid? Gezondheidsbeleid richt zich op de gezondheid van de bevolking. Het is breder dan het strikte domein van de wethouder volksgezondheid, want ook andere beleidsterreinen kunnen de gezondheidstoestand direct of indirect beïnvloeden. Denk daarbij aan verkeersmaatregelen, veilige speeltuinen, winkels in de buurt, goede kinderopvang, aanpak schoolverzuim en gemeentelijke subsidies voor mensen met een uitkering, zodat zij kunnen sporten. Dat gemeentelijk beleid langs verschillende wegen invloed kan uitoefenen op de gezondheidstoestand is toegelicht in paragraaf 2.4. In deze paragraaf laat figuur 2.2 zien dat gezondheid wordt beïnvloed door hoe gezond mensen zich gedragen, maar ook door de fysieke- en sociale omgeving, dat wil zeggen waar mensen wonen en werken en wat voor steun mensen krijgen van familie en vrienden.
7.3 Landelijk, provinciaal en lokaal gezondheidsbeleid 7.3.1 Landelijke verantwoordelijkheden Preventieve taken steeds meer landelijk aangestuurd Op landelijk niveau is het ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS) verantwoordelijk voor het formuleren van de beleidsdoelen voor publieke gezondheid en voor het inzetten van instrumenten en spelers om deze doelen te bereiken. Het ministerie is ook verantwoordelijk voor een adequate uitvoering van taken. Vanuit deze verantwoordelijkheid gebeurt de coördinatie en aansturing van publieke preventietaken steeds meer centraal. Zo coördineert het Landelijk Centrum voor Infectieziekten (LCI) de vaccinatie tegen HPV bij jonge meisjes en de vaccinatie tegen griep, zoals in 2009 tegen het H1N1 virus. Met een actief kennisbeleid zorgt de overheid voor de ontwikkeling van bruikbare voorlichtingsmaterialen. VWS verleent hiervoor opdrachten aan gezondheidsbevorderende instituten als STIVORO en het Trimbos-instituut. Ook heeft VWS het
146
7
ZonMw maakt kennisontwikkeling over gezondheidsbeleid mogelijk Via onderzoeksprogramma’s stimuleert ZonMw kennisontwikkeling op het gebied van volksgezondheid en beleid. Een voorbeeld hiervan is de subsidie die GGD GelreIJssel samen met de Wageningen Universiteit ontvangt voor programma’s van de academische werkplaats AGORA. Deze programma’s zijn gericht op gezond ouder worden, de preventie van diabetes in samenwerking met de eerstelijn en op evaluatieonderzoek. Een ander programma van ZonMw is ‘Gezonde slagkracht’. Hiervan krijgt de Noord-Veluwe subsidie voor een regionaal project voor de aanpak van overgewicht. De Stedendriehoek en de Achterhoek komen mogelijk in aanmerking voor een subsidie van ‘Gezonde Slagkracht’ en voor de alcoholmatigingsprojecten, die tot doel hebben de in gang gezette verbeteringen in kennis en gedrag te borgen. RIVM constateert dat gezondheid de samenleving veel te bieden heeft Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) zorgt voor een actueel inzicht in de Nederlandse gezondheidssituatie, zie hiervoor www.nationaalkompas.nl. Het RIVM constateert in ‘Van gezond naar beter, kernrapport van de Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2010’ dat gezondheid de samenleving veel kan opleveren (Van der Lucht & Polder, 2010). De meeste mensen vinden hun gezondheid het allerbelangrijkste en voor de samenleving als geheel zijn gezonde mensen cruciaal menselijk kapitaal. Een betere volksgezondheid draagt bij aan economische groei en speelt een onmisbare rol bij de vermindering van kosten van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid. Gezondheid is daarnaast een belangrijke factor voor andere vormen van maatschappelijke participatie, waaronder vrijwilligerswerk en mantelzorg. VNG-Commissie pleit voor regierol gemeente De onderzoekscommissie voor de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) komt begin 2009 met drie aanbevelingen (Baecke & Derickx, 2009): • ten eerste pleit zij voor het centraal plaatsen van maatschappelijke vraagstukken. Op deze wijze kan de gemeentelijke regiefunctie op het terrein van publieke gezondheid veel beter tot zijn recht komen. Het begint met het bestuurlijk scherp krijgen van het wat en hoe. De uitvoering kan de gemeente eventueel aan de GGD overlaten; • ten tweede geeft de commissie het advies aan de gemeenten om het publieke gezondheidsbeleid nadrukkelijker te verbinden met het Wmo-beleid; • ten derde stelt de commissie dat gemeenten de lokale kracht en regie moeten versterken. De gemeente moet in de Openbare Gezondheid meer bestuurlijk lef en leiderschap tonen. 147
7gezondheid in de regio gelre-ijssel
De rol van gemeenten in gezondheidsbeleid
7.3.2 Provinciale verantwoordelijkheden
heid ook en vooral een regierol. Deze regierol kan het best omschreven worden als die van visionaire regisseur. Een regisseur die het plan uitzet en voor de uitvoering afstemming zoekt met veel andere partijen. Naast regisseur is de gemeente in het lokale gezondheidsbeleid ook vaak opdrachtgever, partner, financier of zelfs uitvoerder. De GGD ondersteunt en adviseert gemeenten bij de invulling van deze beleidsmatige regierol en neemt soms op verzoek van gemeenten uitvoerende regietaken over.
Provincie Gelderland stimuleert activiteiten in kader sociaal beleid De provincie Gelderland heeft, in tegenstelling tot de gemeenten, geen wettelijke verantwoordelijkheid op het gebied van de volksgezondheid. De provincie voert wel op diverse terreinen beleid, zoals het sociaal beleid waarbij gemeenten veel invloed hebben op de thema’s: • wegwerken van wachtlijsten in de jeugdzorg; • Gelders Stedelijk Ontwikkelingsbeleid (GSO) voor de Apeldoorn, Doetinchem, Harderwijk en Zutphen. Daarnaast voert de provincie Gelderland zes regioverkenningen uit met als thema: hoe ziet de wereld er uit in 2040? De provincie verleent tot en met 2010 regionale subsidies aan de alcoholmatigingsprojecten in de Achterhoek en Stedendriehoek. Tevens subsidieert de provincie in het kader van haar sociaal beleid, van 2009-2012 een aantal Gelderse instanties. De bibliotheken ontvangen het grootste deel van deze subsidie. Het restant gaat naar integratie, mantelzorg, vrijwilligerswerk, sport en bewegen (Gelderse Sport Federatie), de Wmo en palliatieve zorg. Ook beheert de provincie de digitale sociale atlas die veel kengetallen van alle gemeenten in Gelderland bevat. Deze kunnen behulpzaam zijn bij het opstellen van prognoses. Bezuinigingen provincie werken door in gemeentelijke taken De provincie Gelderland moet de komende tijd fors bezuinigen. Naar verwachting snijdt de provincie in sociaal beleid. Die bezuiniging treft dan een aantal sociaalmaatschappelijke taken die gemeenten uitvoeren. Dit kan gevolgen hebben voor kwetsbare groepen als dak- en thuislozen en mensen die het zelf niet redden in de maatschappij. Ook initiatieven die gericht zijn op het versterken van de sociale samenhang in dorpen en wijken, zullen minder ontvangen. 7.3.3 Gemeentelijke verantwoordelijkheden Wet publieke gezondheid vormt basis voor gemeentelijk gezondheidsbeleid Op regionaal en lokaal niveau hebben gemeenten op basis van de Wet publieke gezondheid (Wpg) de bestuurlijke verantwoordelijkheid om de totstandkoming, continuïteit en samenhang van de publieke gezondheid te bevorderen. Zij hebben de taak om de gezondheid van hun inwoners te beschermen, te bewaken en te bevorderen. Naast het uitvoeren van basistaken op het gebied van publieke gezondheid, infectieziektebestrijding en jeugdgezondheidszorg, moeten gemeenten ook zorg dragen voor intersectorale samenwerking en het verbinden van publieke gezondheid aan curatie. Iedere vier jaar moet de gemeente hierover verantwoording afleggen in een nota lokaal gezondheidsbeleid. In deze nota staat ook een beschrijving van de gezondheidstoestand van de bevolking. Gemeenten laten hun verplichte basistaken voor de publieke gezondheid uitvoeren door GGD’en. Bij de uitvoering van gezondheidsbeleid spelen echter veel meer partijen een rol. Net als de landelijke overheid hebben gemeenten bij publieke gezond-
148
7
Bij de uitvoering van interventies geldt dat combinaties van wettelijke maatregelen, accijnzen, omgevings- en leefstijlinterventies het meest succesvol zijn. Om gezondheidsachterstanden te verkleinen kan een gemeente een bepaalde doelgroep, bijvoorbeeld laagopgeleide mensen, centraal stellen. Algemene bezuinigingen dwingen gemeenten tot kiezen De economische situatie in 2010 maakt dat gemeenten moeten bezuinigen en gedwongen worden om keuzes te maken. Daarbij kan de gemeente bij een bepaald gezondheidsprobleem een afweging maken tussen investering in zorg, in preventie of zelfs buiten de gezondheidssector. Wat is dan de beste oplossing? Die oplossing kan op onverwacht terrein liggen, denk bijvoorbeeld aan het gebruik van webcams bij communicatie met mensen die niet voldoende zelfredzaam zijn, zodat op afstand hulp kan worden geboden. Daarnaast geldt: pak liever één thema goed, integraal en langdurig aan, dan diverse thema’s marginaal.
