Afstudeeronderzoek naar het popbeleid van de gemeente Rotterdam
Anbody who thinks pop music is easy should try to make a popsingle and find out that it isn’t Robert Wyatt
Datum: 13 Maart 2012 Naam: Rens de Haij Studentnummer: 467427 Opleiding: Media & Entertainment Management School: Hogeschool INHOLLAND Rotterdam Afstudeerbegeleider: Willem van Starrenburg Praktijkbegeleider: Hans Mosselman
1
Managementsamenvatting De popsector van Rotterdam is anno 2012 niet op haar sterkst, dat erkent bijna iedereen. Maar hoe komt het dat Rotterdam van popstad in de jaren tachtig en muzikale voorloper in de negentig zo is veranderd en nu tekort schiet in het aanbod van popmuziek? De huidige situatie van het popklimaat wordt in Rotterdam en omstreken vaak toegedicht aan het popbeleid van de gemeente Rotterdam. Deze aanname is echter nooit onderzocht. Dit onderzoekt probeert uitsluitsel te geven of deze aanname terecht is of niet. De hoofdvraag die in dit onderzoek beantwoordt wordt: Welke determinanten zijn van invloed geweest op de doelstellingen van het Rotterdamse popbeleid tussen 2006-2011 en welke aspecten zijn gerealiseerd in het beleid ten aanzien van de popcultuur? Deze hoofdvraag is onderzocht in drie delen. In het eerste gedeelte van het onderzoek is gekeken of de Rotterdamse popsector er wel zo slecht voorstaat als gedacht wordt. Daarbij kan geconcludeerd worden dat er op bepaalde, vooral de meest zichtbare, punten flink wat mis gaat. Zo is het aantal presentatieplekken en oefenruimtes voor muzikanten tijdens de onderzoeksperiode afgenomen. Hierdoor wordt het steeds moeilijker voor jonge muzikanten om te oefenen en op te treden in Rotterdam. Daarna zijn de vijf doelstellingen met betrekking tot de popsector, die het meest werden genoemd in gemeentelijke documenten, onderzocht op hun succes. Daaruit blijkt dat geen enkele doelstelling behaald is. Er bleken veel determinanten van invloed te zijn geweest op het beleid maar de grootste factor lijkt toch de gemeente zelf te zijn. De gecreëerde doelstellingen blijken zo geformuleerd te zijn dat enige vorm van succes of falen niet toegewezen kan worden aan beleid van de gemeente. Bovendien blijken besluiten vanuit de gemeente inzake de popsector te veel gericht op de korte termijn en te weinig op de lang termijn van de popsector.
2 De belangrijkste aanbevelingen van dit onderzoek zijn dat de gemeente Rotterdam samen met de popsector een langetermijnvisie voor de popsector in Rotterdam moet opstellen. Op basis van deze langetermijnstrategie moeten vervolgens specifieke, meetbare, acceptabele, realistische en tijdsgebonden doelstellingen worden geformuleerd en direct verantwoordelijken worden aangewezen.
3
Voorwoord Dit rapport is het resultaat van een onderzoek naar het popbeleid van de gemeente Rotterdam en is uitgevoerd in opdracht van de Cultuurbrigade. Dit onderzoek is tevens de scriptie waarmee ik van de opleiding Media & Entertainment Management aan de INHOLLAND zal afronden. Voor mijn scriptie ben ik op zoek gegaan naar het slagen van het popbeleid van de gemeente Rotterdam. De popsector van Rotterdam kent zware tijden en over het algemeen wordt er aangenomen door popsector zelf en de bezoekers van de popsector dat dit komt door het slechte popbeleid van de gemeente Rotterdam. Door de doelstellingen die voort komen uit het popbeleid van de gemeente Rotterdam te onderzoeken en daarbij te kijken waarom deze behaald zijn of juist niet hoop ik aan te kunnen tonen of het popbeleid van de gemeente Rotterdam een succes is of niet en wat er moet veranderen om dit beleid wel of beter te laten slagen. Gezien de complexiteit van de gemeentepolitiek, politieke belangen, de popsector zelf en de vele ‘meningen’ die er over het popklimaat zijn geuit, lijkt mijn onderzoek een ambitieuze missie. Ambitieus of niet, het doel is om een bijdrage te leveren aan een betere popsector. Daarbij is het doel dat dit rapport de gemeente Rotterdam in de toekomst zal helpen bij het creëren van popbeleid. Deze scriptie is het eindproduct van de deeltijd studie Media & Entertainment aan de Hogeschool INHOLLAND, Rotterdam. Mijn studietijd was een periode van veel uren studeren, lange avonden op school doorbrengen en veel leren, en dat naast mijn werk. Ik wil graag een aantal mensen bedanken voor hun hulp bij de afronding van mijn studie en scriptie in het bijzonder. Willem Starrenburg, mijn afstudeerdocent en SLB coach. Hans Mosselman, mijn praktijkbegeleider van de Cultuurbrigade. Alle tweede lezers die mij hebben voorzien van de nodige feedback op deze scriptie op. Tot slot wil ik al mijn vrienden, familie en mijn vriendin bedanken omdat zij mij altijd weer een duwtje wisten te geven als ik even ‘scriptie-moe’ was. Rens de Haij – afstudeerstudent Media & Entertainment Management, INHOLLAND Rotterdam
4
Inhoudsopgave 1. Inleiding
pag. 5
2. Onderzoeksvragen
pag. 7
3. Doelgroep
pag. 7
4. Opdrachtgever
pag. 8
5. Onderzoeksopzet en verantwoording
pag. 8
5.1. Deskresearch
pag. 8
5.2. Fieldresearch
pag. 11
6. Theoretisch kader
pag. 16
6.1. Richard Florida – The rise of the creative class
pag. 16
6.2. Howard E. Becker
pag. 20
6.3. Pierre Bordieu
pag. 25
6.4. Peter Hall
pag. 26
6.5. Micheal Porter
pag. 28
6.6. Richard Florida – The great reset & who is you city
pag. 32
7. Onderzoek
pag. 35
7.1. Deelvraag 1
pag. 35
7.2. Deelvraag 2
pag. 45
7.3. Deelvraag 3
pag. 59
8. Conclusies
pag. 67
9. Aanbevelingen
pag. 71
10. Bronvermeldingen
pag. 74
11. Bijlagen
pag. 78
5
1. Inleiding De gemeente is met 78 miljoen euro cultuurbudget met afstand de grootste speler binnen de Rotterdamse cultuursector en dus ook de popsector. In het beleid van de afgelopen jaren werden vooral te pas en te onpas subsidies aan losse initiatieven gegeven en is het voor ondernemers niet bepaald aantrekkelijker geworden om het initiatief te nemen binnen de popsector. Sinds 2006 is te zien dat er weinig structurele initiatieven in de Rotterdamse popsector zijn bijgekomen als gevolg van eigen ondernemerschap / ondernemers in de popsector. Wel zijn er twee grote nieuwe poppodia bijgekomen, Urban Culture Podium en WATT. Deze twee initiatieven zijn door de gemeente geïnitieerd (top down) en leunen zwaar op subsidie. WATT bestaat inmiddels niet meer en kende geen lang leven. En ook het Urban Culture Podium wil nog niet goed van de grond komen. Want waar verschillende wethouders hier al over vielen, vallen de bezoekersaantallen sinds de opening nog erg tegen. Tevens heeft de ondergang van WATT de gemeente veel geld gekost. Rechtszaken van de schuldeisers van WATT tegen de gemeente hebben het programmeringsbudget voor de rest van 2011 doen slinken tot € 40.000. En zelfs die € 40.000 staat nu ter discussie vanwege bezuinigen binnen de gemeente. De sector (lees podia, muziekopleidingscentra, oefenruimtes, artiesten) maar zeker ook de bezoeker of liefhebber merkt dat het slechter gaat met de popsector van Rotterdam. Het aanbod van popmuziek is beperkt tot kleinschalige optredens bij bijvoorbeeld Rotown en de Unie. De oefenruimtes van Waterfront zijn officieel gesloten en door het gebrek aan oefenruimtes wijken veel muzikanten uit naar andere locaties buiten de stad. Veel afgestudeerden van opleidingen als Codarts en de Popacademie vertrekken na hun studie naar andere steden omdat Rotterdam ze weinig te bieden heeft. Is dit probleem lokaal? Jazeker! Amsterdam heeft als sinds de jaren zestig een levendige muziekscène en steden als Tilburg en Den Haag slagen er de laatste jaren steeds beter in om een spannende muziekprogrammering neer te zetten doormiddel van podia en festivals.
6 Waarom lukt het niet in om een goede popsector te creëren in Rotterdam waar mensen vanuit de hele regio terecht kunnen? Ligt dit aan gemeentelijk beleid zoals veel mensen binnen de popsector zelf beweren? Of is in Rotterdam de vraag naar een levendige muziekscène niet groot genoeg? Zijn er eigenlijk wel ondernemers die willen investeren in de popsector? Het hardnekkige gerucht dat de gemeente slecht popbeleid voert, hoor je vaak in Rotterdam. De gemeente ontkent echter dat zij slecht beleid voert. Zo ontstaat een kat en muisspel waarbij partijen naar elkaar blijven wijzen. Maar dat dit gerucht hardnekkig is, blijkt alleen al uit de enquête die afgenomen is voor dit onderzoek. Maar liefst 94% van de ondervraagden vindt dat het popbeleid van de gemeente Rotterdam niet succesvol is. Daarnaast vindt 73% van de ondervraagden dat de popsector de afgelopen vijf jaar verslechterd is (de enquête en de resultaten zijn terug te vinden in de bijlage). Ik vind dat dit gerucht naar aanleiding van deze cijfers onderzocht dient te worden. Voert de gemeente Rotterdam echt slecht beleid of is dit een loos gerucht? Ik ben onder begeleiding van Hans Mosselman van de Cultuurbrigade (mijn opdrachtgever) aan de slag gegaan met de volgende vraag: Welke determinanten zijn van invloed geweest op de doelstellingen van het Rotterdamse popbeleid tussen 2006-2011 en welke aspecten zijn gerealiseerd in beleid t.a.v. de popcultuur. Om deze vraag te beantwoorden en dus het gerucht te onderbouwen met feiten ben ik begonnen met het maken van een analyse van de huidige staat van de popsector van Rotterdam (Hoofdstuk 1). Hierna las ik vele beleidsstukken, adviesrapporten, uitgangspuntennota’s, cultuurplannen en evaluatierapporten met betrekking tot de popsector die zijn verschenen tussen 2006 en 2011. Uit deze documenten heb ik vijf doelstellingen gedestilleerd die het meest voorkwamen. Ook heb ik gekeken of deze doelstellingen zijn behaald of niet (Hoofdstuk 2). Vervolgens onderzocht ik de redenen waarom ze wel of niet behaald zijn. Door zowel literair onderzoek als het afnemen van interviews is geprobeerd de determinanten te vinden die van invloed waren op de doelstellingen van de gemeente Rotterdam (Hoofdstuk 3). Uit dit onderzoek trek ik vervolgens enkele conclusies (Hoofdstuk 4) en geef ik enkele aanbevelingen (Hoofdstuk 5).
7
2. Onderzoeksvragen
•
Hoe ziet de huidige popsector van Rotterdam eruit ?
•
Wat zijn de doelstellingen die het Rotterdamse popbeleid tussen 2006 en 2011 gekend heeft en welke zijn daarvan gerealiseerd?
•
Welke determinanten hebben in de periode 2006 en 2011 invloed gehad op de doelstellingen van het Rotterdamse popbeleid?
Om deze vragen te beantwoorden is er een inventarisatie gemaakt van de Rotterdamse popsector en daarbij zijn de meest recente gegevens vergeleken met die van het verleden. Daarna zijn zoveel mogelijk beleidsstukken maar ook externe adviesrapporten gelezen om helder te krijgen welke doelstellingen voor de gemeente Rotterdam op het gebied van pop belangrijk zijn geweest. Vervolgens zijn de vijf meest terugkerende relevante doelstellingen onderzocht op hun succes en is er gekeken waarom deze doestellingen wel of niet behaald zijn. Daarnaast is er gesproken met een aantal personen over dit onderwerp, zowel uit de popsector als uit de Rotterdamse politiek. Uiteindelijk moet de beantwoording van deze vragen leiden tot een erkenning of juist weerlegging van het gerucht dat de gemeente Rotterdam slecht popbeleid voert en daarmee verantwoordelijk is voor het slechte popklimaat in Rotterdam.
3. Doelgroep Dit onderzoek is geschreven voor iedereen die zichzelf rekent tot de popsector, maar ook iedereen zich interesseert voor de popsector in Rotterdam. De gemeente Rotterdam is een zeer belangrijke doelgroep, omdat de aanbevelingen uiteindelijke verbeterpunten zijn voor gemeentelijk beleid.
8
4. Opdrachtgever Dit onderzoek is in samenwerking met de Cultuurbrigade uitgevoerd. De Cultuurbrigade bood mij de mogelijkheid dit onderzoek voor hen uit te voeren. De Cultuurbrigade is zelf erg betrokken bij de popsector van Rotterdam en ze streven ernaar om studenten ook de ruimte te geven om onderzoek te doen naar dit onderwerp. De Cultuurbrigade heeft mij voor dit onderzoek vooral veel contactgegevens en beleidsdocumenten verstrekt.
5. Onderzoeksopzet en verantwoording Dit onderzoek is een verkennend onderzoek naar het succes van het popbeleid van de gemeente Rotterdam. Daarbij was er van te voren geen kennis over het succes hiervan maar zoals eerder aangegeven waren er binnen de popsector wel hardnekkige vermoedens dat het gevoerde popbeleid onvoldoende was. Het verkennende karakter van dit onderzoek zit vooral in het zoveel mogelijk absorberen van data uit documenten betreffende het onderwerp en kennis van personen uit het veld. Dit onderzoek bestaat uit een kwantitatief en een kwalitatief gedeelte. Het kwantitatieve gedeelte bestaat uit het verzamelen van beleidsstukken zoals cultuurplannen, uitgangspuntennota’s en adviesrapporten. Vanuit de verzamelde data zijn vervolgens alle conclusies uit de verschillende rapporten meegenomen en via een categorisering zijn er uiteindelijk vijf kerndoelstellingen over gebleven. Het toetsen van deze vijf doelstellingen verliep per doelstelling anders, omdat elke doelstelling zijn eigen methodiek vereiste. Maar globaal is per doelstelling in verschillende bronnen nagegaan wat en met welke inzet door de gemeente is gedaan om de doelstelling te behalen. Daarna is onderzocht wat het resultaat van het handelen van de gemeente geweest is. Natuurlijk is het behalen van doelstellingen onderhevig aan invloeden van buiten en van binnen af. Daarom heb ik ook geprobeerd deze externe en interne invloeden vast te stellen met behulp van kwantitatief onderzoek. Voor het kwalitatieve gedeelte van het onderzoek zijn interviews afgenomen met zowel personen uit de popsector als mensen uit de Rotterdamse politiek. In deze interviews is vooral geprobeerd op zoek te gaan naar de redenen van het wel of niet
9 behalen van de doelstellingen. Dit gecombineerde onderzoek steunt voor het kwantitatieve gedeelte op zeer veel data en wordt later uitgediept in het kwalitatieve gedeelte. Er is in dit onderzoek gebruikt gemaakt van een enquête, maar die is alleen gebruikt voor de verantwoording van het onderwerp. Deze enquête is naar 115 personen verzonden en is ingevuld door 68 respondenten. De resultaten van deze enquête zijn verspreid door dit onderzoeksrapport verwerkt.
5.1 Deskresearch Voor het eerste gedeelte van dit onderzoek is heel veel informatie opgezocht, gelezen en verwerkt. In eerste instantie waren dit vooral beleidsstukken, uitgangspuntennota’s, cultuurplannen van de gemeente Rotterdam of , adviesrapporten gericht aan de gemeente Rotterdam. Daarna ben ik ook op zoek gegaan begeleidende stukken op internet, in boeken, magazines en kranten. De grootste bron van informatie voor dit gedeelte was mijn opdrachtgever, de Cultuurbrigade. Aangezien de Cultuurbrigade kastenvol informatie over de Rotterdamse popsector heeft begon hier mijn onderzoek. Daarnaast was de gemeente met haar beleidsstukken zelf ook een belangrijke bron van informatie. Ook was het voor dit onderzoek fijn dat het onderwerp actueel en veel besproken is. Hierdoor zijn er regelmatig opinies, meningen en nieuwsberichten over te vinden die bruikbaar waren voor dit onderzoek.
•
Hoe ziet de huidige popsector eruit ?
Om deze vraag duidelijk te krijgen was het van belang om meerdere bronnen aan elkaar te koppelen. Er is geen recent overzicht van de popsector van Rotterdam en dus moest ik mij baseren op overzichten uit het verleden en mijn eigen observaties van het heden. De overzichten uit het verleden bestonden voor het grootste gedeelte uit twee rapporten; een overzicht van de popsector van de Economic Development Board Rotterdam2 (vanaf nu EDBR genoemd) en een overzicht van de popsector uit een rapport van het Jong Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur (vanaf nu RRKC
2
Economic Development Board Rotterdam; A Little Less Conversation, A Little More Action Please, 2008
10 genoemd) over de oefenruimtes voor muzikanten in Rotterdam3. Daarnaast is via de mail contact gezocht met de Rotterdamse Popunie (voorheen,Zuid-Hollandse Popunie) voor aanvullende informatie. Aan de hand van bovenstaande informatie en mijn eigen observaties is er een kort overzicht gemaakt van de huidige staat van de Rotterdamse popsector. Dit overzicht is aan het onderzoek toegevoegd om te laten zien hoe de popsector ervoor staat.
•
Wat zijn de doelstellingen die het Rotterdamse popbeleid tussen 2006 en 2011 gekend heeft en welke zijn daarvan gerealiseerd?
Om tot een overzichtelijk antwoord op de tweede onderzoeksvraag te komen zijn de doelstellingen die de gemeente Rotterdam zichzelf gesteld heeft geïnventariseerd. Een overzicht van de documenten waaruit de doelstellingen gehaald zijn is terug te vinden in de bronnenlijst. De doelstellingen zijn niet alleen uit gemeentelijke stukken gehaald maar ook uit adviesrapporten. Deze adviezen zijn alleen meegenomen als de gemeente in een reactie op dat adviesrapport ook beloofd heeft iets met de adviezen te gaan doen. Na het verzamelen van alle doelstellingen is begonnen met categoriseren van de doelstellingen, omdat al snel bleek dat er ruim vijftig doelstellingen in verschillende beleidsdocumenten waren te vinden. Deze categorisering leidde tot de volgende categorieën: huisvestingsproblemen, professionalisering, ondernemerschap, educatie en cultuurparticipatie, loketfunctie, economische ontwikkeling en marketing. Daarna is gekeken hoe vaak elke categorie doelstellingen voorkwam en hieruit zijn de volgende vijf meest voorkomende categorieën doelstellingen overgebleven: •
Huisvestingsproblemen
•
Professionalisering
•
Cultuurparticipatie en educatie
•
Loketfunctie
•
Creëren grootstedelijk poppodium
Deze vijf categorieën zijn eigenlijk de vijf top prioriteiten ten aanzien van de popsector van de gemeente Rotterdam van de afgelopen vijf jaar. Het onderzoek naar het succes en falen bij het behalen van deze doelstellingen verliep via het internet, interviews en door contact met de gemeente. Met name het contact met de 3
Jong Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur; Practice What You Preach, 2010
11 gemeente verliep niet altijd even gemakkelijk, omdat de gemeente Rotterdam niet altijd alle informatie even makkelijk vrij wilde geven.
•
Welke determinanten hebben in de periode 2006 en 2011 invloed gehad op de doelstellingen van het Rotterdamse popbeleid?
De laatste deelvraag vereiste vooral veel research naar nieuwsberichten van de laatste vijf jaar. Daarnaast is er ook weer gebruik gemaakt van documenten van gemeentelijke instanties zoals de het rapport van Rekenkamer Rotterdam over poppodium WATT 4. De meeste informatie voor deze deelvraag kwam echter uit de interviews die in het stuk fieldresearch besproken worden.
5.2 Fieldresearch Voor dit onderzoek zijn twee vormen van fieldresearch gedaan, een enquête en het afnemen van interviews. De enquête is afgenomen ter bevestiging van de behoefte naar dit onderzoek. De interviews die afgenomen zijn dienen ter verdieping van gevonden informatie uit de deskresearch. De enquête die afgenomen is diende ter bevestiging van de behoefte naar dit onderzoek ofwel ter bevestiging van het bestaan van een hardnekkig gerucht dat de gemeente slecht popbeleid voert en dit zijn uitwerking heeft op het popklimaat. Op het moment dat de enquête opgesteld werd, bleek er nog een student onderzoek te doen naar de popsector van Rotterdam. Wij hebben onze krachten verenigd en hebben samen een enquête opgesteld en uitgezet om de mogelijke respons op de enquête te vergroten. De vragen die in de enquête stonden (deze zijn in de bijlage van dit onderzoek te vinden), zijn daarom niet allemaal van toepassing op mijn onderzoek. De enquête is opgezet met behulp van het online programma van Thesis Tools 5 Voor de enquête heb ik de volgende onderzoekseenheden gebruikt:
4 5
•
Ondernemers
•
Muzikanten
Rekenkamer Rotterdam, WATt je ervoor over hebt, 2010 www.thesistools.com
12 •
Beleidsmakers / Politici
•
Liefhebbers van popmuziek
Deze eenheden spelen allemaal een rol in het Rotterdamse popcircuit, de ondernemers en de beleidsmakers / politici maken de sector en de liefhebbers en de muzikanten maken gebruik van de sector. Deze eenheden heb ik de volgende vragen gesteld:
•
Geslacht
•
Wat is uw relatie tot de popsector?
•
Bent u bekend met het popbeleid van de gemeente Rotterdam?
•
Het popbeleid van de gemeente Rotterdam is succesvol.
•
De Rotterdamse popsector is de laatste 5 jaar verslechterd.
De laatste twee punten zijn stellingen waarbij er alleen ja of nee gekozen kon worden. Er is voor gekozen om de respondent ‘te dwingen’ tot stellingname zodat er duidelijk beeld ontstaat hoe de algemene mening is. Aan het einde van de enquête kon de respondent zijn mening onderbouwen. Daarnaast valt te zien dat alle vragen gericht zijn op het aantonen van een behoefte aan dit onderzoek (de eerste twee vragen zijn openingsvragen). De enquête is verzonden naar 115 personen en de respons was 78,2 %. De resultaten van de enquête zijn terug te vinden in het onderzoek en in de bijlage. Daar is tevens een origineel van het enquête formulier te vinden. Daarnaast zijn er ook interviews afgenomen ter verdieping van de gevonden informatie. Met name de informatie over de deelvraag met betrekking tot de determinanten die van invloed zijn op beleid is verdiept met informatie uit de interviews. Voor de interviews is contact gezocht met personen uit de popsector zelf en met mensen uit de Rotterdamse politiek of die daar een rol in spelen. Uiteindelijk zijn er 4 interviews afgenomen bij relevante personen:
Martin Scheijgrond
13
Directeur Popunie (Rotterdam) Ruim 25 jaar in dienst Veel kennis over de popsector van Rotterdam Anne de Haij Lid van de Rotterdamse Raad van Kunst en Cultuur PR adviseur, TU Delft, faculteit Bouwkunde en freelance journalist en tekstschrijver Ronald Motta Kunstenaar Voormalig raadslid PVDA Rotterdam Stapte uit de politiek vanwege het Urban Culture Podium Zeer betrokken bij de Rotterdamse popsector Jos Verveen Raadslid D66 Rotterdam, 2010 campagneleider gemeenteraadsverkiezingen Auteur van ‘Bullshit Management’ over het verminderen van managementvolumes? Eind 2011 motie ingediend voor een popcentrale in Rotterdam, welke is aangenomen
De uitkomsten van de interviews zijn verwerkt in het onderzoek en zijn uitgewerkt terug te vinden in de bijlagen. Ook de interviews heb ik samen gedaan met de andere student (Hogeschool Rotterdam) die aan het afstuderen was bij de Cultuur Brigade. De reden hiervoor is dat de mensen die wij wilden interviewen makkelijker ja zeggen op een aanbod van twee mensen. De vragen die tijdens het onderzoek gesteld zijn, zijn elke keer de zelfde geweest. Zo is geprobeerd om de verschillende meningen over een betreffend onderwerp te peilen en de resultaten van de interviews vergelijkbaar te maken. Tevens werd elk interview begonnen met een aantal stellingen die ook voor kwamen in de enquête om zo ook de mening van de geïnterviewde over die onderwerpen
14 mee te krijgen.
•
Hoe vindt u dat de Rotterdamse popsector het doet? Wat kan er beter?
•
Wat is er volgens u de afgelopen 5 jaar in de Rotterdamse popsector gebeurd?
•
Welke factoren zijn de afgelopen 5 jaar van invloed geweest op popbeleid waardoor er zoveel verandering hebben plaats gevonden?
•
Zowel in 2007 als in 2011 is er een popvisie opgesteld door de gemeente. Beide visie zijn vrij snel gedeelte of compleet veranderd. Hoe komt het dat het vormen van een langetermijnvisie lastig blijkt voor een college?
•
Vindt u dat lange termijn beleid/visie onderhevig moet kunnen zijn aan veranderingen? Of is dit onvermijdelijk?
Deze vragen werden vooraf gegaan door de volgende stellingen: 1. Heeft Rotterdam als POP-stad van Nederland de laatste 5 jaren zijn positie weten vast te houden? 2. Heeft het Rotterdamse POPbeleid zich de afgelopen jaren weten te versterken?
3. Bent u van mening dat B&W en de gemeenteraad een actievere rol zou moeten spelen om de POPsector te kunnen laten bloeien? 4. De POP-sector zou onderling meer als één sector moeten samenwerken. 5. Rotterdam heeft tegenwoordig geen popcultuur/mentaliteit meer.
Deze stellingen moesten met ja en nee beantwoord worden, maar daar kon later nog op terug gekomen worden. Tijdens het afnemen van de interviews merkte ik dat het volgen van een vast patroon en dus het afgaan van je vooraf bedachte vragen bijna onmogelijk was. De antwoorden van de geïnterviewde riepen vaak op tot verdere vragen waardoor er door bijvoorbeeld tijdgebrek geen ruimte meer was voor een andere vraag. De betrouwbaarheid van deze interviews blijkt uit de achtergrond van de geïnterviewde personen. Allemaal hebben ze iets met de popsector in Rotterdam te maken, soms op het gebied van popmuziek en soms op het gebied van politiek. De interviews zijn met een voice recorder opgenomen. Hierdoor kon ik als interviewer beter op de inhoud van het gesprek focussen . Deze interviews zijn uitgetypt en te vinden in de bijlage. De interviews zijn niet verwerkt tot een transcript
15 omdat de hoeveelheid woorden te groot was. In plaats daarvan zijn de belangrijkste punten uit het interview eruit gehaald er verwerkt tot een overzichtelijk geheel. Naast de enquête en de interviews zijn er ook nog verschillende losse gesprekken met personen geweest waaruit informatie verwerkt is in dit onderzoek. Een overzicht hiervan is hieronder te zien. Naam Maartje Glas
Bedrijf / Functie Rotterdam Media Commission,
Contact via Persoonlijk gesprek
Commissioner Music / Radio
Aukje Bolle
Dienst Kunst en Cultuur (DKC),
Mail
Rotterdam, beleidsadviseur muziek
Frank Mosselman
Cultuurbrigade, mede eigenaar
Persoonlijk gesprek
Hans Mosselman
Cultuurbrigade, mede eigenaar
Persoonlijk gesprek
Nico Sizoo
Thom Hoek van Dijke
MKB Nederland, account manager
Mail
Stadsontwikkeling Rotterdam,
Mail
assetmanager maatschappelijk vastgoed
Naam Brenda Dirkse Nathalie de Korte
Bedrijf / Functie
Contact via
D66 Rotterdam, gemeenteraadslid
Mail
DKC, project medewerker
Mail
programma bureau Cultuurbereik en Programmamanager Reinier Gerritsen
Jong Rotterdamse Raad van Kunst
Mail
en Cultuur, junior beleidsadviseur, secretaris jong RRKC Arjan van Straaten
Musicfrom.nl, oprichter en chef
Mail
Christine Madern
D66 Rotterdam, politiek assistent
Persoonlijk gesprek
Jan Hoogesteijn
Rotterdam Media Commission,
Persoonlijk gesprek
directeur
16
6. Theoretisch kader 6.1 Richard Florida - The rise of the creative class Dit boek is het debuut van Richard Florida, econoom en socioloog, gespecialiseerd in (urbane) demografie. (www.creativeclass.com) Als wetenschapper op het gebied van urbane demografie definieerde hij een nieuwe, volgens hem een niet te negeren, klasse die voor een nieuwe impuls zou zorgen binnen de Amerikaanse economie (en tegenwoordig voor de mondiale economie). Die klasse noemt hij “the Creative Class” en die klasse bestaat uit een deel van de bevolking dat snel groeit, hoog opgeleid is en goed verdiend. Sterker nog, hij denkt dat deze groep in de toekomst een bepalende rol zal spelen in de economie. Bedrijven zullen deze klasse steeds vaker opzoeken. Deze groep is vooral te vinden in de steden. Hoe deze klasse er precies uitziet, is moeilijk te definiëren. Ze werken in compleet verschillende sectoren, van de entertainment industrie tot de technologische branche, van de financiële sector tot de creatieve sector. Ze benoemen zichzelf ook niet tot deze klasse maar toch behoren ze ertoe. Ze delen namelijk allemaal dezelfde waarden; creativiteit, onafhankelijkheid en openheid. Deze waarden vinden zij niet alleen belangrijk in hun privé leven maar ook in hun werkomgeving. Dit is terug te zijn in bedrijven die deze trend opgepakt hebben, zo veranderen ze hun kledingvoorschriften en voerden ze het nieuwe werken door waardoor er bijvoorbeeld flexibele werktijden kwamen. Veel bedrijven zien inmiddels de kracht van deze creatieve klasse in en na een wat trage start hebben ook de overheden door dat het aantrekken van deze creatieve klasse essentieel is voor hun steden. Want een simpele rekensom geeft weer dat een stad waar veel mensen van de creatieve klasse zich bevinden veel nieuwe bedrijven aantrekt, wat vervolgens weer goed is voor de economie van een stad en dus ook voor die van het land.
