Besluit Departement Leefmilieu Dienst Milieuvergunningen MLAV1/1000000103/BV. BESLUIT VAN DE DEPUTATIE VAN DE PROVINCIE ANTWERPEN OVER DE VERGUNNINGSAANVRAAG VAN DE NV ATPC ANTWERP TERMINAL & PROCESSING COMPANY EN VAN DE NV ANTWERP PROCESSING COMPANY MET BETREKKING TOT EEN RAFFINADERIJ / TANKTERMINAL, GELEGEN TE 2030 ANTWERPEN, BELIWEG 20-22. De deputatie van de provincie Antwerpen Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten; Gelet op het besluit van 6 februari 1991 van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning (Vlarem), zoals gewijzigd bij latere besluiten; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem II), zoals gewijzigd bij latere besluiten; Gelet op het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, inzonderheid artikel 8; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 tot vaststelling van nadere regels voor de toepassing van de watertoets, tot aanwijzing van de adviesinstantie en tot vaststelling van nadere regels voor de adviesprocedure bij de watertoets; Gelet op de milieuvergunningsaanvraag, op 17 november 2010 ingediend door de nv ATPC Antwerp Terminal & Processing Company, gevestigd Beliweg 20 te 2030 Antwerpen en door de nv Antwerp Processing Company, gevestigd Haven 281 - Beliweg 22 te 2030 Antwerpen strekkende tot het bekomen van een milieuvergunning om een raffinaderij / tankterminal, gelegen te 2030 Antwerpen, Beliweg 20-22, kadastergegevens (afdeling-sectie-perceelnummer) 14-C-70h, 14-C-70g, te veranderen door wijziging en uitbreiding als volgt : Op naam van ATPC: ‒ een netto-uitbreiding met 44.546,05 ton aardolie en (petro)chemische producten (1.4) tot een totale opslag van 550.071 ton, na volgende veranderingen: • hervergunning van 16 tijdelijk vergunde opslagtanks (291, 292, 294, 300, 301, 303, 601, 603, 604, 608, 610, 703, 705, 708, 711 en 712) met een opslagcapaciteit van 213.750 ton; • uitbreiding met 4 opslagtanks (295, 611, 612 en 613), die voorheen gebruikt werden als wateropslagtanks, met een opslagcapaciteit van 54.270 ton; • regularisatie van de inhoud (in ton) van de overige tanks; Bovenstaande opslag is tevens dubbel gerubriceerd onder rubriek 17 ‒ uitbreiding van de inrichting voor ontzwavelen, synthese en omzetting van zwavelhoudende verbindingen met 44.904,59 ton gevaarlijke stoffen gelijk aan of groter dan de in bijlage 6 deel 1 en 2 vermelde hoeveelheid (17.2.2) tot een totale hoeveelheid van 550.375,72 ton, na volgende veranderingen: • hervergunning van 16 tijdelijk vergunde opslagtanks (291, 292, 294, 300, 301, 303, 601, 603, 604, 608, 610, 703, 705, 708, 711 en 712) met een opslagcapaciteit van 213.750 ton; • uitbreiding met 4 opslagtanks (295, 611, 612 en 613), die voorheen gebruikt werden als wateropslagtanks, met een opslagcapaciteit van 54.270 ton; • omschakelen (van P1-opslag naar P2-opslag) van 10 bestaande opslagtanks (601, 062, 603, 604, 605, 606, 607, 608, 609 en 610) met een opslagcapaciteit van 189.990 ton; • regularisatie van de inhoud (in ton) van de overige tanks; Op naam van APC:
Koningin Elisabethlei 22 | 2018 Antwerpen 1 T 03 240 50 11 | F 03 240 57 79
MLAV1/1000000103 nv ATPC Antwerp Terminal & Processing Company nv Antwerp Processing Company
‒ ‒
‒
‒
‒
‒
vermindering met 2.429 ton bitumen (door productwijziging in tank 304) tot een totale opslag van 57.470 ton bitumen in 18 tanks (1.2); een netto-uitbreiding met 16.008,5 ton aardolie en (petro)chemische producten (1.4) tot een totale opslag van 229.977 ton, na volgende veranderingen: • hervergunning van de tijdelijk vergunde opslagtank 408 met een opslagcapaciteit van 2.900 ton; • regularisatie van de inhoud (in ton) van de overige tanks; een netto-vermindering met 1.268,478 ton van de in de raffinaderij aanwezige gevaarlijke stoffen gelijk aan of groter dan in bijlage 6 deel 1 en 2 vermelde hoeveelheid tot een totale hoeveelheid van 8.217 ton, na regularisatie van de inhoud (in ton) van de tanks (17.2.1); een netto-uitbreiding met 18.963,6 ton ruwe aardolie of zware stookolie (17.3.6.3) tot een totale opslag van 154.900 ton, na volgende veranderingen: • hervergunning van de tijdelijk vergunde opslagtank 408 met een opslagcapaciteit van 2.900 ton; • regularisatie van de inhoud (in ton) van de overige tanks; een netto-vermindering met 1.508,4 ton bitumen en zware stookolie (17.3.7.3) tot een totale opslag van 66.860 ton, na volgende veranderingen: • productwisseling van tank 304 (nu: opslag van zware stookolie); • regularisatie van de inhoud (in ton) van de overige tanks; een netto-vermindering met 2.429 ton bitumen (door productwijziging in tank 304) tot een totale opslag van 57.470 ton bitumen en 10,2 ton niet Seveso-milieugevaarlijke stoffen (totale opslag: 57.480,2 ton) (17.3.8.3);
Vlaremrubricering volgens aanvrager: 1.2 – 1.4 – 17.2.1 – 17.2.2 Gelet op het verzoek om volgende inrichtingen administratief recht te zetten: Op naam van ATPC: ‒ een zwavelrecuperatie-eenheid B8 (i.p.v. D8) met een productiecapaciteit van 20 ton/dag of 6.600 ton/jaar en een geïnstalleerd vermogen van 277,25 kW (7.1.2); ‒ de opslag van 6,7 ton milieugevaarlijke stoffen is ingedeeld onder rubriek 17.3.8.2 (i.p.v. 17.3.8.3); ‒ 3 stoomvaten met een totale inhoud van 458 l zijn ingedeeld onder rubriek 39.2.1 (i.p.v. 39.2.2); Gelet op de melding dat volgende rubrieken gewijzigd zijn t.g.v. de aangepaste Vlaremindelingslijst: Op naam van ATPC: ‒ een werkplaats voor herstellen van eigen voertuigen met één smeerput en twee hefbruggen (15.2 i.p.v. 15.3); ‒ 8 gascompressoren met een vermogen van respectievelijk 184 kW, 350 kW, 160 kW, 44 kW, 88 kW, 700 kW, 900 kW en 450 kW (totaal vermogen: 2.876 kW) (16.3.2.3.a i.p.v. 16.3.2.3); ‒ een metaalwerkplaats met een geïnstalleerd vermogen van 12 kW (29.5.2.1.a i.p.v. 29.5.2.2); ‒ 5 dieselmotoren met een vermogen van respectievelijk 1x 360 kW, 2x 344 kW, 1x 157 kW en 1x 4 kW (totaal: 1.209 kW) (31.1.3 i.p.v. 31.1.2); Op naam van APC: ‒ de lozing van 117,5 m3/u, 1.984 m3/dag en 500.000 m3/jaar bedrijfsafvalwater via een waterzuiveringsinstallatie via riolering in het Vierde Havendok (3.6.3.3 i.p.v. 3.6.3.2); ‒ de opslag van 80 ton polymeren voor de BSP-eenheid (23.3.1.a i.p.v. 23.3); ‒ 2 metaalwerkplaatsen met een geïnstalleerd vermogen van respectievelijk 15 kW en 10 kW (totaal: 25 kW) (29.5.2.1.a i.p.v. 29.5.2.2); ‒ 6 dieselmotoren met een vermogen van respectievelijk 3x 261 kW, 1x 190 kW, 1x 118 kW en 1x 46 kW (totaal: 1.137 kW) (31.1.3 i.p.v. 31.1.2);
2 / 29
MLAV1/1000000103 nv ATPC Antwerp Terminal & Processing Company nv Antwerp Processing Company Gelet op de volgende vergunningstoestand met betrekking tot de exploitatie van de inrichting op de datum van de indiening van de voormelde milieuvergunningsaanvraag: – Besluit nr. MLAV1/05-501 d.d. 7 september 2006 van de deputatie houdende gedeeltelijke vergunning voor het verder exploiteren na verandering door wijziging en uitbreiding van een raffinaderij voor een termijn verstrijkend op 4 december 2026; – Aktename nr. MLAN3/06-31 d.d. 25 januari 2007 door de deputatie met betrekking tot een inrichting van klasse 3 die een eenheid vormt samen met de vergunde raffinaderij; – Besluit nr. AMV/1469/1022/B d.d. 23 maart 2007 van de minister houdende wijziging in beroep van besluit nr. MLAV1/05-501 d.d. 7 september 2006 van de deputatie, waarbij bijkomend vergunning wordt verleend met wijziging van modaliteiten, voor een termijn eindigend resp. 4 december 2026, na 4 jaar en na 2 jaar op proef; – Besluit nr. AMV/1469/1025/B d.d. 13 maart 2009 van de minister houdende het weigeren van de vergunning tot het verder exploiteren (na proef) van de ontzwavelingseenheid B6; – Besluit nr. MLWV/08-43 d.d. 7 mei 2009 van de deputatie houdende wijziging lozingsvoorwaarden; – Besluit nr. MLWV/09-06 d.d. 28 mei 2009 van de deputatie houdende wijziging bijzondere voorwaarden m.b.t. haalbaarheidsstudie hergebruik hemelwater; – Besluit nr. MLWV/09-30 d.d. 19 november 2009 van de deputatie houdende niet inwilligen van een verzoek tot wijziging voor waarden opgelegd bij besluit nr. MLAV1/05-501 d.d. 7 september 2006; – Besluit nr. MLAN3/09-19 d.d. 22 december 2009 houdende aktename van een klasse 3inrichting, die een eenheid vormt samen met de vergunde raffinaderij; – Naamswijziging van de nv Petroplus Refining Antwerp naar Antwerp Terminal Company en vervolgens naar Antwerp Terminal & Processing Company; – Naamswijziging van de nv Petroplus Refining Antwerp Bitumen naar Antwerp Processing Company; – Besluit nr. AMV/1469/1031 d.d. 14 juli 2010 van de minister houdende opheffen in beroep van besluit nr. MLWV/09-30 d.d. 19 november 2009 van de deputatie en wijziging voorwaarden opgelegd bij deputatiebesluit nr. MLAV1/05-501 d.d. 7 september 2006; Gelet op het feit dat deze aanvraag voor de eerste maal werd ingediend op 22 maart 2010 en werd vervolledigd op 17 november 2010; op het feit dat op datum van 30 november 2010 de milieuvergunningsaanvraag ontvankelijk en volledig werd verklaard of geacht; Gelet op de stukken, waarbij wordt geattesteerd dat de milieuvergunningsaanvraag de vereiste publiciteit verkreeg, conform artikel 17 van het Vlarem; Gelet op het verslag van de informatievergadering d.d. 30 november 2011 zoals bedoeld in artikel 18 van het Vlarem waaruit blijkt dat er geen belangstellenden opdaagden; Gelet op het proces-verbaal betreffende het openbaar onderzoek d.d. 11 januari 2011 waaruit blijkt dat er noch schriftelijke, noch mondelinge bezwaren en/of opmerkingen werden ingediend; Gelet op het gunstig advies d.d. 19 januari 2011 van het college van burgemeester en schepenen van Antwerpen; op volgende elementen uit dit advies : 1. De bedrijven nv Petroplus Refining Antwerp (PRA) en nv Petroplus Refining Antwerp Bitumen (PRAB) maakten tot begin januari 2010 beide deel uit van de groep Petroplus. De overdracht van aandelen van Petroplus naar VTTI begin januari 2010 heeft geen invloed op de beide vennootschappen (PRA en PRAB) en de bijbehorende milieuvergunning. Wel is er een naamswijziging waarbij nv Petroplus Refining Antwerp (PRA) nu nv Antwerp Terminal and Processing Company (ATPC) is geworden en nv Petroplus Refining Antwerp Bitumen (PRAB) dat nu nv Antwerp Processing Company (APC) is.
3 / 29
MLAV1/1000000103 nv ATPC Antwerp Terminal & Processing Company nv Antwerp Processing Company
2.
3.
4.
5.
6.
7.
