Financiële situatie Wsw Rotterdam Van bak naar baan Eindrapport
Een onderzoek in opdracht van de Gemeente Rotterdam dr. N.E. Stroeker drs. M. Engelen Projectnummer: B3510 Zoetermeer, 6 augustus 2009
De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij Research voor Beleid. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldigen en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van Research voor Beleid. Research voor Beleid aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.
2
Voorwoord Sinds 2003 is in Rotterdam discussie gaande over de benodigde omvang van de gemeentelijke bijdrage aan het Sw bedrijf. De gemeente Rotterdam wil niet meer bijdragen aan de Wsw dan andere gemeenten in Nederland gemiddeld bijdragen aan de Wsw. Daarom heeft de gemeente Rotterdam onderzoek laten uitvoeren naar de vraag waarom de uitvoering in Rotterdam duur is. De gemeente heeft Research voor Beleid een nadere analyse laten doen van de kostenontwikkeling om zo de bedrijfsvoering Wsw mogelijk kostenefficiënter te maken. Dit rapport beschrijft de resultaten van het onderzoek naar de financiële situatie van de uitvoering van de Wsw in de gemeente Rotterdam. Onze hartelijke dank gaat uit naar de contactpersonen van de verschillende diensten van de gemeente Rotterdam die mee hebben gewerkt aan het onderzoek door het geven van een interview of en van gegevens. Ook willen wij de contactpersonen van de gemeenten Amsterdam, Den Haag en Helmond hartelijk bedanken voor hun medewerking.
Natasha Stroeker Mirjam Engelen
3
4
Inhoudsopgave
1
2
3
4
Inleiding
7
1.1
Introductie: de Wet sociale werkvoorziening
7
1.2
Korte beschrijving uitvoering Wsw Rotterdam
8
1.3
Doel van het onderzoek
11
1.4
Aanpak onderzoek
11
1.5
Uitvoering van het onderzoek
12
1.6
Recente ontwikkelingen in Rotterdam
14
1.7
Leeswijzer
15
Financiële situatie Wsw Rotterdam
17
2.1
Inleiding
17
2.2
Algemene financiële situatie Wsw
17
2.3
Overhead uitvoerders Wsw
20
2.4
Financiële situatie naar uitvoerder op hoofdlijnen
22
2.5
Financiële situatie Roteb
28
2.6
Financiële situatie D&BW
32
2.7
Financiële situatie Stadstoezicht
37
2.8
Financiële situatie RWI (en FBW)
38
2.9
Conclusies en aanbevelingen uitvoerders
40
Financiële benchmark Wsw
43
3.1
Inleiding
43
3.2
Financiële benchmark op hoofdlijnen
43
3.3
Casus 1: Haeghe groep
45
3.4
Casus 2: Pantar Amsterdam
48
3.5
Casus 3: Atlant groep Helmond
51
Conclusies en aanbevelingen
55
4.1
Doel en beantwoording onderzoeksvragen
55
4.2
Conclusies
56
4.3
Aanbevelingen
57
4.4
Tot slot
58
Bijlage 1
Gebruikte documenten
61
Bijlage 2
Geïnterviewde personen
63
5
6
1
Inleiding
1.1
Introductie: de Wet sociale werkvoorziening
In 1969 is de Wet Sociale Werkvoorziening ingevoerd. Het doel van de wet is zoveel mogelijk personen, die door een handicap niet in staat zijn onder normale omstandigheden te werken, aangepaste arbeid in een zo regulier mogelijke omgeving te bieden. Sindsdien zijn er verschillende veranderingen geweest in deze wet, met name op het gebied van de financiering. Vanwege de toekomende kosten van de Wet Sociale Werkvoorziening is in 1989 een budgetfinanciering ingevoerd. Ieder Sw-bedrijf kreeg een jaarlijkse taakstelling in termen van aantallen arbeidsplaatsen van 36 uur. Hiermee is er een eind gekomen aan de open eind financiering, en is druk ontstaan op de exploitatie van Sw-organisaties. In 1998 is een nieuwe Wet sociale werkvoorziening (Wsw) in werking getreden. Het doel van deze wet is de stijging van de wachtlijsten een halt toe te roepen, meer nadruk te leggen op de arbeidsontwikkeling en de regie van gemeenten te bevorderen. Omdat de sector een eigen CAO krijgt vermindert de grip van Sw-bedrijven op de loonkosten van een Wswer. Verder is de subsidie vanuit het Rijk, die bepaald wordt op basis van de taakstelling, niet beïnvloedbaar. Na enkele jaren bleek dat de wet van 1998 niet voor een toename van het aantal Wsw-ers in reguliere werkomgeving zorgde en ook niet voor een grotere regie van gemeenten. In 2001 wordt daarom besloten tot een nieuwe ronde in de modernisering van de Wsw. Dit resulteert uiteindelijk in de volgende veranderingen: Per januari 2005 indicatie van Wsw-ers door het CWI (nu UWV WERKbedrijf). Invoering van de nieuwe Wsw per 2008. Een veelgehoord geluid uit de Sw-sector in relatie tot de financiële houdbaarheid van de Wsw is dat het steeds moeilijker wordt om werkzaamheden voor Wsw-werknemers aan te bieden die binnen de Wsw kostendekkend zijn. Uit onderzoek van 20071 blijkt dat ongeveer de helft van de Sw-bedrijven zonder gemeentelijke bijdrage bovenop de subsidiëring van het Rijk verlies zou maken. Met ingang van 1 januari 2008 is de Wet op de sociale werkvoorziening (Wsw) opnieuw gewijzigd. Sinds dat moment gaat de rijkssubsidie voor de sociale werkvoorziening niet langer naar het uitvoeringsbedrijf of naar de gemeente waar men werkzaam is, maar naar de gemeente waar de Sw-medewerker woont.
1
Blank, J., Koor, P., Desczka, S. en B. van Hulst, De financiële situatie van de Sociale Werkvoorziening in beeld (2007).
7
1.2
Korte beschrijving uitvoering Wsw Rotterdam
Inleiding Alle gemeenten in Nederland hebben een taak wanneer het gaat om de uitvoering van de Wsw, dit geldt ook voor de gemeente Rotterdam. De uitvoering van de Wsw vindt in de meeste gemeenten plaats door één Sw-bedrijf dat werkt voor een aantal gemeenten, of door een Sw-bedrijf dat werkt voor één gemeente (dat kan ook in de vorm van een geprivatiseerd onderdeel van de gemeente). In Rotterdam werkt het iets anders. De gemeente Rotterdam heeft de uitvoering van de Wsw ondergebracht bij drie gemeentelijke diensten onder regie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Regie Werk en Inkomen. De drie gemeentelijke diensten die het betreft zijn SoZaWe zelf, Roteb en Stadstoezicht. Drie vormen van arbeid binnen de Wsw zijn: Dienstbetrekkingen ofwel beschut werken plekken: beschutte arbeid in een dienstbetrekking bij de gemeente (werkgever is het Sw-bedrijf) ook wel: werken op locatie (wol). Detacheringen: detachering vanuit een dienstbetrekking bij de gemeente (werkgever is het Sw-bedrijf). In de volgende hoofdstukken wordt hierbij een onderscheid gemaakt in groepsdetacheringen en individuele detacheringen. Begeleid Werken: begeleid werken in een arbeidsovereenkomst met een reguliere werkgever. Beschut werken plekken komen zowel bij Roteb als Stadstoezicht voor. Detacheringen komen voor bij Roteb en D&BW (afdeling van de dienst SoZaWe) en Begeleid Werken komt alleen bij D&BW (SoZaWe) voor. De drie uitvoerende diensten maken alleen financiële afspraken met de Bestuursdienst over de te realiseren aantallen. Bij voorkeur mag er geen overrealisatie plaatsvinden aangezien er geen financiering plaatsvindt voor overrealisatie. De taakstelling in 2007 in SE was voor Rotterdam 2.513. De realisatie is hoger uitgevallen, namelijk 2.541. Voor 2008 geldt dat ondanks de dreigende onderrealisatie er uiteindelijk 7 SE ‘te veel’ is gerealiseerd. In totaliteit kost de uitvoering van de sociale werkvoorziening per jaar in Rotterdam ongeveer 90 miljoen euro1. Deze kosten worden gefinancierd door: Een bijdrage van het Rijk (de Rijksbijdrage): 25.000 euro voor een matig arbeidsgehandicapte Wsw geïndiceerde en 31.000 euro voor een ernstig gehandicapte Wsw geïndiceerde 2. Een bijdrage van de gemeente Rotterdam (de gemeentelijke bijdrage): per jaar is dit in de periode 2005 – 2008 maximaal 18,2 miljoen euro, dus gemiddeld tussen de 4 en 5 miljoen euro. Het genereren van omzet uit bedrijfsactiviteiten.
1
2
Bron: agendapost voor de vergadering van het college van BenW van Rotterdam, dinsdag 31 januari 2006, p. 19. In werkelijkheid zijn de kosten in 2007 ongeveer 98 miljoen euro (zie tabel 2.3). Volgens Cedris cijfers (bron: Branchebeeld Cedris 2008. Wij maken er werk van. Jaarcijfers, pagina 26) is de hoogte van de rijkssubsidie per Wsw gesubsidieerde voltijdsbaan in 2007/2008 26.070 euro.
8
Historie Wsw Rotterdam De Wsw werd tot 2003 uitgevoerd door de dienst Multibedrijven. Grote problemen bij Multibedrijven 1 in die tijd hebben ervoor gezorgd dat het college van B&W heeft besloten om de beleidsregie en de uitvoering binnen de Wsw van elkaar te scheiden. De regietaken werden ondergebracht bij SoZaWe (RWI). Begeleiding van detacheringen en begeleid werken werd overgedragen aan Werkstad en in 2005 ondergebracht bij de afdeling Detacheren en Begeleid Werken (D&BW) van SoZaWe. Eén van de belangrijkste opdrachten aan Roteb, SoZaWe en Stadstoezicht was om te komen tot een onderbouwde opzet voor het realiseren van een gefaseerde afbouw van de jaarlijkse gemeentelijke bijdrage aan de uitvoering van de Wsw2. Uiteindelijk moet deze afgebouwd worden tot de landelijk gemiddelde bijdrage per SE. In 2007 lag deze landelijke gemiddelde bijdrage op ongeveer 1.000 euro3 per SE of arbeidsplaats. Figuur 1.1
Organigram uitvoering Wsw Rotterdam
Het Rijk (SZW)
SoZaWe R’dam: RWI / FBW
Uitvoerder Roteb
Uitvoerder Stadstoezicht
SoZaWe R’dam: D&BW (voorheen Werkstad)
Uitvoerders Wsw Zoals figuur 1.1 al laat zien, zijn er drie uitvoerders van de Wsw in Rotterdam, namelijk Roteb, Stadstoezicht en D&BW. RWI (onderdeel van SoZaWe) is regievoerder en FBW (ook onderdeel van SoZaWe) voert wachtlijstbeheer uit en verzorgt de verantwoording naar het Rijk. Roteb en Stadstoezicht hebben in de strikte zin van de definitie alleen Beschut Werken plekken, echter in de praktijk is er bij Roteb ook sprake van groepsdetacheringen. D&BW heeft zowel individuele detacheringen als Begeleid Werken plekken. Tabel 1.1 laat het aantal SE per uitvoerder zien en de verdeling over de verschillende werksoorten binnen de Wsw. Tabel 1.1
Aantal SE Wsw Rotterdam (2007)
Aantal SE 2007
Roteb
Stadstoezicht
D&BW
Beschut Werken
1.401
103
-
1.504 (59%)
Groepsdetacheringen
661
Onbekend
-
661 (26%)
Individuele detacheringen
-
-
293
293 (12%)
Begeleid Werken
-
-
83
2.062
103
376
Totaal
1 2 3
Totaal
83 ( 3%) 2.541
Zie p. 6 Rapport Berenschot (2008). Zie p. 7 en 8 Rapport Berenschot (2008). Uit de POR (= Publiek Overzicht resultaten) Wsw blijkt dat de gemiddelde gemeentelijke bijdrage in 2006 982 euro per arbeidsplaats bedroeg. Na 2006 zijn deze gegevens niet meer via de POR Wsw beschikbaar.
9
Bij Roteb zijn er de volgende werkbedrijven voor Wsw-ers: Ultimade (238 SE): 2 PMC’s namelijk Metaal en Electra Montaz (385 SE): 3 PMC’s namelijk Fietsen, Bad & Douche en Caravan (assemblage) Impact (732 SE): 10 PMC’s zoals verpakken, eenvoudige assemblage, mail, post en transport (Post en transport, Werkunits, Mail Z1, Verpakken Z5, Verpakken N4, Verpakken N2, Verpakken N5, Vensterdeco N3, Eenv N1 en Eenv Ass. Z2) Multigroen (513 SE): 8 PMC’s zoals verkeersregistratie, kwekerij (teelt en RIO), loonbedrijf, bloemisterij, hoveniers, detachering en vervoer (ZCN) Bouw & Clean (onderdeel van Service) (139 SE): 3 PMC’s, namelijk Clean, Detacheringen en Bouw Sw-overig (55 SE): dit is een groep Sw-ers die werkzaam is bij overige bedrijfsonderdelen van Roteb. Tabel 1.2
Verdeling Wsw-ers Roteb over werksoorten
Wsw Roteb
Beschut
(groeps)detacheringen
Totaal
Ultimade
238
-
238
Montaz
385
-
385
Impact 1
591
141
732
Multigroen
172
341
513
-
139
139
Bouw & Clean Sw-overig Totaal
14
41
55
1.401
661
2.062
Als ‘niet beschut’ werkplekken ofwel (groeps)detacheringen beschouwt Roteb de PMC’s die niet op een Roteb locatie werken via (groeps)detachering en de Wsw-ers die bij de staf werkzaam zijn en in een ‘normale’ werksituatie zitten. De 103 SE Wsw-ers bij Stadstoezicht werken allen in de beveiliging en toezicht. Dit aantal wordt steeds lager omdat er na 1996 geen instroom meer heeft plaatsgevonden. Er is nauwelijks uitstroom, alleen door natuurlijk verloop (overlijden of pensionering). Dit proces duurt ongeveer tot 2023, dan zal de laatste Wsw-er uitstromen. Daarmee vindt Stadstoezicht zich binnen de uitvoering van de Wsw in een uitzonderlijke positie. Het gaat hier om Wsw-plekken, die zoals later zal blijken (zie paragraaf 2.7), relatief duur zijn. Geconcludeerd kan in ieder geval worden dat er sprake is van een ‘sterfhuisconstructie’ van Stadstoezicht wat betreft de Wsw. De afdeling Detacheren en Begeleid Werken (D&BW, is een afdeling van de dienst SoZaWe) plaatst Wsw-ers op detacheringsplekken (293 SE) of Begeleid Werken plekken (83 SE) in Rotterdam en omgeving. Zij hebben in de afgelopen jaren redelijk wat veranderingen achter de rug, van Multibedrijven via Werkstad naar D&BW. D&BW heeft het moeilijk gehad met de in 2005 tot 2008 opgelegde taakstelling van 500 BW plekken. Er is nauwelijks nieuwe instroom voor detacheringen, de enige instroom is op het moment herindicatie. Er vindt nauwelijks of geen doorstroom plaats vanuit de werkbedrijven Roteb en Stadstoezicht naar D&BW.
1
Werkunits, die medio 2007 zijn overgegaan van Impact naar Multigroen, staan in dit overzicht nog onder Impact.
10
1.3
Doel van het onderzoek
Sinds 2003 is er in Rotterdam discussie gaande over de benodigde omvang van de gemeentelijke bijdrage aan het Sw bedrijf. De gemeentelijke bijdrage aan de Wsw uitvoering is voor de gemeente Rotterdam de afgelopen jaren hoger dan het landelijke gemiddelde. Voor Rotterdam is daarom nu een moment aangebroken dat er behoefte is aan onderzoek. De belangrijkste vraag daarbij is: ‘Is de uitvoering van de Wsw in Rotterdam inderdaad zo duur?’. De gemeente wil een nadere analyse van de kostenontwikkeling om zo de bedrijfsvoering Wsw mogelijk kostenefficiënter te maken. De gemeente Rotterdam heeft aan Research voor Beleid gevraagd onderzoek te doen naar de kosten van de uitvoering van de Wsw in Rotterdam1. Doel van het onderzoek is het geven van een antwoord op de vraag: is de uitvoering van de Wsw in Rotterdam duur en zo ja, waardoor wordt dit veroorzaakt? Daartoe wil de gemeente inzicht in de volgende zaken: 1 Inzicht in de toerekening van overheadkosten aan de Wsw. 2 Inzicht in de loonkosten van de Wsw-medewerkers. 3 Inzicht in de huisvestingskosten. 4 Inzicht in de opbrengsten van de werksoorten. 5 Invloed van de organisatievorm op kosten. 6 Inzicht in het aantal medewerkers in een BW, indiv. detachering, groepsdetachering of binnen de werkbedrijven werkzaam. 7 Inzicht in productiviteit, leegloop en ziekteverzuim. 8 Inzicht in de wijze waarop kosten en opbrengsten van langsstromers/overige doelgroepers zijn verwerkt. Verder wil de gemeente graag benchmarken met naar omvang vergelijkbare bedrijven en met beter presterende bedrijven.
1.4
Aanpak onderzoek
Het onderzoek heeft bestaan uit twee onderdelen. Aan de ene kant ging het om een financieel onderzoek bij de drie uitvoerders van de Wsw in Rotterdam. Aan de andere kant is er een benchmark uitgevoerd met drie Wsw uitvoerders buiten Rotterdam. Hieronder beschrijven we beide onderzoeksonderdelen.
1.4.1
F i n a n c i e e l o n d e r z oek Ro tte r d a m
Het financieel onderzoek in de gemeente Rotterdam bestond uit een aantal onderdelen. Gestart is met het bestuderen van een groot aantal schriftelijke stukken. Deze zijn weergegeven in bijlage 1. Daarna zijn interviews uitgevoerd met beleidsmedewerkers en medewerkers van de financiële afdelingen, zie voor een lijst met gesprekspartners bijlage 2.
1
Zie memo d.d. 9 juli 2008 met daarin de kaders voor de benchmark opgesteld door Ton de Regt (SoZaWe, RWI, gemeente Rotterdam).
11
Ten slotte is een financiële analyse uitgevoerd aan de hand van financiële gegevens van de diverse uitvoerders in Rotterdam. Hierbij zijn waar mogelijk (zie verder paragraaf 1.5) berekeningen gedaan van kostprijzen, financiële kengetallen etc.
1.4.2
Benchmark andere gemeenten
Na de eerste analyse van de Rotterdamse situatie is onderzoek gedaan bij drie andere gemeenten naar de uitvoering van de Wsw. De drie gemeenten die gekozen zijn, zijn Amsterdam en Den Haag (vanwege vergelijkbare grootstedelijke problematiek) en Helmond (vanwege de relatief goede resultaten die deze gemeente haalt). Ook bij deze drie uitvoerders zijn stukken opgevraagd, zijn interviews gehouden en is een beperkte analyse gedaan van financiële gegevens. Voor beide onderdelen van het onderzoek is het jaar 2007 als uitgangspunt genomen. Voor dit jaar waren ten tijde van het onderzoek (voornamelijk het najaar van 2008) de beste gegevens voor handen.
1.5
Uitvoering van het onderzoek
Bij de start van het onderzoek in oktober 2008 zijn er gesprekken geweest met alle partijen die betrokken zijn bij de uitvoering van de Wsw in Rotterdam (zie bijlage 2). Dit betekent dus dat er gesprekken zijn gehouden met Roteb, Stadstoezicht, D&BW, RWI en de bestuursdienst. Van Roteb is zeer uitgebreide informatie ontvangen, zowel op geaggregeerd niveau als op het niveau van de afzonderlijke werkbedrijven en PMC’s. Tevens is deze informatie meerdere malen, zowel in persoonlijk overleg als telefonisch toegelicht. Ook van RWI / FBW zijn uitgebreide financiële gegevens opgeleverd en toegelicht. In het gesprek met Stadstoezicht kwam naar voren dat er gewerkt werkt aan een transparante toerekening van de indirecte kosten aan de Wsw, maar dat dit op het moment nog niet voorhanden was. Voor verder inzicht in de kosten van Stadstoezicht aan de Wsw in 2007 werd op dat moment verwezen naar RWI. RWI kon echter geen gegevens opleveren van Stadstoezicht. Daarom is in december 2008 wederom een gesprek gevoerd met Stadstoezicht om verder toe te lichten welke financiële informatie gewenst was. Begin februari 2009 is deze informatie opgeleverd, volgens afspraak voor het jaar 2008 1, omdat het veel lastiger zou zijn om dit voor het jaar 2007 te doen vanwege een verandering in het systeem. In april 2009 zijn aanvullende vragen gesteld omtrent overhead, aantal fte staf die vervolgens beantwoord zijn.
