ANF
05-02-2002 14:54 Pagina 1
Filmtheaters e Cultuurbeleid Filmtheaters en Cultuurbeleid
Handreiking voor bestuurders van
provincies en gemeenten
ANF
05-02-2002 14:54 Pagina 2
Vo o r a f
Filmtheaters en Cultuurbeleid Handreiking voor bestuurders van provincies en gemeenten
3
ANF
05-02-2002 14:54 Pagina 4
Handreiking Filmtheaters en Cultuurbeleid
Vo o r a f
Wo o r d v o o r a f De gezamenlijke steun van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), het Interprovinciaal Overleg (IPO), het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCenW), de Associatie van Nederlandse Filmtheaters (ANF) en de Nederlandse Federatie voor de Cinematografie (NFC) en zowel de filmtheaters als het film- en bioscoopbedrijf aan het initiatief van deze Handreiking Filmtheaters en Cultuurbeleid geeft deze uitgave een breed gedragen praktische betekenis. Gerard Bunnik (ANF) nam met Jan Ott (NFC) het initiatief na de presentatie van een uitgebreid (NFC-)onderzoek van Jamain Brigitha over het functioneren van het Nederlandse stelsel van gesubsidieerde distributie en vertoning. Zij vormden met de laatste namens OCenW, Edward Borsboom (NFC), Lydia Jongmans (VNG), Jan Kramer (IPO) en Hans Goedkoop (Gemeente Utrecht) de redactieraad. François Stienen schreef de tekst en voerde gesprekken met een groot aantal organisaties en instellingen. De initiatiefnemers zijn veel betrokkenen dank verschuldigd voor hun inzet en aanmoedigingen. Met name Hedy d’Ancona, Jan van Dommelen en Joachim Wolff voor hun morele steun bij de start van het initiatief. OCenW, IPO, VNG, ANF, NFC en het Cultuurfonds van de Bank Nederlandse Gemeenten zorgden voor de financiële en morele support.
4
5
ANF
05-02-2002 14:54 Pagina 6
Handreiking Filmtheaters en Cultuurbeleid
Inhoud
Inhoud Deel 4
Inleiding
9
De provincies, filmtheaters en cultuurbeleid
Opzet Initiatiefnemers Overzicht van de inhoud
33
Algemeen Filmbeleid Brabant Aanbevelingen
Deel 1
Deel 5
Algemene informatie, kengetallen en definities
11
Bioscopen, arthouses en filmtheaters Professionalisering en uitbreiding van filmtheaters Filmdistributie in Nederland Bioscoopfilm Arthousefilm Kwetsbare kwaliteitsfilm Aanbod in de filmtheaters Publieksbereik en nieuwe doelgroepen
De rol van de rijksoverheid
37
Algemeen Europese subsidies Filmeducatie Deel 6
Aanbevelingen
43
Gemeentelijke beleid Provinciaal beleid
Deel 2
De gemeenten, filmtheaters en cultuurbeleid
21
Deel 7
Bijlagen en tabellen Ondersteuning accommodaties van filmtheaters Ondersteuning voor de exploitatie en het personeel Ondersteuning voor het artistiek beleid van filmtheaters Ontbrekend instrumentarium Ringenmodel VNG Cultureel ondernemerschap en concurrentievervalsing Deel 3
Een checklist voor gemeenten
27
45
Distributie van films Filmfestivals Chronologie Tabellen Afkortingen Literatuur Adressen Colofon
Accommodatie Outillage Personeel Vertoningsfrequentie Bezoeken Investeringen Subsidie ANF-subsidienorm Aanbevelingen 6
7
ANF
05-02-2002 14:54 Pagina 8
Handreiking Filmtheaters en Cultuurbeleid
Filmtheater Lumière (Maastricht) Filmtheater Lumière in Maastricht wordt in 2002 geheel vernieuwd opgeleverd met een fraaie foyer, extra kantoren, 6 zalen met in totaal bijna 400 stoelen. Lumière biedt straks ruimte voor ruim 5000 vertoningen per jaar, 250 verschillende titels en 80.000 bezoeken per jaar. Naast premières van kwetsbare kwaliteitsfilms en arthousefilms biedt Lumière vooral veel specials, retrospectieven, educatieve activiteiten en een pocketeditie van het International Film Festival Rotterdam. Een voorbeeld van een filmtheater in een gemeente met een alomvattend cultuurbeleid.
Inleiding Deze Handreiking Filmtheaters en Cultuurbeleid is vooral bestemd voor bestuurders en beleidsmakers van gemeenten en provincies. Zij biedt inzicht in het functioneren van de gesubsidieerde filmvertoning en de filmtheaters en geeft vooral cultuurpolitieke en praktische handreikingen voor een gemeentelijk en provinciaal filmbeleid. Voor bestuurders en medewerkers van filmtheaters en het film- en bioscoopbedrijf biedt de handreiking inzicht in het filmbeleid van Nederlandse overheden dat hen direct of indirect treft. Ook voor adviseurs van subsidiefondsen, sponsors en managers van culturele instellingen is de handreiking opgezet als een informatief naslagwerk. Het plan voor de publicatie is ontstaan naar het voorbeeld van vergelijkbare handreikingen voor het Bibliotheekwezen, de Kunstuitleen en de Beeldende Kunst in de openbare ruimte. Die publicaties zijn in die sectoren goed ontvangen. Zij bleken van praktisch belang voor harmonisatie en kwaliteitsverbetering van het overheidsbeleid op de betrokken beleidsterreinen. De Handreiking Filmtheaters en Cultuurbeleid is bedoeld om filmtheaters, hun functie op filmgebied en hun specifieke subsidiabele taken te belichten. De gezamenlijke steun van filmtheaters en het film- en bioscoopbedrijf geeft deze Handreiking bovendien een breed gedragen praktische betekenis. Vanaf zijn ontstaan aan het einde van de 19e eeuw heeft film gebalanceerd op het snijvlak van amusement en kunst. De diversiteit aan stijlen en genres binnen het medium film is groot, van plat vermaak tot moeilijk toegankelijke kunst. De filmtheaters spelen sinds de jaren zeventig een belangrijke rol in de filmsector door hun specifiek en toch laagdrempelig filmaanbod. Via een ingrijpend proces van professionalisering met technische, bouwkundige en publieksgerichte investeringen, zijn de Nederlandse filmtheaters veranderd van geïmproviseerde vertoningsplaatsen (filmhuizen) tot volwaardige culturele instellingen. Filmtheaters maken inmiddels een vast onderdeel uit van de culturele infrastructuur in Nederland. Naast filmvertoningen bieden ze anno 2001 een gevarieerd aanbod van filmactiviteiten voor een breed en vooral groeiend nieuw publiek.
8
Het overheidsbeleid voor film en filmtheaters kent nog geen lange traditie. Binnen het kunst- en cultuurbeleid van veel gemeenten en provincies neemt film vergeleken met andere kunstdisciplines daarom nog een vrij nieuwe positie in. Beelden mediacultuur nemen in het dagelijks leven echter een steeds centralere plaats in. Bovendien spreekt film een breed publiek aan, in het bijzonder ook jongeren en culturele minderheden, doelgroepen met een cultuurdeelname waarop het actuele overheidsbeleid zich momenteel sterk concentreert. Actuele technologische ontwikkelingen, zoals de digitalisering en het naar elkaar toe groeien van verschillende mediadisciplines, zullen naar verwachting versneld hun stempel gaan drukken op de productie, distributie en vertoning van films. Ontwikkelingen die van invloed zijn op een toekomstgericht film- en cultuurbeleid van overheden en waarmee ook provinciale en lokale bestuurders en beleidsmakers te maken krijgen. Een afzonderlijke paragraaf over de programmering en subsidiabele taakstellingen van filmtheaters (deel 2) gaat hier nader op in. Wil men filmtheaters in staat stellen laagdrempelig te blijven en met nieuwe, ook educatieve taken èn met een veelzijdig aanbod sterk veranderende doelgroepen te bedienen, dan vragen deze nieuwe technische ontwikkelingen om facilitering en stimulansen.
Filmtheaters zijn bij uitstek de culturele instellingen om een brede doelgroep te bereiken. Mede omdat de filmtheaters een divers programma-aanbod bieden met films uit nietwesterse landen, lage toegangsprijzen hebben en ook qua bezoek laagdrempelig zijn. F. van der Ploeg, Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCenW-Filmbrief 2001)
9
ANF
05-02-2002 14:54 Pagina 10
Handreiking Filmtheaters en Cultuurbeleid
Algemene informatie: kerncijfers en definities
Algemene informatie: kerncijfers en definities Initiatiefnemers Deze uitgave is een gezamenlijk initiatief van de Associatie van Nederlandse Filmtheaters (ANF) en de Nederlandse Federatie voor de Cinematografie (NFC). Ze is mede mogelijk gemaakt met steun van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), het Ministerie van OCenW, het Interprovinciaal Overleg (IPO) en het Cultuurfonds van de Bank Nederlandse Gemeenten (BNG). Associatie van Nederlandse Filmtheaters (ANF) De ANF speelt sinds haar oprichting in 1984 een centrale rol in het professionaliseringsproces van filmtheaters in Nederland. Doelstelling van de ANF is een professionele, optimale en goed gespreide vertoning van cinematografisch waardevolle films in Nederland. De inspanningen van de ANF richten zich vooral op het realiseren van professionele accommodaties en een dito bedrijfsvoering van filmtheaters. Op die manier ontstaat een optimale infrastructuur, met name voor de vertoning van kwetsbare kwaliteitsfilms. De ANF begeleidt en adviseert filmtheaters op het gebied van bedrijfsvoering, renovatie, verbouwing, marketing en management. De ANF heeft een beleids- en consulenttaak voor de filmtheaters die mogelijk wordt gemaakt door financiële steun van het Ministerie van OCenW. Daarnaast onderhoudt de ANF, mede namens de filmtheaters, contacten met lokale overheden, provincies, advies-organen en het film- en bioscoopbedrijf. Nederlandse Federatie voor de Cinematografie (NFC) De NFC is een overkoepelende organisatie voor de filmbranche. Ze is in 1992 opgericht en voortgekomen uit de Nederlandse Bond van Bioscoop- en Filmondernemingen. De volgende organisaties zijn bij de NFC aangesloten: de Nederlandse Vereniging van Speelfilmproducenten (NVS), de Nederlandse Vereniging van Filmverhuurders (NVF) en de Nederlandse Vereniging van Bioscoopexploitanten (NVB). De leden van de ANF zijn tevens lid van de NVB.
bevorderen van zo veelzijdig mogelijke en zo veel mogelijk verspreide filmvoorzieningen, alsmede het behartigen, verdedigen en versterken van de gemeenschappelijke belangen van het Nederlandse film- en bioscoopbedrijf’. (NFC statuten, art. 1) De NFC heeft een deel van haar activiteiten en werkzaamheden ondergebracht in een aantal stichtingen. Dat zijn onder andere: Stichting Nationale Bioscoopbon, Stichting Filmtransport en Stichting voor Onderzoek ten behoeve van de Filmvertoning.
Overzicht van de inhoud Cijfermateriaal zonder aparte bronvermelding is afkomstig van de ANF en de NFC. Van relevante literatuur is een lijst bijgevoegd, evenals van gebruikte afkortingen. De algemene informatie in deel 1 heeft betrekking op enkele kerngegevens, zoals het bioscoop- en filmtheaterbezoek in Nederland, de verschillende typen film en het specifieke aanbod van filmtheaters. Deel 2 beschrijft hoe gemeenten in hun cultuurbeleid film en filmtheaters (kunnen) ondersteunen. Deel 3 biedt een praktische checklist waaraan gemeenten hun beleid t.a.v. filmtheaters kunnen toetsen. Deel 4 laat de actuele situatie zien rond het filmbeleid van provincies, aangevuld met praktische aanbevelingen. Deel 5 beschrijft de beleidsinstrumenten van het Rijk bij de ondersteuning van de filmsector. De aanbevelingen zijn in deel 6 uit deze Handreiking nog eens op een rijtje gezet en in deel 7 komen bijlagen en tabellen aan bod.
DEEL1 Het filmbezoek in Nederland Nederland heeft in vergelijking met andere landen in Europa geen uitgesproken filmcultuur. Dit komt bijvoorbeeld tot uitdrukking in het relatief lage bioscoopbezoek. De Nederlander gaat gemiddeld 1,36 keer per jaar naar de film, de laagste score van geheel Europa (European Cinema Yearbook 2000). Het totale filmbezoek in Nederland aan bioscopen, arthouses en filmtheaters is de laatste jaren niettemin beduidend toegenomen, van circa 14,8 miljoen in 1988 naar 21,5 miljoen in 2000 (Bron: NFC 2001). De bruto recette (kaartverkoop) is in de afgelopen tien jaar met 55% gestegen tot ruim 282 miljoen gulden in 2000 (zie tabel 1, bijlage 4). Bioscopen, arthouses en filmtheaters Filmvertoningen vinden in Nederland plaats in bioscopen, arthouses en filmtheaters, veelal in zelfstandige accommodaties met in enkele gevallen meer dan 8 zalen (multiplexen). Ook in een aantal stadsschouwburgen, culturele centra en multi-functionele theaters worden met vaste regelmaat films vertoond.
In de periode 1991-2001 is het aantal zalen voor filmvertoning in Nederland (de branche spreekt van doeken) met ongeveer 20% toegenomen (zie bijlage). Dit is voor een deel te herleiden tot de opening van een aantal multiplexen. Dit zijn goed geoutilleerde bioscopen met 8 tot 16 zalen, waarvan ons land er in 2001 zeven telt. In tegenstelling tot andere Europese landen kent Nederland (vooralsnog) geen megaplexen: bioscopen met minimaal 16 zalen. De exploitatie van de filmvertoning is profit (bioscopen en arthouses) of non-proft (filmtheaters) van opzet. Aan het begin van het jaar 2001 (Bron: NFC 2001) telde Nederland in totaal 150 commerciële exploitanten (bioscopen en arthouses), die gezamenlijk over 502 exploitaties c.q. doeken en 100.020 stoelen beschikken (zie tabel 2, bijlage 4). Daarnaast telde Nederland 31 grotere niet-commerciële exploitaties
De gezamenlijke doelstelling van de organisaties die bij de NFC zijn aangesloten luidt: ‘de versterking van de positie van de film als cultuuruiting in Nederland door onder meer het 10
11
ANF
05-02-2002 14:54 Pagina 12
Algemene informatie: kerncijfers en definities
(filmtheaters), dagelijks actief met 1 of meer zalen (totaal 60 doeken en 5.185 stoelen) en 67 kleinere niet-commerciële exploitaties (filmtheaters). Filmtheaters beschikken in 95 gemeenten over eigen accommodaties of doeken/zalen in bioscopen, stadsschouwburgen of culturele centra. Voor de bezoeker in 25 gemeenten zijn filmtheaters zelfs de enige filmvertoners. De bezoeken aan filmtheaters zitten al langer in de lift. In 1997 behaalden de 98 filmtheaters gezamenlijk voor het eerst meer dan 1 miljoen bezoeken. Dat aantal is sindsdien elk jaar gestegen. Voor 2000 schat de ANF het aantal bezoekers aan filmtheaters op 1,2 miljoen. Het aandeel van de filmtheaters ligt tussen de 5 en 7% van het totale bioscoopbezoek in Nederland. De Nederlandse filmvertoners worden door hun brancheorganisatie de NVB in de volgende categorieën onderverdeeld: A. bioscopen en arthouses georganiseerd in bioscoopketens zoals Pathé, Jogchem’s Theaters, Minerva en de Wolff Cinema Groep; B. zelfstandige bioscopen zoals Cinecity Vlissingen en Cinemare in Almere en arthouses zoals Cinecita in Tilburg en The Movies in Amsterdam. C. filmtheaters (ANF-leden), waarvan hierna een korte typering volgt.
Bioscopen, arthouses en filmtheaters Nederland kent 130 bioscopen, een 20-tal arthouses en 98 filmtheaters met in totaal 632 doeken en 21 miljoen bezoeken per jaar. Met 272 premières per jaar, aangevuld met tijdelijke import en klassiekers vormt dit een veelzijdig internationaal filmaanbod. Filmtheaters maken lokaal een eigen selectie uit dit aanbod, waarbij de keuze vooral op de artistieke waarde voor het programma wordt gemaakt. De filmtheaters verzorgen een filmaanbod dat lokaal oploopt tot meer dan 400 verschillende filmtitels en naar schatting 1,2 miljoen bezoeken per jaar.
12
Korte historie van de filmtheaters In de jaren zeventig werden de eerste filmtheaters opgericht, toen nog filmhuizen genoemd. Al snel ontstond een netwerk dat begin jaren tachtig uit ongeveer 180 vertoningsplaatsen bestond van sterk wisselende kwaliteit. Bij de oprichting van de ANF in 1984 werden voor het eerst criteria vastgesteld, waaraan de nu als filmtheaters aangeduide vertoners minimaal moesten voldoen. Als voorwaarden werden destijds gesteld: een accommodatie met oplopende vloer, een geluidsdichte cabine en vaste 16 mm en 35 mm apparatuur. Daarnaast was minimaal een deugdelijke administratie, een aantal arbeidsplaatsen en een structurele gemeentelijke subsidie nodig. Het toenmalig Ministerie van CRM (nu OCenW) ondersteunde dit beleid door subsidies beschikbaar te stellen voor incidentele festivals, investeringen in filmtheaters en een beleids- en consulenttaak voor de ANF. Deze adviestaak is tot nu toe met
Algemene informatie: kerncijfers en definities
name ingezet om de accommodaties en exploitaties van filmtheaters verder te versterken. Imago en organisatiecultuur van filmtheaters zijn in de jaren tachtig en negentig aanzienlijk verbeterd. De grotere filmtheaters groeiden uit tot professionele culturele ondernemingen, die nu in binnen- en buitenland erkende posities innemen in het culturele aanbod. Anno 2001 kent de ANF 98 aangesloten vertoners, een 7-tal regionale organisaties (onder andere circuits) en 1 openluchtbioscoop. Deze zijn in drie categorieën onderverdeeld (zie ook bijlagen): A-filmtheaters: Grote filmtheaters die over twee of meer zalen/doeken beschikken en dagelijks films vertonen. In 2001 zijn er 16 A-filmtheaters. Voorbeelden hiervan zijn Lux (Nijmegen), ‘t Hoogt (Utrecht) en Rialto (Amsterdam); B-filmtheaters: Middelgrote filmtheaters die over één zaal/doek beschikken en dagelijks films vertonen. In 2001 zijn er 15 B-filmtheaters. Voorbeelden hiervan zijn Cinode (Dordrecht), Filmtheater Hilversum en Provadja (Alkmaar); C-filmtheaters: Kleine filmtheaters die veelal niet over een eigen zaal beschikken. Een deel hiervan vertoont twee tot zes dagen per week films. Een ander deel vertoont zeer incidenteel films. In 2001 zijn er 67 vertoners met de ANF C—status. Veel ervan zijn ondergebracht bij culturele centra, bioscopen, theaters of wijkcentra en scholen. Ook een aantal filmcircuits en regionale organisaties - overkoepelende organisaties van enkele kleine en grotere provinciale vertoners - valt onder deze categorie. Een voorbeeld hiervan is de Vereniging van Brabantse Filmtheaters (zie ook deel 3 van deze Handreiking). De filmtheaters verschillen onderling sterk, zowel in kwaliteit en omvang van hun accommodaties als wijze van organisatie, exploitatie en subsidiëring. De grotere filmtheaters, zoals Lux in Nijmegen, het Haags Filmhuis en Filmtheater Lumière in Maastricht beschikken over een moderne accommodatie met
Diversiteit in het filmaanbod Van het jaarlijkse première-aanbod in bioscopen, arthouses en Filmtheaters (272 titels) waren in 2000 zo’n 123 titels afkomstig uit de USA, 34 uit Nederland, 87 uit Europa en 28 uit overige landen. De 20 best bezochte filmtitels genereren via de bioscopen en arthouses 48% van het jaarlijks filmbezoek. De 70 titels van 4 gesubsidieerde distributeurs met hun kwetsbare kwaliteitsfilms genereren via de filmtheaters 2% (500.000 bezoeken) per jaar. Uit een middengebied van 180 titels per jaar komen zgn. arthousefilms in aanmerking voor vertoning in bioscopen, arthouses en filmtheaters. Via de filmtheaters genereren deze arthousefilms naar schatting 3% ( 700.000 bezoeken) per jaar (cijfers ANF/NFC 2000).
