fjj; X provincie groningen ' ^ Aan Provinciale Staten
bezoekadres: M a r t i n i k e r k h o f 12
postadres: Postbus 610 9700 A P Groningen algemeen telefponiïr: 1050 316 49 I I
050 316 49 33
algemeen faxnr.
Datum Briefnummer Zaaknummer Behandeld door Telefoonnummer E-mail Antwoord op Bijlage
' www.provinciegronihgen.nl
[email protected]
Onderwerp
2 h NOV. 2011 2011-53628/44/A.6, EZP 358823 N. Smit (050)3164038
[email protected]
Waddenfonds Decentralisatie
Geachte dames en heren.
ec UJ
1. Aanleiding Bij brief van 20 juli jl. nr. 2011-31.532/A.22, EZP informeerden wij u over de toen op handen zijnde decentralisatie van het Waddenfonds. Inmiddels heeft dit 14 september jl. zijn beslag gevonden met het tekenen van het Bestuursakkoord Decentralisatie Waddenfonds tussen de minister van l&M en de drie waddenprovincies (zie bijlage 1). De drie provincies hebben daarmee de autonome bevoegdheid om in gezamenlijkheid de middelen van het Waddenfonds te verdelen en daarmee een belangrijk instrument in handen om invulling te geven aan het beleid voor de Waddenzee en het waddengebied. Met deze brief stellen wij u op de hoogte van de ontwikkelingen, de stand van zaken en de planning rond beheer en uitvoering van het Waddenfonds. Ons doel is u in april 2012 een voorstel aan te bieden voor het instellen van een organisatie voor beheer en uitvoering van het Waddenfonds. In 2013 willen wij u een nieuw Uitvoeringsprogramma aanbieden. 2. Wat vooraf ging Het Waddenfonds is door het Rijk op 1 januari 2007 bij Wet ingesteld als compensatie voor de gaswinning onder het Wad. Basis voor de instelling van het fonds was het rapport van de adviescommissie- Meijer, die stelde dat schuin boren naar gas onder het Wad vanaf de vaste wal geen nadelige gevolgen hoefde te hebben voor de natuur als er voor de ontwikkeling van de natuur en de economie in het gebied een financiële compensatieregeling zou komen. Bij de start van het fonds was er een bedrag van € 800 miljoen beschikbaar. Daarvan is inmiddels ca. € 225 miljoen beschikt en uitgekeerd, zowel voor het beëindigen van de kokkelvisserij in de Waddenzee (120 miljoen euro) als voor 45 projecten in de periode 2007-2010 (104 miljoen euro).
O 06-HB-SG-001
In 2010 werden de eerste contouren van het regeerakkoord van het kabinet-Rutte duidelijk. Het kabinet bleek aan te sturen op het opheffen van het Waddenfonds, met als doel om het restant in te boeken als bezuiniging. Door éen intensieve
De provincie Groningen werkt votgens normen die zijn vastgelegd in een handvest voor dienstverlening. Dit handvest vindt u op onze website of kunt u opvragen bij de afdeling Communicatie en Kabinet, Publieksvoorlichting: 050 3164160
©
bestuurlijke lobby uit de regio ging dit voorstel uiteindelijk van tafel. Wel heeft het kabinet een generieke bezuiniging op het Waddenfonds doorgevoerd van € 75 miljoen in totaal (in de vorm van € 5 miljoen per jaar). Deze korting is verwerkt in de decentralisatie van het Waddenfonds naar de regio. 3. Bestuursakkoord Waddenfonds De belangrijkste punten in het bestuursakkoord zijn: - het bedrag dat tot en met 2026 gedecentraliseerd wordt en de wijze waarop; - dat de provincies gezamenlijk over de middelen beschikken; - dat er een onafhankelijke kwalitatieve toetsing plaatsvindt voor de toekenning van waddengelden; - dat voor uitvoering en beheer een professionele organisatie wordt ingericht. Voorts wordt vastgelegd dat de provincies en het rijk blijven vasthouden aan de doelen en uitgangspunten van het Waddenfonds, n.l. - het vergroten en versterken van de natuur- en landschapwaarden van het waddengebied, het verminderen of wegnemen van externe bedreigingen van de natuurlijke rijkdom van de Waddenzee, het bijdragen aan een duurzame economische ontwikkeling in het waddengebied en een substantiële transitie naar een duurzame energiehuishouding in het waddengebied en de direct aangrenzende gebieden en het ontwikkelen van een duurzame kennishuishouding ten aanzien van het waddengebied; - het werkingsgebied bestaat uit de Waddenzee (incl. Eems-Dollard), de Waddeneilanden, de zeegaten tussen de eilanden, de Noordzeekustzone tot 3 mijl uit de kust, alsmede de aan de Waddenzee grenzende vastelandsgemeenten (voor de doelstelling energietransitie geldt als werkingsgebied de provincies Groningen en Fryslan en de kop van NoordHolland); - het principe van financiering van projecten door meerdere partijen. Nu er een akkoord ligt, komt er vanaf september 2011 tot en met het jaar 2026 € 28,8 miljoen per jaar beschikbaar voor investeringen in het Waddengebied. In totaal is voor deze periode (incl. restanten uit vorige jaren) circa € 500 miljoen beschikbaar voor het gehele Waddengebied in de provincies Groningen, Fryslan en Noord-Holland. Samen met de investeringen van partners uit de regio gaan wij ervan uit dat tot en met 2026 in totaal 1 miljard euro kan worden geïnvesteerd in het Waddengebied. In het bestuursakkoord is vastgelegd dat de drie provincies in gezamenlijkheid beschikken. Dat is van belang vanwege de herkenbaarheid van het Waddenfonds en onafhankelijke aansturing en besluitvorming ten opzichte van de provinciale organisatie en middelen. Wij zijn zeer tevreden over het bereikte akkoord. Niet alleen het tempo, maar ook het resultaat mag er naar onze mening zijn omdat dat resultaat niets afwijkt van onze oorspronkelijke inzet. 4. Waddenfonds nieuwe stijl - inrichting De decentralisatie met als resultaat het voorliggende bestuursakkoord kon vorm krijgen doordat wij als provincies aangaven in staat te zijn om gezamenlijk te komen tot een snellere en effectievere uitvoering van het fonds. De uitdaging is daarbij om nu een gezamenlijke kaderstelling (programmering) en een integrale uitvoering van de doelstellingen van het fonds op te stellen. Ook zullen de provincies een interprovinciale bijdrageregeling (verordening) moeten opstellen, die als vervanger geldt van de Wet op het Waddenfonds en tevens zorg moeten
dragen voor één (gezamenlijke) beschikkende instantie. Wat telt, is dat de gelden uit het Waddenfonds slagvaardig, integraal, effectief, snel en met zo min mogelijk bureaucratische procedures en met oog voor kostenbeheersing ingezet worden. N.B.: de Wet op het Waddenfonds wordt per 31 december 2011 ingetrokken. Het Waddenfonds is bedoeld voor duurzame ontwikkeling van het Waddengebied en dient om die reden provinciegrens overstijgend ingezet te kunnen worden. Kaderstellend voor de uitvoeringsorganisatie Waddenfonds is ook dat het draagvlak in de regio moet worden vergroot en er slagvaardig (geen lange procedures) gehandeld moet worden. Leidend in de uitwerking van het Waddenfonds nieuwe stijl is voor ons dat we het hele Waddengebied (de Waddenzee, Eems-Dollard, de eilanden en de kustgemeenten) als een samenhangend gebied zien, dat zich uitstrekt over de drie provincies. Tevens dat het voor het Waddengebied van groot belang is, dat ontwikkelingen in samenhang en vanuit het gebied zelf plaats vinden en dat beslissingen rond deze ontwikkelingen in het gebied zelf worden genomen. 4.1. Organisatie Vanuit deze optiek kiezen we er wat betreft het beheer van het Waddenfonds voor om een gemeenschappelijke regeling op te stellen met daarbij het instellen van een kleine en effectieve uitvoerende organisatie. Daarbij gaat het om zaken als het organiseren van een transparante besluitvorming(sprocedure) incl. daarbij het vormgeven van een onafhankelijke kwaliteitstoets, de treasury en overigens het financieel-administratief beheer en t.z.t. het ontwikkelen van evaluatie en monitoring. De precieze taken van de uitvoeringsorganisatie en de betrokkenheid van de provinciehuizen is een punt van uitwerking. De kosten van de uitvoeringsorganisatie komen ten laste van het Waddenfonds. Deze regeling krijgt u inclusief een organisatiemodel en bevoegdheden voorgelegd (o.a. welke taken en bevoegdheden aan de gemeenschappelijke regeling worden overgedragen). Het streven is erop gericht dit pakket in april 2012 aan te bieden. Daarnaast moet een interprovinciale bijdrageregeling (verordening inzake het toekennen van bijdragen uit het Waddenfonds) worden vastgesteld. Het ontwerp hiervan willen wij tegelijk met de gemeenschappelijke regeling aan u aanbieden. N.B.: De budgetten en de financiële verplichtingen die het Waddenfonds eerder is aangegaan, worden eveneens gedecentraliseerd; vooreerst per 1 januari 2012 aan de provincie Fryslan. Zodra een gemeenschappelijke organisatie voor het Waddenfonds is ingesteld zal dat hieraan worden overgedragen. 4.2. Uitvoeringsprogramma Het huidige Uitvoeringsprogramma Waddenfonds (zie bijlage 2) geldt voor de periode 2010-2014. Toekenning van middelen vond plaats via een jaarlijkse tender. In het akkoord over de decentralisatie verschuift deze aanpak naar (nog) meer programmatisch werken. Reden hiervoor is dat het systeem van tenders te weinig samenhang gaf tussen de projecten en hoe deze samenhangend bijdragen aan het ontwikkelingsperspectief voor het Waddengebied, dat het tot veel afgewezen projecten leidde en veel ambtelijke bureaucratisch meebracht. De verschuiving naar een programmatische aanpak betekent dat er per programmalijn budgetten vrijkomen en er binnen deze programma's voorts gewerkt kan worden met meerjarenafspraken met uitvoerende partijen.
We gaan werken aan een nieuw 4-jarig Uitvoeringsprogramma met daarin de prioritaire programma's binnen het Waddenfonds. Dit willen we ontwikkelen in samenspraak met de diverse stakeholders. Wij stellen voor dat U het Uitvoeringsprogramma t.z.t. -met de staten van Fryslan en Noord-Hollandvaststelt. Het streven is erop gericht dit Uitvoeringsprogramma in 2013 aan te bieden. 5. Uitvoering in 2012 en 2013 Gelijktijdig aan het vormgeven van de organisatie -en vooruitlopende op het nieuwe Uitvoeringsprogramma- is het doel dat in de loop van 2012 alvast projecten ingediend kunnen worden. Dit juist ook daar er in 2011 geen openstelling van het Waddenfonds plaatshad. Daarbij willen wij de oude tendersystematiek verlaten en in plaats daarvan voor de verschillende onderdelen van het Waddenfonds het programmatisch werken ontwikkelen. De praktijkervaringen daarbij kunnen straks benut worden voor de verdere vormgeving van het programmatisch werken en voor de ontwikkeling van het nieuwe Uitvoeringsprogramma. 6. slot Over de resultaten die met het Waddenfonds worden behaald, wordt jaarlijks gerapporteerd. Er komt ook een volgsysteem op de website van het fonds, zodat voor iedereen inzichtelijk is welke mogelijkheden het fonds biedt, welke afspraken er zijn binnen de programma 's en de resultaten die worden behaald. Wij hopen u hiermee voldoende informatie te hebben gegeven en aangegeven te hebben dat we streven naar een effectieve aanpak van de manier waarop we het Waddenfonds nu zelf kunnen vormgeven. Hoogachtend, Gedeputeerde Staten van Groningen:
, voorzitter.
secretaris.
Decentralisatie Waddenfonds
Harlingen, 14 september 2Q11
Ministerie van Infrastructuur en Milieu
provinsje fryslan
P r o v i n s j e Fryslan Fovinciefrysi.^n,
Provincie Groningen-i^ Provincie Noord-Holland #iMNX'd^iiand
Bestuursakkoord Decentralisatie Waddenfonds
Preambule Het toenmalige kabinet heeft in 2005 een .bedrag van 800 miljoen euro beschikbaar gesteld voor additionele investeringen in het waddengebied. Een .bedrag 122,4 miljoen euro daarvan is besteed aan de nadeelcompensatle kokkelvisserij. Op 9 Juli 2007 is de Wet op het Waddenfonds in werking getreden (Staatsblad 2007, nr. 234) met een budget van 677,6 miljoen euro over de periode 2007 tot en met 2026 als onderdeel van de uitvoering van het rapport van de comnpissie Meijer over de aardgaswinning onder de Waddenzee. Het Waddenfonds is gedurende de 20 jarige looptijd verzekerd van voeding (Kamerstukken 112005/06, 29 684 nr. 46). Er is geen relatie met de gasopbrengsten en evenmin met d'e eventuele gevolgen van het "hand-aan-de kraan-principe". Dit betekent dat bij het stopzetten van de gaswinning, de afspraken over bovengenoemde storting in het fonds overeind blijven. Het begrotingsfonds strekt ter financiering van extra investeringen in het waddengebied^ waarmee de duurzame bescherming en ontvvikkeling van de Waddenzee als natuurgebied en het behoud van het unieke open landschap beoogd worden. De voorkeur gaat uit naar programma's en projecten die zowel de ecologie als een duurzame ontvvikkeling van het waddengebied ten goede kónnen. Het primaat van dé natuur wordt onderschreven. Versterking van de natuurkwaliteit van dé Waddenzee zal het menselijk medegebruik meer ruimte kunnen bieden. In het regeerakkoord VVD-CDA "Vrijheid en Verantwoordelijkheid" van 30 september 2010 is aangegeven dat het kabinet Rutte het Waddenfonds zal decentraliseren naar de Waddenprovincies met een efficiencykorting van 75 miljoen euro. De minister vanInfrastructuur en Milieu heeft in haar brief van 8 februari 2011 (Kamerstukken I I 2010/11, 29684 nr. 91) aangegeven dat zij het Waddenfonds per 1 Januari 2012 zal decentraliseren naar de provincies Fryslan, Groningen en Noord-Holland, waarmee de besteding van de middelen een autonome taak van deze provincies wordt. De Tweede Kamer heeft hier op 27 april 2011 mee ingestemd. De decentralisatie van het Waddenfonds per 1 januari 2012 naar de Waddenprovincies is uitgewerkt in dit Bestuursal
' Zie artikel 2 voor een omschrijving van de begrenzing.
