“Lessons learned” en “Van rijk naar wijk” Reflectie op het opdrachtgeverschap Jeugdzorg in Amsterdam Terugblik op het transitieproces en vooruitblik op het nieuwe stelsel Een conferentie voor leden van de stadsregio Amsterdam, beleidsmakers, bestuurders en medewerkers van gemeenten en instellingen Maandag 1 december 2014 van 12.00 – 17.00 uur De Hermitage Amsterdam Dagvoorzitter: Norbert Krijnen
Norbert Krijnen was tot een half jaar geleden programmamanager transitie Jeugdzorg. Hij zal de middag aan elkaar praten. “Leuk dat ik hier mag zijn, op jullie feestje”, zo opent Norbert de middag. “Ik zie veel oude bekenden hier. Zelf ben ik intussen wat anders gaan doen. Maar ik blijf alle ontwikkelingen natuurlijk wel volgen.” In het eerste deel van de bijeenkomst reflecteren sprekers vanuit hun eigen perspectief op het opdrachtgeverschap jeugdzorg van de Stadsregio Amsterdam. Christine Pollmann, hoofd Jeugdzorg Stadsregio Amsterdam “Lastig om te reflecteren op een periode van tien jaar”, begint Christine haar betoog. “Zeker nu 1 januari er aan zit te komen en het allemaal zo spannend is. Eigenlijk willen we het nu het allerliefst hebben over straks. Maar een moment van een reflectie is wel een goed idee. En ook af en toe noodzakelijk.” Wat zijn voor Christine belangrijke thema’s? “Ik ben ten eerste sinds financier van de jeugdzorg”, vertelt Christine. “En sturen doe je met geld. Maar alleen met geld red je het ook weer niet, is mijn ervaring. Je komt vooral ook verder door gezamenlijke nieuwsgierigheid en verleiding.” “Geld. Ja, belangrijk, naast de inhoud speelt ook bedrijfsbelang mee. Vernieuwing, dat is gebaseerd op casuïstiek. Daar moet je als overheid naar luisteren: De verhalen van kinderen, van ouders. Geef professionals in het veld de ruimte om vragen zo goed mogelijk te beantwoorden. Pas dan omzeil je bureaucratie.” En wat als je er niet over gaat en toch wilt sturen? Plannen ambtelijk voorkoken, en in overleg met je bestuurder, zegt Christine. “Een bulk aan casuïstiek verzamelen. Dat helpt om onconventionele, maar wel heel belangrijke, beleidsinformatie bloot te leggen. Zorg dat je begrijpt welk verhaal die casus vertelt. Een voorbeeld? Een analyse van multifocale zorgtrajecten die dateert uit 2009. Wat bleek? In meer dan de helft van de gevallen gaat het om meervoudige problematiek. Dat is dus niet eenvoudig op te lossen. Met veel geduld moet je dan gaan onderzoeken wat wel kan. Bestuurlijk commitment is daarbij van levensbelang. Wees onconventioneel met elkaar, en probeer conflicterende regelgeving op te ruimen. Het is in principe de rol van de bestuurder om alle partijen om tafel te brengen. Voor ons als grote gemeente is dat goed te doen. Wacht nooit af, ga er op af.” Een belangrijk leermoment: Neem ruimte om te leren! Maar aan welke eisen moet dat voldoen? Christine: “Een leeromgeving moet veilig zijn. Alleen op inhoud en expertise kun je met elkaar verder. Dat moet je dus onderhouden. Leren doe je op basis van vertrouwen in elkaar. En daarnaast: Ga de stad in, loop stage, ken de casuïstiek. Wij hebben veel op de rit gezet de afgelopen tijd, met maar 4,5 fte en een halve paardenkop. Dat was keihard werken. En het was ook alleen mogelijk bij de gratie dat wij allen van de inhoud waren. Dat helpt om e.e.a. verder te brengen.” Calamiteiten? “Die zullen zeker gaan gebeuren. De afgelopen maanden hadden we er zelfs gemiddeld iedere maand wel een. Denk eerst na in zo’n geval, en schiet niet meteen in de actie. Volg het protocol en breng zo snel mogelijk alle communicatie bij elkaar. Informeer je bestuurder en betrokken ambtenaren. En verspreid aan iedereen dezelfde informatie.