1
De verdiepende cijfers van Stadstoezicht betreffen 2008. Echter, omdat de situatie van Stadstoezicht vrijwel elk jaar hetzelfde is, omdat het aantal WSW-ers vrij stabiel is, zal dit niet heel veel verschil maken. Voor de andere uitvoerders is het jaar 2007 het uitgangsjaar voor de financiële situatie van de WSW in Rotterdam.
12
Voor D&BW geldt dat de baten en lasten voor Wsw-ers en Wiw-ers gezamenlijk in kaart gebracht worden. Voor de toerekening van loonkosten vindt er een procentuele verdeling plaats op basis van het aantal consulenten dat werkt voor de Wsw versus Wiw. Na afloop van het gesprek met D&BW zijn diverse kwartaalrapportages van D&BW van 2007 en 2008 toegestuurd. Aangezien deze informatie veelal financiële informatie op een hoog aggregatieniveau bevat en soms een integratie van cijfers over de Wsw en Wiw, hebben de onderzoekers contact gezocht met RWI om verdiepende informatie op te leveren van D&BW voor het jaar 2007. Gezien het feit dat D&BW ook een afdeling is van de dienst SoZaWe net als RWI is deze informatie bij RWI voorhanden en opgeleverd aan de onderzoekers. Op basis van deze informatie zijn enkele vragen gerezen die wederom zijn voorgelegd aan D&BW. Deze vragen hebben betrekking op een verdeelsleutel om de uitvoeringskosten toe te kunnen rekenen aan enerzijds detacheringen en anderzijds begeleid werken plekken. Ook is toen gevraagd naar mogelijke verklaringen voor het verlies van D&BW, de hoogte van loonkostensubsidies, de onderdelen van overhead en het aantal fte staf dat toegerekend kan worden aan de Wsw. Deze vragen zijn ten dele beantwoord en ten dele niet. Als verklaring voor het niet kunnen beantwoorden van enkele vragen wordt aangegeven dat managementinformatie van voor 1 januari 2008 niet voorhanden is vanwege het overgaan op een nieuw systeem. Op basis van de informatie die t/m februari 2009 is opgeleverd is getracht de lasten en baten van de Wsw in 2007 voor de verschillende uitvoerders op een rijtje te zetten. Aangezien de cijfers van RWI/FBW, D&BW en Stadstoezicht volgens ongeveer dezelfde grootboekrekeningen en indelingen is opgeleverd, is deze indeling als uitgangspunt genomen. De originele indeling van baten en lasten van de Roteb, die op zich zeer inzichtelijk en duidelijk is, is op verzoek van de onderzoekers omgezet naar bovenstaande indeling in een poging om enkele posten op totaalniveau van de Wsw inzichtelijk en vergelijkbaar te krijgen. Kortom, de problemen die wij tegen zijn gekomen bij onze pogingen om de financiële cijfers van de Wsw voor 2007 in kaart te brengen zijn de volgende: Algemeen: het aanleveren van aparte cijfers aangaande de Wsw was voor sommige uitvoerders lastig te realiseren, kostte dan ook de nodige tijd en moeite en heeft uiteindelijk niet het gewenste resultaat opgeleverd. De eerste gespreksronde met de uitvoerders leverde bij enkele uitvoerders (m.n. Stadstoezicht en D&BW) in eerste instantie nog weinig bruikbare financiële informatie op. Wel bleek daaruit dat er nog weinig inzicht bestond in de lasten en baten van de Wsw, maar dat men wel midden in het proces leek te zitten om dit aan te pakken en de lasten en baten inzichtelijk te maken. Er werd verwezen naar met name RWI die als centrale partij cijfers zou kunnen opleveren. Uit de moeite die het sommige uitvoerders kostte om ook maar enige geïsoleerde financiële informatie op te leveren over de Wsw kan opgemaakt worden dat dit bij enkele uitvoerders niet structureel bijgehouden en in kaart gebracht wordt, laat staan dat er gestuurd wordt op de baten en lasten van de Wsw. Ook het bestuderen van toegezonden informatie bood niet altijd de nodige duidelijkheid. Vaak was financiële informatie voorhanden op een hoog aggregatieniveau, waardoor onderlinge vergelijking tussen uitvoerders lastig werd. Ook werd er geconstateerd dat er niet altijd 100% aansluiting is tussen de financiële informatie die door de uitvoerders wordt opgeleverd en de informatie (over dezelfde partij) die vanuit RWI afkomstig is. Verschillende pogingen om dit wel op één lijn te krijgen, leverden niet altijd resultaat op. Dit kostte in verhouding tot wat het heeft opgeleverd erg veel tijd en inspanning.
13
Het verzoek om verdere verdieping van de gegevens richting de uitvoerders heeft wel enige aanvullende informatie opgeleverd. Echter, de praktijk laat zien dat nog steeds een vergelijking op financiële posten tussen de diverse uitvoerders erg lastig is. Op het moment dat de naam van een financiële post hetzelfde is, is dat nog geen garantie dat onderlinge vergelijking echt mogelijk is. Immers, deze zelfde post kan bij verschillende uitvoerders andere deelposten bevatten. Een belangrijke conclusie van de onderzoekers is dat er niet wordt gestuurd op een uniforme wijze van registratie van financiële informatie aangaande de Wsw. Wij kwamen tegen dat er een eigen wijze van het bijhouden van financiële informatie wordt gehanteerd, dat er andere financiële posten zijn en andere subposten behorend tot een hoofdcategorie. Tot slot zijn er ook andere definities van begrippen zoals overhead e.d. Iedere uitvoerder heeft zijn eigen autonomie en bedrijfsvoering en er is geen overkoepelende partij, die de regie voert over deze financiële verantwoording: RWI coördineert alleen. De hiervoor geschetste problemen bij het verkrijgen van de juiste financiële informatie over de uitvoering van de Wsw in 2007 hebben het onderzoek behoorlijk bemoeilijkt en ervoor gezorgd dat het erg veel tijd en inspanning heeft gekost om überhaupt iets te kunnen zeggen over de financiële situatie van de Wsw in Rotterdam. Wij hebben dit toch getracht te doen in de volgende hoofdstukken. Een aantal zaken is echter onvoldoende inzichtelijk geworden om daarover uitspraken te kunnen doen. Hierbij moet gedacht worden aan het berekenen van kostprijzen voor de verschillende werksoorten, namelijk beschut werken, groepsdetacheringen, detacheringen en begeleid werken. Maar ook de overhead was lastig en niet voor alle partijen in kaart te brengen. Ook de huisvestingskosten blijken in de praktijk lastig te vergelijken. Tevens geldt voor het benchmark gedeelte van de Wsw dat we een kwalitatieve aanpak hebben gekozen en niet vanuit een vergelijking van de financiële gegevens hebben verdiept en ingezoomd. De verklaring hiervoor is tweeledig. Allereerst is in de offertefase reeds aangegeven dat het wellicht lastig zou worden om financieel diep te gaan vanwege de ter beschikkingstelling van informatie door de benchmarkgemeenten die wellicht niet zo makkelijk zou gaan en de onderlinge onvergelijkbaarheid van cijfermateriaal. De tweede reden is dat de financiële informatie van de gemeente Rotterdam over de uitvoering van de Wsw niet toereikend was voor een diepgaande financiële benchmark.
1.6
Recente ontwikkelingen in Rotterdam
Ten tijde van de uitvoering van het onderhavige onderzoek verscheen het onderzoek naar de uitvoering van de Wsw in Rotterdam, uitgevoerd door Berenschot1. Berenschot concludeerde dat de gemeente Rotterdam het op sociaal terrein in relatie tot landelijke Swparameters beter doet dan gemiddeld. Verder zet het rapport vraagtekens bij het eenzijdig inzetten op de realisatie van 500 BW banen. Tenslotte raadde het rapport aan D&BW en Roteb te integreren.
1
Berenschot (2008). Onderzoek naar de uitvoering van de Wsw in Rotterdam. Bevindingen en advies. Jeroen Gelevert en Nicolette Oud.
14
Eind 2008 is het nieuwe Beleidskader van de Gemeente Rotterdam over de Wsw verschenen1. Daaruit wordt duidelijk dat de huidige werkwijze en structuur nog dichter kunnen aansluiten op de doelstellingen van de Wsw ‘Arbeidsontwikkeling’ en ‘plaatsen zo dicht mogelijk bij regulier’. De gemeente is van plan te gaan werken met een nieuwe rolverdeling tussen de betrokken diensten. De werkzaamheden die gerelateerd zijn aan de trajectcoördinatie van de gehele Wsw doelgroep worden zo veel mogelijk bij Roteb geconcentreerd, D&BW zal geen aparte dienst meer zijn. SoZaWe blijft de beleidsregie en -ontwikkeling houden op de Wsw, blijft budgethouder van de Wsw middelen en voert het wachtlijstbeheer uit. De samenwerking tussen Roteb en SoZaWe voor wat betreft trajectcoördinatie (Roteb) en klantregie (SoZaWe) dient nader te worden uitgewerkt. Naar verwachting zullen structuurwijzigingen rond 2010 in werking treden. Stadstoezicht blijft beveiligings- en bewakingstaken verrichten, ook bij Stadstoezicht wordt gekeken naar het zo regulier mogelijk maken van huidige Wsw dienstverbanden.
1.7
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 gaan wij nader in op de financiële situatie van de Wsw in Rotterdam. Hierbij wordt zowel naar de algemene financiële situatie gekeken als naar de financiële situatie per uitvoerder van de Wsw. In hoofdstuk 3 komen de uitkomsten van de benchmark onder drie andere gemeenten aan bod, namelijk Amsterdam, Den Haag en Helmond. Het laatste hoofdstuk besluit met de beantwoording van de onderzoeksvragen, conclusies en aanbevelingen.
1
Maatwerk en dynamiek aan de onderkant van de arbeidsmarkt. De Wsw in het perspectief van de ontwikkelingen aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Beleidskader gemeente Rotterdam, december 2008.
15
16
2
Financiële situatie Wsw Rotterdam
2.1
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt de financiële situatie van de betrokken uitvoerende partijen geschetst. De bevindingen uit dit hoofdstuk zijn gebaseerd op interviews binnen de gemeente Rotterdam en de financiële documenten die zijn aangereikt door de betrokken partijen en uitvoerders van de Wsw (zie bijlage 1).
2.2
Algemene financiële situatie Wsw
In tabel 2.1 presenteren wij de financiële situatie van de Wsw in Rotterdam op hoofdlijnen voor het jaar 2007. Onder de tabel volgt de toelichting. Tabel 2.1
Financiële situatie op hoofdlijnen
Financiën Wsw Rotterdam
Roteb
2007
Stads-
DenBW
toezicht
RWI /
Totaal
FBW
Verdeling Rijksmiddelen (volgens subsidiedifferentiatie)
50.915.456
2.853.462
7.548.205
1.497.144
83.905
221.951
1.000.000
62.317.123
Verdeling gemeentelijke bijdrage (volgens subsidiedifferentiatie) Amendement Verburg / Bussemaker
1.803.000 699.424
699.424
Subsidie niet benutte middelen na toepassing garantiefonds Subsidie arbeidskosten 2007
30.775 1.295.919
Gemeentelijke bijdrage
2.483.000
Overdracht aan Roteb
1.024.000
Inboeken maatregel
72.627
192.120
30.775 1.560.666 2.483.000
-1.024.000 -136.000
Mutatie eerste kwartaal Extra gemeentelijke middelen tekort
0 136.000
0
78.000
78.000
1.000.000
1.000.000
Extra gemeentelijk voor aanpak wachtlijst
300.000
300.000
2.166.199
70.271.988
57.215.519
2.873.994
8.016.276
50.915.455
2.853.463
7.548.205
61.317.123
2.062
103
376
2.541
123
138
100
Verdeling Rijk vlgs subsidiedifferentiatie gemiddelde SE's in 2007 subsidiedifferentiatie Rijk en stukje gemeente
25.418
28.518
20.665
Alleen Rijk
24.692
27.704
20.075
25.337
17
Rijksbijdrage In tabel 2.1 staan alle financieringsmiddelen voor de Wsw in 2007 op een rijtje. De belangrijkste financieringsbron is de Rijksbijdrage. In totaal betreft dit een bedrag van 62,3 miljoen euro. Een miljoen euro daarvan is gereserveerd voor de regievoerder RWI (= Regie Werk en Inkomen) en de afdeling FBW (= Financieel Beheer Werkgelegenheid), waardoor er 61,3 miljoen overblijft voor verdeling over de drie uitvoerders van de Wsw. Deze verdeling vindt plaats aan de hand van de subsidiedifferentiatie. Subsidiedifferentiatie Met ingang van 2005 is de subsidiedifferentiatie1 in het leven geroepen op basis van het uitgangspunt dat er verschillende kostenplaatjes hangen aan een Wsw-er bij Stadstoezicht, Roteb en D&BW. Deze is tot stand gekomen na uitgebreid overleg tussen RWI en alle uitvoerders en de hoogte daarvan is uiteindelijk vastgesteld in het Sw-beraad. De achtergrond van deze subsidiedifferentiatie is dat er sprake is van verschillende werksoorten (zie tabel 1.1) bij verschillende uitvoerders en verschillende achtergronden en situaties2 waardoor een Wsw-er van Stadstoezicht gemiddeld duurder is dan een gemiddelde Wsw-ers bij Roteb, die weer duurder is dan een gemiddelde Wsw-er van D&BW. De subsidiedifferentiatie is dan ook 138 voor een Wsw-er van Stadstoezicht, 123 voor een Wsw-er van Roteb en 100 voor een Wsw-er van D&BW. Op basis van deze subsidiedifferentiatie wordt de rijkssubsidie toegerekend aan de diverse uitvoerders. Bij deze berekening is geen rekening gehouden met het aantal ernstige gevallen (1,25 gevallen), maar is verdeeld conform de in het protocol vastgelegde afspraken. Gemiddeld krijgt een uitvoerder ruim 25.000 euro per Wsw-er. Echter, voor de verschillende uitvoerders in Rotterdam is dit bedrag anders, namelijk Stadstoezicht krijgt een bedrag van 27.704 euro per Wsw-er, Roteb 24.692 euro en D&BW 20.075 euro. Het actualiseren van de subsidiedifferentiatie kan overwogen worden gezien de veranderingen in werksoorten die zich in de afgelopen jaren hebben voorgedaan (verschuivingen van beschut werken naar groepdetacheringen bijvoorbeeld wat betreft aantallen: er werken nu grotere aantallen in groepsdetacheringen bij Roteb dan voorheen). Zie verder paragraaf 4.2 Conclusies. Gemeentelijke bijdrage De gemeentelijke bijdrage voor het jaar 2007 is na afronding van het jaar en verrekening van tekorten voor Rotterdam ruim 6 miljoen euro. Deze is als volgt opgebouwd: Tabel 2.2
Gemeentelijke bijdrage Wsw Rotterdam in 2007
Verdeling gemeentelijke bijdrage (volgens subsidiedifferentiatie)
1.803.000
Gemeentelijke bijdrage
2.483.000
Extra gemeentelijke middelen tekort
970.000
Extra gemeentelijke middelen voor aanpak wachtlijst
300.000
Overdracht aan Roteb vanuit Bestuursdienst Rotterdam Totale gemeentelijk bijdrage 2007 Gemeentelijke bijdrage per SE (in euro)
1
2
700.000 6.256.000 2.462
In het beleidskader Gemeente Rotterdam (2008/2009) ‘Maatwerk en dynamiek aan de onderkant van de arbeidsmarkt’ wordt de subsidiedifferentiatie anders genoemd, namelijk de historische verdeelsleutel. Hierbij moet bij Stadstoezicht bijvoorbeeld gedacht worden aan het hoge aantal WSW-geïndiceerden van vóór 1998.
18
Het eerste bedrag betreft een standaard gemeentelijke bijdrage van 1,8 miljoen euro die tezamen met de rijksbijdrage wordt verdeeld over de uitvoerders volgens de subsidiedifferentiatie. Verder volgen nog algemene en specifieke aanvullingen evenals een overdracht aan Roteb vanuit de Bestuursdienst voor een tekort op de exploitatie. In totaal dus een gemeentelijke bijdrage van ruim 6 miljoen euro in 2007, een bedrag van 2.462 euro per SE. Doelstelling voor de Wsw in Rotterdam is om dit bedrag terug te brengen naar het landelijk gemiddelde per SE. Protocol verdeling exploitatieverlies Voor het verdelen van het exploitatieverlies op de Wsw en de eindafrekening is door RWI een protocol opgesteld. Bij het ontstaan van een tekort bij één van de uitvoerders wordt allereerst binnen de eigen bedrijfsvoering bekeken of dit tekort kan worden ‘gedekt’ door andere onderdelen van de gemeentelijke dienst1. Indien dit niet kan of niet toereikend is, wordt bekeken of het mogelijk is om te verrekenen met de andere uitvoerders binnen de Wsw. Indien toch nog een tekort overblijft, wat meestal het geval is, wordt een verzoek tot extra bijdrage ingediend bij de Bestuursdienst van de gemeente Rotterdam. Dit dient alleen te gebeuren indien het gerealiseerde tekort groter is dan het tekort dat begroot was. In het geval er bijvoorbeeld sprake is van een tekort van 5 miljoen en er was een tekort van 4 miljoen begroot, dan hoeft slechts voor € 1 miljoen extra dekking aangevraagd te worden bij de Bestuursdienst. Op basis van een onderzoek van Berenschot is in het Sw-jaarplan van 2003 berekend dat D&BW winst zou kunnen maken op de Wsw en Roteb verlies. Aan de hand daarvan is toen afgesproken, en in het protocol vastgelegd, dat hiervoor onderling verrekening plaatsvindt (zie overdracht aan Roteb voor 1.024.000 euro in tabel 2.1). Echter, in de praktijk bleek D&BW in de jaren 2005 – 2008 geen winst te maken, terwijl de verrekening wel steeds conform protocol is uitgevoerd. Net als de jaren daarvoor ontstonden ook in de jaren na de afspraken over het protocol exploitatietekorten die groten bleken te zijn dan het begrote tekort. De onderlinge verrekening is uiteindelijk per 2009 weer geschrapt. In de afgelopen jaren zijn de verliezen op de Wsw op onderstaande wijzen genomen: eenmaal heeft SoZaWe het tekort zelf bijbetaald eenmaal heeft Roteb bijbetaald eenmaal (2007) heeft de Bestuursdienst bijbetaald In 2008 heeft de Bestuursdienst de helft van het verlies erbij gelegd. Voor het jaar 2009 heeft het college van B&W besloten dat de gemeentelijke bijdrage maximaal het landelijk gemiddelde mag bedragen. Hoe met eventuele hogere exploitatietekorten dan begroot wordt omgegaan, indien deze zich voordoen in 2009, valt te bezien.
1
Voor Roteb geldt dat zij in het verleden ook weleens zelf intern verliezen op de Wsw hebben gecompenseerd.
19
2.3
Overhead uitvoerders Wsw
2.3.1
D e f i n i t i e o ve r h e a d
In dit onderzoek hanteren we de volgende definitie van overhead: ‘Overhead is het geheel van functies gericht op de sturing en ondersteuning van medewerkers in het primair proces1.’ Dit betreft de kosten van de volgende functies: Directie, management en secretariële ondersteuning Personeel en organisatie (HRM, P&O) Informatisering en automatisering Financiën en control Communicatie Juridische zaken Facilitaire zaken (bijvoorbeeld inkoop, logistiek, catering, huisvesting, arbo, kantoor, schoonmaak, beveiliging, groenvoorziening, postkamer, ICT etc).