De intrekking van de Wet op het Waddenfonds behoeft de goedkeuring van de StatenGeneraal. De Waddenprovincies zullen na de decentralisatie en het intrekken van deze wet de term 'Waddenfonds' blijven gebruiken. In de periode 2008 tot en met 2010 is er aan 54 projecten subsidie verleend middels een tendêrsysteem. De inhoudelijke en financiëfe afwikkeling van de.op 1 januari 2012 nog niet afgeronde projecten uit de eerste drie tenders zal aan de Waddenprovincies worden overgedragen, zodat er niet twee uitvoeringsorganisaties Waddenfonds naast elkaar bestaan..
PARTIJEN
De minister van Infrastructuur en Milieu, mevrouw M.H, Schultz van Haegen, handelend als bestuursorgaan,
en
De provincie Fryslan, handelend ter uitvoering van het besluit van Gedeputeerde Staten van 19 juli 2011, in deze vertegenwoordigd door gedeputeerde mevrouw C. Schokker- Strampel, daartoe gevolmachtigd door de Commissaris van de Koningin,
De provincie Groningen, handelend ter uitvoering van het besluit van Gedeputeerde Staten van 12 juli 2011, in deze vertegenwoordigd door gedeputeerde de heer W. van der Ploeg, daartoe gevolmachtigd door de Commissaris van de Koningin,
De provincie Noord-Holland, handelend ter uitvoering van het besluit van Gedeputeerde Staten van 30 augustus 2011, in deze vertegenwoordigd door gedeputeerde mevrouw J. Geld hof, daartoe gevolmachtigd door de Commissaris van de Koningin,
hierna gezamenlijk te noemen: de Waddenprpvincies,
Komen het volgende overeen:
A. Ten aanzien van de doeisteltingen en aanpak Artikel 1 De middelen van het Waddenfonds hebben uitsluitend ten doel om financieel bij te dragen aan activiteiten, anders dan reguliere investeringen of beheers of onderhoudswerken, die ■ gericht zijn op of bijdragen aan: a.
het vefgroten en versterken van de natuuren landschapswaarden van het waddengebied;
b.
Inet verminderen of wegnemen van externe bedreigingen van de natuurlijke tijkdom van de Waddenzee;
c.
een duurzame economische ontwikkeling In het waddengebied dan wel gericht zijn op een substantiële transitie naar een duurzame energiehuishouding in het waddengebied en de direct aangrenzende gebieden;
d.
het ontwikkelen van een duurzame kennishuishouding ten aanzien van het waddengebied.
Deze bestedingsdoelen blijven gehandhaafd na decentralisatie van de middelen uit het Waddenfonds. Artikel 2 Het oorspronkelijke werkingsgebied zoals gedefinieerd in de Wet op het Waddenfonds blijft na decentralisatie van de middelen uit het Waddenfonds gehandhaafd, te weten: de Waddenzee, de Waddeneilanden, de zeegaten tussen de eilanden, de Noordzeekustzone tot 3 zeemijl uit de kust, alsmede het grondgebied van de aan de Waddenzee grenzende vastelandsgemeenten. Voor de transitie naar een duurzame energiehuishouding omvat het werkingsgebied tevens de provincies Fryslan, Groningen en de kop van NoordHolland voor zover het betreft de gemeenten Hoorn, Wognum, Opmeer, Opdam, Heerhugowaard, Langedijk, Harenkarspel, Zijpe en het gebied ten noorden daarvan, In geval van gemeentelijke herindeling geldt voor de toepassing van deze regeling,het grensbeloop zoals dat ten tijde van het inwerkingtreden van de Wet op het Waddenfonds van kracht was.
Artikel 3 De gelijke verdeling van de middelen aan het einde van de periode (2026) uit het Waddenfonds tussen duurzame economie en ecologie, zoals opgenomen in de Wet op het Waddenfonds, wordt na decentralisatie van de middelen uit het Waddenfonds in stand gehouden..
Artikel 4 Programma's en projecten worden nooit volledig gefinancierd uit het Waddenfonds. Er zal altijd sprake zijn van financiering door meerdere partijen, waardoor er per saldo in het waddengebied meer wordt geïnvesteerd dan het bedrag van de middelen uit het Waddenfonds alleen. Artikel 5 Rijkspartijen kunnen geen aanspraak maken op middelen uit het Waddenfonds voor de financiering van projecten, programma's en investeringen.
.
Artikel 6 De middelen uit het Waddenfonds zullen door de Waddenprovincies op een programmatische wijze worden besteed. Uitzondering daarop zijn twee budgetten voor respectievelijk Lokale Innovaties en Kennishuishouding, Artikel 7
.
De Wadden provincies informeren de minister van Infrastructuur en Milieu uiterlijk op 1 januari 2012 op welke wijze een onafhankelijke kwaliteitstoets van de voorstellen die leiden tot besteding van middelen uit het Waddenfonds door de Waddenprovincies wordt vormgegeven.
B. Ten aanzien van de s a m e n w e r k i n g tussen de Waddenprovincies en de overdracht van de middelen Artikel.8 De minister van Infrastructuur en Milieu draagt alle middelen in het huidige Waddenfonds, inclusief de middelen betrokken bij de afwikkeling van de lopende projecten uit de eerste drie tenders, over aan de Waddénprovincies. Artikel 9 De Waddenprovincies beschikken in gezamenlijkheid over de gelden van het Waddenfonds. De provincie Fryslan treedt op als penvoerder namens de Waddénprovincies. Daarmee is de provincie Fryslên tevens verantwoordelijk voor het organiseren van de gezamenlijke besluitvorming met de provincies Noord-Holland en Groningen over de besteding van de
middelen uit het Waddenf onds. Overdracht van middelen zal plaatsvinden via de decentralisatie-uitkering uit het Provincief onds aan de provincie FrysISn. Artikel 10 a.
De beschikbare middelen in het Waddenf onds over de periode 2012 tot en met 2Ö26 worden bij de begrotingsvoorbereiding 2012 door de minister van Inf rastructuur en Milieu via het Provincief onds ter beschikking gesteld aan dê Waddenprovincies. Het betreft de volgende reeks: 2012
2013
2014
2015
2016-2026
36.824
38.690
40.499
28.878
-}■■
28.878 Bedragen x 1000 euro
Het beschikbare bedrag voor 2011 van € 33 miljoen wordt eveneens door de minister van Inf rastructuur en Milieu bij de begrotingsvoorbereiding 2012 via het Provinciefonds ter beschikking gesteld aan de Waddenprovincies.
2011 33.000 Bedragen X 1000 euro
c.
De in het Waddenf onds beschikbare middelen (Hf d XI, art 5) worden in 2012 door de minister van Inf rastructuur en Milieu aan de Wadden provincies ter beschikking gesteld, nadat alle door het ministerie van Inf rastructuur en Milieu gedane uitgaven (zowel projectkosten als apparaatskosten) daarmee verrekend zijn. De minister van Infrastructuur en Milieu geef t inzicht in de lopende verplichtingen uit de eerste drie tenders en de beschikbare kasmiddelen. Dat inzicht is gebaseerd op de gebruikelijke jaarlijkse f inanciële overzichten, die zijn voorzien van een controleverklaring.
Artikel 11 De Waddenprovincies spreken onderling af dat de binnen de gehele looptijd van dit bestuursakkoord niét bestede middelen alsnog worden ingezet ten behoeve van dé realisatie van de doelstellingen van het Waddenfonds en dus niet terugvloeien naar de algemene middelen van de Waddenprovincies. De Waddenprovincies spreken onderling af dat zij zorgen voor een ef f ectieve en doelmatige inzet van de middelen en de verantwoording hierover volgens de richtlijnen van het 'Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten'.
Artikel 12 De Waddenprovincies dragen zorg voor een professionele uitvoeringsorganisatie per 1 Januari 2012 voor het beheren van het Waddenfonds door de Waddenprovincies en informeren de minister van Infrastructuur en Milieu d.aar uiterlijk op 1 Januari 2012 over.
C. Ten aanzien van het overgangsrecht en de projecten uit de eerste drie tenders Artikel 13 In het overgangsrecht bij de het voorstel tot intrekking van de Wet op het Waddenfonds is bepaald dat voor de afwikkeling van de lopende projecten uit de eerste drie tenders Gedeputeerde Staten van FrysISn in de plaats treden van de minister van Infrastructuur en Milieu. Artikel 14 De provincie Fryslan zorgt er als penvoerder namens de Waddenprovincies voor dat de lopende verplichtingen uit de eerste drie tenders worden afgewikkeld volgens de betreffende artikelen in de Wet op het Waddenfonds en de Subsidieregeling Wet op het Waddenfonds. Voor decentrale overheden geldt dat na decentralisatie het financiële regime gaat gelden dat behoort bij de decentralisatieuitkering zoals vastgelegd in de Financiëleverhoudingswet.
Artikel 15
■
De nog lopende bezwaar en beroepsprocedures tegen het afwijzen van subsidieaanvragen uit de eerste drie tenders, worden afgehandeld door de minister van Infrastructuur en Milieu. Subsidies dié alsnog worden toegekend worden gefinancierd uit de beschikbare middelen voor het Waddenfonds. De afwikkeling van die projecten wordt door de minister van Infrastructuur en Milieu overgedragen aan de Waddenprovincies.
Artikel 16 De ministervan Infrastructuur en Milieu draagt zorg voor de afhandeling van gerechtelijke procedures die worden aangespannen met betrekking tot reeds gehonoreerde projecten uit het Waddenfonds en die eventueel leiden tot een verplichting tot het betalen van een schadevergoeding. Door de rechter toegewezen schadevergoedingen komen ten laste van . het Waddenfonds.
D. Ten aanzien van de m o n i t o r i n g en evaluatie Artikel 17 De Waddenprovincies spreken onderling af dat zij zorgdragen voor een evaluatie- en monitoringsystematiek voor het Waddenfonds per 1 januari 2012. Artikel 18 De Waddenprovincies spreken onderling af dat zij zorgdragen voor een jaariijkse openbare voortgangsrapportage over het Waddenfonds.
E. Ten aanzien van geschillen, afdwingbaarheid;^ looptij d en w i j z i g i n g Artikel 19 Alle geschillen tussen de ministervan Infrastructuur en Milieu en de Waddenprovincies in verband met dit bestuursakkoord of met afspraken die daarmee samenhangen kunnen indien partij en niet tot overeenstemming kunnen komen - door één of meerdere van de ■ partijen worden voorgelegd aan de bevoegde rechter te Den Haag. Artikel 20 Dit bestuursakkoord treedt de dag na ondertekening in werking en wordt gesloten voor de periode tot en met 31 december 2026. Artikel 21 Elke partij kan de andere partij en schriftelij k vragen het bestuursakkoord te wij zigen. Alle partijen moeten schriftelij k met de voorgestelde wij ziging instemmen.
10
Aldus overeengekomen en getekend in viervoud te Harlingen, 14 september 2 0 1 1 ,
De minister van Infrastructuur en Milieu, Mevrouw M.H. Schultz van Haegen
De provincie Fryslan, Mevrouw C. Schokker-Strampel ^"^'"-^^—...-'-.'^r'.ïï'''^'
De provincie Gronj, De heer W. van
De provincie Noord-Holla/d. Mevrouw J. Geidhof
11
p-,—, -n, ^ ^
N ".^ \^ .,
f ' i
^
"«? t
i.
'
'*
i' . 0 •* -' w '>J,V",
K
-,?
"X
"^
't ..►)
A
^
, Vf *
^-i 1 ^ -
1*» A
,
--.
f.
, f ,
L^
Colofon Dit Uitvoeringsplan is opgesteld door het Regionaal College Waddengebied en vervolgens in januari 2010 goedgekeurd door de minister van VROM. Redactie en layout: Secretariaat Regionaal College Waddengebied. Informatie: DLG Groningen, Uitvoeringsorganisatie Waddenfonds.
Uitvoeringsplan Waddenfonds 2010 - 2014
Inhoud 1 AANL EIDING
4
2 VERGROTEN VAN DE EFFECTIVITEIT
6
3 D E PROGRAMMA'S
II
THEMA I
12
ECOSYSTEEM, HABITAT EN SOORTEN
Programma 1
Waddenzee klimaatbestendig
Programma 2
Herstel biobouwers
16
Programma 3
Herstel voedselweb
17
Programma 4
Waterbodem en waterkolom
18
Programma 5
De Waddenzee internationaal ingebed
19
THEMA 2
■ 13
KL IMAAT, ENERGIE EN WATER
21
Programma 6
Waddeneilanden zelfvoorzienend voor water en energie
21
Programma 7
Grootschalige ontwikkeling en implementatie van duurzame energietransitie 22
THEMA 3 L ANDSCHAP EN CULTUURHISTORIE Programma 8:
THEMA 4
Uitvoeringsstrategie Waddenlandschap
25 25
27
W O N E N WERKEN EN RECREËREN
Programma 9
Ontwikkeling duurzame visserij
28
Programma 10
Verduurzaming Waddenhavens
29
Programma 11
Duurzame ontwikkeling Recreatie en Toerisme Waddengebied50
Programma 12
Verduurzaming vaarrecreatie
32
Programmals
Verduurzaming landbouw
33
Uitvoeringsplan Waddenfonds 20102014
Aanleiding
Op 6 juni 2006 is het eerste Uitvoeringsplan voor het Waddenfonds vastgesteld. Dit uitvoenngsplan was een gezamenlijk product van het rijk en de regio dat in samenspraak met de belanghebbenden in het gebied interactiefis opgesteld. Aanvragen voor projecten uit het Waddenfonds worden gefinancierd door middel van een tendersystematiek. In 2007/2008 volgde de eerste tender en in 2008 is de tweede tender van start gegaan. Uit het verloop van deze twee tenders worden twee aanloopproblemen zichtbaar. Ten eerste geeft het Uitvoeringsplan uit 2006 onvoldoende inhoudelijke sturing en samenhang om te komen tot projecten die herkenbaar leiden tot verduurzaming van de Waddenzee en waddenregio. Gevolg is dat er daarmee ruimte is gecreëerd om een waaier aan verschillende projecten te kunnen indienen, groot en klein, die tot een te grote versnippering leidt van de in te zetten middelen. Ten tweede mist het Uitvoeringsplan uit 2006 een helder afwegingskader. Dit sluit aan op hetgeen onder het eerste punt is geconstateerd. Gevolg daarvan is dat de Adviescommissie zelf een afwegingskader en redeneerlijnen heeft opgesteld, gegeven de ingediende projecten. Daarmee is het afwegingskader afhankelijk geworden van de ingediende projecten, terwijl juist een onafhankelijk afwegingskader sturing moet geven aan de projecten die wel of niet bijdragen aan de gestelde doelen. Ook de ontwikkeling van het programma 'Naar een rijke Waddenzee' zoals voorgenomen in het Beheeren Ontwikkelingsplan Waddengebied (B&O-plan), is van grote betekenis voor het Waddenfonds. Door Waddenfonds en het programma Naar een rijke Waddenzee nauw op elkaar aan te laten aansluiten, is voor beide winst te boeken: meer samenhang en sturing geven aan de inzet van middelen voor natuurherstel. Dit nieuwe kader is mede aanleiding voor een nieuw Uitvoeringsplan 2010-2014.