In Amerika heeft dit volgens Florida geleid tot een migratie van de creatieve klasse naar andere steden binnen het land. Waar steden als Buffalo en Louiseville hun best
17 deden te investeren in nieuwe industrie waren het juist de steden als Austin en Boston (die openstonden voor creativiteit) die de creatieve klasse aantrokken. Waar Rotterdam op het gebied van cultuur vroeger bekend stond als voorloper, vernieuwer is er sinds de jaren negentig een negatieve trend ontstaan in de stad op het gebied van cultuur. Daarnaast is er in Rotterdam ook een gebrek aan jonge hoogopgeleiden die in Rotterdam wonen en werken. Veel jongeren studeren in Rotterdam en vertrekken daarna naar andere steden als Amsterdam en Utrecht En als ze al werken in Rotterdam zijn het vaak forensen en wonen ze dus niet in Rotterdam. Het beleid van de gemeente heeft zich in de afgelopen juist gefocust op het behouden van de creatieve klasse. Maar wat vindt de creatieve klasse een aantrekkelijke stad? Het verleden heeft bewezen dat verschillende soorten klassen zich altijd in verschillende buurten in een stad vestigden, alleen is dat volgens Florida nu op een veel grote schaal gaande. Het gebeurt vaker, op meer verschillende plekken. Maar waarom zijn bepaalde steden of plekken nu populairder bij de creatieve klasse? Dit is een belangrijke vraag voor elke stad die de creatieve klasse aan zich wil binden. Waar economen denken dat het vooral gaat om lage toetredingsdrempels voor bedrijven om zich te vestigen, denkt Florida dat het gaat om lage sociale toetredingsdrempels. Dat wil zeggen: een plek waar nieuwkomers snel geaccepteerd worden op allerlei soorten manier, zowel sociaal als economisch. Als de rest van de voorwaarden binnen een stad hetzelfde zijn, maar de ene stad lage sociale toetredingsdrempels kent en de andere hoge, dan zal de creatieve klasse naar de stad trekken met de lage sociale toetredingsdrempels. Over het algemeen hebben de steden met een lage sociale toetredingsdrempel ook veel werkgelegenheid (meestal ook nog op niveau).Daarnaast zijn de steden waar de creatieve klasse heen trekt vaak divers en is de kwaliteit van leven vaak hoger. Dit komt omdat de creatieve klasse zijn vestigingsplek baseert op de wensen van de eigen leefstijl. Ze zoeken een omgeving die openstaat voor verschillen, vaak omdat ze zelf ook buitenstaanders geweest zijn. Verscheidenheid is de kracht van de omgeving waarin de creatieve klasse wil wonen. Verscheidenheid in eten, drinken, muziek, kunst, mensen, wonen. Ze willen een omgeving waarin ze blootgesteld worden aan nieuwe invloeden. Daarbij speelt vrijetijdsbesteding een grote rol: het nachtleven, restaurants, poppodia, galerieën,
18 het liefst zoveel mogelijk en zo verschillend mogelijk. En daarbij schuwen ze het niet een actieve rol in te nemen, het liefst zijn ze een deel van de beleving van een stad.
6th Street Austin, voorbeeld van een straatbeeld in een stad die aanspreekt creatieve klasse
Daarnaast prefereren zij het kleinschalige project boven het megalomane, zij willen liever een klein biologische supermarkt om de hoek dan een grote supermarkt. Misschien is authenticiteit wel het beste Nederlandse woord om dit fenomeen te omschrijven, het moet echt zijn. Volgens Florida is het beeld van een creatieve stad: een stad met een mix van hightech industrie, voldoende (buiten) voorzieningen (cultuur, horeca) en een oud centrum dat is herboren door innovatie en technologie in combinatie met lifestyle voorzieningen. In Rotterdam is deze bewuste mix in redelijke mate aanwezig, alleen missen er ook een aantal essentiële onderdelen. De industrie (hightech) is aanwezig in Rotterdam, we hoeven alleen maar aan de haven te denken (en de bouw van de 2e maasvlakte bijvoorbeeld) of het Erasmus Medisch Centrum. Een oud centrum is er niet maar door een combinatie van innovatie en technologie probeert Rotterdam de binnenstad weer levendig te maken. Alleen ontbreekt het Rotterdam aan een belangrijk onderdeel en dat zijn de voorzieningen. Het nachtleven van Rotterdam dat eens zo geroemd werd is nu weinig meer waard, veel straten die vroeger bol stonden van het leven zijn nu plekken waar je ‘s nachts liever niet komt. De binnenstad is overgenomen door grote bedrijven die eenheidsworst verkopen en de kantoorpanden zijn in de meerderheid
19 waardoor en maar weinig mensen in het centrum wonen. Hierdoor is Rotterdam niet aantrekkelijk voor de creatieve klasse, die juist op zoek is naar authenticiteit. Florida creëerde voor zijn nieuwe theorie een index, the Creativity Index, bestaande uit vier factoren. 1. Gedeelte van de samenleving dat tot de creatieve klasse behoort 2. Hightech Industrie 3. Innovatie 4. Gay-index Een korte toelichting hierop; het eerste punt spreekt voor zich, hoe groot is de creatieve klasse in de stad. De hoeveelheid Hightech industrie in een stad meet hij doormiddel van een index van een ander bedrijf, MilkenInstitute. Innovatie wordt gemeten door middel van het aantal patent aanvragen. De Gay-index geeft weer hoe open een stad is voor verschillen. De afgelopen jaren heeft Rotterdam zich wel ingezet om de leefbaarheid van de stad vergroten door bijvoorbeeld meer woningen te bouwen in de stad. Maar dit onderzoek focust zich op het popbeleid van de stad, of er muziek zit in de stad. Een belangrijke voorwaarde voor de creatieve klasse, volgens Florida, de groep die Rotterdam graag aan zich wil binden. Om als stad de verandering in mentaliteit te maken is meer vereist dan subsidieprojecten die talent moeten bevorderen. De meeste steden, en Rotterdam is daar geen uitzondering op, hebben heel lang (zo niet nog steeds) ingezet op het aantrekken van bedrijven om de economie te stimuleren en nu is daar die theorie van Florida die zegt dat een stad daar wel wat minder energie in kan steken. Ze kunnen zich beter focussen op het creëren van een leefbare stad waar de juiste voorzieningen zijn voor mensen van de creatieve klasse. Mensen die willen investeren in hun leefomgeving maar daarvoor wel de juiste handvaten moeten krijgen. Volgens Florida moet een stad zich daarbij niet alleen focussen op de creatieve klasse want dan zou als stad voorbij gaan alle andere groepen die deel uitmaken van een leefomgeving. Maar laat het dan maar een streven zijn deze groep als grootste klasse binnen je stad te hebben. Dan komt de rest wel. Florida’s visie op de creatieve klasse als nieuwe stimulator van de economie is voor mij verfrissend en inspirerend en biedt veel punten aanknopingspunten voor mijn
20 onderzoek. Het erkennen van de creatieve klasse vind ik namelijk erg sterk, het zijn de innovators en de early adaptors die producten of diensten tot een succes maken en dus moet een stad die klasse erkennen en faciliteren. Een stad, zo ook Als Florida de mix aanhaalt van de perfect stad voor mensen van de creatieve klasse ben ik het gedeeltelijk met hem eens. Hij vindt dat een deel van de mix een oude binnenstad moet zijn die opnieuw bloeit door innovatie, technologie en lifestyle. Natuurlijk zal dit waar zijn maar een stad zonder oude binnenstad kan ook leven. Maar ook zonder binnenstad kan een stad leven, misschien juist dan wel kan het leven. Doordat levendigheid niet gebonden is aan een plek, in zijn geval de binnenstad, maar de ruimte heeft te bloeien waar het kan. Ik denk dat Berlijn hiervan een mooi voorbeeld is. De binnenstad van Berlijn is eigenlijk de afgelopen 20 a 30 jaar saai geworden met een voorspelbaar uitgaansleven. Waar de buitenwijken van de stad juist zijn gaat leven, juist door het eigen karakter van elke wijk, de diversiteit waar Florida het over heeft. Het sterke punt van Florida, als hij heeft over het aantrekken van de creatieve klasse, vind ik het hebben van voorzieningen en de authenticiteit. Een stad zonder voorzieningen kan niet leven. Daarbij is Rotterdam een mooi voorbeeld. Het is een stad die werkt aan het verbeteren van het vervallen imago. Op zaterdag en zondag loopt de hele binnenstad vol winkelend publiek. Maar als de winkels dicht zijn kan je er een kanon afschieten. Rotterdam, en dan met name het centrum is geclusterd, wonen, werken, vrijetijd is gescheiden. En dat allemaal in kleine eilandjes waar je als van het ene eiland naar het andere eiland wil toch wel even moet reizen. Florida’s theorie is sinds het verschijnen ervan mondiaal omarmd door bijna elke westerse stad. De theorie wordt verschillend geïnterpreteerd en uitgewerkt in beleid, waardoor het niet overal een succes is. Waarschijnlijk is erkenning van de theorie en daardoor een gedachte verandering maken al genoeg. Als je dat in beleid weet om te zetten kom je een heel eind met de theorie van Richard Florida.
6.2 Howard E. Becker Becker betoogt in zijn boek ‘Art Worlds’ dat zelfs de meest autonome en meest individuele kunstenaar toch andere mensen nodig heeft om zijn werk mogelijk te maken, bijvoorbeeld voor opleiding, distributie, vertoning en kritische bespreking. Een kunstwerk en een kunstenaar zal dus nooit op zichzelf staan, maar zal altijd deel
21 uit maken van een complexe wisselwerking tussen de verschillende partijen die onderdeel uitmaken van een kunstwereld. Partijen in een kunstwereld vullen elkaar aan en hebben elkaar nodig. De kunstenaar is dus bijvoorbeeld afhankelijk van het publiek, de distributeur, de presentatieplekken, de recensenten, de opleidingsinstituten. Andersom zijn deze partijen ook weer afhankelijk van de kunstenaar. Dit leidt tot de conclusie dat een kunstwerk nooit alleen het resultaat is van een hoogst individuele drang tot expressie, maar altijd ook in grote mate gevormd wordt door de invloed van dynamische patronen van collectieve activiteit. Een kunstwerk is volgens Becker het resultaat van een collectieve samenwerking van mensen die samen een kunstwereld vormen. Natuurlijk geldt dit ook voor popmuziek, want ook muziek moet verspreid, vertoond en bediscussieerd worden en muzikanten hebben vaak een vorm van opleiding gehad om uit te groeien tot de ‘kunstenaar’ die hij of zij is. Muziek ontstaat dus ook in een eigen kunstwereld en is dus het resultaat van collectieve samenwerking van mensen die samen de muziekwereld vormen. Een van de partijen in een muziekwereld wordt gevormd door de presentatieplekken of podia. Het is voor muzikanten van groot belang dat er plekken zijn waar zijn hun werk kunnen presenteren. Dit kan een bar zijn, een podium, een hoek van de straat.. Zonder meer formele of informele presentatieplekken bereikt een muzikant geen publiek. Zelfs Bob Dylan schrijft daarover in het nummer Talkin New York I swung onto my old guitar.
play. Man there said, “Come
was ravin’ about how he
Grabbed hold of a subway
back some other day. You
loved m’ sound. Dollar a
car. And after a rocking,
sound like a hillbilly. We
day’s worth.
reeling, rolling ride I landed
want folk singers here” And after weeks and weeks
up on the downtown side Well, I got a harmonica job,
of hangin’ around,I finally
begun to play. Blowin’ my
got a job in New York
I walked down there and
lungs out for a dollar a day,I
town.In a bigger place,
ended up, In one of them
blowed inside out and
bigger money too. Even
coffee-houses on the block.
upside down. The man there
joined the union and paid m’
Got on the stage to sing and
said he loved m’ sound. He
dues.
Greenwich Village.
Citaat uit het nummer Talking New York, van Bob Dylan.
Een presentatieplek in de muziekwereld is een fysieke plek, een plaats waar mensen naar toe gaan met een gedeelde verwachting. Zo kan het dat mensen verwachten dat er een bepaald soort muziek gespeeld zal worden of dat er een bepaald type
22 mens komt. De grootte van zo’n plek kan variëren. Zo groot als een stad of zo klein als een muziekcafé. Maar een vaste status heeft zo’n plek nooit. Rotterdam kende in de jaren zeventig en tachtig een levendige muzieksector. In bijna elke kroeg of bar vond geregeld een optreden plaats en de meeste podia hadden grote vrijheid om te programmeren omdat ze geen subsidie kregen . Vooral de blues en jazz muziek kenden in die jaren hoogtij dagen in Rotterdam. Op dat moment waren er veel muzikanten in Rotterdam die zorgden voor dit levendige klimaat. Tegelijkertijd waren er ook veel verschillende soorten presentatieplekken in Rotterdam. Zo vond elke muzikant zijn presentatieplek waar hij zijn muziek – van commercieel tot autonoom – kon tonen aan het publiek. Eind jaren tachtig maakte Rotterdam een muzikale switch naar een andere muziekcultuur, de dance muziek werd geboren. Mede door de grote aantal discotheken en het ‘open muziekklimaat’, konden nieuwe stromingen als ‘de gabber’ ontstaan. De Nieuwe Binnenweg speelde hierin een belangrijk rol omdat op deze straat veel platenzaken gehuisvest zaten. Hierdoor ontstond er een “scene” in deze buurt. In de jaren negentig groeide de dancescène enorm en deed vervolgens de commercie zijn intrede. Deze commercialisering leidde uiteindelijk tot het ‘inzakken’ van de muziekwereld in Rotterdam67. Het systeem waarin een muzikant afhankelijk is van de hem omringende kunstwereld heeft als gevolg dat hij voor de presentatie van zijn werk afhankelijk is van de (eigenaar van de ) presentatieplek. De eigenaar van de presentatieplek heeft andere belangen dan de muzikant - hij wil bijvoorbeeld geld verdienen aan een concertavond – of kent andere prioriteiten toe aan belangen. Dit verhindert dat presentatieplekken vrije toelating voor muzikanten kent. Het is dus niet zo dat elke muzikant met zijn muziek maar kan aankloppen bij een café en kan gaan zitten spelen voor wat geld. Dit kan tot gevolg hebben dat een muzikant zijn kunstwerk – zijn muziek – indirect of direct aanpast aan de prioriteiten of belangen van de presentatieplekken. De wederkerige relatie tussen verschillende partijen in de muziekwereld – in dit geval presentatieplekken en muzikanten – wordt uit dit voorbeeld duidelijk.
6 7
Dromen van een Metrolpool, Patricia van Ulzen Economic Development Board Rotterdam, A Little Less Conversation, A Little More Action 2008
23 In een stad kan een ‘muziek scene’ pas ontstaan en overleven als er een geoliede kunstwereld – een muziekwereld – is die de muziek omringt. Binnen deze muziekwereld moeten verschillende kleine of grote presentatieplekken bestaan waar muzikanten hun repertoire zouden kunnen laten zien. Grote en kleine presentatieplekken met verschillende doelen; plekken die verschillende muzieksoorten en verschillende fasen in de ontwikkeling van de muzikant faciliteren: plekken waar bijvoorbeeld meer commerciële en meer autonome muziek een plaats krijgt. .Het gaat dus niet alleen om een grote hoeveelheid presentatieplekken, maar ook om diversiteit in presentatieplekken. Het bestaan van verschillende typen presentatieplekken verlevendigt de muziek scene in een stad en zorgt voor een goede uitwisseling en/of wisselwerking tussen verschillende partijen en actoren in de muziekwereld. Als deze variëteit in presentatieplekken niet in een stad aanwezig is, is er een grote kans dat alleen de commercie en dus de commerciële muziek zegeviert. Een presentatieplek waar autonome muziek – andersoortige muziekstijlen, aanstormend talent – een ‘thuis vindt’ zorgt voor nieuwe stromingen die niet ontstaan vanuit commercieel gedreven motieven. Het ontstaan van nieuwe stromingen, andersdenkenden en het ontstaan van jong en nieuw talent is essentieel voor het goed functioneren van de hele kunstwereld, dus uiteindelijk ook voor de commerciële tak van de muziek scene. Concluderend kan je dus stellen dat Beckers theorie over het functioneren van een kunstwereld veel zegt over de wens van verschillende partijen in Rotterdam die een goed werkende muziekwereld willen creëren. Beckers ideeën laten zien dat verschillende partijen in een muziekwereld met elkaar moeten samenwerken en elkaar moeten vinden – ze zijn immers van elkaar afhankelijk. Daarnaast laat de theorie zien dat – om de muziekwereld in Rotterdam te laten slagen – ook verschillende partijen aanwezig moeten zijn in Rotterdam. Denk aan opleidingen, publiek, recensenten en in dit geval in het bijzonder een diversiteit aan presentatieplekken die voor een ontwikkeling van de artistieke scene en uiteindelijk ook commerciële scene in de stad van belang zijn. Gelezen: •
Howard E. Becker (1984). Art Worlds.Calafornia: University of Calafornia Press
24 6.3 Pierre Bourdieu De samenleving bestaat volgens Pierre Bourdieu (1930-2002) uit verschillende, elkaar overlappende, velden zoals wetenschap, politiek, kunst en industrie. Deze velden beschreef Bourdieu om te laten zien dat in een samenleving niet alleen individuen direct met elkaar communiceren en dat de ‘maatschappij als geheel’ ook niet alleen invloed heeft op het handelen van het individu. Binnen de maatschappij bestaan zogenaamde velden die ook van invloed zijn op de individuen in een maatschappij. Binnen deze velden is een voortdurende (deels onbewuste) machtsstrijd gaande over de schaarse middelen die binnen dat veld op het spel staan. Deze middelen noemt Bourdieu kapitaal. Bourdieu beschrijft daarbij verschillende vormen van kapitaal: niet alleen in de vorm van geld (economisch kapitaal) maar ook in de vorm van vaardigheden (cultureel kapitaal) en relaties (sociaal kapitaal). Binnen elk veld kan de waarde van een kapitaal verschillen. Zo is binnen kunst het cultureel kapitaal belangrijker en binnen de politiek de het sociaal kapitaal.
Economisch kapitaal Cultureel kapitaal
Sociaal kapitaal
Verschillende soorten kapitaal die per veld verschillend van waarde kunnen zijn
Verschillende velden en overlappen volgens Bourdieu
Het interessante van de theorie van Bourdieu voor dit onderzoek is de manier waarop de verschillende velden met elkaar in aanraking komen en vervolgens met elkaar ‘communiceren’. In bovenstaande afbeelding is te zien is dat bepaalde velden elkaar in het dagelijks leven overlappen. Dit kan zowel op individueel niveau gebeuren als op “veld” niveau. Elk veld kent haar eigen normen en waarden, omgangsvormen en kent aan een bepaald kapitaal prioriteit toe. Deze omgangsvormen en normen en waarden binnen een veld vormen tezamen de ‘habitus’ van dit veld. Deze verschillen tussen de velden en habitus per veld zijn voor de spelers in een veld van grote waarde. Maar zodra er gecommuniceerd moet worden tussen spelers uit verschillende velden, wordt er dus “veld” overschrijdend gehandeld. Spelers die gewend zijn te handelen volgens een verschillende habitat, moeten met elkaar communiceren. Omdat ze een verschillende habitat hebben, kunnen spelers uit verschillende velden elkaar soms niet ‘begrijpen’ of is het lastig om zich in te leven in de normen en
25 waarden of het ‘spel’ van de andere speler of het andere veld. Volgens Bourdieu zal het ook altijd lastig blijven om spelers uit verschillende velden elkaar volledig te laten begrijpen. De theorie van velden, kapitaal en habitat is voor dit onderzoek van belang, omdat zij iets zegt over de communicatie tussen de velden ‘politiek’ en ‘muzikanten’ of ‘politiek’ en ‘presentatieplekken’. Je zou kunnen zeggen dat in de muziekwereld die Becker beschrijft, verschillende ‘velden’ van Bourdieu elkaar raken. In de Rotterdamse muziek scene overlappen het veld van politiek en het veld van kunst (muziek) elkaar. Dit veroorzaakt dat deze velden met elkaar moeten communiceren, ook al hebben zij een geheel andere habitus en kennen zij aan een ander kapitaal prioriteit toe. Als spelers uit de muziekwereld die zich in verschillende ‘velden’ begeven zuiver en alleen vanuit de habitus van hun eigen veld blijven redeneren en handelen, kan frictie ontstaan. Zo kent het politiek veld in dit verhaal – de gemeente Rotterdam – wel meer prioriteit toe aan het economisch kapitaal of het sociale kapitaal en de muziekwereld meer aan het culturele kapitaal of andersom. Of de spelers uit het politieke veld handelen volgens hele andere normen en waarden dan de spelers uit het kunstenveld. Dit kan leiden tot ruis in de communicatie. Ruis in de communicatie tussen spelers uit verschillende velden kan in de geest van Becker weer leiden tot een niet functionerende kunstwereld waardoor de kunstwereld van de muziek niet kan bloeien in Rotterdam. In de Rotterdamse muziek scene lijkt een moeizame relatie tussen het politieke veld en kunstveld het geval. Als gevolg van verschillende prioritering van kapitaal en verschillende habitus kan de gemeente Rotterdam soms teveel ‘top down’ werken en de belangen van de uitvoerende muzieksector over het hoofd zien. Anderzijds weet de uitvoerende muzieksector soms niet hoe zij om moet gaan met de normen en waarden van de politieke actoren in de muziekwereld. Volgens Bourdieu is goede communicatie tussen verschillende velden alleen mogelijk als er machtsvrije communicatie is die op gelijk niveau plaats vindt. Nu moet je hier eigenlijk beschrijven wat dat betekent voor de Rotterdamse muziek scene. Is er sprake van machtsvrije communicatie? Hoe zou dit bewerkstelligd kunnen worden? “De sleutel tot vooruitgang van de rede ligt in de taal zelf” (Habermas) Gelezen:
•
J.Tacq. Het oeuvre van Pierre Bordieu. Gevonden op 14 december 2011 op http://books.google.nl/books?id=4gENQ68nUcwC&pg=PA106&lpg=PA106&dq=bourd ieu+veld+communicatie&source=bl&ots=k_8bfpA1Xg&sig=8gzWXNNLOn5fJ3ep3CSl PML-Clc&hl=nl&sa=X&ei=wVBXT_-oAZGA8gOh8SPDw&ved=0CEgQ6AEwBA#v=onepage&q&f=fals
26 6.4 Peter Hall Peter Hall, Britse urbanist, is van mening dat de stad de bakermat is van de creativiteit van onze samenleving. Dit probeert hij aan te tonen in zijn boek “Cities in Civilization” waarin hij uitzoekt waarom steden in het verleden bloeiperiodes kenden. Zo haalt hij onder andere de bloeiperiode van Londen en Berlijn aan als voorbeeld. Berlijn groeide in de begin van 1900 bijvoorbeeld uit tot een van de belangrijkste steden in de wereld. Zowel op economisch als op cultureel niveau. Hall vraagt zich af hoe deze spontane bloeiperiode van een stad kan ontstaan. Hij komt tot de ontdekking dat face-to-face ontmoetingen daarbij een belangrijke rol spelen. Een face-to-face ontmoeting beschrijft Hall als een ontmoeting tussen twee of meerdere personen en die ontmoeting vindt niet plaats via technologie zoals bijvoorbeeld een computer. Omdat de face-to-face ontmoeting dus plaats vindt in de stad zelf, stimuleert die ontmoeting de economie en de culturele sector leent zich erg goed voor deze ontmoeting. Tijdens deze face-to-face ontmoetingen wordt gebruikt gemaakt van de culturele sector, denk daarbij bijvoorbeeld aan het theater of een café. De culturele sector is dus van groot belang voor de economie van een stad en een bloeiperiode van een stad kan dus niet zonder cultuur ontstaan. In het verleden concludeert Hall, is in steden op verschillende manieren creativiteit uitgelokt of ontstaan: 1. In moeilijke perioden in een stad werd vaak teruggegrepen naar een conservatieve denkwijze of houding. Dit lokte echter ook anders denkenden uit,jongere personen radicaliseren of zetten zich af tegen dit conservatisme. Dit klimaat van ‘rebellie’ of ‘andersdenkenden’ zorgt voor nieuwe stromingen in bijvoorbeeld cultuur of het denken over de economie. Er ontstaat een ‘creatief’ milieu dat onder andere via kunst en cultuur haar ideeën deelt. Dit milieu trekt mensen van buiten de steden aan die zich aangetrokken voelen tot dit creatieve milieu en deze aanwas zorgt weer voor een katalyserende werking van het creatieve milieu. 2. Innovatieve ontwikkeling van technologie is in het verleden vaak een succes gebleken voor een bloeiende stad. Als een stad de kans geeft aan nieuwe technologieën om te bloeien, creëren zijn een klimaat van innovatie en vernieuwing. Dit creëert niet alleen welvaart, maar trekt ook een bepaalde groep stedelingen aan die zich hierdoor voelen aangetrokken. Een nieuwe
27 technologie (bijvoorbeeld internettechnologie, mobiele telefonie, maar ook nanotechologie) of een specifiek persoon kan aan de basis van deze beweging staan. Een voorbeeld van zo’n invloedrijk persoon is Henry Ford voor de stad Detroit. 3. Volgens Hall moet er vervolgens een zo groot mogelijke en continue kuisbestuiving tussen creativiteit en techniek plaatsvinden in een stad, zodat een creatieve industrie kan ontstaan. Bijvoorbeeld de uitvinding van de televisie en het ontstaan van de televisie-industrie waardoor culturele boodschappen aan een groot publiek uitgedragen kunnen worden. 4. Technologische-organisatorische steden handelen vaak vanuit noodzaak en bedenken zo noodgedwongen praktische oplossingen voor grote problemen. Zo was het bouwen van de waterwegen in Rome door Caesar noodzakelijk en ging men in New York de lucht in bouwen omdat er ruimte te kort was. Het verschil met de drie andere ontstaanswijzen van creativiteit in steden is dat hier de overheid een grote sturende rol heeft. Vanuit noodzaak ontstaan vaak nieuwe ideeën. Als de bedenker hiervoor de ruimte krijgt kan dit leiden tot revolutionaire veranderingen. Eigenlijk kan Richard Florida gezien worden als de voorloper van Hall. Waar Florida beweert dat de creatieve klasse de nieuwe economische drijfveer is van een stad beweert Hall dat er zonder cultuur geen face-to-face ontmoeting plaats vindt en dus de economie van een stad niet kan bloeien. Beide theorieën stellen dat een goede culturele sector bijdraagt en onontbeerlijk is voor een bloeiende economie binnen een stad. Een culturele sector biedt in een stad ruimte voor de volgens Hall broodnodige face-to-face contacten. Hall beschrijft een stedelijke samenleving waarin netwerken steeds belangrijker wordt. Netwerken liggen als een lappendeken over de stad en de communicatie tussen deze netwerken gebeurt vooral ‘face-to-face’. De persoonlijke ontmoeting vindt bij uitstek plaats in een culturele of creatieve setting. Halls theorie over de bloei van creativiteit en het belang van face-to-face contacten en netwerken is van belang voor de kwestie van de Rotterdamse popsector. Hall onderstreept het belang van een circuit waarin het persoonlijke contact plaatsvindt zodat (de economie van) de stad kan bloeien. Een levendige popsector in Rotterdam biedt gelegenheid tot dit persoonlijke face-to-face contact, zeker in een stad met een hele jonge bevolking.
