Besluit Departement Leefmilieu Dienst Milieuvergunningen MLAV1/0600000009/LDS. BESLUIT VAN DE DEPUTATIE VAN DE PROVINCIE ANTWERPEN
OVER DE VERGUNNINGSAANVRAAG VAN DE HEER VERHEYEN BENNY MET BETREKKING TOT EEN VARKENSHOUDERIJ, GELEGEN TE 2321 HOOGSTRATEN (MEER), BOSKANTWEG 15, EN OVER DE MELDING VAN INRICHTINGEN VAN DE DERDE KLASSE. De deputatie van de provincie Antwerpen Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten; Gelet op het besluit van 6 februari 1991 van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning (Vlarem), zoals gewijzigd bij latere besluiten; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem II), zoals gewijzigd bij latere besluiten; Gelet op het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen (hierna genoemd "Mestdecreet"), zoals gewijzigd bij latere decreten; Gelet op de omzendbrief van de Vlaamse minister van Leefmilieu van 12 november 1997 (B.S. van 19 december 1997) m.b.t. de toepassing van het Mestdecreet; Gelet op de milieuvergunningsaanvraag, op 29 maart 2006 ingediend door de heer Verheyen Benny, wonende Boskantweg 13 te 2321 Hoogstraten (Meer), strekkende tot het verkrijgen van een milieuvergunning om een varkenshouderij, gelegen te 2321 Hoogstraten (Meer), Boskantweg 15, kadastergegevens (afdeling-sectie-perceelnummer) 3-B-270b, 3-B-270c, 3-B-270d, verder in bedrijf te houden en te veranderen, als volgt : ‒ het verplaatsen – gepaard gaand met stopzetting van de exploitatie – van de stalplaatsen, gelegen te Zandhoven, Fatimalaan 76, voor het houden van 26.000 legkippen, naar de varkenshouderij, gelegen te Hoogstraten (Meer), Boskantweg 15; ‒ het verder exploiteren en veranderen van laatstgenoemde varkenshouderij, omvattend: • wijziging door omvorming van stalplaatsen voor 200 zeugen in stalplaatsen voor andere varkens; • uitbreiding met stalplaatsen voor 1.204 varkens om te komen tot stallen met plaatsen voor 2.404 varkens, waarvan 2.404 andere varkens (9.4.1.c.2); Gelet op het feit dat voorliggende aanvraag tevens betrekking heeft op een melding van klasse 3 inrichtingen; dat die melding dient geakteerd te worden; dat het de melding van de volgende klasse 3 inrichting betreft : ‒ een opslagcapaciteit voor 2.300 m³ dierlijke mest, waarvan 2.300 m³ mengmest (28.2.c.1); Vlaremrubricering volgens aanvrager: 9.4.1.c.2 - 28.2.c.1
Koningin Elisabethlei 22 | 2018 Antwerpen 1 T 03 240 50 11 | F 03 240 57 79
MLAV1/0600000009 Verheyen Benny
Gelet op de volgende vergunningstoestand met betrekking tot de exploitatie van de inrichting op de datum van de indiening van de voormelde milieuvergunningsaanvraag: Op de uit te breiden inrichting, gelegen te Hoogstraten (Meer), Boskantweg 15: – besluit dd. 15 april 1977 van het college van burgemeester en schepenen, houdende vergunning voor het exploiteren van een zeugenstal voor een termijn verstrijkend op 15 april 2007; – aktename dd. 4 oktober 1977 door het college van burgemeester en schepenen m.b.t. een gemengd veebedrijf, geldend als vergunning voor een termijn verstrijkend op 15 april 2007; – besluit nr. 2/52.662f2 dd. 2 september 1988 van de deputatie, houdende vergunning op proef voor het veranderen door uitbreiding van een varkenshouderij voor een termijn verstrijkend op 2 september 1990; – besluit nr. 2/52.662f2 dd. 18 juli 1991 van de deputatie, houdende definitieve vergunning na proefvergunning voor het veranderen door uitbreiding van een varkenshouderij voor een termijn verstrijkend op 15 april 2007; – aktename nr. 2/58.131f2 dd. 27 oktober 1994 door de deputatie m.b.t. een gemengde veehouderij, geldend als gedeeltelijke vergunning voor een termijn verstrijkend op 15 april 2007; – ontvangstmelding nr. MLOV/01-107 dd. 20 december 2001 door de deputatie van de melding van overname van een varkenshouderij, vergund op Martens Jacobus, door Verheyen Benny; Op de stop te zetten inrichting, gelegen te Zandhoven, Fatimalaan 76: – Besluit nr. 50.186f2 dd. 18 december 1980 van de deputatie, houdende vergunning voor het exploiteren van een pluimveebedrijf voor een termijn verstrijkend op 18 december 2010; – aktename nr. 58.688f2 dd. 27 mei 1992 door de deputatie, m.b.t. een pluimveebedrijf, geldend als gedeeltelijke vergunning voor een termijn verstrijkend