13
ANF
05-02-2002 14:54 Pagina 14
Algemene informatie: kerncijfers en definities
meerdere zalen, een groot aantal medewerkers in loondienst en een omzet van € 1.000.000,- of meer. Kleinere filmtheaters (soms nog filmhuizen of filmclubs genoemd) hebben daarentegen vaak geen eigen accommodatie en worden vaak nog volledig gerund door vrijwilligers. Professionalisering en uitbreiding van filmtheaters Ook de filmtheaters zoeken naar uitbreiding en kwaliteitsverbetering van hun vertoningsmogelijkheden (zie bijlagen). De ANF maakte in 2000 bekend dat in ruim 20 steden uitbreidingen en verdere professionalisering op stapel staan. De filmgtheaters willen daarmee het bestaande kwaliteitsaanbod uitbreiden en publieksvoorzieningen (service en comfort) verbeteren. Enerzijds door de bestaande exploitatie, organisatie en accommodatie uit te breiden en te verbeteren, anderzijds door realisering van geheel nieuwe en veel grotere vertoningsplaatsen met meer doeken en een optimaal comfort voor de bezoeker. Ook voor filmtheaters is vergaande schaalvergroting dus actueel. De grootste filmtheaters worden daarom nu al aangeduid als artplexen, analoog aan de multiplexen in het bioscoopbedrijf. “Het moet er naar film ruiken en niet naar popcorn” (R.H. Camping, Skrien 213, 1997). In het rapport Meer afstemming en coherentie voor distributie en vertoning van de kwaliteitsfilm (Brigitha 2000) wordt een artplex gedefinieerd als een goed geoutilleerd filmtheater met vijf tot acht zalen.
Bioscoop-, arthouse en kwetsbare kwaliteitsfilms Er is een onderscheid te maken tussen bioscoopfilms, arthousefilms en kwetsbare kwaliteitsfilms, in het gevarieerde filmaanbod van premières, specials, klassiekers, documentaires, korte films, kinderfilms, animatie en experiment, filmeducatie, ckv-aanbod, kunstzinnige films, festivals, thema-avonden, filmsalons, discussie-programma’s, matinees, vroege en late avond voorstellingen en nachtprogramma’s.
14
Nederland kent in 2001 één artplex, Lux in Nijmegen (6 zalen). Lux werd in oktober 2000 door Catherine Deneuve geopend en is gerealiseerd op basis van een door gemeente en private financierders gedragen investeringsplan voor de Nijmeegse binnenstad. De start is bijzonder succesvol, het aantal bezoekers is in een jaar tijd bijna verdubbeld. Het lijkt erop dat ook in andere stedelijke centra artplexen zullen ontstaan via vormen van public-private partnership. Met professionele projectie- en geluidstechnieken bieden zij een totaalpakket van film en horecavoorzieningen. Artplexen hebben een voorzieningenniveau dat hen positioneert als moderne culturele instellingen, in het uitgaansleven vergelijkbaar met de status van schouwburgen en theaters.
Algemene informatie: kerncijfers en definities
Filmdistributie in Nederland Nederland kent een gevarieerd filmaanbod dat wordt georganiseerd (de branche spreekt van uitbreng) door filmdistributeurs, ook wel filmverhuurders genoemd. Ze brengen samen jaarlijks circa 270 nieuwe films op de markt. De filmdistributeurs worden onderverdeeld in drie categorieën: 1. De majors: in 2001 vijf grote filmdistributeurs die aangesloten zijn bij de Amerikaanse - in Hollywood gevestigde - studio’s te weten Buena Vista, Columbia Tristar, Fox Films, United International Pictures en Warner Bros. 2. De independents: grotere en kleinere onafhankelijke filmdistributeurs. In 2001 zijn dat onder andere RCV, Independent Film, A-Film Distributie, Paradiso, Upstream Pictures en Indies. 3. Door het rijk gesubsidieerde filmdistributeurs. In 2001 zijn dit: Cinemien, Contact Film, Filmmuseum Distributie en Park Junior. De rijksoverheid ondersteunt deze distributeurs voor de aankoop en uitbreng van kwetsbare kwaliteitsfilms. Het uitgangspunt van deze ondersteuning is om uitsluitend die distributie-activiteiten te subsidiëren ‘waar de markt evident tekort schiet’. In 2000 brachten de independents en de gesubsidieerde filmdistributeurs gezamenlijk 176 films uit op een totaal van 272. Daarmee bereikten zij een gezamenlijk marktaandeel van 23,9% van het totale bioscoopbezoek. In datzelfde jaar verwierven de vijf Amerikaanse majors gezamenlijk een marktaandeel van 76,1%, met in totaal 96 films. De top 20 van best bezochte films had in dat jaar gezamenlijk een marktaandeel van 48,0% van het totale bioscoopbezoek. (zie tabel 4, bijlage 4). Voor de filmtheaters illustreren deze cijfers hun bestaansrecht al vast; ze leveren immers een belangrijke bijdrage aan de diversiteit in het Nederlandse filmklimaat. Bioscoopfilm, arthouse-film en kwetsbare kwaliteitsfilm In de afgelopen 15 jaar zijn de non-profit filmtheatersector en de profit bioscoopbranche in een aantal opzichten (aanbod, brancheorganisatie en accommodaties) naar elkaar toe
gegroeid. Beide sectoren vertonen films die niet zonder meer van elkaar te onderscheiden zijn en niet meer gecategoriseerd kunnen worden in termen van ‘kunstzinnig’ of ‘nietkunstzinnig’, dan wel ‘commercieel’ of ‘niet-commercieel’. Bovengenoemde termen spelen steeds minder een hoofdrol en zijn moeilijk te definiëren. Er wordt nu meer gesproken over de economische of cinematografische waarde van een film (Brigitha 2000). De benaming kwaliteitsfilm wordt tegenwoordig gehanteerd als een allesomvattend begrip voor cinematografisch waardevolle kunstzinnige- en experimentele films alsmede documentaires. De term kwaliteitscinema is een term voor economisch en cinematografisch waardevolle kwaliteitsfilms. De aanduiding ‘kwaliteit’ impliceert dus niet dat populaire films geen kwaliteit kunnen hebben.
15
ANF
05-02-2002 14:54 Pagina 16
Algemene informatie: kerncijfers en definities
Algemene informatie: kerncijfers en definities
Een kwaliteitsfilm met een verwacht groter risico en lagere rentabiliteit wordt aangeduid als een kleine of kwetsbare kwaliteitsfilm. Een kwaliteitsfilm met een verwacht kleiner risico, een hogere rentabiliteit en hogere economische waarde wordt aangeduid als een grote kwaliteitsfilm. De naam van de distributeur en het aantal kopieën waarmee hij een film uitbrengt geven een redelijke indruk van de economische waarde van een film: met hoe meer kopieën een film wordt uitgebracht, hoe hoger de verwachte rentabiliteit en economische waarde is en omgekeerd. Deze indeling impliceert géén tegenstelling of een strikte scheiding, de verwachte rentabiliteit is uiteindelijk afhankelijk van de plaatselijke situatie. In het rapport Distributie versus Vertoning (Brigitha 1999) wordt in een schema globaal aangegeven waar de verschillende type films doorgaans worden vertoond. In dit schema zijn multiplexen en artplexen niet opgenomen. Bioscopen
Arthouses
Filmtheaters
Populaire film Arthouse film
Arthouse film
Arthouse film Kwetsbare kwaliteitsfilm Experimentele film Documentaire Klassieker cinematografisch waardevol
economisch waardevol
Een eenduidige, allesomvattende definitie van het type films dat in filmtheaters vertoond wordt, is in de praktijk dus lastig te formuleren. Hier blijkt tevens dat het categoriseren van films niet haalbaar is, mede omdat de meningen over het begrip “kwaliteit” zeer uiteenlopen. In deze handreiking is daarom gekozen voor een eenvoudige en praktische driedeling in type films:
16
1. De bioscoopfilm: films die vrijwel uitsluitend in bioscopen en niet in filmtheaters vertoond worden. Filmaanbod gericht op een voor de markt aantrekkelijk en dus voldoende breed publiek. Een voorbeeld van dit type film is Mission Impossible. Dit type film wordt door majors en independents (zie boven) uitgebracht met soms meer dan 150 prints (kopieën). 2. De arthousefilm (ook wel crossover-film genoemd): films die in bioscopen, arthouses en filmtheaters vertoond worden. Filmaanbod dat door majors en independents, maar som ook door gesubsidieerde distributeurs uitgebracht wordt met 10 of nog meer kopieën en gericht is op een minder groot maar vaak voor de markt nog aantrekkelijk en dus voldoende groot publiek. Een voorbeeld van dit type film is Chrouching Tiger, Hidden Dragon. 3. De kwetsbare kwaliteitsfilm: films die vrijwel alleen in filmtheaters worden vertoond en met 1-5 kopieën vooral worden uitgebracht door gesubsidieerde filmdistributeurs en soms een independent. Het betreft filmaanbod dat doorgaans via festivals of filmtheaters een beperkt publiek bereikt. Een voorbeeld van dit type film is De wind zal ons meenemen. Een aparte categorie vormt de klassieker. Hiertoe behoren zeer uiteenlopende films die om verschillende redenen de tand des tijds hebben doorstaan. Voorbeelden van klassiekers zijn Citizen Kane, Casablanca of Jules et Jim. Klassiekers worden vooral in filmtheaters vertoond, vaak in speciale programma’s, zoals retrospectieven of themafestivals. Bioscopen en arthouses vertonen incidenteel klassiekers. Andere filmcategorieën die vooral filmtheaters vertonen zijn de documentaire, de kinderfilm, de korte film en de animatiefilm. Deze draaien vaak binnen speciale programma’s in de filmtheaters. Ook de Nederlandse filmindustrie ontwikkelt aanbod dat expliciet bedoeld is voor ofwel de bioscoopmarkt dan wel de filmtheaters. Niettemin dreigt een deel van het filmaanbod, dat met extra fiscale maatregelen is ontwikkeld, tussen wal en schip te raken: het blijkt onvoldoende marktpotentieel te hebben voor bioscoop of arthouse en kan vervolgens alleen om artistieke redenen nog een weg vinden via de filmtheaters
naar het publiek. Hier wordt ook zichtbaar dat een samenhangend stelsel van maatregelen, gericht op aanbod, spreiding en afname/accommodaties in het Nederlands filmbeleid ontbreekt, zowel voor het gehele nationale als het (inter)nationale kwetsbare kwaliteitsaanbod. Door het ontbreken van een samenhangend filmbeleid voor Nederlandse films ligt het voor de hand dat filmtheaters en gemeenten en provincies in het cultuurbeleid vooral de ondersteuning van de vertoning van kwetsbaar kwaliteitsaanbod prioriteit geven. Het aanbod in de filmtheaters Bij het samenstellen van de programmering van een filmtheater spelen, naast het beschikbare filmaanbod, op de achtergrond verschillende factoren een rol. Naast de omvang van stad en streek en de aanwezige bioscoopexploitaties zijn dit factoren als sociaal-maatschappelijke, demografische, politieke en economische kenmerken van het verzorgingsgebied. In de bijlagen is een actueel overzicht opgenomen van 17
ANF
05-02-2002 14:54 Pagina 18
Algemene informatie: kerncijfers en definities
de vertoningsplaatsen in Nederland, uitgesplitst naar gemeenten en type vertoning (bijlagen). Ook spelers in de markt (onder andere producenten, distributeurs en vertoners) en de missie van een filmtheater hebben invloed op de uiteindelijke programmering. De filmdistributeurs maken een selectie uit het internationale aanbod van films en bepalen voor welke films zij het Nederlandse vertoningsrecht wensen te verwerven. Dit gebeurt doorgaans op internationale filmfestivals en -markten zoals in Cannes, Berlijn, Venetië en ook Rotterdam (bijlagen). Een filmtheater is in zijn exploitatie en programmasamenstelling voor een deel, en voor het kwetsbare aanbod (de subsidiabele taakstelling bij uitstek) zelfs volledig, afhankelijk van subsidies. De programmeur houdt rekening met het nationale en lokale aanbod van de overige filmvertoners. De eigen expertise en de persoonlijke smaak van de programmeur spelen tot slot ook nog een rol in het keuzeproces. Publieksbereik en nieuwe doelgroepen Voor grotere A-filmtheaters als het Haags Filmhuis, Lantaren/Venster in Rotterdam en ‘t Hoogt in Utrecht ligt het bezoekersaantal in 2001 rond de 100.000. Het in 2000 geopende artplex Lux in Nijmegen bereikte in haar eerste openingsjaar zelfs 200.000 bezoekers. (zie tabel 5, bijlage 4). Voor filmtheaters is inmiddels aangetoond dat de bezoekcijfers sterk stijgen na een renovatie en/of uitbreiding van de accommodatie. Uit onderzoek blijkt dat het profiel van de gemiddelde filmtheaterbezoeker weinig verschilt met dat van de cultureel actieve consument. Het laat zich als volgt omschrijven: hoger opgeleid, afkomstig uit de hogere sociale klasse, een 1- of 2persoonshuishouden en geïnteresseerd in kunst, cultuur, politiek en reizen c.q. toerisme. Ten opzichte van bioscopen is het filmtheaterpubliek gemiddeld 10 jaar ouder (30). Nieuwe publieksgroepen (jongeren, nieuwe Nederlanders) bereiken de filmtheaters met name door speciale activiteiten, festivals en een internationaal georiënteerd programma-aanbod (zie ook deel 2). 18
Algemene informatie: kerncijfers en definities
Met speciale programma’s, extra service en comfort, een professionele exploitatie, accommodatie, outillage (projectie en geluid), promotie, marketing en prijsdifferentiaties slagen filmtheaters er in hun publiek te vergroten en uit te breiden. Zij signaleren de laatste jaren een toename van het aantal bezoekers in de leeftijdscategorieën 40 jaar en ouder. Ook hier laat de toenemende vergrijzing van de Nederlandse bevolking zijn invloed gelden. Deze groep heeft niet alleen meer vrije tijd, maar heeft ook meer te besteden en een gemiddeld betere opleiding dan eerdere generaties ouderen, wat zich uit in belangstelling voor kwalitatieve en culturele activiteiten. Zij vormen voor de filmtheaters dan ook een belangrijke nieuwe potentiële doelgroep. Een specifieke ontwikkeling waar filmtheaters op inspringen is de toenemende belangstelling van Nederlanders in andere culturen. Oorzaken zijn de sterkere multiculturaliteit van Nederland en de groeiende mondialisering. Het blijkt dat zowel arthousefilms als kwetsbare kwaliteitsfilms die andere culturen portretteren, een relatief groot publiek naar de filmtheaters weten te trekken. Recente voorbeelden hiervan zijn films als Die Sälzmänner von Tibet, The Circle en Vengo en festivals met films uit specifieke landen of werelddelen als Cinema Méditerranée, Africa in the Picture en het Latijns Amerikaans Festival. Jongeren zijn nog relatief ondervertegenwoordigd in de filmtheaters. Deze groep gaat meer naar de commerciële bioscopen. Met initiatieven als CKV-tips en programma’s als Rotterdam Film Course van het International Film Festival Rotterdam (IFFR) en MovieZone als een landelijk filmeducatieprogramma lukt het om niettemin ook meer jongeren naar de filmtheaters te trekken.
Filmtheater, TV, Pay-TV, Video, DVD en Internet, Een filmproductie ontleent zijn bijzondere waarde in de eerste plaats aan het succes op het witte doek, al wordt nog maar 30% van de omzet in de sector gemaakt met de kaartverkoop. De rest van de omzet gaat via t.v., pay-tv, video, dvd en Internet. Alleen de jaarlijks succesvolste (Top-20) films bieden via bioscoop en arthouse voldoende rendement voor een gezonde exploitatie. In een tijd van steeds meer nieuwe technieken en kwalitatief goede huiskamer-technologie, profileren filmtheaters, arthouses en bioscoop zich door te investeren in service, comfort en vooral veel extra’s. In de periode 1983 tot nu schakelden 98 filmtheaters over op professioneel 35 mm projectie. In de komende jaren zullen ook de filmtheaters over moeten schakelen op digitale technieken.
19
ANF
05-02-2002 14:54 Pagina 20
Gemeenten, filmtheaters en cultuurbeleid
Cinematheek het Haags Filmhuis Geheel vernieuwd en uitgebreid in 2001 presenteert het Haags Filmhuis met ruim 500 verschillende titels per jaar, een informatiecentrum, foyer en 5 cinematheekzalen een aanbod van kwetsbare kwaliteitsfilms aangevuld met arthouse-films. Het Haags Filmhuis staat jaarlijks garant voor een aantal speciale programma’s die in eigen beheer worden ontwikkeld en vaak een roulement vinden langs een aantal grotere collega-filmtheaters. Met ruim 77.000 bezoeken per jaar, een begrote subsidie van F 800.000 per jaar en een volledig geprofessionaliseerde staf een voorbeeld van een Filmtheater in een gemeente met een alomvattend cultuurbeleid.