28 Daarnaast blijkt uit de theorie van Hall dat in een stad vanuit een situatie waar gebrek is aan cultuur er vanzelf nieuwe initiatieven ontstaan. In deze situatie lijkt de Rotterdamse popsector nu te zitten. Op een langere termijn zal volgens Hall vanzelf een groep mensen opstaan en het initiatief nemen. Wel voegt Hall eraan toe dat overheden daarin mee moeten werken. Rotterdam zou hierin dus faciliterend op moeten treden volgens Hall. De theorie van Hall biedt vooral een blik op hoe Rotterdam zou kunnen gaan bloeien op het gebied van popmuziek. Het onderstreept wederom ook dat investering in cultuur van essentieel belang zijn. Gelezen: •
Cities in Civilization (1998)
•
http://www.basiliades.be/basilpagina_teksten_hall.php ( gevonden op 22 december 2011
6.5 Micheal Porter – Shared Value Micheal Porter spreekt in zijn ‘shared value’ theorie over een nieuwe golf van mondiale economische groei veroorzaken. Een letterlijke vertaling naar het Nederlands leert dat het hier gaat om het creëren van gedeelde waarde. Volgens Porter gaat het bij shared value om het maken van een connectie tussen maatschappelijke en economische vooruitgang. Veel bedrijven over de hele wereld beginnen steeds meer te begrijpen hoe er met shared value geld verdiend kan worden. Bedrijven als Google, Unilever en Wall Mart hebben allemaal shared value initiatieven opgezet.. Bedrijven kunnen op drie manieren shared value creëren: 1. Het herdefiniëren van de productiviteit in de value chain 2. Het mogelijk maken van lokale keten ontwikkeling 3. Het herindelen van producten en markten 1. De value chain van een bedrijf zal hoe dan ook effect hebben op verschillende maatschappelijke problemen. Hierbij kan gedacht worden aan waterverbruik, werkomstandigheden medewerkers en gelijke behandeling op de werkvloer. Hier liggen kansen om shared value te creëren omdat deze maatschappelijke problemen
29 op de lange termijn geld kosten. Het voorbeeld dat Porter aanhaalt in zijn artikel gaat over Wall Mart. Zij begonnen minder verpakkingsmateriaal te gebruiken en hebben de routes van de vrachtwagens die de producten verplaatsen aangepast. Dit scheelde het bedrijf 200 miljoen dollar. Dit creëren van shared value kan op vele gebieden binnen de value chain gebeuren. Zo kunnen bedrijven aanpassingen maken het op het gebied van energie, logistiek, distributie, locatie, inkoop, productiviteit 2. Bedrijven kunnen alleen deze veranderingen niet maken, ze zijn afhankelijk van bedrijven om hun heen, bedrijven die in dezelfde logistieke keten zitten. Maar die ketens zijn ook weer afhankelijk van bedrijven, overheden en universiteiten. Er is dus een gedachte verandering over de lijn nodig. 3. Bedrijven zouden na moeten denken over nieuwe producten die voldoen aan de steeds groter wordende sociale wensen van de consument. Porter geeft als voorbeelden dat voedselbedrijven naast het letten op de smaak van een product ook steeds vaker kijken of deze gezond is en dat banken klanten producten aanbieden om hun financiën op orde te krijgen en zo hun schulden kunnen af betalen. De basisgedachte van deze theorie is dat het concurrentievermogen van een bedrijf en de gezondheid van de community om het bedrijf nauw met elkaar verweven zijn. Een bedrijf heeft namelijk een gezonde community nodig voor de afzet van zijn producten. Maar een gezonde community zorgt ook voor voldoende activa binnen deze groep en de juiste ondersteunde omgeving waarin deze community leeft. Andersom heeft de community bedrijven nodig zodat er werk en welvaart is. Als deze balans niet klopt dan verschuiven de twee elementen (bedrijven en community) naar een ander gebied waar de balans wel klopt. Door het creëren van shared value vervaagt de lijn tussen profit en non-profit producten. Er zijn voorbeelden van profit organisaties die producten met een shared value verkopen. De investeerders in deze bedrijven zijn vaak mensen uit non-profit organisaties. Zo blijkt dat shared value creëren niet alleen geld kost maar ook veel geld kan opleveren. Door het succes van een bedrijf te koppelen aan shared value worden nieuwe markten gecreëerd, nieuwe behoeften bediend en gaat de efficiency omhoog.
30
Gebieden waar een bedrijf shared value het beste kan creëren.
Porter haalt in zijn artikel ook de rol van de overheid in het creëren van shared value aan. Zo zegt hij dat overheden het effectiefst zijn als ze denken in waarde termen – voordelen boven kosten rekenen – en ze de focus leggen op de behaalde resultaten in plaats van de het benodigde geld en moeite. De resultaten zullen immers zorgen voor betere omstandigheden voor bedrijven en communities waardoor de stad zal bloeien. Zowel op economisch als op cultureel gebied. Hierin ligt het belang van deze nieuwe theorie van Porter voor dit onderzoek. Het belang van het creëren van de juist leefomstandigheden voor communities door bedrijven en/of overheden. De gemeente Rotterdam moet volgens Porter dus meer denken aan de resultaten die ze willen halen en minder aan de kosten en directe inspanning die daarvoor nodig zijn. In de loop van het onderzoek zien we de gemeente een aantal keren hinken op meerdere gedachten. Daarbij wordt er teveel over het geld en de directe inspanning nagedacht in plaats van de shared value die een project kan opleveren. Want overheden moeten volgens Porter vooral projecten met shared value creëren. Dit lijkt misschien vanzelfsprekend voor een overheid, omdat het creëren van shared value een kerntaak van een overheid lijkt te zijn. Het creëren van projecten en producten die een maatschappelijk doel dienen. Maar veel overheden lijken desondanks het oorspronkelijke waard creërende doel vaak voorbij
31 te zijn geschoten en zo dienen projecten of producten lang niet altijd meer het maatschappelijke doel. Beleidsprioriteiten, persoonlijke prioriteiten, politieke lobby’s of budgetbeheersing kunnen bijvoorbeeld langzaam een ‘doel’ op zich zijn geworden in plaats van het oorspronkelijke maatschappelijke doel van shared value. De gemeente Rotterdam heeft daar op het gebied van cultuur stappen in gezet door te werken met de code Cultural Governance8. Hierdoor wordt er door de gemeente Rotterdam meer gekeken naar de maatschappelijke waarde van een plan. Of een plan op de lange termijn zonder subsidie kan functioneren. Volgens Porter kunnen overheden op dit soort manieren shared value toepassen. Daarnaast is er een rol voor overheden weggelegd in het versoepelen van regelgeving. Overheden sturen met regelgeving de markt en dus ook of het aantrekkelijk is voor bedrijven om shared value producten te creëren. Vaak is het namelijk voor bedrijven op de korte termijn niet aantrekkelijk om maatschappelijke producten met een shared value te creëren omdat te strikte regelgeving of bureaucratie dit onnodig duur of lastig maakt. Daarbij speelt de regelgeving vanuit overheden een belangrijke rol. De gemeente Rotterdam heeft op het gebied van festivals jaren lang goed beleid gevoerd. Regelgeving kon voor grote festivals aangepast worden en dit zorgde voor een grote stimulans van het aantal grote festivals. Dit heeft er mede voor gezorgd dat Rotterdam nu gezien wordt als festival stad en elk jaar een aantal grote festivals organiseert als het Zomer Carnaval, Bavaria City Racing en het Dunya festival. Gelezen:
•
Creating Shared Value, howtoreinventcapitalism – andunleash a wave of innovationandgrowth (Micheal E. Porter and Mark R. Kramer)
8
http://www.cultuur-ondernemen.nl/documents/10156/cf0b2c7a-d228-4f4f-b68f-e2dd7568d2eb
32 https://archive.harvardbusiness.org/cla/web/pl/product.seam?c=8062&i=8064 &cs=1b64dfac8e4d2ef4da5976b5665c5540
6.6 Richard Florida – The great reset & Who is your city In het tweede boek van Richard Florida gaat hij verder op de theorie uit zijn eerst boek, “the rise of the creative class”. Hij geeft in die voorzetting aan dat hij vindt dat de veranderingen die een stad moet ondergaan om de creatieve klasse voor zich te behouden of aan te trekken van onderaf moet starten, via de grassroots. Hij bespreekt het voorbeeld van de sport in een stad. In veel gevallen beginnen steden of regio’s gelijk met het bouwen van grote stadions voor vele duizenden mensen. Volgens Florida moeten steden eerst kleine sportverenigingen bouwen, om zo van onderop de ontwikkeling van een levendig sportklimaat te creëren. Dit gedeelte van de theorie van Florida is erg interessant voor dit onderzoek omdat er een aantal dossiers zijn geweest in de Rotterdamse popsector waarbij er een topdown mentaliteit is geweest. Er werd begonnen met het bouwen van een grootstedelijk poppodium om de popsector van de stad nieuw leven in te blazen. Volgens Florida kan er beter ingezet worden op het creëren van een goede basis van de sector om vervolgens vanuit deze ‘humuslaag’ de sector zelfstandig te laten groeien naar de top.
Popsector Rotterdam
Grassroots benadering opbouw popsector Rotterdam
33 Daarnaast benadrukt Florida dat investeringen door de overheid vooral in mensen moet worden gedaan in plaats van in ‘fysieke plaatsen’. Daarmee bedoelt hij bijvoorbeeld dat je als overheid niet moet investeren in de faciliteiten van de stad zoals een poppodium maar dat je bij het investeren kijkt naar de doelgroep of gebruikers van de investering. Florida poogt het investeren in plaatsen niet volledig af te schrijven, maar ziet de nadruk op het investeren in mensen meer als een politieke of filosofische keuze. Je maakt een keuze voor menselijk kapitaal. Volgens Florida kan een stad alleen veranderen als je menselijk kapitaal hebt, maar ter gelijker tijd kan een stad menselijk kapitaal (de creatieve klasse) alleen aantrekken met de juist omstandigheden zoals beschreven in zijn eerste boek. Belangrijke factor in het aantrekken van de creatieve klasse zijn de drie T’s; talent, technologie en tolerantie. Deze drie factoren moeten altijd in balans zijn om de creatieve klasse aan te trekken.
Talent
Tolerantie
Technologie
Het interessante van deze theorie van Richard Florida is dat Rotterdam als stad de drie T’s bezit. Er is veel talent op verschillende gebieden. We hoeven hierbij alleen maar te denken aan de Erasmus Universiteit, de Willem de Koning Academie (Kunstacademie) en de vele muziekopleidingen die Rotterdam rijk is (Codearts en Popacademie). Technologie is er ook, daarbij verwijs ik graag naar de groeiende haven van Rotterdam (Maasvlakte 2). En dat Rotterdam een tolerante stad is valt wel op te maken uit de grote diversiteit aan culturen die in de stad wonen. Deze theorie van Florida wijst dus uit dat Rotterdam de basis zou moeten hebben om een aantrekkelijke stad te zijn. Waarom lukt het Rotterdam dan nog niet om die creatieve klasse aan te trekken. Cultuur speelt daarin volgens Florida zijn eerste theorie, uit “The rise of the creative class” een grote rol. En daaraan moet Rotterdam nog veel veranderen zo blijkt uit dit rapport.
34 In zijn laatste boek, “Who is your city”, voegt Florida aan zijn theorie toe dat elke persoon zich drie belangrijke dingen afvraagt in zijn leven. 1. Waar ga ik leven? 2. Met wie ga ik leven? 3. Wat ga ik doen tijdens dit leven? Volgens Florida is vooral die eerste vraag onderbelicht bij de meeste mensen. Zij leggen zich neer bij het feit dat ze in een regio geboren zijn en dat ze daar leven. Florida bepleit in dit boek dat mensen een plek moeten zoeken die in synergie is met de andere twee levensvragen. Locatie is volgens Florida nog steeds belangrijk ook al wordt door sommige sociologen beweerd dat de wereld door globalisatie steeds vlakker wordt en plaats een steeds minder grote rol speelt. Als stad wil je bepaalde inwoners aantrekken. Rotterdam wil de creatieve klasse graag aantrekken. Als iemand die onderdeel is van de creatieve klasse deze vragen zou invullen dan komt daar hoogst waarschijnlijk niet Rotterdam uit. Deze theorie helpt de bron te vinden van datgene dat Rotterdam mist om de creatieve klasse aan te trekken. Alle beschreven theorieën hebben gezamenlijk de basis gevormd voor mijn visie over de hoofdvraag. Een visie die zich vooral toespitst op het sociologische vlak van het probleem. De theorieën komen niet specifiek terug in het onderzoek maar vormen gezamenlijk de basisgedachte voor de manier waarop er naar de problemen gekeken is.
35
7. Onderzoek 7.1 Hoe ziet de Rotterdamse Popsector eruit? Om een goed beeld te krijgen van het popbeleid dat de gemeente Rotterdam voert is het belangrijk om te weten waarom er popbeleid nodig is. We weten dat het beleid gevoerd om wordt de popsector te ondersteunen. Maar wat is de popsector eigenlijk? De popsector is een verzamelnaam voor alle personen, bedrijven en ondernemingen die als gezamenlijke noemer “pop” hebben. Allemaal hebben ze iets met popmuziek te maken en in dit geval met popmuziek in Rotterdam en dit maakt de popsector een veelzijdige branche.
Popmuziek wordt in het woordenboek omschreven als hedendaagse populaire muziek. Het kent zijn oorsprong in de jaren ’50 vanuit de Rock ’n Roll. Tegenwoordig kan popmuziek gezien worden als een apart genre dat een groter publiek aanspreekt.
Dan is er nog de belangrijke vraag hoe de popsector eruit ziet, aangezien er in de probleemstelling wordt aangenomen dat de Rotterdamse popsector niet goed functioneert. Een gedetailleerd overzicht van de Rotterdamse popsector in cijfers, is voor het laatste gemaakt in 2010 door het jongerengedeelte van de RRKC. Een ouder maar gedetailleerder verslag van de Rotterdamse popsector is door het EDBR gemaakt in 2008. In het verslag “a little less conversation a little more action please” wordt een feitelijk beeld geschetst van de sector. Dit beeld laat zien dat het een levendige sector is waarin 5941 personen 12 of meer uur per week werkzaam zijn9. De Kamer van Koophandel geeft aan dat er 2459 bedrijven werkzaam zijn in de muzieksector 10
.
Het aantal bedrijven en werkzame personen laat zien dat het om een serieuze economische sector gaat waarin gemiddeld per bedrijf 2,4 personen werken. 11
9
Economic Development Board Rotterdam, A Little Less Conversation, A Little More Action 2008 10 www.kvk.nl
36 Ook laat het rapport van het EDBR zien dat er veel niet goed gaat in de sector. Zo is er met name bij de podia een gebrek aan professionaliteit en wordt er ook een beeld geschetst van een sector die niet volledig erkent wordt en zijn economische waarde misloopt. Het is belangrijk voor het perspectief van de lezer te weten dat de popsector niet alleen uit poppodia en oefenruimtes bestaat. Mediabedrijven, adviesbureaus, muziekcafés, platenlabels. Alles wat met popmuziek te maken heeft valt onder de noemer popsector. De makers Hoeveel mensen zijn er in de Rotterdam bezig met het maken en / of produceren van muziek? 20.000 popmuzikanten zijn actief in de regio Rotterdam (EDBR, 2008) 750 bands “Rotterdamse” bands zijn aangemeld bij poporganisatie de Popunie (Popunie, 2012) Tussen de 200-500 dj’s en producers zijn actief in Rotterdam (EDBR, 2008) 30 “Rotterdamse” platenlabels waar 102 mensen werken (EDBR, 2008) Uit bovenstaande cijfers blijkt dat er veel mensen bezig zijn met het maken van muziek in Rotterdam. Daarbij zijn deze gegevens slechts van de muzikanten die zich aangemeld hebben via de Zuid Hollandse Popunie. Het daadwerkelijke aantal popmuzikanten ligt waarschijnlijk nog een stuk hoger dan 20.000. Dit aantal geeft overigens niet het aantal popmuzikanten weer dat op professioneel niveau bezig is met popmuziek, dat ligt naar alle waarschijnlijkheid lager. Maar het aantal van 20.000 is wel degelijk een belangrijk getal omdat al deze popmuzikanten, amateurs of professionals, gebruik maken van de faciliteiten die nodig zijn om popmuziek te maken. Dat zijn getallen waar de gemeente zich op zou moeten richten bij het maken van een popbeleid. Wat geldt voor het aantal popmuzikanten geldt ook voor het aantal bands. Bands laten zich niet beperken door stadsgrenzen en dus is het lastig om een definitief aantal Rotterdamse bands weer te geven. Toch geeft het aantal bands dat geregistreerd staat via de Popunie (794 bands in Rotterdam) een goed beeld van de grootte van het aantal bands in de stad. Ook al zou dit aantal minder zijn en gaan we dan uit van bijvoorbeeld 500 bands is dit nog een zeer groot aantal.
37 Het aantal dj’s en producers is in de afgelopen tien a twintig jaar flink toegenomen door de populariteit van het genre Dance. Zeker door de ontwikkeling van de technologie is het bijna voor iedereen met een computer mogelijk om zelf digitale muziek te maken en te produceren. Daarom is het moeilijk om precieze cijfers te noemen betreffende het aantal dj’s en producers, omdat niet iedere dj of producer zich inschrijft bij de registers van de Popunie of de Nederlandse Vereniging van Producenten en Importeurs (vanaf nu NVPI genoemd). Het geschatte aantal dj’s en producers in Rotterdam rond 2008 lag tussen de 200 en 500. Door steeds beter ontwikkelde en betaalbare programma’s voor thuisgebruik en de hierdoor ontstane “do it yourself” mentaliteit mag het aantal hoger worden geschat. Maar omdat precieze cijfers ontbreken worden de cijfers uit 2008 van het EDBR aangehouden. Het aantal platenlabels in Rotterdam ligt in 2008 volgens het EDBR op 30 en bij deze 30 platenlabels werken in totaal 102 personen. Dit zijn platenlabels die (semi) professioneel werk afleveren. Daarnaast is er ook nog een groot aantal dat op amateurbasis werk aflevert maar dit aantal is moeilijk vast te stellen en is dus niet meegenomen bij de telling. Een aantal van deze platenlabels is succesvol, voorbeelden hiervan zijn Mid-Town Records (succesvol geworden in de jaren negentig gedurende het gabbertijdperk), TopNotch (een van de grootste hiphop labels van Nederland) en Clone Records (een van de grootste dancelabels van Nederland). Het aantal personen dat in Rotterdam bezig is met het maken, dan wel met het produceren van muziek is groot. Met name de grote platenlabels binnen Rotterdam hebben een belangrijke functie binnen de muzieksector van een stad. Zo was MidTown Records belangrijk voor het tot leven komen van de Binnenweg in Rotterdam met het openen van een eigen platenzaak. Dit voorbeeld werd gevolgd en al snel bleek met de aanwezige horeca in deze straat een scene geboren te zijn. Helaas is de platenzaak van Mid-Town Records in 2010 gesloten vanwege de toen dalende vraag naar vinyl 12
12 www.mid-town.nl
38 Faciliteiten Om muziek te kunnen maken heb je van alles nodig. Zo moet je een instrument aanschaffen, je hebt ruimte nodig om te oefen en misschien heb je de behoefte aan een leraar.
Art Worlds Howard Becker beschrijft in zijn boek “Art Worlds” hoe een het eindproduct in de kunst of cultuur gevormd wordt door een samenwerking van meerdere individuen. Zonder een mogelijkheid een kwast te kopen kan Munch zijn schilderijen niet schilderen.
Hoe staat het met de aangeboden faciliteiten voor popmuzikanten in Rotterdam? 36 officiële oefencomplexen die weer in totaal 80 oefenruimtes bevatten (Jong RRKC, 2008) Uit een onderzoek van het Jong RRKC naar oefenruimtes en presentatieplekken in 2010 bleek, dat er in de regio Rijnmond geen tekort was aan oefenruimtes maar dat het aanbod in het stadscentrum wel aan de lage kant was. De algemene mening van de muzikanten was dat er met de professionaliteit van de studio’s wel het een en ander mis was. Zo was de apparatuur vaak slecht en was de mogelijkheid tot opnemen meestal niet aanwezig.13 Waterfront was, met 9 ruimtes, de grootste speler op het gebied van oefenruimtes maar is inmiddels verdwenen na de fusie met WATT. Inmiddels zijn de ruimtes weer vrij gegeven maar wat er precies mee gedaan gaat worden is nog onbekend. Op dit moment zijn er door het sluiten van Waterfront nog maar: 20 officiële oefencomplexen die weer in totaal 72 oefenruimtes bevatten (Popunie, 2012)
13 Practice What you Preach, Jong RRKC, 2010
39 Veel oefencomplexen liggen buiten het stadscentrum van Rotterdam en zijn dus minder makkelijk bereikbaar. Als we alleen naar het stadscentrum kijken, kunnen we constateren dat Rotterdam slechts 3 oefenruimtes heeft in 1 complex. 70 verkoopadressen van geluidsdragers 10 bedrijven die muziekinstrumenten verkopen en of repareren 15 bedrijven die professionele licht en geluidsapparatuur verkopen of verhuren Het aantal bedrijven waar een artiest terecht kan om instrumenten en / of randapparatuur te kopen of te huren is goed. Een erkende groothandel als Feedback en kwaliteitswinkel als Verspuy zijn twee voorbeelden van plekken waar je zowel als amateur àls professionele popartiest terecht kunt. Wel verdwijnen er de laatste jaren steeds meer (kleine) cd/platenzaken uit Rotterdam. Uit deze landelijke trend blijkt dat steeds minder mensen cd’s kopen en steeds meer mensen downloaden. Dit raakt vaak de zelfstandige kleine ondernemer het eerst, ook in Rotterdam. Zo verdwenen er in 2009 Sounds en de Music Store uit het straatbeeld van Rotterdam maar ook een groot bedrijf als Free Record Shop (Fame) ziet de verkoop van cd’s dalen14. Het aantal verkochte cd’s in Nederland daalde in 10 jaar tijd van 34,1 miljoen verkochte stuks in 2000 naar 15,1 miljoen verkochte stuks in 201015. Deze daling is constant en de verwachting is dat deze ook de komende jaren door zal zetten. Voor de nog bestaande cd / platenzaken in Rotterdam zullen het dus lastige tijden worden. Rotterdam kent het grootste aantal (pop)muziek gerelateerde opleidingen van Nederland. Rotterdam kent vijf echte popmuziek opleidingen. Dit heeft geen enkele andere stad in Nederland. Drie pop academies (Rotterdam Pop Academy, Zadkine Popacademie en Albeda Popacademie), SAE Institute (particuliere opleiding voor geluidstechniek) en de opleiding Media & Entertainment Management aan de INHOLLAND.
14 http://3voor12.vpro.nl/lokaal/zuid-holland/nieuws/rotterdam/2009/februari/rotterdam-weer-twee-platenzakenarmer.html 15 www.nvpi.nl/marktinformatie
40 Naast deze opleidingen zijn er ook nog cursusorganisaties waar de Rotterdammer terecht kan voor een cursus om zijn gitaarkunsten te vergroten of zijn zang kwaliteiten te verbreden. Zo zijn er 87 plekken waar je les kunt krijgen in het bespelen van een instrument, 19 plekken waar je les krijgt in popmuziek (bijvoorbeeld bandles) en 17 plekken waar je zangles kunt krijgen. De grootste aanbieder van cursussen in Rotterdam is de SKVR16. Rotterdam kent de grootste fonotheek van Europa In de centrale bibliotheek van Rotterdam bevindt zich ook de muziekbibliotheek van Rotterdam. Dit is de grootste van Europa. Presentatieplekken Als popartiest of muzikant wil je graag je muziek ten gehore brengen, dit het liefst aan een zo’n groot mogelijk publiek. Hoe staat het met de presentatieplekken in Rotterdam? In het al eerder besproken rapport van het EDBR wordt een belangrijk thema aangehaald betreft de presentatieplekken (ofwel podia). Er wordt gesproken over een hiërarchie binnen de poppodia. Voor een artiest uit Rotterdam is het belangrijk dat hij kan groeien door middel van optredens. Hij kan beginnen met een optreden in een klein muziekcafé, doorgroeien naar een kleine zaal tot aan een grootstedelijk poppodium.
16 www.doedok.nl
41 In 2008 zag volgens het EDBR deze hiërarchie er als volgt uit: Grootte van
Naam van de zaal
de zaal Tot 350
Muziekcafés, WORM, Rotown, Baroeg, De
personen
Unie, EXIT, LCC*
Tot 750
Waterfront
personen Tot 2000
Nighttown (WATT)
personen Tot 6000
Geen aanbod
personen Tot 15000
Ahoy
personen Tot 75000
De Kuip
personen Hiërarchie Rotterdamse pop podia, EDBR, 2008
*LCC (Lokaal Cultuur Centra), dit zijn er 5 In deze hiërarchie is te zien dat Rotterdam een zaal mist tot 6000 personen zoals Amsterdam de Heineken Music Hall heeft. Daarnaast zijn de mogelijkheden na de kleinste zalen (tot 350 personen) ook niet echt groot. Gemeentelijk beleid reikt eigenlijk maar tot de onderste drie lagen omdat de bovenste drie lagen te commercieel zijn om met gemeentelijk subsidie te ondersteunen. Tegelijkertijd ligt dit ook weer aan de visie van het college van B&W waar commercie begint en waar alternatieve programmaring eindigt.