op 18 december 2010; – Besluit nr. MLAV1/96-170 dd. 17 oktober 1996 van de deputatie, houdende gedeeltelijke vergunning voor het veranderen door uitbreiding van een pluimveebedrijf voor een termijn verstrijkend op 18 december 2010; – Besluit nr. 99A02 dd. 17 mei 1999 van het college van burgemeester en schepenen, houdende vergunning voor het exploiteren van een grondwaterwinning, horende bij een pluimveebedrijf, voor een termijn verstrijkend op 1 januari 2019; – Ontvangstmelding nr. MLOV/05-155 dd. 22 december 2005 door de deputatie van de melding van gedeeltelijke overname van een pluimveebedrijf, vergund op naam van Van Laer André door de BVBA Bivarco; – Ontvangstmelding nr. MLOV/06-07 dd. 22 maart 2006 door de deputatie van de melding van gedeeltelijke overname van een pluimveebedrijf, vergund op naam van de BVBA Bivarco door Verheyen Benny; Gelet op het feit dat deze aanvraag voor de eerste maal werd ingediend op 28 december 2005 en werd vervolledigd op 29 maart 2006; op het feit dat op datum van 12 april 2006 de milieuvergunningsaanvraag ontvankelijk en volledig werd verklaard of geacht; Gelet op de stukken, waarbij wordt geattesteerd dat de milieuvergunningsaanvraag de vereiste publiciteit verkreeg, conform artikel 17 van het Vlarem; Gelet op het proces-verbaal betreffende het openbaar onderzoek dd. 20 mei 2006 waaruit blijkt dat 23 omwonenden één collectief bezwaarschrift hebben ingediend m.b.t. volgende elementen : – Door de aanvraag voor verplaatsing van mestproductie verdubbelt het aantal varkens op de inrichting. Daardoor verandert het oorspronkelijk karakter van het huidige landbouwbedrijf naar een vorm van bio-industrie die voor de omwonenden ongewenst is. – De uitbreiding wordt bewust en creatief wettelijk tot aan de rand van een X-inrichting gedreven, maar is in wezen een X-inrichting, waar zwaardere voorwaarden voor zouden moeten gelden.
2 / 15
MLAV1/0600000009 Verheyen Benny
–
–
– –
Deze milieuvergunning kan niet los gezien worden van de twee andere, reeds lopende milieuvergunningen op de belendende percelen 271d, 269a en 267g, eigendom van dezelfde Verheyen Benny. Dat betekent dat het feitelijk gaat om in totaal 2.404+380+950=3.734 varkens en 106 grote zoogdieren (koeien). Dus een zware X-inrichting gezien het aantal dieren, maar daarnaast ook nog een totale mestopslag van 2.300+404+3.800=6.504 m³ dierlijke mest. De vraag wordt gesteld om voorliggende aanvraag van Verheyen Benny als één geheel te beschouwen met de aanvraag van de BVBA Bivarco die eerder reeds op de percelen 269a, 271d en 271e een uitbreiding heeft aangevraagd door verplaatsing van 14.000 legkippen. Vragen worden gesteld bij de beschikbare oppervlakte voor de varkens en de gevolgen ervan op het dierenwelzijn. De bezwaarindieners verzekeren geen bezwaren tegen de huidige situatie te hebben en te begrijpen dat ze in landbouwzone wonen met de daarbij behorende lusten en lasten. Ze stellen echter dat de voorliggende uitbreidingen veel overlast zullen bezorgen bij de zeer nabijgelegen woonkern met meer dan 20 gezinswoningen, gelegen aan de Meerleseweg en de Boskantweg. Dergelijke grote bio-industrieën moeten in zeer dun bevolkte gebieden geëxploiteerd worden;
Gelet op het gunstig advies dd. 29 mei 2006 van het college van burgemeester en schepenen van Hoogstraten (kenmerk GZ/SL/200689); op volgende elementen uit dit advies : 1. Tijdens het openbaar onderzoek werd één bezwaarschrift ingediend. 2. Er kan een gunstig advies verleend worden op voorwaarde dat er geoordeeld wordt dat de inrichting als een afzonderlijke entiteit kan beschouwd worden ten opzichte van de inrichtingen op Boskantweg 9A en 13 en er uitgesloten wordt dat de inrichting als X-inrichting dient behandeld te worden; Gelet op het gunstig advies dd. 12 juni 2006 van de Afdeling Milieuvergunningen (AMV) van de Administratie voor Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer (kenmerk AMV/A/06/1582); op volgende elementen uit dit advies : 1. Het voorwerp van onderhavige aanvraag betreft in hoofdzaak de exploitatie van een veehouderij met de volgende dierenbezetting: DIEREN AANTALLEN (vroeger) vergund
verandering
nieuwe toestand
● zeugen:
200
- 200
0
● andere:
1.000
+ 1.404
2.404
VARKENS:
2.
