Besluit Departement Leefmilieu Dienst Milieuvergunningen MLAV1/1100000289/ddj-kh. BESLUIT VAN DE DEPUTATIE VAN DE PROVINCIE ANTWERPEN OVER DE VERGUNNINGSAANVRAAG VAN DE NV PURISOL MET BETREKKING TOT EEN GRONDREINIGINGSCENTRUM, GELEGEN TE 2450 MEERHOUT, INDUSTRIETERREIN HESEMEERNIJVERHEIDSWEG 20. De deputatie van de provincie Antwerpen Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten; Gelet op het besluit van 6 februari 1991 van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning (Vlarem), zoals gewijzigd bij latere besluiten; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem II), zoals gewijzigd bij latere besluiten; Gelet op het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, inzonderheid artikel 8; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 tot vaststelling van nadere regels voor de toepassing van de watertoets, tot aanwijzing van de adviesinstantie en tot vaststelling van nadere regels voor de adviesprocedure bij de watertoets; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage en hoofdstuk 3 van het decreet Algemene Bepalingen Milieubeleid (DABM); Gelet op de milieuvergunningsaanvraag, op 29 juli 2011 ingediend door de nv Purisol, gevestigd te 2450 Meerhout, Industrieterrein Hesemeer z/n - Nijverheidsweg 20, strekkende tot het verkrijgen van een milieuvergunning om een grondreinigingscentrum, gelegen te 2450 Meerhout, Industrieterrein Hesemeer- Nijverheidsweg 20, kadastergegevens (afdeling-sectie-perceelnummer) 1-A-1455c, te veranderen door uitbreiding met: ‒ de opslag van 30 ton asbestafval in 2 gesloten containers (nieuwe rubriek) (2.1.2.b); ‒ de opslag en sortering van niet-gevaarlijke afvalstoffen bestaande uit papier en karton, hout, textiel, kunststoffen, metaal, glas, rubber met een opslagcapaciteit van 100 ton (nieuwe rubriek) (2.2.1.c.1); ‒ de opslag en sortering van diverse andere niet-gevaarlijke afvalstoffen met een opslagcapaciteit van 100 ton (nieuwe rubriek) (2.2.1.d.1); ‒ de opslag en sorteren van wit en bruingoed (AEEA) met een opslagcapaciteit van 20 ton (nieuwe rubriek) (2.2.1.e.2); ‒ de opslag en het mechanisch behandelen van niet-teerhoudend asfalt met een opslagcapaciteit van 3.000 ton (2.2.2.f.2); ‒ de opslag van 2.500 l diesel in een bovengrondse houder (17.3.6.2); Vlarem-rubricering volgens aanvrager: 2.1.2.b – 2.2.1.c.1 – 2.2.1.d.1 – 2.2.1.e.2 – 2.2.2.f.2 – 17.3.6.2; Gelet op het feit dat afwijking gevraagd wordt van de bepalingen van artikel 5.2.1.5§2 van Vlarem II: ‘De inrichting dient ontoegankelijk te zijn voor onbevoegden. Tenzij anders bepaald in de
Koningin Elisabethlei 22 | 2018 Antwerpen 1 T 03 240 50 11 | F 03 240 57 79
MLAV1/1100000289 nv Purisol
milieuvergunning wordt de inrichting omheind met een stevige en voldoende ongeveer twee meter hoge afsluiting. Alle toegangswegen tot de inrichting worden met een poort afgesloten;’ Gelet op het feit dat de exploitant het volgende alternatief voorstelt: Het terrein wordt ontoegankelijk gemaakt door de aanwezige aarden wal (circa 1,5 m hoog en 2 m breed) met groenscherm. Afvalstoffen zullen worden opgeslagen in een hal, die volledig kan worden afgesloten. Buiten op het terrein worden enkel gereinigde gronden, te breken en gebroken puin opgeslagen. De ingang van het bedrijf, via de weegbrug, wordt ontoegankelijk gemaakt met een hefboom; Gelet op de volgende vergunningstoestand met betrekking tot de exploitatie van de inrichting op de datum van de indiening van de voormelde milieuvergunningsaanvraag: – besluit met kenmerk MLAV1/06-145 d.d. 3 november 2006 van de deputatie houdende gedeeltelijke vergunning tot het exploiteren van een grond- en slibreinigingscentrum voor een termijn verstrijkend op 3 november 2016; – besluit met kenmerk MLAV1/10-84 d.d. 1 juli 2010 van de deputatie houdende vergunning tot het uitbreiden van een inrichting voor het reinigen van gronden, breken van bouwpuin en verhakselen van groenafval voor een termijn verstrijkend op 3 november 2016; Gelet op het feit dat deze aanvraag voor de eerste maal werd ingediend op 5 juli 2011 en werd vervolledigd op 29 juli 2011; op het feit dat op datum van 9 augustus 2011 de milieuvergunningsaanvraag ontvankelijk en volledig werd verklaard; Gelet op de stukken, waarbij wordt geattesteerd dat de milieuvergunningsaanvraag de vereiste publiciteit verkreeg, conform artikel 17 van het Vlarem; Gelet op het proces-verbaal betreffende het openbaar onderzoek d.d. 18 september 2011 waaruit blijkt dat er noch schriftelijke, noch mondelinge bezwaren en/of opmerkingen werden ingediend; Gelet op het gunstige advies d.d. 26 september 2011 van het college van burgemeester en schepenen van Meerhout; op volgende elementen uit dit advies: 1. Op 3 november 2006 werd in verband met de ontwikkeling van de aanlegkade ter hoogte van het bedrijf een stappenplan gevraagd. Op 29 juli 2009 werd dit stappenplan bezorgd aan de deputatie. Tot op heden is de aanlegkade nog steeds niet operationeel en is bij het gemeentebestuur geen aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning gekend voor de bouw van een aanlegkader ter hoogte van Purisol. 