42 Op het moment van schrijven ziet de hiërarchie van Rotterdamse poppodia er als volgt uit: Grootte van
Naam van de zaal
de zaal Tot 350
Muziekcafés, WORM, Rotown, Baroeg,
personen
BIRD, LCC
Tot 750
Geen aanbod
personen Tot 2000
Nieuwe Oogst
personen Tot 6000
Geen aanbod
personen Tot 15000
Ahoy
personen Tot 75000
De Kuip
personen Hiërarchie Rotterdamse poppodia, 2012
Sinds 2008 is er behoorlijk wat gebeurd in de Rotterdamse popsector. Aan het einde van dat jaar opende WATT, op de locatie van het oude Nighttown, zijn deuren. Rotterdam dacht weer een nieuwe poptempel te hebben en daar had het ook alle schijn van. Tot dat bekend werd dat de gemeente geld ging vrijmaken voor een nieuw te ontwikkelen podium voor Urban muziek. De exploitanten van WATT , die toch al in financieel zwaar weer zaten door de extra kosten voor de verbouwing van het pand, zetten hun vraagtekens hierbij en menen dat er sprake zou zijn van oneerlijke concurrentie. Door de extra kosten dreigt het faillissement. De gemeente en WATT besluiten WATT te laten fuseren met Waterfront. Waterfront, dat ook al jaren lang met financiële problemen kampt, verliett zijn oude locatie aan de Maasboulevard en trok in op de locatie van WATT. Niet veel later, als er nog meer investeringen nodig zijn om het pand geluidsdicht te maken, blijkt dat de gemeente niet meer van plan is bij te springen en moet er toch faillissement aangevraagd worden. Het betekent het einde voor zowel WATT als Waterfront. In de zomer van 2010 verliest Rotterdam twee belangrijke poppodia. Daarnaast is er sinds 2006 het plan om in Rotterdam een “Urban” podium neer te zetten. Dit plan, destijds geopperd door toenmalig wethouder cultuur O. Kaya
43 (GroenLinks), is na negatief advies van alle kanten toch doorgezet. Op 29 Mei 2009 opende het Urban Culture Podium officieel haar deuren in de voormalige Maassilo. Ruim twee jaar later heropende het Urban Culture podium haar deuren onder de noemer “Nieuwe Oogst”. De Nieuwe Oogst richt zich zoals ooit de bedoeling was op de Urban cultuur, wat gezien kan worden als straatcultuur en voornamelijk geassocieerd wordt met hiphop, rap en R&B. In 2011 openen nog twee nieuwe podia hun deuren; Heidegger aan het Grotekerkplein en BIRD in de Hofbogen nabij Hofplein. Heidegger was een subsidievrij poppodium dat ruimte bood aan 600 personen en wilde niet alleen concerten organiseren maar ook de ruimte geven aan discussie avonden, film avonden, jam sessies, enzovoort. Maar een lang leven is Heidegger niet geschonken want financiële problemen komen al snel om de hoek kijken. De zaal is bijna nooit vol en nog geen jaar na de opening is Heidegger alweer failliet (december 2011)17. BIRD is een jazzpodium dat zijn plek heeft gevonden in de Hofbogen, een rij monumentale panden onder een oud treinspoor. Naast jazzconcerten biedt BIRD ook popconcerten aan. BIRD is op het moment van schrijven nog wel open maar kampt ook met financiële problemen die het voorbestaan onzeker maken. Na deze opsomming van gebeurtenissen is eigenlijk wel duidelijk dat er een groot gat ontstaan is in de hiërarchie van de poppodia in Rotterdam. Een gat tussen de kleine podia en muziekcafés tot aan Ahoy. Dit houdt in dat artiesten in Rotterdam de eerste opstap wel kunnen maken maar niet door kunnen groeien binnen Rotterdam en dus naar andere steden gaan als Amsterdam, Den Haag en Tilburg. Daarnaast worden sinds het faillissement van WATT veel meer internationale artiesten geboekt in zalen als Rotown, WORM en Baroeg waardoor de opstap voor lokale kleine bands naar deze kleine poppodia nog moeilijker wordt. Kortom op dit moment heerst er een armoede binnen de Rotterdamse poppodia die schadelijk is voor de popcultuur en voor de gehele popsector. Talenten missen de ruimte om te groeien en dit maakt Rotterdam een onaantrekkelijke stad voor jongen muzikanten.
17 http://3voor12.vpro.nl/lokaal/zuid-holland/nieuws/rotterdam.html
44 Conclusie Er zijn in Rotterdam ongeveer 20.000 muzikanten te vinden die allemaal wel op de één of andere manier gebruik maken van de faciliteiten die Rotterdam te bieden heeft. Maar die faciliteiten zijn niet altijd voldoende, zo blijkt uit verschillende onderzoeken en eigen observaties. Zo is het aantal oefenruimtes in Rotterdam flink gedaald, mede doordat de grootste partij (Waterfront) opging in WATT. Dat ging, zoals bekend anderhalf jaar later failliet. Voor de Rotterdamse muzikant zijn er wel voldoende verkooppunten van geluidsdragers in de stad te vinden. Daarnaast zien we dat het aantal platenzaken daalt, maar dat valt voor het grootste gedeelte te wijten aan de dalende cd verkoop. De mogelijkheid om muzikaal opgeleid te worden in Rotterdam is goed. Er zijn voldoende opleidingen waar een diploma behaald kan worden en daarnaast is er ook een breed aanbod om cursussen te volgen. De poppodia in Rotterdam hebben het zwaar. De afgelopen jaren waren roerig, er kwamen verschillende podia bij maar er verdwenen meer podia. Dit heeft de Rotterdamse muzieksector en haar imago geen goed gedaan. De opstap voor jonge lokale bands en muzikanten is te groot en eventuele groei binnen Rotterdam is moeilijk. De hiërarchie binnen de podia kent een groot gat en tevens een groot probleem.
45 7.2 Wat zijn de doelstellingen die het Rotterdamse popbeleid tussen 2006 en 2011 gekend heeft en welke zijn daarvan gerealiseerd? Om voor dit onderzoek tot een overzichtelijke conclusie te komen is het vrijwel onmogelijk om binnen drie maanden alle, door de gemeente opgestelde, doelstellingen te testen. Daarnaast komen er per jaar ook veel adviezen van bijvoorbeeld het RRKC en het EDBR uit. De gemeente belooft deze adviezen ter harte te nemen. Daarom heb ik besloten om niet alle doelstellingen te gaan meten maar een selectie toe te passen. Om deze selectie te maken heb ik gekeken naar de doelstellingen die het meest terugkeerden in alle rapporten. Daarnaast vond ik het ook belangrijk hierin mee te nemen dat het gaat om doelstellingen die een groter doel dienden en op lange termijn de popsector vooruit helpen. Na de toegepaste selectie ben ik tot de volgende vijf doelstellingen gekomen: 1. Huisvestingsproblemen binnen de popsector moeten worden opgelost 2. Er moet professionalisering binnen de sector (podia) plaats vinden 3. Het creëren van een grootstedelijk poppodium 4. Het verbeteren / creëren van de / een loketfunctie van de gemeente 5. De verhoging van cultuurparticipatie van Rotterdammers binnen Rotterdam De doelstellingen zullen per stuk geanalyseerd worden op het succes (behaald of niet) en beargumenteerd worden met achtergrond informatie. 1. Huisvestingsproblemen binnen de popsector moeten worden opgelost. Huren bij de gemeente Veel van de Rotterdamse poppodia hebben problemen (gehad) met hun accommodatie. De huur is vaak hoog en samen met de al aanwezige financiële problemen is de huurprijs vaak een strop om hun nek. Vaak zijn deze panden gemeentelijk bezit en kan de gemeente dus subsidie verlenen door middel van korting op de huur. De huurprijs wordt dan verlaagd en hierdoor worden de podia of andere instanties geholpen met een lagere huurprijs (de non-profit prijs).
46 Tijdens de collegeperiode van 2002 en 2006 in samenwerking met de partijen VVD, CDA en Leefbaar Rotterdam is hier protest vanuit het college tegen gekomen. Deze manier van subsidie verstrekken was niet transparant genoeg zijn omdat er geen duidelijk beeld was van wat het verschil was tussen de werkelijke huur en de nonprofit huur. Dit werd nogmaals bekrachtigd door het daarop volgende college (PVDA, CDA, VVD, GroenLinks) door al het gemeentelijke vastgoed onder te brengen bij één organisatie in plaats van verspreid vastgoed bij alle verschillende diensten (voorheen had elke gemeentelijke dienst haar eigen vastgoeddienst). Hierdoor werd ook het bezit van gemeentelijk vastgoed overzichtelijker en transparanter. De nieuwe regeling houdt in dat de huur van gemeentelijk vastgoed kostendekkend moet zijn en dus geen kortingen meer mag bevatten. Die kortingen zouden gecompenseerd moeten worden doormiddel van subsidies wat als gevolg zou hebben dat de gemeentelijke huurprijs omhoog gaat. De bedoeling van deze regeling is dat er via subsidie gecompenseerd zou kunnen worden. Alleen is dat nu juist waar het probleem ligt, er wordt bezuinigd en dus is er geen ruimte voor die compensatie. En dus wordt het voor de ondernemer uit de muzieksector lastig om een pand te huren via de gemeente18. Clustering The French Quarter (New Orleans, Amerika) is één van de voorbeelden van ruimtelijke clustering binnen een stad waarbij muziek centraal staat. Naast een overvloed aan presentatieplekken in deze wijk zijn er ook veel retailers, horeca en kantoren die op de een of andere manier aan muziek te relateren zijn. Dit maakt dat deze wijk muziek uitdraagt tot in elke punt van de wijk. Nu is dit vaker te zien in Amerika, mede omdat Amerikaanse steden veel planmatiger ingericht zijn dan de Europese steden die veel natuurlijker groeien. Maar dat ruimtelijke clustering op het gebied van muziek werkt (natuurlijk of gestuurd) hebben we in het verleden in Rotterdam zelf gezien19. De Binnenweg was tijdens de opkomst van de dance muziek het middelpunt van dit genre in Rotterdam. Door de grote
18 http://www.bds.rotterdam.nl/Bestuurlijke_Informatie:7/Raadsinformatie/Gemeenteraad_2010_2014/2011/Kwartaal_ 3/Raadsvergadering_van_29_september_2011/Actualiteiten_gemeenteraad_en_regeling_van_werkzaamheden/3F_ Regeling_van_werkzaamheden_over_compensatie_prijsstijgingen_als_gevolg_van_het_kostendekkend_maken_van _de_huur_van_maatschappelijk_vastgoed_aangevraagd_door_mevrouw_Dirkse_AAN_DE_ORDE_GWEEST_De_vr agen_worden_snel_beantwoord 19 Dromen van een Metrolpool, Patricia van Ulzen,
47 hoeveelheid platenzaken die op deze straat zaten vervulde het naast een belangrijk verkooppunt ook een sociale functie. Rotterdam zou zo’n clustering op het gebied van popmuziek kunnen gebruiken, althans dit is de mening van het RRKC20 en het EDBR21. Zij spreken over een Music Mile; een strook waar deze clustering van popmuziek kan plaatsvinden. Deze Music Mile: moet lopen van de Binnenweg naar de Witte de Withstraat. Daarnaast werd er ook aan gedacht om in het Vierhavensgebied een clusteringsgebied te vormen van muziek gerelateerde retail en groothandels. Een eventueel podium op deze plek kan voor versterking van de clustering zorgen. Ook de gemeenteraad meende dat ruimtelijke clustering van popmuziek van belang kan zijn voor de stad. Daarom is in het Cultuurplan Binnenstad 2020 22ook opgenomen dat er drie culturele focusgebieden moeten zijn in het centrum; CS kwartier / Schouwburgplein, Witte de With / Museumpark en de Wilhelminapier. Deze drie culturele focusgebieden krijgen extra aandacht en het is de bedoeling dat de clustering van cultuur (ook muziek) hier gaat plaats vinden. De ruimtelijke clustering zoals hierboven omschreven lijkt een verbastering van het originele advies van de RRKC en de EDBR. Maar het advies vraagt om een specifiek popcluster en de gemeente voert in het hierboven omschreven beleid cultuurclustering. Overig Het versoepelen van het huisvestingsbeleid en het creëren van broedplaatsen zijn beide onderdeel van doelstellingen van de gemeente die weinig tot geen resultaat hebben opgeleverd en niet zijn behaald. Er is de laatste vijf jaar is vanuit de gemeente Rotterdam weinig waarneembaars gebeurd betreffende het versoepelen van huisvestingsbeleid. Sterker nog, aanhoudende klachten vanuit de popsector over regelgeving dat het steeds moeilijker maakt voor muziekcafés en podia om bands te boeken worden steeds vaker gehoord. In de verschillende interviews die gehouden zijn voor dit onderzoek werd duidelijk dat het verkrijgen van een vergunning om later open te blijven moeilijk
20 Rotterdam Has Got That Pop, RRKC, 2006 21 A Little Less Conversation, EDBR 2008 22 Cultuurplan Binnenstad 2020,DKC,2008
48 te verkrijgen is, dat de regelgeving betreffende het maximale aantal decibels het onmogelijk maakt voor een muziekcafé om een artiest te boeken23. Conclusie Huisvestingsproblemen binnen de popsector moeten worden opgelost. De gemeente is erin geslaagd twee projecten op te zetten en dat zijn WORM en Soundport. WORM is een klein poppodium dat zijn vorige locatie in Delfshaven kende maar mede door steun van de gemeente is verhuist naar de Witte de Withstraat. Soundport is een gebouw in het westen van Rotterdam waar 21 professionele studio’s in gehuisvest zijn, opgestart door de Stichting Kunst Accommodatie Rotterdam24,25. Al met al lijkt het voornemen van de gemeente om op het gebied van huisvesting voor de sector stimulerend en bevorderend te werk te gaan, niet echt geslaagd. Sterker nog, het lijkt erop dat het tijdens de onderzoeksperiode alleen maar moeilijker geworden is voor de popsector. De plannen van de gemeente betreffende het clusteren van cultuur en muziek lijken, plannen van de gemeente waaruit de sector hoop kan halen, maar bieden voorlopig nog geen garantie voor betere omstandigheden. 2. Er moet professionalisering binnen de sector (podia) plaatsvinden In bijna elke adviesrapport, beleidsstuk of uitgangspuntennota over de popsector van Rotterdam komt naar voren dat de sector professioneler moet gaan werken. Maar wat daar precies mee wordt bedoelt, wordt ook bij navraag bij de gemeente niet duidelijker. De popsector wordt vaak gezien als een deel van de culturele sector dat afhankelijk is van steun van de overheid. Het is van belang dat poporganisaties en met name de poppodia meer zelfstandig gaan functioneren om zo minder afhankelijk te zijn van (incidentele) subsidies. Daarvoor moet er een omslag gemaakt worden binnen de
23 Zie bijlage voor uitwerking interviews 24 Tom Hoek van Dijke, stadsontwikkeling Rotterdam 25 Niko Sizoo, accountmanager MKB Binnenland
49 popsector (cultureel ondernemerschap)26 en daarvoor dienen investeringen gedaan te worden. Deze investeringen hebben lang niet altijd met financiën te maken. Welke rol kan een gemeente daarin spelen? “Meer professionaliteit en zakelijkheid", zo luidt de oplossing van Kaya. ,,We moeten af van het idee dat de gemeente alleen maar subsidie betekent. De verschillende podia moeten eerst zelf nadenken over hoe ze verder willen en dan met een goed lange termijn plan komen. Dan kijk ik op mijn beurt: wat levert het me op en wat kan ik bieden. We moeten op elkaar kunnen bouwen." 27 Het professioneler maken van de popsector is moeilijk te meten omdat de gemeente vindt dat het vanuit haar positie de professionalisering alleen maar kan stimuleren. Daar heeft de gemeente Rotterdam in de onderzoeksperiode ingezet op cultuur educatie, voortkomend uit het Actieplan Cultuurbereik. Dit is een samenwerking tussen de overheid, provincies en de dertig grootste gemeentes om de cultuurparticipatie te verhogen. De samenwerking is ontstaan in 2000 maar loopt inmiddels nog steeds door. Vanuit deze gedachte is de gemeente begonnen om de kennis over cultuur op jonge leeftijd te vergroten. Dit is in samenwerking het Kenniscentrum Cultuureducatie Rotterdam en de Rotterdam Media Commision (vanaf nu RMC genoemd). Het Kenniscentrum Cultuureducatie Rotterdam probeert op scholen educatie in kunst en cultuur te verankeren in de lesstof, waardoor niet alleen de kennis zal stijgen maar ook de participatie28. De Rotterdam Media Commision probeert vooral aan de onderkant van de popsector met kleine initiatieven de kennis te vergroten. In een gesprek met muziekorganisatie 3voor12 zegt de directeur van het RMC (Jan Hoogensteijn) dat hij Rotterdammers die geld willen verdienen met muziek wil helpen29. Dit komt erin de praktijk op neer dat het RMC helpt zoeken naar mogelijke cross-over samenwerkingen binnen de mediasector. Dit doormiddel van professionalisering gestimuleerd wordt doormiddel van workshops, lezingen en debatten. Ook wordt er advies gegeven aan de
26 http://www.cultuur-ondernemen.nl/documents/10156/cf0b2c7a-d228-4f4f-b68f-e2dd7568d2eb 27 http://3voor12.vpro.nl/lokaal/zuid-holland/nieuws/rotterdam/2006/oktober/3voor12-rotterdam-in-gesprek-met-denieuwe-rotterdamse-wethouder-van-cultuur-orhan-kaya.html 28 http://www.kc-r.nl/wat-doet-kcr 29 www.3voor12.nl, interview met het RMC, 27-05-2010
50 gemeente Rotterdam over hun bevindingen. Daarnaast doet het RMC ook haar best om de Rotterdamse popsector te promoten in binnen en buitenland30. Maar de rol van de gemeente op het gebied van professionalisering blijft naast de scholing erg klein. Dit terwijl het een doelstelling is die te vaak terugkomt in stukken betreffende de popsector. Conclusie Professionalisering van de sector (podia) Naast de losse initiatieven (RMC en het Kenniscentrum Cultuureducatie Rotterdam) is de gemeente Rotterdam er niet in geslaagd op professionalisering binnen de popsector door te voeren. 3. Het creëren van een grootstedelijk poppodium Rotterdam heeft al sinds het wegvallen van de poptempel Nighttown de behoefte aan een nieuwe grootstedelijk poppodium. Ook de gemeente Rotterdam erkent dit, getuige de vele uitingen in alle verschenen rapporten waarin aangegeven wordt dat het uitgangspunt is dat Rotterdam weer een grootstedelijk poppodium met aanzien moet worden. Zowel in de allereerste Rotterdamse popvisie uit 200731 als de allerlaatste Rotterdamse popvisie32 wordt aangegeven dat de stad een grootstedelijk poppodium mist. Hiervan is dan ook vaak een doelstelling gemaakt. Maar is er ook aan deze doelstelling ook voldaan? In de volgende afbeelding is te zien hoe de gemeente Rotterdam een poging heeft gedaan om een grootstedelijk poppodium te creëren in de vorm van WATT.
30 http://www.rmcrotterdam.nl/cmspage.php?cmsid=6&lang=nl 31 Visie op de popsector, Gemeente Rotterdam, 2007 32 Popvisie, Gemeente Rotterdam, 2011
51
52 Bovenstaande afbeelding (gebaseerd op feiten uit het rapport van de Rekenkamer Rotterdam over het faillissement van WATT33) geeft weer wat er gebeurde rondom het ontstaan en het verdwijnen van WATT. Wat duidelijk te zien is in de bovenstaande afbeelding, is dat na de sluiting van Nighttown de gemeente graag een nieuwe poppodium in het centrum van Rotterdam zou willen hebben. Maar waar de rol van de gemeente zich aan het begin vooral op de achtergrond afspeelde werd, naar mate de problematiek groeide, de rol van de gemeente ook steeds groter. Wat ook opvalt is dat de gemeente tijdens de start van een poppodium in de stad waaraan zij subsidie verleent ondertussen ook bezig is om een ander podium op te richten. Maar betreffende de doelstelling van de gemeente om een grootstedelijk poppodium te creëren kunnen we niet ontkennen dat Rotterdam dat geprobeerd heeft. Naast de hierboven geschiedenis van WATT is de gemeente ook nog bezig geweest met het opstarten van een Urban podium voor de stad. Omdat dit onderzoek de popsector betreft en de gemeente Urban niet als popmuziek beschouwd (de gemeente zag het Urban podium niet als concurrent van WATT omdat het een ander genre betreft)34 , is dit minder relevant. Toch is dit dossier van grote invloed geweest op de onderzoeksperiode. Daarom wordt er in het volgende hoofdstuk over de determinanten die van invloed waren op het popbeleid gaat, aandacht aan besteed. Conclusie Het creëren van een grootstedelijk poppodium We kunnen concluderen dat de gemeente het wel geprobeerd heeft maar er niet in geslaagd is een grootstedelijk poppodium te openen in de afgelopen vijf jaar (de onderzoeksperiode). De vraag blijft natuurlijk of een gemeente zelf een poppodium moet willen bouwen vanuit het gemeentehuis. Vaak komt het erop neer dat de gemeente ondersteunt en / of faciliteert. Zodra de gemeente zich er meer mee gaat bemoeien wordt het vaak lastiger, omdat je als gemeente staat voor meerdere belangen. Dat blijkt uit de spagaat die wethouder Grashoff moest maken betreft WATT en het Urban Culture Podium. De gemeente bevindt zich op glad ijs als zij vanuit het stadhuis een
33 WATt je ervoor over hebt, Rekenkamer Rotterdam, 2010 34 WATt je ervoor over hebt, Rekenkamer Rotterdam 2010, p. 59
53 poppodium ontwerpt. Commerciële belangen en subsidies gaan namelijk slecht samen. 4. Het verbeteren / creëren van de / een loketfunctie van de gemeente. De gemeente Rotterdam heeft het in de afgelopen 5 jaar niet voor elkaar gekregen om een officiële loketfunctie te creëren voor de popsector terwijl hiernaar wel vraag was. De samenwerking tussen de gemeente en de popsector heeft namelijk gedurende de gehele onderzoeksperiode flinke klappen opgelopen en is eigenlijk altijd verstoord geweest. Daarom kan daarom wel goede communicatie gebruiken. Wel is er door de gemeente een commissie (RMC) opgericht die de samenwerking met andere sectoren zou moeten verbeteren. De zou het cross-over effect moeten hebben en hiermee en het stimuleren van professionalisering. Het RMC heeft inmiddels verschillende projecten opgezet waardoor de popsector in contact is gekomen met andere branches. Maar de verbetering of de creatie van een loketfunctie heeft niet plaatsgevonden. Hierin is recentelijk wel actie in ondernomen door de gemeente Rotterdam. Dit door het laten onderzoeken van de mogelijkheden om een Rotterdamse poporganisatie te creëren. Dit onderzoek ontstond door een initiatief van de Cultuurbrigade en Jos Verveen (raadslid voor D66 in Rotterdam) dit aankaartte in de raadsvergadering. Rotterdamse Poporganisatie In het najaar van 2011 werd een motie35 van de D66 aangenomen waarin gepleit wordt voor een Rotterdamse Poporganisatie, zoals men die kent in Den Haag. Deze zelfstandige organisatie zal het popklimaat moeten verbeteren in Rotterdam en zou Rotterdam weer neer moeten zetten als popstad. De uitwerking van deze plannen laat nog even op zich wachten omdat een voorstel vanuit de sector zelf, over wie deze organisatie moet gaan leiden, in beraad is bij de RRKC.
35 http://d66rotterdam.nl/motieonafhankelijkepoporganisatie
54 Haags popcentrum Het Haagse Popcentrum is een organisatie die zich inzet voor de Haagse popmuziek. Dit gebeurt op allerlei manieren, zo biedt het oefenruimte aan, probeert het optreedmogelijkheden te creëren voor bands uit Den Haag, heeft het verschillende mediaplatformen gecreëerd en beheerd zelf een klein poppodium. www.haagspopcentrum.nl
Op het moment van schrijven heeft de Rotterdamse Popunie (voorheen de ZuidHollandse Popunie) een aanvraag ingediend om deze rol op zich te nemen maar heeft daar nog geen bevestiging van de gemeente Rotterdam van gehad. Conclusie Het verbeteren / creëren van de / een loketfunctie van de gemeente. Er is gedurende de onderzoeksperiode niet veel initiatief vanuit de gemeente geweest om deze doelstelling te behalen. Wel is er recentelijk actie ondernomen op aandringen uit de popsector zelf. Er is een motie aangenomen om een poporganisatie op te richten in Rotterdam. 5. De verhoging van den cultuurparticipatie van Rotterdammers binnen Rotterdam. Een streven van elke wethouder van kunst en cultuur (de naam van de portefeuille kan per college veranderen, daarom wordt deze in dit stuk kunst en cultuur genoemd) is het verhogen van de cultuurparticipatie van de Rotterdammer in Rotterdam. Dit betekent dat de wethouder wil dat Rotterdammers zoveel mogelijk deel kunnen nemen aan cultuur in de stad. Dit kan zijn door kunst en cultuur te bezoeken, maar ook het zelf beoefenen ervan.
55 Wat heeft de gemeente Rotterdam gedaan om de cultuurparticipatie te verhogen? Actieplan Cultuurbereik Rotterdam De gemeente heeft een samenwerking tussen de overheid, provincies en de 30 grootste gemeentes om de cultuurparticipatie te verhogen. De samenwerking is ontstaan in 2000, maar loopt nog steeds door. In het cultuurplan 2009-2012 werd mede door dit actieplan nog de doelstelling opgenomen dat elke wijk een eigen Lokaal Cultuur Centrum moet krijgen inclusief een cultuurscout (aanjagers van bewonersinitiatieven op gebied van kunst en cultuur). Inmiddels heeft elke deelgemeente een actieve cultuurscout36 maar nog niet elke deelgemeente heeft een Lokaal Cultuur Centrum (vanaf nu LCC genoemd). Nog niet de helft van de deelgemeentes heeft een LCC37. “Rotterdamse Programma Cultuurbereik 2009 – 2012” Sinds 2009 hanteert de gemeente Rotterdam het “Rotterdamse Programma Cultuurbereik 2009 – 2012” wat als doel heeft een stimulans te zijn voor kunst en cultuur in alle wijken van Rotterdam38. Het is daarbij niet alleen de bedoeling de culturele participatie te verhogen maar ook de sociale participatie. De uitvoering van dit beleid komt er voor een gedeelte op neer dat de DKC van de gemeente Rotterdam per jaar €220.000 subsidiebudget heeft om projecten die cultuurparticipatie verhogend werken te ondersteunen. Dit geld gaat zowel naar grote als kleine projecten. Kenniscentrum cultuureducatie Ontstaan in Oktober 2010, vanuit het Actieplan Cultuurbereik, is het kenniscentrum cultuureducatie nu een zelfstandig onderdeel van het SKVR39. Dit kenniscentrum heeft als doel het adviseren en begeleiden van scholen en culturele instellingen bij het versterken van hun visie op cultuur en kunst en de educatie hiervan. Wat zeggen de cijfers over de cultuurparticipatie? 36 www.sbaw.nl/cultuurscout 37 http://www.rotterdam.nl/contact_cultuur_in_de_wijk 38 http://www.rotterdam.nl/eCache/TER/13/67/597.html 39 www.skvr.nl
56
Elke twee jaar onderzoekt de gemeente (Centrum voor Onderzoek en Statistiek, Rotterdam) de cultuurparticipatie van Rotterdammers tussen de 13 en 75 jaar. Daarbij wordt gekeken naar welke vormen van vrijetijdsbesteding de doelgroep deelneemt. Voor dit onderzoek wordt gekeken naar de periode 2006 tot en met 2011 en hier worden de resultaten van het cultuurparticipatieonderzoek van de periode 2005 tot en met 2009 gebruikt40. Nieuwere gegevens bestaan nog niet. Cultuurparticipatie van de Rotterdammers
Concert
2005
2007
2009
24 %
27 %
33%
pop/wereldmuziek
In de onderzoeken van het COS wordt tot en met 2007 het genre pop- en wereldmuziek geteld als één categorie. In 2009 heeft het COS begonnen deze groep opgesplitst. De reden hiervoor is dat met name het genre te groot wordt om te combineren. Het groeiende multiculturele karakter van de stad Rotterdam is hier mede de oorzaak van. Met name de gemeente vindt het belangrijk om het aanbod van muziek ook aan te passen aan haar bewoners. Het percentage van 2009 is, om een zo compleet mogelijk beeld te krijgen, een samenvoeging van pop- en wereldmuziek. Los waren de percentages als volgt; popmuziek telde een percentage van 22 en wereldmuziek een percentage van 11. Het is duidelijk te zien dat de participatie gedurende de onderzoeksperiode gestegen is met 8%. Deze groei betekent dat steeds meer Rotterdammers deelnemen aan cultuur in Nederland. Maar een belangrijkere vraag is dan eigenlijk, doen ze dat in hun eigen stad?
