GEMEENTERAAD VAN SLIEDRECHT NOTULEN VAN DE OPENBARE VERGADERING GEHOUDEN OP DINSDAG 29 NOVEMBER 2011
Voorzitter: mevrouw A.G.M. van de Vondervoort Griffier: de heer A. Overbeek Verslag: mevrouw E. Verveer, bureau Getikt (af audio)
Aanwezig:
19 leden: de heer T.C.C. den Braanker, mevrouw M.J. BisschopRoodbeen, de heren M.C. Quist, L.A. Huijser, M. Visser, mevrouw H.M. Mulder, de heren C.N. de Jager, V.E Prins, W.J. Dunsbergen, K. Kuiken, mevrouw G.J. Visser-Schlieker, de heren M. Sneijder, W.H. Blanken, T.W. Pauw, mevrouw C.A. de Bruin, de heren A. van Gameren, J.J. Huisman, L. van Rekom, mevrouw C.E. Verschoor-Bijderwieden
Afwezig:
-
Namens het college:
de wethouders J.P. Tanis, J.A. Lavooi en A. de Waard
1. OPENING EN LOTING T.B.V. STEMMING EN VOLGORDE SPREKERS De voorzitter Goedenavond allemaal. Ik open de vergadering. Hartelijk welkom bij de vergadering van de gemeenteraad van Sliedrecht. Er zijn geen afmeldingen. Als er stemmingen aan de orde zijn, dan beginnen we bij nummer 14, de heer Dunsbergen. 2. SPREEKRECHT BURGERS OVER GEAGENDEERDE ONDERWERPEN Personen die willen inspreken over geagendeerde onderwerpen dienen dit uiterlijk vóór 12.00 uur op de dag van de raadsvergadering aan de griffier te melden. De spreektijd is maximaal 5 minuten per persoon. De voorzitter Er zijn geen mensen die zich hebben gemeld voor het spreekrecht. 3. VASTSTELLEN AGENDA De voorzitter Ik zou u willen voorstellen het volgende te doen. Om uiterlijk twintig voor elf te beginnen met afscheid nemen van de heer Van Meeuwen, om te proberen, en daar doe ik een beroep op u, de agenda voor die tijd af te handelen. Mocht het nu zo zijn dat de agenda niet kan worden afgehandeld, dan is er 20 december een extra raadsvergadering voorzien in verband met de verordening vertrouwenscommissie en dan zouden we de resterende agendapunten op die avond kunnen toevoegen. Het lijkt mij geen gewenste avond om ver na elven uit te lopen, vandaag. Bent u het daarmee eens om het zo aan te pakken? Ja? Dank u wel en dan hoop ik dat u in uw woordvoering
voor zover mogelijk probeert om rekening te houden met de tijdsdruk die we hebben. Dan gaan we naar het vaststellen van de agenda. U hebt nagezonden gekregen een gewijzigd raadsvoorstel en raadsbesluit bij agendapunt 13 wat betrekking heeft op de resultaten van de Resultaatbestemming jaarrekeningresultaat 2010, naar aanleiding van de vergadering in de opiniërende bijeenkomst. Ter tafel heeft u aangetroffen een aangepast besluit met betrekking tot de economische visie zoals die ook was toegezegd in de opiniërende bijeenkomst. Mag het dat zijn voor vandaag? Dan doen we dat zo. 4. VASTSTELLEN VAN DE NOTULEN VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN 13 EN 27 SEPTEMBER 2011 EN 24 EN 25 OKTOBER 2011 De voorzitter Er zijn geen wijziging voorstellen bij de griffier binnengekomen; is er iemand die desondanks het woord vraagt over de notulen? Dat is niet het geval. Dan zijn die hiermee vastgesteld. 5. INGEKOMEN STUKKEN EN MEDEDELINGEN Voor kennisgeving aannemen: 1. Ontslagbrief van mevrouw G.J. Visser-Schlieker als lid van de Auditcommissie van Sliedrecht 2. Ontslagbrief van mevrouw M.M. de Jager-van ’t Kruijs als burgerraadslid 3. Toekomst Drechtsteden: Plannen voor de proeftuin beleid en dienstverlening 4. Monitor Communicatie en Bestuur Drechtsteden 2011 De voorzitter Is er iemand die hierover het woord vraagt? De heer Van Rekom. De heer Van Rekom Dank u wel, voorzitter. Het gaat in dit geval over de brief proeftuinen Drechtsteden, brief 3. Dat roept bij de VVD toch nog vragen op; een proeftuin om de dienstverlening naar onze burgers efficiënter te laten verlopen. Dan heb je het over stroomlijnen van systemen, het delen van expertise op het gebied van belastingen et cetera en het opleiden van medewerkers in de dienstverlening. Als het gaat om het proeftuinbeleid, begrijpen we er uit dat ambtenaren onderling worden uitgewisseld of samengebracht om al dan niet lokaal beleid te maken. De strategische passage zoals die in het ingekomen stuk staat over de trekkracht van de stedelijke gebieden, getuigt wat ons betreft van een misplaatste ambitie. Ik lees een deel van de passage voor. "De ruimtelijke, economische en sociale doelstellingen van een stedelijk netwerk Drechtsteden zijn identiek aan die van een hoogwaardige stad. Het gaat dan onder meer om een grote diversiteit aan leef-, woon- en werkgemeenschappen, maar ook om voldoende hoogwaardige voorzieningen en werkgelegenheid. Om die doelen te realiseren is opschaling naar een samenhangend functioneren op de schaal van 260.000plus inwoners nodig. Alleen dan doen we mee in de ontwikkeling van de komende decennia", zo wordt hier geschreven. Een verzorgingsgebied van die omvang is nodig voor de topvoorzieningen van de Drechtsteden in bovenregionaal perspectief. Nou, onder de rook van Rotterdam proberen we dus met zes gemeenten een hoogwaardige stad te zijn; weliswaar met zes autonome gemeenten, wordt nog terloops in de passage aangegeven. De VVD heeft al eerder aangegeven dat samenwerking niet stopt bij de grenzen van de Drechtstedengemeenten. De proeftuinen gaan op 1 januari 2012 van start op een moment dat we de discussie over de toekomst van Sliedrecht nog moeten afronden. Dat vinden we jammer, omdat we liever zien dat we eerst zelf bepalen hoe verder te gaan met Sliedrecht. Dat de proeftuinen worden gestart zonder concrete taakstellingen betreuren we, omdat destijds de taakstelling bij het Service Center Drechtsteden niet gehaald zou zijn. De voorzitter Meneer van Rekom, mag ik u even onderbreken? Want ik wil u best nog een paar zinnen laten afmaken, maar het voorstel is hier: voor kennisgeving aannemen. Als u het echt inhoudelijk wilt bespreken, moeten we het even terugdoen naar de opiniërende bijeenkomst. Maar als u nog een paar opmerkingen wilt maken, laat ik u even uw gang gaan. De heer Van Rekom Ik vind het dusdanig belangrijk, dat moge duidelijk zijn, dat ik hier toch nog de nodige aandacht aan wil besteden, ondanks dat ik snap dat de heer Van Meeuwen afscheid moet nemen.
- 222 -
De voorzitter Nou, dat is niet de reden. Het gaat mij even om het proces bij ingekomen stukken. De heer Van Rekom Oké. De heer Van Meeuwen Maar ik vind het ook wel interessant, hoor. De heer Van Rekom Ik merk het aan u. De voorzitter De heer Van Rekom maakt even zijn opmerkingen af. De heer Van Rekom Ik had het over een van de redenen waarom er geen concrete taakstellingen zijn benoemd: omdat destijds de taakstelling van het Service Center Drechtsteden niet zou zijn gehaald. Wij vinden het dan ook een beetje flauw om dan nu om die reden geen concrete taakstellingen te benoemen. Voor je het weet zijn we aan het proeftuinen zonder dat duidelijk is wat we na een jaar bereikt hebben. We hebben het in de raad heel vaak over kaders; deze kaders mis ik als het gaat om deze proeftuin. Wij zouden graag zien dat dit geheel meer concreet gemaakt zou worden; dat maakt het begrijpen van dit document wellicht veel meer logischer en leesbaarder dan het nu is. En als het gaat om uw opmerking, om het verzoek om dit nog eens een keer nader te bespreken: wat de VVD betreft graag. Maar wij gaan er van uit dat het door u beloofde stuk aangaande de toekomst wat mij betreft de basis kan zijn om die discussie te voeren. Dank u wel. De voorzitter Dan kan ik concluderen dat u op dit moment het stuk wel voor kennisgeving aan wilt nemen, maar dat u de inhoudelijke overwegingen wilt betrekken van uw kant bij de discussie over de toekomst. Dan stellen we aldus vast. Ja? Dan zijn de ingekomen stukken conform het voorstel besloten. 6A. ONDERZOEK GELOOFSBRIEVEN RAADSLID DE HEER M.C. QUIST De voorzitter Ik zou willen vragen of de Commissie voor Onderzoek van de Geloofsbrieven zou willen bestaan uit mevrouw de Bruin, de heer Dunsbergen en mevrouw Verschoor. Bent u daarmee akkoord? Dan schors ik de vergadering voor het onderzoek van de geloofsbrieven. Als de commissie even met de griffier meeloopt en de rest hier blijft, dan kunnen we de vergadering snel hervatten. SCHORSING De voorzitter Ik heropen de vergadering. Ik vraag mevrouw de Bruin om de bevindingen van de Commissie Geloofsbrieven aan de raad bekend te maken. Mevrouw De Bruin Voorzitter. De commissie uit de raad van de gemeente Sliedrecht, in wier handen werd gesteld de geloofsbrieven en verdere bij de Kieswet gevorderde stukken, ingezonden door de heer M.C. Quist, die op 5 maart 2010 is benoemd tot lid van de raad van de gemeente Sliedrecht, rapporteert aan de raad van de gemeente Sliedrecht dat zij bovengenoemde bescheiden heeft onderzocht en in orde bevonden. Gebleken is dat de benoemde aan alle in de Gemeentewet gestelde eisen voldoet. De commissie adviseert zijn toelating als lid van de raad van de gemeente Sliedrecht. De voorzitter Dank u wel. Stemt u in met dat voorstel? Dat is het geval. Dan is de heer Quist benoemd tot lid van deze raad en kunnen wij nu overgaan tot de beëdiging en installatie van de heer Quist. 6B. BEËDIGING EN INSTALLATIE RAADSLID DE HEER M.C. QUIST De voorzitter Ik vraag de heer Quist naar voren te komen. Zoals velen weten bent u al een tijdje actief in de gemeenteraad van Sliedrecht als burgerraadslid en u maakt nu de stap naar het raadslidmaatschap. U weet dat u daarvoor de eed of de gelofte af moet leggen. U hebt er voor gekozen
- 223 -
om de eed af te leggen. Die zal ik u voorlezen en als ik die heb voorgelezen is het aan u om aan te geven: Zo waarlijk helpe mij God Almachtig onder het opsteken van de vingers van uw rechterhand. “Ik zweer dat ik, om tot lid van de raad van Sliedrecht benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd. Ik zweer dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk, enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen. Ik zweer dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als lid van de raad naar eer en geweten zal vervullen.” De heer Quist Zo waarlijk helpe mij God Almachtig. De voorzitter Dan bent u lid van deze raad. Ik wens u daarmee van harte geluk. Ik schors voor enkele ogenblikken, zodat er gelegenheid is om ons nieuw benoemde raadslid geluk te wensen. En voor u is er nog een mooie bos bloemen. De voorzitter Ik heropen de raadsvergadering en wens het nieuw toegetreden raadslid veel succes met zijn raadswerk. 7. HAVENVERORDENING De voorzitter Ik neem aan dat ik kan vaststellen dat u instemt met het voorstel? Dat is het geval? Conform besloten. 8. FINANCIËLE BIJDRAGE AAN YULIUS IN COMBINATIE MET EEN SUBSIDIE AAN CRESCENDO De voorzitter Wie vraagt daarover het woord? De heer Sneijder heeft als eerste het woord. De heer Sneijder Voorzitter, dank u wel. De Grote Rivieren. Zo heette vijf jaar geleden het instituut Yulius. Vijf jaar geleden heeft deze raad in meerderheid besloten om 400.000 euro bij te dragen aan de totstandkoming van een gezondheidscentrum onder een aantal voorwaarden. Die voorwaarden waren onder andere dat de Drechtsteden zou meedoen voor ook 4 ton en dat zij zelf zouden bijdragen voor 4 ton. Dat waren in de ogen van PRO Sliedrecht best wel heldere kaders. Het kan niet linksom, het kan niet rechtsom, er zijn drie kaders. Onder voorwaarde van die drie kaders doet deze gemeenteraad mee. Voorzitter, er ligt nu een nieuw voorstel, vijf jaar later. De Grote Rivieren bestaat niet meer; het is nu Yulius. Het bouwplan is een aantal keren gewijzigd. Die wijziging heeft de Drechtsteden ertoe gedwongen om die vier ton niet meer bij te dragen. Dat was toch wel één van de kaders van deze raad om mee te blijven doen. Yulius wist dat en de Grote Rivieren wist dat. PRO Sliedrecht is van mening dat we vast moeten houden aan die kaders. Het is helder. Drechtsteden heeft gezegd: wij doen niet mee. De gemeente Sliedrecht hoort te zeggen: wij doen niet meer mee. Als ik dan lees in de achterliggende stukken dat Yulius onder andere als reden aangeeft: we willen toch graag een bijdrage van u, gemeente Sliedrecht, om de relatie goed te houden, dan vind ik dat toch wel sterk, zo'n uitspraak van Yulius. Ik zou daar best wel sterke bewoordingen voor kunnen gebruiken; die horen hier niet thuis, maar u begrijpt denk ik waar ik heen wil. PRO Sliedrecht gaat niet meestemmen en is tegen het voorstel om een bijdrage te leveren aan Yulius. Mochten er argumenten komen als: ja, maar je moet toch betrouwbaar zijn als overheid; nou, ik denk dat we reuze betrouwbaar zijn op dat gebied. De kaders zijn helder, daar voldoen we aan, klaar. Destijds was er ook een belofte aan Crescendo om te wachten met renoveren op de gebouwen van Yulius; die zouden daar ook aan bijdragen, aan de renovatie en van eventuele uitplaatsing van Crescendo is nog sprake geweest. Al die bouwplannen zijn gewijzigd; daar kan Crescendo niks aan doen. Crescendo heeft netjes afgewacht en daar gaat de uitspraak betrouwbaarheid van bestuur dan weer wel op, vind ik. Dus PRO Sliedrecht gaat voor de 75.000 euro van Crescendo stemmen. Dat was het, voorzitter. De voorzitter Dank u wel. De heer Prins.
- 224 -
De heer Prins Dank u wel, voorzitter. Ik zal proberen het kort te houden. Het voorgestelde besluit bestaat uit drie besluitpunten. De 232.750 euro aan Yulius, daar gaan wij mee akkoord. Het verstrekken van 75.000 euro aan Crescendo, daar hebben wij een kanttekening bij. Het zou natuurlijk kunnen dat er een aanbestedingsvoordeel is. Dus wij wilden graag de toezegging van de wethouder dat in plaats van 75.000 euro er komt te staan: maximaal 75.000 euro. Datzelfde geldt voor besluitpunt 3; ook daar maximaal 75.000 euro. Het gaat om 30% van, zoals het er nu naar uitziet, 250.000 euro. Stel dat die 250.000 euro lager uitvalt, dan is 30% van dat bedrag ook lager dan 75.000 euro. Dank u wel. De voorzitter Dank u wel. Zijn er nog anderen uit de raad? De heer Sneijder. De heer Sneijder Voorzitter, mag ik vragen aan de heer Prins waarom het CDA voor stemt? Hecht het CDA aan de kaders van vijf jaar geleden, ja of nee? De heer Prins Ik heb de informatie gelezen en volgens mij hoeven wij nu minder bij te dragen dan dat wij enkele jaren geleden hadden bepaald. Ik heb hier een interne e-mail die bij de ingekomen stukken lag en daar staat dat oorspronkelijk afgesproken was dat de gemeente 400.000 euro bij zou dragen en nu 232.750 euro. Het lijkt me alleen maar goed dat we minder hoeven bij te dragen. De heer Sneijder Dat was niet helemaal de vraag. De vraag was: wat vindt u van het overschrijden van de kaders van vijf jaar geleden? Dat het bedrag lager is, is mooi meegenomen, alleen: de gemeenteraad heeft besloten om op die voorwaarden mee te doen. En geen van die voorwaarden bestaat nog. De heer Prins Nou, zoals het er nu naar uitziet: wij kunnen instemmen met het besluit wat er nu ligt. De voorzitter Dank u wel. Nog anderen uit de raad die in vervolg op de inbreng van PRO Sliedrecht en het CDA het woord wensen? Dat is niet het geval. Wethouder Lavooi, aan u is een vraag gesteld met betrekking tot de subsidies. Wethouder Lavooi Dank u wel, voorzitter. In de richting van de fractie van het CDA: ik meen dat we daar in de opiniërende vergadering ook al op zijn ingegaan. Maar nog even wellicht ten overvloede: de bijdrage geraamd aan Crescendo van 75.000 is gebaseerd op een kostenbegroting van de kant van het bestuur. Overigens, van de kant van het bestuur van Crescendo op een zeer creatieve manier tot stand gebracht, inclusief het inschakelen van een Leerlingenwerkplaats enzovoort. Ik ben er van overtuigd dat als we dit op de reguliere manier hadden gedaan via aanbesteding enzovoort, dat Crescendo er heel wat duurder was uitgekomen. Dat terzijde. We hebben met elkaar afgesproken en ik wil dat graag nog een keer bevestigen, dat het bedrag van max 75.000 uiteindelijk beschikbaar wordt gesteld op basis van een nog te leveren eindafrekening van de kant van het bestuur van Crescendo. Dus daar kan geen misverstand over zijn. De voorzitter Ik ga er van uit dat iedereen er mee instemt dat in dit besluit onder 2 moet worden gelezen: max 75.000 euro. Bij besluitpunt 3 ook; dat spreekt vanzelf, want dat is het vervolg op 2. Dat is het geval? Is er iemand die stemming vraagt, anders dan de aantekening, gemaakt door de fractie PRO Sliedrecht die geacht wil worden te hebben tegengestemd tegen punt 1 en daarmee tegen 3, in het verlengde van 1? Dan is aldus besloten. 9. RAPPORT TOEKOMSTVISIE KERKBUURT EN DE MEMO VERVOLGSTAPPEN De voorzitter Wie wenst het woord? De heer Van Rekom, de heer Prins, de heer Huijser, de heer Pauw, de heer Huisman. De heer Van Rekom heeft het woord. De heer Van Rekom Dank u wel, voorzitter. De VVD heeft in haar fractievergadering lang gediscussieerd over de Toekomstvisie van de Kerkbuurt en dat is voor de VVD ongewoon. Het moge
- 225 -
duidelijk zijn dat de VVD de ondernemers op de Kerkbuurt daar waar mogelijk wil ondersteunen. Zoals al eerder is aangegeven, is de laatst gehouden Late Summer Fair een lichtend voorbeeld van hoe ondernemers zonder al te veel middelen een succesvol event kunnen organiseren. Dit roept de vraag op of een duidelijke entree aan de westzijde en het korter maken van de Kerkbuurt in het oosten het tij zal keren voor de winkeliers op de Kerkbuurt. Begrippen als trekkers, branches en looproutes lijken achterhaald door de snel groeiende internetverkopen. Winkeliers kunnen de te hoge huren nauwelijks nog opbrengen bij de huidige neerwaartse omzetten. Uit de door de ondernemers gehouden enquête blijkt dat geen enkele winkelier van plan is te investeren in het exterieur van de winkel en ruim 60% is helemaal niet van plan om te investeren; ook intern niet. Wij vragen ons dan ook af wat het nut is om een vervolgonderzoek van 35.000 euro op te starten om de ontwikkelvisie nader te concretiseren. De uitkomst zal dan ongetwijfeld zijn dat het veel geld gaat kosten om de visie te realiseren. Geld waarvan de ondernemers eigenlijk al hebben aangegeven niet bereid te zijn het te investeren in de Kerkbuurt. Dit leidt er uiteindelijk alleen maar toe dat alleen de gemeente financieel kan bijdragen aan een aantrekkelijke Kerkbuurt. Zoals bekend is de VVD er een groot voorstander van dat de ondernemers het voortouw nemen in ontwikkelingsinitiatieven en dat de gemeente daar waar mogelijk faciliteert en stimuleert. Wij stellen dan ook voor dat de winkeliersvereniging de Kerkbuurt tezamen met de Centrummanager met voorstellen komt om invulling te geven aan de voorliggende Toekomstvisie. De nu benodigde 35.000 euro kan dan wat ons betreft besteed worden aan de Kerkbuurt zelf in plaats van aan weer een rapport. Als uit de plannen van de winkeliers blijkt dat aanpassingen nodig zijn aan het openbaar gebied, dan zal de VVD dit uiteraard graag steunen. Dank u wel. De voorzitter Dank u wel. De heer Prins. De heer Prins Dank u wel, voorzitter. Als CDA vinden wij inderdaad dat de Kerkbuurt een oppepper verdient, zoals in de samenvatting van de visie staat. Met de 35.000 euro kunnen wij instemmen, maar net als wij in de opiniërende vergadering hebben aangegeven, vinden wij dat het niet de bedoeling is om te komen tot een kostbare en langdurige studie. We willen wel meters maken. Verder hebben we een opmerking over het aantal opgangen in de Kerkbuurt. In de opiniërende vergadering is er ook over gesproken dat het aantal opgangen wordt teruggebracht. Het CDA vraagt om daar wel verstandig mee om te gaan. We begrijpen dat het gezelliger oogt als mensen langer op de Kerkbuurt verblijven, maar we moeten wel denken aan de veiligheid van het winkelend publiek in het geval van calamiteiten. Er moeten genoeg vluchtroutes zijn, dus graag overleg met de Brandweer en andere hulpdiensten. De voorzitter Dank u wel. De heer Huijser. De heer Huijser Dank u wel, voorzitter. Tijdens de opiniërende vergadering hebben we onze instemming reeds betuigd met het rapport Sliedrecht Toekomstvisie Kerkbuurt en de voorgestelde vervolgstappen in de memo en het hiervoor benodigde krediet van 35.000 euro. Toch nog een enkele opmerking daarover, want ik ga niet herhalen wat in de opiniërende vergadering gezegd is. Ik heb een aantal opmerkingen, maar op een iets ander niveau. Op blz. 4 lezen we dat de ondernemers en de burgers allemaal betrokken zijn geweest en zich konden vinden in de rapportage. Aan die opmerking willen we niets afdoen, maar ondertussen hebben we wel begrepen dat er zijn die het voorliggende rapport nauwelijks helemaal hebben gelezen, omdat het nogal uitvoerig was. Zo gaat dat soms met rapporten. In grote lijnen heeft men de samenvatting gelezen en daar was men het wel mee eens; daar is mee akkoord gegaan. Nu hopen wij en we willen dat aan u meegeven, dat er niet weer een uitgebreid rapport komt dat uiteindelijk na vluchtige lezing mogelijk in de prullenbak belandt. In die zin kunnen wij ons wel vinden in hetgeen de heer Prins te berde heeft gebracht. We zouden ook graag zien dat in de opdracht aan het onderzoeksbureau duidelijk vermeld wordt dat er concrete aanbevelingen dienen te worden gedaan, waar men op de kortst mogelijke termijn mee aan de slag kan gaan. Want dat willen de Sliedrechtse ondernemers en wij allemaal; ook u als college, getuige het besluit over de aanpak verpaupering en verval winkelpromenade in het besluit van 15 november. Samenvattend, voorzitter: de SGP/ChristenUnie ziet dus uit naar een concreet plan van aanpak dat in
- 226 -
ieder geval geen maanden duurt, maar dat op zo kort mogelijke termijn het licht mag zien. Veel is naar ons oordeel en naar het oordeel van ondernemers reeds onderzocht, dus niet alles hoeft weer opnieuw gedaan te worden. Met een kort, maar helder plan kan wellicht nog op het bedrag van 35.000 euro worden bespaard. Dank u wel. De voorzitter Dank u wel. De heer Pauw. De heer Pauw Dank u wel, voorzitter. Ik heb even een inleiding voor mezelf gezocht om dit verhaal te gaan houden, vanavond. Maar soms laat ik me heel snel overtuigen; in dit geval door de heer Van Rekom. We scharen ons achter het voorstel van de VVD. Wat we nog wel raar vinden, voorzitter, is dat wij als raad helemaal achteraan het verhaal staan. We gaan eerst een Contourennota vaststellen; het college gaat dat doen, niet de raad. Dan een ontwikkelingsvisie, dan een ontwikkelingsplan en dat dient als basis voor een bestemmingsplan waar deze raad dan ja tegen zou kunnen zeggen, maar ook nee. Het gebeurt heel weinig helaas, maar het zou kunnen. Dus we ondersteunen het verhaal van de VVD en we zouden daar graag ook een positie van de raad in zien. Ik heb ook een beetje gemerkt dat het draagvlak bij de ondernemers op de Kerkbuurt een beetje kiele-kiele was. Dat kun je ook een beetje zien aan het feit dat ongeveer 35% de enquête ingevuld heeft en de fractie van PRO Sliedrecht is er van overtuigd, u heeft het ook gezien bij de economische visie, dat als de raad van Sliedrecht deze ondernemers uitnodigt om te praten over de Kerkbuurt, we een stuk verder komen dan het rapport van BRO en alle vervolgstappen die hier bij staan. Dank u wel. De voorzitter Dank u wel. De heer Huisman. De heer Huisman Dank u wel, voorzitter. De PvdA kan instemmen met de Toekomstvisie Kerkbuurt. Ook wij willen dat er wat vaart achter gezet wordt, want er staat: geeft een wenselijke ontwikkelingsrichting aan voor de Kerkbuurt tot circa 2020. Wij zitten nu bijna in 2012, dus dan praten we over 8 jaar. Waar we wel enigszins moeite mee hebben, is het bedrag van € 35.000 en we vragen ons ook af: we hebben een centrummanager. Zou de inbreng van deze centrummanager het kredietbedrag ook nog wat kunnen verlagen? Dank u wel. De voorzitter Dank u wel. Zijn er leden van de raad die op elkaar willen reageren? Wethouder Tanis. Wethouder Tanis Dank u wel, voorzitter. Ik zal het ook heel kort houden. Wij hebben dit traject nadrukkelijk samen met de ondernemersvereniging gelopen. We hebben diverse keren rond de tafel gezeten en daar was een bijzonder goede betrokkenheid van de mensen van de ondernemersvereniging die ook zeggen de winkeliers in de Kerkbuurt te vertegenwoordigen. Dat is één. De hoofdlijnen van de rapportage hebben we samen met BRO met die mensen besproken tijdens een bijeenkomst in de raadzaal, een aantal maanden geleden. Alle aanwezigen daar hebben zich nadrukkelijk gecommitteerd om samen, heel nadrukkelijk en dat raakt ook de opmerkingen van de heer Van Rekom als het gaat over de rol van de gemeente, om dat samen op te pakken waarbij de gemeente wat ons betreft ook een faciliterende en stimulerende rol heeft. Het is nadrukkelijk niet onze bedoeling om op de stoel van de ondernemers te gaan zitten, maar we willen dit proces wel graag enthousiasmeren en versterken. Een aantal fracties heeft opmerkingen gemaakt over de snelheid. Dat is nu juist ook de bedoeling. U kunt dat vinden onderaan pagina 3. Er staat heel nadrukkelijk aangegeven, hoewel het niet onze bedoeling is om te komen tot een kostbaar en langdurig studietraject, maar juist om samen met de ondernemers te komen tot een realistisch en haalbaar plan en wat ons betreft, meneer Pauw, is dat juist binnen de kaders die de raad heeft aangegeven en die hier ook staan in het stuk. In die zin past dat wat ons betreft juist bij de kaderstellende rol van de raad als u vanavond instemt met de hoofdlijnen van het rapport. De heer Pauw Dat klopt inderdaad, voorzitter. Alleen krijg ik een beetje het gevoel dat het rapport een beetje achterhaald is qua gewoon de realiteit van de afgelopen jaren. Ik vraag me eigenlijk hardop af wat nu het verschil is tussen wat de heer Van Rekom voorstelt en wat u nu zegt. Volgens mij is dat helemaal hetzelfde. Alleen gaan we in het verhaal van de heer Van Rekom met de ondernemers zelf
- 227 -
uitzoeken wat daar gaande is en wat er moet gaan gebeuren. Dat is in afwijking van wat hier staat. Dan krijgen we een contourennota, een ontwikkelingsvisie, een ontwikkelingsplan en daarna een bestemmingsplan. Ik zou graag zien dat, met name om te eindigen met dat bestemmingsplan wat vastgesteld wordt door deze raad, dat deze raad voorin het traject met de ondernemers gaat nadenken over de Kerkbuurt. Wethouder Tanis Nou, als ik de heer Van Rekom goed begrepen heb en als ik hem hoor zeggen: besteed die 35.000 euro maar in de Kerkbuurt, want zo heeft hij het letterlijk gezegd, is dat een andere benadering dan die het college voorstaat. Het college stelt aan de raad voor om het rapport van BRO zoals dat nu ter tafel ligt, wat in feite uitmondt in een aantal hoofdroutes, die kaders zo u wilt, op korte termijn met de ondernemers en met de vastgoedeigenaren van de Kerkbuurt te bespreken en daar vervolgens een heel concreet plan over op te stellen en dat is een ander accent dan de heer Van Rekom legt. De heer Pauw Ja, dat klopt en dat accent van PRO Sliedrecht, voorzitter, is dan de vraag: waar blijft de raad? Want aan het eind van het verhaal moet het bestemmingsplan vastgesteld worden en dat doen wij. In het hele traject daarvoor wordt het woordje raad niet genoemd. De heer Van Rekom Nog even ter toelichting het standpunt van de VVD. Wij vinden dat het stuk van BRO wat er nu ligt, voldoende aanleiding geeft voor de ondernemers om op basis van deze visie zelf initiatieven te gaan ontplooien om uiteindelijk de Kerkbuurt levendiger te maken. Als ze dat doen in samenspraak met de Centrummanager zien wij het nut van een nadere uitwerking van BRO niet zozeer in, simpelweg omdat de VVD er een groot voorstander van is dat we dat initiatief vooral, nu we al dit mooie rapport hebben neergelegd, aan de ondernemers zelf moeten overlaten en niet nog eens een keer dieper er op ingaan om vervolgens vast te stellen wat dan de hele investering moet kosten, waarop duidelijk in het BRO rapport staat dat weinig ondernemers, kijkend naar de huidige situatie, bereid zijn om te investeren in de Kerkbuurt. Dan zeg ik, ja, dan kun je wel 35.000 euro uitgeven, maar laten we nou diegene die echt initiatiefnemer willen zijn in het verfraaien van de Kerkbuurt, laat die nou het initiatief nemen, samen met de Centrummanager en als dat leidt een bestemmingsplanwijziging, dan horen we dat later wel. Dat is ons standpunt. De voorzitter Helder. Wethouder Tanis. Wethouder Tanis Heel kort, voorzitter, anders vervallen we in herhaling. Ook het college vindt, geen enkel misverstand daarover, dat de verantwoordelijkheid voor de Kerkbuurt voor een niet gering gedeelte bij de ondernemers ligt. Het kan niet zo zijn dat wij de rol van de ondernemers overnemen. Dat blijkt ook heel nadrukkelijk als je kijkt naar beslispunt 2 en 3 op blz. 4, dat we dat heel nadrukkelijk met enerzijds de eigenaren van het vastgoed en anderzijds ook met de mensen die een winkel hebben op de Kerkbuurt, vorm willen geven. De hoofdmoot van het onderzoek zit in de zogenaamde Westkop, om daar juist samen met een partij die daar verstand van heeft, samen met de winkeliers te zoeken naar welke mogelijkheden er zouden zijn om op de Westkop de aantrekkelijkheid van de Kerkbuurt te versterken. En wij zijn van mening dat een kort en bondig onderzoek wat op korte termijn moet leiden tot een heel concreet actieplan, wel degelijk een toegevoegde waarde kan hebben. De voorzitter Oké. Is er behoefte aan een tweede termijn? Alleen de heer Huisman. De heer Huisman Ik had nog een vraag over de inbreng van de Centrummanager. Hoe zie ik die rol? Ik zie hier staan dat er een vacature is voor een medewerker economische zaken. De voorzitter Wethouder Tanis. Wethouder Tanis De Centrummanager is nadrukkelijk betrokken geweest bij het hele project. Hij heeft net als de ondernemersvereniging en de Kamer van Koophandel ook bij ons aan tafel gezeten
- 228 -
gedurende het hele traject, samen met BRO en hij gaat nadrukkelijk ook een rol vervullen in dit hele traject, als zeg maar de intermediair tussen de ondernemersvereniging en de ondernemers en de gemeente. En wij gebruiken zeker ook zijn kennis en kunde die hij meeneemt vanuit zijn andere gemeente. De heer Huisman Maar er is dus al wel een extra medewerker Economische Zaken? Wethouder Tanis Nee, dat is een andere discussie. Die gaan we op een ander moment voeren. Er is in de begroting een vacature economie. Op dit moment is die niet ingevuld, dus hebben we daar ruimte en wij stellen dus voor om de ruimte die op dit moment in de begroting aanwezig is, te gebruiken voor dit onderzoek. De heer Pauw Ik was nog in afwachting van het antwoord waar de positie van ons als raad is in deze. Want we eindigen op een bestemmingsplan. Je gaat heel veel dingen van te voren bedenken, tekenen, aanpassen en dan kom je op het eindstation, het bestemmingsplan moet aangepast worden en dan moet het weer terug naar de raad, want daar gaan wij over. En dan krijgen wij weer een voorstel, ben ik bang, waar we alleen maar ja tegen kunnen zeggen. Onze fractie zou graag deze raad, want misschien moet ik meer om me heen kijken, naar voren trekken in het hele project en daarom past dat voorstel van de heer Van Rekom daar zo goed in. Dan kun je zeggen, we gaan samen met de ondernemers en een pot van 35.000 euro en de Centrummanager eens kijken wat we daar willen. En dan kunnen we zelf de regie houden. Ik zal nog één voorbeeld noemen over de bewegwijzering wat genoemd wordt. Dan krijg ik een antwoord: ja, dat moet aan particuliere gebouwen gehangen worden. Volgens mij staan wegwijzers gewoon in de grond en die is van ons. Ja, koop daar dan van die borden van, voor parkeerplaatsen. Verzin dingen. De voorzitter Maar even voor mijn begrip. U stelt nu, als u instemt met het voorstel zoals het er ligt, een aantal randvoorwaarden vast waaronder de ontwikkeling van de Kerkbuurt vorm kan krijgen;… De heer Pauw Wij zullen tegen het voorstel stemmen, voorzitter. De voorzitter Ja, u wel misschien, maar ik wacht even af wat de rest van de raad doet. Maar ik probeer even in het proces te begrijpen waar we het over hebben. Want u stelt, als u instemt, een notitie vast waarin een aantal randvoorwaarden en kaders worden vastgesteld voor de ontwikkeling van de Kerkbuurt. Dat betekent uiteraard dat als er aan het eind een bestemmingsplan moet worden gemaakt, dat dat ook moet passen bij die kaders. En wat is nu precies uw vraag om in de tussentijd nog als raad te willen doen? Want dat is mij even niet helder. De heer Pauw Ik zou graag, zeg maar volgend jaar, misschien een informatieve raad willen hebben met de ondernemers en de Centrummanager om plannen te bedenken hoe je met de Kerkbuurt moet omgaan. En dan kijk ik even naar het succes van de informatieve raad over de economische visie. De voorzitter Maar een bijeenkomst met ondernemers, als u dat wilt, als informatieve bijeenkomst, dat kunt u als raad zelf organiseren en plannen. Dus u moet dan niet een antwoord van het college verwachten. De heer Pauw Nee, maar goed, dan is de pot van 35.000 euro dus al weg. Want die is dan besteed aan BRO en wij zouden die pot graag meenemen naar het traject met de raad, centrummanager en ondernemers. De voorzitter Oké, dan is het mij helder. Maar u dient daartoe geen voorstel in, dus…
- 229 -
De heer Pauw Nee, voorzitter, ik heb gezien dat ons voorstel en dat van de VVD verder dan onze zes zetels geen draagvlak heeft hier, dus dan gaan we in verband met het afscheid van de heer Van Meeuwen daar geen tijd aan besteden. De voorzitter Nee. Maar dat betekent dat ik constateer dat ik het voorstel zoals het voorligt, in stemming breng. Ik kijk even wie dat voorstel wil steunen. Dat zijn de fracties van SGP/ChristenUnie, PvdA en CDA en daarmee is het voorstel aanvaard. 10. ECONOMISCHE VISIE SLIEDRECHT 2020 De voorzitter Wie wenst het woord? Mevrouw Visser heeft als eerste het woord. Mevrouw Visser Vrij kort, hoor voorzitter. Want we hebben dat aangepaste voorstel en bij punt b. staat: het college op te dragen te gaan werken binnen de onder sub a. genoemde kaders in overleg met de commissie Economische ontwikkeling Sliedrecht en op grond daarvan de raad voorstellen te doen over de desbetreffende onderwerpen. Dat is natuurlijk een fantastische zin, maar met deze opdracht aan het college zou het ook zo kunnen zijn dat wij in april 2014 voorstellen kunnen verwachten. Dus de vraag is aan de overige fracties: is het zinvol om dit heel kort te amenderen en te zeggen: binnen zes of negen maanden met deze deelvoorstellen te komen? Het tweede is: de fractie van PRO Sliedrecht zal niet tegen dit voorstel zijn. Wat we nog wel kwijt willen over de visie: zoals wij het hele dikke stuk gekregen hebben vinden wij het nog steeds jammer dat er heel veel gekeken is naar alles wat niet mogelijk was, omdat we hier in zitten, omdat we daar aan deelnemen. Dus: dit mag niet en dat kan niet. En wij hadden het prettig gevonden, en ik hoop dat dat in deelvoorstellen wel ter sprake zal komen, dat juist de grenzen opgezocht gaan worden, juist om op die manier niet alleen te houden wat je hebt, want die hele nota Economische Visie Sliedrecht straalt uit: we willen heel graag houden wat we hebben. Maar juist om te zoeken naar de extraatjes die we nog bij Sliedrecht binnen kunnen halen. Dus de eerste vraag is aan de overige fracties om B. te amenderen met "binnen zes maanden". En de tweede was een opmerking van onze zijde over de visie zoals die op tafel ligt. De voorzitter Dank u wel. De heer Van Rekom. De heer Van Rekom Dank u wel, voorzitter. De economische visie gaat tot 2020 en dat is lang. De huidige economische crisis is hevig en ongekend. Niemand weet of we volgend jaar nog een euro hebben en de volgende recessie in Nederland dient zich alweer aan. De behoefte aan kantoren wordt steeds kleiner als gevolg van het mobiele en flexibele werken. De woningmarkt zit op slot en door de snel groeiende internetverkopen zal de behoefte aan winkelruimte drastisch veranderen. Woonwinkels voorspelden al een mindere ruimtebehoefte van ruim 30%. Kortom, ook het winkellandschap verandert in rap tempo. Dit zal ongetwijfeld gevolgen hebben voor de werkgelegenheid en het aantal faillissementen bij ondernemers. Een economische visie vaststellen tot 2020 lijkt op het vertellen van een sprookje in de Efteling. Tegelijkertijd beseffen we dat er visie moet zijn voor de economie van Sliedrecht. We stemmen dan ook in met de economische visie, maar dringen er wel op aan dat uiterlijk binnen één of twee jaar een herijking van deze visie moet komen om te bezien in welke mate de wereld om ons heen en in het bijzonder rondom Sliedrecht is veranderd. Dit zal naar onze overtuiging moeten leiden tot een aanpassing van de economische visie die we nu vaststellen. Dankjewel. De voorzitter Dank u wel. De heer Visser. De heer Visser Dank u wel, voorzitter. Ik heb in de opiniërende bijeenkomst heel goed geluisterd naar de heer Van Rekom. Ik heb niet alleen geluisterd, ik heb er ook over nagedacht en ik ben ook nog eens de economische visie anders gaan lezen. Hij had het voornamelijk over het Internet gebeuren en over het teruglopend aantal winkels wat in 2020 nodig is. En als ik dan op blz. 32 lees dat er in 2020 20 tot 35% minder nodig zal zijn en bij de kaders op blz. 44 wordt daar nauwelijks een conclusie uit getrokken wat dat zou betekenen, dan is het niet zo dat we direct zeggen: deze economische visie is
- 230 -
niet goed. Maar het zou toch ook best goed zijn om na een jaar toch nog eens een keer naar een herijking te kijken. De wethouder heeft gezegd: hij is niet in beton gegoten, dus dat zou dan toch mogelijk moeten zijn. De heer Van Rekom heeft het ook gehad over ruimere kaders in de opiniërende bijeenkomst. Ja, dat zou bij ons ook best een optie kunnen zijn, of zo u wilt, een kader om te onderzoeken of dat mogelijk is, gewoon vanwege de moeilijke omstandigheden waarin ondernemers op dit moment verkeren. Verder dank ik het college dat mijn voorstel voor een gewijzigd besluit is overgenomen. Het gaat er mij om dat de kaders duidelijk zijn en wat mij betreft houden we daar nog een keer een discussie over. Misschien kan dat wel op 20 december als we een keer een cursus gaan volgen. Verder pleit ik vooral voor korte rapporten, zoals mijn collega de heer Huijser al gedaan heeft bij het vorige agendapunt. Kortere kaders; dus niet een heel rapport als kader, maar als het kan een enkele bladzijde. En het tweede punt in de formulering van het gewijzigde raadsbesluit is: de raad draagt het college op, dat is iets anders als instemmen met. Instemmen met is zo volgend. Wij willen als raad meer voorop lopen en naar de hoofdlijnen gaan en als wij dus de opdracht mogen geven aan het college, dan zullen wij ons niet met de uitvoering bemoeien. De voorzitter Mevrouw Visser heeft een vraag gesteld aan de collega raadsleden met betrekking tot het aanbrengen van een termijn in het beslispunt B, een termijn van een half jaar. Ik wil even kijken of er fracties in de raad zijn die op die suggestie willen reageren. De heer Visser. De heer Visser Ja, wij vinden dat een goed voorstel. Een half jaar is misschien kort, maar het stellen van een termijn is op zichzelf goed. De heer Dunsbergen Ja, voorzitter, daar sluit de CDA fractie zich bij aan. Het tweede voorstel, 9 maanden, klinkt wat aannemelijker. Maar in die zin is het denk ik goed om een tijdpad op te nemen. De heer Van Gameren In ieder geval om binnen een jaar nog eens naar die kaders te kijken. Met name gelet op de opmerking van de heer Van Rekom dat hij zegt: ja, misschien moet je hier en daar een herijking eens even bekijken. Want er is inderdaad een aantal dingen die wellicht nu al veranderd zijn, dan wel op korte termijn staan te veranderen. Ik heb trouwens in de opiniërende vergadering ook al gezegd dat je misschien daarbij een herbezinning op de perifere winkeldetailhandel ook nog eens een keer wellicht tegen het licht zou moeten houden. Dat is wel gevaarlijk; ik heb toen geprobeerd die discussie los te maken en wijselijk ging daar blijkbaar niemand op in. Maar desalniettemin zou het ook wellicht bij die herijking toch nog eens betrokken kunnen worden. Ook wanneer het zou zijn: we houden er aan vast en we verstevigen dat, dan is dat ook een goeie bevestiging van wat we nu al doen. De heer Van Rekom De termijn waar mevrouw Visser het over had van zes maanden lijkt ons uitstekend. De voorzitter Ik constateer even, voor ik het woord geef aan wethouder De Waard dat er twee verschillende elementen aan de orde zijn in het debat. Het ene element heeft betrekking op de vraag of de uitwerking zoals onder punt b. beoogd, aan een termijn gebonden kan worden; ik vraag de wethouder even te reageren op de haalbaarheid van de termijn, maar constateer dat de raad graag een termijn aan punt b. gebonden wil hebben. Het andere betreft de herijking van de nota zoals die er ligt, waar ook een aantal verschillende termijnen van over tafel zijn gegaan. Maar als je de nota wilt herijken moet je wel iets meer ruimte nemen, zou ik denken, voor de herijking. Dat is een ander onderwerp dan de uitwerking zoals die onder punt b. beoogd is. Ik noteer dat even. Er is iemand die daar nog op wil reageren. De heer Visser. De heer Visser Heel kort: een herijking hoeft geen uitgebreid rapport te zijn. De voorzitter Nee, het gaat mij niet om de vraag of het een uitgebreid rapport moet zijn, maar het gaat mij om de vraag welke termijn redelijk en interessant is om een herijking zinvol te laten zijn naar de
- 231 -
inhoud. Daar ging het mij om, met deze opmerking. Maar ik geef graag de ruimte aan wethouder De Waard om daar nog even iets over te zeggen. De heer Van Gameren Nog één opmerking. Kun je ze niet gewoon in elkaar schuiven? Want ik mag aannemen, bij de uitwerking ga je niet klakkeloos je ogen sluiten voor de wereld zoals die nu is. Dus ik denk dat die twee dingen makkelijk bij elkaar komen wanneer je gaat uitwerken. Wethouder De Waard Of het gemakkelijk is, voorzitter, dat weet ik niet, maar gaandeweg het proces uitwerken kom je inderdaad in aanraking met je kaders die je gesteld hebt. Het zou zo maar kunnen dat je dan al moet bijstellen. Als het gaat over het uitwerken van het geheel, dan ben ik best bereid om te kijken of wij het binnen zes maanden zouden kunnen redden, waarbij ik zelf 9 maanden een fantastisch mooie tijd vind, want dan kunnen we in ieder geval een voldragen kindje presenteren. Of de bevalling dan ook meevalt, dat weet ik niet. Daar heb ik zelf niet zoveel ervaring mee, dus daar kan ik niet zo veel over zeggen. Eigenlijk geen ervaring, alleen maar van het zien. Dus het kan best moeilijk zijn, maar we gaan in ieder geval ons best doen om met zes maanden iets voor u te presenteren. Maar houdt u me niet helemaal aan die termijn, maar maximaal 9 moet kunnen. Als het gaat over de herijking, dat zei ik al, die zou meegenomen kunnen worden, maar ik vind niet dat je dat…. Echt een goede herijking, dat zou pas na een jaar of twee goed kunnen, lijkt mij. Die termijnen zijn ook genoemd. Dus daar wil ik ook naar kijken, om dat op die manier in het plaatje te zetten. Verder proef ik dat deze raad deze economische visie wel kan dragen en ben ik uiteindelijk benieuwd naar wat de totaaluitslag is. Dank u wel. De voorzitter Dan kijk ik even of er nog behoefte is in tweede termijn. De heer Van Rekom, mevrouw Visser, de heer Dunsbergen. Dan is mevrouw Visser als eerste. Mevrouw Visser Dank u wel, voorzitter. Toch nog even reagerend. We doen het wel of we doen het niet, zes maanden. Zes maanden of negen maanden schrijven, maar dan moet het er ook echt zijn. Als de wethouder zegt; zes maanden kan ik proberen, negen is realistisch, dan heb ik liever dat we negen maanden opschrijven en dat het er dan ook echt is. Die economische visie zal een dynamisch stuk zijn en ik hoop toch dat dan de opmerking meegenomen wordt waarvan ik gezegd hebt: het is een stuk wat vaak beschrijft wat er allemaal niet kan. Dat sluit eigenlijk best wel aan op wat de heer Van Gameren van de PvdA heeft gezegd: ik heb geprobeerd die discussie over die perifere detailhandel los te maken. Dat bedoelde ik eigenlijk ook. Wij schrijven in de nota van: we zitten in de regionale economische commissie en dit en dat mogen we niet. Het zou me zo'n lief ding waard zijn als wij hier als raad ook gewoon eens zeggen tegen de wethouder: zoek die grenzen nou op. Probeer het maar, ga maar een keer voor een uitzondering in plaats van ons neer te leggen bij het feit van: ja, we mogen dat niet. Wat dat betreft, misschien dat dat nu al meegenomen kan worden in die deelvoorstellen en anders moet het in ieder geval bij die herijking meegenomen worden. En ja, die herijking staat niet in het raadsvoorstel, maar is inmiddels wel toegezegd. Dus ik denk dat we die ergens op een actielijst kwijt moeten. Augustus 2014 moet de herijking plaatsvinden van de economische visie. De heer Van Rekom Mevrouw Visser heeft alles al gezegd wat ik wilde zeggen, dus ik laat het hier bij. De heer Visser Dank u wel, voorzitter. Ik heb in eerste termijn gezegd: herijking binnen bijvoorbeeld een jaar en ja, net zoals mevrouw Visser zegt; beter duidelijk en haalbaar. Binnen twee jaar is wat ons betreft ook voldoende. De heer Dunsbergen Het wordt een beetje eentonig, voorzitter. De 9 maanden spreekt het CDA aan en herijking spreekt het CDA aan. We hebben wel eens in een breder kader gezegd om dat bij meer notities te doen. De economie is een dynamische omgeving; dat kunnen we wel vaststellen met elkaar. Er is veel in beweging, dus augustus 2014 agenderen van dit stuk lijkt ons buitengewoon interessant. Dus sluiten we ons daar hartelijk bij aan.
- 232 -
De voorzitter Ik kijk even naar wethouder De Waard. Wethouder De Waard Dank u wel, voorzitter. Ik wil in de richting van mevrouw Visser zeggen dat als het gaat over inspanningen plegen om de grenzen op te zoeken, ik samen met mijn collega van Dordrecht inmiddels voor elkaar heb gekregen dat het onderwerp economie een apart onderwerp vormt in de Drechtstedendinsdag van volgende week, waarin wij met de portefeuillehouders Economie expliciet bij elkaar komen om zaken binnen de regionale economie daar te bespreken en uiteindelijk binnen Drechtsteden een eenduidig verhaal te brengen, waarin de inbreng van Sliedrecht behoorlijk zou kunnen zijn. Dus in die zin proberen we daar ook de grenzen wel op te zoeken. Als u vraagt om uiteindelijk over een maand of negen, dan hebben we het over augustus 2012, de uitwerking aan u te presenteren, dan wil ik me daar voor inzetten om dat te doen. En als u vraagt om in augustus 2014 een herijking te laten plaatsvinden, dan zou ik het eigenlijk wel aardig vinden dat, als we bedenken dat de periode van deze raad en dus ook van het college waarschijnlijk afloopt ergens in de buurt van maart/april 2014, want je weet nooit zeker of er nog een periode daarna voor deze wethouder zal ontstaan, om dat voor die tijd met u te delen en te proberen om in het begin van 2014 die herijking aan u te presenteren. De voorzitter Dank u wel. Het is november 2011. Over twee jaar is het november 2013. Ik zou u willen voorstellen het volgende. Om besluitpunt b, gehoord de discussie, als volgt te wijzigen. "Het college op te dragen te gaan werken binnen de onder sub a. genoemde kaders in overleg met de Commissie Economische ontwikkeling Sliedrecht en op grond daarvan de raad voor september 2012 voorstellen te doen over de desbetreffende onderwerpen en in het vierde kwartaal 2013 een notitie met betrekking tot de herijking van de nota aan de raad aan te bieden." Ik geloof dat ik dan recht doe aan de opmerkingen en de bedoelingen zoals gemaakt in de raad en de toezeggingen die de portefeuillehouder deed, maar die nu niet als toezegging, maar verwerkt in het besluit worden opgenomen. Stemt u daar mee in? Ja? Dan is het voorstel met algemene stemmen aanvaard, als ik goed rondkijk. Dat is het geval? Dan doen we dat zo. Dank u wel. Dan zijn we bij agendapunt 11. 11. GEMEENTELIJK RIOLERINGSPLAN De voorzitter Wie wenst het woord? De heer Dunsbergen Dank u wel, voorzitter. Voorzitter, ik wil niet meer terugkomen op de kaders die ik genoemd heb in de opiniërende vergadering. Het gaat ons in dit geval even om de financiering en dan met name de dotatie van 240.000 euro in 2016. De CDA fractie vraagt zich af of het niet verstandiger is die dotatie geleidelijk op te laten lopen vanaf 2012 en dat te koppelen aan het aantal woningen dat gereed komt, met name in Baanhoek West, of al gereed gekomen is. Dat geeft meer balans in de begrotingssystematiek wat de CDA fractie betreft. Dat was de opmerking, voorzitter. Mevrouw Verschoor Dank u wel, voorzitter. Ik zeg het volgende ook eigenlijk met agendapunt 13, het gewijzigd raadsvoorstel een beetje in het hoofd, want dat gaat over extra geld voor de regierol van de gemeente. Ik wil de raad er ook op wijzen dat dit mooie plan ook geboren is uit kennis en inzicht van ons eigen gemeentelijke apparaat over het rioleringsgebied. Het is een voldragen en goed plan. Het loopt vooruit en wij willen hier maar mee zeggen dat eigen kennis in de gemeente dus heel wat waard is. Dank u wel. De heer Visser Dank u wel. De lovende woorden die mevrouw Verschoor uitsprak hebben wij in de opiniërende bijeenkomst al uitgesproken, dus die ga ik niet herhalen. Het gaat bij dit agendapunt ook om kaders die in de opiniërende bijeenkomst door de heer Dunsbergen gevonden zijn op blz. 24, waar we hem heel dankbaar voor zijn. Het beschermen van de Volksgezondheid, het beschermen van water, tegen wateroverlast, het beperken van milieuoverlast, het beheersen van het grondwater door middel van drainage. Ik zou er nog een vierde kader aan toe kunnen voegen, maar dat kader bestaat al. Dat hebben wij een keer met elkaar afgesproken: dat rioolbelasting net als afvalstoffenheffing
- 233 -
kostendekkend moet zijn. Dat zou heel veel discussie kunnen voorkomen die de heer Van Gameren in de opiniërende bijeenkomst gevoerd heeft en die de heer Dunsbergen nu in deze raad weer begint. Eigenlijk, hoe het college het ook doet, als het nodig is dat er meer geld komt, dan hoeven we geen dotatie te doen, maar dan moeten we de rioolbelasting omhoog doen. En dat kan waarschijnlijk betaald worden, die dotatie, uit 1200 nieuwe woningen die daar in 2016 zijn ten gevolge van Baanhoek West en van de Oude Uitbreiding West a 200 euro, is precies 240.000 euro. Maar het gaat er om, hoe het ook zij, we hoeven het niet op gelijk niveau te houden, de rioolbelasting. We moeten het kostendekkend doen. Het is een kader dat we met elkaar een keer afgesproken hebben. Die kaders, daar hebben we het over. Riolering gaat heel veel over uitvoering en daar hebben we goede ambtenaren voor, zoals al gezegd. De heer Dunsbergen Voorzitter, bij interruptie. Ik denk dat de heer Visser en ik niet zo veel van mening verschillen. Het enige wat wij opmerken is om dat geleidelijk te doen, op het moment dat de woningen beschikbaar zijn, dat dan het geld beschikbaar komt en dat dat zich verhoudt tot de kosten. En dat je het niet zeg maar opspaart tot 2016 en dan ineens 240.000 euro doteert. Dat was de opmerking die we gemaakt hebben. De heer Van Gameren Laat ik voorop stellen dat het een goed plan is. Inhoudelijk zit het goed in elkaar en daar mag je best trots op zijn. Waar de PvdA zich zorgen over maakt, dat zijn de kosten. Over 50 jaar ben ik geloof ik 113 jaar. Dan dreigt dat fonds negatief te worden en daarom moeten we nu al, ik geloof vanaf 2013, 85.000 euro bijdragen en dat moet zelfs vanaf 2016 240.000 extra worden. Daarmee doet deze raad op dit moment een forse greep in de kas, als het ware, door dit besluit te nemen. Want het is een beetje vestzak-broekzak verhaal, of je dat nu via een rioolheffing doet of op een andere manier, maar uit de gewone dienst moet in ieder geval die 85.000 respectievelijk die 240.000 euro komen. Dat is dus niet voor andere dingen beschikbaar, alleen voor de riolering. Vandaar dat wij dachten: waren er geen andere mogelijkheden, en dat is de eerste suggestie die we gedaan hebben in de opiniërende bijeenkomst, om te kijken of het plan zoals het nu in elkaar gestoken is, goedkoper gerealiseerd kan worden over de jaren? Dat is één. Ten tweede hebben wij er wat moeite mee om als het ware over ons graf heen te regeren en de volgende raad in 2016 op te zadelen met dit besluit. Want in dit besluit staat dat die raad dan 240.000 uit de gewone dienst aan het riool onderhoudsfonds moet storten. Dat vinden we niet zo'n geslaagd idee. Vandaar dat wij als fractie van de PvdA die stortingen niet zien zitten. En daar zullen we ook tegen zijn. Alleen, dan wordt het weer techniek en dan wandelt er weer een paarse krokodil binnen, want hoe ga je dat besluit dan wijzigen? Want in het besluit zoals het nu voorligt staat alleen maar: het vaststellen van het rioleringsplan. En wat ik wil wijzigen is gewoon twee regels in de tabel op blz. 79 van bijlage 8. Dat klinkt allemaal heel ingewikkeld, maar ja, je vindt dat ergens. De voorzitter Nu is inmiddels iedereen overvraagd, meneer Van Gameren. Gaat u verder. De heer Van Gameren Dus ik zou graag die regels wijzigen, maar dat blijkt geen onderdeel te zijn van het besluit, dus dat kan ik niet doen. Dus het enigste wat ik als amendement nog in kan voeren, is te zeggen dit besluit te nemen met uitzondering van. En dat zijn dan die twee bedragen. Ik wil hem wel voorlezen; ik heb het op schrift gesteld, als dat nodig mocht zijn. De heer Dunsbergen Voorzitter, mag ik bij interruptie reageren? De voorzitter U mag zo het woord, nadat de heer Van Rekom het woord heeft gehad, maar ik laat even de heer Van Gameren zijn zin afmaken. Dat lijkt me iets handiger voor de discussie. De heer Van Gameren In het voorgestelde raadsbesluit aan de tekst toevoegen "met uitzondering van de in de financiële kaders omschreven extra storting van 85.000 euro vanaf 2013 en 240.000 euro vanaf 2016." Dat zouden wij dus voor willen stellen.