2. Er kan gesteld worden dat de exploitatie van de inrichting, die het voorwerp uitmaakt met de vermelde vergunningsaanvraag, verenigbaar is met de ruimtelijke en stedenbouwkundige voorschriften. 3. Het voorliggende project heeft een omvangrijke oppervlakte, maar ligt niet in een recent overstroomd gebied of een overstromingsgebied. Door de verharde en overdekte oppervlakte wordt de infiltratie van het hemelwater in de bodem plaatselijk beperkt. Dit kan voldoende gecompenseerd worden door de plaatsing van een hemelwaterput, de infiltratie van hemelwater op het perceel of de buffering van hemelwater, overeenkomstig de normen vastgelegd in de geldende gewestelijke stedenbouwkundige verordening goedgekeurd bij besluit van de Vlaamse Regering op 29 juni 1999. Voor wat betreft de beoordeling van de toepassing van deze verordening wordt verwezen naar de aanvraag van de stedenbouwkundige vergunning. 4. Er kan gesteld worden dat de milieuhinder van de inrichting tot een minimum kan beperkt worden mits het naleven van de algemene en sectorale voorwaarden van Vlarem II; Gelet op het deels gunstige, deels ongunstige advies d.d. 7 oktober 2011 van de afdeling van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE), bevoegd voor Milieuvergunningen (AMV) (kenmerk AMV/A/11/7606); op volgende elementen uit dit advies:
2 / 11
MLAV1/1100000289 nv Purisol
Het voorwerp van onderhavige aanvraag betreft in hoofdzaak de uitbreiding van een inrichting actief in het reinigen van gronden, breken van bouwpuin en het verhakselen van groenafval, waarbij het verhakselen van groenafval een nevenactiviteit is. De gemiddelde verwerkte hoeveelheid bouwpuin bedraagt 50.000 ton/jaar. 2. Naast containers die zullen gevuld zijn met bouwpuin die de exploitant zelf zal (laten) breken op het terrein waarna het kan worden verwerkt in de aangemaakte stabilisatieproducten, wenst de exploitant nu ook containers ter beschikking te stellen van derden om hierin gemengd afval te gooien. Het betreft containers die ter beschikking staan van zowel natuurlijke personen als bedrijven en zullen worden toegepast voor voornamelijk allerlei opruimingsacties bij deze particulieren en bedrijven. De afhaling van deze containers met gemengd afval zal voornamelijk gebeuren door middel van een trekker met aanhangwagen opdat met zo weinig mogelijk transporten de containers kunnen worden aan- en afgevoerd. Het stockeren van het gesorteerde en het te sorteren afval, alsook de activiteiten van het sorteren, zullen enkel en uitsluitend in een afgesloten hal plaatsvinden. De in de containers aanwezige fracties zullen worden uitgesorteerd in een afgesloten hal, waarbij de restfracties vervolgens per soort worden opgeslagen in afwachting van de georganiseerde afvoer naar een erkende verwerker. De afgesloten hal is uitgerust met een betonnen vloer voorzien van afwatering via een KWSafscheider. 3. De opslag en sortering van niet-gevaarlijke afvalstoffen bestaande uit papier en karton, hout, textiel, kunststoffen, metaal, glas, rubber, met een opslagcapaciteit van 100 ton wordt aangevraagd evenals de opslag en sortering van diverse andere niet-gevaarlijke afvalstoffen met een opslagcapaciteit van 100 ton. Wat betreft de diverse andere niet-gevaarlijke afvalstoffen wordt er niet gespecificeerd in het dossier over welke afvalstoffen het hier gaat. De gevraagde rubriek 2.2.1.d.1 wordt ongunstig geadviseerd. 4. Ook zal er opslag en sortering plaatsvinden van wit- en bruingoed (AEEA) met een opslagcapaciteit van 20 ton. Al deze afvalstoffen zullen binnen in de opslaghal worden opgeslagen. 5. Volgens bijlage E5 in het dossier zal het AEEA zowel los als in een container worden opgeslagen binnen in de opslaghal. Er wordt opgemerkt dat conform artikel 5.2.2.5.2.§2 van Vlarem II de opslag van gevaarlijke afvalstoffen dient te gebeuren in een gecompartimenteerde opslagplaats. Het AEEA mag bijgevolg enkel in containers binnen in de opslaghal worden opgeslagen en niet los. Dit wordt opgenomen als bijzondere voorwaarde. 