Dakloosheid bij jongeren Risico’s, routes en mogelijkheden tot preventie
Onderzoekscentrum maatschappelijke zorg “gedreven door kennis, bewogen door mensen”
Dakloosheid bij jongeren Risico’s, routes en mogelijkheden tot preventie
Onderzoekscentrum maatschappelijke zorg UMC St Radboud Nijmegen Oktober 2010 Astrid Altena Lisette Oliemeulen Judith Wolf
“Met dank aan Nicoline Jansen en Wouter van Putten.”
Colofon
Project: Financier:
Dakloosheid bij jongeren. Risico’s, routes en mogelijkheden tot preventie Afdeling Maatschappelijke Ontwikkeling, Gemeente Zwolle Provincie Overijssel Eindverantwoordelijk: Prof. dr. J. Wolf Projectleiding: Dr. L. Oliemeulen Projectuitvoering: Drs. A. Altena Foto’s: Nicoline Jansen (foto omslag uit het Omz-archief); blz. 8 Stockphoto Vormgeving: Final Design; Jenny Jansen Druk: Rikken Print
ISBN 978-90-809425-5-4 © 2010 Onderzoekscentrum maatschappelijke zorg, UMC St Radboud Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het Onderzoekscentrum maatschappelijke zorg, UMC St Radboud te Nijmegen.
4
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 Opzet en uitvoering van het onderzoek 1.1 Achtergrond en doelen 1.2 Doelgroep en risico’s 1.3 Onderzoeksvragen 1.4 Onderzoeksactiviteiten 1.5 Onderzoeksperiode en betrokkenheid van organisaties 1.6 Leeswijzer Hoofdstuk 2 Methoden 2.1 Critical Incidence Technique 2.2 Model sociale kwaliteit Hoofdstuk 3 Belangrijke risicofactoren en stressoren 3.1 Routes naar dakloosheid 3.2 Conditie 1: sociaal-economische zekerheid 3.3 Conditie 2: sociale cohesie 3.4 Conditie 3: sociale empowerment Hoofdstuk 4 Professioneel en sociaal netwerk 4.1 Verbinding met informele relaties (conditie van sociale cohesie) 4.2 Verbinding met formele relaties (conditie van sociale inclusie) 4.3 Knelpunten in de hulpverlening aan jongeren Hoofdstuk 5 Optimale hulpverlening en preventiemogelijkheden 5.1 Preventie van dakloosheid 5.2 Conditie 1: sociaal-economische zekerheid 5.3 Conditie 2: sociale cohesie 5.4 Conditie 3: sociale empowerment 5.5 Conditie 4: sociale inclusie 5.6 Voorwaarden hulpverlening Hoofdstuk 6 Beschouwing 6.1 Het onderzoek 6.2 Risico’s en routes 6.3 Hulp van informele en formele relaties 6.4 Optimale hulpverlening en mogelijkheden tot preventie Literatuur & bronnen
6 6 6 7 7 8 8 9 9 9 11 11 13 16 19 22 22 25 32 34 34 35 36 37 38 42 44 44 44 45 46 48
5
Opzet en uitvoering van het onderzoek
Hoofdstuk 1 Opzet en uitvoering van het onderzoek 1.1 Achtergrond en doelen De centrumgemeente Zwolle heeft behoefte aan meer inzicht in de levens van dakloze jongeren ten behoeve van beleidsontwikkeling betreffende de hulpverlening aan deze jongeren (preventie, signalering, opvang, begeleiding en nazorg/herstel). Specifiek gaat het om belangrijke factoren die samenhangen met de huidige situatie van uitsluiting & dakloosheid en de steun en hulp op die momenten vanuit de eigen omgeving en vanuit de professionele hulpverlening (Jeugdzorg en andere maatschappelijke instanties en gespecialiseerde hulpverlening, zoals GGZ, verslavingszorg etc.). De afdeling Maatschappelijke Ontwikkeling van de gemeente Zwolle heeft het Onderzoekscentrum maatschappelijke zorg van het UMC St Radboud Nijmegen gevraagd hiernaar onderzoek te doen. Dit kwalitatieve onderzoek is een vervolg op het in 2009 uitgevoerde kwantita tieve onderzoek naar het profiel van dakloze jongeren (Wolf, Altena, Christians & Beijersbergen, 2010). In onderhavig onderzoek staan de ervaringen van jongeren en hulpverleners centraal, specifiek hun visie op het proces van uitsluiting en dakloosheid. In de beleidsontwikkeling voor dakloze jongeren in de gemeente Zwolle zijn deze inzichten ‘van onderop’ van groot belang.
1.2 Doelgroep en risico’s Dakloze jongeren vormen een zeer kwetsbare groep, zij zijn vaak getraumatiseerd en kampen met meervoudige en ernstige problemen op diverse leefgebieden. Uit onderzoek is het volgende bekend: • Veel jongeren hebben een zwakke maatschappelijke positie, dat wil zeggen zij hebben weinig opleiding en vaak is er sprake van schooluitval, weinig werkervaring en weinig inkomsten. Een kwart zou zwakbegaafd zijn. • Dakloze jongeren kampen met complexe problemen op diverse leefgebieden. Bij een substantieel deel is sprake van tekortschietende (zelf)bescherming, schulden, psychische en verslavingsproblemen, ongeveer een derde is niet verzekerd tegen ziektekosten. • Een substantieel deel pleegt criminele activiteiten, heeft frequente contacten met de politie, en is bekend met boetes, arrestaties en detenties. • De jongeren hebben vaak moeizame contacten met de hulpverlening. Vaak hebben zij door negatieve ervaringen in hun jeugd alle vertrouwen in de hulpverlening verloren. Veel jongeren hebben een verleden met onder toezichtstelling en jeugdinrichtingen. • De jongeren voelen zich vaak in de steek gelaten, ervaren weinig binding met de samenleving, en beschouwen zichzelf als buitenstaanders. Zij missen vaak ook de aansluiting bij belangrijke maatschappelijke instituties. Enkele jaren geleden werd in het zogenaamde kennisprogramma voor de opvangsector (maatschappelijke opvang en vrouwenopvang) (Wolf, 2005) de grote behoefte bevestigd bij instellingen en centrumgemeenten aan meer inzicht in de groep dakloze jongeren en om de begeleiding en ondersteuning van deze groep te verbeteren en verder te onderbouwen. Die behoefte aan informatie en handvatten voor beleid en interventies is er nog steeds.
6
Opzet en uitvoering van het onderzoek
Dakloze jongeren vormen een heterogene groep. Er zijn in onderzoek diverse subgroepen (of profielen van jongeren) onderscheiden. Denk aan het meiden en moeders in de residentiële opvang (Altena, Jonker en Wolf, 2009) en bijvoorbeeld de subgroepen die Maaskant (2005) in zijn onderzoek vond, namelijk bandieten, dissidenten, weglopers en verschoppelingen. Ook de wegen die voor jongeren naar dakloosheid leiden, zijn verschillend. Inzicht in de routes naar dakloosheid en de factoren die meespelen zijn vitaal om vast te stellen wat er aan beleid en interventies nodig is om sociale uitsluiting en dakloosheid onder jongeren tegen te gaan.
1.3 Onderzoeksvragen Dit verdiepende onderzoek geeft antwoord op de volgende vragen: 1. Wat waren bij jongeren factoren die bijgedragen hebben aan het dakloos worden? 2. Wat was de kracht en de zwakte van de geboden hulp - informele hulp en hulp van professionals- en welke mogelijkheden tot hulpverlenen bleven onbenut en waarom? 3. Wat is optimale hulpverlening aan jongeren die dakloos dreigen te raken en dakloos zijn, en welke mogelijkheden zijn er om dakloosheid bij jongeren te voorkomen?
1.4 Onderzoeksactiviteiten Voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen zijn de volgende onderzoeksactiviteiten uitgevoerd: ■ ■
12 diepte-interviews met (feitelijk en residentieel) dakloze jongeren 7 diepte-interviews met hulpverleners
Diepte-interviews met (feitelijk en residentieel) dakloze jongeren Vanaf eind april tot begin juni 2010 zijn 12 interviews afgenomen met dakloze jongeren en hulpverleners in de centrumregio Zwolle. De interviews zijn afgenomen bij laagdrempelige en residentiële opvangvoorzieningen. De jongeren zijn benaderd via hun hulpverleners. Er is gestreefd naar een zo groot mogelijke spreiding van levensloop en achtergrond. De jongeren die wilden meewerken tekenden eerst een toestemmingsverklaring. Het afnemen van een interview duurde ongeveer anderhalf uur. Na afloop van een volledig interview ontvingen de jongeren 15 euro vergoeding. Voor het interview is een interviewschema opgesteld met de volgende vragen1: • Wat zijn belangrijke factoren geweest die eraan hebben gedragen dat je dakloos bent geraakt? • Waar heeft dit zich voorgedaan? • Wie waren hierbij betrokken (familie, vrienden, betekenisvolle anderen) • Wat heb jijzelf gedaan om de situatie te beïnvloeden? Wat heeft de hulpverlening gedaan? Werkte dit (resultaat)? • Wat was de context waarbinnen dit plaatsvond? Waarom was dit (niet) effectief? • Wat zou meer effectief zijn geweest? • Wat zou jou nu het beste helpen? 1
Deze vragen zijn niet letterlijk en in chronologische volgorde gesteld, maar zijn gedurende het gesprek aan bod gekomen.
7
Opzet en uitvoering van het onderzoek
Diepte-interviews met hulpverleners Elke jongere is gevraagd welke hulpverlener hem of haar het beste kent. Na schriftelijke toestemming van de jongere is de betreffende hulpverlener geïnterviewd. Bij het interview met de hulpverleners kwamen dezelfde vragen aan bod als bij de jongeren. In totaal zijn zeven hulpverleners geïnterviewd.
1.5 Onderzoeksperiode en betrokkenheid van organisaties De onderzoeksactiviteiten zijn uitgevoerd in de periode van april 2010 tot en met juli 2010. De looptijd van het onderzoek was vier maanden. Ten behoeve van het onderzoek werd een klankbordgroep ingesteld bestaande uit een vertegenwoordiger van de gemeente Zwolle en hulpverleners en leidinggevenden van instellingen die hulp aan dakloze jongeren geven.
1.6 Leeswijzer Dit rapport start met een beschrijving van de gebruikte methode en het conceptueel model sociale kwaliteit, dat als handvat diende bij de verzameling en analyse van gegevens (hoofdstuk 2). In hoofdstuk 3 tot en met 5 worden de onderzoeksvragen beantwoord. Deze hoofdstukken starten met een beknopte beschrijving van de gevonden inzichten. In hoofdstuk 3 komen belangrijke risicofactoren en stressoren aan de orde die jongeren en hulpverleners noemden tijdens de interviews (onderzoeksvraag 1). In hoofdstuk 4 staat de kracht en zwakte van het (in)formele netwerk centraal (onderzoeksvraag 2). Hoofdstuk 5 beschrijft wat volgens jongeren en hulpverleners optimale hulpverlening is (onderzoeksvraag 3). En hoofdstuk 6 geeft een beschouwing op basis van de onderzoeksresultaten en enkele praktische handvatten voor beleid.
8
Dakloosheid bij jongeren
Hoofdstuk 2 Methoden 2.1 Critical Incidence Technique Om de onderzoeksvragen goed te kunnen beantwoorden is de Critical Incidence Technique gebruikt. Deze techniek stelt de individuele ervaring centraal en richt zich door middel van het stellen van open vragen op zowel positieve als negatieve ervaringen. De CIT is in dit onderzoek passend omdat daarmee de complexiteit van de problematiek van jongeren helder in kaart kan worden gebracht, en de sociale context ook nadrukkelijk in beschouwing wordt genomen. Deze methode is betrouwbaar en valide mits de data nauwkeurig en zorgvuldig worden geanalyseerd (Butterfield, Borgen, Amundson & Maglio, 2005).
2.2 Model Sociale Kwaliteit Om de uitkomsten van de interviews goed te kunnen weergeven, maken wij gebruik van een conceptueel kader, namelijk dat van sociale kwaliteit2 (figuur 1). Dit kader helpt ons bij het beschrijven en ordenen van risicofactoren en beschermende factoren. Het model geeft mogelijkheden tot reflectie (doen wij de goede dingen, wat kunnen wij doen om erger te voorkomen?). Ook geeft het aanknopingspunten voor het methodisch handelen van professionals en voor de beleidontwikkeling door managers en beleidmakers. Het model maakt duidelijk dat in de situatie van dakloze jongeren niet alleen micro- en mesofactoren een rol spelen, maar ook structurele factoren op macroniveau. Die macrofactoren bepalen mede de ontplooiingsmogelijkheden en maatschappelijke participatie van kwetsbare jongeren met een lage sociaaleconomische status (Wolf, 2009; Wolf, in voorbereiding). Sociale kwaliteit is een veel omvattend concept dat in essentie iets zegt over de kwaliteit van het dagelijks leven van, in dit geval, dakloze jongeren. Sociale kwaliteit kan worden gedefinieerd als: ‘De mate waarin burgers in staat zijn om deel te nemen aan het sociale en economische leven, onder condities die hun welbevinden en individuele potenties stimuleren’ (Maesen & Walker, 2005). Sociale kwaliteit wordt gevormd door een continue spanning tussen steeds twee contrasten, namelijk: 1. De samenleving (maatschappelijke structuren en ontwikkelingen) en het individu (de mens als actor) (macro-micro); 2. Informele relaties in de gemeenschap en institutionele relaties in maatschappelijke instanties en instituties (beide meso).
2
Het begrip sociale kwaliteit is door een groep Europese onderzoekers geoperationaliseerd in diverse indicatoren die, na meting ervan, tezamen inzicht geven in de ‘staat van de sociale kwaliteit’ van bijvoorbeeld een land of samenleving. Voor Nederland is de staat van de sociale kwaliteit opgemaakt door Neubourg & Steffens (2005). De metingen van sociale kwaliteit zijn over het algemeen bedoeld ter ondersteuning van de ontwikkeling en evaluatie van sociaal beleid. Diverse gemeenten in Nederland hebben het concept gebruikt om de sociale kwaliteit van bepaalde wijken te meten.
9
Dakloosheid bij jongeren
Op het snijvlak van de twee hoofddimensies bevinden zich vier condities die bepalend zijn voor de dagelijkse kwaliteit van leven van mensen (Maesen en Walker, 2005; Wolf & Luijtelaar, 2010; Wolf, 2009), namelijk (met de klok mee): sociaal-economische zekerheid, sociale cohesie, sociale empowerment en sociale inclusie. • Sociaal-economische zekerheid verwijst naar de mate waarin mensen toegang hebben tot materiële en omgevingsbronnen die nodig zijn voor participatie en veiligheid. Denk aan: inkomen, opleiding, gezondheidszorg, maatschappelijke instanties, veiligheid, sociale contacten etc. • Sociale cohesie is de mate waarin relaties, gebaseerd op (gedeelde) waarden, normen (solidariteit) en identiteiten, worden gedeeld en onderling verband hebben. Essentieel voor sociale ontwikkeling en individuele zelfrealisatie. • Sociale empowerment duidt op de mate waarin capaciteiten en handelingsmogelijkheden van individuen worden ondersteund en versterkt door sociale structuren en relaties. • Sociale inclusie staat voor de mate waarin mensen toegang hebben tot en geïntegreerd zijn in diverse instituties en in sociale relaties van het alledaagse leven.