- 234 -
De voorzitter Ja. Ik stel voor dat u het amendement even indient, dan heeft eerst de heer Van Rekom en dan de heer Dunsbergen het woord. De heer Van Rekom Dank u wel, voorzitter. Ik heb even de behoefte om te reageren op datgene wat de heer Visser zojuist zei. Als het zo is dat de lasten hoger zijn, dat kostendekkend moet betekenen dat de rioolheffing omhoog gaat, dat is een principe dat ik begrijp. Maar ik ga er juist van uit, omdat dit een plan is wat eigenlijk 50 jaar bestrijkt, niemand kan zo ver in de toekomst kijken en ook onze ambtenaren niet die dit prachtige plan hebben gemaakt, ik dacht dat we het daar allemaal over eens waren, dat betekent wat mij betreft dat we de komende tijd vanuit de VVD de hoogte van de rioolheffing uiteraard goed zullen bewaken, dat dat niet excessief gaat stijgen. Het liefst, dat is bekend, willen wij dat de rioolheffing naar beneden gaat. Dat betekent dus dat het hele plan wat ons betreft gewoon heel efficiënt moet worden uitgevoerd en het woord uitgevoerd zegt het al, op basis van dit plan moeten we ergens in 2016 maar eens kijken hoe we er voor staan en dan is het volgens mij aan de raad. Dan kan het alsnog zo zijn dat we die eenmalige storting van 240.000 alsnog terugdraaien, mocht dat helemaal niet nodig zijn. Ja, dan, wat mij betreft is dit een degelijk plan wat als het goed is, leidt tot een op een acceptabel niveau houden van het rioolheffing. Wat we over vijftig jaar zien, dat zien we dan wel weer. De voorzitter De heer Dunsbergen nog even en dan vraag ik of de heer Van Gameren zijn verhaal had afgerond. De heer Dunsbergen Dank u wel, voorzitter. Voorzitter, op basis van een technische vraag die de CDA fractie gesteld heeft is ons uitgelegd dat de 240.000 euro betrekking heeft op extra opbrengsten uit de rioolheffing die wordt bijgedragen door de bewoners van nieuwe woonruimte. Daar moet het vandaan komen. En in die zin is het zoals wij het interpreteren, geen greep uit de kas van 240.000 euro in 2016, maar krijgen we er 1.177 woningen bij maal 200 euro rioolheffing is 235.400 euro. Het enige wat onzeker is, is dat die 1.177 woningen gerealiseerd worden. En dat wilde ik even noemen voordat het amendement werd ingediend. De voorzitter Helder. De heer Van Gameren. De heer Van Gameren Ik wilde toevoegen het laatste argument waarom ik niet geloof in die reden dat we die extra dotatie in dat onderhoudsfonds zouden kunnen dekken door nieuwe woningen. Want dat is gewoon autonome groei. En ook bij andere voorstellen in deze raad zegt men niet van: o, maar dat kan mooi gedekt worden, want er komen nieuwe woningen bij en daar kunnen we dan die extra uitgave van die peuterspeelzaal makkelijk uit dekken. Vergeet niet dat uit de autonome groei ook de extra straatverlichting nog moet gaan branden in Baanhoek West, maar ook elders in Sliedrecht. Daar moeten nog veel meer dingen voor gedaan worden uit die autonome groei. Je kunt niet zeggen dat autonome groei alleen maar voor de riolering bedoeld is. Mevrouw Visser Bij interruptie. Ik wil toch even reageren op de heer Van Gameren, hoor. Want als u zegt: ik betwijfel of die 1.177 woningen er komen, dan ben ik dat wel met u eens, maar op het moment dat ze er niet komen is je areaal ook kleiner en komen er minder meters riool bij. Dus dat blijft vestzak-broekzak. En die 200 euro die gerekend is, is geen OZB opbrengst of wat dan ook; het is gewoon rioolafvalstoffenheffing die gerekend is. Dus het is pertinent geen greep uit de kas. En daarbij wil ik dan nog wel aanvullen: als u met de begroting uw zin had gekregen, dan had u over uw graf heen geregeerd en in 2015 400.000 euro nieuw beleid gecreëerd. Dus ook dat is geen argument. De heer Van Gameren Nee. Maar ik bedoel alleen maar te zeggen dat autonome groei, autonome inkomsten, waar vandaan ook, die worden overal aan besteed en die hoeven niet alleen aan riolen besteed te worden en nu wordt dat wel min of meer betoogd in dit stuk. Het tweede is, richting de heer Van Rekom moet ik constateren: de heer Van Rekom heeft een hekel aan het vormen van potjes. Nou, als er nu één potje is dat vet gevuld wordt, dan is het dit onderhoudsfonds en ik dacht: als hij dan
- 235 -
beweert dat we straks in 2016 nog wel even zien of die 240.000 euro nodig is, dan zou ik zeggen: redeneer dan andersom. Doe ze er niet in en dan kun je later nog discussiëren om ze alsnog toe te voegen. Maar niet andersom: eerst in een potje stoppen en later eventueel gaan discussiëren of ze er uit kunnen. Dat is mijn laatste opmerking. De voorzitter De heer Van Rekom wilde daar nog op reageren. De heer Van Rekom Ja, dat moet ik wel, denk ik. Inderdaad heeft de VVD eigenlijk een gruwelijke hekel aan potjes, maar dit is volgens mij een heel duidelijk potje waar het voor bedoeld is, dus daar heeft de VVD geen enkel probleem mee. Laat ik nog één keer heel helder zijn: De VVD heeft een hekel aan vage potjes. Als het gaat om vage potjes, dan heeft mevrouw Visser zojuist genoemd het nieuw beleid potje; dat was voor ons veel te vaag en daar zijn we tegen. En hier juichen we dat van harte toe. Dank u wel. De voorzitter Oké. De heer Visser nog. De heer Visser Dank u wel, voorzitter. Ik heb in mijn eerste bijdrage ook al iets gezegd over de aantallen inwoners die er bij komen en vandaag ligt het raadsbesluit over de rioolverordening er. Dat blijkt 198 euro per huishouden te zijn, maal 1.177, dan kom je in de buurt van die 240.000 euro. Maar wat ik eigenlijk wilde zeggen, ik dacht richting de heer Van Gameren: kunnen we niet gewoon het voorstel van de heer Dunsbergen overnemen en zeggen dat we die stijging geleidelijk doen? De inwoners zullen waarschijnlijk ook geleidelijk gaan stijgen als er gebouwd wordt in Baanhoek West, dus wat dat betreft hoeft er niet per se een dotatie te zijn. De heer Van Gameren Er is geen enkele twijfel over dat wanneer dat geld nodig is, en er is een riolering die aangelegd moet worden, dan zijn wij er ook om dat geld te fourneren. Alleen de afgelopen jaren, ik geloof negen jaar, is gebleken dat we voor nieuwe rioleringen en onderhoud van rioleringen ongeveer 4 miljoen zouden uitgeven. Na actualisatie werd dat 3,5 miljoen en uiteindelijk werd dat 3,2 miljoen. Dus dat wil zeggen dat blijkbaar bij het werken met dat rioolonderhoudsfonds we blijkbaar toch wel hoog ramen. En mijn voorstel zou zijn: blijf zeer efficiënt ramen, blijf je best doen om binnen die ramingen zoals ze nu bestaan in dat onderhoudsfonds te blijven. Dat lijkt me het beste. En als je dan op enig moment in de problemen komt, oke. Dan kun je elkaar best vinden. Maar ik zou er op voorhand niet van uitgaan dat je die 85.000 respectievelijk die 240.000 euro nodig hebt, al was het alleen maar omdat in 2062 pas dat fonds negatief wordt. Als we het over vage dingen hebben, nou, dat is een vage toekomst, hoor, over 50 jaar. De voorzitter Oké. Helder. Ik geloof dat er voldoende geïnterrumpeerd is om nu naar de wethouder te gaan. Wethouder De Waard Dank u wel, voorzitter. Mevrouw Verschoor vindt het een goed plan en geeft ook een pluim aan degene die het gemaakt heeft. Nou, het is ook een doorwrocht plan. De heer Van Rekom heeft daar ook al van gezegd dat hij dit een goede zaak vindt, een helder potje wat uitstraalt dat het besteed wordt waar het voor bedoeld is. Ik wil proberen om wat misverstanden uit de wereld te helpen. De heer Dunsbergen heeft dat al gezegd in de richting van de heer Van Gameren: een greep uit de kas, uit de gewone dienst, daar is dus absoluut geen sprake van. Dit is een gesloten circuit. De rioolheffing zorgt er voor dat we dit zo kunnen regelen zoals het hier op papier staat. Dus er is geen sprake van dat er grepen uit de gewone dienst gedaan worden om dit uiteindelijk te financieren. Wat meneer Visser zegt is ook waar: zeg afgerond 1.200 woningen die zorgen voor een opbrengst van de rioolheffing van 200 euro en dat is die 240.000 euro waar we het in 2016 over hebben. Dan hebben we het over een moment na de meerjarenraming. In de meerjarenraming zitten de dotaties zoals ze nu te voorschijn komen uit de nieuwbouw van de huizen. Die komen daar al in terecht. U hebt ook in het stuk kunnen zien dat de opbrengst van het riool voor een deel per jaar besteed wordt aan de kosten die gemaakt moeten worden en voor een deel ook in de voorziening terechtkomt. Dat fluctueert; de enige
- 236 -
keer is het meer, de andere keer is het wat minder. Er blijft dus, dat hebben we ook geconstateerd, regelmatig een behoorlijk bedrag over uit die rioolheffing en daar komt die 85.000 euro vandaan. Die wordt nu niet achteraf nog in de voorziening gestopt, maar aan u wordt gevraagd om dat vooraf te doen, omdat blijkt dat we dat kunnen gebruiken om het tarief uiteindelijk in zijn geheel op termijn, en dat is de termijn van zestig jaar, gelijk te houden. En als u kiest en zegt: kijk eens, ik zou liever dat tarief naar beneden bijstellen en dat ik niet over mijn graf wil heen regeren, ja, dan is dat uw politieke keuze. Maar daar kiest het college niet voor. Het college kiest voor het gelijk houden -voor zover we dat kunnen inschatten natuurlijk he, het is allemaal op basis van de berekeningen zoals ze vandaag gemaakt worden, maar die zijn behoorlijk realistisch- voor het gelijk houden van het tarief met de dotaties zoals ze nu aan u worden gepresenteerd. Volgens mij gingen daar de meeste discussies over en heb ik geprobeerd om u duidelijk te maken dat het beslist niet zo is dat de gewone begroting er onder lijdt, de gewone begroting naast de beheersbegroting van het rioolplan, maar dat we het een gesloten circuit noemen, waarbij we dus echt de opbrengsten van de rioolheffing benutten voor de riolering. De voorzitter Dank u wel. Het amendement is ingediend en maakt deel uit van de beraadslagingen. Wie van de raad in tweede termijn? De heer Van Gameren Het verhaal van de wethouder snijdt waarschijnlijk wel hout en ik kan m'n knopen ook tellen, dus wat dat betreft begrijp ik dat wel. Anderzijds moet ik wel zeggen: als het gaat om de verlaging van die exploitatielasten waarin je bijvoorbeeld die 85.000 wilt betalen: andere plannen in de regio zetten daar een P.M. neer. En waarom doen ze dat? Stel dat je 85.000 euro niet haalt. Waar haalt u ze dan vandaan? Stel dat u uit de besparingen, de verlaging van die exploitatielasten, niet die 85.000 euro weet te realiseren. Waar haalt u ze dan vandaan? Toch gewoon uit de gewone dienst? Dat kan toch niet anders? De voorzitter Oké. Nee, wacht even. Mag ik u even vragen: u zegt, ik kan mijn knopen tellen. Betekent dat dat u het amendement intrekt? U trekt het amendement in. Dan maakt het geen deel meer uit van de beraadslagingen en dan kijk ik of de heer Visser desondanks het woord wil. Dat is niet het geval. Dan kan wethouder De Waard nog even reageren zoals hij net al probeerde te doen. Wethouder De Waard Voorzitter, kijk, dat mijn verhaal waarschijnlijk hout snijdt, dat vind ik een beetje jammer. Ik ben er zeker van dat dit het verhaal is en ik ben er ook zeker van dat als het gaat over de rioolheffing, dat die benut wordt voor het rioolplan. En als u zegt, als we die 85.000 min niet halen, waar haal je het dan uit? Nee, dan halen we het niet uit de gewone dienst, want dat kan dus niet. Dan moet het tarief omhoog. Want uiteindelijk moet het hele verhaal zichzelf bedruipen. De voorzitter Dat is helder. U moet iedere zoveel jaar een rioleringsplan vaststellen en u stelt ieder jaar de tarieven vast, dus u hebt jaarlijks de gelegenheid om er iets van te vinden. Het is nu cruciaal, uiteraard, met weer een nieuwe periode voor een rioleringsplan, maar ik denk dat de toelichting van de kant van wethouder De Waard helder is geweest en ik constateer dat de raad instemt met het voorstel. Doe ik dat terecht? Dat doe ik terecht. Dat geldt ook voor de PvdA fractie? Ja. Dan is het voorstel met algemene stemmen aanvaard. 12. POLITIE, ACTIVITEITENPLAN 2012 (VEILIGHEIDSPLAN OPENBARE ORDE EN VEILIGHEID 2012) De voorzitter Wie wenst het woord? Mevrouw Verschoor, de heer Huijser, de heer Blanken, mevrouw Visser. Mevrouw Verschoor Dank u wel, voorzitter. In de opiniërende hebben we daar een uitvoering discussie gehad, ook u met mijn fractievoorzitter over het cijfertje, dat dat toch wel een dikke voldoende moest zijn volgens ons. U had er een ander beeld over. Dat ga ik niet herhalen, ook al heb
- 237 -
ik het nu al een beetje, stiekem, gedaan. Wij stemmen in met het voorstel en wij hopen, dat heeft u ook toegezegd in de opiniërende, dat er door de gemeente nog eens even kritisch zal worden gekeken naar al die rollen die zij heeft, al die goede bedoelingen ten aanzien van jongeren, want het was een heel rijtje en daar zou u nog op terug gaan komen, dus daar hou ik u aan. Dank u wel. De heer Huijser Dank u wel, voorzitter. Ja, ook wij hebben uitgebreid gediscussieerd in de opiniërende vergadering. Dat wil ik niet overdoen. Ik heb vastgesteld dat wij het in ieder geval niet eens worden als het gaat over de aanpak van winkeldiefstallen. Dat is een vaststelling, dus dat wil ik zo laten. Wanneer het gaat om het verhaal van schades bij vernielingen zou onze fractie toch graag een strakker beleid gerealiseerd willen zien. En het is overigens niet de eerste keer dat hier aandacht voor wordt gevraagd. Ik verwijs naar de inbreng van onze fractie in de voorgaande jaren over dit onderwerp. Te veel jongeren die aantoonbaar en bewijsbaar schade hebben veroorzaakt ontspringen de dans, en dat is niet goed. Als ik lees in de gebiedsscan dat een behoorlijk aantal jongeren is opgepakt voor vernielingen, graffiti, dan kan het niet anders dan dat deze jongeren verantwoordelijk worden gesteld voor de veroorzaakte schade en dat deze schade hoe dan ook wordt verhaald. Het zou dan ook fijn zijn wanneer de gemeente een registratie bijhield van vernielde eigendommen en wat er bij het bekend worden van daders aan schade wordt vergoed. We hebben dan ook meer zicht op wat er aan schade is, c.q. wordt verhaald. Ik wil in dit verband nog eens verwijzen naar een afspraak die in het verleden is gemaakt en wel in het managementteam van de gemeente op 8 december 2005. En wel dat in 2006 gevallen van schade aan gemeentelijke eigendommen, veroorzaakt door vandalisme, geregistreerd zouden worden. Tenslotte kom ik nog terug op het gebruik van alcohol door jongeren op de openbare weg c.q. hangplekken en dan gaat het over de leeftijdscategorie van 12 tot 17 jaar. We hebben grote moeite, net als u, met het gebruik van alcohol door jongeren op bedoelde plaatsen. U heeft met instemming van ons allen, denk ik, de nadelige effecten van het gebruik van alcohol door jongeren tijdens de opiniërende vergadering benoemd. Daar kan denk ik geen misverstand over bestaan. We zouden dan ook graag zien dat er handhavend wordt opgetreden en dan heb ik het niet over bekeuren. Die afweging willen we graag overlaten aan de politie. Bij de beantwoording van mijn vragen tijdens de opiniërende vergadering neigde u, voorzitter, bij het begrip handhaven naar het uitschrijven van bekeuringen. Ik beoogde dat niet en ik heb het ook niet gezegd. Het gaat ons erom dat wat je als raad met elkaar afspreekt over het gebruik van alcohol op de openbare weg, dat de politie dit ook nakomt. Handhaven is een breed begrip en zit niet altijd in repressie. Als raad dienen we op dit punt volstrekt duidelijk te zijn, want we hebben naar onze jeugd een grote verantwoordelijkheid. De landelijke discussie van afgelopen week over dit onderwerp maakt dat onze fractie op dit voor ons aangelegen punt, en dat zal voor de andere fracties niet anders zijn, nadrukkelijk aandacht wil vragen dat de politie doet wat we met elkaar hebben afgesproken in een vorig debat waar het ging om het gebruik van alcohol door jeugdige personen. We gaan er als fractie van uit dat dit aansprekende onderwerp meegenomen wordt in de nadere uitwerking van punt 2 onder D. van het concept raadsbesluit over de doorlichting en de in voorbereiding zijnde notitie over het jongerenbeleid. Dat zijn de twee aandachtspunten. Dank u wel. De voorzitter Dank u wel. De heer Blanken. De heer Blanken Dank u wel, voorzitter. Allereerst wil ik toch zeker qua verhaal van schade op de dader met de heer Huijser meegaan. Ook het alcoholbeleid staat toch ook wel heel hoog in het vaandel van PRO Sliedrecht. Dan kom ik op het stuk zelf, een jaarlijks terugkerend stuk waarin gesproken wordt over de inzet van vrijwilligers, zakkenrollers, het preventieteam, nu ook een Buurt Preventieteam en ik wil ook nog een keer de verzekering dat de vrijwilligers die daar aan meedoen inderdaad verzekerd zijn door de gemeente in hun status van vrijwilliger. We nemen aan dat deze mensen een begeleiding en een opleiding krijgen, zodat de status van de vrijwilligers bij henzelf bekend is, maar ook bij de burgers. Er komt een evaluatie en onze vraag is: krijgt dit dan ook een vervolg in heel Sliedrecht? Dan kom ik op het jeugdwerk. Daar wordt een nadrukkelijke rol gevraagd van het ambulant jongerenwerk en wij willen dan ook dat zeer nadrukkelijk in het raadsvoorstel staat dat dat meegenomen gaat worden in de nota, zelfs als daar een extra financiële bijdrage voor nodig
- 238 -
zou zijn. Kom ik nog even terug op het punt van de aangiftelocaties. Er is op het ogenblik een mogelijkheid om aangifte te doen op het politiebureau na afspraak, en digitaal. We zijn nog steeds van mening dat er een heleboel mensen zijn die ondanks de online mogelijkheden die mogelijkheden niet hebben, door wat voor reden dan ook. Wij zoeken nog steeds naar een mogelijkheid om extra digitale aangiftepunten in de gemeente te krijgen. Dan denken we aan het Gemeentekantoor, de Reling, de bibliotheek, het kantoor van Tablis, Overslydregt, Parkzicht en dergelijke. Ik heb daarvoor een motie voorbereid en die wil ik graag even voorlezen. MOTIE Meerdere locaties voor het doen van aangifte. De gemeenteraad van Sliedrecht, in vergadering bijeen op 29 november 2011, Gehoord de beraadslagingen van mening is dat er binnen de gemeente Sliedrecht nog veel burgers zijn die door wat voor oorzaak ook geen beschikking hebben over een PC of een internetverbinding; Draagt het college op om op meerdere locaties zoals het Wmo loket, de bibliotheek, CJG en anderen in overleg met betreffende instanties mogelijkheden te creëren alwaar de burger met ondersteuning digitaal aangifte kan doen. Na opening van de mogelijkheden dient publicatie hierover plaats te vinden. Het college wordt verzocht de raad hierover te informeren over de vorderingen tot uiterlijk 1 juli 2012. En gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter Dank u wel. De motie maakt onderdeel uit van de beraadslagingen. De heer Blanken Misschien nog even ter aanvulling: voor zover wij kunnen zien heeft deze motie geen financiële consequenties. De voorzitter Dank u wel. Mevrouw Visser. Mevrouw Visser Ik wil nog even reageren op het betoog van de heer Huijser waarin hij refereert aan een afspraak in het managementteam van 2005, dat ze afgesproken hebben om in 2006 de schade in de gemeente Sliedrecht te monitoren. In 2011 kunnen wij natuurlijk niet meer constateren of dat gebeurd is in 2006. Verbindt u er de conclusie aan dat het jaarlijks terug moest komen? En dan, als u dat werkelijk vindt, dan ga ik toch nog maar een keer een stokpaardje berijden wat wij een aantal jaren bereden hebben, maar wat toen geen steun heeft gekregen: bent u dan ook voor een vandalisemonitor op de Gemeentepagina in het Kompas waarin maandelijks staat wat er weer vernield is aan gemeentelijke eigendommen? De heer Huijser Ja, kijk, ik heb op een gegeven moment de gemeentepagina afgezocht en kwam tot die constatering. Als het gaat om de registratie heb ik vastgesteld dat de gemeente dat niet bijhoudt. Of dat maandelijks bekend gemaakt moet worden – ik heb daar nog geen oordeel over. Ik heb er in de fractie ook nog niet over van gedachten gewisseld. Op zich lijkt het me nog niet eens zo verkeerd om de bevolking te tonen wat er allemaal is vernield in de achterliggende maand of half jaar, of welke termijn je dan ook wilt kiezen. Dat zie je wel in meer gemeenten. Maar nogmaals, in de fractie hebben we het daar niet over gehad, maar ik sta er niet onwelwillend tegenover. Maar dat is op persoonlijke titel. De voorzitter Anderen die nog op elkaar willen reageren? Mevrouw Verschoor. Mevrouw Verschoor Het lijkt me prima dat het gemonitord wordt zoals afgesproken, ooit in 2005 en dat dat jaarlijks gebeurt, dat lijkt me ook goed. Het voorstel wat u net zegt, ik heb dat eigenlijk nooit eerder gehoord. Misschien dat u het heeft genoemd en dat ik het ben vergeten, dat zou best kunnen. Maar dat lijkt me eigenlijk een heel goed idee.
- 239 -
Mevrouw Visser Misschien dat ik het opgegeven heb toen ik merkte dat ik alleen steun kreeg, toentertijd, van de CDA fractie. De heer Dunsbergen Voorzitter, dat is nog steeds zo. Mevrouw Verschoor Ik heb er verder niets aan toe te voegen, voorzitter. Ik vind het eigenlijk wel een heel goed idee. Ik denk dat er heel veel vernield wordt zonder dat mensen enig idee hebben dat het vernield wordt. De bomen langs de Tiendweg bijvoorbeeld. Het lijkt me prima om dat te registreren; wij zijn voor. De voorzitter Nog anderen behoefte om te reageren op elkaar? Dat is niet het geval. Een paar opmerkingen van mijn kant. Een toezegging in een opiniërende raadsbijeenkomst gedaan, heeft dezelfde waarde als een toezegging, gedaan in de raadsvergadering. Dus daarmee herhaal ik niet wat daar is toegezegd en laat ik ook even buiten beschouwing de opmerkingen die daarover gemaakt zijn, want gedaan en herhaald door de voorzitter in de opiniërende is een toezegging die staat. Als het gaat om de vraag hoe om te gaan met registratie van vernielde eigendommen, van gemeentelijke eigendommen: ik moet zeggen dat ik het zelf een beetje ingewikkeld vind om het alleen over gemeentelijke eigendommen te hebben, want dat zijn er maar een paar, terwijl er natuurlijk voor iedere burger van Sliedrecht sprake kan zijn van vernielingen. Dus ik weet niet zo goed wat ik daar mee aan moet en ik heb geen enkel beeld bij afspraken uit 2005. Ik begrijp wel dat u vooral aan de orde wilt stellen het belangrijk te vinden dat mensen zich realiseren dat het aanbrengen van vernielingen heel veel schade tot gevolg heeft en dat, als je groot genoeg bent om schade aan te richten, dat je dan ook groot genoeg moet zijn om die schade te repareren of te vergoeden. Die stelling kan ik heel goed volgen. Ik kan op dit moment niet overzien op welke wijze registratie daarvan enige hulp kan zijn. Dus ik vind het moeilijk u daar een toezegging op te doen. En als het gaat om verhaal: ik denk dat het goed is om over een tijdje nog eens te kijken: hoeveel verhaal zetten we eigenlijk in bij vernielingen en hoeveel kans hebben we eigenlijk dat we dat verhaal kansrijk kunnen inzetten? Ik zal daarover overleg hebben met de politie; dat zeg ik u toe en dan kom ik daar op een later moment op terug. Ik vind het lastig om daar nu concreter over te zijn dan dat, maar ik hoop dat ik daarmee in ieder geval aan uw bedoeling tegemoet kom. Als het gaat om ambulant jongerenwerk, daarvan wordt voorgesteld dat we dat meenemen in de notitie die op een later moment aan u wordt aangeboden. Dus wij nemen geen voorbeslag op de uitkomst van die notitie en die discussie. Voor wat betreft handhavend optreden met betrekking tot alcohol, daar hebben we in de commissie denk ik uitvoerig over gesproken en ik wou het maar laten bij wat daar besproken is. Dat geldt ook voor het verzekerd zijn van vrijwilligers. Die zijn verzekerd, die worden begeleid en met betrekking tot de motie: die wordt nu uitgedeeld. Die zou ik even moeten bekijken, dus ik schors even voor een paar ogenblikken om iedereen de gelegenheid te geven om even naar de motie te kijken. U wilt daar als fracties ook even een oordeel over hebben. Dus ik schors voor enkele ogenblikken. Schorsing De voorzitter Kunnen we onze plaatsen weer innemen? Dan heropen ik de vergadering. Dan zou ik van mijn kant met betrekking tot de motie willen zeggen dat ik op dit moment niet goed kan overzien hoe groot de behoefte daadwerkelijk zou zijn om, anders dan de mogelijkheden die er op dit moment zijn bij politie en via Internet, om nog nieuwe plekken te creëren voor het doen van aangifte en het tweede is dat ik absoluut niet kan overzien wat de betekenis is van "anderen vragen daarbij behulpzaam te zijn". Dus ik zou u willen voorstellen om de motie even in te trekken met de toezegging dat ik overleg zal hebben met de politie om te kijken hoe groot het probleem is naar de inschatting van de politie. En dan kom ik er daarna bij u op terug. De heer Blanken Voorzitter, dan houd ik deze motie aan.
- 240 -
De voorzitter Ja? U dient hem gewoon weer opnieuw in op het moment dat het antwoord niet naar tevredenheid is. Dat constateren wij, maar voor dit moment is hij ingetrokken. Als u hem niet intrekt, namelijk, moet ik hem in stemming brengen. Dan vraag ik de raad of er in tweede termijn nog behoefte is aan woordvoering. Dat is niet het geval. Dan constateer ik dat ik u twee toezeggingen heb gedaan. Dat is de toezegging om bij u terug te komen, en laat ik daar een termijn aan verbinden: voor het zomerreces van 2012, dat ik bij u terugkom met informatie over aangiftepunten en de verhaalssituatie. Ja? Dus die twee toezeggingen. Dan vraag ik u of u instemt met het voorstel zoals het hier ligt. Dat is het geval. Dan is dat voorstel met algemene stemmen aangenomen. 13. RESULTAATBESTEMMING JAARREKENINGRESULTAAT 2010 De voorzitter Wie wenst het woord? De heer Van Rekom, de heer de Jager. Nog anderen? De heer Van Rekom Dank u wel, voorzitter. Ik kan kort zijn. We hebben met genoegen geconstateerd dat het raadsvoorstel is aangepast conform de wens van de VVD om de kosten te verantwoorden in de jaren. We kunnen nu instemmen met het voorstel. De heer De Jager Voorzitter, dank u wel. Ook onze fractie kan instemmen met het voorstel wat hier op tafel ligt. We gaan onze opmerkingen die we twee weken geleden gemaakt hebben, niet herhalen. Wel willen we onderstrepen dat een belangrijk punt wat in 2011 aan de orde is geweest, de extra controlcapaciteit door ons genoemd is als investering en als noodzakelijke kosten die voor de baten uitgaan. Noodzakelijk omdat de ontstane problemen in 2011 een adequate aanpak vereisten en noodzakelijk denk ik ook om de voorliggende uitdagingen in het volgende jaar op te kunnen pakken. Denk bijvoorbeeld aan de bezuinigingen, de ontwikkelingen in de ambtelijke organisatie en wij willen nogmaals benadrukken dat we deze kosten in 2011 belangrijk vinden als investering en ook naar de toekomst kijkend als een logisch vervolg. Dank u wel. De voorzitter Dank u wel. De heer Dunsbergen. De heer Dunsbergen Nog een kleine opmerking, voorzitter. Die houdt verband met het bedrag van 50.000 euro onderzoek overdracht huisvuildiensten. De CDA fractie zou zich voor kunnen stellen dat dat weggeschreven wordt onder de post afvalstoffenheffing, omdat het daar eigenlijk ook thuishoort. Nu gaat het min of meer uit de algemene middelen. Ik ben benieuwd wat de reden van de wethouder is om het hierin op te nemen. Mevrouw Visser Ja, ik wil graag reageren op de heer Dunsbergen. Als je dat zou doen, ze eenmalig onder de afvalstoffenheffing brengen, dan zou je in 2012 de afvalstoffenheffing eenmalig moeten verhogen en daarna weer moeten verlagen. Dat kun je gewoon niet maken. De heer Dunsbergen Dat vind ik een helder standpunt. De voorzitter Ja, dat gebeurt vaker, hoor, dat ze dat heeft. De heer Dunsbergen Maar ik vond het ook wel eens goed om dat een keer te bevestigen. De voorzitter Ik geloof dat er één vraag van de heer Dunsbergen voor u ligt, wethouder Tanis. Wethouder Tanis Ja, heel kort, voorzitter: ik kan het niet helderder formuleren dan mevrouw Visser al heeft gedaan. De voorzitter Oké. Ik geloof, gezien het karakter van de opmerkingen, dat wij kunnen vaststellen dat de raad met algemene stemmen het voorstel aanvaardt. Dat is juist? Dat is het geval.
- 241 -
14. COMPTABILITEITSBESLUITEN NOVEMBER 2011 (VEEGBESLUIT 2011) De voorzitter Wie wenst het woord? Uiteindelijk niemand. Kan ik vaststellen dat dit voorstel met algemene stemmen wordt aanvaard? Dat is het geval. Hamerstuk. 15. BELASTINGVERORDENINGEN 2012 De voorzitter Wenst iemand een stemverklaring af te leggen? De heer Sneijder. De heer Sneijder Voorzitter, zoals bekend wordt de fractie van PRO Sliedrecht geacht tegen punt 9 te zijn, de verordening hondenbelasting 2012. De voorzitter Geen andere opmerkingen? Dan is het voorstel met algemene stemmen aanvaard, met de aantekening op punt 9 van de fractie van PRO Sliedrecht. 16. AFSCHEID DE HEER D. VAN MEEUWEN De voorzitter En dan zijn wij toch, sneller dan door mij gedacht bij het begin van deze vergadering, aangekomen bij het afscheid van de heer Van Meeuwen. Ik denk dat het goed is om daar nu ook maar even de tijd voor te nemen. De heer Van Meeuwen zit met een aantal familieleden en vrienden achter in de zaal, maar ziet en hoort zoals de raad hier nu zit. Dan zou ik als eerste het woord willen geven aan de heer Den Braanker. De heer Den Braanker Beste Dick. Namens de fractie wil ik je graag vanaf deze plaats toespreken. 23 jaar Sliedrechtse politiek. In november 1988 in de raad gekomen en precies nog in november neem je weer afscheid. Zelf laat je in Fractioneel, ons lijfblad, optekenen dat je al die jaren als een vis in het water hebt geleefd. Ik zou die vergelijking met een vis niet durven maken, maar nu je daar zelf de aanzet voor geeft heb ik het wat voor je uitgewerkt. En ik hoop dat je het kunt volgen, want het is wat in visserslatijn. Het eerste van een vis in het water is dat een vis in het water geen loopbaan kent. Het hoogst haalbare is zeg maar de schoolslag. Toen ik je onlangs aan de lijn had, had jij het over je nieuwe uitdaging en de wisselslag die je maakte. Een hele verandering voor iemand die zich altijd in zijn element heeft gevoeld. Ondanks de zee van mogelijkheden heb je nooit toegehapt voor bijvoorbeeld een post als wethouder. En voor lid van de Provinciale Staten werd achter het net gevist. Ik heb met anderen in het verleden nog wel eens gevist naar jouw politieke ambities. Maar ja, je haalde de schouders op. We vingen dus bot. Misschien, heel misschien heb je stiekem wel eens geaasd op een bestuurlijke functie. Want ja, diepe wateren, diepe gronden. Ik kan het niet hard maken en een slijmvis ben je ook niet. Maar je had in het verleden wel erg veel contact met bijvoorbeeld de Commissaris van de Koningin. Zo'n suggestieve opmerking is natuurlijk voer voor de vissen. Dick, je bent in die 23 jaar weinig afgehaakt, dat is zeker. En daarom wil ik voor iedereen glashelder maken welke vis er in dat politieke aquarium heeft rondgezwommen. Je bent, heus, en dat is je enige nadeel, en dat is niet bot bedoeld, een rasechte rotte Rotterdamse vis die in het oneindige zijn rondjes heeft gemaakt in de politieke vissenkom. Weliswaar zonder doel, maar wel met een richting. Je bent namelijk iemand van een vaste koers. Recht door zee, met een ietwat eigen SGP slag. Bij tegenwind kon je best wat flipperen. Maar je hoefde je niet altijd in allerlei bochten te wringen of de mazen van het net op te zoeken; de richting lag vast. Jouw sterke punt, Dick, is jouw omgang met alle politieke stromingen. Veni, Vidi, Vici. De man met visie, de man van de grote lijnen die zich niet bepaald liet inpakken als een vis of opjagen door wat voor tuig dan ook, maar als een gehaaid politicus de wind en golven trotseerde. Je was ons een fractie sneller, ging fier op kop. Je was de drijvende kracht in de Sliedrechtse visafslag. Je bent in de omgang ook heel open. We weten wat we aan je hebben. Niet glibberig of glad, niet "noch vlees, noch vis". Je bent eerder een zoetwatervis dan een zoutwatervis. Vinnig uit de hoek komen is een zeldzaamheid. En als je echt doorbijt, hebben ze een flinke dobber aan je. Voor rellen ben jij niet in en van kwellen en kwallen in de raad moest je ook niets hebben. Slechts voor één partij had je ontzag en
- 242 -
dook jij onder. Als de destijds nog jonge meeuwen uit de Waalstraat gingen krijsen, kon je spartelen wat je wilde, maar dan veranderde Hermien jou in een kleine sardine. Eén blik was voldoende. Wat valt ons op aan Dick? Je bent geen liefhebber van e-mailen. Ook je voordrachten in de raad schrijf je als een inktvis nog op papier. Het ging je ook niet altijd voor de wind. Ondanks jouw stevige ruggengraat moest je in april dit jaar even plat. Daar lag je dan, ons parade-zeepaardje; nu een platvis die naar zuurstof hapt. Een vis op het droge. Gelukkig ben je weer teruggezet. Het was dol-fijn om je weer zo gezond als een vis aan het werk te zien. Die laatste periode weliswaar in troebel water, maar ja, het venijn zit altijd in de staart. Dan de fractie. Die wist je jarenlang, echt jarenlang te stroomlijnen. Als een school vissen zwommen we achter je aan. Jij dick-teerde. Sloeg je als de grote baas -soms ook als stekelbaars- rechtsaf, dan gingen wij rechtsaf. Maakte jij de slag naar links, dan gingen wij naar links. Nam jij de regionale visafslag, dan verroerden wij geen vin. En dachten stilletjes – vissen praten niet – slaat hij door, of slaat hij af? Maar we hadden geen keus. Dick kon oeverloos praten over de bruisende ideeën van de regio. "Het zijn de wateren die ons verbinden, blablablablablabla, blubblubblubblub…" Nu sta je aan de kant. Als een wal-vis. Je hebt een nieuwe stek. Je zult het vast heel erg missen. Voorzitter, ons verhaal is wat krap aan de kant. We kunnen, Dick, niet alles over jou uitmeten. We moeten indikken. Maar dat je her en der nog over de tong zal gaan is zeker. Hou je haaks, en één troost: in de krant van vandaag wordt morgen de vis verpakt. Tenslotte: een vis is ook het symbool uit de christelijke traditie, vervat in een oud Grieks woord: Ichthus. In de letters van dit woord zagen de vroege christenen de kern van de Bijbelse boodschap. Het was ook het symbool dat werd gebruikt om erachter te komen of iemand ook christen was. Dat ‘christen zijn’ in de politiek was jou, Dick, op het lijf geschreven. Het was jouw drijfveer. Je was herkenbaar als een christenpoliticus, in woorden en in daden. In één zin: je was een goudvis en daar bedanken wij je als fractie hartelijk voor. En we wensen jou samen met je vrouw en kinderen Gods zegen toe. Dank je wel. De voorzitter Even vanaf deze plaats. De neiging om met de ambtsketen om "geachte heer Van Meeuwen" te zeggen is groot, maar ik hou het toch even bij "beste Dick". Want vandaag is het moment gekomen dat je afscheid gaat nemen van de gemeenteraad en hoewel je dat zelf hebt besloten, weet ik dat je het doet met pijn in je hart. Want je begon op 28 november 1988 als lid van de raad en dat is gisteren 23 jaar geleden en er zijn nog maar weinig mensen die zo lang beschikbaar zijn voor een functie als raadslid. En als je zo lang raadslid bent, dan kan het niet anders of het is een groot deel van je leven geworden en van dat van jouw gezin. De reden dat je terugtreedt als raadslid is gelegen in het feit dat je vanaf 1 augustus lid bent geworden van de Raad van Bestuur van het Lodenstein en Hoornbeeck College in Amersfoort. Dat is een mooie stap in je maatschappelijke loopbaan, maar tegelijkertijd vraagt het veel tijd en aandacht. En jij bent iemand die graag alles wat hij doet, goed wil doen. En jouw gevoel is geweest dat de combinatie van Lid van het College van Bestuur en lid van de gemeenteraad nu te veel gevraagd is en jou niet het gevoel kan geven dat je het op beide plekken goed doet. Na de verkiezingen in 2010 heb je in de fractie van de SGP/ChristenUnie taken op je genomen die vooral gericht zijn geweest op de regio, met name de Drechtsteden. Dat is voor buitenstaanders misschien wat minder zichtbaar geweest, maar voor Sliedrecht wel van belang. En je hebt in september daar afscheid genomen. Je hebt door de jaren heen als raadslid heel veel functies vervuld. En ik noem er maar een paar, want je bent van 1996 tot 2010 fractievoorzitter geweest, je bent formateur geweest van diverse colleges en je bent waarnemend raadsvoorzitter geweest tot vandaag. En die ervaring door de jaren heen zorgde ervoor dat je voor je fractie en voor de gemeente Sliedrecht in heel veel opzichten een ondersteunende rol hebt vervuld. En dat woord ondersteunen wil ik graag benadrukken. Het ging jou altijd om de inhoud. Jij wilde dat Sliedrecht er beter van werd en dat mensen tot hun recht kwamen. Je vond het niet zo belangrijk om op de voorgrond te treden, hoewel je dat, gezien de vele speeches die je door de jaren heen hebt gehouden, wel subliem hebt gedaan. Maar de zoektocht naar balans, als ik dat zo mag noemen, typeert jou in je raadswerk en in je bijdrage aan de Sliedrechtse samenleving. En tot op het laatste moment heb je je verantwoordelijkheid serieus genomen. Je was, en daar hebben we ook samen nog over gesproken in de afgelopen tijd, nog even nodig in Sliedrecht en je hebt de vorige maand tijdens de raad verteld wat je daarin hebt willen betekenen. En dat is ook de reden geweest, dat je die afgelopen maanden ook nog nodig was, dat je je
- 243 -
afscheid niet op 1 augustus met de ingang van je nieuwe functie hebt gekozen, maar nu. En ik heb persoonlijk jouw aanwezigheid in deze maanden als steun ervaren. Maar vandaag is het dan toch zo ver. Jouw werk als raadslid zit er op, na 23 jaren van dienstbaarheid. En jouw vertrek is ook het vertrek van de raadsnestor. Namens de hele raad wil ik je heel graag heel veel dank zeggen voor al je bijdragen aan het raadswerk en aan de Sliedrechtse samenleving. En je weet, daar zit een cadeau aan vast: de vulpen. Maar deze is nieuw; natuurlijk wel met het wapen van Sliedrecht, maar in de dop staat gegraveerd 'gemeenteraad Sliedrecht' en jij bent de eerste die die ontvangt. En ik zei al: weinigen zijn zo lang raadslid en mede door de bijzondere wijze waarop je die rol hebt vervuld is er voor jou een extra cadeautje. Twee CD's met orgelmuziek, zodat je gedwongen bent om in je lange tocht en naar Amersfoort aan ons allen hier te blijven denken. Ik hoop, Dick, dat je geniet van de cadeaus en ik vraag je om even naar voren te komen, dan kan ik je de cadeaus overhandigen. Dick, als eerste de vulpen. De CD's als tweede en de bloemen; alsjeblieft. Mag ik je vragen om nog even te blijven staan? Naast mij, graag. Want dit is nog niet alles. Want naast je bijdrage aan het raadswerk en je werk in het onderwijs heb je ook jarenlang grote betrokkenheid gehad bij het Reformatorisch onderwijs, ben je oprichter en vijf jaar lang voorzitter geweest van de jeugdvereniging Zoekt uw Schepper en ben je al meer dan 40 jaar organist in de christelijk-gereformeerde kerk hier in Sliedrecht. En je hebt, mede gedreven door jouw religieuze achtergrond, een buitengewone bijdrage geleverd aan de Sliedrechtse samenleving. Als raadslid, maar ook daarbuiten. En daarom heeft het Hare Majesteit behaagd jou te benoemen tot Lid in de Orde van Oranje Nassau. Ik wil je daarmee graag feliciteren en de onderscheiding opspelden. De heer Van Meeuwen Dankjewel. De voorzitter Dick, hier moet je het mee doen….! Als je wilt mag je nog iets terugzeggen in de richting van de raad, dan geef ik je daar graag de gelegenheid voor. Ga je gang. De heer Van Meeuwen Ja…jullie weten…ik ga er van stotteren. Dit had ik natuurlijk helemaal niet verwacht. Laat ik maar met dat laatste beginnen. U wilt wel de hartelijke dank overbrengen voor deze Koninklijke onderscheiding. Daar ben ik wel een beetje klein onder, eerlijk gezegd. Het is de laatste keer dat ik hier mag staan. Ik zou eerst…. Ik moet even de zaak weer een beetje ordenen van binnen. Ik zou eerst onze burgemeester willen bedanken voor haar vriendelijke woorden. In het afgelopen halfjaar hebben we elkaar behoorlijk intensief leren kennen en elkaar ook leren waarderen. Het was niet het makkelijkste halfjaar, ook voor jou niet, maar de samenwerking mocht heel goed zijn. Ik wil je daar hartelijk dank voor zeggen. Ik heb ook jouw steun ervaren daarin en ik wens je ook veel sterkte nog bij de komende taak die hier nog op jou wacht. En dan mijn eigen fractievoorzitter Theo den Braanker. Ja, Theo, als ik moet gaan herhalen wat jij allemaal in dat prachtige visserslatijn tot mij gezegd hebt, dat kan ik natuurlijk nooit; dan zou het een soort potjeslatijn gaan worden. Ik wil je daar hartelijk voor dank zeggen. De pers is natuurlijk breed aanwezig, dus ik denk toch dat ik er goed aan doe even die zinsnede over die Commissaris van de Koningin wat toe te lichten. Dat heeft niet met een functie of zo te maken gehad of burgemeestersambities, om dat te worden. Dat heeft gewoon te maken gehad met de benoeming van burgemeesters en andere zaken. Goed. Beste mensen, mijn laatste toespraak hier. Johan Sebastian Bach heeft muziek gemaakt voor heel veel soorten mensen; ook voor groepen, gebeurtenissen soms. Kerkelijke muziek, maar ook wereldlijke muziek. Hij heeft bijvoorbeeld de Koffiecantate geschreven. Maar zo heeft hij ook de cantate geschreven bij het wisselen van de gemeenteraad in Muhlhausen. Naar aanleiding hiervan heb ik een cantate, een muziekstuk, in woorden gemaakt. Ik noem het mijn afscheidscantate bij het verlaten van de Sliedrechtse gemeenteraad, 29 november 2011. Het is ook de verjaardag van mijn moeder. Zij is vandaag 88 jaar geworden en ze woont hier in Sliedrecht. Ze had hier best graag bij willen zijn. Ik denk dat ze in de geest bij ons is, maar dat stond haar lichamelijke situatie toch niet toe. Het zijn drie delen met korte intermezzo's na ieder deel.
- 244 -
Deel 1. Het preludium, het voorspel. 23 jaar geleden, op één dag precies 23 jaar geleden. Dat preludium heeft het karakter van een ouverture: overrompelend. Het tempo is toccare, dat betekent snelle opeenvolging. Zo heb ik dat ervaren in die tijd. Het begon rustig. Ik bezocht een paar keer de politieke ledenvergaderingen van de SGP. Werd vervolgens gevraagd om als nummer vijf als eerste opvolger op de lijst te gaan staan. Nou, dacht ik toen, dat kan geen kwaad. Die mannen blijven allemaal nog graag zitten. Het waren er vier die in de raad zaten, dus dat gaat wel goed en waarschijnlijk gebeurt er dus vier jaar niks. En dat kon ook nog helemaal niet, want ik was bezig met mijn studie geschiedenis. Ik was net klaar met die studie en toen gebeurde er toch wel wat. Overigens vond ik het wel leuk, eigenlijk, om iets van die praktische politiek te zien en ook mee te maken. Ik woonde toen al zo'n 9 jaar in Sliedrecht en had en heb ook echt iets met Sliedrecht. Het zit letterlijk in mijn genen. Want mijn Opa, Dirk Bouw, en mijn Oma Janna Hartog waren echte Sliedrechters van de dijk. Opa was baggeraar geweest, had in Rusland nog tijdens de Eerste Wereldoorlog gebaggerd en was daarna naar Rotterdam gegaan. En zo ben ik uiteindelijk Rotterdammer geworden. Maar hij las nog tot zijn dood in het bejaardenhuis van Rotterdam de Merwestreek. Dat zijn kleinzoon, ik dus, vernoemd naar deze Dirk, nog leerkracht op een basisschool in Sliedrecht zou worden heeft hij nooit geweten; nog minder dat ik lid van deze beroemde gemeenteraad zou gaan worden. De openingsklanken volgden elkaar snel op. Tussentijds, in 1988, 28 november kwam ik in de raad en deed de ene ontdekking na de andere. Ik maakte deel uit van de toenmalige fractie SGP/RPF. Oudere mannen die allemaal mijn vader hadden kunnen zijn, mensen met veel ervaring en wijsheid. Ik moest eerst zwijgen, zeiden ze, en luisteren. En dan fluisteren. En dan na enkele maanden moest ik pas gaan spreken. En toen ik dat voor het eerst deed, ik herinner me dat nog echt, dacht ik: wat is dat toch in mijn keel? In die week las ik dat je bij een spannende gebeurtenis een hartslag kan hebben van 160, 170 slagen, zoals een wielrenner bij de finish. En zo voelde het, de eerste keer. Zo spannend vond ik het ook. Toccare, snelle opeenvolging van de onderwerpen die langskwamen. De bouw van een zwembad. Hoofdwegenontsluiting. De bouw ten noorden van de spoorlijn, thema's die toen al speelden. En Baanhoek West. Iedere begroting kwam dat terug. Ik werd na anderhalf jaar al fractievoorzitter, moest de algemene beschouwingen in elkaar zetten en ik denk dat ik dat zo'n 15 keer gedaan heb; daarna deed de tweede fractievoorzitter het en later heeft Theo het overgenomen. Ik werd betrokken bij de burgemeestersbenoeming; ik heb er drie mogen meemaken en in die tijd deed ik ook veel dossierkennis op. Discussieerde je veel in de debatten. Het was allemaal spannend, het was inspannend maar ook ontspannend. Het eerste intermezzo. Die eerste jaren waren echt monistisch. Maar er was meer dualistisch vuurwerk dan we in de afgelopen jaren hebben gezien; dat is mijn overtuiging, ondanks het ingevoerde dualistische systeem. Regelmatig stelde een collegepartij zich heel onafhankelijk op ten opzichte van het college. De PvdA was daar goed in, maar ook de SGP/ChristenUnie deed dat. En PRO Sliedrecht hield ons heel scherp. Ik vind het ontzettend leuk om Peter Kraaijeveld te zien. Jullie zien hem niet, maar achterop de publieke tribune zit hij. Alleen je aanwezigheid al, Peter, is een felicitatie voor mij. Hartelijk dank. Jij hield ons namens PRO Sliedrecht in die tijd al scherp en dat is later door je opvolgers voortgezet. Ik heb dat altijd kunnen waarderen en daarom denk ik dus eigenlijk wel dat het bij de komende discussie -en die maak ik dan niet meer mee; misschien vanaf de zijlijn, over het dualisme, want dat zijn jullie van plan- niet alleen moet gaan over de structuur, van: hoe organiseer ik het? Maar die moet vooral gaan over de cultuur. Welke bandbreedte geven we elkaar nu? Een collegepartij hoeft geen slaaf te worden van een raadsprogramma. Dat hebben we al niet zo, een gedetailleerd programma, maar je moet geen slaaf worden. En een wethouder raakt niet van de leg als het voorstel eens een keertje niet gehaald wordt. Dat hoeft ook helemaal niet. Een goed voorstel leidt eigenlijk als vanzelf tot een goed besluit, zou mijn advies zijn. Dus zorg gewoon voor goede voorstellen. Deel 2. Tempo andante, al gaande. Maar er zaten ook scherzando's in; dat zijn van die schertsende, flitsende stukjes. En largo's, en soms eens een valse noot. Het was de periode van de uitbouw van de fractie SGP/ChristenUnie; we gingen van vijf naar zeven. Het was de periode van de samenstelling van de colleges, omdat we de grootste fractie waren. Het was de periode van de beginnende regionale samenwerking. Eerst in Zuid-Holland Zuid verband; daar heb ik nooit iets in gezien. Later in Drechtstedenverband; daar heb ik veel meer in gezien en daar zie ik nog veel in. En het was de periode
- 245 -
van grip krijgen op de planvorming. Er waren scherzando's in die tijd. Dat waren vaak, mijns inziens te korte, discussies in de raad over de grondslagen van elkaars partijen. Dat gebeurde soms naar aanleiding van de algemene beschouwingen. Dat gebeurde soms ook in de wandelgangen, na afloop van de raad. Veel goede gesprekken gehad met burgemeester Spijkerboer, die hield daar ook van. En veel met de vrienden van de VVD, in die wandelgang. Van Plato's hoofdwerk de Staat via Thorbecke naar Frits Bolkestein. En daar stopte het ook wel weer, bij de VVD. Maar wellicht komen er weer nieuwe denksterren aan het firmament. Soms proefden we elkaars nieren in aparte bijeenkomsten. Dat is ook gebeurd. Zoals tussen de PvdA en onze fractie in 2003; bij het opruimen kwam ik dat document weer tegen. Wij discussieerden toen onder andere over de vraag of je een godsdienstige overtuiging als ondergrond mag zien van je politieke inzichten. Het was een boeiende avond en het deed in ieder geval elkaar een beetje beter begrijpen. Nu heb ik in die 23 jaar ook steeds dat gevoel gehad met de PvdA. In de kern hebben wij een aantal opvattingen gewoon gemeenschappelijk. Meestal waren we de grootste partijen en waren ook op elkaar aangewezen en dan sprak je daar ook over. Vanuit verschillende aanvliegroutes; bijvoorbeeld de PvdA vanuit het principe van de zorg voor de sociaal zwakkeren, de SGP/ChristenUnie vanuit een Bijbels principe van de naastenliefde kwamen we samen uit bij een goed sociaal beleid. Dat wil niet zeggen natuurlijk dat CDA en PRO Sliedrecht daar niet ook een bijdrage in hadden; natuurlijk. Ik genoot met name van die scherzando's, die korte stukjes, dat praten over elkaars achtergronden. Al gebeurden ze dus wel een beetje weinig in de gemeentepolitiek; dat weet je. Maar ik genoot er van. Er waren ook largo stukken: langzaam. Er moesten altijd compromissen gesloten worden; wat duurden bouwprojecten lang, door alle procedures en bezwaarschriften. Er hoefde maar één uil te zitten of een paar goudgerande kevers en je was weer een paar maanden verder. Dat is goed, hoor, maar het duurde wel lang en een wethouder Ruimtelijke ordening heeft het in deze tijd bepaald niet makkelijk. Hij of zij kan het meemaken dat je in die vier jaar werkelijk geen ene steen op de andere stapelt. Wel in planvorming misschien, maar niet in werkelijke zin. Soms ook valse noten. Voor mij is een valse noot als er op de man of vrouw gespeeld wordt. En dat gebeurde, en gebeurt, gelukkig weinig of niet in deze raad. En het is ook nooit mijn bedoeling geweest. Maar als ik in het vuur van sommige betogen die indruk wel gegeven zou hebben, dan bied ik u vanavond daar nog mijn excuses voor aan. Want dat kan niet. Het tweede intermezzo. Ik kan niet anders stellen dan dat die informele en formele gesprekken over elkaars grondslagen goed zijn. Ik durf de stelling aan dat politieke partijen die dicht bij hun grondslagen blijven en daar ook vanuit redeneren en beleid maken, duidelijk zijn voor de kiezer en voor anderen. Het verbetert de debatten; het gaat mis als wij bij de waan van de dag gaan leven en daar ons beleid op afstemmen. Deel 3, de finale. Allegro's. Ja, het is haast voorbij, jullie hebben natuurlijk trek in een borrel enzovoorts. De regionale ontwikkeling in de Drechtsteden ontwikkelde zich in snel tempo; ik ontwikkelde ook snel mee. En dat leverde, en Theo wees daar al op, pittige discussies op in mijn eigen fractie. Jij bent al helemaal door de pomp, riep onze Jan Buchner dan. En Leen Huijser keek me ook niet al te enthousiast aan. Op den duur kreeg ik toch medestanders. Want, beste mensen, logisch. Als je een beetje nadenkt en je verdiept je in de regionale samenwerking, dan kies je daar gewoon voor. Omgekeerd is ook waar: als je niet nadenkt, ja, dan blijf je aartsconservatief. Mijn rol veranderde van de inhoudelijke dossiers meer naar het organisatorische: het vicevoorzitterschap van deze raad, van de Drechtraad. En soms miste ik wel dat inhoudelijke debat, maar ik had prima vervangers en opvolgers. Jammer dat er alleen in de allerlaatste fase, de laatste twee maanden met name, ook een gedeelte was met de aanduiding in de muziek: lamentoso. Langzaam, klaaglijk. Het voelde als een dissonant. Laatste intermezzo. Beste mensen, 23 jaar in de politiek. Het is een groot deel van mijn leven geworden en ik heb er van genoten. Ik heb er ook veel van geleerd. Die kennis en vaardigheden kan ik in mijn nieuwe bestuurdersfunctie goed gebruiken; dat heb ik nu al gemerkt. Ik ben dankbaar dat ik het al die jaren heb mogen doen. Bach schreef boven zijn muziekstukken drie letters: SDG. Soli Deo Gloria: alleen God de eer. Dat onderschrijf ik, dat onderstreep ik. De Here God was het die mij hielp en krachten gaf. Ik mocht dit mooie werk doen vanuit het besef dat we, om het met de apostel Paulus te zeggen, hier geen blijvende stad hebben. Aan deze stad hier moeten we werken. We moeten het beste ervan zien te maken, maar het is niet het enige waarvoor we leven. De apostel Paulus zegt er iets
- 246 -
achter: we hebben hier geen blijvende stad, maar zoeken de toekomende. Dat besef, dit geloof relativeert ons bezig zijn en geeft hoop voor de toekomst. Ik ben ontzaglijk veel dank verschuldigd aan mijn vrouw, Hermien. Al die avonden weg, toch gemiddeld wel drie per week. Jij stond altijd achter mij. Als dat niet gebeurd was, dan had ik dat nooit zo lang kunnen volhouden. Hartelijk dank. En dan mijn zes kinderen. Ja… die hebben ook heel veel moeten doorstaan met zo'n vader. Veel weg. En als hij er was, dan praatte hij alleen maar over politiek en zat hij weleens als een zombie aan tafel, met zijn hoofd helemaal in gedachten bij een aantal problemen die er waren, en dan was hij eigenlijk nog niet echt aanwezig, thuis. Bedankt voor jullie geduld met mij. We hebben het gelukkig goed met elkaar en soms bespeur ik wel met vreugde dat dat stukje politieke opvoeding wat er natuurlijk echt in gezeten heeft, dat kun je niet verloochenen, ook thuis niet, dat werpt toch wat vruchten af. Want ik zie toch af en toe een paar van mijn kinderen wel degelijk die politieke stukken in de krant of in de Elsevier lezen, of ik hoor ze er over praten. Dus dat doet mij dan weer goed. Ik dank mijn fractie. Iedere fractievoorzitter zal wel zeggen dat hij of zij de beste fractie heeft, maar ik heb hem, vind ik. Deze fractie is soms crisiscentrum, opvangcentrum, debating club, maar het is er altijd gezellig en goed. In een aparte bijeenkomst zullen we daar nog wel eens op terugkomen. Ik dank onze fantastische griffie; dat schouderklopje omvat ook Maya en Heleen. En ik overdrijf niet als ik dat zo zeg: een fantastische griffie. Ik dank de gemeentesecretaris. Ik dank alle ambtenaren. Ik dank jullie als raad: scherpe debatten, maar met open vizier en we konden elkaar altijd wel weer de hand geven. Jullie gebruikten de laatste tijd die beeldspraak, ik meen dat Len daar mee kwam, van een bladzijde die omgeslagen moest worden. Ik zou zeggen: doe het boek dicht en begin aan een nieuw boek, met als titel: Vertrouwen. Ik hoop dat jullie daar aan mogen gaan werken. Mijn slotakkoord van deze afscheidscantate. Het heeft me moeite gekost om afscheid te nemen van de raad van Sliedrecht en het is voor mij ook een afscheid van de politiek. Maar het is goed zo. In die 23 jaar heb ik iedereen zien gaan en ieder nieuw lid zien komen. En nu is het mijn eigen beurt. Ik wens Marnix, mijn opvolger veel sterkte toe en ik hoop dat je het net zo naar je zin gaat krijgen als ik dat had. Gods Zegen gewenst; het ga jullie allen goed. Dank je wel. 17. Sluiting De voorzitter Dankjewel Dick. Ik wens namens iedereen hier jou en je dierbaren alle goeds. Ik nodig alle aanwezigen uit om hiernaast een hapje en een drankje te gebruiken en voor zover nog niet gebeurd jou de hand te schudden en ik sluit deze bijeenkomst.