6. Tevens zal er maximaal 30 ton asbestafval in 2 gesloten containers worden opgeslagen. Deze containers staan binnen in de opslaghal. 7. Er zal ook niet-teerhoudend asfalt buiten worden gebroken met een mobiele breker en worden opgeslagen met een opslagcapaciteit van 3.000 ton. Er is reeds een breekinstallatie vergund. Er worden enkel nieuwe machines gebruikt die uitgerust zijn met de meest recente technieken inzake het voorkomen van lawaaihinder. Er wordt verwacht dat de geluidshinder beperkt zal zijn. 8. Volgens de exploitant zal er met de uitbreiding van de milieuvergunning geen toename van het aantal vrachten over de weg plaatsvinden. Er zal wel een grotere diversiteit in de aan- en afgevoerde vrachten zijn. De aanvoer van de containers zal via de openbare weg gebeuren. Teneinde het aantal vrachten zo minimaal mogelijk te houden, zal geopteerd worden om de containers aan te leveren via een trekker met aanhangwagen. Op deze wijze kunnen middels 1 vracht 2 containers worden aangeleverd. 9. Er werd een nieuwe bovengrondse, dubbelwandige houder voor de opslag van 2.500 liter diesel geplaatst in de opslaghal. Hiervan is nog geen keuringsattest beschikbaar. Er wordt op gewezen dat alleen de houders waarvan de vulleiding is voorzien van een groene klever of plaat mogen worden gevuld, bijgevuld en geëxploiteerd. 10. Afwijking wordt gevraagd van volgende bepaling van artikel 5.2.1.5§2 van Vlarem II: ‘De inrichting dient ontoegankelijk te zijn voor onbevoegden. Tenzij anders bepaald in de milieuvergunning wordt de inrichting omheind met een stevige en voldoende ongeveer twee meter hoge afsluiting. Alle toegangswegen tot de inrichting worden met een poort afgesloten. …’ 1.
3 / 11
MLAV1/1100000289 nv Purisol
De containers met te sorteren afval en de containers/opslagplaatsen met uitgesorteerde fracties worden binnen, in een afsluitbare hal opgeslagen en uitgesorteerd. Buiten op het terrein liggen enkel gereinigde gronden, gebroken en nog te breken puin. Als alternatief wordt het terrein ontoegankelijk gemaakt door de aanwezige aarden wal (circa 1,5 m hoog en 2 m breed) met groenscherm. De ingang van het bedrijf, via de weegbrug, wordt ontoegankelijk gemaakt met een hefboom. De gevraagde afwijking wordt gunstig geadviseerd; Gelet op het aanvullend gunstige advies d.d. 21 oktober 2011 van de AMV (kenmerk AMV/A/11/7606); op volgende elementen uit dit advies: 1. In ons oorspronkelijk advies werd de opslag en sortering van diverse andere niet-gevaarlijke afvalstoffen met een opslagcapaciteit van 100 ton (rubriek 2.2.1.d.1) ongunstig geadviseerd, aangezien er niet in het dossier werd aangegeven welke afvalstoffen het precies betreft. Per email d.d. 17 oktober 2011 werd ons een lijst bezorgd van de zaken die worden aanvaard op de inrichting, o.a. in het kader van rubriek 2.2.1.d.1: - glas - papier en karton - groenafval, snoeisel, etc. - houtafval, oude meubels e.d. - textiel - steenachtige fracties - bouw en sloopafval, gasbeton (Ytong, etc.), kalkplaten (Gyproc, etc.) - metaal - plastics en PVC - isolatie (PUR-panelen, piepschuim) 2. Van bovenstaande valt enkel het gasbeton (Ytong etc.) onder de rubriek 2.2.1.d.1. De opslag en mechanische behandeling van groenafval is reeds vergund onder rubriek 2.2.2.f.2. De andere afvalstoffen van bovenstaande lijst vallen onder rubriek 2.2.1.c.1. De omschrijving van de gevraagde rubriek 2.2.1.c.1 wordt uitgebreid met “bouw- en sloopafval”. 3. Ons ongunstige advies wordt omgezet in een gunstig advies voor de opslag en sortering van diverse andere niet-gevaarlijke afvalstoffen met een opslagcapaciteit van 100 ton (2.2.1.d.1); Gelet op het stilzwijgend gunstige advies van het departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed (RWO); Gelet op het gunstige advies d.d. 23 september 2011 van de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) (kenmerk AMB/KBL-EBO/PVDV/11-2157); op volgende elementen uit dit advies: 1. De inrichting is gelegen in een industriegebied (gebied voor watergebonden bedrijven). 2. De inrichting verwerkt per jaar 50.000 ton bouw- en sloopafval en andere gemengde afvalstoffen. De afvalstoffen zijn afkomstig van de containerdiensten voor bouw- en sloopafval en voor gemengde afvalstoffen van particulieren en bedrijven. 3. In de huidige milieuvergunning zijn geen rubrieken opgenomen voor de opslag en sortering van afvalstoffen. De plaatsing van enkele containers en regelmatige afvoer van afvalstoffen gesorteerd uit bouw- en sloopafval was niet ingedeeld. De exploitant wenst ook containers met gemengde afvalstoffen te sorteren en de verschillende afvalfracties naar een vergunde verwerkingsinstallatie af te voeren. Daarom vraagt de onderneming nu een uitbreiding van haar milieuvergunning. a) De opslag en overslag van gevaarlijke afvalstoffen, maximale opslagcapaciteit voor 30 ton bouwmateriaal waarin asbest in gebonden vorm voorkomt. Op de site zal enkel gebonden asbesthoudend bouwmateriaal worden opgeslagen in twee afgedekte containers die in een gesloten hal worden geplaatst. Het gaat om de tijdelijke