Momenteel heeft ATPC volgende lopende milieuvergunningen: De basisvergunning (MLAV1/05-501) die geldig is tot 4 december 2026, de melding voor een bronbemaling ter uitvoering van werken sinds 2 februari 2007 (MLAN3/06-31). Na beroep volgde de hervergunning van bepaalde activiteiten op 23 maart 2007 met een looptijd tot 23 maart 2011 (AMV/001469/1022/B). Wijziging en aanvulling van de bijzondere voorwaarden (MLWV/09-30, MLWV/09-6 en MLWV/08-43). Een kleinschalige waterzuiveringsinstallatie (WZI) sanitair afvalwater van het hoofdgebouw werd vergund op datum van 6 augustus 2009 (MLAN3/09-19). Volgende vergunningen zijn lopende voor APC: Hervergunning activiteiten tot 4 december 2026 (MLAV1/05-501). Na beroep werden nog bijkomende activiteiten hervergund tot 23 maart 2011 (AMV/001469/1022/B). Nadien werden nog verschillende wijzigingen en aanvullingen van de bijzondere voorwaarden toegekend: (MLWV/08-43, MLAV1/05-501, MLWV/09-6 en MLWV/09-30). nv ATPC en nv APC zijn twee juridische entiteiten die samen één milieutechnische eenheid vormen, zijnde ATPC. De activiteiten van nv ATPC omvatten enkel nog het ontzwavelen van mid-destillaten en de atmosferische opslag van aardolieproducten. nv APC produceert bitumen en distillaten uit zwaardere petroleumfracties en uit ruwe aardolie uit specifieke winningsgebieden. Momenteel zijn 17 opslagtanks tijdelijk buiten dienst omdat deze niet voldeden aan de wettelijke vereisten. Petroplus had echter als doelstelling om deze tanks op termijn terug in dienst te nemen. Bij het verlenen van de hervergunning in 2006 en bij het wijzigen van de vergunningsvoorwaarden in 2007 werd de vergunningstermijn voor de betrokken 17 tanks beperkt tot een periode van vier jaar (eindtermijn eindigend op 23 maart 2011). Het tankherstelprogramma, vooropgesteld door ATPC, heeft vertraging opgelopen o.m. omwille van de economische crisis waardoor de noodzakelijke budgetten niet volledig konden worden vrijgemaakt. Dit neemt niet weg dat ATPC nog streeft om de betrokken tanks te herstellen binnen de termijn van 23 maart 2011. Er kan echter niet gegarandeerd worden dat alle tanks ook daadwerkelijk binnen deze termijn zullen hersteld zijn. Deze 17 opslagtanks zijn naar de toekomst van zeer groot belang voor het bedrijf en derhalve wenst ATPC een aanvraag in te dienen voor de hernieuwing van de milieuvergunning van de 17 betrokken opslagtanks voor de verdere exploitatie ervan. Bijkomend is voorzien om vier bestaande tanks die in 2006 niet hervergund werden voor de opslag van aardolieproducten, terug in dienst te nemen. Deze indienstname vindt plaats na herstelling van de opslagtanks en mits een uitrusting van de tanks die geëigend is voor de opslag van aardolieproducten. Eveneens zullen tien bestaande tanks omgeschakeld worden van P1-opslag naar P2-opslag. De afvalwaterstromen die verband houden met de aangevraagde hernieuwing, verandering en uitbreiding, zijnde de op- en overslag van aardolieproducten, zijn enerzijds potentieel verontreinigd hemelwater en anderzijds afvalwater afkomstig van tankreiniging. Beide afvalwaterstromen worden afgevoerd naar de waterzuivering op het terrein van nv APC. De emissies naar bodem toe worden beheerst door de aanwezigheid van zowel preventieve als schadebeperkende maatregelen. Van zodra de opslagtanks effectief in gebruik worden genomen, zullen deze beantwoorden aan de wettelijke vereisten. Simultaan met de beoogde uitbreiding van de op- en overslagcapaciteit van aardolieproducten worden in het MER evenwel emissiereducerende maatregelen voorzien. Zo zal in de geplande situatie 96% van de voorziene opslag van P1- en P2-producten plaats vinden in opslagtanks met een inwendig vlottend dak uitgerust met dubbele dichtingen (1 op niveau van de vloeistoffase en 1 op niveau van de dampfase). Deze maatregel zorgt er voor dat de tankemissies in de geplande situatie meer dan 100 ton/jaar lager zullen zijn, dan wanneer men enkel zou gebruik maken van opslagtanks met externe vlottende daken (met dubbele dichting). Gezien de beperkte overslag van P1-producten worden de dampen die vrijkomen bij de belading van transportmiddelen (in casu binnen- en zeeschepen) met P1-product (nafta's), afgeleid naar een actiefkoolfilter. Het betreft hier echter een actiefkoolfilter met een gewijzigde configuratie ten
4 / 29
MLAV1/1000000103 nv ATPC Antwerp Terminal & Processing Company nv Antwerp Processing Company opzichte van de referentiesituatie zodanig dat een beter verwijderingrendement kan behaald worden. Globaal effect van de voorziene milderende maatregelen is dan ook dat in de geplande situatie de totale KWS-emissies, en benzeen in het bijzonder, beduidend lager zijn dan diegene die berekend werden voor de (vergunde) referentiesituatie. Deze afname van de KWS-emissies leidt er vervolgens toe dat in de geplande situatie de beïnvloeding van de luchtkwaliteit inzake KWS-emissies afneemt. Ter hoogte van woongebieden zullen de toekomstige KWS-emissies nog slechts een beperkte tot verwaarloosbare impact hebben op de omgevingslucht, daar waar in de huidige situatie mogelijks nog sprake is van een beperkte impact. 8. Het geplande project heeft geen impact op het vrachtwagentransport van en naar de site. De producten die opgeslagen zullen worden in de betrokken tanks worden enkel via schip aangevoerd en via schip en/of pijpleiding afgevoerd. 9. De exploitatie van de tanks geeft geen aanleiding tot relevante geluidsemissies, zeker niet in verhouding tot de geluidsemissies afkomstig van de procesinstallaties. 10. Uitgaande van het gegeven dat de opslagtanks voldoen aan de wettelijke vereisten, kan gesteld worden dat de mogelijke effecten op bodem en grondwater ten gevolge van lekken uit tanks weinig significant zijn. Het geplande project en de hieraan gekoppelde benzeenemissie zal geen aanleiding geven of een bijdrage leveren tot gezondheidseffecten in de omgeving. Gezien de aard van het project, de ruimtelijke situering en eerder uitgevoerde evaluaties in het MER van 2006, kan gesteld worden dat er geen relevante (bijkomende) impact zal zijn op natuurgebieden in de omgeving van ATPC. 11. Voor ATPC is een omgevingsveiligheidsrapport (OVR) opgesteld. Hieruit blijkt dat op verschillende plaatsen langsheen de terreingrens van ATPC een overschrijding van het criterium voor het plaatsgebonden risico ten opzichte van de terreingrens van ATPC aanwezig is. Aangezien in alle gevallen in de bij de overschrijding betrokken zones nauwelijks personen aanwezig zijn, en er inzake de overschrijding op het terrein van LBC Antwerpen en Nova Natie een veiligheidsinformatieplan wordt opgesteld, worden deze overschrijdingen niet als een knelpunt beschouwd. 12. Mits voldaan wordt aan de voorgestelde vergunningsvoorwaarden kunnen de risico's voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op het milieu en op de mens tot een aanvaardbaar niveau beperkt worden. Vanuit milieutechnisch oogpunt wordt positief advies gegeven. De termijn voor ingebruikname van de tanks mag in geen geval de drie jaar overschrijden. Indien dit wel mocht zijn, dient een nieuwe vergunning aangevraagd te worden voor deze tanks; Gelet op het gunstig advies van de gemeentelijk stedenbouwkundig ambtenaar; op volgende elementen uit dit advies: 1. Het eigendom is gelegen in het gewestplan Antwerpen (koninklijk besluit 3 oktober 1979 en latere wijzigingen). Het eigendom ligt, volgens dit van kracht zijnde gewestplan, in een industriegebied. 2. Gezien het perceel waarop de aanvraag gedaan wordt gelegen is in de industriezone voor de haven, is er geen bezwaar tegen de aanvraag. 3. Uit het voorgaande blijkt dat de aanvraag in overeenstemming is met de bestemming en de voorschriften van het gewestplan; Gelet op het deels gunstig-ongunstig advies d.d. 26 januari 2011 van de afdeling van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE), bevoegd voor Milieuvergunningen (AMV) (kenmerk AMV/A/11/7233-AMV/A/11/7107); op volgende elementen uit dit advies : 1. De huidige vergunningsaanvraag betreft: a) het hernieuwen van de milieuvergunning voor 17 opslagtanks; b) het vergunnen van vier aanwezige tanks welke op dit op dit ogenblijk niet vergund zijn als opslagtank voor gevaarlijke stoffen (thans gebruikt als wateropslagtanks); c) het omschakelen van tien bestaande opslagtanks van ATPC nv voor aardolieproducten van P1-opslag naar P2-opslag;
5 / 29
MLAV1/1000000103 nv ATPC Antwerp Terminal & Processing Company nv Antwerp Processing Company
2.
3.
4.
d) het omschakelen van de tank 304 van APC nv van bitumenopslag naar een opslag van zware stookolie (P4); e) bij de behandeling van de aanvraag is vastgesteld dat tank 407 nu voorzien wordt voor opslag zware stookolie P3 in plaats van slopolie P2 (vergunde situatie) waardoor de opslag in deze tank nu ingedeeld is in rubriek 17.3.6 i.p.v. 17.2.1. f) een aanpassing van de omrekening van tankvolume naar tonnage ten opzichte van de hervergunning 2006; g) enkele administratieve rechtzettingen. In de vergunningsaanvraag 2006 is de omrekening van tankvolume naar tonnage gebeurd op basis van het product dat op dat moment aanwezig was in de tank. In het OVR en in deze vergunningsaanvraag is er gerekend met een dichtheid van 900 kg/m³ voor de lichtere fracties en 1.000 kg/m³ voor de zwaardere fracties zoals zware stookolie, bitumen en ruwe aardolie. In het deputatiebesluit MLAV1/05-501 naar aanleiding van de hervergunning van het toenmalige PRA/PRAB werd onder andere het verder exploiteren van 17 opslagtanks geweigerd op basis van het ontbreken van gunstige keuringsattesten. Na een beroepsprocedure van de exploitant werd via het ministerieel besluit AMV/1468/1022/B het verder exploiteren van deze 17 opslagtanks vergund voor een termijn van vier jaar (tot 23 maart 2011) mits een aantal bijkomende specifieke vergunningsvoorwaarden. Hierbij werd opgelegd dat het tankherstelprogramma onverkort uitgevoerd moet worden en dat de tanks uit dienst blijven zolang de overeenstemmende herstelwerkzaamheden niet volledig uitgevoerd zijn. De correcte uitvoering van de herstelwerkzaamheden dient voor iedere tank afzonderlijk bevestigd te worden door een erkende deskundige. De tanks mogen pas in gebruik worden genomen nadat door de afdeling Milieu-inspectie is vastgesteld dat de desbetreffende tank(s) in regel is / zijn bevonden. Daarnaast is opgelegd dat deze tanks ook betrokken dienen te worden in een studie betreffende het “Risk Based Inspection”-programma, een geactualiseerde HAZOP-studie en een explosieveiligheidsdocument, alle uit te voeren voor 1 januari 2009. De opslagtanks 400 t/m 403 (opslag P1-producten) staan in een aparte inkuiping met een opvangcapaciteit van 7.127 m³ (niet aangeduid op het grondplan). De tanks 600 t/m 612 zullen na de herstelwerkzaamheden in één grote inkuiping met een opvangcapaciteit van 144.895 m³ staan doch binnen deze inkuiping worden er op vraag van de brandweer tussenwanden met een beperkte hoogte aangebracht. De 17 + 4 tanks die het voorwerp zijn van deze aanvraag bevinden zich in de volgende inkuipingen: a) tankenpark 287-294: 35.748 m³ - enkel opslag P3-producten: - tank 291 – 8.400 m³ - P3; - tank 292 – 8.400 m³ - P3; - tank 294 – 2.700 m³ - P3; b) tankenpark 295-299: 19.938 m³ - vereiste opvang: 17.200 m³: - tank 295 – 9.600 m³ - P1 - uitgerust met twee dichtingen; c) tankpark 300-303: 43.650 m³ - enkel opslag P3-producten: - tank 300 – 14.200 m³ - P3 – over- en onderdrukventiel; - tank 301 – 15.000 m³ - P3; - tank 303 – 14.500 m³ - P3; d) tankenpark 600-613: 144.895 m³ - vereiste opvang 144.200 m³: - tank 601 – 25.700 m³ - P2 – uitgerust met 2 dichtingen; - tank 603 – 26.200 m³ - P2 - uitgerust met 2 dichtingen; tank 604 – 26.100 m³ - P2 - uitgerust met 2 dichtingen; tank 608 – 24.800 m³ - P2 - uitgerust met 2 dichtingen; tank 610 – 16.600 m³ - P2 - uitgerust met 2 dichtingen; tank 611 – 16.900 m³ - P2 - uitgerust met 2 dichtingen; tank 612 – 16.900 m³ - P2 - uitgerust met 2 dichtingen; tank 613 – 16.900 m³ - P2 - uitgerust met 2 dichtingen;
6 / 29
MLAV1/1000000103 nv ATPC Antwerp Terminal & Processing Company nv Antwerp Processing Company
5.
6.
7. 8.
e) tankenpark 701-715: 74.913 m³ - enkel opslag van P3-producten: - tank 703 – 8.200 m³ - P3; - tank 705 – 8.000 m³ - P3; - tank 708 – 12.100 m³ - P3; - tank 711 – 14.500 m³ - P3; - tank 712 – 12.100 m³ - P3; f) tankenpark 407-461: 25.855 m³ - enkel opslag P3/P4-producten: - tank 408 – 2.900 m³ - P3. De beschikbare opvangcapaciteit van de bovenvermelde tankenparken is voldoende. In punt 1.2.1 van het MER is vermeld dat het tankherstelprogramma, vooropgesteld door ATPC, vertraging heeft opgelopen o.m. omwille van de economische crisis waardoor de noodzakelijke budgetten niet volledig vrij konden worden gemaakt. Daardoor zijn er van de 17 te hervergunnen tanks thans slechts zeven waarvoor er door AMI een attest is verleend waaruit blijkt dat de tank in regel is bevonden. Een tweede oorzaak voor de vertraging van het tankherstelprogramma is het uitvoeren van een bodemsanering ter hoogte van het tankenpark 600-613. Deze bodemsanering gaat verder dan wat oorspronkelijk voorzien was. Er wordt ook een aanwezige drijflaag verwijderd. Op dit ogenblik zijn er gelijktijdig op verschillende opslagtanks herstellingswerken in uitvoering. Daarnaast worden er ook nieuwe leidingen naar de tanks aangelegd, wordt er ter hoogte van het tankenpark 600-613 een nieuw pompstation gebouwd en gebeuren er ook onderhoudswerkzaamheden aan opslagtanks die vergund zijn tot 2026. De planning voor het uitvoeren van de herstellingen aan de opslagtanks, zoals opgenomen in bijlage E11 van de vergunningsaanvraag of als bijlage 6 bij het MER is niet meer actueel. Er werd tijdens het bedrijfsbezoek een recente planning bezorgd. Er werden tevens verslagen bezorgd van een algemeen onderzoek op recent herstelde tanks en attesten van AMI waaruit blijkt dat op datum van dit verslag de tanks 291, 292, 300, 608, 610, 703 en 712 in overeenstemming zijn met de eisen van Vlarem II. Volgens de meest recente planning zullen op 23 maart 2011 ook de herstelwerkzaamheden op de tanks 301, 303, 708 en 711 beëindigd zijn. De tanks 603, 705 en 408 zullen hersteld zijn voor eind 2011 en de tanks 601 en 604 voor juli 2012. De tank 294 is verwijderd uit het herstelprogramma omdat uit een inspectie gebleken is dat het niet zinvol is om deze tank nog te herstellen. Er is beslist dat deze tank zal worden afgebroken. Er wordt dan ook een ongunstig advies verleend voor de hervergunning van deze tank. De tankherstellingen gebeuren volgens de norm API653 waardoor er garantie is dat er een voldoende veiligheidsmarge behouden blijft. Bij de tanks waarvan de bodem wordt vervangen, wordt er onder de tank een vloeistofdichte folie en een lekdetectie onder de tankvloer aangebracht. Voor de reeds herstelde opslagtanks is er een studie uitgevoerd betreffende een “Risk Based Inspection”-programma. Via deze studie wordt o.a. bepaald wanneer er een volgende algemene inspectie op de opslagtank moet worden uitgevoerd. Voor de tank T300 bedraagt deze termijn bv. 15,5 jaar wat minder is dan de termijn van 20 jaar die in Vlarem voorzien is voor het uitvoeren van een algemeen onderzoek. Er werd ook een explosieveiligheidsdocument opgesteld en een HAZOP-studie uitgevoerd, zoals opgelegd in de lopende milieuvergunning. Uit het MER blijkt dat de totale emissie van koolwaterstoffen van ATPC in de geplande situatie zal dalen van 221,89 ton (waarvan 7,45 ton benzeen) naar 148,39 ton (waarvan 5,03 ton benzeen) t.o.v. de referentiesituatie. Dit is te danken aan het feit dat nv ATPC voorziet dat alle tanks voor de opslag van P1- of P2-product uitgerust zijn met een inwendig vlottend dak voorzien van dubbele dichtingen. De kleinere tanks 296 en 297 zijn uitgerust met een inwendig vlottend dak met een enkele dichting in de vloeistoffase. De opslagtanks van nv APC voor P1-product zijn relatief kleinere opslagtanks met externe vlottende daken voorzien van een dubbele dichting. De getroffen emissiereducerende maatregelen gaan verder dan hetgeen strikt wettelijk vereist is.
