DIT IS GEEN GRAP
Vandaag, op 1 april, sluit het overgrote deel van de lokale initiatieven voor acute opvang van daklozen tijdens de winter haar deuren. Voor de vele honderden daklozen die voor korte tijd een ‘oplossing’ vonden in die opvang is dit een drama: zij slapen vannacht opnieuw op straat! Met de verenigingen waar armen het woord nemen uit de 3 gewesten sprokkelden wij, het Belgisch Netwerk Armoedebestrijding (BAPN), in de voorbije maanden zoveel mogelijk informatie over de winteropvang in ons land. Hoewel er hier en daar duidelijk extra inspanningen werden geleverd, zijn wij allesbehalve tevreden met wat wij uit die rondvraag leerden. Daarom formuleren wij vandaag, samen met een grote groep andere middenveldorganisaties, enkele duidelijke eisen naar het beleid toe. Wij kunnen er niet om lachen! Laat het duidelijk zijn: daklozen zijn mensen die in (extreme!) armoede leven. De preventie van dakloosheid is dus een kwestie van efficiënte armoedebestrijding. Dat betekent dat je de structurele oorzaken van armoede aanpakt en de grondrechten van mensen garandeert: het recht op een waardig inkomen, op gezondheidszorg, op wonen… Als de ruime aandacht voor armoede het voorbije jaar iets heeft ‘opgeleverd’, dan wel het inzicht dat we op dat vlak ook in ons land meer achteruit dan vooruit gaan! Tegelijk is ook een gecoördineerde en structurele aanpak nodig om de dakloosheid te beëindigen van mensen die er reeds in verzeild raakten (en nog iedere dag in verzeilen!). Ook daar is de conclusie pijnlijk: zelfs al praten de federale regering, de gewesten en gemeenschappen er over, zij zijn ook aan deze voor de daklozen belangrijke en onontbeerlijke oefening nog op geen enkel ogenblik begonnen. Dit niettegenstaande zij dit zelf bij herhaling en in verschillende beleidsteksten als ‘een prioriteit’ benoemen. BAPN zal daarom niet nalaten een volgende Belgische
regering te vragen dit bovenaan de agenda van het overleg met de gewesten en gemeenschappen te plaatsen. Aan de gewesten en gemeenschappen vragen wij om daar niet op te wachten en NU op hun niveau werk te maken van de beloofde structurele aanpak van dakloosheid. Het is vijf na twaalf! Intussen slapen er dus mensen buiten. Vanaf vandaag is dat zo, maar ook deze winter bleef dat zo goed als overal het geval. Hoewel het uitdrukkelijk niet onze ambitie was om volledig te zijn (BAPN en de verenigingen waar armen het woord nemen hebben hiervoor de middelen niet en beschouwen dit ook niet als hun taak), was onze rondvraag over de winteropvang geen evidente zaak. We kozen heel bewust voor een informele weg: info en ervaringen van mensen die we bereiken via onze verenigingen en werkers waarmee we goede contacten hebben op het terrein. We wilden immers 2 zaken: in volle winterperiode kunnen inschatten wat wel/niet functioneerde én een niet-officiële versie van de feiten kunnen geven. We moesten zeer vaak vaststellen dat er enkel onvolledige of versnipperde gegevens bestonden, vaak was men ook terughoudend om die te geven. Vrijwel overal was men beducht voor een ‘aanzuigeffect’ bij een te open communicatie, hier en daar was er ook het besef dat een goed uitgebouwde winteropvang in feite de bevestiging was van een structureel gebrek aan aangepaste opvang en hulpverlening tijdens