4 / 11
MLAV1/1100000289 nv Purisol
opslag en opbulking van asbest dat wordt aangetroffen bij de behandeling van het aangevoerde puin. Asbestvervuild puin dat na de sortering overblijft, zal worden vervoerd naar een vergunde stortplaats. Hechtgebonden asbestafval wordt beschouwd als een gevaarlijke afvalstof. Indien de exploitant asbesthoudend bouwafval wenst te aanvaarden, dient hij hiervoor over duidelijke acceptatieprocedures te beschikken. De exploitant heeft een uitgeschreven acceptatiereglement voor afvalstoffen. De exploitant mag enkel hechtgebonden asbestafval aanvaarden wanneer dit gescheiden van andere afvalstoffen wordt aangeleverd. Artikel 5.2.2.1 van het Vlarea en artikel 5.2.2.4.3 van Vlarem vermelden dat asbestcementhoudende afvalstoffen gescheiden dienen te worden aangeboden en afzonderlijk dienen gehouden te worden bij de ophaling of inzameling. Bij de opslag van het puin voor de behandeling en bij het opbulken van het gesorteerde puin of gebroken puin dat asbest bevat, moet het bedrijf alle voorzorgen nemen door bevochtiging om de verspreiding van asbestvezels door de lucht te vermijden. De OVAM gaat akkoord met het vergunnen van deze activiteit onder rubriek 2.2.1.b. Het bouw- en sloopafval waarin via visuele keuring vastgesteld wordt dat asbestcement aanwezig is, mag in geen geval worden gebroken (artikel 5.2.2.4.2 §7 van Vlarem). De opslag en overslag is beperkt tot asbestcementhoudende afvalstoffen waarin asbest in gebonden vorm aanwezig is. Niet-hechtgebonden asbest mag niet in de inrichting aanvaard worden. b) Opslag en sortering van niet-gevaarlijke afvalstoffen: De exploitant vraagt deze rubriek voor de aanvoer en sortering van gemengde afvalstoffen ontstaan bij de containerdienst voor particulieren en bedrijven. De maximale opslagcapaciteit is 100 ton voor kunststoffen , papier en karton, hout, textiel, metaal, glas en rubber en tot 100 ton voor andere niet-gevaarlijke afvalstoffen. De aangevoerde gemengde afvalstoffen worden in een afgesloten hal met vloeistofdichte vloer vooral manueel gesorteerd in verschillende afvalfracties. De maximale opslag voor samen 200 ton is voldoende om de uitgesorteerde afvalstromen samen te brengen tot een voldoende hoeveelheid voor afvoer naar een vergunde verwerker. De aanvrager voorziet regelmatige afvoer van kunststoffen, papier en karton, hout, textiel, metaal, glas en rubber en andere niet-gevaarlijke afvalstoffen. Die zullen tijdelijk worden opgeslagen in containers. Ze worden afgevoerd voor materiaalrecyclage naar een vergunde inrichting. De medewerkers zijn voldoende opgeleid voor het aanvaarden, opslaan en sorteren van de aangeboden afvalstoffen. De afvalstoffen zullen worden opgeslagen en uitgesorteerd op een vloeistofdichte vloer met voldoende afwatering. De OVAM stemt in met het vergunnen van deze activiteit op de site onder rubriek 2.2.1.c.1. De exploitant gaf in een telefonisch onderhoud aan dat hij uit de aangevoerde bouw- en sloopafvalstoffen cellenbeton sorteert. Cellenbeton is geen inert puin, maar bevat sulfaten die mogelijk kunnen uitlogen. Dit betekent dat hun gebruik als bouwstof beperkt is tot toepassingen waarbij de kans op uitlogen kan worden beperkt. Het mag daarom niet samen met ander steen- of betonpuin worden gebroken. Het dient uitgesorteerd en apart gebroken of afgevoerd te worden. Het moet worden opgeslagen op een vloeistofdichte vloer om uitloging van sulfaat te vermijden. De opslag en mechanische behandeling van het cellenbeton kan gebeuren onder rubriek 2.2.2.f.2. c) Opslag en sortering van gevaarlijke afvalstoffen: De exploitant wil wit- en bruingoed, afgedankte elektrische en elektronische toestellen, opslaan en sorteren met een maximale opslagcapaciteit van 20 ton. Tussen de gemengde afvalstoffen van de containerdienst zitten vaak afgedankte elektrische en elektronische toestellen. De exploitant zal die opbulken tot een voldoende hoeveelheid voor afvoer naar een vergunde inrichting. De tijdelijke opslag zal gebeuren in de hal. De OVAM stemt in met het vergunnen van deze activiteit op de site onder rubriek 2.2.1.d.1.