2.3.2
Invulling overhead uitvoerders Wsw
Bij Roteb worden de kosten van de concernstaf als overhead beschouwd. In 2007 bestond de concernstaf uit de volgende afdelingen2: Directie Staf & Management Ondersteuning (hieronder vallen onder andere het directiesecretariaat, juridische zaken, de directiesecretaris, de directiechauffeurs, directieadviseurs en de kosten van de postkamer) Staf Beleid & Projecten (Dit is een afdeling die bestaat uit beleidsmedewerkers en projectleiders die de integraal managers ondersteunen bij grote projecten) Staf Werk (Dit is de afdeling die instroom en begeleiding van de diverse doelgroepen verzorgt. Tevens valt de bedrijfsschool, die opleidingen verzorgt, onder Staf Werk) P&O (inclusief Arbo) ICT (telefoonkosten, netwerkbeheer, hardware, software, pc’s, kopieermachines en gebruikersondersteuning. Informatiemanagement viel toen nog onder de Control Unit) Control AO-IC (Ondersteuning bij de Administratieve Organisatie voor de lijn en het verrichten van Interne Controles voor de Directie) Communicatie Strategie & marketing Facilitair Bedrijf (Inkoopafdeling en Doorbelasting van het bedrijfsbureau van het Facilitair Bedrijf) Huisvestingskosten (de doorbelasting vanuit het Facilitair Bedrijf voor de huisvesting, inclusief onderhoud en schoonmaak en alle andere kosten die met huisvesting te maken hebben, zoals verzekeringen, afvalinzameling, gas, water, licht en de diverse gemeentelijke heffingen, beveiliging en groenvoorziening.) Ondernemingsraad 1
2
Bron: Huijben, M. en Geurtsen, A. (2008), Heeft iemand de overhead gezien?, Den Haag: Academic Service. Hier worden percentages voor overhead genoemd variërend van 12% tot 40%. Dit wijkt iets af van de huidige situatie aangezien in de tussentijd een aantal stafafdelingen is gereorganiseerd, opgeheven of samengevoegd.
20
In principe kunnen alle bovenstaande posten die Roteb rekent tot de overhead ondergebracht worden bij de posten die gehanteerd worden in onze definitie van overhead. Zo kunnen Staf & Management Ondersteuning, Staf Beleid & Projecten en Staf Werk geschaard worden onder de categorie ‘directie, management en secretariële ondersteuning’ in de ruime zin van het woord. Strategie & marketing kan geschaard worden onder dezelfde categorie als communicatie. Het facilitair bedrijf en huisvestingskosten vallen onder facilitaire zaken, echter met die uitzondering dat logistiek en catering bij Roteb direct vallen onder de verantwoordelijkheid van de bedrijfsmanager en dit derhalve niet weggelegd is bij de concernstaf en dus in de strikte zin van de definitie niet behoort tot overhead. Een categorie die toegevoegd kan worden aan de overhead, maar in de door ons gehanteerde definitie van overhead niet voorkomt, is de post ‘Ondernemingsraad’. De kosten van de concernstaf worden in twee fases doorbelast aan de (SW-) bedrijven. Bij een groot deel van de activiteiten van de concernstaf is er sprake van een duidelijke klant (werkbedrijf) / leverancier (stafafdeling) relatie. Voor die activiteiten vindt er een directe doorbelasting (overhead) plaats. Daarnaast verrichten stafafdelingen ook activiteiten waarvoor geen duidelijke klant / leverancier-relatie bestaat. Hieronder kan je de inspanningen van een stafafdeling voor een andere stafafdeling scharen, activiteiten die alle (sw-) werkbedrijven aangaan, of inzet die specifiek nodig is voor het feit dat Roteb een gemeentelijke dienst is, zoals alle verantwoordingen aan de gemeente. Deze kosten worden uiteindelijk wel doorbelast aan de verschillende (sw) werkbedrijven, namelijk op basis van het aantal fte. Dit wordt general overhead genoemd. Tevens heb je bij de werkbedrijven zelf ook vaak kleine stafafdelingen. Deze rekent Roteb echter niet tot de (general) overhead. Kortom, de overhead van Roteb komt in grote lijnen overeen met de overhead zoals wij deze definiëren. Bij Roteb valt deze post overhead nog uiteen in twee onderdelen, namelijk: Directe doorbelastingen (o.b.v. een daadwerkelijk geleverde inspanning van de ene stafafdeling aan de andere stafafdeling) General overhead, die op basis van fte wordt doorbelast aan alle (SW) werkbedrijven De kosten van de kleine eigen stafafdeling van de werkbedrijven wordt niet geschaard onder de post ‘overhead’ Ook Stadstoezicht geeft aan dat bij hen in grote lijnen dezelfde posten worden gehanteerd als in onze definitie van overhead. Voor de afdelingen van de dienst SoZaWe (D&BW, RWI en FBW) geldt dat de centrale afdelingen PenO, communicatie, directie, planning en control en juridische zaken niet worden doorbelast aan de Wsw, maar aan andere producten dan de Wsw. Echter, het hoofd en de staf werkzaam bij D&BW worden wel aan de Wsw doorberekend. ‘Voor RWI en FBW, beide afdelingen van de dienst SoZaWe, geldt dat in beperkte mate overhead wordt toegerekend aan de Wsw. Er worden vanuit RWI twee man aan de Wsw doorberekend. De kosten van de directeur SoZaWe bijvoorbeeld drukken niet op de Wsw, maar met name op het product Inkomen. Dat is historisch zo gegroeid. Bekeken zou moeten worden hoe dat mogelijk aan andere afdelingen door te rekenen is.’
21
Ditzelfde geldt voor FBW / RWI. Dus voor FBW/RWI en D&BW geldt toerekening van onderstaande posten aan overhead: Directie, management en secretariële ondersteuning (= loonkosten staf/ambtenaren): JA (alleen hoofd, niet de directie) Personeel en organisatie (HRM, P&O): NEE Informatisering en automatisering: vo or het gebruik van de computers en de licenties wordt ICT in rekening gebracht. Dat geldt echter voor het daadwerkelijke gebruik. Financiën en control: NEE Communicatie: NEE Juridische zaken: NEE Facilitaire zaken (bijvoorbeeld inkoop, logistiek, catering, huisvesting, arbo, kantoor, schoonmaak, beveiliging, groenvoorziening, postkamer, ICT etc): onbekend, waarschijnlijk ook niet. Stadstoezicht geeft onderstaande aan wat betreft toerekening van overhead aan de Wsw: Directie, management en secretariële ondersteuning (= loonkosten staf/ambtenaren): JA Personeel en organisatie (HRM, P&O): JA, BEPERKT Informatisering en automatisering: JA Financiën en control: JA Communicatie: JA, INTERN Juridische zaken: NEE (nihil) Facilitaire zaken (bijvoorbeeld inkoop, logistiek, catering, huisvesting, arbo, kantoor, schoonmaak, beveiliging, groenvoorziening, postkamer, ICT etc): JA De drie uitvoerders herkennen zich allen wel in de definitie van overhead en geven aan alle onderdelen of een deel daarvan ook zelf toe te rekenen aan overhead. Het is echter de vraag in hoeverre we deze afzonderlijke componenten kunnen herleiden en op die manier de hoogte van de overhead in kaart kunnen brengen (zie paragraaf 2.4.1). Daarbij blijkt ook uit de interviews dat er een duidelijk verschil is in toerekening van de overhead tussen enerzijds Roteb en Stadstoezicht en anderzijds de afdelingen die onder SoZaWe vallen, namelijk RWI, FBW en D&BW. Deze laatste drie onderdelen van SoZaWe belasten lang niet alle kosten door aan de Wsw, terwijl Roteb en Stadstoezicht dat wel in hoge mate doen.
2.4
Financiële situatie naar uitvoerder op hoofdlijnen
Hieronder volgt een financieel overzicht naar uitvoerders van de Wsw. Opgemerkt dient te worden dat alle cijfers betrekking hebben op 2007, behalve de cijfers van Stadstoezicht die betrekking hebben op 2008. De cijfers op hoofdlijnen worden volgens een indeling naar kostensoorten gepresenteerd, die afkomstig is van de grootboekrekeningnummers die Sociale Zaken en Werkgelegenheid Rotterdam hanteert. De cijfers van zowel RWI, FBW, D&BW en Stadstoezicht waren volgens dit format beschikbaar. Roteb heeft de financiële gegevens om moeten werken naar dit format om enige vergelijkbaarheid in cijfers te kunnen realiseren. Dit kan mogelijk kwaliteitsverlies in de presentatie van kostengegevens tot gevolg hebben. In tabel 2.3 is geen totaalkolom opgenomen, omdat de bedragen soms toch niet goed vergelijkbaar zijn, ondanks de plaatsing onder dezelfde grootboekrekening en grootboekrekeningrange.
22
Tabel 2.3
Baten en lasten uitvoerders Wsw
Grootboekrekening
Omschrijving grootboekrekeningrange
Roteb
Stads-
DenBW
2007
toezicht -
2007
Loonbetalingen en sociale pre-
57.946.000
3.913.134
FBW 2007
2008 401000 t/m 401999
RWI /
8.935.361
655.525
mies 401000 t/m 401999
Loonkosten ambtenaren be-
1.779.000
1.290.315
trokken bij Wsw 1 401000 t/m 401999
Loonkosten staf c.q. doorbere-
407000 t/m 410999
Uitzendkrachten en inhuur der-
4.860.000
127.500 2
222.000 3
1.746.000 4
1.075
141.264
kende salariskosten concernstaf 85.673
den (incl interim mgt extern) 411000
Electra
193.000
-
3.796
415000
Uitbestede werkzaamheden
0
-
2.183
417000
OZB zakelijk recht (onroerend-
0
-
145
zaakbelasting) 419130
Overige uitbestedingen
425000 t/m 425999
Indirecte en overige perso-
181.000
-
6.178
3.664.000
72.831
180.200
29.930
437.000
11.433
29.302
64.807
neelskosten 426000 t/m 427999
Kantoorkosten, automatisering en dubieuze debiteuren
428000 t/m 428999
Huisvesting
3.593.000
19.087
243.682
58.752
429000
Projectkosten materieel econ
1.862.000
-
151
36
cat 3 4 3 2 430100
Communicatie projecten
0
-
95
430110
Kosten Ondernemingsraad
0
-
15.146
431000 t/m 431999
Kosten Parkeren
0
1.690
438000
Subsidies aan marktproducenten
0
-
731.154
442000
Inkomensoverdrachten aan
0
-
36.301
0
-
overheid (niet-Rijk) 443010
Subsidies
456010
Rente interne kapitaalverstr
15.000
tbv leningverstr 458040
Afschr Bedrijfsgebouwen met
34.829 15.616
2.648
-
-
13.238
119.000
-
15.829
0
713
0
economisch nut 458080
Afschrijving ov materiële vaste activa met (econ nut)
461000 t/m 461999
Inhuur derden intern
0
Overige kosten (intragemeen462000 t/m 499999
telijk)
500000 t/m 599999
Interne doorbelasting overhead
0
84.794
23.447
279
4.232.000
242.500
145.482
81.905
80.627.000
4.525.095
12.072.330
992.938
/ doorberekeningen (resultaatverdeling) saldo baten/lasten vorigboekjaar TOTALE LASTEN
1
2 3
4
50.338
Hierbij moet gedacht worden aan bedrijfsmanagers, medewerkers bedrijfsbureau, leidinggevenden in de lijn ten behoeve van Wsw-ers. Dit zijn medewerkers binnen van de staf van afdeling Beveiliging. Alle andere loonkosten betreffen Wsw-ers. Dit bedrag is gebaseerd op 3,6 fte staf. Het totaal aantal fte staf bij D&BW is 13,83. Op basis van de verdeling Wiw – Wsw = 74% - 26% betekent dit dat 3,5 fte kan worden toegerekend aan de Wsw. De verklaring voor de hoogte van dit bedrag is terug te vinden in paragraaf 2.5 onder de toelichting bij tabel 2.5. Van dit bedrag van 1,7 miljoen euro is bijna een miljoen euro rechtstreeks door te belasten aan de klant.
23
Grootboekrekening
Omschrijving grootboekrekeningrange
Roteb
Stads-
DenBW
2007
toezicht -
2007
2008 806000 t/m 806999
Vergoeding voor personeel
894.000
RWI / FBW 2007
275.062
3.991
(I/D-subsidie, detachering) 811090
Vergoeding door derden
811130
Baten voorgaande dienstjaren
839000 t/m 839999
Vergoeding voor personeel
20.768.000
3.605.337
394.000
2.095
0
1.476.718
1.405
57.216.000
2.728.740 1
8.016.276
79.272.000
4.480.520
11.629.104
2.166.199
-1.355.000*
-44.575
-443.226
1.173.261 2
(intragemeentelijk) 840000 t/m 899999
Overige verrekeningen (resul-
2.166.199
taatverdeling) / Rijkssubsidie TOTALE BATEN EINDSALDO
* Verschil bij Roteb t.o.v. eerdere eindsaldo heeft te maken met de general overheadkosten die in werkelijkheid lager zijn uitgevallen (nl 628.000 euro lager dan vooraf begroot was). Aan het eind van het jaar is hiervoor een correctie toegepast.
Ondanks dat in tabel 2.3 geen totaalkolom is opgenomen, blijkt duidelijk dat er verlies wordt gemaakt op de uitvoering van de Wsw in de gemeente Rotterdam.
2.4.1
T o e r e ke n in g o ve r h ea d a a n W s w
Getracht is in kaart te brengen welke posten onder overhead worden verstaan door de verschillende uitvoerders van de WSW (zie paragraaf 2.3). Onze definitie dient daarbij als uitgangspunt. Uitvoerders geven aan diverse onderdelen van de overhead te herkennen als posten die zij ook scharen onder overhead. Echter, alle uitvoerders definiëren toch een andere set kostenposten om tot de totale overhead te komen. Bovendien zijn de genoemde kostenposten waaruit de overhead bestaat nauwelijks te koppelen aan de grootboekindeling die door de uitvoerders wordt gehanteerd en die wij dus ook hebben gekozen voor het presenteren van de financiële cijfers hier. Daarom is het niet mogelijk om de overheadkosten van de verschillende uitvoerders in kaart te brengen en te vergelijken. Alleen voor de Roteb is de overhead wel in kaart te brengen. Deze bestaat uit de directe doorbelastingen (9.174.000 euro) + general overhead (= 3.888.000 euro) = 13.062.000 euro3. In relatie tot de totale lasten komt de overhead neer op 16% (namelijk 13,062 miljoen euro gedeeld door 80,627 miljoen euro). In de praktijk kom je in wisselende sectoren overheadpercentages tegen tussen de 12% en 40%. Als we het overheadpercentage van Roteb hier tegenaf zetten, kan geconcludeerd worden dat de overheadkosten van Roteb zich aan de lage kant bevinden4.
1
2 3
4
De Rijkssubsidie is iets anders dan is weergegeven in tabel 2.1 omdat in tabel 2.1 voor Stadstoezicht het bedrag van 2007 staat en in tabel 2.3 het bedrag voor 2008. In paragraaf 2.8 is dit gecorrigeerd m.b.t. het Amendement Verburg / Bussemaker. Deze bedragen zijn gehaald uit de cijfers zoals deze oorspronkelijk waren aangeleverd. Om alle cijfers eenduidig te kunnen rapporteren, heeft Roteb een bewerking gemaakt en een vertaling naar de grootboekrekeningen zoals deze door de andere uitvoerders gehanteerd worden. Als we voor Stadstoezicht en D&BW alle lasten behalve de loonbetalingen en sociale premies gemakshalve als overhead bestempelen, resulteert bij beide een percentage van 13%. Voor D&BW geldt echter dat onduidelijk is of in de loonkosten nog loonkosten staf zitten die bij de overhead gerekend moeten worden. Als dat het geval is, zou de overhead bij D&BW hoger zijn dan 13%.
24
2.4.2
L o o n k o s te n Ws w m e dew erk ers
De totale loonkosten voor WSW medewerkers zoals deze uit tabel 2.3 blijken zijn 71.450.020 euro voor 2.458 Wsw-ers1. Dit betekent een gemiddelde loonkostensom (inclusief sociale premies) van 29.068 euro per Wsw-er. Echter, de mogelijkheid bestaat dat hierin, bijvoorbeeld voor Stadstoezicht en/of RWI/FBW ook nog loonkosten van ambtenaren of stafmedewerkers zijn meegenomen, terwijl deze bij Roteb, D&BW en deels bij Stadstoezicht (alleen loonkosten staf) apart zijn vermeld. Mogelijk valt deze gemiddelde loonkostensom dus lager uit dan hier genoemd. De verschillen tussen de uitvoerders zijn qua gemiddelde loonkosten Wsw-medewerkers: D&BW
30.496 euro per Wsw-medewerker (= 8.935.361 / 293 detacheringen)
Roteb
28.101 euro per Wsw-medewerker (= 57.946.000 / 2.062)
Stadstoezicht
37.991 euro per Wsw-medewerker (= 3.913.134 / 103)
Uit Cedris (2008, p. 26) blijkt dat de gemiddelde arbeidskosten voor de doelgroep medewerkers op 28.210 euro per Wsw gesubsidieerde voltijdsbaan ligt. Dit wijkt niet veel af van het gemiddelde dat hierboven per Wsw-er in Rotterdam wordt genoemd (29.068 euro), namelijk 858 euro. Echter, op basis van 2.458 SE (excl. BW-plekken) komt dit toch neer op een bedrag van 2,1 miljoen euro. De gemiddelde loonkosten van een Wsw-er zijn bij Stadstoezicht veel hoger, maar vallen weg in het gemiddelde.
2.4.3
Huisvestingskosten WSW
De huisvestingskosten zoals weergegeven in tabel 2.3 lijken per uitvoerder behoorlijk van elkaar te verschillen. Ook als we de bedragen relateren aan het aantal Wsw-ers komen er onvergelijkbare bedragen uit. Waarschijnlijk wordt dit veroorzaakt door het feit dat de verschillende uitvoerders zich in verschillende situaties bevinden wat betreft huisvesting. Bovendien zijn de posten die bij de verschillende uitvoerders ondergebracht zijn onder de noemer ‘huisvesting’ verschillend en daarmee onvergelijkbaar. Zo rekent D&BW onder deze post bij de uitvoeringskosten: huurkosten gebouw, schoonmaakkosten, onderhoud, vuilafvoer, bewaking en beveiliging. En onder de programmakosten: toezicht-, beheers- en begeleidingskosten. Wat Stadstoezicht hieronder precies rekent is onbekend en FBW rekent hiertoe: onderhoud gebouw.
2.4.4
T o e r e ke n in g s t a f a a n W s w
Roteb De toerekening van de staf aan de Wsw gebeurt niet op basis van fte. In principe worden alleen kosten toegerekend aan de werkbedrijven. Dit gebeurt op basis van bijvoorbeeld tijdsbesteding voor de Control Unit, het aantal facturen voor de financiële afdeling en fte voor de afdeling Personeel & Organisatie. 1
Dit betreft 57.946.000 loonkosten Roteb + 3.913.134 loonkosten Stadstoezicht + 8.935.361 loonkosten D&BW (alleen 293 Detacheringen) en 655.525 loonkosten RWI/FBW. Er wordt uitgegaan van 2.458 SE in plaats van het totaal in 2007 van 2.541 aangezien de BW-plekken hier niet meedoen omdat de gemeente hiervoor geen loonkosten heeft.
25
In totaal bedroegen de bruto kosten van de concernstaf in 2007 37,9 miljoen euro, waarvan 13,2 miljoen euro werd toegerekend aan de Sw werkbedrijven (34,8%). Dat betekent dat 34,8% van de werknemers van de Concernstaf qua kosten toegerekend kunnen worden aan de Wsw. De totale bezetting van de Concernstaf in december 2007 was 280 fte. Dit betreft zowel ambtenaren, Sw-ers en vaste inhuur van mensen. Dat betekent dat er bij Roteb 97,5 fte 1 staf aan de Wsw toegerekend kan worden. D&BW Bij de afdeling DenBW is 13,34 fte staf werkzaam. Wanneer deze fte worden verdeeld onder de Wiw en Wsw in de verhouding zoals eerder weergegeven, namelijk 74% - 26% dan betekent dat, dat er 3,5 fte toegerekend kan worden aan de Wsw door D&BW. Functienaam
Fte bezetting D&BW
Hoofd Detacheren en Begeleid Werken
1,00
Manager Bedrijfsvoering
1,00
Directie-Assistent
1,00
Managementassistent
1,00
Secretaresse
1,00
Coördinator FA
1,00
Personeels- & Organisatieadviseur
0,89
Medewerker Personeelsbeheer
0,89
Administratief Medewerker
1,00
Junior Medewerker Personeelsbeheer
1,00
Huismeester
1,00
Junior Administratief Medewerker
0,56
Secretaresse
1,00
Bode
1,00
Totaal
13,34
Stadstoezicht Voor Stadstoezicht geldt dat er in 2007 ongeveer 2 fte staf (zie definitie overhead) is toe te rekenen aan de Wsw. RWI en FBW Voor RWI geldt dat er 2 fte staf wordt toegerekend aan de Wsw. Bij FBW werken 10 personen (voorheen afkomstig voor Roteb) voor de Wsw in totaal 8,96 fte. Functienaam
Fte bezetting FBW - Wsw
Senior Personeels- en Salarisadministrateur
0,56
Kwaliteitsmedewerker
1,00
Personeels- & Salarisadministrateur
2,60
Salarisadministrateur
1,80
Medewerker Verantwoording
3,00
Totaal
8,96
Het totaal aantal fte staf van RWI en FBW samen dat toegerekend kan worden aan de Wsw bedraagt 10,96.