7.4
Preventiecyclus: samenhang onderzoek, beleid en praktijk
AGORA ondersteunt gemeenten bij interventies ouderen AGORA, de academische werkplaats van Wageningen Universiteit en GGD GelreIJssel, werkt met subsidie van ZonMw sinds 2005 aan projecten op het gebied van gezond ouder worden (zie tekstblok 6.2). Bij het onderzoek door AGORA staan vragen en signalen vanuit de praktijk voorop en is de wetenschap volgend en ondersteunend. Uit de Ouderenmonitor 2005 blijkt bijvoorbeeld dat veel ouderen eenzaam zijn. AGORA zoekt uit hoe je als gemeente die eenzaamheid het beste in de praktijk kunt aanpakken. Daarnaast kan men met effectonderzoek nagaan in welke mate de activiteiten het beoogde doel, in dit geval vermindering van eenzaamheid, hebben bereikt. Naar aanleiding van de uitkomsten kan een gemeente het beleid bijstellen en daaruit voortvloeiend bestaande of nieuwe activiteiten uitvoeren. AGORA evalueert alcoholmatigingsprojecten AGORA voert sinds 2006 diverse proces- en effectevaluaties van de alcoholmatigingsprojecten uit. Zij toont daarbij aan dat zowel bij ouders als bij jongeren gunstige resultaten op het gebied van alcoholmatiging zijn geboekt, maar dat op onderdelen nog actie nodig is. Zo willen ouders meer concrete tips hebben voor de opvoeding. Jongeren drinken weliswaar minder dan voorheen, maar nog steeds te veel en te vaak.
149
7gezondheid in de regio gelre-ijssel
7.5
Via gemeentelijke rapporten naar nota lokaal gezondheidsbeleid
Gemeentelijke rapporten combineren cijfers, demografie en gezondheidbeleid Nadat de regionale VTV gereed is, maakt GGD Gelre-IJssel in overleg met elke gemeente in het najaar van 2010 een gemeentelijk rapport. Dit rapport is gebaseerd op lokale cijfers, veelal afkomstig uit monitors en andere registraties zoals die van het CBS. GGD Gelre-IJssel legt de lokale gezondheidscijfers en demografische ontwikkeling naast beleidsinformatie vanuit de gemeente. Welke rapporten zijn er? Welke plannen zijn in ontwikkeling? En wat zijn de thema’s en acties? Voorbeelden zijn jeugd- en Wmo-beleid, verandering van de AWBZ, ouderen- en sportbeleid. Het gemeentelijke rapport sluit zoveel mogelijk aan bij wat de gemeente al van plan is. Het rapport bespreekt ook de preventie door partners in de eerstelijnsgezondheidszorg. De meerwaarde van een gemeentelijk rapport zit in de extra mogelijkheden die een integrale aanpak biedt. Gemeenten Noord-Veluwe werken samen aan gemeentelijke rapporten De regionale VTV en het gemeentelijke rapport vormen samen een basis voor de nota’s lokaal gezondheidbeleid, die de gemeenten moeten opstellen. Gemeenten in de Noord-Veluwe willen zowel het traject van het gemeentelijke rapport van de rVTV als van de nota lokaal gezondheidsbeleid gezamenlijk oppakken. Zij zetten hiermee hun eerdere samenwerking op dit terrein voort.
150
Literatuur en websites Literatuur Ass M van, Franssen AEM, Jans HWA, Lelie S van der, Schoeters K, Vliet AJH van, Brederode NE van. GGD-richtlijn medische milieukunde. De eikenprocessierups en gezondheid. Bilthoven: RIVM, 2008. Baecke JAH, Derickx CL. Toekomstvisie op publieke gezondheid; maatschappelijke vraagstukken centraal – verbinden verschillende beleidsdoeleinden. Den Haag: VNG, februari 2009. Bakel AM van, Zantinge EM. Neemt het aantal mensen met overgewicht of ondergewicht toe of af? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ Factoren die van invloed zijn op de gezondheid/ Aangeboren factoren en verworven eigenschappen/ Lichaamsgewicht, 23 juni 2010. Balkom AJLM van, Dyck R van, Schoemaker C. Wat zijn angststoornissen en wat zijn de gevolgen? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ Gezondheid en ziekte/ Ziekten en aandoeningen/ Psychische stoornissen/ Angststoornissen, 13 december 2005. Barsukoff-Poniatowsky A, Hoeven-Mulder H, Pieterse C, Slagter I. Overgewicht en leefstijl bij jongeren; resultaten van E-MOVO 2007. Apeldoorn: GGD Gelre-IJssel, 2009. Beer J de, Verweij A. Wat is de huidige situatie? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ Bevolking en economie/ Etniciteit, 18 mei 2010. Berg M van den, Schoemaker CG. Effecten van preventie. Deelrapport van de Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2010: Van gezond naar beter. RIVM-rapport 270061007. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, 2010. Boer AH de, Timmermans JM. Wat is informele zorg? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ Gezond heidszorg/ Sectoroverstijgende zorg/ Informele zorg, 26 september 2005. Blom CA. Wie doet wat? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ Preventie/ Preventie gericht op gezondheidsdeterminanten/ Preventie gericht op leefstijl/ Preventie van seksueel risicogedrag, 14 maart 2006. Bon-Martens MJH van, Eck ECM van, Hogendoorn SM, Hoogen PCW van den, Oers JAM van (eindredactie). Gezondheid telt! In: Hart voor Brabant. Regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2006. ’s-Hertogenbosch: GGD Hart voor Brabant, 2006a. Bon-Martens MJH van, Eck ECM van, Hogendoorn SM, Hoogen PCW van den, Oers JAM van (eindredactie). Gezondheid telt! In: West-Brabant. Regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2006. Breda: GGD West-Brabant, 2006b. Bos H, Bij R van der, Oude Vrielink P, Daal A van. SOA-Sense Thermometer 2009. GGD’en Oost Nederland. Nijmegen: GGD Regio Nijmegen, 2010. Bos H, Timmerman-Kok C, Laan M van der. Soa en seksualiteitshulpverlening in de regio Gelre-IJssel. Apeldoorn, GGD Gelre-IJssel, 2009. Bruggink J-W, Garssen J, Lodder B, Kardal M. Trends in gezonde levensverwachting. CBS-Bevolkingstrends, 1e kwartaal 2009, 60-6. Heerlen: CBS, 2009. Büchner FL, Thijs CTM, Rossum CTM van. Wat zijn de mogelijke gezondheidsgevolgen van borstvoeding? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ Gezondheidsdeterminanten/ Leefstijl/ Borstvoeding, 16 juni 2006. Busch MCM, Kuunders MMAP. Wie doet wat? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ Preventie/ Preventie gericht op gezondheidsdeterminanten/ Preventie gericht op leefstijl/ Preventie gericht op alcoholgebruik, 11 juni 2010.