Informeer de raad, als politiek bestuurder. Leer met elkaar, op alle niveaus. Calamiteiten gebeuren, uit te sluiten valt het nooit. Bedank jezelf ook af en toe, als team. Ik las geregeld van dat soort momenten in. Ik noem het ook wel het bitterbalmoment.” “Ik vond het een eer om de kar een tijd te mogen trekken. Ik dank u allen voor het in mij gestelde vertrouwen.” Zo eindigt Christine haar betoog. Norbert Krijnen introduceert de volgende spreker maar hij heeft ook nog een vraag aan Christine. “Die 4,5 fte Christine, al die mensen ken ik ook. Maar wie was nu precies die halve paardenkop?” Simone Kukenheim, portefeuillehouder en coördinerend wethouder van de regiogemeenten “Behoud Christine voor Amsterdam”, is de eerste les die Simone heeft geleerd, zegt ze. “Gelukkig gaan we dat ook doen, ook al verandert haar taak.” “Tien jaar opdrachtgeverschap”, vervolgt Simone. “Dat was uiteraard niet de hele periode onder mijn verantwoordelijkheid. Ik heb bij mijn aantreden veel goeds aangetroffen. Goed daarom, dat we hier met elkaar zijn. Er valt veel waardevols met elkaar te delen.” Simone raadt aanwezigen in ieder geval aan het mooie digitale boekje te lezen. Over lessons learned. Daar staat deze mooie publicatie bol van. Wat is er de afgelopen jaren zoal van de grond gekomen? Simone: “Een nauwere samenwerking in ieder geval tussen scholen en hulpverlening. De coördinatie van multiprobleemgezinnen en eigen kracht conferenties. Samenwerking blijft het sleutelwoord. En onze samenwerking zal de komende tijd echt niet veranderen. De hele transitie hebben we gezamenlijk opgepakt. We zagen allemaal de noodzaak daarvan. We blijven bestuurlijk en ambtelijk samenwerking. Ik zal zelf in ieder geval nog in het bestuur blijven van de stadsregio. Misschien kan ik in die positie iets voor u allen betekenen de komende tijd.” “Grote fluctuaties in kosten hebben we door onze omvang aldoor goed kunnen opvangen”, gaat Simone verder. “Tijdens het ambtswoning gesprek maakten we met elkaar onconventionele afspraken in strijd tegen de oplopende wachtlijsten. De wil is er met elkaar, ook al verwacht ik de komende tijd wel knelpunten. En, de ontschotting tussen jeugdzorg en de samenwerkingsverbanden heeft her en der tot ingrijpende veranderingen geleid. Met behoud van kwaliteit moeten we zo’n 15% van de kosten gaan besparen. Denk dus na over andere wegen, andere manieren. Dat vergt energie en gezond verstand. Daarbij moeten we ons aldoor blijven afvragen of we inderdaad wel tot het uiterste gaan voor de allerkwetsbaarsten van onze samenleving.” “Nog een punt van winst. De gezinsaanpak verving de aanpak die vooral op het individu gericht was. We hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor zowel onze jeugd als het gezin waar ze uit komen. Mijn oproep aan u? Blijf praten, blijf samenwerken, zoek naar onconventionele oplossingen. Helaas, onze middelen zijn eindig. Kom met goede voorstellen voor hoe het stelsel er voor de toekomst uit zou moeten zien. Ik dank u voor uw betrokkenheid en uw aanwezigheid.” Norbert Krijnen introduceert intussen de derde spreker. “Kunt u zich nog onze allereerste bijeenkomst herinneren? Ik vroeg Pieter Hilhorst, toen nog publicist, voor een aardige intro. Dat heb ik geweten. Hij bezigde een metafoor van een drenkeling en een reddingsvlot vol met hulpverleners. Een zware reddingsboei wordt naar zijn hoofd geslingerd – de drenkeling raakt bewusteloos en verdrinkt alsnog. Mark Bent van Spirit was hier erg verbolgen over. Het heeft Mariënne Verhoef aardig wat geduld gekost om dat allemaal te sussen.”