1
34,8% van 280 fte = 97,5 fte.
26
In totaal is er 114 fte staf werkzaam voor 2.541 SE Wsw-ers, dat is dus 1 fte staf voor 22 SE WSW-er. Wanneer we de loonkosten staf, die zijn weergegeven voor Roteb, Stadstoezicht en D&BW, relateren aan het aantal SE Wsw dat hiermee wordt bediend dan zien we bij Roteb loonkosten staf per Wsw-ers van 49.8461 euro, bij Stadstoezicht van 63.750 euro2 en bij D&BW van 63.429 3 euro loonkosten staf per Wsw-er.
2.4.5
Enkele kengetallen uitvoerders Wsw
Tabel 2.3 laat zien dat de uitvoering van de Wsw in Rotterdam ongeveer 98 miljoen euro kost4. Deze kosten worden als volgt gedekt: Rijksbijdrage van 62,3 miljoen euro (63%) Een gemeentelijke bijdrage van 6,3 miljoen euro (6%) Overige subsidies van ongeveer 1,7 miljoen euro (2%) Het genereren van omzet uit bedrijfsactiviteiten 28,5 miljoen euro (29%) In tabel 2.4 worden enkele kengetallen gepresenteerd voor de drie uitvoerders en onderling vergeleken. Tabel 2.4
Kengetallen uitvoerders Wsw
Kengetallen
Roteb
Stadstoezicht
2007
- 2008
2007
80.627.000
4.525.095
12.072.330
57.216.000
2.728.740
8.016.276
2.062
103
376
Lasten per SE
39.101
43.932
32.107
Rijkssubsidie per SE
25.418
28.518
20.665
123
138
100
65%
65%
64%
Totale lasten
DenBW
Rijkssubsidie Wsw (incl. klein deel gemeentelijk volgens subsidiedifferentiatie) Aantal SE
Subsidiedifferentiatie % lasten gedekt door rijkssubsidie per SE
Uit de tabel blijkt duidelijk dat de bijdrage vanuit het Rijk per SE ten opzichte van de totale lasten per SE bij alle uitvoerders in dezelfde verhouding is, namelijk 65%.
1 2 3 4
Roteb: 4.860.000 euro loonkosten staf voor 97,5 fte staf = 49.846 euro per fte. Stadstoezicht: 127.500 euro loonkosten staf voor 2 fte staf = 63.750 euro per fte. D&BW: 222.000 euro loonkomsten staf voor 3,5 fte staf = 63.429 euro per fte. Dit bedrag wordt verkregen door optelling van de lasten van alle (uitvoerende) partijen.
27
2.5
Financiële situatie Roteb
Tabel 2.5 brengt de lasten en baten in kaart betreffende de Wsw in 2007 voor Roteb. De tabel laat een negatief exploitatieresultaat voor 2007 zien. Tabel 2.5
Lasten en baten Roteb (uitgewerkt en uitgesplitst naar beschut vs. niet-beschut)
Grootboekrekening
Omschrijving grootboek-
Beschut
rekeningrange 401000 t/m 401999
Loonbetalingen en sociale
Groeps-
Subsidie
Roteb
detachering
2007
(1.401 SE)
(661 SE)
37.391.000
20.555.000
57.946.000
1.467.000
312.000
1.779.000
3.435.000
1.425.000
4.860.000 2
442.000
1.304.000
1.746.000 3
193.000
0
193.000
34.000
147.000
181.000
1.987.000
1.677.000
3.664.000
347.000
90.000
437.000
premies 401000 t/m 401999
Loonkosten ambtenaren betrokken bij Wsw 1
401000 t/m 401999
Doorberekende salarislasten concernstaf
407000 t/m 410999
Uitzendkrachten en inhuur derden (incl interim mgt extern)
411000
Electra
419130
Overige uitbestedingen
425000 t/m 425999
Indirecte en overige personeelskosten
426000 t/m 427999
Kantoorkosten, automatisering en dubieuze debiteuren
428000 t/m 428999
Huisvesting
3.110.000
483.000
3.593.000
429000
Projectkosten materieel
1.102.000
760.000
1.862.000
15.000
0
15.000
118.000
1.000
119.000
2.952.000
1.280.000
4.232.000
52.593.000
28.034.000
80.627.000
econ cat 3 4 3 2 456010
Rente interne kapitaalverstr tbv leningverstr
458080
Afschrijving ov materiële vaste activa met (econ nut)
500000 t/m 599999
Interne doorbelasting overhead / doorberekeningen (resultaatverdeling)
TOTALE LASTEN 806000 t/m 806999
Vergoeding voor personeel (I/D-subsidie, detachering)
811090
Vergoeding door derden
811130
Baten voorgaande dienstjaren
840000 t/m 899999
Overige verrekeningen (resul-
482.000
412.000
894.000
9.220.000
11.548.000
20.768.000
-49.000
443.000
394.000 57.216.000
57.216.000
57.216.000
79.272.000
taatverdeling) / Rijkssubsidie TOTALE BATEN EINDSALDO
9.653.000
12.403.000
-42.940.000
-15.631.000
-1.355.000*
* Verschil bij Roteb t.o.v. eerdere eindsaldo heeft te maken met de general overheadkosten die in werkelijkheid lager zijn uitgevallen (nl 628.000 euro lager) dan vooraf begroot was. Aan het eind van het jaar is hiervoor een correctie toegepast.
1
2 3
Hierbij moet gedacht worden aan bedrijfsmanagers, medewerkers bedrijfsbureau, leidinggevenden in de lijn ten behoeve van Wsw-ers. De loonkosten staf bedragen met 97,5 fte 49.846 euro per fte (= 4.860.000 / 97,5). Zie toelichting na de tabel voor de hoogte van dit bedrag en de achtergronden daarvan.
28
Toelichting bij tabel 2.5: Het wellicht relatief hoge bedrag voor uitzendkrachten en inhuur derden van 1.746.000 euro kan als volgt verklaard worden. Waarom er verspreid over diverse werkbedrijven ‘uitzendkrachten’ worden ingezet, verschilt per werkbedrijf. Hieronder volgt een toelichting van de werkbedrijven waar deze post hoger is dan € 0,1 miljoen. Impact: Bij Impact is een groot aantal Wsw productieleiders uit dienst gegaan dat niet meer opgevolgd kan worden door Wsw-ers. Deze personen worden vervangen door ambtenaren, die in eerste instantie tijdelijk worden aangenomen in een uitzendconstructie. Na 6 tot 12 maanden krijgen deze personen een dienstverband als ambtenaar. De kosten die hiermee gemoeid zijn, betreffen € 0,3 miljoen. Daarnaast hebben de Werkunits een totaal pakket werk aangenomen waarvan een deel buiten de reguliere werktijden valt. Om dit werk uit te kunnen voeren, worden uitzendkrachten ingehuurd, waarvan de kosten voor 100% doorberekend kunnen worden aan de klant. Deze kosten bedragen ongeveer € 0,45 miljoen. Totaal tellen deze beide posten op tot € 0,75 miljoen. Bouw & Clean: Bij dit werkbedrijf is doorgaans voldoende werk beschikbaar. Echter, dit werk verreist bepaalde vaardigheden waarover niet elke willekeurige Wsw-er beschikt. Daarom is Roteb hard bezig om mensen op te leiden, zodat zij naar dergelijke werkvelden overgeplaatst kunnen worden. In 2007 was er meer werk dan er geschikte werknemers voorhanden waren. Echter, het beschikbare werk was zodanig rendabel, dat besloten is om dit werk toch aan te nemen en daarvoor mensen in te huren via uitzendbureaus. Dit zorgt voor een kostenpost van € 0,5 miljoen bij Bouw & Clean. RO Clean: Dit is een werkbedrijf dat is opgericht om met name langstromers op te leiden en een tijdelijke werkplek te bieden. Ook hiervoor is een orderportefeuille nodig. De instroom van doelgroepen bleef in 2007 enorm achter bij de verwachte aantallen die vanuit SoZaWe naar Roteb zouden doorstromen. Dit had tot gevolg dat er onvoldoende mensen beschikbaar waren om het aangenomen werk te kunnen uitvoeren. Hiervoor zijn toen grotendeels voormalige WWB’-ers (doelgroepen) ingezet, die na hun traject via een uitzendbureau bij het RO-bedrijf1 zijn blijven werken. Dit betrof een kostenpost van € 0,3 miljoen.
1
Het RO bedrijf valt m.i.v. 2008 niet meer onder het product SW.
29
Overige opvallende zaken Aan de hand van de bestudeerde stukken en de gevoerde gesprekken met Roteb zijn enkele punten naar voren gekomen, die hieronder worden toegelicht. Opgemerkt moet worden dat de financiële overzichten betreffende de Wsw bij Roteb goed op orde zijn. Tevens worden door Roteb zelf ook analyses uitgevoerd op de cijfers om het beleid te kunnen bijstellen. In de officiële zin van het woord betreffen alle Wsw-plekken bij Roteb Beschut Werken plekken. Echter, in de praktijk zijn er naast Beschut Werken plekken ook groepsdetacheringen. Deze groepsdetacheringen betreffen 32% van het totaal aantal Wsw-plekken bij Roteb (zie paragraaf 1.2 en tabellen 1.1 en 1.2). Deze detacheringen komen met name voor bij Multigroen 1, Bouw en Clean en Sw overig. De afrekening van detacheringen vindt plaats hetzij op uurbasis, hetzij op stuksbasis. Bij andere uitvoerders (zie benchmark in hoofdstuk 3) kom je ook wel de indeling binnen Beschut Werken tegen van binnenbedrijven en buitenbedrijven. In deze bewoordingen zouden de groepsdetacheringen van Roteb ook wel Wsw-plekken bij buitenbedrijven genoemd kunnen worden. Een deel van de kosten van de Wwb / W-deel reactivering (bijv. bij Roteb) drukt op de Wsw. Er is geen plek beschikbaar volgens de taakstelling, maar Roteb zet wel een persoon (met Wwb of andere uitkering) aan het werk. Wat gebeurt er dan in de praktijk: deze persoon wordt op een Wsw-plek gezet en betaling vindt plaats vanuit het W-deel (reactiveringsbudget). Kortom, de kosten van deze andere doelgroepen (vanuit re-integratietrajecten) zijn soms ook in de Wsw-kosten versleuteld (zij werken zij-aan-zij, waardoor deze kosten lastig te versleutelen zijn). Echter, deze personen worden ook begeleid vanuit Roteb etc en hier zou Roteb richting de gemeente een bedrag voor in rekening kunnen brengen. Roteb fungeert in feite als re-integratiebedrijf voor anderen dan Wsw-ers (bijvoorbeeld Wwb-ers, maar ook Id-ers en Wiw-ers). Dit is een situatie die je ook bij de benchmarkgemeenten tegenkomt (zie hoofdstuk 3) en waar de uitvoerders geld voor krijgen van de gemeente. Roteb ontvangt ook subsidie van de gemeente voor de begeleiding. In 2007 was deze subsidie niet toereikend. In 2008 zijn afspraken gemaakt voor 2009 om de subsidie aanmerkelijk te verhogen. Overigens genereren dergelijke langsstromers in sommige gevallen ook (een beperkte) omzet. PMC analyse Roteb Op basis van de door Roteb verstrekte financiële informatie zijn analyses gedaan op het niveau van de 26 product-markt-combinaties (PMC’s) waarmee Roteb werkt. Allereerst is het totale bedrag aan rijks- en gemeentelijke bijdragen voor Roteb (57.216.000 euro) op basis van aantal SE en aantal 1,25 gevallen versleuteld over de verschillende PMC’s. Op basis daarvan is het mogelijk om het exploitatieresultaat per PMC in kaart te brengen. De uitkomsten worden gepresenteerd in tabel 2.6 (gesorteerd op exploitatieresultaat per SE).
1
In 2007 vonden er bij de PMC Werkunits (onderdeel van Impact) ook groepsdetacheringen plaats. De Werkunits zijn media 2007 overgegaan naar Multigroen.
30
Tabel 2.6
Resultaten PMC’s Roteb gesorteerd op exploitatieresultaat per SE
Werkbedrijf
PMC
Exploitatie
aantal SE
Exploitatie per SE
Multigroen
Bloemisterij (11)
88.943
6,2
Multigroen
Verkeersreg (10)
76.529
9,4
14.346 8.141
Montaz
Caravan (28 +29)
485.193
60,3
8.046
Multigroen
Detachering (8)
310.932
39,9
7.793
Impact
Post en transport (16)
70.822
13,0
5.448
Multigroen
RIO (kwekerij) (4)
229.694
42,9
5.354
Bouw en Clean
Clean (30)
401.187
88,9
4.513
Multigroen / Impact
Loonbedrijf (6) en Werkunits (9)*
1.449.695
380,4
3.811
Multigroen
Hoveniers (7)
41.026
36,8
1.115
Bouw en Clean
Detacheringen (31)
16.278
21,5
757
Multigroen
ZCN (vervoer) (12)
27.676
36,6
756
Impact
Mail Z1 (18)
Ultimade
Metaal (24)
Montaz
Fietsen (26)
Montaz
Bad & Douche (27)
Impact
Verpakken Z5, N5, N4 en N2*
Bouw en Clean
Bouw (32)
Multigroen
4.060
67,2
60
-253.115
135,7
-1.865
-681.577
192,6
-3.539
-484.878
112,9
-4.295
-1.335.825
269,3
-4.960
-174.688
28,9
-6.045
Teelt (kwekerij) (5)
-638.715
101,6
-6.287
Impact
Vensterdeco N3 (14)
-800.767
119,6
-6.695
Impact
Eenv N1 (20) Eenv Ass. Z2 (13)*
Ultimade
Elektra (25)
-821.241
121,6
-6.754
-1.277.207
120,6
-10.590
* Hier zijn enkele PMC’s samengevoegd vanwege sterke overeenkomst in de werkzaamheden die bij de betreffende PMC’s worden uitgevoerd. Daarmee is het aantal PMC’s teruggebracht van 26 naar 21.
Op basis van tabel 2.6 kunnen de volgende zaken worden geconstateerd: Er zijn 13 PMC’s die winst maken en 13 PMC’s die verlies maken (door de samenvoeging van enkele PMC’s zijn er in totaal 12 PMC’s met winst en 9 met een verlies). Het gemiddelde aantal SE is hoger (92,5 SE) bij de verliesmakende PMC’s dan bij de winstmakende PMC’s (61,8 SE). Dit terwijl je zou verwachten dat bij grotere PMC’s in verhouding meer schaalvoordelen (en dus lagere kosten en hogere winsten) te behalen zouden zijn. Het is wel zo dat de 13 winstmakende PMC’s gemiddeld een hoger niveau medewerkers hebben dan de 13 verliesmakende PMC’s. Dit ligt wel in de lijn der verwachting. Het hoogste resultaat (in absolute zin) wordt behaald door het Loonbedrijf Multigroen (1,2 miljoen euro), dat in de tabel is samengenomen met Werkunits en dan een gecombineerd positief resultaat van bijna 1,5 miljoen euro laat zien. Het meeste verlies (in absolute zin) wordt gemaakt door Impact Verpakken (samenvoeging van 4 PMC’s op het gebied van verpakken; ruim 1,3 miljoen verlies) en Ultimade Elektra (bijna 1,3 miljoen euro). Wanneer we de exploitatie per SE bekijken dan wordt de hoogste winst per SE behaald door Multigroen Bloemisterij (+ 14.346 euro per SE). De laagste exploitatie per SE wordt behaald door Ultimade Elektra (-10.590 euro per SE).
31
Wanneer we het resultaat per SE koppelen aan een globale inschatting van het niveau dan vallen de volgende zaken op: Multigroen ZCN (vervoer) behaalt met een gemiddeld hoog niveau van de Wsw-ers een relatief lage winst per SE in vergelijking tot bijvoorbeeld Multigroen Bloemisterij en Multigroen Verkeersregelaars. PMC Bouw behorend onder Bouw en Clean maakt met een relatief hoog niveau van Wsw-ers een fors verlies per SE, namelijk 6.045 euro. Ultimade Elektra valt ook gekoppeld aan het niveau van de Wsw-er in negatieve zin op. Er wordt een fors negatief resultaat per SE gerealiseerd (-10.590 euro per SE) met Wsw-ers van een bovengemiddeld niveau. In zeer positieve zin valt het positieve resultaat per SE van Montaz Caravans op. Hier wordt met een gemiddeld relatief wat lager niveau een gemiddelde winst van ruim 8.000 euro per SE gerealiseerd. Opvallend goed doet Multigroen RIO het met de zwakste Wsw-ers (meer dan 5.000 euro winst per Sw). RIO is de product-markt-combinatie (PMC) waarop alle instroom bij Multigroen wordt geregistreerd. Zij hebben geen eigen activiteit. De werknemers worden meestal ingezet op de kwekerij, maar gaan ook wel eens mee met de werkunits, hoveniers of het loonbedrijf. Het resultaat van RIO lijkt zo goed, doordat er geen infrastructuur aan deze PMC wordt doorberekend en omdat alle Wsw-ers het minimumloon verdienen. Aanbeveling op basis van de PMC’s analyse is: Voor de PMC’s Bouw (B&C) en Ultimade Elektra geldt dat er bovengemiddelde Wsw-ers wat betreft niveau werken, maar dat er fors verlies wordt gemaakt. Overwogen zou kunnen worden om deze Wsw-ers elders onder te brengen waardoor er meer rendement gehaald zou kunnen worden (bijvoorbeeld de Wsw-ers van Bouw detacheren bij een bouwbedrijf).
2.6
Financiële situatie D&BW
Tabel 2.7 brengt de lasten en baten in kaart betreffende de Wsw in 2007 voor D&BW. De tabel laat een negatief exploitatieresultaat voor 2007 zien. Dit ondanks de verwachting in het protocol dat D&BW winst zou moeten maken.
32
Tabel 2.7
Baten en lasten D&BW
Grootboekrekening
Omschrijving grootboekrekeningrange
Uitvoeringskosten (totaal)
Programmakosten Detachering (n=293)
Programmakosten BW 1 (n=83)
DenBW 2007
401000 t/m 401999
Loonbetalingen en sociale premies (incl. loonkosten ambtenaren en staf Wsw)
1.042.375
8.821.800
583.501
10.447.676
407000 t/m 410999
Uitzendkrachten en inhuur derden (incl interim mgt extern)
141.264
0
0
141.264
411000
Electra
415000
Uitbestede werkzaamheden
3.796
0
0
3.796
0
2.183
0
419130
Overige uitbestedingen
2.183
0
0
6.178
6.178
425000 t/m 425999
Indirecte & overige personeelskst
68.375
103.526
8.299
180.200
426000 t/m 427999
Kantoorkosten, automatisering en dubieuze debiteuren
25.845
3.457
0
29.302
428000 t/m 428999
Huisvesting
212.790
4.395
26.497
243.682
429000
Projectkn materieel econcat 3 4 3 2
151
0
0
151
430100
Communicatie projecten
430110
Kosten Ondernemingsraad
95
0
0
95
15.146
0
0
15.146
438000
Subsidies aan marktproducenten
0
0
731.154
731.154
442000
Inkomensoverdrachten aan overheid (niet-Rijk)
0
0
36.301
36.301
443010
Subsidies
0
0
34.829
34.829
456010
Rente interne kapitaalverstr t.b.v. leningverstr
15.616
0
0
15.616
458080
Afschrijving ov materiële vaste activa met (econ nut)
15.829
0
0
15.829
462000 t/m 499999
Overige kosten (intragemeentelijk)
146
0
23.301
23.447
500000 t/m 599999
Interne doorbelasting overhead / doorberekeningen (resultaatverdeling)
145.482
0
0
145.482
1.686.909
8.935.361
1.450.060
12.072.330
3.991
0
0
3.991
23.706
3.581.631
0
3.605.337
TOTALE LASTEN 806000 t/m 806999
Vergoeding voor personeel (I/D-subsidie, detachering)
811090
Vergoeding door derden / inleenvergoeding detachering
811130
Baten voorgaande dienstjaren
2.095
0
0
2.095
839000 t/m 839999
Vergoeding voor personeel (intragemeentelijk)
1.405
0
0
1.405
840000 t/m 899999
Overige verrekeningen (resultaatverdeling) / Rijkssubsidie
0
0
0
8.016.276
TOTALE BATEN EINDSALDO
1
31.196
11.629.104 -443.226
Opgebouwd uit BW toeleiding en BW Baan.