De hiervoor genoemde dieren zijn als volgt verspreid over de verschillende stallen: (vroeger) vergund werkelijke toestand gevraagde eindtoestand stalnummer 1
3.
dierplaa mestoptsen slag 1.200
2.300
stalnu mmer
dierplaa tsen
mesto pslag
stalnu mmer
dierplaa tsen
mestopslag
1
1.200
2.300
1
2.404
2.300
De stallen, de verluchting ervan, alsmede de mestopslag zijn als volgt geconcipieerd: a) STALSYSTEEM: Stal met vloer met een roosteroppervlakte van meer dan 50 %. b) STALVERLUCHTINGSSYSTEMEN Mechanisch met verticale uitstoot niet aangesloten op een filter ter bestrijding van de geurhinder met uitlaat op minder dan 0,5 m boven de nok van het dak van de stal. c) MESTOPSLAG Opslag in het stalgebouw zonder geurafsnijder.
3 / 15
MLAV1/0600000009 Verheyen Benny
4.
5.
6.
7.
8.
9.
De varkenshouderij telt in totaal 2.404 varkens ouder dan 10 weken waarvan 0 zeugen, hetgeen overeenstemt met 2.404 varkenseenheden. Om sanitaire redenen geldt in dat geval overeenkomstig de gehanteerde technische criteria een afstandsregel tot risicogevoelige gebieden van 400 m. Een stal en/of mestopslag is gelegen op circa 650 m van een woongebied ander dan een woongebied met landelijk karakter, op circa 200 m van een woongebied met landelijk karakter, op circa 600 m van een woonuitbreidingsgebied, op meer dan 2.500 m van een recreatiegebied en op circa 950 m van een parkgebied. Aan de hiervoor vermelde afstandsregel is derhalve voldaan, zodat de gevraagde verdere exploitatie voor wat de geurhinder en sanitaire aspecten betreft bijgevolg toelaatbaar is. De dieren die het voorwerp van onderhavige vergunningsaanvraag uitmaken, produceren een hoeveelheid mest over 6 maanden van 6.406,5 kg P2O5, hetzij circa 1.923 m³. De aanvraag heeft betrekking op een totale opslagcapaciteit van 2.300 m³. Deze opslagcapaciteit kan als voldoende bestempeld worden. Onderhavige aanvraag heeft in hoofdzaak betrekking op de samenvoeging van een varkenshouderij met een gedeelte van een pluimveebedrijf, waar de activiteit wordt afgebouwd. a) Het pluimveebedrijf, waar de activiteit gedeeltelijk wordt afgebouwd, is gelegen Fatimalaan 76 te Zandhoven. In dit pluimveebedrijf waren plaatsen vergund voor het houden van in het totaal 40.000 legkippen. De plaatsen voor 26.000 legkippen worden overgeplaatst. Dit stemt overeen met een mestproductie van respectievelijk 12.740 kg P2O5 en 17.940 kg N. In toepassing van de reductieregel opgenomen in artikel 33ter, §1.c) van het Mestdecreet komt slechts 75% van deze mestproductie in aanmerking voor overplaatsing hetgeen overeenstemt met een mestproductie van respectievelijk 9.555 kg P2O5 en 13.455 kg N. b) Op de locatie Boskantweg 15 te Hoogstraten en die wordt uitgebreid, is er reeds een geldige vergunning voor het houden van 1.200 varkens, zijnde 200 zeugen en 1.000 andere varkens. Dit stemt overeen met een vergunde mestproductie van respectievelijk 8.230 kg P2O5 en 17.800 kg N. c) Na omvorming van al de zeugenplaatsen naar plaatsen voor andere varkens en uitbreiding met 1.204 bijkomende plaatsen voor varkens wenst men te komen tot een totaal aantal plaatsen voor 2.404 andere varkens. Dit stemt overeen met een mestproductie van respectievelijk 12.813 kg P2O5 en 31.252 kg N. Dit betekent een toename t.o.v. de vergunde mestproductie met respectievelijk 4.583 kg P2O5 en 13.452 kg N hetgeen binnen de maximum toegelaten mestproductie blijft die in aanmerking komt voor overplaatsing zoals hoger vermeld. Hierdoor voldoet de aanvraag aan de bepalingen van het Mestdecreet. De bijkomende plaatsen voor 1.204 varkens worden deels ingericht in de bestaande vleesvarkensstallen en deels in een bestaande zeugenstal die wordt omgebouwd tot een vleesvarkensstal. De aanvraag is opgemaakt als een vraag tot vroegtijdige hervergunning van het volledige varkensbedrijf. Aangezien de geplande uitbreiding gepaard gaat met een belangrijke investering wordt deze vraag tot vroegtijdige hervergunning met toekenning van een nieuwe vergunningstermijn van twintig jaar gunstig geadviseerd. Door het Agentschap Natuur werd op 9 mei 2006 een gunstig advies uitgebracht bij onderhavige aanvraag;
Gelet op het stilzwijgend gunstig advies van de Cel Ruimtelijke Ordening van de Afdeling ROHM van de Administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen (AROHM); Gelet op het ongunstig advies dd. 9 juni 2006 van de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) (kenmerk PH/A/AV1/2006.192); op volgende elementen uit dit advies : 1. De aanvraag betreft een uitbreiding door de verplaatsing van de vergunde mestproductie van een inrichting, gelegen Fatimalaan 76 te Pulle (Zandhoven), om deze samen te voegen met de
4 / 15
MLAV1/0600000009 Verheyen Benny
2.
3.
4.
5.