151
gezondheid in de regio gelre-ijssel
literatuur en websites
Busch MCM, Kuunders MMAP, Schoemaker C. Preventie gericht op alcoholgebruik samengevat. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ Preventie/ Preventie gericht op gezondheidsdeterminanten/ Preventie gericht op leefstijl/ Preventie gericht op alcoholgebruik, 25 september 2007. CBS. Lage inkomens, kans op armoede en uitsluiting. Den Haag: CBS, 2009. CBS. Gezondheid en zorg in cijfers 2009. Den Haag: CBS, 2009. CBS, PBL, Wageningen UR. Geurhinder per bron (versie 08, 16 februari 2010) in www.compendiumvoordeleefomgeving.nl. CBS, Den Haag, PBL, Den Haag/Bilthoven en Wageningen UR, Wageningen, 2010. CBS, PBL, Wageningen UR. Gezondheidseffecten door milieufactoren in Nederland (versie 06, 11 april 2008) in www.compendiumvoordeleefomgeving.nl. CBS, Den Haag, PBL, Den Haag/ Bilthoven en Wageningen UR, Wageningen, 2008. CBS, PBL, Wageningen UR. Overzicht milieugerelateerde gezondheidsrisico’s (versie 06, 31 augustus 2007) in www.compendiumvoordeleefomgeving.nl. CBS, Den Haag, PBL, Den Haag/ Bilthoven en Wageningen UR, Wageningen, 2007. Croezen S, Haveman-Nies A, Alvarado VJ. Characterization of different groups of elderly according to social engagement activity patterns. J Nutr Health Aging 2009;13:776-81. Croezen S, Haveman-Nies A, Lenthe FJ van. Social network ties in relation to self-perceived health, physical functioning and mental health in independently-living older people, 2010 (submitted). C&V, Consument en Veiligheid. Vallen 55+. Consument en Veiligheid, januari 2010. Deeg DJH. Wat is ervaren gezondheid en hoe wordt het gemeten? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ Ziekte, kwaliteit van leven en sterfte/ Functioneren en kwaliteit van leven/ Ervaren gezondheid, 18 mei 2010. Deuning CM. Huisartsendichtheid 2008. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationale Atlas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM,
Zorgatlas/Zorg/ Eerstelijnszorg/Huisartsenzorg/Aanbod, 23 juni 2009a. Deuning CM. Tandartsendichtheid 2009. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationale Atlas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Zorgatlas/Zorg/ Eerstelijnszorg/Mondzorg, 28 mei 2010b. Deuning CM. Fysiotherapeutendichtheid 2008. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationale Atlas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Zorgatlas/ Zorg/Eerstelijnszorg/Paramedische zorg, 21 september 2009c. Deuning CM. Verloskundigendichtheid 2008. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationale Atlas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Zorgatlas/ Zorg/Eerstelijnszorg/Verloskundige zorg, 3 juli 2009d. Deuning CM. Reistijd tot dichtstbijzijnde ziekenhuis 2009. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationale Atlas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Zorgatlas/Zorg/Ziekenhuiszorg/Algemene en academische ziekenhuizen/Aanbod, 21 september 2009e. Deuning CM, Zwakhals SLN. Griepvaccinaties van 60-plussers per gemeente 2008-2009. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationale Atlas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.zorgatlas.nl/ Preventie/ Vaccinaties en screening, 30 juni 2009. Eysink PED (red.). Seksueel gedrag samengevat. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ Gezondheidsdeterminanten/ Leefstijl/ Seksueel gedrag, 8 december 2009. Eysink PED, Poos MJJC. Gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Toolkit regionale VTV. Bilthoven: RIVM, www.toolkitvtv.nl/ Inhoud/ Indicatoren en bronnen/ Gezondheidstoestand, 17 maart 2008. Fast T, Weerdt DHJ van de. Gezondheidseffectscreening Stad & Milieu. Handboek voor een gezonde inrichting van de woonomgeving. Utrecht: GGD Nederland, 2008.
Feenstra D. Neemt het aantal mensen dat rookt toe of af? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ Gezondheidsdeterminanten/ Leefstijl/ Roken, 8 december 2009. Fischer PH. Wat zijn de mogelijke gezondheidsgevolgen van grootschalige luchtverontreiniging? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ Gezondheidsdeterminanten/ Omgeving/ Milieu/ Luchtverontreiniging, 25 september 2001. Fischer PH. Wat zijn de belangrijkste bronnen van luchtverontreiniging? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ Factoren die van invloed zijn op de gezondheid/ Omgeving/ Milieu/ Grootschalige luchtverontreiniging, 14 februari 2005a. Fischer PH. Hoe groot is het probleem van grootschalige luchtverontreiniging en neemt dit toe of af? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ Factoren die van invloed zijn op de gezondheid/ Omgeving/ Milieu/ Grootschalige luchtverontreiniging, 14 februari 2005b. Franssen EAM, Dongen JEF van, Ruysbroek JHM van, Vos H, Stellato RK. Hinder door milieufactoren en de beoordeling van de leefomgeving in Nederland. Bilthoven: RIVM/TNO rapport 815120001, 2004. Gelder BM van, Poos MJJC, Zantinge EM. Wat zijn de mogelijke gezondheidsgevolgen van roken? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/Gezondheidsdeterminanten/ Leefstijl/ Roken, 8 december 2009. Gezondheidsraad. Richtlijnen goede voeding 2006. Publicatie nr 2006/21. Den Haag: Gezondheidsraad, 2006. Gezondheidsraad. Volksgezondheidsschade door passief roken. Publicatie nr 2003/21. Den Haag: Gezondheidsraad, 2003. Harbers MM. Voeding samengevat. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ Gezondheidsdeterminanten/ Leefstijl/ Voeding, 21 september 2009. Hashima P, Amato P. Poverty, social support, and parental behavior. Child Development. 1994; 65:394-403. Heineke D, Venneman B, Leur J van, Bergen AM van. Prachtige praktijken van lokale oggz-netwerken. Vergelijking van ervaringen en resultaten in drie regio’s. Utrecht: Movisie, mei 2009. Hoeven-Mulder H, Boluijt P, Loman I, Timmerman-Kok C. Gezondheid en leefstijl van jongeren in de regio Gelre-IJssel. Resultaten van E-MOVO 2007. Apeldoorn: GGD Gelre-IJssel, 2008. Hoeven-Mulder HB, Mooij A. Jongeren met een langdurig of ernstig ziek gezinslid; méér zorg dan mantelzorg. Resultaten van E-MOVO 2007. Apeldoorn: GGD Gelre-IJssel, 2010. Hoeven-Mulder H, Slagter I. Jeugdgezondheidszorg GGD Gelre-IJssel 2009. Apeldoorn: GGD Gelre-IJssel, 2009. Hoeven-Mulder H, Tijhuis V. Jeugd in de regio Gelre-IJssel. Apeldoorn: GGD Gelre-IJssel, 2006. Hoeymans N, Hoogenveen RT, Poos MJJC. Wat is de bijdrage van risicofactoren? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ Gezondheid en ziekte/ Sterfte, levensverwachting en DALY’s/ Ziektelast in DALY’s, 27 juni 2006. Hoeymans N, Melse JM, Schoemaker CG. Gezondheid en determinanten; deelrapport van de VTV-2010; Van Gezond naar Beter. Bilthoven: RIVM, 2010. Hoeymans N, Timmermans JM, Klerk MMY de, Boer AH de, Deeg DJH, Poppelaars JL, Thissen F, Droogleever Fortuijn JC, Hollander AEM de. Gezond actief: de relatie tussen ziekten, beperkingen en maatschappelijke participatie onder Nederlandse ouderen. RIVM rapport 270054001/2005. Bilthoven, RIVM, 2005.