33
De cijfers in bovenstaande tabel zijn gebaseerd op door RWI verstrekte gegevens. Deze wijken op één punt af van de gegevens zoals weergegeven in het vierde kwartaalrapport van D&BW. Daar komen de baten van in totaal 31.196 euro niet naar voren. Daardoor is het resultaat zoals hierboven weergegeven – 443.226 euro terwijl in het vierde kwartaalrapport een resultaat van -474.423 wordt vermeld. Bovenstaande tabel geeft zowel de uitvoeringskosten als de programmakosten weer. Tevens is binnen de programmakosten een uitsplitsing gemaakt naar Detacheren en Begeleid werken. Om inzicht te krijgen in de verschillen in de financiële situatie tussen Detacheren en Begeleid werken zijn de uitvoeringskosten naar rato verdeeld over Detacheren en Begeleid werken1, namelijk 78% voor Detacheren (=293/(293+83)) en 22% voor Begeleid Werken (=83/(293+83)). Voor de loonkosten geldt dat de verdeling is gebaseerd op door RWI verstrekte gegevens. Tevens geldt dat er geen sprake is van loonkosten voor Wsw-ers bij BW plekken, maar alleen voor Detacheringen. De loonkosten voor de ambtenaren zijn verdeeld volgens cijfers opgeleverd door RWI en de loonkosten staf Wsw zijn opgegeven door RWI op basis van 3,6 fte en zijn wel in de hierboven geschetste verhouding toegerekend aan Detacheren en Begeleid Werken. Voor de baten geldt dat alle baten zijn toebedeeld aan Detacheringen, omdat dit het meest voor de hand liggend is (BW plekken genereren geen extra opbrengst). Dit levert onderstaande verdeling van baten en lasten op voor D&BW.
1
Deze verdeling van de uitvoeringskosten naar Detacheren en Begeleid Werken was niet beschikbaar bij noch RWI noch D&BW. Wij hebben zelf besloten op basis van de aangegeven verdeelsleutel deze verdeling / toerekening aan te brengen.
34
Tabel 2.8
Baten en lasten D&BW – toerekening van uitvoeringskosten aan Detachering vs BW
Grootboekrekening
Omschrijving grootboekrekeningrange
401000 t/m 401999
Loonbetalingen en sociale premies Loonkosten ambtenaren betrokken bij Wsw en sociale premies Loonkosten staf c.q. doorberekende salariskosten concernstaf Uitzendkrachten en inhuur derden (incl interim mgt extern) Electra Uitbestede werkzaamheden Overige uitbestedingen Indirecte & overige personeelskst Kantoorkosten, automatisering en dubieuze debiteuren Huisvesting Projectkn materieel econcat 3 4 3 2 Communicatie projecten Kosten Ondernemingsraad Subsidies aan marktproducenten Inkomensoverdrachten aan overheid (niet-Rijk) Subsidies Rente interne kapitaalverstr t.b.v. leningverstr Afschrijving ov materiële vaste activa met (econ nut) Overige kosten (intragemeentelijk) Interne doorbelasting overhead / doorberekeningen (resultaatverdeling)
401000 t/m 401999
401000 t/m 401999
407000 t/m 410999
411000 415000 419130 425000 t/m 425999 426000 t/m 427999 428000 t/m 428999 429000 430100 430110 438000 442000 443010 456010 458080 462000 t/m 499999 500000 t/m 599999
TOTALE LASTEN 806000 t/m 806999 811090 811130 839000 t/m 839999 840000 t/m 899999
TOTALE BATEN EINDSALDO
Vergoeding voor personeel (I/D-subsidie, detachering) Vergoeding door derden / inleenvergoeding detachering Baten voorgaande dienstjaren Vergoeding voor personeel (intragemeentelijk) Overige verrekeningen (resultaatverdeling) / Rijkssubsidie
Uitvoerings- en programmakosten Detachering (n=293) 8.935.361
Uitvoeringsen programmakosten BW (n=83) 0
DenBW 2007
8.935.361
723.573
566.742 1
1.290.315
173.160
48.840
222.000 2
110.186
31.078
141.264
2.961 2.183 0 156.858
835 0 6.178 23.341
3.796 2.183 6.178 180.200
23.616
5.686
29.302
170.371
73.311
243.682
118 74 11.814 0
33 21 3.332 731.154
151 95 15.146 731.154
0
36.301
36.301
0 12.180
34.829 3.435
34.829 15.616
12.346
3.482
15.829
114
23.333
23.447
113.476
32.006
145.482
10.448.391 3.991
1.623.937 0
12.072.330 3.991
3.605.337
0
3.605.337
2.095 1.405
0 0
2.095 1.405
6.252.695
1.763.581
8.016.276
9.865.523 -582.868
1.763.581 + 139.644
11.629.104 -443.226
Legenda: cijfers betreffende de lasten zijn ontvangen via RWI. Bron voor de baten: kwartaalrapportage Q4 2007 Detacheren en Begeleid Werken, SoZaWe.
1
2
De hoogte van dit bedrag is op basis van de boekhouding van SoZaWe door RWI vastgesteld en aan het onderzoeksbureau doorgegeven. Dit bedrag is gebaseerd op 3,6 fte staf. Het totaal aantal fte staf bij D&BW is 13,83. Op basis van de verdeling Wiw – Wsw = 74% - 26% betekent dit dat 3,6 fte kan worden toegerekend aan de Wsw.
35
Toelichting D&BW: Als bronnen voor de cijfers zijn gebruikt de gesprekken met D&BW en RWI, de opgeleverde kwartaalrapportages van D&BW en de verder uitgesplitste cijfers van D&BW naar de onderliggende grootboekrekening zoals voorhanden bij SoZaWe en aangeleverd door RWI. D&BW registreert baten en lasten van Wsw-ers en Wiw-ers tezamen. Om kosten te kunnen toerekenen aan enerzijds de Wiw anderzijds de Wsw wordt een bepaalde verdeelsleutel hiervoor gebruikt. De volgende basis voor toerekening wordt gebruikt: het aantal consulenten werkzaam voor / bij de Wiw versus de Wsw. De door RWI verstrekte percentages voor toerekening luiden voor 2007: 74% Wiw en 26% Wsw. Binnen de kosten die worden toegerekend aan de Wsw wordt een onderscheid gemaakt in programmakosten en uitvoeringskosten. De tabellen over D&BW laten zien welke kosten onder beide hoofdcategorieën geschaard kunnen worden. D&BW kent twee Wsw-werksoorten, namelijk Detacheringen en Begeleid Werken plekken. Bij een detachering is de Wsw-er in dienst van de gemeente (hier: D&BW). De gemeente (D&BW) krijgt subsidie en betaalt de medewerker. Vervolgens krijgt D&BW een inleenvergoeding van het detacheringsbedrijf en een stuk van de opbrengst. Bij Begeleid Werken is de Wsw-er in dienst van het bedrijf, die een loonkostensubsidie krijgt van D&BW. Deze loonkostensubsidie wordt individueel bepaald en ligt tussen de 0% en 100%. In de praktijk wordt vaak 50% of 100% loonkostensubsidie gegeven. Enkele constateringen en conclusies D&BW: Na de toerekening van de uitvoeringskosten, zijn de loonkosten 30.4961 euro per detachering. De inleenvergoeding per detachering betreft 12.3052 euro (= 40% van de loonkosten). Aanvullende opbrengsten die vanuit de opdrachtgever wel of niet worden ontvangen, zijn niet aangetroffen in de cijfers. Vervolgens wordt uiteraard ook nog een rijkssubsidie ontvangen voor elke detachering. Uiteindelijk resulteert een verlies per Wsw-detachering van 1.989 euro3. Loonkosten heeft volgens de definitie van het CBS twee hoofdcomponenten: Lonen: lonen en salarissen (inclusief de ingehouden loonbelasting en sociale premies), bijzondere beloningen (zoals vakantietoeslag), loon in natura, onkostenvergoedingen in verband met de dienstbetrekking (zoals kosten woon-werkverkeer) Sociale premies ten laste van de werkgever (betalingen en afdrachten in het kader van de wettelijke en contractuele sociale zekerheid, zoals pensioenbijdrage) In het beleidskader (p. 14) wordt opgemerkt dat de gemeente toe moet naar een model waarin een loonkostensubsidie is gebaseerd op de geschatte verdiencapaciteit (deze zijn omgekeerd evenredig met elkaar). Gedeeltelijk gebeurt dit al wel binnen de gemeente. Op basis van de cijfers lijkt het erop dat de totale loonkostensubsidie 802.284 4 euro bedraagt. Dit betreft dus een gemiddelde loonkostensubsidie per BW plek van 9.666 euro. Uiteindelijk wordt er winst gemaakt op de BW-plekken, namelijk 1.682 euro5 per BW plek. De kosten per SE per BW plek in 2007 bedragen 1.450.060 euro / 83 BW plekken = 17.470 euro per werknemer. Inclusief toerekening van de uitvoeringskosten komt dat uit op 19.566 euro per plek (= 1.623.937/83).
1 2
3 4
5
Dat betreft 8.935.361 / 293 = 30.496 euro. Dat betreft het bedrag van de inleenvergoeding, namelijk 3.605.337 euro gedeeld door het aantal SE detacheringen is 293 en dan resulteert 12.305 euro per SW-detachering. Dit betreft 582.868 / 293 = 1.989 euro per detachering verlies. Dit betreft de subsidies aan marktproducenten (731.154) + de inkomensoverdrachten aan de overheid (nietRijk) (36.301) + Subsidies (34.829) = 802.284 euro. Dit betreft 139.644 / 83 = 1.682 euro per BW plek.
36
Mogelijke verklaringen voor het negatieve resultaat van D&BW zijn: de vergoeding die wordt ontvangen voor de loonkosten van gedetacheerde werknemers (= inleenvergoeding) is veel minder dan de daadwerkelijk betaalde loonkosten. Dit blijkt ook uit de cijfers. er wordt voor de werknemers Begeleid Werken veel subsidie gegeven aan de bedrijven die de werknemers in dienst nemen. Dit vermoeden bestaat, maar er zijn geen cijfers voorhanden waarop deze uitkomst gestaafd kan worden. (eventuele) opbrengsten op detacheringen stromen niet (in voldoende mate) vanuit de opdrachtgever naar D&BW 1. Er worden wel inleenvergoedingen ontvangen, maar aanvullende opbrengsten vanuit de opdrachtgever zijn niet aangetroffen in de cijfers. Er is sprake van een relatief hoog percentage ZDO bij D&BW, namelijk 15%. Dat betreft werknemers met een arbeidsovereenkomst, zonder baan. Voor deze personen wordt geen inleenvergoeding ontvangen.
2.7
Financiële situatie Stadstoezicht
Tabel 2.9 brengt de lasten en baten in kaart betreffende de Wsw in 2008 voor Stadstoezicht. De tabel laat een klein negatief exploitatieresultaat voor 2008 zien. Tabel 2.9
Baten en lasten Wsw Stadstoezicht
Grootboekrekening
Omschrijving grootboekrekeningrange
401000 t/m 401999
Loonbetalingen en sociale premies
401000 t/m 401999
Loonkosten staf 2
407000 t/m 410999
Uitzendkrachten en inhuur derden (incl interim mgt extern)
425000 t/m 425999
Indirecte en overige personeelskosten
426000 t/m 427999
Kantoorkosten, automatisering en dubieuze debiteuren
11.433
428000 t/m 428999
Huisvesting
19.087
431000 t/m 431999
Kosten Parkeren
1.690 4
461000 t/m 461999
Inhuur derden intern
462000 t/m 499999
Overige kosten (intragemeentelijk)
500000 t/m 599999
Interne doorbelasting overhead / doorberekeningen (resul-
Stadstoezicht - 2008 3.913.134 127.500 1.075 72.831 3
713 84.794 5 242.500 6
taatverdeling) saldo baten/lasten
50.338
vorigboekjaar TOTALE LASTEN
4.525.095
806000 t/m 806999
Vergoeding voor personeel (I/D-subsidie, detachering)
839000 t/m 839999
Vergoeding voor personeel (intragemeentelijk)
840000 t/m 899999
Overige verrekeningen (resultaatverdeling) / Rijkssubsidie
TOTALE BATEN EINDSALDO
275.062 1.476.718 2.728.740 7 4.480.520 -44.575
Legenda: cijfers ontvangen van Stadstoezicht zelf in februari 2009. Cijfers Wsw van 2007 konden niet makkelijk gereproduceerd worden vanwege een andere werkwijze, waardoor overeengekomen is om te werken met cijfers van 2008. 1
2 3 4 5 6 7
In Cedris (2008, p. 26) staat dat de gemiddelde netto omzet uit detachering per Wsw gesubsidieerde voltijdsbaan 10.110 euro bedraagt. Tevens wordt aangegeven dat de gemiddelde opbrengst Begeleid Werken per Wsw gesubsidieerde voltijdsbaan 12.470 euro bedraagt. Dit zijn medewerkers binnen van de staf van afdeling Beveiliging. Alle andere loonkosten betreffen Wsw-ers. Dit betreft o.a. opleidingskosten, Bedrijfskleding Bout, onkostenvergoedingen. Dit betreft kosten Portofoons. O.a. Autokosten, bedrijfskleding Roteb. Staf Stadstoezicht. Hierin zitten ook de loonkosten van P&O, Financiën, Facilitair Management etc. De Rijkssubsidie is iets anders dan is weergegeven in tabel 2.1, omdat in tabel 2.1 voor Stadstoezicht het bedrag van 2007 staat en in tabellen 2.3 en 2.9 het bedrag voor 2008.
37
Stadstoezicht: De cijfers van de Wsw afzonderlijk waren lastig te produceren. In eerste instantie is verwezen naar RWI om de cijfers van 2007 boven water te krijgen. RWI kon deze cijfers echter niet leveren. Uiteindelijk, na een tweede gesprek, zijn in overleg de gegevens van 2008 aangeleverd. Bij Stadstoezicht zijn allemaal relatief dure Wsw-ers in dienst. Het betreft allemaal gevallen van vóór 1998 (herziening Wsw). De lasten per Wsw-er bij Stadstoezicht bedragen 43.933 euro (4,5 miljoen gedeeld door 103) Het onderscheid tussen ambtenaren en Wsw-ers is in de loonkosten wel te maken, echter niet voor centraal overgeslagen posten als kleding (uniformen). Het toerekenen van overhead blijkt in de praktijk lastig te zijn: in het eerste gesprek werd aangegeven dat op het moment gewerkt wordt aan een project om kostentoerekening van indirecte kosten transparanter te maken: ‘Intern is Stadstoezicht bezig met een project dat de kostentoerekening van indirecte kosten inzichtelijker en meer consistent moet maken. Alle kosten moeten worden toegerekend naar primaire beleidsproducten. Tot nu toe was er sprake van een tweedeling: toezicht en handhaving versus parkeren. De eerste stap is de toedeling van de directe kosten en directe opbrengsten per ‘kop’. Later ook de indirecte kosten.’ Wel heeft men op verzoek aangegeven welke posten tot overhead worden gerekend binnen Stadstoezicht (zie paragraaf 3.5.2.) Het salaris van de Wsw-ers is veel hoger dan van ambtenaren in dezelfde functie. Echter, de extra kosten kunnen niet vermarkt worden door de heersende concurrentie. Er worden binnen Stadstoezicht geen urenregistraties bijgehouden voor Wsw-ers. Het percentage ZDO (= werknemers met een arbeidsovereenkomst, maar zonder baan) is bij Stadstoezicht 9%.
2.8
Financiële situatie RWI (en FBW)
De taken van Regie Werk en Inkomen (RWI) luiden in grote lijnen als volgt: Door het Rijk toegekende Wsw plaatsen verdelen over uitvoerders en toezien op realisatie van de plaatsen Gemeentelijke tekortbijdrage jaarlijks verdelen over de uitvoerende diensten (protocol) Het jaarlijks vaststellen van de hoogte van de bijdrage per Wsw plaats (subsidiedifferentiatie) Het jaarlijks vaststellen van de sociale Wsw-doelstellingen: uitstroom/ doorstroom, begeleid werken en verzuim Beleid Wsw (volgen van landelijke beleidsontwikkelingen en deze vertalen naar de plaatselijke situatie) Financiële verantwoording aan het Rijk Ondersteuning en coördinatie van het Sw-beraad
38
De regievoering door RWI wordt ingeperkt door de afspraak uit het SW-beraad uit 2004, dat uitvoerende diensten zelf verantwoordelijk zijn voor hun bedrijfsvoering. Het wachtlijstbeheer verdient aandacht. Er vindt op dit vlak wel beheer plaats, maar onvoldoende regievoering op de wachtlijstprocedure in 2007. Ook hier geldt dat uitvoerders (met name D&BW) een uitvoerende rol ten aanzien van het wachtlijstbeheer willen hebben en ook krijgen. Dit leidt ertoe dat de zwakke doelgroep op de wachtlijst steeds groter wordt. Na 2007 is op dit punt een verbeterslag ingezet, waarbij er sprake is van het opschonen van de wachtlijst en het realiseren van wachtlijstbanen. Financieel Beheer Werkgelegenheid (FBW) FBW betreft de Centrale Salarisadministratie. Hier zitten nu 10 medewerkers die eerst bij Roteb zaten. Zij houden zich bezig met de verantwoording naar het Rijk, de centrale salarisadministratie en het wachtlijstbeheer. Sinds kort valt FBW onder de afdeling Financiën van SoZaWe. Tabel 2.10
Baten en lasten RWI / FBW
Grootboekrekening
Omschrijving grootboekrekeningrange
401000 t/m 401999
Loonbetalingen en sociale premies
RWI / FBW 2007 655.525
407000 t/m 410999
Uitzendkrachten en inhuur derden (incl interim mgt extern)
417000
OZB zakelijk recht (onroerendzaakbelasting)
425000 t/m 425999
Indirecte en overige personeelskosten
29.930
426000 t/m 427999
Kantoorkosten, automatisering en dubieuze debiteuren
64.807
428000 t/m 428999
Huisvesting
58.752
429000
Projectkosten materieel econ cat 3 4 3 2
456010
Rente interne kapitaalverstr tbv leningverstr
458040
Afschr Bedrijfsgebouwen met economisch nut
462000 t/m 499999
Overige kosten (intragemeentelijk)
145
36 2.648 13.238 279 992.938 1
TOTALE LASTEN 840000 t/m 899999
85.673
Overige verrekeningen (resultaatverdeling) / Rijkssubsidie
2.166.199
TOTALE BATEN
2.166.199
EINDSALDO
1.173.261
Correctie Amendement Verburg / Bussemaker, overige subsidies en bijdragen (o.a. voor wachtlijstbeheer) 2
-/-1.166.199
EINDSALDO na correctie
7.062
Tabel 2.10 brengt de lasten en baten in kaart betreffende de Wsw in 2007 voor RWI en FBW. De tabel laat een klein positief exploitatieresultaat voor 2007 zien (na correctie).
1
2
Van deze kosten komt 764.624 euro (77%) voor rekening van FWB en 228.314 euro (23%) voor rekening van RWI. Deze kosten worden bepaald door 2 fte, huisvestigingskosten en salarisverwerkingskosten. Zie tabel 2.1.
39
2.9
Conclusies en aanbevelingen uitvoerders
Roteb Conclusies De gevraagde cijfers en informatie is bij Roteb goed op orde en kan op verzoek anders gepresenteerd worden. De overhead bij Roteb komt uit op 16% van de totale lasten. Dat lijkt zeer acceptabel. De loonkosten staf (doorberekende salarislasten concernstaf) per Wsw-er zijn bij Roteb 49.846 euro. Aanbevelingen Ondanks dat de Wsw-plekken bij Roteb formeel Beschut Werken betreft, gaat het feitelijk bij 32% om groepsdetachering. Overwogen zou kunnen worden om de subsidiedifferentiatie aan te passen aan deze nieuwe situatie van een toegenomen aantal groepsdetacheringen. Bij structurele detachering door Roteb moet de infrastructuur afgebouwd worden (waardoor de kosten omlaag gaan) of er moeten mensen vanuit het Wwb bestand geplaatst worden (en hier moet dan een vergoeding van de gemeente voor gevraagd worden). Voor de PMC’s Bouw (B&C) en Ultimade Elektra van Roteb geldt dat er bovengemiddelde Wsw-ers wat betreft niveau werken, maar dat er fors verlies wordt gemaakt. Overwogen zou kunnen worden om deze Wsw-ers elders onder te brengen waardoor er meer rendement gehaald zou kunnen worden (bijvoorbeeld de Wsw-ers van Bouw detacheren bij een bouwbedrijf).