NIEUW UITVOERINGSPLAN 2010
-
2014
Het nieuwe Uitvoeringsplan geeft een antwoord op beide genoemde aanloopproblemen. Het probleem van onvoldoende inhoudelijke sturing en samenhang wordt opgelost door invulling te geven aan de in het huidige B&O-plan benoemde thema's. De beoogde aanpassing betreft het introduceren van programma's. Dit is een figuur die het oude Uitvoeringsplan niet kent. Doel daarvan is om meer samenhang aan te brengen in de projecten van het Waddenfonds en het stellen van prioriteiten. De inpassing van de programma's is als volgt gedacht. We gaan uit van de vier thema's uit het huidige B&O-plan, te weten Ecosysteem, habitat en soorten; Klimaat en energie; Landschap en cultuurhistorie; Wonen, werken en recreëren. Binnen deze thema's benoemen we de programma's. Per programma wordt aangegeven welke doelstelling(en) van het Waddenfonds wordt gediend. Per programma wordt aangegeven wat we willen bereiken binnen de looptijd van het Waddenfonds (einddoel) en binnen de looptijd van het nieuwe Uitvoeringsplan (vijfjaar, subdoel). Bovendien wordt, waar mogelijk, per programma een icoon (voorbeeldproject) benoemd. De programma's geven zo per thema de prioriteiten aan waar gezamenlijk (regio en rijk) voor is gekozen. Deze werkwijze sluit aan bij de werkwijze zoals de Raad voor de Wadden in haar advies over het Waddenfonds heeft voorgesteld.
Uitvoeringsplan Waddenfonds 2010 - 2014
Het probleem van het ontbreken van een helder afwegingskader wordt opgelost door binnen de programma's de doelen smorf'^' te maken en waar mogelijk te koppelen aan bestaande transnationale, nationale of regionale programma's, waarvoor draagvlak bestaat in de regio, maar welke niet tot het reguliere beleid behoren. Door een aantal jaren met bepaalde programma's te werken, is de kans groter dat met een financiële impuls een duidelijke ontwikkeling zichtbaar wordt in het waddengebied of in de Waddenzee. Als er voldoende in een progamma is geïnvesteerd, kunnen andere (meer actuele) programma's aan bod komen in het Uitvoeringsplan. De beoordeling van de projecten vindt vervolgens op dezelfde wijze plaats als nu het geval. Dus via de stappen van een ontvankelijkheidtoets, de beoordeling door de Adviescommissie Waddenfonds, het voorleggen van dit advies aan de Regiocommissie Waddenfonds en uiteindelijk het besluit van de minister. De Adviescommissie en de Regiocommissie brengen een gezamenlijk advies uit aan de minister over te honoreren projecten.
Samenvattend Bij voortzetting van de huidige systematiek moeten we vrezen dat over 20 jaar, de resultaten van de inzet van middelen uit hetWaddenfonds onvoldoende zichtbaar en herkenbaar zullen zijn. Dit is'reden om voor het nieuwe Uitvoeringsplan 2010-2014 binnen de vastgestelde thema's van het B&Oplan, programma's te introduceren. Daarmee wordt lering getrokken uit de eerste ervaringen, passend binnen de evaluatieafspraken die er liggen en passend binnen de grondslagen en doelen van hetWaddenfonds. Het Uitvoeringsplan 2010-2014 zal na twee tenders worden geëvalueerd. Doel van de evaluatie is om te bekijken of dit Uitvoeringsplan wel leidt tot sturing en samenhang. Bij de evaluatie wordt tevens bekeken of de programma's nog voldoende uitdaging bieden of inmiddels zijn uitgeput en vervangen kunnen worden door nieuwe programma's.
1 Specifiek, meetbaar, ambitieus, realistisch en tijdsgebonden
Uitvoeringsplan Waddenfonds 2010-2014
Vergroten van de effectiviteit
DOEL EN BELEIDSCONTEXT
In de Derde Nota Waddenzee (pkb Waddenzee) is het rijksbeleid voor de Waddenzee voor de komende tien jaar vastgelegd. Het beleid is gericht op de duurzame bescherming en ontwikkeling van de Waddenzee als natuurgebied en op behoud van het unieke open landschap. In 2004 bracht de Adviesgroep Waddenzeebeleid (commissie Meijer) haar advies uit over de gaswinning en schelpdiervisserij in de Waddenzee in relatie tot de natuur. De Adviesgroep benadrukte in dit advies het belang van investeringen in het waddengebied. Naar aanleiding daarvan heeft het kabinet besloten extra middelen in de Waddenzee en in het waddengebied te investeren, verspreid over een periode van twintig jaar, door het oprichten van het Waddenfonds. HetWaddenfonds is gekoppeld aan een Investeringsplan met een looptijd van twintig jaar, waarin het kabinet zijn ambities ten aanzien van de Waddenzee en het waddengebied schetst. Om binnen de looptijd accenten te kunnen leggen in de toekenning van middelen aan ingediende voorstellen, wordt een Uitvoeringsplan Waddenfonds opgesteld. Om de vijfjaar wordt een nieuw uitvoeringsplan geschreven. De beleidscontext van het Uitvoeringsplan wordt hierna weergegeven. Figuur 1 Beleidscontext Uitvoeringsplan Waddenfonds. r
1 Thema's BftO-plan 1 (Deel A) 1. r-
Derde Nota Waddenzee
^1 Investeringsplan "^ Waddenfonds
'M
Uitvoeringsplan Waddenfonds
i
] i j
In dè Derde Nota Waddenzee geeft het kabinet door middel van een ontwikkelingsperspectief de hoofdlijnen weer die het voorstaat voor de ontwikkeling van het waddengebied op de lange termijn tot 2030. In het Investeringsplan voor hetWaddenfonds wordt dit ontwikkelingsperspectief nader uitgewerkt en worden de doelen en het beleidskader van het Waddenfonds voor de investeringsperiode van twintig jaar weergegeven. Daarbij is de hoofddoelstelling uit de Derde Nota Waddenzee vertaald in een hoofddoelstelling voor hetWaddenfonds, bestaande uit vier nevengeschikte subdoelstellingen. De Uitvoeringsplannen dienen als tussenstappen op weg naar het bereiken van het ontwikkelingsperspectief uit de Derde Nota Waddenzee en het Investeringsplan.
Uitvoeringsplan Waddenfonds 2010-2014
HOOFDDOELSTELLING VAN H E T W A D D E N F O N D S
De juridische basis van hetWaddenfonds wordt gevormd door de Wet op hetWaddenfonds. In deze wet zijn de criteria weergegeven waaraan ingediende subsidieaanvragen moeten voldoen willen ze voor een bijdrage in aanmerking kunnen komen. Deze criteria gelden voor de gehele looptijd van het Waddenfonds. De criteria zijn onderverdeeld in toelatings- en wegingscriteria. Bijdragen aan de doelen van het fonds is één van de toelatingscriteria. De hoofddoelstelling van hetWaddenfonds is in het Investeringplan en de Wet op hetWaddenfonds (artikel 2) als volgt geformuleerd:'Het Waddenfonds heeft tot doel de subsidiëring van activiteiten, anders dan reguliere investeringen of beheers- of onderhoudswerken, die gericht zijn op of bijdragen aan<^': *
Het vergroten en versterken van de natuur- en landschapswaarden van het waddengebied;
*
Het verminderen of wegnemen van externe bedreigingen van de natuudijke rijkdom van de Waddenzee;
*
Een duurzame economische ontwikkeling in het waddengebied dan wel gericht zijn op een substantiële transitie naar een duurzame energiehuishouding in het waddengebied en de direct aangrenzende gebieden'^';
*
Hét ontwikkelen van een duurzame kennishuishouding ten aanzien van het waddengebied.
Uit de tekst van de Wet op het Waddenfonds, evenals de daarbij behorende Memorie van Toelichting, blijkt dat dein artikel 2 van de Wet op het Waddenfonds genoemde vier subdoelstellingen nevenschikkend van aard zijn.
D E WERKING VAN DE REGELING OP HOOFDLIJNEN Uit het Waddenfonds worden thans subsidies verstrekt middels een jaarlijks tendersysteem. Voor elke tender wordt door de minister van VROM een bedrag van € 33 miljoen beschikbaar gesteld. Het Waddenfonds onderscheidt twee categorieën projecten: projecten boven het drempelbedrag van € 200.000,- subsidiabele kosten en projecten onder dit drempelbedrag. Voor projecten onder de € 200.000,-- is een budget per jaar beschikbaar van € 1 miljoen. Omdat er voor projecten boven de € 200.000,-- een veel groter bedrag beschikbaar is, maken die projecten ook meer kans gehonoreerd te worden. Hoe meer een project bijdraagt aan de doelstellingen van hetWaddenfonds, hoe meer kans het maakt op subsidie. De projectvoorstellen kunnen in een bepaalde aanvraagperiode bij de Uitvoeringsorganisatie Waddenfonds worden ingediend. In principe kan iedereen een subsidie uit hetWaddenfonds aanvragen: provincies, gemeenten, waterschappen, maar ook natuurorganisaties, bedrijfsleven en burgers. Het aanvragen van subsidie voor een project loopt via vier stappen.
2 ZIeWetop het Waddenfonds, artikel 2 lid 2. 3 Voor het onderdeel transitie naar een duurzame energiehuishouding is het werkingsgebied de provincies Fryslan, Groningen en de kop van Noord Holland (zie toelichting artikel 2 van de Wet op het Waddenfonds).
Uitvoeringsplan Waddenfonds 2010-2014
Stap I Na sluiting van de tenderperiode vindt een 'ontvankelijkheidtoets' plaats: aan de hand van de toelatingscriteria wordt bekeken of een aanvraag in principe voor subsidie in aanmerking komt. Maximaal tien weken na sluiting van de tender krijgen de aanvragers bericht of hun aanvraag ontvankelijk is verklaard. Deze toets en het berichten daarover worden onder verantwoordelijkheid van het Ministerie van VROM door deDienst Landelijk Gebied (DLG) afgehandeld.
Stap 2 Aanvragen die ontvankelijk zijn verklaard, worden voor een meer inhoudelijke beoordeling doorgeleid naar de Adviescommissie Waddenfonds. Deze onafhankelijke commissie bepaalt binnen acht weken welke projecten hét meest bijdragen aan de programma's van het Uitvoeringsplan c.q. de doelen van hetWaddenfonds. Het kan voorkomen dat er meer ontvankelijk verklaarde subsidieaanvragen zijn dan met het beschikbare subsidiebedrag gehonoreerd kunnen worden. In dat geval rangschikt de Adviescommissie de subsidieaanvragen aan de hand van de wettelijke criteria.
Stap 3 Het advies van de Adviescommissie, inclusief de rangschikking van de projecten wordt voorgelegd aan de Regio.commissie voor een toets op draagvlak. De Regiocommissie Waddenfonds is samengesteld door het Regionaal College Waddengebied (RCW) en bestaat uit vertegenwoordigers van bestuursorganen en relevante organisaties in het waddengebied. De Regiocommissie toetst binnen vier weken het advies van de Adviescommissie op draagvlak. De Regiocommissie en de Adviescommissie brengen daarna een gezamenlijk advies aan de minister van VROM uit.
Stap 4 De minister van VROM bepaalt uiteindelijk op basis van het gezamenlijk advies van de Adviescommissie en de Regiocommissie, na overleg met andere betrokken bewindslieden, aan welke projecten subsidie zal worden verleend. De aanvragers worden geïnformeerd over deze beslissing. De totale beoordelingsprocedure mag maximaal acht maanden in beslag nemen.
VERGROTEN VAN DE EFFECTIVITEIT
Om de effectiviteit van hetWaddenfonds te vergroten, kiest het Uitvoeringsplan de volgende vijf uitgangspunten: Projecten die worden gefinancierd uit hetWaddenfonds, moeten werkelijk bijdragen aan de verduurzaming van Waddenzee en waddengebied. Onder duurzaam wordt in dit verband verstaan een evenwichtige en samenhangende ontwikkeling van zowel de ecologie, economie als sociale cohesie in het waddengebied. In artikel 2 van de Wet op hetWaddenfonds is bepaald dat de vier subdoelen van hetWaddenfonds nevengeschikt zijn. Binnen hetWaddenfonds is er daarmee geen sprake van een hoofddoelstelling. De hoofddoelstelling van het Waddenzeebeleid, neergelegd in de Derde Nota Waddenzee, is'de duurzame bescherming en ontwikkeling van de Waddenzee als natuurgebied en het behoud van het unieke open landschap'. Alleen als de natuurwaarden, de economische structuur, een duurzame energiehuishouding en de ontwikkeling
UitvoeringsplanWaddenfonds 2010-2014
van kennis over het waddengebied in samenhang en evenwicht worden ontwikkeld, zal sprake zijn van een bijarage vanuit het Waddenfonds aan deze hoofddoelstelling van het Waddenzeebeleid. Meer dan nu het geval is dient een brug geslagen te worden tussen economie en ecologie. Een éénzijdige ontwikkeling van beiden leidt immers tot aantasting van natuurwaarden of aantasting van de leefbaarheid in het gebied. In beginsel wordt gestreefd naar een gelijke verdeling tussen ecologische en economische investeringen in het waddengebied (50-50). Echter hetWaddenfonds is met name bedoeld voor projecten dié een brug weten te slaan tussen beide aspecten; Projecten die worden gefinancierd uit hetWaddenfonds moeten daarom tenminste bijdragen aan één van de doelen van het Waddenfonds en mogen niet strijdig zijn met één of meerdere andere doelen van het Waddenfonds. Projecten die bijdragen aan meerdere doelstellingen van hetWaddenfonds genieten de voorkeur en scoren hoger bij de beoordeling van de aanvraag; Om de effecten van het Waddenfonds over een termijn van twintig jaar zichtbaar te maken, brengen we binnen de in het B&O-plan vastgelegde thema's, prioriteiten aan in de vorm van programma's; De programma's geven een over de jaren samenhangend kader dat richting geeft aan de projecten die daarmee tezamen bijdragen aan voorafgestelde doelen. Door vooraf doelen te stellen, wordt het mogelijk om projectvoorstellen te toetsen op hun bijdrage aan de realisatie van het einddoel. Daardoor ontstaat meer samenhang tussen projecten, activiteiten daarbinnen en de realisatie van de beoogde hoofddoelstelling. Alleen op deze manier is het mogelijk om over twintig jaar te kunnen beoordelen of het Waddenfonds zijn doel heeft bereikt; Tenslotte vergroten wede herkenbaarheid van elk programma door waar mogelijk per programma een icoonproject te benoemen, een project dat model staat voor het programma en dat reeds gerealiseerd is of binnen afzienbare tijd is te realiseren. Deze iconen dienen als inspiratiebron voor projectaanvragers. De herkenbaarheid van hetWaddenfonds vergroten we niet alleen door prioriteiten aan te brengen in het Uitvoeringsplan, maar ook door vast te houden aan het additionele karakter van het fonds. Met het Waddenfonds worden geen reguliere taken van overheden of specifieke verplichtingen die de (rijks)overheid is aangegaan, gefinancierd. Het additionele karakter kan echter ook doorslaan. Wanneer te zeer het contact met beleid van anderen wordt verloren, komt als vanzelf de vraag op of er nog zinnige activiteiten worden gefinancierd. In het Uitvoeringsplan wordt daarom waar mogelijk aangesloten bij bestaande transnationale, nationale of regionale programma's, waarvoor draagvlak is binnen de regio; maar welke niet tot het reguliere beleid behoren Bovendien kan hetWaddenfonds goed worden benut als trigger-money: hetWaddenfonds fungeert als hefboom voor het ontstaan van coalities of als smeermiddel om doorbraken in het beleid mogelijk te maken.