152
153
gezondheid in de regio gelre-ijssel
literatuur en websites
Hof S van den, Isken LD. Wat wordt er met de preventie beoogd? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl / Preventie/ Preventie van ziekten en aandoeningen/ Preventie van infectieziekten/ Rijksvaccinatieprogramma, 24 juni 2010. Hollander AEM de, Hoeymans N, Melse JM, Oers JAM van, Polder JJ (eindredactie). Zorg voor gezondheid. Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2006. RIVM-rapport nr. 270061003. Bilthoven: RIVM, 2006. IGZ. Staat van de gezondheidszorg 2010. Meer effect mogelijk van publieke gezondheidszorg. Utrecht: IGZ, 2010. Izeboud C, Hoeven H, Rover C de. Alcoholgebruik bij jongeren in de regio Gelre-IJssel. Apeldoorn: GGD Gelre-IJssel, 2009. Jeeninga W, Bon-Martens MJH van, Boverhof MWE, Eck ECM van, Hogendoorn SM, Klingenberg H, Oers JAM van. Evaluatie ontwikkeling Regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2006. Hart voor Brabant en West-Brabant. Tilburg: Universiteitsdrukkerij UVT, 2008. Jongeneel WP. Wat is binnenmilieu? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ Factoren die van invloed zijn op de gezondheid/ Omgeving/ Milieu/ Binnenmilieu, 23 juni 2010a. Jongeneel WP. Wat zijn de mogelijke gezondheidsgevolgen van een slechte binnenmilieukwaliteit? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ Factoren die van invloed zijn op de gezondheid/ Omgeving/ Milieu/ Binnenmilieu, 23 juni 2010b. KNCVTBC. www.kncvtbc.nl/voor professionals/epidemiologie en surveillance, 2010. Geraadpleegd mei 2010. Koedijk FDH. Presentatie SOA-surveillance 2008. Expertmeeting soa hiv, 12-09-2009. Bilthoven: RIVM, 2009. Kommer GJ, Egmond T van. Wat is ambulancezorg? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ Gezondheidszorg/ Ambulancezorg en ziekenvervoer, 12 december 2008. Kostalova B, Isken LD. Stoppen-met-roken advies 2006. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationale Atlas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.zorgatlas.nl/ Preventie/ Interventies, 22 maart 2010. Kuunders MMAP, Laar MW van. Alcoholgebruik samengevat. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ Gezondheidsdeterminanten/ Leefstijl/ Alcoholgebruik, 30 maart 2009a. Kuunders MMAP, Laar MW van. Neemt het aantal mensen dat alcohol gebruikt toe of af? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ Gezondheidsdeterminanten/ Leefstijl/ Alcoholgebruik, 30 maart 2009b. Laar MW van, Leest LATM van. Druggebruik samengevat. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ Gezondheidsdeterminanten/ Leefstijl/ Druggebruik, 19 juni 2006. Leent-Loenen HMJA van. Bloeddruk samengevat. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ Gezondheidsdeterminanten/ Persoonsgebonden/ Bloeddruk, 15 april 2008a. Leent-Loenen HMJA van. Serumcholesterol samengevat. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ Gezondheidsdeterminanten/ Persoonsgebonden/ Serumcholesterol, 15 april 2008b. Leent-Loenen HMJA van (red.). Borstvoeding samengevat. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ Gezondheidsdeterminanten/ Leefstijl/ Borstvoeding, 11 juni 2009. Leent-Loenen HMJA van, Koedijk FDH. Chlamydia samengevat. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ Gezondheid en ziekte/ Ziekten en aandoeningen/ Infectieziekten en parasitaire ziekten/ Soa/ Chlamydia, 23 juni 2008a.
Leent-Loenen HMJA van, Koedijk FDH. Soa samengevat. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ Gezondheid en ziekte/ Ziekten en aandoeningen/ Infectieziekten en parasitaire ziekten/ Soa, 24 juni 2008b. Lalonde M. A new perspective on the health of Canadians: a working document. Ottawa: Government of Canada, 1974. Lamberts PHG, Steenbakkers M, Thijssen NHB, Backus-Mujavic S, Vreede JJM de, Poos MJJC. Een gezonde kijk op Zuid-Limburg. Regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2010. Geleen: GGD Zuid Limburg, 2010. Lucht F van der, Polder JJ. Van gezond naar beter. Kernrapport van de Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2010. RIVM-rapport 270061005. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, 2010. Meijer S. Wat is het aanbod? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ Preventie/ Preventie van ziekten en aandoeningen/ Preventie van psychische stoornissen/ Preventie van depressie, 3 maart 2010a. Meijer S. Geestelijke gezondheidszorg samengevat. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ Gezondheidszorg/ Geestelijke gezondheidszorg, 1 april 2010b. Mercken C. Mantelzorg en dementie; een zorg op zich. Expertisecentrum Informele Zorg. Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn, 2005. Mezzo. Opgroeien met zorg. Een handreiking voor ondersteuning van jonge mantelzorgers. Bunnik: Mezzo, 2009. Ministerie van Justitie. Huiselijk geweld mei 2010. In: www.justitie.nl /Onderwerpen / Familie en gezin / Huiselijk geweld. Den Haag: ministerie van Justitie, 2010. Monshouwer K, Verdurmen J, Dorsselaer S van, Smit E, Gorter A, Vollebergh W. Jeugd en riskant gedrag 2007. Kerngegevens uit het peilstationsonderzoek scholieren. Utrecht: Trimbos-instituut, 2008. Mulder M. Overgewicht 2005-2008. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationale Atlas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.zorgatlas.nl/ Beïnvloedende factoren/ Lichamelijke eigenschappen, 22 juni 2010a. Mulder M. Hoge bloeddruk 2005-2008. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationale Atlas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.zorgatlas.nl/ Beïnvloedende factoren/ Lichamelijke eigenschappen, 21 juni 2010b. Mulder M. Rokers 2005-2008. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationale Atlas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.zorgatlas.nl/ Beïnvloedende factoren/ Leefstijl/ Rookgedrag, 24 maart 2010c. Mulder M. Overmatige en zware drinkers 2005-2008. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationale Atlas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.zorgatlas.nl/ Beïnvloedende factoren/ Leefstijl/ Alcoholgebruik, 24 maart 2010d. Mulder M. Norm gezond bewegen 2005-2008. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationale Atlas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.zorgatlas.nl/ Zorgatlas/ Beïnvloedende factoren/ Leefstijl/ Bewegen en sporten, 21 juni 2010e. Mulder M. Gebruik voorgeschreven medicijnen 2005-2008. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationale Atlas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, /www.zorgatlas.nl/ Zorgatlas/ Zorg/ Genees- en hulpmiddelen/ Geneesmiddelengebruik, 21 juni 2010f. Mulder M. Ziekenhuisopnamen Nieuwe influenza A (H1N1; Mexicaanse Griep) tot en met 23 december 2009. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationale Atlas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.zorgatlas.nl/ Gezondheid en ziekte/ Ziekten en aandoeningen/ Infectieziekten, 5 januari 2010g. Mulder M, Kommer GJ, Zwakhals SLN. Prestaties A1-ritten 2008. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationale Atlas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.zorgatlas.nl/ Zorgatlas/ Zorg/ Ziekenvervoer, 29 juli 2009a.
154
155
gezondheid in de regio gelre-ijssel
literatuur en websites
Mulder M, Kommer GJ, Zwakhals SLN. Percentage inwoners binnen bereik van een standplaats oktober 2008. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationale Atlas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.zorgatlas.nl/ Zorgatlas/ Zorg/ Ziekenvervoer, 21 september 2009b. Mulder M, Kommer GJ, Zwakhals SLN. Prestaties A2-ritten 2008. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationale Atlas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.zorgatlas.nl/ Zorgatlas/ Zorg/ Ziekenvervoer, 29 juli 2009c. NIGZ. Achtergronden allochtonen. http://nigz.nl/index.cfm?act= dossiers.document &vardossie r=65&vardoc=977&zoekstring=achtergronden allochtonen 2010. Woerden: NIGZ, 2010. Geraadpleegd 30 augustus 2010. Op de Coul ELM, Laar MJW van de. Hoe vaak komt het voor en hoeveel mensen sterven eraan? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ Gezondheid en ziekte/ Ziekten en aandoeningen/ Infectieziekten en parasitaire ziekten/ aids en hiv-infectie, 17 mei 2005. Oude Groeniger I, Boluijt PR, Linders I, Slagter I. Depressie bij jongeren in de regio Gelre-IJssel, resultaten van E-MOVO 2007. Apeldoorn: GGD Gelre-IJssel, 2009. Oude Groeniger I, Vries M de, Oord-Jansen SC van. Kinderen in de regio Gelre-IJssel. Resultaten van de Jeugdmonitor 2009. Apeldoorn: GGD Gelre-IJssel, 2010. Passchier-Vermeer W. Wat zijn de mogelijke gezondheidsgevolgen van geluid? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ Factoren die van invloed zijn op de gezondheid/ Omgeving/ Milieu/ Geluid, 17 mei 2005. Poos MJJC. Neemt de levensverwachting toe of af? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ Ziekte, kwaliteit van leven en sterfte/ Sterfte, levensverwachting en DALY’s/ Levensverwachting, 22 september 2008. Post NAM, Zwakhals SLN, Polder JJ. Maatschappelijke baten. Deelrapport van de VTV 2010. Van gezond naar beter. Bilthoven: RIVM, 2010. Raad voor de rechtspraak. De rechter als stok achter de deur: de schaduwwerking van de Wsnp. Den Haag: Raad voor de rechtspraak, 2006; nr. 4. RIVM. www.rivm.nl/cib/infectieziekten-A-Z/infectieziekten/Q_koorts, 29 april 2010. Geraadpleegd mei 2010. RIVM. In: Dossier Binnenmilieu scholen en kindercentra. Bilthoven: RIVM, www.rivm.nl/ milieuportaal/ dossier/ binnenmilieu/ op-scholen-en-kindercentra, 17 maart 2010. RIVM. In: GGD richtlijn – Geurhinder (2002). Bilthoven: RIVM, www.rivm.nl/ milieuportaal/ bibliotheek/ richtlijnen/ ggd-richtlijn---geurhinder, oktober 2002. RIVM. Grootschalige luchtverontreiniging samengevat. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ Factoren die van invloed zijn op de gezondheid/ Omgeving/ Milieu/ Grootschalige luchtverontreiniging, 16 mei 2003. RIVM. Geluid samengevat. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ Factoren die van invloed zijn op de gezondheid/ Omgeving/ Milieu/ Geluid, 17 mei 2005. RIVM. Ingewikkelde relaties tussen ziekten en oorzaken. In: VTV-2006. Bilthoven: RIVM, www.vtv2006.nl/ Gezondheid, preventie en zorg in Nederland/ Determinanten, 21 augustus 2006. RIVM. Inspiratie voor gezond ontwerp en inrichting van de fysieke leefomgeving. Bilthoven: RIVM, 2009. Ruijsbroek JMH, Droomers M. Sociale omgeving en gezondheid. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ Gezondheidsachterstanden/ Thema’s, 16 december 2008. Sande M van der. Organisatie en preventieve maatregelen bij een grieppandemie. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ Preventie/ Van ziekten en aandoeningen/ influenza, 14 juli 2009.
