Besluit Departement Leefmilieu Dienst Milieuvergunningen MLAV1/0700000027/kh. BESLUIT VAN DE DEPUTATIE VAN DE PROVINCIE ANTWERPEN OVER DE VERGUNNINGSAANVRAAG VAN DE HEER VANHOOF JOZEF MET BETREKKING TOT EEN PLUIMVEEHOUDERIJ, GELEGEN TE 2400 MOL, WATERBROEKSTRAAT 27, EN OVER DE MELDING VAN INRICHTINGEN VAN DE DERDE KLASSE. De deputatie van de provincie Antwerpen Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten; Gelet op het besluit van 6 februari 1991 van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning (Vlarem), zoals gewijzigd bij latere besluiten; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem II), zoals gewijzigd bij latere besluiten; Gelet op het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, inzonderheid artikel 8; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 tot vaststelling van nadere regels voor de toepassing van de watertoets, tot aanwijzing van de adviesinstantie en tot vaststelling van nadere regels voor de adviesprocedure bij de watertoets; Gelet op het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen (hierna genoemd "Mestdecreet"), zoals gewijzigd bij latere decreten; Gelet op de omzendbrief van de Vlaamse minister van Leefmilieu van 12 november 1997 (B.S. van 19 december 1997) m.b.t. de toepassing van het Mestdecreet; Gelet op de milieuvergunningsaanvraag, op 17 januari 2007 ingediend door de heer Vanhoof Jozef, wonende Waterbroekstraat 27 te 2400 Mol, strekkende tot het verkrijgen van een milieuvergunning om een pluimveehouderij, gelegen te 2400 Mol, Waterbroekstraat 27, kadastergegevens (afdelingsectie-perceelnummer) 5-C-852g, 5-C-851e, verder te exploiteren en te veranderen door uitbreiding zodat ze thans zou omvatten : ‒ 4 stallen met plaatsen voor 58.000 slachtkuikens (9.3.1.c.2 – 9.3.1.d) ‒ vast opgestelde motoren met een totaal nominaal vermogen van 25,5 kW (31.1.1) ‒ 8 warmtekanonnen van elk 75 kW (totaal 600 kW) (43.1.2) ‒ Grondwaterwinning op een diepte van 154 m met een maximaal opgepompt debiet van 17 m3/dag en 5.500 m3/jaar (53.8.2); Gelet op het feit dat voorliggend dossier tevens betrekking heeft op een melding m.b.t. inrichtingen van klasse 3; dat deze melding dient geakteerd te worden; dat het de melding van volgende klasse 3-inrichtingen betreft: ‒ stallen van 3 voertuigen (15.1.1) ‒ opslag van 4.000 l petroleum in een bovengrondse tank (17.3.5.1) ‒ opslag van 10.000 l mazout in 2 bovengrondse tanks van 5.000 l elk (17.3.6.1.b) ‒ opslag van 22 m3 dierlijke mest, waarvan 22 m3 mengmest (28.2.c.1);
Koningin Elisabethlei 22 | 2018 Antwerpen 1 T 03 240 50 11 | F 03 240 57 79
MLAV1/0700000027 Vanhoof Jozef
Vlarem-rubricering volgens aanvrager : 9.3.1.c.2 – 9.3.1.d – 15.1.1 – 17.3.5.1 – 17.3.6.1.b – 28.2.c.1 – 31.1.1 – 43.1.2 – 53.8.2 Gelet op de volgende vergunningstoestand met betrekking tot de exploitatie van de inrichting op de datum van de indiening van de voormelde milieuvergunningsaanvraag: ‒ Besluit nr. 48.412 f2 d.d. 04.04.1978 van de deputatie houdende vergunning voor het exploiteren van een pluimveebedrijf; ‒ Besluit nr. 54.312 f2 d.d. 01.12.1988 van de deputatie houdende vergunning voor het veranderen van een pluimveebedrijf voor een termijn verstrijkend op 01.12.2008; ‒ Besluit d.d. 19.04.1999 van het schepencollege houdende vergunning voor het exploiteren van een grondwaterwinning voor een termijn verstrijkend op 01.01.2019; ‒ Aktename nr. MLVER/99-54 d.d. 12.05.1999 door de deputatie m.b.t. een pluimveebedrijf, geldend als vergunning, voor een termijn verstrijkend op 01.12.2008; Gelet op het feit dat deze aanvraag voor de eerste maal werd ingediend op 9 januari 2007 en werd vervolledigd op 17 januari 2007; op het feit dat op datum van 24 januari 2007 de milieuvergunningsaanvraag ontvankelijk en volledig werd verklaard of geacht; Gelet op de stukken, waarbij wordt geattesteerd dat de milieuvergunningsaanvraag de vereiste publiciteit verkreeg, conform artikel 17 van het Vlarem; Gelet op het proces-verbaal betreffende het openbaar onderzoek d.d. 22 maart 2007 waaruit blijkt dat er noch schriftelijke, noch mondelinge bezwaren en/of opmerkingen werden ingediend; Gelet op het gunstig advies d.d. 28 maart 2007 van het college van burgemeester en schepenen van Mol (kenmerk PVR/LL/FH/1648-2007); op volgende elementen uit dit advies: 1. De aanvraag betreft de hernieuwing van een bestaande vergunning voor het exploiteren van een kippenstal in agrarisch gebied van 58.000 slachtkuikens. 