'^Uitvoeringsplan f
-
fjWaddenfonS5i..-f r
Uitvoeringsplan Waddenfonds 2010 - 2014
fijB&OïplSÜï
U I T W E R K I N G V A N DE P R O G R A M M A K E U Z E U I T V O E R I N G S P L A N
Binnen het Uitvoeringsplan 2010-2014 worden de programma's verder gecategoriseerd. Deze categorisering kan zo nodig worden gebruikt bij het pnoriteren van ingediende projecten en draagt daardoor bij aan de vergroting van de effectiviteit. Projecten dienen te passen binnen de geformuleerde programma's. Daarnaast dienen programma's wervingskracht te hebben: ze dienen ruimte te bieden voor creativiteit, ze dienen het gevoel bij bestuurder en burger op te roepen dat ook voor de burger herkenbare resultaten worden geboekt, zodat draagvlak in dé regio behouden en vergroot wordt voor verdere investeringen en inspanningen van allerlei partijen. De huidige regelgeving voor hetWaddenfonds biedt mogelijkheden voor subsidiëring van voorbereidingskosten. Als onderdeel van een totaalproject dat leidt tot concrete resultaten kunnen voorbereidingskosten worden gesubsidieerd. Daarbij geldt de voorwaarde dat de kosten gemaakt zijn na indiening van het project bij DLG. Ook is het mogelijk middels onderzoek of een experiment vooruitte lopen op de uitvoering van concrete projecten. Uiteraard blijft het ter beoordeling van DLG, respectievelijk de Adviescommissie of deze projecten passen binnen de subsidieregels respectievelijk voldoende kwaliteit bevatten.
TENDERSYSTEEM EN ORGANISATIE Bij de verdeling van hetWaddenfonds wordt gebruik gemaakt van een tendersysteem. Dat biedt vele voordelen, onder andere in de sfeer van betrokkenheid en innovatie. De programma's in dit Uitvoeringsplan laten daarom nadrukkelijk ruimte voor innovatie en duurzame aanvragen vanuit publieke, private en particuliere partijen. Ook in de toekomst wordt gebruik gemaakt van een tendersysteem, dat vanaf de derde tender zal zijn opengesteld voor alle sectoren. Het valt niet te ontkennen dat we door meer focus aan te brengen in het Waddenfonds, afhankelijker worden van de aanvragen. Hoe breder het fonds, hoe groter de kans dat er voldoende projectaanvragen worden ingediend die aan de kwaliteitseisen voldoen. Het aanbrengen van focus vraagt dus meer dan alleen een strakke omschrijving in het Uitvoeringsplan. De regionale leden van het Regionaal College Waddengebied (RCW) willen zich inspannen om de coördinatie van de aanvragen voorafgaand aan het moment waarop zij worden ingediend, beter te organiseren. Daarbij zijn zij zich uiteraard bewust van het gevaar van eventuele rollenvermenging (projectverwerver versus projectbeoordelaar). De in het waddengebied bevoegde bestuursorganen van gemeente, provincie en waterschap stellen het uitvoeringsplan vast. Het plan behoeft de goedkeuring van de minister van VROM. Het plan zal na vijfjaar worden geëvalueerd en indien nodig worden bijgesteld. Na twee tenders vindt een tussentijdse evaluatie plaats.
1o
Uitvoeringsplan Waddenfonds 2010 - 2014
De programma's
De thema's, zoals benoemd in het B&O-plan Deel A, vormende kapstok voor de te kiezen programma's. Dit betreft de volgende thema's: *
Ecosysteem, habitat en soorten.
*
Klimaat en energie.
*
Landschap en cultuurhistorie.
*
Wonen, werken en recreëren.
In de navolgende hoofdstukken worden de vier thema's ingeleid. Deze inleidingen komen overeen met de beschrijvingen uit het B&O-plan. Daarnaast zijn de programma's per thema (op hoofdlijnen) uitgewerkt. De meeste programma's zijn gebaseerd op bestaande (beleids)nota's. We wijzen op.de mogelijkheid van individuele aanvragers om de hoofdlijnen in hun projectvoorstellen nader uit te werken en adviseren daarbij rekening te houden met deze (beleids)nota's.
KENNISHUISHOUDING Hetontwikkelen van een duurzame kennishuishouding ten aanzien van=het waddengebied js de viéfde doelstelling van hetWaddenfonds. Deze doelstelling is integraal onderdeel van de vier in het Uitvoeringsplan 2010-2014 onderscheiden thema's. Projecten meteen kenniscompönent, ohdérzpekscömRonent en/ofmonitoringscomponent dienen te passen in één of meerdere progromma's van devier thema's. Projecten moeten altijd meer zijn dan alleen onderzoek (conform de Subsidieregeling Wet op hetWaddenfonds). Dit betekent: toegepast onderzoek en kennisvragen gericht op het realiseren van doelen.van programma's en projecten. De Waddenacademie heeft in de in mei 2009 verschenen integrale kennisagènda'Kennis vooreen duurzame toekomst van de Wadden'de kennisleemtes binnen deze thema's geïdentificeerd. De projecten die binnen de onderscheiden programma's in het Uitvoeringsplan 2010-2014 bij het Waddenfonds worden ingediend moeten wat het kennis-en onderzoeksdeel betreft tevens aansluiten bij de in dejritegrale kennisagenda geformuleerde kennisleemtes en prioriteiten. Het verdient aanbeveling hiervoor contact op te nemen met de Waddenacademie.
Uitvoeringsplan Waddenfonds 2010-2014
11
Thema I
Ecosysteem, habitat en soorten
De zeestromingen en het bijbehorende transport van zand en slib langs de Noordzeekust zijn cruciaal voor het behoud van de Waddenzee als getijdengebied op de lange termijn. De dynamische processen en de verbindingen met andere gebieden stuiten op een aantal plaatsen letterlijk op de ingrepen van de mens: dijken, sluizen en vastgelegde duinenrijen. Dat beperkt de natuurlijke dynamiek en de verjonging. Vooral de dijken zijn barrières in de verbindingen tussen het zoete achterland en de zoute zee.voor bijvoorbeeld de aaien de fint. De Waddenzee is ondiep en wordt doorsneden door getijdengeulen. Van nature verplaatsen deze geulen zich, vullen zich o p o f ze verdiepen zich. Dit betekent soms een belemmering voor de scheepvaart, maar soms opent het nieuwe perspectieven en verbindingen. Ten behoeve van de scheepvaart en de verbindingen met de eilanden wordt een aantal geulen regelmatig gebaggerd om de afgesproken diepte te waarborgen. Hetgetij voert materiaal en voedsel naar de Waddenzee en is zo de motor die de verschillende onderdelen van het ecosysteem voedt. Zo kunnen bijvoorbeeld mosselbanken en kwelders zich ontwikkelen. Deze zijn op hun beurt weer van levensbelang voor andere onderdelen van het waddensysteem. De onderdelen van het waddensysteem grijpen allemaal in elkaar Sommige onderdelen zijn echter beschadigd of staan onder druk door verlies aan areaal, grotere troebelheid of vervuiling. De samenhang in het systeem is op verschillende plaatsen verstoord. Het ontbreekt op een aantal locaties aan rust in en voor het waddenecosysteem. De Waddenzee kan haar kinderkamerfunctie voor sommige soorten niet goed vervullen. Op dit moment zijn de kwelders op de meeste plaatsen verouderd. De veroudering wordt onder andere in de hand gewerkt door een te geringe aanvoer van sediment. Er vindt te weinig vorming van nieuwe kwelders plaats. Het gevolg is dat vooral de kwelders aan het vasteland niet meer die rijke flora en fauna hebben die ze kunnen herbergen.
NATUURHERSTELPROGRAMMA Onder impuls van het zogenoemde mossel/natuurconvenant en het B&O-plan deel A is het programma Naar een rijke Waddenzee ontwikkeld. Achtergrond is daarbij de wens om binnen de bestaande verantwoordelijkheden te komen tot bundeling en stroomlijning van bestaande en nieuwe initiatieven voor natuurherstel. Daarbij gaat het zowel om initiatieven vanuit bestaand beleid, de inzet van uitvoeringsinstrumenten, onderzoeken monitoring als nieuwe initiatieven. Het ambitieniveau van het natuurherstelprogramma is het terugwinnen vaneen rijke zee, aansluitend bij het ontwikkelingsperspectief van de pkb Waddenzee en het B&O-plan. Het programma Naar een rijke Waddenzee biedt de programmatische basis voor het thema 'Ecosystemen, habitats en soorten'. HetWaddenfonds is één van de instrumenten voor de realisatie van het streefbeeld uit het programma naast de inzet van reguliere middelen, andere financieringsbronnen en ander instrumentarium.
12
Uitvoeringsplan Waddenfonds 2010 - 2014
HetWaddenfonds subsidieert in 2009-2014 projecten die passen binnen de volgende programma's: programma 1
Waddenzee klimaatbestendig.
programma 2
Herstel biobouwers.
programma 3
Herstel voedselweb.
programma 4
Waterbodem en waterkolom.
programma 5
De Waddenzee internationaal ingebed.
Deze vijf programma's zijn de thema's van de bouwstenen waarop het programma Naar een Rijke Waddenzee is gebaseerd. De bouwstenen zijn uiteindelijk uitgewerkt tot een tiental ontwikkeltrajecten waarlangs daadwerkelijk zal worden gewerkt aan een rijke Waddenzee voor natuur en mens, en dekken deze trajecten dan ook af. Achterliggende filosofie daarbij is dat overheden, natuurorganisaties en gebruikers samen komen tot een agenda voor natuurherstel en een duurzaam gebruik. Dat gaat verder dan afstemmen alleen. De uitkomsten van zo'n aanpak staan in veel gevallen niet exact vast. Er is sprake van leren door doen. Partijen zetten stappen die, met de kennis van nu, nodig zijn. De effecten daarvan voor ecologie en economie bepalen welke nieuwe stappen vervolgens nodig zijn. Afhankelijk van hoe complex de stap is en welke kennis beschikbaar is zal soms het leren centraal staan en soms het doen. De precieze route zal werkende weg en in onderling overleg moeten worden gevonden. Hierna worden de probleehischets, doelstellingen en iconen per programma weergegeven.
Programma I
Waddenzee klimaatbestendig
Probleemschets Het klimaat verandert. Dit kan van grote invloed zijn op de Waddenzee, immers, zeespiegelrijzing kan ertoe leiden dat platen niet langer droogvallen. Daar komt bij dat de Waddenzee, mits goed beheerd, kan dienen als een zelfs op Europese schaal grote klimaatbuffer. Met andere woorden een natuurlijke Waddenzee kan helpen de gevolgen van de klimaatverandering op te vangen.Specifieke onderwerpen bij het klimaatbestendig maken van de Waddenzee zijn kwelderontwikkeling, het terugbrengen van dynamiek in de (eiland) duinen en herstel van zoet-zout overgangen. In de Waddenzee ligt veruit het grootste areaal (9.000 ha) aaneengesloten kwelders van Europa in oorspronkelijke samenhang met de aangrenzende wadden en duinen. Desalniettemin is dit areaal van kwelders In vergelijking met de historische referentie bijzonder laag. Het areaal van de kwelders is geleidelijk veranderd door een combinatie van menselijke factoren, waaronder de verbeterde kustverdediging, grote waterbouwkundige werken (bijvoorbeeld de Afsluitdijk) en traditionele inpolderingen. Ook de huidige randvoorwaarden voor kwelderaanwas zijn uitgesproken slecht. Landelijk gezien staat de pionierzone ('jonge aanwas'van kwelders) er ongunstig voor. Zowel in nationaal als trilateraal verband geldt als één van de ecologische doelen voor de Waddenzee een zo groot mogelijk areaal natuurlijke kwelders. Ten eerste is ertussen Denemarken, Duitsland en Nederland
Uitvoeringsplan Waddenfonds 2010 - 2014
13
een groter areaal aan natuurlijke kwelders in de Waddenzee overeengekomen. Ten tweede spreekt de pkb Waddenzee van een ontwikkelingsperspectief van de Waddenzee waarin'het areaal meer natuurlijke kwelders is vergroot'. Ten derde zal Nederland in de komende jaren voorde Natura 2000 gebieden beheerplannen opstellen. Voor de pionierzone en de kwelders in de Waddenzee gaat het dan om het behoud van het oppervlakte en kwaliteit. Kwelders verhogen de veiligheid van het achterland. Uit onderzoek blijkt dat kwelders in staat zijn door de interactie van opslibbing en plantengroei een versnelde zeespiegelstijging of bodemdaling te volgen. Kwelders zijn daarmee een natuurlijk voorland voor de zeedijken. Herstel van de verbindingen tussen de zoete en de zoute milieus leveren een forse winst op voor flora en fauna. Daarbij kan het gaan om diverse typen zoet-zout overgangen - kleinere en grotere - voor een zo natuurlijk mogelijke ontwikkeling van het ecosysteem. Gedacht kan worden aan buitendijkse en eilandkwelderkreken gevoed door zoet water van achter de dijk of uit de duinen tot overgangen met een estuariënkarakter. Maar ook binnendijks zijn kleinere overgangen mogelijk. De mogelijkheden voor grote zoetzout overgangen kunnen verder worden verkend en uitgewerkt, ondermeer in het kader van de Watervisie Lauwersmeer en van de Afsluitdijk. Ook hier liggen kansen voor een robuuste gradiënt in combinatie met de noodzakelijke verbeteringen in de veiligheid en waterafvoer. Op de eilanden is het dynamische proces tussen zee en zand ingesnoerd. Met de aanleg van stuifdijken is het voor de Noordzee onmogelijk geworden om de eilandnatuur binnen te dringen. Dit is nadelig voor de natuur, maar is, zeker bij klimaatverandering en zeespiegelstijging, ook van nadelige invloed op de veiligheid op de eilanden. We hebben er dus met z'n allen belang bij om de dynamiek in de duinen terug te brengen. In het programma Waddenzee klimaatbestendig worden projecten gefinancierd die de klimaatbestendigheid van de Waddenzee vergroten en tevens de natuurontwikkeling dienen: kwelderontwikkeling, duindynamiek en zoet-zout overgangen. Dan kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de uitbreiding van het huidige areaal aan natuurlijke kwelders of verbetering van de kwaliteit van de huidige kwelders. Met name bij de Afsluitdijk, Vlieland en Terschelling zijn mogelijkheden om nieuwe kwelders aan te leggen, onder voorbehoud dat het nieuwe areaal aan kwelders niet ten koste gaat aan het areaal aan wadplaten. Bij veiligheidsmaatregelen wordt maximaal ingespeeld op de natuurlijke ontwikkeling van het gebied. Het behoud van de veiligheid en het vergroten van natuurwaarden gaan daarbij hand in hand. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan dynamisch kustbeheer in de duingebieden, brede en natuurvriendelijke kustverdedigingszones rond de zeedijken en herstel van natuurlijke zoet-zout overgangen.