6.
vergunde productie van de inrichting, gelegen Boskantweg 15 te Meer (Hoogstraten). Daarnaast wordt een vroegtijdige hernieuwing van de lopende milieuvergunning gevraagd. Uitgaande van de mestbankaangifte van de inrichting, gelegen Boskantweg 15 te Meer (Hoogstraten), rekening houdende met de gekende vergunningsbeslissingen en aktenames, kan gesteld worden dat de gekende vergunningen nog volledig geldig zijn. Rekening houdende met de in de aanvraag opgegeven dierenaantallen, bevestigd door de mestbankaangifte van deze inrichting, komt dit overeen met een vergunde mestproductie van 17.800 kg N en 8.230 kg P205, overeenkomstig de mestproductie van 200 zeugen incl. biggen en 1.000 vleesvarkens/opfokzeugen. Uitgaande van de mestbankaangifte van de inrichting, gelegen Fatimalaan 76 te Pulle (Zandhoven), rekening houdende met de gekende vergunningsbeslissingen en aktenames, kan gesteld worden dat de gekende vergunningen nog volledig geldig zijn. Rekening houdende met de in de aanvraag opgegeven dierenaantallen, bevestigd door de mestbankaangifte van deze inrichting, komt dit overeen met een vergunde mestproductie van 17.940 kg N en 12.740 kg P205, overeenkomstig de mestproductie van 26.000 leghennen. De exploitant wenst op Boskantweg 15 te Meer (Hoogstraten) na uitbreiding, een vergunning te verkrijgen tot het houden van 2.404 varkens, zijnde 2.404 vleesvarkens. De varkens zullen gehuisvest worden in twee reeds aanwezige vleesvarkensstallen en in een om te bouwen zeugenstal. Op basis van de forfaitaire normen, vermeld in artikel 33bis van het Mestdecreet, komt dit overeen met een vergunde mestproductie van 31.252 kg N en 12.813,32 kg P205, overeenkomstig de mestproductie van 2.404 vleesvarkens. Na de verandering zal er op de inrichting 2.300 m³ dierlijke mestopslag voorzien zijn, waarvan 2.300 m³ mengmestopslag. Aan de volgende voorwaarden van het Mestdecreet met betrekking tot de uit te breiden veeteeltinrichting is voldaan : a) Deze inrichting kan beschouwd worden als een bestaande veeteeltinrichting (artikel 2, 7°, a) van het Mestdecreet). b) Volgens de informatie waarover de Vlaamse Landmaatschappij beschikt is de inrichting niet gelegen in een ruimtelijk kwetsbaar gebied. c) Op datum van 17 augustus 2000 werd voor deze inrichting een nutriëntenhalte toegekend. d) De aanvrager van de uit te breiden inrichting is dezelfde natuurlijke persoon als degene die voor die inrichting bij de Mestbank gekend is als producent. e) Voor deze inrichting Boskantweg 15 te Meer (Hoogstraten) werd – volgens de informatie waarover de Vlaamse Landmaatschappij beschikt - geen stopzettingvergoeding in het kader van het decreet van 9 maart 2001 toegekend. f) De laatste drie kalenderjaren werd voldaan aan de aangifteplicht. g) De af te zetten difosforpentoxyde van deze inrichting, bedroeg de laatste 3 kalenderjaren (2002-2004), voorafgaand aan het jaar van de aanvraag, gemiddeld 4.403 kg P205. Deze berekening is bepaald conform de toen geldige wetgeving. De bij de Mestbank bekende wijze van afzet van difosforpentoxyde van deze inrichting bedroeg de laatste 3 kalenderjaren, voorafgaand aan het jaar van de aanvraag, gemiddeld 4.403 kg P205. Derhalve werd in het verleden de opgegeven mestproductie afgezet conform de bepalingen van het mestdecreet en is de aanvraag verenigbaar met artikel 33ter, §1, 3° van het mestdecreet. Aan de volgende voorwaarden van het Mestdecreet met betrekking tot de stop te zetten veeteeltinrichting is voldaan: a) Deze inrichting kan beschouwd worden als een bestaande veeteeltinrichting (artikel 2, 7°, a) van het Mestdecreet). b) Op datum van 17 augustus 2000 werd voor deze inrichting een nutriëntenhalte toegekend. c) De aanvrager legt een ondertekende en gedateerde verklaring voor, waaruit blijkt dat de exploitatie van de stop te zetten inrichting volledig zal worden stopgezet.