2. Buiten de reeds vergunde Vlaremrubrieken wordt bij de hernieuwing de uitbreiding gevraagd voor de opslag van 15 m3 drijfmest naar 22 m3. 3. Volgende rubrieken worden bij aangevraagd: a) plaatsen voor 5 landbouwvoertuigen en aanhangwagens; b) 25,5 kW elektromotoren voor de voederlijn (dit is echter niet meer vergunningsplichtig); c) 8 warmtekanonnen voor de verwarming van de stallen met een totaal vermogen van 600 kW. 4. Het bedrijfsafvalwater van de kippenstallen wordt verzameld in een citerne van 20 m3. Deze wordt 3 maal per jaar leeggemaakt. De inhoud wordt afgevoerd volgens de bepalingen van het Mestdecreet. 5. Er worden voldoende preventieve maatregelen genomen en er is een ruime afstand t.o.v. het woongebied (630 meter); Gelet op het deels gunstig-ongunstig advies d.d. 6 maart 2007 van de afdeling Milieuvergunningen (AMV) van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE) (kenmerk AMV/A/07/2478); op volgende elementen uit dit advies: 1. Het voorwerp van onderhavige aanvraag in hoofdzaak betreft de verdere exploitatie van een pluimveehouderij met 58.000 slachtkuikens waarvan de basisvergunning vervalt op 01/12/2008. 2. Het bedrijf beschikt over een vergunde mestproductie voor 58.000 slachtkuikens: Diersoort # dieren P2O5 kg per dier N kg per dier P2O5 totaal N totaal slachtkuikens Totaal vergund
58.000
0,29
0,62 16.820,00
35.960,00
16.820,00
35.960,00
2 / 13
MLAV1/0700000027 Vanhoof Jozef
Er is geen verhoging van het aantal dieren zodat er geen stijging is van de mestproductie en de aanvraag voldoet aan de bepalingen van het Mestdecreet. 4. De geproduceerde mest wordt onmiddellijk afgevoerd na elke ronde. De mestkelders (citernes) van 22 m³ dienen enkel om reinigingswater (met mest verontreinigd) op te vangen. Dit reinigingswater wordt regelmatig, volgens de voorschriften van het mestdecreet, op het land gespreid. 5. Omdat het hier louter een hernieuwing van een bestaande inrichting betreft, zonder veranderingen, zijn de verbods- en afstandsregels niet van toepassing. 6. Geluidshinder is minimaal door het gesloten karakter van de stallen en door de beperkte aantallen transporten. Geurhinder wordt voorkomen door de mest in de stal zo droog mogelijk te houden, door aangepast voeder, beperken drinkwaterverbruik, optimaliseren ventilatie, voldoende strooisel,… 7. De bovengrondse petroleumtank van 4.000 l is enkelwandig en ingekuipt en dient voorzien te zijn van een overvulbeveiliging. De 2 bovengrondse tanks van 5.000 l mazout zijn eveneens enkelwandig, ingekuipt en voorzien van een overvulbeveiliging. De tanks voldoen aan de afstandsregels. 8. Er worden voor een totaal nominaal vermogen van 25,5 kW vast opgestelde motoren aangevraagd in rubriek 31. Het betreffen de elektromotoren van de voerderlijnen en de ventilatoren. De rubriek 31 behelst enkel motoren met inwendige verbranding. Bij navraag blijkt dat de motoren op elektriciteit werken. Deze rubriek wordt niet opgenomen in het voorstel. 9. Er zijn 8 warmtekanonnen van elk 150 kW (sic), voor de verwarming van de stallen. 10. De grondwaterwinning situeert zich in een pluimveehouderij en heeft als bestemming drinkwater en reinigingswater voor de dieren en voor het huishouden. De beoogde kwaliteit is drinkwater en er wordt een debiet van maximaal 17 m³/dag en 5.500 m³/jaar aangevraagd. Het betreft een verbuisde boorput met een diepte van 154 m en met een debietmeter. 11. De berekening van het benodigde debiet kan op onderstaande manier gebeuren: Bestemming Drinkwater Reinigingswater Aantal dieren Verbruik m³ per jaar per dier per dier Drink Reiniging 3.