Doelstelling 2026 De veiligheid voor de bewoners en gebruikers in het gebied is optimaal gewaarborgd. De Waddenzee groeit op een natuurlijke wijze mee met de zeespiegelstijging. Uitbreiding van het areaal natuurlijke kwelders in het waddengebied en een significante verbetering van de kwaliteit van kwelders, conform de implementatie van de Europese richtlijnen (Natura 2000, Kaderrichtlijn Water). Met kwaliteit van kwelders wordt volgens:Natura 2000 de aanwezigheid van alle successiestadia en van zoet-zout overgangen bedoeld. In 2026 dienen er enkele zoet-zout overgangen te zijn gerealiseerd, waardoor de migratiemogelijkheden van organismen zijn gewaarborgd.
14
Uitvoeringsplan Waddenfonds 2010 - 2014
Subdoelstelling 2014 Uitbreiding van het areaal natuurlijke kwelders in het waddengebied en verbetering van de kwaliteit, conform de implementatie van de Europese richtlijnen (Natura 2000, Kaderrichtlijn Water). Er is één zoet-zout overgang gerealiseerd, waardoor de migratiemogelijkheden van organismen is gewaarborgd.
Iconen In 't Zielhoes in Noordpolderzijl is gestart met het project Kwelderherstel Groningen. Doordat de kwelders de laatste jaren geen onderdeel meer uitmaken van de agrarische bedrijfsvoering, grazen er op grote delen geen koeien, schapen of paarden meer Hierdoor'verruigen'de kwelders: zeekweek overwoekert de andere soorten, voornamelijk op de hogere delen van de kwelder. Als resultaat neemt de biodiversiteit af en loopt de kwaliteit van de kwelders terug. Het Groninger Landschap, Natuurmonumenten en de eigenaren van de kwelder (Vereniging van Oevereigenaren en Gebruikers) hebben gezamenlijk een herstelprogramma voor de Groninger kwelders opgesteld. Doel van dit programma is het vergroten van de natuurwaarden en de biodiversiteit van de kwelders. Het belangrijkste middel om dit doel te bereiken is een zo gevarieerd mogelijke wijze van begrazing door schapen, koeien en paarden. Daarnaast wordt in het herstelprogramnia het vergroten van de veiligheid van het achterland en het duurzaam"' beheer van de kwelders meegenomen. Het project is een bijzonder initiatief aangezien de kwelders voor een belangrijk deel eigendom zijn van de eigenaren die ook binnendijks eigenaar van de aanliggende gronden zijn.
ICOON: GRONINGSE KWELDERWERKEN
Voor het herstelvan de Groningse kwelders is de inzet en medewerking van plaatselijke grondeigenaren eveneens onontbeerlijk. De partners hebben een coalitie gesloten waarin in de komende vier jaar intensief wordt samengewerkt tussen de eigenaren van de kwelder en de initiatiefnemers van het project. De kwelder zal zo moeten worden ingericht dat deze ook geschikt is voor een veilige en duurzame beweiding. Dit houdt in dat er kwelderpercelen samengevoegd zullen worden tot grotere eenheden door middel van de aanleg van dammen, maar tevens door het aantal hoofdultwateringen te verminderen. Voor de veiligheid van het vee dienen vluchtplaatsen ingericht te worden, waarop ze bij extreem hoog water kunnen vluchten. Ook de beweiding van de kwelders wordt geregeld. Hiervoor zijn een aantal mogelijkheden die, in overeenstemming met de eigenaren, verder worden uitgewerkt.Te denken valt hierbij aan inscharing van vee, het opzetten van een beheerboerderij of het verpachten van de kwelders . aan éen beheerder.
4 In dit Uitvoeringsplan wordt met duurzame ontwikkeling geduid op de voortdurende beweging in het scheppen van voorwaarden om te voorzien in de behoeften van de huidige generatie zonder daarbij de behoeften van toekomstige generaties in gevaar te brengen (zie het rapport'Our commmon future', 1987, van de Commissie Brundtland).
Uitvoeringsplan Waddenfonds 2010 - 2014
15
Programma 2
Herstel biobouwers
Probleemschets Het waddengebied is nog steeds zonder twijfel een van de mooiste natuurgebieden van West-Europa. Maar de Waddenzee is ook verarmd. Er zijn de afgelopen jaren veel soorten verdwenen en anderen staan sterk onder druk. Zo zijn er met name in de westelijke Waddenzee minder mosselbanken dan eind vorige eeuw, met verlies aan geassocieerde biodiversiteit. Daarnaast is de Waddenzee steeds meer ingesnoerd. Grote infrastructurele werken zoals deaanleg van de Afsluitdijk en de afsluiting van de Lauwerszee, maar ook dijkaanleg op kleinere schaal heeft de dynamiek van het gebied beperkt. Karakteristiek voor de Waddenzee zijn de zogenaamde biobouwers, zoals schelpdierbanken en zeegrasvelden, die in een nauwe wisselwerking met hun omgeving staan. Hun structuren bieden habitats voor veel andere diersoorten. De aantallen biobouwers in de Waddenzee (met name schelpdierbanken en zeegrasvelden) zijn echter dramatisch afgenomen in de afgelopen decennia. De achteruitgang van habitats die gepaard gaat met de achteruitgang van deze biobouwers is een zichzelf versterkend proces; het waddenecosysteem is hierdoor in een negatieve spiraal terecht gekomen. Herstel van deze biobouwers is van groot belang voor het doorbréken van deze negatieve spiraal. Herstel van de natuur gaat echter niet vanzelf. Voorwaardenscheppende eenmalige ingrepen in het ecosysteem kunnen het noodzakelijke duwtje in de goede richting geven. In het programma Herstel biobouwers worden projecten gefinancierd die het natuurlijke verloop van fysische processen in de Waddenzee bevor^ deren. Deze ontwikkeling kan onder andere gestimuleerd worden door projecten op het gebied van gebiedssluitingen.voor bodemberoerende activiteiten, zoals mossel(zaad)visserij en voorwaardenscheppende experimenten met zeegras en schelpdierbanken. Projecten dienen aansluiting te vinden bij het programma Naar een rijke Waddenzee. De afspraken in het kader van het mossel/natuurconvenant met de mosselseetor en andere gebruikers maken hier deel van uit.
Doelstelling 2026 De verstoring van de bodem is zodanig beperkt dat ongestoorde natuurlijke mosselbanken en zeegrasvelden voorkomen. Het areaal aan mosselbanken met een natuurlijke dichtheid en het areaal aan zeegrasvelden is vergroot. Schelpdierbanken en.zeegrasvelden zijn volop aanwezig, zowel litoraal als sublitoraal.
Subdoelstelling 2014 Het areaal aan mosselbanken meteen natuurlijke dichtheid en het areaal aan zeegrasvelden en schelpdierbanken is vergroot. In 2014 heeft zich (afhankelijk van het areaal aanwezige mosselzaadbanken) circa 300 tot 500 hectare meerjarige sublitorale mosselbanken ontwikkeld conform de afspraken en het tempo zoals in het mossel/natuurconvenant vastgelegd en waarvan de ontwikkeling goed gemonitord wordt. Er is goed zichtop de kansrijkdom tot het ontwikkelen van zeegrasvelden.
16
Uitvoeringsplan Waddenfonds 2010 - 2014
Iconen Door de overheid is met de mosselsector afgesproken dat met ingang van 2009 twintig procent van het voor mosselzaadvisserij geschikte areaal permanent niet meer zal worden bevist waardoor zich daar weer jonge mosselen kunnen vestigen en uitgroeien tot mosselbanken. In het project Mosselwad worden nieuwe, experimentele mosselbanken aangelegd en wordt de ontwikkeling van zich herstellende mosselbanken gedurende vier jaar intensief gevolgd. Zowel droogvallende als permanent onder water staande mosselbanken worden bekeken op stabiliteit, diversiteit van de levensgemeenschap, invang van zand en slib en de betekenis voor de vogels van het wad. De Vereniging Kust & Zee voert het herstelproject uit samen met Wageningen IMARES, het NIOZ en SOVON, NIOO en de Universiteit van Utrecht.
ICOON: PROJECT HERSTEL MOSSELBANKEN Via het project Mosselwad wordt deze ontwikkeling met de modernste hulpmiddelen (continue video-opnamen, slibmetingen) gedurende vijfjaar vastgelegd en wetenschappelijk geanalyseerd. De video-opnamen kunnen al tijdens het onderzoek live via internet worden gevolgd. Met de resultaten van de experimenten en het onderzoek wordt een Handboek Mosselbanken voor de beheerders van de Waddenzee opgesteld.
Programma 3
Herstel voedselweb
Probleemschets In de Waddenzee bestaat een unieke voedselketen, of beter: een voedselweb. Het voedselweb is het geheel van organismen (planten en dieren) die eten en gegeten worden. Een gezond voedselweb bestaat uit primaire producenten (zoals algen en zeegrassen), pnmaire consumenten (zoals schelpdieren, harders en ganzen), secundaire consumenten (zoals garnalen, krabben, (plat)vissen en kanoetstrandlopers) en toppredatorén (zoals grote vissen, aalscholvers en zeehonden). Uitgangspunt van het programma Naar een Rijke Waddenzee is een compleet, gezond en complex voedselweb dat het waddenecosysteem stabiliteit, veerkracht en herstelvermogen biedt. Menselijk handelen heeft veel invloed op diverse onderdelen van het voedselweb. Populaties van soorten staan onder druk, onder meer door overexploitatie en nieuwe soorten van buiten de Waddenzee (exoten). Bovendien verandert het klimaat en dat grijpt in op alle niveaus van het systeem. De overmatige aanvoer van voedingsstoffen is de afgelopen Jaren teruggelopen en leidt tot veranderingen in voedselrelaties. En de wadbodem wordt verstoord door bodemberoering door onder meer de bodemberoerende visserij en baggerwerkzaamheden.
Uitvoeringsplan Waddenfonds 201 o-2014
17
In het programma Herstel voedselweb worden projecten gefinancierd die bijdragen aan een evenwichtige opbouw van het voedselweb. De functies van het waddengebied voor de natuur dienen geborgd te zijn als verblijf- en doortrekgebied voor vogels, (jonge) vissen en zeezoogdieren. Verbetering van het voedselweb is onder meer mogelijk door herstel van uitgestrekte schelpdierbanken en zeegrasvelden, door betere visserijtechnieken, voldoende rustgebieden en schoon (spui)water. Projecten dienen aansluiting te vinden conform het programma Naar een rijke Waddenzee.
Doelstelling 2026 Het voedselweb is evenwichtig van opbouw, zowel onderin (bacteriën, fytoplankton e.d.), middenin (schelpdieren, krabbetjes, kreeftjes, garnalen e.d.), meer bovenin (vis, bruinvis e.d.) als boven in het voedselweb (dolfijnen, zeehonden, vogels e.d.). De functies van het waddengebied voor de natuur zijn daarmee gewaarborgd: verblijf- en doortrekgebied voor vogels (tankstation, rust op de hoogwatervluchtplaatsen), kraamkamer vissen e.d.
Subdoelstelling 2014 Toename van het aantal fourageergebieden voor zeezoogdieren, vissen en (trek)vogels. Verbetering van het voedselweb, zowel onderin, middenin, meer bovenin als boven in het voedselweb.
Iconen Eén van de voorbeelden, waarin het herstel van het voedselweb centraal staat, is het project Waddensleutels.In dit project werken Natuurmonumenten, de Rijksuniversiteit Groningen en Staatsbosbeheer samen in een experimenteel onderzoek naar de interactie tussen garnalen, schelpdieren, wadpieren en vogels.
ICOON: PROJECT WADDENSLEUTELS Het project Waddensleutels kent drie sporen. Ten eerste wordt getracht de knelpunten bij het herstel van littorale mosselbanken te verhelpen. Ten tweede wordt de ruimtelijke variatie in de structuur van het voedselweb van de Waddenzee bepaald. Ten derde worden kaarten nieuwe natuurkwaliteit en kansrijkdom, opbasis van sleutelprocessen opgesteld.
Programma 4
Waterbodem en waterkolom
Probleemschets De primaire productie, als basis voor de voedselketen, wordt in de Waddenzee vooral beperkt door de hoeveelheid licht in het water, oftewel de helderheid van het water. Deze helderheid wordt vooral bepaald door de hoeveelheid zwevend slib. In de Waddenzee is het sediment voortdurend in beweging door natuurlijke processen als wind en getij en door menselijk handelen zoals afsluitingen. Ook zorgt het baggeren en storten voor het op diepte houden van vaarwegen en havens voor de scheepvaart, alsmede de bodemberoerende
Uitvoeringsplan Waddenfonds 2010-2014
I
■ ■ ''■^i
schelpdier en garnalenvisserij, en mogelijk ook de zandvérplaatsing voor winning of suppleties, in ieder geval lokaal en tijdelijk voor meer of minder vertroebeling van het water In het programma Waterbodem en waterkolom worden projecten gefinancierd die de abiotiek in (delen van) de Waddenzee ten positieve beïnvloeden en daarmee de kans op een rijke zee vergroten. Voor het herstel van de helderheid zijn maatregelen denkbaar op het gebied van baggeren en baggerstort, innovatie in de scheepvaart en veerverbindingen, de bodemberoering door visserij, zandsuppleties en ontgrondingen (zand en schelpenwinning). Ook maatregelen die de uitstoot van nutriënten en contaminanten door onder andere de landbouw en industrie terugdringen zijn denkbaar. Projecten op het gebied van wadbodem en waterkolom moeten aansluiten bij het programma Naar een Rijke Waddenzee'.