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Sliedrecht op 21 februari 2012 De griffier, De voorzitter,
A. Overbeek
A.G.M. van de Vondervoort
- 247 -
GEMEENTERAAD VAN SLIEDRECHT NOTULEN VAN DE OPENBARE VERGADERING GEHOUDEN OP DINSDAG 20 DECEMBER 2011
Voorzitter: mevrouw A.G.M. van de Vondervoort Griffier: de heer A. Overbeek Verslag: mevrouw E. Verveer, bureau Getikt (af audio)
Aanwezig:
19 leden: de heer T.C.C. den Braanker, mevrouw M.J. BisschopRoodbeen, de heren M.C. Quist, L.A. Huijser, M. Visser, mevrouw H.M. Mulder, de heren C.N. de Jager, V.E Prins, W.J. Dunsbergen, K. Kuiken, mevrouw G.J. Visser-Schlieker, de heren M. Sneijder, W.H. Blanken, T.W. Pauw, mevrouw C.A. de Bruin, de heren A. van Gameren, J.J. Huisman, L. van Rekom, mevrouw C.E. Verschoor-Bijderwieden
Afwezig:
-
Namens het college:
de wethouders J.P. Tanis, J.A. Lavooi en A. de Waard
1. OPENING EN LOTING T.B.V. STEMMING EN VOLGORDE SPREKERS De voorzitter Goedenavond allemaal, hartelijk welkom bij deze vergadering van de gemeenteraad van Sliedrecht. Er zijn voor deze vergadering twee aanmeldingen met het verzoek om artikel 45 vragen te stellen. De heer Pauw over de Derde Merwedehaven en mevrouw De Bruin over de Grienden. Ik stel voor dat zo aan de agenda toe te voegen. Als het gaat om de stemmingen, dan is het zo dat de stemming begint bij nummer 11, de heer Den Braanker. Het is me gelukt om de heer Dunsbergen te passeren, die ik de laatste twee keer met verschillende nummers had. Het woord is aan de heer Van Rekom. De heer Van Rekom Dank u wel, voorzitter. Zoals in de afgelopen opiniërende vergadering is toegezegd heb ik een motie voorbereid ten aanzien van de A15, dus ik zou die graag in willen dienen. De voorzitter Dat was afgesproken in de opiniërende bijeenkomst. Ik stel voor dat aan het eind van de agenda na de verordening op de vertrouwenscommissie toe te voegen. Is dat akkoord? Dan doen we dat zo.
2. SPREEKRECHT BURGERS OVER GEAGENDEERDE ONDERWERPEN Personen die willen inspreken over geagendeerde onderwerpen dienen dit uiterlijk vóór 12.00 uur op de dag van de raadsvergadering aan de griffier te melden. De spreektijd is maximaal 5 minuten per persoon. De voorzitter Als het gaat om het spreekrecht van burgers, dan zijn er geen meldingen. Dan neem ik aan dat u met deze opmerkingen met de agenda akkoord bent. De heer Pauw. De heer Pauw Het kan aan mij liggen, voorzitter, maar volgens mij hebben we altijd eerst het vragenhalfuurtje en dan openen we pas de agenda. Maar nu lopen twee dingen door elkaar heen. De voorzitter Ga ik te snel? Oké. Dan gaan we de agenda straks vaststellen en dan doen we eerst de vragen. Dan heeft de heer Pauw het woord. De heer Pauw Dank u wel, voorzitter. We willen zoals aangekondigd inderdaad wat vragen stellen over de Derde Merwedehaven. We werden verrast door de resultaten van de eindmeting in de e-mail vandaag. Toen dachten we: dan kunnen we die nog toevoegen aan de vragen, maar dan krijgen we heel veel vragen. Dus onze fractie heeft besloten om de vragen over zowel de eindmeting als het verhaal van het compromis betreffende het asbestonderzoek 2003-2012 op schrift te zetten en die morgen of overmorgen naar het college te sturen met een vraag om beantwoording in de maand januari, en dan eventueel te kijken of na de beantwoording deze raad nog verder in discussie wil over dit onderwerp. De voorzitter Oké, dat betekent dat u voor dit moment afziet van het stellen van mondelinge vragen, onder de aankondiging dat er schriftelijke vragen volgen. Oké. Dan doen we dat zo. Dan is het woord aan mevrouw De Bruin. Mevrouw De Bruin Dank u wel, voorzitter. Ik wil wethouder Tanis vragen of hij zijn toezegging gestand kan doen dat hij ons informeert over het Griendencollege. De voorzitter Wethouder Tanis. Wethouder Tanis Uiteraard. Ik zou dat graag straks doen in het besloten deel. De voorzitter Akkoord? Dan doen we dat zo. 3. VASTSTELLEN AGENDA De voorzitter Dan ga ik wel nu naar de vaststelling van de agenda. Wij zijn akkoord met de agenda en de aanvulling van de motie aan het eind van de agenda. Ja? 4. VASTSTELLEN VAN DE NOTULEN VAN DE OPENBARE VERGADERING VAN DE GEMEENTERAAD VAN DINSDAG 8 EN WOENSDAG 9 NOVEMBER 2011 De voorzitter Dan zijn we bij de notulen van dinsdag 8 en woensdag 9 november. De griffier heeft geen tekstwijzigingen ontvangen. Betekent dat dat u kunt instemmen met de notulen zoals ze voorliggen? Dat is het geval. Dan zijn die hiermee vastgesteld. 5. INGEKOMEN STUKKEN EN MEDEDELINGEN Voor kennisgeving aannemen: 1. Bezwaarschrift de heer F.A. Fok over de problematiek in het bestuur van Wijkplatform Oost 2. Brief van de commissaris van de Koningin over ontslagbesluit burgemeester 3. Brief van de heer T.W. Pauw over terugtreding uit de voorzitters-poule 4. Artikel 44 vragen van de fractie van PRO Sliedrecht van 2 november 2011 over overzicht kredieten voor een aantal projecten en de beantwoording van het college van 2 december 2011
- 250 -
5. Artikel 44 vragen van de fractie van PRO Sliedrecht van 2 november 2011 over taxatie gemeentelijke panden en de beantwoording van het college van 8 december 2011 6. Artikel 44 vragen van de fractie van het CDA van 14 december 2011 over informatievoorziening aan bewoners Baanhoek-West 7. Notitie Toekomst van Sliedrecht De voorzitter Dan zijn we bij de ingekomen stukken. Is er iemand die het woord wenst over de ingekomen stukken? Dat is niet het geval. Dan meld ik nog even dat de notitie Toekomst van Sliedrecht in een van de komende bijeenkomsten wordt geagendeerd via de agendacommissie die we naar verwachting straks gaan instellen. Dus die wordt dan nog wel op de agenda gezet. 6. BENOEMING VICE-VOORZITTER GEMEENTERAAD De voorzitter Ik zou eerst even een stembureau willen benoemen en willen vragen of de heren Van Rekom, Van Gameren en Pauw het stembureau willen zijn. Dat is het geval. Dan doen we dat zo. Dan vraag ik u het stembiljet in te vullen en schors ik de vergadering voor enkele ogenblikken. SCHORSING De voorzitter Ik heropen de vergadering. Ik constateer dat er uitgebracht zijn: 19 stemmen, waarvan 2 blanco en 17 op de heer Den Braanker die daarmee is benoemd tot vicevoorzitter van de raad. Van harte geluk gewenst. Dan gaan wij naar … Speech? Hij heeft wel altijd mooie speeches hè? De heer Den Braanker Als u mij toch even de gelegenheid wilt geven om…. De voorzitter Gaat uw gang. De heer Den Braanker Het is een functie waarvan je hoopt dat ik daar niet teveel in moet vervallen, want dat zou ook tekenend zijn voor de situatie in Sliedrecht. Maar de uitgebrachte stemmen, dat betekent ook dat u mij een stukje vertrouwen heeft gegeven en ik hoop dat niet te beschamen. Ik hoop overigens ook daarin een heel open houding te hebben, een kwetsbare houding ook en dat ik ook op zaken aanspreekbaar ben. Het zal ook blijken dat ik wijsheid daarvoor nodig heb. De wijsheid die mij niet komt aanwaaien, maar waar ik ook in moet groeien, die mij gegeven moet worden. Ik hoop dat u mij ook af en toe een spiegel voorhoudt en mij daarin ook laat groeien. Dank u wel. De voorzitter Oké. Dank u wel. 7.A. INSTELLEN AGENDACOMMISSIE SLIEDRECHT De voorzitter Dan gaan we naar agendapunt 7, het instellen van de agendacommissie. Dat is een voorstel zonder stemverklaring, maar de heer Pauw heeft toch de behoefte om daar even iets over te zeggen. Gaat uw gang. De heer Pauw Ja, we zijn toch lekker bezig met procedures vandaag, voorzitter, maar er staat boven: hamerstuk. En ik heb in mijn hand een stembriefje. De voorzitter Ja, dat klopt. 7a is een hamerstuk en bij 7b moet u stemmen. Vraagt iemand over 7a het woord? Dat is niet het geval. Dan neem ik aan dat dit voorstel met algemene stemmen is aanvaard.
- 251 -
7.B. BENOEMING VIJF LEDEN AGENDACOMMISSIE Kandidaten zijn: de heer Visser, De Winter, Van der Plas, Dunsbergen en mevrouw DanserDuizendstra De voorzitter En dan gaan we naar 7b met het verzoek aan dezelfde mensen als zojuist om als stemcommissie te fungeren. En ik verzoek u de stembriefjes in te vullen. Dan schors ik weer voor enkele ogenblikken. SCHORSING De voorzitter Dan heropen ik de vergadering. De uitslag van de stemming is dat er 19 formulieren zijn ingeleverd waarbij 1 formulier niet is ingevuld, waardoor op alle kandidaten 18 stemmen zijn uitgebracht en 1 blanco, waarmee alle voorgestelde kandidaten zijn benoemd. 8. VERORDENING OP DE VERTROUWENSCOMMISSIE SLIEDRECHT 2011 De voorzitter Dan gaan wij naar hamerstuk met stemverklaring, de verordening op de vertrouwenscommissie. Wie wenst daarover een stemverklaring te geven? Mevrouw Visser. Nog anderen? De heer Van Gameren. Twee maal? De heer Van Gameren. De heer Van Gameren Ja, het is meer een vraag dan een stemverklaring. Op de website was de brief van de Commissaris van de Koningin bij dit agendapunt gevoegd. Ik weet niet of daar nog opmerkingen over gemaakt kunnen of moeten worden? De voorzitter Dat mag u doen. De heer Van Gameren Dat wil ik best doen bij dit stuk, maar dan is het geen stemverklaring, eigenlijk. De voorzitter Nee. De heer Van Gameren Dat is alleen een opmerking die ik bij die brief plaats. De voorzitter Gaat uw gang. De heer Van Gameren Op 14 december is er overleg geweest met de Commissaris van de Koningin. De samenvatting van dat gesprek en de gemaakte afspraken staan in dat briefje, heel kort. Voor ons, in ieder geval voor de fractie van de PvdA, is de boodschap redelijk duidelijk; daar kan je nog over twisten. We zijn geadviseerd eerst een analyse te maken van alle vlakken van samenwerking waar een burgemeester, gemeentesecretaris, collegeleden en de gemeente een rol spelen. En waaruit een gedeeld besef, althans zo staat het in de brief, zou moeten ontstaan van zowel de verbeterpunten als de aanpak ervan. In onze optiek is daar al een voldoende aanzet voor aanwezig in het verbeterplan zoals we dat op 24 oktober in de Nota van de interim-burgemeester hebben kunnen lezen, alsmede zoals dat beschreven staat in een recent rapport van de Rekenkamer; ook dat is de vorige vergadering aan de orde geweest. En daarnaast hebben wij begrepen dat er ook al gewerkt wordt aan de uitwerking van de organisatorische en bedrijfsvoeringskant door de leiding van de organisatie. Ik plaats daar één opmerking bij dat wij dit in feite een voldoende aanzet vinden en daarin voor de rest geen aanleiding meer zien om nog eens een keer een nieuw rapport te starten of een nieuwe analyse te starten. Wij denken dat er veel goed gaat in deze gemeente. Er gaat ook wat fout. Dat staat beschreven in het rapport danwel in het rapport van de Rekenkamercommissie. En ik denk dat dat samen met het rapport van de organisatie voldoende is om een aanzet te leveren voor de analyse zoals de Commissaris van de Koningin die heeft verzocht. In een overleg gisteren tussen de fractievoorzitters is er dus afgesproken deze inhoud, en daar bedoel ik die drie rapporten mee, in de komende weken nader vorm te geven en
- 252 -
dat neer te leggen in een beschrijving van het traject waarin simultaan ook het opstellen van de profielschets voor de nieuwe burgemeester kan worden geplaatst. Bij deze. De voorzitter Sorry, wat zegt u? De heer Visser Ik kan het niet zo goed volgen wat de heer Van Gameren heeft gezegd, want er wordt hier allemaal tussendoor gepraat. De heer Van Gameren Ik begin even opnieuw. Nee, dat doe ik niet. De voorzitter Als de heer Van Gameren zijn microfoon ook iets omhoog haalt en zijn woordvoering vervolgt, dan proberen we daar zo goed mogelijk… De heer Van Gameren Ik was klaar met die woordvoering. De voorzitter Oké. De heer Van Gameren En ik heb niet begrepen dat niemand dat verstaan heeft. De voorzitter Oké. Maar ik denk dat de opmerking van de heer Visser vooral beschouwd moet worden als een oproep aan ons allen om, als iemand het woord heeft in deze raad, om zich zo te gedragen dat degene die het woord voert ook gehoord wordt. En dan geef ik nu het woord aan mevrouw Visser. Mevrouw Visser Vrij kort, voorzitter, naar aanleiding van de opmerking van meneer Van Gameren. Hij noemde uw rapport en de conclusies en aanbevelingen van de Rekenkamer een verbeterplan. Wij bestrijden dat. Alleen gaan wij op zich wel met hem mee in de richting van dat het verbeterplan tegelijkertijd kan lopen met de profielschets. De tweede opmerking die ik maak en het voorstel is enigszins aangepast, is dat wij ervan uitgaan dat tot en met het ophalen van de profielschets we kunnen spreken van een vertrouwenscommissie in de oprichting. Met andere woorden: dat de vertrouwenscommissie op dat moment nog met zijn of haar fractie kan spreken. De voorzitter Oké. Nog anderen? Dan is niet het geval. Mag ik dan het volgende concluderen? Gisteravond is er in de groep die daarover heeft gesproken, een afspraak gemaakt over het vervolgtraject. Ik stel voor dat we daar op dit moment even kennis van nemen en dat die groep in goed overleg met de griffier even afstemt op welke wijze we daar de komende weken mee verder kunnen gaan. Dat we dat voor nu even laten liggen, maar dat we daar begin januari op terugkomen. En dat voor zover het gaat om de verordening, de datum 15 februari die daar staat, gelezen moet worden als: de dag nadat de Commissaris de profielschets in ontvangst heeft genomen. En tot die tijd geldt dat er gesprekken over de gewenste profielschets gewoon in de fracties gevoerd kunnen worden. Dan leggen we dat ook vast in de verslaglegging en in de feitelijke redactie van de verordening. En dan is daarmee dat probleem naar mijn smaak opgelost. Mag ik er van uitgaan dat u daarmee instemt met de voorstellen zoals ze hier liggen? Ja? Dan doen we dat. 9. MOTIE VREEMD AAN DE ORDE VAN DE DAG OVER HET ONDERWERP A15 De voorzitter En dan is het woord aan de heer Van Rekom voor het indienen van zijn motie met betrekking tot de A15. Gaat uw gang. De heer Van Rekom Dank u wel. Zoals in de laatstgehouden opiniërende bijeenkomst eigenlijk was toegezegd en ook afgesproken, heb ik een motie ingediend die er toe moet leiden dat de Minister van Infrastructuur en Milieu alsnog de gevraagde vervolgstudie aangaande de A15 laat uitvoeren. Is het de bedoeling dat ik het helemaal oplees?
- 253 -
De voorzitter Nou, ik denk dat vooral het dictum, hè, dus het feitelijk besluit wat u van de raad vraagt, als u dat even hardop wil lezen? Want iedereen heeft het stuk ontvangen. De heer Van Rekom De raad is van mening… De voorzitter Nee wordt gezegd? Niet ontvangen? De heer Pauw Ik heb heel hard gewerkt tot half 8, dus misschien heb ik iets gemist. De voorzitter Lees hem maar even voor, dat lijkt me dan verstandiger. De heer Van Rekom Dan moet ik er bij zeggen dat hij zojuist geprint is en niet op de juiste manier, dus hij leest ontzettend moeilijk. Dus mocht ik hier en daar wat hakkelen of wat dan ook, dan weten we met z’n allen dat het aan de print ligt en niet aan mij. De voorzitter Ik kan getuigen dat de heer Van Rekom gelijk heeft, want hij schakelt verkeerd om op de computer in de stijl van de opmaak. Gaat uw gang, de heer Van Rekom. De heer Van Rekom De motie luidt als volgt. MOTIE De gemeenteraad van Sliedrecht in vergadering bijeen op 20 december. Overwegende: - Dat de Drechtsteden in de Structuurvisie infrastructuur en ruimte onderdeel uitmaken van het prioritaire gebied Mainport Rotterdam. - Dat de Mainport Rotterdam gebaat is bij robuuste achterlandverbindingen om een multi modale ontsluiting van het havenindustriële complex mogelijk te maken. - Dat de achterlandverbinding A15 hierin een onmisbare schakel vormt, waarbij het traject Papendrecht-Gorinchem in toenemende mate als een zeer congestiegevoelig traject geldt. - Hierbij overwegend dat de toe- en afritten van de A15 ter hoogte van Papendrecht, Sliedrecht en Hardinxveld-Giessendam evenredig onder druk staan. - Dat het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, nu Ministerie van Infrastructuur en Milieu, de provincie Zuid-Holland, het Havenbedrijf Rotterdam en de GRD Drechtsteden zich op 29 juni 2009 in het kader van het programma Randstad Urgent en met het oog op de mogelijke komst van een containertransferium in Polder Nieuwland, hebben verbonden aan een studie naar de verkeersdoorstroming op de A15 op het specifieke baanvak Papendrecht-Gorinchem. - Dat een verkennende doorstroomstudie op de A15 tussen Ridderkerk en Deil de noodzaak van een vervolgstudie naar oplossingen en maatregelen voor optredende schokgolffiles op het traject Papendrecht-Gorinchem onderstreept. - Dat de Minister tijdens het bestuurlijk overleg MIRT op 7 november 2011 niettemin besloten heeft om deze vervolgstudie van de BOMRIRT agenda af te halen, met als argumentatie dat er geen financiële ruimte voor de uitvoering van maatregelen is die eventueel uit deze studie voortvloeien. Van mening dat: - het wel degelijk zinvol is om vervolg te geven aan de verkennende doorstroomstudie teneinde voor de knelpunten op het traject Papendrecht-Gorinchem visa versa zowel oplossingsrichtingen als de daarmee gepaard gaande kosten concreet in beeld te brengen. Roept de Minister van Infrastructuur en Milieu op de gevraagde vervolgstudie alsnog uit te laten voeren.
- 254 -
En verzoekt het college van Burgemeester en Wethouders van Sliedrecht zich in samenwerking met andere belanghebbende partijen maximaal in te spannen om tot een vervolgstudie te komen, gericht op oplossing van de congestie op de A15 tussen Papendrecht, Gorinchem en Ridderkerk. - Deze uitspraak van de gemeenteraad zo spoedig mogelijk ter kennis te brengen van de Minister van Infrastructuur en Milieu, commissie Infrastructuur en Milieu van de Tweede Kamer, Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland en het Havenbedrijf Rotterdam. En gaat over tot de orde van de dag. Deze motie is inmiddels ondertekend door PRO Sliedrecht, PvdA, CDA, SGP en het doet me deugd, ook ChristenUnie en als laatste uiteraard de VVD. De voorzitter Oké. Is er gezien deze raadsbrede steun behoefte om hierover verder het woord te voeren? Dat is niet het geval. Ik kijk even naar de wethouder of hij nog behoefte heeft om te reageren. Ik neem aan dat het college aan het verzoek wil voldoen? Wethouder De Waard Dat heb ik in de opiniërende bijeenkomst ook al toegezegd en toen heb ik ook gememoreerd welke inspanningen er inmiddels zijn gepleegd. Helaas heb ik wel vanmiddag een teleurstelling moeten ervaren toen ik bericht kreeg via wethouder Verheij van Alblasserdam, die de trekker was van dit verhaal, dat de motie zoals die door mevrouw Wiegman van de ChristenUnie in de Tweede Kamer is ingediend, is verworpen. Dus in die zin kan het geen kwaad dat wij dat nog een keer extra ondersteunen en het belang daarvan toch onderstrepen, hoewel het door de Minister in ieder geval nu niet hoeft te worden uitgevoerd van de Tweede Kamer. Maar Verheij zei ook: we blijven er aan werken en het belang onderstrepen. Dus in die zin kan het geen kwaad dat ook de gemeenteraad van Sliedrecht breed die motie indient. De voorzitter Oké. Dank u wel. Ik mag aannemen dat hij niet gekopieerd en vermenigvuldigd hoeft te worden en dat u gewoon met z’n allen nu zegt: dit gaan we op deze manier doen. Dat is het geval? Dank u wel. De voorzitter Dan zijn we daarmee aan het einde gekomen van deze laatste raadsvergadering van dit jaar. Er is zo nog een besloten opiniërende bijeenkomst, maar bij gelegenheid van deze laatste vergadering zou ik eenieder buitengewoon hartelijk willen danken voor de inspanningen in dit afgelopen jaar, een goede Kerst en een goede jaarwisseling toewensen en ik hoop u allen in het nieuwe jaar weer terug te treffen aan deze raadstafel en eerst nog bij de Nieuwjaarsontvangst. Dank u wel. 9. SLUITING De voorzitter Ik sluit deze vergadering.
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Sliedrecht op 21 februari 2012 De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
A.G.M. van de Vondervoort
- 255 -
Raadsbesluit
De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van de raadsvoorzitter d.d. 9 februari 2012;
besluit:
De heer Ph.G. Mak te benoemen als lid van de Rekenkamercommissie Sliedrecht.
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op 21 februari 2012. De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
A.G.M. van de Vondervoort
Concept Raadsvoorstel Aan de raad van de gemeente Sliedrecht
Sliedrecht, 2 februari 2012
Onderwerp: Toekomst van Sliedrecht Voorgesteld besluit: 1. De toekomst van Sliedrecht is een zelfstandige gemeente met een ambtelijke organisatie waarbij regievoeren de overwegende werkwijze is. 2. De identiteit van de Sliedrechtse samenleving moet behouden blijven en waar mogelijk versterkt en de korte afstand die nu ervaren wordt tussen bestuur / ambtenaren en de samenleving moet gewaarborgd worden. De nabijheid en de kwaliteit van voorzieningen moet hoog in het vaandel blijven. 3. Er moet zo doelmatig en effectief mogelijk met middelen omgegaan worden. 4. Vaststellen van gemeenschappelijk beleid in samenwerking met een of meer andere gemeenten en samenwerkingsverbanden vindt plaats als de problematiek een regionaal schaalniveau heeft en in samenhang moet worden aangepakt. 5. Gezamenlijke uitvoering van overheidstaken vindt plaats als daar voor Sliedrecht kwaliteitswinst en/of efficiencywinst is te behalen. Dat kan zowel in kleinere als grotere samenwerkingsverbanden. 6. Van taken die ook via de markt kunnen worden uitgevoerd wordt afgewogen op welke wijze langdurig kwaliteitswinst en/of efficiencywinst kan worden behaald. 7. Het college werkt bovenstaande beslissingen zo uit, dat de raad in de gelegenheid is beleidsmatig en financieel de kaders aan te geven en controle uit te voeren, lokaal en regionaal. 8. Het college is verantwoordelijk voor een bijpassende ontwikkeling van de ambtelijke organisatie. De regierol, het opdrachtgeverschap blijven als functies te allen tijde binnen Sliedrecht beschikbaar. Bij ieder vraagstuk moet de best passende schaal opgezocht worden waarbij steeds de juiste mix van efficiëntie, kwaliteit, nabijheid en lokale kennis gezocht moet worden met behoud van bestuurlijke regie op de beleidsbepaling, waarbij aandacht voor de lokale identiteit blijft. 9. Het college bestuurt en beheert de organisatie en samenwerkingsverbanden met inachtneming van bovengenoemde besluiten. Overwegingen en alternatieven: Sliedrecht wordt door tal van ontwikkelingen geraakt, zoals de wereldwijde economische crisis en de veranderende Nederlandse volksaard. Daarnaast gebeurt er van alles in het samenwerkingsverband ‘Drechtsteden’ en met de Gemeenteraadsverkiezingen en de Tweede Kamerverkiezingen van 2010 zijn nieuwe bestuurders verkozen met soms nieuwe ideeën. Het is goed om na te denken over waar je staat als dorp, als gemeente. Over hoe je de toekomst van Sliedrecht ziet. De gemeenteraad en het college van Sliedrecht hebben aangegeven dat zij het belangrijk vinden dat nu gezamenlijk te doen. De bijgevoegde notitie “Toekomst van Sliedrecht” is een notitie voor het voeren van die discussie.
-2-
Kaderstellende en controlerende aspecten t.b.v. de gemeenteraad, uitgesplitst in:
Financiële kaders n.v.t.
Wettelijke en Beleidskaders, eventueel inhoudelijke/ruimtelijke kaders n.v.t.
Tijdspad, monitoring en evaluatie De raad wordt gevraagd om de in deze notitie aangegeven lijn en keuze voor de bestuurlijke en ambtelijke ontwikkeling in het 1e kwartaal van 2012 vast te stellen. Daarna zal het college een plan op stellen waarin is aangegeven welke stappen gezet moeten worden om inhoud te geven aan de onderdelen die de gemaakte keuze inhoud moet geven. Dit ontwikkeltraject is op grond van de voorgestelde richting afgezet tegen de huidige manier van werken niet eenvoudig. Het vraagt veel inspanning en inzet. Naar verwachting gaat een dergelijke ontwikkeling en verandering twee tot drie jaar duren. Externe communicatie: n.v.t.
Burgemeester en wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de waarnemend burgemeester,
J.H. Koetsenruijter
A.G.M. van de Vondervoort
Concept Raadsbesluit
De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d.
;
besluit:
1. De toekomst van Sliedrecht is een zelfstandige gemeente met een ambtelijke organisatie waarbij regievoeren de overwegende werkwijze is. 2. De identiteit van de Sliedrechtse samenleving moet behouden blijven en waar mogelijk versterkt en de korte afstand die nu ervaren wordt tussen bestuur / ambtenaren en de samenleving moet gewaarborgd worden. De nabijheid en de kwaliteit van voorzieningen moet hoog in het vaandel blijven. 3. Er moet zo doelmatig en effectief mogelijk met middelen omgegaan worden. 4. Vaststellen van gemeenschappelijk beleid in samenwerking met een of meer andere gemeenten en samenwerkingsverbanden vindt plaats als de problematiek een regionaal schaalniveau heeft en in samenhang moet worden aangepakt. 5. Gezamenlijke uitvoering van overheidstaken vindt plaats als daar voor Sliedrecht kwaliteitswinst en/of efficiencywinst is te behalen. Dat kan zowel in kleinere als grotere samenwerkingsverbanden. 6. Van taken die ook via de markt kunnen worden uitgevoerd wordt afgewogen op welke wijze langdurig kwaliteitswinst en/of efficiencywinst kan worden behaald. 7. Het college werkt bovenstaande beslissingen zo uit, dat de raad in de gelegenheid is beleidsmatig en financieel de kaders aan te geven en controle uit te voeren, lokaal en regionaal. 8. Het college is verantwoordelijk voor een bijpassende ontwikkeling van de ambtelijke organisatie. De regierol, het opdrachtgeverschap blijven als functies te allen tijde binnen Sliedrecht beschikbaar. Bij ieder vraagstuk moet de best passende schaal opgezocht worden waarbij steeds de juiste mix van efficiëntie, kwaliteit, nabijheid en lokale kennis gezocht moet worden met behoud van bestuurlijke regie op de beleidsbepaling, waarbij aandacht voor de lokale identiteit blijft. 9. Het college bestuurt en beheert de organisatie en samenwerkingsverbanden met inachtneming van bovengenoemde besluiten.
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
A.G.M. van de Vondervoort
Toekomst van Sliedrecht 1. Over relevante ontwikkelingen Ontwikkelingen op het gebied van economie, maatschappij, natuur en milieu en natuurlijk politiek volgen elkaar in rap tempo op. Ook Sliedrecht wordt door tal van ontwikkelingen geraakt. De wereldwijde economische crisis bijvoorbeeld heeft zijn weerslag op Sliedrecht, evenals de veranderende Nederlandse volksaard. Er gebeurt van alles in het samenwerkingsverband ‘Drechtsteden’ en met de Gemeenteraadsverkiezingen en de Tweede Kamerverkiezingen van 2010 zijn nieuwe bestuurders verkozen met soms nieuwe ideeën. Het is goed om na te denken over waar je staat als dorp, als gemeente. Over hoe je de toekomst van Sliedrecht ziet. De gemeenteraad en het college van Sliedrecht hebben aangegeven dat zij het belangrijk vinden dat nu gezamenlijk te doen. Dit document is een notitie voor het voeren van precies die discussie. In dit inleidende hoofdstuk worden kort enkele relevante ontwikkelingen beschreven, waarna de huidige situatie van Sliedrecht wordt geschetst en oplossingsrichtingen worden aangereikt. Bestuurlijke en sociale vraagstukken zijn steeds minder eenduidig. Ontwikkelingen op sociaal, politiek en economisch gebied hangen veelal met elkaar samen, waardoor ook de oplossing voor problemen een complexe aangelegenheid wordt. Ontwikkelingen zijn niet statisch. Dat in ogenschouw nemend wordt aantal belangrijke ontwikkelingen benoemd, zonder daarbij uitputtend te zijn. Globalisering en veranderende ‘volksaard’ Door het wegvallen van ‘grenzen’ (soms letterlijk, soms gevoelsmatig door toegenomen mobiliteit, media, interactie met andere culturen) is de samenleving opener en complexer geworden. Mensen zijn niet langer onderdeel van één strak omkaderde groep met eigen normen en waarden. Dit biedt kansen maar voor een deel ook onrust. Het leidt veelal tot een andere behoefte aan nabijheid, geborgenheid en identiteit. Deze ontwikkeling is al lang aan de gang. Burgers zijn mondiger, roeren zich vaker en denken mee bij ontwikkelingen. Veel burgers willen tevens meer ruimte voor een eigen levensstijl en eisen aan de andere kant nadrukkelijkere grenzen voor de effecten van de levensstijl van een ander. Burgers zijn minder snel tevreden en er leeft bij velen een gevoel van wantrouwen/cynisme tegenover de politiek, of dat nu lokaal of landelijk is. Er worden dan ook andere en hogere eisen gesteld aan de overheid, ook aan de lokale overheid. Overheid niet langer alleen aan het roer De overheid kan steeds minder beslissingen alleen nemen en uitvoeren. Een gemeente die luistert naar haar burgers en met ze samenwerkt is krachtiger. Het versterken van de uitvoeringskracht door het aangaan van externe coalities is voor alle partijen in Sliedrecht een belangrijk thema. Externe partners, brengen expertise en ervaring in en zij kunnen voor groter draagvlak zorgen. Tegelijkertijd kunnen deze partners aan de voorkant meedenken, meewerken en in bepaalde gevallen zelfs meebeslissen. Werken aan deze verschillende niveaus van burgerparticipatie is een gewenste ontwikkeling. Economische en ontwikkelingen De wereldwijde economische crisis is bezig zijn weerslag te krijgen op Sliedrecht. Reeds bij aanvang van de nieuwe collegeperiode was duidelijk dat er financieel zwaar weer op komst was. Rijksbezuinigingen leiden ook in Sliedrecht tot een forse bezuinigingstaakstelling. Daarbij heeft de economische crisis effecten op bijvoorbeeld de woningbouw en krijgen bedrijven het zwaar. Tenslotte neemt mede als gevolg van de economische crisis de aandacht voor duurzaamheid toe.
1
Politieke ontwikkelingen Zelden heeft de Nederlandse politiek zulke roerige tijden beleefd als de afgelopen 10 jaar. Gevestigde partijen hebben sinds 2000 veel kiezers verloren aan 'nieuwkomers' in de politiek. De stijl van politieke bedrijven is aan verandering onderhevig. Ook bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen zien we een verschuiving; veel lokale partijen hebben het heel goed gedaan ten koste van de gevestigde landelijke partijen. Ontwikkelingen op beide niveaus hebben invloed op de bestuurlijke verhoudingen op lokaal niveau. Plannen kabinet De ingrijpende maatregelen in het regeerakkoord geven de gemeenten een grotere maatschappelijke rol. Decentralisatie van jeugdzorg, zorg (delen van de AWBZ) en één regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt leiden tot een aanzienlijke verbreding van het takenpakket van de gemeenten. De WGR-plus zal worden afgeschaft, en er wordt ingezet op ten hoogste twee bestuurslagen die betrokken zijn bij eenzelfde beleidsonderwerp. Gemeentelijke herindeling mag alleen van onderaf tot stand komen. Mediatisering van de samenleving Internet en social media hebben de samenleving veranderd. Burgers hebben steeds meer de behoefte aan moderne manieren van informatieoverdracht en dienstverlening. Die verandering heeft invloed op het functioneren van de overheid. Hoe de overheid daar rekening mee moet houden is een vraag waarop nog geen eenduidig antwoord is gegeven. Demografische ontwikkelingen De samenstelling van de Nederlandse bevolking verandert. Vergrijzing en krimp zijn in meerdere regio's nu al aan de orde. Ook voor de Drechtsteden wordt krimp verwacht, maar het precieze verloop is nog moeilijk te voorspellen. In de Sliedrechtse samenleving worden de gevolgen van de vergrijzing langzaam zichtbaar. Dat laatste vraagt wellicht een andere dienstverlening. Zowel van de kant van de overheid, als ook van zorginstellingen en private partijen. Overheden en het bedrijfsleven moeten om kunnen gaan met veranderende vraag. Ontwikkelingen in de Drechtsteden en ZHZ De laatste tijd is de samenwerking binnen de Drechtsteden door verschillende instanties tegen het licht gehouden. Zo deed de commissie Meijdam een externe visitatie en heeft de commissie Scholten II van binnenuit de samenwerking bekeken. Er zijn allerlei inhoudelijke aanbevelingen gedaan, maar de regionale samenwerking staat in principe niet ter discussie. De samenwerkende gemeenten zien de samenwerking als nuttig. Wel zijn er ontwikkelingen binnen de Drechtsteden die nopen tot reflectie. Bij vooral ‘nieuwelingen’ in het netwerk zien we een verminderd gevoel van eigenaarschap. Er zijn verschillende politieke opvattingen over de samenwerking. Deze divergerende opvattingen in de regio zorgen ervoor dat nog niet uitgekristalliseerd is waar ‘we’ met het netwerk naar toe willen. De Drechtsteden is dan ook gestart met een traject richting een visie op zijn toekomst. Op de schaal van Zuid-Holland-Zuid, kennen we diverse gemeenschappelijke regelingen, waarin de gemeente Sliedrecht, samen met 18 andere gemeenten, deelneemt. In het licht van de decentralisatie van Rijkstaken, die het kabinet heeft aangekondigd, wordt momenteel bezien hoe de toekomst van de GR Zuid-Holland-Zuid het beste kan worden vormgegeven. Er is een duidelijke samenhang met de doorontwikkeling van de GR Drechtsteden.
2
2. Schets huidige situatie Sliedrecht De gemeenteraad heeft in 2008 1 een visie voor de gemeente vastgesteld, waarin keuzes gemaakt zijn voor wat betreft beleid, dienstverlening en voorzieningen. Kernwoorden daarin zijn “watergericht/ maritiem”, “innovatief” en “zorg voor elkaar”. Deze keuzes vragen om extra inspanningen en om focus in het functioneren van bestuur en organisatie. In de visie wordt gewezen op de noodzaak van de versterking van de regiefunctie in het gemeentelijk functioneren. Ontwikkelingen De verwachtingen die de burgers van de gemeente hebben zijn en blijven hoog. Er worden steeds hogere eisen gesteld aan de kwaliteit van de dagelijkse dienstverlening, van de communicatie en van de uitvoering van beleid in wijken en buurten. Het wordt steeds moeilijker om als gemeente grip te hebben op complexe processen, zeker als die de schaal van de gemeente overschrijden. Economische ontwikkeling, woningbouwprogrammering, beschikbaarheid van voortgezet onderwijs, om maar een paar voorbeelden te noemen, vragen minimaal om regionale afstemming. En steeds vaker om regionale bindende afspraken. Het op lange termijn kunnen voortbestaan van bijvoorbeeld het Griendencollege wordt sterk meebepaald door de keuzes die scholen in buurgemeenten maken met betrekking tot het door hen aan te bieden opleidingenpakket. De toekomst van Nijverwaard hangt samen met bindende afspraken in de regio over inkleuring en omvang van de bedrijventerreinen. Als we ons regionaal niet aan elkaar willen binden bepaalt de macht van de sterkste de uitkomst ook voor Sliedrecht. De open samenleving brengt ook met zich mee dat we vaker besluiten regionaal dezelfde voorzieningen aan te bieden aan burgers. Dat is al gebeurd op de beleidsterreinen werk en inkomen en wmo. De beleidsuitgangspunten worden in regionaal verband vastgesteld. Met de verder gaande decentralisatie van zorgvoorzieningen uit de AWBZ en de jeugdzorg zal opnieuw een dergelijke vraag voorliggen. De gemeente kan binnen de wettelijke grenzen zelf beslissen, maar hoe wijs en reëel is het om dat anders te doen dan in de regio? Willen burgers eigenlijk hetzelfde of iets anders dan hun vrienden en familieleden uit de buurgemeenten? Hoeveel lokaal maatwerk moeten we nog willen? En als we onze eigen weg gaan, krijgen we dan een goed voorzieningenniveau nog betaald en uitgevoerd? Deze ontwikkelingen staan op gespannen voet met de behoefte zoveel mogelijk zelfstandig te besluiten over wat we onze inwoners willen bieden. De beweging naar afstemming en samen beslissen in regionaal verband lijkt onomkeerbaar. Dat vraagt van ons dat we nauwgezet bepalen waar we nog echt zelfstandig beleid kunnen bepalen, en waar we vooral onze inzet bepalen ten behoeve van de beïnvloeding van regionaal gezamenlijk vorm te geven beleid. Voor het bestuur zal de regiefunctie langs die lijnen moeten worden ontwikkeld. Organisatieontwikkeling De kwaliteiten van de Sliedrechtse organisatie zijn: compact, korte lijnen en een sterke teamgeest/ loyaliteit. De organisatie is sterk in de uitvoering van taken, is laagdrempelig en klantgericht. De organisatiekosten zijn laag. De organisatie is minder goed in complexere, strategische beleids- en uitvoeringszaken en is kwetsbaar door het grote aantal “eenpitters”. De organisatie is een paar jaar geleden uit elkaar gehaald ten behoeve van de samenwerking in Drechtstedenverband. De regionale samenwerking op het niveau van de Drechtsteden, de regio Zuid-Holland-Zuid of een subregionale samenwerking levert rendement op voor Sliedrecht. Rendement in kwaliteit van dienstverlening, in de continuïteit van werkzaamheden en in geld. “Meer met minder” kan via regionale samenwerking. Regionale samenwerking helpt ook bij vermindering van de kwetsbaarheid en de waarborging van de kwaliteit van de organisatie. De samenwerking leidt ook tot bestuurlijke drukte, ondoorzichtigheid in verantwoordelijkheden, organisatorisch ongenoegen en het kost ook 1
'Sliedrecht 2010 en verder' vastgesteld door de raad maart 2007 ‐‐‐of 08? zie ook tekst‐‐‐
3
gewoon veel tijd. Tijd van gemeenteraadsleden, collegeleden en de ambtelijke organisatie. We hebben nog niet het goede evenwicht gevonden. Steeds vaker worden private partijen ingeschakeld om taken van en voor de overheid uit te voeren. Bij een regiegemeente past dat steeds opnieuw wordt beoordeeld op welke wijze een taak naar kwaliteit en kosteneffectiviteit het beste kan worden uitgevoerd. Dat alles leidt tot een meer flexibel inzetbare gemeentelijke en regionale organisatie, waarin vaker gebruik gemaakt zal worden van externe partijen en waar de overheidsorganisatie per saldo kleiner zal worden. Verschuivende en meer gedeelde verantwoordelijkheden maken het goed ontwikkelen van bestuurlijk en ambtelijk opdrachtgever- en opdrachtnemerschap meer dan ooit noodzakelijk. Verheldering van rollen, verdere professionalisering van de besturing en ontwikkeling naar een zakelijke en klant- en resultaatgerichte organisatie is nodig. Sliedrecht wil in die ontwikkeling investeren.
3. Uitgangspunten gemeenteraad Om de discussie over de toekomst van Sliedrecht inhoud te geven is de raad tot nu toe twee maal bijeengekomen. Fracties hebben op papier gezet hoe zij de toekomst van bestuurlijk Sliedrecht en de organisatie van Sliedrecht zien. Op basis van deze stukken is een aantal uitgangspunten geformuleerd. 1. Zelfstandige gemeente Door alle bijdragen loopt de lijn dat Sliedrecht een zelfstandige gemeente moet blijven. Dit vanuit de overtuiging dat hiermee nabijheid van dienstverlening en eigen beleidskeuzes voor het “dorp” worden geborgd. Sliedrecht wil zelf sturen op de belangrijkste beleidsbeslissingen, en controleren of resultaten en financiën op maat en in verhouding zijn. 2. Oog voor identiteit en afstand bestuur - burger Voor velen is de identiteit van Sliedrecht meer een gevoel dan een objectief gegeven. Het raakt aan emoties van mensen, aan je verbonden voelen met de gemeenschap waar je thuishoort. Voor iedereen is het in ieder geval helder dat Sliedrecht een identiteit heeft. Het ene been is stevig verankerd in het lokale en eigene van de (dorps)gemeente; het andere been staat middenin een zich ontwikkelend netwerk met stedelijke kenmerken. Of en hoe een beslissing over de bestuurlijke toekomst de Sliedrechtse identiteit zal beïnvloeden is niet duidelijk. Velen vinden het niet wenselijk als een keuze met betrekking tot de bestuurlijke toekomst van Sliedrecht de identiteit zou aantasten. Een bestuur dat op grote afstand staat van zijn burgers is niet wat de Sliedrechtse raad wil. Participatie en binding staan centraal. Het bestuur heeft altijd dicht op de gemeenschap gezeten en deze ook mede gevormd. Die waarde moet behouden blijven. 3. Regionale samenwerking met minder bestuurlijke drukte De samenwerking in de Drechtsteden en andere regionale samenwerkingsverbanden neemt steeds verder toe. Het doel van deze vormen van samenwerking is behoud of verbetering van kwaliteit van beleid en dienstverlening, en/of efficiëntie in besteding van overheidsmiddelen. Naast deze voordelen heeft samenwerking het gevaar in zich dat invloed, keuzes en besluitvorming op afstand raken van de lokale samenleving. Grip op samenwerking en besluitvorming is dan van groot belang. Voorwaarde voor (verdergaande) samenwerking is dat Sliedrecht “in control” blijft op de beleidsbeslissingen en de daarbij behorende kosten. Het systeem moet zo worden georganiseerd dat de bestuurlijke drukte afneemt, en raad en college hun eigen rollen beter kunnen vervullen. 4. Adequate omgang met gemeenschapsgelden Het geld dat je als gemeentelijke overheid in handen hebt, is van de burger en dat moet je goed en weloverwogen uitgeven. Dit betekent niet noodzakelijk dat moet worden gezocht naar de ‘goedkoopste’ oplossing voor Sliedrecht. Immers, veel dingen die van waarde zijn voor een
4
samenleving zijn of niet in geld uit te drukken, of kosten geld, maar leveren wat anders op. Ze brengen veiligheid, voorzieningen, saamhorigheid of werk bijvoorbeeld. Maar ook dan is een sober en doelmatig beleid van groot belang. Dit wordt vertaald in een sluitende (meerjaren)begroting. Het tekort dat nu nog in 2015 wordt voorzien moet derhalve opgelost worden. Daarbij hoort een verdere bezinning op taken, op de wijze waarop de uitvoering van deze taken plaats vindt, en op de kosten van de organisatie. 5. Kwaliteit dienstverlening Het loket dichtbij en de service goed: de kwaliteit van de dienstverlening staat hoog in het vaandel en en blijft voor de toekomst van groot belang. Burgers en ook de Sliedrechtse bedrijven mogen het in de kwaliteit van dienstverlening niet merken als er bestuurlijke of organisatorische verandering plaatsvindt. Sliedrechtse burgers en bedrijven hebben recht op de maximale inspanning van hun lokale overheid – hoe ook georganiseerd - om een zo adequaat mogelijke dienstverlening aan te bieden.
4. Oplossingsrichting en voorwaarden. Voor het toekomst perspectief van Sliedrecht zijn meerdere varianten denkbaar. Deze zijn in de raadsbijeenkomsten besproken en worden in andere gemeenten ook als mogelijk scenario’s genoemd. De volgende hoofdscenario’s zijn in diverse besprekingen aan de orde geweest: 1. Bestuurlijk zelfstandig, Sliedrecht blijft zoals het is. 2. Sliedrecht zelfstandig maar met een ambtelijke organisatie waarbij regievoeren de overwegende werkwijze is 3. Een bestuurlijke fusie/herindeling van twee of meer gemeenten tot een nieuwe gemeente, een aantal subvarianten is mogelijk. 4. Sliedrecht als onderdeel van de Drechtstad. Oplossingsrichting In de uitgangspunten is aangegeven dat Sliedrecht een zelfstandige gemeente moet blijven. Tegelijkertijd is eerder aangegeven dat regievoeren een veel sterker accent moet krijgen. Dat leidt vooralsnog tot een keuze voor de tweede optie. Aan die keuze zit vast dat de uitvoering van gemeentelijke taken zowel in eigen huis, als in regionale samenwerkingsverbanden, als via overeenkomsten met private partijen kan plaatsvinden. Daarbij moet steeds worden afgewogen hoe balans in kwaliteit en kosten het beste kan worden gerealiseerd. Voorwaarden Bestuurlijk en ambtelijk opdrachtgever- en opdrachtnemerschap moeten worden geprofessionaliseerd. In de bestuurlijke opdrachtgeversrol komt het aan op scherp formuleren van gewenste resultaten, kwaliteit en kosten, en op het controleren van de realisatie daarvan. Het bestuur moet ook bereid en in staat zijn steeds goed te wegen wanneer zelfstandige besluitvorming aan de orde is, en wanneer een gedeelde verantwoordelijkheid noodzakelijk is of gewenst omdat daarvan meer resultaat mag worden verwacht. Samenwerken bij regionale beleidsafhankelijkheden De ruimtelijke en economische ontwikkeling in Sliedrecht is mede afhankelijk van ontwikkelingen in de omgeving. Deze zijn ook een belangrijke voorwaarde voor het kunnen handhaven van een goed voorzieningenniveau. Ontwikkeling naar samenhangend en meer elkaar bindend functioneren op de schaal van 260.000 inwoners is cruciaal voor een duurzame ontwikkeling in de komende decennia. In deze ruimtelijke en economische ontwikkeling ligt de grootste meerwaarde van het netwerk Drechtsteden. Dit zijn onderwerpen waar de grens van een gemeente niet de grens is van het vraagstuk. Hier is een afgestemde aanpak nodig, met bindende afspraken over het verdelen van woningen, bedrijvigheid en voorzieningen. De Drechtsteden staan hiervoor vanuit hun geschiedenis al goed opgesteld. De rolverdeling tussen raad en college behoeft verdere duidelijkheid.
5
Samenwerken voor behoud kwaliteiten en efficiëntie. Besparingen die voortkomen uit de ambtelijke organisaties hoeven niet te worden verhaald op de samenleving. Althans niet voor zover die besparingen gerealiseerd kunnen worden terwijl kwaliteit, nabijheid en maatwerk in de samenwerking behouden blijven. Uit benchmarks blijkt de meest efficiënte schaalgrootte voor gemeenten (in termen van aantal fte per inwoner) ongeveer 80.000 inwoners. Daaronder overheersen schaalnadelen. Daarboven nemen de schaalvoordelen geleidelijk af. Deze cijfers betekenen dat er voor Sliedrecht rechtstreekse efficiencyvoordelen te behalen zijn. Specialisatie is één van de andere bedrijfsvoeringvoordelen die met samenwerking te behalen zijn. Daarbij zijn ook in kwalitatieve zin nog doorbraken te bereiken. Dit geldt bijvoorbeeld voor dienstverlening, ‘het nieuwe werken’ en de ondersteunende ICT die daarvoor nodig is. ICT vraagt komende decennia de grootste investeringen en een schaal van 260.000 is daarin eerder een ondergrens dan een bovengrens. Ook in beheerssystemen openbare ruimte en in ruimtelijke ontwikkelingspolitiek zijn schaalvoordelen denkbaar. Voor de aankomende decentralisaties in het sociale domein (o.m. wet Werken naar vermogen) wordt de schaal van de Drechtsteden ook als minimum gezien. Daarom mag van schaalvergroting behoorlijke voordeel verwacht worden in effectiviteit en efficiency. Realiseren van efficiencyvoordelen betekent ook accepteren van minder maatwerk. De huidige gemeenschappelijke organisaties zijn voornamelijk gericht op uitvoering (bijv. Belastingdienst, Ingenieursbureau) of op ondersteunende taken als bijv. ICT, financiën en personeel (SCD). Alleen in het geval van de sociale dienst zijn ook taken en bevoegdheden overgedragen. Op dit moment wordt zoals bekend gewerkt aan een andere vorm van verdergaande ambtelijke samenwerking, waarbij de deelnemende gemeenten over en weer ambtelijke capaciteit en expertise uitwisselen. Dit zonder reorganisatie of verandering van bevoegdheden. De formule hierbij is werken ‘als ware het één netwerkorganisatie’, met als doel om eenduidige sturingslijnen te combineren met decentrale beschikbaarheid van capaciteit en lokale kennis. Binnenkort starten binnen de Drechtsteden proeftuinen op de terreinen Beleid en Dienstverlening. Taken die vanuit de landelijke decentralisatie op de gemeenten af komen kunnen naar verwachting niet eenvoudig met een organisatie op de schaal van Sliedrecht opgevangen worden. In de raad is uiting gegeven aan de wens in eerste instantie na te gaan hoe de lokale beleidsverantwoordelijkheid inhoud kan krijgen. Met betrekking tot de uitvoering stelt het college vast dat organisatiekracht en specifieke kennis is nu lokaal onvoldoende aanwezig is om de taken op te vangen. Het verdient dan ook nadrukkelijk aanbeveling dit op Drechtstedelijke schaal en soms op de schaal van Zuid-Holland-Zuid vorm te geven. Drechtsteden structuur Een belangrijke voorwaarde bij regionale samenwerking is dat de efficiencyvoordelen niet teniet worden gedaan door extra complexiteit in de besturing. Het vereenvoudigen van de netwerksturing is daarom een essentiële voorwaarde. In februari 2011 is daarvoor door de DSB een notitie 'Sturing in de Drechtsteden' vastgesteld, waarin de ambtelijke sturing strakker is gemaakt. Voor de sturing in (vernieuwings)projecten wordt een strakke projectmatige lijn aangehouden onder leiding van een ambtelijk en bestuurlijk opdrachtgever. De Drechtsteden zijn verlengd lokaal bestuur. Ook in de Drechtsteden behoort de rolverdeling aan te sluiten op de lokale. Kaderstelling (beleidsmatig en financieel) en controle daarop is het domein van raadsleden en behoort dus in de Drechtraad thuis. Uitvoering en verantwoording behoort door collegeleden/portefeuillehouders te worden gedaan. Vanuit Sliedrecht wordt deze lijn ingebracht in de discussie over de sturing van de Drechtsteden. Vernieuwing van het bestuur van de Drechtsteden moet meer kwaliteit, minder bestuurlijke drukte en betere rolneming opleveren. In navolging van de Drechtraad stellen wij dan ook voor het DSB uit te nodigen de mogelijkheden daartoe te verkennen en met nadere voorstellen te komen. Een voorbeeld hiervan is het rechtstreeks presenteren van voorstellen door DSB-bestuurders in lokale raden.
6
Ook zou een scherpere verdeling van verantwoordelijkheden tussen de Drechtraad/DSB enerzijds en raden/colleges anderzijds en het tegengaan van vermengingen daarvan onder de loupe genomen kunnen worden. Opdrachtgeverrol en informatieprocessen Samenwerking vraagt altijd om duidelijkheid van rollen in proces en besluitvorming. Of het nu bestuurlijke samenwerking met ander gemeenten, of uitbesteding aan een commerciële partij betreft, de rolduidelijkheid en duiding van verantwoordelijkheid is van groot belang voor het slagen van de samenwerking. De eerst rolduidelijkheid betreft die tussen raad en college. De raad stelt de (beleids) kaders. Naast het te formuleren beoogde resultaat gaat het om kaders voor geld, tijd en kwaliteit. Het college is in dit geval de opdrachtnemer. Anders is dit bij beheer en uitvoering, daar is de opdrachtgever het college. De lokale of regionale ambtelijke organisatie, of een private partij is de opdrachtnemer en die rol kan in meerdere vormen gestalte krijgen. Het goed kunnen invullen van de benoemde rollen gaat niet vanzelf. Verwachtingen, taalgebruik, los laten, verantwoordelijkheid nemen en eenduidige informatievoorziening zijn belangrijke voorwaarde. Uitwerking van deze rollen op alle onderdelen en trainingen in het hanteren zal ter hand genomen moeten worden. Ambtelijke organisatie. De organisatie moet invulling geven aan deze bestuurlijke lijn door verantwoordelijkheid te nemen om de organisatie in de gewenste lijn te ontwikkelen en waar nodig aan te passen. Bij ieder vraagstuk moet de best passende schaal opgezocht worden waarbij steeds de juiste mix van efficiëntie, kwaliteit, nabijheid en lokale kennis gezocht moet worden met behoud van bestuurlijke regie op de lokale beleidsbepaling. De organsiatie zal aan de hand van de in deze notitie aangeven visie een ontwikkel proces inzetten waarbij in kaart gebracht wordt welke consequenties worden voorzien voor de organisatie (zowel ‘harde’ aspecten zoals ICT, P&C, organisatiestructuur, huisvesting) als zachte aspecten (zoals cultuur, medewerkers, competenties, leiderschapsstijl etc.)