slachtkuikens 0,072 m³/j 0,012 m³/j 58.000 4.176 696 Huishoudelijk verbruik 30 m³/pers/j 90 (3 personen) Totaal 4.962 12. Er wordt een geen regenwater gebruikt, ondanks een beschikbaar dakoppervlak van ca. 3.000 m³/j. Dit is voldoende om het jaarlijks waterverbruik voor reiniging te leveren. Het is aangewezen dat regenwater gebruikt wordt voor laagwaardige toepassingen zoals het reinigen van de stallen i.p.v. hoogwaardig diep grondwater. 13. Gelet op bovenstaande berekening kan enkel een gunstig advies verleend worden voor een grondwaterwinning met een maximaal debiet van 5.000 m³/j. 14. Voor wat betreft het effect van deze grondwaterwinning op het grondwaterpeil in de omgeving van de inrichting wordt verwezen naar het advies van de afdeling Water van VMM; Gelet op het stilzwijgend gunstig advies van het Agentschap RO-Vlaanderen (ARO); Gelet op het gunstig advies d.d. 28 maart 2007 van de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) (kenmerk PH/A/AV1/2007.0070), mits een bijzondere voorwaarde; op volgende elementen uit dit advies: 1. Uitgaande van de mestbankaangifte van deze inrichting, rekening houdende met de gekende vergunningsbeslissingen, kan gesteld worden dat de gekende vergunningen nog volledig geldig zijn. Rekening houdende met de in de aanvraag opgegeven dierenaantallen komt dit overeen met een vergunde mestproductie van 35.960 kg N en 16.820 kg P205, overeenkomstig de mestproductie van 58.000 slachtkuikens. 2. De aanvraag behelst een hernieuwing van de vergunning betreffende 58.000 slachtkuikens en 15 m³ mestopslag. Verder wordt de mestopslagcapaciteit uitgebreid tot 22 m³ en worden nog
3 / 13
MLAV1/0700000027 Vanhoof Jozef
3.
4.
enkele meldingsplichtige rubrieken aangevraagd. Op basis van de forfaitaire normen vermeld in artikel 33bis van het Mestdecreet bedraagt de gewenste mestproductie 35.960 kg N en 16.820 kg P205, overeenkomstig de mestproductie van 58.000 slachtkuikens. Uitgaande van het plan horende bij de vergunningsaanvraag blijkt dat de slachtkuikens vrij ruim worden gehuisvest. De Vlaamse Landmaatschappij wil de exploitant erop wijzen dat er nooit méér dieren mogen gehuisvest worden per stal dan vermeld op het plan. De exploitant vraagt tevens de verdere exploitatie van 22 m³ dierlijke mestopslag, waarvan 22 m³ mengmestopslag. De bepalingen van het Mestdecreet omtrent deze aanvraag: a) De definitieve bouwvergunning werd verleend vóór 1 september 1991 en de aangifte van het aanslagjaar 1993 werd ontvangen op 12 maart 1993, wat vóór 29 september 1993 is en er werden op deze aangifte dieren vermeld zodanig dat deze inrichting kan beschouwd worden als een bestaande veeteeltinrichting (artikel 2, 7°, a) van het Mestdecreet). Derhalve wordt voldaan aan de voorwaarde zoals omschreven in artikel 2, 7° van het Mestdecreet. b) De laatste drie kalenderjaren werd voldaan aan de aangifteplicht en derhalve is de aanvraag verenigbaar met artikel 33ter, §1, 3° van het Mestdecreet. c) De af te zetten difosforpentoxide van deze inrichting, bedroeg de laatste 3 kalenderjaren (2003-2005), voorafgaand aan het jaar van de aanvraag, gemiddeld 7.378 kg P2O5. Deze berekening is bepaald conform de toen geldige wetgeving. Bij de Mestbank bekende wijze van afzet van difosforpentoxide van deze inrichting bedroeg de laatste 3 kalenderjaren, voorafgaand aan het jaar van de aanvraag, gemiddeld 7.378 kg P 2O 5. Derhalve werd in het verleden de opgegeven mestproductie afgezet conform de bepalingen van het Mestdecreet en is de aanvraag verenigbaar met artikel 33ter, §1, 3° van het Mestdecreet. d) De gewenste vergunde mestproductie voor deze inrichting bedraagt 35.960 kg N en 16.820 kg P205, overeenkomstig de mestproductie van 58.000 slachtkuikens (zie punt 2.). Rekening houdende met de in punt 1. bepaalde vergunde mestproductie én het onderzoek uitgevoerd