5 / 11
MLAV1/1100000289 nv Purisol
4.
d) Opslag en mechanische behandeling van afvalstoffen: De exploitant vraagt een uitbreiding van de bestaande vergunning voor de opslag en mechanische behandeling met een maximale opslagcapaciteit van 3.000 ton nietteerhoudend asfalt, naast het verhakselen van 6.000 ton tuin- en plantsoenafval en het zeven van tot 100.000 ton met koolwaterstof verontreinigde gronden. Bij het aanvaarden van het asfaltpuin wordt getest op de aanwezigheid van teer. Om een indicatie te krijgen of een aangevoerde partij asfaltpuin al dan niet-teerhoudend is, controleert de exploitant elke partij asfaltpuin met behulp van de PAK-spraytest. Enkel asfaltpuin dat bij gebruik van de PAK-spraytest geen gele verkleuring vertoont, wordt op de inrichting aanvaard. Niet-teerhoudend asfalt wordt gebroken tot asfaltgranulaat. Teerhoudend asfalt wordt geweigerd of meteen afgevoerd naar een vergunde stortplaats. De aanvoer van asfaltpuin zal na de aanleg van een loskade per schip kunnen gebeuren. Voor de OVAM is deze activiteit op de site te vergunnen onder rubriek 2.2.2.f.2 als uitbreiding van de andere reeds vergunde activiteiten. De exploitant vraagt een afwijking van artikel 5.2.1.5 §2 van Vlarem voor de plaatsing van een twee meter hoge afsluiting rond de inrichting. Volgens de exploitant is het terrein omgeven aan alle zijden, behalve langsheen het kanaal door een verhoogde berm. Het is dus niet mogelijk het terrein bij toeval te betreden. De OVAM stelt dat het lokale bestuur beter geplaatst is om deze afbakening te evalueren;
Gelet op het gunstige advies d.d. 25 oktober 2011 van de Provinciale Milieuvergunningscommissie (PMVC); op volgende elementen uit dit advies: 1. Omschrijving en rubrieken – De OVAM vermeldt in haar schriftelijk advies dat eveneens de opslag en mechanische behandeling van cellenbeton kan gebeuren onder rubriek 2.2.2.f.2. • In de zitting stelt de OVAM evenwel dat rubriek 2.2.2.f.2 toch niet van toepassing is op de opslag en mechanische behandeling van cellenbeton, maar rubriek 2.2.1.d.1. – De OVAM stelt in haar schriftelijk advies dat de opslag voor maximaal 100 ton kunststoffen, papier en karton, hout, textiel, metaalglas en rubber EN de opslag van maximaal 100 ton andere niet-gevaarlijke afvalstoffen vergund kan worden onder de rubriek 2.2.1.c.1. • De PMVC volgt dit voorstel. – De OVAM bevestigt in de zitting dat de opslag en sortering van witgoed en bruingoed (AEEA) onder rubriek 2.2.1.e.2 ingedeeld is. – Voor de duidelijkheid stelt de PMVC voor het voorstel van omschrijving en rubrieken van de AMV over te nemen. 2. Stedenbouwkundige verenigbaarheid – De PMVC stelt vast dat zij nog geen beschikking heeft over het advies van het ARO. Dit wordt geacht stilzwijgend gunstig te zijn. – De inrichting is volgens het gewestplan gelegen in industriegebied, is principieel in overeenstemming met de gewestplanvoorschriften en beschikt over een stedenbouwkundige vergunning. – De aanvraag is principieel stedenbouwkundig verenigbaar. 3. Openbaar onderzoek – bezwaren – Er werden geen bezwaren en/of opmerkingen ingediend. 4. Milieutechnische evaluatie – Het schepencollege geeft een gunstig advies onder volgende voorwaarden: • De aanvrager dient voor het verlenen van de eventuele vergunning de stand van zaken mee te delen van de aanleg van een laad- en loskade. Indien hieruit echter blijkt dat de aanleg van de kade niet op korte temrijn kan gerealiseerd worden dient de huidige aanvraag te worden geweigerd. De PMVC is van oordeel dat dit aspect in samenspraak met de waterloopbeheerder dient bekeken te worden. In de overwegingen kan de exploitant er op gewezen worden dat hij de transporten zoveel als mogelijk langs de waterweg dient te organiseren.