Figuur 1 Model van sociale kwaliteit
10
Dakloosheid bij jongeren
Hoofdstuk 3 Belangrijke risicofactoren en stressoren Dit hoofdstuk beantwoordt de eerste onderzoeksvraag: Wat waren bij jongeren belangrijke risicofactoren en stressoren die hebben bijgedragen aan hun dakloosheid? De resultaten worden gepresenteerd aan de hand van de condities van het model sociale kwaliteit. In de eerste paragraaf worden verschillende routes naar dakloosheid beschreven en geïllustreerd met enkele casussen. In de paragraaf die volgt presenteren wij per conditie de geïnventariseerde risicofactoren en stressoren die de jongeren en hulpverleners aangaven. Na een korte beschrijving ervan, volgt een uitwerking, die wordt ondersteund met citaten.
Beknopte typering van belangrijke risicofactoren en stressoren die (in combinatie) leiden tot dakloosheid bij jongeren: • • • • • • • • • • • • •
Instabiele huisvesting Problemen op school Baanverlies en werkloosheid Veel en hoge schulden Belastende familiegeschiedenis Gebrek aan praktische vaardigheden Negatieve jeugdervaringen Overlijden van een familielid Lichamelijke problematiek Psychische problematiek Alcohol en drugsgebruik Weinig zelfvertrouwen/zelfwaardering Ineffectieve coping
3.1 Routes naar dakloosheid De hierboven genoemde factoren zijn afzonderlijk zelden oorzaak of aanleiding van dakloosheid bij jongeren. Vrijwel altijd is er een ingewikkeld samenspel van allerlei problemen en/of ingrijpende gebeurtenissen waardoor jongeren de aansluiting bij de maatschappij (dreigen te) verliezen. Traumatische gebeurtenissen, problemen in de relationele sfeer, onvoldoende vaardigheden en middelenmisbruik zijn veelgenoemde factoren die in het proces van uitsluiting een rol spelen. Op den duur houden jongeren op met ‘meedoen’. Op school gaat het niet meer goed en het schoolverzuim neemt toe, er is sprake van (jeugd)werkloosheid en aansluiting bij andere maatschappelijke instituties gaat verloren. Nagenoeg alle condities van kwaliteit van leven komen onder druk te staan. Een fragiel en beperkt sociaal netwerk loopt als een rode draad door de verhalen van de jongeren heen. Uit literatuur blijkt dat naarmate dakloosheid van jongeren langer duurt, de problemen en risico’s steeds groter worden en de weg terug steeds moeilijker (Slesnick et al., 2009). Dit onderstreept het belang van preventieve maatregelen. 11
Dakloosheid bij jongeren
Hierna beschrijven wij enkele typerende routes naar dakloosheid die in de verhalen van de geïnterviewde jongeren zijn te onderscheiden. Omdat er maar twaalf jongeren zijn geïnterviewd, zijn de beschreven routes niet uitputtend. De namen van de jongeren bij de beschreven casussen zijn gefingeerd. Scheiding ouders en vele ruzies Drie van de twaalf jongeren geven expliciet aan dat de scheiding van hun ouders eraan bijgedragen heeft dat zij dakloos raakten. Ook is er vaak (bij negen jongeren) sprake van veel en ernstige ruzies of conflicten in de thuissituatie. Tegelijkertijd gaat het op school steeds slechter. Uiteindelijk glijden zij verder af tot een dieptepunt is bereikt en zij op straat terecht komen. Onderstaande casus illustreert dit. Johan was 16 toen hij voor het eerst zijn ouderlijke situatie verliet. Nadat zijn ouders gingen scheiden, verloor zijn vader zich steeds meer in de drank. Johan kon hier slecht tegen, was weinig thuis en hij zat vaak bij vrienden. Omdat de thuissituatie dusdanig slecht was, waren er door mensen in de omgeving meldingen gedaan bij de kinderbescherming. Ondanks dat Jeugdzorg een ondertoezichtstelling had opgelegd, was Johan onvindbaar voor politie, justitie en de hulpverlening. Hij was bang te worden gevonden en weer teruggestuurd te worden naar huis, waar hij absoluut niet naartoe wilde. Hij verbleef overal tijdelijk, hij kwam met de verkeerde mensen in aanraking en het gebruik van harddrugs werd steeds een groter probleem. Op een gegeven moment woonde hij illegaal in een woning. Doordat hij zijn baan verloor, kon hij zijn maandelijkse huur niet meer betalen. Uiteindelijk is hij in de opvang terechtgekomen.
Weinig praktische vaardigheden Een andere voorkomende route naar dakloosheid is, dat jongeren (te vroeg) zelfstandig gaan wonen, nadat zij onvrijwillig of vrijwillig het ouderlijk huis hebben verlaten. Zij ontberen vaak de vaardigheden die nodig zijn om een huishouding draaiende te houden en hebben veel moeite met het bijhouden van hun administratie. Onwetendheid over hoe zij hun zaken kunnen regelen en waar zij kunnen aankloppen voor hulp (dit willen zij ook vaak niet) hindert hun praktische functioneren. Veel jongeren bouwen een huurschuld op. Vervolgens krijgen zij met huisuitzettingen te maken. Onderstaande casus illustreert deze route. Mohamed is in 2004 vanuit Somalië naar Nederland gevlucht. Hij was op dat moment helemaal alleen in een land dat hij niet kende, mensen die hij niet kon verstaan en zonder familie die hem kon ondersteunen. Nadat hij een verblijfstatus had gekregen is hij zelfstandig in Zwolle gaan wonen, waar hij zijn leven weer probeerde op te bouwen. Mohamed leefde van een uitkering, maar wilde graag werken. Hij heeft toen enkele dagen gewerkt, waardoor de uitkeringsinstantie zijn uitkering heeft gekort. Hierdoor hield hij 80 euro per maand over om van te leven. Mohamed was verontwaardigd omdat hij nooit zoveel bijverdiend had als beweerd werd. Hij bouwde een huurschuld op en wist niet hoe hij geholpen zou kunnen worden. Hij heeft nog contact gehad met vluchtelingenwerk maar deze konden niks voor hem betekenen. Enkele maanden later is hij door de woningcorporatie op straat gezet. Momenteel slaapt hij bij de nachtopvang waar hij erg slecht slaapt en weinig rust krijgt.
12
Dakloosheid bij jongeren
Psychische problemen Sommige jongeren raken dakloos, vooral omdat zij psychische problemen hebben en daardoor soms thuis ook op onbegrip stuiten. Daarnaast zijn er jongeren die ernstige verslavingsproblemen hebben waardoor zij thuis slecht te hanteren zijn. Jantine is 22 jaar en is, nadat zij een tijdje bij haar tante heeft gewoond, zelfstandig op kamers gaan wonen. Jantine heeft ADHD. Vanaf haar 12e lijdt zij aan een eetstoornis en sindsdien is zij geobsedeerd door eten. Toen Jantine alleen ging wonen, ging het helemaal mis omdat zij aan de drugs verslaafd raakte. Zij merkte dat de drugs perfect was om af te vallen en zij had bovendien geen honger meer. Haar ouders zagen dat het niet goed met haar ging, waarna ze weer even bij haar ouders is gaan wonen. Dit beviel haar helemaal niet omdat zij zich weer moest conformeren aan regels thuis. Vervolgens is zij gaan samenwonen met een jongen die zij pas een week kende. Dit was een goede gelegenheid om het huis uit te ‘vluchten’. De relatie liep al snel stuk, waarna Jantine na een paar maanden zwaar verslaafd in contact met de hulpverlening kwam.
Werkloosheid Een nog andere route naar dakloosheid is die via het verlies van een baan. Door het baanverlies zijn er geen inkomsten meer, gaat de dagelijkse structuur verloren en komen verkeerde vrienden meer in beeld. De jongeren die deze route schetsten, wensten niet met een casus in onderhavige rapportage te worden beschreven. In de volgende paragrafen volgt – per conditie van sociale kwaliteit - een opsomming van de in de interviews genoemde risicofactoren en stressoren.
3.2 Conditie 1: Sociaal- economische zekerheid Deze conditie verwijst, zoals gezegd, naar de mate waarin mensen toegang hebben tot materiële en omgevingsbronnen die nodig zijn voor participatie. Denk aan huisvesting, inkomen en opleiding. Instabiele huisvesting De meeste jongeren worden dakloos nadat zij -vrijwillig of gedwongen- hun ouderlijk huis hebben verlaten. In de periode daarna zoeken zij vaak onderdak bij familie, vrienden, kennissen, collega’s of zij huren een eigen (illegale) kamer of zelfstandige woning. Deze ‘opvang’ blijkt meestal van korte duur, waardoor zij opnieuw op straat belanden en onderdak moeten zoeken. De voornaamste redenen voor het korte verblijf op deze slaaplocaties zijn: a) ruzie met vrienden, kennissen; b) geen plek meer voor de betreffende jongere; c) illegale bewoning; d) huisuitzetting vanwege huurachterstand; of e) problemen met de hoofdhuurder/huisbaas vanwege achterstallige betalingen. Een jongere raakt bijgevolg vaak herhaaldelijk dakloos. Ik had een kamer gehuurd en dat ging op zich wel goed, maar van mijn huurbaas mocht ik mij niet in laten schrijven, want hij verhuurde het in principe illegaal en ja, toen raakte ik mijn baan kwijt.
13
Dakloosheid bij jongeren
Van de jongeren die min of meer vrijwillig hun ouderlijk huis hebben verlaten, is een aantal te trots om weer terug te keren, omdat zij vinden dat het hun eigen keuze is geweest om te vertrekken. Zij komen niet graag op deze keuze terug. Bovendien vinden zij het erg moeilijk om zich opnieuw aan te passen aan de thuissituatie bij de ouders. Toen ik zeg maar op mezelf had gewoond en weer terugging naar huis, toen ging het eigenlijk helemaal niet goed, want toen had ik ook geen zin meer om van hun regeltjes te krijgen en dat soort dingen.
De hulpverleners bevestigen dat jongeren vaak veel verschillende tijdelijke woonplekken hebben gehad. Meestal kunnen ze wel de eerste paar weken nog bij vrienden en kennissen terecht, totdat het misgaat. Dat is de ervaring. Men zit zo meestal een paar weken bij een kennis en dan is die kennis er ook zat van of gaat er iets mis en krijgen ze ruzie of iets dergelijks en komen dan op straat terecht.
Problemen op school Sociale uitsluiting is vooral op school te herkennen: schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten komen veelvuldig voor en bovendien hebben de meeste jongeren al verschillende opleidingen gevolgd maar niet afgemaakt. Volgens de jongeren en de hulpverleners komen problemen aan het licht op school doordat jongeren of veelvuldig afwezig zijn, of probleemgedrag vertonen en zich moeilijk weten aan te passen of helemaal stoppen met de opleiding. Ja, gewoon in de klas. Stoeien en de klas verstoren en ja ik weet niet. Zulke dingen zeg maar.
Enkele redenen die jongeren zelf noemen, waardoor zij afhaken op school, zijn: a) slechte schoolprestaties; b) het gevoel de verkeerde keuze te hebben gemaakt of de opleiding valt erg tegen; c) toch te kiezen voor een baan, waarmee zij geld kunnen verdienen; d) onder druk van ouders gekozen voor een verkeerde opleiding; e) pestgedrag en f) teveel druk van school. Ja, op een gegeven moment in mijn derde jaar was ik 88% afwezig. Ik was nooit op school gekomen vanaf het begin niet. Toen vroegen ze waar ik was en moest ik even een keer op school komen.
De hulpverleners beamen dat het verzuim en het voortijdig schoolverlaten van de jongeren hoog is. Maar de jongeren die ik ken, gaan niet meer naar school hier. De meeste jongeren hebben eigenlijk wel overeenkomstig dat ze het al jaren niet goed deden op school.
14
Dakloosheid bij jongeren
Baanverlies en werkloosheid Problemen met het vinden en het behouden van een baan spelen eveneens mee in het proces naar een dakloos bestaan. Drie jongeren geven aan dat baanverlies erg bepalend was bij het steeds verder afglijden en het dakloos worden. Eén jongere zegt dat zijn vertrouwen in werkgevers in het algemeen ernstig is beschadigd toen hij werd ontslagen. De consequentie hiervan was dat hij niet meer wilde werken. Vervolgens hebben de problemen zich verder verdiept en uitgebreid. Dit resulteerde uiteindelijk in een huisuitzetting. Een andere jongere noemt expliciet dat hij een tijd bij de deur heeft gelopen (lees: geen werk had) als een reden dat hij is afgegleden. Vanaf die tijd heeft hij veel rottige dingen uitgehaald, aldus de jongere. Een andere jongen noemt werkloosheid en het volledig ontbreken van een dagbesteding als reden dat hij door zijn ouders uit huis is gezet. Mijn ouders die waren me zat omdat ik niks deed, omdat ik geen werk had en toen hebben ze mij op straat gezet vlak voor kerst. Ik was gestopt, ook met werk en school enzo.
Veel en hoge schulden Veel jongeren hebben, zoals gezegd, problemen met het beheren van hun inkomen. Jongeren en hulpverleners maken hier melding van. Jongeren verliezen vaak het overzicht van hun uitgaven, waardoor (forse) schulden ontstaan, waaronder huurschulden. Huisuitzettingen zijn dan het gevolg. De volgende citaten illustreren dit. Nou ik had eerst een kamer in [plaats]. Mijn studiefinanciering was gestopt, ik had geen werk meer, heimwee, gestopt met school. Ik was een paar maanden daar en ik had echt helemaal niet door dat mijn betalingen niet doorgingen. Ik heb toen geen 2000 euro verdiend, echt, want ik heb alleen maar schoonmaakwerk gedaan. In kantoren schoonmaken ofzo. Daar verdien ik niet zoveel geld. Ik heb daar 1 dag gewerkt ofzo samen met een Antilliaanse jongen, dat kan ik me herinneren maar daarna moest ik 2000 euro terugbetalen. Mijn uitkering is gewoon gekort. Ik kreeg maar 80 euro per maand om te leven.
Hulpverleners: Het feit dat zij heel vaak ook schulden hebben en behoorlijk ook, wil gewoon zeggen dat het bestedingspatroon gewoon helemaal niet realistisch is geweest. Dus dat moet je dan ook weer bijstellen en dat is lastig. Er zijn meerdere aanleidingen inderdaad: geen enkele notie van waarde van geld hebben, geen overzicht van hun inkomsten hebben. Wat ook een hele grote schuldenpost is, is dat ze gewoon hun rekeningen niet betalen. Mensen maken hun post niet open. Hebben ze een huisje gehad dan betalen ze hun huur een aantal maanden niet. Nu staan ze op straat, maar elektra de hele reutemeteut, boetes wat ook veel voorkomt voor zwartrijden die worden eigenlijk nooit betaald dus dat blijft maar oplopen. Jongeren die hier zitten hebben in de meeste gevallen problemen met hun structuur van de dag, dus met praktische zaken. Niet genoeg verstand hebben van hoe regel ik mijn financiën, hoe
15
Dakloosheid bij jongeren
werkt het met papieren en dergelijke. Zij hebben veel schulden over het algemeen. De schuldenproblematiek wordt steeds zwaarder voor jongeren. Op heel jonge leeftijd worden er al schulden gemaakt, die niet meer te overzien zijn. Dat kan allerlei oorzaken hebben: drugs, maar ook gewoon boven hun stand geleefd hebben. Jongeren die ik tot nu toe heb begeleid waren vaak van Antilliaanse afkomst. Zij kwamen hier echt met het idee van, dan ga ik hier in Nederland een opleiding doen en dan krijg ik een goede studiefinanciering en dan ga ik wel weer terug. Maar die komen dan in de problemen. Juist met de financiën omdat de studiefinanciering veel minder hoog is dan ze verwacht hadden en dan moet je ook nog boekengeld betalen en zit je met de kosten van levensonderhoud en dat trekken ze niet meer.