onder punt 3.c, kan de aanvraag beschouwd worden als een aanvraag tot zowel de verdere exploitatie als de verandering van de vergunning van deze inrichting zonder stijging van de vergunde mestproductie tot gevolg. Derhalve is de aanvraag verenigbaar met artikel 33ter, §1, 3° van het Mestdecreet. Uitgaande van de inrichtingsplannen dient er een mestopslagcapaciteit van minimaal 432 m³ vaste mest voorzien te worden. Aangezien er een opslagcapaciteit van 22 m³ mengmest (spoelwater) voorzien is, is voldaan aan de bepalingen van artikel 5.9.2.3. van VLAREM II, maar wordt niet voldaan aan de bepalingen van artikel 5.9.2.2 §5 van VLAREM II;
Gelet op het stilzwijgend gunstig advies van de afdeling Water van de Vlaamse Milieumaatschappij (AW); op volgende elementen uit het laattijdig gunstig advies d.d. 11 april 2007 van de AW (kenmerk AT/A/GW1/1506/VL): 1. De aanvraag betreft de vroegtijdige hernieuwing van een inrichting. Op 19/04/1999 werd er door het College van Burgemeester en Schepenen een vergunning verleend aan Vanhoof Jozef voor een grondwaterwinning met een diepte van 154 meter met een debiet van 5.500 m³/jaar voor een termijn van 20 jaar. 2. Ligging van de winning: De grondwaterwinning is gelegen in het westen van de gemeente Mol. Op het gewestplan is de inrichting ingetekend in agrarisch gebied. De inrichting is volgens de kwetsbaarheidskaart naar grondwater gelegen in een zeer kwetsbaar gebied. 3. Invloed van de winning:
4 / 13
MLAV1/0700000027 Vanhoof Jozef
Opbouw: De boorput zal op een diepte van 141,5 tot 151,5 meter onder het maaiveld grondwater onttrekken uit het zand van Berchem (HCOV-code: 0254). b) Geologie: De watervoerende laag waaruit het grondwater onttrokken wordt (zand van Berchem) kent, samen met de zanden van Diest, Kasterlee en Mol (HCOV-codes: 0250 en 0230) en een zandige deklaag (HCOV-code: 0151) een freatisch karakter. c) Kwaliteit van het onttrokken grondwater: Het grondwater dat wordt onttrokken, is gekenmerkt door een goede kwaliteit en kan vaak zonder behandeling ingezet worden voor de drinkwatervoorziening voor dieren. d) Effect op het grondwatersysteem: Gelet op het beperkte debiet, wordt er geen significante verlaging van de stijghoogte van het ondiep grondwater verwacht. e) Watertoets: Onder verwijzing naar artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid werd voor deze aanvraag onderzocht of er een schadelijk effect door de grondwaterwinning wordt veroorzaakt. Er werd vastgesteld dat het schadelijk effect op het grondwatersysteem beperkt is, en dat er een gunstig advies kan worden verleend. Gebruik van het grondwater: a) Toepassingen: Het grondwater wordt binnen de inrichting hoofdzakelijk aangewend voor de drinkwatervoorziening van dieren. Daarnaast wordt ook een gedeelte gebruikt voor de reiniging van de stallen en voor huishoudelijke toepassingen. Rekening houdend met de gemiddelde gebruikswaarden voor veeteelt, inclusief reinigingswater en water voor huishoudelijke toepassingen, zoals gepubliceerd door het Bestuur Land- en Tuinbouw van het Ministerie van Landbouw (1990), kan het verbruik worden geraamd op 4.888 m³. b) Vereiste kwaliteit: Het grondwater moet voldoen aan de drinkwaternormen aangezien het ook voor huishoudelijke toepassingen wordt gebruikt. De exploitant dient zelf in te staan voor de controle op de kwaliteit. c) Conclusie: Gelet op de toepassing en de realistische hoeveelheid die wordt aangevraagd, kan er een gunstig advies worden verleend. BESLUIT: Gelet op het voorgaande wordt er een gunstig advies gegeven voor de hernieuwing van een grondwaterwinning klasse 2, bestaande uit een boorput met een diepte van 154 meter met de debieten van maximaal 17 m³/dag en 5.500 m³/jaar voor de resterende termijn van de lopende milieuvergunning, mits naleving van de algemene en de sectorale voorwaarden; a)
4.