Doelstelling 2026 Het water van de Rijke Waddenzee is veel helderder en de waterkwaliteit veel hoger dan het Waddenzeewater van nu. De abiotische randvoorwaarden voor een rijke Waddenzee zijn verder geoptimaliseerd.
Subdoelstelling 2014 In 2014 zijn de eerste stappen in het terugdringen van de bodemberoering gezet. Er is ervaring opgedaan met de effecten van experimenten die erop gericht zijn de abiotiek van de Waddenzee te verbeteren.
Programma 5
De Waddenzee internationaal ingebed
Probleemschets De Waddenzee staat niet op zichzelf. Het is 's werelds belangrijkste internationale wetland met unieke bio geomorfologische interacties. Het gebied vervult een belangrijke rol in de levenscyclus van migrerende soorten. Zo is de Waddenzee internationaal van uitzonderlijke betekenis als pleisterplaats en als rui en overwinteringgebied voor trekvogels die de OostAtlantische vliegroute gebruiken. Op de heen én de terug reis doen ze het Waddenzee aan om hun vetreserves aan te vullen. Jaarlijks passeren tien tot twaalf miljoen vogels de Waddenzee. Een maximum van zes miljoen vogels is tegelijkertijd aanwezig in de Waddenzee. Daarnaast functioneert de Waddenzee als kraamkamer en rustgebied voor zeezoogdieren en doortrekgebied van zoet naar zout voor vissen. De kwaliteit van het gebied is direct afhankelijk van hoe het deze soorten elders ter wereld vergaat. Andersom is eén Waddenzeeecosysteem dat niet op orde is, een bedreiging voor de internationale popu laties vogels, vissen en zeezoogdieren. De zorg voor internationale samenhang vindt zijn borging in maat regelen die de rol van de trilaterale Waddenzee versterken als gebied voor internationale populaties van of trekroutes voor vissen, vogels en zeezoogdieren.
Uitvoeringsplan Waddenfonds 2010 2014
19
In het programma De Waddenzee internationaal ingebed worden projecten gefinancierd die bijdragen aan de Waddenzee als pleisterplaats en rui- en overwinteringgebied voor trekvogels. Ervan uitgaande dat internationale projecten voortkomen uit de samenwerking met partners over de grens, is het Waddenfonds alleen bedoeld voor het Nederlandse aandeel. De projecten dienen aan te sluiten bij het programma 'Naar een rijke Waddenzee'
Doelstelling 2026 Migrerende soorten vogels, vissen en zeezoogdieren vinden zowel in de Waddenzee alsook op hun andere bestemmingen voldoende voedsel, rust en voortplantingsmogelijkheden. De verschillende landen langs de trekroutes werken samen aan de bescherming van deze soorten en hebben een gedeelde verantwoordelijkheid voor zowel de soorten als de gebieden waar de soorten van afhankelijk zijn.
Subdoelstelling 2014 Naast de samenwerking trilateraal is de samenwerking met andere gebieden die voor functioneren van de Waddenzee van belang zijn versterkt. Het is mogelijk gemaakt om met regelmaat inzicht te verkrijgen in de kwaliteit/het succes van bijvoorbeeld voedselaanbod, voortplantingsmogelijkheden en overleving van migrerende soorten in het waddengebied, hetgeen kans biedt daar snel op te anticiperen.
20
Uitvoeringsplan Waddenfonds 2010-2014
Thema 2
Klimaat, energie en water
Het IPCC-rapport'^' 2007 en de KNMI-scenario's 2006 gaan uit van klimaatverandering. Concreet verwacht men voor Nederland voor de komende eeuw gemiddeld hogere temperaturen, verandering in neerslagpatronen, een stijgende zeespiegel en meer weersextremen. De dijken en duinen in het waddengebied zullen het zwaarder te verduren krijgen ten gevolge van weersextremen en zeespiegelstijging. Een warmere Waddenzee kan betekenen dat bepaalde soorten verdwijnen en andere zich vestigen. Daarbij kan verdringing van soorten optreden. Meer neerslag in meer pieken heeft consequenties voor de afvoer van zoet water vanaf het land. Lozen onder vrij verval wórdt moeilijker en het zoute milieu krijgt meer'zoete schokken'te verwerken. Door de zeespiegelstijging kunnen wadplaten verdrinken wanneer er onvoldoende zand en slib wordt aangevoerd. Vanuit het perspectief van eindigheid van de voorraad grondstoffen en vanwege de noodzakelijke reductie in C02-uitstoot komt de druk om zuiniger om te gaan met energie en de energie die we gebruiken duurzaam'op.te wekken. 'Think global, act local' is hier van toepassing. Om dat vorm te geven is een Noordelijk Energieakkoord afgesloten en hebben de Waddeneilanden een ambitiemanifest opgesteld. In het thema Klimaat, energieën water zal aansluiting gezocht worden bij het innovatie-en klimaatbeleid van EZ, VROM en VenW. HetWaddenfonds subsidieert in 2010-2014 projecten die passen binnen de volgende programma's: -
programma 6: programma 7:
Waddeneilanden zelfvoorzienend voor water en energie. Grootschalige ontwikkeling en implementatie van duurzameénergietransitie.'*'
Hierna worden de probleemschets, doelstellingen en iconen per programma weergegeven.
Programma 6
Waddeneilanden zelfvoorzienend voor water en energie
Probleemschets De Waddeneilanden hebben met een enorme paradox te maken. Enerzijds gaat het om een bijzonder kwetsbaar natuurgebied waar zorgvuldig mee omgesprongen dient te worden, anderzijds is er sprake van een zeer grote economische betekenis: de eilanden leven namelijkvan het toerisme. Om ook in de toekomst verzekerd te kunnen zijn van een duurzame bron van inkomsten zullen de eilanden 'mee'moeten, kwaliteit leveren aan toeristen en zich moeten onderscheiden. De grote natuurwaarden en de kwetsbaarheid van het waddengebied betekenen een grote verantwoordelijkheid en een extra reden om aandacht voor klimaat, energie en water zeer hoog in het vaandel te hebben.
5 Intergovernmental Panel on Climate Change 6 Het werkingsgebied voor energietransitie omvat de gehele provincies öroningen, Fryslan en de Kop van Noord-Holland. (Zie Wet op de Waddenfonds en Investeringsplan.)
Uitvoeringsplan Waddenfonds 2010-2014
21
Een duurzaam gebruik van de Waddeneilanden betekent ook: voor zichzelf kunnen zorgen, zelfvoorzienend zijn. De natuurlijke bronnen gebruiken, maar niet uitputten. De Waddeneilanden staan voor een grote opgave om het gebied zelfvoorzienend voor water en energie te maken. De Waddeneilanden gaan de opdracht aan om aan Nederland te laten zien dat zelfvoorziening mogelijk is. De eilanden zijn een relatief'gesloten systeem-waar de aanvoer van water en energie altijd een grote rol heeft gespeeld. Binnen de Waddeneilanden is het besef dat het gebruik van fossiele brandstoffen eindig is en dat er een transitie naar hernieuwbare brandstoffen dient plaats te vinden. De Noord-Nederlandse aardgasvoorraden zullen in de komende vijfentwintig a dertig jaar uitgeput raken. Naast duurzame energie en energiebesparing is nadrukkelijk ook hergebruik van energie van belang. Veel minder in de publieke belangstelling, maar even urgent en belangrijk voor de toekomst is de duurzame beschikbaarheid van voldoende schoon drinkwater. Het verbruik van drinkwater wordt vooral door het toerisme bepaald en is daarom sterk seizoensafhankelijk. Voor het merendeel van de eilanden is het verbruik van drinkwater nog steeds groeiende. Het drinkwater op de Waddeneilanden komt voor een deel van de eilanden zelf. Het drinkwaterbedrijf pompt zoet water onder de eilanden op en zuivert het tot drinkwater. Waterwinning heeft echter in de duinen een verdrogend effect. Verdroging kan de specifieke en waardevolle plantengroei in natte duinvalleien aantasten. Op Ameland en Terschelling komt een deel van het drinkwater van het Friese vasteland, aangevoerd via een wadleiding. Aan deze wadleidingen kleven nadelen en risico's. De eilanden willen daarom een maximale inspanning leveren om de afhankelijkheid van watervan het vasteland zo veel mogelijk te minimaliseren. In het kader van het Ambitiemanifest van De Waddeneilanden, het Energieakkoord Noord-Nederland, het Europese project'cradle to cradle islands'en het rapport'Wegen in de Vallei'(Energy Valley) zijn verschillende projecten en plannen voor de zelfvoorziening in water en energie opgezet. Onder het programma Waddeneilanden zelfvoorzienend voor water en energie worden projecten gesubsidieerd die vallen onder, bijdragen aan of voortbouwen op de eerder genoemde programma's. Daarbij wordt ingezet op de transitie naar zelfvoorziening in water en energie, waarbij de potenties van energiebronnen als zon, getij en geothermie volop in het gebied aanwezig zijn, snel benut en doorontwikkeld moeten worden. Hierbij valt te denken aan nieuwe waterproducerende en waterzuiverende technieken, geothermische technieken en allerhande toepassingen van Photo Voltaïsche (PV) zonne-energie. Maar in dit programma behorenook pilots en kennisontwikkeling tot de mogelijkheden. Er bestaat enige ruimte en flexibiliteit om toegepast onderzoek te doen naar vormen van duurzame energieproductie, te meer omdat veel technieken relatief nieuw zijn en de effectiviteit daarvan nog niet altijd is bewezen. Het Waddenfonds stuurt daarbij op de ontwikkeling van nieuwe technieken die met voorrang via pilots worden getest en doorontwikkeld, teneindèook te voldoen aan de versterking van de economische structuur.
Doelstelling 2026 Alle Waddeneilanden volledig zelfvoorzienend op het gebied van duurzame energie- en watervoorziening.
Subdoelstelling 2014 Concreet Investeringspakket per Waddeneiland is in uitvoering; eerste implementaties leveren 30% zelfvoorziening opterrein van water en energie op.
22
Uitvoeringsplan Waddenfonds 2010-2014
ICOON: AMBITIEMANIFEST De Waddeneilanden hebben de handen wat betreft duurzaamheid ineengeslagen en zijn gekomen tot een ambitieuze doelstelling: alle Waddeneilanden in 2020 zelfvoorzienend op het gebied van energieën water. De gemeenteraden van Texel, Vlieland, Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog hebben hun ambities samen uitgewerkt in een manifest. In het manifest zetten de besturen van de vijf Waddeneilanden hun zienswijze uiteen over de toekomst van hun gebied. Zij doen daarbij een oproep aan iedereen om de ambitie samen met andere partners (rijk, provincies, kennisinstellingen, milieugroeperingen; (energie)bedrijven, maar ook burgers) waar te maken. De samenwerking is bijzonder te noemen en als icoon te bestempelen, aangezien het een ambitie betreft waarvan op dit moment nog niet duidelijk is hoe deze gerealiseerd gaat worden. Het betreft daarnaast een ambitie die de draagkracht en mogelijkheden van de gemeentelijke organisaties verte boven gaan. Desalniettemin zijn de Waddeneilanden er wel van overtuigd dat het kan en dat het moet. Daarom wordt zoveel als mogelijk ingezet op de samenwerking tussen de eilanden. Een breed samenwerkingsverband en goede ondedinge en externe communicatie moet voorkomen dat wielen opnieuw worden uitgevonden. Gelijksoortige projecten worden daarom zoveel mogelijk gezamenlijk opgepakt.
Programma 7
Grootschalige ontwikkeling en implementatie van duurzame energietransitie
Probleemschets De waddenregio beschikt over de grootste aardgasvelden van West-Europa en in de regio is veel kennis aanwezig over energie en energiewinning. Kennisinstellingen, bedrijven, gemeenten en provincies werken intensief samen om van deze regio de 'Energy Valley'van Nederland te maken, een grootschalig cluster van energiegerelateerde ontwikkelingen. Dit moet bijdragen aan het duurzaam versterken van economie en werkgelegenheid in het noorden. In het energiecluster ontwikkelt de Eemsdelta zich in snel tempo tot een 'Energy Port'. Ingrijpende investeringen staan op til voor de grootschalige productie van elektriciteit. In de komende jaren ontstaat er rond de Eemshaven een extra energievoorziening van circa 7.500 megawatt. In het Energieakkoord Noord-Nederland zijn de ambities van de regio neergelegd op het gebied van het produceren van duurzame vormen van energie en het leveren van een forse bijdrage aan nationale energieen klimaatdoelstellingen. Het Energieakkoord Noord-Nederland is op 8 oktober 2007 getekend door de provincies Drenthe, Fryslan, Groningen en Noord-Holland en door de ministeries van VROM en Economische Zaken. In 2008 hebben de noordelijke gemeenten en VNO-NCW Noord en MKB-Noord het Energieakkoord eveneens ondertekend. Het Waddenfonds stimuleert coalities tussen overheden, kennisinstellingen en het bedrijfsleven, ter versterking van energiegerelateerde kennis en werkgelegenheid voor de waddenprovincies.
Uitvoeringsplan Waddenfonds 2010-2014
23
Onder het programma Grootschalige ontwikkeling en implementatie van duurzame energietransitie worden projecten gesubsidieerd die bijdragen aan het ontwikkelen, stimuleren en toepassen van technologieën en kennis voor duurzame energietransitie. Bijvoorbeeld innovatieve energie-efficiency, groene en schoonfossiele energie en reductie van milieubelasting, inclusief het bundelen en recyclen van energie- en afvalstromen. Ook interessante, in eerste instantie kleinere innovatieprojecten kunnen grote positieve effecten hebben en kunnen in aanmerking komen voor subsidiëring.
Doelstelling 2026 Het waddengebied staat excellent op de kaart in het transitieproces naar verduurzaming van onze nationale energiehuishouding en het heeft zich ontwikkeld en gespecialiseerd tot een knooppunt van duurzame energieactiviteiten. De reeds aanwezige kennis en infrastructuur op het gebied van gas en elektriciteit zijn doorontwikkeld en worden efficiënt en optimaal benut. Door de ruimtelijke clustering wordt de druk elders verminderd, waaronder een vermindering van de gemiddelde jaartemperatuur van het water in de Waddenzee.