de rest van het jaar (en nog veel fundamenteler: betaalbare, toegankelijke en kwaliteitsvolle huisvesting!) Ondanks al die beperkingen zien wij duidelijk een aantal tendensen voor het hele land: In verschillende gemeenten is de bewustwording rond de winterperiode duidelijk gegroeid. Vaak mede onder druk van het lokale middenveld. We stellen vast dat hier en daar veel vroeger op het jaar overleg werd opgestart tussen betrokken actoren en een (begin van) planning werd gemaakt, zeker in enkele grote steden was er ook een spectaculaire stijging van de opvangcapaciteit. Er was dus wel degelijk vooruitgang. Keerzijde is dan weer dat bij lokale overheden die ervoor kozen in te zetten op acute opvang een duidelijke neiging merkbaar was om het daar dan maar bij te laten: een planning rond of verdere investeringen in langduriger vormen van opvang, begeleid wonen, ambulante woonbegeleiding,… laat staan betere instroom in sociale huisvesting, lijkt daar naar de achtergrond te verdwijnen. In de meeste gemeenten werd weinig transparant gecommuniceerd over het aantal beschikbare plaatsen, toegangsvoorwaarden, mogelijke lengte van het verblijf… Ook over de registratie van het aantal hulpvragen, de aard daarvan en het concrete antwoord dat daarop werd gegeven bestond de grootste onduidelijkheid. Als deze gegevens al ergens centraal bijgehouden werden, dan bleven ze vaak in handen van 1 initiatiefnemer of -indien die bestond- bij de centrale intake en dispatching in de gemeente en was het voor werkers uit hulpverlening, straathoekwerk, opbouwwerk, verenigingen waar armen het woord nemen… onmogelijk een actueel overzicht te krijgen dat hen
toeliet snel mensen te begeleiden naar de acute opvang. Voor de daklozen die zich aanboden met een vraag om overnachting was de onduidelijkheid daardoor totaal. Ook stellen we vast dat de ervaringen die men in de acute en laagdrempelige nachtopvang opdoet tijdens de winter niet of nauwelijks aanzetten om ook de drempels in de opvang die tijdens de rest van het jaar wordt georganiseerd aan te pakken. Dan gaat het over leefregels, eisen aan gedrag, bereidheid tot begeleiding… maar het gaat ook over volledige doelgroepen die men wél tijdens de winter toelaat in de acute nachtopvang, maar niet tijdens het jaar: jongeren, sans papiers, … Wat
de
financiering
betreft:
dit
lijkt
(op
Brussel
na,
waar
de
Gemeenschappelijke
Gemeenschapscommissie de grootste inbreng heeft, in Wallonië was er een verhoging van de gewestelijke middelen voor de winteropvang) vooral op de schouders van de lokale besturen te liggen. De
financiële inspanningen van Gewesten en Gemeenschappen zijn moeilijk vergelijkbaar
zonder ook te kijken naar andere vormen van opvang en huisvesting. Dit geldt ook voor de federale minister voor maatschappelijke integratie (enkel de OCMW’s van de 5 grote Belgische steden kregen 50.000 euro elk voor de winteropvang, maar er zijn bv. ook middelen voor langduriger en meer begeleide vormen van opvang waar ook kleinere steden kunnen op inschrijven). De inspanning van Defensie leek verwaarloosbaar (zie verder). De tendensen per gewest:
Vlaanderen -Een aantal steden voorzag heel bewust geen bijkomende overnachtingscapaciteit (Sint-