6 / 11
MLAV1/1100000289 nv Purisol
•
De toegangswegen en verharde oppervlakten dienen op regelmatige tijdstippen geveegd en besproeid te worden om stofhinder te voorkomen. Deze opmerking kan in de overwegingen van het besluit worden opgenomen. • De van toepassing zijnde voorwaarden van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne. De exploitant zal bij eventuele vergunningverlening dienen te voldoen aan de voorwaarden opgesomd in het beschikkende gedeelte van het besluit. • De voorwaarden opgenomen in het advies van 1 september 2011 van de brandweer van Geel. De exploitant dient in overleg met de brandweer af te toetsen hoe kan voldaan worden aan de materie brandveiligheid. – De AMV adviseerde aanvankelijk gedeeltelijk ongunstig, namelijk ongunstig voor de opslag en sortering van diverse andere niet gevaarlijke afvalstoffen met een opslagcapaciteit van 100 ton omdat er in het dossier niet werd gepreciseerd over welke afvalstoffen het hier gaat. • Naar aanleiding van bijkomende informatie van de exploitant heeft de AMV intussen een aanvullend gunstig advies uitgebracht. – De PMVC volgt de gunstige adviezen van de AMV en de OVAM. – De OVAM wenst het volgende ter aandachtspunt mee te geven aan de exploitant: “Elke toepassing van afvalstoffen als secundaire grondstof dient te gebeuren overeenkomstig de wetgeving vermeld in het Vlaams Reglement inzake afvalvoorkoming en –beheer (Vlarea).” De PMVC stelt voor om bovenstaand aandachtspunt mee in de overwegingen van het besluit op te nemen. 5. Watertoets – Uit de toepassing van de beoordelingsschema’s m.b.t. de watertoets blijkt dat de gevraagde activiteiten van die aard zijn dat ze niet relevant zijn voor wat betreft de invloed op het watersysteem, zodanig dat geen bijkomend wateradvies vereist is, en dat derhalve de aanvraag voldoet aan de in artikel 5 opgesomde doelstellingen van het decreet integraal waterbeleid. 6. Termijn – De vergunning kan verleend worden voor een termijn verstrijkend op 23 augustus 2017 (d.i. de termijn van de vergunning tot het verder exploiteren (MLAV1/06-145) die opgeschoven is omwille van het feit dat de beslissingsdatum van de bouwvergunning later viel dan deze van de exploitatievergunning). 7. Voorwaarden a. Algemene voorwaarden – algemeen: hoofdstukken 4.1 (algemene voorschriften), 4.6 (licht), 4.7 (beheersing van asbest) en 4.9 (energieplanning) – geluid: hoofdstuk 4.5 (beheersing van geluidshinder) b. Sectorale voorwaarden – inrichtingen voor de verwerking van afvalstoffen – algemene bepalingen: afdeling 5.2.1 – inrichtingen voor het opslaan en behandelen van bepaalde ongevaarlijke vaste afvalstoffen: subafdeling 5.2.2.4 – inrichtingen voor het opslaan en behandelen van gevaarlijke afvalstoffen en bedrijfsafvalstoffen, niet elders vermeld: subafdeling 5.2.2.5 – opslag van gevaarlijke producten – algemene bepalingen: afdeling 5.17.1 – opslag van gevaarlijke vloeistoffen in bovengrondse houders: afdeling 5.17.3 c. Bijzondere voorwaarden – In afwijking van artikel 5.2.1.5§2 van Vlarem II dient de inrichting niet omheind te worden met een ongeveer twee meter hoge afsluiting. In de plaats dient het terrein ontoegankelijk gemaakt te worden door een aarden wal (minstens 1,5 m hoog en 2 m breed) met groenscherm. Zoals voorgesteld door de AMV: – De opslag van AEEA dient steeds te gebeuren in containers binnen in de opslaghal.
7 / 11
MLAV1/1100000289 nv Purisol
Zoals voorgesteld door de OVAM: – Het aanvaarden en het omgaan met asbestcement dient in overeenstemming te zijn met de code van goede praktijk over asbest in Vlaamse sorteercentra volgens de bestaande regelgeving. De asbesthoudende afvalstoffen moeten bij het binnenkomen van de onderneming reeds verpakt zijn en van andere afvalstoffen gescheiden. De opslag op het terrein moet gebeuren in gesloten recipiënten. – Niet-hechtgebonden asbest mag niet in de inrichting aanvaard worden; Gelet op de ligging van de inrichting in een industriegebied van het gewestplan Herentals-Mol; Overwegende dat gesteld kan worden dat de verandering van de inrichting, die het voorwerp van de voormelde milieuvergunningsaanvraag uitmaakt, verenigbaar is met voormelde ruimtelijke en stedenbouwkundige voorschriften; Overwegende dat m.b.t. het aspect mobiliteit (waarin het van uiterst belang is om in de toekomst stoffen te kunnen aan- en afvoeren per schip (zoals tevens blijkt uit de bijzondere voorwaarde geformuleerd in de basisvergunning)) de exploitant erop wordt gewezen dat hij de aanleg van een laad- en loskade degelijk dient op te volgen (in samenspraak met de waterloopbeheerder); dat de exploitant voor de toekomstige aanvraag tot het hernieuwen van zijn vergunning dient te beschikken over concretere realisaties en/of afspraken; Overwegende dat de toegangswegen en verharde oppervlakten op regelmatige tijdstippen geveegd en besproeid