3.3 Conditie 2: Sociale cohesie Hieronder komen factoren aan bod die verband houden met sociale cohesie. Hiermee wordt bedoeld de mate waarin relaties, gebaseerd op (gedeelde) waarden, normen (solidariteit) en identiteiten, worden gedeeld en onderling verband hebben. Dit is essentieel voor sociale ontwikkeling en individuele zelfrealisatie. Belastende familiegeschiedenis Een meerderheid van de jongeren komt uit problematische gezinssituaties waarin zij al op jonge leeftijd geconfronteerd zijn met ingrijpende en traumatische gebeurtenissen. Er zijn veel conflicten en ruzies. Dit is een veelgenoemde reden om het huis te verlaten. Vaak is er sprake van (ernstige) problematiek bij de ouders/opvoeders of zijn er opvoedingsproblemen. Fysiek geweld, psychische mishandeling en affectieve verwaarlozing komen veelvuldig voor. De onderstaande citaten van jongeren illustreren de problematische relaties met ouders. Ik ben het zwarte schaap van de familie. Ik ben in alle fronten, alle manieren, in alles, in mijn denken, doen, laten, praten, kleding, uiterlijk, ben ik anders. Mijn vader zei eerder ook altijd tegen me dat ik ziek in mijn kop was. En soms had ik het gevoel dat ze steeds minder om me gaven, maar ik weet niet of dat allemaal zo is. Dat weet ik allemaal niet. Op een gegeven moment was het zo erg dat ik gewoon naar school ging en dan kwam ik thuis en dan zei ik helemaal niks tegen mijn ouders en hun ook niks tegen mij en dan ging mijn vader werken en soms zag ik hem een hele week niet gewoon. Ze zeiden ook helemaal niks, dus vanaf toen is het allemaal een beetje naar beneden gegaan.
Alle hulpverleners onderkennen de problematische thuissituaties van de jongeren: Nou risico factor is in ieder geval als het thuis niet goed gaat. Moeder werkloos of er is sprake van mishandeling in gezinnen. Dat vader moeder slaat of vader slaat kind. Je ziet regelmatig dat mensen misbruikt zijn, seksueel misbruikt.
16
Dakloosheid bij jongeren
Heel veel jongeren van wat op een gegeven moment dik in de problemen kwam, diens ouders hadden ook al problemen. Waarom denk je dat het voorkomt dat als je in de nachtopvang werkt voor verslaafden, dat je heel vaak zowat de hele familie binnen hebt zitten?
Een jongere geeft aan dat hij vanaf een bepaald moment is gaan stelen van zijn ouders en dat het vanaf toen mis is gegaan. Maar waarom ik ging stelen, dat heb ik nooit begrepen waarom ik dat opeens...Het was voor mij opeens uit het niets zeg maar.
Er komen veel problemen voor bij de ouders zelf. Jongeren noemen: alcoholverslaving bij (één van de) ouders, psychische problematiek en gokverslaving. Een aanvulling van hulpverleners is dat er bij ouders regelmatig sprake is van een (licht) verstandelijke beperking. Hulpverleners worden vaak geconfronteerd met ernstige problematiek bij ouders, zoals uit onderstaande citaten blijkt: Ik bedoel, ik heb er nog ouders tussen zitten die analfabeet zijn. Want iedereen had ook met dat joch te doen. Zijn moeder heeft een bijnaam: ‘Berenburg Jannie’. Dat zegt al genoeg denk ik. Vader die niet in beeld is, dus hij had ook niemand om op terug te vallen.
Jongeren geven aan dat de scheiding van hun ouders erg veel indruk heeft gemaakt. Zij zeggen dat daarna een sneeuwbaleffect is ontstaan, omdat het na de scheiding op veel gebieden slechter ging. Vijf van de twaalf jongeren komen uit gebroken of onvolledige gezinnen. Wanneer één van de ouders een nieuwe partner krijgt, kan dit ook problemen geven. Soms ervaren jongeren ‘geen klik’ met de nieuwkomer, met als gevolg dat contact zo veel mogelijk vermeden wordt. Eén jongere zegt dat hij het gevoel kreeg dat de nieuwe partner verkozen werd boven hemzelf. Door de komst van een ander verandert binnen het (nieuwe) gezin de omgang met elkaar, de manier van leven en de gehanteerde regels. Het accepteren en het aanpassen aan deze nieuwe regels blijkt soms moeilijk te zijn voor jongeren. Eén van de jongeren zegt heel treffend dat zelfs de woorden die gebruikt werden in het nieuwe gezin anders waren dan hij gewend was. Ruzies en conflicten met broertjes of zusjes kunnen ook veel impact hebben op jongeren, en bijdragen aan uitsluiting. Mijn ouders trouwens niet. Daar heb ik een perfect voorbeeld van. Die zijn gek met elkaar. Dat ging allemaal wel goed, maar mijn zus trok altijd negatieve aandacht. Die kon de hele boel gewoon expres pesten en mij in de steek laten, terwijl ik heel graag een zus wou. Gewoon gezellig en dat soort dingen. Er zijn echt perioden geweest...Daarom ging ik ook uiteindelijk bij mijn tante wonen.
17
Dakloosheid bij jongeren
Naast gezinsproblemen komen gewelddadige (liefdes)relaties met leeftijdgenoten voor, waarbij sprake is van geestelijke, lichamelijke en soms ook seksuele mishandeling. Dit is vooral aan de orde bij de geïnterviewde meiden. Eigenlijk alle relaties die ik heb gehad die duurden niet langer dan een jaar en het was allemaal met geweld, geestelijk of lichamelijk. Eigenlijk allemaal slechte relaties, ja.
Gebrek aan praktische vaardigheden Wanneer de jongeren uit huis gaan, lijken zij nogal eens onvoldoende bagage te hebben om zich staande te houden. Hierdoor zijn zij (nog) niet in staat om zelfstandig een huishouding te voeren. De financiën zijn vaak niet op orde en jongeren weten niet goed hoe zij het huishouden moeten regelen. Eén jongere geeft aan niet eens te weten hoe hij een was moest draaien. Een andere jongere is vanuit de Nederlandse Antillen naar Nederland gekomen om een opleiding te volgen. Hij moest zich in een onbekend land vervolgens zelfstandig redden, terwijl hij uit een gezin kwam waar alles voor hem gedaan werd. Hulp vragen was een brug te ver, omdat hij dacht het allemaal wel alleen te kunnen. Jongeren geven aan dat zij de overgang van het ouderlijk huis naar zelfstandig wonen groot vinden. Een andere jongere voelde zich in het diepe gegooid en gaf aan zich erg alleen te voelen en de drukte van thuis te missen. Hulpverleners herkennen het gebrek aan praktische vaardigheden. Een hulpverlener brengt dit in verband met de vroegere (gezins)situatie van de jongeren. Veel jongeren hebben een slechte jeugd gehad en/of zijn in internaten opgegroeid, waardoor zij weinig bagage hebben meegekregen om het later zelfstandig te redden. Jongeren: Je kan gewoon zeggen dat ik nog helemaal moederskindje was.
Hulpverleners: Hij is gewoon heel erg jong en ook heel erg jong op kamers gegaan zonder dat hij begeleiding had daarbij. Hij is heel erg losgelaten daarin. Misschien dat 10, 15% van alle jongeren die zelfstandig gaat wonen eigenlijk wel een vorm van beschermd wonen moeten hebben, omdat ze het gewoon niet aankunnen.
Negatieve jeugdervaringen Pestervaringen kunnen zeer destructief zijn voor de ontwikkeling van jongeren. Jongeren geven aan door pestervaringen angstig te zijn geworden of juist agressiever en bovendien heeft hun zelfbeeld er een flinke klap door gekregen. Zo gaf een jongere aan al op jonge leeftijd op zoek te zijn naar mensen die hem waardeerden. Dit verlangen naar erkenning, in combinatie met de zucht naar spanning en avontuur, dreef hem naar destructieve keuzes. Hij kwam in een crimineel circuit terecht (seksindustrie), waar hij in eerste instantie waardering ervoer. Uiteindelijk werd de druk hem teveel en vluchtte hij.
18
Dakloosheid bij jongeren
Jongeren: Toen ik jong was ben ik veel gepest. En ja, daardoor is er wel veel veranderd in mijn leven. Ja, ik weet niet, sinds ik die klappen heb gehad ben ik niet meer mezelf.
Eén van de geïnterviewde meiden zegt in een loverboy circuit te zijn terechtgekomen, waardoor zij dakloos werd. Overlijden van een familielid Het verlies van een dierbare naaste (familielid) noemde een jongere als een belangrijke levensgebeurtenis die van invloed is geweest op het steeds verder afglijden. Ik had een tante, daar kon ik wel naar luisteren, zeg maar. Dat deed ik ook. Toen zij overleden was, toen ging het mis, want toen had niemand meer begrip voor mij.
3.4 Conditie 3: Sociale empowerment Hieronder gaan wij in op de derde conditie: sociale empowerment. Hiermee worden de capaciteiten en handelingsmogelijkheden van individuen bedoeld. Lichamelijke problematiek Het horen van de diagnose HIV ontnam alle levenslust bij één van de jongeren. Drugsgebruik werd hierna een groot probleem. Uiteindelijk kwam deze jongere op straat terecht. Dit verhaal is atypisch; geen van de andere geïnterviewde jongeren noemden een (ernstige) lichamelijke ziekte of beperking als factor die meespeelde in het achterop raken. Psychische problematiek Vooral de hulpverleners geven aan dat de meeste jongeren kampen met (ernstige) psychische problemen. Problemen als ADHD, autisme, borderline stoornis, PTSS of LVG (licht verstandelijk gehandicapt) problematiek komen veelvuldig voor. Hulpverleners en andere deskundigen merken op dat jongeren met een LVG problematiek hun problemen vaak ernstig onderschatten. Zij hebben veelal het inzicht niet. Hierdoor zijn zij niet tot slecht ontvankelijk voor hulp. Hulpverleners: We hebben een tijd gehad dat heel veel jongeren kwamen. Ouders zeggen: ‘ je bent onhandelbaar vanwege ADHD, autisme of borderline’. Ouders weten dan vaak geen raad meer. De hele wereld kan niet met hem. Hij zit in het autistisch spectrum. De ouders weten er ook gewoon geen raad mee. Dat is ook wel weer omdat zij het toch aan een aantal capaciteiten ontbreekt om wel gewoon aandacht aan dat kind te besteden. Nou, dan kun je het ze nog geeneens verwijten.
19
Dakloosheid bij jongeren
Alcohol en drugsgebruik Het gebruik van (hard)drugs en alcohol komt veel voor bij de jongeren. Acht van de twaalf jongeren zijn aan middelen verslaafd (geweest). Sommige jongeren gebruikten al voordat zij hun ouderlijk huis verlieten. Zij maken melding van een uit de hand gelopen experimentele fase, waarna het gebruik uiteindelijk ernstiger werd. Het – soms - excessieve middelengebruik zorgde regelmatig voor conflicten in de thuissituatie, en ook andere relaties leden eronder. Andere jongeren raakten aan middelen verslaafd nadat zij op straat of in een drugscircuit terecht kwamen. Jongeren en hulpverleners geven meerdere redenen voor het (meer gaan) gebruiken van drugs: • Als middel ter kalmering, om stressvolle thuissituaties het hoofd te bieden (ontslag, ruzies etc.); • Als een vorm van zelfmedicatie, waardoor symptomen van psychische problemen, waaronder traumatische ervaringen, ADHD of een eetstoornis, worden onderdrukt; • Het dakloos worden en/of in het drugscircuit terechtkomen; Als jongeren op straat komen, loopt het gebruik vaak nog meer uit de hand, mede doordat er dan helemaal geen controle meer is. Jongeren: Vanaf mijn twaalfde heb ik die eetstoornis al en toen ik op mezelf ging op mijn 18e, op die kamer was het echt superzwaar. Die eetstoornis was gewoon heel sterk aanwezig. Nou ja en hij [vriend] had drugs. Nou ja, toen begon het eigenlijk van af en toe eens weet je wel. Voor de lol, maar ik merkte direct al dat dit een perfect middel was. Ik heb geen honger meer en ik val af en toen gebruikte ik heel vlug al heel veel. Op mijn 16e ben ik uit huis gegaan en harddrugs is toen een groot probleem geworden.
Hulpverleners beamen het ernstige middelengebruik van de jongeren en zien dit als een belangrijke risicofactor: Dat intensieve gebruik, dat is veel meer als je op straat komt want ja je hebt niemand meer, niks meer, dus je verliest jezelf heel snel in die wereld. Als ze geld hebben dan kopen ze drugs, ze hebben schulden en er is niemand die van ze houdt. Op al die leefgebieden zijn problemen. Dit maakt dat je veel sneller naar de drugs grijpt, denk ik. Door veel drugsgebruik zie je ook dat het psychiatrisch beeld zich veel sneller ontwikkeld. Dat merk je steeds meer. Blowverslavingen, wat ook vaak psychoses in de hand werkt en wat nog meer.
Jongeren drinken al vanaf heel jonge leeftijd (veel) alcohol. Dit overmatige drinken heeft net als het drugsgebruik een verdovend effect. Vaak beginnen jongeren hiermee, terwijl later drugs een rol gaat spelen.
20
Dakloosheid bij jongeren
Weinig zelfvertrouwen/zelfwaardering Zelfvertrouwen heeft veel invloed op hoe de jongere in het leven staat, welke keuzes hij maakt en hoe hij zijn leven vormgeeft. Opvallend is ook, hoe vaak de jongeren zichzelf als oorzaak van de problemen zien. Als zij uit huis zijn gezet, nemen zij dat hun ouders meestal niet kwalijk. Zij leggen de schuld grotendeels bij zichzelf. Dit gebrek aan (zelf)vertrouwen uit zich ook in het toekomstperspectief van de jongere. Eén van de jongeren zegt: Ik begreep het wel. Het was gewoon mijn schuld. Ik verwijt ze [ouders] niks. Helemaal niet. Ja, ik weet niet, dan zit ik tv te kijken op één of ander moment en dan kijk ik niet eens en dan staar ik gewoon en dan doorloop ik het hele verhaal weer en dan ga ik zoeken naar alternatieven en dan probeer ik over de toekomst te denken. Soms denk ik van: het komt wel goed, 10 seconden later denk ik: het wordt helemaal niks.
Ineffectieve coping Veel jongeren hebben een copingstijl waardoor zij moeilijk hun problemen kunnen oplossen. Kenmerkend is het vermijdingsgedrag. Zij ontkennen bijvoorbeeld hun problemen of willen niet inzien hoe ernstig deze problemen zijn. Zij zoeken daarom meestal niet uit zichzelf hulp en zij betrekken weinig anderen bij hun situatie. Jongeren vinden het beroep doen op anderen vaak belastend of zij denken dat familie en vrienden niet kunnen helpen. Uiteindelijk leggen zij zich bij hun situatie neer of zij geven de moed op, alsof het geen zin meer heeft om iets te doen. Ook het zelfvertrouwen speelt hierin een grote rol. Jongeren zeggen daar het volgende over: Nee, dat wou ik ook helemaal niet. Nee, dat was een beetje een periode dat ik het een beetje had opgegeven zeg maar alles. Ik zie wel hoe lang het nog duurt. Op den duur had ik ook een beetje zoiets van: ik zie wel wat er op mijn pad komt. Ik kreeg een beetje een verkeerde instelling.