40 http://www.rotterdam.nl/onderzoek
57 Cultuurparticipatie onder Rotterdammers in Rotterdam
Concert
2005
2007
2009
24 %
27 %
33 %
65 %
58 %
pop-/wereldmuziek Waarvan in
Popmuziek
Wereldmuziek
50 %
67 %
Rotterdam
In de bovenstaande tabel is te zien dat er een dalende lijn zit in het aantal bezoeken van Rotterdammers aan popconcerten in Rotterdam. In 2009 vindt nog maar de helft van deze bezoeken aan popconcerten plaats in Rotterdam. Terwijl in het genre wereldmuziek we wel een hoger percentage zien, namelijk 67%. Dus terwijl de participatie per Rotterdammer aan popconcerten stijgt, daalt de participatie hiervan in Rotterdam zelf. Ook hier is voor het eerst in 2009 de splitsing gemaakt tussen pop- en wereldmuziek. Het zou mogelijk kunnen zijn dat het bezoek van de Rotterdammer aan een popconcert altijd een lager percentage is geweest maar dan zal de dalende lijn ook van invloed zijn geweest op dit percentage. Naast het bezoeken van popconcerten kun je ook zelf popmuziek maken. Ook dat wordt door de gemeente gezien als cultuurparticipatie en dus heeft het COS daar ook onderzoek naar gedaan. Percentage Rotterdammers dat kunstzinnige activiteiten heeft beoefend
2005
2007
2009
DJ
-
-
2%
Zang
10 %
10 %
12 %
Muziek instrument
9%
10 %
13 %
5%
4%
5%
bespelen Muziek op de computer
58 Ook hier is te zien dat de participatie onder Rotterdammers groeit. Al is de groei niet heel groot. Deze vier kunstzinnige activiteiten zijn uitgekozen omdat deze gelinkt kunnen worden aan popmuziek en dus relevant zijn voor dit onderzoek. Hoe groot de invloed is van de gemeentelijke projecten is niet bekend en kan ook niet worden aangegeven. Om met de woorden van N. de Korte, projectmedewerker Programmabureau Cultuurbereik & Programmamanager, te spreken: “Je kunt in dit soort gevallen nooit één-op-één zeggen dat de toename in participatie het gevolg is van dit programma. “Helaas, vinden we zelf ook.” Het is ook goed mogelijk dat cultuurparticipatie onderhevig is aan externe invloeden zoals de media of de economie. Mensen kunnen besluiten vanwege de verslechterende economie niet op vakantie te gaan maar een zomer lang in Nederland culturele activiteiten te ondernemen. Maar ook een televisieprogramma als Idols of X-factor kunnen invloed hebben op de cultuurparticipatie van de Rotterdammer. Conclusie De verhoging van den cultuurparticipatie van Rotterdammers binnen Rotterdam. Over het algemeen is de “pop” participatie onder Rotterdammers toegenomen en dat is dus een behaalde doelstelling van de gemeente. Het tweede gedeelte van deze doelstelling is dat deze participatie wel plaats vindt in Rotterdam. Die vindt gedeeltelijk wel plaats in Rotterdam al stijgt dat niet. Sterker nog, deze neemt af. Steeds minder Rotterdammers bezoeken een popconcert in Rotterdam. De helft van de keren dat zij een popconcert bezoeken doen ze dat niet in Rotterdam. Dit is een slechte trend die schadelijk is voor het imago van Rotterdam als popstad. Daarnaast zien we dat het aantal Rotterdammers dat een kunstzinnige activiteit beoefend stijgt al is deze stijging niet groot. Er mag dus aangenomen worden dat de faciliteiten voor het beoefenen van die activiteit aanwezig zijn. Hoewel de gemeente wel investeert in het verhogen van de cultuurparticipatie, is het niet meetbaar of deze projecten ook werken en dus blijft het de vraag of het nuttig is om direct te investeren in cultuurparticipatie.
59 Eind conclusie over de doelstellingen Geen één van de geselecteerde doelstellingen van de gemeente Rotterdam is volledig behaald. Alleen de doelstelling betreffende de verhoging van de cultuurparticipatie is gedeeltelijk behaald. Daarnaast zijn de doelstellingen uit de rapporten van de gemeente bijna nooit SMART geformuleerd. SMART SMART is een methode om doelen op de juiste manier te formuleren. Zo blijven ze niet vrijblijvend. SMART staat voor Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdsgebonden. Deze vijf factoren maken een doel of doelstellingen een goede doelstelling.
7.3 Welke determinanten hebben in de periode 2006 en 2011 invloed gehad op de doelstellingen van het Rotterdamse popbeleid? Het behalen van doelstellingen binnen de politiek is altijd afhankelijk verschillende factoren. Een college stelt van te voren uitgangspunten op, waarop het haar beleid wil baseren, vervolgens wordt een beleid opgesteld met daarin doelstellingen. Meestal worden deze doelstellingen gekoppeld aan een periode waarin deze uitgevoerd moeten worden. Maar wat als er ruzie ontstaat binnen een partij over een bepaald onderwerp of als vanuit de landelijke politiek besloten wordt om te bezuinigen op cultuur of er ontstaat een economische crisis waardoor er ineens voor veel minder plannen geld is. Dit zijn allemaal voorbeelden van gebeurtenissen die invloed hebben op het wel of niet behalen van doelstellingen. Ook de hoofddoelstellingen die omschreven zijn in het vorige hoofdstuk hebben bij het wel of niet slagen onder invloed gestaan van succes- of faalfactoren. Maar wat zijn deze succes en of faalfactoren eigenlijk geweest?
60 Urban Culture Podium Het plan van wethouder Kaya uit 2007 om een podium te bouwen voor de urban cultuur in de stad heeft vanaf het begin voor veel weerstand gezorgd zowel binnen de politiek, de popsector en bij het publiek. Zeker toen bekend werd wat voor budget wethouder Kaya hier tegenover wilde zetten. De € 15.000.000 later afgeslankt naar € 11.000.000, schoot bij velen in Rotterdam in het verkeerde keelgat. Zeker in perspectief met de problemen in de rest van de sector. Andere podia in de stad zoals Waterfront, Exit en Worm zaten allemaal met financiële zorgen41 en konden dit geld ook goed gebruiken. Wat was de invloed van dit project op de popsector gedurende de onderzoeksperiode?
•
Financiële schade
Het Urban Culture Podium kost voor zover tot nu toe bekend is € 11.000.000 euro, geld dat andere podia in Rotterdam ook goed hadden kunnen gebruiken. Maar los daarvan lijkt het er op dat er met het Urban Culture Podium ook een nieuw “subsidiekind” is toegevoegd aan de familie. Want de bezoekersaantallen vallen tegen en hiermee lijkt ook dit podium verliezen te gaan maken.
•
Imagoschade
De verschillende wethouders van cultuur hebben met het doorzetten van dit plan het imago van zowel de gemeente Rotterdam als de popsector van Rotterdam op het spel gezet. Er is wel degelijk een rare situatie ontstaan door de rol van de gemeente in het ontstaan van WATT en het Urban Culture Podium. Over het algemeen wordt gedacht dat er door deze rol oneerlijke concurrentie ontstaan is tussen de podia in Rotterdam. Al beweerde de gemeente dat het Urban Culture Podium geen concurrent zou worden voor de popsector en dus ook niet voor WATT, kan het niet ontkend worden dat bands die in het Urban Culture Podium geprogrammeerd worden ook in WATT hadden kunnen staan. In de stad is het beeld ontstaan dat de wethouder perse een eigen podium wilde neerzetten ten koste van alles.
41 http://3voor12.vpro.nl/zoeken.html?queryStr=urban+culture+podium
61 Daarnaast is de hele discussie die ruim vier jaar heeft geduurd en eigenlijk nog steeds doorgaat, ook slecht voor de hele popsector. Het imago, dat het een rommel is in Rotterdam met de popmuziek versterkt het negatieve imago. WATT Rotterdam Toen het idee voor WATT opgezet werd, wilde de gemeente graag helpen maar naarmate het slechter ging met WATT werd deze rol steeds groter. De manier waarop de gemeente dit heeft aangepakt is achteraf veelal bekritiseerd, zowel vanuit de gemeente als uit de popsector zelf. Maar waarom ging het nu fout bij die inzet van de gemeente en kon de doelstelling van het creëren van een nieuw grootstedelijk poppodium niet behaald worden? In het rapport betreffende WATT van de Rekenkamer Rotterdam worden een aantal fouten aangeduid die zijn toe te wijzen aan de gemeente: 1. Door een steeds meer faciliterende en bemiddelende rol op zich te nemen schiep de gemeente verwachtingen bij de andere partijen (de eigenaren van WATT) die erbij betrokken waren. Die partijen trokken op basis van deze verwachtingen conclusies die achteraf niet altijd verstandig waren. De gemeente stond officieel alleen bekend als subsidieverstrekker maar is zich steeds meer gaan bemoeien met WATT 2. In 1994 is het pand van Nighttown (later WATT) verkocht door de gemeente aan een particulier vastgoedbedrijf. Daardoor wilde de gemeenteraad niet elke keer blijven investeren in een pand dat niet eens van de gemeente zelf was. Hierdoor bleek de verbouwing van het pand van WATT moeilijker en later zelfs onmogelijk. 3. De gemeente heeft zich bij het maken van beslissingen teveel gericht op politieke en financiële redenen op korte termijn. 4. De subsidie die verstrekt werd was niet transparant omdat de stichting waar de subsidie heen ging vast zat aan een BV (voor een uitleg over deze structuur zie bijlagen). Van bovenstaande conclusies uit het rapport van de Rekenkamer Rotterdam lijkt vooral de conclusie dat er teveel aan de korte termijn gedacht is.
62 Het lijkt erop dat de wethouder koste wat kost WATT wilde laten overleven. Of dit verstandig is laat ik in het midden maar de motieven voor deze daad zijn wel interessant. De invloed van dit “hoofdpijn” dossier op de popsector gedurende de onderzoeksperiode is groot. Er zijn een aantal punten die de popsector geraakt heeft en die zijn direct toe te wijzen aan WATT.
•
Imagoschade
Het verdwijnen van Nighttown uit Rotterdam was een groot gemis, al was het maar dat Rotterdam als voormalig Popstad nu een grootstededelijk poppodium mist. De poging van de gemeente Rotterdam om een nieuw grootstedelijk poppodium in Rotterdam neer te zetten mislukte en wel op een zo geldverslindende, niet professionele wijze dat voor de bewoners van Rotterdam en ver daar buiten (de gebruikers van de popsector) het imago van pop in Rotterdam niet veel goeds heeft gedaan.
•
Financiële schade
Hieronder is een overzicht te zien van alle uitgaven van de gemeente Rotterdam met betrekking to WATT, afkomstig uit het verslag van de Rekenkamer Rotterdam, WATt je ervoor over hebt, 2010.
Overzicht uitgegeven middelen met betrekking tot WATT periode 2008-2010
63
PVDA CDA VVD Groenlinks
Wethouder S. Hulman (VVD)
Wethouder O. Kaya (Groenlinks) 23 juli 2008 afgetreden
2011
2010 VVD stapt uit het College van B&W
CDA Leefbaar Rotterdam VVD
2009
2008
2007
2006
2005
De politieke situatie
PVDA D66 VVD CDA
Wethouder A. Laan (VVD)
Wethouder R. Grashoff (Groenlinks) 23 juli 2008 aangetreden
Politieke tijdslijn van de gemeente Rotterdam gedurende de onderzoeksperiode
Zoals in de tijdslijn te zien is, zijn er tijdens de onderzoeksperiode twee colleges van Burgemeester & Wethouders geweest. Van 2006 tot en met 2010 hebben de PVDA, CDA, VVD en de GroenLinks geregeerd en in het college van B&W dat er nu zit regeren de PVDA, VVD, D66 en het CDA. Belangrijk om te vermelden is dat er gedurende de grootste periode van dit onderzoek (de rode periode) er een wisseling is geweest op de wethouderpositie van Kunst en Cultuur. Wethouder Orhan Kaya begon als wethouder maar op 23 juli 2008 treedt hij af vanwege de discussie rond het Urban Culture Podium42. Hij werd opgevolgd door Rick Grashoff, ook van de GroenLinks. Daarnaast is te zien dat er in de laatste periode van het college van B&W 2006-2010 de VVD uit het uit het college is gestapt. Dit gebeurde in april 2009 nadat er ophef was ontstaan over het integratiedebat. De twee VVD wethouders stapten op maar toch bleef er een meerderheid in het college dat gewoon door kon gaan43. Daarnaast is in de tijdslijn een gedeelte te zien dat niet binnen het onderzoek valt, het jaar 2005-2006. Deze periode is toch opgenomen in de tijdslijn omdat het belangrijk is om te laten zien hoe binnen één jaar totaal verschillende partijen de macht kunnen krijgen binnen het stadshuis. Hierdoor zitten er niet alleen andere 42 http://3voor12.vpro.nl/nieuws/2008/juli/orhan-kaya-weg-als-wethouder-cultuur-in-rotterdam.html 43 http://www.trouw.nl/tr/nl/4324/nieuws/article/detail/1149985/2009/04/23/VVD-stapt-uit-Rotterdams-collegevanwege-omstreden-Ramadan.dhtml
64 personen op alle plekken maar spelen er soms ook compleet andere belangen en visies. Dit valt al terug te zien in de uitgangspuntennota’s voor het cultuurplan van het vorige college van B&W en het huidige college. In de uitgangspuntennota 2009-201244 van het vorige college van B&W valt te lezen dat de drie kernbegrippen voor het cultuurplan zullen zijn: cultuur en school, cultuurparticipatie en internationalisering. Vanuit deze kernbegrippen onderwijzen, aanzetten tot actieve deelname en city marketing kun je de conclusie trekken dat gemeente daar een actieve rol daarin wil hebben. Als we de uitgangspuntennota 2013-2016 van het huidige college van B&W lezen valt op dat de gemeente op het gebied van cultuur een hele andere rol voor zichzelf ziet. De kernbegrippen in dit rapport zijn ondernemerschap, levendige binnenstad en talentontwikkeling. Hieruit spreekt meer initiatief van de burger zelf en een minder ouderlijke rol van de gemeente. Het verschil zit natuurlijk in de partij politieke belangen die een rol spelen binnen elk college. Het vorige college van B&W kende een links karakter en het huidige college een centrumpolitiek karakter. Het college van B&W dat van 2002-2006 in het stadhuis zat kende een rechts karakter. Wethouders Wethouder Orhan Kaya (GroenLinks) start in 2006 als wethouder van Participatie en Cultuur in een college bestaande uit de PVDA, VVD, CDA en GroenLinks. Maar al snel krijgt hij kritiek van alle kanten waaronder ook zijn coalitiepartijen, zo zou hij veel willen maar weinig voor elkaar krijgen. CDA uit kritiek op zijn kunstbeleid, de PVDA wijst hem op zijn niet nagekomen beloften betreffende een onderkomen voor homojongeren en de VVD hekelt zijn integratieplannen. Voor de popsector leek hij wel mooie plannen te hebben maar die bleken al snel niet haalbaar. Hij komt onder druk te staan door het grote budget dat hij wil uitgeven aan het Urban Culture Podium en stap uiteindelijk op in juni 2008 omdat hij de steun van de coalitiepartijen mist4546.Kaya wordt opgevolgd door Rik Grashoff die aangeeft voorstander te zijn van het plan betreffende het Urban Culture Podium en in 2008 lukt het hem met moeite om dit plan door de gemeenteraad te krijgen. 44 Uitleg betreffende uitgangspuntennota’s en cultuurplannen terug te vinden in de bijlage 45 http://www.ad.nl/ad/nl/1038/Rotterdam/article/detail/2155626/2008/07/18/Kaya-mag-miljoenen-voor-Urban-nogniet-uitgeven.dhtml?redirected 46 http://vorige.nrc.nl/binnenland/article1936858.ece/Orhan_Kaya_weg_als_Rotterdams_wethouder
65
Grashoff speelde voor de popsector ook nog een belangrijke rol in de WATT affaire. Hij was verantwoordelijk voor de verschillende reddingspogingen en onderhandelingsakkoorden, waardoor de gemeente ongeveer € 4.000.000 extra in WATT stak. Grashoff heeft zijn periode als opvolger van Kaya uitgezeten er werd in 2010 vervangen door wethouder van der Laan, die uiteindelijk het besluit niet nogmaals WATT te redden. Lange termijn, korte termijn Binnen de gemeente heerste er de afgelopen jaren geen besef over hoe de popsector eruit zag. Er werd teveel gefocust op “hoofdpijn dossiers” zoals M. Scheijgrond van de Popunie Rotterdam deze projecten noemt47. Er wordt hierbij verwezen naar onder andere het Urban Culture Podium, het verdwijnen van de Dance Parade en natuurlijk de opkomst en de neergang van WATT. Er was geen duidelijk beeld van de popsector in zijn geheel maar vooral een focus op het missen van een grootstedelijk poppodium en een gebrek van aanbod van Urban culture waarbij de dienstdoende wethouder elke keer op grote projecten inzette. Dat getuigt van een kortetermijnvisie, iets wat in het rapport van de Rekenkamer Rotterdam, “WATt je ervoor over hebt”, de gemeente ook verweten wordt. Het is een hardnekkig gerucht dat wethouders tijdens hun ambtsperiode graag een eigen project zoals het Urban Culture Podium neerzetten dat eigenlijk nooit bewezen kan worden. Toch heeft het er alle schijn van dat dit het geval is geweest in deze dossiers. Externe Factoren Natuurlijk speelt niet alleen de lokale politiek maar ook de nationale politiek een rol. In de onderzoeksperiode werden op landelijk niveau cruciale beslissingen genomen. Zo ging de BTW op podiumkunst omhoog van 6% naar 19% waardoor onder andere de entreekaartjes voor concerten duurder werden. Ook vonden er naast deze BTW verhoging sowieso €200 miljoen aan bezuinigingen plaats wat voor de Rotterdamse cultuursector inhoud dat het budget gekort gaat worden van € 90.000.000 naar € 76.000.000.
47 Interview met Martin Scheijgrond
66 De bezuinigingen hebben gezorgd voor een uitholling van het aanbod binnen de popsector. De sector heeft te maken met dalende bezoekersaantallen en moet hierdoor veiligere keuzes maken48. Een podium zal bijvoorbeeld eerder een act boeken die commercieel aantrekkelijk is. Tevens zullen veel organisaties in zwaar weer terecht komen door de bezuinigingen en zijn er ook minder faciliteiten voor bezoekers en artiesten. Een voorbeeld hiervan is de mogelijke fusie van drie balletgezelschappen in Rotterdam (Scapino, Conny Jansen Danst en Dance Works), als gevolg van de bezuinigingsmaatregelen van het college van B&W49. De bezuinigingen zijn een gevolg van de verslechterde economie. Gedurende de onderzoeksperiode (2006-2011) is er bijna de gehele tijd sprake geweest van een kredietcrisis. De gevolgen hiervan zijn binnen alle sectoren merkbaar geweest, zo ook binnen de cultuur en nog specifieker in de popsector. De afgelopen jaren daalde de koopkracht van de Nederlander en gaf hij ook minder uit aan cultuur. Uit onderzoek van de VNPF blijkt dat het aantal concertbezoeken in een vaste lijn bleef stijgen tot 2008. Daarna zette een daling in, die zich nog voortzet volgens de laatste cijfers van het VNPF. Dit komt mede door de stijgende entreeprijs (zeker met de BTW verhoging) waardoor mensen bewuster met hun geld omgaan. Organisatiegraad van de popsector De popsector, wat al meerdere keren in dit onderzoek is gebleken, is geen goed georganiseerde sector waar sprake is van een vakbond of een overkoepelende organisatie. Die zien we in andere sectoren wel, zowel op landelijk als op lokaal niveau. Op landelijk niveau zien we in de land- en tuinbouw bijvoorbeeld de Land en Tuinbouw Organisatie, dat voor zowel werknemers als ondernemers de belangen behartigd en zo kan optreden als een groep. Daarnaast zien we op lokaal niveau, in Rotterdam, dat er op het gebied van sport twee organisaties zijn die zowel verenigingssport als topsport naar een hoger niveau tillen en de stad Rotterdam als sportstad neer proberen te zetten. Hierdoor vinden zowel professionalisering en samenwerking plaats, een doelstelling waar de gemeente Rotterdam op het gebied van cultuur al lang naar streeft.
48 poppodia in cijfers 2010, VNPF 49 http://www.volkskrant.nl/vk/nl/3356/dans/article/detail/2885040/2011/09/02/Rotterdamse-dansgezelschappenmoeten-fuseren.dhtml
67
8. Conclusies
•
Hoe ziet de huidige popsector eruit ?
De Rotterdamse popsector bevindt zich niet in zo’n slechte staat als er over het algemeen aangenomen wordt. Alleen is er op een aantal zeer cruciale punten (ook de meest zichtbare punten) veel mis. Het aantal presentatieplekken is de afgelopen vijf jaar afgenomen. Zo heeft het hele dossier WATT iedereen hoofdpijn bezorgd en is het verdwijnen van EXIT zo nodig nog veel erger voor de stad omdat podia als EXIT de perfecte opstap voor kleinere lokale bands bieden. Met het verdwijnen van EXIT wordt het steeds moeilijker voor artiesten om zich te ontwikkelen in Rotterdam. Omdat daarnaast het aantal oefenruimtes gedurende de onderzoeksperiode nog is afgenomen, kan geconcludeerd worden dat het voor de muzikanten zware tijden zijn. De kans bestaat dan muzikanten naar andere steden als Amsterdam en Den Haag gaan en dat is nou juist wat Rotterdam niet wil.
•
Wat zijn de doelstellingen die het Rotterdamse popbeleid tussen 2006 en 2011 gekend heeft en welke zijn daarvan gerealiseerd?
Van de vijf overkoepelende doelstellingen die in dit rapport onderzocht zijn is er geen enkele behaald. Ondanks dat er wel moeite en geld geïnvesteerd is in het opzetten van projecten en het stimuleren van ondernemers, kunnen er geen concrete successen aangewezen worden. Een mogelijke reden van het niet succesvol zijn is de wijze waarop de doelstellingen geformuleerd zijn niet duidelijk. Geen enkele van de doelstelling zou een HBOtoetsing doorstaan. De doelstellingen zijn niet SMART geformuleerd en kunnen niet concreet getoetst worden waardoor het vooral holle doelstellingen zijn. Hierdoor kunnen eventuele foute beslissingen maar ook behaalde successen niet toegewezen worden aan de acties van de gemeente.
•
Welke determinanten hebben in de periode 2006 en 2011 invloed gehad op de doelstellingen van het Rotterdamse popbeleid?
68 Gedurende de periode die onderzocht is zijn er verschillende determinanten van invloed geweest op het succes van het popbeleid. Zo was er een poppodium wat de gemeente probeerde te redden, ontstond er een zeer omstreden Urban podium en was er binnen een collegeperiode een wethouder die aftrad. Al deze factoren lijken vanuit de gemeente te komen. De gemeente lijkt dan toch haar eigen grootste valkuil.
Met de hierboven aangedragen antwoorden op de deelvragen kan de hoofdvraag beantwoordt worden:
•
Welke determinanten zijn van invloed geweest op de doelstellingen van het Rotterdamse popbeleid tussen 2006 en 2011 en welke aspecten zijn gerealiseerd in het beleid ten aanzien van de popcultuur.
Gemeentelijk beleid is altijd onderhevig aan politiek, daar valt nu eenmaal niet aan te ontkomen. Dat blijkt dan ook uit dit rapport, dat onderzoek heeft gedaan naar de doelstelling van de gemeente Rotterdam wat betreft popmuziek. In de Rotterdamse popsector is bijna geen structuur en samenwerking aanwezig en uit het popbeleid van de gemeente Rotterdam van de afgelopen vijf jaar blijkt dan ook dat ze daar graag wat aan zou willen doen. Natuurlijk wilde de wethouder ook graag iets tastbaars neerzetten in zijn ambtsperiode en dat kostte hem uiteindelijk zijn functie als wethouder (WATT, Urban Culture Podium). Zijn opvolger kon hierdoor verder gaan met het rapport. Uit de doelstellingen die de gemeente zich vooraf stelt blijkt dat de wil er is maar dat de kennis ontbreekt. Als de gemeente bijvoorbeeld huisvestingsproblemen wil oplossen voor de popsector, dan zouden ze daarover in gesprek met de ondernemers moeten gaan. Want uit de gesprekken die voor dit onderzoek gevoerd zijn, blijkt dat lagere huur voor ondernemers geen vereiste is (visie van de gemeente50), maar zij zouden willen dat het makkelijker zou worden om een “latertje” te krijgen. Dit is een vergunning om af en toe wat later open te blijven om wat bandjes te kunnen laten spelen. De politieke doelstellingen die ik gevonden heb zijn vaak onderhevig aan allerlei invloeden van zowel intern (denk daarbij aan partijbelangen) als extern (denk daarbij 50
Gemeente Rotterdam, de top is binnen handbereik
69 aan economische omstandigheden). Dat geldt zeker voor gemeentelijke doelstellingen die ook nog eens onderhevig zijn aan landelijke en grensoverschrijdende politiek. Toch zou dit voor de gemeente geen redenen hoeven te zijn om zich niet aan de doelstellingen te houden. Er zou gezegd kunnen worden dat het te makkelijk is om de vijf meest voorkomende doelstellingen te kiezen, te onderzoeken en te concluderen dat deze niet behaald zijn. Maar het weerwoord zou kunnen zijn dat andere, minder vaak voorkomende doelstellingen, wel behaald zijn. De reden dat voor deze selectie methode (welke doelstellingen zien we het meest terug komen) gekozen is, is dat de lezer op deze manier wel een overzichtelijk beeld van de relevante doelstellingen krijgt die in de afgelopen vijf jaar (gedurende de onderzoeksperiode) keer op keer terug kwamen. De enige conclusie die daar volgens mij uit te trekken valt, is dat er een gebrek is aan kennis en / of wilskracht voor het oplossen van problemen die elke keer weer terug komen. Deze conclusie geldt eigenlijk bij alle onderzochte doelstellingen van de gemeente Rotterdam in de onderzochte periode. De problemen waaruit de doelstellingen ontstaan bestaan al geruime tijd, de gemeente (in wisselende colleges) maakt er keer op keer een doelstelling van om deze problemen op te lossen maar komt nooit tot een resultaat. Een van de belangrijkste redenen hiervoor lijkt de wisselende politieke samenstelling die er van nature binnen de politiek is. Elke nieuwe collegeperiode is er een andere samenstelling aan wethouders die weer nieuwe partij belangen hebben waardoor het beleid blijft veranderen. Eigenlijk zou je kunnen zeggen dat er geen langetermijnvisie is waarop de gemeente Rotterdam haar beleid baseert. Zolang die er niet is en er elke keer beslissingen worden genomen in een momentopname, blijft het gevaar bestaan dat doelstellingen niet behaald worden. Samenvattend:
•
Er is bijna geen sprake van samenwerking tussen de popsector en de gemeente Rotterdam maar ook niet onderling binnen de sector.
•
De wil bij de gemeente Rotterdam is er wel maar de manier waarop problemen opgelost zouden moeten worden is onbekend.
70 •
De doelstellingen die door de gemeente gesteld worden zijn niet SMART geformuleerd en dus ook moeilijk te controleren op succes.
•
Er is een gebrek aan een langetermijnvisie waardoor er een beleid op korte termijn gemaakt wordt.
71
9. Aanbevelingen De adviezen in dit rapport zijn voorgekomen uit het onderzoek dat ik als student zijnde gedaan heb. Nu het nieuwe cultuurplan nog geschreven moet worden hoop ik dat deze adviezen nog meegenomen worden, omdat ze op korte termijn nog een aantal structurele verandering binnen het beleid zouden kunnen doorvoeren. Het eerste deel van de aanbevelingen zijn ingedeeld in een aantal globale adviezen die dienen voor opstellen van doestellingen. Het tweede deel bestaat uit adviezen per onderzochte doelstelling. Globaal
•
De gemeente Rotterdam zou een langetermijnvisie voor de popsector moeten creëren die zo mogelijk bindend is, maar in ieder geval verder reikt dan een collegeperiode van vier jaar.
•
Deze langetermijnvisie zou gecreëerd dienen te worden in samenspraak met de popsector. De nieuwe te vormen poporganisatie zou hiervoor geschikt zijn.
Wanneer men voor een langere termijn een gezonde sector wil creëren, dan zou men dat moeten doen met een bepaalde visie in het achterhoofd. Hoe die visie eruit ziet doet er niet toe, maar alle daarna te nemen beslissingen, neemt men op basis van deze visie Het popbeleid van de gemeente Rotterdam kent deze langetermijnvisie niet. Wel is er tweemaal een popvisie uitgegeven, maar die wordt, of niet uitgevoerd of hij wordt binnen twee maanden alweer ingetrokken. Wanneer de gemeente Rotterdam samen met de popsector een langetermijnvisie zou creëren, waarin afspraken staan die een collegeperiode van vier jaar overschrijden dan kan op korte termijn vanuit de gemeente concreet beleid gemaakt worden aan de hand van deze visie. De popsector zou zich moeten vinden in dit beleid, aangezien ze samen met de gemeente Rotterdam de langetermijnvisie gemaakt hebben. Tevens sluit je op deze manier grotendeels uit dat een wethouder eigen prestige projecten opzet.
72
•
Vorm vanuit die langetermijnvisie doelstellingen die SMART geformuleerd zijn. Als doelstellingen SMART geformuleerd zijn, zijn ze ook toe te passen en te controleren. Als dan bepaalde doelstellingen niet behaald worden door interne of externe invloeden, dan is het ook duidelijk waardoor dat komt. Dit zou meer begrip vanuit de sector op kunnen leveren.