5.
Gelet op het feit dat BE-consult namens de exploitant met mail van 23 april 2007 naar aanleiding van het advies van de VLM een contract van onbepaalde duur bezorgde voor het afvoeren van pluimveemest; Gelet op het deels gunstig-ongunstig advies d.d. 24 april 2007 van de Provinciale Milieuvergunningscommissie (PMVC); op volgende elementen uit dit advies: 1. Omschrijving en rubrieken ‒ De omschrijving en rubrieken van de exploitant zijn correct en kunnen behouden blijven, mits: • het weglaten van “vast opgestelde motoren met een totaal nominaal vermogen van 25,5 kW (31.1.1.b)”, uit de aanvraag, aangezien het elektromotoren betreffen die niet
5 / 13
MLAV1/0700000027 Vanhoof Jozef
‒
vergunningsplichtig zijn, zoals opgemerkt in de adviezen van het schepencollege en de AMV; • aanpassing van rubriek 43.1.2 naar 43.1.2.b in overeenstemming met de Vlaremwijziging die van kracht is sinds 1 februari 2007. Volgens het advies van het schepencollege worden er stalplaatsen voor 5 landbouwvoertuigen gemeld (rubriek 15.1.1). Volgens het dossier gaat het om 3 stalplaatsen (in de omschrijving) en 5 stalplaatsen (in de tabel van de totale toestand na verandering). De AMV stelt ter zitting voor uit te gaan van stalplaatsen voor 5 landbouwvoertuigen. Naar rubricering maakt dit geen verschil uit en het betreft slechts een in de derde klasse ingedeelde inrichting waarvan akte dient te worden genomen.
6 / 13
MLAV1/0700000027 Vanhoof Jozef
2. Stedenbouwkundige verenigbaarheid ‒ De PMVC stelt vast dat het advies van het ARO ontbreekt. De inrichting is volgens het gewestplan Herentals-Mol gelegen in agrarisch gebied en er werden voor deze inrichting in het verleden verschillende bouwvergunningen afgeleverd. De PMVC stelt dat de inrichting stedenbouwkundig verenigbaar is. 3. Openbaar onderzoek – bezwaren ‒ Er werden geen bezwaren ingediend. 4. Milieutechnische evaluatie ‒ Het advies van de AMV is ongunstig voor het debiet van de grondwaterwinning boven 5.000 m³/jaar. De AMV stelt in haar advies dat geen regenwater gebruikt wordt, ondanks een beschikbaar dakoppervlak van ca. 3.000 m³/jaar. Dit is voldoende om het jaarlijks waterverbruik voor reiniging te leveren. Het is aangewezen dat regenwater gebruikt wordt voor laagwaardige toepassingen zoals het reinigen van de stallen i.p.v. hoogwaardig diep grondwater. Om die reden kan enkel een gunstig advies verleend worden voor een grondwaterwinning met een maximaal debiet van 5.000 m³/jaar. De AW, hierin gevolgd door de PMVC, kan zich hierbij ter zitting aansluiten. De PMVC merkt wel nog op dat de exploitant nog over een vergunning beschikt voor een winning van 5.500 m³ per jaar tot 1 januari 2019 (in het vergunningsbesluit staat verkeerdelijk 1 april 2019). Gelet op het deels gunstig – deels ongunstig advies voor het opgepompte jaardebiet stelt de PMVC voor dat de provinciale dienst milieuvergunningen aan de exploitant vraagt of hij hiermee akkoord kan gaan. ‒ Voor het overige deel van de aanvraag volgt de PMVC de gunstige adviezen. 5. Watertoets ‒ Uit de toepassing van de beoordelingsschema’s m.b.t. watertoets blijkt dat de gevraagde activiteiten van die aard zijn dat ze niet relevant zijn voor wat betreft de invloed op het watersysteem, zodanig dat geen bijkomend wateradvies vereist is, en dat derhalve de aanvraag voldoet aan de in artikel 5 opgesomde doelstellingen van het decreet integraal waterbeleid. 