Niklaas/Mechelen). Van 1 stad weten we dat zij een winterplan had, wat betekende dat ze extra capaciteit voorzag in bestaande crisis- of noodopvang, maar dat zij wel weigerde een aantal voor veel daklozen te strenge voorwaarden die ook tijdens de rest van het jaar gelden te versoepelen
(Turnhout). Het gaat dan onder meer over de verplichting om zich permanent te laten begeleiden. -Verschillende steden voorzagen extra bedden, hetzij in bestaande initiatieven van noodopvang, hetzij in speciaal daarvoor ingerichte lokalen, volgens het bed-bad-broodprincipe en lieten daarbij de eis om zich te laten begeleiden of andere beperkingen (vb. een beperkt aantal nachten) op het gebruik van de nachtopvang vallen (Gent, Kortrijk, Aalst, Hasselt, Antwerpen, Oostende). Toch blijft ook daar onduidelijk of bepaalde voorwaarden daklozen uitsloten, in 1 stad werden enkel mensen toegelaten die legaal in het land verblijven (Hasselt). -Via een parlementaire vraag weten we dat slechts in 1 legerkazerne effectief daklozen overnachtten (Burcht). Het vervoer en de begeleiding werden betaald door en georganiseerd vanuit
de lokale overheid en welzijnspartners (Antwerpen). 1 stad (Leuven) kondigde aan vervoer en begeleiding te zullen organiseren naar nog een andere kazerne (Heverlee), maar we hoorden van verschillende daklozen die zich hiertoe aanboden bij het OCMW dat zij niet geholpen werden. Vorige winter werd deze kazerne nog wel gebruikt, zij het vanuit een andere stad (Vilvoorde) -We hebben weet van 2 steden die ook overdag ruimten ter beschikking stelden waar daklozen terecht konden voor verwarming en voedsel (Antwerpen, Hasselt). -In 3 steden hebben we weet van privé-initiatieven die hetzij dagopvang (Mechelen, Antwerpen), hetzij nachtopvang (Oostende) voorzagen voor een heel beperkt aantal mensen. In 1 stad (Gent) krijgen we een signaal vanuit een ziekenhuis dat daklozen ‘langer mogen blijven’ gezien de winter. -In geen enkele van de steden waar we informatie zochten leek ook maar iemand er zicht op te hebben hoeveel mensen op straat of in kraakpanden, portalen… overnachtten. We hebben wel uit verschillende steden voorbeelden dat dit wel degelijk gebeurde (Mechelen, Hasselt, Geel, Turnhout,
Antwerpen). -Ook in de steden met extra opvang tijdens de winter vreesden lokale overheden voor een ‘aanzuigeffect’. Van 2 steden weten we dat zij daarom ook registreerden waar mensen vandaan kwamen (Hasselt, Oostende). -We hebben in Vlaanderen slechts op 1 plaats weet van teams die de straat op gingen om daklozen te overreden tot overnachting in nachtopvang (Antwerpen).
-Overal werd de winterperiode naar eigen goeddunken gedefinieerd, zowel wat de start van de opvang betreft (vanaf de eerste winterkoude, vanaf 1 november, 1 december…) als het einde daarvan (tot 1 maart, tot 31 maart…) -De Vlaamse regering stelde geen middelen ter beschikking van de lokale overheden om winteropvang te organiseren. Ze vroeg aan de Vlaamse provincies wel de winteropvang te willen coördineren. We weten niet of dit overleg overal ook effectief heeft plaatsgevonden (zeker wel:
Vlaams-Brabant), laat staan of er concrete afspraken zijn uit voort gekomen. Van 1 provincie (WestVlaanderen) weten we dat zij financieel tussen is gekomen voor 2 lokale nachtopvanginitiatieven (Kortrijk en Oostende), maar niet bovenlokaal wilde optreden.