dienen te worden om stofhinder te voorkomen; Overwegende dat elke toepassing van afvalstoffen als secundaire grondstof dient te gebeuren overeenkomstig de wetgeving vermeld in het Vlaams Reglement inzake afvalvoorkoming en –beheer (Vlarea); Overwegende dat de gunstige adviezen in aanmerking worden genomen; Overwegende dat uit de toepassing van de in artikel 3 §1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2006 vermelde beoordelingsschema’s blijkt dat de gevraagde activiteiten van die aard zijn dat ze niet relevant zijn voor wat betreft invloed op het watersysteem; dat derhalve de aanvraag voldoet aan de in artikel 5 opgesomde doelstellingen van het decreet integraal waterbeleid van 18 juli 2003; Overwegende dat de aanvraag betrekking heeft op een activiteit die voorkomt op de lijst van bijlage 2 bij de richtlijn 85/337/EEG betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten; dat de aanvraag valt onder het toepassingsgebied van de omzendbrief LNE 2011/1 – milieueffectbeoordeling en vergunningverlening voor bepaalde projecten ten gevolge van het arrest van het Hof van Justitie van 24 maart 2011 (C-435/09, Europese Commissie tegen België) van 22 juli 2011 (BS 31 augustus 2011); Overwegende dat de aanvraag werd getoetst aan de criteria van bijlage 2 van het Decreet Algemene Bepalingen Milieubeleid (DABM); dat de inrichting gelegen is op een relevante afstand van vogel- of habitat richtlijngebied of een ander kwetsbaar gebied; dat werd vastgesteld dat voor het project geen aanzienlijke milieugevolgen te verwachten zijn; dat bijgevolg het project niet mer-plichtig is. Overwegende dat gesteld kan worden dat de risico’s voor de externe veiligheid, de hinder, de effecten op het leefmilieu, op de wateren, op de natuur en op de mens buiten de inrichting veroorzaakt door de gevraagde verandering mits naleving van de in onderhavig besluit opgelegde milieuvergunningsvoorwaarden tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden beperkt;
8 / 11
MLAV1/1100000289 nv Purisol
Overwegende dat er bijgevolg aanleiding toe bestaat de gevraagde vergunning volledig toe te staan voor een termijn verstrijkend op 23 augustus 2017; B E S L U I T: ARTIKEL 1 - Voorwerp Aan de nv Purisol, gevestigd te 2450 Meerhout, Industrieterrein Hesemeer z/n - Nijverheidsweg 20, wordt onder de voorwaarden bepaald in onderhavig besluit vergunning verleend om een grondreinigingscentrum, gelegen te 2450 Meerhout, Industrieterrein Hesemeer - Nijverheidsweg 20, kadastergegevens (afdeling-sectie-perceelnummer) 1-A-1455c te veranderen door uitbreiding met: ‒ de opslag van 30 ton asbestafval in 2 gesloten containers (nieuwe rubriek) (2.1.2.b); ‒ de opslag en sortering van niet-gevaarlijke afvalstoffen bestaande uit papier en karton, hout, textiel, kunststoffen, metaal, glas, rubber, bouw- en sloopafval met een opslagcapaciteit van 100 ton (nieuwe rubriek) (2.2.1.c.1); ‒ de opslag en sortering van gasbeton met een opslagcapaciteit van 100 ton (nieuwe rubriek) (2.2.1.d.1); ‒ de opslag en sorteren van wit- en bruingoed (AEEA) met een opslagcapaciteit van 20 ton (nieuwe rubriek) (2.2.1.e.2); ‒ de opslag en mechanisch behandelen van niet-teerhoudende asfalt met een opslagcapaciteit van 3.000 ton (2.2.2.f.2); ‒ de opslag van 2.500 liter diesel in een bovengrondse houder (17.3.6.2). Vlarem-rubricering: 2.1.2.b – 2.2.1.c.1 – 2.2.1.d.1 – 2.2.1.e.2 – 2.2.2.f.2 – 17.3.6.2. ARTIKEL 2 – Koppeling aan de stedenbouwkundige vergunning §1 Deze milieuvergunning is geschorst indien voor de verandering die er het voorwerp van uitmaakt ook een stedenbouwkundige vergunning of melding als bedoeld in artikel 4.2.1 en artikel 4.2.2 van de Vlaamse Codex RO, vereist is en deze stedenbouwkundige vergunning niet definitief werd verleend of de melding niet is gedaan. Deze schorsing duurt tot de stedenbouwkundige vergunning definitief is verleend of is geweigerd in laatste aanleg of zolang de handelingen waarvoor de stedenbouwkundige melding is verricht, niet mogen worden aangevat op grond van artikel 4.2.2,§4 van de Vlaamse Codex RO. De vergunninghouder dient het definitief verkrijgen van de stedenbouwkundige vergunning te melden aan de deputatie bij ter post aangetekende zending. §2 De geschorste milieuvergunning vervalt van rechtswege op de dag waarop de stedenbouwkundige vergunning in laatste aanleg definitief zou geweigerd worden. §3 De stedenbouwkundige vergunning die verkregen is voor de verandering die het voorwerp is van de voormelde milieuvergunningsaanvraag wordt geschorst zolang de milieuvergunning niet definitief is verleend. Als het gaat om met toepassing van artikel 4.2.2 van de Vlaamse Codex RO meldingsplichtige handelingen wordt de uitvoerbaarheid van de stedenbouwkundige melding opgeschort. §4 Deze geschorste stedenbouwkundige vergunning vervalt van rechtswege op de dag waarop de milieuvergunning in laatste aanleg definitief zou geweigerd worden. ARTIKEL 3 – Voorwaarden