D &B W Conclusies Er wordt winst gerealiseerd op de BW plekken en verlies op de Detacheringen. Het verlies van D&BW kan verklaard worden door een combinatie van factoren, namelijk: de vergoeding die wordt ontvangen voor de loonkosten van gedetacheerde werknemers (= inleenvergoeding) is veel minder dan de daadwerkelijk betaalde loonkosten. Dit blijkt ook uit de cijfers. er wordt voor de werknemers Begeleid Werken veel subsidie gegeven aan de bedrijven die de werknemers in dienst nemen. Dit vermoeden bestaat, maar er zijn geen cijfers voorhanden waarop deze uitkomst gestaafd kan worden. (eventuele) opbrengsten op detacheringen stromen niet (in voldoende mate) vanuit de opdrachtgever naar D&BW1. Er worden wel inleenvergoedingen ontvangen, maar aanvullende opbrengsten vanuit de opdrachtgever zijn niet aangetroffen in de cijfers. Er is sprake van een relatief hoog percentage ZDO bij D&BW, namelijk 15%. Dat betreft werknemers met een arbeidsovereenkomst, zonder baan. Voor deze personen wordt geen inleenvergoeding ontvangen.
1
In Cedris (2008, p. 26) staat dat de gemiddelde netto omzet uit detachering per Wsw gesubsidieerde voltijdsbaan 10.110 euro bedraagt. Tevens wordt aangegeven dat de gemiddelde opbrengst Begeleid Werken per Wsw gesubsidieerde voltijdsbaan 12.470 euro bedraagt.
40
Aanbeveling Voor D&BW geldt dat toegewerkt moet worden naar meer inzicht in de financiële situatie van de Wsw, een hogere inleenvergoeding bij detacheringen, het realiseren van (meer) opbrengsten uit detacheringen en BW-plekken en het terugbrengen van het percentage ZDO (dit zijn werknemers met een arbeidsovereenkomst, maar zonder baan). Aangezien op detacheringen in 2007 verlies wordt gemaakt en op BW plekken winst, is het (vanuit bedrijfseconomisch oogpunt) aan te raden om zoveel mogelijk detacheringen in BW plekken om te zetten.
Stadstoezicht Conclusies De cijfers van de Wsw afzonderlijk waren lastig te produceren. In eerste instantie is verwezen naar RWI om de cijfers van 2007 boven water te krijgen. RWI kon deze cijfers echter niet leveren. Uiteindelijk, na een tweede gesprek, zijn in overleg de gegevens van 2008 aangeleverd. Bij Stadstoezicht zijn allemaal relatief dure Wsw-ers in dienst. Het betreft allemaal gevallen van vóór 1998 (herziening Wsw). De lasten per Wsw-er bij Stadstoezicht bedragen 43.933 euro (4,5 miljoen gedeeld door 103) Aanbeveling De dienst Stadstoezicht heeft te maken met relatief dure Wsw-ers. Dat is historisch zo gegroeid. Daar lijkt weinig aan te doen te zijn. Wellicht is het toch wel raadzaam om na te denken over een andere constructie, waarbij er toch winst te behalen is (nu krijgt men wel een relatief hoge rijksbijdrage, maar de kosten zijn ook hoog, waardoor lastig winst te behalen lijkt te zijn).
G e m i d d e ld e l o o n k os t e n e n l a s t e n n a a r w e r k s o or t Hieronder volgt een kort overzicht waarin de gemiddelde loonkosten van Wsw-medewerkers en de gemiddelde totale lasten per SE Wsw in kaart zijn gebracht voor de verschillende werksoort. Tabel 2.11
Gemiddelde loonkosten Wsw medewerkers per SE naar werksoorten (in euro) Beschut
(Groeps)
BW-plek
Totaal
n.v.t.
30.496
Detachering Roteb
26.689
D&BW Stadstoezicht
Tabel 2.12
31.097 30.496
28.101
37.991
37.991
Gemiddelde totale lasten Wsw per SE naar werksoorten (in euro) Beschut
(Groeps)
BW-plek
Totaal
Detachering Roteb
37.539
D&BW Stadstoezicht
42.411 35.660
43.933
39.101 19.566
32.107 43.932
41
Zowel de gemiddelde loonkosten Wsw als de gemiddelde totale lasten Wsw zijn het hoogst voor Stadstoezicht. De gemiddelde loonkosten per SE voor Wsw medewerkers zijn het laagst voor Roteb en de gemiddelde totale lasten Wsw per SE zijn het laagst voor D&BW. De loonkosten voor de (groeps)detacheringen zijn voor Roteb en D&BW niet heel verschillend (het type detachering zal overigens wel afwijken, bij Roteb zijn het meer groepsdetacheringen en bij D&BW meer individuele detacheringen). De gemiddelde totale lasten Wsw per SE zijn echter voor de (groeps)detacheringen bij Roteb veel hoger dan voor de detacheringen bij D&BW. Bovendien valt op dat zowel de gemiddelde loonkosten per SE als de gemiddelde totale lasten per SE voor de (groeps)detacheringen van Roteb hoger zijn dan voor de Beschutte plekken van Roteb. Deze laatste constatering wordt verklaard door onderstaande drie oorzaken: Het RO bedrijf dat in 2007 nog door Roteb tot de SW werd berekend, is ingedeeld bij de groepsdetacheringen. Bij het RO bedrijf werkten toen echter geen Sw-ers. In de berekening worden de volledige lasten echter wel meegenomen. Feitelijk is dat niet helemaal correct Een tweede oorzaak is de concentratie van inhuur van uitzendkrachten bij de pmc’s die tot de detacheringen worden gerekend. Deze inhuur van uitzendkrachten wordt via de omzet terugverdiend, zoals eerder aangegeven. Ook hiervoor geldt dus dat er geen verband is met de begeleidingskosten en infrastructurele kosten van de groepsdetacheringen. Verder geldt dat met name kosten voor transport, in de vorm van leasekosten, bij de groepsdetacheringen hoger zijn dan bij Beschutte werkplekken. Werknemers die gedetacheerd zijn of op locatie werken worden immers dikwijls vervoerd naar de werkplek.
42
3
Financiële benchmark Wsw
3.1
Inleiding
In dit hoofdstuk presenteren we de uitkomsten van de benchmark en zetten deze uitkomsten af tegen de financiële gegevens en andere karakteristieken wat betreft de uitvoering van de Wsw in Rotterdam. De benchmarkgemeenten zijn zo gekozen dat er zowel sprake is van enige overeenkomst met Rotterdam (G4, Amsterdam en Den Haag) alsook lering getrokken kan worden uit een ander model van uitvoering van de Wsw (m.n. Helmond). In paragraaf 3.2 worden de financiële kengetallen betreffende de Wsw gepresenteerd voor de drie benchmarkgemeenten in vergelijking tot Rotterdam. De paragrafen 3.3, 3.4 en 3.5 beschrijven de karakteristieke werkwijze en uitvoering van de Wsw in de drie betreffende benchmarkgemeenten.
3.2
Financiële benchmark op hoofdlijnen
Onderstaande tabel bevat enkele financiële kengetallen betreffende de Wsw waarop de vier geselecteerde uitvoerders/gemeenten vergeleken zijn. Een verdergaande financiële vergelijking op posten zoals salariskosten SW, huisvestingskosten, omzet e.d. is niet direct voorhanden en daarom niet mogelijk. De financiële informatie is ontoereikend en onvergelijkbaar en ook niet vergelijkbaar te maken. Daarom betreft dit een meer kwalitatieve financiële benchmark op hoofdlijnen in plaats van een kwantitatieve benchmark.
43
Tabel 3.1
Financiële kengetallen benchmark
Benchmark gegevens 2007 Uitvoerder(s)
Rotterdam
Amsterdam
Den Haag
Helmond
Roteb, Stadstoe-
Pantar
Haeghe groep
Atlant Groep
zicht en D&BW Rijkssubsidie (euro)
61.317.123
67.261.000
51.246.000
38.488.000
taakstelling SE Wsw
2.513
2.626
2.001
1.450
aantal SE Wsw
2.541
2.646
2.043
1.497
2.165 (85%)
2.088 (79%)
1.616 (79%)
404 (27%)
293 (12%)
424 (16%)
401 (20%)
913 (61%)
83 (3%)
134 (5%)
26 (1%)
180 (12%)
24.131
25.420 2
25.084
25.710
135,5
273
87
38
% 1,25 gevallen op het totaal
5%
10%
4%
3%
Gemeentelijke bijdrage (euro)
6.256.000
2.900.000
3.377.000
0
verdeeld naar 1: Beschut werken Detacheringen Begeleid werken (BW) Rijkssubsidie per SE (euro) aantal 1,25 gevallen
Gemeentelijke bijdrage per SE Wsw (euro) Exploitatieresultaat
2.462
2.419 3
1.653 4
0
0
-3.500.000
-3.377.000
2.404.000
Legenda: bronnen voor de informatie zijn: gesprekken Rotterdam, gesprekken benchmark gemeenten en aanvullende informatie per mail, POR gegevens Wsw (RvB) en de jaarverslagen 2007 van de Atlant Groep, de Haeghe groep en Pantar Amsterdam.
Het aantal SE plekken Wsw in 2007 bij de verschillende uitvoerders / gemeenten varieert tussen de 2.000 – 2.500 bij drie van de G4-gemeenten en ongeveer 1.500 bij Helmond. Bij de verdeling van het aantal SE over Beschut Werken, Detacheringen en Begeleid Werken valt op dat het percentage Beschut Werken plekken bij Rotterdam, Amsterdam en Den Haag relatief hoog is. In Helmond is echter het percentage detacheringen relatief hoog. Het percentage Begeleid Werken plekken is bij de G4 deelnemers ongeveer gelijk en relatief laag (1-5%). Bij Helmond is dit percentage opvallend hoog in vergelijking tot de andere uitvoerders, namelijk 12%. Opvallend en geheel volgens verwachting is het dat de uitvoerder die relatief gezien de meeste detacheringen heeft en de meeste BW plekken het in financieel opzicht ook het best doet (Helmond). Het onderdeel Groen maakt in Helmond een relatief klein deel uit van het totaal. In Den Haag zit 36% van het aantal SE in het Groen, in Rotterdam ongeveer 20%5, in Amsterdam ongeveer 12%.
1
2
3
4
5
De mogelijkheid bestaat dat de definities van de begrippen hier per uitvoerder niet exact identiek zijn. Zo worden bijvoorbeeld in Rotterdam de groepsdetacheringen meegerekend onder Beschut werken, terwijl deze bijvoorbeeld bij Helmond worden gerekend tot de detacheringen. Dit bedrag is verkregen door deling van het totale bedrag van de rijkssubsidie door het aantal SE. Het definitief normbedrag per SE voor 2007 is echter 25.337 euro. Er zit een klein verschil tussen doordat in de rijkssubsidie zoals weergegeven ook een uitkering van het Rijk (amendement Bussemaker) zit die niet in het normbedrag per SE is opgenomen. Dit betreft de gemeentelijke bijdrage en het sub-totaal SW (incl. gem. bijdrage Amsterdam) samen, namelijk 6,4 miljoen euro (p. 17 Jaarverslag 2007) gedeeld door het aantal SE. Alleen de gemeentelijke bijdrage per SE is een bedrag van 1.323 euro per SE. In principe is de gemeente Den Haag bereid om tot 3.000 euro per SE bij te dragen. Echter, in 2007 was dit niet nodig en kon met 1.653 euro per SE volstaan worden. Hier is uitgegaan van het aantal SE bij Multigroen, namelijk 513. Dat is 20% van 2.541. Echter, een aantal activiteiten van Multigroen hebben niets met ‘Groen’ te maken, waardoor dit percentage in de praktijk iets lager uit zal vallen.
44
De gemeentelijke bijdrage voor het jaar 2007 is voor Rotterdam ruim 6 miljoen euro. Deze is als volgt opgebouwd: Tabel 3.2
Gemeentelijke bijdrage Wsw Rotterdam in 2007
Verdeling gemeentelijke bijdrage (volgens subsidiedifferentiatie)
1.803.000
Gemeentelijke bijdrage
2.483.000
Extra gemeentelijke middelen tekort
970.000
Extra gemeentelijke middelen voor aanpak wachtlijst
300.000
Overdracht aan Roteb vanuit Bestuursdienst Rotterdam Totale gemeentelijk bijdrage 2007
700.000 6.256.000
Voor Rotterdam geldt dat een deel van de gemeentelijke bijdrage ook verdeeld wordt volgens de sleutel van verdeling van de Rijksbijdrage (zie de eerste post in tabel 3.2). Voor de benchmarkgemeenten geldt dat niet omdat er niets verdeeld hoeft te worden omdat er maar één uitvoerder is in tegenstelling tot Rotterdam, waar drie uitvoerders van de Wsw zijn en een regiegroep (RWI). Voor Amsterdam geldt dat de gemeentelijke bijdrage bijna 3 miljoen euro bedraagt. Daarbij is er sprake van een negatief exploitatieresultaat op de Wsw van 3,5 miljoen euro. Dit betreft een subtotaal op de Wsw (inclusief gemeentelijke bijdrage van de gemeente Amsterdam). Door winst op Begeleiden en Detacheren (geen Wsw) wordt er uiteindelijk 1,4 miljoen winst gemaakt. Echter, zonder gemeentelijke bijdrage en compensatie vanuit Begeleiden en Detacheren zou het verlies puur op de Wsw dus 6,4 miljoen euro zijn. Voor Den Haag geldt dat er in 2007 sprake is van een gemeentelijke bijdrage van 3,4 miljoen euro. Echter, de gemeente staat een maximale gemeentelijke bijdrage toe van 3.0001 euro per SE, die in het jaar 2007 dus niet nodig was. Deze maximale gemeentelijke bijdrage zou dan uitgekomen zijn op 6,1 miljoen euro. Geconcludeerd kan worden dat de gemeentelijke bijdrage van Amsterdam en Rotterdam ongeveer gelijk zijn in 2007 en ook ongeveer overeenkomen met wat Den Haag maximaal als gemeentelijke bijdrage toestaat. Echter, in Den Haag was er in 2007 slechts een gemeentelijke bijdrage van 1.653 euro per SE nodig, in Rotterdam van 2.462 euro per SE en Amsterdam van 2.419 per SE. Het overschot (verschil tussen de maximale en benodigde maximale gemeentelijke bijdrage, in dit geval 2,7 miljoen euro) mag de Haeghe groep van de gemeente houden en wordt gebruikt voor nieuwe mensen die van de wachtlijst afgehaald zijn. De gemeentelijke bijdrage in Helmond is daarentegen al jaren lang 0 euro en tevens heeft de Atlant Groep een positief exploitatieresultaat op de Wsw.
3.3
Casus 1: Haeghe groep
Korte beschrijving De Haeghe groep is één van de 13 gemeentelijke diensten van de gemeente Den Haag. De groep is in 1994 – 1995 tot stand gekomen uit een fusie van één gemeentelijke dienst en twee particuliere stichtingen. Het contact tussen de Heaghe groep en de gemeente Den Haag (wethouder en de Sociale Dienst) is bijzonder goed. 1
Een deel van dit bedrag, namelijk dat deel dat betrekking heeft op loonkosten, wordt elk jaar geïndexeerd waardoor dit bedrag met een paar ton euro per jaar omhoog kan gaan.
45
Er vallen zes bedrijven onder de Haeghe groep, namelijk: Buiten bedrijven1 (Wsw-ers werken buiten de ruimte van de Haeghe Groep) Diensten (ongeveer 470 fte, waarvan 26 BW-ers) Omnigroen (499 fte waarvan 150 gedetacheerd) Schoonmaak (239 fte) Industriële bedrijven (binnen bedrijven, allemaal Beschut Werken) Verpakken / montage / electro (535 fte) Kwekerij / tuinbouw (228 fte) Kaarsenmakerij (20) Bij de bedrijven maakt Den Haag onderscheid tussen Binnenbedrijven en Buitenbedrijven, waardoor Den Haag vier groepen kent, namelijk: Binnenbedrijven Buitenbedrijven Begeleid Werken Detacheren Het omzetten van Detacheringen naar BW plekken is voor de Haeghe groep gunstig, terwijl veel bedrijven het niet zo zien. De Haeghe groep heeft relatief weinig kosten voor deze groep, afgezien van de begeleiding, terwijl de bedrijven het risico nemen, bijvoorbeeld in het geval een Wsw-ers ziek wordt. In de praktijk is echter de uitstroom uit een BW-plek hoger dan uit een Detachering. Veel personen stromen al na een jaar uit een BW plek, terwijl veel detacheringen meerjarig zijn. Er is de laatste jaren binnen de Haeghe groep veel gestuurd op de beweging van binnen naar buiten. De missie van de Haeghe groep is dan ook om ervoor te zorgen dat iedere Wsw-er zo hoog mogelijk op de ladder terecht komt. Een interne werkplek (binnenbedrijven) kost daarnaast veel meer dan een buitenplek. Of zoals men in het interview aangaf: ‘in het park leunen op een schoffel kost minder dan als men binnen zit’. Opvallende zaken (financieel) De beweging van binnen naar buiten is in Den Haag gepaard gegaan met inkrimping van vierkante meters en met de sluiting van een pand in 2006, waardoor de kosten van infrastructuur omlaag gegaan zijn. Het financiële effect hiervan zie je pas na één of twee jaar. Door de beweging van binnen naar buiten gaat ook uiteindelijk de omzet omhoog en het aantal detacheringen is fors omhoog gegaan. Bovendien bleek er bij de binnenbedrijven (Industrie) sprake te zijn van harde concurrentie, waardoor op dit onderdeel eigenlijk alleen maar verlies werd geleden. Daarom is besloten de meest verliesgevende onderdelen af te stoten om voor een groot deel over te gaan van een productiebedrijf naar een leerwerkbedrijf voor WWB-ers. Daar staat een vergoeding tegenover vanuit de Sociale Dienst (WWB) van rond 8.000 euro per plek, waardoor de kosten van de leiding, overhead en infrastructuur goed gemaakt worden en er geen verlies meer wordt geleden op dit onderdeel. De visie van Den Haag op de gemeentelijke bijdrage is dat je deze niet volledig moet willen terugbrengen tot 0 euro. Er zijn immers veel niet te beïnvloeden factoren en kosten waar je mee te maken krijgt. Denk bijvoorbeeld aan het Shared Service Center waarmee zowel in Den Haag als Rotterdam gewerkt wordt. Je krijgt kosten voor je rekening waar je geen in-
1
Deze buitenbedrijven kunnen de kosten relatief laag houden omdat zij geen kosten van infrastructuur (= gebouw) hebben.
46
vloed op hebt. Deze worden in Den Haag dan ook (gedeeltelijk) gecompenseerd door de gemeente. Als de gemeente niet bijdraagt dan wordt het een heel ander bedrijf. Noodgedwongen zal er dan minder aan begeleiding gedaan kunnen worden bijvoorbeeld, waardoor er weer andere problemen ontstaan en de kosten ergens anders in de maatschappij neerslaan. De Haeghe groep is van mening dat het klimaat binnen de Wsw goed moet blijven. Je moet ergens tussen een efficiënt en sociaal klimaat inzitten. Je hoeft qua financiële kengetallen Wsw niet bij de absolute top te scoren, als je maar ergens vooraan in de middenmoot zit en het sociale klimaat ook goed is. Financiële sturing en monitoring vindt niet zo zeer plaats op de werksoorten (Beschut en Buiten incl. Detachering en BW) maar op de zes werkbedrijven. Er is sprake van een redelijk zuivere toerekening aan de diverse regelingen die binnen de Haeghe groep uitgevoerd worden voor de gemeente. Er zijn duidelijke afspraken met de Sociale dienst over begeleiding van mensen vanuit verschillende regelingen (o.a. Wsw) met daaraan gekoppeld bepaalde tarieven en verantwoording (DSZW, accountant). Visie Rotterdam en leerpunten De versnipperdheid van de uitvoering werkt doorstroming niet in de hand. In Den Haag wordt zowel bij binnen- als buitenbedrijven het belang duidelijk gemaakt van doorstroom. De Wsw-ers worden doordrongen van het feit dat het de bedoeling is dat de Wsw er is voor mensen die het echt nodig hebben en dat het de bedoeling is dat je na uiteindelijk na een paar jaar de groep verlaat (doorstroom, uitstroom)1. Binnen Den Haag heeft er op individueel niveau een screening plaatsgevonden van de mensen (en deze vindt deels nog plaats) en zijn er individuele afspraken gemaakt over de doorstroming. En tevens is de werkbedrijven zelf opgedragen om een oplossing te bedenken voor de doorstroming van sleutelfiguren binnen een organisatie. Er wordt hierbij ook rekening gehouden met mensen die absoluut niet door kunnen stromen. Op deze manier wordt er geholpen om er beweging in te brengen, wat nu ook daadwerkelijk gebeurt. Ook is er actief gesmeed aan een hecht team van directie en bedrijfsmanagers met periodiek een gezamenlijke bedrijfsdag van de “top 50” waarbij je één team smeedt. Een gezamenlijk belang en gevoel is van belang. Leerpunten vanuit Den Haag voor Rotterdam: Versnipperdheid in de uitvoering (lees: uitvoering door drie partijen) werkt doorstroom niet in de hand. Uitvoering van de Wsw in één hand, door één uitvoerder2. Het is heel belangrijk om een groepsgevoel, gezamenlijk belang te creëren: één bedrijfscultuur (integriteit en gedrag, kernwaarden). Structurele screening van alle Wsw-ers op doorstroommogelijkheden, dit planmatig vastleggen en hierover afspraken maken (over termijn van doorstroming en waar naartoe)3. Kritisch naar de verliesgevende onderdelen kijken en mogelijk saneren of ombouwen, bijvoorbeeld van productiebedrijf naar leerwerkbedrijf en daar een financiële vergoeding voor vragen (voorbeeld WWB en sociale dienst). Decentraliseren wat decentraal kan, centraal wat centraal moet.