Zodra de gemeente de doelstellingen SMART formuleert zijn ze meetbaar en eventuele successen kunnen toegewezen worden aan het beleid of kun je slecht beleid aanpassen. Als doelstellingen SMART geformuleerd zijn is het ook duidelijker dat bepaalde doelstellingen niet behaald door determinanten. Specifiek
•
Grootstedelijk poppodium: o
Focus niet op een groot stedelijk poppodium. Hierdoor wordt het zicht op de rest van de sector verloren. Zorg liever voor een goede basisinfrastructuur.
De gemeente Rotterdam heeft zich de afgelopen vijf jaar veel gefocust op het creëren van een grootstedelijk poppodium en te weinig aandacht besteedt aan de rest. Daarvan is het faillissement van de EXIT het beste voorbeeld. Zorg voor een goed basis van de hiërarchie voor poppodia in de stad en dan groeit het vanzelf verder. Zolang de onderste laag van de hiërarchie niet goed functioneert, zal een grootstedelijk poppodium ook geen kans van slagen hebben.
•
Loketfunctie: o
Zorg ervoor dat de poporganisatie naast al haar andere taken ook de loketfunctie gaat vervullen. Zij kan ervoor zorgen dat de communicatie tussen de gemeente en de sector zelf beter zal verlopen.
De poporganisatie, die op het moment van schrijven gecreëerd wordt, dient naast alle andere taken ook de loketfunctie naar de popsector te gaan vervullen. Naar alle waarschijnlijkheid gaat de Popunie deze functie bekleden en laat nu net de Popunie jarenlange ervaring hebben op het gebied van popmuziek en gemeentes. Dè ideale partner om die rol van tussenpersoon op te pakken. Maar wie deze functie ook gaat vervullen, hij dient er wel te komen.
73
•
Huisvestingsproblemen: o
Neem als gemeente hierin een meer faciliterende rol aan en zorg ervoor dat het voor een ondernemer makkelijker is om bijvoorbeeld aan een vergunning voor latere openingstijden te komen. Focus hierbij niet zo erg op panden en huurprijzen.
Probeer als gemeente minder te focussen op lagere huurprijzen voor panden maar maak het makkelijker voor ondernemers om hun initiatieven te ontwikkelen. Probeer daarin vooral faciliterend te zijn, ook hier zou de poporganisatie een belangrijke rol kunnen spelen als centraal punt. Problemen met wettelijke voorschriften betreft openingstijden en geluidshinder moeten in samenspraak met de gemeente geen obstakel vormen voor ondernemers.
•
Professionalisering van de sector: o
Pas professionalisering toe aan de poort, bij de inschrijving van de lange termijn subsidies. Geef die subsidie pas als er goede lange termijn plannen zijn. Zorg dat de plannen ook gecontroleerd worden aan de hand van de code cultural governance (cultureel ondernemerschap).
o
De manier van subsidie verstrekken veranderen.
Pas professionalisering niet toe door middel van workshops, lezingen en bijeenkomsten, maar toets ondernemingen die subsidie ontvangen regelmatig op professionaliteit. Dit kun je als gemeente doen bij de verstrekking van de lange termijn subsidie, maar je kunt ook evaluatiemomenten inbouwen waarbij de ontvanger moet aantonen hoe de stand van zaken is. Hierbij zou gebruik gemaakt kunnen worden van de code cultural governance. Als gemeente zou je nog sterker staan, als je de langdurige subsidieverstrekking zou veranderen. Geef subsidie niet vier jaar lang maar kijk na een periode van bijvoorbeeld een jaar opnieuw of de ontvanger hiervoor in aanmerking komt. Kijk bij het geven van langdurige subsidie naar duurzaamheid van de plannen en of het mogelijk is de subsidie over die periode van vier jaar af te bouwen naar nul. Hierdoor zijn er minder ondernemers die afhankelijk worden van subsidie.
74
10. Bronvermeldingen Ben Baarda (2009). Dit is onderzoek. Een handleiding voor kwantitatief en kwalitatief onderzoek. Groningen: Noordhoff Uitgevers B.V. Bram Padmos (2005). De scriptiesupporter. Een doeltreffende aanpak van je scriptie. Apeldoorn: Garant – Uitgevers n.v Vereniging Nederlands Poppodia en Festivals (2010). Poppodia in cijfers 2010. Amsterdam: Vereniging Nederlands Poppodia en Festivals Rotterdamse Raad van Kunst en Cultuur (2010). Rotterdam 2025. Visie op kunst en cultuur ‘het DNA van de stad’. Rotterdam: Rotterdamse Raad van Kunst en Cultuur Rotterdamse Raad van Kunst en Cultuur (2006). Rotterdam has got that pop. Wat is de potentie van de Rotterdamse popsector en hoe kan deze optimaal benut worden. Rotterdam: Rotterdamse Raad van Kunst en Cultuur Rotterdamse Raad van Kunst en Cultuur (2010). Advies participatie van burgers in het cultuurplanproces. Rotterdam: Rotterdamse Raad van Kunst en Cultuur Rotterdamse Raad van Kunst en Cultuur (2011). Culturele Staalkaart Rotterdam 2011. Rotterdam: Rotterdamse Raad van Kunst en Cultuur Rotterdamse Raad van Kunst en Cultuur (2008). Cultuurplan advies 2009-2012. Rotterdam: Rotterdamse Raad van Kunst en Cultuur Rotterdamse Raad van Kunst en Cultuur (2007). Culturele Staalkaart Rotterdam 2007. Rotterdam: Rotterdamse Raad van Kunst en Cultuur Rotterdamse Raad van Kunst en Cultuur (2004). Cultuurplan advies 2005 – 2008. Rotterdam: Rotterdamse Raad van Kunst en Cultuur
75 Rotterdamse Raad van Kunst en Cultuur (2010). Practice what you preach. Een survey naar oefenruimtes en presentatieplekken. Rotterdam: Rotterdamse Raad van Kunst en Cultuur Rekenkamer Rotterdam (2010). WATt je ervoor over hebt. Inzet gemeente bij een poppodium. Rotterdam: Rekenkamer Rotterdam Economic Development Board Rotterdam (2008). A Little Less Converation, A Little More Action Please. Rotterdam: Economic Development Board Rotterdam Richard Florida & Daniel Harris (2004). The rise of the creative class. And how it’s transforming work, leisure, community and everyday life. Amerika; The Perseus Books Group Howard S. Becker (1984). Art Worlds. Berkeley: University Of California Press Michael E. Porter en Mark R. Kramer (2011). Creating Shared Value. How to reinvent capatalism- and unleash a wave of innovation and growth. Harvard: Harvard Buisiness Review Martje van der Burg (2006). Code Cultural Governance. Pas toe of leg uit. Amstelveen: Lenthe Publishers Peter Hall (1998). Cities in civalization.Phoenix: Phoenix Giant Pierre Bordieu (1998). Culture and power. The sociology of Pierre Bordieu. Chicago: The University of Chicago Press Gemeente Rotterdam (2007). Uitgangspuntennota van het cultuurbeleid 2009-2012. In verbeelding van elkaar. Rotterdam: Dienst Kunst en Cultuur Gemeente Rotterdam (2011). Cultuurprogramma Binnenstad 2020. Rotterdam: Gemeente Rotterdam Gemeente Rotterdam (2010). De top is binnen handbereik. Een analyse van Rotterdam als aantrekkelijke, jonge, creatieve stad (met aanbevelingen). Rotterdam: Dienst Kunst en Cultuur
76 Bureau Stedelijke Planning Den Haag (2011). Haalbaarheidsstudie popcluster Den Haag. Den Haag: Bureau Stedelijke Planning B.V. OntwikkelingsBedrijf Rotterdam (2007). Uitvoeringprogramma Creatieve Economie. Rotterdam: OntwikkelingsBedrijf Rotterdam Drs. C. De Vries & drs. D. De Mik (2006). Cultuurparticipatie Rotterdammers 2005. Rotterdam: Centrum voor Onderzoek en Statistiek Drs. C. De Vries & drs. M. Epskamp (2008). Cultuurparticipatie Rotterdammers 2007. Rotterdam: Centrum voor Onderzoek en Statistiek Drs. C. De Vries & drs. M. Epskamp (2010). Cultuurparticipatie Rotterdammers 2009. Rotterdam: Centrum voor Onderzoek en Statistiek Ted Langenbach (2011). Geef dat beetje cultuurgeld niet meer aan ambtenaren. Gevonden op 13 December 2011 op http://archief.nrc.nl/index.php/2011/Juli/22/Overig/14/Geef+dat+beetje+cultuurg eld+niet+meer+aan+ambtenaren/check=Y Gemeente Rotterdam (2011). Popvisie 2011. Rotterdam:Dienst Kunst en Cultuur Gemeente Rotterdam (2007). Popvisie 2007. Rotterdam: Dienst Kunst en Cultuur “Kaya mag miljoenen voor Urban nog niet uitgeven”(2012) Gevonden op 12 november 2011 op http://www.ad.nl/ad/nl/1038/Rotterdam/article/detail/2155626/2008/07/18/Kayamag-miljoenen-voor-Urban-nog-niet-uitgeven.dhtml?redirected “Rotterdamse dansgezelschappen moeten fuseren”(2011).Gevonden op 01 februari 2012 op http://www.volkskrant.nl/vk/nl/3356/dans/article/detail/2885040/2011/09/02/Rotte rdamse-dansgezelschappen-moeten-fuseren.dhtml
77 “Orhan Kaya weg als wethouder”(2008). Gevonden op 05 februari 2012 op http://vorige.nrc.nl/binnenland/article1936858.ece/Orhan_Kaya_weg_als_Rotter dams_wethouder “VVD stapt uit Rotterdams college vanwege omstreden Ramadan”(2009). Gevonden op 05 februari 2012 op http://www.trouw.nl/tr/nl/4324/nieuws/article/detail/1149985/2009/04/23/VVDstapt-uit-Rotterdams-college-vanwege-omstreden-Ramadan.dhtml Gyz La Riviere (2011). De Eksit Courant. Rotterdam: Veenman Drukkers Patricia van Ulzen (2007). Dromen van een metropool. De creatieve klasse van Rotterdam 1970-2000. Rotterdam: Uitgeverij 010 “Jazz Places” (Howard E. Becker). Gevonden op 12 januari 2012 op http://www.jazzinchicago.org/educates/journal/articles/jazz-places Steden in de loop der beschaving (Johan Basiliades). Gevonden op 13 januari 2012 op http://www.basiliades.be/basilpagina_teksten_hall.php Het oeuvre van Pierre Bordieu (J. Tacq). Gevonden op 13 januari 2012 op http://books.google.nl/books?id=4gENQ68nUcwC&pg=PA106&lpg=PA106&dq= bourdieu+veld+communicatie&source=bl&ots=k_8bfpA1Xg&sig=8gzWXNNLOn 5fJ3ep3CSlPML-Clc&hl=nl&sa=X&ei=wVBXT_-oAZGA8gOh8SPDw&ved=0CEgQ6AEwBA#v=onepage&q&f=false Richard Florida (2008). Who is you city. How the creative economy is making where you live the most important decision of your life. Amerika; The Perseus Books Group Richard Florida (2010). The great reset. How new ways of living and working drive post crash prosperity. Amerika; The Perseus Books Group
78
11. Bijlagen Quotes Urban Culture Podium Het clubcircuit in Rotterdam heeft de laatste jaren een enorme ontwikkeling doorgemaakt onder andere door de komst van een aantal toonaangevende nieuwe clubs zoals Off_Corso en Now & Wow. Hoewel live muziek geen wezenlijk onderdeel uitmaakt van het aanbod, spelen de clubs een belangrijke rol in de jongerencultuur van de stad. Bovendien heeft deze sector aangetoond dat bepaalde vormen van vernieuwing binnen de kunsten (elektronische muziek, dans, video, vormgeving) soms gemakkelijker hun plaats vinden binnen zo’n (semi)commerciële omgeving dan binnen de gesubsidieerde sector. Deze nieuwe ontwikkelingen binnen de grootstedelijke jongerencultuur (de laatste jaren aangeduid door het nu al aan slijtage onderhevige containerbegrip Urban Culture) - cultuurplanadvies 2005-2008, RRKC-
Een apart urban poppodium daarnaast is niet gewenst omdat dit de segregatie onder jongeren in Rotterdam in de hand werkt. Daarom gaat de gedachte nadrukkelijk uit naar één grootstedelijk poppodium of jongerencul- tuurcentrum dat de diversiteit van de stad en de popmuziek weerspiegelt. - Culturele Staalkaart Rotterdam 2007, RRKC -
Hoewel de gehele sector de beschikbaarstelling van 15 miljoen euro aan investeringsgeld enorm waar- deert, is de mening over een apart urban podium nu bijna unaniem negatief. - Culturele Staalkaart Rotterdam 2007, RRKC -
“Een apart Urban poppodium daarnaast is niet gewenst omdat dit de segregatie onder jongeren in Rotterdam in de hand werkt. Daarom gaat de gedachte nadrukkelijk uit naar één grootstedelijk poppodium of jongerencultuurcentrum dat de diversiteit van de stad en de popmuziek weerspiegelt.” -
Culturele Staalkaart Rotterdam 2007, RRKC –
“Hoewel de gehele sector de beschikbaarstelling van 15 miljoen euro aan investeringsgeld enorm waardeert, is de mening over een apart urban podium nu bijna unaniem negatief.” -
Culturele Staalkaart Rotterdam 2007, RRKC -
79 “Het clubcircuit in Rotterdam heeft de laatste jaren een enorme ontwikkeling doorgemaakt onder andere door de komst van een aantal toonaangevende nieuwe clubs zoals Off_Corso en Now & Wow. Hoewel live muziek geen wezenlijk onderdeel uitmaakt van het aanbod, spelen de clubs een belangrijke rol in de jongerencultuur van de stad. Bovendien heeft deze sector aangetoond dat bepaalde vormen van vernieuwing binnen de kunsten (elektronische muziek, dans, video, vormgeving) soms gemakkelijker hun plaats vinden binnen zo’n (semi)commerciële omgeving dan binnen de gesubsidieerde sector. Deze nieuwe ontwikkelingen binnen de grootstedelijke jongerencultuur (de laatste jaren aangeduid door het nu al aan slijtage onderhevige containerbegrip Urban Culture)” -
Cultuurplanadvies 2005-2008, RRKC-
Wij willen hier benadrukken dat een nieuw fysiek podium slechts een middel is en niet het doel. Het doel is een bredere en diepere programmering die aandacht heeft voor muziekstromingen die populair zijn onder de Rotterdamse bevolking. Ongeacht of dat nu Urban is of heavy metal. En ongeacht de sociale of etnische groep waartoe de muziekliefhebber behoort. Het ontwikkelen van een fysiek podium is een geldverslindende investering. -
A Little Less Conversation A Little More Action Please 2008, EDBR -
WATT; het verhaal December 2006, na een lange voor geschiedenis gaat het grootste poppodium van Rotterdam, Nighttown (capaciteit van 1.600 personen) dicht. De exploitatie van het poppodium is failliet en een doorstart zit er op dat moment niet in. Er ontstaan nieuwe initiatieven binnen Rotterdam en de initiatiefnemers melden zich bij de gemeente. Uiteindelijk voelt de gemeente het meest voor de plannen van de gebroeders Tieleman, zij zijn eigenaar van onder andere de Euromast en willen samen met Ted Langbach (dance goeroe van Rotterdam) het poppodium nieuwe leven in blazen. Op de locatie van voormalig Nighttown moet in de toekomst Mytown komen. Het moet het eerste duurzame poppodium van de wereld worden. Zij willen een constructie rond dit poppodium bouwen waarbij er een bv en een stichting komen. De stichting (Live at Nighttown) krijgt subsidie van de gemeente en de bv moet het commerciële gedeelte worden. De stichting zorgt voor de niet commerciële programmering en de bv zorgt voor de horeca en de commerciële programmering. Daarnaast geeft de gemeente nog extra subsidie en sponsorgeld aan het poppodium in verband met duurzaamheid. De gemeente zou dit extra geld pas overmaken als die duurzame toepassingen in het pand er echt zouden zijn en er ook blijvend duurzaam gewerkt zou worden. Zonder controle hiervan heeft de gemeente de extra gelden toch over gemaakt.
80 Wel moet er ook nog flink geïnvesteerd worden in de verbouwing van het pand. Maar na de verbouwing vindt er op 4 september 2008 de grote opening van WATT plaats. Dit is inmiddels de naam geworden van het nieuwe poppodium. Niet lang na de opening van WATT blijken er financiële problemen te zijn. Op 8 Oktober 2008 neemt de gemeenteraad een initiatiefvoorstel aan om tot een Urban Culture Podium in Rotterdam te komen, dit ten behoeve van de subcultuur Urban die volgens de Wethouder (Kaya) onvoldoende vertegenwoordigd is op de podia in de stad. De externe financiers van WATT schrikken hiervan omdat er tijdens onderhandelingen met de gemeente bij het opzetten van WATT toegezegd zou zijn dat er de eerst komende vijf jaar vanuit de gemeente geen nieuwe poppodium en dus geen concurrent in Rotterdam zou komen. Ze trekken zich, mede door dit initiatief, terug en dit betekend dat WATT 1,5 miljoen euro van de balans ziet verdwijnen. De gemeente ziet dit anders, het Urban Culture Podium programmeert geen pop en is dus geen poppodium. De plannen voor het Urban Culture Podium gaan door en op 6 november 2008 wordt de Maassilo aangewezen als nieuwe locatie voor het Urban Culture podium. Doordat de investeerders zich terug getrokken hebben voelt WATT zich genoodzaakt aan te kloppen bij de gemeente om dit tekort op te vullen. De gemeente besluit eerst grondig onderzoek te laten doen om te zien of investeringen nut hebben ondanks de tijdsdruk die op dit probleem ligt. Hieruit blijkt dat de financiële situatie niet goed is maar er zijn wel mogelijkheden, zo wordt er nagedacht over een fusie tussen Waterfront (klein poppodium aan de maas, kampt tevens met financiële problemen) en WATT. Deze optie wordt gekozen en de fusie vindt plaats waardoor in het najaar van 2008 deze twee podia, een podium worden op de locatie van WATT. De problemen blijven zich inmiddels op stapelen want inmiddels blijkt dat er na de eerdere verbouwing nog steeds geluidsproblemen bestaan. De gemeente laat onderzoek doen en zo wordt de rol van de gemeente steeds groter. Weer klopt WATT bij de gemeente aan en weer staat de gemeente voor een dilemma. De gemeente wil WATT niet laten vallen en dat heeft twee redenen. Het faillissement van Nighttown was een flinke klap voor de Rotterdamse popsector en WATT moest het herstel zijn. Daarnaast stond het jongerenjaar voor de deur. Rotterdam is de jongerenhoofdstad van de wereld van het jaar 2009 en een faillissement van een groot poppodium in dit jaar zou een slecht voorbeeld zijn. En dus besluit de gemeente met alle betrokken partijen in onderhandeling te gaan. Als het tot een akkoord komt blijkt dat de oude BV (MTH BV) overgenomen gaat worden door een nieuwe stichting (Stichting CAR), dat de nieuwe verbouwingskosten gedeeltelijk bij de eigenaar van het pand komen te liggen en het andere gedeelte bij de gemeente. De gebroeders Tieleman en Ted Langenbach stappen eruit uit het project.
81 De gemeente draagt zijn steentje bij aan dit akkoord doormiddel van een lening aan WATT van 1.2 miljoen euro en tevens saneert het de schulden van de nieuwe stichting die nog met de schulden van de vorige zat. Na de herstart (inclusief verbouwing) blijven er klachten bestaan betreft de geluidshinder en dus zal er opnieuw verbouwd moeten worden in de toekomst. En daar is wederom geen geld voor. De gemeente zal dus of opnieuw bij moeten springen of WATT zal failliet gaan. Op dit moment wil de verhuurder van alle geluidlicht- en podiumapparatuur uit het WATT stappen omdat het er geen vertrouwen meer in heeft (ze staan als losse partner in WATT). Nogmaals stort de gemeente zich in de bemiddelaars positie en haalt het de verhuurder over om te blijven. Dit doet de gemeente door de garantie te geven dat WATT overeind gehouden zal worden. Hiervoor zijn nieuwe investeringen nodig en de wethouder tekent hiervoor een intentieverklaring maar dit keer heeft de gemeenteraad er genoeg van. De nieuwe verbouwingskosten om de geluidshinder te voorkomen kunnen nu niet betaald worden en op 22 juni 2010 wordt WATT alsnog failliet verklaard. Dit verhaal is gebaseerd op feiten uit het rapport “WATT heb je ervoor over” van de Rekenkamer Rotterdam, 2010.
Stichting – BV Structuur Stichting – bv structuur Toen de gebroeders Tieleman hun plan indiende voor WATT (toen nog Mytown) wilde ze dat de gemeente doorging met subsidie geven aan de stichting die was over gebleven na het faillissement van Nighttown, Live at Nighttown (stichting LAN). De gebroeders Tieleman richtte Mytown Horeca BV (MTH BV) voor de exploitatie van het nieuwe poppodium. Stichting LAN zou naast MTH BV gaan programmeren. Bij het instemmen met de toekenning van de subsidie heeft de gemeente niet meegewogen dat er ook een BV vlak naast de stichting werkt. Slechte resultaten in die BV kunnen ook gevolgen hebben voor de stichting.
Poppodium WATT
Mytown Horeca BV Exploitatie WATT
Stichting Live at Nighttown Programmering live optredens met subsidie
82
Uitgangspuntennota’s en cultuurplannen Uitgangspuntennota’s en cultuurplannen Beoordelingskader voor RRKC Een jaar voorafgaand aan de start van de nieuwe cultuurplanperiode maakt de RRKC een analyse van alle kunstsectoren in Rotterdam. Hoe staat het ervoor, wat mist er, wat gaat er goed, wat gaat er mis? Uit deze sectoranalyses en het eerder geschreven visiedocument 'DNA van Rotterdam' destilleert de RRKC haar randvoorwaarden voor het beoordelen van kunst en cultuur. In eerste instantie bepaalt zij dus op basis van haar inhoudelijk expertise wat de RRKC belangrijk vindt voor het culturele aanbod in Rotterdam. Uitgangspuntennota Geheel los daarvan publiceert de gemeente in de uitgangspuntennota wat zij belangrijk vindt voor het cultuuraanbod in Rotterdam. De RRKC neemt dit document mee in haar beoordelingscriteria, maar laat zich er niet volledig door leiden. Haar eigen sectoranalyse en DNA-visie document zijn leidinggevend. Advies Cultuurplan Het RRKC geeft dan een advies over welke instellingen volgens RRKC structurele subsidie moeten ontvangen en hoeveel. Dit advies gaat naar de gemeenteraad en die kan daarop wijzigingen doorvoeren of het advies slechts gedeeltelijk overnemen. Het blijft een niet-bindend advies. In voorgaande jaren werd het advies meestal wel grotendeels overgenomen. Definitieve toekenning Cultuurplan Gemeenteraad, wethouder en anderen experts buigen zich over het advies en gaan uiteindelijk bepalen welke instellingen hoeveel geld krijgen.
83
Uitwerking interviews Interview Ronald Motta • •
Voormalig PVDA raadslid Kunstenaar
We beginnen met een aantal stellingen, het is de bedoeling dat je die met ja of nee beantwoord. Niet meer, later heb je de mogelijkheid om op de stellingen terug te komen.
1.Heeft Rotterdam als POP-stad van Nederland de laatste 5 jaren zijn positie weten vast te houden? Nee 2.Heeft het Rotterdamse POP-beleid zich de afgelopen jaren weten te versterken Nee, mag ik hierop terugkomen
Ja tuurlijk, na de stellingen. Stelling 3.Bent u van mening dat B&W en de gemeenteraad een actievere rol zou moeten spelen om de POP-sector te kunnen laten bloeien Ja 4.De POP-sector zou onderling meer als één sector moeten samenwerken Ja 5.Rotterdam heeft tegenwoordig geen popcultuur/mentaliteit meer
Nee Oké bedankt. Laten we gelijk maar even terug komen op stelling 2, daar wilde je wat aan toevoegen? Daar moet je wat beter op inzoomen. De hiphop scene heeft zich wel ontwikkeld en daarom wil ik daar op terug komen. Die hebben met name de afgelopen 5 jaar zich wel ontwikkeld al is daar nu weer een terugval in te zien maar dat komt met name door de faciliteiten die er geboden worden in de stad. Tevens ook met de tijd. Maar als we naar de afgelopen 5 jaar kijken, wat is er slechter gegaan dan? Facilitair gezien, de plekken waar bands kunnen optreden, dan is het echt heel slecht gegaan. Je hebt nog Rotown, maar dan kom je als beginnende band niet tussen. Nighttown en zijn opvolger WATT zijn weg, EXIT is failliet en zo kan je nog wel even
84 doorgaan. Daar is dan wel iets voor terug gekomen, de Nieuwe Oogst maar dat is niet voor de doelgroep van waar de andere podia verdwenen zijn. De Nieuwe Oogst is heel specifiek in het leven geroepen maar naar nu wel blijkt loopt dat ook niet. Er zijn wat jazz podia erbij, BIRD is nieuwe en Dizzy is weer heropend maar daar moeten we ook maar afwachten of die het gaan volhouden. Maar je benoemd nu alleen de facilitaire kant maar op andere gebieden, hoe is dat gegaan? Nee het is voornamelijk op andere gebieden als professionalisering alleen bij woorden gebleven en om dat handen en voeten mee te geven heb je toch ook ondernemers nodig. Die zijn nu juist onvoldoende in de gelegenheid gesteld om hierin een rol te kunnen spelen. Om maar gelijk terug te komen op die stelling die jullie mij voorlegde, moet de gemeente een actievere rol spelen? Daarin ben ik van mening dat gemeente vooral facilitair moet optreden. En dat gebeurd onvoldoende. Kijk vroeger waren de podia in de stad een kweekvijver voor jonge bands, ze traden daar op voor klein publiek, meestal familie of vrienden, maar dat bouwde zich dan langzaam uit waardoor er iets ontstond. Verenigingen als de SKVR hebben toen geprobeerd dat over te nemen maar dat kan natuurlijk niet want zij proberen dit volgens een vast product of modules. En dat is veel minder interessant dan jongeren die zelf muziek gaan componeren en creëren waardoor nieuwe stijlen en genres ontstaan en dat is verdwenen. Als we kijken naar Waterfront, dat de gemeente gecreëerd heeft, met 9 oefenruimtes want dat moest er komen. Een stad als Rotterdam had bijna geen oefenruimtes, dat noem ik betreurenswaardig en nu zien we in de afgelopen 5 jaar dat, dat aantal alleen nog maar afgenomen is. Dat noem ik geen popcultuur, in een stad van 60.000 inwoners en dat moet je bij de politiek neerleggen. Kan je dit probleem alleen bij de politiek neerleggen of ligt dat ook aan een gebrek aan ondernemers die dat gat in durven te duiken? Dat is waar, er is ene gebrek aan ondernemerschap. Maar als je kijkt wat je aan een oefenruimte kan verdienen, ik ben zelf penningmeester van een kleine oefenruimte, dat is nihil. Commercieel is dat niet aantrekkelijk. Codarts heeft op een gegeven moment gezegd wij willen die oefenruimtes van Waterfront wel huren maar dat werd zo duur dat ze het op een gegeven moment hebben gezegd, dat kunnen we beter zelf doen. Een gemeente zou op zo’n moment in moeten stappen en moeten faciliteren want nu staat het leeg. Want die ruimtes hebben we zelf gecreëerd. Dat heeft de gemeente zwaar verzaakt want daar waren afspraken over (ik zat toen zelf nog in de politiek) maar daar heeft Grashoff zich niet aan gehouden. Maar die afspraken zijn in de politiek gewoon niet veel waard, na vier jaar komt er weer een nieuwe politieke garde en dan komen er weer allemaal nieuwe wensen. Dan gaan die oude afspraken weer in de prullenbak.