Mariënne Verhoef, voorzitter raad van bestuur SPIRIT “Wij hebben altijd voorop gelopen, de SRA en de betrokken instellingen. Dat waren onder meer BJAA, Altra, Spirit, HVO Querido, het Kabouterhuis. Later kwamen daar de Willem Schrikker Groep, de Opvoedpoli en Hoenderloo bij. Maar ook met woningbouwverenigingen zaten we om tafel als dat nodig was. Ik ben eigenlijk meer van het vooruit kijken dan het terugblikken”, zegt Mariënne. “Maar terugblikken is op zijn tijd ook heel zinvol. En ik waarschuw u: Ik ga niet alleen maar positieve dingen zeggen.” En toch, er passeerden de afgelopen jaren veel positieve ontwikkelingen de revue. Mariënne somt er een aantal op: De druk op de wachtlijsten is aangepakt door inzet van onconventionele middelen. Daar was dan ook een enorme druk op. Vernieuwing in de zorg, Alert4you. Gerichte inzet van kennis. De gesloten jeugdzorg de Koppeling – een voorbeeld van hoe we op dat moment al multifocaal werkten. Een vernieuwd Amsterdams protocol kindermishandeling. Een verbetering in het proces van indiceren naar verwijzen. Een convenant. Geen uitplaatsingen van kinderen onder de 6 jaar meer naar tehuizen. Een kind groeit in principe op in een gezinssituatie. Als dat thuis niet gaat, dan in een pleeggezin. Terugdringen van kostbare residentiële zorg. Daarin lopen we nog steeds voorop. Een gezamenlijk en diepgaand onderzoek naar de effectiviteit van de Jeugdzorg (onder leiding van Leonieke Boendermaker/ gezamenlijk gefinancierd lectoraat). Goede beschikbaarheid van informatie bij alle aangesloten gemeenten. Jong aan de Amstel Terugdringing van drang en dwang. “Ik heb daarbij heel wat bestuurders meegemaakt”, vertelt Mariënne. “Aboutaleb. En daarna Henna Buyne. Lodewijk Asscher. Pieter Hilhorst. En nu Simone Kukenheim. Ook de ambtelijke staf was daar vaak bij betrokken. Dat ging soms hard tegen hard. Van een zeer boze Astrid Rotering heb ik nog wel eens een donderpreek moeten aanhoren over de effectiviteit van evidence based programma’s. En over EKC’s bakkeleide ik met Frank en Christine. Sindsdien wordt EKC als een waardevol instrument gezien, maar is het gelukkig niet meer heilig. We brachten zaken in overleg vaak weer terug tot de juiste proporties.” “Landelijk volgden sommige collega’s de ontwikkelingen in onze regio vol afgrijzen”, weet Mariënne zich te herinneren. “Al in 2012 vielen bij Spirit ongeveer 100 gedwongen ontslagen. We zijn nu een paar jaar verder, en intussen snapt men landelijk onze keuzes.” “Tja, wat moet ik verder terugblikken. Ik deel veel van de invalshoeken van Christine Pollmann. Wees je ervan bewust dat zorg er anders uit gaat zien. Dat is ook prima, maar blijf je wel bewust van de geschiedenis. Houd vast wat werkt, en blijf luisteren naar verhalen uit de praktijk. Stel geen irreële eisen. Wat niet kan, dat kan niet. Maak goede afspraken over het inschatten van veiligheidsrisico’s in gezinnen. Veiligheid, dat is wezenlijk in ons vak. En bovenal, maak gebruik van elkaars kennis en ervaring. Streef naar uniformiteit in verslaglegging en verantwoording, dat maakt zaken vergelijkbaarder. We hebben elkaar de afgelopen tien jaar goed weten te vinden. Blijf dat doen met elkaar, en escaleer tijdig als dit nodig is. Als regio blijven we voorop lopen. Laten we dat vooral ook zo houden!” “We hebben er nu nog een vraagstuk bij”, concludeert Norbert Krijnen. “Naast die halve paardenkop van Christine. Waarom was Astrid zo boos?” Marjan Beijering, historica en auteur van de publicatie lessons learned: tien jaar jeugdzorgbeleid stadsregio Amsterdam 2005-2015. Met het thema - kinderen veilig laten opgroeien - als speerpunt. Marjan verzorgt al langer publicaties rond het thema Jeugdzorg. Het digitale boekje onder andere, dat speciaal voor deze conferentie werd geschreven is een van drie publicaties voor de Stadsregio. Maar ook schreef zij ooit een boekje in opdracht van Pro Juventute in