5. Voorstel Op grond van de overwegingen opgenomen in deze notie wordt voorgesteld als volgt te besluiten: 1. De toekomst van Sliedrecht is een zelfstandige gemeente .met een ambtelijke organisatie waarbij regievoeren de overwegende werkwijze is 2. De identiteit van de Sliedrechtse samenleving moet behouden blijven en waar mogelijk versterkt en de korte afstand die nu ervaren wordt tussen bestuur / ambtenaren en de samenleving moet gewaarborgd worden. De nabijheid en de kwaliteit van voorzieningen moet hoog in het vaandel blijven. 3. Er moet zo doelmatig en effectief mogelijk met middelen omgegaan worden. 4. Vaststellen van gemeenschappelijk beleid in samenwerking met een of meer andere gemeenten en samenwerkingsverbanden vindt plaats als de problematiek een regionaal schaalniveau heeft en in samenhang moet worden aangepakt. 5. Gezamenlijke uitvoering van overheidstaken vindt plaats als daar voor Sliedrecht kwaliteitswinst en/of efficiencywinst is te behalen. Dat kan zowel in kleinere als grotere samenwerkingsverbanden. 6. Van taken die ook via de markt kunnen worden uitgevoerd wordt afgewogen op welke wijze langdurig kwaliteitswinst en/of efficiencywinst kan worden behaald. 7. Het college werkt bovenstaande beslissingen zo uit, dat de raad in de gelegenheid is beleidsmatig en financieel de kaders aan te geven en controle uit te voeren, lokaal en regionaal. 8. Het college is verantwoordelijk voor een bijpassende ontwikkeling van de ambtelijke organisatie. De regierol, het opdrachtgeverschap blijven als functies te allen tijde binnen
7
9. Het college bestuurt en beheert de organisatie en samenwerkingsverbanden met inachtneming van bovengenoemde besluiten. Proces en projectplanning verbouwing De in deze notitie aangegeven lijn en keuze voor de bestuurlijke en ambtelijke ontwikkeling dient in het 1e kwartaal van 2012 in de raad vastgesteld te worden. Daarna zal het college een plan op stellen waarin is aangegeven welke stappen gezet moeten worden om inhoud te geven aan de onderdelen die de gemaakte keuze inhoud moet geven. Dit ontwikkeltraject is op grond van de voorgestelde richting afgezet tegen de huidige manier van werken niet eenvoudig. Het vraagt veel inspanning en inzet. Naar verwachting gaat een dergelijke ontwikkeling en verandering twee tot drie jaar duren.
Bronvermelding Voor deze notie is gebruik gemaakt van de volgende stukken: Notitie Zelfstandig maar niet alleen Bestuurlijke stukken van Alblasserdam Nota verbetering en ontwikkeling organisatie gemeente Sliedrecht Sliedrecht 2010 en verder Raadsprogramma 2010 - 2014 Bijdrage van diverse fracties aan de discussie over de bestuurlijke toekomst. Notitie aan raad van Dordrecht opgesteld door JH de Baas
8
Aan de leden van de gemeenteraad Sliedrecht
Datum 27 januari 2012
Hierbij bieden wij u bijgevoegde stukken aan voor:
Bijlagen 3
Ons kenmerk Zaaknr.
besluitvorming zienswijze kennisname
B&W besluit 31 januari 2012
Geheimhouding op grond van de Wet openbaarheid van bestuur n.v.t.
Portefeuillehouder A.G.M. van de Vondervoort
Fatale termijn nee Burger en Bestuur Onderwerp
Toekomst van Sliedrecht
Wat wordt gevraagd
De Raad wordt gevraagd het volgende te besluiten: 1. De toekomst van Sliedrecht is een zelfstandige gemeente met een ambtelijke organisatie waarbij regievoeren de overwegende werkwijze is 2. De identiteit van de Sliedrechtse samenleving moet behouden blijven en waar mogelijk versterkt en de korte afstand die nu ervaren wordt tussen bestuur / ambtenaren en de samenleving moet gewaarborgd worden. De nabijheid en de kwaliteit van voorzieningen moet hoog in het vaandel blijven. 3. Er moet zo doelmatig en effectief mogelijk met middelen omgegaan worden. 4. Vaststellen van gemeenschappelijk beleid in samenwerking met een of meer andere gemeenten en samenwerkingsverbanden vindt plaats als de problematiek een regionaal schaalniveau heeft en in samenhang moet worden aangepakt. 5. Gezamenlijke uitvoering van overheidstaken vindt plaats als daar voor Sliedrecht kwaliteitswinst en/of efficiencywinst is te behalen. Dat kan zowel in kleinere als grotere samenwerkingsverbanden. 6. Van taken die ook via de markt kunnen worden uitgevoerd wordt afgewogen op welke wijze langdurig kwaliteitswinst en/of efficiencywinst kan worden behaald. 7. Het college werkt bovenstaande beslissingen zo uit, dat de raad in de gelegenheid is beleidsmatig en financieel de kaders aan te geven en controle uit te voeren, lokaal en regionaal. 8. Het college is verantwoordelijk voor een bijpassende ontwikkeling van de ambtelijke organisatie. De regierol, het opdrachtgeverschap
Kopieën aan: Archief
Toelichting
Bijgaande stukken
Ambtelijk contactpersoon
blijven als functies te allen tijde binnen Sliedrecht beschikbaar. Bij ieder vraagstuk moet de best passende schaal opgezocht worden waarbij steeds de juiste mix van efficiëntie, kwaliteit, nabijheid en lokale kennis gezocht moet worden met behoud van bestuurlijke regie op de beleidsbepaling, waarbij aandacht voor de lokale identiteit blijft. 9. Het college bestuurt en beheert de organisatie en samenwerkingsverbanden met inachtneming van bovengenoemde besluiten. In de opiniërende bijeenkomst van 17 januari 2012 is de notitie Toekomst van Sliedrecht besproken. Toegezegd is dat voor de besluitvormende raad de besluitvorming aangepast wordt. Hierbij treft u deze aanpassing. De aanpassing is vetgedrukt in de bijgevoegde stukken. 1. Raadsvoorstel 2. Raadsbesluit 3. Notitie “Toekomst van Sliedrecht” J.H. Koetsenruijter Tel.nr. (0184) 495 815
Hoogachtend, Burgemeester en wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de waarnemend burgemeester,
J.H. Koetsenruijter
A.G.M. van de Vondervoort
Concept Raadsbesluit
De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het rapport van de rekenkamercommissie d.d. 28 november 2011;
besluit:
1. De regie op de inhoudelijke agenda te hernemen en daartoe: • Het college opdracht te geven, een lange termijn planning op te stellen, aan de hand van het raadsprogramma en het (geactualiseerde) uitvoeringsprogramma voor de huidige raadsperiode, ter vaststelling van de raad, uiterlijk eind januari 2012, • daarna het college na te laten denken over de gewenste positie van Sliedrecht in de regio over twintig jaar en de uitkomsten daarvan aan de raad voor te leggen in een (geactualiseerde) structuurvisie, uiterlijk medio 2012. • de inhoud van de lange termijn planning en structuurvisie als ijkpunt voor het politieke debat in het algemeen en jaarlijkse P&C-producten in het bijzonder te gebruiken en, • Het college opdracht te geven er voor te zorgen dat de jaarlijkse P&C-producten en raadvoorstellen SMART zijn geformuleerd. 2. Er bij het college op aan te dringen dat het management in de organisatieontwikkeling permanente en consequente aandacht heeft voor het ontwikkelen van politieke sensitiviteit en een strategische adviesfunctie bij de organisatie. Dit door als management het goede voorbeeld te geven en uit te dragen en hieraan consequent tijdens functionerings- en beoordelingsgesprekken en tijdens de dagelijkse uitvoering expliciete aandacht te besteden, maar ook door medewerkers te trainen in het politiek adviseren van college en raad en het schrijven van goede raadsvoorstellen. Draag het college op zich via de paragraaf Bedrijfsvoering van de verschillende P&C-producten te verantwoorden over de ontwikkelingen op dit gebied. 3. De regie op de inhoudelijke kwaliteit te hernemen en daartoe: • Onder verantwoordelijkheid van het presidium (bijv. de griffie) een format te ontwikkelen voor raadsvoorstellen, met daarin aandacht voor overzichtelijkheid, leesbaarheid en volledigheid. . Er voor zorgend dat raadsvoorstellen hierdoor voldoende basisinformatie, contextinformatie en de consequenties van de gemaakte keuze(s) bevatten om de relevantie van het raadsvoorstel te kunnen begrijpen, de relatie met het raadsprogramma en structuurvisie (zie aanbeveling 1) te kunnen zien en een standpunt te kunnen innemen. • het college te verzoeken het management opdracht te geven dat het format wordt vertaald naar werkafspraken voor de organisatie en toe te zien op naleving van het format. • onder verantwoordelijkheid van het presidium (bijv. de griffie) de kwaliteit van raadsvoorstellen te laten toetsen voordat deze aan de raad worden aangeboden en daarmee de kwaliteit van de informatievoorziening te bewaken analoog aan bovenstaande eenzelfde format voor startnotities te ontwikkelen, zodat de raad in staat is om vooraf keuzes te maken en een eenduidige, heldere richting aan te geven. 4. er op toe te zien dat het college afspraken uit documenten, zoals het Handvest Actieve Informatievoorziening 2010 en allerlei toezeggingen, nakomt.
-25. Het college te suggereren de breed gedragen wens tot verbetering te markeren en gebruiken door met de raad en het management een werkconferentie te organiseren waarin de basis gelegd kan worden voor het creëren van synergie. Begin daar met het zoeken naar helderheid over de wederzijdse wensen en verwachtingen over de rolinvulling van de verschillende actoren. 6. Draagt het college op zich, vanaf nu,via een nieuw te introduceren paragraaf in alle reguliere P&C-producten te verantwoorden over de uitvoering van de aanbevelingen uit rekenkameronderzoek, 213a-onderzoek, accountantsrapportages en overige relevante onderzoeks- en adviesrapporten.
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op 21 februari 2012. De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
A.G.M. van de Vondervoort
Sturingskracht … Een kwestie van de juiste instrumenten
op op een goede manier gebruiken
Rekenkamercommissie: drs. P.A.B. (Peter) Sertons, voorzitter M. (Rien) Visser M. (Marthijn) Sneijder B. (Ben) van der Plas Postbus 16 3360 AA Sliedrecht Contactpersoon drs. P.A.B. (Peter) Sertons T. 06 319 193 35 E.
[email protected] Onderzoekers: drs. C. (Carlo) van Dijk, projectleider dr. J. (Jasper) Loots drs. G.J. (Gert-Jan) Broer Contactpersoon: drs. C. van Dijk T. 06 265 127 70 E.
[email protected] Kenmerk: RO 12698 Datum: 25 november 2011
Rapport /Rekenkameronderzoek Sturingskracht
Inhoudsopgave Bestuurlijke Nota
1
1 Onderzoeksverantwoording
1
1.1 / Waarom dit onderzoek?
1
1.2 / Doelstelling en vraagstelling
1
1.3 / Onderzoeksuitvoering
2
1.4 / Leeswijzer
3
2 Centrale boodschap
5
2.1 / Hoofdconclusie en belangrijkste aanbeveling
5
2.2 / Deelconclusies en -aanbevelingen
5
3 Reactie college van B&W
9
Nota van bevindingen
13
1 Sturingsinformatie
15
1.1 / Wat is de kwaliteit van de sturingsinformatie?
15
1.2 / Welke factoren bepalen de kwaliteit van de sturingsinformatie?
20
2 Sturingsinstrumenten
23
2.1 / Maakt de raad voldoende gebruik van zijn sturingsinstrumenten?
23
2.2 / Welke factoren bepalen het gebruik van sturingsinstrumenten?
25
Bijlagen Bijlage 1. Bronnen
27 27
Bijlage 2. Toetsingskader
29
Bijlage 3. Casusomschrijvingen
33
Rapport / Rekenkameronderzoek Sturingskracht
i
Rapport /Rekenkameronderzoek Sturingskracht
Bestuurlijke Nota
Rapport /Rekenkameronderzoek Sturingskracht
1 Onderzoeksverantwoording 1.1 / Waarom dit onderzoek? De rekenkamercommissie Sliedrecht heeft een onderzoek uitgevoerd naar de sturingskracht van de gemeenteraad. De aanleiding voor dit onderzoek was de vraag van raadsleden ‘of ze hun kaderstellende rol voldoende (kunnen) vervullen’; bij raadsleden leefde de vraag ‘of de raad over voldoende, betrouwbare, tijdige en controleerbare informatie beschikt om te kunnen sturen en of de raad voldoende gebruik maakt van deze informatie en van de tot zijn beschikking staande instrumenten’.
1.2 / Doelstelling en vraagstelling Met het onderzoek wilde de rekenkamercommissie nagaan of en op welke wijze in Sliedrecht invulling is gegeven aan de sturende rol van de raad. Door op basis van de onderzoeksbevindingen aanbevelingen te doen over de informatie die de raad moet krijgen en het gebruik van zijn instrumenten wil de rekenkamercommissie bovendien een bijdrage leveren aan de sturingskracht van de gemeenteraad. Onder sturingskracht verstaat de rekenkamercommissie: de mate waarin de raad in staat is om er voor te zorgen dat college en organisatie effectieve uitvoering geven aan door de raad gemaakte keuzes en aangegeven richtingen. Om deze doelstelling te realiseren heeft de commissie zich de volgende vraag gesteld: Wat zijn de sturingsmogelijkheden, in zowel kaderstellende en controlerende zin, van de raad, op welke wijze maakt hij hier gebruik van en wat moet er veranderen om de sturing door de raad te verbeteren? Deze centrale vraagstelling heeft de rekenkamercommissie uitgewerkt in vier deelvragen. De eerste twee vragen gaan over de informatie die de raad ontvangt. De laatste twee vragen gaan over het gebruik van sturingsinstrumenten.
Sturingsinformatie 1 Wat is de kwaliteit van de sturingsinformatie? 2 Welke factoren bepalen de kwaliteit van de sturingsinformatie?
Sturingsinstrumenten 3 Maakt de raad voldoende gebruik van zijn sturingsinstrumenten? 4 Welke factoren bepalen het gebruik van sturingsinstrumenten? In de rapportage zal de rekenkamercommissie deze vragen in bovenstaande volgorde behandelen.
Rapport / Rekenkameronderzoek Sturingskracht
1
1.3 / Onderzoeksuitvoering Het onderzoek is in de periode mei-augustus 2011 uitgevoerd door Necker van Naem.1 Tijdens het onderzoek zijn diverse documenten (raadsvoorstellen, nota’s, planning-en-controldocumenten) bestudeerd en zijn negen personen geïnterviewd. Ook heeft op 24 mei een groepsgesprek plaatsgevonden. Hierbij waren vijf raadsleden en de drie interne rekenkamerleden aanwezig. Een overzicht van de bestudeerde documenten en geraadpleegde personen is opgenomen in bijlage 1. In het onderzoek is een duidelijke focus en afbakening aangebracht. De nadruk bij de analyse van de sturingsinformatie lag op de kwaliteit van de onderzochte documenten en geanalyseerde procedures. Er is dus bijvoorbeeld niet uitputtend getoetst in welke mate de werkelijkheid van de voorgeschreven kwaliteit of afgesproken procedures afwijkt. Voor zover er tijdens het onderzoek indicaties zijn geweest dat er op dit punt verschillen bestaan, zijn deze natuurlijk wel als indicatie of aandachtspunt benoemd. Bij de analyse van de sturingsinstrumenten is ingezoomd op twee casussen. Deze casussen zijn door de rekenkamercommissie geselecteerd na afstemming hierover met de aanwezigen bij het groepsgesprek. Bij de selectie heeft de rekenkamercommissie rekening gehouden met de volgende criteria: /
het doel van de casus is vastgelegd in een schriftelijk document, idealiter het coalitieakkoord, raadsprogramma of een programmabegroting;
/
verdeling van de casussen over ‘harde’ en ‘zachte’ beleidsterreinen;
/
verdeling over verschillende afdelingen;
/
verdeling over verschillende portefeuillehouders;
/
een afgerond en een lopende casus;
/
een positief en een negatief gewaardeerde casus.
Op basis van de geïnventariseerde opties heeft de rekenkamercommissie het dossier ‘HVC’ en ‘Jeugdbeleid’ geselecteerd als te onderzoeken casussen.2 In bijlage 3 is van beide casussen een korte omschrijving gegeven. Het feitelijke deel van deze rapportage, de Nota van Bevindingen, is opgesteld door Necker van Naem in de eerste helft van september. Bij het toetsen van de bevindingen heeft de rekenkamercommissie gebruik gemaakt van een toetsingskader. Dit toetsingskader is - inclusief de uitkomst van de toetsing - als bijlage 2 bij dit rapport opgenomen. De Nota van Bevindingen is gedurende de periode van tien werkdagen aan de ambtelijke organisatie voorgelegd ter verificatie van de feitelijke juistheid van dit rapport. Naar aanleiding van het ambtelijk hoor zijn feitelijke onjuistheden in het rapport aangepast. Daarna heeft de rekenkamercommissie op basis van een voorstel van Necker van Naem haar eigen conclusies en aanbevelingen geformuleerd en vastgesteld. Deze zijn voor een reactie aan het college aangeboden. De reactie van het college is integraal opgenomen in dit rapport.
1
De aanvankelijke aan de raad gecommuniceerde planning om het onderzoek nog voor het zomerreces af te ronden is helaas
niet gehaald. De reden hiervan is dat niet alle opgevraagde documenten conform de afgesproken tijdsplanning beschikbaar zijn gesteld door de ambtelijke organisatie. Een belangrijk deel van documentanalyse en interviews moest hierdoor worden opgeschort tot na het zomerreces. De rekenkamercommissie heeft het presidium hiervan op 1 juli 2011 schriftelijk op de hoogte gesteld. 2
Bij HVC gaat het om een proef waarbij verschillende soorten afval aan de bron (door huishoudens) worden gescheiden, gescheiden worden ingezameld en verwerkt.
Rapport / Rekenkameronderzoek Sturingskracht
2
1.4 / Leeswijzer Dit rapport bestaat uit twee delen en drie bijlagen. Het eerste deel van dit rapport is de Bestuurlijke Nota. Dit deel bestaat, naast dit hoofdstuk met een onderzoeksverantwoording, uit de conclusies en aanbevelingen (hoofdstuk 2) en de reactie van het college hierop (hoofdstuk 3). De onderzoeksbevindingen zijn opgenomen in de Nota van Bevindingen. Deze bestaat uit twee hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk gaat in op de sturingsinformatie en het tweede hoofdstuk op de sturingsinstrumenten. Omwille van de leesbaarheid heeft de rekenkamercommissie gekozen voor een lopende tekst, waarin de onderzoeksvragen en normen in hun onderlinge samenhang zijn verwerkt. Informatie over de uitkomst van de toetsing per deelvraag of per norm is opgenomen in bijlage 2. In bijlage 1 zijn de geraadpleegde documenten en personen weergegeven. Bijlage 2 toont het bij dit onderzoek gehanteerde toetsingskader, inclusief (zoals gezegd) een samenvatting van de uitkomst van de toetsing van de onderzoeksbevindingen aan de normen. De beide onderzochte casussen zijn omschreven in bijlage 3.
Rapport / Rekenkameronderzoek Sturingskracht
3
2 Centrale boodschap 2.1 / Hoofdconclusie en belangrijkste aanbeveling De rekenkamercommissie heeft in dit onderzoek gezocht naar een antwoord op de volgende centrale vraag: Wat zijn de sturingsmogelijkheden, in zowel kaderstellende en controlerende zin, van de raad, op welke wijze maakt hij hier gebruik van en wat moet er veranderen om de sturing door de raad te verbeteren? De onderzoeksbevindingen (zie Nota van Bevindingen) maken duidelijk dat de sturingskracht van de raad bij de twee onderzochte casussen onvoldoende is. Het risico is dat de sturingskracht ook bij andere thema’s en onderwerpen onvoldoende is. Dit stemt overeen met de beleving van raadsleden zelf. De geringe sturingskracht van de raad is zowel het gevolg van onvoldoende kwaliteit van de sturingsinformatie als onvoldoende gebruik van sturingsmogelijkheden. De onvoldoende kwaliteit van sturingsinformatie leidt tot discussies op het verkeerde niveau, namelijk over details in plaats van uitgangspunten en hoofdlijnen. De informatievoorziening aan de raad krijgt hierdoor het karakter van kennisoverdracht in plaats van het aanreiken van sturingsmogelijkheden. Het college brengt de raad dus onvoldoende in de positie om te sturen. Ontevredenheid over de kwaliteit van de sturingsinformatie en de mate waarin de raad ervaart te kunnen sturen, leidt bij de raad echter niet tot een andere opstelling. In plaats van betere informatie af te dwingen en meer sturingsmogelijkheden voor zichzelf te organiseren, lijkt de raad in de situatie te berusten. Doordat de raad onvoldoende stuurt op zaken die de eigen gemeente aangaan, is ook de volksvertegenwoordiging van Sliedrecht in de regio in het geding, aangezien regionale samenwerking nog hogere eisen stelt aan de sturingskracht van de raad. De belangrijkste aanbeveling van de rekenkamercommissie aan de raad is om zelf het initiatief te nemen om de sturingskracht te verbeteren. Dit past bij de verantwoordelijkheid die de raad (als hoofd van de gemeente) heeft. Die verantwoordelijkheid kan de raad vorm geven door afspraken te maken over werkwijzen, formats en dergelijke, maar dit onderzoek laat zien dat het nog belangrijker is om als raad ook actief toe te zien op naleving van datgene wat is afgesproken.
2.2 / Deelconclusies en -aanbevelingen Voorgaande hoofdconclusie en -aanbeveling van de rekenkamercommissie is te onderscheiden naar zes deelconclusies. Omwille van de overzichtelijkheid heeft de rekenkamercommissie waar nodig ook de bij de conclusie behorende aanbeveling weergegeven. 1 De raad geeft te weinig politieke richting aan het beleid. Reden hiervoor is dat de raad geen houvast heeft in de vorm van een eigen agenda en deze bewaakt. Bij dit onderzoek is niet gebleken dat het raadsprogramma als richtinggevende agenda functioneert; niet voor wat betreft de inhoudelijk te behandelen onderwerpen en ook niet voor wat betreft de tijdsplanning daarvan. Daarnaast hebben de Planning & Control (P&C)-producten veel onbruikbare indicatoren en zijn raadsvoorstellen onvoldoende SMART geformuleerd om de raad te kunnen laten sturen (controle en kaderstelling).
Rapport / Rekenkameronderzoek Sturingskracht
5
Aanbeveling: Herneem als raad de regie op de inhoudelijke agenda: a. Geef het collegeopdracht, in de eerste plaats, een lange termijn planning op te stellen, aan de hand van het raadsprogramma en het (geactualiseerde) uitvoeringsprogramma voor de huidige raadsperiode, ter vaststelling van de raad. b. Vraag, aanvullend, daarnahet collegena te denken over de gewenste positie van Sliedrecht in de regio over twintig jaar ende uitkomstendaarvan aan de raad voor te leggen in een (geactualiseerde) structuurvisie. c. Gebruik de inhoud van de lange termijn planning en structuurvisie als ijkpunt voor het politieke debat in het algemeen en jaarlijkse P&C-producten in het bijzonder. d. Zorg er voor dat de jaarlijkse P&C-producten en raadvoorstellen SMART zijn geformuleerd. 2 De organisatie redeneert zeer sterk vanuit de eigen inhoudelijke deskundigheid. Er is weinig aandacht voor de rol van de organisatie als strategisch adviseur van college en raad. Daardoor is de organisatie onvoldoende in staat om de informatievoorziening aan de raad te voorzien van de politiek-bestuurlijke dimensie. De organisatie stelt de raad daarmee te weinig in staat om een sturende rol te kunnen vervullen. Aanbeveling: Dring er bij het college op aan dat het management in de organisatieontwikkeling permanente en consequente aandacht heeft voor het ontwikkelen van politieke sensitiviteit en een strategische adviesfunctie bij de organisatie. Dit door als management het goede voorbeeld te geven en uit te dragen en hieraan consequent tijdens functionerings- en beoordelingsgesprekken en tijdens de dagelijkse uitvoering expliciete aandacht te besteden, maar ook door medewerkers te trainen in het politiek adviseren van college en raad en het schrijven van goede raadsvoorstellen. Draag het college op zich via de paragraaf Bedrijfsvoering van de verschillende P&C-producten te verantwoorden over de ontwikkelingen op dit gebied. 3 Het college functioneert nauwelijks als een filter in de informatievoorziening van de organisatie aan de raad. Het college heeft te weinig aandacht voor de kwaliteit (toonzetting, hoeveelheid, mate van detail e.d.) van de informatie voor de raad. De raad ontvangt hierdoor te veel informatie, die tegelijkertijd te weinig politiek relevant is. Net als de organisatie draagt ook het college hierdoor onvoldoende bij aan de mogelijkheden van de raad om te kúnnen sturen. Aanbeveling: Herneem de regie op de inhoudelijke kwaliteit: a. Laat onder verantwoordelijkheid van het presidium (bijv. de griffie) een format ontwikkelen 3 voor raadsvoorstellen, met daarin aandacht voor overzichtelijkheid, leesbaarheid en volledigheid. Neem ook de suggesties van de raadsleden (zie einde paragraaf 1.1) mee. Zorg er voor dat raadsvoorstellen hierdoor voldoende basisinformatie, contextinformatie en de consequenties van de gemaakte keuze(s) bevatten om de relevantie van het raadsvoorstel te kunnen begrijpen, de relatie met het raadsprogramma en structuurvisie (zie aanbeveling 1c) te kunnen zien en een standpunt te kunnen innemen. b. Verzoek het collegehet management opdrachttegeven dat het format wordt vertaald naar werkafspraken voor de organisatie entoe te zien op naleving van het format. c. Laat onder verantwoordelijkheid van het presidium (bijv. de griffie)de kwaliteit van raadsvoorstellen toetsen voordat deze aan de raad worden aangeboden en bewaak daarmee de kwaliteit van de informatievoorziening. Dit is de taak van de raad zelf en deze kan niet aan het 3
Zie http://www.necker.nl/publicaties/58-benchmark-kwaliteit-raadsvoorstellen voor een operationalisatie van deze criteria.
Rapport / Rekenkameronderzoek Sturingskracht
6
d.
college of management worden overgelaten. Ga hierover zo nodig de confrontatie aan met het college en neem raadsvoorstellen van onvoldoende kwaliteit niet in behandeling. Ontwikkel analoog aan bovenstaande eenzelfde format voor startnotities, zodat de raad in staat is om vooraf keuzes te maken en een eenduidige, heldere richting aan te geven.
4 Door de onvoldoende sturingsinformatie en sturingsmogelijkheden is de raad te weinig in staat om te kunnen sturen (zie 1). De discussie wordt naar het niveau van details in plaats van de hoofdlijn (het maken van keuzes en aangeven van de gewenste richting) getrokken of de raadsleden vallen in hun rol als ‘burger’. Er is als het ware sprake van een vicieuze cirkel, waarin raad en organisatie elkaar in de houdgreep houden in plaats van synergie te creëren. 5 De raad is te weinig in staat om aan de vicieuze cirkel te ontsnappen door betere sturingsinformatie en betere sturingsmogelijkheden af te dwingen. Twee voorbeelden hiervan zijn: a. Er is een Handvest Actieve Informatieplicht, maar de raadsleden zien niet toe op de uitvoering hiervan; b. Raadsleden zijn erg ontevreden over de kwaliteit van raadsvoorstellen, maar ondernemen geen actie om hierin structureel verbetering aan te brengen; Aanbeveling: Zie er op toe dat het college afspraken uit documenten, zoals het Handvest Actieve Informatievoorziening 2010 en allerlei toezeggingen, nakomt. 6 Er is draagvlak voor verbetering. Zowel de raadsleden zelf , de burgemeester, de griffier en de gemeentesecretaris als enkele leden van het college en enkele medewerkers koesteren de wens tot verbetering en zien mogelijkheden daartoe. Enkelen van hen constateren nu al een verbetering en menen dat de raad de afgelopen jaren meer zelfbewust is geworden. Aanbeveling: Markeer en gebruik de breed gedragen wens tot verbetering door als raad, college en management een werkconferentie te organiseren waarin de basis gelegd kan worden voor het creëren van synergie. Begin met het zoeken naar helderheid over de wederzijdse wensen en verwachtingen over de rolinvulling van de verschillende actoren. Aanbeveling: Draag het college op zich via een nieuw te introduceren paragraaf in alle reguliere P&Cproducten te verantwoorden over de uitvoering van de aanbevelingen uit rekenkameronderzoek, 213aonderzoek, accountantsrapportages en overige relevante onderzoeks- en adviesrapporten.
Rapport / Rekenkameronderzoek Sturingskracht
7
3 Reactie college van B&W
Rapport /Rekenkameronderzoek Sturingskracht
9
Rapport /Rekenkameronderzoek Sturingskracht
10
Rapport /Rekenkameronderzoek Sturingskracht
11
Rapport /Rekenkameronderzoek Sturingskracht
12
Nota van bevindingen
1 Sturingsinformatie Dit hoofdstuk beschrijft de kwaliteit van de diverse categorieën van informatievoorziening en benoemt de factoren die bepalend zijn voor de kwaliteit van de informatie.
1.1 / Wat is de kwaliteit van de sturingsinformatie? De documenten die in het kader van dit onderzoek voor de raad relevant zijn, zijn onder te verdelen in verschillende categorieën: 1 Spelregels met afspraken over de kwaliteit van informatie en het proces van informatievoorziening; 2 Algemene en integrale documenten, zoals planning-en-control-documenten en beleidsnota’s; 3 Documenten over een specifieke situatie, zoals raadsvoorstellen, startnotities en informatiebrieven. Hierna gaan we op de kwaliteit van elk van deze categorieën kort in.
1 Er zijn spelregels, maar toegevoegde waarde blijkt niet bij de onderzochte casussen Op 25 januari 2010 heeft de raad het ‘Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad Sliedrecht 2010’ vastgesteld.4 Dit reglement is te beschouwen als een overzicht van werkafspraken die de raad met zichzelf en met het college, de gemeentesecretaris en toehoorders maakt. Het reglement bevat geen inhoudelijke eisen ten aanzien van de kwaliteit van de informatie aan de raad. Wel is een artikel van procedurele aard opgenomen over de wijze van behandeling van begroting en rekening opgenomen.5 Het ‘Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de opiniërende bijeenkomsten Sliedrecht 2010’ bevat geen afspraken met betrekking tot de informatievoorziening.6 Eveneens op 25 januari 2010 heeft de raad het Handvest Actieve Informatieplicht 2010 vastgesteld.7 Dit handvest is een door een werkgroep van raadsleden geactualiseerde versie van een Handvest uit 2004. Een belangrijk punt uit het nieuwe handvest is de uitdrukkelijke wens van de raad om bij nieuwe initiatieven vroegtijdig te worden geïnformeerd. Hiertoe introduceert het Handvest de Startnotitie voor fysieke en sociale projecten en bestemmingsplannen. Het college dient de startnotitie voorafgaand aan de uitvoering aan de raad ter vaststelling aan te bieden. Naast de startnotitie noemt het Handvest nog de volgende manieren waarop het college informatie kan verstrekken op grond van de actieve informatieplicht:8 / / / / / /
Agendering voor raadsvergadering; Plaatsen op de lijst ingekomen stukken raadsvergadering; Agenderen voor opiniërende bijeenkomst; Informatiebrief van het college; Plaatsen op de lijst ingekomen stukken opiniërende bijeenkomsten; Toezending van de besluitenlijst van de collegevergadering.
4
Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gem eenteraadSliedrecht 2010.
5
Artikel 47 Behandeling begroting en rekening: De behandeling van de begroting en van de rekening vindt plaats volgens een procedure die het klein presidium voorstelt onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet.
6
Reglem ent van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de opiniërende bijeenkomsten Sliedrecht 2010.
7
Handvest Actieve Informatieplicht 2010.
8
De actieve informatieplicht is wettelijk verankerd in artikel 169 en 180 van de Gemeentewet.
Rapport /Rekenkameronderzoek Sturingskracht
15
Via het Handvest maakt de raad de afspraak met het college dat de raad vooraf de agenda’s van de portefeuillehoudersoverleggen van de gemeenschappelijke regeling Drechtsteden en van het Drechtstedenbestuur ontvangt. Ook wil de raad achteraf de verslagen van beide bijeenkomsten ontvangen.9 In het Handvest is verder bepaald dat de raad minimaal een keer per jaar door het college op de hoogte wordt gebracht van de voortgang van het raadsprogramma. Dit is in september 2010 gebeurd via een memo met de stand van zaken.10 Bijzondere aandacht is er voor de ‘Indicatieve lijst van Strategische beleidsvelden en Grote projecten’. In het Handvest verplicht de raad het college om ‘speciaal aandacht te besteden aan minimaal 3 en maximaal 7 vooraf vastgestelde onderwerpen uit het raadsprogramma en de Indicatieve lijst’. De onderwerpen dienen bij de begrotingsbehandeling te worden vastgesteld, maar dit is niet gebeurd 11 Uit het Handvest wordt niet duidelijk hoe en hoe vaak de raad over de betreffende onderwerpen geïnformeerd wil worden De raad stelt ook algemene criteria vast over wanneer hij direct geïnformeerd wil worden. Dit is het geval wanneer een onderwerp: / /
Omvangrijk is Complex is, zoals o wijzigingen van beleid tot gevolg; o groot aantal betrokken actoren; o veel belanghebbenden; o groot aantal raakvlakken met andere beleidsvelden. Consequenties heeft, wat betreft o maatschappelijke aandacht; o media aandacht (publiciteitsgevoelig). Voor de gemeente relevante veranderingen tot gevolg heeft in bestuurlijke, financiële en/of juridische zin Risico’s heeft, doordat o het onderwerp politiek gevoelig is; o het onderwerp mogelijk de integriteit van het bestuur kan aantasten.12
/
/ /
Onderdeel van het raadsvoorstel is het voornemen om het Handvest in het eerste kwartaal van 2011 te evalueren. Voor zover de rekenkamercommissie heeft kunnen vaststellen is dit niet gebeurd. Het heeft de rekenkamercommissie daarnaast verbaasd dat tijdens de analyse van de beide onderzochte casussen (HVC en Jeugdbeleid) door geen van de respondenten en in geen van de documenten is verwezen naar de afspraken uit het Handvest. De toegevoegde waarde van het Handvest voor het praktisch handelen is daardoor voor beide casussen niet bewezen. 13
9
Raadsvoorstel Handvest Actieve Informatieplicht 2010, pp. 2.
10
Artikel 7b Handvest Actieve Informatieplicht 2010, pp. 2.
11
Artikel 7b Handvest Actieve Informatieplicht 2010, pp. 2.
12
Artikel 6c Handvest Actieve Informatieplicht 2010, pp. 2.
13
In de fase van ambtelijk wederhoor heeft de organisatie aangegeven wel bekend te zijn met het Handvest en hiervoor in haar werkwijze ook oog te hebben.
Rapport /Rekenkameronderzoek Sturingskracht
16
2 Algemene documenten bieden raad onvoldoende houvast In de financiële verordening heeft de raad de mogelijkheid om werkafspraken te maken voor de inrichting van het proces van planning-en-control en de inhoud van de planning-en-control-documenten. De vigerende verordening van Sliedrecht is vastgesteld op 5 februari 2007. De planning-en-controlcyclus in Sliedrecht bestaat in de praktijk (conform de verordening) uit de volgende documenten: / / / /
Kadernota; Programmabegroting; Zomernota (tussentijdse rapportage); Jaarrekening.
De kadernota wordt vastgesteld door het college, de overige drie documenten door de gemeenteraad. Opmerkelijk aan de verordening in Sliedrecht, in vergelijking met andere gemeenten, is dat de kadernota door het college in plaats van de raad wordt vastgesteld. De kadernota heeft dus in feite de functie die de begrotingsbrief in veel andere gemeenten heeft. De verordening wijkt echter af van de praktijk, waarin sprake is van een kadernota die in Drechtstedenverband wordt opgesteld en vervolgens voor Sliedrecht verbijzonderd in een door het college vast te stellen kaderbrief. De verordening schrijft voor dat de hoofdlijnen van de kadernota worden herhaalt in de zomernota, die blijkens de formulering van het artikel echter primair de functie van tussentijdse rapportage heeft.14 Weliswaar stelt de verordening ‘De zomernota vormt zodoende mede het kader voor het volgende begrotingsjaar (en de drie opvolgende jaren)’, maarnergens uit het artikel blijkt expliciet of impliciet dat de zomernota naast de genoemde informatieve functie ook een raadplegende of kaderstellende functie voor de raad heeft. In de praktijk blijkt ook hier de feitelijke situatie af te wijken van de verordening. De eerder genoemde kaderbrief is als een afzonderlijk hoofdstuk opgenomen in de zomernota. In de praktijk heeft de zomernota in de beleving van raadsleden overigens wel een kaderstellende functie. De rekenkamercommissie heeft gelet op de focus van dit onderzoek niet onderzocht in welke mate de raad gebruik maakt van de mogelijkheid om kaders (bij) te stellen bij de zomernota. Wel blijkt er sprake van een leerproces, waarin de raad in 2011 geprobeerd heeft om bij de behandeling van de zomernota een discussie op hoofdlijnen te houden (vergelijkbaar met algemene beschouwingen) over een beperkt aantal speerpunten. Het debat over deze speerpunten zal volgens de intentie van de raad leidend moeten zijn voor de behandeling van de programmabegroting in het najaar.15 Net als veel andere gemeenten heeft ook de raad van Sliedrecht geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om in de verordening specifieke voorschriften op te nemen met betrekking tot de structuur en inhoud van de documenten. Wél is een artikel opgenomen waarin de raad het college opdraagt hiervoor een afzonderlijke vierjaarlijkse nota te presenteren:16
14
Artikel 3 en 5 De verordening op de inrichting van de financiële organisatie, het financiële beheer en de uitgangspunten van
het financiële beleid van de gemeente Sliedrecht. 15
In welke mate dit laatste daadwerkelijk het geval is geweest, valt ten tijde van het opstellen van dit rapport (september 2011) nog niet te zeggen, aangezien de programmabegroting nog niet behandeld is.
16
Artikel 7 Verordening op de inrichting van de financiële organisatie, het financiële beheer en de uitgangspunten van het financiële beleid van de gemeente Sliedrecht.
Rapport /Rekenkameronderzoek Sturingskracht
17
Het college beschrijft in een nota - ter nadere uitwerking van de in artikel 2 (programmabegroting),artikel 5 (zomernota) en artikel 6 (programmarekening) aangegeven uitgangspunten en structuur - de opzet, de inrichting en inhoud van de verschillende documenten. Tevens wordt in deze nota ingegaan op de instrumenten raadsvoorstellen en comptabiliteitsbesluiten. Het college biedt de nota en het wijzigen ervan aan ter behandeling en vaststelling door de raad. De nota wordt ten minste één keer in de vier jaar geactualiseerd. Naar aanleiding van het Handvest Actieve Informatieplicht 2010 is bovendien een artikel toegevoegd over kaderstellende notities bij projecten17: De raad stelt vast voor welke projecten de kaders middels een notitie door de raad worden vastgesteld. Op basis van deze kaderstellende notitie wordt door de raad besloten of aan een project wordt begonnen. De raad stelt voor deze projecten de regelmaat vast van de projectvoortgangsrapportages. Afwijken van de kaders kan alleen bij schriftelijk raadsbesluit. Zoals eerder aangegeven is de hierboven bedoelde ‘regelmaat van de projectvoortgangsrapportages’ niet vastgelegd in het Handvest. De inhoudelijke kwaliteit van de planning-en-controldocumenten van de raad is gevarieerd. Positief aan de programmabegroting en jaarrekening is bijvoorbeeld dat de kwaliteit in de afgelopen jaren zichtbaar is verbeterd. De teksten zijn zelfstandig leesbaar en er is een duidelijke koppeling tussen (sub)doelen, maatregelen en de planning daarvan. Ook is helder of het om structurele of incidentele zaken gaat. Ten opzichte van veel andere gemeenten loopt Sliedrecht voorop, doordat bij de lasten van beleid per thema een onderscheid is gemaakt tussen programmakosten, apparaatskosten en opbrengsten. Hierdoor is inzichtelijk wat het overheadpercentage is en tegenover welke thema’s inkomsten staan (bijvoorbeeld in de vorm van specifieke uitkeringen of leges). Een koppeling tussen doelen en lasten ontbreekt echter nog; het meest gedetailleerde niveau waarop lasten inzichtelijk zijn gemaakt is het productniveau. Dit is echter voor raadsleden onvoldoende concreet. Artikel 2.3 van de financiële verordening schrijft voor dat de programmabegroting indicatoren bevat. In de praktijk zijn veel indicatoren echter niet bruikbaar. Dit omdat ze niet zijn gekoppeld aan een doelstelling en/of omdat een referentiewaarde in de vorm van een nulmeting of ambitie op langere termijn ontbreekt. Enkele indicatoren zijn zondermeer weinigzeggend, bijvoorbeeld de indicator voor ondergrondse afvalinzameling: 150.000.18 Het is niet duidelijk om welke eenheden (ton/kg/vuilniszakken/aantal keren gebruik) het hier gaat. Een ander voorbeeld is de indicator voor het aantal uren ambulante zorg (1500 uur).19 Het gaat hier om ongeveer 1 fte, maar daaruit blijkt niet welk resultaat daarmee behaald kan worden, met andere woorden: of er sprake is van een hoog of laag ambitieniveau. Een voorbeeld van een goede indicator is het percentage jongeren dat een baan heeft of naar school gaat.20 Ten slotte is de bladspiegel van de programmabegroting voor 2011 opvallend wisselend van opmaak en daardoor ‘onrustig’. Positief aan de zomernota is de expliciete aandacht voor nieuw beleid en politiek relevante thema’s als tarievenbeleid en lastendruk. De teksten in het voor de raad belangrijke hoofdstuk over ‘mutaties in programma’s is echter doorspekt met technische begrippen en details. Deze tekst is hierdoor totaal niet toegesneden op zowel het kennisniveau van raadsleden als hun informatiebehoefte. 17
Artikel 16 Verordening op de inrichting van de financiële organisatie, het financiële beheer en de uitgangspunten van het e financiële beleid van de gemeente Sliedrecht (1 wijziging). 18
Programmabegroting 2011, pp. 35.
19
Programmabegroting 2011, pp. 26.
20
Programmabegroting 2011, pp. 26.
Rapport /Rekenkameronderzoek Sturingskracht
18
De documenten uit de planning-en-control-cyclus zijn gebaseerd op het programma-akkoord 2006-2010 d.d. 10 april 2006 ‘Samen staan we sterk’ en het raadsprogramma d.d. 6 april 2010 ‘Sliedrecht meer waard’.21 Bij vaststelling van beide programma’s heeft de raad het college opgedragen om deze uit te werken in een uitvoeringsprogramma. Dit is ook gebeurd.22 De programma’s uit de planning-en-control-documenten van de periode 2006-2010 zijn gekoppeld aan de hoofdstukken uit het programma-akkoord 2006-2010. Vanaf 2010 is in het raadsprogramma een andere hoofdstukindeling gehanteerd, maar is de indeling van de planningen-controldocumenten gelijk gebleven. Sindsdien is er dus geen thematische koppeling meer tussen beide typen documenten. Tijdens het onderzoek naar de casussen is niet gebleken dat er sprake is van een systematische koppeling tussen inhoudelijke beleidsdoelen op het niveau van de raad (programma-akkoord, programmabegroting e.d.) en documenten op operationeel niveau (afdelingsplannen, werkplannen e.d.). Het ontbreken van deze structurele koppeling verklaart mede waarom over de casussen, die tijdens de bijeenkomst met raadsleden op 24 mei 2011 als prioriteit zijn benoemd, geen specifieke verantwoording wordt afgelegd door het college in bijvoorbeeld zomernota en jaarrekening. In plaats daarvan ontvangt de raad via de genoemde documenten algemene informatie over de ontwikkelingen op het overkoepelende beleidsthema.
3 Raadsvoorstellen zijn van onvoldoende kwaliteit De raadsvoorstellen behorend bij de casussen HVC en Jeugdbeleid bevatten een duidelijke richting. In de meeste gevallen ontbreekt het echter aan alternatieven of keuzemogelijkheden voor de raad. Voorstellen van de onderzochte casussen zijn niet specifiek, meetbaar en tijdgebonden geformuleerd en evaluatiemomenten ontbreken. In de casus HVC leidt dit er toe dat meerdere raadsleden het voorstel in eerste instantie onbegrijpelijk vinden.23 Dit slaat zowel op de feitelijke inhoudelijke tekst als het doel waarmee het college de raad voorstelt om mee te doen met de proef. Bovendien nodigt het dictum van de onderzochte raadsvoorstellen niet uit tot een inhoudelijk debat over achterliggende uitgangspunten. Een voorbeeld daarvan uit de casus Jeugdbeleid is het voorgestelde besluit ‘De nota integraal jeugdbeleid Sliedrecht “Jeugd (in)begrepen?!” alsmede het bijbehorende actieplan vast te stellen’. Op deze manier wordt uit het raadsvoorstel niet duidelijk met welk concreet beleid (doelen en activiteiten) de raad nu eigenlijk instemt. Vrijwel iedereen (raadsleden, burgemeester, college, gemeentesecretaris) is ontevreden over de kwaliteit van de raadsvoorstellen. Raadsleden beoordelen de informatievoorziening in het algemeen van onvoldoende niveau, maar zijn vooral ontevreden over raadsvoorstellen. Gevraagd naar de mate waarin men ontevreden is geeft een raadslid aan dat dit eerder ‘vaak’ dan ‘soms’ het geval is. Raadsleden beoordelen de informatievoorziening als: / / /
te veel informatie; niet to the point; irrelevant;
21
Programma-akkoord van de raad 2006-2010 ‘Samen staan we sterk’ en Raadsprogramma ‘Sliedrecht meer waard 20102014’. 22
Uitvoeringsprogramma 2006-2010 en Uitvoeringsprogramma College van Burgemeester en Wethouders 2010-2014.
23
Het voorstel wordt vervolgens wel door het college aangepast en voorzien van concrete prestatie indicatoren.
Rapport /Rekenkameronderzoek Sturingskracht
19
/ / / /
te laat;24 wollig; onvolledig; onvoldoende duidelijke samenhang tussen raadsvoorstel en nota/begroting/raadsprogramma.
Door andere respondenten wordt hieraan toegevoegd: / / / / / /
voorstellen zijn niet specifiek, meetbaar en tijdgebonden; teveel details; onduidelijk is wie waarover moet besluiten; er is geen maatwerk: raadsvoorstellen zijn vrijwel identiek aan collegeadviezen; startnotities nodigen niet uit tot een debat op hoofdlijnen; er gaat teveel informatie naar de raad.25
Positief zijn de raadsleden over het overzicht met grote projecten dat de raad begin 2011 heeft ontvangen. Als verbetermogelijkheden voor de kwaliteit van de informatie noemen raadsleden en overige geïnterviewden: / / / / / /
maak samenvattingen in het raadsvoorstel; geef een tijdpad aan waarbinnen het raadsbesluit uitgevoerd moet worden; koppel raadsvoorstellen aan de samenhangende passage in andere documenten (zoals nota/begroting/raadsprogramma/uitvoeringsprogramma). bespreek met elkaar het doel van een starnotitie; maak afspraken over hoe een startnotitie er uit zou moeten zien (format); filter de informatie die naar de raad gaat beter, zodat de raad in staat is om een discussie op hoofdlijnen te voeren.
1.2 / Welke factoren bepalen de kwaliteit van de sturingsinformatie? Uit de analyse van de casussen blijkt dat de informatievoorziening aan de raad sterk afhankelijk is van het initiatief van de organisatie. De ambtelijke organisatie kenmerkt zich door medewerkers die deskundig zijn op een specifiek terrein en vanuit die deskundigheid het college en de raad adviseren. In het ambtelijk advies of voorstel redeneert de medewerker dus vanuit zijn eigen expertise, niet vanuit een waargenomen politiek-bestuurlijke behoefte. Daardoor functioneert de organisatie te weinig als strategisch adviseur van college en raad. Gebrek aan politieke sensitiviteit en strategisch inzicht op het niveau van beleidsmedewerkers wordt bij de onderzochte casussen niet volledig gecompenseerd op het niveau van het management. Het is een risico dat dit probleem breder speelt dan alleen de onderzochte casussen. Gevolg van deze situatie is een ‘taalbarrière’ tussen de vakinhoudelijke expert, die het jargon van het betreffende beleidsveld spreekt, en de politiek-bestuurlijke leek, die behoefte heeft aan duiding van maatschappelijke relevantie, consequenties en alternatieven. Tekenend in dit verband zijn de volgende opmerkingen: /
Medewerker: ‘Waarom zou je aan de raad verschillende varianten moeten willen voorleggen waarover je als professional negatief oordeelt? Dat voegt niets toe en kost alleen maar tijd.’
24
Hiervoor is de systematiek van de startnotities bedacht, maar raadsleden zijn, net als de burgem eester, nog niet tevreden over de kwaliteit van deze notities.
25
Als voorbeeld wordt hier genoemd de afspraak uit het Handvest Actieve Informatieplicht 2010 om agenda’s en verslagen van portefeuillehoudersoverleggen in Drechtstedenverband en het Drechtstedenbestuur naar de raad te sturen.
Rapport /Rekenkameronderzoek Sturingskracht
20
/ /
Raadslid: ‘Soms vraag ik me af of medewerkers eigenlijk wel weten wat er in het raadsprogramma en uitvoeringsprogramma staat?’ Raadslid: ‘Laatste hoorde ik van een medewerker dat er een reorganisatie aankomt. Ik had niet het idee dat de medewerker besefte dat de raad daar ook wel iets van zou willen of kunnen vinden.’
Bij de casussen vervult het college nauwelijks een filterende rol op de informatievoorziening. Dat betekent dat informatievoorziening aan het college vrijwel identiek is aan de informatie die de raad ontvangt. Tijdens het onderzoek is niet gebleken dat het college voor zichzelf een rol ziet weggelegd om de kwaliteit van de informatie en de geschiktheid daarvan voor de raad te toetsen. Het college heeft intern en met het management geen afspraken gemaakt over kwaliteitseisen en formats en hanteert die ook in de praktijk niet. Het college speelt dus geen bemiddelende rol om de genoemde ‘taalbarrière’ te slechten of verminderen, waardoor deze in stand blijft. Op zijn beurt stuurt de raad nauwelijks op de informatie die hij wenst. Weliswaar is een Handvest Actieve Informatieplicht vastgesteld, maar het praktisch nut daarvan wordt te weinig ervaren. Het komt zelden voor dat de raad het college aanspreekt op de afspraken uit het handvest en het college aan die afspraken houdt. De raad bouwt dus niet verder op de basis die het handvest legt om zijn eigen informatievoorziening goed te regelen. Overigens zijn ook sommige keuzes uit het handvest discutabel. Een voorbeeld hiervan is dat de agenda’s en verslagen van de portefeuillehoudersoverleggen in Drechtstedenverband en het Drechtstedenbestuur naar de raad te sturen. De reden hiervan is dat de raad beter geïnformeerd wil worden over wat er binnen deze gemeenschappelijke regeling gebeurd. De rekenkamercommissie meent echter dat de raad op deze manier onvoldoende bediend wordt. Het gaat om een aanzienlijke hoeveelheid informatie die niet gefilterd is op relevantie voor de Sliedrechtse raad. De hoofdlijnen en de relevantie voor de raad van Sliedrecht moet ieder afzonderlijk raadslid dus zelf maken. Dit voorbeeld is daarmee ook tekenend voor een algemene paradox bij de informatievoorziening in Sliedrecht: de informatievoorziening vanuit de ambtelijke organisatie is te technisch van aard om een discussie op hoofdlijnen te kunnen voeren. Gebrek aan houvast voor een discussie op hoofdlijnen leidt bij raadsleden daardoor juist tot een behoefte aan meer details om de techniek te kunnen begrijpen.26 De raad raakt daardoor juist verder bij de hoofdlijn vandaan en is niet in staat deze hoofdlijn in een later stadium weer op te pakken . De casus HVC toont dit duidelijk. Nadat de raad in eerste instantie een aantal vragen van technische aard stelt, leidt dat later in het proces niet tot een inhoudelijke discussie over uitgangspunten. In plaats daarvan bedankt de raad het college voor de beantwoording van de vragen en gaat akkoord met het raadsvoorstel.
26
Bovendien is het niet het type ‘details’ dat het mogelijk maakt om een inhoudelijk discussie met de ambtenaren te voeren over de techniek.
Rapport /Rekenkameronderzoek Sturingskracht
21
2 Sturingsinstrumenten Dit hoofdstuk gaat in op de instrumenten die de raad tot zijn beschikking heeft en de mate waarin zij deze gebruikt. Ook bevat het hoofdstuk enkele verklaringen waarom de raad op meerdere momenten vrij reactief is in zijn optreden.
2.1 / Maakt de raad voldoende gebruik van zijn sturingsinstrumenten? De raad heeft een heel scala aan sturingsinstrumenten tot zijn beschikking. Een aantal van deze instrumenten is opgesomd in hoofdstuk vier van het vergaderregelement.27 Uit het groepsgesprek met de raadsleden blijkt dat de raadsleden deze instrumenten desgevraagd (soms na enig nadenken) kennen. Van diverse instrumenten kunnen de meeste raadsleden ook voorbeelden noemen van situaties waarin zij deze instrumenten hebben gebruikt. Het gaat dan om: / / / / / / /
debatteren; uitvoeringsprogramma (coalitieakkoord); motie indienen; toezegging vragen; p&c-documenten vaststellen; amendement indienen; nota vaststellen.
Enkele individuele raadsleden hebben daarnaast wel eens één van de onderstaande instrumenten ingezet: / / /
initiatiefvoorstel indienen; insprekers mobiliseren; verordeningen herzien.
Geen van de aanwezige raadsleden kan zich herinneren gebruik te hebben gemaakt van één van onderstaande instrumenten: / / / / /
(zelf actief benaderen) media; publieke tribune; rekenkamercommissie inschakelen; accountant inschakelen; onderzoeksrecht.
Opvallend aan het gebruik van de sturingsinstrumenten is dat de raadsleden vooral gebruik maken van die instrumenten die weinig eigen initiatief vragen. Het voeren van een debat en het vaststellen van documenten gaan immers redelijk vanzelf. Het vragen van een toezegging of het indienen van een motie of amendement zijn voorbeelden van situaties waarin de raad reactief handelt (namelijk in reactie op een concrete situatie). De instrumenten die de raad niet of nauwelijks gebruikt vereisen in bijna alle gevallen een actieve, initiërende rol van de raad. Als voorbeeld van een situatie waarin de raad goed gestuurd heeft, verwijst één van de raadsleden naar een voorbeeld buiten de eigen gemeente, namelijk de gemeente Dordrecht. In die gemeente heeft de raad de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) nog eens goed tegen het licht gehouden. 27
Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraadSliedrecht 2010, pp. 9-12.
Rapport /Rekenkameronderzoek Sturingskracht
23
Bij analyse van de sturing door de raad bij de casussen valt een aantal zaken op. Bij de casus Jeugdbeleid is de actieve betrokkenheid van de raad zeer beperkt. De start is goed: de raadsbehandeling van de nota begin 2006 leidt tot enkele inhoudelijke aanpassingen in de nota en een gewijzigd raadsvoorstel.28 Vanaf dat moment is er echter sprake van een reactieve raad die zich bezig houdt met details of onderdelen van het jeugdbeleid, maar niet op hoofdlijnen aangeeft welke doelen zij met het jeugdbeleid wil bereiken. Na vaststelling van de nota in 2006 staat het onderwerp in de vier jaren daarna eigenlijk alleen op de agenda op voorstel van het college, bijvoorbeeld naar aanleiding van een actuele ontwikkeling als het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). In de periode tot 2010, wanneer er een eerste evaluatie van het jeugdbeleid plaatsvindt, bevat het dossier geen verzoek van de raad om inzicht in de stand van zaken. Naar aanleiding van collegevoorstellen stelt de raad wel vragen, maar deze zijn vooral technisch van aard. Een positieve ontwikkeling bij dit laatste is overigens dat meerdere geïnterviewden signaleren dat de raad technische vragen steeds meer voorafgaand aan het politieke debat stelt. Een antwoord op technische vragen voorafgaand aan het debat betekent echter niet dat het politieke debat daardoor meer op hoofdlijnen gevoerd wordt. Voorbeelden daarvan zijn de vragen die twee raadsleden stellen naar aanleiding van de zomernota 2009 over jeugdwerkloosheid en bezuinigingen op jeugdvoorzieningen.29 Beide vragen zijn vooral vragen om aandacht voor een onderwerp of gericht op het verkrijgen van informatie, maar hebben geen concrete consequenties. Het ‘rendement’ van de meeste technische vragen is daarmee gering (zie ook het slot van het vorige hoofdstuk over HVC). Een ander belangrijk onderdeel van het jeugdbeleid is het eerder genoemde CJG. Geïnterviewden kunnen zich hierover niet herinneren dat de raad heeft gestuurd op de opzet van het CJG. Uit een analyse van de betrokkenheid van de raad bij het CJG blijkt dat de raad vooral geïnformeerd is over het proces en achteraf de door college, ambtelijke organisatie en ketenpartners gemaakte keuzes hebben goedgekeurd. In essentie is bij het CJG, maar ook bij het overkoepelende Jeugdbeleid het bestaan van de raad van geen invloed geweest op de uitkomst van het gemeentelijk handelen. Illustratief is de opmerking van één van de respondenten: De raad spreekt wel meerdere keren over een onderdeel van het jeugdbeleid, namelijk het open jeugdwerk. Deze discussie hangt sterk samen met het slechte imago van het poppodium Elektra, dat in hetzelfde pand gehuisvest was. Bij de casus HVC is de sturing door de raad sterker aanwezig. De raad is bij de eerste opiniërende behandeling van het raadsvoorstel duidelijk ontevreden. Deze ontevredenheid uit hij door om aanvullende informatie te vragen. Het college beantwoord deze vragen. Bij een tweede opiniërende behandeling doet één van de raadslid de suggestie om de antwoorden van het college te verwerken in het raadsvoorstel. De portefeuillehouder neemt deze suggestie over. Er is dus duidelijk sprake van beïnvloeding door de raad, maar deze is impliciet, namelijk in de vorm van vragen en suggesties. De raad is niet op zijn strepen gaan staan door een beter raadsvoorstel te eisen. Zoals aan het slot van het vorige hoofdstuk gezegd, de aanvullende informatie leidt niet tot (alsnog) een inhoudelijke discussie over het thema ‘duurzaamheid’ of ‘milieu’ en hoe het raadsvoorstel daarbinnen past. Raadsleden ervaren in de praktijk nauwelijks dat zij sturen op datgene wat er in Sliedrecht gebeurt. Dat de raad niet stuurt, is ook de waarneming van de ambtelijke organisatie. Met een cynische ondertoon merkt een van de raadsleden tijdens de groepsbijeenkomst op: ‘College en organisatie bepalen in feite wat er in
28
Notulen raadsvergadering d.d. 24 januari 2006, notulen commissie Welzijn en Zorg d.d. 7 februari 2006 en raadsbesluit Vaststellen gewijzigde nota integraal jeugdbeleid d.d. 27 februari 2006.