85 Dus een lange termijn visie in de politiek is eigenlijk niks waard? Nee, als je naar laatste 12 jaar politiek in Rotterdam kijkt dan hebben de afspraken en de inzetten weinig om handen. Zo bouwen ze wat op en zo is het weer weg. En zo is die tijd weer weg en zo bestaat er dus ook geen lange termijn visie. Als je Ahoy neemt, vroeger van de gemeente en nu van de werknemers (een speciale constructie), daar is veel geld ingestopt door de gemeente en daar vindt eigenlijk alleen rond het North Sea Jazz wat plaats en voor de rest hoor je er niet al teveel over. Maar je pleit dus voor een actievere rol van de gemeente? Nou met name meer faciliteren, ook in de regelgeving. Een bandje in de kroeg, dan zit daar zoveel regelgeving aan vast. Vergunning, aantallen decibellen, etc. Dan zou je al gemeente Rotterdam moeten zeggen, daar investeren we in. Waarom gebeurd dit niet dan, als het zo makkelijk is? Nou, momenteel zit er een VVD wethouder en zegt als je wilt ondernemen, onderneem. Wij hebben een breed pallet aan subsidies en daar kan je voor in aanmerking komen. Dat staat haaks op wat de gemeente heeft gedaan in het verleden want de Nieuwe Oogst is er gewoon doorheen gedrukt. Ik heb persoonlijk toen tegen gestemd en daar werd toen ook heel moeilijk over gedaan omdat dan het college zou vallen. Uiteindelijk is er in de achterkamertjes onderhandeld en is het er toch doorheen gekomen. Het huidige college gaat daar nu last van krijgen omdat het niet goed gaat met de Nieuwe Oogst en dat geld wat erin is gegaan ben je dan gewoon kwijt en dat had je beter in tien andere ondernemers kunnen stoppen. Bijvoorbeeld door Exit levend te houden. Zijn het dan toch van die eigen prestige projecten? Ja, als de huidige wethouder weg is dan kan de volgende gaan puinruimen na de Nieuwe Oogst, blijft ze zitten dan gaat ze dat met hand en tand verdedigen. Het is een soort van drang om te laten zien wat je gedaan hebt. Er kan dan geen sprake zijn van een lange termijn visie? Dat zou alleen kunnen als je daar beleid op maakt dat langer dan de afgesproken 4 jaar kan gelden. Bijvoorbeeld beleid dat na die 4 jaar nog 2 jaar doorloopt. Dan zou er alsnog door de gemeente gezegd kunnen worden, we zetten er een streep door maar dan heb je veel boze ondernemers. Het is trouwens vaak gunstig dat het cultuurbeleid niet synchroon loopt met de regeringsperiode, hierdoor kan de PVV nu bijvoorbeeld niet meer bezuinigingen eisen. Een zelfde cyclus kent Rotterdam toch ook?
86 Jazeker, en dat is waarom grote instellingen altijd zeker zijn van subsidie, ze zitten in die cyclus. Waar wij het over hebben, popcultuur, die zitten niet in die cyclus. En dat is jammer want cultuur moet interessant zijn en dus moeten nieuwe initiatieven ook de ruimte krijgen en niet alleen maar de gevestigde orde. Erkent de gemeente Rotterdam de popsector eigenlijk als sector in de stad? Joh, de gemeente is daar niet in geïnteresseerd. Heel die popvisie is alleen voor de bühne, ik kijk liever naar wapenfeiten. Je kan een onderzoek laten doen maar als je vervolgens niks met de resultaten doet dan schiet het niet op. En daar komt de weinig weerwoord op vanuit de oppositie. Welke factoren zijn de afgelopen 5 jaar van invloed geweest op het popbeleid? Gebrek aan visie en onvoldoende sturing op de subsidies, dat zie je al heel duidelijk terug in het verhaal WATT. Toen het niet goed ging met WATT ging de wethouder daar zich mee bemoeien, die ging voor de fusie van Waterfront en WATT en voor we het wisten waren we twee podia kwijt. Dan heb je het goed gedaan! En vervolgens zegt hij dat er externe factoren waren zoals de problemen met de huis. Maar er was volgens hem nog veel meer, nou dat vind ik dat je het zo slecht hebt gedaan dat het een schande is dat je nog in de politiek loopt. Maar ook de Nieuwe Oogst, dat heeft hij erdoor gedrukt. Is het mogelijk om een podia zonder subsidie neer te zetten. Nee dat gaat niet, kijk maar naar Paradiso, Melkweg of 013 allemaal krijgen ze subsidie. Alleen een concept als de Heineken Music Hall in Amsterdam, waar je bands boekt dat al tot de grote jongens behoren, zal slagen. Als je een concept voor subsidie vrij podia in Rotterdam zou willen neerzetten dan verklaar ik je voor gek want dat is onmogelijk. Dat lukte niet bij Heidegger en waarschijnlijk ook niet bij WORM. Ze krijgen subsidie maar de vraag is of ze dat met de nieuwe eisen van de gemeente weer gaat lukken. En dat is het gevaar waar je als ondernemer in de popsector altijd tussen zit, krijg je subsidie of niet? Denk je dat de grote instellingen groot blijven en de kleine, klein? Nou de grote instellingen zitten in die cyclus waar we het eerder over hadden en landelijke wordt er nu bezuinigd dus ze leveren wel in maar ze hadden al afspraken met de gemeente over lange termijn subsidies en dat blijft staan. Dan is er nog wel wat gemeente geld wat besteed kan worden maar dat is zover teruggelopen dat het niet veel meer is en dan is de popsector nog maar een klein deel daarvan. Dat is voor een stad als Rotterdam natuurlijk niks. Dus de grote blijven groot, tenzij de landelijke bezuinigingen nopen tot fuseren van bijvoorbeeld dansgezelschappen. Dit is misschien op de korte termijn fijn maar economisch gezien lijkt het me minder goed. Want mensen kunnen ook minder uitgeven want er zijn minder opties om naartoe te gaan. Dat zie je ook in de popmuziek, het is goed dat er een kroegenleven ontstaat waar kruisbestuivingen kunnen plaats vinden. Dat zag je in de jaren 80 in Rotterdam, toen Rotterdam nog een echte popstad was, toen faciliteerde de gemeente veel meer.
87 Dat zou de gemeente nu ook moeten doen, hoeveel panden staan er wel niet leeg in Rotterdam. Hoe zie je de toekomst van de Rotterdamse popsector? Voor de komende 2 a 3 jaar ziet het niet al te mooi uit want er op dit moment niks voor handen. Maar een creatieveling stopt niet dat is mooie natuurlijk. Op een gegeven moment zullen mensen er genoeg van hebben en gaan ze het gewoon zelf doen. Je zult alleen wel altijd de politiek ervoor nodig hebben en dat zou de gemeente moeten gaan doen. Dat is dan ook wat ervoor nodig is om de popsector weer in orde te krijgen. Ja faciliteiten dat is wat je nodig hebt als ondernemer dat kan de gemeente doen.
88
Interview Martin Scheijgrond Allereerst willen we wat stellingen voorleggen die uitsluitend met ‘ja’ of ‘nee’ beantwoord mogen worden. Tijdens het verdere interview zullen we hier op terugkomen. Rotterdam heeft als popstad van Nederland zijn positie weten vast te houden Ja. Het Rotterdamse popbeleid heeft zich de afgelopen jaren weten te versterken Nee. Het college B&W en de gemeenteraad zouden een actieve rol moeten spelen om de popsector te kunnen laten bloeien Ja ( tot op zekere hoogte). De popsector zou onderling meer moeten samenwerken Ja. Rotterdam heeft tegenwoordig geen popcultuur meer Nee. Dan gaan we nu verder met de vragen. Hoe zie je de huidige popsector van Rotterdam? De laatste vijf jaar is er een aantal dossiers geweest dat flink wat stof heeft doen opwaaien zoals het urban culturepodium, het afschaffen de dance parade en het mislukken van Watt. Ik denk dat sinds een jaar, sinds de nieuwe uitgangspuntennota van de gemeente er ligt er een soort kentering aan het optreden is. Vanuit de politiek is besloten om het onderwerp poppodium voorlopig te parkeren en zich meer te richten op het van onderaf opzetten van een poporganisatie waarbij meer gecommuniceerd wordt met het werkveld. Ik ervaar het als zeer positief. Niet omdat ik zelf een nieuwe rol krijg, helemaal niet zelfs, maar vooral omdat het de goede manier is. We kijken naar wat potentie heeft en wat verbeterd moet worden. En daarbij kunnen we het een en ander leren van Den Haag. Kortom, er is sinds vorig jaar een kentering in het denken en ik denk dat dat goed is. Men legt meer zijn oor te luister. Tegelijkertijd sluiten kleine podia nog steeds. Er komt ook minder budget voor cultuur. We gaan van 81 miljoen naar 77 miljoen per jaar. Hoe dat voor de popmuziek zal gaan uitpakken zien we eind april, maar ik ben wel positief over de kentering die ik waarneem. Mag ik concluderen dat je vond dat het voor die kentering slecht ging? Los van de dossiers? I k denk dat men te veel, te halsstarrig en te langdurig in bepaalde dossiers de tanden zette en daardoor de te weinig oog had voor de goede dingen in de stad. Qua evenementenbeleid kun je moeilijk zeggen dat het de afgelopen vijf jaar slecht is
89 geweest. Rotterdam wordt gezien als de evenementen hoofdstad van het land, ondanks dat een Dance Parade is gesneuveld en dat er grote ongeregeldheden waren tijdens het 5 mei festival. Dat heeft na een jaar afwezigheid een nieuwe locatie waarvan je je ook moet afvragen of dat gaat slagen. En er zijn wel meer festivals met problemen zoals Metropolis. Maar als je niet teveel achter de komma kijkt, is Rotterdam al een paar jaar de evenementenhoofdstad van Nederland. Misschien wel meer door Formule 1-race en Dunya dan door popmuziekachtige dingen, maar er zijn hier ook genoeg kleine festivalletjes zoals Baroeg Open Air. Als je niet te veel achter de komma kijkt, maar ervoor zou je kunnen zeggen dat het evenementenbeleid in ieder geval goed is geweest. Maar daarnaast vind ik dat Rotterdam zich niet kan meten aan een stad als Den Haag als je kijkt naar het beleid, de infrastructuur en de output. We hadden hier een Waterfront dat je kunt vergelijken met Haags Popcentrum en we hebben nu geen Waterfront meer en er is nog wel een Haags Popcentrum waar heel veel bandjes oefenen en wat functioneert als kweekvijver voor talent. Er zijn diverse gemissen in Rotterdam. Je kunt wel zeggen dat Waterfront mislukt is. Niet dat dat alleen de schuld is van de gemeente hoor. Zou je kunnen stellen dat de gemeente zich te veel op de grote projecten heeft focust en te weinig heeft gekeken naar de structuur van de popsector? Bijvoorbeeld welk belang Waterfront had voor de popsector? Ik beoordeel het van een afstand, maar ik denk dat Rotterdam te weinig naar het hele traject heef gekeken. Dat gaat van muziekeducatie voor kinderen van vier jaar tot toppers die in Ahoy’ of De Kuip kunnen spelen. Een aantal facetten heeft veel aandacht gekregen terwijl de hele lijn te weinig in kaart is gebracht. Nu is men het meer integraal aan het benaderen, van onderaf. Ik denk dat men sowieso het hele speelveld duidelijker in kaart heeft gebracht. Dit was de afgelopen gelopen vijf á tien jaar niet het geval waardoor er vooral incidenteel gehandeld werd. Ik wil nog even terugkomen op de overheidsbemoeienis bij het popbeleid. Juich je dit toe of vind je dat het minder kan? Ik vind dat de overheid vooral voorwaardenscheppend bezig moet zijn en zich niet al teveel moet bemoeien met de invulling ervan. Tenzij er geen goede partijen zijn om voor die invulling te zorg te dragen, maar dat is in Rotterdam niet aan de orde. Er is hier voldoende kennis aanwezig. Er is een enorm speelveld aan partijen die zich allemaal mee bezighouden met zaken waarvan de gewone burger geen notie heeft . Dat vind ik wel een taak voor de overheid. Wat meer transparantie naar de burger toe Ja, en dat het helder is en dat er geen overlap is van taken en functies. Maar de echte ontwikkeling en uitvoering van beleid. Daar kan men wel voorwaardenscheppend in zijn of kaders in geven. Maar vervolgens moet je mensen gewoon met hun plannen laten komen die beoordeeld worden door een externe commissie. Dat vind ik op zich wel goed, maar daardoor wordt het traject ook weer
90 zo langdurig en overzichtelijk. Dus het zou eigenlijk allemaal veel sneller moeten? Ja, dat denk ik wel. Dat vind ik ook wel een taak van de politiek. Zorgen voor snelheid, transparantie en duidelijkheid. Mooie slogan Ja, dat is natuurlijk waar men vaak zelf ook aan lijdt als overheid. Dat ze zelf niet weten wat ze aan het doen zijn of wie er allemaal mee bezig zijn Ja, ze zijn vaak zo in de materie en achter de komma en denken dat ze daarmee allerlei zaken kunnen voorkomen terwijl juist vaak het tegenovergestelde het geval is. Juist door zo diep erin te duiken en alle kanten te belichten, bied je vaak ruimte voor bureaucratie, vertraging, onduidelijkheid en mazen in de wet. Houdt het gewoon simpeler, compacter, sneller, opener, transparanter en duidelijk. Dan moet je het vervolgens aan de organisaties, het veld en de burgers overlaten. Het is nu voor een hoop mensen onduidelijk hoe het precies werkt. Daarnaast is het indienen van een plan of initiatief behoorlijk hoogdrempelig. Dat zijn dingen waar je je als overheid bewust van moet zijn. Ik denk dat veel mensen niet snappen dat podia als Exit en Heidegger failliet zijn gegaan. Heeft dit te maken met de communicatie? Ja. In hoeverre is de gemeente verantwoordelijk voor het wegvallen van een podium? Ik ben er wel voor om veel meer verantwoordelijkheid bij de ondernemers te leggen. Als iets dan mislukt, is het duidelijk wiens verantwoordelijkheid het is. Je moet wel duidelijk hebben tot hoever de verantwoordelijkheid van de gemeente gaat. Nadat de plannen zijn goedgekeurd door de gemeente ligt mijns inziens de verantwoordelijkheid bij de organisatie die het ten uitvoer gaat brengen. Als het project mislukt, is het namelijk heel gemakkelijk om naar de gemeente te wijzen. Het begint in mijn ogen toch altijd met degene die het plan maakt en indient. Denk je dat de organisaties die pas ontstaan zijn professioneel genoeg zijn om dat te doen? Waardoor gaat het dan toch fout? Zou dat niet aan hun bedrijfsvoering liggen? Dat denk ik wel. Is de popsector niet professioneel? Nee, dat denk ik niet. In ieder geval in onvoldoende mate. Goodwill is een positief iets, maar als het ontbreekt aan goede plannen of deskundigheid of cultureel
91 ondernemerschap of hoe je het ook wilt noemen, gaat zich dat binnen de kortste keren wreken. Dat is misschien een rol die de gemeente aan kan nemen. Dat ze meer toetsen op professionaliteit en levensvatbaarheid in plaats van op goodwill Ja, zeker. Bij een podium kun je niet op basis van enthousiasme een bedrijfsvoering hebben. Je kunt je als stad niet al te veel mislukkingen meer veroorloven want dan ga je echt een negatief imago krijgen. Het is ook heel Nederlands om de nadruk te blijven leggen op die hoofdpijndossiers, maar ook heel vervelend. Rotterdammers moeten gewoon weer trotser worden op wat er wel is want er zijn genoeg positieve dingen in Rotterdam waar we trots op mogen zijn. Bovendien is het een positief gegeven dat Rotterdam voor de komende vier jaar 77 miljoen euro voor cultuur heeft uitgetrokken. Dat is helemaal niet slecht, zeker niet voor deze tijd. en dat is een politike keuze. En dat men voor vier jaar een beschikking geeft. Dat betekent dat je voor een langere termijn een soort van zekerheid hebt, maar wel elk jaar afgerekend kunnen worden op je prestaties. Dat vind ik wel een goeie. Is dat iets wat Rotterdam heeft gemist? Een beetje continuïteit? Omdat zoveel dingen veranderen Aan de ene kant denk ik dat er best wel continuïteit is want je ziet voortdurend dezelfde koppen en dezelfde partijen die het beleid van popmuziek bepalen. En waar het toe leidt voor de burger? Ik denk dat ze zelf het traject niet goed in kaart hebben gebracht. Daardoor is het niet goed te communiceren naar de bevolking toe. Ze hebben nu met Rotterdam Festivals en Rotterdamse Media Commissie hebben ze geïnvesteerd in een beter marketing van de evenementen. Ik denk dat dat voor de toplaag goed gelukt is, maar voor de onderste laag die zich voornamelijk op amateurs richt, is er te weinig body aan gegeven. Er is te weinig naar buiten toe uitgestraald wat er allemaal is. Denk je dat de samenwerking tussen de popsector en de gemeente verbeterd kan worden? Binnen de popsector zelf is de samenwerking onvoldoende. Ik ben zelf voor functionele samenwerking waarbij je doet waar je goed in bent en je mindere kwaliteiten door een andere organisatie laat doen. Vanuit de popsector naar de gemeente toe, schort het ook aan samenwerking. Ik denk wel dat men nu het belang van samenwerking meer ziet en dat je hierdoor efficiënter en wellicht ook goedkoper kunt werken.
92 Wordt de nieuwe poporganisatie uiteindelijk ook een loket van de gemeente? Wij nemen de muzikant als uitgangspunt. Dat hebben we altijd zo gedaan. Vervolgens komen daar allerlei partijen bij in beeld die je nodig hebt bij wat je wilt bereiken met die muzieksector in Rotterdam en daarvan is de gemeente er eentje en niet bepaald een onbelangrijke. En wij kunnen een schakel zijn in contacten naar de gemeente toe want die hebben we genoeg. Het is wel belangrijk dat die contacten goed verzorgd worden zodat men op het stadhuis en bij de dienst Kunst en Cultuur (dKC) goed geïnformeerd is en weet wat er speelt bij de muzikanten. Die rol hebben wij van nature altijd wel gehad. In allerlei aanbevelingen lees ik ook dat er behoefte is aan een loketfunctie van de gemeente. Die ontbreekt vaak of als die er is, is het vaak onduidelijk wie het doet. Hebben ze het niet geprobeerd met de Rotterdam Media Commissie? Niet dat ik weet. Dat kun je ook niet aan een nieuwe organisatie overlaten. Dat is iets wat je in de loop der jaren opbouwt. Het was meer een rol die bij Waterfront logisch was geweest al kwam daar een bepaald soort muzikanten die kwamen oefenen in de oefenruimtes. Het verschil met de Popunie is dat we altijd een zo onafhankelijk mogelijke koers hebben kunnen varen, omdat wij niet te maken hadden met leden die oefenden bij ons. We hebben altijd projecten georganiseerd voor alle genres. Men gelooft erin, zowel de achterban als de gemeente en dan heb je een sterke positie om die rol te vervullen. Hebben jullie regelmatig contact met de politiek in Rotterdam? En hoe werkt dat? Ja, bijvoorbeeld als de finale van de Grote Prijs van Zuid-Holland in Rotterdam plaatsvond. Dan werden onze plannen bij het dKC en door commissies beoordeeld. Dit was op incidentele basis. Wij hebben nooit in een 4-jarige basisinfrastructuur of cultuurplan van de gemeente Rotterdam gezeten. De laatste tijd zijn we door de transitie van Zuid-Holland naar Rotterdam onze focus al meer naar Rotterdam aan het verleggen. Mocht dat lukken, dan zijn we beter voorbereid op die taak. Je zegt dat het in Den Haag beter geregeld is op het gebied van de popsector. Hoe zit het dan met de ruimte voor eigen initiatieven, voor cultureel ondernemerschap in Den Haag vergeleken met Rotterdam? Zit het al een beetje dicht in den Haag of is dat niet zo? Dat is misschien de wet van de remmende voorsprong. Het hele traject ligt daar behoorlijk uitgerold. Niet dat het tot stilstand in ontwikkeling leidt, het is vrij bruisend. In Rotterdam is veel meer ruimte voor creativiteit en innovatie, voor nieuwe samenwerkingsverbanden en nieuwe initiatieven. Dat komt doordat het allemaal nog niet uitgerold ligt.
93 Dat is wel een positief punt dus Ja. Misschien komt het doordat evenementen vaak initiatieven van particulieren zijn. Als het op andere vlakken niet zo goed lukt, gaan mensen iets nieuws bedenken. Dat is vaak een betere basis dan als alles er al is in een stad. Ik denk dat we op dit moment in een fase zitten die negatief is, economisch gezien, maar dat het geen ongunstig klimaat is voor particulier initiatief, ondernemerschap en innovatie. Er zijn gelukkig ook mensen die er helemaal klaar mee zijn dat er zo veel wordt gekankerd op Rotterdam en die graag de goede kanten van Rotterdam willen laten zien. Het zou mooi zijn als er die mensen zich vooral met de onderste strook van de piramide zouden bezighouden. De laatste jaren is het in Rotterdam erbarmelijk gesteld met de popsector terwijl een paar kilometer verderop de popsector floreerde. Is het nou zo dat de laatste jaren veel muzikanten uit Rotterdam naar Den Haag zijn uitgeweken? In Den Haag heb je een goede infrastructuur. Daarnaast hebben ze er ook allemaal problemen hoor, maar dat overheerst niet omdat er niet voortdurend de nadruk op wordt gelegd. Het is allemaal presentatie en promotie. En ze hebben de bekende namen van de acts waarmee ze kunnen profileren. In de basis qua beschikbare budgeten en aanwezige organisaties is het in Rotterdam helemaal niet zo veel slechter als in den Haag. Het gaat erom dat je alles in de juiste volgorde zet, en de juiste functies geeft met de juiste bedragen. Daarnaast gaat het er vooral om hoe je het promoot en wat je uitstraalt. Je kunt zeggen dat Den Haag de popstad is en Rotterdam niet. Prima, maar Rotterdam is dan de dj stad, de dance stad of de evenementenstad. Kijk vooral naar wat je wel bent en bouw daarop verder. Dus geen geforceerdheid? Nee, kijk vooral naar wat je wel bent. In de promotie dan want beleidsmatig zul je natuurlijk ook naar de mindere kanten moeten kijken, maar goed. Ik denk dat er vaak genoeg een reden is voor andere steden om met een jaloers oog naar Rotterdam te kijken dan dat het een zielige stad is en het slecht geregeld is. In de zomer is er elk weekend een festival. Ja, vooral in de zomer. Dat is het probleem ook niet denk ik. Het gaat vooral om de rest van het jaar. Ja, als je ’s avonds door de stad loopt, is dat wel een probleem. Het maakt nou niet echt een bruisende en levendige indruk. Misschien alleen op geïsoleerde plekken, maar niet in een groter gebied. Dat is iets waar de gemeente wat aan wil doen toch door middel van clusteren. Gebeurt dat ook? Ja, daar we dit jaar mee bezig.
94 Heeft het te maken met de clustering rond de Witte de Withstraat en de Binnenweg? Ja, en dat men meer mogelijkheden wil scheppen voor livemuziek. We zijn bezig met een regeling om daar financiële en inhoudelijke ondersteuning aan te geven. Als je in kaart brengt wat er voor tenten te zijn, is het echt veel meer dan je denkt. Veel tenten leven alleen nog te veel een anoniem bestaan. Er is te weinig aanbod en als er aanbod is, is het anoniem. Dus er kan wel wat meer aan promotie gedaan worden? Ja. Wiens verantwoordelijkheid is dat dan? Van die tent zelf? Vaak wordt er gelijk naar de gemeente gekeken, maar is het niet de taak van de tent zelf? En dat heeft dan weer met die professionaliteit te maken Ja, en als zo’n podium daarin beperkt wordt, bijvoorbeeld omdat ze geen vergunningen hebben, kun je daar als gemeente nog een bijdrage aanleveren. je moet eerst het probleem constateren en in kaart brengen wat het precies is. Daarna ga je kijken wie waarvoor verantwoordelijk is. De laatste jaren werd er vooral gemopperd dat het niet bruist in Rotterdam, maar niemand deed er wat aan. Dan de slotvraag: Wat zou er qua popbeleid in Rotterdam beter kunnen? Dat hebben we eigenlijk al fragmentarisch behandeld. Kunnen we concluderen dat de mentaliteit moet veranderen? Ja, schelden en kankeren is veilig, maar verandert niks. Het zou goed zijn als de mensen uit de sector die stap voorbij zouden gaan. De gemeente zou dit goed moeten aanvoelen en in een voorwaarde scheppende sfeer daar instrumenten voor beschikbaar moeten stellen. Hierdoor worden de goeie punten verder ontwikkeld en de slechte punten die slecht blijven gaan, moeten we misschien laten varen. Dan wordt het allemaal wat reëler. Dat scheelt een hoop geld Ja, en een hoop valse verwachtingen. Ik hoop dat in de periode van 2013 tot 2016 meer geïnvesteerd gaat worden in goede, enthousiaste, levensvatbare en perspectiefvolle evenementen en initiatieven. De dingen die we hebben moeten we verder optimaliseren en vooral ook positiever voor het voetlicht brengen. En we geven Rotterdam één duidelijk imago. Je hoeft niet in alle disciplines kampioen te worden van Nederland. Dat is Den Haag ook niet. Misschien zijn we al dance hoofdstad of evenementenhoofdstad van Nederland. Laten we dat dan vasthouden en proberen het van Europa of van de wereld te worden. Dat zijn logischere doelen dan steeds maar te blijven zeuren over dingen als Nighttown en Watt. Misschien werkt dat gewoon niet in Rotterdam.
95 Het is wel belangrijk om de beginnende talenten te laten doorstromen. Dat zij wél het perspectief hebben om op podia en festivals te spelen. Er zijn op zich wel locaties zoals Rotown de unie Worm. Laten we zorgen dat beginnende Rotterdamse talenten een vaste plek krijgen, dat ze een perspectief hebben. Daarom is het zo goed wat Music Matters en de SKVR beginnen met ’Muziek in elk kind’. Ik kwam niet verder dan een keer in de twee weken blokfluitles. Nou, dat heeft mij niet bepaald gemotiveerd. Het is goed dat jonge kinderen op jonge leeftijd al leren dat er meer is dan dat. In het actieplan Cultuurbereik van de gemeente staat dat men met educatie moet beginnen en dat van daaruit de participatie zal toenemen. Daarom moeten er meer lokale cultuurcentra (lcc’s) komen waar kinderen op amateurniveau kan spelen. Ik heb vroeger wel in bandjes gezeten, maar er nooit aan gedacht om in een lcc te gaan spelen. Nee, dat beschouw je dan meer als een niveau voordat je echt begint. En bovendien, daar wil je ook niet elke week spelen. Je wilt ook wel eens naar een volgend podium. En dat ontbreekt nu in Rotterdam. Als je zegt dat er geen middelgroot podium komt, moet je als gemeente ervoor zorgen dat andere podia die functie oppakken zodat je ook die doorstroming hebt. Dat is iets waar wij ons nu voornamelijk mee bezighouden. We vinden het belangrijk dat je als muzikant veel en in verschillende podia kunt spelen.
96 Interview Anne de Haij We beginnen met een aantal stellingen, het is de bedoeling dat je die met ja of nee beantwoord. Niet meer, later heb je de mogelijkheid om op de stellingen terug te komen.
1.Heeft Rotterdam als POP-stad van Nederland de laatste 5 jaren zijn positie weten vast te houden? Nee 2.Heeft het Rotterdamse POP-beleid zich de afgelopen jaren weten te versterken Nee 3.Bent u van mening dat B&W en de gemeenteraad een actievere rol zou moeten spelen om de POP-sector te kunnen laten bloeien Ja 4.De POP-sector zou onderling meer als één sector moeten samenwerken Ja 5.Rotterdam heeft tegenwoordig geen popcultuur/mentaliteit meer Nee Zou je je mening over de Rotterdamse popsector kunnen geven en zou je aan kunnen geven wat er eventueel beter kan? Als je kijkt naar de podia gaat het niet goed. Tussen Ahoy en Rotown missen we een middelgroot podium. Maar op gebied van festivals doen we het wel goed. Vooral op het gebied van presenterende functie mist Rotterdam veel. Daar zou de gemeente ook meer een rol in moeten spelen, niet in de producerende functie.