Rotterdam. Dat deed zij aan de hand van de geschiedenis van het elfjarige jongetje Boefje – ooit opgevoerd door de auteur M.J. Brusse. Hij was de eerste die serieuze aandacht vroeg voor de armoedige omstandigheden waarin veel jeugd opgroeide. Boefje werd zo het eerste kind in jeugdbescherming dat landelijke bekendheid kreeg. Ook Boefje werd na diefstal in 1901 uit huis geplaatst. En ook in die tijd al gebeurde dat niet met toestemming van de ouders. Over de publicatie tien jaar stadsregio. Marjan: “Het was nog niet zo gemakkelijk om alle relevante informatie boven tafel te krijgen. Veel materiaal is door de jaren heen verdwenen. Soms hadden mensen nog een persoonlijk exemplaar ergens van, of viel soms ineens het kwartje door persoonlijke aantekeningen van mensen, die ik in handen kreeg. Wat mij opviel? Dat het heel moeilijk blijft om Jeugdzorg goed te organiseren. En de kwestie wat goed is voor een kind. Die opvattingen zijn nogal eens aan verandering onderhevig.” “In het verleden dachten we vaak in termen van hulp dicht bij huis. Kortdurend, en effectief”, vertelt Marjan. “Op een moment wilden we natuurlijk weten of hulp ook inderdaad effectief was. Paul Nota zette daar een systeem van prestatie-indicatoren voor op. Later kwam de MPG aanpak, dat was nieuw. En voor de individuele aanpak van het kind kwam 1 gezin, 1 plan, 1 hulpverlener in de plaats. Vervolgens omarmde wethouder Asscher de EKC’s – hij was duidelijk meer gericht op de inhoud – het gezin zelf als eindverantwoordelijke voor alle problemen. De gemeente heeft per 1 januari weer meer te zeggen in hulpverleningsland. Maar niemand wil terug naar de bevoogding zoals die er in de tijd van Boefje aan toe ging.” “Anno 2015 heeft de Jeugdzorg in ieder geval goed opgeleide professionals in dienst”, zegt Marjan tot slot. “Ik hoop dat de publicatie voor u allen de komende jaren een zinvol naslagwerk zal zijn.” Norbert Krijnen vraag Marjan of zij nog verschillen ziet in aanpak tussen bijvoorbeeld Amsterdam en Rotterdam? Marjan: “Amsterdam heeft door de jaren heen altijd een gesprekspartner willen zijn voor de instellingen. Maar ook in Rotterdam is heel veel gebeurd. Ik denk dat kleinere gemeenten onderling grotere verschillen zullen laten zien. En ik denk dat alleen in grote gemeenten de echte experimenten hebben plaatsgevonden.” Herman van Gunsteren, emeritus hoogleraar politiek theorieën en rechtsfilosofie aan de Universiteit van Leiden “Het menselijk gedrag heb ik veelvuldig bestudeerd”, vertelt Herman. “Gedragsverandering bewerkstelligen. Het is het moeilijkste wat er is. Stoppen. U wilt het, u kunt het, maar u doet het niet. Terugblikken doe je vaak pas als je echt met iets gestopt bent. Gaan dingen beter worden? Of waren ze al goed genoeg? Of is het politiek correct om er niets negatiefs van te vinden. In dat kader zou ik graag ontwikkelingshulp willen noemen. Is de Jeugdzorg ook zo’n ding?” Over de organisatorische en bestuurlijke kant van een problematiek wil Herman ook nog wel wat kwijt. “Soms denken we dat de ene na de andere aanpak op elkaar stapelen de oplossing is voor een probleem. Legio instanties kampen daarmee. Het is een ander mechanisme dan wat jij met jouw bestuur denkt te kunnen beheersen. Als het dan mis gaat, is men gemakkelijk geneigd zaken op te lossen door meer controle of toezicht in te voeren. En dan loop je achter de feiten aan. Tegenwoordig is afwijkend gedrag al gekopieerd voor een bestuur er ook maar enig vat op heeft. En dat is nieuw voor deze tijd. Hoe kun je je als bestuurder wapenen tegen dit soort verrassingen?” Herman geeft zelf ook antwoord op deze vraag. “Breng zoveel mogelijk informatie bij elkaar en doe het beste. Na 1 januari 2015 zullen we allen met enige regelmaat verrast worden. De enige oplossing is veerkracht ontwikkelen. Dat stelt je in staat je kernwaarden te behouden. Veerkracht op basis van een sterke samenwerking? Meestal zit het niet in eenheid maar in het verscheidenheid organiseren en in de manier hoe met een conflict wordt omgegaan. Het betekent: Omgaan met verschillen. Best moeilijk dus.”
Herman geeft ons nog meer goede adviezen over hoe om te gaan met onverwachtse verrassingen. “Accepteer dat dingen soms anders gaan dan bedacht. Niet iedere mening is even goed doordacht. Geef dus dingen terug als ze niet kloppen. En voorkom verrassingen door gebruik te maken van diversiteit. Blijf bij 1 plan, ook al kost dat vergadertijd. Zelf ben ik overigens niet van een preventieve aanpak. Preventieve aanpak is gebaseerd op ideologie. En bij ideologieën ben je afhankelijk van wat in de mode is bij de experts. Ook toezicht is overigens ideologie-afhankelijk. Zonder dat we eigenlijk weten hoe het gaat als dingen gewoon goed gaan.” “Bereid je voor op verrassingen”, geeft Herman ons tot slot mee. “Het is meestal niet erg als er iets misgaat. Want daar leer je dan van.” Norbert Krijnen kondigt de laatste spreker voor de pauze aan. Een beroepssamenvatter die ons mee zal nemen in wat hij voor de pauze allemaal heeft gehoord en gezien. Nico Dijkshoorn, cabaretier en columnist Nico is allereerst tevreden over de manier waarop hij geïntroduceerd is in dit