Subdoelstelling 2014 Een pakket van concreet toepasbare innovatieve technieken op het gebied van duurzame energie.
24
Uitvoeringsplan Waddenfonds 2010 - 2014
Thema 3
Landschap en cultuurhistorie
Het landschap in het waddengebied is binnen Nederland uniek qua schaal, aard en weidsheid. Stilte en duisternis zijn ongrijpbare waarden, waarden die wel zichtbaar, hoorbaar en beleefbaar zijn, maar niet gemakkelijk uit te drukken. Ze zijn in het waddengebied nog aanwezig en grootser dan op vele plaatsen elders. Ze horen bij het uitgestrekte waddengebied dat merendeels een en dezelfde ononderbroken horizon heeft. Cultuurhistorische elementen en structuren bieden samen zicht op een eeuwenoud proces, op het samenspel van mens en natuur in het cultuurlandschap. Dat samenspel vormtéén essentieelonderdeel van de identiteit van het waddengebied.Terpen en dijken horen evengoed bij de identiteit als zandplaten en stuivende duinen. Daarnaast biedt het waddengebied een schat aan maritiem archeologisch erfgoed. De scheepswrakken rond de Waddeneilanden en in de Waddenzee zijn afkomstig uit vele eeuwen zeevaart. Erfgoed dat een belangrijke rol speelt in de identiteit van het gebied en dat, mede op basis van internationale verdragen, beheerd en behouden dient te vyorden. Landschap en cultuurhistorie vormen in toenemende mate een trekpleister voor toeristen. Daarnaast zijn ze voor de eigen bewoners onderdeel van de identiteit van hun waddengebied. Het is belangrijk om deze waarden te koesteren en benutten. Het landschap en het culturele erfgoed van het waddengebied is een rijke erfenis die het waard is om door te geven. Behouden en ontwikkelen van de identiteit en de verscheidenheid van landschap en cultuurhistorie als een samenhangend geheel is een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Vanzelfsprekend worden geen reguliere (provinciale en rijks) taken op het gebied van monumentenzorg door het Waddenfonds gefinancierd. Het landschap van de Waddenzee is een open en weids landschap, met de zeewering als grensovergang tussen de dynamische processen van getijdengebieden en kwelders enerzijds en het cultuurlandschap van polders anderzijds. Dit is in nationaal en Europees verband bijzonder. Het is van belang deze waarde te behouden door geen of uitsluitend aan het open landschap van de Waddenzee én omgeving aangepaste bebouwing aan de rand van de Waddenzee toe te staan. Dit betreft echter een afweging in de ruimtelijke ordening. Het ruimtelijk instrumentarium moet worden benut om het open landschap te behouden. HetWaddenfonds subsidieert in 20.10-2014 projecten die passen binnen het programma: -
programma 8:
Uitvoeringsstrategie Waddenlandschap
Hierna worden de probleemschets, doelstellingen en een icoon weergegeven.
Programma 8:
Uitvoeringsstrategie Waddenlandschap
Probleemschets Het waddengebied staat bekend als een fantastisch vakantie- en natuurgebied. Minder bekend is dat het ook een eeuwenoud door mensen gevormd cultuurlandschap is. Wie goed kijkt, wordt verrast door talloze herinneringen aan een boeiend verleden, waaronder terpen, dijken, oude kreken en vissershavens.
Uitvoeringsplan Waddenfonds 201 o-2014
25
Cultuurhistorische elementen en structuren, zoals kerkgebouwen en boerderijen, karakteristieke panden en waardevolle stads- en dorpsgezichten maken een onlosmakelijk onderdeel uit van het cultuurlandschap. Mensen leefden hier eeuwenlang met de onberekenbare natuur. Ze hielden zich staande, dreven succesvol handel en maakten gebruik van wat de zee en het land hen bood. Steeds opnieuw pasten de mensen zich weer een beetje aan hun leefomgeving aan. Hierdoor is het karakteristieke waddenlandschap ontstaan, een landschap met een duidelijk herkenbare identiteit. Tussen 1999 en 2001 brachten de drie waddenlanden Nederland, Duitsland en Denemarken alle waardevolle historische en landschappelijke elementen in het waddenlandschap in kaart in het project'Landschap en Cultureel Erfgoed van de Waddenregio'(Lancewad). Als vervolg op Lancewad is het project LancewadPlan uitgevoerd van 2004 tot en met 2007. In juni 2007 is als sluitstuk een gezamenlijke integrale strategie voor ontwikkeling en beheer van landschap en cultureel erfgoed in de Waddenzeeregio opgesteld. Vanuit het Waddenfonds aansluiting vinden op deze eerder ondernomen activiteiten is zeer gewenst. Daarbij gaat het naast herstelwerkzaamheden ook om bewustwording en leren van'best practices'. Onder het programma Uitvoeringstrategie Waddenlandschap worden projecten gesubsidieerd die de unieke natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische (inclusief archeologische) waarden in het landschap herstellen, toegankelijk en beleefbaar maken.
Doelstelling 2026 Een herkenbaar, gebiedseigen waardevol natuurlijken cultuurhistorisch landschap in het waddengebied van Noord-Holland, Fryslan en Groningen dat in de regio breed gewaardeerd wordt en met goede voorzieningen toegankelijk en beleefbaar is. De bewustwording van de (internationale) waarden van het landschap, natuur en cultuur is bij inwoners en lokale overheden significant toegenomen.
Subdoelstelling 2014 Behoud, herstel en ontwikkeling van waardevolle cultuurhistorische elementen (als wierden, terpen, eendenkooien, tünwallen, elzensingels en dijkcoupures, kenmerkende boerderijen en andere panden, kerken en overigens authentieke plekken met een sterk eigen identiteit) in de gebieden Noord-Holland, Friesland en Groningen. Er zijn drie aansprekende voorbeeldprojecten van behoud door ontwikkeling'in het veld' gerealiseerd.
ICOON: DE FORTEN VAN DEN HELDER De forten van Den Helder en de stelling die de forten verbindt, maken in het landschap nog altijd duidelijk dat Den Helder de vesting is waarmee de ingang van de Waddenzee werd bewaakt. Napoleon beschouwde Den Helder als het Gibraltar van het noorden. Zoals Gibraltar de toegang tot de Middellandse Zee bewaakte, zo bewaken de Helderse forten de ingang tot de Waddenzee. De forten en de stelling maken van waddenhaven Den Helder een bijzondere plek om te bezoeken. Het laat zien hoe strategisch belangrijk die toegang toen was. Natuur en cultuurhistorie gaan daarbij samen. Een icoon om te bewaren en extra aandacht aan te geven.
26
Uitvoeringsplan Waddenfonds 2010 - 2014
Thema 4
Wonen werken en recreëren
In het waddengebied wonen ruim een kwart miljoen mensen. Daarvan wonen er ongeveer twintigduizend op de eilanden, de anderen wonen allen op het vasteland. Ruimte is voor velen een belangrijke factor bij de bepaling van het woongenot, maar werkgelegenheid is voor veel mensen de meest bepalende factor om in een gebied te blijven ofte vertrekken. Voor de groeiende groep 65-plussers ligt dit anders, evenals bijvoorbeeld voor mensen die hun werk vinden in verschillende takken van de creatieve en vrije sector zoals kunst, ontwerp en ICT. Voor hen is juist de ruimte en het landschap een belangrijke inspiratiebron en motief om het waddengebied te verkiezen. De industrie in het waddengebied is voor een groot deel gekoppeld aan de vier grotere havens: Den Helder, Harlingen, Eemshaven en Delfzijl. De havens van Den Oever en Lauwersoog zijn merendeels pp dé visserij gericht. Meer dan de helft van de werkgelegenheid in het waddengebied bevindt zich in de havensteden. In Den Helder loopt de werkgelegenheid terug ten gevolge van de inkrimping van de Koninklijke Marine, maar biedt de offshore nieuwe kansen. De Eemshaven ontwikkelt zich meer en meer als energiehaven. Naast de industrie die geconcentreerd is in de havensteden is er vrij veel bedrijvigheid in de kleinere kernen in het waddengebied. Bedrijvigheid die zich op kleinere schaal afspeelt. Dikwijls vormt de uitstraling van de bedrijvigheid in het landschap een knelpunt, bijvoorbeeld omdat daardoorde beleving van het gebied voor toeristen minder aantrekkelijk wordt. De landbouw is van groot belang in het waddengebied. De werkgelegenheid in de landbouw neemt af, maar is voor het gebied nog steeds van belang. Deze werkgelegenheid zit deels in dé landbouw zelf en deels in de toeleverende en verwerkende bedrijven. Daarnaast is de landbouw van groot belang voor de uitstraling van het gebied. Zeker op vier van de vijf Waddeneilanden is de landbouw mede drager van het cultuurlandschap. Ook vanuit dat oogpunt dient zijn voortbestaan verzekerd te worden. In het waddengebied worden verschillende vormen van visserij bedreven: garnalenvisserij, schelpdiervisserij en viisserij op rond- en platvis. Visserij is een vorm van medegebruik die van oudsher voorkomt in het gebied. Visserij en visverwerking zijn voor verschillende gemeenten rond de Waddenzee van economisch belang, vooral in de gemeenten Wieringen, Harlingen, Dongeradeel en De Marne. Deze tak van bedrijvigheid is niet alleen onderdeel van de soclaaleconomische structuur, maar tevens van de belevingswaarde van het gebied. Visserij hoort bij dit gebied. Onderwerpen van onderzoek en discussie zijn: welke vormen van visserij, in welke mate en welke locatie zijn passend. Wat is duurzame visserij. Welke ontwikkelingen van technieken dragen bij aan verduurzaming van het totale palet aan visserijtakken. Recreatie en toerisme zijn voor de Waddeneilanden economisch gezien de belangrijkste sector en het is zaak om het marktaandeel in ieder geval vast te houden. Het beleid is vooral gericht op kwaliteitsverbetering, seizoensverlenging, het aantrekken van nieuwe doelgroepen en ontwikkelen van nieuwe vormen van toerisme. Op het vasteland is geen sprake van intensief toerisme. Op een aantal locaties is sprake van concentratie, bijvoorbeeld rond Lauwersoog en Wieringen. Een groeiend aantal toeristen is geïnteresseerd in de cultuurhistorische kwaliteiten van dit deel van het Waddengebied. In de regio is een toenemend besef van de aanwezige potentie voor ontwikkeling van toerisme.
Uitvoeringsplan Waddenfonds 201 o-2014
27
Het aantal recreanten dat met een boot van de Waddenzee geniet is de afgelopen decennia aanzienlijk gegroeid. Dit blijkt onder andere uit een sterk toenemend aantal sluispassages. Om de waterrecreatie in goede banen te blijven leiden is eind 2007 het Convenant Vaarrecreatie Waddenzee afgesloten. Dit omvat afspraken met betrekking tot havens, voodichting, zonering en handhaving. Om de soclaaleconomische positie van het Waddengebied te verbeteren is alle hens aan dek nodig. Keuze voor alléén industriële ontwikkeling of alléén inzetten op kleinschaligheid of toerisme leidt daarbij tot verdere achteruitgang ten opzichte van de rest van Nederland. HetWaddenfonds subsidieert in 2010-2014 projecten die passen binnen de volgende programma's: -
programma 9:
Ontwikkeling duurzame visserij.
programma 10: Verduurzaming waddenhavens. programma 11
Duurzame ontwikkeling recreatie en toerisme waddengebied.
programma 12
Verduurzaming vaarrecreatie.
programma 13
Verduurzaming landbouw.
Hierna worden de probleemschets, doelstellingen en iconen per programma weergegeven.
Programma 9
Ontwikkeling duurzame visserij
Probleemschets In het waddengebied worden verschillende vormen van visserij bedreven: garnalenvisserij, schelpdiervisserij en visserij op rond- en platvis. Visserij is een vorm van medegebruik die van oudsher voorkomt in het gebied en is voor verschillende gemeenten rond de Waddenzee van economisch belang. Hierbij gaat het om een duurzame inpassing van deze visserij in de Waddenzee. Een duurzame manier van vissen zorgt ervoor dat garnalen, mosselen en hun leefmilieus in stand blijven. Het huidige visserijbeleid van de Waddenzee beoogt enerzijds door het reguleren van vormen van visserij en anderzijds door het stimuleren van op verduurzaming gerichte ontwikkelingen, uiteindelijk een duurzame Waddenzeevisserij te realiseren. Van de mossel- en garnalenvisserijsector wordt voor 2020 de benodigde verduurzamingverwacht, via bijvoorbeeld mosselzaadinvanginstallaties (MZI). Bestaand beleid kan ondersteund worden met een programmatische aanpak gericht op innovatie en ondernemerschap in:de visserijsector, bij voorkeur aansluitend op provinciale programma's en programma's van onderzoeksinstituten op het gebied van duurzame visserij. Onder het programma Ontwikkeling duurzame visserij worden projectvoorstellen gehonoreerd die bijdragen aan onderzoek, innovatie, monitoring en ontwikkeling van duurzame visserij in het waddengebied. Het gaat hierbij vooral om pilots die de afname van de druk op de natuur bewerkstelligen en perspectief bieden voor de toekomst van de visserijsector in het waddengebied. Dit betekent naast de kleinschalige visserij, ook de ondersteuning van het transitieproces naar een duurzame garnalenvisserij en mosselvisserij conform de afspraken die recentelijk zijn gemaakt tussen de natuurorganisaties en de mosselsector. De kleinschalige
28
Uitvoeringsplan Waddenfonds 2010 - 2014
visserij in de Waddenzee kenmerkt zich bij uitstek door haar inbedding in de regio en het meebewegen met de natuur. Met name projecten die een regionale inbedding van de visserij in de regio kunnen ondersteunen of een duurzaam alternatief vormen voor de huidige vormen van visserij, verdienen de aandacht van het Waddenfonds. Behoud van de cultuurhistorische identiteit van vissersdorpjes in het waddengebied is een aandachtspunt in dit transitieproces. Uiteindelijk draagt duurzame visserij bij aan de sociale cohesie in het waddengebied.
It
ICOON: AGENDA DUURZAME GARNALENVISSERIJ
LNV is samen met de garnalenvissers aan het kijken hoe zij als sector economisch en ecologisch duurzaam kunnen opereren. Het doel is het.gezamenlijk opstellen van een agenda voor economisch en ecologische duurzame.garnalenvisserij met de sector en de natuurorganisaties voor 2020 en daarna. In deze agendazal onderscheid gemaakt worden tussen afspraken die op de korte termijn (2009-2010) en op de lange termijn (2010-2020) gerealiseerd zullen worden. Bij de verduurzaming van de garnalenvisserij gaat het onder andere om het verminderen van de visserijdruk, het nemen van technische maatregelen om de bijvangsten te reduceren of andere aanpassingen aan schepen en tuigen (bijvoorbeeld de zeeflap). De garnalenvisserij heeft daarin zelf het voortouw genomen door in te zetten op het verkrijgen van het Marine Stewardship Council (MSC) in het project Verduurzaming garnalensector. Dit MSC-label staat voor duurzaam gevangen en verwerkt. De kenniskring Duurzame Garnalenvisserij kijkt daarbij onder andere naar vangstverspreiding en het ontwikkelen van een pulskor om bodemberoering en bijvangst te verminderen.