7 / 29
MLAV1/1000000103 nv ATPC Antwerp Terminal & Processing Company nv Antwerp Processing Company
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
Tabel 3.12 van het MER bevat een overzicht van de milderende maatregelen uit het MER 2006; de uitvoering van deze maatregelen en de geplande situatie en bijlage 7 bevat een BBTevaluatie betreffende de opslagtanks. Uit het OVR blijkt dat de productwijziging van P1- naar P2-product een gunstig effect heeft op de ligging van de isorisicocontouren. Zoals vermeld in het OVR is er in het verleden reeds een overeenkomst met LBC Antwerpen en Novanatie vastgelegd. In het ministerieel besluit AMV/001469/1022/B van 23 maart 2007 is er een bijzondere vergunningsvoorwaarde opgenomen die stelt dat het bedrijf de veiligheidsinformatieplannen bestendig moet actualiseren en dat er minstens jaarlijks een formeel overlegmoment moet georganiseerd worden met elk buurbedrijf. Tijdens het bedrijfsbezoek werd vernomen dat er ook met Sibelco een veiligheidsinformatieplan zal afgesloten worden en dit nog voor de PMVC-zitting. Gelet op het voorgaande kan er een gunstig advies verleend worden voor de gevraagde hervergunning van de opslagtanks, met uitzondering van de tank 294. De termijn tussen de inwendige onderzoeken van de opslagtanks mag niet langer zijn dan hetgeen bepaald is in de RBI-studie en deze termijn kan maximaal slechts 20 jaar zijn. Naast de hervergunning van 17 tanks, waarvoor de vergunning vervalt op 23 maart 2011 wenst men vier tanks, die in 2006 niet meer aangevraagd werden in het kader van de hervergunning, terug in dienst te nemen. Het betreft de tank 295, 611, 612 en 613. Deze tanks worden nu voornamelijk gebruikt voor het stockeren van afvalwaters. De tanks 612 en 613 werden indertijd uit gebruik genomen voor de opslag van aardolieproducten wegens de nabijheid van lpg-sferen. Deze vier tanks werden in 1987 vergund en de exploitant stelt dat deze vier tanks conform art. 5.17.3.19 van Vlarem II als bestaande houders te beschouwen zijn aangezien ze op 1 januari 1993 vergund waren voor de opslag van aardolieproducten. In bijlage 6 van het MER is vermeld dat de aanvang van de werkzaamheden voor de herstelling van deze vier tanks pas na de het verkrijgen van een milieuvergunning zullen opgestart worden. Er kon geen verslag van een algemeen onderzoek op deze vier tanks voorgelegd worden tijdens het bedrijfsbezoek. Er is wel een beperkt onderzoek uitgevoerd op de houders T611, T612 en T613 en het besluit van dit onderzoek was dat deze houders niet mogen gebruikt worden. Paragraaf 3 van artikel 5.17.3.9 van Vlarem II (sic. artikel 5.17.3.19§4) stelt dat het algemeen onderzoek op houders voor de opslag van P1-, P2-, P3- of P4-producten uiterlijk op 1 augustus 2000 diende uitgevoerd te worden. Punt 1° van paragraaf 5 stelt dat bovengrondse houders vanaf 1 augustus 2001 dienen te voldoen aan de voorschriften van Vlarem II, uitgezonderd de constructie en de plaatsing van de houders en van de leidingen mits evenwel voldaan aan de bepalingen van §4 (de uitvoering van het algemeen onderzoek). Aangezien er geen algemeen onderzoek uitgevoerd werd op de vier houders dient de constructie en de plaatsing van de houders en van de leidingen wel volledig te voldoen aan de Vlarem-voorwaarden voor nieuwe inrichtingen. Omdat de exploitant niet aantoont dat er voldaan is aan de bepalingen van bijlage 5.17.2 van Vlarem (o.a. beschikken over een technisch dossier met o.a. de namen van de lassers of lasoperatoren en met verklaringen van conformiteit) en deze gegevens in praktijk ook niet beschikbaar zijn voor opslagtanks die voor 1970 in gebruik zijn genomen wordt er een ongunstig advies verleend voor deze 4 houders. De hoeveelheid die door de exploitant bij de aanvraag als vergund is vermeld voor de rubriek 1.4 is een hoeveelheid waarin ook een hoeveelheid ‘aanwezig in de procesinstallatie’ zit vervat terwijl rubriek 1.4 enkel betrekking heeft op opslag. Voor de rubriek 1.4 bedraagt de vergunde hoeveelheid hierdoor 505.519,475 ton voor nv ATPC en voor nv APC bedraagt dit 213.976,30 ton. In de geplande situatie bedraagt de hoeveelheid voor rubriek 1.4 550.071 ton conform de bijlage E1-E2 in plaats van 550.175,376 ton. De administratieve aanpassingen hebben voornamelijk betrekking op rubrieken die sinds 2006 aangepast zijn in de indelingslijst of het van toepassing stellen van de juiste subrubriek op een vergunde hoeveelheid. Gelet op de voornaamste conclusies van het MER (PRMER-0523 GK d.d. 13 oktober 2010):
8 / 29
MLAV1/1000000103 nv ATPC Antwerp Terminal & Processing Company nv Antwerp Processing Company a) ATPC (nv ATPC en nv ATP samen) is MER-plichtig wegens de opslag van meer dan 200.000 ton aardolieproducten (bijlage I, 25° van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004). In 2006 werd er een MER opgesteld in het kader van de hervergunning van het bedrijf. In hoofdstuk 5 van het huidige MER wordt nagegaan of het al dan niet noodzakelijk is om een nieuw uitgebreid onderzoek uit te voeren naar de mogelijke milieueffecten ten gevolge van de exploitatie van 17 + 4 opslagtanks en de voorziene productwissels, die voorwerp zijn van het huidige project. Omdat het MER van 2006 niet alle tanks behandelt die nu tot het project behoren, omdat er productwissels voorzien worden, omdat men nu over meer nauwkeurige meetmethodes beschikt voor het bepalen van op- en overslagverliezen en omdat er nieuwe gegevens beschikbaar zijn over de op- en overslaghoeveelheden wordt het luik VOS-emissies in dit MER volledig herbekeken en de benzeenemissies worden begroot. Voor wat betreft de disciplines ‘oppervlaktewater’, ‘bodem- en grondwater’, ‘geluid en trillingen’, ‘mens’ en ‘andere disciplines’ werd vastgesteld dat er geen noodzaak is om de conclusies van het MER 2006 aan te passen. In punt 3.6 van het MER wordt er een overzicht gegevens van de BBT en maatregelen uit het vorig MER. Er is een aftoetsing gebeurd met de BBT opgenomen in twee BREF ’s en de sectorstudie ‘Emissiereductiepotentieel raffinaderijen’ (bijlage 7 van het MER). Bijlage 2 van het MER bevat een tabel met de gedetailleerde weergave van de uitrusting van de opslagtanks en bijlage 6 een overzicht en planning van de aanpassingen aan opslagtanks. b) De geplande situatie is de referentiesituatie inclusief de 17 te hervergunnen tanks, de 4 bijkomende tanks en de 10 tanks met een productwissel. c) De procesinstallaties op APTC werden in 2009 tweemaal onderworpen aan een LDAR-studie met de volgende fugitieve emissies als resultaat: lekdebiet lekdebiet ton/jaar KWS ton/jaar benzeen nv ATPC 3,85 0,023 nv APC 4,97 0,030 totaal 8,82 0,053 d) In de uitsmelteenheid van nv APC is er een geleid emissiepunt met een KWS-emissie van 12,61 ton /j. Er is geen emissie van benzeen. De berekende jaargemiddelde emissie van de fakkel, de koeltoren en de olieafscheiders uit het MER van 2006 wordt behouden: - fakkel: 4,7 ton/j KWS waarvan minder dan 0,1 ton/j benzeen; - koeltoren: 1,5 ton/j KWS waarvan minder dan 0,1 ton/j benzeen; - olieafscheider: 9 ton/j KWS. Voor de atmosferische emissies van de waterzuivering wordt er een jaaremissie bepaald van 1,53 ton benzeen en 6,6 ton KWS. Uitgezonderd voor de crude-opslagtanks, maakt ATPC voor het begroten van de tankemissies gebruik van de “TANKS”-software, ontwikkeld door EPA. Voor de crude-tanks (tanks 106, 107, 112, 113, 114, 409 en 412) wordt er gebruik gemaakt van metingen in combinatie met berekeningen. e) In de geplande situatie voorziet ATPC dat alle opslagtanks die door nv ATPC zullen gebruikt worden voor de opslag van P1- of P2-producten (P1: tanks 295, 298 en 299; P2: tanks 601 t/m 613) bestaan uit tanks met een inwendig vlottend dak voorzien van dubbele dichtingen. Op de site van nv APC worden relatief kleine opslagtanks met extern vlottende daken voorzien van een dubbele dichting gebruikt voor de opslag van P1-producten. Dit blijft ongewijzigd. f) Voor het inschatten van de benzeenemissies wordt aangenomen dat bij de nafta-opslagtanks 3% van de KWS-emissies bestaat uit benzeen. In de tank 300 (nv ATPC) kunnen P3-producten opgeslagen worden bij een temperatuur tot 50 à 60°C waardoor de totale emissie voor deze tank op ca. 2 ton/j KWS ingeschat wordt in de geplande situatie. Volgende jaarlijkse emissievrachten werden bepaald voor de tankopslag:
9 / 29
MLAV1/1000000103 nv ATPC Antwerp Terminal & Processing Company nv Antwerp Processing Company ton/j KWS ton/j benzeen nv ATPC: referentie situatie 93,49 2,63 nv ATPC: geplande situatie 17,52 0,19 nv APC: referentie situatie 79,4 1,37 nv APC: geplande situatie 80,15 1,37 Voor het berekenen van verladingsverliezen is er gebruik gemaakt van EPA-formules (gasolie, kerosine, stookolie), metingen en berekeningen (nafta) of de emissiefactoren uit de BBT-studie voor asfaltcentrales (bitumen). Voor nv ATPC zijn de verladen hoeveelheden in de geplande situatie aanzienlijk hoger dan in de referentiesituatie. Volgende emissievrachten ten gevolge van verlading werden bepaald: ton/j KWS ton/j benzeen nv ATPC: referentie situatie 0,63 0 nv ATPC: geplande situatie 3,03 0,01 nv APC: referentie situatie 4 < 0,01 nv APC: geplande situatie 4,06 <0,01 g) Op basis van de bovenstaande gegevens blijkt dat de totale emissie van koolwaterstoffen van ATPC in de geplande situatie zal dalen van 221,89 ton (waarvan 7,45 ton benzeen) naar 148,39 ton (waarvan 5,03 ton benzeen) ten opzichte van de referentiesituatie. De KWSemissievrachten voor de referentiesituatie zijn quasi identiek aan diegene aangenomen in het MER van 2006. Voor de geplande situatie liggen ze veel lager. De bijdrage van koolwaterstoffen totaal tot de kwaliteit van de omgevingslucht ter hoogte van de wijk Luchtbal werd reeds in het MER 2006 als beperkt beoordeeld (1,6% tot 2,8%) en zullen in de geplande situatie afnemen tot een beperkt à verwaarloosbaar niveau. h) De benzeenemissies zijn zowel in de referentiesituatie als in de geplande situatie lager dan deze uit het MER van 2006. Op basis van een extrapolatie van gegevens uit het MER van 2006 is bepaald dat de bijdrage ter hoogte van woongebieden minder bedraagt dan de jaargemiddelde luchtkwaliteitsdoelstelling voor benzeen (5 µg/m³). i) Ondanks de verhoging van de doorzet van beladingen worden er op grotere afstanden (woongebieden) geen problemen verwacht met geur. Bij belading van zeeschepen met gasolie of jet kan tijdelijk lokaal een geurpluim ontstaan. 16. Gelet op de voornaamste conclusies van het OVR (ref. OVR/10/03 d.d. 10 maart 2010): a) Als referentiesituatie wordt de thans vergunde situatie beschouwd doch exclusief de 17 te hervergunnen opslagtanks. b) In het OVR zijn drie verschillende scenario’s beschouwd: - scenario 1: de referentiesituatie + de 17 te hervergunnen tanks; - scenario 2: scenario 1 met bijkomend 4 tanks voor aardolieproducten en 8 opslagtanks met een productwijziging van P3- naar P1-product; - scenario 3: scenario 1 met 4 bijkomende tanks en een productwijziging in 10 tanks van P1-product naar P2-product. Omdat de vergunningsaanvraag betrekking heeft op het scenario 3 worden hierna enkel de conclusies i.v.m. dit scenario vermeld. c) ATPC nv is VR-plichtig vanwege het overschrijden van de hoge drempelwaarde van 25.000 ton voor aardolieproducten. APC nv is een lagedrempel Seveso-inrichting vanwege het overschrijden van de lagedrempelwaarde van 2.500 ton voor aardolieproducten. d) Voor de geplande situatie wordt er in het OVR rekening gehouden met de aanwezigheid van de volgende hoeveelheden (in ton) van Seveso-stoffen: nv ATPC nv APC hoge drempel aardolieproducten 550.175,367 8.259,822 25.000 waterstof 0,167 50 zeer licht ontvl. vloeibare gassen (incl. lpg) en aardgas 2,750 200 zeer giftig 0,38 20 giftig 6,405 3,2 200
10 / 29
MLAV1/1000000103 nv ATPC Antwerp Terminal & Processing Company nv Antwerp Processing Company nv ATPC nv APC hoge drempel zeer licht ontvlambaar 0,38 50 9i - zeer giftig voor waterorganismen 0,38 200 9ii – giftig voor waterorganismen 193,100 500 e) Er zijn drie aanpalende bedrijven, nl. LBC Antwerpen, Sibelco en Novanatie. Binnen een straal van 850 meter zijn geen woningen van tenminste vijf woonheden die kunnen gezien worden als gebied met woonfunctie. De meest nabije kwetsbare locatie bevindt zich op ca. 1,5 km ten zuiden van ATPC. Op ca. 900 meter van het bedrijf bevindt zich een kwetsbaar natuurgebied (oevers van de Schelde). Binnen een straal van 3 km rond ATPC zijn er enkele tientallen Seveso-bedrijven waarvan het meest nabije het buurbedrijf LBC Antwerpen is waarmee ATPC een formele overeenkomst heeft afgesloten voor onderlinge hulpverlening. De afstand van het bedrijf tot de Nederlandse grens bedraagt 14 km. f) Op basis van de evaluatie met het subselectiesysteem zijn diverse ongevallenscenario ’s geselecteerd voor verder analyse welke worden opgesomd in hoofdstuk 2.2 van het OVR. g) Voor wat betreft externe domino-effecten is o.a. het buurbedrijf LBC-Antwerpen relevant. De minimale onderlinge scheidingsafstanden tussen opslagtanks van LBC en ATPC is voldoende om domino-effecten te voorkomen bij een brandscenario. Projectielvorming vanuit een atmosferische opslagtank van LBC wordt als niet relevant aanzien voor de externe risico’s verbonden aan de installaties van ATPC. h) De contour voor het plaatsgebonden risico van 10-5/jaar in scenario 3 wordt gevonden tot op maximaal een 135-tal meter van de kade en tot op een 50-tal meter ten opzichte van de westelijke bedrijfsgrens. Er zijn overschrijdingen met de terreingrens met Sibelco en LBC Antwerpen. Met LBC Antwerpen en Novanatie is er reeds een VIP afgesloten. Met Sibelco dient dit nog te gebeuren. i) De contour 10-6/jr strekt zich uit tot buiten de grens van het bedrijfsterrein doch ter hoogte van tankpark 600 is deze overschrijding minder groot dan in de referentiesituatie. In deze zone is er geen gebied met woonfunctie. j) De contour van 10-7/jr strekt zich uit tot buiten de grens van het bedrijfsterrein doch ter hoogte van tankpark 600 is deze overschrijding minder groot dan in de referentiesituatie. In deze zone zijn er geen kwetsbare locaties. k) Het groepsrisico blijft relatief beperkt en voldoet ruimschoots aan het betrokken risicocriterium. l) Uit de vorm van de contouren kan men afleiden dat het hoogste plaatsgebonden risico in de omgeving verbonden is aan de scheepsverladingen en aan de opslag van P1-producten. Voor het scenario 3 is de bijdrage van procesinstallaties beperkt (2,9 % t.h.v. zuid/westelijk hoek van de terreingrens), de bijdrage van scheepsverlading bedraagt 99,5% t.h.v. de kade nr. 281 en de bijdrage van de tankenparken bedraagt 100 % t.h.v. de noordelijke bedrijfsgrens aan tank 603. m) De risico’s van ATPC voor het milieu, met name naar bodem en grondwater toe, worden beheerst door de aanwezigheid van zowel preventieve als schadebeperkende maatregelen. Deze risico’s zijn in hoofdzaak verbonden aan aardolieproducten. Omdat deze producten een lagere dichtheid hebben dan water en niet oplosbaar zijn in water, is het relatief gemakkelijker om de milieurisico’s te beheersen dan bij chemicaliën. De externe risico’s die voor personen in de omgeving van ATPC bepaald werden, zijn tevens representatief voor de risico’s t.o.v. de fauna en flora; Gelet op het stilzwijgend gunstig advies van de afdeling van het Agentschap Zorg en Gezondheid (VAZG), bevoegd voor het Toezicht Volksgezondheid (ToVo); op volgende elementen uit het laattijdig gunstig advies d.d. 18 februari 2011 van de ToVo (kenmerk LVR/10-103) 1. Er werd geen plaatsbezoek uitgevoerd.