Sanderse C, Verweij A, Beer J de. Wat zijn de belangrijkste verwachtingen voor de toekomst? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ Bevolking en economie/ Huishoudenssamenstelling, 22 maart 2010. Schellevis FC, Bakker DH de, Verheij RA, Hingstman L. Wat is huisartsenzorg? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ Gezondheidszorg/ Eerstelijnszorg/ Huisartsenzorg, 11 september 2006. Schellingerhout R, Timmermans JM. Hoe groot zijn de vraag en het gebruik en nemen deze toe of af? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ Gezondheidszorg/ Sectoroverstijgende zorg/ Informele zorg, 26 september 2005. Schmeets H, Bie R van der. Religie aan het begin van de 21e eeuw. CBS-publicatie. Den Haag: CBS, 2009. Schoemaker C. Wat is psychische gezondheid en hoe wordt het gemeten? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ Ziekte, kwaliteit van leven en sterfte/ Functioneren en kwaliteit van leven/ Psychisch functioneren/ Psychische gezondheid volwassenen, 18 mei 2010. Schrijvers CTM, Pos SE. Wat is het aanbod? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ Preventie/ Preventie gericht op doelgroepen/ Preventie gericht op de jeugd, 24 juni 2010. Schuit AJ. Welke factoren beïnvloeden de effectiviteit? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ Preventie/ Preventie gericht op gezondheidsdeterminanten/ Preventie gericht op persoonsgebonden kenmerken/ Preventie gericht op lichaamsgewicht, 4 juli 2007. Spijker J, Schoemaker C. Wat is depressie en wat zijn de gevolgen? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ Gezondheid en ziekte/ Ziekten en aandoeningen/ Psychische stoornissen/ Depressie, 13 december 2005. Sprangers MAG, Snijders BE. Gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven samengevat. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ Ziekte, kwaliteit van leven en sterfte/ Functioneren en kwaliteit van leven/ Gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven, 18 mei 2010. STIVORO. Richtlijn tabakspreventie in lokaal gezondheidsbeleid. Den Haag: STIVORO, 2007. Stronks K, Mheen H van de, Bos J van den, Mackenbach JP. The interrelationship between income, health and employment status. International Journal of Epidemiology, 1997:592-600. Surgeon General. Mental health: A Report of the Surgeon General. www.surgeongeneral.gov/ library/ mentalhealth/ home.html. Surgeon General, 1999. Geraadpleegd oktober 2002. Timmerman-Kok C. Ouderen in de regio Gelre-IJssel. Deventer: GGD Gelre-IJssel, 2006. Timmerman-Kok C, Beuling M. Sociaaleconomische gezondheidsverschillen in de regio Gelre-IJssel. Apeldoorn: GGD Gelre-IJssel, 2010. Timmerman-Kok C, Linders-Wouters IAMV, Slagter IF. Depressie bij volwassenen in de regio Gelre-IJssel. Apeldoorn: GGD Gelre-IJssel, 2010. Timmerman-Kok C, Oude Groeniger I. Volwassenen in de regio Gelre-IJssel. Resultaten van het volwassenenonderzoek 2008. Apeldoorn: GGD Gelre-IJssel, 2009. Timmerman-Kok C, Weert-Donders L de. Eenzaamheid bij ouderen in de regio Gelre-IJssel. Apeldoorn: GGD Gelre-IJssel, 2007. Trimbos-instituut. www.alcoholinfo.nl/ Voor wie / Jongeren / Advies tot 16 jaar. Utrecht: Trimbos-instituut, 2010. Geraadpleegd augustus 2010a. Trimbos-instituut. www.alcoholinfo.nl/ Voor wie / Senioiren / Drinkadvies. Utrecht: Trimbosinstituut, 2010. Geraadpleegd augustus 2010b. Trimbos-instituut, WODC, ministerie van Justitie. Nationale Drug Monitor Jaarbericht 2009. Utrecht: Trimbos-instituut, 2010.
156
157
gezondheid in de regio gelre-ijssel
literatuur en websites
Verweij A, Sanderse C , Beer J de. Wat is de huidige situatie? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ Bevolking en economie/ Huishoudenssamenstelling, 18 mei 2010a. Verweij A, Sanderse C, Lucht F van der. Wat is de huidige situatie? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ Bevolking en economie/ Scholing en opleiding, 18 mei 2010b. Verweij A, Sanderse C. Wat is de samenhang met gezondheid en zorg? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ Bevolking en economie/ Huishoudenssamenstelling, 22 maart 2010. Verwey-Jonker Instituut. Kinderen in Tel Databoek 2010, Kinderrechten als basis voor lokaal jeugdbeleid. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut, 2010. Visscher TLS, Son G van, Bakel AM van, Zantinge EM. Wat zijn de mogelijke gezondheidsgevolgen van overgewicht en ondergewicht? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ Factoren die van invloed zijn op de gezondheid/ Aangeboren factoren en verworven eigenschappen/ Lichaamsgewicht, 22 maart 2010. Voedingcentrum. Ontbijt. Voedingscentrum, Den Haag: www.voedingscentrum.nl/ Eten & Gezondheid / Zwangerschap en kind / Vanaf 1 jaar / ontbijt,11 juni 2008. Geraadpleegd februari 2009. Vriends KLHM, Bergstra AD, Bos HJ, Kooten PJC van, Poos MJJC, Tak I van der, Oers JAM van. Gezondheid boven water in Zeeland. Regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning. Goes: GGD Zeeland, 2008. VROM. Actieprogramma Gezondheid en Milieu. Uitwerking van een beleidsversterking. Den Haag: ministerie van Volksgezondheid, Ruimtelijke Ordening en Milieu, 2002. VWS. Nota Overgewicht. Uit balans: de last van overgewicht. Den Haag: ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, 2009b. VWS. Preventienota Kiezen voor gezond leven. Den Haag: ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, 2006b. VWS, VNG. Leefbaarheid en sociale samenhang. Den Haag: www.invoeringwmo.nl/ WMO/nl-NL/ Prestatievelden/PV1.htm. Geraadpleegd augustus 2010. Waelput AJM. Wat is verloskundige zorg? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ Gezondheidszorg/ Sectoroverstijgende zorg/ Verloskundige zorg, 24 juni 2008. Weehuizen R. Mental capital. An exploratory study of the psychological dimension of economic development. Consultative Committee of Sector Councils for Research and Development (COS), 2006. Wendel-Vos GCW. Lichamelijke activiteit samengevat. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ Gezondheidsdeterminanten/ Leefstijl/ Lichamelijke activiteit, 23 september 2008a. Wendel-Vos GCW, Gool CH van. Wat is lichamelijke activiteit? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ Gezondheidsdeterminanten/ Leefstijl/ Lichamelijke activiteit, 23 september 2008b. Wendel-Vos GCW. Neemt het aantal mensen met voldoende lichamelijke activiteit toe of af? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ Factoren die van invloed zijn op de gezondheid/ Leefstijl/ Lichamelijke activiteit, 23 september 2008c. Wesselo C, Isken LD. Welke factoren beïnvloeden de effectiviteit? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ Preventie/ Preventie van ziekten en aandoeningen/ Preventie van infectieziekten/ Rijksvaccinatieprogramma, 20 januari 2005. Weterings M. GGD Richtlijn Gezonde Woningbouw. Utrecht: GGD Nederland, 2005.