Brussel De Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC) besliste begin 2010 tot de opmaak van een winterplan, maar communiceerde hier pas op 24 november over in de pers, wat voor veel sociale
diensten en organisaties in het veld ruim te laat kwam om tijdig informatie te kunnen verschaffen aan mensen die vroegen om overnachting. Van een echt plan, met duidelijke en transparante cijfers over capaciteit, toelatingsvoorwaarden voor gebruikers, afspraken over doorverwijzing en taakverdeling tussen verschillende partners was bovendien geen sprake. De acute nachtopvang tijdens de winter werd voor alle 19 gemeenten van het Brussels Gewest georganiseerd door 1 organisatie: Samusocial. Daarnaast was er 1 vzw (Pierre d’Angle) die het hele jaar door nachtopvang voorziet en dit ook tijdens de winter verder zet. In beide initiatieven overnachtte een gemengde groep van daklozen ‘van bij ons’ en mensen zonder papieren. Vluchtelingen die zich aanmeldden bij Samusocial werden ‘gedispatcht’ naar een apart gebouw dat weliswaar ook door Samusocial werd uitgebaat, maar enkel voor mensen die ‘ten laste’ vallen van Fedasil. Er werd daarnaast gewerkt met een kleine locatie voor families, enkele hotelkamers voor alleenstaanden die men tot ‘zelfstandig logeren’ in staat acht en 2 zeer grote gebouwen. De manier van werken was niet duidelijk: wel of geen begeleiding, Samusocial beweerde de twee te doen. Voor de daklozen zelf was niet duidelijk waarom zij wel of niet konden overnachten en waarom interne regels wel eens veranderden. Daklozen die de nacht wilden doorbrengen moesten zich aanmelden bij een centraal telefoonnummer, wat vaak op een loterij neerkwam: wie er in slaagde aan de andere kant de telefoon te laten opnemen was bij de gelukkigen. Tegelijk waren er 3 mobiele teams van Samusocial die zelf op zoek gingen naar straatslapers met het doel hen te overhalen tot overnachting in de nachtopvang. Wat dagopvang betreft weten we van 1 gemeente (Sint-Agatha Berchem) die tijdens de winter een gemeentelijk lokaal ter beschikking stelde. Daarnaast waren er 11 private dagonthaalcentra (8 in
Brussel-centrum, 2 in Sint-Gillis, 1 in Schaarbeek) en 17 sociale restaurants die het hele jaar door open zijn, met wisselende uren en uiteenlopende dienstverlening (van enkel soep en een kachel tot warme maaltijden, douche…). We hebben geen weet van coördinatie of afspraken tussen deze initiatieven onderling, noch met de nachtopvang. Er is door de GGC wel opdracht gegeven aan het steunpunt La Strada vzw om alle beschikbare informatie over de winteropvang te bundelen, dit steunpunt organiseerde ook enkele overlegmomenten met actoren van het terrein, maar het doorgeven van informatie verliep ook daarna nog zeer stroef en echte afspraken waren er nauwelijks. Wat de nachtopvang betreft was er duidelijk een capaciteitsprobleem. Samusocial dreef in de loop van de winter het aantal bedden stelselmatig op en nam bijkomende gebouwen in gebruik. De geïnvesteerde middelen door de GGC stegen mee (tot 675.000 euro). Elk bed dat bij gecreëerd werd was onmiddellijk bezet. Samusocial zei dan ook veel meer nodig te hebben, het drong aan op een verdrievoudiging van haar middelen (1.600.000 euro). Daarbij rijst echter de vraag of de acute winteropvang wel het juiste antwoord is. Immers, de acute nachtopvang in de winter trok nu ook
daklozen aan die tijdens de rest van het jaar een andere ‘oplossing’ hebben: men huurt af en toe een veel te duur (hotel)kamertje, men verblijft eens in de (betalende) crisisopvang of in een doorgangshuis, men kraakt… maar ‘kiest’ tijdens de winter voor de goedkopere nachtopvang. Daartegenover staat dan weer dat een groot deel van de straatslapers, ook bij extreme koude, wegbleven uit de nachtopvang van Samusocial of er niet binnen raakten. Brussel heeft duidelijk vooruitgang geboekt, men probeerde wel degelijk lessen te trekken uit het verleden, maar het bleef moeizaam gaan. De zoektocht van Samusocial naar geschikte gebouwen was vaak een gevecht tegen lokale gemeentebesturen of verontruste buren, omgekeerd waren er duidelijke tekorten in de aanpak van Samusocial (de keuze voor grootschaligheid was niet evident, vaak leken genomen beslissingen slecht voorbereid, transparante communicatie en bereidheid tot afspraken maken bleven moeilijk). Daarnaast is afstemming met het beleid in enkele Waalse en Vlaamse steden broodnodig. Wij horen van daklozen uit Leuven en Mechelen die de winter doorbrachten in de hoofdstad (of zelfs dagelijks ’s avonds op de trein stapten naar Brussel), wij horen van een grote groep Roma in Brussel-Noord waarvan men vermoedde dat ze uit Gent wegtrokken. Omgekeerd werden in een aantal steden in Wallonië en Vlaanderen daklozen afkomstig uit Brussel gesignaleerd.