11 / 29
MLAV1/1000000103 nv ATPC Antwerp Terminal & Processing Company nv Antwerp Processing Company
2. 3. 4.
5.
6.
7.
Het bedrijf is gelegen in een industriegebied van de Antwerpse haven. De dichtstbijzijnde woningen liggen op circa 1,8 km. Tijdens het openbaar onderzoek werden er geen bezwaren ingediend. In het MER van 2006 zijn de VOS-emissies verbonden aan op- en overslag van aardolieproducten uitgebreid aan bod gekomen. Toch werd het luik VOS-emissies integraal herbekeken in het bijgevoegde MER omdat niet alle opslagtanks die deel uitmaken van onderhavig project reeds in het MER van 2006 aan bod kwamen, bepaalde tanks van product wisselen, ATPC beschikt over meer nauwkeurige meetmethodes voor de berekening van de open overslagverliezen en er ook nieuwe gegevens voorhanden zijn met betrekking tot op- en overslaghoeveelheden. Naar analogie met het MER in 2006 werden de benzeenemissies afzonderlijk begroot. Volgens het MER zijn de totale KWS- en benzeenemissies beduidend lager in de geplande situatie, ondanks de vooropgestelde toenames in opslagcapaciteit en doorzet van P1-, P2- en/of P3-producten, dan diegene die berekend werden voor de referentiesituatie. Dit ten gevolge van de bijkomende maatregelen die ATPC in de toekomst voorziet ter beperking van de emissies bij op- en overslag. Zo zal in de geplande situatie 96% van de voorziene opslag van P1- en P2producten plaats vinden in opslagtanks met een inwendig vlottend dak uitgerust met dubbele dichtingen (1 op niveau van de vloeistoffase en 1 op niveau van de dampfase). Gezien de beperkte overslag van P1-producten in de geplande situatie worden de dampen die vrijkomen bij de belading van transportmiddelen (in casu binnen- en zeeschepen) met P1-product (nafta’s), afgeleid naar een actiefkoolfilter. Het betreft hier echter een actiefkoolfilter met een gewijzigde configuratie ten opzichte van de referentiesituatie zodanig dat een beter verwijderingsrendement kan behaald worden. Ter hoogte van woongebieden zullen de toekomstige KWS-emissies nog slechts een beperkte tot verwaarloosbare impact hebben op de omgevingslucht, daar waar in de huidige situatie mogelijks nog sprake is van een beperkte impact. In de tanks die momenteel niet voldoen aan de wettelijke voorwaarden worden op dit ogenblik geen gevaarlijke producten opgeslagen. Zodra deze effectief in gebruik zullen genomen worden, zullen de tanks beantwoorden aan de wettelijke vereisten. Onder de te herstellen tanks wordt een vloeistofdichte folie aangebracht met drain naar een opvangbak, zodanig dat eventuele lekken van de tankbodem visueel kunnen waargenomen worden. Daarnaast is er ook lekdetectie voorzien. De nodige preventieve maatregelen zijn voldoende om bodem- en waterverontreiniging te voorkomen. Geurhinder kan optreden ten gevolge van emissie van VOS, ofwel in zeer hoge hoeveelheden, ofwel van stoffen met een zeer lage geurdrempel. Aangezien de geplande wijzigingen gepaard gaan met een aanzienlijke afname van de totale hoeveelheid VOS-emissies, zal ook het potentieel aan geurvormende stoffen, sterk afnemen. Volgens het MER kan de op- en overslag van bitumen aanleiding geven tot een geurhinder. Aangezien deze opslag en verlading van bitumen niet wijzigt in de geplande situatie, wordt geen extra geurhinder verwacht. Ook bij de belading van schepen met nafta kan geurhinder ontstaan. De vrijgekomen dampen worden echter over een actiefkoolfilter geleid zodat deze emissies onder controle zijn. Het is uiteraard niet uit te sluiten dat ook bij de belading van zeeschepen met gasolie of jet, tijdelijk een geurpluim kan ontstaan. Daar in de geplande situatie een toename wordt verwacht van de hoeveelheden gasolie/jet die per zeeschip verscheept zullen worden, betekent dat de kans op het optreden van geurpluimen toeneemt. In welke mate, met welke geurintensiteit en over welke afstand deze geurpluimen zich zullen verspreiden kan evenwel niet berekend worden. Gezien evenwel de al bij al lage dampspanning van deze stoffen (wat ook resulteert in vrij lage beladingsverliezen op jaarbasis die slechts een fractie zijn van de totale KWS-emissie), lijkt het dan ook eerder onwaarschijnlijk dat er geurpluimen zullen gevormd worden die tot grote afstanden reiken (laat staan tot aan de woongebieden). De exploitatie van de tanks geeft geen aanleiding tot relevante geluidsemissies, zeker niet in verhouding tot de geluidsemissies afkomstig van de procesinstallaties. Omwille van de gunstige ligging zal geluidshinder beperkt zijn.
12 / 29
MLAV1/1000000103 nv ATPC Antwerp Terminal & Processing Company nv Antwerp Processing Company Er is een onmiddellijke aansluiting mogelijk op de autosnelwegennet zonder dat er woongebieden moeten worden gepasseerd. Een deel van het transport gebeurt via schepen. Ook de verkeershinder zal beperkt zijn. 9. In het OVR dat werd goedgekeurd op 10 maart 2010 worden drie scenario’s beschouwd: a) scenario 1: referentiesituatie (= vergunde situatie) en de 17 te hervergunnen tanks; b) scenario 2: scenario 1 met bijkomende 4 tanks voor aardolieproducten en 8 opslagtanks met productwijziging van P3 naar P1 product; c) scenario 3: scenario 1 met 4 tanks voor aardolieproducten en 10 opslagtanks met productwijziging van P1- naar P2-product. Aangezien de huidige vergunningsaanvraag afwijkt van wat in het goedgekeurde OVR als te vergunnen situatie werd aangeduid (zijnde scenario 3), werd in de veiligheidsnota onderzocht in hoeverre het OVR de huidige te vergunnen situatie dekt. De conclusie van deze veiligheidsnota is dat de externe mensrisico’s gedekt worden door het OVR/10/03. Volgens de berekeningen van het geplande externe risicobeeld is er in alle scenario’s een overschrijding van de bedrijfsgrens door de isorisicocontour van 10-5/jaar. Dit wordt veroorzaakt door de scheepsverladingen aan de kaaien van het Vierde Havendok. De contour omsluit ten noorden een deel van de dokken en een deel van het buurbedrijf LBC Antwerpen. Ten westen omvat de contour buurbedrijf Sibelco en ten zuiden het terrein van Nova Natie. De andere isorisicocontouren en het groepsrisico beantwoord aan de geldende criteria. Volgens de dienst Veiligheidsrapportering vormen deze overschrijdingen geen knelpunt omdat het aantal personen binnen de overschrijding zeer laag is en omdat ATPC bij de verladingsactiviteiten specifieke veiligheidsmaatregelen neemt; er regelmatig overleg gepleegd wordt met de betrokken buurbedrijven LBC Antwerpen en Nova Natie en een veiligheidsinformatieplan bestaat; ATPC initiatief neemt om ook met buurbedrijf Sibelco een veiligheidsinformatieplan af te sluiten. 10. Ons advies is gunstig voor de gevraagde uitbreiding omdat de risico’s voor mens en milieu aanvaardbaar zijn; 8.
Gelet op het gunstig advies d.d. 17 december 2010 van het Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen in het kader van de watertoets; op volgende elementen uit dit advies : 1. In navolging van het uitvoeringsbesluit van 20 juli 2006 op de watertoets is het Gemeentelijk Havenbedrijf, als beheerder van de dokken in het havengebied van Antwerpen, de bevoegde wateradviesinstantie voor het beoordelen van de impact van het project op de gewijzigde afstromingshoeveelheid. 2. Aangezien deze aanvraag geen bijkomende verhardingen omvat die een wijziging betekenen in de afstromingshoeveelheid, adviseert het Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen gunstig; Gelet op de brief d.d. 27 januari 2011 van de AOW in het kader van de watertoets (kenmerk WT 2010 G 1690) waarin zij meldt niet adviesbevoegd te zijn; Gelet op het feit dat in het kader van eventuele grensoverschrijdende hinder aan de provincie Noord-Brabant (Nederland) en aan de provincie Zeeland (Nederland) een aanvraagdossier werd overgemaakt; dat de provincie Noord-Brabant met hun schrijven van 17 januari 2011 (kenmerk 2389401) meedeelt dat de aanvraag geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen; dat vanwege de provincie Zeeland geen reactie werd ontvangen; Gelet op het horen van de heer A. Van Riet, technisch manager en mevrouw K. Van Haecke en de heer B. Gille, consultants van Sertius door de Provinciale Milieuvergunningscommissie d.d. 22 februari 2011; Gelet op het advies van de Provinciale Milieuvergunningscommissie (PMVC) d.d. 22 februari 2011 waarbij de PMVC voorstelt om de termijn te verlengen met twee maanden; op volgende elementen uit dit advies:
13 / 29
MLAV1/1000000103 nv ATPC Antwerp Terminal & Processing Company nv Antwerp Processing Company 1. Horen van partijen ‒ De heer A. Van Riet, technisch manager, mevrouw K. Van Haecke en de heer B. Gille, consultants van Sertius, worden gehoord namens de exploitant. ‒ Mevrouw K. Van Haecke licht toe dat deze aanvraag betrekking heeft op de hervergunning van 17 tanks die in het verleden slechts tijdelijk werden hervergund omdat ze nog niet Vlarem-conform waren, op een productwissel en op een uitbreiding met 4 tanks die voorheen gebruikt werden voor de opslag van vervuild water maar nu zouden hergebruikt worden voor de opslag van product. Wat de hervergunning van de 17 tanks betreft, verduidelijkt mevrouw K. Van Haecke dat deze tanks destijds een beperkte vergunningstermijn kregen om aangepast te worden zodat ze overeenkomstig de voorwaarden van Vlarem konden worden geëxploiteerd. Slechts voor een aantal van die tanks is dit momenteel gelukt. In de hervergunningsaanvraag zitten met andere woorden een aantal tanks die al in orde zijn, maar er zitten ook tanks bij die nog in orde moeten worden gebracht. De termijn om die tanks in orde te brengen is nu wel verstreken. De heer B. Gille vult aan dat de exploitant hierover al contact heeft gehad met de betrokken overheidsinstanties. 4 tanks zijn al in orde. De nieuwe exploitant wil de nodige investeringen op de site doen als de overige 13 tanks in orde kunnen worden gebracht. De AMV stelt daarvoor nu een vergunningstermijn van 3 jaar voor, in principe zou dit moeten volstaan voor de exploitant. • De AMV reageert dat zij in haar advies geen termijn van 3 jaar voor die tanks voorstelt. Zij stelt wel een bijzondere voorwaarde voor waarin is opgenomen dat een aantal tanks buiten dienst dienen te blijven zolang de overeenstemmende herstelwerkzaamheden niet volledig zijn uitgevoerd en dat de tanks pas in gebruik genomen mogen worden nadat door de AMI is vastgesteld dat die tanks in regel zijn bevonden. • Een deskundige heeft vragen met betrekking tot de zwavelrecuperatie-eenheid. • De heer A. Van Riet informeert dat deze installatie definitief uit dienst is genomen en van de site zal verwijderd worden. Op termijn zullen alle procesinstallaties verdwijnen en zal er eerder bijkomende opslag zijn. De heer B. Gille vult aan dat als een inrichting gedurende twee jaar niet wordt geëxploiteerd, de vergunning daarvoor vervalt. • De voorzitter merkt op dat de AMV een ongunstig advies verleent voor opslagtank 294. • De heer B. Gille deelt mee dat de exploitant hier geen probleem mee heeft. • De voorzitter merkt ook op dat de AMV eveneens een ongunstig advies verleent voor de uitbreiding met 4 opslagtanks, namelijk de tanks 295, 611, 612 en 613. • De heer B. Gille stelt dat de AMV ongunstig adviseert voor deze tanks omdat zij er van uit gaat dat er geen algemeen onderzoek tegen 1/8/2000 is terug te vinden en de tanks zodoende als nieuwe tanks dienen beschouwd te worden en niet als bestaande tanks. Er kan evenwel niet voldaan worden aan de voorwaarden voor nieuwe inrichtingen. Het feit dat er van uit gegaan wordt dat geen algemeen onderzoek voorhanden is, berust op een misverstand. Die gegevens zijn er wel degelijk en werden intussen reeds overgemaakt. • De voorzitter merkt op dat uit die documenten blijkt dat de tanks niet voldoen. • De heer B. Gille beaamt dit. Hij licht toe dat de tanks in 2008 terug in kaart werden gebracht door AIB Vinçotte. In functie daarvan werden maatregelen aangegeven en op basis daarvan werden offertes uitgeschreven bij de gespecialiseerde firma Verwater om de tanks te herstellen en zodoende verder te kunnen exploiteren. Volgens de attesten zijn die tanks niet in orde, maar het gaat hier om hetzelfde verhaal als de 17 tanks waarvoor destijds een tijdelijke hervergunning werd verleend en die intussen tijdelijk buiten dienst zijn. De heer B. Gille heeft deze offertes bij zich. De betreffende tanks kunnen vanuit technisch en bedrijfseconomisch opzicht hersteld worden. • De voorzitter stelt vast dat destijds een hervergunning werd aangevraagd. Nu komt de exploitant met een aanvraag over bestaande tanks die nog niet in orde zijn én vraagt de exploitant nog een uitbreiding. • De heer B. Gille informeert dat de nodige budgetten ontbraken in 2008. De huidige exploitant is wel bereid de nodige investeringen te doen.