6. Termijn ‒ De vergunning kan deels verleend worden voor een termijn van 20 jaar vanaf datum van de vergunningsbeslissing met een termijn voor ingebruikname van 3 jaar. ‒ Er kan akte worden genomen van de gemelde klasse 3-inrichtingen. ‒ Vanaf de realisatie van de veranderingen dienen de lopende vergunningen opgeheven te worden, onder voorbehoud van het schriftelijk akkoord van de exploitant met de beperking van het opgepompte jaardebiet van de grondwaterwinning. 7. Voorwaarden a. Algemene voorwaarden V01: algemene milieuvoorwaarden – algemeen: hoofdstukken 4.1, 4.6, 4.7 V02: algemene milieuvoorwaarden – geluid: hoofdstuk 4.5 V05: algemene milieuvoorwaarden – lucht: hoofdstuk 4.4 b. Sectorale voorwaarden V32: dieren: hoofdstuk 5.9 V37: garages, parkeerplaatsen en herstellingswerkplaatsen voor motorvoertuigen: hoofdstuk 5.15 V46: opslag van gevaarlijke stoffen – ondergrondse en bovengrondse houders: afdelingen 5.17.1, 5.17.2 en 5.17.3 V61: thermische centrales, stookinstallaties en verbrandingsovens: hoofdstuk 5.20 (uitgezonderd afdeling 5.20.2: Petroleumraffinaderijen) en hoofdstuk 5.43 V93: winning van grondwater: hoofdstuk 5.53 c. Bijzondere voorwaarden De door de VLM voorgestelde bijzondere voorwaarde dat de exploitant zich inzake de benodigde opslagcapaciteit voor vaste mest binnen een termijn van 1 maand na het verkrijgen van de vergunning in orde te stellen met de milieuwetgeving hoeft niet weerhouden te worden,
7 / 13
MLAV1/0700000027 Vanhoof Jozef
aangezien deze wordt ondervangen met het contract van onbepaalde duur voor het afvoeren van de pluimveemest dat BE-Consult namens de exploitant per mail d.d. 23 april 2007 aan de vergunningverlenende overheid bezorgde; Overwegende dat de exploitant met fax van 3 mei 2007 bevestigde dat hij akkoord kan gaan met een beperking van het debiet van de grondwaterwinning tot 5.000 m3/jaar voor een termijn van 20 jaar; Gelet op de ligging van de inrichting in een agrarisch gebied van het gewestplan Herentals-Mol; Overwegende dat gesteld kan worden dat de exploitatie van de inrichting, die het voorwerp van de voormelde milieuvergunningsaanvraag uitmaakt, verenigbaar is met voormelde ruimtelijke en stedenbouwkundige voorschriften; Overwegende dat het deels gunstig-ongunstig advies van de PMVC in aanmerking wordt genomen; Overwegende dat de in artikel 3 §1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 vermelde beoordelingsschema’s voor wat betreft de impact van grondwaterwinningen op het watersysteem verwijzen naar de Vlarem-wetgeving; dat de AW bevoegd is voor de beoordeling; dat conform het gunstige advies van de AW ter zake de invloed van de aangevraagde activiteiten op het watersysteem, mits naleving van de toepasselijke Vlarem-voorwaarden, niet relevant wordt geacht; dat derhalve de aanvraag voldoet aan de in artikel 5 opgesomde doelstellingen van het decreet integraal waterbeleid d.d. 18 juli 2003; Overwegende dat gesteld kan worden dat de risico’s voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de inrichting veroorzaakt door de gevraagde exploitatie mits naleving van de in onderhavig besluit opgelegde milieuvergunningsvoorwaarden tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt, behalve voor wat betreft het gedeelte van de aanvraag dat betrekking heeft op het debiet van de grondwaterwinning boven 5.000 m3/jaar; Overwegende dat er bijgevolg aanleiding toe bestaat de gevraagde vergunning gedeeltelijk toe te staan voor een termijn van 20 jaar; BESLUIT: ARTIKEL 1 - Voorwerp §1 Aan de heer Vanhoof Jozef, wonende