Wallonië De Relais Sociaux kregen de opdracht om binnen hun territorium een netwerk te vormen met partners die actief zijn in de opvang van daklozen. Er bestaan momenteel Relais Sociaux rond 7 steden: Luik, Charleroi, Namen, Verviers, Doornik (sinds kort erkend voor meer dan een jaar), La
Louvière en Bergen. Het Waals Gewest kende dit jaar iets meer dan 400.000 euro toe aan de Relais en koppelde daar volgende doelstellingen aan: een hoger aantal mensen opvangen in geval van temperatuurdaling tussen 1 november en 31 maart, permanente opvang (7 dagen op 7, 24u op 24u), met basiscomfort (bed, voeding, wasruimte/douches). Die opvang moest ook gratis zijn en mocht geen voorwaarden opleggen. Daarnaast moest elke Relais mobiele sociaal-medische teams samenstellen om de daklozen op straat op te zoeken. De Waalse regering (sociale zaken, lokale besturen) stelde alle gemeentebesturen gelegen in het administratief arrondissement van een van de Relais Sociaux per brief de vraag of zij over een winterplan of noodwinterplan (extreme koude) beschikten. In het administratief arrondissement van het Relais Social van Luik, weten we dat slechts 3 gemeenten deze vraag beantwoordden. In zeer veel plattelandsgemeenten (al dan niet in het gebied van een Relais Social) werd geen (nood)winterplan opgemaakt.
Er was op veel plaatsen een stijging van het gebruik van de opvang (Aarlen, Namen, Charleroi). In bepaalde steden werden personen door het OCMW ondergebracht in hotels (Namen, Doornik,
Charleroi). In Charleroi, dat ongeveer 1/3e van alle acute opvangplaatsen in Wallonië telt, was de situatie minder moeilijk dan voorgaande jaren, maar bleven toch nog heel wat problemen bestaan. Dankzij een actie van een militante vereniging startte de winteropvang er 15 dagen vroeger en eindigt ze er 15 dagen later dan elders (15 oktober-15 april). De opvangcapaciteit bleef echter onvoldoende om aan de vraag om overnachting van daklozen tegemoet te kunnen komen. Dit ondanks het grote aantal bedden en de extra bedden die werden voorzien bij extreme koude. Deze laatste werden vanaf de periode van dooi in februari trouwens opnieuw gesloten. In februari werden in de stad verschillende kraakpanden in brand gestoken, wat heeft gezorgd voor een toename van de vraag binnen de nachtopvang. Er werden 2 kazernes gebruikt (Namen, Luik). De kazerne van Luik ligt midden in de stad en is daardoor makkelijk bereikbaar, ze ligt ook in de buurt van andere nachtopvangplaatsen. In Luik werden bij ‘dodelijke’ koude extra bedden gecreëerd in bijkomende opvang en in enkele nachtopvanginitiatieven die ook tijdens de rest van het jaar open zijn, er werden daarbij ook mensen op matrassen op de vloer te slapen gelegd. In de nachtopvang die ook buiten de winter opent werden de toegangsregels ‘enigszins’ versoepeld, maar werd toch nog voorrang gegeven aan mensen die al onder een of andere vorm van begeleiding vielen, wat maakte dat er af en toe bedden bleven leegstaan. In Namen weten we dat de mobiele medisch-sociale teams goed georganiseerd waren. Daar overnachtten weinig mensen op straat. In Namen werden ook kacheltjes uitgeleend aan slecht behuisde mensen. In Verviers waren er in de dagopvang spanningen omdat er naast ‘vaste klanten’ (mensen met een of andere vorm van begeleiding) nu ook een ‘winterpubliek’ kwam.