14 / 29
MLAV1/1000000103 nv ATPC Antwerp Terminal & Processing Company nv Antwerp Processing Company • •
De voorzitter vraagt naar de planning van het bedrijf. De heer A. Van Riet geeft mee dat 9 tanks uit het herstelprogramma nog moeten hersteld worden, en daar komen nu nog 4 tanks bij. De raffinaderij zal omgebouwd worden naar een commercieel opslagbedrijf. Alle leidingen zijn nu gesloopt en vernieuwd in functie van het exploiteren van een commerciële terminal. Tot en met eind april worden 6 tanks opgeleverd. Het herstel van de laatste tank is gepland voor het tweede kwartaal van 2012. De heer B. Gille voegt hier aan toe dat het bedrijf zich dus sterk maakt dat het in regel stellen van de tanks binnen een periode van 3 jaar kan gerealiseerd worden, ook voor de 4 tanks die voorheen gebruikt werden als wateropslagtanks. • De heer A. Van Riet verduidelijkt dat tanks 612 en 613 voor de opslag van slopwaters hebben gediend. Tank 611 werd gebruikt voor de opslag van zuurhoudende waters en tank 295 werd gebruikt voor de opslag van bluswater. Deze opslag is nu niet meer nodig omdat hij destijds gerelateerd was aan de processen van de raffinaderij. Desgevraagd geeft de heer A. Van Riet mee dat tanks 611, 612 en 613 al vlottende daken hebben. Voor tank 295 is dit nog niet het geval. Technisch gezien is het niet moeilijk om dit aan te brengen, maar eventueel wordt toch voor een vast dak geopteerd omdat er waarschijnlijk P3-producten in die tank zullen komen. • De voorzitter vraagt hoe oud de tanks op het terrein zijn. • De heer A. Van Riet informeert dat de tanks dateren van de jaren ’60. Er zijn zelfs nog tanks van de jaren ’40. • De voorzitter vraagt naar de timing om de 4 tanks die vroeger als wateropslagtanks dienden in regel te stellen. • De heer A. Van Riet stelt dat binnen de 3 jaar perfect mogelijk moet zijn. Waarschijnlijk zal het zo’n anderhalf jaar duren om de tanks te herstellen. ‒ De voorzitter verwijst naar de deputatiebeslissing d.d. 28 mei 2009 (dossierkenmerk MLWV/ 09-06) waarbij op verzoek van de nv Petroplus Refining Antwerpen en de nv Petroplus Refining Antwerpen Bitumen een bijkomende bijzondere voorwaarde werd opgelegd, namelijk het laten herevalueren van de haalbaarheidsstudie in verband met het hergebruik van regenwater. De vergunningverlenende overheid ontving deze herevaluatie via het adviesbureau Sertius op 28 mei 2010. De AMV bracht naar aanleiding van de gegevens van de exploitant een gunstig advies uit op 12 juli 2010. De VMM adviseerde op 13 januari ll. dat tank 612 als hemelwateropslag- en hergebruiktank tegen uiterlijk 1/1/2014 dient ingeschakeld te worden aangezien tank 612 tot voorheen heeft gediend als sloptank en dus integraal deel uitmaakte en opnieuw dient deel uit te maken van het afvalwaterzuiveringcircuit. Deze adviezen dienen nog voor beslissing aan de deputatie te worden voorgelegd in het kader van de opvolging van het dossier met betrekking tot het verzoek van de exploitant tot wijziging van de voorwaarden. Gelet op de samenloop met de voorliggende milieuvergunningsaanvraag vraagt de voorzitter alvast naar een reactie van de exploitant op het voornoemde standpunt van de VMM. • De heer A. Van Riet stelt dat het alleszins de bedoeling is van de exploitant om die tank 612 terug in exploitatie te nemen. Wellicht is er een alternatief mogelijk inzake het voorzien van hemelwateropvangcapaciteit. De betrokken tank is eigenlijk veel te groot om als hemelwateropvang te dienen. Hij suggereert een termijnverlenging om tank 612 toch als koolwaterstofopslagtank vergund te krijgen en een alternatief te voorzien voor de opslag van hemelwater. ‒ De heer B. Gille benadrukt dat de exploitant een termijn van 3 jaar vanaf vergunningverlening vraagt voor het in orde brengen van de tanks. 2. Omschrijving en rubrieken ‒ Volgens het advies van de AMV betreft de vergunningsaanvraag (aangevuld met de toepasselijke rubrieken): • het hernieuwen van de milieuvergunning voor 17 opslagtanks:
15 / 29
MLAV1/1000000103 nv ATPC Antwerp Terminal & Processing Company nv Antwerp Processing Company tanks 291, 292, 294, 300, 301, 303, 601, 603, 604, 608, 610, 703, 705, 708, 711 en 712 op naam van ATPC (R1.4 - 17.2.2); - tank 408 op naam van APC (1.4 - 17.3.6.3); • het vergunnen van 4 aanwezige tanks welke op dit ogenblik niet vergund zijn als opslagtank voor gevaarlijke stoffen (thans gebruikt als wateropslagtanks). Het betreft tanks 295, 611, 612 en 613 op naam van ATPC, die men wenst te vergunnen voor de opslag van respectievelijk 8.640 ton “nafta” (P1) en 3x 15.210 ton “jet” (P2) (1.4 17.2.2). • het omschakelen van 10 bestaande opslagtanks van ATPC voor aardolieproducten van P1-opslag naar P2-opslag: tanks 601, 062, 603, 604, 605, 606, 607, 608, 609 en 610 met een opslagcapaciteit van 189.990 ton (17.2.2); • het omschakelen van de tank 304 van nv APC van bitumenopslag naar een opslag van zware stookolie (P4) (17.3.7 i.p.v. 1.2 - 17.3.7 - 17.3.8). • bij de behandeling van de aanvraag is vastgesteld dat tank 407 nu voorzien wordt voor opslag zware stookolie P3 in plaats van slopolie P2 (vergunde situatie) waardoor de opslag in deze tank nu ingedeeld is in rubriek 17.3.6 i.p.v. 17.2.1. • een aanpassing van de omrekening van tankvolume naar tonnage ten opzichte van de hervergunning 2006; • enkele administratieve rechtzettingen. ‒ De PMVC volgt het voorstel van de AMV. 3. Stedenbouwkundige verenigbaarheid ‒ De gemeentelijke stedenbouwkundige ambtenaar heeft geen bezwaar tegen de aanvraag. De aanvraag is principieel stedenbouwkundig verenigbaar. 4. Openbaar onderzoek – bezwaren ‒ Er werden geen bezwaren ingediend. ‒ De Nederlandse provincie Noord-Brabant laat weten dat de aanvraag geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen. Van de provincie Zeeland werd geen reactie ontvangen. 5. Milieutechnische evaluatie ‒ Het schepencollege adviseert gunstig. ‒ Het advies van de AMV is deels gunstig – deels ongunstig. De AMV stelt voor de gevraagde vergunning te weigeren voor: • de hervergunning van de opslagtank 294 (2.700 m³/2.430 ton), aangevraagd voor de opslag van gasolie (P3) (R1.4 - 17.2.2). Deze tank blijkt te zijn verwijderd uit het herstelprogramma omdat uit een inspectie gebleken is dat het niet zinvol is om deze tank nog te herstellen. Er is beslist dat deze tank zal worden afgebroken. Er wordt dan ook een ongunstig advies verleend voor de hervergunning van deze tank. • de uitbreiding met 4 opslagtanks (295, 611, 612 en 613) met een opslagcapaciteit van 54.270 ton, aangevraagd voor de opslag van 8.640 ton “nafta” (P1) en 3 x 15.210 ton “jet” (P2) (1.4 - 17.2.2). Gelet op volgende elementen uit de evaluatie van de AMV: - Er kon geen verslag van een algemeen onderzoek op deze 4 tanks voorgelegd worden tijdens het bedrijfsbezoek. Er is wel een beperkt onderzoek uitgevoerd op de houders T611, T612 en T613 en het besluit van dit onderzoek was dat deze houders niet mogen gebruikt worden. - Paragraaf 3 van artikel 5.17.3.9 van Vlarem II (sic. artikel 5.17.3.19 §4) stelt dat het algemeen onderzoek op houders voor de opslag van P1, P2, P3 of P4 producten uiterlijk op 1 augustus 2000 diende uitgevoerd te worden en punt 1° van paragraaf 5 stelt dat bovengrondse houders vanaf 1 augustus 2001 dienen te voldoen aan de voorschriften van Vlarem II, uitgezonderd de constructie en de plaatsing van de houders en van de leidingen mits evenwel voldaan aan de bepalingen van §4 (de uitvoering van het algemeen onderzoek). Aangezien er geen algemeen onderzoek uitgevoerd werd op de 4 houders dient de constructie en de plaatsing van de houders en van de leidingen wel volledig te voldoen aan de Vlarem-voorwaarden voor nieuwe inrichtingen. -
16 / 29
MLAV1/1000000103 nv ATPC Antwerp Terminal & Processing Company nv Antwerp Processing Company Omdat de exploitant niet aantoont dat er voldaan is aan de bepalingen van bijlage 5.17.2 van Vlarem (o.a. beschikken over een technisch dossier met .a. de namen van de lassers of lasoperatoren en met verklaringen van conformiteit) en deze gegevens in praktijk ook niet beschikbaar zijn voor opslagtanks die voor 1970 in gebruik zijn genomen wordt er een ongunstig advies verleend voor deze 4 houders. ‒ De AMV vernam tijdens het bedrijfsbezoek dat er ook met Sibelco een veiligheidsinformatieplan zal afgesloten worden en dit nog voor de PMVC-zitting. ‒ Het advies van de ToVo is gunstig. ‒ Gelet op het advies van de PMVC en gelet op de toelichting van de vertegenwoordigers van de exploitant in de zitting stelt de PMVC een termijnverlenging voor opdat: • de exploitant de concrete planning en maatregelen zou opgeven voor het herstel van de tanks die tot op vandaag nog niet in regel zijn; • de AMV in een aanvullend advies zou aangeven of de 4 tanks (295, 611, 612 en 613) onder hetzelfde regime vallen als de andere tanks waarvoor zij bijzondere voorwaarden voorstelt in haar advies d.d. 26 januari 2011; • de provinciale dienst milieuvergunningen de uitgebrachte adviezen in het kader van de opvolging van de beslissing tot wijziging voorwaarden (dossier MLWV/09-06) reeds zou overmaken aan de exploitant; • aan de exploitant een reactie zou gevraagd worden op het advies van de VMM in het kader van de opvolging van de beslissing tot wijziging voorwaarden (dossier MLWV/09-06); • de VMM als adviesinstantie zou gevat worden in de voorliggende milieuvergunningsprocedure m.b.t. de 4 tanks (295, 611, 612 en 613). 6. Watertoets ‒ Uit de toepassing van de beoordelingsschema's m.b.t. watertoets blijkt dat de gevraagde activiteiten van die aard zijn dat ze mogelijk relevant zijn voor wat betreft de invloed op het watersysteem en dat het wateradvies van de AOW en het havenbedrijf vereist is. De AOW evalueert dat zij geen advies dient te verlenen voor deze aanvraag. Het advies van het havenbedrijf is gunstig daar deze aanvraag geen bijkomende verhardingen omvat die een wijziging betekenen in de afstrominghoeveelheid. Derhalve voldoet de aanvraag aan de in artikel 5 opgesomde doelstellingen van het decreet integraal waterbeleid. 7. Termijn ‒ Nog te bespreken i.k.v. termijnverlenging. 8. Voorwaarden ‒ Nog te bespreken i.k.v. termijnverlenging. -
Gelet op de beslissing d.d. 10 maart 2011 van de deputatie van de provincieraad om de behandelingstermijn van de milieuvergunningsaanvraag te verlengen met 2 maanden, zoals voorgesteld door de PMVC; Gelet op de gegevens die exploitant bezorgde met mails van 19 en 20 april 2011 en met brief van 19 april 2011; Gelet op het deels gunstig –deels ongunstig advies d.d. 28 april 2011 van de AMV; op volgende elementen uit dit advies: 1. M.b.t. de omschrijving en rubrieken: a) Rubriek 17.3.8.3 dient aangevuld te worden met “regularisatie van de inhoud (in ton) van de overige tanks. b) In bijlage C4-D4 van de aanvraag is er zowel voor de rubriek 1.4 als 17.2.2 voor ATPC nv een totaal van 550.175,376 ton aangevraagd, namelijk de hoeveelheid vermeld in tabel I.2 van het OVR. In de hoeveelheden van het OVR zit ook een hoeveelheid ‘aanwezig in procesinstallaties’ vervat en deze hoeveelheid dient niet ingerekend te worden in rubriek 1.4. Via een e-mail van 24 januari 2011 werd er Mevr. Katrien Van Haecke een aangepaste
17 / 29
MLAV1/1000000103 nv ATPC Antwerp Terminal & Processing Company nv Antwerp Processing Company
2.