Gemeenten, filmtheaters en cultuurbeleid
DEEL2 Gemeenten zijn al vanaf de opkomst van de filmtheaters in principe het eerste aanspreekpunt geweest voor ondersteuning van hun bijzondere taken. Het definiëren van subsidiabele taakstellingen van de filmtheaters is dan ook een gemeentelijke zaak. In de praktijk gebruiken gemeenten verschillende beleidsinstrumenten en subsidieregelingen om filmtheaters te ondersteunen. Gemeentelijke ondersteuning voor filmtheaters vindt vooral plaats op het gebied van: • de accommodaties en inrichting (eenmalig en structureel); • de exploitatie / het personeel (structureel); • het artistiek beleid / de programmering (structureel en incidenteel); Ondersteuning voor de accommodaties van filmtheaters Accommodaties van filmtheaters worden evenals die van stadsschouwburgen, theaters, muziekpodia en andere culturele instellingen veelal met eenmalige gemeentelijke investeringen gerealiseerd. Soms worden deze aangevuld met eenmalige provinciale bijdragen of een bijdrage uit de rijksregeling incidentele filmfestivals, filmmanifestaties en investeringen filmtheaters. Verschillende eigendomsverhoudingen zijn mogelijk. De panden kunnen eigendom zijn van een particulier, een woningbouwvereniging, de gemeente of van het filmtheater (de stichting) zelf. In sommige gevallen vallen de gebouwen onder monumentenzorg. Om filmtheaters tegemoet te komen in de huurprijs van deze (nieuwbouw-) locaties hanteren gemeenten een sociaal/cultureel huurtarief of een marktconform huurtarief waar subsidies op worden toegepast. Aanvullende subsidies zijn vaak ook bestemd voor onderhoud van het gebouw.
20
De ondersteuning voor filmtheaters vanuit lagere overheden is echter zeer wisselend: sommige filmtheaters worden zwaarder gesubsidieerd dan andere filmtheaters. Mede hierdoor hebben de meeste non-profit vertoners doorgaans onvoldoende financiële middelen tot hun beschikking voor een geheel professioneel betaalde organisatie. Zodoende wordt er in veel filmtheaters nog een beroep gedaan op vrijwilligers of ID-medewerkers (melkertbanen) en hebben zij een gebrek aan programmeringsbudgetten voor kwetsbare kwaliteitsfilms en professionele marketinginstrumenten. F. van der Ploeg, Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCenW-Filmbrief 2001)
Ondersteuning voor de exploitatie en het personeel Een aantal (grotere) gemeenten verleent naast ondersteuning voor de huisvesting ook een structurele (budget)subsidie voor de exploitatie of het personeelsbeleid van filmtheaters. Met deze subsidies kunnen filmtheaters betaald personeel aanstellen voor taken die continuïteit en kwaliteit van de organisatie bepalen. Enkele grotere filmtheaters zijn daardoor anno 2001 al volledig geprofessionaliseerd. Middelgrote filmtheaters kunnen in de regel enkele formatieplaatsen professionaliseren, terwijl kleinere filmtheaters en filmhuizen daartoe doorgaans niet in staat zijn. Deze organisaties zijn sterk aangewezen op de inzet van vrijwilligers.
21
ANF
05-02-2002 14:54 Pagina 22
Gemeenten, filmtheaters en cultuurbeleid
Gemeenten, filmtheaters en cultuurbeleid
Ondersteuning voor het artistiek beleid van filmtheaters (programmering) Voor steeds meer gemeenten is het gebruikelijk filmtheaters ook specifiek voor hun activiteiten te ondersteunen. Dat kan zowel structureel als incidenteel. De huidige activiteiten van de 98 filmtheaters bestaan uit een scala aan filmvertoningen, waaronder thematische festivals, retrospectieven, kinderfilms, specials, educatieve projecten (zie ook deel 1 van deze handreiking) en nieuwe films (premières). De filmtheaters snijden hun artistiek beleid en programma-aanbod toe op factoren als de lokale (bioscoop- en arthouse)situatie en de omvang en samenstelling van het verzorgingsgebied. Daarbij staat naast de artistieke waarde van het samen te stellen programma ook het bereik van nieuwe doelgroepen voorop (zie ook 1). Filmtheaters financieren hun programma-aanbod veelal uit een combinatie van bijdragen van rijk, provincie, gemeente, fondsen en sponsors. Om de (subsidiabele) taakstellingen van filmtheaters te omschrijven onderscheidt de ANF een cinematheekfunctie (of oorspronkelijke taakstelling) die vooral speciale activiteiten en vertoning van kwetsbare kwaliteitsfilms omvat en een arthousefunctie, die vooral de vertoning aanduidt van toegankelijker filmaanbod voor een breed publiek.
Keuzes in het programmeren van een filmtheater Filmtheaters profileren zich vooral door hun organisatiecultuur en aanbod. Het programma in een Filmtheater wordt onder andere bepaald door het aanbod verzorgd door distributeurs, festivalinitiatieven, en (eigen) projectorganisaties. Voorts spelen factoren als de kracht van de exploitatie (subsidies), het lokale bioscoopaanbod, het lokale profiel van de bezoeker en de smaak en artistieke voorkeur van de programmeur een belangrijke rol.
A. het reguliere (première-)aanbod van kwetsbare kwaliteitsfilms en enkele arthousefilms van met name de door OCenW gesubsidieerde distributeurs Cinemien, Contact Film, Filmmuseum Distributie en Park Junior; B. speciale festivals, filmmanifestaties en retrospectieven als Cine Premieres Francais, Celluloid Jazz, Dutch Docs, Fantastische Film, Noordelijk Filmfestival, FilmSpiegel, Retrospectieven van filmmakers; C. filmeducatief aanbod (onder andere ook CKV), ontwikkeld door de filmtheaters zelf of samen met het onderwijs en landelijke, regionale of gemeentelijke organisaties voor film, kunst en cultuureducatie als MovieZone, Klassefilm, Lezingenreeksen; D. filmprojecten ontwikkeld in samenwerking met landelijke en regionale filmorganisaties, filmfestivals en instellingen, zoals World Cinema Tour, een initiatief van het International Film Festival Rotterdam (IFFR); E. doelgroepgerichte activiteiten in nieuw (incidenteel en structureel) aanbod, ontwikkeld voor nieuwe publieksgroepen (jongeren, ouderen, nieuwe Nederlanders), samen met andere cultuurinstellingen, al dan niet in het kader van het Actieplan Cultuurbereik (Africa in the Picture, Japanse Popcultuur, Culture Islam Mediterranee, Hindoestaans Filmfestival ‘Baap re Raap’).
In de grootste gemeenten slagen filmtheaters er mede dankzij een toereikend gemeentelijk subsidiebeleid in, hun aanbod voor een aanzienlijk deel en soms zelfs vrijwel geheel te realiseren met kwetsbare kwaliteitsfilms en specials. In deze grote gemeenten zijn vaak genoeg andere vertoners (bioscopen en zelfs arthouses) en kan het (subsidiabele) filmtheateraanbod zich vrijwel geheel beperken tot de oorspronkelijke taakstelling nl. de moderne cinematheekfunctie. Voorbeelden hiervan zijn de filmtheaters in Amsterdam (Rialto), Den Haag (Haags Filmhuis), Utrecht (‘t Hoogt) en Tilburg (Filmfoyer) (Zie ook deel 2; Definities). Landelijk gezien valt het programma-aanbod in de filmtheaters voor ruim 50% onder de (subsidiabele) oorspronkelijke kerntaak, de cinematheekfunctie. Het omvat de presentatie van:
22
23
ANF
05-02-2002 14:54 Pagina 24
Gemeenten, filmtheaters en cultuurbeleid
Met deze activiteiten hebben filmtheaters een specifieke (subsidiabele) taak die afwijkt van die van bioscopen en arthouses. In gemeenten is veelal sprake van een structurele of incidentele activiteitensubsidie ter ondersteuning van deze kernactiviteiten. Deze gemeentelijke subsidie wordt afgestemd op - en vaak aangevuld met - andere subsidies. Met name in (middel)grote gemeenten (30.000 of meer inwoners), waar de lokale en regionale situatie in de regel ruimte biedt voor dagelijkse vertoningen, zijn meerjarige subsidieafspraken met gemeenten belangrijk voor een gezonde exploitatie van de filmtheaters. Ontbrekend instrumentarium Doordat zowel het gemeentelijk, provinciaal als landelijk beleid voor film, filmvertoning en in het bijzonder de filmtheaters nog relatief nieuw is, ontbreekt het aan heldere beoordelingsinstrumenten en criteria. Tijdens het opstellen van deze Handreiking was dus geen uitgewerkt instrumentarium voorhanden waarmee gemeenten de subsidiëring van filmtheaters kunnen onderbouwen en evalueren. Factoren die daarvan niettemin onderdeel uit kunnen maken zijn: het aandeel films van gesubsidieerde distributeurs in het programma-aanbod, de non-profit status, de praktische uitwerking van de statutaire doelstelling, de eventuele historische achtergrond (voortgekomen uit cineclubs, filmliga’s en filmhuizen met een ideële doelstelling), het educatief aanbod en het aantal en de kwaliteit van samenwerkingsprojecten met maatschappelijke en culturele organisaties. Ringenmodel VNG Om meer harmonisatie te bereiken van het gemeentelijk cultuurbeleid inzake film kan het ringenmodel van de VNG als uitgangspunt dienen. De VNG ziet een overeenkomst tussen de manier waarop een stedelijke infrastructuur zich ontwikkelt en de wijze waarop een cultureel voorzieningenpatroon tot stand komt. De bevolkingssamenstelling (factoren als leeftijd, opleidingsniveau en inkomensklasse) is in combinatie met de ambities van het gemeentebestuur sterk bepalend voor het feitelijk te realiseren cultuurbeleid.
24
Gemeenten, filmtheaters en cultuurbeleid
In steeds meer gemeenten maken filmtheaters inmiddels een vast onderdeel uit van de culturele infrastructuur: een patroon van instellingen en organisaties dat in de kern bestaat uit een aantal centrale functies, zoals een bibliotheek en amateurkunst, waaraan (afhankelijk van de lokale situatie en ambities) andere voorzieningen zijn toegevoegd zoals een lokale omroep, museum, centrum beeldende kunst, filmtheater, cultureel centrum, theater en stadsschouwburg. Het cultureel voorzieningenpatroon van Nederlandse gemeenten is daarmee grofweg in te delen in drie ringen, die corresponderen met het aantal inwoners: 1. kernachtig cultuurbeleid; tot 30.000 inwoners 2. uitgebreid cultuurbeleid; tussen de 30.000 en 90.000 inwoners 3. alomvattend cultuurbeleid; meer dan 90.000 inwoners. ad 1. Bij de kleinere gemeenten met een kernachtig gemeentelijk cultuurbeleid bestaat het cultureel voorzieningenpatroon uit een beperkt aantal activiteiten en voorzieningen, te weten: de vormgeving van de openbare ruimte, monumentenzorg, archiefwerk, bibliotheek, amateurkunst en soms cultuureducatie. Deze elementen vormen de harde kern van het cultuurbeleid. De eventueel aanwezige filmvoorziening is kleinschalig en maakt meestal deel uit van een groter provinciaal netwerk, zoals een filmliga of filmcircuit. ad 2. Middelgrote gemeenten met een uitgebreid gemeentelijk cultuurbeleid beschikken naast de onder ad 1 genoemde elementen over een grotere diversiteit aan voorzieningen, te weten een centrum voor cultuureducatie, een museum, een lokale omroep, een multifunctionele podiumkunstaccommodatie en bepaalde voorzieningen op het terrein van de beeldende kunst. Soms is sprake van een zelfstandig filmtheater, in andere gevallen is de non-profit filmvoorziening onderdeel van een multifunctionele accommodatie of van een bioscoop.
ad 3. Het alomvattend gemeentelijk cultuurbeleid van gemeenten met meer dan 90.000 inwoners houdt in dat het cultureel voorzieningenpatroon tamelijk volledig is, met kwalitatief goede accommodaties voor alle podiumkunsten, musea voor moderne kunst, grote instituten voor beeldende kunst, centra voor cultuureducatie en een lokaal radio- en televisiestation. Vrijwel alle gemeenten groter dan 90.000 inwoners hebben een zelfstandig filmtheater en geven actief steun aan de vertoning van de kwetsbare kwaliteitsfilm. Cultureel ondernemerschap en concurrentievervalsing Met het vaststellen van gesubsidieerde taken voor filmtheaters is geen heldere en afdoende scheidslijn te trekken voor de taken van filmtheaters ten opzichte van die van bioscopen c.q. de markt. De filmsector kent, anders dan andere cultuursectoren, een sterk marktgerichte oriëntering voor productie, distributie en vertoning. Niettemin bestaat er inmiddels geen misverstand meer over de stelling dat de subsidiabele taakstellingen tot het primaire werkterrein van de filmtheaters behoren. In nogal wat gemeenten zijn filmtheaters echter actief naast arthouses en/of bioscopen (zie bijlagen) en wordt nadere regelgeving voor de activiteiten van filmtheaters vooral vanuit de markt als wenselijk ervaren. In de praktijk blijkt dat voor een slechts zeer beperkt aantal gemeenten meer helderheid over de subsidiabele taken van filmtheaters gewenst is om geschillen met betrekking tot concurrentie-posities te voorkomen. Zelfs in die gemeenten waar filmtheaters zich nadrukkelijk ook op een ruimere taakstelling oriënteren, blijft een toereikende gemeentelijke subsidie niettemin gewenst. Een gunstig gemeentelijk vestigingsbeleid voor bioscopen zou hen sneller in staat stellen nieuwe marktgebieden (bv. de vertoning van arthousefilms) op te pakken. Zo kan ook voorkomen worden dat nieuwe, voor de markt aantrekkelijke taken, al te gemakkelijk naar de filmtheaters worden toegeschoven.
Cultureel ondernemerschap staat steeds in dienst van culturele (en subsidiabele) taken, ook die van filmtheaters. Marktgerichte activiteiten van filmtheaters zouden daarom geen alternatief voor subsidiabele taakstellingen dienen te zijn, maar slechts aanvullend en ondersteunend ten opzichte van de oorspronkelijke kerntaak. Filmtheaters treden alleen aanvullend op ten opzichte van de markt (bioscopen en arthouses). In de vertoningspraktijk is niettemin sprake van een dynamisch grensgebied, met name wat betreft het aanbod van arthousefilms. Dat is voor een deel ook een gevolg van de in 1999 ingevoerde liberalisering van het handelsverkeer. Distributeurs bepalen nu zelf met welke vertoner ze in zee gaan. Het verdient ook daarom aanbeveling dat lokaal filmtheaters en bioscopen samenwerken om films op de juiste plek te vertonen. De landelijke samenwerking tussen NFC en ANF mag hier tot voorbeeld dienen.
De exploitaties van Filmtheaters Het Nederlandse netwerk van ruim 98 door rijk, provincies en gemeenten ondersteunde filmtheaters is uniek in zijn soort. Filmtheater bevinden zich gespreid over het land in een 31 grotere en een 65 kleinere gemeenten. De organisatiecultuur van de filmtheaters is laagdrempelig en flexibel. De non-profit organisaties worden veelal gerund door een kleine staf, vaak aangevuld met meerdere formatieplaatsen via speciale (werkgelegenheidsverruimende) regelingen. Daarnaast zijn veel filmtheaters aangewezen op vrijwilligers. Filmtheaters worden bestuurd door personen, afkomstig uit diverse maatschappelijke geledingen en een cultureel actieve groep vertegenwoordigen.
25
ANF
05-02-2002 14:54 Pagina 26
Een checklist voor gemeenten
Filmhuis De Keizer (Deventer) Filmhuis De Keizer verzorgt sinds 1995 vanuit een professionele nieuwe accommodatie met twee zalen, een foyer en kantoren die voor een deel elders in de stad zijn ondergebracht een selectie van het beste uit de filmtheaters. Per jaar worden ruim 250 verschillende films gepresenteerd, men werkt samen met Duitsland in een jaarlijks festival (FilmSpiegel) en het filmtheater stond aan de wieg van de sterke opkomst van de filmtheaters in Overijssel. Met ruim 35.000 bezoeken per jaar, 4.000 donateurs, 3 parttime stafleden, 5 I/D banen, 50 vrijwilligers een voorbeeld van een filmtheater in een gemeente met een uitgebreid cultuurbeleid.
Een checklist voor gemeenten DEEL3 “Zowel de rijksoverheid als gemeentelijke overheden realiseren zich onvoldoende dat zij met filmtheaters een relatief goedkoop middel in handen hebben om binnen stedelijke infrastructuur een intercultureel hoogwaardig aanbod te stimuleren” Raad voor Cultuur (Van de schaarste ende overvloed. Advies Cultuurnota 2001-2004) Deze Handreiking Filmtheaters en Cultuurbeleid wil allereerst meer helderheid geven over de bijzondere (subsidiabele) taken van filmtheaters. In deel 1 en 2 is daarom uitvoerig ingegaan op kengetallen, definities en het belang van gemeentelijk cultuurbeleid t.a.v. de filmtheaters. Voor het ontwikkelen van gemeentelijk en provinciaal beleid t.a.v. filmtheaters is het van belang ook meer inzicht te geven in de praktische opzet van filmtheaterexploitaties. Daarom worden met de hier opgenomen checklist de belangrijkste variabelen beschreven die een rol spelen bij opzet en inrichting van filmtheaters. Deze variabelen zijn: 1. accommodatie; 2. outillage; 3. personeel; 4. vertoningsfrequentie; 5. aantal bezoekers op jaarbasis; 6. investering in apparatuur; 7. (gemeentelijke) subsidie; 8. ANF-norm.
26
De checklist filmtheaters en cultuurbeleid geeft (globaal) de actuele stand van zaken weer van de bestaande typen van filmtheaters in combinatie met aanbevelingen en een door de samenstellers als realistisch beschouwd ambitieniveau. Daarbij is gezocht naar een algemeen als noodzakelijk beschouwd minimum van professioneel dienstenniveau dat nodig is om de kerntaken van filmtheaters goed uit te voeren. Het professioneel functioneren van filmtheaters als volwaardige moderne culturele instellingen staat of valt bij een zo optimaal mogelijk ingerichte accommodatie en exploitatie. Gemeenten kunnen op basis van de checklist hun beleid ten aanzien van filmtheaters zowel toetsen als nader vormgeven. De gebruikte driedeling in gemeenten is ontleend aan het ringenmodel van de VNG, zoals omschreven in het vorige deel. Aanvullend op de checklist worden de variabelen toegelicht en aanbevelingen gedaan.
