Een liefelijke nodiging Ds. G.J. Baan – Spreuken 8:17-18 (Nieuwjaar)
Zingen: Lezen: Zingen: Zingen: Zingen:
Psalm 100: 1, 2, 3, 4 Spreuken 8: 1-21 Psalm 65: 1, 3, 4 Psalm 97: 7 Psalm 72: 9, 11
Nu het oude jaar verstreken is en het nieuwe zich met haar onbekende toekomst voor ons uitstrekt, wensen wij ons gehele vertrouwen en onze enige hoop te vestigen op de Koning van de kerk, van Wie Paulus eenmaal sprak: Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde en in der eeuwigheid (Hebr.13:8). Moge onze toekomst op Hem worden gebouwd en ons uitzicht alleen op Hem zijn. De Heere Jezus Christus is de enige vastheid en zekerheid die in dit aardse leven te vinden is. Deze onveranderlijke Koning laat Zich in Zijn liefde, Zijn trouw en Zijn rijkdom heden nog vinden. Hij roept ook in dit bijzondere uur zondaren tot bekering, stelt Zich aan hen voor en biedt Zich in genade aan. In Hem is alles te vinden wat tot zaligheid nodig is. Hoor dan het Woord van God, dat tot ons komt uit het boek van de Spreuken, daarvan het achtste hoofdstuk, de verzen 17 en 18. Onze trouwe Koning zegt daarin het volgende: Ik heb lief die Mij liefhebben; en die Mij vroeg zoeken, zullen Mij vinden. Rijkdom en eer is bij Mij, duurachtig goed en gerechtigheid. Boven onze tekst schrijven wij: Een liefelijke nodiging. Wij letten op drie aandachtspunten: 1. Een nodiging tot Christus’ liefde: Ik heb lief die Mij liefhebben. 2. Een nodiging tot Christus’ trouw: Die Mij vroeg zoeken, zullen Mij vinden. 3. Een nodiging tot Christus’ rijkdom: Rijkdom en eer is bij Mij, duurachtig goed en gerechtigheid. 1. Een nodiging tot Christus’ liefde Gemeente, voor ons ligt het Spreukenboek van koning Salomo. Wij kennen hem allen als de zoon van David en Bathseba. Wellicht is hij de meest wijze man die er ooit op aarde geleefd heeft. We lezen dat God Salomo zeer veel verstand, overvloedige wijsheid en een diep inzicht in het menselijk hart schonk. Zijn wijsheid, zegt de Heere in 1 Koningen 4, was groter dan die van de Egyptenaren en de bewoners van het Oosten, en zijn naam www.prekenweb.nl
1/9
Ds. G.J. Baan – Een liefelijke nodiging
werd onder de heidenen geroemd. Onze jongeren weten wel waar deze wijsheid vandaan kwam. Toen de Heere aan Salomo in een droom verscheen en sprak: Begeer wat Ik u geven zal (1 Kon.3:5), vroeg hij allereerst om wijsheid. Dat mogen en moeten wij ook in het nieuwe jaar doen. Als de Heere vanmorgen tot ons zegt: ‘Vraag aan Mij wat Ik u, wat Ik jou geven zal’, verlang dan wijsheid, goddelijke wijsheid. Vraag dan allereerst om een hart dat de Heere liefheeft, Hem volgt en Hem dient. De wijsheid van koning Salomo is in drieduizend spreuken en in meer dan duizend liederen verwoord. Slechts een deel daarvan is in het Woord van God terechtgekomen. Deze spreuken verkondigen het vergankelijke van het aardse leven en het onvergankelijke van het hemelse. Voortdurend tekent Salomo in de boeken Spreuken, Prediker en ook wel in het Hooglied, het schrille contrast tussen de blijvende waarde van de hemelse dingen en het vergankelijke van de aardse dingen. Wanneer het aardse dan slechts ijdelheid is, waarover kan koning Salomo dan beter spreken dan over de