bijlage C4-D4 bezorgd waarin voor de rubriek 1.4 zowel het totaal van de vergunde situatie als het totaal van de gewenste toestand werd aangepast tot resp. 505.519,475 ton en 550.071 ton. Uit bijlage E1/E2 van de aanvraag blijkt dat deze laatste hoeveelheid enkel betrekking heeft op de hoeveelheid in de opslagtanks behorende tot de diverse tankenparken. Via het besluit AMV/1469/1022/B worden 17 opslagtanks bijkomend vergund voor een termijn van 4 jaar, doch dit besluit vermeldt geen totale opslaghoeveelheid voor de vergunde situatie. Ook voor APC nv is er door de exploitant voor de rubriek 1.4 voor de vergunde situatie door een aangepaste hoeveelheid opgegeven omdat er in de aanvraag van 2006 vermelde hoeveelheid blijkbaar een kleine rekenfout geslopen was. AMV stelt daarom voor om het totaal vermeld in de aangepaste bijlage C4-D4 te gebruiken. c) De totalen voor de rubrieken 17.2.2 (ATPC) en 17.2.1 (APC) worden aangevuld met de hoeveelheden per gevaarcategorie volgens de Seveso-wetgeving. d) De toepasselijke rubrieken zijn bepaald op de installaties van ATPC en APC afzonderlijk waardoor rubrieken 17.2.2 en 17.3.8.2 van toepassing zijn op ATPC en 17.2.1 en 17.3.8.3 van toepassing zijn op APC (zoals ook aangevraagd). Dit heeft echter niet tot gevolg dat voor het geheel van de inrichting een bepaalde hinderlijke inrichting in een lagere klasse ingedeeld wordt zodat het openbaar onderzoek hierdoor niet geschaad wordt. Aanvullende gegevens m.b.t. concrete planning en maatregelen voor het herstel van tanks die nog niet in regel zijn: a) De vergunningsaanvraag heeft betrekking op 21 opslagtanks. Uit het tankherstelprogramma 19 maart 2011 blijkt: - 12 tanks zijn hersteld en vrijgegeven door AMI (tanks 291, 292, 300, 301, 303, 608, 610, 703, 705, 708, 711, 712); - tank 294 wordt afgebroken; - tanks 601 en 603 resp. tegen 14 december 2011 en 8 augustus 2011 hersteld zijn; - tanks 408 en 604 resp. tegen 31 december 2012 en 15 maart 2012 hersteld zijn; - tanks 295, 611, 612 en 613 tegen 30 april 2014 hersteld zijn. b) Per tank die nog moet worden hersteld, wordt er opsomming gegeven van de uit te voeren werkzaamheden. Hierbij wordt opgemerkt dat volgens de werkomschrijving de tank 295 zou afgebroken worden en vervangen door een nieuwbouwtank. c) In tegenstelling tot hetgeen gezegd was bij het bedrijfsbezoek werd er wel aan algemeen onderzoek uitgevoerd op de tanks 295, 611, 612. Voor de tank 613 is er enkel een verslag van een ultrasoon diktemeting van de verticale wand van de tank bezorgd. Het besluit van deze onderzoeken luidt: - Tank 611 voldoet niet aan de bepalingen van Vlarem II. De tank kan niet meer veilig gebruikt worden (juli 2000). - Tank 612 kan in dienst blijven als waterhouder. De inspectie van de bodem bevestigt nog een veilige levensduur van minimum vier jaar (aug. 2002). - Tank 295 voldoet niet aan de bepalingen van Vlarem II. De tank kan niet meer veilig gebruikt worden (juni 2000). - De dikte van de wand 5 van tank 613 is gereduceerd van de oorspronkelijke 8,0 mm tot 4,3 mm en de verwachte levensduur bedraagt, rekening met een corrosie van 0,1 mm/j, nog vier jaar (febr. 2002). Deze vier tanks werden niet betrokken bij de hervergunning in 2006 omdat ze toen niet in gebruik waren voor de opslag van gevaarlijke stoffen zodat deze tanks sinds 2006 niet meer vergund zijn. Voor de overige 17 opslagtanks was er een milieuvergunning eindigend op 23 maart 2011. Deze vier tanks waren wel vergund voor de opslag van P-producten op 1 januari 1993 en kunnen daarom volgens art. 5.17.2.11 §3 beschouwd worden als bestaande houders. Gelet op de verslagen van het algemeen onderzoek op de tanks 295, 611 en 612 kan het ongunstig advies in ons advies AMV/A/10/6785 vervangen worden door een gunstig advies mits er voldaan wordt aan de voorgestelde bijzondere voorwaarden. Voor de tank 613 blijft het
18 / 29
MLAV1/1000000103 nv ATPC Antwerp Terminal & Processing Company nv Antwerp Processing Company
3.
ongunstig advies behouden omdat er geen verslag van een algemeen onderzoek is voorgelegd waardoor de motivatie voor het ongunstig advies (zie verslag AMV/A/10/6785) blijft. Gebruik van tank 612 voor opvang van regenwater: AMV heeft hierover reeds een standpunt ingenomen via het advies AMV/A/10/6241 van 12 juli 2010, zoals ook vermeld in de reactie op het advies van VMM door de erkende deskundige Water;
Gelet op het advies van de Provinciale Milieuvergunningscommissie (PMVC) d.d. 3 mei 2011 waarbij de PMVC beslist het dossier met een week te verdagen; op volgende elementen uit dit advies: 1. Omschrijving en rubrieken ‒ In haar advies d.d. 22 februari 2011 volgde de PMVC het voorstel van de AMV. ‒ Aan de AMV werd gevraagd in haar aanvullend advies het voorstel van omschrijving en rubrieken te herbekijken / de als te bespreken overgemaakte elementen uit te klaren. Concreet werd gevraagd om het volgende te herbekijken: ‒ De AMV heeft haar voorstel van omschrijving aangevuld met de verandering door “regularisatie van de inhoud (in ton) van de overige tanks” voor de opslag van bitumen (nv APC). Dit bij rubrieken 1.2 en 17.3.7. De tanks voor de opslag van bitumen worden ook vergund onder rubriek 17.3.8. De omschrijving dient nog aangevuld. ‒ In deze vergunningsaanvraag blijkt rubriek 1.4 enkel nog van toepassing gesteld voor de opslag van diverse aardolieproducten in de tankenparken, en niet voor de overige opslag van aardolie, petrochemische of chemische producten. In de vorige vergunning (MLAV1/05-501) werden echter ook o.m. 28,3 ton gasoliën in kleine tanks, 3,2 ton giftige stoffen en 4,8 ton ontvlambare stoffen opgenomen onder deze rubriek. Klopt de redenering dat enkel rekening wordt gehouden met de inhoud van de tankenparken? • Verder werd in het advies van de PMVC uit dossier nr. MLAV1/05-501 het volgende gesteld: “De indelingsrubriek 1.4 heeft betrekking op de opslag van bepaalde producten zodat de aanwezigheid van deze producten in de procesinstallaties niet dient ingerekend te worden. Hierdoor verminderen de aangevraagde hoeveelheden voor deze rubriek tot 505.519,475 ton voor PRA, respectievelijk 213.957,3 ton voor PRAB en 719.476,775 ton voor beide samen.” Deze hoeveelheden werden uiteindelijk niet vergund door deputatie, aangezien 17 tanks geweigerd werden. Door de minister werden deze tanks echter tijdelijk vergund, waardoor op het moment van de aanvraag bovenstaande hoeveelheden vergund waren. Is het niet aangewezen om in de omschrijving rekening te houden met voormelde hoeveelheden? De provinciale dienst milieuvergunningen stelt meer concreet voor om de omschrijving aan te passen als volgt: - Op naam van ATPC: Een netto uitbreiding met 44.551,525 ton aardolie en (petro)chemische producten (1.4) tot een totale opslag van 550.071 ton, na volgende veranderingen: … - Op naam van APC: Een netto uitbreiding met 16.019,7 ton aardolie en (petro)chemische producten (1.4) tot een totale opslag van 229.977 ton, na volgende veranderingen: … ‒ Voor rubriek 17.2 meldt bijlage C4/D4 bij de verandering een toename van de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen voor het deel van de inrichting op naam van ATPC en een afname voor APC. In vergelijking met de vergunde toestand blijkt te inventaris van aanwezige hoeveelheden Sevesostoffen te zijn geüpdatet. De verandering is hierbij niet beperkt tot de opslag van aardolieproducten. De provinciale dienst milieuvergunningen stelt voor de omschrijving van de verandering te nuanceren en de gewenste hoeveelheden op te nemen zoals vermeld in de aanvraag en het VR :
19 / 29
MLAV1/1000000103 nv ATPC Antwerp Terminal & Processing Company nv Antwerp Processing Company •
op naam van ATPC : een totale hoeveelheid van 550.375,72 ton (17.2.2), waarvan: - 550.175,376 ton aardolieproducten; - 0,167 ton waterstof; - 2,75 ton zeer licht ontvlambare vloeibare gassen (inclusief lpg) en aardgas; - 0,38 ton zeer giftig (categorie 1); - 3,205 ton giftig (cat. 2); - 0,38 ton zeer licht ontvlambaar (cat. 8); - 0,38 ton milieugevaarlijk (met waarschuwingszin R50 inclusief R50/53) (cat. 9i); - 193,1 ton milieugevaarlijk (R 51/53) (cat. 9ii); • op naam van APC: een totale hoeveelheid van 8.263,022 ton (17.2.1)*: - 8.259.822 ton aardolieproducten; - 3,2 ton giftig (cat. 2); ‒ Een administratieve rechtzetting wordt gevraagd voor de niet onder 17.2 en 17.4 vallende opslag van 6,7 ton milieugevaarlijke stoffen op naam van ATPC. Deze zou namelijk zijn ingedeeld onder rubriek 17.3.8.2 i.p.v. 17.3.8.3. Hierbij dient te worden opgemerkt dat de inrichting vergund is voor een hoeveelheid van meer dan 100 ton en deze opslagplaats in principe ook onder toepassing van rubriek 17.3.8.3 valt, ook al werd in de vergunning een onderscheid gemaakt voor de installaties op naam van ATPC en deze op naam van APC. Deze bemerking is ook van toepassing op de rubriek 17.2. Hierbij blijken de drempels per deel te zijn gehanteerd. ‒ De AMV heeft bovenstaande punten bekeken en geëvalueerd in haar aanvullend advies : de PMVC volgt het voorstel van de AMV. 2. Stedenbouwkundige verenigbaarheid ‒ Zie advies van de PMVC d.d. 22 februari 2011. 3. Openbaar onderzoek – bezwaren ‒ Zie advies van de PMVC d.d. 22 februari 2011. 4. Milieutechnische evaluatie ‒ De PMVC stelde een termijnverlenging voor opdat: • de exploitant de concrete planning en maatregelen zou opgeven voor het herstel van de tanks die tot op vandaag nog niet in regel zijn; • de AMV in een aanvullend advies zou aangeven of de 4 tanks (295, 611, 612 en 613) onder hetzelfde regime vallen als de andere tanks waarvoor zij bijzondere voorwaarden voorstelt in haar advies d.d. 26 januari 2011; • de provinciale dienst milieuvergunningen de uitgebrachte adviezen in het kader van de opvolging van de beslissing tot wijziging voorwaarden (dossier MLWV/09-06) reeds zou overmaken aan de exploitant; • aan de exploitant een reactie zou gevraagd worden op het advies van de VMM in het kader van de opvolging van de beslissing tot wijziging voorwaarden (dossier MLWV/09-06); • de VMM als adviesinstantie zou gevat worden in de voorliggende milieuvergunningsprocedure m.b.t. de 4 tanks (295, 611, 612 en 613). ‒ Opgemerkt wordt dat in het besluit nr. MLAV1/05-501 d.d. 7 september 2006 (hermachtiging van de volledige inrichting PRA/PRAB, heden ATPC/APC) onder andere het verder exploiteren van 17 opslagtanks werd geweigerd op basis van het ontbreken van gunstige keuringsattesten. In beroep werd het verder exploiteren van deze 17 opslagtanks vergund voor een termijn van 4 jaar (tot 23 maart 2011) mits een aantal bijkomende specifieke vergunningsvoorwaarden. Het volgende werd gesteld in het advies van de PMVC uit het dossier MLAV1/05-501: “De AMV blijft ongunstig voor het verder exploiteren van de opslagtanks: 291, 292, 294, 300, 301, 303, 601, 603, 604, 608, 610, 703, 705, 708, 711, 712 en T408 omdat er geen gunstig algemeen periodiek onderzoek kan voorgelegd worden voor deze houders. De PMVC volgt dit standpunt. De vergunning kan niet worden verleend wanneer niet kan aangetoond worden dat wordt voldaan aan de Vlarem-voorwaarden. Dit moet blijken uit het
20 / 29
MLAV1/1000000103 nv ATPC Antwerp Terminal & Processing Company nv Antwerp Processing Company aanvraagdossier. Dit ondervangen d.m.v. een bijzondere voorwaarde zoals ter zitting voorgesteld door de exploitant zou de vergunningverlening uithollen. De AMV merkt op dat als men op deze manier tewerk zou gaan elk onderzoek in kader vergunningverlening overbodig zou worden.” ‒ De AMV bracht op 28 april 2011 een aanvullend deels gunstig – deels ongunstig advies uit. De AMV blijft ongunstig voor: • De hervergunning van de opslagtank 294 op naam van nv ATPC : De AMV licht toe dat deze tank wordt afgebroken, maar nog in het voorwerp van de voorliggende aanvraag werd opgenomen. • De uitbreiding met de opslagtank 613 met een opslagcapaciteit van 15.210 ton op naam van nv ATPC : De AMV licht toe dat voor deze tank nog geen verslag van een algemeen onderzoek is voorgelegd zodat ook voor deze tank een ongunstig advies dient verleend te worden. De AMV informeert dat de exploitant intussen nog tanks verder heeft afgewerkt en dat de AMI die al heeft vrijgegeven. Dit is verwerkt in de voorgestelde bijzondere voorwaarden in het aanvullend advies d.d. 28 april 2011. ‒ De VMM deelt mee nog een advies te zullen uitbrengen m.b.t. de 4 tanks (295, 611, 612 en 613) naar aanleiding van de bijkomende informatie van de exploitant. ‒ Om de exploitant de gelegenheid te bieden gehoord te worden in deze commissie verdaagt de PMVC de bespreking met één week. 5. Watertoets ‒ Zie advies van de PMVC d.d. 22 februari 2011. 6. Termijn – nog verder te bespreken na verdaging ‒ De vergunning kan gedeeltelijk worden verleend voor een termijn die eindigt 4 december 2026 en met een termijn voor ingebruikname van 3 jaar. 7. Voorwaarden – nog verder te bespreken na verdaging a. Algemene voorwaarden ‒ Algemeen: hoofdstukken 4.1 (algemene voorschriften), 4.6 (licht), 4.7 (beheersing van asbest) en 4.9 (energieplanning) ‒ Lucht: hoofdstukken 4.4 (beheersing van luchtverontreiniging) en 4.10 (emissies van broeikasgassen) ‒ Geluid: hoofdstuk 4.5 (beheersing van geluidshinder) b. Sectorale voorwaarden ‒ Opslag van gevaarlijke producten – algemene bepalingen: afdeling 5.17.1 ‒ Opslag van gevaarlijke vloeistoffen in bovengrondse houders: afdeling 5.17.3 ‒ Op- en overslagactiviteiten in petroleumraffinaderijen en de beheersing van VOS bij de opslag en verlading van vluchtige vloeistoffen (exclusief benzine) in onafhankelijke opslagdepots: subafdeling 5.17.4.3 en 5.17.4.4. c. Bijzondere voorwaarden Zoals voorgesteld door de AMV (advies na termijnverlenging): – De opslagtanks 295, 601, 603, 604, 611 en 612 (ATPC nv) en de opslagtank 408 (APC nv) blijven uit dienst zolang de overeenstemmende herstelwerkzaamheden niet volledig uitgevoerd zijn. De correcte uitvoering van de herstelwerkzaamheden wordt voor iedere tank afzonderlijk bevestigd door een externe deskundige. De tanks mogen pas in gebruik genomen worden nadat door de afdeling Milieu-inspectie is vastgesteld dat de desbetreffende tank(s) in regel is (zijn) bevonden. – Voor de 15 opslagtanks (ATPC nv) en de opslagtank 408 (APC nv) waarvoor er een vergunning voor het verder exploiteren wordt verleend evenals voor de 3 tanks (ATPC nv) die als uitbreiding worden vergund dient er een risico-gebaseerdinspectieprogramma (Risk Based Inspection program) opgemaakt te worden en de termijnen tussen 2 inspecties, zoals bepaald in de RBI analyse dient gerespecteerd te worden, onverminderd de termijn voor het uitvoeren van een algemeen onderzoek zoals bepaald in artikel 5.17.3.16 §2 van titel II van VLAREM.