1
2
3
Uit het beleidskader van de gemeente Rotterdam (december 2008) blijkt (p. 13) dat de ambitie is om meer ontwikkeling te realiseren richting reguliere werkzaamheden. Hetzelfde Beleidskader beschrijft de plannen om Roteb en D&BW te integreren. Stadstoezicht blijft een aparte status houden. In het beleidskader staat op pagina 13 de ambitie genoemd om 25 extra klanten te helpen, zoals de commissie de Vries dat aanbeveelt.
47
3.4
Casus 2: Pantar Amsterdam
Korte beschrijving In 1996 is uit zeven bestaande werkverbanden de Stichting WRA-groep voortgekomen, waar destijds 3.000 Wsw-ers werkten. Bij de start werd er 18 miljoen gulden verlies gemaakt. Het doel was het terugdringen van dit verlies. Het bedrijfsresultaat moest verbeterd worden. Berenschot heeft een advies geschreven en op basis daarvan zijn er vier divisies gekomen die allemaal op een aparte locatie zaten. Het verlies is in die periode teruggedrongen tot 3 miljoen euro per jaar en is met 3.000 Wsw-ers heel lang (1996 – 2005) op dit niveau gebleven. In 2006 is er een grote omslag gekomen. In 2005 startte de WWB en was het doel om mensen uit de uitkering te houden. Aboutaleb werd wethouder en in plaats van kritisch te kijken naar de Wsw kreeg Amsterdam de opdracht om zoveel mogelijk Id-ers en Wiw-ers (8.000) uit de uitkering te halen. In 2006 kregen zij in één keer 5.000 dossiers op hun bureau van mensen die uit de uitkering gehaald moesten worden. Op dat moment zijn ze reintegratiebedrijf geworden en hebben ze de naam Pantar gekregen. Zij zijn toen van de vier divisies overgegaan tot één bedrijf, met één primair proces namelijk mensontwikkeling, met één belangrijke grote klant namelijk DWI Amsterdam. Om de mensen te laten doorstromen naar regulier werk zijn er 15 accountmanagers in dienst. Het belang in de Sw was vanaf 2006 niet langer het verlies omlaag te krijgen, maar om een bedrijf te vormen dat gericht is op doorstroom / mensontwikkeling. De volgende bedrijfsonderdelen kunnen momenteel onderscheiden worden1: Handel en Industrie: Hieronder vallen de Business Units Verpakken, Wasserij, Groepsdetacheren en Kringloopbedrijven en de Business Unit (BU) Industrie 1.123 fte Sw (124,3 fte zwaar gehandicapten) negatief subsidieresultaat van 1 miljoen euro = Sw kosten – rijkssubsidie Dienstverlening: Hieronder vallen BU-Groen, BU-Tuinderij, BU FD&B (Bouw), BU-PMD 981 fte Sw (106,6 fte zwaar gehandicapten) Negatief subsidieresultaat van 2 miljoen euro Begeleiden en Detacheren (SW) 385 fte Sw (32,3 fte zwaar gehandicapten) Negatief subsidieresultaat van 1,8 miljoen euro In 2006 is dus duidelijk het primaire proces veranderd. Voor 2006 lag de nadruk op het naar beneden krijgen van de gemeentelijke bijdrage, na 2006 op doorstroom. Een deel van het voordeel van doorstroom valt ook bij de gemeente Amsterdam, zij houden er ook op over. Immers als iemand uitstroomt hoeft de gemeente geen uitkering meer te betalen.
1
Financiële rapportage 4 e kwartaal 2007 Pantar Amsterdam.
48
Pantar krijgt 3.000 euro per persoon die zij in traject nemen en een uitstroombonus van 5.000 euro wanneer een klant uit de uitkering stroomt. Voor Pantar maakt het niet zoveel uit in welke regeling iemand zit, het gaat om de doorstroom. In de Wsw zit een relatief grote groep ‘blijvers’, ook deze moeten echter begeleid en opgeleid worden. Het kost soms geld om mensen te laten doorstromen, maar dat doet Pantar wel. Bijvoorbeeld een Wsw-er die een cruciale plek binnen een afdeling heeft (bijvoorbeeld voorman is), maar kan doorstromen, laat Pantar doorstromen. Op die plek moet dan iemand anders komen, bijvoorbeeld een ambtenaar die meer kost dan een Wsw-er. Op deze manier gaat doorstroom dus boven opbrengst, maar dat is een keuze. Kortom, Pantar heeft zich ontwikkeld van de insteek ‘decentraal wat decentraal kan, centraal wat centraal moet’ naar mensontwikkelproces centraal en markt decentraal’. Net als in Den Haag is er ook een vierdeling in Wsw-plekken te onderscheiden, namelijk: Beschermde werkplekken binnen Beschermde werkplekken buiten Detacheringen 1 Begeleid werken Opvallende zaken (financieel) Lange tijd was de vaste bijdrage vanuit de gemeente 3 miljoen euro per jaar. Inmiddels is dit tekort op de Wsw opgelopen tot 6 miljoen: 3 miljoen van het verlies wordt opgevangen door opbrengsten van re-integratiekandidaten en 3 miljoen door de gemeentelijke bijdrage. Het verlies van de Wsw is sinds 2006 toegenomen door: zwakkere instroom prioriteit gegeven aan doorstroom in plaats van opbrengst de Rijksbijdrage die een tijdje niet in de pas meeliep met de loonkostenstijging (in 2007 was de stijging van de loonkosten in de Sw per fte hoger dan de stijging van de rijksbijdrage per fte)2 Een belangrijk punt om de kosten van de Wsw onder controle te houden, kan loonkosten politiek zijn. Een besparing op de loonkosten van 1.000 euro per SE kan tot een 3 miljoen euro bezuiniging of minder verlies leiden. Op die manier kun je op resultaat sturen en Pantar gaat daar steeds strakker op sturen. Dus mensen worden steeds meer onderin de loonschaal aangenomen en zij blijven ook langer onderin de loonschaal zitten. Er wordt niet heel duidelijk gestuurd op de financiële situatie van de Wsw binnen Pantar Amsterdam, omdat Pantar alle regelingen die de gemeente uitvoert in het totaal bekijkt en niet focust op de afzonderlijke kosten en opbrengsten van één specifieke regeling (zoals bijvoorbeeld de Wsw). Dit vanuit de doorstroom-gedachte gemeentebreed.
1 2
Dit betreft 600 individuele detacheringen en 300 groepsdetacheringen. Bron: Werken aan doorstroom. Jaarverslag 2007. Pantar Amsterdam, p. 19.
49
Wat een interessante maatstaf zou kunnen zijn voor de winstgevendheid van de Wsw is de grootte van het groenbedrijf binnen de WSW en het aantal detacheringen. De grootte van het groenbedrijf wordt bepaald door twee zaken, namelijk: Wat gunt de gemeente je? (ze kunnen dit doen via het aanbesteden van al het groen binnen de gemeente aan de WSW of ze kunnen het doen via de gemeentelijke bijdrage) Hoeveel echt zwakke gevallen heb je binnen je Wsw-populatie? Redenen waarom een afdeling Groen vaak relatief winstgevend is, zijn: Het gaat om een buitenbedrijf, dus er zijn geen kosten van infrastructuur etc Dit is de enige business waar de Wsw-ers echt goed in zijn (ze kunnen het hele werkgebied doen, het zit dicht tegen de gemeente aan, alle contacten zijn er etc) Doordat de ene gemeente de Wsw steunt door het gunnen van ‘groen’ en de andere door de gemeentelijke bijdrage is het lastiger om de gemeentelijke bijdrages onderling te vergelijken. Visie Rotterdam en leerpunten De uitvoering van de Wsw is erg lastig als deze wordt belegd bij drie verschillende uitvoerders. De aanpak van Pantar en Rotterdam inzake de Wsw is verschillend: Pantar wil alle mensen zover mogelijk naar buiten plaatsen, terwijl Rotterdam hierin nog een slag moet maken. Kortom, de uitvoering van Rotterdam lijkt niet zozeer op doorstroom gericht te zijn. Bovendien kan het lastig zijn om een Sw-bedrijf te runnen binnen een type bedrijf als Roteb. Vanuit het idee van doorstroom is het niet logisch. Echter, bij het samengaan van Roteb met D&BW (wat volgens het nieuwe beleidskader Wsw Rotterdam de bedoeling is) is dit wel logisch omdat dan ook doorstroom mogelijk is. Kortom, het is van belang om het hoofddoel van de uitvoering van de Wsw goed vast te stellen. Leerpunten vanuit Amsterdam voor Rotterdam: Richt de uitvoering van de Wsw meer op doorstroom (van binnen naar buiten plaatsen) Stel het hoofddoel van de uitvoering van de Wsw goed vast. Kostenbeperking door het voeren van loonkostenpolitiek. Sturen op loonkosten om het verlies van de Wsw binnen de perken te houden. Geef de Wsw-ers pas na een aantal jaren in de Wsw een loonstijging en kijk kritisch naar het beginsalaris. Voor zover er bij Rotterdam binnen de Wsw ook werkervaringsplaatsen zijn voor Wwbers zonder Wsw-indicatie, moeten de kosten hiervan (bijvoorbeeld van begeleiding) niet drukken op de Wsw. Hiervoor zouden kosten in rekening gebracht moeten bij de gemeente vanuit de Wwb. Pantar Amsterdam bekijkt de situatie wat breder. Zij hebben in 2007 AEF1 opdracht gegeven om voor vier situaties / casussen te bekijken wat het financiële effect van de koerswijziging is op verschillende niveaus. Voor Pantar Amsterdam valt het veelal financieel niet zo gunstig uit, maar zowel op gemeentelijk als op rijksoverheidsniveau zijn de financiële consequenties positief. Overal is er een financiële verbetering te constateren. Alleen de financiële situatie van de Wsw bekijken is dus een beperkte visie.
1
Bron: Rapport AEF (2007).‘De nieuwe koers Pantar. Lusten en lasten ongelijk verdeeld’, p. 12.
50
3.5
Casus 3: Atlant groep Helmond
Korte beschrijving De Atlant Groep is in 2002 voortgekomen uit een fusie tussen een re-integratiebedrijf en een Wsw bedrijf. In die tijd waren er ongeveer 30 verschillende product-markt-combinaties en was er sprake van chaos. Gestart werd op dat moment met een ander business concept. Er werd samengewerkt met het bedrijfsleven, dat gebeurde voordien nog heel weinig. Het percentage buitenplekken (BW plekken en detacheringen) is nu 73% en moet in 2009 omhoog naar 83% als een deel van het schoonmaakbedrijf en de groenafdeling ook gedetacheerd zullen worden. De harde kern, ongeveer 10% – 15% van de doelgroep, zal altijd in Beschut Werken blijven zitten. Het doel van de Atlant Groep is verbindingen binnen bedrijven tot stand brengen. Het doel is niet een portfolio van 30 verschillende activiteiten (van metaal, schoonmaak tot groen), maar het doel is ‘van bak naar baan’. Dit geldt voor een bredere doelgroep dan alleen Wsw-ers, maar ook voor Wwb-ers, Wajongers etc. Bij de omslag is geïnvesteerd in netwerken. Er is een analyse gemaakt van de netwerken die er in Helmond e.o. zijn, wie op welke plekken contacten had, wie zich in de decision making unit (DMU) van die netwerken / bedrijven bevonden en wie het voor het zeggen had. Op deze manier is vanuit de directie / het management van de Atlant Groep gestart met het bouwen van het eigen netwerk. Dit is niet met verkopers gedaan, maar door het management zelf. De voordelen voor bedrijven van samenwerken met de Atlant Groep zijn: De economische voordelen (is goedkoper) Het maatschappelijk verantwoord ondernemen (Wsw-ers in dienst) De administratieve lasten terugdringen De Atlant Groep heeft als focus het aangaan van een partnership met een bedrijf. Hierbij is het de bedoeling om vacatures bij bedrijven te creëren die opgevuld kunnen worden met de doelgroepers binnen de Atlant Groep. Bovendien is het doel om alles wat vroeger intern binnen het Wsw bedrijf werd gedaan nu extern onder te brengen. De infrastructuur wordt bij de bedrijven geplaatst, de begeleiding vindt plaats vanuit de Atlant Groep. Het is belangrijk dat de gehele aanpak top-down goed ingebed wordt, dat het complete management erachter staat en dat de ‘neuzen dezelfde kant op staan’. Ook in de ICTsystemen is veel veranderd: vroeger waren er verschillende subsystemen, nu wordt er met één ERP-systeem gewerkt. Op deze manier bestaat goed en snel inzicht in de financiële situatie op elk willekeurig moment. Er is heel veel geïnvesteerd in de kwaliteit van de mensen: er wordt een baan op maat gezocht (of gecreëerd) bij de kwaliteiten van de mensen. Bovendien is er in die tijd ook een samenwerking aangegaan met TNO en daaruit is het product Dariuz voortgekomen. Dat is een diagnose-assessment-instrument van loonwaardebepaling die op de doelgroep toegepast kan worden, zowel voor de instroom, de doorstroom als de uitstroom. Aan de hand van het instrument kan bepaald wordt wat iemand kan, hoe hij/zij door en uit kan stromen. Hier kan de vergelijking worden getrokken met de Haeghe Groep (Den Haag) waar iedere Wsw-er individueel gescand wordt op capaciteiten en mogelijkheden.
51
Bovendien is er door de nieuwe organisatie veel aandacht besteed aan marketing en communicatie (Shareholdervalue). Tevens bestaat er een Stuurgroep Arbeidsmarktbeleid waarin de algemeen directeur namens het AG partnership en andere werkgevers plaatsnemen en mee kunnen praten over allerlei relevante thema’s en problematiek. Alle producten zijn bij elkaar genomen (Wsw, Wwb etc): het maakt de werkgevers niet uit wat voor type persoon je levert (uit welke regeling), als de persoon maar voldoet voor het werk. Binnen een dergelijke nieuwe organisatie is het van belang dat de focus op de primaire processen ligt. Je kunt geen 30 processen goed doen, zeker niet in een ambtelijke organisatie. Na de fusie is dan ook alles centraal getrokken (P&O, financiën etc) en zijn zoveel mogelijk indirecte functies afgebouwd. Kernpunten in de nieuwe aanpak van de Atlant Groep zijn: Netwerkorganisatie waarbij op basis van de kracht van het management partnerships worden gecreëerd met bedrijven (werkgevers) Æ marktbenadering waarin marketing van belang is en het betrekken van werkgevers bij allerlei zaken. Mensen zoveel mogelijk buiten plaatsen (detachering, Begeleid Werken), waardoor panden afgestoten kunnen worden en kosten omlaag gaan. Centraliseren van ondersteunende diensten (FIN, ICT, HRM). Vraag creëren bij bedrijven voor de kwaliteiten van de mensen in de bak: ‘van bak naar baan’. Focus aanbrengen: je kunt geen 30 processen goed doen. Community-denken: als management van de Atlant Groep in het bestuur plaatsnemen van bijvoorbeeld de Voedselbank, Helmond Sport etc. Atlant Partnership als social community. Opvallende zaken (financieel) Bij de nieuwe aanpak in 2002 behoorde ook het afstoten van panden, er zijn vijf panden verkocht. Er is één hoofdgebouw gekomen waarin alle ketenpartners zich ook bevinden (UWV, CWI, dagbesteding, GGZ, fitness (Fitland) etc). Het jaar na de omslag (2002), dus in 2003, werd het financiële resultaat al beter (winstgevend). En al vrij snel daarna (2004 of 2005) werd de gemeentelijke bijdrage afgeschaft en die is er tot op heden niet meer. Redenen voor winstgevendheid na de omslag: Weinig gebouwen, dus weinig infrastructurele kosten Begeleid Werken is een Money maker: het aantal BW plekken is nu ongeveer 12%. Een Wsw plek wordt omgezet naar Begeleid Werken zodra het iets oplevert voor de Wsw-ers, het bedrijf en de Atlant Groep. Het onderdeel dat het eerste gesloten is binnen de Atlant Groep is het onderdeel Metaal. Deze mensen zijn gedetacheerd bij een metaalbedrijf in Eindhoven. Van deze eerste detachering heeft de Atlant Groep geleerd. Doelgroepers dienen voor een verplaatsing heel goed voorbereid te worden, film tonen van de nieuwe werkplek etc. Inmiddels is de Atlant Groep daar veel ervarener in geworden en gaat dat goed. Daarbij komt dat de doelgroepers het leuk vinden om tussen regulier personeel te werken. De zwakke doelgroepen worden altijd in groepen gedetacheerd, vaak worden hele afdelingen in één keer tegelijk gedetacheerd.
52
Alleen de kwekerij binnen de Atlant Groep maakt op het moment nog verlies (daar moet 12.000 per fte bij), dus deze wil men sluiten. Dat ligt echter politiek lastig, omdat men zich zorgen maakt over de doelgroep: kunnen ze wel elders geplaatst worden. De Atlant Groep is er echter zeker van dat deze mensen makkelijk elders geplaatst kunnen worden, namelijk de helft kan gedetacheerd worden en de andere helft kan in huis geplaatst worden. De zwakste doelgroep zit in het inpakken en in de assemblage. Voor een kleine groep betreft dit Beschut Werken, maar er zijn grote groepen die gedetacheerd zijn en deze activiteiten verrichten. Visie Helmond op G4 en leerpunten In Amsterdam is de redenering bij het plaatsen van goede mensen naar een detachering of BW-plek: de voorman valt weg (doorstroom) en daar hangt vaak een hele afdeling aan, dus deze plek moet door een ambtenaar opgevuld worden, die dan vaak duurder is. Dat is één van de redenen dat de Wsw in Amsterdam verliesgevend is (doorstroom boven opbrengst). De redenering van de Atlant Groep is: dan maar de hele afdeling weg en mensen elders plaatsen. Door heel veel mensen centraal te trekken worden veel indirecte mensen naar een directe positie getrokken. Bij Amsterdam worden alle regelingen bij elkaar bezien en gaat het er om op totaalniveau winstgevend te zijn. Bij de Atlant Groep moeten alle afzonderlijke regelingen winstgevend zijn, dus ook de Wsw. Voorwaarden voor succes: Ruime bevoegdheden, maar wel met een goede planning & control cyclus en transparantie. Goede mensen Maak er een bedrijf van i.p.v. een gemeentelijke dienst Visie van Helmond op situatie Wsw Rotterdam Waar zou het probleem mogelijk kunnen zitten? Huisvestingskosten relatief hoog Te veel indirecte functies (werkvoorbereiders, verkopers etc) Allerlei verschillende ICT-systemen Planning & control cyclus die niet goed in elkaar zit Staan alle neuzen wel dezelfde kant op? Is het doel van de Wsw binnen Rotterdam duidelijk? Wat wil je? Aansturingsproblemen vanwege de gemeentelijke organisatie? Leerpunten vanuit Helmond voor Rotterdam: Stel jezelf als organisatie c.q. uitvoerder van de Wsw de principiële vraag: wat voor bedrijf wil je zijn? De Atlant Groep wil geen metaalbedrijf zijn, maar een bedrijf waarin het principe ‘van bak naar baan’ centraal staat. In wezen is de Atlant Groep een reintegratiebedrijf voor moeilijke doelgroepen. Je hebt één brede bak aan de onderkant. Het maakt het bedrijf niet uit of ze een Wsw-ers of een Wwb-er krijgen aangeleverd. De suggestie van Helmond is dan betreffende wat je zou moeten doen: awareness creëren, markgericht denken, werkgevers betrekken. Als je daar uit bent, zouden volgende stappen kunnen zijn: focus aanbrengen in de processen, centraliseren van ondersteunende diensten, mensen van indirect naar direct, zoveel mogelijk Wsw-ers van binnen naar buiten plaatsen (kostenvermindering), actief in contact treden met bedrijven etc.