9 / 11
MLAV1/1100000289 nv Purisol
De in artikel 1 bedoelde vergunning is afhankelijk van de strikte naleving van de volgende voorwaarden: §1. Algemene: ‒ algemeen: hoofdstukken 4.1 (algemene voorschriften), 4.6 (licht), 4.7 (beheersing van asbest) en 4.9 (energieplanning) ‒ geluid: hoofdstuk 4.5 (beheersing van geluidshinder) §2. Sectorale: ‒ inrichtingen voor de verwerking van afvalstoffen – algemene bepalingen: afdeling 5.2.1 ‒ inrichtingen voor het opslaan en behandelen van bepaalde ongevaarlijke vaste afvalstoffen: subafdeling 5.2.2.4 ‒ inrichtingen voor het opslaan en behandelen van gevaarlijke afvalstoffen en bedrijfsafvalstoffen, niet elders vermeld: subafdeling 5.2.2.5 ‒ opslag van gevaarlijke producten – algemene bepalingen: afdeling 5.17.1 ‒ opslag van gevaarlijke vloeistoffen in bovengrondse houders: afdeling 5.17.3 §3. Bijzondere: ‒ In afwijking van artikel 5.2.1.5 §2 van Vlarem II dient de inrichting niet omheind te worden met een ongeveer twee meter hoge afsluiting. In de plaats dient het terrein ontoegankelijk gemaakt te worden door een aarden wal (minstens 1,5 m hoog en 2 m breed) met groenscherm. ‒ De opslag van AEEA dient steeds te gebeuren in containers binnen in de opslaghal. ‒ Het aanvaarden en het omgaan met asbestcement dient in overeenstemming te zijn met de code van goede praktijk over asbest in Vlaamse sorteercentra volgens de bestaande regelgeving. De asbesthoudende afvalstoffen moeten bij het binnenkomen van de onderneming reeds verpakt zijn en van andere afvalstoffen gescheiden. De opslag op het terrein moet gebeuren in gesloten recipiënten. ‒ Niet-hechtgebonden asbest mag niet in de inrichting aanvaard worden. De opgesomde algemene en sectorale milieuvoorwaarden kunnen teruggevonden worden in Vlarem II. Deze zijn evenwel louter indicatief; bij wijzigingen van Vlarem II wordt de exploitant immers steeds geacht de meest actuele versie van de van toepassing zijnde bepalingen na te leven. De integrale en geconsolideerde tekst van Vlarem II is te raadplegen op de website van de provincie Antwerpen, via onderstaande link: http://www.provant.be/leefomgeving/milieu/milieuvergunningen/ reglementering/milieuvergunningende/recente_wijzigingen ARTIKEL 4 - Termijn voorafgaand aan ingebruikname De in artikel 1 vergunde verandering dient in gebruik genomen te worden binnen 3 jaar vanaf de datum van deze vergunning, zoniet vervalt deze vergunning van rechtswege. ARTIKEL 5 - Vergunningstermijn De in artikel 1 bedoelde vergunning wordt verleend voor een termijn: 1. die aanvangt op de datum van dit besluit, behoudens wanneer: a) Deze milieuvergunning is geschorst omdat de stedenbouwkundige vergunning voor de verandering op datum van deze milieuvergunning niet definitief is verleend; in dat geval vangt de vergunningstermijn aan op de datum waarop de stedenbouwkundige vergunning
10 / 11
MLAV1/1100000289 nv Purisol
definitief is verleend; de exploitant dient deze datum bij aangetekende brief te melden aan de deputatie; b) Onderhavige milieuvergunning overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, §2 van rechtswege vervalt; in dat geval is geen enkele vergunningstermijn toegestaan. 2. die eindigt op 23 augustus 2017. ARTIKEL 6 - Onderhavige vergunning doet geen afbreuk aan de rechten van derden. ARTIKEL 7 §1. Voor elke verandering van de vergunde inrichting gelden de bepalingen van hoofdstuk III-bis van titel I van het Vlarem. §2. Elke overname van de inrichting door een andere exploitant dient vóór de datum van inwerkingtreding van de overname gemeld aan de vergunningsverlenende overheid, overeenkomstig de bepalingen van artikel 42 van het Vlarem. §3. Een hernieuwing van de vergunning moet worden aangevraagd overeenkomstig de bepalingen van het Vlarem uiterlijk tussen de 18de en de 12de maand vóór het verstrijken van de vergunningstermijn van de lopende vergunning. ARTIKEL 8 Tegen de beslissing m.b.t. de vergunningsaanvraag kan beroep worden aangetekend binnen een termijn van dertig dagen na de eerste dag van bekendmaking van de bestreden beslissing bij de Vlaamse minister van Leefmilieu, Graaf de Ferraris-gebouw, Koning Albert II-laan 20 bus 8, 1000 Brussel, overeenkomstig artikel 51 van het Vlarem. Tot staving van de ontvankelijkheid van het eventuele beroep dient bij het beroepschrift het hierbij gevoegde attest van betekening evenals het bewijs van betaling van de voorgeschreven dossiertaks gevoegd te worden. Antwerpen, in zitting van 24 november 2011. Aanwezig: mevrouw Cathy Berx, Gouverneur-Voorzitter, de heren R. Röttger, K. Helsen, M. Wellens, mevrouw I. Verhaert, de heer B. De Nijn, leden en de heer D. Toelen, Provinciegriffier. Verslaggever: Rik Röttger In opdracht: De Provinciegriffier,
De Voorzitter,
D. Toelen
Cathy Berx
11 / 11