5 / 15
MLAV1/0600000009 Verheyen Benny
De aanvrager legt een ondertekende en gedateerde goedkeuring voor van de eigenaar van de stop te zetten inrichting. e) Voor de stop te zetten inrichting werd - volgens de informatie waarover de Vlaamse Landmaatschappij beschikt - geen stopzettingvergoeding in het kader van het decreet van 9 maart 2001 toegekend. f) De laatste drie kalenderjaren werd voldaan aan de aangifteplicht. g) De af te zetten difosforpentoxyde van deze inrichting, bedroeg de laatste 3 kalenderjaren (2002-2004), voorafgaand aan het jaar van de aanvraag, gemiddeld 6.783 kg P205. Deze berekening is bepaald conform de toen geldige wetgeving. De bij de Mestbank bekende wijze van afzet van difosforpentoxyde van deze inrichting bedroeg de laatste 3 kalenderjaren, voorafgaand aan het jaar van de aanvraag, gemiddeld 6.515 kg P205. Derhalve werd in het verleden gemiddeld 96,05% van de opgegeven mestproductie afgezet conform de bepalingen van het Mestdecreet en werd 268 kg P205 niet afgezet. Binnen de door de Vlaamse Landmaatschappij gehanteerde criteria kan dit als voldoende bestempeld worden en is de aanvraag verenigbaar met artikel 33ter, §1, 3° van het mestdecreet. 7. Aan de volgende voorwaarden van het Mestdecreet met betrekking tot de stop te zetten veeteeltinrichting is niet voldaan: a) De aanvrager, Verheyen Benny, is slechts deels vergunningshouder van de stop te zetten inrichting. Naast Verheyen Benny is ook de BVBA Bivarco vergunningshouder van de stop te zetten inrichting. b) De aanvrager van de uit te breiden inrichting is slechts deels dezelfde natuurlijke//rechtspersoon als degene die voor de stop te zetten inrichting bij de Mestbank gekend is als producent. Meer bepaald zijn zowel Verheyen Benny, als de BVBA Bivarco bij de Mestbank gekend als producenten. 8. De voorwaarden van het Mestdecreet ná samenvoeging : a) Bedraagt de uitbreiding van de vergunde mestproductie maximaal 75% van de vergunde mestproductie van de stop te zetten inrichting? De vergunde mestproductie van de uit te breiden inrichting bedraagt 17.800 kg N en 8.230 kg P205 (zie punt 2). De vergunde mestproductie van de stop te zetten inrichting bedraagt 17.940 kg N en 12.740 kg P205 (zie punt 3). 75 % van de maximale in aanmerking komende vergunde mestproductie van de stop te zetten inrichting kan bijdragen tot de uitbreiding, of maximaal 13.455 kg N en 9.555 kg P205. Bijgevolg kan de vergunde mestproductie van de uit te breiden inrichting - ná de verplaatsing – maximaal 31.255 kg N en 17.785 kg P205 bedragen. De gewenste vergunde mestproductie bedraagt 31.252 kg N en 12.813,32 kg P205, overeenkomstig de mestproductie van 2.404 vleesvarkens. Hieruit blijkt dat de aanvraag voldoet aan de bepalingen van artikel 33ter, §1, 1°, c), 4) van het Mestdecreet. b) Bij de uitbreiding van de veeteeltinrichting worden geen nieuwe stal(len) gebouwd. Derhalve is de voorwaarde met betrekking tot de ammoniakemissies en de toepassing van beste beschikbare technieken hier niet van toepassing. 9. Uitgaande van de inrichtingsplannen dient er een mestopslagcapaciteit van minimaal 1.442,4 m³ mengmest voorzien te worden. Aangezien er een opslagcapaciteit van 2.300 m³ mengmest voorzien is, wordt voldaan aan de bepalingen van VLAREM II omtrent mestopslag. 10. In een aanvulling van het adviesbureau wordt gesteld dat er op de inrichting nooit meer dan 1.995 varkens aanwezig zijn met een gewicht van meer dan 30 kg. De Vlaamse Landmaatschappij is echter van mening dat er meer dan 2.000 varkens met een gewicht van meer dan 30 kg op de inrichting aanwezig kunnen zijn, zodat het een X-inrichting betreft; d)
Gelet op het ongunstig advies dd. 4 juli 2006 van de Provinciale Milieuvergunningscommissie (PMVC); op volgende elementen uit dit advies :
6 / 15
MLAV1/0600000009 Verheyen Benny
1. Omschrijving en rubrieken ‒ De exploitant heeft de varkenshouderij enkel onder rubriek 9.4.1.c.2 aangevraagd. DLV heeft in een schrijven dd. 27 maart 2006 nog eens bevestigd dat rubriek 9.4.1.d.1 (intensieve varkenshouderij) niet van toepassing is. DLV argumenteert als volgt: er worden 2.404 andere varkens aangevraagd, maar de varkens hebben ongeveer drie weken nodig om te groeien van 20 naar 30 kg. Aldus weegt ongeveer 17% van de aanwezige varkens (ongeveer 3 weken van de 18) minder dan 30 kg. Aangezien 83% van 2.404 gelijk is aan 1.995 varkens, betreft het dus geen X-inrichting (cf. infra onder punt 4). ‒ Voor het overige kunnen rubrieken en omschrijving van de aanvrager worden overgenomen. 2. Stedenbouwkundige verenigbaarheid ‒ De PMVC stelt vast dat het advies van de AROHM nog niet werd ontvangen. Gelet op de ligging van de inrichting in agrarisch gebied, op ruime afstand van andere gebieden, veronderstelt de PMVC dat de inrichting principieel stedenbouwkundig verenigbaar is.