29
Notulen opiniërende vergadering d.d. 23 juni 2009.
Rapport /Rekenkameronderzoek Sturingskracht
24
Sliedrecht gebeurt en zijn zo vriendelijk de raad daarvan op de hoogte te stellen.’ Het besef van deze situatie leidt echter niet tot een actievere opstelling van de raad. Net zo min als ontevredenheid over de kwaliteit van de informatie leidt tot het afdwingen van verbetering op dit punt (zie het vorige hoofdstuk), leidt ontevredenheid over de mate waarin men ervaart te kunnen sturen tot actieve inzet van de beschikbare sturingsinstrumenten. Met andere woorden: de raad doet zelf geen moeite om zich zelf weer in een sturende positie te manoeuvreren. Diverse geïnterviewden zien de afgelopen jaren wel voorzichtige verbeteringen hierin. Zij constateren een toenemend zelfbewustzijn bij de raad. Dit uit zich in een toenemend aantal moties ‘vreemd aan de orde van de dag’, meer onderling debat tussen fracties, meer debat met het college en meer rondvragen. De twee belangrijkste valkuilen blijven echter dat de raad zich niet kan ontworstelen aan details en zich dus onvoldoende richtop uitgangspunten en hoofdlijnen én dat de raad stappen in de goede richting niet ‘consolideert’. De manier van omgaan met toezeggingen illustreert dit laatste. Tegenwoordig worden toezeggingen van het college bijgehouden. Daarvoor was een toezegging uitsluitend terug te vinden in het schriftelijke verslag, wat controle op nakoming bemoeilijkte. De huidige werkwijze is echter ook niet adequaat. De raad staat het namelijk impliciet toe dat het college de afgesproken termijnen uit de toezeggingenlijst niet nakomt, door niet tegen overschrijding van de termijn te ageren en striktere nakoming af te dwingen. De lijst van toezeggingen wordt daardoor steeds langer.
2.2 / Welke factoren bepalen het gebruik van sturingsinstrumenten? Zoals in het vorige hoofdstuk aangegeven leidt de onvoldoende kwaliteit van sturingsinformatie tot discussies op het verkeerde niveau: details in plaats van uitgangspunten en hoofdlijnen. De relatie tussen raad, college en organisatie krijgt hierdoor het karakter van kennisoverdracht aan de raad in plaats van het aanreiken van sturingsmogelijkheden. Het college brengt de raad onvoldoende in de positie om te sturen. Omdat de raad geen sturingsmogelijkheden aangereikt krijgt, is het niet verwonderlijk dat de raad ook nauwelijks stuurt. Dit wordt versterkt door de al eerder genoemde rolopvatting van de ambtelijke organisatie als zaakdeskundigen. De professionaliteit van de medewerkers op inhoudelijke thema’s leidt er toe dat de raad kant-en-klare voorstellen aangeboden krijgt, waarop hij alleen maar ‘ja’ hoeft te zeggen. De organisatie vertrouwt op de eigen deskundigheid om als professional te kunnen bepalen wat het beste scenario is. Door enkele geïnterviewden is er in dit verband voor gewaarschuwd de raad niet te overschatten door van raadsleden te verwachten dat zij met eigen initiatieven komen. Dat laatste is volgens de rekenkamercommissie ook niet de essentie van ‘sturen’. Het gaat er bij ‘sturen’ om dat de raad op aangeven van het college in staat is om keuzes te maken en de gewenste richting aan te geven. Hoewel deskundigheid natuurlijk nooit een diskwalificatie is, laat de ambtelijke organisatie hier toch een ‘blinde vlek’ zien. Door de eenzijdige nadruk op professionaliteit en deskundigheid verliest de organisatie een ander belangrijk aspect van haar taak uit het oog: het voorzien van context bij raadsvoorstellen. Door onvoldoende politieke sensitiviteit en strategisch inzicht, blijven de raadsvoorstellen op zichzelf staan; de organisatie (noch het college) plaatst een concreet voorstel in het kader van een politiek-maatschappelijk relevant thema. Ook hierdoor brengen organisatie en college de raad dus voldoende in de positie om te kunnen sturen. Beide casussen illustreren het voorgaande. Bij HVC meer dan bij het Jeugdbeleid is de raad in staat geweest aan deze ‘valkuil’ te ontsnappen. Beide casussen en de gesprekken met raadsleden tonen echter ook aan dat de raad wel in staat is om zijn ongenoegen te uiten, maar vervolgens niet in staat is om een alternatief voor te stellen of af te dwingen. Deels is dit te wijten aan het ontbreken van een duidelijke houvast van de raad in de vorm van concrete, expliciete en afgebakende persoonlijke en gezamenlijke speerpunten. Het ontbreekt de raad bijvoorbeeld
Rapport /Rekenkameronderzoek Sturingskracht
25
aan een op eigen initiatief opgestelde lange termijnagenda waarin hij de maatschappelijke thema’s benoemt die de raad de komende maanden en jaren opgepakt wil zien. De consequentie van het niet in positie worden gebracht door college met ‘stuurbare’ voorstellen én het ontbreken van een duidelijke eigen koers, is dat de raad in een ‘reactieve impasse’ blijft hangen. Dit gegeven wordt nog eens versterkt door het ontbreken van heldere prestatieindicatoren in de voortgangsinformatie, waardoor het voor de raad moeilijk is om lopende ontwikkelingen te kunnen volgen en bijsturen. Eén van de raadsleden tijdens het groepsgesprek spreekt in dit verband over de experimenten met de ‘aap en de banaan’. Voor nieuwe raadsleden komt de kwaliteit van de informatievoorziening en de politieke discussie in eerste instantie heel vreemd over, maar al snel worden zij ‘geabsorbeerd’ door het systeem en nemen de bestaande werkwijze over. Er is op dit punt overigens een patroon te ontdekken. De onvoldoende ondersteuning van raad door college toont overeenkomsten met het gegeven dat het college zich onvoldoende laat ondersteunen door de ambtelijke organisatie. De verklaring waarom de raad zich meer dan gemiddeld met de onderwerpen HVC en het open jeugdwerk/poppodium Elektra heeft beziggehouden, zoekt de rekenkamercommissie in de aard van de onderwerpen. Beide onderwerpen waren zeer concreet (‘Wat gebeurd er met de inzameling van mijn afval? Wat vind ik er van dat jongeren in aanraking komen met softdrugs?) en stonden voor de meeste raadsleden heel dichtbij hun belevingswereld als burger van Sliedrecht. Zij konden deze onderwerpen daarom als het ware vanuit een ‘burgerrol’ benaderen, in plaats van vanuit een volksvertegenwoordigende (waarbij de nadruk ligt op het afwegen van het algemeen belang) en kaderstellende rol (waarbij de nadruk ligt op het doen van richtinggevende uitspraken).
Rapport /Rekenkameronderzoek Sturingskracht
26
Bijlagen Bijlage 1. Bronnen Documenten / / / / / / /
Aangepast raadsvoorstel Deelnam e praktijkproef droog en herbruikbaar huishoudelijk afval d.d. 15 maart 2011. Advies aan burgemeester en wethouders d.d. 18 januari 2006. Advies aan burgemeester en wethouders d.d. 8 februari 2006. Advies aan burgemeester en wethouders d.d. 9 maart 2011. Handvest Actieve Informatieplicht 2010. Mail RE: technische vraag m.b.t. praktijkproef droog herbruikbaar afval d.d. 8 april 2011. Memo Beantwoording vragen praktijkproef voor huishoudelijk afval d.d. 6 april 2011. Mail RE: technische vraag m.b.t. praktijkproef droog herbruikbaar afval d.d. 8 april 2011.
/ /
Memo Voortgang uitvoering Nota Jeugdbeleid d.d. 26 september 2006. Notulen commissie Welzijn en Zorg d.d. 7 februari 2006 Raadsbesluit Vaststellen gewijzigde nota integraal jeugdbeleid d.d. 27 februari 2006.
/ / / / /
Notulen opiniërende vergadering d.d. 23 juni 2009. Notulen opiniërende vergadering d.d. 29 maart 2011, pp. 17. Notulen raadsvergadering d.d. 24 januari 2006 Notulen raadsvergadering d.d. 26 april 2011, pp. 42-44. Programma-akkoord van de raad 2006-2010 ‘Samen staan we sterk’ en Raadsprogramma ‘Sliedrecht meer waard 20102014’.
/ / / /
Programmabegroting 2011 Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad Sliedrecht 2010. Uitvoeringsprogramma 2006-2010 en Uitvoeringsprogramma College van Burgemeester en Wethouders 2010-2014. Verordening op de inrichting van de financiële organisatie, het financiële beheer en de uitgangspunten van het financiële beleid van de gemeente Sliedrecht.
/
Verordening op de inrichting van de financiële organisatie, het financiële beheer en de uitgangspunten van het financiële e beleid van de gemeente Sliedrecht (1 wijziging).
Interviews en groepsgesprek / / / / / / / / /
de heer A. Overbeek, griffier - 6 juni 2011 de heer J. Koetsenruijter, gemeentesecretaris - 6 juni 2011 mevrouw T. van de Vondervoort, waarnemend burgemeester - 6 juni 2011 de heer A. Siebel, manager publiekszaken - 17 augustus 2011 mevrouw P. van der Klooster, beleidsmedewerker jeugd – 17 augustus 2011 de heer Mourik, afdelingsmanager Plantsoenen en Reiniging - 17 augustus 2011 de heer J. Lavooi, wethouder Jeugdbeleid - 17 augustus 2011 de heer H. Tanis, portefeuillehouder Financiën - 17 augustus 2011 de heer A. de Waard, portefeuillehouder Reiniging - 17 augustus 2011
Aanwezig bij het groepsgesprek op 24 mei 2011 waren mevrouw Bisschop (SGP/CU) en de heren van Rees (PvdA), Blanken (Pro Sliedrecht), van Rekom (VVD) en Dunsbergen (CDA). Ook de drie interne leden van de rekenkamercommissie waren present.
Rapport /Rekenkameronderzoek Sturingskracht
27
Bijlage 2. Toetsingskader Bij het beoordelen van de bevindingen heeft de rekenkamercommissie onderstaande normen gehanteerd. In de tabel is ook een korte toelichting gegeven op de toetsing van de bevindingen aan de normen. Norm
Oordeel
Toelichting
1 De Financiële Verordening beschrijft de inrichting van de planning-en-control-cyclus.
+
De in de praktijk gehanteerde documenten uit de planning-en-control-cyclus zijn inderdaad beschreven, met uitzondering van de kadernota. Deze blijkt regionaal te worden vastgesteld door de Drechtsteden en voor Sliedrecht uitgewerkt in een kaderbrief. De praktijk wijkt op dit punt af van de verordening.
2 De sturingsmomenten zijn formeel vastgelegd in de Financiële Verordening.
+
3 College en organisatie hebben een uitwerking gemaakt van de cyclus op raadsniveau.
--
Dit is tijdens het onderzoek niet gebleken.
4 Deze uitwerking is consistent met de cyclus op raadsniveau.
n.v.t.
n.v.t. (zie toelichting hierboven)
5 De prioriteiten komen terug in de planning-en-control-documenten op het niveau van college en organisatie.
n.v.t.
n.v.t. (zie toelichting hierboven)
6 Hieruit blijkt dat de prioriteiten van de raad leidend zijn voor de uitvoering door college en organisatie.
--
Documenten en interviews wijzen er niet op dat de beide casussen door college en organisatie als prioriteit van de raad worden ervaren.
7 College en organisatie rapporteren over de uitvoering van de prioriteiten in de bestuursrapportage en jaarstukken.
-
De planning-en-control-documenten gaan in brede en algemene zin in op het gemeentelijk beleid, zonder specifieke aandacht te besteden aan de beide casussen.
8 Eventuele tussentijds noodzakelijk geachte bijstellingen van prioriteiten melden college en organisatie direct of in de eerstvolgende bestuursrapportage.
++
Bijstellingen meldt het college, weliswaar niet per definitie in een bestuursrapportage (zomernota), maar wel in een afzonderlijk voorstel of een brief.
9 De informatie is leesbaar, overzichtelijk, relevant en volledig.
-
De kwaliteit van de informatie is leesbaar, met uitzondering van een deel van de zomernota. Door de hoeveelheid aan informatie verliest deze aan overzichtelijkheid en relevantie. Raadsinformatie is in
De functie van programmabegroting, kadernota en jaarrekening zijn helder. De functie van de zomernota is niet eenduidig te interpreteren. Er is een traject in gang gezet om van de zomernota een meer kaderstellend document te maken.
Rapport /Rekenkameronderzoek Sturingskracht
29
meerdere gevallen onvolledig geweest, doordat alternatieven, consequenties of de relatie met doelstellingen of thema’s ontbreken. 10 Informatie in de planning-encontroldocumenten is:
+/-
De kwaliteit van de informatie loopt uiteen per programma en per aspect. Positieve aspecten zijn leesbaarheid, en informatie over baten en lasten, hoewel de koppeling tussen doelen en lasten ontbreekt.
a. een vertaling van het programmadoel: via subdoel(en) via middel (wat gaan we doen) naar keuzes in ambitieniveaus en bijbehorende prijskaartjes;
Teveel indicatoren zijn onbruikbaar.
b. SMarT: Specifiek, Meetbaar en Tijdgebonden; c. evalueerbaar en resultaatgericht: ofwel de maatschappelijke effecten zijn (in kwantitatieve en/of kwalitatieve zin) beschreven en in te meten output / effecten opgeschreven; d. doelen zijn gekoppeld aan een budget. 11 De raadsleden geven desgevraagd aan de instrumenten te kennen en kunnen voorbeelden geven van situaties waarin zij deze instrumenten bewust hebben ingezet
+
Raadsleden kennen hun instrumenten, maar gebruiken vooral die instrumenten die minder eigen initiatief vragen.
12 College en organisatie refereren in interviews desgevraagd aan de inzet van instrumenten door de raad.
--
College en organisatie ervaren de raad niet als sturend.
13 De bewuste inzet van sturingsinstrumenten door de raad leidt tot realisatie van het door de raad beoogde doel.
-
De toegevoegde waarde van de raad wordt bij één van de casussen openlijk in twijfel getrokken. Bij de andere casus leidt de opstelling van de raad weliswaar tot een andere uitkomst, maar is dat eerder het gevolg van protest van de raad dan het gevolg van inhoudelijke sturing op de uiteindelijke uitkomst.
14 Er zijn geen aanwijzingen dat de raad zijn sturingsinstrumenten onvoldoende adequaat inzet.
--
Er zijn juist veel aanwijzingen dat de raad onvoldoende gebruik maakt van het beschikbare instrumentarium.
++ Voldoet volledig goed aan de norm; + Voldoet overwegend aan de norm; +/- Voldoet deels aan de norm; - Voldoet niet aan de norm; -- Voldoet totaal niet aan de norm.
Rapport /Rekenkameronderzoek Sturingskracht
30
+
Rapport /Rekenkameronderzoek Sturingskracht
31
Bijlage 3. Casusomschrijvingen HVC HVC staat voor Huisvuilcentrale Noord-Holland en is een afvalverbrandingsfabriek in Alkmaar. HVC heeft de gemeente Sliedrecht gevraagd om deel te nemen in een proef waarbij verschillende soorten afval aan de bron (door huishoudens) worden gescheiden, gescheiden worden ingezameld en verwerkt. Op 15 maart 2011 besluit het college om de raad voor te stellen in te stemmen met de proef.30 Tijdens de opiniërende behandeling van het voorstel op 29 maart stuit het voorstel echter op grote weerstand bij de raad. Raadsleden noemen het voorstel ‘onbegrijpelijk’, de tekst onleesbaar, vaag en de raadsleden snappen niet waarom het college met dit voorstel komt, wat de financiële consequenties voor burgers op de langere termijn zijn en wanneer het college de proef als geslaagd beschouwd.31,32 Het college zegt daarop toe met een schriftelijke beantwoording van de gestelde vragen te komen. In een memo d.d. 6 april 2011 beantwoord de portefeuillehouder zes vragen uit de opiniërende vergadering en per mail worden twee dagen later worden per mail nog vier vragen beantwoord.33,34 De beantwoording van de vragen komt aan de orde in de opiniërende vergadering van 12 april 2011. Een van de raadsleden merkt op te betreuren dat de antwoorden niet gewoon zijn verwerkt in het raadsvoorstel. De portefeuillehouder zegt daarop later in zijn termijn toe dat hij ‘wil overwegen om de vragen en antwoorden te verwerken tot een meer helder raadsvoorstel.’ De uitkomst hiervan is dat voor de raadsbehandeling inderdaad een aangepast raadsvoorstel verschijnt.35 Tijdens de raadsvergadering van 26 april 2011 geven alle fracties aan dat ze blij zijn met de aanpassingen en kunnen instemmen met het voorstel. De raad aanvaard het voorstel vervolgens unaniem.36
Jeugdbeleid Op 24 januari stelt het college de Nota Integraal Jeugdbeleid Sliedrecht ‘Jeugd (in)begrepen?!’ vast.37 Aan de nota is een actieplan gekoppeld. Uit de nota en het actieplan blijkt niet wanneer het college voornemens is over de uitvoering aan de raad terug te koppelen. De raad bespreekt de nota voor het eerst op 7 februari 2006 in de commissie Welzijn en Zorg. Tijdens de commissiebehandeling stelt de raad een aantal inhoudelijke wijzigingen voor, onder meer om de nota te betrekken bij het wijkgericht werken. De voorgestelde aanpassingen verwerkt het college in een nieuw voorstel voor de raad van 27 februari 2006.38 De raad gaat vervolgens unaniem akkoord met het voorstel. Gedurende de jaren daarop informeert het college de raad regelmatig over aspecten die onderdeel uitmaken van of samenhangen met het jeugdbeleid. In sommige gevallen worden naar aanleiding hiervan informatieve vragen gesteld. In geen enkele situatie leidt bespreking tot aanpassing van het stuk of bijstelling van het beleid.
30
Advies aan burgem eester en wethouders d.d. 9 maart 2011.
31
Notulen opiniërende vergadering d.d. 29 maart 2011, pp. 17.
32
Uit het dossier blijkt ook dat er op 25 maart al drie technische vragen zijn gesteld door de CDA-fractie.
33
Mail RE: technische vraag m.b.t. praktijkproef droog herbruikbaar afval d.d. 8 april 2011.
34
Memo Beantwoording vragen praktijkproef voor huishoudelijk afval d.d. 6 april 2011. Mail RE: technische vraag m.b.t. praktijkproef droog herbruikbaar afval d.d. 8 april 2011. 35
Aangepast raadsvoorstel Deelname praktijkproef droog en herbruikbaar huishoudelijk afval d.d. 15 maart 2011.
36
Notulen raadsvergadering d.d. 26 april 2011, pp. 42-44.
37
Advies aan burgem eester en wethouders d.d. 18 januari 2006.
38
Advies aan burgem eester en wethouders d.d. 8 februari 2006.
Rapport /Rekenkameronderzoek Sturingskracht
33
In de periode 2006-2010 is de enige keer dat integraal over de nota wordt gerapporteerd aan de raad 26 september 2006, naar aanleiding van een toezegging uit de commissievergadering van 29 augustus 2006.39 De rapportage leidt niet tot vragen vanuit de commissie Welzijn en Zorg. In de programmabegroting, zomernota en jaarrekening komen ook aspecten van het jeugdbeleid aan de orde, maar deze zijn niet volledig en consistent gekoppeld aan de doelen en activiteiten uit de nota. Behalve een totaaloverzicht ontbreekt in veel gevallen ook een indicatie van de mate waarin de doelen zijn behaald. Bij de behandeling van de programmabegroting voor 2010 op 25 oktober 2009 maakt een van de raadsleden melding van een evaluatie van het jeugdbeleid in 2010. Deze evaluatie is op 30 augustus 2011 (dus na afronding van dit onderzoek) door de raad behandeld.
39
Memo Voortgang uitvoering Nota Jeugdbeleid d.d. 26 september 2006.
Rapport /Rekenkameronderzoek Sturingskracht
34
Raadsvoorstel (Gewijzigd) Aan de raad van de gemeente Sliedrecht
Sliedrecht, 8 februari 2012
Onderwerp: Organisatieontwikkeling Voorgesteld besluit: 1. In te stemmen met het beschikbaar stellen van extra budget voor organisatieontwikkeling, te weten:
2012 2013
Incidenteel Structureel € 389.000 € 72.000 € 104.000
Totaal € 461.000 € 104.000
2. Het extra budget voor 2012 van € 389.000 (incidenteel) te dekken uit de algemene reserve. 3. Het extra budget voor 2012 van € 72.000 (structureel) mee te nemen bij het opstellen van de zomernota 2012. 4. Het extra budget voor 2013 van € 104.000 (structureel) mee te nemen met het opstellen van de Kadernota 2013. 5. Op de begroting 2012 van de griffie een stelpost op te nemen van € 25.000 t.b.v. de werving van een nieuwe burgemeester en het verbetertraject van de raad zelf, de besteding daarvan vast te stellen in het presidium, en deze kosten te dekken uit de algemene reserve. Overwegingen en alternatieven: De gemeente wordt al een aantal jaren geconfronteerd met toename van gemeentelijke taken in combinatie met krimpende budgetten. Mede daardoor worden hogere kwaliteitseisen gesteld, nemen risico’s en de kwetsbaarheid van de organisatie toe, en komt er meer druk op regionale samenwerking. In veel kleinere gemeenten, ook in Sliedrecht, heeft dat geleid tot herbezinning op de ontwikkeling van de organisatie. In de notitie ‘Toekomst van Sliedrecht’ die voor besluitvorming voorligt bij uw raad, wordt de ontwikkeling naar een regie organisatie opnieuw bevestigd. Samenwerking in de regio en uitbesteding van taken zijn daarbij belangrijke aspecten, en dat maakt het noodzakelijk om de daarbij passende opdrachtgever- en opdrachtnemerrollen te ontwikkelen en te implementeren. Wij zien deze ontwikkeling als een goede mogelijkheid om kwaliteit- en kwetsbaarheidvraagstukken op te lossen. Dat betekent dat de gemeentelijke organisatie de komende jaren zal veranderen. Het is nodig de organisatie kwalitatief te versterken, minder kwetsbaar te maken, en beter toe te snijden op de taken en rollen die samenhangen met de ontwikkeling van een regie organisatie. Wij vinden het wenselijk externe deskundigheid in te schakelen om een impuls te geven aan die ontwikkeling. Meerdere rapporten van de rekenkamer in de afgelopen jaren en het rapport ´Lees maar er staat wat er staat´ bevestigen de noodzaak van verandering en verbetering, en brengen versnelling in dat proces. In de notitie ‘Verbetertraject’ wordt aangeduid welke veranderingen in gang gezet zijn of worden, met de termijnen/ periode waarin de respectievelijke onderdelen aan de orde zijn.
Een deel van de voorziene activiteiten kan worden opgevangen uit bestaande vacatureruimte, interne herschikkingen en reguliere taken en budgetten. Zo kunnen trainingsactiviteiten worden betaald uit reguliere personeelsbudgetten, kan een deel van de personele tekorten op de afdeling financiën worden opgevangen uit inkomsten en vacatureruimte, en wordt voor een strategisch beleidsadviseur regionale en economische zaken vacatureruimte ingezet. Een drietal zaken kunnen we niet binnen de reguliere mogelijkheden oplossen. Dat betreft: 1. de structurele en tijdelijke uitbreiding van de afdeling financiën; 2. de structurele en tijdelijke uitbreiding van het bestuurssecretariaat; 3. de tijdelijke ondersteuning van de ontwikkeling van een regie organisatie.
Ad. 1: De afdeling financiën kampt met langdurige ziekte, leeftijdsverlof en detachering, waardoor er 65% minder capaciteit beschikbaar is voor het uitvoeren van de reguliere werkzaamheden en het op orde brengen van de P&C-cyclus. Daarnaast heeft het college besloten de projectcontrolfunctie te versterken en onder te brengen bij de afdeling financiën. Dat vraagt om tijdelijke extra capaciteit. De werving van een nieuwe controller wordt binnenkort gestart, maar in afwachting van de vervulling van deze functie is het noodzakelijk dat het contract met de interim controller wordt verlengd tot 1 juli 2012. Voor 2012 is een extra budget benodigd van in totaal € 243.000. Hiervan is € 209.000 incidenteel en € 34.000 structureel. Voor 2013 is een extra budget benodigd van € 66.000 (structureel). Ad. 2: Het bestuurssecretariaat is structureel onderbezet. Er zijn minder dan twee formatieplaatsen beschikbaar voor ondersteuning van de leden van het college en de gemeentesecretaris. Daarnaast worden door het secretariaat ook nog een aantal kabinetstaken verricht. Ten behoeve van de digitalisering van de bestuursprocessen en de implementatie daarvan is, naast het al beschikbaar gestelde budget voor ict voorzieningen, tijdelijke capaciteit nodig. Voor 2012 is een extra budget benodigd van in totaal € 88.000, waarvan € 50.000 incidenteel is en € 38.000 structureel Voor 2013 is een extra budget benodigd van € 38.000 structureel. Ad. 3: Voor de ontwikkeling van een regie organisatie, de daarmee samenhangende implementatie van opdrachtgever- en opdrachtnemer rollen, de noodzakelijk te maken verbinding met de regionale organisatieontwikkeling en de uitwerking van de brede doorlichting en de implementatie daarvan, is op dit moment nagenoeg geen capaciteit beschikbaar in de organisatie. De inzet van een externe kracht heeft tot doel een impuls te geven aan deze ontwikkeling, zodat deze goed wordt opgestart en in de organisatie kan worden verankerd. Voor 2012 is een extra budget benodigd van in totaal € 130.000 incidenteel. Wij verwachten dat de verdere ontwikkeling van een regie organisatie op termijn nog enige financiële ruimte kan opleveren, maar er staat ook nog een financiële taakstelling op de organisatie gepland tot 2015. In die context is het niet realistisch te veronderstellen dat bovengenoemde kosten in de organisatie nog kunnen worden opgevangen. Op grond van deze overwegingen vragen wij u een extra structureel en incidenteel krediet.
Resumé: Incidenteel Structureel € 389.000 € 72.000 € 104.000
2012 2013
Totaal € 461.000 € 104.000
Tenslotte geven wij u het volgende in overweging: Voor uw raad geldt dat de werving van een nieuwe burgemeester en uw eigen verbetertraject ook extra kosten met zich mee zal brengen. Wij stellen u voor daarvoor een stelpost van € 25.000 toe te voegen aan de begroting 2012 van de griffie, en de besteding daarvan vast te stellen in het presidium. Kaderstellende en controlerende aspecten t.b.v. de gemeenteraad, uitgesplitst in: Financiële kaders n.v.t.
Wettelijke en Beleidskaders, eventueel inhoudelijke/ruimtelijke kaders n.v.t.
Tijdspad, monitoring en evaluatie n.v.t
Externe communicatie: n.v.t.
Burgemeester en wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de waarnemend burgemeester,
J.H. Koetsenruijter
A.G.M. van de Vondervoort
Concept Raadsbesluit
De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 10 januari 2012;
besluit:
Voorgesteld besluit: 1. In te stemmen met het beschikbaar stellen van extra budget voor organisatieontwikkeling, te weten:
2012 2013
Incidenteel Structureel € 389.000 € 72.000 € 104.000
Totaal € 461.000 € 104.000
2. Het extra budget voor 2012 van € 389.000 (incidenteel) te dekken uit de algemene reserve. 3. Het extra budget voor 2012 van € 72.000 (structureel) mee te nemen bij het opstellen van de zomernota 2012. 4. Het extra budget voor 2013 van € 104.000 (structureel) mee te nemen met het opstellen van de Kadernota 2013. 5. Op de begroting van de griffie een stelpost op te nemen van € 25.000 t.b.v. de werving van een nieuwe burgemeester en het verbetertraject van de raad zelf, de besteding daarvan vast te stellen in het presidium, en deze kosten te dekken uit de algemene reserve.
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op, De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
A.G.M. van de Vondervoort
Aan de leden van de gemeenteraad Sliedrecht
Datum 7 februari 2012
Hierbij bieden wij u bijgevoegde stukken aan voor: x
Bijlagen 2
Ons kenmerk Zaaknr.
besluitvorming zienswijze kennisname
B&W besluit 8 februari 2012
Geheimhouding op grond van de Wet openbaarheid van bestuur nee
Portefeuillehouder A.G.M. van de Vondervoort
Fatale termijn nee Burger en Bestuur Onderwerp Wat wordt gevraagd
Organisatieontwikkeling Voorgesteld besluit: 1. In te stemmen met het beschikbaar stellen van extra budget voor organisatieontwikkeling, te weten:
2012 2013
Incidenteel Structureel € 389.000 € 72.000 € 104.000
Totaal € 461.000 € 104.000
2. Het extra budget voor 2012 van € 389.000 (incidenteel) te dekken uit de algemene reserve. 3. Het extra budget voor 2012 van € 72.000 (structureel) mee te nemen bij het opstellen van de zomernota 2012. 4. Het extra budget voor 2013 van € 104.000 (structureel) mee te nemen met het opstellen van de Kadernota 2013. 5. Op de begroting van de griffie een stelpost op te nemen van € 25.000 t.b.v. de werving van een nieuwe burgemeester en het verbetertraject van de raad zelf, de besteding daarvan vast te stellen in het presidium, en deze kosten te dekken uit de algemene reserve. Toelichting
Conform de toezegging van de opiniërende bijeenkomst van 31 januari treft u hierbij het aangepaste concept raadsvoorstel en concept raadsbesluit aan. De wijzigingen zijn vergedrukt. De gemeente wordt al een aantal jaren geconfronteerd met toename van gemeentelijke taken in combinatie met krimpende budgetten. Mede daardoor worden hogere kwaliteitseisen gesteld, nemen risico’s en de kwetsbaarheid van de organisatie toe, en komt er meer druk op
Kopieën aan: Archief
regionale samenwerking. In veel kleinere gemeenten, ook in Sliedrecht, heeft dat geleid tot herbezinning op de ontwikkeling van de organisatie. In de notitie ‘Toekomst van Sliedrecht’ die voor besluitvorming voorligt bij uw raad, wordt de ontwikkeling naar een regie organisatie opnieuw bevestigd. Voor de uitwerking van de regieorganisatie en de kwaliteitsontwikkeling zijn incidenteel en structureel extra middelen nodig. Bijgaande stukken Ambtelijk contactpersoon
1. Concept Raadsvoorstel 2. Concept Raadsbesluit JH. Koetsenruijter tel.nr. 0184-495815
Hoogachtend, Burgemeester en wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de waarnemend burgemeester,
J.H. Koetsenruijter
A.G.M. van de Vondervoort
Schriftelijke beantwoording op vragen omtrent raadsvoorstel Organisatieontwikkeling
-
Er zijn vraagtekens geplaatst omtrent de dekking (vervallen stelpost nieuw beleid, mee nemen met de begroting 2013). Daarnaast is het voorstel complex qua cijfermatige onderbouwing (tabellen invoegen?) Antwoord: De dekking is aangepast in het raadsvoorstel (dekking zomernota 2012 i.p.v. vervallen stelpost nieuw beleid). In het voorstel is aangegeven dat de structurele post 2013 wordt meegenomen bij het opstellen van de Kadernota 2013. Dit betekent dat bij de Zomernota 2012 en de Kadernota 2013 de besluiten technisch worden verwerkt. In het aangepaste raadsvoorstel is de cijfermatige onderbouwing anders omschreven en is een tabel ingevoegd. - Update van de besparing van het ambtelijk apparaat: Antwoord: Eind 2011 is de gerealiseerde besparing € 260.000; € 390.000 moet nog ingevuld worden in 2015. -
Kosten € 130.000 voor regie ontwikkeling, profiel aangeven, is kwaliteit niet in huis of is er sprake van capaciteitskwestie? Kunnen we deze capaciteit niet uit de regio halen? Antwoord: Zoals al verwoord is in het raadsvoorstel is de capaciteit voor regie ontwikkeling zowel in kwantiteit als in kwaliteit niet in huis. De kosten zijn gebaseerd op het inhuren van externe deskundigheid om een impuls te geven aan de regie ontwikkeling en op het ad hoc basis in schakelen van externe deskundigheid. De kosten van het inhuren van externe deskundigheid is gebaseerd op een 1 jaar detacheringovereenkomst of externe inhuur. Of via detachering kan worden geworven is afhankelijk van beschikbaarheid. Kwaliteitseisen in deze bepalen de keuze. -
Voor extra kosten een forse onderbouwing geven. Wanneer zien we iets terug in de vorm van baten? Antwoord: In het raadsvoorstel zijn de diverse onderbouwingen weergegeven. De onderbouwing voor P&C is meer toegelicht. Daarnaast willen wij het volgende benadrukken. De raad heeft op 31 januari de rapportage over het verbetertraject Sliedrecht ter kennisneming aangenomen. In deze rapportage laten wij zien welke acties zijn ingezet en worden ingezet ten behoeve van dit verbetertraject. Tevens hebben wij al eerder aangegeven dat dit verbetertraject gepaard zal moeten gaan met inhuren van extra capaciteit. Zonder deze extra capaciteit zijn wij niet in staat om het verbetertraject tot een goed einde te brengen. De totale kosten (incidenteel en structureel) van het verbetertraject voor 2012 bedragen € 711.000 en 2013 € 283.000. Door de inzet van vacaturegelden, detacheringinkomsten en herprioritering in bestaande budgetten heeft het college zelf dekking gevonden voor 2012 voor € 250.000 en in 2013 voor € 179.000.
Concept Raadsvoorstel Aan de raad van de gemeente Sliedrecht
Agendapunt:
Sliedrecht, 3 januari 2012
Onderwerp: Vaststelling van het bestemmingsplan 'Manege Alblas'. Voorgesteld besluit: 1. bij de vaststelling van het bestemmingsplan manege Alblas geen exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening vast te stellen omdat de kosten anderszins zijn verzekerd; 2. de zienswijze van de provincie Zuid-Holland ongegrond te verklaren; 3. de zienswijze van de N.V. Nederlandse Gasunie gegrond te verklaren; 4. de zienswijze van reclamanten 1 tot en met 4 ongegrond te verklaren; 5. het bestemmingsplan manege Alblas, bestaande uit de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0610.bp23manegealblas-3001, waarbij voor de locatie van de geometrische planobjecten gebruik is gemaakt van een ondergrond welke is ontleend aan de GBKN van juli 2011, met de bijbehorende bestanden gewijzigd vast te stellen in overeenstemming met de bij het raadsbesluit behorende en als zodanig gewaarmerkte ‘Staat van wijzigingen’; Overwegingen en alternatieven: Inleiding Op 7 oktober 2003 hebben Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland goedkeuring verleend aan het bestemmingsplan ten behoeve van de woningbouwontwikkeling in Baanhoek-West. Een deel van het perceel van manege Alblas, gesitueerd aan de Baanhoek 479, ligt binnen het plangebied van deze ontwikkeling. Met de goedkeuring van het bestemmingsplan is indirect een veto uitgesproken over een mogelijke toekomstige uitbreiding van de manegeactiviteiten van Stal Alblas. Vanuit alle betrokken partijen (gemeente Sliedrecht, projectontwikkelaar Bouwfonds, provincie Zuid-Holland en Stal Alblas) is geconstateerd dat een voortzetting van de bedrijfsvoering op de huidige locatie bedrijfstechnisch niet rendabel is. Daarnaast vormt de manege op deze locatie een belemmering voor de woningbouwontwikkeling Baanhoek-West. De bestaande bedrijfsvoering op de Baanhoek 479 dient daarom beëindigd te worden. Naar aanleiding van een door Stal Alblas ingesteld beroep bij de Raad van State tegen de vaststelling van het uitwerkingsplan deelplan 2 voor Baanhoek-West is in oktober 2009 een mediationtraject gestart om overeenstemming te bereiken over de verplaatsing van de manege. Hierbij is door betrokken partijen uitvoerig gezocht naar een alternatieve locatie voor de realisatie van een volwaardige manege met een bijbehorende pensionstalling, in combinatie met de realisatie van twee bedrijfswoningen, waarvan één woning tijdelijk van aard is. Omdat een geschikte locatie voor de verplaatsing van de manege binnen bestaand stedelijk gebied ontbrak, is uiteindelijk besloten om de manege te realiseren in het landelijk gebied ten noorden van Sliedrecht. Plangebied Het plangebied voor de nieuwe manege ligt aan de Parallelweg ten noorden van de Betuweroute. Aan de noordzijde wordt het plangebied begrensd door de Middelwetering, in het zuiden door de Parallel-
weg en aan de oost- en westzijde door aangrenzende agrarische percelen. Voor een precieze weergave van de ligging van het plangebied wordt verwezen naar het bijgevoegde bestemmingsplan. Nieuw bestemmingsplan noodzakelijk De voorgenomen ontwikkeling past niet binnen het vigerende bestemmingsplan voor de locatie. De beoogde locatie voor de manege heeft in het huidige bestemmingsplan ‘Landelijk Gebied’ de bestemming ‘Agrarisch Gebied met landschappelijke waarde zonder gebouwen’. Op de gronden met deze bestemming mogen slechts kleinschalige hulpgebouwtjes worden gerealiseerd met een maximale inhoud van 50m3. De realisatie van een manege is qua aard en omvang niet realiseerbaar onder het vigerende bestemmingsplan. Daarom dient voor het plangebied een nieuw bestemmingsplan opgesteld te worden. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in een passende juridische en planologische regeling om de ontwikkeling mogelijk te maken. Coördinatieregeling Op 27 september 2011 heeft uw raad de coördinatieregeling van toepassing verklaard voor de procedure ten behoeve van de situering van manege Alblas op de nieuwe locatie. De coördinatieregeling bestaat uit het bestemmingsplan, de benodigde omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen en het besluit hogere grenswaarden voor de twee bedrijfswoningen. Het voordeel van de coördinatieregeling is dat alle besluiten één en dezelfde procedure doorlopen, waarmee veel tijd wordt bespaard. Het verlenen van de omgevingsvergunning en het vaststellen van het besluit hogere grenswaarden is een bevoegdheid van het college. Het besluit hogere grenswaarden is inmiddels vastgesteld, de omgevingsvergunning kan pas worden verleend na vaststelling van het bestemmingsplan. Ontheffing Verordening Ruimte Het realiseren van bedrijfswoningen bij de manege past niet binnen de regels van de Verordening Ruimte van de provincie Zuid-Holland. De Verordening Ruimte is in februari 2011 op dit onderdeel aangescherpt waardoor nieuwe bedrijfswoningen bij nieuwe maneges verboden zijn. Daarom is aan de provincie Zuid-Holland het verzoek gedaan om ontheffing van de Verordening Ruimte voor het realiseren van twee bedrijfswoningen (waarvan één tijdelijk van aard) bij de manege. Bij schrijven d.d. 29 november 2011 is de vereiste ontheffing van de provincie ontvangen. Zienswijzen Het ontwerp bestemmingsplan heeft samen met de andere ontwerp besluiten vanaf 14 oktober 2011 voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Op de ontwerp omgevingsvergunning en het ontwerp besluit hogere grenswaarden zijn geen zienswijzen ingebracht. Op het ontwerp bestemmingsplan zijn zes zienswijzen ingediend door: 1. Provincie Zuid-Holland; 2. N.V. Nederlandse Gasunie; 3. B.G. Smits, Parallelweg 19 (reclamant 1); 4. J. Boer, Zwaluwstraat 13 te Bleskensgraaf (reclamant 2); 5. P. Smits, Kweldamweg 4 (reclamant 3); 6. K. Langerak, Parallelweg 3 (reclamant 4). De zienswijzen zijn samengevat en van een reactie voorzien in het bijgevoegde ‘Zienswijzenverslag bestemmingsplan manege Alblas’ d.d. december 2011. Dit verslag wordt geacht hier volledig te zijn opgenomen en herhaald. Behalve wat betreft de zienswijze van de Gasunie wordt voorgesteld het bestemmingsplan niet aan te passen naar aanleiding van de ingebrachte zienswijzen. Voorgesteld wordt de zienswijze van de Gasunie gegrond te verklaren en de overige zienswijzen ongegrond te verklaren. Gebleken is dat het bouwvlak voor de definitieve bedrijfswoning niet helemaal juist is ingetekend op de verbeelding (plankaart) van het ontwerp bestemmingsplan.
Daarom wordt voorgesteld het bouwvlak ambtshalve aan te passen. Een overzicht van de aan te brengen wijzigingen ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan vindt u in de bijgevoegde ‘Staat van wijzigingen’. Voorgesteld wordt om over te gaan tot vaststelling het bestemmingsplan manege Alblas, een en ander overeenkomstig het bijgevoegde concept raadsbesluit. Kaderstellende en controlerende aspecten t.b.v. de gemeenteraad, uitgesplitst in: Financiële kaders Aan de uitvoering van het plan zijn voor de gemeente geen kosten verbonden. De kosten van de met het bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkeling worden door manege Alblas op zich genomen. Voordat het bestemmingsplan aan uw raad ter vaststelling is voorgelegd, is met manege Alblas een anterieure overeenkomst gesloten, waarmee alle kosten voor de gemeente anderszins verzekerd zijn. Overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening dient de raad in dit geval te besluiten geen exploitatieovereenkomst vast te stellen. In het concept raadsbesluit is hier aandacht aan geschonken.
Wettelijke en Beleidskaders, eventueel inhoudelijke/ruimtelijke kaders - Op de procedure tot vaststelling van het bestemmingsplan is artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing. - Het besluit om geen exploitatieplan vast te stellen vindt zijn grondslag in artikel 6.12 lid 2 van de Wet ruimtelijke ordening. - Het toepassen van de coördinatieregeling is neergelegd in artikel 3.30 en verder van de Wet ruimtelijke ordening.
Tijdspad, monitoring en evaluatie Na vaststelling van uw raad zal ons college een besluit nemen over het verlenen van de (gecoordineerde) omgevingsvergunning. Vervolgens zullen alle besluiten tegelijkertijd bekend worden gemaakt en ter inzage worden gelegd. Tegen het vastgestelde bestemmingsplan, de omgevingsvergunning en het besluit hogere grenswaarden is beroep mogelijk bij de Raad van State. Ingevolge artikel 3.8 lid 5 van de Wet ruimtelijke ordening treden het bestemmingsplan en de andere genoemde besluiten in werking met ingang van de dag waarop de beroepstermijn afloopt.
Externe communicatie: Het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan, het besluit tot het vaststellen van hogere grenswaarden en het verlenen van de omgevingsvergunning wordt gepubliceerd in Het Kompas en de Staatscourant. De indieners van een zienswijze zijn en worden schriftelijk op de hoogte gebracht van de voortgang van de procedure.
Burgemeester en wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de waarnemend burgemeester,
J.H. Koetsenruijter
A.G.M. van de Vondervoort
Concept Raadsbesluit
De raad van de gemeente Sliedrecht;
overwegende dat de coördinatieregeling van artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is verklaard voor het situeren van manege Alblas ten noorden van de Betuweroute; overwegende dat het ontwerp bestemmingsplan manege Alblas met ingang van 14 oktober 2011 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage heeft gelegen; overwegende dat van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen gebruik is gemaakt door: 1. Provincie Zuid-Holland; 2. N.V. Nederlandse Gasunie; 3. Reclamant 1; 4. Reclamant 2; 5. Reclamant 3; 6. Reclamant 4. gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 3 januari 2012; gezien het ‘Zienswijzenverslag bestemmingsplan Manege Alblas’ d.d. december 2011; gelet op het bepaalde in artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening;
besluit:
1. bij de vaststelling van het bestemmingsplan manege Alblas geen exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening vast te stellen omdat de kosten anderszins zijn verzekerd; 2. de zienswijze van de provincie Zuid-Holland ongegrond te verklaren; 3. de zienswijze van de N.V. Nederlandse Gasunie gegrond te verklaren; 4. de zienswijze van reclamanten 1 tot en met 4 ongegrond te verklaren; 5. het bestemmingsplan manege Alblas, bestaande uit de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0610.bp23manegealblas-3001, waarbij voor de locatie van de geometrische planobjecten gebruik is gemaakt van een ondergrond welke is ontleend aan de GBKN van juli 2011, met de bijbehorende bestanden gewijzigd vast te stellen in overeenstemming met de bij het raadsbesluit behorende en als zodanig gewaarmerkte ‘Staat van wijzigingen’;
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
A.G.M. van de Vondervoort
pagina 1 van 9
ANTERIEURE OVEREENKOMST Manege Alblas
Ondergetekenden: de publiekrechtelijke rechtspersoon Gemeente Sliedrecht, gevestigd aan de Industrieweg 11 te [3361 HJ] Sliedrecht, te dezen krachtens het bepaalde in artikel 171 van Gemeentewet rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar burgemeester (wnd.), mevrouw A.G.M. van de Vondervoort, hierna te noemen: “Gemeente”, en de heer P.L. Alblas, woonachtig te Sliedrecht, Baanhoek 479, 3361 GJ, eigenaar van dit perceel, hierna te noemen: “Exploitant”, Gemeente en Exploitant hierna gezamenlijk te noemen: “Partijen”, overwegende: 1.
dat Exploitant het binnen de gemeente Sliedrecht gelegen perceel grond, kadastraal bekend gemeente Sliedrecht sectie L, nummer 715, zoals is aangegeven op de als bijlage 1 bijgevoegde situatietekening van 12 december 2011; hierna te noemen: “Exploitatiegebied”, in eigendom heeft, althans rechten kan doen gelden met betrekking tot het in exploitatie brengen daarvan;
2.
dat Exploitant voor eigen rekening en risico het Exploitatiegebied in exploitatie wenst te brengen voor het oprichten van een manege, paardenstalling en 2 bedrijfswoningen (waarvan één tijdelijk van aard is) aan de Parallelweg tussen nummer 19 en 21, hierna te noemen: “Project”, en dat Exploitant Gemeente heeft verzocht hem ten behoeve daarvan een omgevingsvergunning te verlenen;
paraaf Exploitant:
paraaf Gemeente
pagina 2 van 9
3.
dat het op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht verboden is zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan;
4.
dat de realisatie van het Project niet binnen de geldende bestemming van het Exploitatiegebied kan plaatshebben en dat Gemeente in het kader van de in de voorgaande overweging bedoelde omgevingsvergunning het bestemmingsplan dient te wijzigen;
5.
dat Gemeente bereid is haar medewerking te verlenen aan het in exploitatie brengen van het Exploitatiegebied indien voldoende waarborgen worden getroffen voor een goede en stelselmatige ontwikkeling daarvan alsmede voor de daaraan verbonden financiële consequenties voor Gemeente;
6.
dat Partijen de hoofdlijnen van het bouwplan van het Project hebben besproken en dat zij concluderen dat dit bouwplan uit stedenbouwkundig en planologisch oogpunt aanvaardbaar is onder voorwaarde dat het plan economisch uitvoerbaar zal zijn;
7.
dat Partijen nu de nadere voorwaarden en afspraken met betrekking tot het in exploitatie brengen van het Exploitatiegebied wensen vast te leggen in deze anterieure overeenkomst, en komen daartoe het volgende overeen:
artikel 1 1.1
definities, verwijzing
Naast de in de considerans reeds omschreven begrippen hebben nog de onderstaande, tevens met beginhoofdletter[s] aangeduide, begrippen de in dit artikel gegeven betekenis: 1.
B&W
[het college van] burgemeester en wethouders van Gemeente
2.
Bouwrijp maken
de door [namens] Exploitant voor zijn rekening en risico te verrichten werkzaamheden in het Exploitatiegebied, welke nodig en dienstig zijn om met de bouwwerkzaamheden een aanvang te kunnen nemen, een en ander zoals beschreven in de bijlagen van deze overeenkomst.
3.
Bro
het Besluit ruimtelijke ordening
4.
Exploitatieplan
een plan als bedoeld in artikel 6.12 Wro
5.
Openbare Ruimte
het deel van het Exploitatiegebied, bestemd voor onder andere infrastructurele voorzieningen, groenvoorzieningen en/of watervoorzieningen en dat publiekelijk toegankelijk is.
paraaf Exploitant:
paraaf Gemeente
pagina 3 van 9
1.2
6.
Raad
de raadsleden van Gemeente gezamenlijk, ook wel geduid ‘Gemeenteraad’
7.
Woonrijp maken
de door Exploitant voor zijn rekening en risico te verrichten werkzaamheden in het Exploitatiegebied, welke nodig en dienstig zijn voor het gebruiken van de gerealiseerde woningen, overige gebouwen en/of voorzieningen.
8.
Wro
de Wet ruimtelijke ordening
Waar in deze overeenkomst melding wordt gemaakt van een artikel of een overweging, wordt bedoeld een artikel uit deze overeenkomst dan wel een overweging uit de considerans van deze overeenkomst, tenzij nadrukkelijk anders is bepaald.
artikel 2
doel deze overeenkomst
2.1
Het doel van deze overeenkomst is om te komen tot ontwikkeling door Exploitant van het Exploitatiegebied en het door hem Bouwrijp en Woonrijp maken van het Exploitatiegebied. Het door [namens] Exploitant Bouwrijp gemaakte Exploitatiegebied zal vervolgens door hem worden bebouwd overeenkomstig de [dan] geldende planologische situatie.
2.2
Het doel van deze overeenkomst is (voor zover relevant) tevens afspraken te maken over de betreffende ruimtelijke-, stedenbouwkundige-, civieltechnische-, programmatische- en financiële aspecten, planning en fasering.
artikel 3
taken van Gemeente
3.1
Gemeente zal zich ervoor inspannen dat de gevraagde ruimtelijke procedure op voortvarende wijze wordt doorlopen.
3.2
Gemeente zal zich ten opzichte van Exploitant inspannen om de omgevingsvergunning en eventuele overige vergunningen die voor de uitvoering van het Project nodig zijn, na aanvraag daarvan binnen de gestelde wettelijke termijnen af te handelen of te doen afhandelen, een en ander zoals neergelegd in de vaststellingsovereenkomst d.d. 1 september 2011.
3.3
Gemeente zal zich inspannen om te bevorderen dat eventuele goedkeuringen of toestemmingen van hogere/andere overheden tijdig zullen worden verleend. Zij zal Exploitant op de hoogte houden van de voortgang van de in dit artikel bedoelde procedures.
artikel 4 4.1
taken van Exploitant
Exploitant ontwikkelt het Exploitatiegebied en realiseert het Project voor eigen rekening en risico. Hieronder wordt door Partijen in ieder geval mede begrepen het Bouwrijp en Woonrijp maken van het Exploitatiegebied.
paraaf Exploitant:
paraaf Gemeente
pagina 4 van 9
4.2
Gedurende de uitvoering van de in dit artikel bedoelde werkzaamheden is het Gemeente toegestaan daarop toezicht te houden.
4.3
Exploitant zal tijdig voor zijn rekening en risico de ten behoeve van de realisatie van het Project benodigde inlichtingen en vergunningen aanvragen bij de daarvoor bevoegde [overheids]instanties, waaronder Gemeente.
4.4
Indien Exploitant na de aanvang van de bouwwerkzaamheden van de vergunning wenst af te wijken, treedt hij voorafgaand hieraan in overleg met Gemeente. In gezamenlijk overleg kunnen de partijen bepalen wat de gevolgen moeten zijn.
artikel 5
kostenverdeling
5.1
de door de gemeente te volgen ruimtelijke procedure (bestemmingsplan) maakt de herontwikkeling ten behoeve van woningbouw ten behoeve van Exploitant mogelijk en wordt aangemerkt als een plan waar op grond van artikel 6.2.1 Bro een exploitatieplan moet worden vastgesteld. De gemeente verplicht zich de bij het plan gemaakte kosten zoals nader omschreven in artikel 6.2.4 Bro op verzoeker te verhalen en verzoeker verplicht zich deze kosten, zoals nader bepaald wordt in artikel 4, aan de gemeente te betalen;
5.2
op grond van artikel 6.12 lid 2 Wro kan de gemeente, in afwijking van artikel 2 genoemde verplichting tot vaststelling van een exploitatieplan, bij een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan besluiten géén exploitatieplan vast te stellen. Het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen dient in dat geval anderszins verzekerd te zijn. Door middel van deze anterieure overeenkomst is het verhaal van voornoemde kosten verzekerd;
5.3
Exploitant neemt voor zijn rekening en risico de kosten die hij in het kader van deze overeenkomst maakt. Gemeente verleent hieraan geen bijdrage.
5.4
Exploitant vergoedt aan de gemeente de kosten die door derden worden gemaakt ten behoeve van het opstellen van het bestemmingsplan. De gemeente zal deze kosten aan exploitant doorfactureren.
5.5
De in dit artikel bedoelde door de Exploitant aan de Gemeente te betalen bedragen zijn inclusief omzetbelasting.
5.6
Indien het Project vanwege welke omstandigheid ook door Exploitant niet kan dan wel zal worden gerealiseerd, treden de gemeente en exploitant in nader overleg over de tot dan toe gemaakte kosten ten behoeve van het opstellen van het bestemmingsplan.
artikel 6 6.1
planschade
Naast het elders in deze overeenkomst bedoelde kostenverhaal zijn Partijen tevens overeengekomen dat, indien door [een] belanghebbende[n] schade als bedoeld in afdeling 6.1 Wro wordt geleden die voor tegemoetkoming in aanmerking komt en hij [zij] bij Gemeente een aanvraag om een tegemoetkoming hierin indient [indienen], het bedrag van de tegemoetkoming in bedoelde schade voor rekening en risico van Exploitant komt.
paraaf Exploitant:
paraaf Gemeente
pagina 5 van 9
6.2
Gemeente zal Exploitant schriftelijk in kennis stellen van een aanvraag door [een] belanghebbende[n] om een tegemoetkoming in de schade als bedoeld in afdeling 6.1 Wro. Met betrekking tot de behandeling van de aanvraag om tegemoetkoming in de schade is de Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade 2008 van Gemeente van toepassing, zoals vastgesteld door de Raad d.d. 12 januari 2009. Afdeling 6.1 Bro is, voor zover nog aan de orde, van aanvullende toepassing.
6.3
Gemeente zal zo spoedig mogelijk na iedere afzonderlijke vaststelling van een tegemoetkoming in de in dit artikel bedoelde schade, het bedrag daarvan - nadat de vaststelling daarvan onherroepelijk is geworden - schriftelijk aan Exploitant meedelen. Exploitant verplicht zich het desbetreffend bedrag van iedere afzonderlijk vastgestelde tegemoetkoming aan Gemeente binnen 30 kalenderdagen na de verzenddatum van haar schriftelijke mededeling over te maken.
6.4
Exploitant is de in dit artikel bedoelde kostenvergoeding aan Gemeente ook verschuldigd, indien het Project vanwege welke omstandigheid dan ook door Exploitant niet kan dan wel zal worden gerealiseerd.
6.5
Indien de vergoeding[en] als bedoeld in dit artikel door Exploitant niet uiterlijk op het in het derde lid van dit artikel bepaalde moment is [zijn] voldaan, is Exploitant zonder ingebrekestelling in verzuim als bedoeld in artikel 6:83 BW en is hij over de periode vanaf dat moment tot aan de datum van uiteindelijke betaling de wettelijke rente voor handelstransacties verschuldigd over het door [nog] verschuldigde bedrag.
artikel 7
overdracht rechten en verplichtingen
7.1
Exploitant heeft instemming van Gemeente, zijn rechten en/of verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst geheel dan wel gedeeltelijk in welke vorm dan ook aan derden over te dragen.
7.2
Hoewel door Gemeente toestemming als bedoeld in voorgaand lid is verleend, zal een dergelijke overdracht door Exploitant Gemeente eerst binden nadat Exploitant en degene aan wie hij zijn rechten en/of verplichtingen overdraagt, Gemeente in een gezamenlijke verklaring bij aangetekend schrijven omtrent zodanige overdracht [inclusief eventuele nadere garantstelling] hebben bericht.
7.3
Een voorwaarde verbonden aan het verlenen van toestemming als bedoeld in het eerste lid van dit artikel zal steeds zijn dat Exploitant, ondanks zodanige overdracht aan zijn wederpartij, onverminderd aansprakelijk blijft voor de uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen, één en ander zodanig dat Gemeente zowel van Exploitant als van degene aan wie hij heeft vervreemd, nakoming van die verplichtingen kan verlangen.