27
ANF
05-02-2002 14:54 Pagina 28
Een checklist voor gemeenten
Een checklist voor gemeenten
Checklist filmtheaters en cultuurbeleid Kernachtig cultuurbeleid Inwoners 1 accommodatie
2 outillage
tot 30.000 -multifunctionele podium accommodatie of samenwerking bioscoop -een zaal -gedeelde huur -35 mm projector-oplopende vloer -geluidsdichte cabine -filmscherm -bioscoopstoelen
Uitgebreid cultuurbeleid
Alomvattend cultuurbeleid
30.000 tot 90.000
meer dan 90.000
-
zelfstandig gebouw -eigen foyer + horeca
idem -minimaal twee zalen -sociaal-cultureel huurtarief
idem
idem
-extra16mm projector, videobeam en digitale projectie -dolby geluid 3 personeel
-gecombineerde beheerderstaak -vrijwilligers
-zakelijk leider, artistiek leider en 2 operateurs vrijwilligers
-zakelijk leider, artistiek leider, 5 operateurs, publiciteitsmedewerker, educatief medewerker, vrijwilligers
4 vertonings frequentie
min 2x per week
dagelijks
dagelijks (prolongatie)
5 aantal bezoekers op jaarbasis
5.000 tot 10.000
25.000 tot 50.000
50.000 of meer
6 investering
eenmalige investering tbv accommodatie, apparatuur en/of inrichting
eenmalige investering tbv accommodatie, apparatuur en/of inrichting
eenmalige investering tbv accommodatie, apparatuur en/of inrichting
7 subsidie
incidentele ondersteuning kwetsbaar filmaanbod
structurele ondersteuning kwetsbaar filmaanbod
structurele ondersteuning kwetsbaar filmaanbod
8 ANF-subsidienorm per inwoner per jaar
€ 0,45
€ 0,70
oplopend tot € 1,15
28
ad 1. Accommodaties In de praktijk bestaan er verschillende accommodatievormen voor filmtheatervoorzieningen: volledig zelfstandige accommodatie in stadsschouwburg in vlakkevloer theater in cultureel complex in bioscoop Aanbeveling Voor de grotere (A- en B) filmtheaters is een volledig zelfstandige accommodatie aan te bevelen. De omvang van de filmtheaterexploitatie en het verschil in organisatiecultuur maken een combinatie met andere disciplines vaak moeizaam te beheren en beheersen. Slechts een beperkt aantal grotere culturele instellingen (vlakke vloer en schouwburg) is hier in geslaagd. Voor kleinere gemeenten geldt als voordeel van een gecombineerde / multifunctionele podiumaccommodatie voor filmtheatervoorzieningen dat de diverse (kunst-)disciplines gezamenlijk zijn te huisvesten en gesprekspartner zijn voor de gemeente. Voor de gemeente is het een voordeel dat er één accommodatie is voor film, theater en/of muziek samen, waardoor de overhead gedeeld kan worden. De subsidies die gemeenten aan deze podia verstrekken zijn vaak niet gedifferentieerd, met als nadeel dat dit in grotere gemeenten vaak tot interne discussies leidt over het doorberekenen van subsidieen beheerslasten.
Een bijzondere organisatievorm is de combinatie van een filmtheater en een lokale bioscoop, waarbij de filmtheatervoorziening een zaal huurt in de plaatselijke bioscoop. De accommodatie voldoet in zo’n geval meestal aan alle bioscoopnormen. Voor de filmboekingen, het filmtransport en de horecavoorziening kan het filmtheater profiteren van de aanwezige professionaliteit. De vrijwilligers van het filmtheater zorgen voor de selectie van de films, maken een programmaboekje en beheren het adressenbestand van de leden. In deze situatie is extra ondersteuning noodzakelijk voor de subsidiabele taken van het filmtheater.
29
ANF
05-02-2002 14:54 Pagina 30
Een checklist voor gemeenten
Een checklist voor gemeenten
ad 2. Outillage De in de checklist genoemde voorzieningen vormen de minimale voorwaarden voor een kwalitatief hoogstaande vertoningssituatie. Deze normen worden ook door de ANF gehanteerd. ad 3 Personeel Voor het optimaal runnen van een groot filmtheater (categorie A) is een aantal van tenminste 5 formatieplaatsen noodzakelijk, te weten: een zakelijk leider; artistiek leider; meerdere operateurs/technici, een publiciteitsmedewerker en educatiefmedewerker. In de praktijk werken vrijwel alle filmtheaters echter nog met een kleine staf. Deze wordt dan aangevuld met vrijwilligers (oplopend tot 50 of meer) die een variëteit aan werkzaamheden voor hun rekening nemen, van kassawerk en zaalwacht tot deelname aan adviesgroepen voor onder andere programmering, marketing en educatieve activiteiten. Vrijwilligers verzorgen vaak ook, onder begeleiding van betaalde en gediplomeerde operateurs, de projectie van de films. Een te grote mate van afhankelijkheid van de organisatie van vrijwilligers leidt voor met name grotere filmtheaters tot problemen met betrekking tot de continuïteit en de kwaliteitsbewaking, ook in het proces van professionalisering en uitbreiding. Dit heeft direct gevolgen voor het serviceniveau en dus voor het publieksbereik. Filmtheaters en nieuwe publieksgroepen Filmtheaters ontwikkelen een belangrijk deel van hun filmaanbod in samenwerking met lokale, regionale en landelijke culturele en maatschappelijke organisaties en instellingen. Dit aanbod wordt steeds vernieuwd en trekt zowel nieuw ouder als jong publiek naar de filmtheaters. Ook culturele minderheden (Nieuwe Nederlanders) worden steeds meer aangetrokken door het culturele aanbod in de filmtheaters. De subsidiabele taakstellingen vormen in de filmtheaters een brug naar nieuwe cultureel te engageren publieksgroepen.
30
Aanbeveling Evenals bij andere culturele instellingen, zoals theaters en muziekpodia, zouden filmtheaters die dagelijks actief zijn, volledig met betaalde krachten moeten kunnen werken. In specifieke gevallen kan de inzet van vrijwilligers een noodzakelijke en/of positieve bijdrage leveren aan de organisatie van een filmtheater.
ad 4. Vertoningsfrequentie De grotere A- en B-filmtheaters vertonen dagelijks, de kleinere C-filmtheaters hebben een lagere vertoningsfrequentie. Aanbeveling Voor de vertoningscontinuïteit en publieksopbouw van een filmtheater is een vaste vertoningsfrequentie van minimaal 2x per week een vereiste. Ook met het oog op het rendement van de investeringen wordt door OCenW hieraan een minimumeis gesteld. ad 5. Potentieel aantal bezoekers (op jaarbasis) De in de checklist genoemde aantallen zijn op te vatten als streefcijfers. De feitelijk te realiseren bezoekersaantallen zijn voor een deel ook afhankelijk van de diversiteit van het plaatselijke bioscoop- en arthouse aanbod. Voor het profiel van de (potentiële) filmtheaterbezoeker wordt verwezen naar deel 1. ad 6. Investeringen Investeringen in filmtheaters worden gedaan voor de verbouwing/renovatie van een bestaande locatie, voor de realisering van of uitbreiding van een zelfstandige nieuwbouwlocatie en/of voor de aanschaf van nieuwe apparatuur en de inrichtingskosten van een zaal.
ad 7: Subsidie Naast de incidentele en/of structurele gemeentelijke subsidies zijn er incidentele, aanvullende subsidies mogelijk van rijk, provincie, fondsen of de Europese gemeenschap (zie ook ad 2: programmering en subsidiabele taakstellingen). De totale omvang van de subsidies die filmtheaters verwerven is tevens afhankelijk van de eigen projecten in de programmering, zoals festivals, retrospectieven en educatieve activiteiten. Aanbeveling Beleid ten aanzien van filmtheaters moet in veel gemeenten nog verder worden ontwikkeld. Wezenlijk is het om actief overleg met de instellingen te voeren. Alleen zo kan gemeentebeleid op maat worden gesneden, beter inhoudelijk worden onderbouwd en een financiële vertaling krijgen die aansluit bij de behoeften van filmtheaters. ad 8. ANF norm Deze normen blijken in de praktijk de beste garantie om met het bijbehorende gemeentelijke subsidiebedrag filmtheaters de basis te geven om hun kerntaken waar te maken.
Aanbeveling Voor grotere gemeenten verdient het aanbeveling om met de investeringen te streven naar een zelfstandige locatie voor het filmtheater. Voor middelgrote en kleinere gemeenten is een multifunctionele accommodatie het meest realistisch (zie ook ad1).
31
ANF
05-02-2002 14:54 Pagina 32
De provincies, filmtheaters en cultuurbeleid
Filmhuis Veenendaal (Hofpleintheater) Het filmtheater in Veenendaal (een vereniging met ongeveer 250 leden) vertoont een selectie van kwetsbare kwaliteitsfilms en arthousefilms elke dinsdagavond in zaal 2 (83 stoelen) van de lokale bioscoop het Hofpleintheater. Alle werkzaamheden, o.a samenwerking met scholengemeenschap ‘Het Lyceum’ en ‘St. De Vaart’ (jongeren en allochtonen), worden verricht door het bestuur dat bestaat uit 7 vrijwilligers. Het filmtheater kent een sterk stijgend aantal bezoekers en heeft inmiddels een belangrijke plaats ingenomen in het culturele leven van Veenendaal. Voorzichtig oriënteert het filmtheater zich op uitbreiding van haar activiteiten. Voorbeeld van een filmtheater in een gemeente op weg naar een uitgebreid cultuurbeleid.
De provincies, filmtheaters en cultuurbeleid DEEL4 Het beleid van veel gemeenten ten aanzien van film, filmtheaters en filmvertoning moet nog verder van de grond komen; datzelfde geldt ook voor een aantal provincies. De provincies die wel een filmbeleid voeren, verschillen onderling sterk in de manier waarop ze dat doen. Op dit moment steunen diverse provincies film en filmtheaters op het gebied van: een provinciaal filmcircuit; regionale filmfestivals; bijzondere filmproducties; filmeducatie; deskundigheidsbevordering; de programmering van filmtheaters; bijzonder manifestaties; regionale filmarchieven Een aantal provincies heeft nog geen specifiek filmbeleid ontwikkeld. Deze provincies werken met een incidentele subsidiepot waar initiatieven op filmgebied, naast die uit andere cultuurdisciplines, een beroep op kunnen doen. Enkele provincies verlenen sporadisch subsidie voor een filmproductie, vrijwel uitsluitend wanneer een film specifiek betekenis heeft voor het culturele klimaat van de provincie. In een aantal provincies is een provinciaal filmcircuit actief, waar meerdere filmtheaters bij zijn aangesloten. Dergelijke filmcircuits en/of regionale organisaties bestaan in Friesland, Brabant, Limburg, Gelderland, Groningen, Overijssel en NoordHolland. De samenwerking richt zich in de meeste gevallen op een afstemming in programmering en op de uitwisseling van kennis en ervaring. Voor vooral kleinere filmtheaters, die uitsluitend met vrijwilligers werken, zijn deze activiteiten van groot belang. Sommige filmcircuits werken met beroepskrachten en ontwikkelen een breed scala aan activiteiten, de meeste hebben vooral een coördinerende taak. Ondersteuning van de provincies is hiervoor onmisbaar. Andere filmcircuits zijn afhankelijk van de inspanningen van medewerkers van filmtheaters zelf, wat bij vrijwilligers tot gebrek aan continuïteit leidt.
32
33
ANF
05-02-2002 14:54 Pagina 34
De provincies, filmtheaters en cultuurbeleid
Een aantal provincies subsidieert een nationaal of regionaal filmfestival dat in de provincie plaatsvindt, zoals het Noordelijke Filmfestival (Leeuwarden), Film By the Sea in Zeeland, het Festival Vrouwenfilms ‘Claire Obscur’ in Drenthe en het speciale IDFA-festivalonderdeel in Nijmegen (Gelderland). De bescheiden inbreng van provincies op het gebied van filmbeleid blijkt ook uit de projecten die zijn ingediend in het kader van de Stedelijke en Provinciale Programma’s Cultuurbereik voor de periode 2001-2004. Filmtheaters zijn nog onvoldoende vertegenwoordigd in deze plannen, terwijl zij geschikt zijn om een brede doelgroep te bereiken. Zij hebben een gevarieerd programma-aanbod met films uit verschillende culturen. Film geldt als een van de meest populaire vrijetijdsbestedingen en een bezoek aan het filmtheater is, mede door de lage toegangsprijzen, laagdrempelig. Van alle provincies biedt Brabant de meest uitgewerkte en toegespitste ondersteuning aan filmtheaters. Om die reden wordt hierna uitgebreider ingegaan op het Brabantse filmbeleid. Deze aanpak kan als model gelden voor andere provincies.
Filmtheaters: proeftuin en internationaal podium Filmtheaters vormen een proeftuin voor nieuwe ontwikkelingen met het medium, die later ook door de markt worden opgepakt. Veel (jonge) filmmakers en nieuwe stijlen en genres vinden via de filmtheaters, provinciale filmcircuits en regionale filmfestivals een weg naar de arthouses en bioscopen. Filmtheaters stonden aan de basis van festivals als het Festival van de Fantastische Film, Cinekid (Amsterdam) en Cinekid op locatie, Holland Animation Film Festival (HAFF), Film By the Sea (Vlissingen), het Noordelijke Filmfestival (Leeuwarden), FilmSpiegel (Nederland / Noordrijn/westfalen) en specials rond uiteenlopende filmgenres, stromingen, thema’s en filmstijlen.
34
Filmbeleid provincie Brabant Het provinciebestuur van Brabant heeft de Vereniging van Brabantse Filmtheaters (VBF) opgericht om namens de provincie een actief filmbeleid te voeren. De VBF bestaat sinds 1984 en is uitgegroeid tot een samenwerkingsverband van 17 vertoningsplaatsen in Brabant. De algemeen erkende meerwaarde van deze structuur is dat de provincie de uitvoering van het beleid (incl. subsidieverstrekking voor regionale filmfestivals en filmmanifestaties) uitbesteedt aan een organisatie die in het veld zelf werkzaam is. Binnen de VBF zijn kennis en ervaring op het gebied van filmtheaters gebundeld. Dit bevordert ook de beleidsafstemming met gemeenten. De VBF heeft als hoofddoelstelling de aangesloten filmtheaters te stimuleren een kwaliteitsprogramma te bieden en te zorgen dat de grote filmtheaters het experiment in de filmkunst niet laten liggen. De VBF stimuleert filmeducatieve
De provincies, filmtheaters en cultuurbeleid
projecten, organiseert thematische filmprogramma’s en zorgt voor begeleidende achtergrondinformatie bij alle programma’s. Het centrale bureau van de VBF heeft twee kerntaken: subsidies verdelen en steun verlenen aan filmtheaters op een breed terrein. De provincie heeft de VBF gemandateerd om subsidiebesluiten te nemen voor filmactiviteiten. De tweede VBF-taak is als steunfunctietaak aangeduid. Filmtheaters worden zo extra ondersteund bij het bevorderen van hun subsidie-afspraken met lokale overheden. Op het gebied van begeleiding en informatieverschaffing is de VBF het aanspreekpunt voor diverse instellingen en organisaties, waaronder de Brabantse filmtheaters, het onderwijs, culturele organisaties, media, publiek en iedereen die professioneel of als amateur met audiovisuele media bezig is. Aanbevelingen voor provincies: 1. een provinciaal netwerk van filmtheaters (een filmcircuit) is belangrijk voor de diversiteit van de filmcultuur in een provincie. Een circuit biedt deelnemende filmtheaters wederzijds steun, wat vooral de kleine filmtheaters, afhankelijk als ze zijn van vrijwilligers, een stevige basis voor continuïteit geeft. Het mes snijdt dan aan twee kanten: het filmaanbod is diverser, breder en rijker, terwijl de spreiding daarvan over de provincie, een provinciale kerntaak, ook profiteert. Een dergelijk netwerk heeft voor filmtheaters de volgende voordelen: bundeling van kennis en ervaring; mogelijkheden tot samenwerking: met elkaar op het gebied van programmering, educatie, publiekswerving, gezamenlijke filmhuur e.d. en met andere instellingen voor koppeling van film aan doelen van anders georiënteerde organisaties (onderwijs, jongerenorganisaties, lokale of regionale culturele instellingen e.d.); een kwalitatief beter programma-aanbod; betere communicatie tussen filmtheaters, lokale en regionale overheden. Beide hebben daaraan behoefte, om beleid op maat en naar behoefte te ontwikkelen, in de praktijk te brengen en aan te passen.
Wil een circuit deze taken goed kunnen uitoefenen dan is een personele bezetting van 0,5 fte en een budget van € 35.000,in ieder geval nodig. Is het aantal filmtheaters in een provincie te klein voor een dergelijke minimumuitrusting dan is het de moeite waard een circuit met buurprovincies op te zetten. 2. Het Actieplan Cultuurbereik biedt mogelijkheden om nieuw in te zetten filmbeleid rond publieksopbouw gunstig te financieren. Het verdient aanbeveling deze geldstroom gedurende de op dit moment gegarandeerde looptijd tot en met 2004 te gebruiken; 3. Bij toekomstige convenantbesprekingen tussen de rijksoverheid, provincies en gemeenten is meer aandacht nodig voor activiteiten binnen de filmsector.
35
ANF
05-02-2002 14:54 Pagina 36
De rol van de rijksoverheid
Filmtheater Oosterhout (De Bussel) Het filmtheater in Oosterhout (NB) presenteert wekelijks met een voorstelling een selectie uit het landelijke filmtheater-aanbod. Een aantal keer per jaar participeert De Bussel in regionale festivals die met steun van de provincie Brabant vanuit de Vereniging van Brabantse Filmtheaters (VBF) rouleren langs andere regionale filmtheaters. Met 7.500 bezoeken per jaar, een parttime staflid, logistieke steun vanuit Theater De Bussel en 25 vrijwilligers, inclusief bestuur, is filmtheater De Bussel een typisch voorbeeld van een filmtheater in een gemeente op weg naar een uitgebreid cultuurbeleid.