Waterbroekstraat 27 te 2400 Mol, wordt onder de voorwaarden bepaald in onderhavig besluit deels vergunning verleend om een pluimveebedrijf, gelegen te 2400 Mol, Waterbroekstraat 27, kadastergegevens (afdeling-sectie-perceelnummer) 5-C-852g, 5-C-851e verder te exploiteren en te veranderen door uitbreiding zodat ze thans zou omvatten: ‒ 4 stallen met plaatsen voor 58.000 slachtkuikens (9.3.1.c.2 – 9.3.1.d) ‒ 8 warmtekanonnen van elk 75 kW (totaal 600 kW) (43.1.2.b) ‒ grondwaterwinning op een diepte van 154 m met een maximaal opgepompt debiet van 17 m3/dag en 5.000 m3/jaar (53.8.2). Akte wordt genomen van de volgende klasse 3-inrichtingen: ‒ stallen van 5 voertuigen (15.1.1) ‒ opslag van 4.000 l petroleum in een bovengrondse tank (17.3.5.1) ‒ opslag van 10.000 l mazout in 2 bovengrondse tanks van 5.000 l elk (17.3.6.1.b)
8 / 13
MLAV1/0700000027 Vanhoof Jozef
‒
opslag van 22 m3 dierlijke mest, waarvan 22 m3 mengmest (28.2.c.1).
Vlarem-rubricering: 9.3.1.c.2 – 9.3.1.d – 15.1.1 – 17.3.5.1 – 17.3.6.1.b – 28.2.c.1 – 43.1.2.b – 53.8.2 §2 De vergunning wordt geweigerd voor het opgepompte debiet van de grondwaterwinning boven 5.000 m3/jaar (53.8.2) Vlarem-rubricering: 53.8.2 §3. De lopende vergunningen worden opgeheven vanaf de realisatie van de veranderingen. ARTIKEL 2 – Koppeling aan de bouwvergunning §1 Deze milieuvergunning is geschorst indien voor de verandering die er het voorwerp van uitmaakt ook een bouwvergunning als bedoeld in art. 43 van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening gecoördineerd op 22 oktober 1996, of een stedenbouwkundige vergunning als bedoeld in art. 99, §1, 1° van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, vereist is en deze bouw- of stedenbouwkundige vergunning niet definitief is verleend. Deze schorsing duurt tot de bouw- of stedenbouwkundige vergunning definitief is verleend of is geweigerd in laatste aanleg. De vergunninghouder dient het definitief verkrijgen van de bouw- of stedenbouwkundige vergunning te melden aan de deputatie bij ter post aangetekende zending. §2 De geschorste milieuvergunning vervalt van rechtswege op de dag waarop de bouw- of stedenbouwkundige vergunning in laatste aanleg definitief zou worden geweigerd. §3 De bouw- of stedenbouwkundige vergunning die verkregen is voor de verandering die het voorwerp is van de voormelde milieuvergunningsaanvraag wordt geschorst zolang de milieuvergunning niet definitief is verleend. §4 Deze geschorste bouw- of stedenbouwkundige vergunning vervalt van rechtswege op de dag waarop de milieuvergunning in laatste aanleg definitief zou worden geweigerd. ARTIKEL 3 – Voorwaarden De in artikel 1 bedoelde vergunning is afhankelijk van de strikte naleving van de volgende voorwaarden (als bijlage): §1. Algemene: – V01: algemene milieuvoorwaarden – algemeen: hoofdstukken 4.1, 4.6, 4.7 – V02: algemene milieuvoorwaarden – geluid: hoofdstuk 4.5 – V05: algemene milieuvoorwaarden – lucht: hoofdstuk 4.4 §2. Sectorale: – V32: dieren: hoofdstuk 5.9 – V37: garages, parkeerplaatsen en herstellingswerkplaatsen voor motorvoertuigen: hoofdstuk 5.15 – V46: opslag van gevaarlijke stoffen – ondergrondse en bovengrondse houders: afdelingen 5.17.1, 5.17.2 en 5.17.3
9 / 13
MLAV1/0700000027 Vanhoof Jozef
– –
V61: thermische centrales, stookinstallaties en verbrandingsovens: hoofdstuk 5.20 (uitgezonderd afdeling 5.20.2: Petroleumraffinaderijen) en hoofdstuk 5.43 V93: winning van grondwater: hoofdstuk 5.53
§3. Bijzondere: geen.