7 / 15
MLAV1/0600000009 Verheyen Benny
3. Openbaar onderzoek – bezwaren ‒ Eén collectief bezwaarschrift werd ingediend door 23 omwonenden m.b.t. volgende elementen: • Door de aanvraag voor verplaatsing van mestproductie verdubbelt het aantal varkens op de inrichting. Daardoor verandert het oorspronkelijk karakter van het huidige landbouwbedrijf naar een vorm van bio-industrie die voor de omwonenden ongewenst is. • De uitbreiding wordt bewust en creatief wettelijk tot aan de rand van een X-inrichting gedreven, maar is in wezen een X-inrichting, waar zwaardere voorwaarden voor zouden moeten gelden. • Deze milieuvergunning kan niet los gezien worden van de twee andere, reeds lopende milieuvergunningen op de belendende percelen 271d, 269a en 267g, eigendom van dezelfde Verheyen Benny. Dat betekent dat het feitelijk gaat om in totaal 2.404+380+950=3.734 varkens en 106 grote zoogdieren (koeien). Dus een zware Xinrichting gezien het aantal dieren, maar daarnaast ook nog een totale mestopslag van 2.300+404+3.800=6.504 m³ dierlijke mest. • De vraag wordt gesteld om voorliggende aanvraag van Verheyen Benny als één geheel te beschouwen met de aanvraag van de bvba Bivarco die eerder reeds op de percelen 269a, 271d en e een uitbreiding heeft aangevraagd door verplaatsing van 14.000 legkippen. • Vragen worden gesteld bij de beschikbare oppervlakte voor de varkens en de gevolgen ervan op het dierenwelzijn. • De bezwaarindieners verzekeren geen bezwaren tegen de huidige situatie te hebben en te begrijpen dat ze in landbouwzone wonen met de daarbij behorende lusten en lasten. Ze stellen echter dat de voorliggende uitbreidingen veel overlast zullen bezorgen bij de zeer nabijgelegen woonkern met meer dan 20 gezinswoningen, gelegen aan de Meerleseweg en de Boskantweg. Dergelijke grote bio-industrieën moeten in zeer dun bevolkte gebieden geëxploiteerd worden. Deze bezwaren worden ondervangen door het ongunstige advies voor deze aanvraag (cf. infra onder punt 4). 4. Milieutechnische evaluatie ‒ De VLM wijst er op dat het adviesbureau namens de exploitant in een aanvulling op het aanvraagdossier (cf. supra) stelt dat er op de inrichting nooit meer dan 1.995 varkens aanwezig zijn met een gewicht van meer dan 30 kg. De VLM stelt echter dat er meer dan 2.000 varkens met een gewicht van meer dan 30 kg op de inrichting aanwezig kunnen zijn, zodat het wel degelijk een X-inrichting betreft. ‒ De PMVC volgt dit standpunt en verwijst in dit verband naar haar standpunt daaromtrent, en dat van de AMV, in een gelijkaardig dossier en concludeert dat de aanvraag onvolledig is: rubriek 9.4.1.d.1 is ook van toepassing, maar werd niet aangevraagd en ook niet opgenomen in het openbaar onderzoek. De PMVC verleent bijgevolg een ongunstig advies voor deze aanvraag. 5. Termijn ‒ Niet van toepassing. 6. Voorwaarden ‒ Niet van toepassing; Gelet op de ligging van de inrichting in een gebied van het gewestplan Turnhout, waarvoor de voorschriften voor agrarisch gebied van toepassing zijn; Overwegende dat gesteld kan worden dat de exploitatie van de inrichting, die het voorwerp van de voormelde milieuvergunningsaanvraag uitmaakt, verenigbaar is met voormelde ruimtelijke en stedenbouwkundige voorschriften;
8 / 15
MLAV1/0600000009 Verheyen Benny
Overwegende dat rubriek 9.4.1.d spreekt over “intensieve varkenshouderijen met meer dan 2.000 plaatsen voor mestvarkens van meer dan 30 kg”; dat dit betekent dat niet het totaal aantal plaatsen het indelingscriterium is, maar wel het aantal plaatsen waar mestvarkens van meer dan 30 kg kunnen worden gehouden; Gelet op het plan na verandering waaruit blijkt dat de exploitant 16 hokken voorziet voor telkens 31 varkens in voorafmest (0.57 m²/varken); Overwegende dat er op basis van de verklaringen van de vertegenwoordiger van de exploitant van uitgegaan kan worden dat de varkens tot 30 kg in deze 16 hokken zullen gehuisvest worden, zodat deze plaatsen niet meegeteld dienen te worden bij het aantal plaatsen voor mestvarkens van meer dan 30 kg; dat bijgevolg slechts 1.908 plaatsen voor mestvarkens van meer dan 30 kg voorzien worden en dat bijgevolg rubriek 9.4.1.d niet van toepassing is; Overwegende dat het niet duidelijk is op het plan dat deze plaatsen ook enkel voor varkens tot 30 kg zullen gebruikt worden; dat dit bijgevolg dient afgedwongen te worden door volgende op te leggen bijzondere vergunningsvoorwaarde: “In de 16 hokken voor 31 varkens, aangeduid als voorafmest op het bij het dossier