De rol van de rijksoverheid DEEL5 Het overheidsbeleid voor film is gebaseerd op een driedeling waarin de rijksoverheid zorgdraagt voor het aanbod (productie en distributie), de provincie voor de kwaliteit van spreiding en de lokale overheden voor de vertoning. Het filmbeleid van de rijksoverheid is voorwaardenscheppend en heeft in de eerste plaats een marktcorrigerende functie. De overheid heeft namelijk te maken met sterke en vaak internationaal opererende marktpartijen. In de internationaal georiënteerde filmindustrie ontmoeten kunst en commercie elkaar voortdurend. Hun drijfveren zijn verschillend, maar zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Cinematografisch waardevolle en/of economisch rendabele films kunnen alleen gemaakt worden als sprake is van een gezonde filmindustrie. Die industrie is op haar beurt weer afhankelijk van het aanwezige talent, van goed opgeleide en ervaren vakmensen en van voldoende investeringen. Samengevat luiden de voor deze Handleiding relevante doelstellingen van het rijksfilmbeleid: • bevorderen van de diversiteit in het aanbod en vergroten van de kwaliteit van Nederlandse filmproducties, waaronder ook internationale coproducties; • bevorderen van de distributie en vertoning van kwetsbare kwaliteitsfilms; • condities scheppen voor het beheer en de toegankelijkheid van het Nederlandse filmerfgoed. Met de opkomst van de filmtheaters en de gemeentelijke en provinciale erkenning van hun belang voor het cultureel aanbod groeit landelijk erkenning, ook bij de rijksoverheid. “Zij vormen in internationaal opzicht een uniek netwerk van filmvertoners die een veelzijdig internationaal aanbod van (kwetsbare) kwaliteitsfilms en documentaires presenteren voor een nog steeds groeiend publiek.”(OCenW-Filmbrief 2001).
36
Bij de ondersteuning van de filmindustrie maakt de Nederlandse rijksoverheid gebruik van verschillende instrumenten, zoals fondsen (Nederlands Fonds voor de Film, Stimuleringsfonds voor Nederlandse Culturele Omroepproducties, Coproductiefonds Binnenlandse Omroep), fiscale maatregelen en (incidentele) subsidieregelingen, zoals de OCenW-subsidieregeling incidentele filmfestivals, filmmanifestaties en investeringen filmtheaters. 37
ANF
05-02-2002 14:54 Pagina 38
De rol van de rijksoverheid
De rol van de rijksoverheid
De Raad voor Cultuur adviseert over de hoofdlijnen van het filmbeleid. Eens in de vier jaar, bij de voorbereidingen van de Cultuurnota van het ministerie van OCenW, geeft de Raad advies over de ingediende subsidieaanvragen en beleidsplannen van instellingen op het terrein van film en media-educatie. De Raad heeft in zijn advies voor de Cultuurnota 2001-2004 toegewerkt naar een samenhangende lange-termijn-gerichte visie. De Raad heeft daarom onder andere gepleit voor een integrale benadering van kwaliteit in filmbeleid. De rijksoverheid geeft geen ondersteuning aan de exploitatie van filmtheaters. Het rijk subsidieert wel een beleids- en consulentfunctie voor de filmtheaters die is ondergebracht bij de ANF. Filmtheaters kunnen daarnaast een beroep doen op de OCenW-subsidieregeling voor incidentele filmfestivals, filmmanifestaties en investeringen filmtheaters. Deze subsidieregeling heeft de volgende doelen: • bijdragen aan de diversiteit van het filmaanbod in Nederland door de vertoning van kwetsbare kwaliteitsfilms te stimuleren; • stimuleren van de publieke belangstelling voor, en inzicht in de culturele betekenis van film; • impulsen geven aan de ontwikkeling van een circuit van filmtheaters, dat op non-profit basis kwaliteitsfilms vertoont.
Filmtheaters en filmeducatie Filmtheaters brengen in samenwerking met bioscopen en arthouses een gevarieerd educatief aanbod dat in projecten als Klassefilm en MovieZone vanuit het nieuwe Nederlands Instituut voor Filmeducatie (NIF) met name jongeren helpt andere kanten van de cinema te ontdekken en waarderen. Ook andere filminstellingen zoals de grotere festivals en het Filmmuseum ontwikkelen educatieve activiteiten. Voor CKV-ers biedt de filmsector met CKV-tips en speciale activiteiten een nieuw filmaanbod dat aansluit op de door de rijksoverheid ontwikkelde projecten Cultuur en School en het Actieplan Cultuurbereik.
38
Ter versterking van de positie van filmtheaters in de stedelijke en regionale infrastructuur, is in het kader van de Cultuurnota 2001 - 2004 het budget voor de regeling op jaarbasis uitgebreid van € 90.909,- naar € 181.818,- en het budget voor investeringssubsidies verhoogd van € 90.909,- naar € 136.363,-. Hierbij is de regeling ook “toegankelijk gemaakt voor kleinere, structurele filmfestivals en filmmanifestaties met complementaire taken ten aanzien van de grotere filmfestivals. Stedelijke of regionale festivals of filmevenementen kunnen hierdoor aanspraak maken op een rijksbijdrage uit het complementaire budget voor versterking van de programmering, de kwaliteit van de filmcultuur en het bereik van nieuwe doelgroepen. Daarnaast is er meer ruimte vrij gekomen voor de subsidiëring van investeringen in filmtheaters” (OCenW-Filmbrief 2001).
Binnen het kader van de vierjarige Cultuurnota subsidieert de rijksoverheid tevens filmfestivals zoals het International Film Festival Rotterdam (IFFR), het International Documentary Filmfestival Amsterdam (IDFA), het Nederlands Film Festival (NFF), het Holland Animation Film Festival (HAFF) en Cinekid (zie bijlage 2). OCenW beschouwt filmfestivals (en ook distributeurs) als belangrijke doorgeefluiken van het (internationaal geproduceerde) filmaanbod. ”Zij (de filmfestivals, red.) zijn in die zin de ontdekkers van cinematografisch waardevolle films en nieuwe genres die (vervolgens ook via de filmtheaters) een waardevolle culturele aanvulling zijn op het merendeel van het aanbod dat bestaat uit commerciële films uit de Verenigde Staten.” (OCenW-Filmbrief 2001) Om de informatievoorziening over film in Nederland op peil te houden subsidieert de rijksoverheid binnen de Cultuurnota twee filmmagazines, te weten De Filmkrant en Skrien. De Filmkrant is een onafhankelijk en kritisch maandblad dat gratis verkrijgbaar is via bioscopen, arthouses en filmtheaters. De lezersgroep bestaat voornamelijk uit filmbezoekers, liefhebbers en -professionals. Skrien is een maandblad voor de film- en beeldcultuur, dat vooral gelezen wordt in de sector zelf en door cinefielen, filmwetenschappers en filmstudenten. Bijlage 1 beschrijft de vier rijksgesubsidieerde filmdistributeurs van met name kwetsbare kwaliteitsfilms afzonderlijk: Cinemien, Contact Film, Filmmuseum Distributie en Park Junior. Europese subsidies Op Europees niveau is een budget beschikbaar voor de ondersteuning van de distributie en vertoning van op Europese schaal gecoproduceerde films. Via het MEDIAprogramma van de Europese Unie kunnen ook Nederlandse distributeurs en vertoners op dit budget een beroep doen. Door het verlenen van voorschotten worden distributeurs aangemoedigd om te investeren in de productie, aankoop, marketing en promotie van niet-nationale Europese filmproducties.
39
ANF
05-02-2002 14:54 Pagina 40
De rol van de rijksoverheid
De rol van de rijksoverheid
Het belangrijkste instrument voor distributie en vertoning is het netwerk van Europa Cinemas. Aangesloten vertoners krijgen via het MEDIA-programma een financiële bijdrage wanneer hun programmering een bepaald percentage aan niet-nationale Europese films kent. Bijdragen zijn bedoeld om inhoudelijke en marketingactiviteiten voor deze films te steunen.
Filmeducatie aandacht voor film heeft geen diepgewortelde traditie binnen het onderwijs. Sinds de introductie van het project Cultuur en School en het nieuwe vak CKV in het voortgezet onderwijs komt hierin langzaam verandering. Binnen het vak CKV krijgen scholieren vouchers, waarmee ze culturele instellingen, waaronder bioscopen en filmtheaters, kunnen bezoeken.
Doel van Europa Cinemas is om via stimulansen in de distributie, vertoning en gecoördineerde marketingstrategieën een grotere, internationale spreiding van Europese films te verkrijgen. Beoogd wordt een groter en breder (met name jonger) publiek van Europese films te bereiken. De bijdrage is onder andere afhankelijk van het aantal stoelen en het land waar het filmtheater is gevestigd.
Filmeducatie vormt nu een belangrijk nieuw beleidsonderdeel van de rijksoverheid. In het kader van de Cultuurnota 20012004 wordt het Nederlands Instituut voor Filmeducatie (NIF) gesubsidieerd. Het instituut is ontstaan uit een fusie tussen vier instellingen, te weten Film Educatie Nederland (project Klassefilm), Intermediair voor Filmeducatie (IF), Stichting Media Educatie en Informatie (MEI) en MovieZone. Het NIF coördineert de ontwikkeling en presentatie van filmeducatief aanbod, ondersteunt aanbod van lezingen en presentaties alsmede van educatief materiaal en projecten als Klassefilm en MovieZone. Doelstelling is kennis, vaardigheden en inzichten op het gebied van film binnen het bereik van met name jongeren te brengen. Praktisch gezien is de doelstelling om een goed, gespreid en gecoördineerd aanbod van filmeducatie in Nederland te realiseren. Het NIF is tevens informatiepunt voor filmtheaters die educatieve activiteiten wensen te ontwikkelen en te organiseren.
In 2000 ontvingen 302 vertoners met 755 doeken in 183 Europese steden en uit 17 Europese landen via deze regeling subsidie van Europa Cinemas. In hetzelfde jaar ontvingen 17 Nederlandse vertoners met 46 doeken circa 470.000 euro. In vergelijking met andere Europese landen is het Nederlandse profijt van deze steunverlening hoog, onder andere vanwege het feit dat er sprake is van een voorkeursbeleid ten aanzien van kleine landen (Bron: MEDIA Desk Nederland, 2001).
Filmtheaters en nieuwe publieksgroepen Filmtheaters brengen een breed georiënteerd cultureel filmaanbod van en voor nieuwe publieiksgroepen, met projecten als World Cinema Tour, een initiatief van het International Film Festival Rotterdam (IFFR), specials als Africa in the Picture, Japanse Popcultuur, Latino Americana, Cinema Mediterranee Turkije, Ghana Movie, Cine Espanol, Culture Islam Mediterranee, Mexicaanse Filmweek, Nouvelle Arabe, Bollywood …, Cine Cubano, Focus Op Japan, Nieuwe Israëlische Cinema, American Beauties, Cinema Suid-Afrika, Noors Filmfestival, Hindoestaans Filmfestival ‘Baap re Raap’ en Cine Premieres Francais
40
Deze vorm van ondersteuning lijkt in Europa zijn vruchten af te werpen. In 1999 is ten opzichte van 1998 een aanzienlijke stijging van vertoonde Europese films te constateren bij de vertoners georganiseerd in Europa Cinemas: 64,5% van alle vertoningen betreft een niet-nationale Europese film, tegenover 58,8% in 1998. Deze vertoningen hebben in het totaal 19,8 miljoen mensen getrokken, tegenover 15,5 miljoen in 1998 (Bron: Europa Cinemas, 2000)
Buiten het NIF bestaat een aantal andere educatieve programma’s die ook in samenwerking met filmtheaters worden aangeboden. Een voorbeeld hiervan is de Rotterdam Film Course van het IFFR. Het NIF heeft ook een taak op het gebied van de coördinatie van dit aanbod richting instellingen als festivals, filmmuseum, filmtheaters en andere filmorganisaties.
41
ANF
05-02-2002 14:54 Pagina 42
Aanbevelingen
Aanbevelingen
Aanbevelingen DEEL6 Tussen het beleid van rijk, provincies en gemeenten t.a.v. film en filmtheaters ontbreekt het aan voldoende samenhang en afstemming. Ontbreekt die beleidsinhoudelijke afstemming dan kan dat de invoering van nieuwe technische ontwikkelingen (digitalisering) frustreren, terwijl op lokaal niveau niet of onvoldoende kan worden voldaan aan het uitgangspunt “de juiste film bij de juiste vertoner”. Bovendien oriënteren gemeenten en provincies zich onvoldoende op elkaars ervaringen en vorderingen als het gaat om het ontwikkelen van het beleid rond filmtheaters en de vertoning van kwetsbaar kwaliteitsaanbod. De ANFconsulenttaak en een initiatief als de Handreiking leveren een praktische bijdrage aan de bevordering van kennis en inzicht op dit beleidsniveau. Een aantal verdergaande praktische afspraken vanuit de sector met de overheid blijven echter gewenst. Ook de rijksoverheid zou via convenanten en concrete afspraken op het niveau van bijv. het Actieplan Cultuurbereik een actievere rol kunnen spelen in de stimulering van provinciaal en gemeentelijk filmbeleid. De ANF wil na het verschijnen van deze Handreiking met de sector en de overheid tot concrete voorstellen rond beleidsafstemming komen. Te denken valt aan een jaarlijks ANFthemacongres met de sector en de overheden en het opstarten van regulier overleg met provinciale en gemeentelijke partners, beleidsmakers en bestuurders.
Aanbevelingen voor gemeentelijk beleid: 1. Het beleid ten aanzien van filmtheaters moet in veel gemeenten nog verder worden ontwikkeld. Actief overleg met de filmtheaters is daarvoor wezenlijk. Alleen zo kan gemeentebeleid op maat worden gesneden, beter inhoudelijk worden onderbouwd en een financiële vertaling krijgen die aansluit bij de behoeften van de filmtheaters. 2. Voor grotere gemeenten verdient het aanbeveling om met investeringen te streven naar een zelfstandige locatie voor het filmtheater. Voor middelgrote en kleinere gemeenten is een multifunctionele accommodatie het meest realistisch. 3. Het voordeel van een multifunctionele podiumaccommodatie voor kleinere gemeenten is dat de diverse (kunst-) disciplines gezamenlijk als gesprekspartner optreden naar de gemeente toe. Voor de gemeente is het aantrekkelijk dat er één accommodatie is voor film, theater en/of muziek samen, waardoor de overhead gedeeld kan worden. Een organisatievorm die onder bepaalde omstandigheden is aan te bevelen, is de combinatie van een filmtheater en een lokale bioscoop. 4. Voor het optimaal exploiteren van een groot filmtheater (categorie A-filmtheaters) zijn een aantal professioneel ingevulde formatieplaatsen (minimaal 5 fte) noodzakelijk, te weten: een zakelijk leider; een artistiek leider; meerdere operateurs/technici, een publiciteitsmedewerker en een educatief medewerker. 5. Net als bij andere culturele instellingen, zoals theaters en muziekpodia, zou het streven moeten zijn dat de grotere filmtheaters volledig met betaalde krachten kunnen werken. In specifieke gevallen kan de inzet van vrijwilligers een noodzakelijke en/of positieve bijdrage leveren aan de organisatie van een filmtheater.
42
43
ANF
05-02-2002 14:54 Pagina 44
Aanbevelingen
Bijlagen
Bijlagen 6. Voor de continuïteit in vertoning en publieksopbouw van een filmtheater is een vaste vertoningsfrequentie van minimaal 2x per week een vereiste. Ook met het oog op het rendement van de investeringen in accommodaties en outillages. 7. Het verdient aanbeveling de door de ANF gestelde minimale eisen met betrekking tot de kwaliteit en professionaliteit van accommodaties en exploitaties te betrekken bij de planontwikkelingen en verdere professionalisering van filmtheaters. De ANF beschikt tevens over een consulenttaak waarvan filmtheaters, beleidsmakers en bestuurders gebruik kunnen maken. 8. Bij voldoende belangstelling vanuit de markt verdient het aanbeveling een positief vestigingsbeleid voor bioscopen te voeren. Via een goede taakverdeling tussen bioscoop en filmtheater kan dan de juiste film op de juiste plek worden vertoond en kan het publiek beter worden bediend.
Aanbevelingen voor filmfestivals: Het ondersteunen van een filmfestival heeft voor een gemeente een aantal positieve opbrengsten: 1. het verhoogt de cultuurparticipatie en het stedelijk culturele prestige; 2. het zorgt voor een economische opleving voor met name de horeca in de stad. Aanbevelingen voor provinciaal beleid: 1. Het opzetten en/of ondersteunen van een provinciaal netwerk van filmtheaters (een filmcircuit) levert een positieve bijdrage aan de diversiteit van de filmcultuur in de provincie. De minimale eisen zijn een personele bezetting van 0,5 fte en een jaarlijks activiteiten-budget van € 35.000,Een dergelijk netwerk heeft voor de provincies en de filmtheaters de volgende voordelen: • een bundeling van kennis en ervaring; • meer mogelijkheden tot samenwerking (inhoudelijk en facilitair); • een kwalitatief beter aanbod (educatie, specials); • een betere communicatie met lokale en regionale overheden; 2. Het Actieplan Cultuurbereik (OCenW, provincies en gemeenten) biedt mogelijkheden nieuw in te zetten filmbeleid rond de publieksopbouw gunstig te financieren. Het verdient aanbeveling deze geldstroom gedurende de gegarandeerde looptijd tot en met 2004 te gebruiken. 3. Bij toekomstige convenantbesprekingen tussen de rijksoverheid, provincies en gemeenten verdient het aanbeveling meer aandacht te besteden aan activiteiten binnen de filmsector.