21 / 29
MLAV1/1000000103 nv ATPC Antwerp Terminal & Processing Company nv Antwerp Processing Company
–
De preventieve- en schadebeperkende maatregelen met betrekking op opslagtanks en de bijhorende leidingen, vermeld in bijlage 7 van het OVR met de code OVR/10/03, dienen toegepast te worden. Zoals voorgesteld door het schepencollege: – De herindienstname van de tanks kan pas gebeuren na herstelling van de betreffende tanks zodat deze voldoen aan de wettelijke bepalingen.
Gelet op het horen van de heer W. Van de Velde, HSE manager, en mevrouw K. Van Haecke, consultant van Sertius door de Provinciale Milieuvergunningscommissie d.d. 10 mei 2011 Gelet op het deels gunstig-ongunstig advies d.d. 10 mei 2011 van de PMVC; op volgende elementen uit dit advies : 1. Horen van partijen ‒ De heer W. Van de Velde, HSE manager, en mevrouw K. Van Haecke, consultant van Sertius, worden gehoord namens de exploitant. ‒ De voorzitter overloopt de bespreking van de PMVC d.d. 3 mei en stelt dat het advies van de PMVC gebaseerd is op het advies van de AMV na termijnverlenging. De voorzitter deelt mee dat de PMVC van oordeel is dat de vergunning geweigerd dient te worden voor: • de hervergunning van de opslagtank 294 (2.700 m³ / 2.430 ton); • de uitbreiding met de opslagtank 613 met een opslagcapaciteit van 15.210 ton. • De voorzitter overloopt de bijzondere voorwaarden. ‒ De heer Van de Velde vindt het jammer dat tank 613 niet vergund kan worden, maar hij is wel blij met de interpretatie van de adviesverlenende instanties, zodat de tanks die tijdelijk buiten dienst waren toch vergund zullen kunnen worden. 2. Omschrijving en rubrieken ‒ Zie advies van de PMVC d.d. 3 mei 2011. 3. Stedenbouwkundige verenigbaarheid ‒ Zie advies van de PMVC d.d. 22 februari 2011. 4. Openbaar onderzoek – bezwaren ‒ Zie advies van de PMVC d.d. 22 februari 2011. 5. Milieutechnische evaluatie ‒ Zie advies van de PMVC d.d. 3 mei 2011. 6. Watertoets ‒ Zie advies van de PMVC d.d. 22 februari 2011. 7. Termijn ‒ De vergunning kan gedeeltelijk worden verleend voor een termijn die eindigt 4 december 2026 en met een termijn voor ingebruikname van 3 jaar. ‒ De vergunning dient geweigerd te worden voor: • de hervergunning van de opslagtank 294 (2.700 m³ / 2.430 ton); • de uitbreiding met de opslagtank 613 met een opslagcapaciteit van 15.210 ton. 8. Voorwaarden a. Algemene voorwaarden ‒ Algemeen: hoofdstukken 4.1 (algemene voorschriften), 4.6 (licht), 4.7 (beheersing van asbest) en 4.9 (energieplanning) ‒ Lucht: hoofdstukken 4.4 (beheersing van luchtverontreiniging) en 4.10 (emissies van broeikasgassen) ‒ Geluid: hoofdstuk 4.5 (beheersing van geluidshinder) b. Sectorale voorwaarden – Opslag van gevaarlijke producten – algemene bepalingen: afdeling 5.17.1 – Opslag van gevaarlijke vloeistoffen in bovengrondse houders: afdeling 5.17.3 – Op- en overslagactiviteiten in petroleumraffinaderijen en de beheersing van VOS bij de opslag en verlading van vluchtige vloeistoffen (exclusief benzine) in onafhankelijke opslagdepots: subafdeling 5.17.4.3 en 5.17.4.4.
22 / 29
MLAV1/1000000103 nv ATPC Antwerp Terminal & Processing Company nv Antwerp Processing Company c. Bijzondere voorwaarden Volgende bijzondere voorwaarden, zoals voorgesteld door de AMV (advies na termijnverlenging), kunnen opgelegd worden: ‒ De opslagtanks 295, 601, 603, 604, 611 en 612 (ATPC nv) en de opslagtank 408 (APC nv) blijven uit dienst zolang de overeenstemmende herstelwerkzaamheden niet volledig uitgevoerd zijn. De correcte uitvoering van de herstelwerkzaamheden wordt voor iedere tank afzonderlijk bevestigd door een externe deskundige. De tanks mogen pas in gebruik genomen worden nadat door de afdeling Milieu-inspectie is vastgesteld dat de desbetreffende tank(s) in regel is (zijn) bevonden. ‒ Voor de 15 opslagtanks (ATPC nv) en de opslagtank 408 (APC nv) waarvoor er een vergunning voor het verder exploiteren wordt verleend evenals voor de 3 tanks (ATPC nv) die als uitbreiding worden vergund dient er een risicogebaseerd inspectieprogramma (Risk Based Inspection program) opgemaakt te worden en de termijnen tussen 2 inspecties, zoals bepaald in de RBI analyse dient gerespecteerd te worden, onverminderd de termijn voor het uitvoeren van een algemeen onderzoek zoals bepaald in artikel 5.17.3.16 §2 van titel II van VLAREM. ‒ De preventieve en schadebeperkende maatregelen met betrekking op opslagtanks en de bijhorende leidingen, vermeld in bijlage 7 van het OVR met de code OVR/10/03, dienen toegepast te worden. Volgende bijzondere voorwaarde, zoals voorgesteld door het schepencollege, kan opgelegd worden: ‒ De herindienstname van de tanks kan pas gebeuren na herstelling van de betreffende tanks zodat deze voldoen aan de wettelijke bepalingen. Gelet op de ligging van de inrichting in een industriegebied van het gewestplan Antwerpen; Overwegende dat gesteld kan worden dat de verandering van de inrichting, die het voorwerp van de voormelde milieuvergunningsaanvraag uitmaakt, verenigbaar is met voormelde ruimtelijke en stedenbouwkundige voorschriften; Overwegende dat uit de verslagen van algemeen onderzoek blijkt dat tank 295 en tank 611 reeds sinds respectievelijk juni 2000 en juli 2000 niet meer veilig gebruikt kunnen worden; dat tank 612 in dienst kan blijven als waterhouder met een minimale veilige levensduur van 4 jaar vanaf augustus 2002; dat van opslagtank 613 geen verslag van algemeen onderzoek gekend is; dat deze vier tanks geen onderdeel uitmaakten van de aanvraag tot hervergunning van de ganse site in 2006 (ref. MLAV1/05-501); dat de vier opslagtanks sinds 4 december 2006 niet meer vergund zijn; dat deze tanks niet werden hersteld, noch voldoen aan de wettelijke eisen inzake de opslag van gevaarlijke producten; Overwegende dat uit het aanvraagdossier, de uitgebrachte adviezen en de verklaringen van exploitant tijdens de PMVC-zittingen blijkt dat ook de opslagtanks 601, 603, 604 en 408 niet hersteld en niet voldoen aan de wettelijke vereisten; Overwegende dat uit het advies van de AMV blijkt dat de opslagtank 294 op naam van nv ATPC zal worden afgebroken; Overwegende dat aangezien bovenvermelde houders niet voldoen aan de wettelijke vereisten de milieuvergunning voor deze houders niet kan verleend worden; dat het opleggen van een bijzondere voorwaarde m.b.t. een onderzoek gekoppeld aan een ingebruikstelling van niet-conforme tanks een uitholling van de vergunningverlening is, dat elk onderzoek in kader van de vergunningverlening overbodig maakt; Overwegende dat voor het overige de adviezen in aanmerking worden genomen;
23 / 29
MLAV1/1000000103 nv ATPC Antwerp Terminal & Processing Company nv Antwerp Processing Company
Overwegende dat voor de evaluatie van de elementen die de aanvrager heeft aangebracht tijdens het horen door de PMVC, kan verwezen worden naar het advies van de PMVC; Overwegende voor de toetsing van de aanvraag aan het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006, wordt verwezen naar het advies van de PMVC en het Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen; dat hieruit voldoende blijkt dat de gevraagde activiteiten, mits naleving van de in onderhavig besluit opgelegde voorwaarden, geen nadelige gevolgen hebben voor het watersysteem; dat derhalve de aanvraag voldoet aan de in artikel 5 opgesomde doelstellingen van het decreet integraal waterbeleid van 18 juli 2003; Overwegende dat gesteld kan worden dat de risico’s voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de inrichting veroorzaakt door de gevraagde verandering mits naleving van de in onderhavig besluit opgelegde milieuvergunningsvoorwaarden tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt, behalve voor wat betreft het gedeelte van de aanvraag dat betrekking heeft op: Op naam van ATPC: ‒ het uitbreiden met de opslagtanks 295 (8.640 ton nafta), 611 (15.210 ton jet), 612 (15.210 ton jet) en 613 (15.210 ton jet) met een totale opslagcapaciteit van 54.270 ton voor de opslag van aardolie en (petro)chemische producten (1.4 – 17.2.2) ‒ het verder exploiteren van de opslag van 2.430 ton gasolie in tank 294 (1.4 – 17.2.2); ‒ het verder exploiteren van de opslagtanks 601 (23.130 ton jet), 603 (23.580 ton jet) en 604 (23.490 ton jet) met een totale opslagcapaciteit van 70.200 ton voor de opslag van aardolie en (petro)chemische producten (1.4 – 17.2.2) Op naam van APC: ‒ het verder exploiteren van de opslag van 2.900 ton (2.900 m³) zware stookolie (P3) in tank 408 (1.4 - 17.3.6.3); Overwegende dat er bijgevolg aanleiding toe bestaat de gevraagde vergunning gedeeltelijk toe te staan voor een termijn verstrijkend op 4 december 2026; BESLUIT: ARTIKEL 1 - Voorwerp §1 Aan de nv ATPC Antwerp Terminal & Processing Company, gevestigd Beliweg 20 te 2030 Antwerpen en aan de nv Antwerp Processing Company, gevestigd Haven 281 - Beliweg 22 te 2030 Antwerpen wordt onder de voorwaarden bepaald in onderhavig besluit vergunning verleend om een raffinaderij / tankterminal, gelegen te 2030 Antwerpen, Beliweg 20-22, kadastergegevens (afdeling-sectie-perceelnummer) 14-C-70h, 14-C-70g te veranderen door wijziging en uitbreiding en voor het verder exploiteren van opslagtanksichting: Op naam van ATPC: ‒ een netto-vermindering met 82.358,475 ton aardolie en (petro)chemische producten (1.4) tot een totale opslag van 423.171 ton, na volgende veranderingen: • hervergunning van 12 vergunde opslagtanks (291, 292, 300, 301, 303, 608, 610, 703, 705, 708, 711 en 712) met een opslagcapaciteit van 141.120 ton; • regularisatie van de inhoud (in ton) van de overige tanks Bovenstaande opslag is tevens dubbel gerubriceerd onder rubriek 17 ‒ vermindering van de opslag voor de inrichting voor ontzwavelen, synthese en omzetting van zwavelhoudende verbindingen met 81.995,41 ton gevaarlijke stoffen tot een totale hoeveelheid van 423.475,72 ton (hoeveelheid groter dan de in Vlarem I, bijlage 6 van deel 1 en 2, kolom 3 vermelde hoeveelheid) – (17.2.2), na volgende veranderingen:
24 / 29
MLAV1/1000000103 nv ATPC Antwerp Terminal & Processing Company nv Antwerp Processing Company •
‒
Op ‒
‒ ‒
‒
‒
‒
‒