53
Belangrijke voorwaarden voor succes: commitment van het management en de hele organisatie, goede mensen en doorpakken. Suggestie: maak er een bedrijf van i.p.v. een gemeentelijke dienst. De huidige PMC’s (product-markt combinaties) kritisch bekijken en beoordelen op winstgevendheid en belang en van onderaf beginnen met strepen (= saneren). In hoofdstuk 4 worden de conclusies gepresenteerd. Tevens worden de hoofdvraag en de onderzoeksvragen beantwoord. Het hoofdstuk sluit af met aanbevelingen.
54
4
Conclusies en aanbevelingen
In dit hoofdstuk wordt in paragraaf 4.1 stilgestaan bij het doel van het onderzoek en de beantwoording van de onderzoeksvragen. In paragraaf 4.2 worden conclusies geformuleerd. De aanbevelingen volgen in paragraaf 4.3. Tot slot besluit paragraaf 4.4 met enkele overdenkingen en aandachtspunten voor kostenreductie.
4.1
Doel en beantwoording onderzoeksvragen
Doel van het onderzoek Het doel van het onderzoek is het geven van een antwoord op de vraag: Is de uitvoering van de Wsw in Rotterdam duur en zo ja, waardoor wordt dit veroorzaakt? Deze vraag is lastig te beantwoorden, aangezien het aanleveren van aparte cijfers aangaande de Wsw voor sommige uitvoerders lastig te realiseren was. Het kostte dan ook de nodige tijd en moeite en heeft uiteindelijk niet het gewenste resultaat opgeleverd (zie een uitgebreide toelichting in hoofdstuk 1). Uiteindelijk bleken de aangeleverde cijfers lastig vergelijkbaar te zijn tussen verschillende uitvoerders. We hebben diverse pogingen ondernomen om deze wel vergelijkbaar te krijgen (zie presentatie volgens eenzelfde indeling en grootboekrekeningschema), maar dan nog is het zo dat posten die op het oog vergelijkbaar lijken, niet te vergelijken zijn omdat de definitie die eraan hangt verschillend is of omdat de deelposten die eronder hangen anders zijn per uitvoerder. Bovendien worden er verschillende manieren van toerekening van bepaalde kosten aan de Wsw gehanteerd (zie eerdere toelichting betreffende overheadkosten). Dit alles heeft het onmogelijk gemaakt om éénduidige kostprijzen te berekenen voor de verschillende werksoorten. Daardoor was het ook niet mogelijk om in de benchmark met andere gemeenten diepgaande financiële informatie met elkaar te vergelijken. Wel komt uit de benchmark naar voren dat de gemeentelijke bijdrage van de gemeente Rotterdam voor de Wsw relatief hoog is (landelijk gezien), maar vergelijkbaar met Amsterdam en de maximaal toegestane gemeentelijke bijdrage van Den Haag (alhoewel deze op het moment in Den Haag niet nodig is). Bovenstaande problematiek aangaande het verkrijgen van financiële gegevens en het daaruit afleiden van vergelijkbare financiële cijfers en kengetallen heeft tot gevolg dat een deel van de onderzoeksvragen die ten grondslag liggen aan het onderzoek ook niet of onvolledig beantwoord kunnen worden.
55
Beantwoording onderzoeksvragen Hieronder volgt een opsomming van de onderzoeksvragen met daarachter een toelichting omtrent welke onderzoeksvragen wel en welke niet zijn te beantwoorden door middel van het uitgevoerde financiële onderzoek Wsw in Rotterdam. Inzicht in de toerekening van overheadkosten aan de Wsw. Antwoord: er is uiteindelijke wel inzicht ontstaan in de wijze van toerekening van de overhead en wie welke posten onder overhead schaart. Echter, het is niet mogelijk gebleken voor alle uitvoerders ook daadwerkelijk de hoogte van de overhead te berekenen en onderling te vergelijken. Inzicht in de loonkosten van de Wsw-medewerkers. Antwoord: dit is wel in kaart gebracht in paragraaf 2.4.2 voor D&BW, Roteb en Stadstoezicht en tevens in een tabel 2.11. Het is echter onduidelijk of deze uitkomsten betrouwbaar zijn, aangezien de mogelijkheid bestaat dat deze posten onderling niet helemaal goed vergelijkbaar zijn. Inzicht in de huisvestingskosten. Antwoord: deze post blijkt in de praktijk onvergelijkbaar tussen uitvoerders, omdat bij elke uitvoerder andere posten worden geschaard onder de hoofdpost ‘huisvesting’ (zie paragraaf 2.4.3) Inzicht in de opbrengsten van de werksoorten. Antwoord: hierover kan enigszins iets gezegd worden voor Detacheringen en BWplekken (zie paragraaf 2.6). Voor Detacheringen geldt dat de inleenvergoedingen veel lager zijn dan de daadwerkelijk betaalde loonkosten en dat opbrengsten niet of nauwelijks in beeld zijn gebracht. Voor BW-plekken geldt dat het ernaar uitziet dat er veel te hoge loonkostensubsidies worden verstrekt. Ook de PMC-analyse van Roteb geeft hier enigszins inzicht in. Invloed van de organisatievorm op kosten. Antwoord: deze vraag is niet te beantwoorden. Wel bestaat het vermoeden dat de overheadkosten toenemen door meer afstemming in verband met het relatief grote aantal uitvoerders dat betrokken is bij de uitvoering van de Wsw in Rotterdam. Echter, een deel van de uitvoerders rekent niet alle overheadkosten door aan de Wsw, waardoor deze buiten schot blijven. Inzicht in het aantal medewerkers in een BW-plek, individuele detachering, groepsdetachering of binnen de werkbedrijven werkzaam. Antwoord: deze aantallen zijn duidelijk in beeld en zijn uitgewerkt in de tabellen 1.1 en 1.2.
4.2
Conclusies
Veel uitvoerders en verschillende werkwijzen Er zijn relatief veel uitvoerende partijen betrokken bij de uitvoering van de Wsw in Rotterdam, wat doorgaans zorgt voor relatief veel overheadkosten. Echter, verschillende wijzen van toerekening van kosten aan de Wsw en onvoldoende inzicht in de overheadkosten, maken het onmogelijk om deze overheadkosten als percentage van de totale kosten te berekenen en onderling te vergelijken. Bij Roteb en Stadstoezicht vindt er toerekening plaats van alle kosten aan de Wsw. Bij D&BW, RWI en FBW (afdelingen van de dienst SoZaWe) worden niet alle kosten toegerekend aan de Wsw. Bij RWI bijvoorbeeld worden
56
zelfs de kosten van de directeur van SoZaWe niet voor een deel toegerekend aan de Wsw, maar deze vallen met name bij Inkomen. Ook zijn er onvoldoende gegevens beschikbaar om de verhouding tussen leidinggevende en staf medewerkers (puur voor de Wsw) versus uitvoerend personeel (Wsw-ers) te bekijken (in aantallen en kosten) voor de verschillende uitvoerders (zie paragraaf 2.3 en 2.4.1 t/m 2.4.4). Samenwerking uitvoerders laat te wensen over Het feit dat er relatief veel uitvoerende partijen zijn, wat de uitvoering op zich al complexer maakt, wordt nog eens bemoeilijkt door het feit dat de samenwerking tussen de uitvoerders van de Wsw in Rotterdam niet optimaal is: Roteb heeft geen incentive om mensen door te sturen naar D&BW (de automatische reflex is om ‘goede’ werknemers omwille van de productiviteit te behouden) en het lukt D&BW niet om voldoende BW plekken te krijgen ofwel werk te acquireren. Er lijken geen ‘motivators’ te zijn om daadwerkelijk met elkaar samen te werken; de uiteindelijke doelen van de verschillende uitvoerders liggen ver uit elkaar. Gebrek aan financiële sturing Wsw Er is wel regievoering en coördinatie op de Wsw, maar er lijkt geen financiële sturing plaats te vinden in 2007. Deze sturende functie is noch door RWI, noch door de Bestuursdienst noch door het hoofd SoZaWe ingevuld en/of opgepakt. Deze conclusie moet bezien worden tegen de achtergrond van het collegebesluit van 2003 waarin belegd is dat RWI deze functie niet op zich mag nemen1: ‘de uitvoerende diensten zijn zelf verantwoordelijk voor het ontstaan én oplossen van eventuele exploitatietekorten’ en tegen de achtergrond van de afspraak uit het Sw-beraad van 2004 dat uitvoerende diensten zelf verantwoordelijk zijn voor hun bedrijfsvoering. Daardoor wordt de financiële sturing en regievoering door een partij als RWI ingeperkt. Subsidiedifferentiatie onder de loep? De totstandkoming van de subsidiedifferentiatie (basis verdeelsleutel voor de rijkssubsidie Wsw) zou mogelijk nog eens onder de loep genomen moeten worden of in ieder geval geactualiseerd moeten worden. Er hebben zich in de loop der jaren mogelijk veranderingen voorgedaan die aanleiding geven de subsidiedifferentiatie nog eens kritisch onder de loep te nemen.
4.3
Aanbevelingen
Eén vergelijkbare wijze van verantwoording financiële informatie Wsw De belangrijkste aanbeveling luidt dat er één systeem moet komen om financiële informatie aangaande de Wsw te verantwoorden of in ieder geval moet de financiële informatie die beschikbaar komt vanuit alle uitvoerders makkelijk op eenduidige wijze in kaart te brengen zijn. Anders blijven de cijfers onvergelijkbaar en kan vanuit de cijfers geen financiële sturing, regie, controle en coördinatie plaatsvinden op het totaal van de Wsw. In gezamenlijk overleg moet vastgesteld worden hoe eenduidig gerapporteerd zal worden over de Wsw naar de coördinerende partij (in de huidige situatie: RWI).
1
Zie p. 11 Berenschot (2008).
57
Belangrijke aandachtspunten hierbij zijn: Proberen een manier te vinden om de kosten van de Wsw door uitvoerende partijen op een meer eenduidige wijze toe te rekenen (splitsen kosten Wsw en medewerkers van andere gemeentelijke regelingen zoals de Wwb, Wiw, Id etc) Mogelijk afspraken maken over een vergelijkbare wijze van doorbelasting van overhead aan de Wsw door de verschillende diensten. De belangrijkste kostencomponenten bepalen en vaststellen welke posten daaronder geschaard kunnen worden. Samenwerking, samenvoeging en de markt op Een volgend belangrijk aandachtspunt is een betere samenwerking tussen uitvoerders van de Wsw in Rotterdam vanuit de overtuiging van een gezamenlijk belang, namelijk de kosten van de Wsw beperkt houden. De op handen zijnde samenvoeging van Roteb en D&BW is een belangrijke stap in de samenwerking. Echter, het is van belang dat deze twee partijen een gezamenlijk doel voor ogen hebben en houden. Het samenvoegen van Roteb en D&BW is een logisch moment om de subsidiedifferentiatie nog eens goed te bekijken en te actualiseren op basis van de nieuwe situatie. Om te zorgen voor meer doorstroom richting het aantal Detacheringen en Begeleid Werken plekken is het van belang actief de markt op te gaan door meer actief contact te leggen met werkgevers in Rotterdam en omgeving. Hierin is een belangrijke taak weggelegd voor de samenwerking D&BW, Roteb en DAAD. Bovenstaande aanbevelingen vallen ons inziens prima binnen het nieuwe model van Rotterdam wat betreft de Wsw (zie beleidskader Wsw Rotterdam, december 2008), waarbij de volgende hoofdpunten naar voren komen: Op termijn moeten alle uitvoerende taken betreffende de Wsw onder één dak komen, dus D&BW en Roteb samen (Stadstoezicht even buiten beschouwing gelaten) Het nieuwe beleid is: SoZaWe gaat klantregie doen (naast financiële verantwoording en salarisadministratie) en Roteb gaat alle trajectcoördinatie doen. De rolverdeling is die tussen opdrachtgever (SoZaWe) en opdrachtnemer (Roteb).
4.4
Tot slot
Wellicht zou als reactie op de onderzoeksvraag en het doel van het onderzoek als eerste gevraagd moeten worden: waarom mag de gemeente Rotterdam niet relatief duur zijn? Immers, is Rotterdam een gemiddelde uitvoerder van de WSW? Nee, Rotterdam is een relatief grote uitvoerder van de Wsw en behoort tot de G41. Daarnaast is een belangrijke vraagstelling, waar Rotterdam zich overigens zelf ook recentelijk over heeft gebogen (zie nieuwe beleidskader Wsw Rotterdam, december 2008): moet Rotterdam niet eerst terug naar de kern en de vraag beantwoorden wat het (hoofd)doel van de Wsw binnen Rotterdam is? Hierbij dient de cruciale vraag beantwoord te worden: Wat voor soort bedrijf wil je zijn? Wil je winstmaximalisatie bereiken met de Wsw, wil je gericht zijn op mensontwikkeling en doorstroom of iets anders? Kortom, Rotterdam moet
1
Dat is de reden dat in de benchmark twee van de drie vergelijkingsgemeenten ook uit de G4 afkomstig zijn.
58
duidelijk bepalen wat het doel van de Wsw is binnen Rotterdam: doorstroom, kostenbeperking of iets anders. Op het moment van het schrijven van het eindrapport (juni 2009) is deze fundamentele discussie inmiddels gevoerd en vastgelegd in het definitieve beleidskader. Hierbij gaat het niet alleen om de gemeentelijke bijdrage, maar ook om zaken zoals doorstroom. Immers, ook in Den Haag en Amsterdam is de gemeentelijke bijdrage vrij fors en ligt net als in Rotterdam boven de gemiddelde gemeentelijke bijdrage van rond de 1.000 euro per arbeidsplaats. Echter, in Den Haag en Amsterdam gebeurt wel het nodige op het gebied van doorstroom (van binnen naar buiten brengen van Wsw-ers). Op dit punt bevindt de gemeente Rotterdam zich nu. Het nieuwe Rotterdam model voor de Wsw en het nieuwe beleidskader Wsw liggen er, de belangrijkste discussies zijn gevoerd. Wellicht is het tot slot goed om nog eens bij onderstaande aanvullende punten stil te staan die wellicht aanknopingspunten opleveren voor kostenreductie binnen de Wsw. De punten die aangepakt kunnen worden, zijn: Centrale uitvoering: decentraliseren wat decentraal kan, centraal wat centraal moet. (in het kader van de samenvoeging van D&BW en Roteb aangaande de Wsw zal dit punt waarschijnlijk al voldoende aandacht krijgen) Individuele screening doorstroom: screen alle Wsw-ers structureel op doorstroommogelijkheden, leg dit planmatig vast en maak hierover afspraken (over termijn van doorstroming en waar naartoe). Saneren om verlies te beperken: bekijk de huidige onderdelen c.q. PMC’s (productmarkt combinaties) kritisch op basis van winstgevendheid en belang voor de organisatie en maak op basis daarvan een sanerings- c.q. ombouwplan om de winstgevendheid te verhogen (zie ook al de eerder genoemde aanbevelingen betreffende specifieke PMC’s van Roteb). Bij ombouwen zou gedacht kunnen worden aan het ombouwen van een productiebedrijf naar een leerwerkbedrijf. Bij sanering kan tevens nog gedacht worden aan het afstoten van panden als mensen naar buiten geplaatst worden. Vergoeding voor plaatsing mensen vanuit andere regelingen: voor zover er binnen de Wsw ook werkervaringsplaatsen zijn voor Wwb-ers zonder Wsw-indicatie, moeten de kosten hiervan (bijvoorbeeld van begeleiding) niet drukken op de Wsw, maar in rekening worden gebracht bij de gemeente. Kostenbeperking door het voeren van loonkostenpolitiek: stuur op loonkosten om het verlies van de Wsw binnen de perken te houden. Geef de Wsw-ers pas na een aantal jaren in de Wsw een loonstijging en kijk kritisch naar het beginsalaris. Randvoorwaarden voor succes bij een omslag: het is heel belangrijk om een groepsgevoel en een gezamenlijk belang te creëren voor een succesvolle en rendabele uitvoering van de Wsw. Bovendien is het commitment van het management en de hele organisatie cruciaal.
59
60
Bijlage 1
Gebruikte documenten
AEF (2007). ‘De nieuwe koers Pantar. Lusten en lasten ongelijk verdeeld’. Atlant Groep. Jaarverslag 2007. Berenschot (2008). Onderzoek naar de uitvoering van de Wsw in Rotterdam. Bevindingen en advies. Jeroen Gelevert en Nicolette Oud. Blank, J., Koor, P., Desczka, S. en B. van Hulst, De financiële situatie van de Sociale Werkvoorziening in beeld (2007). Cedris. Branchebeeld Cedris 2008. Wij maken er werk van. Jaarcijfers (maart 2009) D&BW. Kwartaalrapportage Q4 2007 Detacheren en Begeleid Werken, SoZaWe. Haeghe Groep. Jaarverslag 2007. Huijben, M. en Geurtsen, A. (2008), Heeft iemand de overhead gezien?, Den Haag: Academic Service. Pantar Amsterdam. Werken aan doorstroom. Jaarverslag 2007. Pantar Amsterdam. Financiële rapportage 4e kwartaal 2007. Publiek Overzicht Resultaten (POR) Wsw. Research voor Beleid. Website: http://resultaten-wsw.szw.nl/ Roteb: realisatiecijfers 2007 van alle Wsw-(werk)bedrijven. Roteb: geconsolideerde realisatiecijfers 2007 in één excelsheet. Cijfers t/m december 2007. B&W Rotterdam. Agendapost voor de vergadering van het college van BenW van Rotterdam, dinsdag 31 januari 2006. Maatwerk en dynamiek aan de onderkant van de arbeidsmarkt. De Wsw in het perspectief van de ontwikkelingen aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Beleidskader gemeente Rotterdam, december 2008. Memo d.d. 9 juli 2008 met daarin de kaders voor de benchmark opgesteld door Ton de Regt (SoZaWe, RWI, gemeente Rotterdam).
61
62
Bijlage 2 Geïnterviewde personen
Hieronder volgt een overzicht met de personen die we in het kader van het onderzoek gesproken hebben. Naam
Organisatie
Afspraak
Joey de Lijster
Roteb
2 oktober 2008 13.00 uur
Joey de Lijster
Roteb
30 oktober 2008 10.30 uur
Rotterdam
Marike Dijksterhuis
Roteb
20 oktober 2008 16.00 uur
Marlin Huygens
Roteb
20 oktober 2008 16.00 uur
Jos Mark
RWI
27 oktober 2008 15.30 uur
Ton de Regt
RWI
6 november 2008 14.00 uur
Sjef Stokmans
D&BW
13 oktober 2008 12.00 uur
Martin Penninga
D&BW
13 oktober 2008 12.00 uur
Fred Vermeer
D&BW
13 oktober 2008 12.00 uur
Saskia Laarman
D&BW
13 oktober 2008 12.00 uur
Piet Tak
Stadstoezicht
10 oktober 2008 10.00 uur
Henk Alkema
Stadstoezicht
10 oktober 2008 10.00 uur
Oskar Krom
Bestuursdienst
16 oktober 2008 13.00 uur
Neeltje Politiek
Bestuursdienst
16 oktober 2008 13.00 uur
Henk Tuk
Stadstoezicht
18 december 2008 12.30 uur
Gerben Pille
Stadstoezicht
18 december 2008 12.30 uur
Joey de Lijster
Roteb
8 januari 2009 14.00 uur
Bert van Ettekoven en Frans van der Nat
Haeghe groep, Den Haag
20 januari 2009 13.00 uur
Maarten Adelmeijer en Ton Jagt
Pantar Amsterdam
23 januari 2009 14.30 uur
Theo van Kroonenburg
Atlant groep Helmond
2 februari 2009 13.00 uur
Benchmark
63
64
Research voor Beleid Bredewater 26 Postbus 602 2700 MG Zoetermeer tel: 079 322 22 22 fax: 079 322 22 12 e-mail:
[email protected] www.research.nl
65