44
DEEL7 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Distributie van films Filmfestivals Beknopte chronologie Tabellen Lijst van gebruikte afkortingen Literatuurlijst Adressen
Bijlage 1 Distributie van films Voor een gedetailleerd beeld van het functioneren van de filmsector, is het van belang kennis en inzicht te geven in de organisatie van het filmaanbod. Naast filmmakers spelen producenten, festivals en distributeurs een belangrijke rol op de weg van het filmaanbod naar het filmtheater en het filmpubliek. Distributeurs kopen de exploitatierechten van films op internationale filmfestivals, bij internationale sales-managers en producenten. Dat gebeurt meestal op internationale filmfestivals en filmbeurzen. De rechten worden gemiddeld voor een periode van 7-10 jaar aangekocht. In die periode mogen de distributeurs een film uitbaten, maar uitsluitend in het land waarvoor ze de rechten hebben gekocht. Naast de bioscooprechten koopt een distributeur meestal ook de rechten voor video, DVD, televisie en Pay TV. De uitbreng via de bioscopen, arthouses en filmtheaters heeft altijd eerste prioriteit. De kosten die een distributeur moet maken voor de aanschaf van de rechten en het aanmaken van kopieën lopen sterk uiteen. Voor een kwetsbare kwaliteitsfilm rond de € 10.000, maar dit kan voor een grote kwaliteitsfilm oplopen tot € 50.000. De belangrijkste kosten die hier nog bovenop komen zijn bestemd voor ondertiteling en promotie van de film. De zogenaamde moedernegatieven van de film worden namens de producent en filmmaker beheerd in een centraal
laboratorium. Een distributeur verkrijgt de kopieën via dit laboratorium waar hij ook extra kopieën kan bijbestellen. Na het verwerven van de filmrechten beslist een distributeur allereerst over het aantal kopieën waarmee hij de film gaat uitbrengen. Hoe groter het verwachte succes van een film, hoe hoger het aantal uitbrengkopieën. Gemiddeld genomen heeft een film met meer kopieën ook meer succes. Dit is echter geen wetmatigheid. Soms halen films die in veel kopieën zijn uitgebracht toch een lager bezoekersaantal, dan films die in minder kopieën zijn uitgebracht. Een kwetsbare kwaliteitsfilm wordt uitgebracht met 1 tot 5 kopieën. De volgende beslissing die een distributeur moet nemen, is op welke datum hij de film gaat uitbrengen. De eerste keer dat films van (gesubsidieerde) distributeurs voor met name arthouses en filmtheaters in Nederland te zien zijn, is meestal tijdens het International Film Festival Rotterdam. Dit festival vindt elk jaar plaats rond eind januari, begin februari. Een groot aantal distributeurs, gesubsidieerde en independents, kiest er voor om hun films vlak na het festival in het filmtheater in première te laten gaan. Op die manier kunnen films beter profiteren van de publiciteit die het festival genereert. Een andere piekperiode voor premières van vooral arthouse- en kwetsbare kwaliteitsfilms is de periode september-oktober. Vanaf de première is het uitbrengbeleid het resultaat van een afweging tussen vraag en aanbod. Uitgaande van het aantal vertoners dat belangstelling toont voor een film wordt een planning gemaakt in welk filmtheater de film op welk moment en hoe lang zal draaien. De grotere filmtheaters waar een film in première gaat worden de prolongatietheaters genoemd. Een distributeur maakt in overleg met de vertoner een inschatting van het aantal weken (prolongaties) dat de film zal krijgen. Wanneer de film daar is uitgedraaid gaat hij naar andere filmtheaters. Deze vertoners, waar de film dus enkele weken of soms enkele maanden na de première wordt vertoond, worden ook wel de filmtheaters van de tweede of zelfs derde tranche genoemd.
45
ANF
05-02-2002 14:54 Pagina 46
Handreiking Filmtheaters en Cultuurbeleid
Een filmkopie reist dus van filmtheater naar filmtheater. Een kwetsbare kwaliteitsfilm is daardoor vaak over een langer periode ergens in Nederland te zien. De film heeft zo een lange adem. Daarnaast is het ook steeds mogelijk films in het kader van een speciaal festival in een tijdelijke import terug te halen naar een filmtheater. Voor succesvolle films kan de reguliere vertoning oplopen tot 40 weken of nog meer. Het succes in de filmtheaters is voor een deel ook afhankelijk van de lokale publiciteit die de vertoners zelf genereren. De flyers en posters van de distributeur zijn voor de filmtheaters een wezenlijk PR-middel, maar daarnaast ook goede contacten met de lokale en regionale pers, de scholen, culturele instellingen e.d. Een viertal distributeurs wordt door de rijksoverheid gesubsidieerd voor hun aankoop- en uitbrengbeleid te weten Cinemien, Contact Film, Filmmuseum Distributie en Park Junior. Cinemien is opgericht in 1974 en gevestigd in Amsterdam. De distributeur ontvangt subsidie van de rijksoverheid in het kader van de Cultuurnota. In de beginjaren was de distributie specifiek gericht op films die gemaakt waren door en voor vrouwen. De oprichters waren ontevreden over het stereotype beeld van de vrouw in de cinema. Ook vond het bedrijf dat vrouwelijke filmmakers te weinig kansen kregen om hun films te vertonen. In de 25 jaar van haar bestaan heeft Cinemien zich ontwikkeld van een distributeur die zich voornamelijk op emancipatorische films richtte tot een vooruitstrevende, moderne distributie-maatschappij, die zich heeft gespecialiseerd in de distributie van kwetsbare kwaliteitsfilms. Bij de keuze van de films laat Cinemien zich leiden door de vraag of een film ‘iets te zeggen’ heeft. Het merendeel van de catalogus bestaat dan ook films met een maatschappijkritische inhoud. Meer specifieke aandachtsgebieden zijn Europese (met name Franse) films, debuutfilms en films van regisseurs die Cinemien al langere tijd volgt, zoals Tsai Mingliang (Taiwan), Clara Law (Australië) en François Ozon (Frankrijk). Cinemien brengt sinds 1997 gemiddeld zo’n 18 films per jaar uit, exclusief een aantal Nederlandse documentaires en 46
Bijlagen
speelfilms. De films worden met minimaal 3 en maximaal 16 kopieën in de markt gezet. Films van Cinemien worden in filmtheaters, arthouses en bioscopen vertoond. De totale filmcatalogus omvat momenteel circa 650 films. Naast de filmdistributie is Cinemien ook actief op het gebied van tv-rechtenverkoop en het uitgeven van video’s. Sinds 1992 heeft Cinemien een eigen videolabel: Homescreen, waarvan de catalogus momenteel circa 200 titels telt. (Bron: Beleidsrapport Cinemien 2001-2004). Filmmuseum Distributie maakt deel uit van het Nederlands Filmmuseum, dat gevestigd is in Amsterdam. Dit instituut werd in 1952 opgericht en is vrijwel vanaf het begin gesubsidieerd door de rijksoverheid. Bij het aankoopbeleid van Filmmuseum Distributie staan de cinematografische kwaliteiten voorop. Dat betekent dat er voornamelijk kwetsbare kwaliteitsfilms worden gedistribueerd. Ook filmklassiekers worden aangekocht. Sinds eind jaren negentig toont het aankoopbeleid een verschuiving in de richting van de Aziatische film, met films uit landen als Japan, China, Taiwan en Zuid-Korea. In 2000 kwam de helft van de 18 uitgebrachte films uit deze regio. De distributie-afdeling van het Filmmuseum brengt 15 à 20 films per jaar uit. De films worden gemiddeld met twee kopieën uitgebracht. Het totale publieksbereik van de films ligt rond de 200.000 bezoekers op jaarbasis. Naast de reguliere films organiseert het filmmuseum bijzondere thematische programma’s en distributiepakketten, die langs de Nederlandse filmtheaters rouleren. Daaronder de klassiekerreeks Cinema 2000, een serie klassiekers uit het eigen archief. In 2000 namen 31 filmtheaters hieraan deel. Ook thematische distributiepakketten als het Filmliga-project rouleren langs filmtheaters die hiervoor belangstelling tonen. In samenwerking met het IFFR verzorgt het Filmmuseum tevens de uitbreng van vernieuwende films die door het festival zijn aangekocht, onder de noemer Tiger Release. Ook de Wereldcinema Tour, die bestaat uit films gemaakt met steun van het aan het IFFR gelieerde Hubert Bals Fonds, worden op die basis uitgebracht. (Bron: Stichting Nederlands Filmmuseum, 2000).
Sinds 2001 zijn de distributie-activiteiten van het in 2000 opgeheven LOKV, door middel van een personele unie, bij het Filmmuseum aangehaakt, onder de naam Park Junior. Naast het aankopen en uitbrengen van kinder- en jeugdfilms maakt Park Junior educatieve programma’s voor filmtheaters, scholen en festivals als Cinekid. De Raad voor Cultuur drong hier mede op aan om zo onder andere het veilig stellen van de collectie te realiseren. Contact Film is in 1991 opgericht en gevestigd in Arnhem. De distributeur ontvangt sinds 1997 subsidie van de rijksoverheid in het kader van de Cultuurnota. Sinds 2001 krijgt de organisatie ook subsidie van de provincie Gelderland voor 1 extra kopie per film. Deze rouleren direct na de première in Gelderland en trekken door de actuele publiciteit meer publiek. Contact Film richt zich uitsluitend op de kwetsbare kwaliteitsfilm. In principe stuk voor stuk films met een lage rentabiliteit en in eerste instantie uitsluitend bedoeld voor uitbreng in filmtheaters. Het komt een enkele keer voor dat een film van deze distributeur wordt vertoond in arthouses. Bij de omschrijving van de term kwetsbaarheid hanteert Contact Film de volgende criteria: a. De taal van de film is niet-westers. Taal is wezenlijk voor een cultuur en dus ook een belangrijke factor in de ontmoeting met andere culturen; b. Het productieland behoort tot de politiek-economisch zwakke landen. Hiermee stimuleert Contact Film indirect de productie en distributie in landen waar films alleen gemaakt kunnen worden met steun van buitenaf; c. De regisseur is vaak een debutant. Hierbij gaat de distributeur uit van het standpunt dat subsidie gebruikt moet worden voor vernieuwing en verjonging van de filmkunst; d. De filmtaal is ongewoon en vernieuwend. Contact Film brengt jaarlijks zo’n 9 filmtitels uit. Het aantal kopieën per film varieert tussen de 3 en 5. (Bron: Contact Film, 2000).
47
ANF
05-02-2002 14:54 Pagina 48
Handreiking Filmtheaters en Cultuurbeleid
Bijlage 2 Filmfestivals Een aantal grotere in Nederland georganiseerde (internationale) filmfestivals, ontvangen rijkssubsidie via de Cultuurnota en tevens structurele subsidies van de desbetreffende gemeente waar zij plaatsvinden. Daarnaast verwerven zij extra financiële middelen via provincies, diverse fondsen, sponsoren en eigen inkomsten uit recettes. Naast deze grotere filmfestivals kent Nederland ook nog een aantal regionale filmfestivals (zie ook deel 4). Het ondersteunen van een filmfestival heeft voor een gemeente enkele positieve opbrengsten. Zo versterken ze het stedelijk culturele prestige en de cultuurparticipatie maar geven ook een extra economische impuls aan de stad. Vooral het uitgaansleven en daarmee de horeca profiteert hiervan. Nederland kent een viertal grotere filmfestivals waarvan er een aantal inmiddels internationaal erkend zijn naast de grote filmfestivals als Cannes en Berlijn. International Film Festival Rotterdam (IFFR) Het IFFR bestaat sinds 1972 en is in de afgelopen dertig jaar uitgegroeid tot één van de grootste filmfestivals voor onafhankelijke, hedendaagse films in de wereld. Het is één van de grootste culturele evenementen in ons land, met een breed en nog steeds groeiend publiek. In 1991 telde het festival nog 55.000 bezoekers, in 2001 waren dat er 345.000. Het festival vindt jaarlijks plaats in de periode eind januaribegin februari. De basis voor het IFFR is in 1972 gelegd door Hubert Bals (overleden in 1988) die met het festival, een distributieorganisatie en een filmhuis de start gaf voor het huidige netwerk van filmtheaters. De kernfunctie van het festival is het vertonen van wereldwijd geselecteerde, bijzondere films. Tot de andere activiteiten behoren informatie, educatie, ontwikkeling, distributie, publiciteit en promotie. Vaste (programma-)onderdelen van het IFFR zijn: het Hubert Bals Fonds, dat filmprojecten ondersteunt in ontwikkelingslanden; de CineMart, een co-productiemarkt waar producenten en regisseurs uit de internationale filmindustrie nieuwe projecten presenteren; het distributielabel Tiger Releases, dat samen 48
Bijlagen
met Filmmuseum Distributie kwetsbare kwaliteitsfilms uitbrengt in de filmtheaters. Deze film verschijnen ook op video; Exploding Cinema, een programma dat het publiek de kans biedt om met nieuwe media projecten en installaties kennis te maken. International Documentary Filmfestival Amsterdam (IDFA) De kernfunctie van International Documentary Filmfestival Amsterdam (IDFA) is het vertonen van creatieve documentaires voor een breed publiek. Het festival vindt jaarlijks plaats in de periode eind november, begin december. IDFA werd voor het eerst in 1988 georganiseerd en is sindsdien uitgegroeid tot een gezaghebbend festival, dat internationaal erkenning geniet als het grootste documentairefestival in de wereld. De bezoekcijfers stegen van 2.000 in 1988 tot 62.000 in het jaar 1999. Naast filmvoorstellingen, verdeeld over 10 thematische programma’s, organiseert IDFA verschillende nevenactiviteiten in de sfeer van informatie en educatie. Dit gebeurt door middel van talkshows en seminars voor professionals en speciale activiteiten voor studenten en scholieren. Het festival heeft het Jan Vrijman Fonds in het leven geroepen dat documentaireprojecten uit ontwikkelingslanden ondersteunt. Forum is de aan IDFA gelieerde markt voor cofinanciering van documentaires. Tijdens deze vierdaagse markt presenteren makers hun nieuwe projecten aan internationale producenten en financiers. Een selectie van IDFA-films wordt in de festivalperiode ook vertoond in filmtheater Lux in Nijmegen. Het Nederlands Film Festival Het Nederlands Film Festival vindt jaarlijks plaats in september in Utrecht, aan het begin van het nieuwe filmseizoen. Het aantal bezoekers lag in 1999 rond de 62.000 en de jaarlijkse aanwas van nieuw publiek ligt rond de 40%. Het festival heeft twee kernfuncties, namelijk de vertoning van een gevarieerde selectie van Nederlandse film- en televisieproducties, en het bieden van een ontmoetingsplaats voor de circa 2500 professionals die zich in Nederland beroepsmatig met film bezighouden. Tot de nevenactiviteiten behoren het geven van informatie, het
organiseren van educatieve activiteiten voor scholieren en studenten. Verder deskundigheidsbevordering via lezingen, seminars en workshops en advies en begeleiding op het gebied van financiering (een coproductiemarkt), publiciteit en promotie. Het programma Holland Film Meeting wordt jaarlijks door circa 80 buitenlandse filmprofessionals bezocht en draagt bij aan de profilering en promotie van de Nederlandse film.
Holland Animation Film Festival. Het Holland Animation Film Festival (HAFF) is een tweejaarlijks internationaal animatiefestival dat in november in Utrecht plaatsvindt. In vier dagen tijd worden zo’n 600 animatiefilms uit de gehele wereld vertoond. Het bezoekersaantal lag in het jaar 1999 op 7.000. Het festival fungeert als een platform voor de kwalitatief hoogwaardige animatiefilm en als ontmoetingsplaats voor iedereen die zich professioneel bezighoudt met animatie. Naast de kernfunctie het organiseren van de festivalvertoningen - kent het festival verschillende nevenactiviteiten op het gebied van informatie, promotie, publicatie en deskundigheidsbevordering. Cinekid Cinekid is sinds de start in 1987 uitgegroeid van een kinderfilmfestival tot een kindermediafestival op het raakvlak van film, televisie, video en interactieve media. In 1999 lag het bezoekcijfer op 28.108, in 2000 trok Cinekid in totaal 35.106 bezoekers, een groei van 24%. Het festival vindt jaarlijks plaats tijdens de herfstvakantie. Een speciaal Cinekidfilmprogramma reist het land door onder de noemer Cinekid op locatie (circa 30 locaties). Kernfunctie van het festival is de vertoning van wereldwijd geselecteerde bijzondere kinderfilms en het inrichten van een multimedia-omgeving, waar kinderen kunnen experimenteren met interactieve kwaliteitsprogramma’s. Daarmee wil het festival het kwaliteitsgevoel van kinderen in de omgang met beeldcultuur ontwikkelen. Tot de diverse nevenactiviteiten horen informatie, educatie en deskundigheidsbevordering via forumdiscussies, master classes en expertmeetings voor professionals uit binnen- en buitenland.
49
ANF
05-02-2002 14:54 Pagina 50
Handreiking Filmtheaters en Cultuurbeleid
Bijlagen
Bijlage 4
Tabel 1 kerncijfers 1991 - 2000 Bijlage 3 Beknopte chronologie uit de geschiedenis van de Filmtheaters 1927 1929 1931 1952 1972
1973 1974 1975
1984
1988 1991 1992 1999 2000 2001
oprichting van De Nederlandsche Filmliga, door onder andere Menno ter Braak en Joris Ivens. opening van de Uitkijk (1e Nederlandse filmtheater) te Amsterdam. opheffing van de Filmliga. oprichting Nederlands Filmmuseum. eerste festival Film International te Rotterdam, een initiatief van de Rotterdamse Kunststichting, onder leiding van Hubert Bals. opening van het eerste filmhuis: ‘t Hoogt te Utrecht. oprichting van de vereniging Het Vrije Circuit te Amsterdam. (opgeheven in 1983) oprichting van het gesubsidieerde distributiebedrijf Cinemien te Amsterdam, tijdens het ‘Jaar van de Vrouw’. oprichting van de Associatie van Nederlandse Filmtheaters en sluiting van een associatieverdrag met de Bioscoopbond. fusie International Art Film (IAF) en Filmmuseum distributie. oprichting van het gesubsidieerde distributiebedrijf Contact Film. fusie ANF en Landelijk Overleg Filmtheaters (LOF). toetreding ANF-filmtheaters tot NVB (Bioscoopbond). opening LUX te Nijmegen (eerste Nederlandse Artplex). oprichting Nederlands Instituut voor Filmeducatie (NIF).
Grafiek 1 1991 181,7 14,9 15,0 0,99 12,19
1992 165,2 13,7 15,1 0,91 12,06
1993 188,2 15,9 15,2 1,05 11,84
1994 188,2 16,0 15,3 1,05 11,76
1995 197,7 17,2 15,4 1,12 11,49
1996 202,0 16,8 15,5 1,08 12,02
1997 232,6 18,9 15,6 1,21 12,31
1998 256,7 20,1 15,7 1,28 12,77
1999 230,8 18,6 15,8 1,18 12,41
2000 282,3 21,5 15,9 1,35 13,11
% bruto recette top 20
67,1
62,6
57,4
62,5
55,7
56,8
56,9
60,9
52,4
47,7
filmhuur* (mln. nlg) filmhuur % (oud) filmhuur % (nieuw)
67,2 -
64,5 39,1 -
75,8 40,2 -
76,8 40,1 -
78,3 39,6 -
82,3 45,4
95,1 45,6
91,1 39,5
86,7
86,7
40,2
40,2
nieuw uitgekomen films idem met minimaal 10 kop.* gemiddeld aantal kopieën
184 79 -
193 61 -
205 70 -
237 82 14,5
239 82 15,6
254 101 16,8
227 94 19,8
232 105 22,0
247 118 21,9
272 134 23,3
nieuwe NL films (incl. coprod.) idem met minimaal 10 kop. gemiddeld aantal kopieën % bruto recette NL films % bezoek NL films
14 6 10,4 2,3 2,5
23 3 9,4 13,7 13,5
28 6 9,7 4,1 4,2
22 1 4,2 0,6 0,8
30 7 10,9 7,6 7,2
37 7 6,5 5,4 5,5
25 3 6,8 3,4 3,7
33 10 9,9 5,6 6,1
30 7 12,0 5,0 5,5
34 9 7,5 5,5 5,9
bioscopen (leden nvb) doeken stoelen (1.000) gem. aantal dkn. p. biosc. gem. aantal stn. p. doek
177 421 95,8 2,4 228
175 418 94,5 2,4 226
171 414 93,2 2,4 225
168 423 90,6 2,5 214
165 438 92,6 2,7 211
159 440 90,8 2,8 206
156 444 89,0 2,8 200
154 461 92,7 3,0 201
149 461 92,7 3,1 201
150 502 100,0 3,3 199
29 -
29 4,81 0,52
27 43 5 4,69 0,49
28 44 4,1 4,98 0,52
30 49 4,3 5,87 0,60
32 53 7,71 0,76
33 55 5,0 7,76 0,77
32 55 5,0 8,06 0,77
33 61 5,2 8,72 0,85
31 60 5,2 9,93 0,95
bruto recette (mln. nlg) bezoek (mln.) bevolking (mln.)* bezoek per capita recette per bezoeker (nlg)
filmtheaters anf (sectie a/b) doeken stoelen (1.000) bruto recette (mln. nlg) bezoek (mln.) * N.B.