21
Dakloosheid bij jongeren
Hoofdstuk 4 Professioneel en sociaal netwerk Dit hoofdstuk geeft antwoord op de tweede onderzoeksvraag: wat was de kracht en de zwakte van de geboden hulp- informele hulp en hulp van professionals- en welke mogelijkheden tot hulpverlenen bleven onbenut en waarom? Voor de jongeren bleek het moeilijk om terugkijkend op hun situatie te bepalen wat in hun situatie belangrijke preventiemomenten zijn geweest. Vermoedelijk heeft dit te maken met het hiervoor nodige vermogen tot reflectie, waarover niet alle jongeren lijken te beschikken. Bij 3 à 4 jongeren is er een vermoeden van verstandelijke beperkingen. Desalniettemin geeft het onderzoeksmateriaal belangrijke aanknopingspunten voor mogelijkheden tot preventie van dakloosheid bij jongeren.
4.1 Verbinding met informele relaties (conditie van sociale cohesie) Bij alle jongeren zijn breuken ontstaan in de familierelaties. Deze breuken bestonden vaak al voordat andere risicofactoren een rol meespeelden (bijvoorbeeld het verlies van een baan door ontslag, slechte schoolprestaties), of de breuken werden door bepaalde problematiek, zoals drugsgebruik, verdiept. Nadat jongeren door ouders uit huis zijn gezet of nadat zij zelf zijn weggegaan, wordt het contact nog slechter. Zij hebben meestal geen of weinig contact met ouders en/of andere familieleden. Soms zijn familieleden, zoals opa en oma, er niet van op de hoogte dat de jongere op straat leeft of heeft geleefd. Bij de jongeren die nog wel regelmatig contact met familie hebben, is het contact fragiel.
22
Dakloosheid bij jongeren
Toen ik op straat sliep, ging ik wel vaak naar mijn opa en oma toe, maar ik heb niet verteld dat ik op straat sliep. Ja, ik denk als er iemand was die ik echt had vertrouwd dan… Mijn vader die heeft het me ook gezegd, maar dat ging al niet zo lekker en ja op dat moment dacht ik: als hij dat zegt dat maakt mij niet uit.
Hulpverlener: Er is natuurlijk het nodige met een jongere aan de hand en er is niet voldoende sociaal netwerk waarop hij dan terug kan vallen. Er zijn geen ooms, tantes, familie, vrienden. Geen stabiel netwerk daar komt het op neer.
Eén van de geïnterviewde hulpverleners meent dat de thuissituatie in de kinderjaren vaak bepalend is geweest voor de mogelijkheden van jongeren om een sociaal netwerk op te bouwen. Dit komt omdat ouders de opbouw van een sociaal netwerk soms niet stimuleerden of dat vriendjes of vriendinnetjes vroeger niet welkom waren vanwege de problemen binnen het gezin. Dit laatste merkt ook één van de jongeren op. Verder waren er binnen enkele gezinnen weinig financiële middelen beschikbaar om het kind aan het verenigingsleven te laten deelnemen of hun kind te laten meegaan met schoolreisjes. Hierdoor vallen de kinderen al vroeg buiten de boot en horen er niet meer bij. Hulpverlener: De hele school ging dan op busreisje en moeder die had de bijdrage niet betaald, X [de jongere] mocht niet mee, dus het enige wat hij kon doen was de bus uitzwaaien. Dat is nog een keer één ding dat je niet mee mag met zo’n reisje, maar wat is het effect van zo’n reisje? Dat is dat kinderen na die tijd twee tot drie weken lang het alleen maar hebben over dat leuke uitje en jij daarover niet kunt meepraten. Op de sportvereniging worden afspraken gemaakt over kom je vanmiddag na de wedstrijd bij mij spelen. Als je dus aan zulk soort dingen niet deel kunt nemen, kun je dus ook niet vriendschappen aangaan en dus in die vriendschappen ook geen dingen ontwikkelen die juist in dat sociale aspect -de omgang met leeftijdsgenoten- zo van belang zijn.
Het contact met leeftijdgenoten is vaak beperkt. Jongeren zeggen dat maar weinig mensen weten dat het niet goed met hen gaat. Zij hebben wel klasgenootjes waar zij goed mee kunnen opschieten en waarmee zij plezier kunnen beleven, maar dieper gaat dit contact vaak niet. Bovendien stoten jongeren bestaande contacten soms af omdat zij onder invloed van middelen anders reageren en minder aardig zijn. Het zelf actief hulp vragen aan anderen is vaak een brug te ver, al is dat juist erg nodig. Zij willen vrienden niet belasten, schamen zich of denken dat zij niks voor hen kunnen betekenen.
23
Dakloosheid bij jongeren
Ja, misschien voor vrienden. Ze zijn er wel altijd voor me, maar nee, ik kan het ze wel vertellen allemaal: Ze kunnen mij ook niet helpen. Ik op zich wel goed contact met klasgenootjes maar niet heel veel op zich. Op school soms hartstikke leuk en buiten school soms ook wel. Zij wisten niet dat het niet goed met mij ging.
Juist door de slechte start en het ontbreken van een belangrijke basis stapelen negatieve ervaringen zich op. Jongeren komen - na het ouderlijk huis te hebben verlaten- vaak met de verkeerde mensen in aanraking en/of raken verzeild in destructieve (liefdes) relaties, waar fysieke, of seksuele mishandeling een rol spelen. Dit laatste was bij vier van de twaalf jongeren het geval. Uiteraard speelt de levensfase van de jongere op dat moment ook een rol. Jonge adolescenten zijn vaak zoekende naar een eigen identiteit, waarbij zij zich graag identificeren met bepaalde voorbeeldfiguren. Wanneer zij met de verkeerde mensen in aanraking komen zijn zij geneigd hun gedrag te kopiëren. Jongeren vertellen het volgende: Eigenlijk alle relaties die ik heb gehad die duurden niet langer dan een jaar en het was allemaal met geweld, geestelijk of lichamelijk. Eigenlijk allemaal slechte relaties. Ik heb een tijdje nog bij een maat van mij ingezeten. Nou ja, een maat van me, die man was al 28 en die zat veel aan de harddrugs, veel blowen, veel alcohol. Op den duur een beetje dat patroon opgepakt, ook geen eten in mijn kast, alleen maar drugs enzo. Dus dat heeft me wel beïnvloed. Hij was wel ouder als mij. Ik keek er wel tegenop. Hij is vast komen te zitten en ja, hoe raar het ook klinkt, dat is voor hem heel vervelend, maar voor mij misschien wel goed geweest.
Naast de genoemde risicofactoren kunnen belangrijke beschermende factoren de impact van de negatieve ervaringen op de ontwikkeling van de jongeren verkleinen of misschien helemaal teniet doen. Deze ervaringen zijn cruciaal in het herstelproces van jongeren en werken versterkend. Zo blijkt bij verschillende jongeren dat iemand uit het sociaal netwerk een belangrijke ondersteunde rol had in het herstelproces: door te stimuleren, door een goed gesprek te voeren of door het assertief optreden van een vriend (in), waardoor het destructieve gedrag (bijvoorbeeld alcohol- of drugs gebruik) doorbroken werd. Onderstaande citaten van jongeren illustreren dit. Ik heb nog wel één keer geprobeerd harddrugs te gebruiken. Dit hebben ze [vrienden] afgepakt en gewoon in de prullenbak gegooid. Dus, dat is wel een stimulans om er ook niet aan te komen. Ja, dat is wel een prettig gevoel. Als er wat is dan kan ik altijd bij ze terecht. Door hem zie ik het leven wel weer zitten en dan denk ik van: Yes, we gaan er weer voor! We proberen er alles uit te halen. Maar als hij er niet was geweest, dan...
24
Dakloosheid bij jongeren
Een jongere die in het criminele circuit terecht kwam, zegt zeer geholpen te zijn door een vriendin die hij in deze periode ontmoette: Toen kwam zij in mijn leven en zij zei wat ik wel moest doen en wat ik niet moest doen, daar kwam het gewoon op neer, maar naar haar luisterde ik gewoon.
Twee jongeren kwamen, nadat zij een slechte periode doormaakten, in contact met het geloof. Hieraan hadden zij veel steun. Juist wanneer jongeren weinig sociale steun krijgen uit hun omgeving, ontlenen zij steun aan het geloof, waardoor zij het gevoel krijgen dat er iemand is die wel achter hen staat, onafhankelijk van de keuzes die zij hebben gemaakt in het leven. De jongeren vertellen in de kerk ook nieuwe positieve vriendschappen op te doen, die zij beschouwen als zeer ondersteunend.
4.2 Verbinding met formele relaties (conditie van sociale inclusie) School Vaak zijn er duidelijke signalen op school waaruit kon worden opgemaakt dat het niet goed ging met een jongere. Het schoolverzuim is hoog en er is sprake van probleemgedrag in de klas. Volgens jongeren hebben de scholen weinig met deze signalen gedaan. Twee jongeren gaven aan dat zij nooit iets gemerkt hebben van acties, die vanuit school zijn ondernomen. Bij sommige jongeren is er een leerplichtambtenaar ingeschakeld die ouders benaderd heeft met de vraag waarom de betreffende jongere niet op school verschijnt. De interventie strandt soms hier, omdat ouders vaak geen contact meer hebben met de jongere en dus niet op de hoogte zijn van waar hij op dat moment verblijft. Wanneer de jongere nog wel in beeld is en de school tracht om samen met ouders en de jongere in gesprek te gaan, dan werkt dit soms contraproductief, omdat het contact tussen ouders en jongere (vaak) al ernstig verstoord is. Een enkele keer pakte de interventie van een leerplichtambtenaar goed uit, waarna de jongere in een hulpverleningstraject kwam. Jongeren zeggen hierover: Maar dan belden ze [school] mijn vader op en die wist niet waar ik zat en bij school wou ik het ook niet zeggen. Juist omdat ze iedere keer gingen pushen om te zeggen waar ik zat, kwam ik gewoon niet. Die zijn benaderd door Leerplicht, maar die zeiden dat ik niet meer thuis woonde en dat het onbekend was waar ik was en ja, daar werd verder ook geen actie ondernomen. Het [gesprekken] ging alleen maar over wat ik fout had gedaan en waarom ik lage cijfers haalde. Ja, toen gaf ik ook aan, ja ik vind het moeilijk, maar daar werd niks mee gedaan zeg maar. Het was meer op mijn donder geven van nu moet je zorgen dat je het maar beter doet zeg maar. Ja, dan ga je afspraken maken, van ja wat gaan we eraan doen, zus en zo en dan kreeg ik straf. Nou dat heeft niks geholpen bij mij die straf geven. Ik leerde er niks van, helemaal niks.
25
Dakloosheid bij jongeren
Hulpverleners geven aan dat scholen weinig actie ondernomen hebben en zij zien dit als een gemiste kans om jongeren eerder in beeld te krijgen: Hij zou eigenlijk wel wat eerder in beeld kunnen komen. Dat zou vanuit scholen kunnen komen. We sloten eerder ook aan bij een vakoverleg voor docenten [nu niet meer] en daar moet je gewoon op insteken van: we hebben nu een jongere daar loopt het niet mee en heeft problemen op school. We denken ook thuis. Daar zou actie op moeten worden ondernomen. Ik denk toch dat er dan een heel belangrijke rol bij school zou liggen. Ik denk dat een school inderdaad, wanneer daar absentie is voor een langere periode of zelfs absentie van meer dan een week ofzo, dat er dan gewoon veel eerder aan de bel zou moeten worden getrokken.
Jongeren zeggen het volgende over de mogelijke rol van een docent in een vroeger stadium, waardoor verder afglijden voorkomen had kunnen worden: Iemand die mij goed kon uitleggen wat er werd uitgelegd in de klas en die ja meer mij ging helpen dan normale leerlingen zeg maar. Ik had gewoon meer uitleg nodig dan snapte ik het wel beter. Sowieso meer aandacht aan mij was wel beter geweest. De laatste stap komt altijd van mezelf maar ik denk dat ik het dan wel had gehaald.” Ik denk als ze de juiste docent op school op dat moment hadden gepakt en die had mij apart geroepen en die had met mij gepraat dan denk ik wel dat ik overstag was gegaan. Ik had eigenlijk problemen met elke leraar behalve die man. Voor die docent van mij had ik wel respect en kon ik wel goed mee praten. Dat had meer invloed gehad dan als een ander dat had gezegd.
Een hulpverlener vertelt dat er vanuit de voorziening vaak geen contacten met scholen onderhouden worden. Vooral in de laagdrempelige opvang is dit het geval, gezien zij voornamelijk een bed-bad-brood functie hebben. Contact met school bijvoorbeeld hebben wij niet gezocht omdat het ook niet voor ons heel erg relevant is.
Een hulpverlener zegt dat het ook voorkomt dat signalen wel degelijk worden opgevangen of worden gemeld bij verschillende instanties, maar dat er geen vervolgstappen worden ondernomen: Nou in zijn geval is er eigenlijk gewoon te laat ingegrepen. De basisschool waar hij op heeft gezeten was speciaal onderwijs. Daar hebben ze altijd aangegeven: ‘mensen besteed aandacht aan dit joch want dat gaat niet goed’. Richting de ouders, richting de instanties, en dat is eigenlijk altijd verkwanseld. Dat is ook omdat het joch zelf ook lastig is hoor, maar verdomd je bent ook een autist, mag dat?
26
Dakloosheid bij jongeren
Jeugdzorg Relatief weinig jongeren hebben met Jeugdzorg te maken gehad in het verleden. Een enkele jongere heeft onder toezicht gestaan van Jeugdzorg, maar hij is, voordat deze ondertoezichtstelling van kracht werd, weggelopen van huis. Hij gaf aan dat hij zich destijds onzichtbaar had gemaakt voor iedereen (hulpverlening en vrienden). De maatregel is opgeheven toen hij 18 jaar werd en hij heeft nooit zorg of steun ontvangen. Hij zegt hier zelf het volgende over: Ik ben 3 jaar een beetje zwervende geweest. Ik had me toen gewoon moeten vasthouden aan Jeugdzorg, maar ik wou toen ook niet dat mijn vader en mijn moeder me konden vinden. Ik heb toen gewoon nergens gemeld waar ik zat, zodat ze me niet konden vinden.
Wanneer Jeugdzorg stopt is er onvoldoende nazorg voor jongeren en bestaand zorgaanbod binnen de volwassenenzorg is er ook maar weinig. Ondanks dat maar weinig geïnterviewde jongeren met Jeugdzorg in aanraking zijn geweest, komen hulpverleners deze jongeren in de praktijk wel vaak tegen. Zij herkennen de dakloze carrière die veel jongeren via deze route tegemoet gaan. Het gros wat we binnenkrijgen heeft bijvoorbeeld met Jeugdzorg te maken. Nou dat stopt zodra je 18 bent. Je bent volwassen, nu moet je het zelf maar kunnen. Er zijn nog wel nazorg trajecten of dingen waar ze gebruik van kunnen maken maar dat is niet verplicht omdat ze 18 zijn. Nou die jongeren die redden het dan misschien één, twee, drie jaar en dan gaat het mis. En op dat moment belanden ze op straat bij vrienden en dan op een gegeven moment kunnen ze nergens meer terecht en zitten ze bij ons. Toen hij drie maanden was, is hij in een internaat gekomen omdat zijn moeder overleed en zijn vader is zwakzinnig. Dus die heeft zijn hele leven in internaten en pleeggezinnen doorgebracht. Hij heeft een hele tijd in Voorst gewoond en is daar behandeld bij een orthopedagogisch behandelcentrum voor kinderen. Van daar uit heeft hij een kamer training aangeboden gekregen en toen heeft hij op zijn 18e een Wajong-uitkering gekregen en een zelfstandige woonruimte en daar moest hij het mee doen. Hij is aan het werk gegaan en uiteindelijk kon hij op zijn 26ste vanwege de crisis- geen werk meer krijgen en is hij hier terecht gekomen. Dus toen is hij een periode van zijn 18e tot zijn 26ste volledig losgelaten. Nou ik vind het bewonderenswaardig van die jongen dat hij niet aan de drugs is geraakt en dat hij zijn eigen ding zo lang heeft volgehouden te doen. Dat vind ik echt pijnlijk. Het was heel duidelijk, dat die jongen een verstandelijke handicap had. Ik had echt zo iets van: dat had goed kunnen gaan. Hij had maar een beetje begeleiding hoeven hebben, dan was het niet misgelopen. Ik heb iemand begeleid, dat was een internaatkindje. Die heeft echt zijn hele leven in een internaat gezeten. Hij had een enorme aversie tegen hulpverleners. Hij zei: al die hulpverleners zijn allemaal hetzelfde. Ze beloven alles en doen helemaal niets.