Wieringen JCM van. Wat is jeugdgezondheidszorg? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.nationaalkompas.nl/ Gezondheidszorg/ Publieke gezondheidszorg/ Jeugdgezondheidszorg, 23 september 2008. Wijnbergen D, Timmerman-Kok C. Infectieziekten in de regio Gelre-IJssel. Apeldoorn, GGD Gelre-IJssel, 2008. Wong A, Kommer GJ, Polder JJ. Levensloop en zorgkosten. Zorg voor euro’s – 7. RIVM rapport 270082001. Bilthoven: RIVM, 2008. WHO. The World Health Report 2001. Mental Health: New Understanding, New Hope. Geneve: WHO, 2001. Zeijl E, Crone M, Wiefferink K, Keuzenkamp S, Reijneveld M. Kinderen in Nederland. Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag, 2005. Zwakhals SLN, Giesbers H, Deuning CM. Vervoersongevallen. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationale Atlas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.zorgatlas.nl/ Gezondheid en ziekte/ Sterfte/ Sterfte naar doodsoorzaken, 22 maart 2010. Zwakhals SLN. HPV per gemeente, eerste ronde 2010. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationale Atlas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.zorgatlas.nl/ Zorgatlas/Preventie/Vaccinaties en screening, 10 juni 2010. Zwakhals SLN, Lier EA, van. D(K)TP per gemeente 2009. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationale Atlas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, www.zorgatlas.nl/ Preventie/ Vaccinaties en screening, 30 juni 2009.
Websites www.alcoholinfo.nl www.compendiumvoordeleefomgeving.nl www.ggdgelre-ijssel.nl www.invoeringwmo.nl www.justitie.nl www.kncvtbc.nl www.loketgezondleven.nl www.nationaalkompas.nl www.rijksoverheid.nl www.rivm.nl www.surgeongeneral.gov
www.toolkitvtv.nl
www.voedingscentrum.nl www.vtv2006.nl www.zorgatlas.nl.
158
alles over alcohol (Trimbos-instituut) alle feiten en cijfers over milieu, natuur en ruimte in Nederland GGD Gelre-IJssel geeft informatie over de Wet maatschappelijke ondersteuning ministerie van Justitie tuberculosefonds over gezondheidsbevordering en preventie (RIVM) Nationaal Kompas Volksgezondheid (RIVM) Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu the Surgeon General serves as America’s Doctor by providingAmericans the best scientific information available on how to improve their health and reduce the risk of illness and injury. hulpmiddel voor GGD-epidemiologen om de regionale en gemeentelijke gezondheids situatie in kaart te brengen (RIVM) geeft antwoord op vragen over lekker, veilig en bewust eten integrale tekst Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2006 Nationale Atlas Volksgezondheid (RIVM)
159
gezondheid in de regio gelre-ijssel
Samenstelling stuur-, project- en klankbordgroep
Auteurs, referenten, redactie en eindredactie
Stuurgroep Dhr. H.J. Berkhoff, lid Dagelijks Bestuur GGD Gelre-IJssel Dhr. P. den Besten, lid Algemeen Bestuur GGD Gelre-IJssel Dhr. D.W. ten Brinke, directeur GGD Gelre-IJssel Ing. I. Coenen-van der Burg, manager Kennis- en Expertisecentrum GGD Drs. H. Evers, secretaris/projectleider rVTV; projectmanager GGD Gelre-IJssel
Auteurs Ir. P.R. Boluijt, epidemioloog Ir. H.B. Hoeven-Mulder, epidemioloog Ir. G.C. Pieterse, functionaris gezondheidsbevordering Ir. C.M. de Rover, beleidsadviseur Drs. J. Heinrich, epidemioloog
Projectgroep Drs. H. Evers, projectmanager Ir. P.R. Boluijt, epidemioloog Ir. H.B. Hoeven-Mulder, epidemioloog Ir. G.C. Pieterse, functionaris gezondheidsbevordering Ir. C.M. de Rover, beleidsadviseur Drs. J. Heinrich, epidemioloog Mevr. G.H. Montauban, ambtenaar volksgezondheid gemeente Oldebroek Dhr. J. Koers, ambtenaar volksgezondheid gemeente Apeldoorn
Referenten Drs. M.J.J.C. Poos, RIVM Prof. dr. ing. J.A.M. van Oers, RIVM Dr. ir. A.J.M. van Loon, RIVM
Klankbordgroep allen in de functie van beleidsadviseur volksgezondheid Dhr. R. Letteboer, gemeente Aalten Dhr. J. Koers, gemeente Apeldoorn Dhr. A. Holterman, gemeente Berkelland Mevr. A. Steenblik, gemeente Bronckhorst Drs. A.T. Reichgelt, gemeente Brummen Drs. R. Roelfs, gemeente Deventer Drs. L. van Leeuwe, gemeente Doetinchem Dhr. N.H. Kaman, gemeente Elburg Ir. H.M. Kamminga, gemeente Epe Dhr. H. van Dijk, gemeente Ermelo Mevr. T. Renee, gemeente Harderwijk Mevr. E. Langenkamp-Mosman, gemeente Lochem Dhr. A. de Vries, gemeente Montferland Mevr. I. van der Veen-Barkmeijer, MSc, gemeente Nunspeet Mevr. G.H. Montauban, gemeente Oldebroek Mevr. C. de Vries, gemeente Oost Gelre Mevr. E. Lenting, gemeente Oude IJsselstreek Dhr. A.H. de Weerd, gemeente Putten Dhr. P. Krük, gemeente Voorst Mevr. E. Abbink-Slats, gemeente Winterswijk Ir. C. van Amerongen, gemeente Zutphen
160
Redactie Ir. A.M. van Bakel, RIVM Ing. H. Giesbers, RIVM Eindredactie I. Cancrinus, www.cancrinus.nl
161
gezondheid in de regio gelre-ijssel
begrippen en definities
Begrippen en definities
afgenomen. Deze vorm treft vooral mensen ouder dan 40 jaar en mensen (ook jongeren) met overgewicht. Eerstelijnszorg Onder andere huisartsenzorg, tandheelkundige zorg, paramedische zorg, verloskundigenpraktijken, algemeen maatschappelijk werk, eerstelijns psychologen. E-MOVO 2007 Voor deze monitor worden gegevens verzameld onder leerlingen uit de klassen 2 en 4 van het voortgezet onderwijs. De leerlingen vullen op school een digitale vragenlijst in en ontvangen daarna een digitaal gezondheidsadvies. GGD Gelre-IJssel voert E-MOVO uit samen met andere GGD’en in Gelderland en Overijssel. In het najaar van 2007 hebben in de regio Gelre-IJssel 47 van de 53 middelbare scholen deelgenomen aan E-MOVO 2007. Van de deelnemers woonden er 14.511 in de 21 gemeenten waarvoor GGD Gelre-IJssel werkt. In 2003 is E-MOVO voor het eerst uitgevoerd (Hoeven-Mulder et al., 2008). Emotionele eenzaamheid Het missen van een hechte, intieme band met één ander persoon, in de meeste gevallen een levenspartner. Erkende interventies Preventieorganisaties kunnen hun (leefstijl)interventie bij het Centrum Gezond Leven (CGL) indienen voor erkenning als ‘goed beschreven’, ‘theoretisch goed onderbouwd’, ‘waarschijnlijk effectief’, en ‘bewezen effectief’. In de toekomst zal ook het erkenningniveau ‘kosteneffectief’ gaan gelden. Hoe hoger het erkenningniveau van een interventie, hoe meer inzicht bestaat in de kwaliteit en effectiviteit van de interventie. EPODE Een in Frankrijk ontwikkeld en met goed resultaat ingezet model om op lokaal niveau de levensstijl van jongeren te verbeteren en daarmee overgewicht te voorkomen. Facetbeleid of integraal gezondheidsbeleid Beleid waarbij verschillende beleidss ectoren met elkaar samenwerken om de volksgezondheid te verbeteren. Geïndiceerde preventie Preventie gericht op individuen die veelal nog geen gediagnosticeerde ziekte hebben, maar wel risicofactoren of symptomen vertonen. Gezonde levensverwachting Het aantal levensjaren dat iemand kan verwachten in goede gezondheid door te brengen. De lengte en kwaliteit van het leven worden hierin gecombineerd. Gezondheidsbescherming Maatregelen die systematisch en routinematig worden genomen zonder rechtstreekse betrokkenheid van de burgers, zoals zorg voor schoon drinkwater en betere huisvesting. Gezondheidsbevordering Maatregelen die gericht zijn op de fysieke en maatschappelijke omgeving en de leefwijzen van individuen en groepen. Gezondheidsraad De Gezondheidsraad is een onafhankelijk wetenschappelijk adviesorgaan dat de taak heeft om de regering en het parlement te adviseren op het gebied van de volksgezondheid en het gezondheids(zorg)onderzoek. Grijze druk Het aantal 65-plussers per honderd 20- tot en met 64-jarigen. Informele zorg Hulp die vrijwillig en onbetaald wordt gegeven. Interventie Activiteit met als doel het beïnvloeden van een determinant of ziekte in de gewenste richting.