gezelschap. “Een week geleden werd ik als volgt aangekondigd: En dan nu een dichter en daarna komt er weer iets leuks. Er werd mij voor deze conferentie gevraagd of ik affiniteit had met het onderwerp. Ik heb twee kinderen, riep ik. Overigens had ik intussen in de publicatie gezien dat er nog steeds wordt gesproken over Bureau Jeugdzorg. Doe die toevoeging bureau toch aub weg. Dat klinkt niet vertrouwenwekkend. Boomhut Jeugdzorg, dat lijkt me een stuk beter. Over affiniteit gesproken. Ik was nog niet lang geleden gevraagd om te spreken op een veiligheidsconferentie voor vorkheftruckchauffeurs, daar vroegen ze ook of ik affiniteit met het onderwerp had.” Over Christine. “Al luisterend heb ik echt veel van haar geleerd. Ze weigerde allereerst haar headset. Dat vind ik verstandig. Vervolgens vraagt ze de technicus om ‘een wat droger’ geluid. Toen ze al geruime tijd aan het spreken was, riep ze ineens ‘Ha, Astrid is er ook, gezellig!’ Dat maakte indruk op me. Ook herkende ik me enorm in het door haar geschetste bitterballenmoment. Mijn leven bestaat daar namelijk voor 90% uit. Verder heb ik een zeer gemiddeld beeld van de Nederlandse jeugdzorg. Mag ik daar nu als halve paardenkop iets over zeggen? Ik vind jullie af en toe zielig. Jullie proberen het beste, en dat werk wordt door foute teeveeprogrammma’s volledig teniet gedaan. Daar zetten ze de jeugd weer op het totaal verkeerde spoor door ze aan te zetten tot spuiten en slikken.” Over Mariënne. “Daar ben ik eigenlijk op voorhand al doodsbang voor. Hoe ze op Hilhorst reageerde! Ook zij zoekt naar onorthodoxe oplossingen. Veel mensen hier, heb ik gemerkt. Ik weet niet wat dat is. Buiten regels en geldstromen om naar oplossingen zoeken? Dat zal dan wel kosten besparen. Ik weet daar wel iets vanaf vanuit mijn werk voor de vorkheftruckbranche.” Over Marjan. “Ik ken haar van de Jeugdzorgpublicatie. Ik heb er door die publicatie nu een goed beeld van. De tekening van Boefje. Daar ben ik lang naar blijven kijken. En heb je die vrouw gezien, die op die tekening staat. Zij steekt voor het eerst in de Nederlandse geschiedenis haar middelvinger op! Aan professionals uit de hulpverlening heb ik overigens louter goede herinneringen. Ooit, jaren geleden, bezocht ik de karaokebar Casablanca op de Zeedijk. Op het moment dat ik weg wilde gaan, kwamen er 25 vrolijke personeelsleden van het Kabouterhuis binnen. Met een van hen heb ik nog vals gezongen “You’re the one that I want”. Nou, dan weet je het verder wel. Het was een bijzonder vrolijk gezelschap.” “Ik heb deze bijeenkomst ook kennis gemaakt met de term Rouvoetgelden. Prachtig. Over Herman. En ook van Herman ben ik doodsbang. Hoe hij de wethouder aansprak over het te laat komen! Ik zal u zeggen: ik was hier vanochtend al om half 10. Ik heb heel erg mijn best gedaan om alles op te schrijven. Zal ik u een tip geven: Laat iedereen voortaan in het vervolg Cees Buddingh lezen. Aan zijn poëzie heb ik heel veel te denken. Hij schreef een fantastisch gedicht over een winterpeen. Dit gedicht betekende voor mij een wending. Hij
heeft mij op een cruciaal moment de goede kant op gestuurd. Nu stop ik. Ik gun u allen van harte uw bitterbalmoment.”
Winterpeen winterpeen: wat een woord! maar het is een dikke smakeloze wortel nog juist goed genoeg om verwerkt te worden in hutspot (al evenmin een delicatesse) C. Buddingh' 1918 - 1985 Uit: Deze kant boven. LRP 151 De Bezige Bij 1965 PAUZE Deel II, van Rijk naar Wijk De gemeenten blikken terug op de voorbereidingen van het transitieproces en blikken vooruit op het nieuwe stelsel. Norbert leidt het tweede deel van de middag in. “Als programmamanager vond ik bezoeken aan de buurtgemeenten erg interessant. Daar heb ik veel van geleerd. Ik heb ook veel inspiratie opgedaan buiten Amsterdam. Ik kwam in een hele kleine gemeente waar geen probleemjongeren waren. Het mogelijke opvangteam – voor als het nodig mocht zijn – bestond uit twee mensen. Dat vond ik een echte eye-opener. Zeker als je op de schaal werkt die voor ons zo gewoon is. Marjon van de Ven, gemeente Edam-Volendam Edam-Volendam heeft de afgelopen jaren duidelijk een eigen koers gevaren. Marjon: “Ja, jeugd was de insteek, maar wij wilden het vooral ook vanuit de drie decentralisaties benaderen. De eerste ideeën daarover ontstonden in 2011. Duidelijk was dat we mee zouden liften met de SRA. Bij ons stond ambulant opdrachtgeverschap hoog in het vaandel. De opzet: Breed, integraal, investeer in preventie, voorkom zwaardere zorg. We dachten dat te kunnen doen door dichter