gevoegde plan met de nieuwe situatie, mogen op eender welk moment enkel varkens tot 30 kg gehouden worden.”; dat deze vergunningsvoorwaarde tevens tegemoetkomt aan één element van het tijdens het openbaar onderzoek ingediende bezwaarschrift, aangezien zo duidelijk gesteld is dat het bedrijf niet in de rubriek 9.4.1.d ingedeeld is en het bijgevolg geen X-bedrijf betreft; Overwegende dat voor de evaluatie van de andere elementen uit het tijdens het openbaar onderzoek uitgebrachte bezwaarschrift kan verwezen worden naar volgende vaststellingen : – de inrichting van Verheyen Benny en de inrichting van de bvba Bivarco kunnen niet als één inrichting of bedrijf beschouwd worden, daar deze, juridisch gezien, geëxploiteerd worden door twee verschillende exploitanten; – het bedrijf is bovendien gelegen in landbouwgebied en beantwoordt als zodanig aan de gewestplanvoorschriften; – blijkens het mestdecreet zijn in dit gebied nog uitbreidingen van veebedrijven toegelaten, evenwel in casu mits stopzetting van vermelde inrichting in Zandhoven; Overwegende dat het ongunstig advies van de VLM weerlegd wordt door de vaststelling dat de inrichting in Zandhoven volledig zal stopgezet worden in het kader van de uitbreidingsaanvragen van Verheyen Benny en de bvba Bivarco; Overwegende dat de aanvrager zijn varkenshouderij situeert op volgende kadastrale percelen : 3B-270b, 3-B-270c en 3-B-270d; dat enkel op het kadastraal perceel 3-B-270c vergunningsplichtige inrichtingen gelegen zijn; Overwegende dat de gunstige adviezen in aanmerking worden genomen; Overwegende dat gesteld kan worden dat de risico’s voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de inrichting veroorzaakt door de gevraagde exploitatie mits naleving van de in onderhavig besluit opgelegde milieuvergunningsvoorwaarden tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt; Overwegende dat er bijgevolg aanleiding toe bestaat de gevraagde vergunning volledig toe te staan voor een termijn verstrijkend op 27 juli 2026;
9 / 15
MLAV1/0600000009 Verheyen Benny
10 / 15
MLAV1/0600000009 Verheyen Benny
BESLUIT: ARTIKEL 1 - Voorwerp §1 Aan de heer Verheyen Benny, wonende Boskantweg 13 te 2321 Hoogstraten (Meer), wordt onder de voorwaarden bepaald in onderhavig besluit vergunning verleend om een varkenshouderij, gelegen te 2321 Hoogstraten (Meer), Boskantweg 15, kadastergegevens (afdeling-sectie-perceelnummer) 3-B-270c, verder in bedrijf te houden en te veranderen, als volgt: ‒ het verplaatsen – gepaard gaand met stopzetting van de exploitatie – van de stalplaatsen, gelegen te Zandhoven, Fatimalaan 76, voor het houden van 26.000 legkippen, naar de varkenshouderij, gelegen te Hoogstraten (Meer), Boskantweg 15; ‒ het verder exploiteren en veranderen van laatstgenoemde varkenshouderij, omvattend : • wijziging door omvorming van stalplaatsen voor 200 zeugen in stalplaatsen voor andere varkens; • uitbreiding met stalplaatsen voor 1.204 varkens om te komen tot stallen met plaatsen voor 2.404 varkens, waarvan 2.404 andere varkens (9.4.1.c.2). Akte wordt genomen van de volgende klasse 3-inrichting : ‒ een opslagcapaciteit voor 2.300 m³ dierlijke mest, waarvan 2.300 m³ mengmest (28.2.c.1). Vlaremrubricering: 9.4.1.c.2 - 28.2.c.1 §2 De lopende vergunningen voor de exploitatie van de inrichting, gelegen te Hoogstraten (Meer), Boskantweg 15, worden opgeheven vanaf de realisatie van de verandering. §3. De lopende vergunningen voor de exploitatie van stalplaatsen voor dieren op de inrichting, gelegen te Zandhoven, Fatimalaan 76, worden opgeheven vanaf de realisatie van de verandering.
ARTIKEL 2 – Koppeling aan de bouwvergunning §1 Deze milieuvergunning is geschorst indien voor de verandering die er het voorwerp van uitmaakt ook een bouwvergunning vereist is krachtens de wet van 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedenbouw, en deze bouwvergunning niet definitief is verleend. Deze schorsing duurt tot de bouwvergunning definitief is verleend of is geweigerd in laatste aanleg. De vergunninghouder dient het definitief verkrijgen van de bouwvergunning te melden aan de deputatie bij ter post aangetekende zending. §2 De geschorste milieuvergunning vervalt van rechtswege op de dag waarop de bouwvergunning in laatste aanleg definitief zou worden geweigerd. §3 De bouwvergunning die verkregen is voor de verandering die het voorwerp is van de voormelde milieuvergunningsaanvraag wordt geschorst zolang de milieuvergunning niet definitief is verleend.