heerlijkheid van die Koning, Die gisteren en heden en in eeuwigheid Dezelfde blijft? Eigenlijk spreekt in ons tekstgedeelte niet Salomo, maar de Heere Zelf. In Spreuken 8 is de Koning Zelf, de Heere Jezus, als Degene Die reeds was voor de aarde gegrond werd, aan het woord. Hij zegt in vers 16: Door Mij heersen de heersers en de prinsen, alle rechters der aarde. En we lezen in vers 25: Aleer de bergen ingevest waren (dat betekent: gegrond) voor de heuvelen, was Ik geboren. Ook in deze tekst blijkt duidelijk dat de Zoon van God, Die in de schoot des Vaders is, het woord tot ons richt. Het is de Wijsheid Zelf, Die haar stem verheft. En het is de Verstandigheid, Die ons vanmorgen roept. Gemeente, nu wij het nieuwe jaar zijn ingegaan moeten we eigenlijk zwijgen. Zwijgen, om naar de woorden van God te luisteren. Zoals de koningin van Scheba van het einde der aarde kwam om de wijsheid van Salomo te horen. Om het woord van de Heere Jezus Zelf te horen, want: Zie, meer dan Salomo is hier! (Matth.12:42) Gisteravond was Hij de Laatste Die tot ons sprak. Wanneer we Hem niet liefhebben zijn we een vervloeking. Vandaag is Hij weer de Eerste Die Zich tot ons richt. Zo gij Zijn stem dan heden hoort, Gelooft Zijn heil- en troostrijk woord; Verhardt u niet, maar laat u leiden! Hij is de Wijsheid. Van Hem kunnen we zo onnoemelijk veel leren. Want Hij is - zo staat in vers 23 en verder - de eeuwige Wijsheid. Hij was er al voordat de aarde geschapen werd. Ik ben van eeuwigheid af gezalfd geweest, van de aanvang, van de oudheden der aarde aan (Spr.8:23). De Heere is ook bij het wisselen van de jaren de Onveranderlijke. Hij is de Alfa en de Omega, het Begin en het Einde, de Eerste en de Laatste, Die was en Die is en Die komen zal, Die dood was en Die leeft in alle eeuwigheid. Want, zo zegt Hij, Ik ben levend in alle eeuwigheid, Amen (Openb.1:18). Hij is de eeuwige, onveranderlijke Wijsheid.
www.prekenweb.nl
2/9
Ds. G.J. Baan – Een liefelijke nodiging
De Heere is ook de roepende Wijsheid. Hij roept ons toe: Ik doe wandelen op de weg der gerechtigheid, in het midden van de paden des rechts; opdat Ik Mijn liefhebbers doe beërven dat bestendig is, en Ik zal hun schatkameren vervullen (Spr.8:20-21). In dit uur komt deze heerlijke en goddelijke roepstem tot ons en roept het ons toe: Zoekt de HEERE en leeft (Amos 5:6). Hij is de koninklijke en almachtige Wijsheid. We lezen dat in vers 6: Ik zal vorstelijke dingen spreken. En de andere koningen zullen aan Hem onderworpen zijn. Zo horen we Hem roepen als Degene Die machtig, ja almachtig is: Door Mij regeren de koningen, en de vorsten stellen gerechtigheid. Door Mij heersen de heersers, en de prinsen, al de rechters der aarde (Spr.8:15-16). ‘Alle dingen, zowel het grote wereldgebeuren als het leven van elke dag, heb Ik in Mijn hand, ook in het nieuwe jaar.’ Hij is de almachtige Wijsheid, van Wie wij zegen te verwachten hebben en door Wie wij geholpen kunnen worden. Wij zijn in alles van Hem afhankelijk, en zonder Hem kunnen wij niets doen. De Heere is de opperste Wijsheid. Let op vers 3, waar staat dat die Wijsheid luid roept. Zij laat haar stem horen op de straten en verheft haar stem aan de poorten van de stad. In vers 1 van hoofdstuk 9 leest u het opnieuw: De Opperste Wijsheid heeft haar huis gebouwd. Laten we dan eerbiedig zwijgen, want het is geen mens die spreekt. Gemeente, ik spreek niet tot u, maar het is de Heere Jezus Christus Zelf. Het is Christus, de kracht en de wijsheid van God, in Wie alle schatten van wijsheid en kennis verborgen zijn. Deze eeuwige en almachtige, deze opperste en heerlijke Wijsheid spreekt in onze tekst: Ik heb lief die Mij liefhebben. Wanneer je de grondtekst nauwkeurig leest, dan staat er eigenlijk: ‘Ik, Ik heb lief.’ Dus tweemaal het woordje ‘Ik’. Dat doen wij ook zo graag: ‘Ik dit’ of ‘Ik dat’... Maar als de Heere met ons het nieuwe jaar ingaat, zegt Hij: ‘Ik, Ik! Al het andere is onbelangrijk. Het gaat in de eerste plaats om Mij.’ Met alle nadruk eist Hij ons hart en leven voor Zichzelf op. Hij wijst ons erop dat Hij altijd de Eerste en de Onveranderlijke is. De Heere Jezus zegt dus dat Hij liefheeft allen die Hem liefhebben. Is dat niet in tegenspraak met wat er staat in 1 Johannes 4 vers 19? Daar vindt u de overbekende tekst: Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst liefgehad heeft. Draait Salomo het hier dan eigenlijk niet om? Nee! De Heere zegt in onze tekst: ‘Die Mij liefhebben, die heb Ik lief.’ Waarom zegt God dat zo? Wel, om alle verantwoordelijkheid bij ons neer te leggen. Want stel nu eens dat er had gestaan: ‘Die Ik liefheb, zullen Mij liefhebben.’ Wij zouden dan kunnen tegenwerpen: ‘Nou ja, dan wachten we maar af wat het nieuwe jaar ons brengt, en we bidden dan maar of het evangelie tot zegen mag zijn.’ Maar de Heere zegt: ‘Nee! Indien u Mij lief hebt en vreest, dan zal Ik u liefhebben. Wanneer uw hart naar Mij mag uitgaan, wanneer u Mij in onverderfelijkheid hebt lief gekregen, dan zal Ik ook u liefhebben.’ De Heere stelt ons vanmorgen voor de vraag die Hij eenmaal aan Petrus stelde: ‘Petrus, hebt gij Mij lief?’ Laten we die vraag maar eens aan elkaar stellen. Hebben wij de Heere Jezus lief? Mag ik het eens heel eenvoudig vragen: houd je van God? Gaat je hart naar deze Jezus uit? www.prekenweb.nl
3/9
Ds. G.J. Baan – Een liefelijke nodiging
God spreekt vanmorgen: ‘Wanneer je Mij liefhebt, dan heb Ik ook jou lief.’ Mag je dan nu zeggen: ‘Heere, U weet alle dingen, U weet dat ik U liefheb. Ik probeer het altijd weer te doen, maar het lukt nooit. En met al mijn zonden en struikelingen kom ik altijd tekort’? Roept uw hart, of jouw kinderhart, op dit moment uit: Heere, Gij weet alle dingen, Gij weet dat ik U liefheb (Joh.21:17)? Misschien heb je het met je hele hart wel eens gezongen: ‘God heb ik lief. Mijn hele hart gaat naar God uit en ik wens in mijn leven geen ander verlangen te hebben dan God te vrezen en Hem lief te hebben. Hoe dat moet weet ik niet, en hoe ik eraan kwam weet ik evenmin, maar één ding weet ik: God heb ik lief.’ Ja? Is dat zo? Dan zegt de Heere: ‘Ik heb jou ook lief. Ik heb ook u lief!’ Ik bedoel nu niet dat u met uw liefde de eerste was. Dat is niet zo, zegt Johannes in één van zijn brieven: ‘God heeft ons eerst liefgehad.’ De apostel, inmiddels een oude man, roept met zijn negentig jaren vol verwondering uit: Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst liefgehad heeft (1 Joh.4:19). Wat betekent dat nu? De Heere wil in deze tekst zeggen: ‘Ik nodig u tot Mijn liefde. Ik heb mensen lief. Ik heb mensen verkoren. Ik heb mensen zalig gemaakt. Ik kom tot mensen. Ja, zo lief heeft Mijn Vader deze wereld gehad, dat Hij Mij gezonden heeft, opdat een ieder die in Mij gelooft niet verloren zal gaan, maar het eeuwige leven zal hebben.’ Wij hebben Hem lief… In de grondtekst staat het woord ‘liefhebben’ in de vorm van een participium; een actief deelwoord. Het krijgt daardoor de betekenis van ‘voortdurend liefhebben’. Letterlijk staat er: ‘Ik heb lief degenen die liefhebbend zijn.’ Dus niet een liefde die éénmalig is. Niet slechts zo nu en dan. Niet alleen ’s zondags onder het Woord. Maar telkens opnieuw, van dag tot dag. Het gaat in deze tekst om mensen die de Heere voortdurend liefhebben. Hij noemt ze ‘liefhebbenden’. Mensen die de wereld haten, die geleerd hebben de zonde vaarwel te zeggen en een zuiver verlangen naar de Koning hebben ontvangen. Een volk dat Zijn uitnemende liefde wil vermelden, meer dan de wijn, en dat zegt: De oprechten hebben U lief (Hoogl.1:4). Vele eeuwen later zegt Paulus in de Romeinenbrief bijna hetzelfde: Wij weten dat degenen die God liefhebben - de ‘God liefhebbenden’ staat er letterlijk - alle dingen medewerken ten goede (Rom.8:28). Wat geeft die hartelijke liefde tot de Heere Jezus Christus toch een innige verbondenheid, wanneer wij op Hem zien, als de van God gezalfde Koning, Die ons heeft liefgehad en Zichzelf voor ons heeft overgegeven tot een offerande en slachtoffer, Gode tot een welriekende reuk (Ef.5:2). Daarom roept de bruid in het Hooglied uit: ‘Zie, dat is mijn Liefste, en ik ben van Hem!’ Gemeente, de Heere nodigt vanmorgen ons allen tot Zijn liefde. Hij is geen haatdragend God, geen wrede Koning en geen bestraffende Zaligmaker. Met Zijn doorboorde handen, vriendelijke ogen en uitgebreide armen, nodigt Hij: ‘Kom dan tot Mijn liefde, ook wanneer u niet weet hoe het moet. Want: Ik heb lief die Mij liefhebben.’
www.prekenweb.nl
4/9
Ds. G.J. Baan – Een liefelijke nodiging
We letten vervolgens op: 2. Een nodiging tot Christus’ trouw We worden niet alleen genodigd tot Zijn liefde, maar ook tot Zijn trouw. Mogelijk zegt u: ‘Dat geldt niet voor mij. Ik heb de Heere niet lief, ik heb Hem nog nooit liefgehad.’ Er zijn vanmorgen helaas mensen die moeten zeggen: ‘Ja, die ene preek heeft me misschien wel even stilgezet, maar het is uiteindelijk niet veranderd.’ O, wat heeft de Heere dan nog meer aan Zijn wijngaard te doen? Het is waar: de Heere alleen kan het Woord dat hier op de kansel gepredikt wordt, zegenen. Als Hij Zijn zegen er niet over geeft, blijft u onder de waarschuwingen van eerdere preken, en de nodiging van vandaag, even onbewogen en onberoerd als altijd. En wanneer u nu moet zeggen: ‘Dat geldt niet voor mij, dat is alleen voor Gods volk, ik val er helemaal buiten’, zegt de Heere desondanks in onze tekst: Die Mij vroeg zoeken, zullen Mij vinden. Hij wil daarmee zeggen: ‘Ziet u nu wel dat Ik een barmhartig, ontfermend en genadig God ben?’ Die Mij vroeg zoeken, zullen Mij vinden. Met een heilige eed staat God hier voor ons en zegt: ‘Zo waarlijk ben Ik God, de Almachtige.’ Hij zweert bij Zichzelf: ‘Wie mij zoekt, die zal Mij vinden.’ De Heere zegt niet: ‘Degene die Ik uitverkoren heb, die zal Mij vinden.’ Zeker, dat is ook waar. Dat is een dogmatische waarheid, die in het leven van Gods kinderen doorgaans achteraf wordt bewonderd. Calvijn zegt hierover: ‘Als de Heere u bracht op de weg van de genade, mag u wel eens terugzien en u verwonderen vanwege Gods verkiezing.’ Maar daar begint de Heere vanmorgen niet mee. Zo zegt God het niet. Hij zegt evenmin: ‘Wie heilig is en het heel goed weet, wie het goed kan vertellen, of wie al het één en ander heeft meegemaakt, zal Mij vinden.’ Hoewel het zeker waar is dat God de Eerste is, zou u vanmorgen kunnen zeggen: ‘Heere, wat een wonder dat ik U mocht vinden.’ De Heere daalt vandaag heel laag af. Wat wil dat zeggen? Wel, dat de hoge God in dit uur vanuit de hemel neerdaalt en naast u en naast jullie gaat staan. Daarmee is Hij ook in de nabijheid van u die thuis in uw woonkamer of in uw bed meeluistert. De Heere Jezus zegt ook tegen u: ‘Indien u Mij vroeg zoekt…’ Wat dat inhoudt, zullen we straks zien. ‘Als je Mij vroeg zoekt, dan zul je Mij vinden.’ Dat is waar! De opperste Wijsheid, Die niet liegen kan, zegt dit. De Heere Jezus Christus, de Zaligmaker, Die ons ware wijsheid leren kan, spreekt in onze tekst. Zie je nu wel, jongens en meisjes, ouderen, grijsaards: die God zoeken, die zullen Hem vinden! ‘Ja maar’, zegt u, ‘dat is in mijn leven nog nooit gebeurd.’ Dan heeft u Hem nog nooit echt gezocht. De Heere zegt: Die Mij vroeg zoeken… Dat betekent drie dingen. In de eerste plaats wil de Heere zeggen dat Hij met alle kracht en van ganser harte gezocht wil worden. Met een hart waarin geen ander verlangen ligt. Dat betekent niet dat u Hem elk ogenblik van de dag zoekt - ook ons dagelijks leven vraagt zijn aandacht www.prekenweb.nl
5/9
Ds. G.J. Baan – Een liefelijke nodiging
maar dat uw gehele hart naar God uitgaat. Wanneer dan uw hart zo, met al haar verlangens, naar de Heere uitgaat, dan zegt de Heere vanmorgen: ‘Er komt een moment dat u Mij ook zult vinden!’ De tweede betekenis die erin ligt is: God zoeken vóór alle andere dingen. Dus ermee beginnen voordat andere zaken uw aandacht vragen. ’s Morgens als eerste God zoeken en ’s avonds de dag besluiten met de Heere te zoeken. Dat bedoelde Jezus toen Hij sprak in Mattheus 6: ‘Zoekt eerst het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid, voor alle andere dingen.’ We bereiden ons voor op het nieuwe jaar en op een onbekende toekomst. In ons werk, met onze studie, op school, in ons gezin. Maar, gemeente, bereid u in de eerste plaats voor op de eeuwigheid! Zoek de Heere vroeg, voor alle andere dingen. De derde betekenis die in het zinsdeeltje ‘vroeg zoeken’ besloten ligt, is het aspect ‘gedurig’. Met uw gehele hart voortdurend God zoeken, telkens opnieuw en zonder ophouden. ‘U zoekt mijn hart, mijn oog blijft op U staren. Ik zoek U van ganser harte, voor alle andere dingen.’ Gemeente, zoek eerst het koninkrijk van God, zonder ophouden! Er zitten nu misschien mensen in de kerk die zeggen: ‘Ik heb de Heere ook gezocht, maar ik heb Hem niet gevonden, en toen ben ik er ontmoedigd en teleurgesteld mee opgehouden.’ Weet u wat de Heere dan zegt? ‘Zoek Mijn aangezicht gedurig, net zolang tot u Mij gevonden hebt.’ Of je nu tien jaar oud bent of vijftien jaar, of misschien dertig of zelfs tachtig jaar oud: zoek Hem, tot u of jij Hem gevonden hebt! Doorgaans laat de Heere ons niet zo lang zoeken. De Heere is een God Die Zich snel wil laten vinden. Dat zegt ook de dichter: O God, Gij zijt mijn God. Ik zoek U in de dageraad; mijn ziel dorst naar U; mijn vlees verlangt naar u, in een land, dor en mat, zonder water (Ps.63:2). Terwijl hij God zoekt mag hij het al zeggen: ‘Gij zijt Mijn God!’ Jezus zegt: Bidt en u zal gegeven worden; zoekt en gij zult vinden; klopt en u zal opengedaan worden. Want een iegelijk die bidt, die ontvangt; en die zoekt, die vindt; en die klopt, die zal opengedaan worden (Luk.11:9-10). De Heere is er vrij in wanneer Hij Zich vinden laat, maar doorgaans laat Hij Zich niet te lang zoeken. Wie Hem zoekt in zijn jeugd zal Hem meestal ook vinden in zijn jeugd. Wie Hem zoekt in zijn vroege volwassenheid zal Hem meestal ook vinden in die tijd. Wie Hem zoekt op middelbare leeftijd, zal Hem meestal ook vinden wanneer hij nog in de kracht van het leven is. Zelfs wanneer u oud geworden bent en het bijna te laat schijnt, spreekt de Heere vanmorgen: ‘Zoek Mij met uw hele hart, zoek Mij voor alle andere dingen, zoek Mij totdat u Mij gevonden hebt. Want: Die Mij vroeg zoeken, die zullen Mij vinden.’ De Heere verbindt dus aan de ‘voorwaarde’ van het zoeken naar Hem een belofte. Natuurlijk is de genade van God onvoorwaardelijk. Wij hoeven er niet van alles en nog wat voor te doen om haar te verkrijgen. Als de Heere naar u omziet is het alleen genade, voor honderd procent! Maar de Heere bindt ons tegelijk aan de weg van de middelen. Want stelt u zich eens voor dat de Heere had gezegd: ‘Wanneer u Mij zoekt, dan is er een www.prekenweb.nl
6/9
Ds. G.J. Baan – Een liefelijke nodiging
kans dat u Mij zult vinden…’ Ik denk dat we allemaal ontmoedigd naar huis waren gegaan en hadden gezegd: ‘Het zal wel niet voor mij zijn, want er zijn er, vergeleken met die grote massa verlorenen, zo weinigen op aarde die God vrezen.’ Maar de Heere zegt: ‘Nee! Wanneer u Mij vroeg en vóór alle dingen, met uw hele hart zoekt, dan zult U Mij ook vinden.’ Hij verbindt dus een belofte aan ons zoeken. We zien dat heel vaak in de Bijbel. Hij zegt bijvoorbeeld bij monde van Jesaja: Ik heb tot het zaad van Jakob niet gezegd: Zoek Mij tevergeefs (Jes.45:9). En in 2 Kronieken 15: Zo gij Hem zoekt, Hij zal van u gevonden worden (2 Kron.15:2). Er staat zo’n prachtig woord in onze tekst: ‘Wanneer je Mij vroeg zoekt, zul je Mij aantreffen.’ In dat woord ‘aantreffen’ zit iets onverwachts. Wat is het een eeuwig wonder wanneer je de Koning mag aantreffen! Zomaar op enig moment in uw zoekende leven, kan Hij Zich laten vinden in het Woord. Hij zegt het vandaag: ‘Hier ben Ik, de Vorst van het heir des hemels, en Ik ben nu gekomen.’ Het is zelfs mogelijk dat de Heere Jezus tijdens deze preek overkomt, en tegen een jongen of een meisje dat Hem zoekt, onverwachts spreekt: ‘Ziet, hier ben Ik. Ik ben de Zaligmaker, Ik ben de Middelaar, Ik ben de Ontfermer, Ik ben de Verlosser, Ik ben je Heiland, Ik ben je heil alleen. Ik heb aan het kruis van Golgotha je zonden gedragen en je vloek weggenomen. Ik zal je nooit begeven en je nooit verlaten en Ik houd je eeuwig vast.’ Dan mag je de Koning aantreffen. Dan mag je op dit moment Jezus zien! Dan mag je aan Zijn hart liggen. Dan mag je amen zeggen op het Woord van God. Dan mag je met struikelende knieën tot Hem gaan en met je ongevoelige hart tot Hem vluchten. Dan mag je Hem aangrijpen met je gebonden handen. Dan mag je het vandaag zeggen: ‘Gij mijn Heiland en ik Uw kind!’ Wanneer u deze Koning aantreft, komt u in het bezit van Hem. Die Mij vroeg zoeken zullen Mij vinden, zegt de Heere. Zó nodigt Hij ons vanmorgen tot Zijn trouw. We staan vervolgens stil bij: Een nodiging tot Christus’ rijkdom. Maar eerst zingen we Psalm 97 vers 7: Gods vriend’lijk aangezicht, Heeft vrolijkheid en licht Voor all’ oprechte harten, Ten troost verspreid in smarten. Juicht, vromen, om uw lot; Verblijdt u steeds in God; Roemt, roemt Zijn heiligheid; Zo word’ Zijn lof verbreid Voor al dit heilgenot. 3. Een nodiging tot Christus’ rijkdom Rijkdom en eer is bij Mij, duurachtig goed en gerechtigheid. In het tweede deel van onze tekst valt direct iets op. In de oudtestamentische wijsheidsliteratuur - de boeken www.prekenweb.nl
7/9
Ds. G.J. Baan – Een liefelijke nodiging
Psalmen, Prediker en Spreuken - komt vaak de stijlvorm ‘parallellie’ voor. De zin bestaat dan uit twee delen die parallel aan elkaar lopen, waarin dezelfde betekenis ligt, maar door het gebruik van verschillende woorden valt er meer licht op het geheel. Salomo - eigenlijk spreekt hier de Heere Jezus - heeft deze stijlvorm ook in onze tekst toegepast. We moeten dit deel van onze tekst eigenlijk als volgt lezen: ‘Rijkdom, ofwel duurachtig goed, is bij Mij. En eer, ofwel gerechtigheid, is bij Mij.’ Het moge duidelijk zijn dat de Heere u vanmorgen niet nodigt tot aardse goederen, maar tot duurzame, blijvende, hemelse goederen. Aardse goederen kan en wil de Heere schenken aan allen die ze van Hem verwachten. We mogen daar om vragen. Er mag dan ervaren worden dat wie Hem zoeken en nodig hebben, ook door Hem geholpen worden. Maar over die tijdelijke dingen gaat het vanmorgen niet. De Heere belooft niet: ‘Ik zal je rijk maken, veel aardse bezittingen geven, gezondheid schenken en een lang leven op aarde.’ ‘Nee’, zegt de Heere in onze tekst, ‘Ik geef u duurachtige en blijvende goederen. Dingen die altijd zullen blijven. Ik schenk u hemels heil. Ik geef u het goed uit Psalm 25, dat nimmermeer vergaat. Pas dan bent u gelukkig.’ Wat is nu dat duurachtig goed? Wel, dat is het geestelijk leven; de adem die tot God uitgaat. Het is de troost in het hart, dat de Heere mij leidt in alle omstandigheden van het leven. Het is de belofte dat Hij mij tot een ontfermend en genadig God wil zijn, dat Hij mij nooit begeven en verlaten zal. Het is eigenlijk alles wat we nodig hebben om welgetroost te leven en om zalig te sterven. Maar weet u wat nu het allergrootste, allerrijkste, allerhoogste en meest duurzame goed is? Dat is het bloed, het lijden en sterven van de Heere Jezus Christus. De Koning zegt vanmorgen: ‘Dat is bij Mij. Het is in Mijn bezit. Daar ben Ik helemaal vol van. Daar heb Ik zoveel van dat niemand kan zeggen: ‘Het kan voor mij niet meer’, want die rijkdom en dat duurachtig en blijvend goed is bij Mij.’ David zingt daar vol verwondering van, en we kennen het allemaal: ’t Goed dat nimmermeer vergaat Zal Hij ongestoord verwerven. En Zijn Godgeheiligd zaad Zal ’t gezegend aardrijk erven. Bij de Heere is ‘rijkdom en duurachtig goed’. ‘Eer en gerechtigheid’ is er een nadere uitwerking van. Het wil zeggen: hoogheid, eer en heerlijkheid. Dus God zegt: ‘Wie Mij vreest zal de hoogste plaats ontvangen en zal eenmaal eeuwig worden gekroond. Terwijl hij aankomt in de haven van het behoud, zal de kroon op zijn hoofd worden geplaatst en zal hij met Mij heersen in alle eeuwigheid.’ Verlangt u daar niet naar? De wereld geeft kortstondige rijkdom. De wereld geeft geen blijvende eer. Maar de Heere geeft duurachtige goederen, blijvende rijkdom, goddelijke eer en een eeuwige gerechtigheid.
www.prekenweb.nl
8/9
Ds. G.J. Baan – Een liefelijke nodiging
Jezus staat vanmorgen voor ons en Hij zegt: ‘Kijk, Mijn handen zijn daar vol van. Ja, Mijn hart is ervan vervuld. Ik bezit eer en gerechtigheid. Dat héb Ik niet alleen, maar dat gééf Ik ook aan zondaren.’ Zo staat Hij op de markt van vrije genade en biedt al Zijn goederen en rijkdommen aan. Hij stalt die rijkdommen uit, legt ze voor u neer en zegt: ‘Wilt u deze rijkdom ontvangen, kom dan tot Mij. Wilt u dat duurachtig goed verkrijgen, vlucht tot Mij. Wilt u Mijn eer verkrijgen, zie op Mij. Wilt u Mijn gerechtigheid beërven, grijp Mij dan aan!’ De kerk van God mag vol verwondering terugzien op de vervulling van dit woord. En vol vertrouwen, gegrond op de belofte dat de Heere blijvend Dezelfde is, mag zij haar weg vervolgen. Zij mag zeggen met Psalm 23: De HEERE is mijn Herder, mij zal niets ontbreken. Hij doet mij nederliggen in grazige weiden. Hij voert mij zachtkens aan zeer stille wateren. Hij verkwikt mijn ziel. Hij leidt mij in het spoor der gerechtigheid omwille van Zijn naam. Al ging ik ook in een dal der schaduw des doods, ik zou geen kwaad vrezen, want Gij zijt met mij. Gij, Jezus, zijt aan mijn rechterhand! Uw stok en Uw staf, die vertroosten mij. Gij richt de tafel toe voor mijn aangezicht, tegenover mijn tegenpartijders. Gij maakt mijn hoofd vet met olie; mijn beker is overvloeiende. Dan mag ik het geloven: Immers zullen mij het goede en de weldadigheid volgen, al de dagen van mijn leven, en ik zal in het huis des HEEREN blijven in lengte van dagen. Hier in beginsel, en straks voor eeuwig. Dat alles ligt in de aanhef van deze psalm van David: De HEERE is mijn Herder. Amen.
Slotzang: Psalm 72: 9, 11 De stedelingen zullen bloeien, Gelijk het malse kruid. Zijn naam en roem zal eeuwig groeien; Ook zal, eeuw in, eeuw uit, Het nageslacht Zijn grootheid zingen, Zolang het zonlicht schijn’, Hun zal een schat van zegeningen, In Hem, ten erfdeel zijn. Zijn naam moet eeuwig eer ontvangen; Men loov’ Hem vroeg en spâ; De wereld hoor’, en volg’ mijn zangen, Met amen, amen na.
www.prekenweb.nl
9/9