7.4
Onverminderd het bepaalde in het voorgaande lid staat het Gemeente vrij om, wanneer Exploitant zijn rechten en/of verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst overdraagt zonder de in het tweede lid van dit artikel bedoelde schriftelijke in kennis stelling, deze overeenkomst zonder rechterlijke tussenkomst te beëindigen door middel van een schriftelijke verklaring gericht aan Exploitant, zonder schadeplichtig ten opzichte van hem te zijn.
paraaf Exploitant:
paraaf Gemeente
pagina 6 van 9
7.5
Ingeval van een beëindiging van deze overeenkomst als bedoeld in voorgaand lid is Exploitant aansprakelijk voor alle voor Gemeente ontstane kosten en door haar geleden schade.
artikel 8
kennisgeving deze overeenkomst
Exploitant verklaart zich ervan bewust te zijn dat van deze overeenkomst binnen twee weken na het ondertekenen daarvan door B&W kennis dient te worden gegeven conform het daarover in [artikel 6.24 van] de Wro en [artikel 6.2.12 van] het Bro bepaalde.
artikel 9 9.1
aansprakelijkheid
a.
Exploitant is jegens Gemeente en derden aansprakelijk, uit welke hoofde dan ook, voor alle schade die door realisatie van het Project door Gemeente en derden wordt geleden.
b.
Exploitant zal de in voorgaand sub bedoelde schade voor zijn rekening op eerste aanzegging door Gemeente herstellen.
9.2
Exploitant vrijwaart Gemeente voor schadeclaims die direct of indirect een gevolg zijn van de werkzaamheden die worden uitgevoerd ter realisatie van het Project. Exploitant zal zich inspannen de schade voor derden zoveel mogelijk te voorkomen.
9.3
Indien Exploitant schade constateert aan eigendommen van Gemeente zal hij dit onverwijld bij Gemeente melden. Na het constateren en melden van bedoelde schade is Exploitant verplicht voor zijn rekening tijdig de nodige maatregelen tot beperking daarvan te treffen. Het herstellen van de schade zal, indien noodzakelijk meteen na de melding van de schade, door en voor rekening van Exploitant worden uitgevoerd. Exploitant zal de [herstel]werkzaamheden die zich daartoe qua aard lenen, zoveel mogelijk door een enkele aannemer doen uitvoeren, voor zover dat zich verdraagt met het [Europese] aanbestedingsrecht. Artikel 4 lid 11 is van toepassing.
9.4
Indien Exploitant in gebreke blijft de in dit artikel bedoelde schade te herstellen, zullen deze werkzaamheden in opdracht van Gemeente voor rekening van Exploitant worden uitgevoerd.
artikel 10 10.1
onvoorziene omstandigheden
Partijen komen overeen dat indien zich onvoorziene omstandigheden als bedoeld in artikel 6:258 BW voordoen tijdens de looptijd van deze overeenkomst, zij met elkaar in overleg zullen treden over de gevolgen daarvan voor deze overeenkomst. Partijen zullen alsdan trachten tot een aanvaardbare oplossing te komen, rekening houdend met elkaars gerechtvaardigde belangen en de inhoud en strekking van deze overeenkomst.
paraaf Exploitant:
paraaf Gemeente
pagina 7 van 9
10.2
Indien de omstandigheden waaronder deze overeenkomst is gesloten zodanige wijzigingen ondergaan, dat van Partijen of van één hen in redelijkheid niet meer gevergd kan worden dat deze overeenkomst ongewijzigd geheel of gedeeltelijk wordt nagekomen, heeft de meest gerede Partij het recht om van de andere Partij te verlangen dat een overeenkomst tot wijziging van deze overeenkomst wordt gesloten. Partijen hebben vervolgens een inspanningsverplichting om tot een evenwichtige, aan de onvoorziene omstandigheden aangepaste overeenkomst te komen. Ingeval deze inspanningen niet tot zo een [wijziging van de] overeenkomst kunnen dan wel zullen leiden, zullen Partijen een beëindigingovereenkomst sluiten.
10.3
In de in voorgaand lid bedoelde beëindigingsovereenkomst zullen Partijen in ieder geval vastleggen op welke wijze de financiele afwikkeling van de verrichte werkzaamheden zal dienen te geschieden.
artikel 11
einde van de overeenkomst
11.1
Deze overeenkomst wordt aangegaan voor de periode die nodig is om het Project te realiseren.
11.2
De overeenkomst eindigt doordat het Project overeenkomstig de daartoe goedgekeurde plannen is gereedgekomen en alle overeenkomstig het bepaalde in deze overeenkomst of naar aanleiding van deze overeenkomst tussen partijen verschuldigde betalingen zijn gedaan.
11.3
De overeenkomst eindigt eveneens indien partijen onderling ontbinding overeenkomen.
artikel 12
ingebrekestelling, verzuim
12.1
Bij niet, niet tijdige en/of niet behoorlijke nakoming van enige verplichting uit deze overeenkomst, is Exploitant, na schriftelijk in gebreke te zijn gesteld terwijl gedurende de in die ingebrekestelling bepaalde termijn de nakoming van de betreffende verplichting door hem alsnog uitblijft, in verzuim en is hij verplicht de schade die Gemeente dientengevolge lijdt te vergoeden onverminderd de bevoegdheid van Gemeente deze overeenkomst zonder rechterlijke tussenkomst te ontbinden dan wel, voor zover nakoming niet blijvend onmogelijk is geworden, alsnog nakoming van deze overeenkomst te vorderen.
12.2
Het bepaalde in dit artikel laat toepassing van het elders in deze overeenkomst ter zake van verzuim en boeteplichtigheid van Exploitant bepaalde onverlet.
artikel 13 13.1
ontbinding
Gemeente is tot aan het moment waarop het nieuwe bestemmingsplan is vastgesteld gerechtigd deze overeenkomst te ontbinden zonder dat enige ingebrekestelling of rechterlijke tussenkomst zal zijn vereist en zonder schadeplichtig te zijn, indien: Exploitant voor dat moment [voorlopige] surseance van betaling heeft gekregen of in staat van faillissement wordt verklaard,
paraaf Exploitant:
paraaf Gemeente
pagina 8 van 9
voor dat moment op een substantieel gedeelte van zijn goederen [executoriaal] beslag wordt gelegd, het in overweging 3 bedoelde ruimtelijke besluit [vanwege toepassing van artikel 17] door Gemeente niet in procedure wordt dan wel kan worden gebracht, dan wel Gemeente, gemotiveerd, aantoont dat het plan economisch niet uitvoerbaar zal zijn. één en ander onverminderd het recht van Gemeente om vergoeding van alle voor haar ontstane kosten en door haar geleden schade te vorderen. 13.2
Exploitant vrijwaart in het geval van toepassing van voorgaand lid Gemeente voor eventuele aanspraken van andere bij de uitvoering van deze overeenkomst of daaruit voortvloeiende overeenkomsten betrokken derden.
13.3
Het bepaalde in dit artikel laat toepassing van artikel 7 lid 6 onverlet.
artikel 14
publieke taakuitoefening
14.1
Hetgeen door Partijen in deze overeenkomst is overeengekomen laat de uitoefening van de publieke taken en verantwoordelijkheden van Gemeente daarbij, waaronder derhalve die op basis van de Wro en het Bro, onverlet. Onder het bepaalde in voorgaande volzin begrijpen Partijen tevens het publiekrechtelijke besluitvormingsproces in het kader van bedoelde taken en verantwoordelijkheden.
14.2
Het bepaalde in voorgaand lid houdt in dat er van de zijde van Gemeente geen sprake van toerekenbare tekortkoming zal zijn, indien haar handelen naar deze verantwoordelijkheid eist dat zij publiekrechtelijke rechtshandelingen verricht, die niet in het voordeel zijn van de aard of de strekking van de overeenkomst of van de voortgang van het Project. Exploitant vrijwaart Gemeente voor aanspraken van derden ter zake.
artikel 15
geschillenbeslechting
15.1
Op deze overeenkomst is Nederlands recht van toepassing.
15.2
Alle geschillen uit hoofde van deze overeenkomst of daaruit voortvloeiende overeenkomsten, inclusief eventuele wijzigingen daarvan, waaronder tevens begrepen die geschillen welke slechts door één Partij als zodanig worden beschouwd, zullen in eerste aanleg en bij een voorlopige voorziening worden beslecht door de bevoegde rechter te Dordrecht.
artikel 16
algemene bepalingen
16.1
De considerans maakt integraal onderdeel uit van deze overeenkomst.
16.2
Van deze overeenkomst maken de volgende bijlagen onderdeel uit: bijlage 1: situatietekening d.d. 12 december 2011.
16.3
In geval van tegenstrijdigheid tussen de inhoud van deze overeenkomst enerzijds en de bijlagen anderzijds, prevaleert de inhoud van deze overeenkomst.
paraaf Exploitant:
paraaf Gemeente
pagina 9 van 9
16.4
Derden, anders dan in deze overeenkomst genoemd, kunnen geen rechten ontlenen aan deze overeenkomst.
16.5
Exploitant verklaart dat hij, voordat hij deze overeenkomst heeft ondertekend, kennis heeft genomen van de inhoud daarvan en dat hij van Gemeente zodanige informatie heeft ontvangen, dat de inhoud en gevolgen van deze overeenkomst hem voldoende voor ogen staan.
Aldus opgemaakt en ondertekend in tweevoud te Sliedrecht op 13 december 2011.
Exploitant,
namens Gemeente,
………………………… P.L. Alblas
……………………… A.G.M. van de Vondervoort burgemeester (wnd)
paraaf Exploitant:
paraaf Gemeente
Bijlage 1
Schaal 1:2500
Aan deze tekening kunnen geen rechten worden ontleend 0 Situatietekening manege Alblas
20
40
60m
12 December 2011
Regels
Hoofdstuk 1 Artikel 1
Inleidende regels
Begrippen In deze regels wordt verstaan onder: plan: het bestemmingsplan 'Manege Alblas, Sliedrecht' van de gemeente Sliedrecht. bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het NL.IMRO.0610.bp23manegealblas-3001 met de bijbehorende regels.
GML-bestand
aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. aan huis verbonden bedrijfsactiviteit: het al dan niet bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke/kunstzinnige -geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen- bedrijvigheid, waarvan de omvang en uitstraling zodanig zijn dat de activiteit in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend. aan huis verbonden beroep: een beroep, waarvan de activiteiten niet publiekgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse. bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
bebouwingspercentage: een in de regels of op de kaart aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein (bouwperceel, bestemmingsvlak etc.) aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd. bedrijfsactiviteiten: handelingen en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van de uitoefening van een bedrijf. bedrijfswoning/dienstwoning een woning in of nabij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is. bestaand: a t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning; b t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen. bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak. bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning. bijbehorend bouwwerk uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk met een dak. bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
bouwgrens: de grens van een bouwvlak. bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. bouwperceelgrens: een grens van een bouwperceel. bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten. bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degene die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. groom verzorger van paarden en onderhouder van zadels, tuigen en andere benodigdheden. hoofdgebouw: een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken, inclusief daarbij behorende aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen. manege: een bedrijf dat op eigen terrein binnen of buiten een gebouw gelegenheid geeft tot het beoefenen van de paardensport en al dan niet de mogelijkheid biedt voor het verblijf en de verzorging van paarden.
omgevingsvergunning: vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. ondergeschikte functie: een functie die in ruimtelijke en/of bedrijfseconomische zin ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie binnen een bestemming. overkapping/ carport: een dakconstructie, vrijstaand met maximaal één wand, dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen, die niet wordt aangemerkt als een gebouw. pensionstalling: het houden van paarden van derden. Hieronder wordt verstaan de verhuur van stalling met accommodatie en/of weiland en het verzorgen van paarden. rijhal: overdekte voorziening bedoeld voor het berijden, africhten en laten bewegen van paarden. seksinrichting: een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof hij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en (raam) prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar; vloeroppervlak(te): de totale oppervlakte, gemeten op vloerniveau binnen de bebouwing, die voor een functie wordt gebruikt. voorgevelrooilijn: de denkbeeldige lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt, op een afstand van de weg die: a gelijk is aan de in de regels voorgeschreven afstand van gebouwen uit de as van de weg op het betreffende bouwperceel; b gelijk is aan de afstand van bestaande gebouwen tot de as van de weg op het betreffende bouwperceel, indien die afstand kleiner is dan de in de regels voorgeschreven afstand.
vrijstaand bijbehorend bouwwerk: een bijbehorend bouwwerk, dat fysiek geheel los staat van enig ander gebouw, dan wel slechts met een ander gebouw verbonden is door een bouwwerk geen gebouw zijnde, zoals een overkapping of pergola. Wet algemene bepalingen omgevingsrecht: Wet van 6 november 2008 (Stb. 496), houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake handhaving van regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van dit plan. woning: een complex van huishouden.
ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één
Woningwet: Wet van 29 augustus 1991 , (Stb. 1991, nr. 439), tot herziening van de Woningwet, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.
Artikel 2
Wijze van meten Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: de afstand van een gebouw tot de perceelsgrens: de afstand van een gebouw tot de perceelsgrens wordt bepaald door het buitenwerks meten van de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de perceelsgrens. bebouwd(e) oppervlak(te) van een bouwperceel: de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen. de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. peil: a voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang van het perceel onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang van het perceel; b in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
Hoofdstuk 2 Artikel 3 3.1
Bestemmingsregels
Sport - Manege Bestemmingsomschrijving De voor 'Sport - Manege' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a bedrijfsgebouwen, en overkappingen, ten behoeve van een manege en pensionstalling; b wonen in een bedrijfswoning; c ondergeschikte horeca; d ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bedrijfswoning 1', tevens een bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken, al dan niet in combinatie met ruimten voor aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsactiviteit; e ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bedrijfswoning 2', tevens een tijdelijke inpandige bedrijfswoning; f ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' tevens een ontsluitingsweg; g ter plaatse van de aanduiding 'groen' uitsluitend groen ten behoeve van de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in de bijlage; h bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
3.2
Bouwregels
3.2.1
Bedrijfsgebouwen en overkappingen Voor het bouwen van de in lid 3.1 genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels: a Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. b De goothoogte van gebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)'. c De bouwhoogte van gebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)'. d De dakhelling van een gebouw en overkapping bedraagt ten minste 20° en ten hoogte 65°.
3.2.2
Bedrijfswoning Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen: a Bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van wonen - bedrijfswoning 1' en 'specifieke vorm van wonen bedrijfswoning 2'.
b De inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan: 1 750 m3, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen bedrijfswoning 1' ; 2 250 m3, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen bedrijfswoning 2'. c De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m. d De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 m. e De dakhelling bedraagt ten minste 20° en ten hoogte 65°. 3.2.3
Bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen: a Bijbehorende bouwwerken en overkappingen dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd. b De gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken en overkappingen mag per bedrijfswoning niet meer bedragen dan 100 m². c De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m. d De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m. e De afstand tussen de gevel van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en overkappingen en de gevel van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 20 m.
3.2.4
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a De bouwhoogte van stapmolens en trainingsmolens mag niet meer bedragen dan 3 m. b De bouwhoogte van mestsilo's en mestplaatsen mag niet meer bedragen dan 3 m. c de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 10 m. d De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m. e De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
3.3
Specifieke gebruiksregels
3.3.1
Aan-huis-verbonden beroep en bedrijf Binnen deze bestemming is de uitoefening van aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de bedrijfswoning, met inachtneming van de volgende bepalingen:
a De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing van de bedrijfswoning en/of bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 40 m². b De activiteit mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven. c Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken. d Detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van ondergeschikte detailhandel. e Het wonen dient als hoofdfunctie intact te blijven. 3.3.2
Landschappelijke inpassing Ten behoeve van de landschappeljk inpassing geldt de volgende bepaling: a De gronden mogen overeenkomstig de bestemmingsomschrijving niet eerder worden gebruikt dan nadat de landschappelijke inpassing, conform het beplantingsplan zoals opgenomen als bijlage 1 bij deze regels, is gerealiseerd.
3.3.3
Strijdig gebruik Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan: a Het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van ondergeschikte horecadoeleinden, indien de gezamenlijke horecavloeroppervlakte groter is dan 250 m2. b Het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning. c Het opslaan, storten of bergen van materialen en producten. d Het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten. e Detailhandel. f Buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten.
3.3.4
Bedrijfswoning 2 Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bedrijfswoning 2' mag een inpandig gedeelte van de bebouwing tijdelijk worden gebruikt als woonruimte, totdat de eerste bewoners van de woning niet meer woonachtig zijn in de woning.
3.4
Wijzigingsbevoegdheid
3.4.1
Verwijderen aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bedrijfswoning 2' Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding 'specifieke vorm van wonen bedrijfswoning 2' te verwijderen, nadat de eerste bewoners van de bedrijfswoning ter plaatse niet meer woonachtig zijn.
Artikel 4 4.1
Leiding - Gas Bestemmingomschrijving De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor een ondergrondse hoge druk gastransportleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas' met een belemmeringenstrook van 4 meter ter weerszijden van de hartlijn van de leiding.
4.2
Bouwregels Op of in de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de gastransportleiding worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.
4.3
Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leldingbeheerder. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 4.4.1
Werken en werkzaamheden Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Gas' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a het aanbrengen en rooien van hoogopgaand en/of diepwortelende beplantingen en bomen; b het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; c het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair; d het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage; e het permanent opslaan van goederen; f het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
4.4.2
Uitzonderingen Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden: a die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; b die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming betreffen; c zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten; d die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
4.4.3
Toelaatbaarheid Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien: a de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig schaden; b alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning, als bedoeld in sublid 4.4.1, het bevoegd gezag schriftelijk advies inwint bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.
Hoofdstuk 3 Artikel 5
Algemene regels
Anti-dubbeltelbepaling Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 6.1
Algemene bouwregels Ondergeschikte bouwdelen Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 0,75 m bedraagt.
6.2
Afwijkende maatvoering Bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die zijn opgericht in overeenstemming met de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, maar in afwijking van dit bestemmingsplan, zijn toegestaan in de bestaande maatvoering.
Artikel 7 7.1
Overige regels Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen: a de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige regels; b de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer; c de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten; d het bouwen bij ondergrondse hoofdtransportleidingen; e de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden en f de ruimte tussen bouwwerken.
7.2
Algemene afwijkingregels Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straaten bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, een omgevingsvergunning verlenen van: a de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 15% van die maten, afmetingen en percentages; b het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt.
7.3
Verwijzing naar andere wettelijke regelingen Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 4 slotregels Artikel 8 8.1
Overgangs- en
Overgangsrecht Overgangsrecht bouwwerken a Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, 1 gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2 na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. b Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %. c Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2
Overgangsrecht gebruik a Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. b Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. c Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. d Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 9
Slotregel Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Manege Alblas, Sliedrecht'.
Rosmalen, 15 december 2011
Bijlage Beplantingsplan
3.7. Archeologische waarde Volgens de Cultuurhistorische kaart van Zuid-Holland zijn er geen archeologische waarden te verwachten in het plangebied.
3.8. Effecten op gebieden De planlocatie ligt niet in de nabijheid van een Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Er zijn daarom geen negatieve effecten te verwachten. Aan de west- en noordwestkant van de planlocatie ligt op enige afstand een aantal percelen waarop weidevogels voorkomen. Hierop zijn weidevogelpakketten van het Subsidiestelsel Natuur en Landschap (SNL) afgesloten. Met name hoge beplanting op het erf zal negatief effect op de weidevogels kunnen hebben door aanwezigheid van kraaien en roofvogels die er in nestelen of het als uitkijkpost gebruiken.
4. Uitwerking algemeen Door de aanleg van een nieuwe manege zal de situatie op de percelen veranderen: er komen stallen, een woning en paardenbakken, een toegangspad en beplanting. Daarbij zal ook een deel van een sloot gedempt worden en nieuwe sloten gegraven of bestaande sloten verbreed worden. De beplanting en gekozen groene elementen die nu wordt voorgesteld passen landschappelijk en functioneel bij het geheel van de manege en bij de omgeving. Aanplant van bomen en struiken kan het best gedaan worden in het najaar, van ½ november tot ½ december, zolang er geen vorst is. De kans dat de bomen en struiken aanslaan is dan het grootst. In het voorjaar kan er aangeplant worden tot eind maart, maar bij een droog voorjaar zal de aanplant regelmatig ruim begoten moeten worden. Na de aanplant dient het juiste onderhoud te worden uitgevoerd om het gewenste eindbeeld te krijgen. In de uitwerking wordt aan beide onderdelen aandacht besteed. De groene elementen zijn:
1 knotbomenrij
4 opgaande bomen
2 hovelingen
6 houtsingel
3
7 kniphaag
hoogstamvruchtbomen
3 groepje bomen
8 natuurvriendelijke oever 9 houtrillen
Op de volgende pagina staat in figuur 7: 3d-schets van de situatie met de nieuwe manege en de groene beplantingselementen. 5
6
5. Uitwerking van de groene elementen 5.1. Knotbomenrij Doelstelling: Een knotbomenrij aan één kant (oostkant) van de oprijlaan om die aan te kleden en te accentueren. Het worden geen hoge bomen zodat de openheid niet te veel wordt aangetast. Knotbomenrijen (knotwilg) langs verschillende sloten ter afgrenzing van het perceel en om de paardenbakken groen aan te kleden. Voor de aanplant worden rechte takken gebruikt van de wilg (Salix alba), vrij van watermerkziekte, met een dikte van 5-7 cm en een lengte van circa 4- 5 m. In de bodem wordt op 40 cm afstand van de slootrand of bovenkant van het sloottalud een gat geboord met de grondboor tot 1 m diep, waarin de stekken worden geplant. Aanplant oprijlaan: Langs de oprijlaan komt aan de slookant een rij knotbomen. De wilgen worden op ruim 2 m hoogte wordt geknot. Onderlinge plantafstand 3 m en met voldoende afstand tot het oprijpad, zodat ook grotere paardentrailers er langs kunnen zonder de bomen te beschadigen. Voor de aanplant wordt een knotstek genomen en per boom wordt één boompaal geplaatst om de boom de eerste jaren te ondersteunen en recht te laten groeien. De boom wordt met boomband ondersteund. Knotstekken van de wilg kunnen het beste in het Figuur 8: Knotbomenrij langs stallen voorjaar worden geplant Aanplant slootkant: Langs de slootkant wordt op 4 plaatsen een rij knostekken geplant. Plantafstand 3 m. Onderhoud: Na het aanplanten wordt na één of twee jaar de boom voor het eerst geknot op ruim 2 m hoogte. Jaarlijks worden de onderste uitlopers aan de stam, vanaf het maaiveld tot aan knothoogte, verwijderd. Dit doet men het beste in de periode voor de langste dag. De uitlopers kan men dan vrij gemakkelijk van de bast verwijderen. Daarna worden de bomen 1 x per 3-4 jaar geknot. Alle takken worden dan boven de knot verwijderd. Er kan een klein stompje (50% van de takdikte) op de oude knot blijven staan. Voorkom maaischade aan de bast als er gemaaid wordt langs de slootkant. Het snoeihout kan worden verwerkt in een takkenril Figuur 9: Knot van een knotwilg
7
5.2. Hovelingen Doelstelling: Hovelingen werden en worden aangeplant bij een brug of een dam om de plaats te markeren in het gebied van de Alblasserwaard. In de praktijk blijkt dat de boomwortels ook stevigheid bieden aan de oever bij de damopgang. Vooral de es is daar zeer geschikt voor. Eindbeeld: Vier beeldbepalende, opgaande essen die links en rechts bij de dam bij de ingang van het toegangspad staan. Aanplant: Vier essen worden aangeplant links en rechts van de dam (met duiker) bij de ingang van het toegangspad. Hiervoor worden grotere bomen gebruikt (maat: laanboom), per boom 2 boompalen om de eerste jaren te verzekeren dat de boom goed rechtop groeit. Ze worden op voldoende afstand van de weg en van de ingang geplant om ruimte te geven aan het verkeer en de (vracht-)wagens die de manege bezoeken. Plantafstand minimaal 8 m. Onderhoud: Jaarlijks wordt gecontroleerd of de boomband niet te strak zit; die wordt dan losser gedaan. Na circa 6 jaar kunnen boompalen en boomband worden verwijderd. De onderste takken kunnen na 3 tot 6 jaar worden opgekroond (afgezaagd bij de stam) en een eventuele dubbele harttak wordt verwijderd. Hierdoor kan de boom zich met een goede kruin ontwikkelen. Figuur 10: Hovelingen bij een brug
5.3. Hoogstamvruchtbomen Doelstelling: Een groep hoogstamvruchtbomen bij de paddock en stapmolen, voor een afwisselende en open beplanting die voldoende hoog is. Eindbeeld: Een groep hoogstamvruchtbomen, waaronder goed gelopen kan worden en de gesteltakken schaduw geven op de paddock en stapmolen. Aanplant: Bestel hoogstamvruchtbomen op een sterk groeiende onderstam, met een hoge inplant (>2 m) van de eerste gesteltakken. Per boom 2 boompalen gebruiken. Plantafstand 8-10 m. Indien nodig worden de bomen extra beschermd tegen vraat of beschadiging door trailers. Onderhoud: Na de aanplant wordt na 1 jaar de vormingssnoei uitgevoerd, waarbij de richting van de gesteltakken met zorg wordt gekozen om in de toekomst het gewenste eindbeeld te krijgen. Dat betekent dat de takken schuin omhoog moeten staan en op voldoende afstand, zodat de paarden niet bij de takken kunnen komen, ook niet in de toekomst als de (gestel-)takken meer gaan hangen door de vruchtdracht. Deze vormingssnoei wordt jaarlijks uitgevoerd.
8
5.4. Groepjes bomen Doelstelling: Op de weiden waar de paarden grazen is beschaduwing gewenst, vooral op het heetst van de dag. Door groepjes opgaande bomen op geschikte plaatsen te planten wordt aan die wens voldaan. Eindbeeld: Per weiland een groepje opgaande bomen, met een stevig raster om veevraat door paarden te voorkomen. Doordat ze dicht bij elkaar worden aangeplant en gezamenlijk opgroeien vormen ze uiteindelijk één kroon. Aanplant: Per weiland een groepje van 3 essen (laanboom), met twee boompalen per boom en een voldoende stevig raster er omheen om de paarden op afstand van de stam en de takken te houden. Onderlinge plantafstand: 1,5 m Onderhoud: Jaarlijks wordt gecontroleerd of de boomband niet te strak zit; die wordt dan losser gedaan. Na circa 6 jaar kunnen boompalen en boomband worden verwijderd. De onderste takken worden opgekroond na 2-6 jaar (afgezaagd bij de stam) en een eventuele dubbele harttak wordt verwijderd. Hierdoor kan de boom zich met een goede kruin ontwikkelen.
5.5. Opgaande bomen Doelstelling: Op enkele plaatsen worden voor de aankleding, beschaduwing en indeling opgaande bomen aangeplant. Eindbeeld: De bomen staan solitair en kunnen een goede kroon ontwikkelen als volwassen boom. Aanplant: Op de gewenste plaatsen wordt een es (laanboom) geplant, met twee boompalen per boom. Eventueel is extra bescherming van de bomen nodig. Onderhoud: Jaarlijks wordt gecontroleerd of de boomband niet te strak zit; die wordt dan losser gedaan. De onderste takken worden opgekroond na 2-6 jaar (afgezaagd bij de stam) en een eventuele dubbele harttak wordt verwijderd. Hierdoor kan de boom zich met een goede kruin ontwikkelen. Eventueel dient er boombescherming te worden geplaatst om beschadiging door vraat van paarden, schade aan de bast door voertuigen of door maaien te voorkomen.
5.6. Houtsingel Doelstelling: Een dichte houtsingel aan de westzijde van de stallen om de stallen groen aan te kleden en de wind te breken. De essen (overstaanders) ertussen steken als volwassen boom boven de dakrand van de stallen uit, maar voorkomen moet worden dat het een uitvalsbasis wordt voor kraaien en roofvogels. Deze laatsten vormen een bedreiging voor de weidevogels die wat westelijker op de percelen broeden en foerageren. Eindbeeld: 9
Een dichte houtsingel met niet te hoge overstaanders. Aanplant: Om de 10 m wordt en es als overstaander geplant, per boom 1 boompaal met boomband. De struiken worden in groepen van 2 of 3 per soort bij elkaar aangeplant. Plantafstand 1,5 m Onderhoud: Na de aanplant worden de struiken in het eerste voorjaar in maart tot 2/3 van de hoogte teruggesnoeid. Na 9 jaar worden de struiken verjongd door ze terug te snoeien, waarbij in de lengterichting de helft van de houtsingel wordt afgezet (= afgezaagd) op circa 20 cm hoogte. Na 14 jaar wordt de ander helft afgezet, waarna een frequentie van 10 jaar wordt aangehouden om de houtsingel gefaseerd te verjongen. Op deze wijze blijft de houtsingel zijn afschermende functie houden. Jaarlijks worden de essen gecontroleerd of de boomband niet te strak zit; die wordt dan losser gedaan. De onderste takken worden opgekroond na 2-6 jaar (afgezaagd bij de stam). Takken die tegen de stal of dakrand aankomen worden ingekort. Als na 10-15 jaar blijkt dat de top boven de 7 m uitkomt, wordt de top weggezaagd.
5.7. Kniphaag Doelstelling: Landschappelijke (knip-)haag als afscheiding tussen de paardenbakken en de parkeerplaats. Eindbeeld: Een dichte haag van de juiste hoogte. Aanplant: Het aanplanten van een kniphaag met veldesdoorn. De aanplant vindt plaats met drie stuks per strekkende meter. Als plantmateriaal wordt bosplantsoen gebruikt (goed doorwortelde 2-3 jarige struikjes). De afstand tot de paardenbakken moet zodanig zijn, dat de paarden de struiken niet kunnen bereiken en afvreten. Onderhoud: Na het aanplanten worden de struikjes tot circa 2/3 teruggesnoeid om de vertakking te bevorderen. Daarna wordt de haag jaarlijks één tot twee keer per jaar terug geknipt op de gewenst hoogte. Het snoeien vindt plaats na de langste dag. Aandachtspunt hierbij is dat de haag aan de onderzijde iets breder is dan aan de bovenzijde voor voldoende belichting van de onderste takken. Figuur 11: Kniphaag
5.8. Natuurvriendelijke oevers Doelstelling van 2 typen: A. Een natuurvriendelijke oever met een stevige rietkraag als oeverbescherming tegen het afkalven langs de Middelwetering. B. Een natuurvriendelijke oever langs de slootkant, met een kruidenrijke vegetatie die een fraaie bloeiende slootkant oplevert. Beide oevertypen bieden extra waterberging en natte biotopen voor flora en fauna. Belangrijk daarbij is om het juiste beheer toe te passen om het gewenste resultaat te krijgen en te houden. 10
In verband met het slootschonen is het nodig om goede afspraken met Waterschap Rivierenland te maken. Bij de aanleg dient zorgvuldig gewerkt te worden volgens de richtlijnen van de Flora en faunawet, omdat hier naast algemeen voorkomende soorten, waarvoor de algemene zorgplicht geldt, ook de beschermde bittervoorn in de sloten voorkomt. Verder moet worden voldaan aan de precieze voorwaarden en specificaties van de Regeling Waterbergingsoevers van Waterschap Rivierenland. In bijlage III worden de verschillende mogelijkheden geschetst zonder maatvoering. Detailtekeningen met specificaties dienen in overleg met waterschap Rivierenland te worden opgesteld. Inrichting type A: Een flauw of een geknikt talud van 3-5 m breed, met een rietkraag, gemengd met lisdodde langs de oeverlijn (ca 3 m breed) om de oever tegen afkalven te beschermen. Een rietkraag vormt een duidelijke afscheiding van het erf. Riet- en lisdoddeplanten worden in het voorjaar ingeplant. Voor een snel en goed resultaat kan het beste riet in een pot gekweekt worden aangeplant, circa 8/m². Een overgangszone van 1-2 m breed naar de rietkraag toe kan ingezaaid worden met een geschikt moerasmengsel (van Biodivers). Zie schets bijlage 3A. Figuur 12: Voorbeeld van een smalle rietkraag
Inrichting type B: Na het verbreden van de sloten wordt aan één kant een natuurvriendelijke oever aangelegd. Er zijn 2 varianten mogelijk: met een geknikt talud of met een schuin talud, zie bijlage 3 B en C. In beide gevallen is afrastering noodzakelijk
om het vertrappen van de oever door de paarden te voorkomen. Na aanleg wordt de oeverrand ingezaaid met een dotterbloemmengsel (Biodivers) en bij een geknikt talud kunnen water- en overplanten worden aangeplant. Onderhoud: Eens per jaar worden de taluds gemaaid, waarbij 10% blijft staan voor overwinterende insecten en larven; het maaisel wordt afgevoerd. Het maaien vindt plaats in de periode oktober – februari. Figuur 13: Gele lis
5.9. Houtrillen Doelstelling: Een houtril is een goede schuilplek voor allerlei dieren, zoals egels en kleine vogels en tegelijk een goede mogelijkheid om het snoeihout te verwerken binnen het bedrijf. De houtril kan daarbij ook dienen als een natuurlijke afscheiding of indeling op het erf.
11
Eindbeeld: Aanleg: Een dubbele palenrij van onbehandeld hout, breedte tussen de rijen circa 1 m; de lengte van de houtril is variabel (circa 5 m). De palen staan op 1 m afstand van elkaar. Hoogte van de houtril is circa 1 m. Op drie verschillende geschikte locaties op het terrein kunnen houtrillen worden aangelegd, zodat het snoeihout ter plaatse verwerkt kan worden. Onderhoud: Jaarlijks kan de houtril aangevuld worden met snoeihout van de bomen en struiken in de directe omgeving. Het snoeihout wordt in de lengterichting op elkaar gelegd, tussen de dubbele palenrij in. De palenrij zorgt ervoor dat het een strakke en enigszins opgeruimde stapel takken blijft.
6. Gebruikte informatiebronnen Collectief Weidevogelbeheerplan Alblasserwaard/Vijfheerenlanden. Beheerjaar 2011. Uitgave: Stichting Subsidiestelsel Natuur en Landschap inde Alblasserwaard en Vijfheerenlanden Cultuurhistorische hoofdstructuur Zuid-Holland, regio Alblasserwaard en Vijfheerenlanden, 2004. Provincie Zuid-Holland
Quickscan Manege Alblas, Parallelweg in Sliedrecht. N. Kroese,2011. Landschapsbeheer Zuid-Holland Kies voor Zuid-Hollands groen, 2010. Uitgave van Landschapsbeheer Zuid-Holland Kruipers inde polder. R. van Eekelen, D.M. Soes, G.C. Pellikaan, L.S.A. Anema, 2006. Bureau Waardenburg www.biodivers.nl, inheemse bloemzaadmengsels
www.watwaswaar.nl, oude topografische kaarten www.wsrl.nl, Waterschap Rivierenland, regeling waterbergingsoevers www.waterplantenspecialist.nl , aanschaf waterplanten
12
Bestemmingsplan Manege Alblas, Sliedrecht Gemeente Sliedrecht
Bestemmingsplan Manege Alblas Gemeente Sliedrecht
Toelichting Bijlagen Regels Bijlage Verbeelding Schaal 1:1.000 Datum: 19 december 2011 Projectgegevens: TOE03-SLI00001-01a REG03-SLI00001-01a TEK03-SLI00001-01a Identificatienummer: NL.IMRO.0610.bp23manegealblas-3001
Postbus 435 – 5240 AK Rosmalen T (073) 523 39 00 – F (073) 523 39 99 E
[email protected] – I www.croonenadviseurs.nl
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
Gemeente Sliedrecht
Inhoud 1
Inleiding 1.1 Aanleiding 1.2 Ligging en begrenzing plangebied 1.3 Vigerend bestemmingsplan 1.4 Leeswijzer
1 1 2 2 2
2
Beleidskader 2.1 Nationaal ruimtelijk beleid, Nota Ruimte 2.2 Provinciaal ruimtelijk beleid 2.3 Gemeentelijk beleid
3 3 5 9
3
Planbeschrijving 3.1 Bestaande situatie 3.2 Stedenbouwkundig ontwerp 3.3 Landschappelijke inpassing 3.4 Vertaling naar bestemmingsplan
11 11 11 14 15
4
Milieuhygiënische en planologische verantwoording 4.1 Bodem 4.2 Geluid 4.3 Luchtkwaliteit 4.4 Externe veiligheid 4.5 Bedrijven en milieuzonering 4.6 Water 4.7 Flora en fauna 4.8 Verkeer en parkeren 4.9 Archeologie en cultuurhistorie
17 17 18 19 20 21 22 25 27 28
5
Juridische planopzet 5.1 Plansystematiek 5.2 Beschrijven Bestemmingen
29 29 29
6
Haalbaarheid 6.1 Financieel 6.2 Maatschappelijk
33 33 33
7
Bronnen 7.1 Boeken en rapporten 7.2 Websites
35 35 35
Croonen Adviseurs
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
Gemeente Sliedrecht
Bijlagen: Bijlagen 1. Beplantingsplan, Landschapsbeheer Zuid-Holland, juni 2011 2. Actualiserend bodemonderzoek, UDM midden B.V., 27 juli 2011 3. Akoestisch onderzoek, Croonen Adviseurs, 28 juni 2011 (RAO04-SLI00001-01a) 4. Voorstel watercompensatie manege Alblas, Manege Alblas, juli 2011 5. Quickscan flora en fauna, Landschapsbeheer Zuid-Holland, juli 2011 6. Ontheffing Verordening Ruimte , Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, november 2011 7. Zienswijzenverslag, gemeente Sliedrecht, december 2011
Ligging plangebied ten noorden van Sliedrecht (Bron: Google Maps, 2011)
Begrenzing plangebied (Bron: Google Maps, 2011)
Croonen Adviseurs
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
Gemeente Sliedrecht
1 Inleiding 1.1
Aanleiding Op 7 oktober 2003 hebben Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland goedkeuring verleend aan een grootschalige woningbouwontwikkeling aan de Baanhoek, middels het bestemmingsplan Baanhoek West, te Sliedrecht. Een deel van het perceel Baanhoek 479, waarop in de huidige situatie Stal Alblas is gevestigd, behoort eveneens tot deze ontwikkeling. Met de goedkeuring van het bestemmingsplan Baanhoek West is tevens indirect een veto uitgesproken over een mogelijke toekomstige uitbreiding van de manegeactiviteiten van Stal Alblas. Vanuit alle betrokken partijen (gemeente Sliedrecht, projectontwikkelaar Bouwfonds en Stal Alblas) is geconstateerd dat een voortzetting van de bedrijfsvoering op de huidige locatie bedrijfstechnisch niet rendabel is en een belemmering betekent voor de woningbouwontwikkeling Baanhoek West. De bestaande bedrijfsvoering op de Baanhoek 479 dient derhalve beëindigd te worden. Tot dit doel is reeds in oktober 2009 een mediationtraject gestart om overeenstemming te bereiken over de verplaatsing van de manege naar een alternatieve locatie. Hierbij is door de betrokken partijen uitvoerig gezocht naar een alternatieve locatie voor de realisatie van een volwaardige manege met een bijbehorende pensionstalling, in combinatie met de realisatie van twee bedrijfswoningen, waarvan één woning tijdelijk van aard is. Allereerst is gezocht naar een planlocatie binnen bestaand stedelijk gebied waarna, gezien het ontbreken van een geschikte locatie, de zoektocht vervolgens is verschoven naar een (her)vestigingslocatie in het landelijk gebied. Hierbij is aanvankelijk gezocht naar een locatie waarop een agrarisch bedrijf is/wordt beëindigd. Een dergelijke geschikte hergebruikslocatie is echter niet beschikbaar gebleken, waardoor uiteindelijk is besloten om het voorliggend initiatief te realiseren in het landelijk gebied, gesitueerd ten noorden van de kern Sliedrecht. De voorgenomen ontwikkeling past echter niet binnen het vigerend bestemmingsplan voor de locatie. Er dient daarom voor het plangebied een nieuw bestemmingsplan opgesteld te worden. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in een passende juridische en planologische regeling om de ontwikkeling mogelijk te maken.
Croonen Adviseurs
1
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
1.2
Gemeente Sliedrecht
Ligging en begrenzing plangebied Het plangebied ligt aan de Parallelweg, welke ten noorden van de Betuwelijn is gesitueerd. De Betuwelijn is de noordelijke begrenzing van de kern Sliedrecht en vormt de overgangszone tussen het landelijk en stedelijk gebied. Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door een watergang, genaamd de Middelwetering. In het zuiden wordt het plangebied begrensd deels begrensd door de Parallelweg, nabij de Betuwelijn en anderzijds door de aangrenzende agrarische percelen. De oostelijke en westelijke begrenzing van het plangebied worden eveneens gevormd door de rondomliggende agrarische percelen, waarbij de ontwateringsloten de begrenzing van het plangebied vormen. De ligging en begrenzing van het plangebied is weergegeven op nevenstaande afbeeldingen.
1.3
Vigerend bestemmingsplan Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan ‘Landelijk Gebied’ van de gemeente Sliedrecht. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 27 oktober 1986 door de gemeente Sliedrecht en op 9 juni 1987 goedgekeurd door de Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland. Het plangebied heeft hierin de bestemming ‘Agrarisch Gebied met landschappelijke waarde zonder gebouwen’. Op de gronden met de bestemming ‘Agrarisch Gebied met landschappelijke waarde zonder gebouwen’ mogen ten behoeve van agrarische bedrijven met vrijstelling slechts kleinschalige hulpgebouwtjes worden gerealiseerd met een maximale inhoud van 50 m³. De beoogde ontwikkeling voorziet in de realisatie van een manege, in combinatie met een pensionstalling. Een dergelijk initiatief is qua aard en omvang niet realiseerbaar middels het vigerende bestemmingsplan. Een herziening is derhalve noodzakelijk.
1.4
Leeswijzer In hoofdstuk 2 is het relevante beleidskader geschetst, waarbinnen de planvorming plaatsvindt. Met name het planologisch beleid op provinciaal en gemeentelijk niveau komt aan bod. In hoofdstuk 3 wordt de bestaande situatie van het plangebied en de planontwikkeling beschreven. Vervolgens komen in hoofdstuk 4 de betreffende milieuhygiënische en planologische aspecten aan bod. In de hoofdstukken 5 en 6 worden respectievelijk de juridische planopzet en de haalbaarheid van het initiatief beschreven.
Croonen Adviseurs
2
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
Gemeente Sliedrecht
2 Beleidskader De voorgenomen ontwikkeling van het plangebied moet passen binnen het vigerend beleid op zowel nationaal, provinciaal, regionaal als gemeentelijk niveau. Hierna zijn de belangrijkste bevindingen uit het relevante beleid beschreven en wordt aangegeven hoe de ontwikkeling van het plangebied hierop inspeelt.
2.1
Nationaal ruimtelijk beleid, Nota Ruimte Op 27 februari 2006 is de Nota Ruimte formeel in werking getreden. In de Nota Ruimte zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2020 vastgelegd. Op grond van het overgangsrecht heeft de Nota Ruimte een status als structuurvisie zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening. In de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid heeft het kabinet daarnaast ruim 30 nationale ruimtelijke belangen benoemd en aangegeven op welke wijze deze nationale belangen zullen worden verwezenlijkt. De verschillende planologische kernbeslissingen, waaronder de Nota Ruimte, en de Realisatieparagraaf zullen op termijn worden opgenomen in een overkoepelende AMvB Ruimte, die de ruimtelijke kaders op rijksniveau bevat en deze voorziet van een juridische doorvertaling. De nota heeft vier algemene doelen: versterken van de economie, krachtige steden en een vitaal platteland, waarborging van waardevolle groengebieden en veiligheid. De vier doelen worden in onderlinge samenhang nagestreefd. Het accent verschuift van ‘toelatingsplanologie’ naar ‘ontwikkelingsplanologie’. ‘Ruimte voor ontwikkeling’ betekent ook dat het rijk ruimtelijke waarden van nationaal belang waarborgt en mogelijkheden creëert om die te kunnen behouden en ontwikkelen. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is om ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies. Het beperkte oppervlak dat Nederland ter beschikking staat, maakt het nodig dit op een efficiënte en duurzame wijze te doen en dit niet alleen in kwantitatieve, maar ook in kwalitatieve zin vorm te geven. Iedere overheidslaag moet in staat worden gesteld de eigen verantwoordelijkheid waar te maken. Voor de voorgenomen ontwikkeling is met name het streven naar krachtige steden en een vitaal platteland van belang. Om dit te bereiken, zet het rijk in op bundeling en concentratie van bebouwing in alle steden en dorpen. Onder het motto ‘zuinig ruimtegebruik’ komt het bestaande bebouwde gebied het eerst in aanmerking om te voldoen aan de extra vraag van burgers, bedrijven en ook voor de realisatie van voorzieningen. Deze nieuwe bouwopgave dient zoveel mogelijk gebundeld te worden in de stedelijke netwerken. In het landelijke gebied is op beperkte schaal ruimte voor nieuwe ontwikkeling. Op het gebied van verstedelijking zet de Nota Ruimte in op een voortzetting van het bundelingsprincipe. Bundeling draagt bij aan economische schaalvoordelen en benutting van (overheids)investeringen in voorzieningen (zoals die in infrastructuur), versterkt het draagvlak voor diverse stedelijke voorzieningen en beperkt de druk op de landelijke gebieden.
Croonen Adviseurs
3
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
Gemeente Sliedrecht
De voorgenomen ontwikkeling is gelegen ten noorden van de Betuweroute en gesitueerd aan de zuidrand van het Groene Hart. Het Groene Hart wordt door het rijk aangemerkt als een gebied met internationaal zeldzaam en unieke kenmerkende landschapskwaliteiten, in samenhang met bijzondere natuurlijke en recreatieve kwaliteiten. Vanuit het ruimtelijk ordeningsbeleid op nationaal niveau is het realiseren van het voorliggend initiatief mogelijk, mits de genoemde kernkwaliteiten worden versterkt of ten minste gelijk blijven. Middels een adequate inpassing in het landschap is hierin voorzien. 2.1.1
Nationale stedelijke netwerken Ter versterking van de kracht van de steden en ter verbetering van de internationale economische concurrentiepositie en de daarbij behorende ruimtelijk-economische structuur van Nederland, geeft het rijk prioriteit aan de ontwikkeling van nationale stedelijke netwerken en van veelal binnen deze netwerken gelegen economische kerngebieden. Nationale stedelijke netwerken vormen niet alleen een ruimtelijk concept, maar hebben ook een organisatorische betekenis. Het rijk benoemt zes nationale stedelijke netwerken en dertien grotendeels binnen deze netwerken gelegen economische kerngebieden. Een deel van elk nationaal stedelijk netwerk is eveneens economisch kerngebied. Aan de westzijde van de gemeente Sliedrecht is het stedelijke netwerk Randstad Holland gesitueerd. Het stedelijk netwerk Randstad Holland is het politieke, bestuurlijke, sociale en culturele hart én de belangrijkste economische motor van Nederland. Het is tevens een gebied met zeer complexe ruimtelijke en bestuurlijke opgaven. De ruimtedruk is hoog en tal van functies strijden om de ruimte. Het stedelijk netwerk van de Randstad Holland valt samen met belangrijke onderdelen van de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur en speelt daarmee een grote rol bij de realisering van de doelen van de Nota Ruimte. Het stedelijk netwerk Randstad Holland onderscheidt zich onder andere van andere grote verstedelijkte gebieden in Europa door de aanwezigheid van het Groene Hart met zijn unieke recreatieve, landschappelijke en natuurkwaliteiten. Het Groene Hart kenmerkt zich enerzijds door de aanwezige landschappelijke waarden en natuurkwaliteiten maar anderzijds betreft het een economisch vitaal gebied. Om deze vitaliteit te behouden dient enige ontwikkelingsruimte geboden te worden. Voor het Groene Hart staat verbetering van de landschappelijke kwaliteit voorop, passend in de schaal en omvang van de omgeving. Het voorliggend initiatief betreft een ruimtelijke ontwikkeling welke qua schaal en omvang passend is in de omgeving. Aansluitend hierop wordt middels een landschappelijke inpassing een versterking van de aanwezige landschappelijke kwaliteiten en natuurkwaliteiten nagestreefd.
Croonen Adviseurs
4
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
Gemeente Sliedrecht
2.2
Provinciaal ruimtelijk beleid
2.2.1
Structuurvisie Provincie Zuid-Holland Op 2 juli 2010 hebben de Provinciale Staten de Structuurvisie voor de provincie ZuidHolland vastgesteld. De Structuurvisie bevat de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2020 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie Zuid-Holland en vormt de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. Eén van deze instrumenten is de provinciale verordening. In de Verordening Ruimte zijn de kaderstellende elementen uit de Structuurvisie vertaald in concrete regels die van toepassing zijn op (gemeentelijke) bestemmingsplannen. In de Structuurvisie is het voorliggend initiatief aangeduid als ‘agrarisch landschap inspelen op bodemdaling’. Het gaat hierbij om een landelijk gebied met landschappelijke en cultuurhistorische waarden, in combinatie met overwegend agrarische functies die inspelen op bodemdaling. Op de bijbehorende kwaliteitskaart is het plangebied en het rond omliggend gebied aangeduid als veenweidelandschap. De veenweiden zijn kenmerkend voor Zuid-Holland. Ze bestaan al duizend jaar en zijn ontstaan op basis van menselijke ingrepen in de veenondergrond en de waterhuishouding. Karakteristiek zijn de verschillende (regelmatige) verkavelingpatronen met smalle kavels en veel sloten met hoog waterpeil en de aanwezigheid van kades, lintdorpen, oude dorpskernen, kronkelende veenriviertjes, openheid, grasland, vee, (weide)vogels, en hier en daar rietlanden en moeras. Het zijn internationaal de best bewaarde cultuurlandschappen die zijn ingericht voor de landbouw. Van belang bij elke ruimtelijke ontwikkeling binnen het gebied is het behoud en versterking van dit unieke Hollandse landschap. In de Structuurvisie is aangegeven dat een verbreding en/of uitbreiding van bedrijvigheid middels (verblijfs)recreatie, educatie, zorg en streekeigen producten een belangrijke bijdrage kan leveren aan de bewustwording voor het Groene Hart. Het voorliggend initiatief sluit derhalve qua aard en omvang aan op de doelstellingen uit de Structuurvisie Zuid-Holland. Middels een landschappelijke inpassing worden de aanwezige kwaliteiten van het veenweidelandschap gewaarborgd en indien mogelijk versterkt.
2.2.2
Verordening Ruimte In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is vastgelegd hoe de bevoegdheden op het gebied van ruimtelijke ordening zijn verdeeld tussen rijk, provincies en gemeenten. De provincie kan door middel van een Verordening regels formuleren waarmee gemeenten bij het opstellen van ruimtelijke plannen rekening moeten houden. De provincie ZuidHolland heeft hiertoe de Verordening Ruimte opgesteld. De Verordening Ruimte is op 2 juli 2010 vastgesteld en is per 26 juli 2010 in werking getreden.
Croonen Adviseurs
5
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
Gemeente Sliedrecht
Om het provinciaal ruimtelijk beleid uit te voeren heeft de provincie verschillende instrumenten, waarvan de verordening er één is. De Verordening Ruimte stelt regels aan gemeentelijke bestemmingsplannen. Niet alle onderwerpen zijn geschikt voor opname in een verordening. In het algemeen lenen vooral onderwerpen met heldere criteria, weinig gemeentelijke beleidsvrijheid en een zwaarwegend provinciaal belang zich hiervoor. De provincie heeft in de Verordening Ruimte daarom regels opgenomen over bebouwingscontouren, agrarische bedrijven, kantoren, bedrijventerreinen, detailhandel, waterkeringen, milieuzoneringen, lucht- en helihavens, molen - en landgoedbiotopen. De regels van de Verordening Ruimte zijn er, in lijn met het beleid van de Structuurvisie Zuid-Holland, op gericht om het leeuwendeel van de stedelijke ontwikkelingen plaats te laten vinden in de stedelijke regio’s en in het bestaand stedelijk gebied. De desbetreffende bebouwingscontouren zijn vastgelegd in de kaarten van de Verordening Ruimte. In de Verordening zijn ook de concentratiegebieden voor glastuinbouw, bollenteelt en boom- en sierteelt, alsmede de ecologische hoofdstructuur en de Nationale- en Provinciale landschappen en de rijksbufferzones begrensd. Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan is op de kaarten behorende bij de Verordening Ruimte aangeduid als ‘Nationaal Landschap Het Groene Hart’. Bestemmingsplannen voor gronden gelegen binnen de begrenzing van het nationale landschap Het Groene Hart, mogen alleen ontwikkelingen mogelijk maken die de kernkwaliteiten van het gebied behouden of versterken. Binnen de Verordening Ruimte zijn echter een aantal uitzonderingen aangeduid om ontwikkelingen buiten de bebouwingscontouren mogelijk maken. Een van deze uitzonderingen betreft de realisatie van nieuwe kleinschalige bebouwing voor recreatiedoeleinden. Hieronder vallen ontwikkelingen zoals een restaurant, café, (educatie)centrum of de realisatie van een manege. De voorgenomen verplaatsingslocatie van de manege is in overeenstemming met artikel 2 lid 4 sub a van de verordening, maar de beoogde bouw van bedrijfswoningen daarbij is daarmee echter in strijd. De beoogde ontwikkeling c.q. bedrijfsverplaatsing is derhalve realiseerbaar binnen ‘Nationaal Landschap Het Groene Hart’, mits er zorg wordt gedragen voor het behouden of versterken van de kernkwaliteiten van Het Groene Hart. In paragraaf 3.3 wordt nader ingegaan op de landschappelijke inpassing van het voorliggend initiatief. Met het erfbeplantingplan wordt bereikt dat de (beperkte) aantasting van het landschap wordt gecompenseerd door de aanleg van landschappelijk verantwoorde en streekeigen beplanting. De nieuw te bouwen bedrijfswoning en realisatie van een 2e tijdelijke bedrijfswoning is bij de voorliggende manege alleen mogelijk op basis van een algemene ontheffing (volgens artikel 15 lid 1) van de verordening als sprake is van een groot openbaar of individueel belang en daarbij tevens aan een aantal voorwaarden voldaan wordt.
Croonen Adviseurs
6
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
Gemeente Sliedrecht
Van een dergelijk zwaarwegend belang is in dit geval, mede in het licht van de aanleiding en voorgeschiedenis van voorliggende bedrijfsverplaatsing, naar de mening van de gemeente nadrukkelijk sprake. Ook in het overleg met de provincie daarover werd dat onderschreven. Daarom is door het college van burgemeester en wethouders van Sliedrecht een verzoek tot algemene ontheffing van de Verordening Ruimte in voornoemde zin ingediend. Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland hebben een dergelijke ontheffing, bij schrijven van 29 november 2011, verleend. Voor een verdere toelichting hierop wordt verwezen naar de bijlage bij deze toelichting, waarin de betreffende ontheffing is vervat. 2.2.3
Transformatievisie Merwedezone In de transformatievisie Merwedezone is beschreven op welke punten de integrale kwaliteit van de Merwedezone verbeterd moet worden. Gemeenten, waterbeheerders en provincie schetsen met het opstellen van de Transformatievisie Merwedezone de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van de Merwedezone tussen Gorinchem en Alblasserdam. De visie geeft randvoorwaarden voor een gewenste ruimtelijke ontwikkeling tot 2015 met een doorkijk naar de verdere toekomst. De Transformatievisie is bedoeld als basis voor verdere uitwerking op projectniveau en is vastgesteld op 8 mei 2009. Het voorliggend initiatief is gesitueerd in de randzone van het Groene Hart. In de Transformatievisie Merwedezone wordt ten noorden van de Betuweroute ingezet op de realisering van een duurzame en kwalitatieve overgangszone van stad naar land met oog voor de bestaande agrarische belangen. Het streven is ten noorden van de Betuweroute/A15 te komen tot een duurzame, kwalitatieve en groenblauwe overgangszone, genaamd ‘Regiopark Merwede’. Hierbij wordt een sterke verwevenheid tussen natuur en recreatie beoogd, waarbij een bescherming wordt geboden tegen een verdere verstedelijking van het Groene Hart en de bestaande verrommeling een halt wordt toegeroepen. Het regiopark dient verder een recreatieve gebruikswaarde te krijgen voor inwoners en passanten. De recreatieve knooppunten vormen de basis voor de ontwikkeling van het regiopark en zijn dé toegangspoorten naar het Groene Hart. Vanuit recreatie wordt hierin een belangrijke rol toegedacht aan het Werelderfgoed Kinderdijk, het Recreatiegebied Soubergh, het Alblasserbos met het Educatief Streekcentrum Alblasserbos en het nog te realiseren ‘Recreatief Knooppunt Sliedrecht’. Deze recreatiegebieden zullen een functie moeten vervullen als pleisterplaats, als begin- en eindpunt van bijvoorbeeld wandel-, ruiter-, en fietstochten in de directe omgeving. Het ‘Recreatief Knooppunt Sliedrecht’ moet derhalve voorzien in elementen op het gebied van sport, recreatie, natuur en water. Het uitgangspunt bij alle te realiseren voorzieningen is dat deze een meerwaarde moeten leveren aan de randzone en dat de legitimiteit van een eventuele uitplaatsing uit het stedelijk gebied gewaarborgd is.