A1-ritten Spoedeisende ambulanceritten met acuut levensgevaar voor de patiënt. A2-ritten Ambulanceritten waarbij geen sprake is van direct levensgevaar voor de patiënt, maar waarbij snelle hulp wel wenselijk is. Allochtoon Iemand wordt tot de allochtone bevolkingsgroep gerekend wanneer minstens één ouder in het buitenland is geboren. Autochtoon Iemand wordt gerekend tot de autochtone bevolkingsgroep indien beide ouders in Nederland zijn geboren ongeacht het geboorteland van de persoon zelf. Bevolkingsdichtheid Het aantal inwoners per vierkante kilometer land. Binge drinken Bij één gelegenheid minstens vijf glazen alcohol drinken. BMI Body Mass Index; een internationaal erkende maat voor de verhouding tussen gewicht en lengte. De BMI wordt berekend door iemands gewicht in kilogrammen te delen door het kwadraat van de lengte in meters. Bij volwassenen duidt een BMI-waarde van 25 of meer op overgewicht. Bij een BMI-waarde van 30 of meer wordt gesproken van ernstig overgewicht of obesitas. Voor jongeren gelden andere (lagere) grenswaarden, afhankelijk van leeftijd en geslacht. Care Primair op genezing gericht deel van de gezondheidszorg. Categorale instelling Een categorale instelling biedt, net als een academisch en algemeen ziekenhuis, medisch specialistische behandelingen en de daarbij noodzakelijke verpleging. Bijzonder is dat deze zorg gericht is op specifieke groepen ziekten of patiënten, zoals in revalidatie- en dialysecentra. Coronaire hartziekten Bij coronaire hartziekten zijn een of meer kransslagaders vernauwd. De bloedstroom door de slagaders wordt bemoeilijkt, wat leidt tot beschadiging van de hartspier. Hartziekten, waaronder hartinfarct en de pijn op de borst die angina pectoris wordt genoemd, worden meestal door coronaire hartziekten veroorzaakt. COPD (Chronisch obstructieve longziekte) Een verzamelnaam voor de longaandoeningen chronische bronchitis en longemfyseem. Bij COPD zijn de kleine vertakkingen van de luchtwegen beschadigd geraakt. Daardoor werken de longen minder goed. Cure Primair op verpleging en verzorging gerichte deel van de gezondheidszorg. DALY De maat voor ziektelast ‘Disability-Adjusted-Life-Year’ combineert de drie aspecten sterfte, ziekte en kwaliteit van leven. Determinant van gezondheid Factor die van invloed is op de gezondheid. Diabetes mellitus type 2 (suikerziekte) Bij diabetes mellitus kan het lichaam onvoldoende glucose als energiebron gebruiken door een tekort aan het hormoon insuline en/of doordat het lichaam ongevoelig geworden is voor insuline. Bij type 2 maakt de alvleesklier wel insuline aan, maar is de werking van de insuline
162
163
gezondheid in de regio gelre-ijssel
begrippen en definities
Jeugdmonitor 2009 In oktober 2009 hebben de ouders van ruim 16.500 kinderen (0 tot en met 11 jaar) van de 21 gemeenten in de regio Gelre-IJssel een uitnodiging ontvangen om mee te doen met het onderzoek. Ouders konden een digitale of schriftelijke vragenlijst invullen. 10.837 ouders (66%) hebben de vragenlijst ingevuld (Oude Groeninger et al., 2010). JIS Jeugd Informatie Systeem; registratiesysteem van de Jeugdgezondheidszorg. JOGG Jongeren Op Gezond Gewicht; Nederlandse variant van EPODE. K10 Vragenset die het risico op een angststoornis of een depressie in beeld brengt. De K10 bestaat uit vragen naar gevoelens in de afgelopen maand, zoals zenuwachtigheid, rusteloosheid, hopeloosheid, somberheid en depressiviteit. Kwaliteit van leven Samenvattende maat voor het welbevinden van de bevolking, in termen van lichamelijk, psychisch en sociaal functioneren. Levensverwachting in goed ervaren gezondheid - Het aantal ‘gezonde’ jaren dat is bepaald op basis van het percentage mensen dat op de vraag naar de ervaren gezondheid de antwoorden ‘goed’ of ‘zeer goed’ gaf. ‘Ongezond’ zijn degenen die ‘gaat wel’, ‘soms goed en soms slecht’ of ‘slecht’ hebben geantwoord. Levensverwachting zonder lichamelijke beperkingen Hiervoor zijn gegevens gebruikt over langdurige lichamelijke beperkingen in tien activiteiten op het terrein van horen, zien, mobiliteit en algemene dagelijkse levensverrichtingen. Mensen zijn geclassificeerd als ‘beperkt’ wanneer zij aangaven een of meer van deze activiteiten niet of met veel moeite te kunnen uitvoeren. Levensverwachting in goede geestelijke gezondheid Hiervoor is gebruik gemaakt van de Affect Balance Scale. Deze bestaat uit vijf onderwerpen over negatieve gevoelens (eenzaam, rusteloos, verveeld, depressief, van streek). Het aantal ‘ongezonde’ jaren is bepaald op basis van het percentage mensen dat vaak of erg vaak last had van een of meer van deze vijf gevoelens. Lichamelijk functioneren Het kunnen uitvoeren van lichamelijke functies en dagelijkse routineactiviteiten. Maatschappelijke zorg Verzamelterm voor zorg die geleverd wordt in de Wmo prestatievelden 7 (maatschappelijke opvang en vrouwenopvang), 8 (openbare geestelijke gezondheidszorg) en 9 (ambulante verslavingszorg). Malaise Algemene staat van ongemak, vermoeidheid of ziekte. Mantelzorg Langdurige en onbetaalde zorg aan een chronisch zieke, gehandicapte of hulpbehoevende partner, kind, ouder of ander familielid, vriend of kennis. MDI Vragenset van dertien vragen, waarin gevraagd wordt naar bepaalde gevoelens, zoals somberheid, lusteloosheid en verlies van interesse voor dagelijkse activiteiten in de twee weken voorafgaand aan het onderzoek. MHI-5 Vragenset die bestaat uit vijf vragen naar gevoelens in de afgelopen vier weken. Onderwerpen die aan bod komen, zijn zenuwachtigheid, gevoelens van somberheid, gelukkig zijn, in de put zitten en zich rustig voelen. Microbiële verontreiniging Verontreiniging door bacteriën, schimmels en gisten.