op het gezin te gaan zitten. Door te zoeken naar nieuwe oplossingen en door vast te houden aan het principe van 1 plan, 1 regisseur. Maar hoe doe je dat? Dat was wel een zoektocht.” “Wij waren erg blij met de SRA. Ik wil hierbij iedereen nogmaals bedanken voor al het meedenken met ons. Wij tuigden drie laagdrempelige loketten op waar men van nul tot honderd terecht kan. WMO, CEG, wijksteunpunt, nog steeds kan iedereen hier met alle enkelvoudige zorgvragen terecht. Meervoudige zorgvragen worden opgeschaald naar het gemeentelijk zorgteam. Onze drie loketten worden bemenst door generalisten, en aan elk loket is een specialist toegevoegd. Hoe schiften wij/verwijzen wij door? De zelfredzaamheidsmatrix is daarbij leidend. Het beslaat 11 leefdomeinen. Het is een objectief en integraal stukje gereedschap, en het heeft ook een ouderschapsmodule. Het Zorgteam binnen de gemeente Edam-Volendam komt wekelijks bij elkaar. De complexe casussen worden hier behandeld, in aanwezigheid van verschillende professionals. Twee zorgcoördinatoren zijn in gemeentelijke dienst. Dat is prettig, vanwege de objectiviteit. We hebben inmiddels 100 casussen in het traject lopen.” Aan de hand van twee casussen neemt Marjon ons mee. Wat zouden we er in de oude situatie mee gedaan hebben? Wat adviseren we in de nieuwe situatie? Hoe ziet de
ondersteuning er dan wel uit? Marjon: “Een belangrijk verschil is de integrale aanpak. Een individueel probleemkind wordt niet meer aangepakt. Het hele gezin wordt kritisch bekeken en er wordt zorg op maat gemaakt. In overleg met betrokkenen zelf.” Marjon: “Wij hebben daarnaast veel te danken aan onze bijzonder gedreven professionals in het veld. Het kan anders. Het nieuwe systeem biedt veel meer mogelijkheden. Ik wens jullie allen dezelfde bevlogen mensen toe als bij ons in de gemeente.” Norbert concludeert dat de modellen van de verschillende gemeenten raakvlakken hebben. Goede ondersteuning is ook belangrijk. In Amsterdam zochten we iemand met een gedegen financiële achtergrond. Job Domela kwam op die plek terecht en dat paste erg goed bij hem. Hij is nu intussen een van de topdeskundigen op het gebied van financiering Jeugdzorg. Job Domela, gemeente Amsterdam “Ja, zo ben ik bij de inkoop/contractmanagement terecht gekomen”, vertelt Job. “Er was al een goede samenwerking in de regio. Maar we spraken met elkaar af om nog beter op te trekken met elkaar. We kennen nu een jaarlijkse inkoopcyclus. Beleidsafspraken. Dan beslissen welke zorg je in wilt kopen. Waar je dat wilt kopen. Aanbieders selecteren. En tot slot gesprekken voeren en contractafspraken maken.” “Ik zal dit inzichtelijk maken met wat cijfers”, gaat Job verder. “77 miljoen gaat er bijvoorbeeld jaarlijks om aan ambulante zorg. Daar kun je ongeveer 15.000 kinderen mee helpen. Dan nog eens 40 miljoen voor dwang en drang. Daarmee bereik je 4.500 gezinnen. We sluiten in de regio met 45 instellingen contracten. Met 140 vrij gevestigde specialisten hebben we intussen afspraken gemaakt. En dat alles bij elkaar voor een contractwaarde van 235.000.000 miljoen euro. Maar zo zie je dus maar er zit een wereld achter die cijfers. Ze zorgen ook voor informatie en kennis over een bepaalde groep. Het zijn voor ons belangrijke sturingsinstrumenten.” Verder neemt Job ons mee in de wereld van het contractmanagement. Ook kwaliteitsmeting is in het hele systeem vervlochten. “We vragen ons continue af of we met alle middelen de juiste dingen doen, en monitoren dit ook. Voor 2015 en 2016 zijn we intussen onder de pannen, want de contracten zijn in principe afgesloten voor 2 jaar. Het is een ingewikkeld proces maar we komen er wel uit. De schouders eronder!” Duco Stuurman, voorzitter regionaal directeurenoverleg “Bah”, roept Duco bij aanvang van zijn voordracht, “wat is iedereen vreselijk positief. Ik voel me af en toe of ik door een beer achterna wordt gezeten. Die beer komt in 2015 op me af. Veel onrust voor dit moment. We hebben uitgebreid bedacht hoe alles er uit moet gaan zien. Maar gaat dat ook lukken? We denken dat het goedkoper kan. De aanbieder vindt dat ook. Maar eng is het allemaal wel. Zijn we er klaar voor en zijn we voldoende toegerust?” “Er zullen momenten blijven komen waarop we keuzes moeten maken”, vervolgt Duco. “Je verplaatsen in het perspectief van een gezin – dat moet in de hoofden van de hulpverleners gaan zitten. Er zijn er genoeg die de huidige situatie graag zouden willen behouden. En dus pieker ik me suf. Ik ben op zoek naar een wonderdrankje – dat overal voor