Croonen Adviseurs
7
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
Gemeente Sliedrecht
Het voorliggend initiatief wordt hierbij noodzakelijk geacht vanwege de realisatie van het woningbouwplan Baanhoek West. De bedrijfsvoering op de bestaande locatie dient te worden verplaatst om deze ontwikkeling mogelijk te maken alsmede een rendabele bedrijfsvoering in de toekomst te waarborgen. Wegens het ontbreken van een alternatieve locatie alsmede de (agrarisch) recreatieve aard van het voorliggend initiatief kan worden geconcludeerd dat wordt aangesloten op de doelstellingen vanuit de Transformatievisie Merwedezone. 2.2.4
Visie Zuidrand Groene Hart De ‘Visie Zuidrand Groene Hart’ is een (globale) uitwerking van Transformatievisie Merwedezone gericht op landschap en recreatie, welke op verzoek van Gedeputeerde Staten door de Stuurgroep Merwedezone is opgesteld. De visie vormt een kader voor de ontwikkeling van de recreatieve knooppunten en de verbindingen daartussen. Als zodanig vormt het uiteraard ook het kader voor de ontwikkeling van het Recreatief Knooppunt Sliedrecht. Het is de wens is om het gehele gebied een eenduidig karakter te geven door het maken van één ontwerp waarin bestaande en nieuwe functies op een landschappelijk goede wijze kunnen worden ingepast. In het Recreatief Knooppunt Sliedrecht moet minimaal de mogelijkheid geboden worden om de onderstaande nieuwe functies te realiseren: — recreatieterrein met een vis- en/of recreatievijver (waterberging); — natuurontwikkeling; — natuurkampeerterrein; — kleinschalige horecavoorziening; — manege en pensionstallen; — sportvelden gecombineerd met volkstuinen. Geconcludeerd wordt dat vanuit het opgestelde Pakket van Eisen de wens aanwezig is om een manege met pensionstalling te realiseren. Het voorliggend initiatief is hierbij reeds specifiek benoemd als een van de mogelijke ontwikkelingen binnen het Recreatief Knooppunt Sliedrecht. De voorgestane locatie leent zich bij uitstek voor het realiseren en in stand houden van een manage.
2.2.5
Realisatiestrategie Ruimte geven Met de Realisatiestrategie prioriteren de Drechtsteden in de projecten zoals die zijn opgenomen in het begin 2006 door de Drechtraad vastgestelde ruimtelijk kader ‘Ruimte geven’. De doelstellingen van de Realisatiestrategie betreffen het versterken van de ruimtelijke structuur in combinatie met een verbetering van het vestigingsklimaat. De Realisatiestrategie ‘Ruimte geven’ vormt hierbij het kader voor de uitvoering van de essentiële ruimtelijke projecten. Gebiedsontwikkeling wordt ingezet waar verschillende projecten in verschillende programma’s gezamenlijk moeten bijdragen aan realisatie van de gestelde doelen. Ze overschrijden gemeentegrenzen en dragen integraal bij aan de ambities van de Hollandse Delta.
Croonen Adviseurs
8
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
Gemeente Sliedrecht
Essentiële gebiedsontwikkelingen zijn: — A16-zone, economische ontwikkelingsas; — A15-zone, de overgang tussen stad en land; — Rivier en land; — Groen-blauwnetwerk Drechtsteden. Het voorliggend initiatief is gelegen binnen de gebiedsontwikkelingszone A-15. De A15 heeft een belangrijke functie als achterlandverbinding, maar scheidt tegelijk stad van land. Met de aanleg van de Betuweroute is deze scheiding harder geworden, terwijl de Hollandse Delta zich juist richt op versterking van de relatie tussen stad en land. Het streven is om de oorspronkelijke kwaliteiten van de Alblasserwaard te benutten en de noord-zuidverbindingen te verbeteren. In het kader hiervan is mede de Transformatiezone Merwedezone opgesteld. In de voorliggende paragraaf is reeds ingegaan op de desbetreffende aandachtspunten en de inpassing van het voorliggend initiatief met betrekking tot het ‘Recreatief Knooppunt Sliedrecht’.
2.3
Gemeentelijk beleid
2.3.1
Structuurvisie De Wèreld tusse Wengerde en ‘t Waoter Het spanningsveld tussen de beperkt beschikbare ruimte, fysieke mogelijkheden en de maatschappelijke wensen heeft bij de gemeente Sliedrecht geleid tot een behoefte aan een besliskader om sturing te kunnen geven nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Hiervoor is de Structuurvisie De wèreld tusse Wengerde en 't waoter opgesteld. De structuurvisie bevat drie hoofddoelen: — Sliedrecht wil op sociaal gebied een pluriforme, tolerante en vitale gemeenschap blijven, waarbij een goed functionerende samenleving centraal staat. — Fysiek gezien betekent dit dat Sliedrecht een ruimtelijke structuur wil realiseren die zowel kwantitatief als kwalitatief inspeelt op de actuele dynamiek waarbij de sociale waarden behouden moeten blijven. — Daarbij wil de gemeente een actieve rol spelen in de realisatie van de gewenste toekomstige ruimtelijke structuur. In deze visie ligt de nadruk op locaties en functies. Het gebruik van deze afzonderlijke stukjes Sliedrecht moet bijdragen aan een nu en in de toekomst goed functionerende gemeenschap. De gemeente ziet het vergroten van de differentiatie van de woningvoorraad als belangrijkste opgave op het gebied van het wonen om de doorstroming te bevorderen en adequaat te kunnen inspelen op de toenemende vergrijzing. De nadruk ligt op kwaliteit. In eerste is gekozen voor het opvangen van de woningbehoefte binnen de bestaande verstedelijkingscontouren. Het plangebied is gesitueerd binnen het Groen-blauw-rood raamwerk in de polder. Binnen het groenblauwe raamwerk kunnen diverse functies een plek krijgen, zoals de wateropgave, recreatie en in beperkte mate wonen. Middels deze ontwikkelingen wordt de maatschappelijke waarde van het gebied vergroot en het dorpse karakter van de bestaande kern Sliedrecht beschermd.
Croonen Adviseurs
9
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
Gemeente Sliedrecht
Het voorliggend initiatief is noodzakelijk vanwege de grootschalige woningbouwontwikkeling Baanhoek West, nabij de huidige locatie van de manege. Indien voorliggend initiatief niet wordt uitgevoerd wordt, betekent dit voor zowel de bedrijfsvoering van de manege als de ontwikkeling Baanhoek West een belemmering. Een dergelijke nadelige ontwikkeling staat haaks op de wens van de gemeente Sliedrecht om efficiënte en duurzame (woningbouw)ontwikkelingen te realiseren. Eveneens biedt een herlocatie naar het Groen-blauw-rood raamwerk in de polder, de mogelijkheid om het gebied als geheel (maatschappelijk) te versterken. Geconcludeerd kan derhalve worden dat het voorliggend initiatief aansluit en een direct gevolg is van de Structuurvisie. 2.3.2
Welstandsnota Sliedrecht 2011 In de voorliggende onderbouwing worden de functie en het gebruik van het plangebied in combinatie met de maatvoering van de bebouwing onderbouwd. Hiermee wordt de basis gevormd voor de stedenbouwkundige opzet van het plangebied. De architectonische verschijning wordt gewaarborgd door middel van de welstandsnota. Met ingang van 1 juli 2004 is het voor elke gemeente in Nederland verplicht een (vastgestelde) welstandsnota te hebben. Is dit niet het geval, dan is de gemeente niet meer bevoegd een bouwplan op welstand te toetsen. In 2004 is de welstandsnota voor de gemeente Sliedrecht in werking getreden, waarvan de Welstandsnota Sliedrecht 2011 een herziening betreft. In de welstandsnota die voor de hele gemeente Sliedrecht is opgesteld, zijn welstandseisen opgenomen waaraan een bouwplan moet voldoen. Voor elk welstandsgebied is het gewenste welstandsniveau aangegeven. Het welstandsniveau sluit zoveel mogelijk aan bij het gehanteerde ruimtelijke kwaliteitsbeleid en de gewenste ontwikkelingen. Het voorliggend initiatief is gesitueerd in het buitengebied van de gemeente Sliedrecht. Het buitengebied van Sliedrecht is een ‘gewoon welstandsgebied’. Het beleid is gericht op het behoud van het karakteristieke profiel van de lintwegen en de cultuurhistorische bebouwing en het inperken van grote oppervlakken verharding. De welstandscommissie zal bij de advisering over woongebouwen en bedrijfsgebouwen onder meer aandacht schenken aan de mate van afwisseling en individualiteit in de massa in combinatie met een terughoudende vormgeving en traditioneel gebruik van materialen en kleuren.
Croonen Adviseurs
10
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
Gemeente Sliedrecht
3 Planbeschrijving 3.1
Bestaande situatie Het voorliggend initiatief is gesitueerd aan de noordzijde van de kern Sliedrecht, aan de zuidrand van het Groene Hart. Het plangebied en het rondomliggend gebied vormen de overgangszone tussen het stedelijk en landelijk gebied. Het gaat hierbij om een landelijk gebied met landschappelijke en cultuurhistorische waarden, behorend bij een veenweidelandschap. De veenweiden zijn kenmerkend voor Zuid-Holland en internationaal de best bewaarde cultuurlandschappen, ingericht voor de landbouw. Het veenweidelandschap is herkenbaar door de regelmatige verkavelingpatronen van smalle kavels en sloten. Het hoge waterpeil heeft ertoe geleid dat de agrarische gronden veelal als grasland bestemd zijn, waardoor een grote openheid in het landschap is ontstaat. Deze kenmerken zijn eveneens van toepassing op het plangebied. Het plangebied is gesitueerd tussen de Betuwelijn, en de daarbij behorende Parallelweg, en de Middelwetering. In de huidige situatie is de planlocatie onbebouwd en in gebruik als agrarisch grasland. De verkavelingstructuur van de desbetreffende percelen bestaan uit langgerekte smalle kavels, die middels sloten van elkaar gescheiden zijn. De rondomliggende gronden zijn veelal in gebruik als agrarisch grasland, waarbij aan de Parallelweg diverse (agrarische) bebouwing is gesitueerd. Ten oosten van het plangebied is een agrarisch bedrijf gesitueerd aan de Parallelweg 17 en 19. In westelijke richting, aan de overzijde van de Tolsteeg, is een agrarisch bedrijf en een woning gesitueerd aan de Parallelweg 21 en 23. Hierbij bevindt zich aan de noordzijde een volkstuinencomplex. Evenwijdig aan en op een afstand van circa 35 meter ten noorden van de Parallelweg loopt een ondergrondse gastransportleiding.
3.2
Stedenbouwkundig ontwerp Het plangebied is centraal gepositioneerd tussen de reeds aanwezige bebouwing van de Parallelweg. Hierbij is onderlinge afstand gehanteerd van circa 400 meter, waardoor de openheid van het rondomliggende gebied wordt behouden. Tevens voorkomt een dergelijke positionering een belemmering voor zowel bestaande agrarische bedrijven in de omgeving als belemmeringen voor het voorliggend initiatief wat betreft ruimtelijk relevante milieuaspecten van onder andere de Betuwelijn. Het plangebied is zover mogelijk van de Parallelweg af gesitueerd. Het doel hierbij is het behoud van het zicht op het landschap vanuit de Parallelweg. De ontsluiting verloopt echter wel via deze verbindingsweg, waarbij het plangebied middels een oprijlaan bereikbaar is.
Croonen Adviseurs
11
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
Gemeente Sliedrecht
G
E
H
C
I D B F
A A. oprijlaan B. terras C. bedrijfswoning D. bedrijfswoning tijdelijk E.
stallen (12 privé – 30 pension)
F.
22 manegeboxen
G. 4 paddocks
Ontwerp manege Alblas (2011)
Croonen Adviseurs
12
H.
longeercirkel (diameter 15 meter)
I.
trainingsmolen (diameter 15 meter)
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
Gemeente Sliedrecht
De manege bestaat uit twee hoofdgebouwen in combinatie met diverse ondersteunende voorzieningen. De beide hoofdgebouwen alsmede de stalvoorzieningen zijn parallel aan de perceelsgrens gesitueerd en georiënteerd naar de Parallelweg. Het centraal gepositioneerde hoofdgebouw gebouw vormt het beeldbepalende element en heeft een belangrijke entreefunctie voor de manege. De bebouwing bestaat uit anderhalve bouwlaag met kap, met een goothoogte van 5,5 meter en een nokhoogte van 10,0 meter. Het gebouw heeft een overdekte hal, waarbinnen een binnenbak van 20 x 60 meter is gerealiseerd, in combinatie met de benodigde opslag. Aan de voorzijde van het gebouw is een kantine met (buiten)terras aanwezig, als een vorm van ondersteunende/ondergeschikte horeca, bedoeld voor leden en bezoekers. Het tweede hoofdgebouw is aan de oostzijde van het plangebied gesitueerd en bestaat eveneens uit anderhalve bouwlaag met kap, maar met een goothoogte van 4,5 meter en een nokhoogte van 9,0 meter. Het betreft een tweede overdekte hal, waarbinnen een binnenbak van 20 x 40 meter is gesitueerd. De pensionstalling is verdeeld over twee aparte stalvoorzieningen. De grootste stal is tegen het centraal gepositioneerde hoofdgebouw aangebouwd en heeft een directe verbinding naar de eerder genoemde binnenbak. De tweede stal is gepositioneerd voor het tweede hoofdgebouw. De beide stalvoorzieningen bestaan uit een bouwlaag met kap, met een goothoogte van 3,0 meter en een nokhoogte van 5,50 meter. De voorzieningen, welke geen bebouwing betreffen, zijn richting de Parallelweg gesitueerd. Het betreft hierbij twee buitenbakken van 20 x 60 meter en een uitloopzone. De overige ondersteunende voorzieningen zijn al naar gelang de functie en omvang gepositioneerd over de rest van het plangebied. De bedrijfsvoering is van een dergelijke aard en omvang dat een directe nabijheid van de woning wenselijk is. Het initiatief voorziet derhalve in de realisatie van twee bedrijfswoningen, waarvan één tijdelijk van aard. De omvang de woningen zal vergelijkbaar zijn met de schaal van de omliggende (bedrijfs)woningen. De eerste bedrijfswoning is gesitueerd in het noordoosten van het plangebied. Het betreft een bedrijfswoning bestemd voor de eigenaren van de manege Alblas. Daartoe wordt een woning gerealiseerd van een à anderhalve bouwlaag met kap, met een goothoogte van 3,5 meter en een nokhoogte van 8,0 meter, conform de schaal van omliggende (bedrijfs)woningen. De inhoud daarvan zal maximaal 750 m³ bedragen.
Zijaanzicht bouwmassa manege Alblas (2011)
Croonen Adviseurs
13
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
Gemeente Sliedrecht
Een tweede (tijdelijke en kleinere) bedrijfswoning is inpandig gesitueerd in het centraal gepositioneerde hoofdgebouw, boven de kantine, en zal maximaal 250 m³ bedragen. Deze woning is bedoeld voor huisvestiging van de terugtredende boer en zal komen te vervallen op het moment dat hij/zij de woning verlaat, of komt te overlijden.
3.3
Landschappelijke inpassing Het voorliggend initiatief dient landschappelijk inpasbaar te zijn en aan te sluiten op het landschap van de Alblasserwaard. Tot dit doel is door Landschapsbeheer ZuidHolland een beplantingsplan op gesteld in juni 2011, welke als bijlage is toegevoegd. Hierna is een samenvatting daarvan opgenomen.
3.3.1
Ligging in het landschap De landschappelijke waarde van het plangebied bestaat uit de openheid van het gebied en het historische verkavelingpatroon. Door de aanleg van de manege wordt het zicht op de polder ter hoogte van de planlocatie, deels ontnomen. De toekomstige manege is echter niet het enige bouwwerk aanwezig of in ontwikkeling. Diverse erven in de nabije omgeving hebben hetzelfde effect. De (beperkte) aantasting van de openheid wordt derhalve gecompenseerd door de aanleg van landschappelijk verantwoorde en streekeigen beplanting.
3.3.2
Erfinrichtingsplan Het streven is om het voorliggend initiatief inpasbaar te maken in het landschap van de Alblasserwaard. Bij het opstellen van het plan is derhalve rekening gehouden met de weidevogelpopulatie in de directe omgeving en met de nodige watercompensatie die door Waterschap Rivierenland wordt vereist. Eveneens bestaat het sortiment uit soorten, welke niet giftig zijn voor mens en dier. De schets met de gekozen beplanting is besproken in de Commissie Natuur en Landschap van het Gebiedsplatform Alblasserwaard-Vijfheerenlanden en akkoord bevonden. Het schetsontwerp voorziet de realisatie van beplanting rondom de parkeerplaatsen, waarmee deze aan het zicht wordt onttrokken. Rondom de paardenbakken is een haag toegepast en aan de westzijde dient een gesloten beplanting langs de stallen aan te worden gebracht. Tot slot wordt middels de toepassing van natuurvriendelijke oevers, de ecologische waarde van de waterlopen vergroot, alsmede de potentiële waterbergingscapaciteit.
Sfeerimpressie landschappelijke inpassing (Landschapsbeheer Zuid-Holland, juni 2011)
Croonen Adviseurs
14
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
3.4
Gemeente Sliedrecht
Vertaling naar bestemmingsplan Het voorliggend bestemmingsplan is opgesteld aan de hand van een stedenbouwkundig schetsontwerp daterend van begin 2011 en het erfinrichtingsplan van juni 2011. De daadwerkelijke inrichting is op onderdelen mogelijk nog aan verandering onderhevig. Het opgestelde bestemmingsplan biedt daarvoor de nodige flexibiliteit alsmede voor enige verdergaande bedrijfsontwikkeling in de nabije toekomst. Het plangebied in zijn geheel opgenomen onder de bestemming ‘Sport - Manege’, waarbij middels bouwvlakken is aangeduid waarbinnen de bedrijfsgebouwen en de bedrijfswoning gesitueerd dienen te worden. Binnen de bestemming ‘Sport - Manege’ zijn middels functie- en bouwaanduidingen, nadere inrichtings- en bouweisen vastgelegd. Dit betreft de beide bedrijfswoningen, alsmede de ontsluitingsweg op eigen terrein vanaf de Parallelweg. De belangrijkste elementen uit het beplantingsplan, met name aan de buitenzijde rondom de bebouwing en het erf zijn eveneens vastgelegd om, ondanks mogelijke wijzigingen in het inrichtingsplan, de landschappelijke inpassing te waarborgen. De aan de zuidzijde gelegen ondergrondse gastransportleiding krijgt een dubbelbestemming ‘Leiding - Gas’, ter plaatse de belemmeringenstrook op 4 meter aan weerszijden van de hartlijn, wordt van een passende beschermingsregeling voorzien.
Croonen Adviseurs
15
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
Gemeente Sliedrecht
Croonen Adviseurs
16
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
Gemeente Sliedrecht
4 Milieuhygiënische en planologische verantwoording Op grond van het bepaalde in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het verplicht om inzicht te bieden in de relevante planologische en milieuhygiënische aspecten. In dit hoofdstuk is een verantwoording voor deze aspecten opgenomen.
4.1
Bodem Voor elke functiewijziging, al of niet naar een gevoelige functie, dient een onderzoek te worden verricht naar de bodem- en grondwaterkwaliteit. Ter plaatse van het plangebied is in juli 2011 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd door UDM midden B.V., die als bijlage is toegevoegd. Het onderzoek heeft tot doel de milieukundige kwaliteit van de bodem te bepalen en om na te gaan of de locatie geschikt is voor het beoogde gebruik. Hierna is een samenvatting opgenomen.
4.1.1
Bureauonderzoek In het verleden hebben er op de planlocatie kleine opstallen gestaan en is er sprake van een gedempte sloot in de lengterichting van het perceel. De demping heeft deels plaatsgevonden met de toepassing van gebiedseigen grond maar tevens met een mengsel van klei/slib en afval, waarbij dit gedeelte van de sloot licht tot sterk verontreinigd is, circa 850 m³. In verband met de aanleg van de Betuweroute, is in 2000 een bodemsanering uitgevoerd. Deze sanering houdt verband met de gedempte watergang. Hierbij is circa 180 m³ aan verontreinigend materiaal volledig verwijderd.
4.1.2
Veldbezoek Op aangegeven van de opdrachtgever en het bevoegd gezag is onderzocht of in de gedempte sloot asbestverdacht materiaal is toegepast. Tevens is bepaald of de verontreiniging, afkomstig van het dempingmateriaal, zich heeft verspreid naar het grondwater. Uit de visuele beoordeling van het opgegraven materiaal is geen asbestverdacht materiaal aangetroffen. Aanvullend hierop is een grondwatermonster genomen en geanalyseerd. Uit de analyseresultaten blijkt dat het grondwater licht verontreinigd is met barium en xylenen.
4.1.3
Conclusie Op basis van het historisch onderzoek en de onderzoeksresultaten wordt geconcludeerd dat de gedempte sloot niet verdacht is met betrekking tot het voorkomen van asbest in de bodem. Daarnaast blijkt dat de eerder aangetoonde matige tot sterke verontreiniging in het dempingmateriaal niet is aangetoond in het grondwater. De matige tot sterke verontreiniging is zodoende immobiel. Geadviseerd wordt om de gedempte sloot te saneren. Gezien de aangetroffen verontreinigingen en de omvang kan de sanering middels een BUS-melding worden gemeld bij het bevoegd gezag. Geconcludeerd kan derhalve worden dat er geen belemmering aanwezig is vanuit het aspect bodem.
Croonen Adviseurs
17
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
4.2
Gemeente Sliedrecht
Geluid In opdracht van de gemeente Sliedrecht is in juni 2011 door Croonen Adviseurs een akoestisch onderzoek verricht ten behoeve van het voorliggend initiatief. Aanleiding voor het akoestisch onderzoek is de realisatie van twee bedrijfswoningen op het onderhavige perceel gelegen aan de Parallelweg te Sliedrecht. Het akoestisch onderzoek heeft tot doel de geluidbelasting op de te realiseren woningen te bepalen en te toetsen aan de grenswaarden die in de Wet geluidhinder zijn gesteld. Hierna is een samenvatting opgenomen van het akoestisch onderzoek, dat als bijlage bij deze toelichting is toegevoegd.
4.2.1
Wegverkeer In de Wet geluidhinder is bepaald dat elke weg een zone heeft. Bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan dat gelegen is binnen deze zone is een akoestisch onderzoek vereist. Uitzonderingen daarop zijn: — wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied; — wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. De in de nabijheid van het plangebied gelegen wegen (Parallelweg en de Tolsteeg) hebben een onderzoekszone van 250 meter aan weerszijden van de weg. De geluidgevoelige bebouwing wordt vanwege beide wegen geprojecteerd op een afstand groter dan 250 meter uit de as van de weg, waardoor deze wegen niet relevant zijn voor dit onderzoek.
4.2.2
Railverkeer Bij de realisatie van geluidgevoelige bebouwing binnen de onderzoekszone van een spoorlijn is een akoestisch onderzoek noodzakelijk. De te projecteren geluidgevoelige bebouwing is gelegen in de onderzoekszone van de Betuwelijn (traject 671). De onderzoekszone van dit spoortraject bedraagt 1.000 meter aan weerszijden van de spoorlijn. De onderzoekszone van de spoorlijn Dordrecht - Gorinchem (traject 680) heeft een zone van 100 meter aan weerszijden van de spoorweg en is voor dit onderzoek niet relevant omdat de woningen op een grotere afstand geprojecteerd worden. Omdat voor de Betuwelijn nog geen representatieve gegevens beschikbaar zijn, is door Prorail aangegeven dat de intensiteiten uit het Tracébesluit gehanteerd kunnen worden. De prognose-intensiteiten voor 2010-2015 uit Aswin, versie 2007 komen hiermee overeen.
4.2.3
Conclusie Uit de resultaten van de berekeningen blijkt dat, vanwege de Betuwelijn de te projecteren geluidgevoelige bebouwing niet voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van 55 dB. De maximale geluidbelasting bedraagt 64 dB. Voor de te projecteren geluidgevoelige bebouwing wordt bij het college van burgemeester en wethouders een hogere waarde tot maximaal 64 dB verzocht. De maximaal te verzoeken hogere waarde van 68 dB wordt niet overschreden.
Croonen Adviseurs
18
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
Gemeente Sliedrecht
De te projecteren woningen hebben een geluidluwe gevel en/of buitenruimte ter plaatse. Tevens dient getracht te worden om ten minste één geluidgevoelige ruimte aan de geluidluwe gevel te situeren. De te projecteren geluidgevoelige bebouwing dient te voldoen aan de binnenwaarde conform het Bouwbesluit. Maatregelen aan de bron, zoals verlaging van intensiteiten, verbetering van materieel etc. zijn niet onderzocht. Deze maatregelen zijn onderdeel van het beleid van Prorail. Het toepassen van raildempers (bronmaatregel) zijn niet doelmatig, de voorkeursgrenswaarde van 55 dB kan hiermee niet worden gehaald. Maatregelen in het overdrachtsgebied zijn financieel niet haalbaar. Afstandvergroting is reeds toegepast, de te projecteren woningen zijn zo ver mogelijk van de spoorlijn gesitueerd. Geconcludeerd wordt dat een verzoek hogere waarde nodig is ten behoeve van het voorliggend initiatief. Deze wordt in het kader van de omgevingsvergunning aangevraagd.
4.3
Luchtkwaliteit Hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, ook wel bekend als de ‘Wet luchtkwaliteit’) bevat de regelgeving op het gebied van luchtkwaliteit. In de Wet milieubeheer zijn luchtkwaliteitseisen opgenomen voor diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). In artikel 5.16 is vastgelegd dat bestuursorganen bevoegdheden, zoals het vaststellen van een bestemmingsplan of het nemen van een projectbesluit, mogen uitoefenen wanneer sprake is van één of meer van de volgende gevallen: a er is geen sprake van een (dreigende) overschrijding van de grenswaarden; b de concentratie van de desbetreffende stoffen in de buitenlucht verbetert of blijft ten minste gelijk; c het plan draagt ‘niet in betekenende mate’ bij aan de concentratie van de desbetreffende stoffen in de buitenlucht; d de ontwikkeling is opgenomen in een vastgesteld programma, zoals het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Een nadere uitwerking van de regelgeving met betrekking tot het begrip ‘niet in betekende mate’ is vastgelegd in het ‘Besluit niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)’ en de ‘Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)’. Voor ontwikkelingen die ‘niet in betekenende mate’ bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeft niet te worden getoetst aan de grenswaarden. In de Regeling zijn categorieen van gevallen benoemd die in ieder geval als ‘niet in betekenende mate’ worden aangemerkt en waarvoor toetsing aan de grenswaarden dus zonder meer achterwege kan blijven. Het voorliggend initiatief betreft de realisatie van een manege in combinatie met een pensionstalling. Een dergelijke ontwikkeling valt niet onder een categorie genoemd in de Regeling NIBM.
Croonen Adviseurs
19
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
4.3.1
Gemeente Sliedrecht
Conclusies De realisatie van een manege heeft een bepaalde verkeersaantrekkende werking, vanwege de paardrijlessen, het pension en de incidentele wedstrijden op deze locatie. In het kader hiervan is middels de NIBM-tool de verkeersaantrekkende werking van het voorliggend initiatief nader onderzocht. Aangezien er bij een manege naast personenauto’s ook relatief veel voertuigbewegingen van vrachtauto’s en/of paardentrailers plaatsvinden is uitgegaan van een aandeel van 15% met betrekking tot het vrachtverkeer. Na invoering van deze gegevens in de rekentool (versie juni 2011) blijkt dat kan worden uitgesloten dat de bouw van de manege in betekende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Uitgaande van een worst-casescenario, zijn er maximaal 500 verkeersbewegingen per weekdag mogelijk op deze locatie, terwijl het werkelijke aantal echter veel lager zal zijn (zie onder paragraaf 4.8).
4.4
Externe veiligheid Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten verbonden is voor niet bij de activiteit betrokkenen personen. Daartoe zijn ‘kwetsbare objecten’ en ‘beperkt kwetsbare objecten’ omschreven. Het gaat enerzijds om de risico’s verbonden aan ‘risicovolle inrichtingen’, waar gevaarlijke stoffen worden geproduceerd, opgeslagen of gebruikt en anderzijds om het ‘vervoer van gevaarlijke stoffen’ via wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen. Ter bescherming van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (hiertoe worden onder andere woningen gerekend) moet er een bepaalde afstand aanwezig zijn ten opzichte van risicobronnen.
4.4.1
Risicovolle inrichtingen In het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) gevestigd. Vanuit de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid is aangegeven dat conform het Besluit Externe Veiligheid een ontwikkeling als beperkt kwetsbare object aangeduid kan worden, mits: — het verspreid liggende woningen, woonschepen of woonwagens van derden betreffen, met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare; — het dienst- en bedrijfswoningen van derden betreft. Het voorliggend initiatief voorziet in de realisatie van maximaal twee bedrijfswoningen, en bedraagt derhalve minder dan twee woningen per hectare. Het initiatief behoort hiermee tot de categorie ‘beperkt kwetsbaar object’. De besluiten met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen sluit hierop aan.
Croonen Adviseurs
20
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
4.4.2
Gemeente Sliedrecht
Transport van gevaarlijke stoffen Transport buisleidingen De provincie Zuid-Holland heeft in het kader van externe veiligheid een risicokaart voor de hele provincie opgesteld. Ten zuiden van het plangebied, gesitueerd aan de Parallelweg, bevind zich een hoge druk aardgasleiding gelegen (W-528-01-KR-039). Deze buisleiding heeft een druk van 40 bar en een diameter van 16 inch. Het plangebied ligt buiten de PR 10-6-contour (30 meter) voor deze leiding, zodat voor het plaatsgebonden risico er geen belemmering aanwezig is. Het plangebied is eveneens gelegen buiten de inventarisatieafstand van 170 meter, behorend bij het groepsrisico. De realisatie van de manege met bijbehorende voorzieningen vindt plaats op circa 200 meter van deze buisleiding. Derhalve is voor het groepsrisico geen belemmering aanwezig. Binnen het plangebied is één gastransportleiding aanwezig aan de zuidzijde bij het begin van de oprijlaan van het perceel. De realisatie van de manege met bijbehorende voorzieningen vindt eveneens plaats op circa 200 meter van deze gastransportleiding. Gezien de aard van de leiding en voornoemde afstand is geen belemmering voor de bebouwing van de manege aanwezig. De belemmeringstrook, ter breedte van 4 meter aan weerszijden van de hartlijn van de leiding, is op passende wijze als dubbelbestemming opgenomen met een daarop toegesneden beschermende regeling om de veiligheid van de leiding als zodanig in planlogisch opzicht te waarborgen. Transport spoorwegen Het plangebied is gesitueerd in de nabijheid van de Betuwelijn. Voor deze transportroute zijn nog geen (officiële) risicocontouren beschikbaar. Vanuit de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid is, op basis van eerder uitgevoerde projecten, geconcludeerd dat de Betuwelijn een aandachtsgebied voor het groepsrisico van circa 200 meter heeft. Aangezien de bedrijfsgebouwen en -woningen alsmede de buitenactiviteiten voor bezoekers zijn gesitueerd buiten deze zone, op een afstand van circa 300 meter, is er derhalve geen belemmering aanwezig. Hoogspanningsleiding Ten noorden van het plangebied is de hoogspanningsleiding Papendrecht-Arkel (150 kV) gelegen. Het betreft een hoogspanningsleiding, welke op een afstand van circa 100 meter van het voorliggend initiatief is gelegen. Derhalve is er geen belemmering aanwezig.
4.5
Bedrijven en milieuzonering Er dient een noodzakelijke ruimtelijke scheiding te worden aangebracht tussen milieubelastende en milieugevoelige functies ter bescherming en/of vergroting van de leefkwaliteit. De milieuhinder van bedrijven dient te worden geanalyseerd op hun invloed op mogelijke ontwikkelingen. Indien milieubelastende functies in het plangebied mogelijk worden gemaakt, dient de invloed op de omgeving inzichtelijk te worden gemaakt.
Croonen Adviseurs
21
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
Gemeente Sliedrecht
Het voorliggend initiatief valt volgens VNG de publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ onder milieucategorie 3.1 (SBI-code 2008 8425). Dit betekent een richtafstand van 50 meter. De richtafstanden gelden ten opzichte van een rustige woonwijk. De richtafstand die bij een bepaalde ontwikkeling hoort, kan zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandstap worden verlaagd indien sprake is van een omgevingstype ‘gemengd gebied’. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijfjes. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen, in dit geval 30 meter. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten bepalend bij maneges. 4.5.1
Conclusie Een manege is een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer. Het initiatief is gesitueerd in het buitengebied, waarbij het omgevingstype ‘gemengd gebied’ van toepassing is op de planlocatie. Dit betekent dat de richtafstand van 50 meter met één afstandstap kan worden verlaagd naar 30 meter. Deze richtafstand geldt in principe tussen enerzijds de perceelsgrens van het initiatief en anderzijds de gevel van een woning. De dichtstbijzijnde woningen zijn gesitueerd aan de Parallelweg 17 en 23, welke zich op een afstand van meer dan 300 meter van het initiatief bevindt. Het aspect hinderlijke bedrijvigheid vormt derhalve geen belemmering voor het voorliggend initiatief.
4.6
Water Bij elke ruimtelijke ontwikkeling is de opstelling van een waterparagraaf verplicht gesteld, mede in relatie tot de watertoets. In deze paragraaf wordt verwoord hoe er in het plan met de aspecten water en ruimte rekening wordt gehouden, in relatie tot enerzijds het waterbeleid en anderzijds de waterhuishouding.
4.6.1
Beleid- en regelgeving Het plangebied valt onder het beheer van Waterschap Rivierenland. De doelen van het waterschap voor de periode van 2010 tot 2015 staan beschreven in het waterbeheerplan ‘Werken aan een veilig en schoon rivierenland’, waarbij een indeling is gemaakt in de volgende thema’s: — voorkomen van overstromingen; — beperken van gevolgen van overstromingen; — voldoende en schoon water in het landelijk gebied; — voldoende en schoon water in het stedelijke gebied; — voldoende en schoon water in waardevolle en beschermde gebieden; — inrichten en beheren van de afvalwaterketen; — overige thema’s en gedelegeerde taken.
Croonen Adviseurs
22
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
Gemeente Sliedrecht
De kerntaken van het Waterschap bestaan uit het verzorgen van een duurzaam waterbeheer voor een veilig en leefbaar rivierenland, waar mensen veilig kunnen wonen, ondernemen en recreëren achter stevige dijken. Eveneens dient er voldoende oppervlaktewater van goede kwaliteit aanwezig te zijn in combinatie met het creëren van leefmogelijkheden voor planten en dieren. Bij alle in- en uitbreidingsplannen adviseert en toetst het Waterschap op hydrologische effecten, waarbij het hydrologisch neutraal ontwikkelen het uitgangspunt is. Kortom, het initiatief mag niet leiden tot een verandering in de waterhuishoudkundige situatie ter plaatse en in de directe omgeving. Daarnaast is het streven om het schone en het verontreinigde water zoveel mogelijk te scheiden. Waterschap Rivierenland heeft samen met de gemeente Sliedrecht een (stedelijk) waterplan voor Sliedrecht opgesteld. Het gaat over de kwaliteit van het water, de hoeveelheid water in natte en droge perioden en de wijze waarop het water wordt onderhouden. Het belangrijkste uitgangspunt is dat nieuwe ontwikkelingen geen belemmering mogen vormen voor het vasthouden, bergen en afvoeren van water in het deelstroomgebied. Daarnaast is het van belang dat bij inpassing wordt voorkomen dat afwenteling op andere delen van het deelstroomgebied plaatsvindt. Nieuwe rioolstelsels van enige omvang dienen als verbeterd gescheiden te worden uitgevoerd. Verder dient bij nieuwe ontwikkelingen hemelwater, afkomstig van ‘schoon’ afvoerend oppervlak, waar mogelijk, geïnfiltreerd te worden. Specifieke aandachtspunten voor de voorgestane ontwikkeling van het plangebied zijn dat voor alle ontwikkelingen, waarbij een versnelde afvoer van het hemelwater door toename van het verhard oppervlak plaatsvindt, een watervergunning op grond van de keur moet worden aangevraagd. Tevens dient het gebruik van uitlogende bouwmaterialen voorkomen te worden. Voor de hierna beschreven onderzoekslocatie zijn de informatie en maatregelen vanuit het waterbeheerplan ‘Werken aan een veilig en schoon rivierenland’ en het Waterplan Sliedrecht gebruikt bij het opstellen van de waterparagraaf. 4.6.2
Locatiestudie De planlocatie ligt in het peilgebied Sliedrecht Noord en heeft een zomerpeil van -2,09 m NAP en een winterpeil van -2,19 m NAP. De bodemsamenstelling van het terrein bestaat globaal uit de grondsoort veen. In de huidige situatie is het plangebied onbebouwd en in gebruik als grasland. Het initiatief voorziet in de realisatie van een manege in combinatie met bijbehorende voorzieningen. (Agrarische) bedrijfsvoering, waaronder een manege toe behoort, heeft vanaf maart 2000 te maken met het Lozingenbesluit open teelt en veehouderij. Dit besluit bevat maatregelen om verspreiding van meststoffen en bestrijdingsmiddelen naar oppervlaktewateren terug te dringen. Bij de nadere inrichting van het plangebied dient derhalve rekening gehouden met de benodigde voorzieningen om te waarborgen dat aan dit besluit wordt voldaan. Ten behoeve van de bedrijfsvoering worden eveneens twee waterlopen in het plangebied (deels) gedempt.
Croonen Adviseurs
23
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
Gemeente Sliedrecht
Om een indicatie te geven van de benodigde berging is de verhouding tussen het verhard oppervlak in de huidige en de toekomstige situatie weergegeven. De parameters die gebruikt zijn om deze ruimte te bepalen en de uitkomsten van deze berekening zijn als bijlage aan deze toelichting toegevoegd. Het te projecteren watersysteem dient de neerslag adequaat op te kunnen vangen in een situatie, die naar verwachting eenmaal per 10 jaar voorkomt. Oppervlakte Dakoppervlakte bebouwing Verharding Halfverharding** Onverhard terrein Totaal
Huidige situatie (m² (m²) m²) * 0 0 0 20.325 20.325
Toekomstige situatie (m² (m²) m²) * 8.350 0 712 4.330 20.325
* indicatieve maatvoering ** halfverharding wordt voor 50% meeberekend
De voorgestane ontwikkeling van het plangebied zal naar verwachting een toename van het verhard oppervlak met circa 8.706 m² tot gevolg hebben. 4.6.3
Conclusies en aanbevelingen Voor ontwikkelingen in het landelijk gebied geldt een eenmalige vrijstelling van 1.500 m² verhard oppervlak, waarvoor geen watercompensatie is behoeft. Dit betekent dat er voor 7.206 m² (8.706-1.500) aan watercompensatie gerealiseerd dient te worden. Hierbij geldt dat voor elke hectare aan nieuw verhard oppervlak een watercompensatie van 436 m³ gerealiseerd dient te worden waarbij een maximale peilstijging in de watergang is toegestaan van 0,20 meter. Dit betekent een bergingsbehoefte van 2.180 m². Aanvullend hierop dient de sloopdemping van 292 m² volledig gecompenseerd te worden. Op basis van deze berekening dient een bergingsvoorziening met een omvang van 1.863 m² (1.571+292) gerealiseerd te worden voor een neerslagsituatie die eens in de tien jaar voorkomt. Deze berging wordt gerealiseerd door het graven van 607 m² aan nieuwe sloten, in combinatie met de realisatie van een vijver. Tevens worden de bestaande sloten in het plangebied vergroot door de toepassing van natuurvriendelijke oevers, waardoor een aanvullende 1.399,5 m² aan waterberging wordt gerealiseerd. In totaal voorziet het initiatief in een waterberging van 2.006,5 m². Hiermee wordt voldaan aan de benodigde waterberging voor, zonder afwenteling naar het omliggend gebied te creëren. Ten behoeve van de waterkwaliteit zal de voorgestelde ontwikkeling bij de aanleg geen gebruik maken van uitloogbare materialen, waardoor de uitspoeling van vervuilende stoffen via de bodem naar het oppervlaktewater voorkomen wordt. De aansluiting op het gemeentelijk rioolstelsel zal gerealiseerd worden met een gescheiden rioleringsysteem voor hemel- en vuilwater, waarbij het vuilwatersysteem wordt aangesloten op de persleiding langs de Parallelweg. Het hemelwater, afkomstig van de daken en schoon terreinwater, kan (vertraagd) worden afgevoerd naar het oppervlaktewater.
Croonen Adviseurs
24
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
Gemeente Sliedrecht
Geadviseerd wordt om ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten van de manege een mestkelder te realiseren. Hierin kan het afvalwater afkomstig van de mestopslag, waswater en trailers worden opgevangen, welke niet op het oppervlaktewater of riolering mag worden aangesloten. Verdere aanvullende voorzieningen hoeven niet getroffen te worden. Voorliggende waterparagraaf is reeds voorgelegd aan het Waterschap Rivierenland. In haar reactie heeft het waterschap een aantal aandachtspunten geformuleerd, op basis waarvan voorliggende paragraaf is aangepast. Ten behoeve van het voorliggend initiatief dient een watervergunning op grond van de keur aangevraagd te worden. In overleg met het Waterschap is overeengekomen dat gedurende dit traject nader wordt ingegaan op de daadwerkelijke situering en detaillering van de benodigde bergingsvoorziening. Vanuit het aspect water zijn derhalve geen belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling van het plangebied te verwachten.
4.7
Flora en fauna Ruimtelijke plannen dienen te worden beoordeeld op de uitvoerbaarheid in relatie tot actuele natuurwetgeving, met name de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Er mogen geen ontwikkelingen plaatsvinden die op onoverkomelijke bezwaren stuiten door effecten op beschermde natuurgebieden en/of flora en fauna. In dit kader is inzicht gewenst in de aanwezige natuurwaarden en de mogelijk daarmee samenhangende consequenties vanuit de actuele natuurwetgeving. Dit wordt gedaan op basis van een quickscan. De quickscan is uitgevoerd door Landschapsbeheer ZuidHolland in juni 2011, en is als bijlage toegevoegd. Hierna is een samenvatting opgenomen.
4.7.1
Bureauonderzoek Om een goede indicatie te krijgen van mogelijk voorkomende diersoorten zijn verschillende verspreidingsatlassen geraadpleegd. Een overzicht hiervan is weergegeven in de literatuurlijst. De verspreidingsatlassen geven een globaal beeld per kilometerhok. Deze informatie is dus beeldvormend en geeft geen gedetailleerde gegevens over een specifieke locatie. De planlocatie is gelegen in het kilometerhok x:112/y:428 en ligt in de Polder Sliedrecht. Op de website van waarnemingen.nl is gezocht naar waarnemingen van plant- en diersoorten voorkomende in de polder Sliedrecht. Tussen 4 juni 2011 en 2 juli 2011 zijn in de polder 29 waarnemingen gedaan. Dit betreft voornamelijk vogels die ter plaatse zijn aangetroffen. Van slechts één vogelsoort (graspieper) is een territorium vastgesteld, maar deze lag ruim buiten de percelen van het plangebied. Naast vogels zijn er ook diverse sprinkhaansoorten waargenomen, ook deze waarnemingen liggen ruim buiten de percelen en hebben daarnaast een andere biotoopomschrijving bij de waarneming dan agrarisch grasland of oever/sloot. Uit bovenstaande literatuurstudie blijkt dat binnen het kilometerhok diverse beschermde flora en fauna verwacht kan worden.
Croonen Adviseurs
25
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
Gemeente Sliedrecht
Omdat het plangebied slechts een klein deel van het kilometerhok beslaat is het noodzakelijk om vast te stellen of bovengenoemde beschermde soorten ook daadwerkelijk binnen de grenzen van het plangebied voorkomen. 4.7.2
Veldinventarisatie Op 7 april 2011 heeft een veldbezoek plaatsgevonden. Tijdens dit terreinbezoek zijn aanwezige biotopen vastgesteld en is met een quickscan geïnventariseerd of beschermde soorten in het plangebied en directe omgeving voorkomen. In het plangebied zijn twee biotooptypen te onderscheiden, namelijk grasland en watergangen met oevers. Uit de veldinventarisatie blijkt dat in het plangebied enkele beschermde soorten voorkomen of zijn te verwachten. In onderstaande tabel zijn de aangetroffen soorten weergegeven. Soortgroep Amfibieën Vissen Vogels Zoogdieren
Aangetroffen soort Groene kikker Bittervoorn Geen vogels aangetroffen Geen zoogdieren aangetroffen
Tabel floraflora- en faunawet Tabel I Tabel III n.v.t. -
Tabel: aangetroffen soorten tijdens veldbezoek
4.7.3
Conclusies en aanbevelingen De heer Alblas is voornemens om een manege te bouwen op de aangegeven planlocatie. Een deel van het grasland zal dus verdwijnen, hiervoor in de plaats zullen gebouwen geplaatst worden. Het gebruik blijft ongewijzigd; graasbeheer door paarden (paardenwei). Om een efficiënte bedrijfsvoering mogelijk te maken worden twee sloten deels gedempt. Een dergelijke ontwikkeling wordt gezien als een ruimtelijke ontwikkeling. Bij ruimtelijke ontwikkelingen gelden de volgende specifieke acties om zorgvuldig met de aanwezige flora en fauna om te gaan: — Voor de groene kikker geldt een generieke vrijstelling, wel geldt de zorgplicht. Zorgvuldig handelen kan bewerkstelligd worden door te werken conform een goedgekeurde gedragscode. — Voor de bittervoorn dient tijdig een ontheffing te worden aangevraagd, waarbij een compensatie- en mitigatieplan noodzakelijk is. Hierin kunnen ook de overige maatregelen opgenomen worden (zorgplicht). Verder zijn er geen beschermde soorten aangetroffen die door de geplande aanleg van de manege wezenlijk worden beïnvloed. Voor nadelige effecten op algemeen voorkomende soorten (tabel 1) geldt, sinds de inwerkingtreding van het Vrijstellingsbesluit, een vrijstelling van de ontheffingsplicht. Wel kan de uitvoering van werkzaamheden leiden tot overtreding van de Flora- en faunawet ten aanzien van algemeen voorkomende soorten (tabel 1). Door zorgvuldig werken (zorgplicht) en in de juiste periode kan schade aan deze soorten worden voorkomen. Ten behoeve van het voorliggend initiatief dient, na aanleiding van het voorgaande, een Ontheffing flora en fauna aangevraagd te worden. Deze wordt in het kader van de omgevingsvergunning aangevraagd.
Croonen Adviseurs
26
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
4.8
Gemeente Sliedrecht
Verkeer en parkeren Het Waterschap Rivierenland is in de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden wegbeheerder van wegen buiten de bebouwde kom, niet zijnde rijks- en provinciale wegen. Ten behoeve van het voorliggend initiatief wordt een nieuwe ontsluiting op de Parallelweg gerealiseerd. Vanuit verkeersveiligheid levert dit geen nadelige gevolgen, aangezien aankomend verkeer vanwege het open karakter van het landschap duidelijk zichtbaar is vanaf de Parallelweg. Met behulp van het online rekeninstrument van het CROW is de verkeersgeneratie voor de manege in de toekomstige situatie bepaald. Hierbij zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd. — Er worden 64 paardenboxen gerealiseerd. — Het plangebied ligt in stedelijk gebied aangemerkt als ‘buitengebied. — Het autogebruik van klanten/bezoekers is 100%. — De autobezetting van klanten/bezoekers is 2 personen/auto. — Het autogebruik van werknemers is 50%. — De autobezetting van klanten/bezoekers is 1 persoon/auto. Op basis van deze uitgangspunten is het extra aantal motorvoertuigen per etmaal op een gemiddeld weekdag bepaald op 338. Het extra aantal motorvoertuigen per etmaal op een gemiddelde werkdag bedraagt 236. Hierbij is uitgegaan van een gemiddelde maand. De maximale toename van het verkeer, uitgaande van 100% autogebruik van klanten/bezoekers is voor het omliggende wegennet relatief gering. Vanwege het aspect verkeer zijn derhalve geen belemmeringen te verwachten voor de voorgestane ontwikkeling van het plangebied. Het is echter wel noodzakelijk om een watervergunning aan te vragen bij de realisatie van een inritconstructie. Deze zal in een later stadium, bij een daadwerkelijke situering en detaillering, aangevraagd worden bij het Waterschap Rivierland. Parkeren Voor de te realiseren manege worden de parkeernomen uit de Nota Parkeerbeleid Sliedrecht (2008) gehanteerd. Hierbij is uitgegaan van een maximale parkeernorm van 0,4 pp per paardenbox. Het voorliggend initiatief voorziet in de realisatie van 64 paardenboxen, welke een parkeerbehoefte van circa 26 parkeerplaatsen oplevert. De parkeerbehoefte, in combinatie met een parkeernorm van 2 pp per bedrijfswoning, komt neer op een totale parkeerbehoefte van circa 30 parkeerplaatsen. Het plan voorziet in de realisatie van 45 parkeerplaatsen op eigen terrein, waarmee ruimschoots wordt voldaan aan de parkeernorm. Hiermee wordt voldaan aan het uitgangspunt van het Waterschap Rivierenland om het parkeren op eigen terrein te realiseren.
Croonen Adviseurs
27
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
4.9
Gemeente Sliedrecht
Archeologie en cultuurhistorie Op grond van de Wet op de archeologische monumentenzorg is de gemeente verplicht om bij het vaststellen van nieuwe bestemmingsplannen dan wel aanpassing(en) van oude plannen, rekening te houden met archeologie. Aan de hand van de Cultuurhistorische Atlas van Zuid-Holland is inzicht verkregen in de situatie ter plaatse van het plangebied.
4.9.1
Cultuurhistorische Atlas Zuid-Holland De Cultuurhistorische Atlas van Zuid-Holland geeft een overzicht van cultuurhistorische kenmerken en waarden in deze provincie. Het is een overzicht op hoofdlijnen, bijvoorbeeld waardevolle verkavelingpatronen, zones met een archeologische verwachting of monumentale boerderijlinten. Verder wordt inzicht gegeven in alle cultuurhistorische waarden die van ‘provinciaal belang’ belang zijn zoals vastgesteld in de Provinciale Structuurvisie. Hier behoren onder meer cultuurlandschappen, molens en landgoederen. De cultuurhistorische kaart, ook aangeduid als Cultuurhistorische Hoofdstructuur, kent drie verschillende thema's: archeologie, historische stedenbouw en historisch landschap. Het voorliggend initiatief is gesitueerd in een gebied met een lage trefkans voor archeologische sporen in de bodem, maar met een redelijk hoge waarde als vlakelement.
4.9.2
Conclusies De waardering van het plangebied en het rondomliggend gebied dient ter bescherming van de kernkwaliteiten van Het Groene Hart met zijn unieke recreatieve, landschappelijke en natuurkwaliteiten. In hoofdstuk 2 zijn reeds de relevante beleidskaders geschetst waarbinnen het voorliggend initiatief realiseerbaar is. Derhalve is er voor het aspect archeologie en cultuurhistorie geen belemmering voor het voorliggend initiatief.
Croonen Adviseurs
28
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
Gemeente Sliedrecht
5 Juridische planopzet 5.1
Plansystematiek Het onderhavige bestemmingsplan heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te scheppen voor het realiseren van een volwaardige manege met een bijbehorende pensionstalling in combinatie met twee bedrijfswoningen aan de Parallelweg (nog ongenummerd) te Sliedrecht. Bij het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Gestreefd is hierbij naar uniformering en standaardisering van bestemmingen en regels. Voor de opbouw van de regels is aangesloten bij de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2008, die op 1 januari 2010 wettelijk verplicht zijn gesteld. Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) in werking getreden. Hierdoor is het omgevingsrecht drastisch gewijzigd. Veel toestemmingen en vergunningen die voorheen apart geregeld waren, zijn nu opgenomen in de Wabo. Hierdoor is voor één project nog maar één omgevingsvergunning nodig, die toestemming geeft voor alle benodigde activiteiten. Een aantal vergunningen/toestemmingen die is opgegaan in de omgevingsvergunning, zijn de bouwvergunning, de binnenplanse ontheffing, de sloopvergunning en de aanlegvergunning. De inhoudelijke toetsingskaders voor deze vergunningen/toestemmingen zijn niet gewijzigd. De terminologie van de regels is aangepast aan de Wabo. De ontheffing heet nu ‘omgevingsvergunning voor het afwijken’. De bouwvergunning heet ‘omgevingsvergunning voor het bouwen’. De sloop- en aanlegvergunning zijn gewijzigd in ‘omgevingsvergunning voor het slopen’ respectievelijk ‘omgevingsvergunning voor het aanleggen’. Voor het plangebied is de planopzet gericht op in eerste instantie ontwikkeling en daarna op beheer en instandhouding van de nieuwe situatie. Hierna wordt inhoudelijk ingegaan op de afzonderlijke bestemmingen binnen het onderhavige bestemmingsplan.
5.2
Beschrijven Bestemmingen
5.2.1
Hoofdstuk 1: Inleidende regels Artikel 1 Begrippen Voor de begrippen is daar waar mogelijk gebruik gemaakt van de standaardregels uit de SVBP2008. In dit artikel worden uitsluitend de begrippen gedefinieerd die van het ‘normale’ spraakgebruik afwijken of een specifieke juridische betekenis hebben. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel betreffende begrippen en de toegekende betekenis. De begrippen zijn alfabetisch geordend.
Croonen Adviseurs
29
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
Gemeente Sliedrecht
Artikel 2 Wijze van meten Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten, die bij het bouwwerk in acht moeten worden genomen, dienen te worden gemeten. Bij de inhoud van de bouwwerken is toegevoegd dat ondergrondse bouwwerken bij het berekenen van de inhoud worden meegerekend. 5.2.2
Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels Artikel 3 Sport - Manege De tot ‘Sport - Manege’ bestemde gronden zijn primair bedoeld voor bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van de manege en pensionstalling alsmede 2 bedrijfswoningen, waarvan de inpandige bedrijfswoning tijdelijk van aard is totdat de eerste bewoners daar niet meer woonachtig zijn. Daarnaast is ondergeschikte horeca toegestaan, ten behoeve van een kantine. Ten behoeve van de ontsluiting en de landschappelijke inpassing zijn de aanduidingen ‘ontsluiting’ en groen’ opgenomen. Ter plaatse van de aanduiding ‘ontsluiting’ is uitsluitend een ontsluitingsweg toegestaan en ter plaatse van de aanduiding ‘groen’ uitsluitend groen ten behoeve van landschappelijke inpassing, conform het beplantingsplan, welke als bijlage is toegevoegd. De goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de gelijknamige aanduiding is aangegeven. Binnen deze bestemming mogen onder andere ook ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groen en water worden aangelegd. De bouwregels geven voor het overige aan welke regelingen op bedrijfsgebouwen en overkappingen, bedrijfswoningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde van toepassing zijn. Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om onder voorwaarden de tijdelijke bedrijfswoning, aangeduid als 'specifieke vorm van wonen - bedrijfswoning 2' te laten vervallen. Artikel 4 Leiding – Gas Over een klein gedeelte van het plangebied is een ondergrondse gastransportleiding gelegen. Deze leiding met een belemmeringstrook van 4 meter aan beide zijden is voorzien van deze dubbelbestemming. In beginsel mag op deze gronden niet worden gebouwd, maar via omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan kan onder voorwaarden toch worden gebouwd ten behoeve van de manege. Ook is ter bescherming van de gasleiding een vergunningplicht opgenomen voor het uitvoeren bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.
5.2.3
Hoofdstuk3: Algemene regels Artikel 5 Anti-dubbeltelregel Artikel 5 bevat een algemene regeling waarmee kan worden voorkomen dat er in feite meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd, bijvoorbeeld in geval (onderdelen van) bouwvlakken van eigenaar wisselen.
Croonen Adviseurs
30
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
Gemeente Sliedrecht
Artikel 6 Algemene bouwregels In dit artikel is hoe omgegaan wordt met ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen erkers en balkons. Tevens is een regeling opgenomen dat bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die zijn opgericht in overeenstemming met de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, maar in afwijking van dit bestemmingsplan, zijn toegestaan. Artikel 7 Overige regels In de overige regels is een regeling opgenomen voor de wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, geldend zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan. Voorts blijven een aantal met name genoemde onderdelen van de Bouwverordening, in overeenstemming met de Woningwet, buiten toepassing. Tevens is voor een aantal ondergeschikte afwijkingen van bouwen en/of gebruik ten opzichte van de planregels een algemene afwijkingsbevoegdheid opgenomen. 5.2.4
Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels Artikel 8 Overgangsregels In lid 8.1 en 8.2 van dit artikel is het overgangsrecht ten aanzien van het gebruik en het bouwen in strijd met het plan geregeld. Lid 8.1 onder b geeft het bevoegd gezag de mogelijkheid om desondanks een omgevingsvergunning te verlenen voor het strijdig gebruik of bouwwerk, mits de afwijking niet meer dan 10% bedraagt. Artikel 9 Slotregel Dit bestemmingsplan wordt genoemd als in dit artikel aangehaald.
Croonen Adviseurs
31
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
Gemeente Sliedrecht
Croonen Adviseurs
32
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
Gemeente Sliedrecht
6 Haalbaarheid In dit hoofdstuk wordt de haalbaarheid van dit bestemmingsplan aangetoond. Een bestemmingsplan moet zowel in financieel als in maatschappelijk opzicht haalbaar zijn. Er wordt daarom een korte financiële toelichting gegeven en daarnaast worden de doorlopen procedures weergegeven.
6.1
Financieel Om de gemeentelijke kosten die gemaakt worden bij uitvoering van voorgestane ontwikkeling te verhalen, dient een overeenkomst te worden gesloten met de initiatiefnemer. Indien deze overeenkomst niet privaatrechtelijk tot stand kan worden gebracht, is de gemeente verplicht een exploitatieplan op te stellen om haar kostenverhaal te verzekeren. In voorliggend geval wordt een anterieure overeenkomst opgesteld, waarmee is vastgelegd dat de realisatie van de ontwikkeling voor de gemeente geen negatieve financiële gevolgen oplevert.