- 1995 en 2000 telden 53 speelweken. - Bevolking: situatie 1 januari (bron: CBS). - Bioscopen, doeken, stoelen: situatie 31 dec. - Voor aantal kopieën geldt steeds: maximum aantal dat tegelijkertijd in omloop is geweest.
50 51
ANF
05-02-2002 14:54 Pagina 52
Handreiking Filmtheaters en Cultuurbeleid
Bijlagen
tabel 2 verdeling bioscopen en filmtheaters in nederland (situatie 31-12-2000) stedenbioscopen doeken
eken
pathé jogchem’s minerva wolff polyfilm subtot. concerns boeking jogchem’s boeking wolff boeking minerva boeking pathé overig onafh. subtot. onafh. totaal leden nvb
7 9 11 7 5 33 15 4 4 4 63 84 104
14 11 12 10 5 52 15 4 4 4 71 98 150
96 46 43 37 22 244 51 10 16 11 170 258 502
23.204 8.004 10.101 8.020 3.300 52.629 10.701 1.607 2.477 3.605 29.001 47.391 100.020
leden anf sectie a leden anf sectie b totaal anf-ab
13 16 28
16 15 31
43 17 60
3.607 1.578 5.185
totaal nvb/anf-ab
106
181
562
105.205
stoelen
1
2
96 pathé23.204 46 jogchem’s 8.004 43 minerva 10.101 37 wolff 8.020 22 polyfilm 3.300 concerns 244 subtot. 52.629 jogchem’s 51 boeking 10.701 wolff 10 boeking 1.607 minerva 16 boeking 2.477 pathé 11 boeking 3.605 onafh. 170 overig 29.001 onafh. 258 subtot. 47.391 leden nvb 502 totaal 100.020
28 28 31
2 18 24 30
sectie a 43 leden anf 3.607 sectie b 17 leden anf 1.578 anf-ab 60 totaal 5.185
13 13
10 2 12
44
42
nvb/anf-ab 562 totaal 105.205 52
stoelen
2 1 3
1 2 2 1 6 2 2
3
marktaandelen filmverhuurders 2000 tabel 3 Marktaandelen filmverhuurders 2000 recette filmverhuurders (1.000 nlg) % ‘majors’ uip buena vista columbia tristar fox warner bros. subtotaal majors
verdeling naar aantal doeken 4 5 6 7 8
2 3 1 3 1 10 8 2 1 1 8 20 30
2 2 2 2 1 9 3
2 4 4 1 1 12 1
2 1 7 13 22
1
3
2
3
2
33
24
7 9 21
1
2 1
2
9
10
1
13
14
1
1
1
1
1
‘independents’ rcv independent film* a-film cinemien paradiso upstream c-film distr. indies filmmuseum distr. overig** subtotaal indep.
bezoek (1.000)
titels %
kop. %
%
best bezochte film
67.909 64.344 31.926 28.317 24.214 216.710
103,6% 98,2% 48,7% 43,2% 36,9% 330,6%
4.988 5.014 2.373 2.056 1.948
96,9% 97,4% 46,1% 39,9% 37,8% 318,0%
33 22 15 11 15 96
19% 13% 9% 6% 9%
1.145 970 634 562 689 4.000
49% 41% 27% 24% 29%
m:i-2 sixth sense, the charlie’s angels what lies beneath pokémon
28.884 16.944 6.104 3.894 3.062 2.638 1.560 1.361 1.075 34 65.557
44,1% 25,8% 9,3% 5,9% 4,7% 4,0% 2,4% 2,1% 1,6% -330,5% -230,6%
2.174 1.315 495 366 247 218 118 111 104 3 5.150
42,2% 25,5% 9,6% 7,1% 4,8% 4,2% 2,3% 2,2% 2,0% 0,1% -218,0%
25 18 30 25 9 6 6 10 22 25 176
14% 10% 17% 14% 5% 3% 3% 6% 13% 14%
874 554 297 151 121 56 74 83 48 89 2.347
37% 24% 13% 6% 5% 2% 3% 4% 2% 4%
scary movie american pie chicken run himalaya blair witch 2 dancer in the dark lek under suspicion le temps retrouvé
282.267
431%
21.530
418%
272
155%
6.347
270%
1 2 1
3
2 3 5
1 1 4
1 3
3
totaal 1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
Titels: aantal in het verslagjaar nieuw uitgebrachte films. Films met 2 versies zijn dubbel meegeteld. Kop.: maximaal aantal kopieën waarmee de nieuw uitgebrachte films in roulatie zijn geweest. Bezoek en recette betreffen alle films die in het verslagjaar hebben gerouleerd, dus niet alleen de nieuwe releases. * Independent Film is inclusief (‘voorganger’) Universal Pictures. “** Categorie “”overig”” bevat zowel een aantal kleinere NVF-leden (Hungry Eye, Moonlight, Shooting Star,” Three Lines), als ook een aantal niet-leden NVF (Contact Film, Public Film, Twin Film). Met name van deze niet-leden zijn bezoek- en recettecijfers meestal niet beschikbaar, terwijl hun titels en kopieën wel zo veel mogelijk zijn geregistreerd.
1 1 21
6
4
3
53
ANF
05-02-2002 14:54 Pagina 54
Handreiking Filmtheaters en Cultuurbeleid
Bijlage 4 Tabel 4 Kerncijfers film- en bioscoopbedrijf 1991 – 2000 Tabel 4 Gemeenten, bioscopen, arthouses en filmtheaters Vertoningssituaties steden Codering bios art 1 1 1 2 1 1 3 1 1 4 1 1 5 1 6 1 7 1 8 9
Codering 1 2 3 4 5 6 7 8 9
filmt. a/b filmt. c 1 1 1 1
1 1 1
alle vertoners bioscoop, arthouse en filmtheater a of b bioscoop, arthouse en filmtheater c bioscoop en arthouse bioscoop en filmtheater a of b bioscoop en filmtheater c alleen bioscoop alleen filmtheater a of b alleen filmtheater c
MEER DAN 90.000 INWONERS GEMEENTE CODE AMSTERDAM 1 ROTTERDAM 2 DEN HAAG 1 UTRECHT 2 EINDHOVEN 5 TILBURG 2 GRONINGEN 3 BREDA 2 54
1
INWONERS 731.288 592.673 441.094 233.667 201.728 193.116 173.139 160.615
APELDOORN NIJMEGEN ENSCHEDE HAARLEM ALMERE ARNHEM ZAANDAM DEN BOSCH AMERSFOORT MAASTRICHT DORDRECHT LEIDEN HOOFDDORP ZOETERMEER EMMEN ZWOLLE EDE DELFT HEERLEN ALKMAAR
Bijlagen
5 5 2 2 6 5 5 5 5 5 5 5 7 7 6 5 7 5 6 5
30.000 - 90.000 INWONERS GEMEENTE CODE LEEUWARDEN 5 DEVENTER 5 HILVERSUM 5 HELMOND 5 HENGELO 6 AMSTELVEEN 6 SCHIEDAM 9 ROOSENDAAL 6 VLAARDINGEN 9 SPIJKENISSE 7 GOUDA 5 PURMEREND 6 ALPHEN A D RIJN 6 ALMELO 6 OSS 6 BERGEN OP ZOOM 7 VENLO 6
153.261 152.200 149.505 148.484 142.765 138.154 135.762 129.034 126.143 122.070 119.821 117.191 111.155 109.941 105.972 105.801 101.700 96.095 95.147 92.836
INWONERS 88.887 83.956 82.177 80.098 79.751 77.623 75.589 75.157 73.535 73.078 71.918 70.284 69.928 66.263 65.763 65.104 64.864
HOORN CAPELLE A/D IJS NIEUWEGEIN LELYSTAD ZEIST VEENENDAAL DEN HELDER ASSEN HOOGEVEEN DRACHTEN OOSTERHOUT SITTARD WEERT DOETINCHEM WAALWIJK ROERMOND MIDDELBURG VLISSINGEN HEERHUGOWAARD HUIZEN VELDHOVEN SCHAESBERG HEERENVEEN HARDERWIJK UDEN HELLEVOETSLUIS TIEL WIJCHEN WOERDEN VENRAY HEEMSKERK BEVERWIJK GOES DRONTEN ZUTPHEN GELEEN GORINCHEM WAGENINGEN STADSKANAAL KAMPEN SNEEK BUSSUM OLDENZAAL
6 9 7 7 7 6 6 6 6 6 9 6 7 6 9 6 8 7 7 7 7 7 6 6 9 7 7 7 7 7 6 7 9 7 5 7 7 3 7 9 6 9 7
64.604 64.251 63.118 63.098 60.020 59.875 59.441 58.445 52.790 52.437 52.291 49.800 47.959 46.967 45.333 44.952 44.920 44.342 44.246 42.141 42.003 41.009 40.437 39.745 39.607 38.358 38.326 38.112 38.095 37.868 35.921 35.802 35.768 35.244 35.165 34.052 33.602 33.440 33.097 32.705 31.636 30.938 30.746
MINDER DAN 30.000 INWONERS GEMEENTE/PLAATS CODE MEPPEL 7 NAALDWIJK 7 BARENDRECHT 9 IJSSELSTEIN 7 BOXMEER 9 WINTERSWIJK 6 ZEVENAAR 6 BEST 7 ZALTBOMMEL 9 CULEMBORG 9 BAARN 9 CUIJK 6 WIJK BIJ DUURST. 9 CASTRICUM 7 KAATSHEUVEL 7 VOORSCHOTEN 7 SCHIJNDEL 7 STEENWIJK 7 LISSE 9 GEERTRUIDENBERG 7 HULST 7 ECHT 7 WINSCHOTEN 7 ALBLASSERDAM 7 SCHAGEN 9 ENKHUIZEN 9 MIDDELHARNIS 9 ZANDVOORT 6 BRIELLE 7 WOUDRICHEM 7 BERGEN (NH) 9 DEN BURG 7 REUVER 7 IJMUIDEN 6 DOKKUM 7 EMMELOORD 7 SLAGHAREN 7 DIEREN 9 WEESP 9 GELDERMALSEN 9 DIDAM 9 DOESBURG 9
INWONERS 29.652 29.092 28.848 28.714 28.655 28.561 26.299 25.944 25.545 24.768 24.508 23.904 23.079 22.907 22.817 22.662 22.658 22.656 21.942 21.139 19.547 19.026 18.596 18.183 17.173 16.946 16.759 15.877 15.869 14.050 13.736 13.425 13.158 heringedeeld idem idem idem idem 18.169 24.500 16.650 11.370 55
ANF
05-02-2002 14:54 Pagina 56
Handreiking Filmtheaters en Cultuurbeleid
Tabel 4 Gemeenten en Filmtheaters ANF Gemeente
Apeldoorn Arnhem Breda Delft Den Haag Deventer Eindhoven Enschede Leeuwarden Maastricht Nijmegen Rotterdam Utrecht
Filmtheater A-sectie (2 of meer zalen) Filmtheater Lieve Vrouw Filmmuseum Filmtheater Rialto Filmtheater Gigant Filmhuis Arnhem Chassé Cinema Filmhuis Lumen Haags Filmhuis Filmhuis De Keizer Filmtheater Plaza Futura Concordia Cinema Filmhuis Leeuwarden Filmtheater Lumière Lux / Cinemariënburg Lantaren / Venster Filmtheater ’t Hoogt
Alkmaar Alphen a/d Rijn Amsterdam Den Bosch Dordrecht Gouda Haarlem Helmond Hilversum Leiden Middelburg Tilburg Zaandam Zutphen Zwolle
B-sectie (1 zaal) Filmtheater Provadja Parkfilmhuis Het Ketelhuis Filmtheater Jeroen Filmhuis Cinode Filmhuis Gouda Filmschuur Filmhuis Helmond Filmtheater Hilversum Kijkhuis Leiden Schuttershoftheater Filmtheater Louis Filmtheater de Fabriek Filmtheater Luxor Filmtheater Fraterhuis
Amersfoort Amsterdam
56
Bijlagen
C-sectie Regionale en provinciale vertoners organisaties Breda Leeuwarden Arnhem Groningen Venlo Bussum Zwolle
Vereniging v. Brabantse Filmtheaters Centrum voor Film in Friesland St. Kunst en Cultuur Gelderland Provinciale Filmliga’s Limburgs Film Circuit Vereniging N-Hol. Filmvertoners Overijssels Filmhuizen Overleg
C-sectie (1 zaal, niet dagelijks) Almelo Filmhuis Almelo Almere Filmhuis Die Blechtrommel Amstelveen Filmhuis Griffioen Amsterdam De Balie Melkweg Cinema NEMO Assen Asser Filmliga Baarn Filmhuis Baarn Barendrecht Het Kruispunt Bergen Cinebergen Bergen op Zoom Cinema Paradiso Boxmeer C. C. De Weyer (VBF) Bussum Theater a/d Molenlaan Capelle a/d Ijssel Isala Theater Culemborg De Fransche School Den Haag ’t Paard Den Helder Filmhuis Zevenkoop Didam Filmhuis Didam Diemen Filmtheater De Omval Dieren Filmhuis Dieren Doesburg Filmhuis Doesburg Doetinchem De Gruitpoort filmhuis Drachten(Gem. Smallingerland) Cinema Modern Emmen Filmhuis Emmen Geldermalsen Opus 5 Goes Filmtheater ’t Beest Groningen RKZ- bios Vera Zienema Groningen Harderwijk Filmkring N.W. Veluwe
Harlingen Heemskerk ‘s Heerenberg (Gem. Bergh) Heerenveen Heerlen Hengelo Hoogeveen Hoorn Kampen Lichtenvoorde Lisse
Filmhuis Harlingen Filmhuis Heemskerk / De Cirkel Filmhuis Berg (FAL / GFO) Filmhuis Heerenveen (FFC) Filmhuis De Spiegel (LFC) Filmliga Hengelo (OFO) Filmhuis Hoogeveen / Luxor Theater Filmhuis Hoorn Filmhuis Kampen Filmhuis ’t Doek Middelharnis Filmhuis Middelharnis
Oosterbeek (Gem. Renkum) Filmhuis Oosterbeek Oosterhout (NB) Filmtheater De Bussel Oss Filmtheater De Groene Engel Oudenbosch (Halderberge) Fidei et Arti Purmerend Filmhuis Purmerend Roermond Filmhuis Roermond Roosendaal Cinema Paradiso Schagen Filmtheater De Luxe Schiedam Het Filmhuis Sittard Filmhuis Het Domein Sneek Filmhuis Sneek Soest Filmhuis Soest / Artishock Uden Filmhuis De Pul Veendendaal Filmhuis Veenendaal Veghel Theater De Blauwe Kei Venlo Filmtheater Perron 55 Vlaardingen Filmtheater Het Zeepaard Waalwijk De Leest Weesp Filmhuis Weesp Winterswijk Filmhuis Winterswijk Wijk bij DuurstedeFilmtheater Rondeel IJmuiden (Gem. Velsen) Witte Theater Zaltbommel Filmclub Cine Maarten Zandvoort Filmclub van Collem Zevenaar Filmhuis Zevenaar
C-sectie Kleine vertoners Heusden Filmhuis Heusden Krommenie (Gem. Zaanstad) Filmhuis Krommenie Olst Filmhuis Olst Oldenzaal Filmhus i.o.
Tabel 6 Bezoekersaantallen ANF- Filmtheaters (A- en B-Sectie 2000) Filmtheater A-Sectie Rialto/A=dam Filmmuseum/A=dam Filmhuis Arnhem Chassé Cinema Breda Filmhuis Lumen Delft Haags Filmhuis De Keizer Deventer Plaza Futura Eindh. Concordia Enschede Filmhuis Leeuwarden Lumière Maastricht Lux/ Cinemariënburg* L/V Rotterdam ’t Hoogt Utrecht Totaal
Doeken/ stoelen
Bezoek 2000
Bezoek 1999
%1999
2/255 3/196 2/173 2/187 2/169 3/227 2/139 2/139 2/142 2/102 3/171 5/411 4/444 3/212
69.539 66.368 48.196 54.218 44.518 38.950 45.899 39.132 28.931 22.934 77.500 74.509 35.818 35.231 51.763 47.885 11.025 10.719 18.683 15.363 57.365 51.810 129.751 107.102 74.476 89.451 75.000 68.763
104,78 88,89 114,29 117,29 126,15 104,01 101,67 108,10 102,85 121,61 110,72 121,15 83,26 109,07
37/2967
768.464 722.435
106,37
Cijfers onder voorbehoud en inclusief kleine festivals en speciale activiteiten. * Lux heeft met ingang van 22-10-2000 8 zalen.
57
ANF
05-02-2002 14:54 Pagina 58
Handreiking Filmtheaters en Cultuurbeleid
A.N.F. Cijfers 2000 Filmtheaters B - Sectie Filmtheater
Doeken/ stoelen
Bezoek 2000
Bezoek 1999
%1999
B-Sectie Alkmaar/Provadja 1/55 Amersfoort/Lieve Vrouw 1/74 Het Ketelhuis/A=dam 1/140 Apeldoorn/Gigant 1/70 Den Bosch/Jeroen 1/76 Dordrecht/Cinode 1/80 Filmhuis Gouda 1/78 Haarlem/Filmschuur 1/93 Filmhuis Helmond 1/87 Filmtheater Hilversum 1/82 Leiden/Kijkhuis 2/26 Schuttershof Middelburg 1/105 Tilburg/Louis 1/77 Zaandam/De Fabriek 1/63 Zutphen/Luxor 1/80 Zwolle/Het Fraterhuis 1/75
15.185 18.812 29.266 14.764 18.684 13.239 15.604 28.977 12.831 30.227 35.026 13.656 10.429 6.199 6.279 17.706
13.834 15.048 11.361 13.407 15.206 10.807 10.354 25.230 10.866 26.431 14.464 10.985 8.441 6.109 6.282 12.875
109,77 125,01 257,60 110,12 122,87 122,50 150,70 114,85 118,01 114,36 242,16 124,31 123,55 101,47 99,95 137,52
286.884 211.599
135,57
Totaal B-Sectie
17/1405
Cijfers onder voorbehoud en inclusief kleine festivals en speciale activiteiten.Lieve Vrouw Amersfoort en Gigant Apeldoorn hebben er in 2000 een zaal extra bijgekregen en zijn daarmee overgegaan naar de A-sectie.