werkt – en dat er natuurlijk niet is. Het wondermiddel bestaat niet. Maar we ontwikkelen ons zelf wel steeds verder. We zijn goed op weg.” Duco wil op deze plek graag een compliment uitdelen aan alle betrokken professionals: “We experimenteerden de afgelopen tijd. We deelden. We maakten gebruik van reeds bestaande structuren. Het ging om het inrichten van het proces. Daar hadden we natuurlijk al wel over nagedacht. Kennisoverdracht maakt dat je praat over inhoud. Belangrijk is om elkaar te blijven aanspreken. Dat blijft belangrijk om tot oplossingen te komen.” Duco toont ons een foto van een Mesopotamisch graf waar al zeker zo’n 1500 jaar een man en een vrouw hand in hand in liggen. Die metafoor wil Duco ons graag meegeven: Onze relatie is belangrijk. Houd elkaars hand vast. Blijf van elkaar leren. Over vijf jaar zijn we vast
nog dichter bij elkaar gekomen. Neem het initiatief tot samenwerken. Eigen belang, ieder voor zich? Daar gaan we het allemaal niet mee redden. Niet delen van kennis? Ook dan ben je in de aap gelogeerd. We nemen afscheid van de SRA, maar de uitwisseling van kennis en de procesondersteuning blijft. Adimka Uzozle, stichting Alexander en Kitty Jurius, Universiteit van Amsterdam Een bijdrage vandaag die vooral de kant van de cliënt wil belichten. Dat doen Adimka en Kitty aan de hand van de cliënt ervaringsmonitor, die door hen gezamenlijk is ontwikkeld. Stichting Alexander bestaat intussen 20 jaar. 20 jaar geleden was het cliëntperspectief nog niet zo bekend. De stichting wilde jongeren graag een stem geven in te ontwikkelen beleid. “We nemen ze mee en positioneren ze. We vragen wat ze vinden van de geboden zorg. Is iedereen tevreden met wat hij/zij krijgt?” Adimka legt uit hoe de monitor verloopt. Er zijn twee verschillende vragenlijsten. Die worden apart aan jongeren en aan hun ouders voorgelegd. Het doel? “We willen feedback op het zorgaanbod. We hebben 10.000 mensen om medewerking gevraagd”, legt Adimka uit. “Daar komen nu de eerste resultaten op binnen. Een eerste voorlopige tussenstand willen we graag met jullie delen.” “We keken ook kritisch naar de inhoud van ons instrument”, vervolgt Kitty. “Wat meet je? Wat zijn de ervaringen. Uiteindelijk wil je de mening over het integrale zorgaanbod horen. De zogeheten open vragen leveren ons al de eerste belangrijke informatie op. Zie de quotes hieronder. Dat is waardevolle informatie.”
“Ik werd vroeger niet serieus genomen en ik heb niet veel vertrouwen in de hulpverlening. Het gaat tegenwoordig wel een stuk beter met mijn kind. Maar, mijn kind is nu bijna volwassen, hij wordt binnenkort 18. Wat gaat er daarna gebeuren? Ik houd mijn hart vast.” (Een alleenstaande moeder) “Ik wacht al vijf maanden lang op een plek bij organisatie X. De situatie is nijpend. En niemand weet wat ie in tussentijd met mij aanmoet.” (Een meisje van 16 jaar)
Hoe betrouwbaar zijn de cijfers – en zijn ze representatief voor bijvoorbeeld de Amsterdamse bevolking? Dat blijkt niet helemaal het geval te zijn. Adimka: “Vooral moeders vulden de lijst in. En de respondenten zijn niet altijd mooi gelijkmatig over alle stadsdelen verspreid. Het hoopgevende is dat 80% van de respondenten vindt dat de zorg in een jaar tijd beter is geworden. En ja, het kan natuurlijk zo zijn dat bepaalde subgroepen oververtegenwoordigd zijn in de steekproef. Als dat achteraf blijkt, dan zouden we de uitkomsten moeten combineren met verder onderzoek onder specifieke doelgroepen en over specifieke onderwerpen.” Adimka vraagt de zaal wat als belangrijke aandachtspunten genoemd zou zijn. “18 plus nazorg”, roept de zaal. “Privacy. Bereikbaarheid. Wachtlijsten. Continuïteit. Keuzevrijheid zorg.” Uit het onderzoek blijkt dat zaken als snelheid hulp, samenwerking, en informatievoorziening belangrijk gevonden worden. De antwoorden op vragenlijsten onder jongeren laten hele andere cijfers zien. 60% van de respondenten is van allochtone afkomst. Wat zijn voor hen items? De jongeren vinden meestal wel dat ze op een goede plek wonen, en dat er naar ze geluisterd wordt. Het grootste probleem is vaak de relatie tussen jongeren en hun ouders. Norbert vraag zich af of jongeren onder de 12 ook een stem gaan krijgen. Ja, zij kunnen als specifieke doelgroep worden toegevoegd. Norbert vertelt dat hij in de aanloop naar de decentralisatie werkte met ouderfocusgroepen. Ook dat was leerzaam. Wat kwam daar vooral uit naar voren? Mensen zijn meestal tevreden over geboden hulp maar het duurt wel heel erg lang voor je hem ook daadwerkelijk krijgt.”