11 / 15
MLAV1/0600000009 Verheyen Benny
§4 Deze geschorste bouwvergunning vervalt van rechtswege op de dag waarop de milieuvergunning in laatste aanleg definitief zou worden geweigerd. ARTIKEL 3 – Voorwaarden De in artikel 1 bedoelde vergunning is afhankelijk van de strikte naleving van de volgende voorwaarden (als bijlage): §1. Algemene: – V01 Algemene milieuvoorwaarden – algemeen. Hoofdstukken 4.1, 4.6, 4.7 – V02 Algemene milieuvoorwaarden – geluid. Hoofdstuk 4.5 §2. Sectorale: – V32 Dieren. Hoofdstuk 5.9 §3. Bijzondere: – In de 16 hokken voor 31 varkens, aangeduid met voorafmest op het bij het dossier gevoegde plan met de nieuwe situatie, mogen op eender welk moment enkel varkens tot 30 kg gehouden worden.
De opgesomde algemene en sectorale milieuvoorwaarden kunnen teruggevonden worden in Vlarem II (of bijgevoegde cd-rom). Deze zijn evenwel louter indicatief; bij wijzigingen van Vlarem II wordt de exploitant immers steeds geacht de meest actuele versie van de van toepassing zijnde bepalingen na te leven.
ARTIKEL 4 - Termijn voorafgaand aan ingebruikname De in artikel 1 vergunde verandering dient in gebruik genomen te worden binnen 3 jaar vanaf de datum van deze vergunning, zoniet vervalt deze vergunning van rechtswege.
ARTIKEL 5 - Vergunningstermijn De in artikel 1 bedoelde vergunning wordt verleend voor een termijn: 1. die aanvangt op de datum van dit besluit, behoudens wanneer: a) Deze milieuvergunning is geschorst omdat de bouwvergunning voor de verandering op datum van deze milieuvergunning niet definitief is verleend; in dat geval vangt de vergunningstermijn aan op de datum waarop de bouwvergunning definitief is verleend; de exploitant dient deze datum bij aangetekende brief te melden aan de deputatie; b) Onderhavige milieuvergunning overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, §2 van rechtswege vervalt; in dat geval is geen enkele vergunningstermijn toegestaan. 2. die eindigt op 27 juli 2026 zijnde 20 jaar vanaf de datum van onderhavig besluit.
ARTIKEL 6 - Onderhavige vergunning doet geen afbreuk aan de rechten van derden.
12 / 15
MLAV1/0600000009 Verheyen Benny
13 / 15
MLAV1/0600000009 Verheyen Benny
ARTIKEL 7 §1. Voor elke verandering van de vergunde inrichting gelden de bepalingen van hoofdstuk III-bis van titel I van het Vlarem. §2. Elke overname van de inrichting door een andere exploitant dient vóór de datum van inwerkingtreding van de overname gemeld aan de vergunningsverlenende overheid, overeenkomstig de bepalingen van artikel 42 van het Vlarem. §3. Een hernieuwing van de vergunning moet worden aangevraagd overeenkomstig de bepalingen van het Vlarem uiterlijk tussen de 18de en de 12de maand vóór het verstrijken van de vergunningstermijn van de lopende vergunning.
ARTIKEL 8 Tegen de beslissing m.b.t. de vergunningsaanvraag kan beroep worden aangetekend bij de Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, Graaf de Ferraris-gebouw, Koning Albert II-laan 20 bus 8, 1000 Brussel, overeenkomstig artikel 51 van het Vlarem. Tot staving van de ontvankelijkheid van het eventuele beroep dient bij het beroepschrift het hierbij gevoegde attest van betekening evenals het bewijs van betaling van de voorgeschreven dossiertaks gevoegd te worden.
Antwerpen, in zitting van 27 juli 2006. Aanwezig: de heer J. Geuens, voorzitter, de heer F. Geudens, mevrouw M. De Graef, de heer C. Masson, leden en de heer D. Toelen, Provinciegriffier. Verslaggever: Jos Geuens
In opdracht: De Provinciegriffier,
De Voorzitter,
D. Toelen
J. Geuens
14 / 15
MLAV1/0600000009 Verheyen Benny
Bijlage bij besluit MLAV1/0600000009 dd. 27 juli 2006 De in artikel 3 van dit besluit opgesomde algemene en sectorale milieuvoorwaarden worden aan de exploitant louter ter indicatie meegegeven. De exploitant wordt immers geacht altijd de voor zijn inrichting van toepassing zijnde algemene en sectorale voorwaarden van Vlarem II na te leven. Dit betekent ook dat indien deze voorwaarden wijzigen, de exploitant steeds geacht wordt de meest recente versie ervan na te leven. De tekst van de in artikel 3 genoemde voorwaarden vindt de exploitant terug in de bij deze vergunning gevoegde cd-rom. Indien gewenst, kan de exploitant altijd een papieren afdruk bekomen bij de vergunningverlenende overheid. Deze cd-rom wordt niet meegestuurd naar de andere rechthebbenden van de beslissing. Het provinciebestuur gaat er immers van uit dat deze reeds zelf over een exemplaar van Vlarem II beschikken waarin ze de van toepassing zijnde hoofdstukken of artikelen kunnen raadplegen.
15 / 15