58
Bijlagen
Tabel 7 Planontwikkelingen Filmtheaters (2001)
Bijlage 5 Lijst van gebruikte afkortingen
Gemeente Amsterdam
ANF BNG
Filmtheater Doeken ‘99 Doeken Plan 2000 Rialto 2 8 (nieuwe loka.) Balie 1 2 Desmet 2 0 (sluiting) Filmmuseum 2 i.o. (verhuizing) Arnhem Filmhuis 2 3 Breda Chasse Cinema 2 3 Delft Filmhuis Lumen 2 Geen plan Den Haag Haags Filmhuis 3 5 Deventer Filmhuis De Kiezer 2 3 Eindhoven Plaza Futura 2 i.o. Enschede Concordia 1 2 Leeuwarden Filmhuis 2 3 Maastricht Lumière 3 6 Nijmegen CineMariënburg/Lux 4 8 Rotterdam Lantaren/Venster 4 Geen plan Utrecht ’t Hoogt 3 i.o. Alkmaar Provadja 2 i.o. Amersfoort De Lieve Vrouw 1 4 Apeldoorn Gigant 1 2 Den Bosch Jeroen / Bisch 1 3 Dordrecht Cinode 1 Geen plan Gouda Filmhuis 1 i.o. Haarlem Toneelschuur/Film 1 2 Helmond Filmhuis 1 i.o. Hilversum Filmtheater 1 2 Leiden Kijkhuis 2 Geen plan Middelburg Filmtheater 1 2 Tilburg Louis 1 1 Zaandam De Fabriek 1 2 Zutphen Luxor 1 Geen plan Zwolle Fraterhuis 1 Geen plan Almere Blechtrommel Incident. i.o. Alphen a/d R. Parkfilmhuis Incident. 1 Heerlen Glaspaleis / Spiegel Incident. 2 Hengelo Filmliga Incident. 1 Venlo Filmtheater Incident. 2 Zevenaar Filmhuis Incident. 1
Associatie van Nederlandse Filmtheaters Cultuurfonds van de Bank Nederlandse Gemeenten CKV Culturele Kunstzinnige Vorming HAFF Holland Animation Film Festival IAF International Art Film ID-medewerkers Instroom / doorstroom - medewerkers IDFA International Documentary Filmfestival Amsterdam IF Intermediair voor Filmeducatie IFFR International Film Festival Rotterdam IPO Interprovinciaal Overleg LOF Landelijk Overleg Filmtheaters LOKV Landelijke Organisatie Kunstzinnige Vorming MEI Stichting Media Educatie en Informatie OCenW Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen CRM Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk NIF Nederlands Instituut voor Filmeducatie NFC Nederlandse Federatie voor de Cinematografie NFF Nederlands Film Festival NVB Nederlandse Vereniging van Bioscoopexploitanten NVF Nederlandse Vereniging van Filmverhuurders NVS Nederlandse Vereniging van Speelfilmproducenten RKS Rotterdamse Kunststichting VBF Vereniging van Brabantse Filmtheaters VNG Vereniging van Nederlandse Gemeenten
59
ANF
05-02-2002 14:54 Pagina 60
Handreiking Filmtheaters en Cultuurbeleid
Bijlage 6. Literatuurlijst: relevante rapporten, notities en jaarverslagen.
en vertoning van de kunstzinnige film in Nederland (Amsterdam 1992).
- Actieplan Cultuurbereik (OCenW, Zoetermeer 2000)
- Brigitha, J.N.L. Meer afstemming en coherentie voor de distributie en vertoning van kwaliteitsfilms. Een onderzoek naar de ontwikkelingen in en het functioneren van de (non profit en profit) distributie en vertoning van de kwaliteitsfilm in Nederland. In opdracht van de Stichting voor onderzoek ten behoeve van de filmvertoning van de Nederlandse Federatie voor de Cinematografie (Amsterdam 2000)
- Associatie van Nederlandse Filmtheaters. Jaarverslag 2000 (Amsterdam 2000). - Associatie van Nederlandse Filmtheaters. Jaarcijfers bezoekersaantallen voor filmtheaters in Nederland periode 1989 - 1999. (Utrecht 2000). - Associatie van Nederlandse Filmtheaters. Beleidsnota 2001 - 2004 (Utrecht 1999). - Associatie van Nederlandse Filmtheaters. De Kwaliteitscinema 1997 2000. De Associatie in het Kunstenplan (Amsterdam 1997). - Associatie van Nederlandse Filmtheaters. Met de Filmtheaters naar het jaar 2000. (Amsterdam 1995). - Bleijleve, D. Film als object van kunstbeleid. Onderzoek in opdracht van het Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur naar knelpunten met betrekking tot de distributie 60
- Brigitha, J.N.L.. Distributie versus Vertoning. Een onderzoek naar een betere afstemming en structurering van de gesubsidieerde distributie en vertoning van de kwaliteitsfilm in Nederland in de periode 1984 - 1998. Doctoraalscriptie faculteit der Historische Kunst- en Cultuurwetenschappen. Studie Kunst- en Cultuurwetenschappen. Onder begeleiding van de Associatie van Nederlandse Filmtheaters (Rotterdam 1999).
- Brinke, P. ten. De Nederlandse film en zijn vertoningssituatie. Een onderzoek naar de distributie- en vertoningssituatie van Nederlandse filmproducties. Rapportage stageonderzoek Associatie van Nederlandse Filmtheaters (Amsterdam 1993). - Bulten, S.H. De gevolgen van het dubbel vertonen van “Jurassic Parc”. Onderzoek met advies en medewerking van drs. J.Ph. Wolff. In opdracht van de Stichting voor onderzoek ten behoeve van de Filmvertoning (Amsterdam 1994). - Centraal Bureau voor de Statistiek. Cultuurparticipatie 1995 (Voorburg/Heerlen 1997). - Centrum voor marketinganalyse: Het profiel van de art-bioscoopbezoeker. In opdracht van RMB Nederland (Amsterdam 1997). - Cinemariënburg. Van 1974 Filmhuis Nijmegen tot 1994 Cinemariënburg. Twintig jaar filmcultuur in Nijmegen. (Nijmegen 1994). - Cinemien. Jaarverslag 2000 (Amsterdam 2000).
Bijlagen
- Cinemien, Beleidsrapport 2001 – 2004. - Contact Film, Beleidsrapport 2000. - Dienst Ruimtelijke Ordening. Amsterdamse Bioscopen in beeld (Amsterdam 1995). - Deijck-Hofmeester, C.van en Raijmakers, Willem-Jan. De Provincies: cultuurbeleid versterkt. Winst van en voor integraal beleid. Interprovinciaal Overleg (Utrecht 1999) - Europa Cinemas, The Network 2000 - Groeneweg, A. Het publiek van Filmtheater Louis. Stageverslag Katholieke Universiteit Brabant. Studie Cultuur en Letteren (Tilburg 1997). - Hannewijk, L. Betere Kansen voor de vertoning van de kunstzinnige film in Rotterdam: een strategische verkenning. Onderzoek in het kader van de Tweede Fase Opleiding Management Culturele Instellingen. Hogeschool voor de Kunsten Utrecht - Centrum voor Kunst & Media Management (Utrecht 1993).
- Hofstede, B. In het wereldfilmstelsel. Identiteit van de Nederlandse film sedert 1945. Dissertatie Erasmus Universiteit Rotterdam. Eburon (Rotterdam 2000). - ’t Hoogt. Beelden in de tijd. 20 jaar Filmtheater ‘t Hoogt. (Utrecht 1992)
- ’t Hoogt, Filmtheater. Een kathedraal voor de cinema (van filmhuis via filmtheater naar artplex), Utrecht 2000 - Kassels, M.I. Erasmus Universiteit Rotterdam. Faculteit der Historische Kunst- en Cultuurwetenschappen. Cultuurspreiding in theorie en praktijk: een onderzoek naar omvang en samenstelling van het publiek van culturele voorzieningen in de gemeente Rotterdam. In opdracht van de Rotterdamse Kunststichting (Rotterdam 1992).
- Kuil, A. van der. Filmhuizen vroeger en nu. De Nederlandse situatie ten aanzien van de kunstzinnige film in historisch perspectief. Doctoraalscriptie Universiteit van Amsterdam. Faculteit Communicatiewetenschap (Amsterdam 1989).
- Media Salles. European Cinema Yearbook 1999/2000 (Milaan 2000). p.4.
- Langenberg, K.J.M.T. Marketing Beleid: de sleutel tot succes. Onderzoek naar het marketingbeleid binnen de filmtheaters & filmhuizen. Afstudeerproject Leisure Management School Leeuwarden, Faculteit Economie & Management, Christelijke Hogeschool Noord Nederland (Leeuwarden 1994).
- Dr. F. van der Ploeg, Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCenWFilmbrief 2001) p.1
- Liga ‘68. Jaarverslagen 1994 t/m 1998 (Groningen 1995 t/m 1999). - Lux. Podium van de toekomst (Nijmegen 2001) - Maarel, Th. van der. Tussen kunst en professie. Een onderzoek naar professionalisering van filmhuizen en –theaters in Nederland. Doctoraalscriptie Erasmus Universiteit Rotterdam. Faculteit der Sociale Wetenschappen (Rotterdam 1995).
- MEDL Management Consultancy. Het distributieen vertoningsvraagstuk van de Nederlandse film (Amsterdam 1998).
- Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Pantser of ruggegraat. Cultuurnota 1997 - 2000 (Zoetermeer1996). - Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Cultuur als confrontatie. Een ondernemende cultuur. (Zoetermeer1999). - Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. De ondernemende samenleving. (Zoetermeer 1999). - Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Cultuurbeleid in Nederland (Rijswijk 1999).
- Nederlandse Federatie voor de Cinematografie. Jaarverslag 2000 NFC (Amsterdam 2000). - Stichting Nederlands Filmmuseum. Jaarverslag 2000 (Amsterdam 2000). - Nederlands Fonds voor de Film. Jaarverslag 2000 (Amsterdam 2000). - Nederlandse Federatie voor de Cinematografie. Strategieplan Marketing. Naar 22 miljoen bezoekers in 2002. (Amsterdam 1999). - Nederlands Fonds voor de Film. Confrontatie met de toekomst. Beleidsplan 2001 2004 (Amsterdam 1997). - Nederlands Fonds voor de Film. Een ruggegraat voor de Nederlandse film. Beleidsplan 1997 - 2000 (Amsterdam 1996). - Nederlandse Vereniging van Filmdistributeurs. Het filmen bioscoopbedrijf. De Nederlandse markt in Europees perspectief. (Amsterdam 1997).
61
ANF
05-02-2002 14:54 Pagina 62
Handreiking Filmtheaters en Cultuurbeleid
- Onna, H.M. van. 50+ in de bioscoop. Een onderzoek naar bioscoopbezoek van 50plussers in Nederland. Instituut voor Massacommunicatie. Katholieke Universiteit Nijmegen. In opdracht van de stichting voor onderzoek ten behoeve van de filmvertoning (Nijmegen 1997). - Ploeg, G.A. Open doek voor Nijmegen. Beoordeling Marktpotentie Multiplex bioscoop. Moret Ernst & Young. Management Consultants (Utrecht 1999) - Raad voor Cultuur.Van de schaarste ende overvloed. Advies Cultuurnota 20012004: No. 8 Film (Den Haag 2000). - Raad voor de Kunst. Vervolgadvies Kunstenplan 1993 – 1996. (Den Haag 1992). - Rodenburg, K. Vergelijking van de Cultuurbegrotingen van de vier grote steden. Rijks Universiteit Utrech.t. Kunstbeleid enmanagement. In opdracht van de gemeente Den Haag dienst Kunst en Cultuur (Den Haag 1994).
62
- Rotterdamse Kunststichting. Filmvertoning in Rotterdam. (Rotterdam 1998). - Schuringa, J.W. Multiplexen en de vertoning van Europese films. Een onderzoek naar de vertoningsmogelijkheden van Europese films in de nieuwe multiplexen in Nederland en België. Doctoraalscriptie Erasmus Universiteit. Faculteit der Historische Kunst- en Cultuurwetenschappen, afstudeervariant management (Rotterdam 1997). - Schmidt, E. Een onderzoek naar de samenwerking tussen NFM/IAF en de vertoners. Stageonderzoek Universiteit van Amsterdam. Communicatiewetenschap (Amsterdam 1994). - Schmidt, E. De subsidiëring van distributie van kunstzinnige films. Overheidsbeleid en praktijk. Doctoraalscriptie Universiteit van Amsterdam. Communicatiewetenschap (Amsterdam 1995). - Stichting Amsterdams Filmhuis Rialto. Kwaliteitscinema voor iedereen. Beleidsplan 2001 2004. (Amsterdam 1991).
- Stichting Nederlands Filmmuseum. Jaarverslag 2000 (Amsterdam 2000). - Stienen, F. Handboek Cultuurbeleid: Band 3. Vuga Uitgeverij B.V. (‘s-Gravenhage 1998), Hoofdstuk 7 Film II.7 - Veld, K. op het. Professionalisering en programmering van filmhuizen in Nederland. Doctoraalscriptie Erasmus Universiteit Rotterdam. Faculteit der Historische- en Kunstwetenschappen (Rotterdam 1994). - Verdaasdonk, M.D. De Nederlandse Filmindustrie. Een overzicht van het begin tot heden. Conceptversie (Rotterdam 1993). -Vereniging van Brabantse Filmtheaters. Jaarverslag 2000 (Breda 2000) -Vereniging van Brabantse Filmtheaters. Beleid en programma 2001-2004 (Breda 2000)
Bijlagen
- Voorburg, M. Entree of Exit. Een onderzoek naar het gemeentelijk beleid ten aanzien van filmtheaters en filmhuizen. Afstudeeropdracht HBOopleiding Vrijetijdskunde. Faculteit Economie en Management School Leeuwarden. Christelijke Hogeschool Noord Nederland (Leeuwarden 1994).
Bijlage 7. Adressen
- Vries, S. de. De levensloop van de kunstzinnige film. Doctoraalscriptie KUB. Conceptversie (Amsterdam 1999).
Nederlandse Federatie voor de Cinematografie (NFC) Postbus 75048 1070 AA Amsterdam T 020-6799261 F 020-6750398 E
[email protected] W nfc.org en bioscoop.nl
- Wolff, J.Ph. Production is Key in the Filmindustry, (IVIO Lelystad 1998) dissertatie Erasmusuniversiteit Rotterdam. - Wolff, J.Ph. In de luwte, uit de luwte. Een economische visie op de bioscoop en de Europese film. Nederlandse Federatie voor de Cinematografie en International Theatre and Film Books (Utrecht en Amsterdam 1993).
Associatie van Nederlandse Filmtheaters (ANF) Landelijk Bureau ANF Postbus 74782 1070 BT Amsterdam T 020-6165030 F 020-6165503 E
[email protected] W filmtheaters.nl
Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) Postbus 30435 2500 GK Den Haag T 070-3738393 F 070-3635682 W vng.nl
Interprovinciaal Overleg (IPO) Postbus 61 2500 BC Den Haag T 070-8881212 F 070-8881280 W ipo.nl Cultuurfonds Bank Nederlandse Gemeenten Koninginnegracht 2 2514 AA Den Haag T 070-3750850 F 070-3750406 Ministerie van OCenW Postbus 25000 2700 LZ Zoetermeer T 079-3232323 F 079-3232320 W minocw.nl Voor de actuele adressenlijst: filmtheaters.nl
- Wolff, J.Ph. Trends and possibilities in the European Cinema Industry (Utrecht 1999).
63
ANF
05-02-2002 14:54 Pagina 64
Handreiking Filmtheaters en Cultuurbeleid
Colofon
Colofon Handreiking Filmtheaters en Cultuurbeleid Uitgave VNG-uitgeverij in samenwerking met ANF en NFC Den Haag, december 2001 Oplage 2500 Eindredactie Gerard Bunnik en Jan Kramer Redactiecommissie Gerard Bunnik, Edward Borsboom, Jamain Brigitha, Hans Goedkoop, Lydia Jongmans, Jan Kramer en Jan Ott Ontwerp Publish Amsterdam / Gerald Zevenboom Fotografie ANF Associatie van Nederlandse Filmtheaters (ANF) Landelijk Bureau NF Postbus 74782 1070 BT Amsterdam T
020-6165030
F
020-6165503
E
[email protected]
W
filmtheaters.nl
Nederlandse Federatie voor de Cinematografie (NFC) Postbus 75048 1070AA
Amsterdam
T
020-6799261
F
020-6750398
E
[email protected]
W
nfc.org
THESAURUS VERENIGING VAN NEDERLANDSE GEMEENTEN Thesaurustermen: filmbeleid; filmtheaters; cultuur ISBN: 90 322 79 27 0 NUGI 018 © VNG Uitgeverij bv, Den Haag 2001 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
64
65
ANF
05-02-2002 14:54 Pagina 66
Handreiking Filmtheaters en Cultuurbeleid
66
ANF
05-02-2002 14:54 Pagina 68
Filmtheaters ontwikkelen zich van geïmproviseerde vertoningsplaatsen (filmhuizen) in korte tijd tot moderne culturele instellingen. Met een veelzijdig (inter-)nationaal filmaanbod, flexibele organisatiecultuur en brede toegankelijkheid zijn het interessante partners voor gemeenten en provincies die op zoek zijn naar nieuwe invalshoeken voor hun cultuurbeleid. Deze Handreiking Filmtheaters en Cultuurbeleid is vooral bestemd voor bestuurders en beleidsmakers van gemeenten en provincies. Zij biedt inzicht in het functioneren van de gesubsidieerde filmvertoning en de filmtheaters en geeft vooral cultuurpolitieke en praktische handreikingen voor een gemeentelijk en provinciaal filmbeleid. Ook voor het film- en bioscoopbedrijf, subsidiefondsen, sponsors en managers van culturele instellingen is de handreiking opgezet als een informatief naslagwerk.