Er werden extra winterbedden
gecreëerd in de bestaande opvanginitiatieven, maar de begeleiding van de daklozen die daar gebruik van maakten gebeurde door een andere dienst (Dispositif d’Urgence Social), hetgeen deze opvanginitiatieven moest ontlasten. Wat de kleine steden betreft hebben we informatie kunnen inwinnen in Hannut en Aarlen. In Aarlen wordt sinds 4 jaar een nachtopvang (20 bedden) geopend in de periode tussen 1 november en 31 maart. Dit initiatief draait louter op vrijwilligers (een professionalisering is wenselijk). Deze winter moesten tijdens 2 nachten mensen worden geweigerd, de rest van de tijd is dit niet nodig geweest. De gebruikers waren gedeeltelijk mensen vanuit de regio, maar ook veel mensen op doortocht, die uit de grote steden kwamen zoals Charleroi en die het meer
familiale kader waardeerden.
Sommigen zijn er lang gebleven omdat het aantal overnachtingen niet beperkt was. Dagopvang is er niet. In Hannut organiseerde de stad de winteropvang, maar werd die weinig gebruikt. Dit ondanks het feit dat het geheel er vrij goed georganiseerd uit zag. Men kent de redenen daarvoor niet goed (klein aantal potentiële gebruikers, slechte informatiedoorstroming, iedereen kent iedereen in een kleine stad en ‘wat zal men er van zeggen’?) Een vereniging die dagopvang wilde organiseren kreeg hiervoor geen subsidies, de enige ‘steun’ bestond uit enkele groentepakketten van private bedrijven. Conclusie: in de Waalse gemeenten met (nood)winterplan waar we informatie over hebben lijkt de winteropvang er op vooruit gegaan in vergelijking met vorige jaren, maar toch nog onvoldoende efficiënt. Vaak zorgen late beslissingen voor haastwerk, waardoor opvanginitiatieven slecht zijn aangepast aan de noden. Hier en daar is er ook nood aan bijkomende opleiding voor het begeleidend personeel. Een aantal verenigingen benadrukt ook de nood aan een goede samenwerking tussen verenigingen en professionele werkers, waar nu niet altijd sprake van is. Ook lokaal maatwerk moet, nu wordt er nog teveel vanuit gegaan dat alle opvang overal volgens dezelfde formule moet georganiseerd zijn. Wij stellen ons ook vragen bij de rol van de Relais Sociaux, daar waar zij de winteropvang in hun gebied moeten evalueren, nu zijn zij rechter en partij op dat vlak.
Onze eisen Wij benadrukken dat het organiseren van acute (winter)opvang geen excuus mag vormen voor het ontbreken van een structurele aanpak ter preventie en bestrijding van dakloosheid. Wij roepen de betrokken overheden in ons land op NU te starten met het overleg en de planning daarover (zie hierboven). De verenigingen waar armen het woord nemen en het betrokken middenveld moeten daaraan kunnen deelnemen! Het sluiten van de acute opvang die enkel voor de winter werd bij gecreëerd is voor vele daklozen een regelrechte ramp! Het is onaanvaardbaar dat zij terug de straat worden opgestuurd. In afwachting van een totaalaanpak moet alvast in elke gemeente voldoende laagdrempelige en acute nachtopvang voor handen blijven (of opnieuw gecreëerd), opdat niemand tegen zijn wil op straat moet overnachten! Oók buiten de winterperiode! Er mag niet gewacht worden met een grondige en onafhankelijke evaluatie van de huidige winteropvang. Deze moet ten laatste vóór de zomer rond zijn. Zoniet wordt het onmogelijk om tegen volgende winter klaar te staan met een nieuwe aanpak in de acute opvang. Die nieuwe aanpak moet minstens bestaan uit:
Spreidingsplannen op intergemeentelijk en gewestelijk niveau, waarbij alle gemeenten, dus niet enkel de grote steden, een deel van de inspanning leveren en die toelaten dat elke dakloze in de gemeente waar hij/zij verblijft wordt geholpen. Dit zowel voor nachtopvang volgens het principe bed-bad-brood (en verdere begeleiding voor wie dat wenst) als voor dagopvang. Deze spreidingsplannen moeten ook worden afgestemd tussen de 3 gewesten onderling, gezien er zeker tussen de grote steden ‘verkeer’ is van daklozen over de gewestgrenzen heen. Een anonieme, gedecentraliseerde (géén Big Brother!), maar uniforme registratie die OCMW’s, CAW’s, Relais Sociaux, privé-organisaties… toelaat om in elke gemeente te meten hoeveel mensen zich aanbieden, welke vragen om hulp zij hebben, op welke manier zij geholpen zijn geweest en in hoeverre dit effectief is geweest. Een uniform systeem dat in elke gemeente kan gebruikt worden om OCMW’s, CAW’s, Relais Social, privé-organisaties… in real time en op een transparante wijze de beschikbare capaciteit in de acute opvang te laten volgen. Duidelijke,
transparante
en
voor
de
daklozen
toegankelijke
communicatie
van
opvangcapaciteit, toelatingsvoorwaarden, leefregels, lengte van verblijf… in elke gemeente. Er moet een oplossing zijn voor àlle mensen met een acute nood aan opvang. Mensen mogen niet meer van het kastje naar de muur worden gestuurd omdat ze niet tot een bepaalde categorie of doelgroep behoren of niet over de juiste documenten beschikken (sans papiers, nietEuropeanen,…)
Actoren
uit
verschillende
sectoren
(asiel,
psychiatrie,
ziekenhuizen,
drughulpverlening, ouderenzorg, daklozenopvang…) hebben ook elk de verantwoordelijkheid de persoon die zich bij hen aanbiedt voor hulp te begeleiden tot er in opvang is voorzien. Duidelijke afspraken tussen de federale overheid (defensie, maatschappelijke integratie), de gewesten en gemeenschappen en de lokale overheden over wie welke kosten op zich neemt. Elk van hen moet ook financieel een deel van de verantwoordelijkheid opnemen. Het aan elkaar doorgeven van de hete aardappel moet stoppen! Een noodprocedure in elke provincie, naar analogie met de rampenplannen, waarbij in geval van
extreme
koude
opvangcapaciteit,
(-8°
extra
Celsius)
begeleiding
onmiddellijk en
transport
vooraf in
gemaakte werking
afspraken
worden
gezet
rond
extra
o.l.v.
de
provinciegouverneurs. Een ruwe schatting leert dat een nachtopvangplaats voor een dakloze 7 Euro/nacht kost + personeels- en vervoerskosten. Zowel Defensie, de civiele bescherming, de lokale overheden, grote instellingen en organisaties allerhande beschikken over infrastructuur en/of vervoerscapaciteit. De
ervaring leert dat geschikt personeel vinden wel wat inspanningen vraagt, maar doorgaans zeker lukt. Dames en heren politici, waar wacht u op?!
Ondertekenen mee ABVV-FGTB, ACV-CSC, ACW, Astrov, CAW-federatie, CBE Brussel, CM, DAL Arlon, deMens.nu (Unie van Vrijzinnige Verenigingen), Dynamo International, Free Clinic, Gemeenschappelijk Daklozenfront – Front Commun des SDF, GGalimero (Geestelijke Gezondheidszorg As Lier Mechelen Regionaal Overleg), JES, Koraalhuis en Kerk Mechelen, La Fédération des Maisons Médicales, La Mutualité
Socialiste-Solidaris, LiSS, Mouvement Ouvrier Chrétien, Sector Samenlevingsopbouw, Socialistische mutualiteiten,
Steunpunt
Algemeen
Welzijnswerk,
Verbruikersateljee,
Vereniging
van
Wijkgezondheidscentra, Vlastrov, VOB, Vos, Welzijnsschakels, Welzijnszorg, Welzijnszorg Brussel, Westrov.