NNGB: Nederlandse Norm Gezond Bewegen: De Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) is in 1998 geformuleerd en werd afgeleid van internationale richtlijnen. De norm verschilt per leeftijdsgroep: • jongeren tot 18 jaar: dagelijks één uur tenminste matig intensieve activiteit waarbij de activiteiten minimaal tweemaal per week gericht zijn op het verbeteren of handhaven van lichamelijke fitheid (kracht, lenigheid en coördinatie); • volwassenen (18 tot en met 55 jaar): een half uur tenminste matig intensieve lichamelijke activiteit op minimaal vijf, maar bij voorkeur alle dagen van de week; • 55-plussers: een half uur tenminste matig intensieve lichamelijke activiteit op minimaal vijf, maar bij voorkeur alle dagen van de week. Voor niet-actieven, zonder of met beperkingen, is elke extra hoeveelheid lichaamsbeweging zinvol, ongeacht duur, intensiteit, frequentie of type. Norm-actieven Mensen die voldoen aan de NNGB. Obesitas Ernstig overgewicht. Osteoporose Afname van de sterkte van de botten en een verhoogd risico op botbreuken van voornamelijk wervelkolom, heup, pols, bovenarm en bekken. Het risico op breuken neemt toe met de leeftijd; het betreft vooral mensen die ouder zijn dan 75 jaar. Ouderenmonitor 2005 In het najaar van 2005 hebben 9.976 zelfstandig wonende ouderen in de regio Gelre-IJssel met uitzondering van de Noord-Veluwe een schriftelijke vragenlijst ontvangen. Ongeveer de helft van hen was tussen de 65 en 75 jaar, de andere helft was 75 jaar of ouder. Aan het onderzoek hebben 8.086 ouderen (81%) meegedaan (Timmerman-Kok, 2006). Overgewicht Abnormale of buitensporige opeenhopingen van vet die de gezondheid kunnen beïnvloeden. Palliatieve zorg Zorg die niet de ziekteoorzaak wegneemt maar wel de symptomen verlicht. Prestatievelden (in de Wmo) De Wmo maakt de gemeenten verantwoordelijk voor de maatschappelijke ondersteuning. Anders gezegd: gemeenten moeten het mogelijk maken dat alle inwoners maatschappelijk kunnen meedoen. Voor kwetsbare groepen is extra aandacht. De Wmo omschrijft ‘maatschappelijke ondersteuning’ in negen prestatievelden (of beleidsterreinen). Prestatieveld 1: leefbaarheid en sociale samenhang Prestatieveld 2: preventieve ondersteuning jeugd Prestatieveld 3: informatie, advies en cliëntondersteuning Prestatieveld 4: mantelzorg en vrijwilligers Prestatieveld 5 en 6: participatie van - en individuele voorzieningen voor mensen met een beperking, een chronisch psychisch probleem of psychosociaal probleem Prestatieveld 7, 8 en 9: maatschappelijke opvang, openbare geestelijke gezondheidszorg, verslavingsbeleid (ook wel samengevat als ‘maatschappelijke zorg’) en de aanpak van huiselijk geweld. Prevalentie Het aantal gevallen of personen met een bepaalde aandoening of ziekte op een specifiek moment per duizend of per honderdduizend in de bevolking. Preventie Het geheel van doelbewuste initiatieven die inspelen op risicofactoren en handelen wanneer eerste signalen zich ontwikkelen en de problematiek aan het ontstaan is. Primaire preventie Preventie gericht op het voorkómen van ziekten door het wegnemen van de oorzaak.
164
165
gezondheid in de regio gelre-ijssel
Prosociaal gedrag Een helpende actie die een ander voordeel oplevert zonder dat het de helpende direct voordeel oplevert. Het kan zelfs een risico opleveren voor de helpende. Psycho-educatie De bevolking krijgt informatie over wat depressie is, welke signalen mogelijk zijn, wat mensen er zelf aan kunnen doen en bij wie ze terecht kunnen voor verdere hulp wanneer dat nodig is. Doel hiervan is om via kennisoverdracht tot bewustwording en een attitudeverandering te komen. Residentieel daklozen Personen die als bewoner staan ingeschreven bij instellingen voor maatschappelijke opvang. Responsetijd Aanrijdtijd (van ambulances). Secundaire preventie Preventie gericht op het in een vroeg stadium opsporen en behandelen van ziekten. Selectieve preventie Preventie gericht op risicogroepen in de bevolking. Sociaaleconomische status (ses) Positie die iemand inneemt in de sociale hiërarchie, gemeten aan de hand van opleiding, inkomen of beroepsstatus. Sociale eenzaamheid Het ontbreken van contacten met mensen waarmee men bepaalde gemeenschappelijke kenmerken deelt, zoals vrienden en vriendinnen. Tertiaire preventie Preventie gericht op het voorkómen van verergering van ziekten en het compenseren van nadelige gevolgen. Tweedelijnszorg Onder andere ziekenhuiszorg en tweedelijns geestelijke gezondheidszorg. Universele preventie Preventie gericht op bevolkingsgroepen in het algemeen. Heeft vaak kennisoverdracht of attitudeverandering tot doel. Volwassenenmonitor 2008 In oktober 2008 heeft een steekproef van 21.000 volwassenen (1.000 uit elke gemeente) in de leeftijd van19 tot en met 64 jaar een uitnodiging ontvangen om mee te doen met het onderzoek. Hiertoe konden zij de digitale of de schriftelijke vragenlijst invullen. De bruikbare respons was 9.518 (45%; Timmerman-Kok & Oude Groeniger, 2009). Ziektelast De hoeveelheid gezondheidsverlies in een populatie die veroorzaakt wordt door ziekten. De ziektelast wordt uitgedrukt in DALY’s (‘Disability-Adjusted Life-Years’). De DALY kwantificeert gezondheidsverlies en is opgebouwd uit twee componenten: de jaren verloren door vroegtijdige sterfte en de jaren geleefd met ziekte. De jaren met ziekte worden ‘gewogen’ voor de ernst van de ziekte, zodat ze vergelijkbaar worden met door sterfte verloren levensjaren. Ziektepreventie Maatregelen die specifiek gericht zijn op het voorkómen van bepaalde gezondheidsproblemen, zoals vaccinaties en screeningen. Zorggerelateerde preventie Preventie gericht op individuen met een ziekte of gezondheidsprobleem. Zorgmissers Mensen die niet die zorg en hulp krijgen die zij nodig hebben. Zorgmijders Mensen die zorg en hulp uit de weg gaan. Zorgverlamming Wanneer instellingen niet goed weten hoe ze aan zorgmissers of zorgmijders hulp moeten bieden.
166
Lijst van afkortingen AO-uitkering AMK AWBZ BJZ BMI BMR CBO CBS CGL CIb CJG COPD CVA DALY DDJ DKTP E-MOVO EPODE fte GES ggz GSO havo hbo Hib hiv HPV IGZ JGZ JIP JIS JOGG K10 LCI LGB LNV mbo MD MDI MHI-5 MIS MZ NIVEL NMT NNGB NPG Oggz Ogz PD PDP
Arbeidsongeschiktheidsuitkering Advies- en Meldpunt Kindermishandeling Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten Bureau Jeugdzorg Body Mass Index (zie ook definities) Bof, Mazelen en Rode hond Centraal BegeleidingsOrgaan (kwaliteitsinstituut voor de gezondheidszorg) Centraal Bureau voor de Statistiek Centrum Gezond Leven Centrum voor Infectieziektebestrijding Centrum voor Jeugd en Gezin Chronic Obstructive Pulmonary Disease (zie ook definities) Cerebrovasculair accident (beroerte) Disability-Adjusted Life-Year (zie ook definities) Digitaal Dossier Jeugd Difterie, Kinkhoest, Tetanus en Polio Elektronische Monitor en Voorlichting (zie ook definities) Ensemble, Prévenons l’Obesité des Enfants fulltime-equivalent gezondheidseffectscreening geestelijke gezondheidszorg Gelders Stedelijk Ontwikkelingsbeleid hoger algemeen voortgezet onderwijs hoger beroepsonderwijs Haemophilus influenzae type b human immunodeficiency virus humaan papillomavirus Inspectie voor de Gezondheidszorg Jeugdgezondheidszorg Jongeren Informatie Punt Jeugd Informatie Systeem (zie ook definities) Jongeren Op Gezond Gewicht (zie ook definities) Kessler Psychological Distress Scale Landelijk Centrum voor Infectieziekten lokaal gezondheidsbeleid (ministerie van) Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit middelbaar beroepsonderwijs Maatschappelijke Dienstverlening Major Depression Inventory (zie ook definities) Mental Health Inventory (zie ook definities) Minimale Interventie Strategie Maatschappelijke Zorg Nederlands Instituut voor Onderzoek van de Gezondheidszorg Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde Nederlandse Norm Gezond Bewegen (zie ook definities) Nationaal Programma Grieppreventie Openbare geestelijke gezondheidszorg Openbare gezondheidszorg Plantenziektenkundige Dienst Partnership Depressie Preventie
167
gezondheid in de regio gelre-ijssel
PGO POLS RIVM ROC ROS RVP rVTV SCP SDQ segv SEH SER ses soa STIVORO UNICEF VNG vmbo vo VROM vsv VTV VWA vwo VWS WHO Wmo Wpg WW
168
Preventief Geneeskundig/Gezondheidskundig Onderzoek Permanent Onderzoek LeefSituatie Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu Regionaal Opleidingen Centrum Regionale Ondersteuningsstructuur Rijksvaccinatieprogramma regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning Sociaal Cultureel Planbureau Strengths and Difficulties Questionnaire sociaaleconomische gezondheidsverschillen Spoedeisende Hulp Sociaal Economische Raad sociaaleconomische status seksueel overdraagbare aandoening(en) Stichting Volksgezondheid en Roken United Nations Children’s Fund Vereniging Nederlandse Gemeenten voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs voortgezet onderwijs (ministerie van) Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer voortijdig schoolverlaters Volksgezondheid Toekomst Verkenning Voedsel en Waren Autoriteit voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (ministerie van) Volksgezondheid, Welzijn en Sport World Health Organisation Wet maatschappelijke ondersteuning Wet publieke gezondheidszorg Werkloosheidswet