hervergunning van 12 vergunde opslagtanks (291, 292, 300, 301, 303, 608, 610, 703, 705, 708, 711 en 712) met een opslagcapaciteit van 141.120 ton; • omschakelen (van P1-opslag naar P2-opslag) van 7 bestaande opslagtanks (602, 605, 606, 607, 608, 609 en 610) met een opslagcapaciteit van 119.790 ton; • regularisatie van de inhoud (in ton) van de overige tanks; De totale hoeveelheid van 423.475,72 ton omvat: • 423.275,376 ton aardolieproducten; • 0,167 ton waterstof; • 2,75 ton zeer licht ontvlambare vloeibare gassen (inclusief lpg) en aardgas; • 0,38 ton zeer giftig (cat. 1); • 3,205 ton giftig (cat. 2); • 0,38 ton zeer licht ontvlambaar (cat. 8); • 0,38 ton milieugevaarlijk (cat. 9i); • 193,1 ton milieugevaarlijk (cat. 9ii). naam van APC: vermindering met 2.429 ton bitumen (door productwijziging in tank 304) en door regularisatie van de inhoud (in ton) van de overige tanks tot een totale opslag van 57.470 ton bitumen in 18 tanks (1.2); een netto-uitbreiding met 13.120,7 ton aardolie en (petro)chemische producten (1.4) tot een totale opslag van 227.077 ton, na regularisatie van de inhoud (in ton) van de tanks; een netto-vermindering met 1.268,478 ton van de in de raffinaderij aanwezige gevaarlijke stoffen tot een totale hoeveelheid van 8.263,022 ton (hoeveelheid groter dan de in Vlarem I, bijlage 6 van deel 1 en 2, kolom 2 vermelde hoeveelheid), na regularisatie van de inhoud (in ton) van de tanks en een productwijziging in tank 407 van een P2-product naar P3 zware stookolie (17.2.1); De totale hoeveelheid van 8.263,022 ton omvat: • 8.259,822 ton aardolieproducten; • 3,2 ton giftig (cat. 2) een netto-uitbreiding met 16.063,6 ton ruwe aardolie of zware stookolie (17.3.6.3) tot een totale opslag van 152.000 ton, na volgende veranderingen: • regularisatie van de inhoud (in ton) van de tanks; • een productwijziging in tank 407; een netto-vermindering met 1.508,4 ton bitumen en zware stookolie (17.3.7.3) tot een totale opslag van 66.860 ton, na volgende veranderingen: • productwisseling van tank 304 (nu: opslag van zware stookolie); • regularisatie van de inhoud (in ton) van de overige tanks; een netto-vermindering met 2.429 ton bitumen (door productwijziging in tank 304 en door regularisatie van de inhoud (in ton) van de overige tanks) tot een totale opslag van 57.470 ton bitumen en 10,2 ton niet Seveso-milieugevaarlijke stoffen (totale opslag: 57.480,2 ton) (17.3.8.3);
Volgende inrichtingen worden administratief rechtgezet: Op naam van ATPC: ‒ een zwavelrecuperatie-eenheid B8 (i.p.v. D8) met een productiecapaciteit van 20 ton/dag of 6.600 ton/jaar en een geïnstalleerd vermogen van 277,25 kW (7.1.2); ‒ de opslag van 6,7 ton milieugevaarlijke stoffen is ingedeeld onder rubriek 17.3.8.2 (i.p.v. 17.3.8.3); ‒ 3 stoomvaten met een totale inhoud van 458 l zijn ingedeeld onder rubriek 39.2.1 (i.p.v. 39.2.2); Volgende rubrieken zijn gewijzigd t.g.v. de aangepaste Vlarem-indelingslijst: Op naam van ATPC:
25 / 29
MLAV1/1000000103 nv ATPC Antwerp Terminal & Processing Company nv Antwerp Processing Company
‒ ‒
‒ ‒ Op ‒ ‒ ‒ ‒
een werkplaats voor herstellen van eigen voertuigen met één smeerput en twee hefbruggen (15.2 i.p.v. 15.3); 8 gascompressoren met een vermogen van respectievelijk 184 kW, 350 kW, 160 kW, 44 kW, 88 kW, 700 kW, 900 kW en 450 kW (totaal vermogen: 2.876 kW) (16.3.2.3.a i.p.v. 16.3.2.3); een metaalwerkplaats met een geïnstalleerd vermogen van 12 kW (29.5.2.1.a i.p.v. 29.5.2.2); 5 dieselmotoren met een vermogen van respectievelijk 1x 360 kW, 2x 344 kW, 1x 157 kW en 1x 4 kW (totaal: 1.209 kW) (31.1.3 i.p.v. 31.1.2); naam van APC: de lozing van 117,5 m3/u, 1.984 m3/dag en 500.000 m3/jaar bedrijfsafvalwater via een waterzuiveringsinstallatie via riolering in het Vierde Havendok (3.6.3.3 i.p.v. 3.6.3.2); de opslag van 80 ton polymeren voor de BSP-eenheid (23.3.1.a i.p.v. 23.3); 2 metaalwerkplaatsen met een geïnstalleerd vermogen van respectievelijk 15 kW en 10 kW (totaal: 25 kW) (29.5.2.1.a i.p.v. 29.5.2.2); 6 dieselmotoren met een vermogen van respectievelijk 3x 261 kW, 1x 190 kW, 1x 118 kW en 1x 46 kW (totaal: 1.137 kW) (31.1.3 i.p.v. 31.1.2);
Vlarem-rubricering: 1.2 - 1.4 - 17.2.1 - 17.2.2 - 17.3.6.3 - 17.3.7.3 - 17.3.8.3 §2 De vergunning wordt geweigerd voor het volgende onderdeel van de aanvraag: Op naam van ATPC: ‒ het uitbreiden met de opslagtanks 295 (8.640 ton nafta), 611 (15.210 ton jet), 612 (15.210 ton jet) en 613 (15.210 ton jet) met een totale opslagcapaciteit van 54.270 ton voor de opslag van aardolie en (petro)chemische producten (1.4 – 17.2.2) ‒ het verder exploiteren van de opslag van 2.430 ton gasolie in tank 294 (1.4 – 17.2.2); ‒ het verder exploiteren van de opslagtanks 601 (23.130 ton jet), 603 (23.580 ton jet) en 604 (23.490 ton jet) met een totale opslagcapaciteit van 70.200 ton voor de opslag van aardolie en (petro)chemische producten (1.4 – 17.2.2) Op naam van APC: ‒ het verder exploiteren van de opslag van 2.900 ton (2.900 m³) zware stookolie (P3) in tank 408 (1.4 - 17.3.6.3); Vlarem-rubricering: 1.4 – 17.2.2 – 17.3.6.3 ARTIKEL 2 – Koppeling aan de stedenbouwkundige vergunning §1 Deze milieuvergunning is geschorst indien voor de verandering die er het voorwerp van uitmaakt ook een stedenbouwkundige vergunning of melding als bedoeld in art. 4.2.1 en art. 4.2.2 van de Vlaamse Codex RO, vereist is en deze stedenbouwkundige vergunning niet definitief werd verleend of de melding niet is gedaan. Deze schorsing duurt tot de stedenbouwkundige vergunning definitief is verleend of is geweigerd in laatste aanleg of zolang de handelingen waarvoor de stedenbouwkundige melding is verricht, niet mogen worden aangevat op grond van artikel 4.2.2,§4 van de Vlaamse Codex RO. De vergunninghouder dient het definitief verkrijgen van de stedenbouwkundige vergunning te melden aan de deputatie bij ter post aangetekende zending. §2 De geschorste milieuvergunning vervalt van rechtswege op de dag waarop de stedenbouwkundige vergunning in laatste aanleg definitief zou geweigerd worden. §3 De stedenbouwkundige vergunning die verkregen is voor de verandering die het voorwerp is van de voormelde milieuvergunningsaanvraag wordt geschorst zolang de milieuvergunning niet
26 / 29
MLAV1/1000000103 nv ATPC Antwerp Terminal & Processing Company nv Antwerp Processing Company definitief is verleend. Als het gaat om met toepassing van artikel 4.2.2 van de Vlaamse Codex RO meldingsplichtige handelingen wordt de uitvoerbaarheid van de stedenbouwkundige melding opgeschort. §4 Deze geschorste stedenbouwkundige vergunning vervalt van rechtswege op de dag waarop de milieuvergunning in laatste aanleg definitief zou geweigerd worden. ARTIKEL 3 – Voorwaarden De in artikel 1 bedoelde vergunning is afhankelijk van de strikte naleving van de volgende voorwaarden : §1. Algemene: – Algemeen: hoofdstukken 4.1 (algemene voorschriften), 4.6 (licht), 4.7 (beheersing van asbest) en 4.9 (energieplanning) – Lucht: hoofdstukken 4.4 (beheersing van luchtverontreiniging) en 4.10 (emissies van broeikasgassen) – Geluid: hoofdstuk 4.5 (beheersing van geluidshinder) §2. Sectorale: – Opslag van gevaarlijke producten – algemene bepalingen: afdeling 5.17.1 – Opslag van gevaarlijke vloeistoffen in bovengrondse houders: afdeling 5.17.3 – Op- en overslagactiviteiten in petroleumraffinaderijen en de beheersing van VOS bij de opslag en verlading van vluchtige vloeistoffen (exclusief benzine) in onafhankelijke opslagdepots: subafdeling 5.17.4.3 en 5.17.4.4. §3. Bijzondere: – Voor de 12 opslagtanks van ATPC nv waarvoor er een vergunning voor het verder exploiteren wordt verleend dient er een risico-gebaseerd-inspectieprogramma (Risk Based Inspection program) opgemaakt te worden en de termijnen tussen 2 inspecties, zoals bepaald in de RBI analyse dient gerespecteerd te worden, onverminderd de termijn voor het uitvoeren van een algemeen onderzoek zoals bepaald in artikel 5.17.3.16 §2 van titel II van Vlarem. – De preventieve en schadebeperkende maatregelen met betrekking op opslagtanks en de bijhorende leidingen, vermeld in bijlage 7 van het OVR met de code OVR/10/03, dienen toegepast te worden. – Naast de reeds afgesloten veiligheidsinformatieplannen met LBC en Nova Natie, dient tevens het veiligheidsinformatieplan met Sibelco bestendig te worden geactualiseerd. Minstens jaarlijks wordt ook met Sibelco een formeel overlegmoment georganiseerd teneinde de potentiële veiligheidsrisico’s van ATPC/APC te duiden en de gepaste veiligheidsmaatregelen af te spreken en dit zeker in verband met de grensoverschrijdende scenario’s. Van elk van deze overlegmomenten wordt een schriftelijk verslag opgesteld door ATPC/APC en ter inzage gehouden van de toezichthoudende overheden. De opgesomde algemene en sectorale milieuvoorwaarden kunnen teruggevonden worden in Vlarem II. Deze zijn evenwel louter indicatief; bij wijzigingen van Vlarem II wordt de exploitant immers steeds geacht de meest actuele versie van de van toepassing zijnde bepalingen na te leven. De integrale en geconsolideerde tekst van Vlarem II is te raadplegen op de website van de provincie Antwerpen, via onderstaande link : http://www.provant.be/leefomgeving/milieu/milieuvergunningen/reglementering/milieuvergunninge nde/recente_wijzigingen ARTIKEL 4 - Termijn voorafgaand aan ingebruikname De in artikel 1 vergunde verandering dient in gebruik genomen te worden binnen de 3 jaar vanaf de datum van deze vergunning, zoniet vervalt deze vergunning van rechtswege.
27 / 29
MLAV1/1000000103 nv ATPC Antwerp Terminal & Processing Company nv Antwerp Processing Company
ARTIKEL 5 - Vergunningstermijn De in artikel 1 bedoelde vergunning wordt verleend voor een termijn: 1. die aanvangt op de datum van dit besluit, behoudens wanneer: a) Deze milieuvergunning is geschorst omdat de stedenbouwkundige vergunning voor de verandering op datum van deze milieuvergunning niet definitief is verleend; in dat geval vangt de vergunningstermijn aan op de datum waarop de stedenbouwkundige vergunning definitief is verleend; de exploitant dient deze datum bij aangetekende brief te melden aan de deputatie; b) Onderhavige milieuvergunning overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, §2 van rechtswege vervalt; in dat geval is geen enkele vergunningstermijn toegestaan. 2. die eindigt op 4 december 2026, samenvallend met de einddatum van de termijn van de eerder verleende lopende vergunning d.d. 7 september 2006; ARTIKEL 6 - Onderhavige vergunning doet geen afbreuk aan de rechten van derden. ARTIKEL 7 §1. Voor elke verandering van de vergunde inrichting gelden de bepalingen van hoofdstuk III-bis van titel I van het Vlarem. §2. Elke overname van de inrichting door een andere exploitant dient vóór de datum van inwerkingtreding van de overname gemeld aan de vergunningsverlenende overheid, overeenkomstig de bepalingen van artikel 42 van het Vlarem. §3. Een hernieuwing van de vergunning moet worden aangevraagd overeenkomstig de bepalingen van het Vlarem uiterlijk tussen de 18de en de 12de maand vóór het verstrijken van de vergunningstermijn van de lopende vergunning. ARTIKEL 8 Tegen de beslissing m.b.t. de vergunningsaanvraag kan beroep worden aangetekend binnen een termijn van dertig dagen na de eerste dag van bekendmaking van de bestreden beslissing bij de Vlaamse minister van Leefmilieu, Graaf de Ferraris-gebouw, Koning Albert II-laan 20 bus 8, 1000 Brussel, overeenkomstig artikel 51 van het Vlarem. Tot staving van de ontvankelijkheid van het eventuele beroep dient bij het beroepschrift het hierbij gevoegde attest van betekening evenals het bewijs van betaling van de voorgeschreven dossiertaks gevoegd te worden. Antwerpen, in zitting van 19 mei 2011. Aanwezig: mevrouw Cathy Berx, Gouverneur-Voorzitter, de heren L. Helsen, R. Röttger, K. Helsen, M. Wellens, B. De Nijn, leden en de heer D. Toelen, Provinciegriffier. Verslaggever: Rik Röttger In opdracht:
28 / 29
MLAV1/1000000103 nv ATPC Antwerp Terminal & Processing Company nv Antwerp Processing Company De Provinciegriffier,
De Voorzitter,
D. Toelen
Cathy Berx
29 / 29