Problemen met zorgaansluiting zijn er ook bij jongeren die uit detentie komen. Soms bestaan er initiatieven om deze jongeren op te vangen, maar in de praktijk blijkt dit vaak nog niet te werken en komen zij direct (weer) op straat terecht:
27
Dakloosheid bij jongeren
Wij hebben ook een opvang voor ex-gedetineerden. Als jongeren op straat komen na detentie, is de gemeente verplicht om een aantal voorzieningen te regelen, waaronder opvang maar daar wordt weinig gebruik van gemaakt denk ik op dit moment. Dus eigenlijk is een zwakke schakel altijd als je met twee verschillende instanties te maken hebt die niet op elkaar aansluiten. Daar loopt het heel vaak mis en dat is op alle gebieden zo. Dus ook de mensen die uit detentie komen. Daar is ook niks voor geregeld.
Dat er sprake is van een gebrekkige aansluiting van zorg volgens jongeren en hulpverleners, illustreren wij aan de hand van onderstaande voorbeelden: • Jongeren hebben vaak al een lange hulpverleningsgeschiedenis achter de rug. Zo hebben zij in verschillende opvangsituaties gezeten en/of zijn zij vaker in behandeling geweest bij bijvoorbeeld de GGZ, Jeugdzorg, verslavingszorg en maatschappelijk werk. De geboden zorg voldeed vaak niet aan hun verwachtingen of zij voelden zich niet serieus genomen, waardoor zij teleurgesteld zijn in de hulpverlening. Het vertrouwen in hulpverlening is verloren gegaan of ernstig beschadigd. Zij zijn “zorgmoe”. Er was altijd wel iets met mij aan de hand, maar ze wisten nooit wat dat precies nou was. Dus onderzoek na onderzoek gehad, maar die zei weer dit, die zei weer dat. Het was nooit echt concreet wat er meerdere keren uitkwam, dus je bent dan toch zoekende dan. En toen een paar gesprekken gehad. Maar dat is allemaal zo zweverig en zo. Je komt er niet uit. Het is alleen maar een beetje thee-leuten en ja voor mij komt dat niet verder. Ik wil echt dan behandeling starten of in therapie gaan en dan ook echt therapie doen en niet alleen maar een beetje lullen en centen verdienen.
Hulpverlener: Vanaf 18 jaar is er eigenlijk een gat en jongeren kiezen dan vaak voor: ‘ik heb tot mijn 18e onder toezicht gestaan. Ik ben wel zat van de hulpverlening. Ik wil met niemand wat te maken hebben’.
• Initiatief nemen om hulp te vragen verhoudt zich minder goed bij de levensfase van de jongeren. Jongeren denken het vaak zelf wel te kunnen en niemand nodig te hebben. Ja, maar ik heb geen uitnodiging meer gehad en toen ging het weer een tijd goed, dus dan denk je van: ja, waarom zou je bellen?
Hulpverlener: Welke 17 of 18 jarige puber gaat nou zeggen: ‘Ik heb hulp nodig’. Niemand toch? Nee, dan wil je gewoon het huis uit en je eigen boontjes doppen.
28
Dakloosheid bij jongeren
• Sommige jongeren vinden het een beangstigend idee om hulp te zoeken en te moeten praten. Zij maken zich onvindbaar en verdwijnen in de anonimiteit. Ik zat bij een vriend van me en ik heb me nooit ingeschreven daar en de politie wist niet waar ik zat. Ze hebben mij wel proberen op te sporen toen, maar niemand wist mijn adres, Jeugdzorg niet, politie niet.
Opvang De opvangsituatie lijkt behoorlijk bepalend voor hoe het nu met de jongeren gaat. Enkele jongeren zijn uitgesproken ontevreden over de opvang waar zij nu verblijven. Andere jongeren geven aan zich bij de situatie te hebben neergelegd en voelen zich relatief prettig in de voorziening. Zij zien het als een eerste stap naar verbetering. Ook binnen een opvangvoorziening vinden jongeren het nog moeilijk om hulp te vragen, aldus verschillende jongeren. Zij zeggen zich bezwaard te voelen mede doordat er nog zoveel andere mensen zijn die ook hulp nodig hebben. Zij willen daarom de hulpverlener niet belasten. Zij geven aan dat de begeleiding soms ook erg slecht bereikbaar is. Andere jongeren zeggen het leven in de opvang erg onrustig te vinden en het gevoel hebben hier te moeten overleven. De confrontatie met medebewoners die veel alcohol en drugs gebruiken vinden zij zwaar, waardoor zijzelf (en anderen) ook in de verleiding komen. Jongeren geven aan dat je heel stevig in je schoenen moet staan om die verleiding te kunnen weerstaan. Zij zeggen continu bezig te zijn met andere mensen en andere dingen, omdat zij geen plek hebben voor zichzelf om tot rust te komen. Jongeren en ook hulpverleners merken op dat jongeren die zonder verslavingsprobleem binnenkomen soms met verslavingsproblemen uit de opvang vertrekken. Andere jongeren geven aan zich onveilig te voelen in de voorziening en/of problemen te hebben met slapen door het vele piekeren of door omgevingsgeluiden, zoals het snurken en heen en weer geloop van medebewoners in de kamer. Doordat ze hier zitten beginnen ze opeens te roken of te blowen of juist meer. Ik heb wel eens jongeren gezien, die kwamen hier clean binnen en die gingen verslaafd weer weg.
Hulpverleners beamen dat de laagdrempelige opvang ongeschikt is voor jongeren, omdat zij zich hier constant moeten wapenen tegen verleidingen. Er zitten hier allemaal hele foute voorbeelden en heel veel. Dus dat is dan ontzettend moeilijk. Als je al een drugsprobleem hebt of helemaal aan de grond zit, is het heel moeilijk om nee te zeggen en naar school te blijven gaan. Want hoe langer mensen hier zitten hoe sneller ze afglijden. Hij slaapt tussen mensen die zichzelf niet wassen, die de heroïnespuit 's avonds tijdens het slapen nog in de arm hebben hangen. Die alles, wat los en vast zit van elkaar afjatten en daar slaapt een 18 jarige autistische jongen tussen. Dat moet toch niet mogen! Vooral jongeren die in de nachtopvang terechtkomen worden heel snel streetwise gemaakt, van hé daar kun je nog geld vandaan halen, want je hebt nog geen BKR registratie.
29
Dakloosheid bij jongeren
Bij sommige voorzieningen zijn begeleiders 24 uur per dag bereikbaar. Deze bereikbaarheid waarderen de jongeren zeer. Ik hoef X [hulpverlener] maar een sms-je te sturen of zo en dan belt hij me terug van wat is er aan de hand? Of, zo en zo laat een afspraak morgen.
Hulpverlener: Ik ben 24 uur per dag 7 dagen in de week, 52 weken in het jaar bereikbaar voor de jongeren. Dat is de voorwaarde waarop ik mijn werk doe, want dat vind ik van belang. Ik bedoel, op het moment dat je bedenkt ik zit in de penarie en je denkt er niet aan om één van je vrienden op te bellen maar op dat moment denk je van verdomd, ondanks de tijd [diep in de nacht], ik ga X [hulpverlener] even bellen. Dat vind ik zo veelzeggend. Dat ze op dat moment denken van verdomd. Daar zit dus echt vertrouwen in, want blijkbaar ben jij op dat moment iemand waarbij ze de situatie even kunnen neerleggen, van ik zit hier even mee en ik kom er niet uit. Daar vind ik de complimenten van het werk in zitten.
Er is een groot tekort aan opvangmogelijkheden specifiek voor jongeren vooral in de randgemeenten van Zwolle. Een hulpverlener zegt hierover: Ze zijn allemaal aangewezen op voorzieningen die in het grote Zwolle worden aangeboden. Ze hebben misschien hier nog net de school of de vriendengroep of de familie waar ze wel op terug kunnen vallen, op het werk of weet ik veel wat, maar als ze nou vervolgens een uitkering aan moeten vragen in Zwolle als dak en thuisloze of aangewezen zijn op de plekken die daar zijn dan trek je ze nou net uit dat kleine beetje wat hun nog stabiliteit biedt. Dan denk ik dat is toch het meest domme wat je doen kunt.
Hulpverleners vinden begeleid wonen, waar jongeren begeleiding krijgen in combinatie met veel zelfstandigheid, op zich goed passen. Zij tekenen daarbij aan dat veel jongeren juist behoefte hebben aan veel structuur en die structuur bij zoveel zelfstandigheid niet altijd aanwezig is, en begeleid wonen geschikt is voor een selectieve groep jongeren. Voor de meesten is dit hoog gegrepen. Hulpverleners wijzen ook op de locatie van de woningen waarin jongeren worden geplaatst. Als jongeren in een probleemwijk komen wonen, waar de verleiding groot is om met oude vrienden in contact te komen, is de kans groot dat jongeren terugvallen in oud gedrag. Verslavingszorg Bij acht jongeren is er sprake (geweest) van een (ernstige) verslavingsproblematiek. Sommige jongeren zijn in het verleden aangemeld voor een detoxbehandeling bij een verslavingskliniek. Opmerkelijk is dat jongeren vaak lang op wachtlijsten moeten staan om voor die hulpverlening in aanmerking te komen die zij nodig hebben. Doordat jongeren moeten wachten neemt hun motivatie af en is de kans op een terugval groot.
30
Dakloosheid bij jongeren
X [hulpverlener] wou me naar een afkickkliniek doen, want ik ging op den duur niet meer eten en ik viel af en toen dacht ik als er toch heen moet dan ga ik het daar zwaar krijgen dus ik stop vast met de harddrugs. Ik had er geen rekening mee gehouden dat die wachtlijst echt heel lang is enne nu moet ik er nog steeds heen.
Hulpverlener: Ik probeer jongeren wel eens die echt aangeven van, ik zou echt naar een afkickkliniek moeten. Nou dat is gewoon niet te organiseren binnen een paar maanden en als ze die maanden in de nachtopvang zitten worden ze er nou niet echt gemotiveerder van. Je hebt zelfs soms een periode dat ze echt een paar weken hartstikke gemotiveerd zijn om wat aan hun probleem te gaan doen. Ja, als ze dan merken dat ik na twee maanden nog niks geregeld heb, dan trekken ze een dikke vinger naar mij: ‘ het is wel goed. Je zou dat regelen voor mij en het is nog niet gebeurd’.
Afstemming hulpverlening Op het moment dat jongeren te maken krijgen met verschillende hulpverleningsinstanties is er vaak gebrek aan goede afstemming van de hulpverlening of is er sprake van contra-indicaties. Ze proberen mij dezelfde hulp te geven en dat loopt niet altijd even goed. Ze volgen allemaal hun eigen plan en ja als iemand anders dan ook hetzelfde plan met mij heeft, dan krijg ik dubbele afspraken. Ik denk als ze meer contact met elkaar hebben dat het al een stuk beter gaat. Ja, en daar zeiden ze: Je hebt toch een verslavingsprobleem. Je bent er nu wel mee gestopt, maar dat is een lang proces, dus we willen eerst dat je daar ook mee aan het werk gaat. Ik zeg ja natuurlijk, maar het kan niet zo zijn dat ik daar eerst helemaal vanaf kom en dan pas hier in behandeling, want dan ben ik grof gezegd al lang voor de trein gesprongen. Ik zeg van ik moet wel tegelijkertijd ook aan het eetprobleem werken. Ik zeg ja wat anders is het niet te doen, dan kunnen we nou ook wel ophouden gewoon. Het moet wel opgevangen worden. Kijk, de een zegt: we zijn alleen gericht op verslaving en de ander zegt, maar we willen niet de verslaving. Wij willen alleen eetproblematiek.
Hulpverlener: Dan merk je dus dat het balletje een beetje geschoven wordt en dat ze dus inderdaad ook niet kijken van ja als iemand een verslavingsproblematiek heeft en een bepaalde stoornis dan wordt heel vaak die stoornis op die verslaving gegooid dus dat betekent dat als je een psychiater hebt dat hij naar mijn inzicht niet voldoende kijkt met het oog en het vizier van ok is er wat anders aan de hand dan alleen die verslaving. Dus dat komt regelmatig voor. Nou ja, dat is dan bellen praten en hopen dat het goed gaat, want ja daar ben je ook eigenlijk redelijk beperkt in gewoon.
31
Dakloosheid bij jongeren
4.3 Knelpunten in de hulpverlening aan jongeren ■
Overvraagd (Jongeren kúnnen niet voldoen).
Het al dan niet gemotiveerd zijn van jongeren om hulp te ontvangen is een terugkerend thema in de gesprekken met jongeren en hulpverleners. Vaak werken gespecialiseerde hulpverleningsinstellingen vraaggericht, waarbij het initiatief wordt gelegd bij de jongere zelf. Van de jongeren wordt verwacht dat zij op tijd komen, willen afkicken en afspraken nakomen. En dan moet ik achter haar aan [begeleider], terwijl – het is dan misschien ook wel aan mijmaar als je mij dat soort dingen zelf laat doen dan komt er niks van. Dat heb ik ook tegen haar gezegd. Ik raak dan het overzicht helemaal kwijt en dan raak ik er helemaal in verstrikt. Nou, dan denk ik van laat maar. Kijk, je kunt iemand pas helpen als hij bereidt is te veranderen. Dat is een feit. Sommige mensen kun je ertoe kneden. Kijk ik ben er naartoe gekneed. Ik ben iemand die wel geholpen is maar dat komt niet door de opvang of de gemeente Zwolle ofzo. Dat is gewoon omdat mensen op de achtergrond altijd iets in mij hebben gezien.
Hulpverlener: Het zijn toch instellingen die heel erg werken vanuit de motivatie van de cliënt. Jongeren zijn niet zo gemotiveerd over het algemeen. Nou jongeren zijn de ene week dan willen ze echt alles eraan doen en de andere week denken ze: ‘ik ga niet naar die afspraak’. Ik merk daar soms wel een starre houding in bij andere instanties. Dat ze dan denken van ja hij is nu twee keer niet op zijn afspraak geweest dus sluiten we zijn dossier. Nee, dat werkt niet!
■
Gebrekkige motivatie (zij willen niet voldoen).
Sommige hulpverleners geven te kennen dat er jongeren zijn die helemaal geen hulp willen en dat deze jongeren verwachten dat de hulpverlening hun problemen allemaal wel oplost. Wat denk ik ook nog wel het geval was, dat ze eigenlijk met een bepaald waanidee dachten van nou ja, goed dan word ik geholpen en een heleboel jongens wat ik mee heb gemaakt die hebben zoiets van ok, ik ga een hulpverlening traject in en dat betekent gewoon dat ik elke week een zak geld krijg. Althans, dat het idee van nu word ik geholpen dus nu heb ik geld en nu kan ik dat en nu kan ik dat, terwijl dat helemaal niet zo is.
■
Vertrouwen in de ander.