Wat bedoel je precies met de presenterende functie? Het aanbieden van een plek waar artiesten zich kunnen laten zien. Een faciliterende functie? Nou als je bijvoorbeeld een gebouw aan iemand subsidieert dan kijk je ook naar wat zijn plannen zijn en wat hij gaat programmeren. En dus kan je als gemeente niet
97 alleen faciliteren. Je investeert niet alleen in een gebouw maar ook in wat er geproduceerd wordt. Maar die rol moet zo klein mogelijk blijven bij de gemeente. Speelt de gemeente soms niet een te actieve rol in de popsector? Bijvoorbeeld bij WATT? De rol van de gemeente wordt vaak groter omdat er meerdere dingen meespelen. Cultuur speelt een grote rol bij gebiedsontwikkeling in de stad en daar kan een poppodium voor worden ingezet. Dat zie je ook bij de Kop van Zuid. Daar moest Lantaarn Venster naartoe. Dat zal ook gebeurd zijn bij WATT als weet ik niet welke gedachte hierachter zat. Wat is er volgens jouw de afgelopen vijf jaar in de Rotterdamse popsector gebeurd? Dat vind ik lastig, misschien zijn er wel te weinig duidelijke beslissingen gemaakt. Wel was duidelijk dat binnen de popsector veel moest gebeuren voor het jongerenjaar. WATT moest perse af zijn, toen is er veel geforceerd. Popmuziek is denk ik de afgelopen 5 jaar vooral ingezet voor andere doelen. Bijvoorbeeld een wijk opleuken, mensen naar een wijk trekken. Welke factoren hebben de afgelopen 5 jaar een rol gespeeld op het popbeleid? Andere beleidsterreinen, zoals jongeren beleid. Politieke spellen die tussen wethouders en partijen plaats vindt. En daarnaast de paradepaardjes van wethouders, dan verbinden ze zich zo erg aan een project dat het er moet komen.
Is het daardoor dan wel mogelijk om een langetermijnvisie creëren? Heel veel wethouders houden zich niet aan hun eigen beleid. Daarvan is het Urban Culture Podium het bewijs. Persoonlijke belangen en lobby’s vertroebelen het beleid. Een langetermijnvisie zou niet onderhevig moeten zijn aan deze persoonlijke belangen maar dat gebeurd wel. Maar aan de andere kant is het soms ook goed als een langetermijnvisie aangepast wordt vanwege een situatie, neem bijvoorbeeld de crisis. Dan vind ik het een pre als er een wethouders is die zijn nek uit steekt. Soms is dit effectief. Zou een organisatie die een wethouder kan corrigeren als hij ter ver van zijn langetermijnvisie af dreigt te raken helpen. Bijvoorbeeld op het gebied van pop. Wel een adviserende rol maar niet te definitief. Dan zou je een omgekeerd effect krijgen. En als hun de wethouders de juiste informatie in zijn oor fluisteren en de wethouders daar dan zijn project van mag maken is er weer een probleem opgelost.
98 Hoe is pop vertegenwoordigd binnen de gemeente Rotterdam? Neem bijvoorbeeld de Raad waar je inzit, zit daar veel “popverstand” in? Nee, pop is daarin zwaar onder vertegenwoordigd. Er is iemand die verstand heeft van klassieke muziek en iemand uit de urban scene in Amsterdam. Is dat niet in het algemeen zo binnen de gemeente dat popmuziek onder vertegenwoordigd is. Vinden ze het misschien niet belangrijk? Belangrijk vinden ze het sowieso. Zeker omdat er zoveel jongeren zijn in Rotterdam maar er is niet echt een uitgesproken mening over. Ze hebben dat bij het Jong RRKC neergelegd maar die hebben natuurlijk nog minder slagkracht. Er is wel veel besef dat pop belangrijk is.
Op welke manier kan een korting op subsidies het cultureel ondernemerschap van Rotterdam stimuleren? Moeilijke vraag. Er zijn twee visies; de ene is dat ondernemingen creatief worden en manieren gaan zoeken om geld binnen te halen. De andere is dat er dan heel veel ondernemingen om gaan vallen. Niemand kent de waarheid. Het kan wel een trigger zijn voor ondernemingen.
99 Interview Jos Verveen Hoe zie jij de huidige popsector in Rotterdam? Ik zit er redelijk neutraal in. Er is natuurlijk een aantal mensen dat gewoon roept. Kijk, het probleem is: die hele cultuur, pop en uitgaan is iets wat heel dichtbij komt. Dat is net zoals bij voetbal. Daar worden mensen heel emotioneel van. Dat is bijna net zoals bij voetbal. Die hele tribune zit gewoon vol met specialisten. Dat is in die popen cultuursector ook. Je hoort zóveel meningen van zóveel mensen die zeggen hoe het zou moeten dus dat maakt de discussie wel lastig. Je hebt natuurlijk ook bepaalde figuren in Rotterdam die elke kans graaien om te roepen hoe klote het allemaal is. Daar help je de sector ook niet mee en het is niet waar. Het is hetzelfde als je zegt dat Rotterdam onveilig is. Het wordt er alleen maar veiliger op, maar als je, zoals Leefbaar, blijft roepen dat het onveilig is in Rotterdam gaan mensen de stad mijden. Dat is hetzelfde met de cultuursector. Heel veel mensen denken dat het belabberd is, maar de werkelijkheid is dat het helemaal niet belabberd is. Er gaat soms wel eens wat mis, maar er gaan ook heel veel dingen goed. Zo is Dizzy weer open, Bird ziet er hartstikke goed uit. Er zijn al een tijdje initiatiefnemers bezig om het oude Nighttown nieuw leven in blazen op een nieuwe locatie. Er zijn mensen bezig met een nieuw poppodium maar dan wel op z’n Rotterdams. Dus er zijn allerlei initiatieven. Dus hoe het ermee staat? Het is maar hoe je erin zit. Ik vind het op zich prima, maar het kan altijd beter.
Die initiatieven die je nu noemt, zijn dat voornamelijk zelfstandige ondernemers? Of gaat dit vanuit de gemeente? Nee. Ja. Dat is natuurlijk een discussie. Moet de gemeente hier een hele actieve rol in hebben? Toen het met WATT mis ging, maar ook als je kijkt naar de hele aanloop van Watt, heeft de gemeente zich daar heel actief mee bemoeid. Het Rekenkamer rapport zegt ook dat de gemeente zich er veel teveel mee bemoeid heeft en er veel te veel in zat wat het allemaal veel te complex maakte. Mijn stelling ligt wel in het verlengde hiervan: De gemeente moet zich niet bemoeien met iets waar het geen verstand van heeft. Dat geldt zeker voor de popmuziek en het runnen van popzalen. Daar is de gemeente niet voor. Daar hebben we de mensen niet voor in huis, daar stinken we niet voldoende naar. Dus dan moet je gewoon gepaste afstand houden. Wat je nu ziet, is dat er een soort leegte aan het ontstaan is. Ik vind dat helemaal niet erg. Toen de wethouder riep: We gaan zelf een nieuwe popzaal bouwen, dacht ik al: Oh mijn god, hebben we dan helemaal niets geleerd? Daar gaan we weer. Dan heb je er net van geleerd, nou dan gaan we het gewoon zelf doen. Toen zeiden ze ook nog dat ze het geld niet hadden. Ja,dan zet je gewoon de hele markt op slot.
100
Ik vind het eigenlijk wel prima wat er nu gebeurt want de gemeente doet namelijk niks. Dat is vaak beter dan dat je wel heel actief allerlei dingen doet. De sector vroeg hier ook zelf om. Als je het doet, doe het dan goed, doe het snel en met voldoende middelen of doe helemaal niks. Het is een tijd van krapte dus doe maar helemaal niks. Je ziet nu wel de initiatieven ontstaan. Dat kost wel tijd, maar ik heb liever dat er uit de sector een plan komt dan dat de gemeente alweer een nieuwe popzaal aan het tekenen is. Dan weten we zeker dat het Rotterdams is en dat het gedragen wordt door de mensen die er verstand van hebben.
Betekent dat dat alles zonder subsidies tot stand komt? Dat vind ik op zich wat anders. Als je naar de rol van de gemeente kijkt. Niet alleen de popsector, maar eigenlijk gewoon breed. Noem mij een initiatief dat succesvol is geweest en dat bedacht is op het stadhuis. Ik kan er niet een bedenken. En dat komt omdat alle initiatieven ooit klein zijn begonnen. Iemand die een idee in z’n kop had en mensen om zich heen verzamelden die het ook een leuk idee leek en ze zijn het gaan doen. Daarna zijn ze bij de gemeente gaan aankloppen en hebben daar het plan voorgelegd en gevraagd of de gemeente zou willen helpen. Maar het gaat altijd in die volgorde. Als de gemeente het initiatief neemt, kijk naar het Jongerenjaar, kun je er vijf miljoen tegenaan gooien, maar dan weet je gewoon dat de kans heel erg groot is dat het als een drama eindigt. En dat is de bescheidenheid die je als gemeente altijd moet hebben. Daar is de gemeente niet voor. Laat die initiatieven maar lekker uit de stad komen.
Dus de gemeente heeft meer een ondersteunende of scheppende rol? Ja, faciliterend is misschien al teveel want dat betekent dat je gelijk al allerlei dingen gaat doen. Maak het maar mogelijk en dat betekent wat mij betreft dat je goed weet wat er speelt en dat je weet wie waar mee bezig is. Zorg dat je weet hoe het met iemand gaat, hoe het écht ergens mee gaat. Zet de deuren maar open, dan komen er vanzelf mensen op je af.
Is dat ook waarom je die motie hebt ingediend over een centrale poporganisatie? Ja want er werd wel heel erg direct en actief vanuit het stadhuis gestuurd terwijl wij (de Rotterdamse gemeenteraad, red.) het niet wisten. We hebben ze op het stadhuis wel de kans gegeven. Toen Watt afgelopen was, zouden ze met de popvisie aan de slag gaan. Als ze daar een half jaar de tijd voor nemen, verwacht ik daar vrij veel
101 van. Uiteindelijk was de conclusie dat er een poppodium nodig was. Nou sorry, daar hoef je geen half jaar voor aan de slag te gaan want dat weten we ook wel. Over een heleboel andere dingen stond er vrij weinig in, terwijl pop veel meer is. Pop gaat ook over beginnende bands. Waar repeteren die, waar begin je als beginnende band? Dan begin je vaak gewoon in cafeetjes voor een paar honderd euro als je er überhaupt al wat geld voor krijgt. Hoe zit het op dit moment met muziekcafés? Muziekcafés hebben last van alle nieuwe geluidseisen. DCMR (Milieudienst Rijnmond, red.) zit er gewoon steeds meer op en er worden gewoon extra eisen gesteld. Kan je dat opbrengen als ondernemer? Het runnen van een muziekcafé is gewoon bijna niet te doen. Daar heb je altijd iets extra’s voor nodig om dat zetje te geven. Die dingen stonden er allemaal niet in terwijl die wel spelen en wel leven. Dat was voor mij het bewijs om het over te laten aan de sector. Als ik in de sector met vijf mensen spreek, hoor ik zo al tien, twintig dingen die er spelen die niet in de notitie terugkomen. Dat was voor ons aanleiding om te zeggen: doe het dan gewoon goed, leg het in die sector zelf neer. Laat die sector zelf maar met elkaar aangeven waar ze behoefte aan hebben. Laat ze onderlinge problemen maar aan de kaart brengen en het deels ook zelf oplossen. Laat die sector zelf maar aan zet of - en zo ja, hoe en waar - er een nieuw poppodium moet komen. Ik heb er helemaal geen behoefte aan dat het stadhuis dat soort dingen gaat uittekenen.
Vanuit zo’n rol is het toch wel belangrijk dat de gemeente een langere visie, zo’n popvisie heeft? Nou ja, ook daar zet ik mijn vraagtekens bij. Dan gaat het heel erg over de rol van de gemeente. Rotterdam is natuurlijk ook een beetje de stad van de vernieuwing. Al vijftig jaar zijn we aan het bouwen. Langzamerhand begint dat een beetje in ons DNA uit te komen. We zijn weer aan het vernieuwen. Niet creatief of historisch als Amsterdam, maar we zijn constant met nieuwe dingen en nieuwe initiatieven bezig. Laat het maar uit de sector komen. Ja, dan kan Rotterdam wel een visie maken die zegt dat we een zaal nodig hebben voor 1500 man. Waarom? Wie zegt dat? Omdat ze dat in andere steden ook hebben? Als je al iets van een visie moet hebben, zou ik zeggen: We zetten in op vernieuwing, want we zijn Rotterdam en iedereen met een goed idee is welkom. En dan zullen we wel eens kijken of we iets kunnen doen of niet. Er zijn genoeg subsidies, dat weet iedereen. Er wordt richting de honderd miljoen per jaar in de cultuur gesubsidieerd dus er is op zich nog steeds geld genoeg. Alleen vind ik dat het initiatief in de sector moet liggen. Ik vind zelfs een visie misschien al te ver gaan. Het is ook niet historisch bepaald dat de gemeente zich hiermee bemoeit. Als je even vijf stappen afstand neemt. Dan kun je ook zeggen: Vreemd eigenlijk. Van nature is de gemeente bezig met stadsrechten en met grond. Nadenken over uitgaan is gewoon ontstaan doordat er mensen opstonden die dingen gingen organiseren, die gingen muziek maken. En opeens is er ergens ingeslopen dat een gemeente een popbeleid, een popvisie gaat maken. Als je er goed over nadenkt, zijn het gewoon ambtenaren en politici en die komen over het algemeen niet uit die wereld. Waarom moeten we überhaupt een popvisie hebben dan?
102
Dus eigenlijk een zo klein mogelijke rol voor de gemeente? Ja. We kunnen ons wel wat bescheidener opstellen. En als tegenhanger zou ik zeggen: Zet je ramen en je deuren open en laat je kop zien. Ga praten, geef ze je kaartje zodat ze je rechtstreeks kunnen bellen. Doe er niet te veel lagen tussen van allerlei ambtenaren en woordvoerders. Zorg dat je feeling houdt, dat je weet wat er speelt in de stad. Zorg dat je weet waar behoefte aan is en waar je net dat zetje moet geven en ook waar je misschien niet dat zetje moet geven. Af en toe gaat het mis en dan moet je het als gemeente ook kunnen opbrengen om niks te doen. Bij Watt hebben we het niet opgepakt, we zijn ze gaan helpen. Dan ga je van de regen in de drup. Daarom zitten we nu met die ellende. We hadden gewoon niet moeten helpen. Dan was het toentertijd al failliet gegaan en hadden ze gewoon een frisse doorstart kunnen maken. Maar dat wilden we niet, we wilden helpen. Het jongerenjaar kwam eraan, allemaal ellende. Maar hierna wel gewoon je ramen en deuren openhouden en je mensen koesteren zoals toentertijd ook Ted Langenbach is gekoesterd. Hij heeft Rotterdam een hoop goed gedaan. Dus ja, helaas weinig visie.
Als ik dan toch m’n mening mag geven. Ik ben er juist voor dat er veel vanuit het volk, de mensen die er wat vanaf weten, wordt ingebracht. Daarom snap ik ook niet dat zoiets als de Nieuwe Oogst er koste wat kost is doorgedrukt door de gemeente Er is altijd een balans. Als je kijkt naar Lantaren Venster. Het is een keer bedacht dat het naar de Kop van Zuid moest. Maar dat was niet het begin van Lantaren Venster. Lantaren Venster is ooit bedacht door één iemand. Kijk naar Worm, dat is ook bedacht door een stelletje gekken, in positieve zin dan. Dat is gegroeid. Dat was eerst heel erg underground en is daar later uit gekomen, al blijven ze natuurlijk een beetje absurd. Als gemeente kun je dit faciliteren en dat doen we ook. We zien gelukkig wel goed dat dat een bijzonder ding is. Ook de Raad van Kunst en Cultuur (RKKC) ziet dit en dan komt er een positief advies en dan krijgen ze subsidie. Er gaat dus net zo goed subsidie naartoe, maar het initiatief komt uit die mensen en niet uit het gemeentehuis. Anders beden je toch geen Worm? Je gaat toch niet bedenken op Stadhuis dat mensen een hele avond lang naar een piep gaan luisteren?
Ik kan je mening dat er veel meer uit het volk zelf moet komen, wel waarderen. Maar toch blijft het fascinerend dat zoiets als de Nieuwe Oogst er dan tóch komt. In hoeverre wordt de mening die jij hebt, overgenomen door de gemeente zelf? Bij de Nieuwe Oogst zijn we akkoord gegaan. Wij (D66 Rotterdam, red.) zijn altijd kritisch en tegen geweest, ook waar het gaat om het Jongerenjaar overigens. Tijdens dat Jongerenjaar werd er geroepen dat er een urban podium moest komen. Dat roept dan een 50-jarige ambtenaar. Urban was zo’n 10 jaar geleden misschien nieuw, en dan loop ik ook weer 10 jaar achter.
103
We zijn ermee akkoord gegaan omdat het beloofd was. En afspraken moet je gewoon nakomen. Maar ik ben het met je eens dat het een typisch voorbeeld is van iets dat van hogerhand bedacht is. Dan wil ik toch even terugkomen op de Popvisie. Zijn dit soort praktijken niet te voorkomen met een lange termijn visie? De illusie is dat als je het op papier zet, je 10 á 20 jaar vooruit kunt kijken. En de illusie van een visie is ook dat je het naar je hand kunt zetten. Een visie zou kunnen zijn: we leggen het initiatief bij de sector zelf en we zijn Rotterdam. Rotterdam heeft een voorkeur voor ‘vernieuwend’ want dat is onze kracht. We hebben het er al een beetje in gekregen dat vernieuwende initiatieven beloond worden. Als je naar een traditionele sprookjes wilt kijken, ga je naar het Nationaal Ballet in Amsterdam. Wil je naar een mooie mix van ballet en streetdance en weet ik wat niet meer, dan kom je naar Rotterdam, naar het Scapino. Dat zit er al een beetje in. Visie kan ook één woord zijn. Ik ben heel erg van de vernieuwing en dat de sector het zelf doet. Je hebt m’n telefoonnummer en de deur staat altijd open. Voor mij is dat al meer dan voldoende.
Op die manier zou je in het geval dat er een nieuwe wethouder komt, toch kunnen zeggen: Dit is onze langetermijnvisie. Of is zo’n visie is niet zo bindend? Nee, een wethouder neemt zijn eigen denkpatroon en politieke achtergrond mee en gaat heus niet klakkeloos een bestaande visie overnemen.
Zou de centrale poporganisatie een rol kunnen spelen als cultuurbewaker of iets dergelijks? De gemeente moet noodgedwongen veel meer aan de stad over laten. Als gemeente moet je gezien de huidige economische situatie al meer dingen aan uitvoeringsorganisaties overlaten. In de sport hebben we het goed geregeld met een stichting Topsport een Sport Support. Die mensen lopen allemaal zelf op sportschoenen, die stinken er gewoon naar. Dat werkt prima, want de wethouder kan op afstand blijven. De sportorganisaties krijgen de middelen en moeten zelf hun plannen schrijven. Daarbij werken ze samen met de verenigingen en dat gaat prima. Zo zouden we het ook graag in de cultuursector willen, met voor de popmuziek een poporganisatie. Dit zou de Popunie kunnen worden. Je kunt dan de plannen gezamenlijk indienen bij de gemeente. Dit gebeurt bijvoorbeeld In Den Haag.
104 In Rotterdam is het een plan van de wethouder en zijn ambtenaren, in Den Haag is het van de sector.
Ik vind het een super initiatief. Ik zie daar wel toekomst in. Zeker als je ziet hoe het in Den Haag gaat. Daar ontstaan dingen veel natuurlijker, omdat het uit de sector zelf komt. Ja, maar we moeten niet Den Haag gaan kopiëren. Doordat je het in de sector zelf legt, gaan er hele Rotterdamse dingen uitkomen waarbij ook de Popunie niet kan bepalen wat er gaat gebeuren. Alleen komt niet alles wat in de sector leeft ook bij de gemeente terecht. Blijkbaar hebben we die lijnen niet goed gecommuniceerd. Daarom hebben we een aantal moties ingediend - wat ik liever niet doe - zoals een popstimuleringsfonds. Hierdoor moet het makkelijker worden voor beginnende bandjes om in muziekcafés op te treden. We hebben ons gericht op de infrastructuur en vergunningen in de popsector en daarna heeft zelfs Leefbaar Rotterdam een cultuurmotie ingediend om bandjes te kunnen laten spelen in muziekcafés.
Als het goed georganiseerd is in de sector komen de geluiden uit de sector terecht bij het stadhuis, maar dan moet je wel je ramen en deuren openhouden. Als je druk een poppodium aan het tekenen bent, hoor je die geluiden niet meer.
Dat is misschien ook wel de Rotterdamse mentaliteit: alles uit willen tekenen en denken dat je het wel kan terwijl je misschien wel onderaan de hiërarchie zou moeten beginnen Ja, groot denken hè. Een paar jongens zijn nu bezig met een nieuw Nighttown. Voor veel mensen op het stadhuis zit het op een rare locatie. Maar Hotel New York zit ook op een rare locatie, maar het liep storm. Sterker nog, het hele gebied rondom Hotel New York heeft een boost gehad. De waarheid bestaat niet. Volgens de geleerden moet een poppodium in het centrum zitten, maar er staat nergens dat het op een andere locatie per definitie flopt. Als mensen nu een paar ton zouden steken in een nieuw project op een alternatieve locatie, zou je het als gemeente dan steunen?
Ja, zeker als ze zelf de verantwoordelijkheid ervoor dragen. Ik denk dat de kans van slagen alleen maar verhoogd wordt als er geen inmenging is van subsidies. Dan zijn er meerdere partijen en belangen. Dat is ook precies wat er in het rapport van de Rekenkamer staat. Ja, dat klopt. Er zijn zoveel creatieve ideeën die stuk slaan op de gemeentelijke muren van de diensten. Een vernieuwend iets heeft nooit met een beleid te maken.
105 Omdat het nieuw is, heeft de gemeente er bij het maken van het beleid geen rekening mee kunnen en dus past het per definitie niet in het beleid. Vandaar dat we de stadsinitiatieven in het leven hebben geroepen. Dit houdt in dat elke Rotterdammer zijn of haar en initiatief voor de stad kan indienen. De initiatieven worden door een externe board die een selectie maakt van vijf initiatieven. Uiteindelijk kiest het Rotterdamse publiek welke twee initiatieven daadwerkelijk tot uitvoer zullen worden gebracht. Zo is een groep mensen bezig met plannen voor het Rotterdams poppodium. Laat maar komen die ideeën, dan is het vaak beter en goedkoper.
We hadden het net over initiatieven die een kans krijgen en financieel ondersteund worden en andere die het zonder gemeentegeld zullen moeten doen. Hoe kijk je aan tegen de manier waarop subsidies verdeeld worden in de culturele sector? Ik vind dat een hele lastige discussie. Je kunt geen rechte lijn trekken bij het bepalen hoeveel subsidie elke instelling krijgt. De wethouder en de gemeente maken alleen maar uitgangspunten. Hierin worden niet de echte keuzes gemaakt. Overhet algemeenis het 4 jaar lang rustig Over het algemeen gaat het redelijk. Het gaat over het algemeen gaat het mis als de gemeente te veelof te weinig bemoeit
Dus er is volgens jou geen sprake van oneerlijke concurrentie door die verdeling van subsidies? Wat is oneerlijk? Ik vind niet dat de gemeente losse feestenmoet subsidiëren, maar dat ze alleen overkoepelende concepten moet ondersteunen waar de hele stad wat aanheeft. Dus niet een feest van Ted Langenbach subsidiëren als dat rechtstreeks concurreert met een feest van Herr Zimmerman die het voor eigen rekening en risico doet. Ik vind dat je als gemeente altijd met het gemeenschappelijke belang van de sector bezig moet zijn. Dat je eens in de vier jaar subsidies toekent, vind ik niet oneerlijk want iedereen kan een aanvraag indienen. En als je besluit geen subsidie aan te vragen, moet je ook niet zeuren over oneerlijke concurrentie.
106
Enquête
107
108
109
Uitslagen enquete
110
Dit overzicht is een resultaat van de enquêtes die zijn gehouden voor dit onderzoek welke op aanvraag bij mij te verkrijgen zijn.
111
Conclusies rapporten Conclusies Rotterdam has got that pop Geschreven door: RRKC, 2006 • • • •
Bij de versterking van de Rotterdamse creatieve industrie en bij de gebiedsgerichte ontwikkeling, is het zinvol de popsector actief te betrekken Het is aan te raden muzikale ondernemers ruim baan te geven Het dient onderzocht te worden of het aanstellen van een culturele marinier zinvol is Er dient onderzoek gedaan te worden naar de mogelijkheid van nieuwbouw voor Nighttown en Waterfront
Popvisie Geschreven door: wethouder, 2007 • • • • • •
Kernpodia professionaliseren WORM de ruimte geven om hun beleid te continueren tot het cultuurplan 2009-2012 Particeperen met een bijdrage voor de realisatie van een duurzaam podium Huisvestingskwesties bij podia krijgen structureel aandacht Stimuleren van de samenwerking binnen de sector o Budget 100.000 per jaar voor de komende 5 jaar Werk maken van een grootstedelijk pop podium
Culturele staalkaart Rotterdam 2007 Geschreven door: RRKC • •
Revitalisering podia en clubs; professionele organisaties in duurzame gebouwen (cultural governance) Start een masterplan educatie; het is van belang dat de educatie betreft muziek al op jonge leeftijd begint.
A little less conversation a little more action please Geschreven door: EDBR, 2008 Kortst mogelijke termijn: • •
Ondersteun de sector in het vergroten van de organisatiegraad Verbeter de loketfunctie binnen de sector
112 • •
•
Zet het budget voor het Urban Culture Podium in om bestaande organisaties te versterken Ontwikkel binnen het uitvoeringsprogramma Creatieve Economie sectoraal beleid ten behoeve van de muziekindustrie in Rotterdam en doe dat samen met hun Onderzoek de mogelijkheden om een middenzaal te ontwikkelen
Korte termijn: • • • •
Stimuleer de ontwikkeling van bedrijfsruimte voor ondernemers uit de muziekindustrie Stimuleer de samenwerking tussen podia en de ontwikkeling van shared services Onderzoek vanuit het ruimtelijk beleid op welke locaties muziekcafés kunnen bijdragen aan de ambities van de citylounge Accepteer dat de podiumfunctie een samenhangend geheel is van kleinere en grotere podia en voer hier beleid naar.
Middellange termijn: • • • •
Stimuleer de economische ontwikkeling van de sector Stimuleer de ontwikkeling van ruimtelijke clusters Ondersteun initiatieven die bijdragen aan de ontwikkeling van talent en van kennis die relevant is voor de muziekindustrie Stuur niet alleen op de programmering van podia maar ook op de beschikbaarheid van het vastgoed waarin de programmering plaats vindt en op de cultural governance van de horeca ondernemer
Cultuurprogramma binnenstad Rotterdam 2020 Geschreven door: wethouder, 2009 • • • • • • •
Stedelijke culturele voorzieningen vasthouden danwel plaatsen in de binnenstad en clustering van cultuur in de binnenstad (2010 – 2020) Creëren van een “broedplaatsenbeleid” (2010) Plan voor het gebruik van oude, monumentale panden opstellen (2011/2012) Rotterdam dient haar cultuur beter in de markt te zetten (marketing) (2010) Bevorderen van publieksontwikkeling bij culturele instellingen (2010) Behoud hoger (cultureel) onderwijs in de binnenstad Talentontwikkeling van Jonge Rotterdammers
Cultuurplan Rotterdam 2009-2012 Geschreven door: wethouder, 2009 •
Cultuurparticipatie o Eind 2012 moeten meer Rotterdammers en bezoekers van buiten Rotterdam deelnemen aan culturele activiteiten in de stad
113
•
o In 2010 beschikt elke deelgemeente over een LCC Internationalisering o In de periode 2009-2012 zal het kosmopolitische karakter van Rotterdam sterker tot uitdrukking komen in het cultuurbeleid
Practice what you preach Geschreven door: Jong RRKC, 2010 Zorgen voor aantrekkelijke voorwaarden om oefencentra te beheren in of in de buurt van het stadscentrum • Extra aandacht moet er worden gegeven aan de plannen voor een muziekverzamelgebouw • Wees coulant inzake geluidshinder en openingstijden • Er moet een centrale informatievoorziening komen voor geïnteresseerde muzikanten en de vorm van een website met een overzicht van de beschikbare ruimtes voor muzikanten van verschillende niveaus De top is binnen handbereik Geschreven door: Dienst Kunst en Cultuur (gemeente, 2010) •
• • • •
Ontwikkelen broedplaatsen beleid door DKC en OBR Zet masterclasses op voor meer handvatten om plannen te ontwikkelen Bijeenkomsten organiseren betreft lokale en nationale subsidie mogelijkheden Onderzoek of de loketfunctie beter kan