10 / 13
MLAV1/0700000027 Vanhoof Jozef
De opgesomde algemene en sectorale milieuvoorwaarden kunnen worden teruggevonden in Vlarem II (of bijgevoegde cd-rom). Deze zijn evenwel louter indicatief; bij wijzigingen van Vlarem II wordt de exploitant immers steeds geacht de meest actuele versie van de van toepassing zijnde bepalingen na te leven. ARTIKEL 4 - Termijn voorafgaand aan ingebruikname De in artikel 1 vergunde verandering dient in gebruik genomen te worden binnen 3 jaar vanaf de datum van deze vergunning, zoniet vervalt deze vergunning van rechtswege. ARTIKEL 5 - Vergunningstermijn De in artikel 1 bedoelde vergunning wordt verleend voor een termijn: 1. die aanvangt op de datum van dit besluit, behoudens wanneer: a) Deze milieuvergunning is geschorst omdat de bouw- of stedenbouwkundige vergunning voor de verandering op datum van deze milieuvergunning niet definitief is verleend; in dat geval vangt de vergunningstermijn aan op de datum waarop de bouw- of stedenbouwkundige vergunning definitief is verleend; de exploitant dient deze datum bij aangetekende brief te melden aan de deputatie; b) Onderhavige milieuvergunning overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, §2 van rechtswege vervalt; in dat geval is geen enkele vergunningstermijn toegestaan. 2. die eindigt op 10 mei 2027. ARTIKEL 6 - Onderhavige vergunning doet geen afbreuk aan de rechten van derden. ARTIKEL 7 §1. Voor elke verandering van de vergunde inrichting gelden de bepalingen van hoofdstuk III-bis van titel I van het Vlarem. §2. Elke overname van de inrichting door een andere exploitant dient vóór de datum van inwerkingtreding van de overname gemeld aan de vergunningsverlenende overheid, overeenkomstig de bepalingen van artikel 42 van het Vlarem. §3. Een hernieuwing van de vergunning moet worden aangevraagd overeenkomstig de bepalingen van het Vlarem uiterlijk tussen de 18de en de 12de maand vóór het verstrijken van de vergunningstermijn van de lopende vergunning. ARTIKEL 8 Tegen de beslissing m.b.t. de vergunningsaanvraag kan beroep worden aangetekend bij de Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, Graaf de Ferraris-gebouw, Koning Albert II-laan 20 bus 8, 1000 Brussel, overeenkomstig artikel 51 van het Vlarem.
11 / 13
MLAV1/0700000027 Vanhoof Jozef
Tot staving van de ontvankelijkheid van het eventuele beroep dient bij het beroepschrift het hierbij gevoegde attest van betekening evenals het bewijs van betaling van de voorgeschreven dossiertaks gevoegd te worden. Antwerpen, in zitting van 10 mei 2007. Aanwezig: de heer C. Paulus, Gouverneur-Voorzitter, de heren J. Geuens, K. Helsen, M. Wellens, mevrouw I. Verhaert, de heer B. De Nijn, leden en de heer D. Toelen, Provinciegriffier. Verslaggever: Jos Geuens In opdracht: De Provinciegriffier,
De Voorzitter,
D. Toelen
C. Paulus
12 / 13
MLAV1/0700000027 Vanhoof Jozef
Bijlage bij besluit MLAV1/0700000027 d.d. 10 mei 2007 De in artikel 3 van dit besluit opgesomde algemene en sectorale milieuvoorwaarden worden aan de exploitant louter ter indicatie meegegeven. De exploitant wordt immers geacht altijd de voor zijn inrichting van toepassing zijnde algemene en sectorale voorwaarden van Vlarem II na te leven. Dit betekent ook dat indien deze voorwaarden wijzigen, de exploitant steeds geacht wordt de meest recente versie ervan na te leven. De tekst van de in artikel 3 genoemde voorwaarden vindt de exploitant terug in de bij deze vergunning gevoegde cd-rom. Indien gewenst, kan de exploitant altijd een papieren afdruk bekomen bij de vergunningverlenende overheid. Deze cd-rom wordt niet meegestuurd naar de andere rechthebbenden van de beslissing. Het provinciebestuur gaat er immers van uit dat deze reeds zelf over een exemplaar van Vlarem II beschikken waarin ze de van toepassing zijnde hoofdstukken of artikelen kunnen raadplegen.
13 / 13