Behalve dat jongeren zelf niet geneigd zijn om hulp te zoeken en zij denken dat zij zich zelfstandig kunnen redden, is er een andere barrière die ervoor zorgt dat zij (zeer) afwijzend staan ten opzichte van de hulpverlening, en dat is wantrouwen. Jongeren geven aan het gevoel te hebben niet serieus te worden genomen door hulpverleners en zij zijn argwanend. Vaak zijn jongeren
32
Dakloosheid bij jongeren
erg teleurgesteld in de hulpverlening en nemen zij een hele afwachtende houding aan. Onderstaande uitspraken illustreren dit. Ik heb daar helemaal geen verwachting van. Dat doe ik niet meer. Als jij er met zo veel verwachtingen heen gaat, zijn er zo veel dingen waarin jij je eigen teleurstelt. Serieus ze hebben mensen gewoon een kamertje in gestopt, zodat ze van de gemeente subsidie krijgen.
Hulpverlener: De meeste jongeren zijn ook behoorlijk allergisch voor hulpverlening omdat ze gewoon al een enorm verleden hebben.
■
Leeftijd (zij kunnen het zelf wel, alleen).
Zoals eerder gezegd, willen jongeren op deze leeftijd graag zelfstandig zijn en denken dat ook te kunnen. Daarnaast zegt een jongere dat de hulpverlening zich beter kan richten op mensen die echt hulp nodig hebben. Hij voelt zich niet binnen de doelgroep passen waar de hulpverlening zich op richt. Jongeren lijken hun eigen problemen te onderschatten. Initiatief nemen om zelf hulp te zoeken of hulp te accepteren is lastig voor hen. Dit heeft voor een groot deel ook te maken met de levensfase waarin zij verkeren. Zelf zeggen zij daar het volgende over: Als je 18 bent, heb je altijd iets van ok, ik ben volwassen. Ik heb dit, mijn carrière loopt goed en ik heb niemand nodig en blabla en zo ga je denken.
Hulpverlener: Ik denk dat het een beetje de fase van je leven is waar je in zit, dus dat ze zich ook heel erg gaan afzetten tegen ouders en ja, dat een deel van de dingen ja het is een leeftijd waarin je ja geen zin hebt dat mensen met je leven bemoeien. Ik kan het zelf en dat geldt heel erg voor licht verstandelijk gehandicapten, die hebben dat helemaal.
■
Andere cultuur.
Sommige jongeren die opgegroeid zijn met andere culturele waarden en normen, zijn niet gewend om hulp te vragen. Zij hangen liever de vuile was niet buiten. Dit kan onder andere te maken hebben met eventueel gezichtsverlies dat zij lijden als problemen zichtbaar worden voor de buitenwereld. Deze jongeren kunnen dan ook erg lastig te benaderen zijn.
33
Dakloosheid bij jongeren
Hoofdstuk 5 Optimale hulpverlening en preventiemogelijkheden Dit hoofdstuk beschrijft, op basis van de informatie uit de interviews met de jongeren en hulpverleners, wat optimale hulpverlening is aan jongeren die dakloos dreigen te raken en dakloos zijn, en welke mogelijkheden er zijn om dakloosheid bij jongeren te voorkomen (onderzoeksvraag 3).
Mogelijkheden ter voorkoming van dakloosheid bij jongeren: • Voorkomen van schooluitval • Preventie van huisuitzettingen • Stimuleren van deelname aan sport- en verenigingsleven • Vroege signalering rood staan bij banken • Vroeg-interventie in gezinnen • Veilig en gezond leefklimaat • Bieden van praktische hulp • Toegankelijkheid van maatschappelijke diensten en (gezondheids)zorg • Versterking van outreachende zorg • Adequate hulpverlening • Passende opvang • Inzet politie/wijkagenten • Hulpverlening aan jongeren uit detentie Belangrijke condities voor optimale hulpverlening: • Betrokkenheid • Vertrouwen • Meer tijd en intensievere hulp • Meer samen ondernemen • Toegankelijkheid van persoonlijk begeleider • Continuïteit in de hulp • Geen vooroordelen en stigmatisering
5.1 Preventie van dakloosheid Jongeren en hulpverleners doen suggesties voor preventieve maatregelen om het risico op dakloosheid bij jongeren te verkleinen. Wij maken onderscheid tussen een preventieve aanpak in de meest enge zin van het woord en het voorkomen van verder afglijden van jongeren. Dat er in preventief opzicht nog veel is te winnen, illustreert de volgende uitspraak van een jongere: Iemand in deze normale maatschappij moet eigenlijk eerst in de tyfus zitten soms om begeleiding te kunnen krijgen om daardoor verder, sneller geholpen te kunnen worden.
34
Dakloosheid bij jongeren
Hieronder volgt een opsomming van preventiemomenten per conditie (a.d.h.v. het model sociale kwaliteit). Een preventieve aanpak zal op al deze verschillende condities gericht moeten zijn om dakloosheid te voorkomen en de kwaliteit van leven van jongeren te verbeteren.
5.2 Conditie 1: sociaal-economische zekerheid Voorkomen van schooluitval In het oog springt dat, het met bijna alle dakloze jongeren niet goed ging op school. Bij onderwijsinstellingen zijn verschillende mogelijkheden om in een vroeg stadium signalen van schooluitval te herkennen. Uit de interviews komt duidelijk naar voren dat deze (nog) weinig worden benut. Dit geldt niet alleen voor het voortgezet onderwijs, maar ook voor VMBO en MBO onderwijsinstellingen (niveau 2 of lager), waar sommige jongeren nog geen startkwalificatie bezitten om een kans te maken op de arbeidsmarkt. De geïnterviewde jongeren vinden het erg lastig om een keuze te maken voor een passende opleiding. Zij weten niet wat zij willen en lijken in een doolhof verzeild geraakt met tal van opleidingmogelijkheden. Eén jongere geeft expliciet aan te vroeg tot een keuze te zijn gedwongen, terwijl hij daar nog niet aan toe was. Volgens hem heeft hij hierdoor de verkeerde keuzes gemaakt, met alle gevolgen van dien. Niet alleen is het maken van de juiste keuze een groot probleem voor veel jongeren, maar ook de structuur waarbinnen het onderwijs georganiseerd is, is voor velen vaak problematisch. Een jongere zegt hier het volgende over: Zoals competentiegericht onderwijs, weet je, maar als jij van huis uit geen discipline hebt geleerd, kun jij die opleiding al niet halen, mits je een schop onder je reet krijgt. Zit je op het MBO dan vinden ze al dat ze jou zogenaamd die vrijheid moeten geven weet je.
De volgende maatregelen stellen jongeren en hulpverleners voor: • In gesprek gaan met de jongere als het niet goed gaat op school (veel verzuim, slechte schoolprestaties, gedragsproblemen et cetera) • Docenten trainen om signalen eerder te herkennen en hierop passende actie te ondernemen . • Ouders van jongeren onder de18 jaar inlichten bij veel schoolverzuim. Waarbij het belang aangetekend wordt om, zeker bij problematische gezinssituaties, eerst de jongere zelf te spreken en in samenspraak met de jongere vervolgacties te ondernemen. • Achterhalen wat de oorzaak is dat jongeren niet kunnen deelnemen aan activiteiten op school, zoals schoolreisjes en dergelijke. • Ongeoorloofd langdurig verzuim melden bij Leerplicht. • Het aanstellen van schoolmaatschappelijk werkers die specifiek op signalen letten en hier adequaat op inspelen. • Investeren in goed contact tussen leerplichtambtenaren en bemoeizorg (outreachende hulpverleners), zodat eerder ingegrepen kan worden. Preventie van huisuitzettingen • Bij risicojongeren, waaronder jongeren die vanuit een opvangsituatie weer zelfstandig gaan wonen, is een goede samenwerking met de sociale dienst wenselijk. Zij kunnen in sommige situaties (tijdelijk) de huur van een woning afschrijven en het restant van de uitkering op de
35
Dakloosheid bij jongeren
rekening van een jongere storten. Hiermee voorkom je dat een jongere vanwege een huurachterstand uit een woning wordt gezet. • Outreachend hulpverleners kunnen door woningcorporaties op de hoogte worden gesteld als jongeren onder de 25 jaar een huurachterstand krijgen. Deze hulpverleners dienen de jongeren pro-actief te benaderen. Zie onderstaand citaat. Hulp wordt niet aangeboden in die actieve vorm dat ze echt gaan aanbellen bij die persoon en zeggen van: ‘wat is hier aan de hand en je betaald niet’. Ik denk dat de woningbouwvereniging een lijntje zou moeten hebben met bemoeizorgmedewerkers. Op het moment dat iemand twee maanden huurachterstand heeft, dat er dan een bemoeizorgmedewerker aan de deur staat. Op een vreemd tijdstip dat iemand dat niet verwacht en gewoon wel open doet. Ja, ik kan me voorstellen dat dit zou kunnen helpen.
Deelname aan sport- en verenigingsleven Als een jongere opgroeit in een gezin met weinig financiële armslag, kan de gemeente deelname aan het verenigingsleven stimuleren door er een budget voor beschikbaar te stellen. Deelname aan sport en verenigingen is belangrijk bij het opbouwen van een sociaal netwerk. Bij sommige (deel-) gemeentes bestaan dergelijke constructies al, maar zijn er kanttekeningen te plaatsen bij de administratieve afhandeling ervan. De subsidie wordt vaak direct verstrekt aan de ouders met het risico dat het geld voor andere doeleinden wordt gebruikt dan waarvoor het bestemd is. Het voorstel is om het beheer ervan over te laten aan de betreffende instantie en niet aan het gezin in kwestie. Vroeg signaleren roodstanden Bij langdurige roodstand bij banken is het wenselijk eerder in te grijpen. Een hulpverlener zegt hier het volgende over: We moeten niet kijken naar hoe het niet kan, we moeten kijken naar hoe het wel kan. De Rabobank heeft afspraken met individuele cliënten waarin bijvoorbeeld wordt aangeven: ‘we maken ons zorgen over je langdurig rood staan’. Je kunt het daar bij laten, maar je kunt ze ook een briefje meegeven, zo van: ‘als je er nou niet uitkomt, kun je dat nummer bellen’. Al melden er zich maar drie op jaarbasis.
5.3 Conditie 2: Sociale cohesie Vroeginterventie in gezinnen Problemen binnen gezinnen kunnen al vroegtijdig gesignaleerd en onderkend worden. Niet zelden zijn er al problemen voor de geboorte van het kind. Een hulpverlener pleit daarom voor een belangrijke signalerende rol van consultatiebureaus en peuterspeelzalen. Ik denk dat je een heleboel zou kunnen ondervangen en zou kunnen voorkomen als je gezinnen veel beter zou gaan begeleiden. Wij ruimen de puinhopen op zeg maar.
36
Dakloosheid bij jongeren
Verschillende hulpverleners vinden intensieve begeleiding van gezinnen waarbij er sprake is van ernstige problemen noodzakelijk. Ouders zijn vaak wanhopig en machteloos als zij problemen in de opvoeding ervaren en hierin dreigen vast te lopen. Veel ouders staan in deze fase volgens de hulpverleners welwillend tegenover hulpverlening, omdat eigenlijk (bijna) geen enkele ouder hun kind uit huis wil zetten. Als een jongere uit zo’n gezin in beeld komt, en een jongerenwerker of outreachend hulpverlener intervenieert, kan escalatie van problemen worden voorkomen. Veilig en gezond leefklimaat Het leefklimaat in de opvang is, zoals gezegd, volgens jongeren en hulpverleners soms slecht. Een veilige en gezonde omgeving is essentieel voor het herstel van de jongere en het voorkomen van verder afglijden. De jongeren en hulpverleners zijn het erover eens, dat jongeren zo kort mogelijk in de laagdrempelige opvang moeten verblijven en zij snel moeten doorstromen naar passender opvang. Dit laatste is meestal een probleem omdat er in de regio structureel te weinig opvang voor jongeren is. Met als gevolg dat jongeren op de laagdrempelige opvang voor volwassenen zijn aangewezen en hier kamers moeten delen met andere mensen en daardoor niet aan hun rust toekomen. Zij ervaren de opvang meestal niet als een plek waar zij zich welkom voelen. Dit is gewoon een kutgebouw met alleen ramen en muren en er leeft hier voor de rest niks. Kijk, je moet je hier ook niet thuis gaan voelen, maar als jij hier terug komt na een lange dag en jezelf lekker kan ontladen omdat de sfeer gemoedelijk is, dan krijg je motivatie. Dan kom je graag terug hiernaar toe. Je zit hier in een box, dat heel vies is. Mensen hebben zoiets van: ‘ik maak niet schoon’, dus gaat de rest ook niet schoonmaken. Mensen gaan hier niet goed met het gebouw om, omdat ze het niet als een thuis zien.
5.4 Conditie 3: Empowerment Bieden van praktische hulp Jongeren geven aan vooral hulp te wensen bij praktische zaken. Denk hierbij aan het aanvragen van een uitkering, het aflossen van schulden, het inschrijven voor huisvesting, het inschrijven voor een opleiding of het zoeken naar passend werk. Op deze praktische zaken zou de hulp in het begin ook gericht moeten zijn. Wanneer aan basale behoeften is voldaan, is er letterlijk ruimte en rust om aan mee dieperliggende problemen te werken. Aangezien veel jongeren van huis uit weinig praktische vaardigheden hebben meegekregen, is het van belang hen hierin te trainen, zodat (semi) zelfstandig wonen een grotere kans van slagen heeft. Denk onder andere aan: • Leren budgetteren • Administratie bijhouden • Koken • Huishouding voeren
37
Dakloosheid bij jongeren
5.5 Conditie 4: Sociale inclusie Toegankelijkheid van maatschappelijke diensten en (gezondheids)zorg • Geen contra-indicaties bij opvangvoorzieningen en de gespecialiseerde hulpverlening. Bij verschillende opvangvoorzieningen voor dakloze jongeren worden exclusiecriteria gehanteerd. Aangezien jongeren vaak problemen hebben op tal van leefgebieden, levert dit forse drempels op. Een belangrijk exclusiecriterium is het gebruik van (hard)drugs. Aangezien de meeste jongeren in meer of mindere mate deze middelen gebruiken, hebben zij maar beperkte toegang tot de broodnodige zorg. Laagdrempeligheid is een belangrijke voorwaarde om hulp te verlenen. Ditzelfde geldt bij de GGZ, waar vaak een behandeling niet gestart kan worden in verband met een bestaande verslavingsproblematiek. GGZ en verslavingszorg wachten hierin op elkaar. Samenwerking is onontbeerlijk, omdat de problemen meestal niet los van elkaar staan. • Het nakomen van beloftes en afspraken. De gespecialiseerde hulpverlening komt afspraken met jongeren regelmatig niet na of deze worden afgezegd. Tegelijkertijd verwacht men vanuit diezelfde instellingen dat jongeren op tijd komen en dat zij zich aan de afspraken houden. Hier ontstaan vaak fricties. Hulpverleners: Hij moet met een specifieke therapeut die afspraak maken en die is dan ook wel moeilijk te benaderen, waardoor hij, wanneer ik dan de ene keer in de week dat ik hem zie daarop bevraag, het dus alweer een week geleden dat hij voor het laatst gebeld heeft en dat die afspraak niet gelukt was en hij niet wordt teruggebeld. Dat is voor de jongere een teken van dat hij zegt: ‘nou dan hoeft het voor mij ook niet meer’. Voordat ik die psychiater dan aan de lijn heb dan kan er echt een halve week tot een week overheen gaan voordat die knakker me eindelijk terugbelt. En dan bel ik hem dus elke dag en dan geef ik mijn 06 nummer door en zeg: ‘je kunt 24 uur bellen’. Dat gebeurt dan niet. Nou dat is vervelend. Dat is lastig.