Arre Zuurmond, gemeentelijke ombudsman “De organisatie van deze middag vroeg me voorzichtig of ik wel positief zou eindigen, vandaag. Daarom begin ik eerst met wat negatieve dingen. We praten deze middag heel veel over het stelsel. Maar ik ben als ombudsman vooral van de uitvoering. Ik ben met name geïnteresseerd of die hulp ook gewoon geleverd wordt.” Arre legt uit dat de jeugdzorg voor hem een relatief nieuw terrein is. “Officieel ga ik daar pas per 1 januari over, als gemeentelijk ombudsman. Dan pas heb ik er officieel iets over te zeggen. De vraagstukken dienen zich nu al wel aan. We zijn heel benieuwd wat er na de jaarwisseling op ons af gaat komen.” Ook Arre propageert veerkracht als er dingen op een moment niet gaan zoals ze zouden moeten lopen. Hij neemt de aanwezigen mee aan de hand van enkele casussen. Casus 1, huiselijk geweld. Aanwezigen geven aan dat een dergelijk geval beslist ook in hun gemeente zou kunnen voorkomen. En wat moet er dan gebeuren? “Die man moet het huis uit”, roept een aanwezige. Makkelijker gezegd dan gedaan. Verander je de regels of omzeil je ze? Soms kom je ook regels tegen die door een ander beleidsterrein zijn opgesteld – maar waar je op dat moment wel heel veel last van hebt. Bijvoorbeeld spelregels op gebied van inschrijving in het bevolkingsregister, wonen, schuldhulpverlening. Wat is van belang? Hulpverleners moeten weten waar ze op kunnen schalen als ze onvoldoende mandaat hebben om een probleem op te lossen. Als gemeente moet je dus samenwerken intern met alle afdelingen als je iets wezenlijks voor elkaar wil krijgen. Casus 2, manisch depressieve moeder met dochter Een vrouw met meervoudige problematiek. Arre is benieuwd aan hoeveel tafels zo’n geval op dit moment wordt besproken. De eigenaar van de casus moet het oplossen en is probleemeigenaar, vinden veel aanwezigen. Een ander zou cliënt verwijzen naar de tafel dakloze gezinnen. Daar is er in Amsterdam maar een van. Maar, ben je geen dakloze, dan moet je naar een andere tafel. Hoe geschiedt dan de overdracht? Arre krijgt geen zicht op het aantal tafels in Amsterdam, behalve dan de mededeling dat ze de afgelopen jaren flink in aantal zijn gedaald. Soms zijn er problemen, omdat er voor verschillende problemen ook verschillende financieringsstromen zijn. Doorzettingsmacht voor de casemanager, daar pleit Arre voor. Casus 3, zwerver vraagt uitkering aan Als zwerver verkleed ging Arre zelf het hele circuit langs. In een dag tijd kreeg hij vier intakes, en een bed toegewezen bij het Leger des Heils, waar nog wel 8 maanden wachttijd voor was. Wat hij in tussentijd zou moeten doen? Tja, bij een vriend gaan wonen die vervolgens een strafkorting zou krijgen van de Sociale Dienst? Arre sluit zijn verhaal af. “In mijn functie als ombudsman vel ik vaak een oordeel. In jullie wereld kan dat niet. Daar moet je in de regel veel meer een lerende houding aannemen. En dus verder praten tot je iets op kunt lossen. Ik wil de komende tijd graag bijdragen aan die veerkracht!” De middag zit er bijna op. Er zijn nog twee verrassingen. De eerste is een mooie zeefdruk van Agnes Loonstra, die de afdeling Jeugd in een oplage van 250 stuks heeft aangeschaft. Ze zijn bestemd als cadeau voor iedereen die de afgelopen jaren een bijzondere bijdrage heeft geleverd aan de jeugdzorg, stadsregio dan wel transitie. Duco Stuurman sluit de bijeenkomst af met een bedankje aan het team jeugdzorg van de SRA. Voor hen zijn er bloemen. “Norbert, je sloop er op het mooiste moment uit”, besluit hij de bijeenkomst. “Je ging eigenlijk gewoon voor je eigen belang. Bedankt Norbert. Uiteindelijk bleken we het allemaal zelf te kunnen. - Als afsluiting is er voor alle aanwezigen tot slot een bitterbalmoment -
Amsterdam, 2 december 2014 DMO, afdeling Communicatie