Doelstelling 2026 De Waddenzee wordt benut voor diverse vormen van duurzame visserij op een dusdanige wijze dat zich een rijke en gevarieerde visstand heeft ontwikkeld en dat de overige (bodem)fauna en (bodem)flora en de landschappelijke kwaliteiten van de Waddenzee hier niet onder lijden. Bodemberoerende mosselvisserij komt niet meer voor en de garnalenvisserij is duurzaam. De unieke cultuurhistorische identiteit van de vissersdorpen in het waddengebied is behouden gebleven.
Subdoelstelling 2014 Er is jn de Waddenzee een transitie ingezet naar een duurzame manier van visserij op een dusdanige wijze dat zich een rijke en gevarieerde visstand heeft ontwikkeld en dat de overige.(bodem)fauna en (bodem)flora en de landschappelijke kwaliteiten van de Waddenzee hier niet onder lijden.
Programma 10
Verduurzaming Waddenhavens
Probleemschets De industrie in het waddengebied is voor een groot deel gekoppeld aan de vier grotere havens: Den Helder, Harlingen, Eemshaven en Delfzijl. Meer dan de helft van de werkgelegenheid in hét waddengebied bevindt zich in deze havensteden. De havens kenmerken zich door een gunstige ligging aan zowel open zee naar Scandinavië, Engeland en Oost-Europa alsook via de binnenwateren naar het binnenland. In de regio Den
Uitvoeringsplan Waddenfonds 2010-2014
29
Helder loopt de werkgelegenheid terug ten gevolge van de inkrimping in de bollensector en de Koninklijke Marine. Afgelopen jaren is fors ingezet op inbreiding in de haven om de operations en maintenance van de offshore olie en gassector te faciliteren. De offshore energysector, met name windenergie, biedt nieuwe kansen voor de toekomst van Den Helder als'energiehaven'. In Harlingen is scheepsbouw een belangrijke activiteit. Langs de Eems liggen de haven- en industriegebieden Eemshaven en Oosterhorn. De Eemshaven ligt aan'diep zeewater'en ontwikkelt zich vooral in de sectoren energie, agro en food en ook als haven voor'shortsea-shipping'. In de Oosterhorn bevindt zich een omvangrijk cluster van chloorgerelateerde en chemische bedrijven op basis van lokale delfstoffen. Een kenmerk van diverse bedrijven in de Oosterhorn is dat zij sterk energie-intensief zijn. In alle havens speelt de economische ontwikkeling een grote rol. In de beleidsbrief'Duurzame Zeehavens' (2009) presenteert het kabinet zijn visie op een duurzame ontwikkeling van de Nededandse zeehavens (waaronder Eemshaven, Delfzijl, Harlingen en Den Helder) en hoe het kabinet deze ontwikkeling wil ondersteunen. Projecten met betrekking tot verduurzaming en/of vergroening van de industrie met een afgeleid effect op de verduurzaming van de havens verdienen eveneens de aandacht. Het programma Verduurzaming Waddenhavens zet in op twee parallelle sporen: enerzijds verduurzaming van de huidige activiteiten in de Waddenhavens, en anderzijds ontwikkelen en aantrekken van meer duurzame goederenstromen en duurzame economische activiteiten. Het betreft hier overigens niet alleen de vier grote havens, maar ook de kleinere visserijhavens worden uitgenodigd te verduurzamen. In het programma wordt ondersteuning.gegeven aan noodzakelijke aanpassingen en het innoveren van haven- en bedrijfsomgeving aan de eisen van nieuwe functies. Ook andere projecten op het gebied van de verduurzaming van de Waddenhavens zijn mogelijk, mits specifiek gebonden aan het waddengebied en een meerwaarde betekend voor landschap, natuur en milieu (incl. energie-efficiency) of het vermindering van bedreigingen.
Doelstelling 2026 De Waddenzeehavens hebben zich in 2026 duurzaam ontwikkeld op een wijze die recht doet aan hun specifieke ligging en mogelijkheden.
Subdoelstelling 2014 De Waddenzeehavens hebben een transitie in gang gezet naar een duurzame ontwikkeling op een wijze die recht doet aan hun specifieke ligging en mogelijkheden.
Programma I I
Duurzame ontwikkeling Recreatie en Toerisme Waddengebied
Probleemschets De Raad voor de Wadden geeft in haar advies aan de Tweede Kamer'Identiteit als troef. Waddenlandschap, vol verrassingen.aan dat vooral het vasteland nog geen sterk toeristisch merk is. Om dit te bevorderen vindt de Raad het van belang om een aantal thematische trekpleisters te ontwikkelen, die zich richten op thema's die in het waddengebied een grote rol spelen, zoals de Afsluitdijk en landaanwinning, energie, klimaatver-
30
UitvoeringsplanWaddenfonds2010-2014
andering, bewoningsgeschiedenis, visserij en natuur. De Raad vindt dat plaatsen als Appingedam, Delfzijl, Dokkum, Harlingen en Franeker beter in de markt gezet moeten worden. Volgens de Raad zijn deze plaatsen uitermate geschikt om de boeiende geschiedenis van het waddengebied zichtbaar en beleefbaar te maken. Het ontbreekt aan een eenduidig marketingconcept om het waddengebied als één gebied te presenteren en zowel toeristen alsookjuist eigen inwoners te informeren over de bijzondere waarden die het waddengebied herbergt. Er is behoefte aan een marketingconcept, dat het gebied - mede in het licht van de status van werelderfgoed - internationaal op de kaart zet. Op trilateraal niveau wordt gewerkt aan een eerste raanriwerk vooreen samenhangende benadering van recreatie en toerisme. Dit kan een'swing'geven aan de uitstraling (branding) en promotie van het waddenkustgebied en katalysator zijn voor.verdere voorzieningen, leefbaarheid en economische vernieuwing en bovendien bijdragen aan de instandhouding van de authentieke waarden van het waddenland. Door versterking van het gastheerschap van organisaties, ondernemers en bewoners kan recreatie en toerisme een impuls krijgen, zonder dat dit ten koste gaat van de unieke natuurwaarden in het gebied. De samenwerkende waddengemeenten hebben onderzoek gedaan naar de spreiding, thema's, structuur en samenwerking van de bezoekerscentra in het waddengebied om te komen tot één ontwikkelingsplan voor de verschillende bestaande én nieuwe centra. Dit ontwikkelingsplan is beschreven in de nota Waddenzee Werelderfgoed. Onder het programma Duurzame ontwikkeling Recreatie en Toerisme Waddengebied worden projectvoorstellen gehonoreerd die bijdragen aan een grotere rol en herkenbaarheid van het waddengebied als recreatiegebied, die het gastheerschap in het waddengebied versterken en de relatie tussen toerisme en recreatie en de unieke waarden van natuur, landschap en erfgoed verankeren. Een samenhangende promotie en marketing, waaronder ook afstemming tussen de waddencentra is daarbij essentieel. Aan het vasteland kan een samenhangend aanbod van recreatieve voorzieningen worden gerealiseerd, met enkele grootschalige thematische trekpleisters en daarbinnen een fijnmazig netwerk van kleinschalige voorzieningen, attracties en accommodaties, die aansluiten bij de identiteit van het gebied en deze waar mogelijk benadrukken.
Doelstelling 2026 In 2026 is er sprake van een waddengebieddekkend netwerk van goed op elkaar afgestemde én aansprekende {inter)nationale toeristisch-recreatieve trekkers (Recreatieve Poorten). Zij zetten het waddengebied op de toeristische kaart en zorgen voor een economische impuls. Daarnaast is er een netwerk aan kleinschalige voorzieningen, attracties en routestructuren ontstaan die de identiteit en beleefb.aarheid van het waddengebied oppoetsen (Recreatieve Parels).
Subdoelstelling 2014 In 20.14 zijn er een of meer Recreatieve Poorten ontwikkeld en diverse Recreatieve Parels gerealiseerd.
Uitvoeringsplan Waddenfonds 2010 - 2014
31
ICOON: POORT N/V\R HET W A D Waddenzeeschool. De vijf waddencentra op de verschillende eilanden hebben gezamenlijk een educatieprogramma ontwikkelt over de wadden. Er is een lespakket ontwikkelt voor scholen en een veldwerkpakket voor praktijklessen op de eilanden. Voor gebruik van het lespakket bieden de centra trainingen aan leraren. Door het overdragen van kennis wordt draagvlak gekregen voor het behoud en de ontwikkeling van het waddengebied en de unieke natuurwaarden van het gebied bij de jeugd.
Programma 12
Verduurzaming vaarrecreatie
Probleemschets Het waddengebied en de Waddenzee zijn een populaire bestemming voor recreatie en toerisme. De Waddenzee is zelfs zo uniek dat Duitsland en Nededand samen het initiatief namen voor de nominatie van de Waddenzee als werelderfgoed bij de UNESCO. Het aantal toeristen dat de schoonheid van het gebied ontdekt,.neemt per Jaar toe. De pleziervaart komt door de verdergaande welvaart voor een groter publiek binnen bereik. Door deze groei neemt ook de belasting van schepen op de Waddenzee toe. Aan de groei van de recreatie in het waddengebied zitten grenzen. In de afgelopen Jaren is onderzoek gedaan naar de effecten van recreatie en menselijke verstoring op soorten en habitats. Dit betreft in de Waddenzee met name onderzoek naar verstoring van verschillende wadvogelsoorten en zeezoogdieren. Het grootste effect van de recreatieve vaart op habitats en soorten is, naast een verhoging van de kans op aanvaringen en de mogelijke extra.effecten van aanwezigheid en geluid, het droogvallen op platen binnen het pkb-gebied. Het gedrag van recreanten op de drooggevallen boot zijn van grote invloed op de mate van verstoring. Het opstellen van integraal beleid aangaande recreatie en toerisme in het waddengebied en op de Waddenzee.is noodzakelijk. Het convenant Vaarrecreatie Waddenzee en het convenant Wadlopen leggen de eerste afspraken tussen terreinbeheerders en gebruikers van het waddengebied vast. Het programma Verduurzaming vaarrecreatie draagt bij aan de verdere uitvoering van deze afspraken waarin de harmonisering van recreatie en natuur is geregeld. Daarbij dient ook te worden gekeken naar de ontwikkeling van toenstische activiteiten in de jacht- en passantenhavens, maar ook naar toeristische activiteiten op het vasteland. Duurzaam (elektrisch) toeristisch vervoer is één van de vele mogelijkheden.
Doelstelling 2026 Er is in 2026 een situatie bereikt van duurzame vaarrecreatie die ecologisch houdbaar, economisch levensvatbaar en sociaal acceptabel Is.
Subdoelstelling 2014 Afname van de belasting van vaarrecreatie op de Waddenzee. Zo is de vaarrecreatie op de Waddenzee gestabiliseerd op het niveau dat past bij de draagkracht van de Waddenzee.
32
Uitvoeringsplan Waddenfonds 201 o-2014
Iconen Het voorbeeld waar ingezet is op de harmonisering van toerisme en recreatie met de natuur is de gerevitaliseerde jachthaven van Vlieland. Door de aanleg van deze Jachthaven is een bijdrage geleverd aan een verbetering van het toeristisch-recreatieve aanbod, zijn tegelijkertijd duurzame energie- en rriilieumaatregelen genomen en is de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit van de oostkant van Vlieland verhoogd.
JL
ICOON: JACHTHAVEN VLIELAND
Recreatie en toerisme vormt de belangrijkste economische factor voor Vlieland. Een belangrijke trekker daarin is het dorp Vlieland, dat prachtig bewaard is gebleven en een vriendelijke en authentieke uitstraling heeft. Tegelijk is geconstateerd dat de relatie tussen het minder fraaie haven(gebied) en het dorp niet optimaal was. Een hennrichting van het havengebied bood de mogelijkheid maatregelen te nemen die zowel de relatie tussen haven en dorp versterken als het aanvaaraanzicht verbeteren. De jachthaven is in oppervlakte vergroot, de verouderde en onveilige ligplaatsen zijn vervangen door ligboxen, ingericht met drijvende steigers met moderne faciliteiten. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de huidige eisen van brandveiligheid en blijft per saldo het aantal ligplaatsen gelijk. Rond de haven zijn wandel- enfietspadenaangelegd. Door dit alles is het voorzieningenniveau fors toegenomen. Bij de aanleg is extra aandacht besteed aan de landschappelijke inpassing. In het plan zijn zoveel mogelijk duurzame bouwmethoden toegepast, zoals zonnepanelen op daken en luifels, duurzaam materiaalgebruik, dag en nacht ventilatie, buitenzonwering en een oriëntering op het westen.
Programma 13
Verduurzaming landbouw
Probleemschets De landbouw is een belangrijke economische drager in het waddengebied. Doorschaalvergroting in de landbouw en verzilting van landbouwgebieden is het soms lastig de economische belangen van de landbouw en de belangen voor natuur, milieu en landschap op elkaar af te stemmen. Landbouw is van groot belang voor de vitaliteit in het waddengebied. Een duurzame landbouw, die economisch levensvatbaar is, maar waarbij de druk op natuur, milieu en landschap wordt teruggedrongen, is gewenst. Een transitie naar een klimaatbestendige, schone en zuinige landen tuinbouw is gewenst. Om te achterhalen hoe duurzaam produceren met duurzaam renderen te combineren is en daar ervaring mee op te doen, zijn onderzoeken en pilots nodig. Onder het programma Verduurzaming landbouw worden projectvoorstellen gehonoreerd die bijdragen aan een economisch levensvatbare landbouw die de drukvan de landbouw op natuur en landschap verminderen, bijvoorbeeld door de ontwikkeling van aangepaste productiewijzen.
Uitvoeringsplan Waddenfonds 2010 - 2014
33
V
Doelstelling 2026 In 2026 is er een economisch levensvatbare landbouwsector in het waddengebied die volledig is afgestemd op de unieke natuurlijke en landschappelijke kwaliteiten van het waddengebied.
Subdoelstelling 2014 In 2014 zijn er enkele succesvolle pilot-projecten op het gebied van duurzame landbouw (duurzaam produceren combineren met duurzaam renderen) afgerond.
34
Uitvoeringsplan Waddenfonds 2010-2014