• Snelle hulp zonder wachttijden en wachtlijsten. De lange wachtlijsten werken zeer demotiverend volgens verschillende jongeren en hulpverleners. Een jongere zegt: Ik vind alleen, daar heeft iedereen last van, dat die wachttijden zo… Dan zeggen ze van: ‘nou we bellen volgende week wel weer’. Maar een week duurt hartstikke lang als je in de problemen zit en voor hun is dat natuurlijk zo voorbij maar als je elke keer…, nou dan wordt het dus volgende maand en dan denk je: weer een maand, dus weer een maand overleven. Ja, zo zie ik dat.
• Passend aanbod van voorzieningen in de hele regio. Het aanbod van voorzieningen voor jongeren is scheef verdeeld in de regio. Jongeren moeten vaak noodgedwongen de regio verlaten om hulp te krijgen. Zij zijn afhankelijk van het aanbod in Zwolle. Dat betekent een verlies van sociale inbedding, waardoor de kans op sociale uitsluiting toeneemt.
38
Dakloosheid bij jongeren
• Jongeren en hulpverleners lopen vaak aan tegen lange en soms inefficiënte bureaucratische procedures. Dit levert vaak veel stress op. Hulpverlener: Ik heb wel altijd gezegd van als ik ooit stop met dit werk, is het dus inderdaad niet vanwege de jongeren, maar is het om die ontzettende bureaucratie, waar we mee te maken hebben en waar mensen alleen maar volgens protocollen kunnen werken, denken en leven en niet meer naar de mensen erachter kunnen kijken. Het niet meer kunnen snappen dat regeltjes er niet zijn om regeltjes te volgen, maar dat er regeltjes zijn om een aantal dingen in kaders te leiden en dat het soms ook nodig is om buiten de regeltjes om te gaan.
Voorbeelden zijn: • Voor het aanvragen van een uitkering is een ID-kaart nodig (deze zijn jongeren vaak kwijtgeraakt of deze is gestolen toen de jongere dakloos was), maar omdat er geen uitkering is, kan er geen ID-kaart aangevraagd worden, omdat dit geld kost. • Het maanden moeten wachten op een uitkering, waardoor jongeren onnodig (meer) schulden opbouwen. • Traagheid van informatievoorziening en rigiditeit bij grote organisaties, zoals verzekeringsinstanties en de sociale dienst. Jongere: Wanneer er bijvoorbeeld iets niet goed is en ik moet naar de gemeente Zwolle. Als ik zelf daar aan de balie zou staan dan raken ze altijd je papieren kwijt, waar je een maand op moet wachten, maar als je begeleider meegaat, bam kan het wel. We hebben een jongere gehad die moest voor een week naar [voorziening] toe, omdat er hier nog even geen plek was. Hij werd dus gewoon even geparkeerd. Door de sociale dienst wordt de uitkering stopgezet en gezegd: kom maar na een week terug. Vervolgens moet je weer 6 weken wachten voordat je een nieuwe uitkering hebt. Kijk dan denk ik van, dan ben je gewoon rottig bezig en dan doe je net alsof het uit je eigen zak komt. Dat lijkt nergens op.
• Aansluiten bij de leefwereld van de jongere. Het hanteren van strakke agenda’s werkt meestal niet bij deze groep jongeren. Hulpverleners: Het is toch een bepaalde vorm van bemoeizorg, als jij nee zegt dan neem ik niet zomaar genoegen, want ik weet dat jij in de shit zit en eigenlijk wel graag geholpen wilt worden. Wat de reguliere instantie doet: het algemeen maatschappelijk werk had intake gesprekken van 9 tot half 10 of van half 10 tot 10 uur, ja dat werkt bij mijn jongeren niet. Hij gaat gewoon niet naar afspraken toe. Eigenlijk zou hij daarin bij de hand moeten worden genomen en zou hij met iemand naar de afspraken moeten komen.
39
Dakloosheid bij jongeren
Versterken van outreachende hulpverlening (bemoeizorg) Hulpverleners geven aan dat een bepaalde groep jongeren niet in beeld is bij de opvangvoorzieningen. Dit zijn jongeren die niet begeleid willen worden. Zij hebben vaak een imposant verleden met de hulpverlening en zijn het vertrouwen in die hulpverlening vaak volledig kwijt. Zij zijn op een zekere manier ‘allergisch’ geworden voor alles wat met hulpverlening te maken heeft, maar het is de groep die eigenlijk de meeste hulp nodig heeft, aldus de hulpverleners. De grootste uitdaging ligt in het contact krijgen met jongeren die op straat leven, onder slechte omstandigheden bij ouders wonen of op tijdelijke logeeradressen verblijven. Blijkbaar nemen jongeren niet op tijd uit zichzelf contact op met hulpverlening. Van alle geïnterviewde jongeren zijn er twee jongeren actief benaderd door de hulpverlening zelf. Acht jongeren hebben uiteindelijk zelf het initiatief genomen om hulp te zoeken, nadat zij al erg ver waren afgegleden of zij werden gestimuleerd door een vriend of kennis om hulp te zoeken. Van de overige twee jongeren is het onduidelijk hoe zij precies in contact zijn gekomen met de hulpverlening. Om meer jongeren op tijd te kunnen bereiken en preventieve maatregelen te treffen, is het zaak jongeren meer bekend te maken met beschikbare hulp en de hulpverlening, zoals bemoeizorg, zo nodig uit te breiden of toegankelijker te maken. Adequate hulpverlening Op lokaal en regionaal niveau is er nog geen sluitende keten van hulpverlening voor dakloze jongeren. Zij kunnen onvoldoende terecht bij verschillende vormen van hulpverlening en opvang (van preventie tot nazorg) en zijn veelal aangewezen op de volwassenenzorg. Binnen de volwassenenopvang en de gespecialiseerde hulpverlening worden zij vaak beschouwd als verantwoordelijke volwassenen die zelf een hulpvraag moeten formuleren. Dit lijkt van jongeren teveel gevraagd. Eerder onderzoek heeft al bevestigd dat de gehanteerde leeftijdsgrens (18 jaar) binnen de Jeugdzorg leidt tot belemmeringen in de hulpverlening aan kwetsbare jongeren in de leeftijd van 18-23 jaar (Steketee, Vandenbroucke & Rijkschroeff, 2009). Voor een grote groep jongeren geldt dat zij gezien hun ontwikkeling vaak (nog) niet in staat zijn om zelfstandig te wonen. Veel steun ervaren jongeren niet door het ontbreken van een sociaal netwerk of een ondersteunde thuissituatie. Na het bereiken van de leeftijd van 18 jaar en het wegvallen van het verplichte kader van Jeugdzorg, raken zij uit beeld bij de zorg. Het gaat hier vaak om jongeren met ernstige psychische problemen en/of jongeren met verminderde verstandelijke vermogens (zogenaamde LVG problematiek). Door het ontbreken van een passend aanbod raken deze jongeren vaak tussen wal en schip. Ondanks dat hulpverlenende organisaties welwillend zijn om deze jongeren te helpen staan zij machteloos tegenover jongeren die aangeven geen hulp te wensen. Het merendeel van de hulpverleners binnen de voorzieningen geeft aan dat er een vorm van samenwerking is met gespecialiseerde hulpverleningsvormen. De samenwerkingsrelaties lijken regionaal verschillend te zijn. Er bestaat (nog) geen integraal aanbod. Er zijn verschillen in aanpak tussen instanties, maar ook verschillen in aanpak tussen individuele hulpverleners. Samenwerking zou meer structureel ingebed moeten worden in de huidige hulpverlening. Ditzelfde geldt voor samenwerking met instanties, als de sociale dienst, woningcorporaties en Jeugdzorg. Soms zijn er netwerkoverleggen waarbij er goede afspraken worden gemaakt over het hulpverleningstraject van een jongere, maar in de uitvoering blijkt het toch regelmatig mis te gaan. Dit komt deels door de complexe problematiek van de jongeren, waarbij veel afstemming nodig is. Jongeren hebben vaak te maken met ernstige psychische problematiek (GGZ),
40
Dakloosheid bij jongeren
psychosociale problemen en verslavingsproblematiek (verslavingszorg) en daarnaast kampt een substantiële groep met een licht verstandelijke beperking. Bovendien heeft een aantal jongeren in het verleden al te maken gehad met Jeugdzorg en met detentie (jeugdreclassering). Door onwetendheid van elkaars deskundigheid en door concurrentie tussen verschillende zorgaanbieders laat de samenwerking tussen de verschillende zorgaanbieders soms te wensen over. Passende opvang Jongeren verblijven doorgaans te lang in de laagdrempelige opvang, waar de wooncondities voor hen slecht zijn. Doordat de jongeren geen eigen plek hebben komen zij niet toe aan de benodigde rust. De uit- en doorstroom van jongeren stagneert mede doordat er onvoldoende vervolgopvang of woonruimte voor hen beschikbaar is. Bij enkele voorzieningen is er al sprake van een goede samenwerking met de woningcorporatie, waardoor jongeren relatief snel (met urgentie) in aanmerking kunnen komen voor een woning. Deze jongeren krijgen dan een jaar lang begeleiding vanuit de voorziening. De meest ideale situatie om een jongere te begeleiden volgens hulpverleners, zou zijn: Ja, dan zou zo'n pand moeten zijn met appartementen, waar een hulpverleningskantoor bij is en waar dag en nacht een hulpverlener zit. Maar waar je appartementen hebt waar een cliënt zelf voor zijn eten en voor zijn was kan zorgen. Dat hebben we hier niet. Waar ze hun eigen kamer hebben en een gezamenlijke keuken en gezamenlijk hun was kunnen doen. Wanneer je zoiets zou kunnen realiseren voor echt jongelui, zou dat natuurlijk wel geschikt zijn ja. Een heel laagdrempelige crisisopvang waar jongeren direct terecht kunnen en niet eerst weken lang op een wachtlijst staan, want dan is de motivatie al lang weer weg, maar gewoon meteen vanaf het begin dat iemand zich hier meld of op straat komt te staan, meteen daar terecht kan en dat gewoon heel praktisch hulp wordt opgepakt van ok ga je je opleiding afmaken, ga je werken of ga je in een leerwerktraject noem maar op. Heb je schulden, is er sprake van verslaving. Op alle gebieden hulp inzetten en niet alleen maar op school of inkomen.
Inzet politie/wijkagenten Politie en wijkagenten zijn meestal op de hoogte van wat er in een stad/wijk gebeurt. Zij hebben daarmee een belangrijke signalerende functie. Hiervan wordt nog niet optimaal gebruik gemaakt. Ook hier lijken contacten en initiatieven vooral af te hangen van de individuele hulpverlener of instantie. Hulpverlening aan jongeren uit detentie Jongeren die uit detentie komen krijgen geen of weinig begeleiding. Zij komen op straat terecht en zijn dan volledig op zichzelf aangewezen. Jongeren geven aan dat er aan het eind van hun detentie wel hulp wordt aangeboden. Jongeren willen dan graag snel weg, omdat zij dan al een tijd hebben vastgezeten. Dit aanbod wordt daarom vaak afgeslagen. Vanuit detentie vindt geen goede aansluiting plaats. Hulpverleners erkennen het gat waarin jongeren vallen als zij uit detentie komen. De zorg voor deze groep zou standaard geregeld moeten zijn.
41
Dakloosheid bij jongeren
5.6 Voorwaarden hulpverlening Bij alle (preventieve) acties geldt dat de geboden hulp moet aansluiten bij de behoeften en vragen van de jongeren, en hun achtergrond. Of hulpverlening daadwerkelijk aanslaat en effectief is, heeft vooral te maken met de persoon waarmee de jongere te maken heeft. Hieronder staat wat van essentieel belang is in het contact met de jongeren. • Betrokkenheid Verschillende jongeren ervaren geen betrokkenheid van de hulpverlener en voelen zich een nummer. Essentieel is, dat hulpverleners de jongere benaderen als persoon, daadwerkelijke interesse in haar of hem heeft, betrokken is en open staat voor zijn of haar verhaal. • Vertrouwen: doen wat je zegt en zeg wat je doet. Uit de gesprekken komt duidelijk naar voren dat het vertrouwen van jongeren in hulpverleners en soms in mensen in het algemeen ernstig is beschadigd. Het nakomen van beloftes en afspraken vinden jongeren belangrijk en zij willen graag goed geïnformeerd worden in zaken die hen aangaan: Ik heb toevallig net X gezien. Zij gaat over de financiën. Ik wist niet eens hoe ze eruit zag. Nou, ik vind dat raar. Ik wil gewoon weten waar mijn geld is en hoe het wordt beheerd en hoe dat in zijn werk gaat.
Het persoonlijke contact met de hulpverlener is essentieel om een hulpverleningstraject te doen slagen. Vertrouwen en respect zijn hiervoor onontbeerlijk. Het opbouwen van een band met een jongere is tijdsintensief en vraagt veel passie en doorzettingsvermogen van een hulpverlener. Zij moeten vaak door veel weerstanden heen voordat zij daadwerkelijk contact met een jongere hebben. Ontbreekt vertrouwen dan lijkt alle bemoeienis zinloos. Ik heb heel veel dingen zelf moeten doen in mijn leven. Dus als iemand anders dan ineens gaat zeggen hoe je het moet gaan doen, dan denk ik: van ja jongen, rot maar lekker op. Ik heb het altijd zelf gedaan en het is altijd goed gegaan, waarom zou het nu dan niet.
Ondanks dat jongeren het moeilijk vinden om aan te geven wat zij nodig hebben, geven zij aan dat het belangrijk is om af en toe een goed gesprek te hebben met iemand. Zelfs wanneer zij eerder aangaven dit niet te wensen, realiseren zij zich achteraf dat dit hen ten goede zou zijn gekomen. • Meer tijd en intensievere hulp. Jongeren vinden soms dat zij erg weinig begeleiding krijgen en dat er weinig tijd voor hen beschikbaar is. Bovendien versterkt dit het gevoel van jongeren dat zij beter geen hulp kunnen vragen, omdat de betreffende hulpverlener het al zo druk heeft. • Hulpverleners zouden meer samen met jongeren moeten ondernemen. Samen zaken regelen, samen op pad gaan en samen zaken uitzoeken. Het initiatief zou primair bij de hulpverlening moeten liggen en niet bij de jongere. Ook vanuit de hulpverlening wordt
42
Dakloosheid bij jongeren
gezegd dat veel jongeren hand in hand begeleiding nodig hebben. Een jongere zegt over zichzelf: Iemand moet me echt strakke begeleiding geven. Ik moet niet veel vrijheid hebben ofzo. Dat het niet maar een beetje half half is. Het moet strak. Echt wel intensieve begeleiding.
• Toegankelijkheid en bereikbaarheid van de persoonlijk begeleider. Dit betekent onder andere dat de hulpverlener tijd moet hebben, maar ook dat de jongere weet waar en wanneer de hulpverlener is te bereiken. Toegankelijkheid heeft ook betrekking op de houding van de hulpverlener. Deze dient open en uitnodigend te zijn. Bovendien moet diens case-load niet te groot zijn, zodat de gewenste hulp ook geboden kan worden. Sommige jongeren geven aan dat er te weinig hulpverleners zijn. Ze is er meestal dinsdag en donderdag. Gister heb ik dus hier op haar gewacht want dan zou ze er om 9 uur zijn. Ik heb hier tot half 10 gezeten. Ik had de dagbesteding gebeld dat ik later kwam. Maar ze was er niet en dan denk ik ja… Ik was die avond daarvoor naar de begeleiding gegaan van ik heb wat hulp nodig bij dingetjes. Ik zei, ik wil X [begeleider] spreken. Toen keek hij op het rooster en zei ze is er morgen wel. Ze was er helemaal niet. Nou ik kan daar heel slecht tegen.
• Continuïteit; een vaste begeleider. Jongeren hebben vaak te maken met veel wisselende begeleiders, waardoor het hulpverleningstraject stagneert. Onderstaand citaat van een hulpverlener illustreert dit. Dus alles om hem heen wisselt ook waardoor niemand vat op hem kan krijgen. Nu ben ik zijn begeleider en half jaar terug was dat mijn collega en een halfjaar daarvoor was het weer een andere collega van hier.
• Stigmatisering Diverse jongeren geven aan moeite te hebben met het stigma dat zij met zich meedragen door hun verleden (drugsgebruik, criminaliteit, prostitutie etc.). Niet alleen hun verleden dragen zij met zich mee, maar ook de diagnose die moet worden gesteld om in aanmerking te komen voor een zorgindicatie. Die diagnose ervaren zij als zeer belastend. Zij voelen die als opgedrongen, en vinden bovendien de diagnose niet altijd passend. Daarnaast zegt een jongere dat het wonen in een opvangvoorziening de kans op het krijgen en behouden van een baan negatief beïnvloedt. Een jongere vermoedt de deur te zijn gewezen bij een bedrijf nadat zij erachter kwamen dat hij in de opvang verbleef. Sinds zij in het bedrijf op de hoogte waren van zijn situatie, kreeg hij het idee dat leidinggevenden anders naar hem keken. Ook hulpverleners herkennen dit probleem. Als je zegt dat je in De Herberg zit, dan heeft iedereen zoiets van: ‘wat is er aan de hand?’. Als uitzendbureaus eenmaal weten dat ze hier zitten dan zijn ze heel terughoudend.
43
Beschouwing
Hoofdstuk 6 Beschouwing 6.1 Het onderzoek Dit rapport beschrijft de resultaten van onderzoek naar risico’s van uitsluiting en dakloosheid bij jongeren, de routes van jongeren naar dakloosheid en mogelijkheden om dakloosheid bij deze groep te voorkomen. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de gemeente Zwolle die in haar beleid voor zwerfjongeren beter wil aansluiten bij de ervaringen en expertise van de jongeren zelf en de betrokken hulpverleners. In onderhavig onderzoek zijn in diepte interviews de persoonlijke ervaringen en opvattingen van jongeren en hulpverleners onderzocht over achterliggende factoren en mechanismen bij het dakloos worden, en de geboden en gewenste hulp en steun tijdens dit proces. Dit kwalitatieve onderzoek, uitgevoerd door het Onderzoekscentrum maatschappelijke zorg, is een belangrijke verdieping van profielbeschrijvingen van dakloze jongeren. Er zijn twaalf interviews met jongeren en zeven interviews met bij hen betrokken hulpverleners gedaan. Om een zo breed mogelijk beeld te krijgen van de jongeren zijn zowel feitelijk als residentieel dakloze jongeren geïnterviewd met een zo groot mogelijke verscheidenheid aan achtergrondkenmerken. Gezien het beperkte aantal interviews dat is gedaan, ook met hulpverleners, is enige voorzichtigheid geboden bij de interpretatie van de gegevens. Zo is niet uit te sluiten, dat er naast de onderscheiden routes naar dakloosheid bij jongeren, nog andere routes bestaan. Dit laat onverlet, dat de verhalen van de geïnterviewde jongeren en hulpverleners belangrijke inzichten geven in wat er in het proces van dakloos worden van jongeren gebeurt en wat er kan en zou moeten gebeuren om de hulpverlening aan deze jongeren te verbeteren en dakloosheid bij deze groep te voorkomen.
6.2 Risico’s en routes De jongeren en hulpverleners noemen diverse risicofactoren en stressoren die meespeelden bij het dakloos worden. De jongeren hebben vaak al veel meegemaakt. Hun jonge leven kenmerkt zich door vele ruzies thuis, fysieke en psychische mishandeling, middelengebruik van ouders en scheidingen. Zij hebben ernstige psychische en psychosociale problemen, een zwakke maatschappelijke positie en hebben de aansluiting bij maatschappelijke instanties vaak verloren. De gevonden routes naar dakloosheid zijn geworteld in conflicten thuis, gebrek aan praktische vaardigheden, psychische problemen van de jongeren en werkloosheid. Jongeren worden thuis weggestuurd of lopen zelf weg. Hierna wordt aan de hand van het model van sociale kwaliteit, geordend naar de vier condities, een overzicht gegeven van de gevonden risico’s van dakloosheid bij jongeren. Wij bouwen hierbij voort op het overzicht zoals dat door Wolf is gemaakt op basis van onder meer een internationale literatuurstudie naar risicofactoren van sociale uitsluiting & dakloosheid (Wolf, 2008; Wolf & Van Luijtelaar, 2010). Sommige jongeren raken niet eenmalig dakloos in hun leven maar komen herhaaldelijk op straat terecht. Later komen zij via een kennis of vriend in contact met de hulpverlening en anderen nemen zelf hiertoe het initiatief op een later moment. Tijdens het dieptepunt van hun leven lijkt er een overlevingsmechanisme in werking te treden in de vorm van onverschilligheid of berusting. Jongeren trekken zich terug uit relaties en instituties (school et cetera) en maken zich onvindbaar voor de hulpverlening. Er lijkt een vorm van zelfuitsluiting op te treden. Op een gegeven moment komt bij hen het besef zo niet te willen leven, en zoeken zij toch contact met hulpverlening. 44
Beschouwing
© J. Wolf 2008
Figuur 2 Model van sociale kwaliteit en risicofactoren
6.3 Hulp van informele en formele relaties Dit onderzoek geeft inzicht in de kracht en zwakte van de geboden hulp (formeel en informeel) en de onbenutte mogelijkheden tot hulpverlenen. Kenmerkend bij de jongeren is, dat belangrijke ‘steunstructuren’ ontbreken. Zij staan er vaak al op heel jonge leeftijd alleen voor en zij kunnen vrijwel nergens op terugvallen. Tegelijkertijd ontstaan er soms weer andersoortige bindingen, denk aan de inbedding in de straat- of drugscene. Sommige jongeren doen juist hun best om zich onzichtbaar te maken voor de buitenwereld (familie en vrienden). Vooral schaamte lijkt hierbij een rol te spelen, maar ook vertrouwen dat jongeren in anderen hebben. Contacten met vrienden lijken veelal oppervlakkig van aard. De ernst van de problemen is bij deze vrienden niet bekend. Jongeren zelf weten vaak niet hoe zij hulp kunnen inschakelen en hoe hun netwerk daarbij kan helpen, en denken vooral dat zij het allemaal zelf moeten oplossen. Naast het ontbreken van een sociaal netwerk en de gebrekkige aansluiting van de hulpverlening, wijzen jongeren en hulpverleners op het volgende: • Het systeem waarvan jongeren deel (gaan) uitmaken is ongezond en maatschappelijk geïsoleerd, en belemmert ook het ontwikkelingsproces en de competentieontwikkeling bij de jongeren. De leden van het systeem (ouders, hulpverleners, verkeerde vrienden) zijn vaak zelf geen goede voorbeelden, hebben hun beperkingen en problemen, en in combinatie met ongezonde systeeminteracties leidt dat tot ontmoediging en een laag zelfbeeld. • Maatschappelijke instituties, zoals scholen, kunnen jongeren kansen bieden, maar lijken ook cruciale kansen te missen bij het opvangen en begeleiden van jongeren in problematische situaties. 45
Beschouwing
• Hulpverleners en jongeren benoemen de gebrekkige aansluiting van de geboden hulp aan jongeren en het ontbreken van passende voorzieningen voor jongeren.
6.4 Optimale hulpverlening en mogelijkheden tot preventie Als het om optimale hulpverlening gaat, maken jongeren en hulpverleners duidelijk dat als jongeren aankloppen voor hulp er direct actie wordt ondernomen. Steeds moet rekening gehouden worden met de fase waarin een jongere zich bevindt. Zowel bij te snelle als te trage hulpverlening raakt het contact met de jongere verloren. De aansluiting en afstemming van zorg is niet optimaal. De jongeren hebben behoefte aan zorg op maat, zowel in kwaliteit als kwantiteit. Een tekort wordt gesignaleerd aan voorzieningen specifiek voor zwerfjongeren. Zij komen veelal in voorzieningen terecht die zich richten op volwassenen, waar de woonomstandigheden niet passen bij hun situatie. Jongeren hebben door hun teleurstellingen en negatieve ervaringen een zekere aversie opgebouwd tegen hulpverlening. Het goed omgaan hiermee vereist van professionals veel openheid en doorzettingsvermogen. Een pro-actieve houding is onontbeerlijk. Jongeren en hulpverleners geven duidelijk aan waar de behoeften van jongeren liggen: zij willen graag dat hulpverleners bereikbaar zijn en betrokkenheid tonen. Daarnaast willen zij graag snel geholpen worden en niet tijden op een wachtlijst staan. Dit correspondeert met eerdere bevindingen van Wolf en Van der Laan (2005), namelijk dat hulp direct beschikbaar moet zijn (laagdrempeligheid). Jongeren willen graag een vaste begeleider waar zij op kunnen terugvallen (verantwoordelijkheid). Zij wensen hulpverleners die betrokken zijn en in hen als persoon zijn geïnteresseerd (betrokkenheid), zorg die op alle leefgebieden is gericht (integraliteit) en eenduidig en consistent is (eenduidigheid). Daarnaast moet de zorg afgestemd zijn op de jongere (flexibiliteit). Belangrijk is om te voorkomen dat jongeren opnieuw dakloos raken of verder afglijden. Hulpverleners geven aan dat veel van de jongeren die eerder zijn opvangen na jaren opnieuw aankloppen voor hulp vanwege dakloosheid. De jongeren blijken niet in staat om zelf een huishouden te voeren (dit benoemen zij zelf ook). Verschillende hulpverleners pleiten ervoor om budgetteren tot een prominent onderdeel te maken van de hulpverlening aan jongeren. Sommige jongeren zouden volgens hen zelfs levenslang begeleid moeten worden in het omgaan met geld. Dit onderzoek wijst op mogelijkheden om (hernieuwde) dakloosheid bij jongeren te voorkomen: • Goede structurele samenwerking tussen opvangvoorzieningen, gespecialiseerde hulpverlening en andere maatschappelijke diensten en instituties (GGZ, verslavingszorg, Jeugdzorg, woningcorporaties, sociale dienst, scholen, outreachend werk, etc.) is noodzakelijk om tegemoet te kunnen komen aan de hulpbehoeften van de jongeren en om preventief te kunnen ingrijpen. • Een aanbod voor jongeren die uit Jeugdzorg en detentie komen. Deze groep blijkt nog steeds vaak op straat terecht te komen omdat er weinig voor hen geregeld is. Dit vereist ook een goede samenwerking tussen de gemeente en de provincie. • Een sluitende keten van hulpverlening, van preventie tot nazorg. Op dit moment zijn er bijna geen voorzieningen die zich specifiek richten op de zorg aan jongeren in de centrumregio Zwolle.
46
Beschouwing
• Voldoende (semi) zelfstandige woonruimten, en dat betekent de noodzaak tot vergroting van de capaciteit. • Veel jongeren zijn gestopt met school, zij zijn werkloos en hebben een instabiel sociaal netwerk. Interventies die zijn gericht op het aanleren van basisvaardigheden, een passende opleiding en arbeidstrainingen zijn zeer wenselijk. Daarnaast zijn er trainingen nodig die het zelfvertrouwen en de eigenwaarde van deze jongeren versterken. • Een pro-actieve rol van de hulpverlening. Veel jongeren komen pas in contact met de hulpverlening als zij zelf – vaak pas na lange tijd – daartoe het initiatief nemen. Zij zijn dan al erg ver afgegleden. Essentieel is eerder ingrijpen onder meer door het vergroten en versterken van het outreachende werk. Een grotere groep zal dan eerder geholpen kunnen worden. • Aanpassen van bureaucratische procedures zodat sneller en efficiënter handelen mogelijk is. Dakloosheid onder jongeren kan niet bestreden worden met enkelvoudige beleidsmaatregelen; een meersporenbeleid is nodig. Gerelateerd aan alle condities van sociale kwaliteit moeten interventies beschikbaar zijn om te voorkomen dat een jongere (opnieuw) dakloos wordt. Het is cruciaal om daarbij uit te gaan van de geschiedenis van deze jongeren, hun huidige situatie, mede in relatie tot hun toekomstperspectief en mogelijkheden. Jongeren die opgroeien in problematische gezinssituaties zijn geneigd om de interactiestijl en beelden over te nemen (over ‘vaders’ en ‘moeders’, over rechtvaardigheid, hulpverlening, instituties, de samenleving in het algemeen) die zij van huis uit hebben meegekregen. Wat zij zelf aan ingrijpende gebeurtenissen en tegenslag meemaken werkt hierop versterkend en bevestigend. Onbedoeld gevolg is, dat jongeren vaak op zoek gaan naar situaties en omstandigheden die lijken op wat zij kennen (Caspi et al., 1987). Belangrijk is, die interacties en beelden samen met de jongeren bij te stellen, om daarmee het patroon (van intergenerationele overdracht) te kunnen doorbreken.
Figuur 3 Model van sociale kwaliteit en condities van participatie
© J. Wolf 2008
47
Literatuur & bronnen
Literatuur & bronnen • Altena, A., Jonker, I., & Wolf, J. (2009). Profiel van meiden en moeder in de residentiële opvang. Nijmegen: UMC St Radboud. • Butterfield, L.D., Borgen, W.A., Amundson, N.E., & Maglio, A.S.T. (2005). Fifty years of the critical incident technique: 1954–2004 and beyond, Qualitative Research, 5, pp. 475–497. • Caspi, A., Bem, D. J., & Elder, G. H. (1987). Moving against the world: Life-course patterns of explosive children. Developmental Psychology, 23, 308-313. • Maaskant, J. (2005). ‘Bandieten’, ‘dissidenten’,’weglopers’ of ‘verschoppelingen’? Profielen van dakloze jongeren. Rotterdam: Dienst sociale zaken en werkgelegenheid. • Maesen, L. J. G. v. d. & Walker, A. C. (2005). Indicators of Social Quality: Outcomes of the European Scientific Network. European Journal of Social Quality, 5. • Neubourg, C.R.J.D., & Steffens, P. (2005). European network indicators of social quality. University of Maastricht. • Slesnick,N., Dashora,P., Letcher,A., Erdem, G., Serovich, J.(2009). A review of services and interventions for runaway and homeless youth: moving forward. Children and youth services review,31 (7), pp 732-742. • Steketee, M., Vandenbroucke,M. & Rijkschroeff (2009). (Jeugd) zorg houdt niet op bij 18 jaar. Utrecht: Verwey-Jonker instituut. • Wolf, J., Altena, A., Christians, M., & Beijersbergen, M, (2010). Onderzoek naar dakloze jongeren in de centrumregio Zwolle. Nijmegen: UMC St Radboud. • Wolf, J. & Laan, G. van der (2005). De bitterzoete werkelijkheid: De relatie tussen methodiek en organisatie en een begeleid wonen-project voor zwerfjongeren. Amsterdam: uitgeverij SWP. • Wolf, J., Van Luijtelaar, M. (2010). M. Risico en interventietaxatie bij sociale kwetsbaarheid. Unpublished manuscript, Nijmegen: UMC St Radboud. • Wolf, J. (2005). Wat de opvang wil weten: Kennisprogramma maatschappelijke opvang & vrouwenopvang. Amsterdam: Uitgeverij SWP. • Wolf, J. Basisboek: eigen krachtbenadering bij dak- en thuisloze jongeren. (in voorbereiding). • Wolf, J. (2009) Sluit kwetsbare burgers niet buiten maar binnen. WMO Magazine:10–12.
48