6.2
Maatschappelijk
6.2.1
Overleg ex artikel 3.1.1 Bro Het concept-ontwerpbestemmingsplan ‘Manege Alblas is conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening in vooroverleg worden gezonden naar de betreffende personen en instanties. Twee vooroverleginstanties hebben gereageerd op het conceptontwerpbestemmingsplan. Hieronder zijn de reacties van de desbetreffende instanties weergeven. Provincie Zuid-Holland De provincie Zuid-Holland heeft geconcludeerd dat de realisatie van twee bedrijfswoningen in strijd is met het provinciaal beoordelingskader, zoals vastgelegd in de Provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte. Voor de realisatie van deze bedrijfswoningen is derhalve een ontheffing aangevraagd. Door de Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland is op 29 november 2011 een ontheffing verleend voor de realisatie van een bedrijfswoning en een tweede, tijdelijke (en persoonsgebonden) bedrijfswoning. De officiële reactie met ontheffing van Gedeputeerde Staten is als bijlage toegevoegd. Derhalve stemt de provincie Zuid-Holland op dit punt in met het voorliggend initiatief.
Croonen Adviseurs
33
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
Gemeente Sliedrecht
Waterschap Rivierenland Het waterschap heeft in het kader van de watertoetsprocedure een wateradvies gegeven met betrekking tot het voorliggend initiatief. Het Waterschap Rivierenland adviseert positief over het plan, mits de gestelde opmerkingen uit het wateradvies worden verwerkt. De desbetreffende inhoudelijke en tekstuele opmerkingen zijn, voor zover van toepassing, verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan. 6.2.2
Terinzagelegging Het ontwerpbestemmingsplan ‘Manege Alblas’ heeft de procedure van artikel 3.8 en verder van de Wet ruimtelijke ordening doorlopen. Het heeft daartoe vanaf vrijdag 14 oktober 2011 gedurende zes weken ter inzage gelegen. In deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gekregen een zienswijze in te dienen op het ontwerpbestemmingsplan. Hierbij zijn zes schriftelijke zienswijzen ingediend. De binnengekomen zienswijzen zijn inhoudelijk beoordeeld en verwerkt in het Zienswijzenverslag bestemmingsplan ‘Manege Alblas’. Dat verslag is als bijlage toegevoegd. Naar aanleiding van de ontvangen zienswijzen, alsmede enkele ambtshalve aanpassingen, is het bestemmingsplan op een aantal punten gewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad.
Croonen Adviseurs
34
Bestemmingsplan ‘Manege Alblas’
Gemeente Sliedrecht
7 Bronnen 7.1
Boeken en rapporten — — — — — — —
7.2
Provincie Zuid-Holland, Provinciale Structuurvisie, juli 2010 Provincie Zuid-Holland, Verordening ruimte, juli 2010 Stuurgroep Transformatie Merwedezone, Transformatie Merwedezone, 2009 Drechtsteden, Realisatiestrategie ‘Ruimte geven’, 2008 Gemeente Sliedrecht, Structuurvisie De wèreld tusse Wengerde en 't waoter Gemeente Sliedrecht, Welstandsnota Sliedrecht 2011, 2011 Gemeente Sliedrecht, Nota Parkeerbeleid Sliedrecht, 2008
Websites — — — — — — —
Provincie Zuid Holland, Cultuurhistorische Waardenkaart, juni 2011 Google(2010). Google Maps, juli 2011 Microsoft(2011) Bing Maps, juli 2011 www.watwaswaar.nl, juli 2011 www.risicoatlas.nl, juli 2011 http://geodata.rivm.nl/netkaart.html www.crow.nl
Croonen Adviseurs
35
Bijlagen Bestemmingsplan Manege Alblas, Sliedrecht Gemeente Sliedrecht
Bijlagen Bestemmingsplan Manege Alblas Gemeente Sliedrecht
Bijlagen Datum: December 2011 Projectgegevens: BYL03-SLI00002-01a Identificatienummer: NL.IMRO.0610.bp23manegealblas-3001
Postbus 435 – 5240 AK Rosmalen T (073) 523 39 00 – F (073) 523 39 99 E
[email protected] – I www.croonenadviseurs.nl
Ontwerpbestemmingsplan ‘Manege Alblas’
Gemeente Sliedrecht
Inhoud
Bijlage 1
Beplantingsplan, Landschapsbeheer ZuidHolland, juni 2011
Bijlage 2
Actualiserend bodemonderzoek, UDM midden B.V., 27 juli 2011
Bijlage 3
Akoestisch onderzoek, Croonen Adviseurs, 28 juni 2011 (RAO04-SLI00001-01a)
Bijlage 4
Voorstel watercompensatie manege Alblas, Manege Alblas, juli 2011
Bijlage 5
Quickscan flora en fauna, Landschapsbeheer Zuid-Holland, juli 2011
Bijlage 6
Ontheffing Verordening Ruimte, Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, november 2011
Bijlage 7
Zienswijzenverslag, gemeente Sliedrecht, december 2011
Croonen Adviseurs
Bijlage 1 Beplantingsplan, Landschapsbeheer Zuid-Holland
Inhoud
Inhoud ..................................................................................................................................................... 1 1. Inleiding........................................................................................................................................... 2 2. Uitgangspunten, wensen en visie .................................................................................................. 2 3. Planlocatie ...................................................................................................................................... 2 3.1. Bodem ............................................................................................................................................. 3 3.2. Waterhuishouding........................................................................................................................... 3 3.3. De percelen, huidige situatie en gebruik ...................................................................................... 4 3.4. Landschappelijke en cultuurhistorische waarde .......................................................................... 4 3.5. Effecten op het landschap ............................................................................................................. 4 3.6. Ecologie, de huidige situatie .......................................................................................................... 4 3.7. Archeologische waarde .................................................................................................................. 5 3.8. Effecten op gebieden...................................................................................................................... 5 4. Uitwerking algemeen ...................................................................................................................... 5 5. Uitwerking van de groene elementen ........................................................................................... 7 5.1. Knotbomenrij .................................................................................................................................. 7 5.2. Hovelingen....................................................................................................................................... 8 5.3. Hoogstamvruchtbomen .................................................................................................................. 8 5.4. Groepjes bomen.............................................................................................................................. 9 5.5. Opgaande bomen ........................................................................................................................... 9 5.6. Houtsingel ....................................................................................................................................... 9 5.7. Kniphaag ....................................................................................................................................... 10 5.8. Natuurvriendelijke oevers ............................................................................................................ 10 5.9. Houtrillen ....................................................................................................................................... 11 6. Gebruikte informatiebronnen ...................................................................................................... 12 7. Bijlagen ......................................................................................................................................... 13 7.1. Bijlage I: Overzicht en kosten plantmateriaal ............................................................................. 13 7.2. Bijlage II: Mogelijkheden voor subsidie ....................................................................................... 14 7.3. Bijlage III: Varianten natuurvriendelijke oever ............................................................................ 15 7.4. Bijlage IV: Infoblad subsidieregeling waterbergingsoevers van Waterschap Rivierenland...... 16
1
Beplantingsplan nieuwe manege Stal Alblas te Sliedrecht 1. Inleiding Eind 2010 heeft de heer P. Alblas van Stal Alblas te Sliedrecht verzocht om een beplantingsplan te maken voor de nieuw te bouwen manege aan de Parallelweg te Sliedrecht. Dit in verband met de uitplaatsing van de bestaande manege. In eerste instantie is een schets gemaakt, die is besproken met de heer Alblas en met de gemeente Sliedrecht. In juni 2011 was er meer duidelijkheid over de realisatie van de plannen. Er is door Landschapsbeheer Zuid-Holland een Quick scan gemaakt van de planlocatie ten behoeve van de Flora- en faunawet. Daarnaast is afgesproken om het beplantingsplan uit te werken zodat het ingebracht kan worden in het overleg voor het nieuwe bestemmingsplan.
2. Uitgangspunten, wensen en visie De heer Alblas wil zijn nieuwe bedrijf aankleden en inpassen in het landschap van de Alblasserwaard. De parkeerplaats wordt daarbij zoveel mogelijk door beplanting aan het zicht onttrokken. Rond de paardenbakken is een haag gewenst en aan de westzijde dient een gesloten beplanting naast de stallen te worden aangebracht. De beplanting dient streekeigen en inheems te zijn. Bij het opstellen van het plan is rekening gehouden met de weidevogelpopulatie in de directe omgeving en met de nodige watercompensatie die door Waterschap Rivierenland wordt vereist. Een andere voorwaarde is dat de gekozen soorten niet giftig zijn voor mens en paard. De schets met de gekozen beplanting is besproken in de Commissie Natuur en Landschap van het Gebiedsplatform Alblasserwaard-Vijfheerenlanden en akkoord bevonden.
3. Planlocatie
Figuur 1: Overzichtskaart plangebied (rood omlijnd) in Sliedrecht.
2
De planlocatie ligt ten noorden van de Betuwelijn tussen de Parallelweg en de Middelwetering, tussen Sliedrecht en Wijngaarden. Dit is de zuidrand van het Groene Hart, een uitgestrekt en open veenweidegebied, met een historische cope-verkaveling en een dicht slotenpatroon. De planlocatie zelf bestaat uit drie percelen grasland.
Figuur 2: Detailkaart plangebied (rood omlijnd) in Sliedrecht.
3.1. Bodem De bodem bestaat uit veen of klei op veen. De grond is rijk aan voedingsstoffen omdat het al jarenlang intensief als grasland in gebruik is.
3.2. Waterhuishouding De sloten zijn smal en ondiep met een flinke baggerlaag. De ecologische kwaliteit is (zeer) matig. De Middelwetering is breder en dieper en van betere ecologische kwaliteit. De ontwatering is circa 30-40 cm. Een deel van een sloot (zie pijl) zal worden gedempt. Voor de verplichte watercompensatie zal een nieuwe sloot gegraven en bestaande sloten worden verbreed, met op 2 plaatsen een extra verbreding. Langs verschillende sloten en langs de Middelwetering wordt en natuurvriendelijke oever aangebracht. De precieze berekening, locatie en maatvoering hiervan zal later in overleg met Waterschap Rivierenland worden vastgesteld. In bijlage II zijn enkele voorbeelden geschetst.
3
3.3. De percelen, huidige situatie en gebruik De percelen van het plangebied zijn jarenlang als weidegrond in gebruik voor beweiding door koeien of paarden. De smalle sloten worden jaarlijks geschoond. De percelen zijn vanaf de Parallelweg toegankelijk via een dam met toegangshek, zie figuren 2 en 3.
Figuur 3: Graslandvegetatie in het plangebied.
Figuur 4: Begrazing door paarden.
3.4. Landschappelijke en cultuurhistorische waarde De landschappelijke waarde van het plangebied bestaat uit de openheid van het gebied en het historische verkavelingspatroon. Volgens de cultuurhistorische kaart van de Provincie ZuidHolland is de historisch-landschappelijke waarde redelijk hoog.
3.5. Effecten op het landschap Door de aanleg van de manege wordt het zicht op de polder ter hoogte van de planlocatie deels ontnomen. De toekomstige manege is niet het enige bouwwerk aan de Parallelweg, enkele percelen verder zijn of worden ook bouwactiviteiten ontplooid. Diverse erven in de nabije omgeving hebben ook ditzelfde effect. De (beperkte) aantasting van de openheid van de Polder Sliedrecht, zal gecompenseerd worden door de aanleg van landschappelijk verantwoorde en streekeigen beplanting. 3.6. Ecologie, de huidige situatie Omdat de percelen begroeid zijn met hoog productief raaigras, soortenarm en met weinig structuur, is de ecologische waarde gering. De oevers van de sloten zijn begroeid met ruderale kruiden en in de sloten zijn slechts enkele algemeen voorkomende waterplanten aangetroffen. In de oevers zijn geen broedende vogels aangetroffen. Er broeden geen weidevogels op de percelen. Enkele algemeen voorkomende zoogdieren en amfibiesoorten zullen daar waarschijnlijk voorkomen. Bij de Quick scan is in een sloot de bittervoorn aangetroffen. Mogelijk komt ook de heikikker voor. De sloten en de Middelwetering met de oevers vormen de groenblauwe dooradering van het agrarisch landschap.
4
3.7. Archeologische waarde Volgens de Cultuurhistorische kaart van Zuid-Holland zijn er geen archeologische waarden te verwachten in het plangebied.
3.8. Effecten op gebieden De planlocatie ligt niet in de nabijheid van een Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Er zijn daarom geen negatieve effecten te verwachten. Aan de west- en noordwestkant van de planlocatie ligt op enige afstand een aantal percelen waarop weidevogels voorkomen. Hierop zijn weidevogelpakketten van het Subsidiestelsel Natuur en Landschap (SNL) afgesloten. Met name hoge beplanting op het erf zal negatief effect op de weidevogels kunnen hebben door aanwezigheid van kraaien en roofvogels die er in nestelen of het als uitkijkpost gebruiken.
4. Uitwerking algemeen Door de aanleg van een nieuwe manege zal de situatie op de percelen veranderen: er komen stallen, een woning en paardenbakken, een toegangspad en beplanting. Daarbij zal ook een deel van een sloot gedempt worden en nieuwe sloten gegraven of bestaande sloten verbreed worden. De beplanting en gekozen groene elementen die nu wordt voorgesteld passen landschappelijk en functioneel bij het geheel van de manege en bij de omgeving. Aanplant van bomen en struiken kan het best gedaan worden in het najaar, van ½ november tot ½ december, zolang er geen vorst is. De kans dat de bomen en struiken aanslaan is dan het grootst. In het voorjaar kan er aangeplant worden tot eind maart, maar bij een droog voorjaar zal de aanplant regelmatig ruim begoten moeten worden. Na de aanplant dient het juiste onderhoud te worden uitgevoerd om het gewenste eindbeeld te krijgen. In de uitwerking wordt aan beide onderdelen aandacht besteed. De groene elementen zijn:
1 knotbomenrij
4 opgaande bomen
2 hovelingen
6 houtsingel
3
7 kniphaag
hoogstamvruchtbomen
3 groepje bomen
8 natuurvriendelijke oever 9 houtrillen
Op de volgende pagina staat in figuur 7: 3d-schets van de situatie met de nieuwe manege en de groene beplantingselementen. 5
6
5. Uitwerking van de groene elementen 5.1. Knotbomenrij Doelstelling: Een knotbomenrij aan één kant (oostkant) van de oprijlaan om die aan te kleden en te accentueren. Het worden geen hoge bomen zodat de openheid niet te veel wordt aangetast. Knotbomenrijen (knotwilg) langs verschillende sloten ter afgrenzing van het perceel en om de paardenbakken groen aan te kleden. Voor de aanplant worden rechte takken gebruikt van de wilg (Salix alba), vrij van watermerkziekte, met een dikte van 5-7 cm en een lengte van circa 4- 5 m. In de bodem wordt op 40 cm afstand van de slootrand of bovenkant van het sloottalud een gat geboord met de grondboor tot 1 m diep, waarin de stekken worden geplant. Aanplant oprijlaan: Langs de oprijlaan komt aan de slookant een rij knotbomen. De wilgen worden op ruim 2 m hoogte wordt geknot. Onderlinge plantafstand 3 m en met voldoende afstand tot het oprijpad, zodat ook grotere paardentrailers er langs kunnen zonder de bomen te beschadigen. Voor de aanplant wordt een knotstek genomen en per boom wordt één boompaal geplaatst om de boom de eerste jaren te ondersteunen en recht te laten groeien. De boom wordt met boomband ondersteund. Knotstekken van de wilg kunnen het beste in het Figuur 8: Knotbomenrij langs stallen voorjaar worden geplant Aanplant slootkant: Langs de slootkant wordt op 4 plaatsen een rij knostekken geplant. Plantafstand 3 m. Onderhoud: Na het aanplanten wordt na één of twee jaar de boom voor het eerst geknot op ruim 2 m hoogte. Jaarlijks worden de onderste uitlopers aan de stam, vanaf het maaiveld tot aan knothoogte, verwijderd. Dit doet men het beste in de periode voor de langste dag. De uitlopers kan men dan vrij gemakkelijk van de bast verwijderen. Daarna worden de bomen 1 x per 3-4 jaar geknot. Alle takken worden dan boven de knot verwijderd. Er kan een klein stompje (50% van de takdikte) op de oude knot blijven staan. Voorkom maaischade aan de bast als er gemaaid wordt langs de slootkant. Het snoeihout kan worden verwerkt in een takkenril Figuur 9: Knot van een knotwilg
7
5.2. Hovelingen Doelstelling: Hovelingen werden en worden aangeplant bij een brug of een dam om de plaats te markeren in het gebied van de Alblasserwaard. In de praktijk blijkt dat de boomwortels ook stevigheid bieden aan de oever bij de damopgang. Vooral de es is daar zeer geschikt voor. Eindbeeld: Vier beeldbepalende, opgaande essen die links en rechts bij de dam bij de ingang van het toegangspad staan. Aanplant: Vier essen worden aangeplant links en rechts van de dam (met duiker) bij de ingang van het toegangspad. Hiervoor worden grotere bomen gebruikt (maat: laanboom), per boom 2 boompalen om de eerste jaren te verzekeren dat de boom goed rechtop groeit. Ze worden op voldoende afstand van de weg en van de ingang geplant om ruimte te geven aan het verkeer en de (vracht-)wagens die de manege bezoeken. Plantafstand minimaal 8 m. Onderhoud: Jaarlijks wordt gecontroleerd of de boomband niet te strak zit; die wordt dan losser gedaan. Na circa 6 jaar kunnen boompalen en boomband worden verwijderd. De onderste takken kunnen na 3 tot 6 jaar worden opgekroond (afgezaagd bij de stam) en een eventuele dubbele harttak wordt verwijderd. Hierdoor kan de boom zich met een goede kruin ontwikkelen. Figuur 10: Hovelingen bij een brug
5.3. Hoogstamvruchtbomen Doelstelling: Een groep hoogstamvruchtbomen bij de paddock en stapmolen, voor een afwisselende en open beplanting die voldoende hoog is. Eindbeeld: Een groep hoogstamvruchtbomen, waaronder goed gelopen kan worden en de gesteltakken schaduw geven op de paddock en stapmolen. Aanplant: Bestel hoogstamvruchtbomen op een sterk groeiende onderstam, met een hoge inplant (>2 m) van de eerste gesteltakken. Per boom 2 boompalen gebruiken. Plantafstand 8-10 m. Indien nodig worden de bomen extra beschermd tegen vraat of beschadiging door trailers. Onderhoud: Na de aanplant wordt na 1 jaar de vormingssnoei uitgevoerd, waarbij de richting van de gesteltakken met zorg wordt gekozen om in de toekomst het gewenste eindbeeld te krijgen. Dat betekent dat de takken schuin omhoog moeten staan en op voldoende afstand, zodat de paarden niet bij de takken kunnen komen, ook niet in de toekomst als de (gestel-)takken meer gaan hangen door de vruchtdracht. Deze vormingssnoei wordt jaarlijks uitgevoerd.
8
5.4. Groepjes bomen Doelstelling: Op de weiden waar de paarden grazen is beschaduwing gewenst, vooral op het heetst van de dag. Door groepjes opgaande bomen op geschikte plaatsen te planten wordt aan die wens voldaan. Eindbeeld: Per weiland een groepje opgaande bomen, met een stevig raster om veevraat door paarden te voorkomen. Doordat ze dicht bij elkaar worden aangeplant en gezamenlijk opgroeien vormen ze uiteindelijk één kroon. Aanplant: Per weiland een groepje van 3 essen (laanboom), met twee boompalen per boom en een voldoende stevig raster er omheen om de paarden op afstand van de stam en de takken te houden. Onderlinge plantafstand: 1,5 m Onderhoud: Jaarlijks wordt gecontroleerd of de boomband niet te strak zit; die wordt dan losser gedaan. Na circa 6 jaar kunnen boompalen en boomband worden verwijderd. De onderste takken worden opgekroond na 2-6 jaar (afgezaagd bij de stam) en een eventuele dubbele harttak wordt verwijderd. Hierdoor kan de boom zich met een goede kruin ontwikkelen.
5.5. Opgaande bomen Doelstelling: Op enkele plaatsen worden voor de aankleding, beschaduwing en indeling opgaande bomen aangeplant. Eindbeeld: De bomen staan solitair en kunnen een goede kroon ontwikkelen als volwassen boom. Aanplant: Op de gewenste plaatsen wordt een es (laanboom) geplant, met twee boompalen per boom. Eventueel is extra bescherming van de bomen nodig. Onderhoud: Jaarlijks wordt gecontroleerd of de boomband niet te strak zit; die wordt dan losser gedaan. De onderste takken worden opgekroond na 2-6 jaar (afgezaagd bij de stam) en een eventuele dubbele harttak wordt verwijderd. Hierdoor kan de boom zich met een goede kruin ontwikkelen. Eventueel dient er boombescherming te worden geplaatst om beschadiging door vraat van paarden, schade aan de bast door voertuigen of door maaien te voorkomen.
5.6. Houtsingel Doelstelling: Een dichte houtsingel aan de westzijde van de stallen om de stallen groen aan te kleden en de wind te breken. De essen (overstaanders) ertussen steken als volwassen boom boven de dakrand van de stallen uit, maar voorkomen moet worden dat het een uitvalsbasis wordt voor kraaien en roofvogels. Deze laatsten vormen een bedreiging voor de weidevogels die wat westelijker op de percelen broeden en foerageren. Eindbeeld: 9
Een dichte houtsingel met niet te hoge overstaanders. Aanplant: Om de 10 m wordt en es als overstaander geplant, per boom 1 boompaal met boomband. De struiken worden in groepen van 2 of 3 per soort bij elkaar aangeplant. Plantafstand 1,5 m Onderhoud: Na de aanplant worden de struiken in het eerste voorjaar in maart tot 2/3 van de hoogte teruggesnoeid. Na 9 jaar worden de struiken verjongd door ze terug te snoeien, waarbij in de lengterichting de helft van de houtsingel wordt afgezet (= afgezaagd) op circa 20 cm hoogte. Na 14 jaar wordt de ander helft afgezet, waarna een frequentie van 10 jaar wordt aangehouden om de houtsingel gefaseerd te verjongen. Op deze wijze blijft de houtsingel zijn afschermende functie houden. Jaarlijks worden de essen gecontroleerd of de boomband niet te strak zit; die wordt dan losser gedaan. De onderste takken worden opgekroond na 2-6 jaar (afgezaagd bij de stam). Takken die tegen de stal of dakrand aankomen worden ingekort. Als na 10-15 jaar blijkt dat de top boven de 7 m uitkomt, wordt de top weggezaagd.
5.7. Kniphaag Doelstelling: Landschappelijke (knip-)haag als afscheiding tussen de paardenbakken en de parkeerplaats. Eindbeeld: Een dichte haag van de juiste hoogte. Aanplant: Het aanplanten van een kniphaag met veldesdoorn. De aanplant vindt plaats met drie stuks per strekkende meter. Als plantmateriaal wordt bosplantsoen gebruikt (goed doorwortelde 2-3 jarige struikjes). De afstand tot de paardenbakken moet zodanig zijn, dat de paarden de struiken niet kunnen bereiken en afvreten. Onderhoud: Na het aanplanten worden de struikjes tot circa 2/3 teruggesnoeid om de vertakking te bevorderen. Daarna wordt de haag jaarlijks één tot twee keer per jaar terug geknipt op de gewenst hoogte. Het snoeien vindt plaats na de langste dag. Aandachtspunt hierbij is dat de haag aan de onderzijde iets breder is dan aan de bovenzijde voor voldoende belichting van de onderste takken. Figuur 11: Kniphaag
5.8. Natuurvriendelijke oevers Doelstelling van 2 typen: A. Een natuurvriendelijke oever met een stevige rietkraag als oeverbescherming tegen het afkalven langs de Middelwetering. B. Een natuurvriendelijke oever langs de slootkant, met een kruidenrijke vegetatie die een fraaie bloeiende slootkant oplevert. Beide oevertypen bieden extra waterberging en natte biotopen voor flora en fauna. Belangrijk daarbij is om het juiste beheer toe te passen om het gewenste resultaat te krijgen en te houden. 10
In verband met het slootschonen is het nodig om goede afspraken met Waterschap Rivierenland te maken. Bij de aanleg dient zorgvuldig gewerkt te worden volgens de richtlijnen van de Flora en faunawet, omdat hier naast algemeen voorkomende soorten, waarvoor de algemene zorgplicht geldt, ook de beschermde bittervoorn in de sloten voorkomt. Verder moet worden voldaan aan de precieze voorwaarden en specificaties van de Regeling Waterbergingsoevers van Waterschap Rivierenland. In bijlage III worden de verschillende mogelijkheden geschetst zonder maatvoering. Detailtekeningen met specificaties dienen in overleg met waterschap Rivierenland te worden opgesteld. Inrichting type A: Een flauw of een geknikt talud van 3-5 m breed, met een rietkraag, gemengd met lisdodde langs de oeverlijn (ca 3 m breed) om de oever tegen afkalven te beschermen. Een rietkraag vormt een duidelijke afscheiding van het erf. Riet- en lisdoddeplanten worden in het voorjaar ingeplant. Voor een snel en goed resultaat kan het beste riet in een pot gekweekt worden aangeplant, circa 8/m². Een overgangszone van 1-2 m breed naar de rietkraag toe kan ingezaaid worden met een geschikt moerasmengsel (van Biodivers). Zie schets bijlage 3A. Figuur 12: Voorbeeld van een smalle rietkraag
Inrichting type B: Na het verbreden van de sloten wordt aan één kant een natuurvriendelijke oever aangelegd. Er zijn 2 varianten mogelijk: met een geknikt talud of met een schuin talud, zie bijlage 3 B en C. In beide gevallen is afrastering noodzakelijk
om het vertrappen van de oever door de paarden te voorkomen. Na aanleg wordt de oeverrand ingezaaid met een dotterbloemmengsel (Biodivers) en bij een geknikt talud kunnen water- en overplanten worden aangeplant. Onderhoud: Eens per jaar worden de taluds gemaaid, waarbij 10% blijft staan voor overwinterende insecten en larven; het maaisel wordt afgevoerd. Het maaien vindt plaats in de periode oktober – februari. Figuur 13: Gele lis
5.9. Houtrillen Doelstelling: Een houtril is een goede schuilplek voor allerlei dieren, zoals egels en kleine vogels en tegelijk een goede mogelijkheid om het snoeihout te verwerken binnen het bedrijf. De houtril kan daarbij ook dienen als een natuurlijke afscheiding of indeling op het erf.
11
Eindbeeld: Aanleg: Een dubbele palenrij van onbehandeld hout, breedte tussen de rijen circa 1 m; de lengte van de houtril is variabel (circa 5 m). De palen staan op 1 m afstand van elkaar. Hoogte van de houtril is circa 1 m. Op drie verschillende geschikte locaties op het terrein kunnen houtrillen worden aangelegd, zodat het snoeihout ter plaatse verwerkt kan worden. Onderhoud: Jaarlijks kan de houtril aangevuld worden met snoeihout van de bomen en struiken in de directe omgeving. Het snoeihout wordt in de lengterichting op elkaar gelegd, tussen de dubbele palenrij in. De palenrij zorgt ervoor dat het een strakke en enigszins opgeruimde stapel takken blijft.
6. Gebruikte informatiebronnen Collectief Weidevogelbeheerplan Alblasserwaard/Vijfheerenlanden. Beheerjaar 2011. Uitgave: Stichting Subsidiestelsel Natuur en Landschap inde Alblasserwaard en Vijfheerenlanden Cultuurhistorische hoofdstructuur Zuid-Holland, regio Alblasserwaard en Vijfheerenlanden, 2004. Provincie Zuid-Holland
Quickscan Manege Alblas, Parallelweg in Sliedrecht. N. Kroese,2011. Landschapsbeheer Zuid-Holland Kies voor Zuid-Hollands groen, 2010. Uitgave van Landschapsbeheer Zuid-Holland Kruipers inde polder. R. van Eekelen, D.M. Soes, G.C. Pellikaan, L.S.A. Anema, 2006. Bureau Waardenburg www.biodivers.nl, inheemse bloemzaadmengsels
www.watwaswaar.nl, oude topografische kaarten www.wsrl.nl, Waterschap Rivierenland, regeling waterbergingsoevers www.waterplantenspecialist.nl , aanschaf waterplanten
12
7. Bijlagen 7.1. Bijlage I: Overzicht en kosten plantmateriaal Voor de aanleg en aanplant is het volgende materiaal nodig: Element 1. Knotbomenrij oprijlaan* 1. Knotbomenrij slootkant*
afmetingen
Soort
Maat
Aantal
prijs
180 m
schietwilg
knotstek
60
€
5,75
€
345,00
boompalen
250/8
60
€
7,35
€
441,00
schietwilg
knotstek
74
€
5,75
€
425,50
es
laanboom
4
€ 19,50
€
78,00
boompalen
250/8
8
€
7,35
€
58,80
keus uit lijst
hoogstam
8
€ 20,50
€
164,00
boompalen
250/8
16
€
7,35
€
117,60
es
laanboom
9
€ 19,50
€
175,50
boompalen
250/8
18
€
7,35
€
132,30
extra palen?
250/8
€
7,35
es
laanboom
4
€ 19,50
€
78,00
boompalen
250/8
8
€
7,35
€
58,80
veldesdoorn
bosplantsoen
20
€
1,00
€
20,00
hazelaar
bosplantsoen
30
€
1,15
€
34,50
rode kornoelje
bosplantsoen
20
€
1,15
€
23,00
geoorde wilg
bosplantsoen
30
€
1,00
€
30,00
meidoorn
bosplantsoen
30
€
1,15
€
34,50
es
laanboom
12
€ 19,50
€
234,00
boompalen
250/8
12
€
7,35
€
88,20
veldesdoorn
bosplantsoen
1260
€
1,00
€
1.260,00
220 m
2. Hovelingen*
3. Hoogstamvruchtbomen* 4. Groepjes bomen*
3 groepjes
5. Opgaande bomen*
6. Houtsingel*
7. Kniphaag*
120 x 2,5 m²
420 m
Totaal prijs
8. Natuurvriendelijke oevers rietoever langs slootkanten
9. Houtrillen
€ 80 x 2 m² riet nog nader te dotterbloemmengsel bepalen
3 stuks, 5 x 1m
rietstek in pot
€
0,75
??
rasterpalen
250/8
afrastering
??
rasterpalen
180/8
boomband
1280
0
€
7,35
960,00
€
-
€
-
€
-
36
€
5,80
€
208,80
86
€
1,25
€
107,50
boom- en rasterpalen van tamme kastanjehout
*Prijzen zijn indicatief en zijn gebaseerd op de prijslijst Kies voor Zuid Hollands Groen 2011/2012 .
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------Bestelling van plantmateriaal is mogelijk via Landschapsbeheer Zuid-Holland met de actie Kies voor Zuid Hollands groen. Bestellijst via de administratie (0182-683666)
13
€
-
7.2. Bijlage II: Mogelijkheden voor subsidie Er zijn enkele subsidiemogelijkheden voor de realisatie van het voorgestelde inrichtings- en beplantingsplan. Project Paard en Landschap van Landschapsbeheer Zuid-Holland. Maximaal € 1250,- voor werkzaamheden en beplanting. Uitvoering dient gerealiseerd te zijn voor 1 april 2012. Regeling aanleg kleine landschapselementen (KLE) van Landschapsbeheer Zuid-Holland. Volgens de richtlijnen van 2011 kunnen bepaalde elementen in aanmerking komen voor subsidie, waarbij 50% van de aanschafkosten van plantmateriaal, inclusief beschermingsmateriaal wordt gesubsidieerd, tot een maximum van € 750,-. Als het beplantingsplan voor 31 maart wordt gerealiseerd, kan voor het jaar 2011 nog een aanvraag worden gedaan. Wordt het later gerealiseerd, dan kan mogelijk voor het jaar 2012 een subsidie worden aangevraagd; zekerheid hierover kan op dit moment niet worden gegeven. Regeling waterbergingsoevers Waterschap Rivierenland. Extra, naast de verplichte watercompensatie kan een natuurvriendelijke oever worden aangelegd met subsidie. De voornaamste voorwaarden zijn: Minimaal 100 m lengte Schuin of geknikt talud (1:5, minimaal 2 m breed) Subsidie ca € 4,-/m² Zie voor de voorwaarden bijlage IV
14
7.3. Bijlage III: Varianten natuurvriendelijke oever
2m
3m
Schets A: Flauw talud (1:5), langs De Middelwetering. Begroeiing met riet en lisdodde en een overgangsrand met bloeiende oeverplanten.
2m
3m
Schets B: Flauw talud (1:5), langs de sloot. De begroeiing is een ingezaaid mengsel (dotterbloemmengsel van Biodivers) voor bloeiende oeverplanten.
4m
Schets C: Geknikt talud met onderwaterbanket, langs de sloot. De begroeiing is een ingezaaid mengsel (dotterbloemmengsel van Biodivers) voor bloeiende oeverplanten.
15
7.4. Bijlage IV: Infoblad subsidieregeling waterbergingsoevers van Waterschap Rivierenland
16
Bijlage 2 Actualiserend bodemonderzoek, UDM midden B.V
Bijlage 3 Akoestisch onderzoek, Croonen Adviseurs
Rapport akoestisch onderzoek Manege Alblas te Sliedrecht Gemeente Sliedrecht
Rapport akoestisch onderzoek behorende bij het bestemmingsplan
Manege Alblas te Sliedrecht Gemeente Sliedrecht
Bijlage Computeroutput SRM II railverkeer Datum 28 juli 2011 Projectgegevens RAO04-SLI00001-01A
Postbus 435 – 5240 AK Rosmalen T (073) 523 39 00 – F (073) 523 39 99 E
[email protected] – I www.croonenadviseurs.nl
Rapport akoestisch onderzoek Manege Alblas te Sliedrecht
Gemeente Sliedrecht
Inhoud 1
Organisatorische en algemene gegevens
1
2
Algemeen 2.1 De Wet geluidhinder 2.2 Algemene normen
3 3 3
3
Reken- en meetvoorschriften 3.1 Correctie volgens artikel 110g Wet geluidhinder 3.2 Buitenstedelijk en stedelijk gebied 3.3 Zones langs wegen 3.4 Zones langs spoorwegen
5 5 5 6 6
4
Uitgangspunten voor het akoestisch onderzoek 4.1 Onderzoeksgebied 4.2 Verkeersgegevens 4.3 Overige gegevens
7 7 8 8
5
Resultaten van de berekeningen 11 5.1 Onderzoek en afweging van mogelijke geluidbeperkende maatregelen 11 5.2 Criteria voor het verlenen van een hogere waarde 12
6
Conclusie
15
Croonen Adviseurs
Rapport akoestisch onderzoek Manege Alblas te Sliedrecht
Gemeente Sliedrecht
1 Organisatorische en algemene gegevens In opdracht van de gemeente Sliedrecht is door Croonen Adviseurs te Rosmalen het akoestisch onderzoek railverkeer verricht behorende bij de het bestemmingsplan ‘Manege Alblas te Sliedrecht’, gemeente Sliedrecht. Aanleiding voor het akoestisch onderzoek is realisatie van twee woningen op een perceel gelegen aan de Parallelweg te Sliedrecht. De te projecteren geluidgevoelige bebouwing is gelegen in de onderzoekszone van de Betuwelijn (zone 1.000 meter) waardoor een conform de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder een akoestisch onderzoek dient te worden verricht. Het akoestisch onderzoek heeft tot doel de geluidbelasting op de, in de zone van de genoemde Betuwelijn te realiseren woningen te bepalen en te toetsen aan de grenswaarden die in de Wet geluidhinder (artikel 76 en 77 Wgh) zijn gesteld. De onderzoekszone van de spoorlijn Dordrecht - Gorinchem (traject 680) heeft een zone van 100 meter aan weerszijden van de spoorweg en is voor dit onderzoek niet relevant omdat de woningen op een grotere afstand geprojecteerd worden. De in de nabijheid van het plangebied gelegen wegen (Parallelweg en de Tolsteeg) hebben een onderzoekszone van 250 meter aan weerszijden van de weg. De geluidgevoelige bebouwing wordt geprojecteerd op een grotere afstand vanuit de as van de weg, waardoor deze wegen ook niet relevant zijn voor dit onderzoek.
Croonen Adviseurs
1
Rapport akoestisch onderzoek Manege Alblas te Sliedrecht
Gemeente Sliedrecht
Croonen Adviseurs
2
Rapport akoestisch onderzoek Manege Alblas te Sliedrecht
Gemeente Sliedrecht
2 Algemeen 2.1
De Wet geluidhinder De Wet geluidhinder heeft tot doel om door het stellen van regels en voorschriften de geluidhinder te beperken door: — het voorkomen dat de geluidhinder ontstaat (hoofdstuk VI afdeling 2 van de Wgh, betreffende nieuwe situaties); — het bestrijden van de reeds bestaande geluidoverlast (hoofdstuk VI afdeling 3, betreffende maatregelen in bestaande situaties). Bij bestaande woningen of reeds in vastgestelde bestemmingsplannen geprojecteerde woningen spreekt men van een bestaande situatie. Daarnaast kan er sprake zijn van een reconstructie van een bestaande weg/spoorlijn. Van een nieuwe situatie wordt gesproken als het gaat om nieuw te projecteren wegen/spoorlijnen of woningen of andere geluidgevoelige objecten in een nieuw bestemmingsplan of de aanleg van een weg buiten toepassing van een bestemmingsplanprocedure. Volgens artikel 77 zijn burgemeester en wethouders verplicht bij het vaststellen of herzien van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek in te stellen naar: — de geluidbelasting op de gevels van woningen en andere geluidgevoelige objecten (binnen de geluidzone van een weg of spoorlijn); — de doeltreffendheid van maatregelen ter beperking van de geluidbelasting. Bij het bestrijden van de geluidhinder kunnen drie categorieën van geluidbeperkende maatregelen worden onderscheiden. — Bronbestrijding (stillere motorvoertuigen, lagere snelheden, toepassing van geluidarme wegdekken, optimalisatie van de verkeersstructuur, beperking vrachtverkeer, raildempers, stillere treinstellen etc.). — Beperking van de geluidoverdracht (geluidwallen en schermen, afstand houden tot de weg/spoorlijn). — Beschermen van de ontvanger (bijvoorbeeld goede akoestische indeling van een woning of andere geluidgevoelige objecten, gevelisolatie).
2.2
Algemene normen De normen, welke dienen te worden gehanteerd, zijn afhankelijk van de situatie. In de Wet geluidhinder worden, zoals eerder genoemd, nieuwe en bestaande situaties onderscheiden. Bestaande situaties Van bestaande situaties (zoals reconstructie van wegen/spoorlijnen) is in dit plan geen sprake.
Croonen Adviseurs
3
Rapport akoestisch onderzoek Manege Alblas te Sliedrecht
Gemeente Sliedrecht
Nieuwe situaties Onder nieuwe situaties vallen: a nieuw te projecteren woningen (en andere geluidgevoelige bebouwing); b nieuwe (spoor)wegaanleg. In voorliggend onderzoek is sprake van nieuw te projecteren geluidgevoelige bebouwing. Volgens de Wet geluidhinder geldt voor alle nieuw te bouwen geluidgevoelige bestemmingen een voorkeursgrenswaarde van 48 dB vanwege wegverkeer en 55 dB vanwege railverkeer. Wanneer deze waarde wordt overschreden en geluidbeperkende maatregelen niet mogelijk en/of doelmatig zijn, kan het college van burgemeester en wethouders, onder voorwaarden, een hogere maximaal toelaatbare geluidbelasting vaststellen. De waarden zijn aan in de Wet geluidhinder opgenomen maxima gebonden. Belangrijke eisen/inspanningsverplichtingen bij de afweging zijn: — het situeren van de geluidgevoelige ruimten voor zover als mogelijk aan de geluidluwe buitengevel; — het situeren van een geluidgevoelige gevel c.q. buitenruimte. Bovendien moet, middels de toelichting bij het bestemmingsplan, worden aangetoond dat er sprake is van de wenselijkheid tot het bouwen van woningen en andere geluidgevoelige objecten op genoemde locatie.
Croonen Adviseurs
4
Rapport akoestisch onderzoek Manege Alblas te Sliedrecht
Gemeente Sliedrecht
3 Reken- en meetvoorschriften Voor het bepalen van de geluidbelasting is het Reken- en meetvoorschrift verkeerslawaai 2006 gehanteerd. De Standaard Rekenmethode I (SRM I) is bedoeld voor de meer eenvoudige berekeningen zoals voor woningen langs een (bijna) rechte (spoor)weg. De berekeningsposities (waarneempunten) hebben rechtstreeks zicht op de as van de (spoor)weg respectievelijk op de rijstroken. Deze rekenmethode kan ook worden gehanteerd indien de toekomstige geluidgevoelige bebouwing op zeer grote afstand van de (spoor)weg gelegen is of wanneer de intensiteiten op de (spoor)weg zeer laag zijn in verhouding tot de afstand. De Standaard Rekenmethode II (SRM II) wordt toegepast voor situaties waarbij reflecties, afschermingen van verschillende hoogtes, hellingen, bochten, verschillen in wegdek en verkeersintensiteiten, overschrijding van het aandachtsgebied, etc. een belangrijke invloed hebben op de geluidbelasting. In voorliggend onderzoek is, in verband met afschermende en reflecterende bebouwing alsmede hoogteverschillen in maaiveld gebruik gemaakt van standaardrekenmethode II. De berekeningen zijn uitgevoerd met het programma ‘GEONOISE’, versie 5.43.
3.1
Correctie volgens artikel 110g Wet geluidhinder Onze Minister stelt regels op grond waarvan telkens voor een bepaalde periode, al naar gelang de geluidproductie van motorvoertuigen in de betrokken periode hoger ligt dan voor de toekomst redelijkerwijs is te verwachten, bij de berekening en meting van de geluidbelasting van de gevel van woningen of van andere geluidgevoelige gebouwen of aan de grens van geluidgevoelige terreinen op het resultaat een door hem bepaalde aftrek’. Deze aftrek is 5 dB voor wegen waarop met een snelheid van minder dan 70 km/uur wordt gereden (binnenstedelijk gebied). Voor wegen waarop 70 km/uur of meer wordt gereden (buitenstedelijk gebied) is deze aftrek 2 dB.
3.2
Buitenstedelijk en stedelijk gebied Als buitenstedelijk gebied wordt beschouwd het gebied buiten de bebouwde kom, alsmede het gebied binnen de bebouwde kom voor zover liggend binnen de zone langs een autoweg of autosnelweg als bedoeld in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (voor het begrip zone zie hierna). Als stedelijk gebied wordt beschouwd het gebied binnen de bebouwde kom, met uitzondering van het gebied binnen de bebouwde kom voor zover liggend binnen de zone langs een autoweg of autosnelweg als bedoeld in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens.
Croonen Adviseurs
5
Rapport akoestisch onderzoek Manege Alblas te Sliedrecht
3.3
Gemeente Sliedrecht
Zones langs wegen In de Wet geluidhinder is bepaald dat elke weg een zone heeft. Bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan dat gelegen is binnen deze zone is een akoestisch onderzoek vereist. Uitzonderingen daarop zijn: — wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied; — wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. De zone is aan weerszijde van de weg gelegen en heeft, afhankelijk van het aantal rijbanen, een vastgestelde breedte vanuit de kantstreep van de weg. De lengte van de onderzoekszone, bijvoorbeeld bij de overgang van buitenstedelijk naar stedelijk, wordt verlengd met 1/3 deel van de breedte van de zone. Breedte van de geluidzones:
Aantal rijstroken
3.4
Stedelijk gebied
Buitenstedelijk gebied
Maximaal 2
200 meter
250 meter
3 of 4
350 meter
400 meter
Meer dan 4
350 meter
600 meter
Zones langs spoorwegen Bij de realisatie van geluidgevoelige bebouwing binnen de onderzoekszone van een spoorlijn is een akoestisch onderzoek noodzakelijk. De onderzoekszone voor van de Betuwelijn bedraagt conform de spoorkaart 1.000 meter aan weerszijden van de spoorweg.
Croonen Adviseurs
6
Rapport akoestisch onderzoek Manege Alblas te Sliedrecht
Gemeente Sliedrecht
4 Uitgangspunten voor het akoestisch onderzoek In dit hoofdstuk zijn de uitgangspunten opgenomen welke ten grondslag liggen aan het akoestisch onderzoek. In de Wet geluidhinder is bepaald dat voor woningen binnen een zone van een spoorlijn de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van de gevel, vanwege de spoorlijn, 55 dB is. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen waarden worden vastgesteld van ten hoogste 68 dB. De vaststelling vindt slechts plaats indien toepassing van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de geluidbelasting vanwege de spoorweg, van de gevel van de betrokken woningen of andere geluidgevoelige gebouwen onderscheidenlijk aan de grens van de betrokken geluidgevoelige terreinen tot de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting onvoldoende doeltreffend zal zijn dan wel overwegende bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de bedoelde bevoegdheid enkel in bij die maatregel aan te geven gevallen kan worden toegepast. Voorts is het Beleid hogere grenswaarden Wet geluidhinder gemeente Sliedrecht, d.d. 12 februari 2010 van toepassing.
4.1
Onderzoeksgebied Railverkeer Het akoestisch onderzoek vindt plaats vanwege de realisatie van twee woningen (één vrijstaande en één boven de kantine) op een perceel gelegen aan de Parallelweg te Sliedrecht. De te projecteren geluidgevoelige bebouwing is gelegen in de onderzoekszone van de Betuwelijn (traject 671). De onderzoekszone van dit spoortraject bedraagt 1.000 meter aan weerszijden van de spoorlijn. De onderzoekszone van de spoorlijn Dordrecht - Gorinchem (traject 680) heeft een zone van 100 meter aan weerszijden van de spoorweg en is voor dit onderzoek niet relevant omdat de woningen op een grotere afstand geprojecteerd worden. Wegverkeer De in de nabijheid van het plangebied gelegen wegen (Parallelweg en de Tolsteeg) hebben een onderzoekszone van 250 meter aan weerszijden van de weg. De geluidgevoelige bebouwing wordt vanwege beide wegen geprojecteerd op een afstand groter dan 250 meter uit de as van de weg, waardoor deze wegen niet relevant zijn voor dit onderzoek.
Croonen Adviseurs
7
Rapport akoestisch onderzoek Manege Alblas te Sliedrecht
4.2
Gemeente Sliedrecht
Verkeersgegevens Railverkeer De onderzoekszone van de Betuwelijn bedraagt 1.000 meter, conform de kaart behorende bij artikel 3 Besluit geluidhinder spoorwegen, door de Minister vastgesteld en in het akoestisch spoorboekje middels het programma Aswin opgenomen. Bovengenoemde regeling is in het Besluit geluidhinder komen te vervallen. Derhalve dienen voor ieder akoestisch onderzoek de meest recente gegevens bij Prorail te worden opgevraagd. Deze instantie heeft echter besloten, in verband met een andere toekomstige aanpak (emissieplafonds), het leveren van de gegevens te stoppen. Het advies van Prorail is momenteel om de gegevens (intensiteiten) van 2005 t/m 2007 te middelen en op te hogen met 1,5 dB. Omdat voor de Betuwelijn nog geen representatieve gegevens beschikbaar zijn, is door Prorail aangegeven dat de intensiteiten uit het Tracébesluit gehanteerd kunnen worden. De prognose-intensiteiten voor 2010-2015 uit Aswin, versie 2007 komen hiermee overeen.
4.3
Overige gegevens Lden Voor de bepaling van de waarden, genoemd in de Wet geluidhinder, wordt uitgegaan van de gemiddelde geluidbelasting over drie periodes van een etmaal, te weten: dagperiode: (07.00-19.00 uur); avondperiode: (19.00-23.00 uur); nachtperiode: (23.00-07.00 uur). Waarneemhoogte De waarneemhoogten zijn conform aan het aantal bouwlagen zoals deze in het te projecteren plan worden opgenomen, te weten: aantal bouwlagen (vrijstaande woning) 1e 2e 3e aantal bouwlagen (woning boven kantine) 2e 3e
waarneemhoogte in meters 1,5 4,5 7,5 waarneemhoogte in meters 6,05 9,05
Geometrie der wegen De ligging van de (spoor)wegen en de overige geografische gegevens zijn ontleend aan het kaartmateriaal dat door de gemeente Sliedrecht ter beschikking is gesteld. Bodemfactor Voor de berekening van de bodemfactor is uitgegaan van het verhardingsaandeel binnen het profiel. De verharde gedeelten zijn als akoestisch hard ingevoerd.
Croonen Adviseurs
8
Rapport akoestisch onderzoek Manege Alblas te Sliedrecht
Gemeente Sliedrecht
Voor het gebied naast de weg is een bodemfactor aangehouden welke overeen komt met de aard van het aangrenzende gebied. Reflecties De bijdrage van reflecties via huidige en toekomstige bebouwing is in de berekening opgenomen. Afschermingen De bijdrage van afschermingen via huidige en toekomstige bebouwing en overige akoestische relevante objecten is in de berekening opgenomen. Maaiveldhoogte De maaiveldhoogten van de te projecteren geluidgevoelige bebouwing is voor de berekening op 0 gesteld. De hoogte van (spoor)wegen en andere akoestisch relevante objecten zijn daaraan gerelateerd.
Croonen Adviseurs
9
Rapport akoestisch onderzoek Manege Alblas te Sliedrecht
Gemeente Sliedrecht
Croonen Adviseurs
10
Rapport akoestisch onderzoek Manege Alblas te Sliedrecht
Gemeente Sliedrecht
5 Resultaten van de berekeningen In het akoestisch onderzoek is sprake van geluidgevoelige bebouwing in de zone van de Betuwelijn. Vanwege de Betuwelijn is met SRM II de geluidbelasting op de gevels van de te projecteren geluidgevoelige bebouwing bepaald. De akoestisch relevante gegevens zijn opgenomen in de als bijlage toegevoegde computeroutput. De resultaten van de berekeningen conform de Wet geluidhinder zijn in onderstaande tabel 3 weergegeven. Tabel 3: Vanwege de Betuwelijn. Hoogte 1,5 meter 2
Hoogte 4,5 meter
1
01
61,6
62
62,3
62
62,6
63
02
58,3
58
58,8
59
59,2
59
03
58,6
59
59,4
59
59,7
60
04
--
--
2
1
2
wp
--
1
Hoogte 7,5 meter
--
--
Hoogte 6,05 meter wp
1
--
Hoogte 9,05 meter
2
1
2
05
-
-
63,7
64
64
64
06
-
-
59,7
60
60,1
60
07 61 61 61,3 61 1 Exclusief afronding. 2 Inclusief afronding. De vetgedrukte waarden voldoen niet aan de voorkeursgrenswaarde van 55 dB
Uit de rekenresultaten blijkt dat vanwege de Betuwelijn de voorkeursgrenswaarde van 55 dB wordt overschreden ter plaatse van de waarneempunten 01 t/m 03 en 05 t/m 07. De maximale geluidbelasting bedraagt 64 dB ter plaatse van waarneempunt 05.
5.1
Onderzoek en afweging van mogelijke geluidbeperkende maatregelen Indien de geluidbelasting niet voldoet aan de hoogste toelaatbare geluidbelasting van een gevel van een woning van 55 dB vanwege railverkeer, dient een afweging van geluidreducerende maatregelen plaats te vinden (artikel 77 en 110a Wgh). Bronmaatregelen Bronmaatregelen vanwege raillawaai, zoals verlaging van intensiteiten, verbetering van het materieel etc. zijn niet onderzocht. Deze maatregelen zijn onderdeel van het beleid van Prorail. Bronmaatregelen zoals het toepassen van raildempers kan een geluidreductie optreden van maximaal 3 dB. Daarmee wordt de voorkeursgrenswaarde van 55 dB vanwege railverkeer niet gehaald en kan worden gesteld dat deze maatregel niet doelmatig is.
Croonen Adviseurs
11
Rapport akoestisch onderzoek Manege Alblas te Sliedrecht
Gemeente Sliedrecht
Overdrachtsmaatregelen Het plaatsen van een geluidscherm of -wal is een overdrachtsmaatregel. Plaatsing is alleen mogelijk als er voldoende ruimte tussen de bron en ontvanger is en het een concentratie van woningen betreft. Ook dient er sprake te zijn van een aaneengesloten schermlengte. Daarnaast kunnen schermen een ongewenste verkeerskundige of stedenbouwkundige barrière vormen. Het is reëel om overdrachtsmaatregelen daarom alleen te onderzoeken en af te wegen bij de bouw van grootschalige geluidgevoelige bebouwingen langs spoorwegen. Maatregelen zoals het creëren van meer afstand tot de bron, zijn niet altijd reëel vanwege ruimtegebrek en stedenbouwkundige argumenten. Ook de financiële haalbaarheid van een plan speelt hierbij een rol. Daarnaast dient te worden afgewogen of het realiseren van overdrachtsmaatregelen doelmatig en financieel haalbaar is. Bij een lange aaneengesloten mogelijkheid tot het realiseren van een scherm of wal, kan deze maatregel doelmatig zijn. Indien gaten, geluidslekken, ontstaan vermindert de afschermende werking snel en zal de lengte door de hoogte gecompenseerd moeten worden. Bij het realiseren van met name open bebouwing is een lange afscherming noodzakelijk. In dat geval kunnen financiële overwegingen ten opzichte van de doelmatigheid een rol spelen. In voorliggend plan is het niet financieel niet haalbaar om een geluidscherm of wal met een aaneengesloten lengte van circa 640 meter te situeren. Daardoor behoeven de kosten niet gedetailleerd berekend te worden. Als globale indicatie kan worden gesteld dat met een scherm waarvan de hoogte 3 meter is en de lengte 640 meter bedraagt, de kosten minimaal circa € 950.000,00 bedragen. Deze kosten zijn onevenredig hoog voor maximaal twee woningen. Afstandvergroting is reeds toegepast, de te projecteren woningen zijn zo ver mogelijk van de spoorlijn gesitueerd. Samengevat: — Stiller materieel en raildempers zijn niet mogelijk of doelmatig. — Het plaatsen van schermen is financieel niet acceptabel. — Afstandvergroting is reeds toegepast. Derhalve dienen maatregelen aan de gevel te worden gerealiseerd. In het kader van het Bouwbesluit dient, bij het verlenen van de bouwvergunning, voldaan te worden aan de in het Bouwbesluit genoemde binnenwaarden.
5.2
Criteria voor het verlenen van een hogere waarde Een ontheffing kan worden verleend, wanneer kan worden aangetoond dat woningbouw ter plaatse dringend noodzakelijk is én dat de bebouwing niet anders gesitueerd kan worden. Het gaat dus om locatiespecifieke kenmerken.
Croonen Adviseurs
12
Rapport akoestisch onderzoek Manege Alblas te Sliedrecht
Gemeente Sliedrecht
In voorliggend plan zijn stedenbouwkundige argumenten bepalend voor het situeren van de toekomstige woningen op deze plaats. Deze argumenten worden in het bestemmingsplan beschreven. Maatregelen aan de gevel Indien maatregelen aan de bron en/of in het overdrachtsgebied niet doelmatig zijn, kan worden bezien of het mogelijk is om maatregen aan de gevel te treffen om een akoestisch aanvaardbaar leefklimaat te creëren. Het situeren van een vliesgevel (transparant scherm met de hoogte en breedte van het gebouw) stuit vaak op architectonische bezwaren. Daarnaast is het moeilijk om aan ventilatienormen te voldoen. Tevens moet de mogelijkheid worden bezien om gevelisolatiemaatregelen te treffen om te voldoen aan de in het Bouwbesluit vastgelegde binnenwaarden. Dit dient met berekeningen te worden aangetoond. Daarnaast dienen bij de indeling van de woningen de geluidgevoelige vertrekken zoveel mogelijk aan de minst geluidbelaste zijde gesitueerd te worden. Aanvullende eisen/inspanningsverplichtingen Woningen met een geluidsbelasting van meer dan 60 dB (railverkeer) dienen zoveel mogelijk te beschikken over een geluidluwe gevel c.q. buitenruimte. Het gaat daarbij om beide woningen. In tabel 3 zijn de resultaten weergegeven voor de berekening van de geluidluwe gevel ter plaatse van de waarneempunten 04. Voor beide woningen geldt dus dat zij aan de achterzijde van de woning ten opzichte van de spoorlijn een geluidluwe gevel (en buitenruimte) hebben.
Croonen Adviseurs
13
Rapport akoestisch onderzoek Manege Alblas te Sliedrecht
Gemeente Sliedrecht
Croonen Adviseurs
14
Rapport akoestisch onderzoek Manege Alblas te Sliedrecht
Gemeente Sliedrecht
6 Conclusie Conform de Wet geluidhinder Uit de resultaten van de berekeningen blijkt dat, vanwege de Betuwelijn de te projecteren geluidgevoelige bebouwing niet voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van 55 dB. De maximale geluidbelasting bedraagt 64 dB ter plaatse van waarneempunt 05. Voor de te projecteren geluidgevoelige bebouwing wordt bij het college van burgemeester en wethouders een hogere waarde tot maximaal 64 dB verzocht. Het gaat daarbij om een vrijstaande woning met een hogere waarde van maximaal 63 dB en een bovenwoning met een hogere waarde van maximaal 64 dB. De maximaal te verzoeken hogere waarde van 68 dB voor wordt niet overschreden. De te projecteren woningen hebben een geluidluwe gevel en/of buitenruimte ter plaatse van onder andere waarneempunt 04. Tevens dient getracht te worden om tenminste één geluidgevoelige ruimte aan de geluidluwe gevel te situeren. De te projectgeren geluidgevoelige bebouwing dient te voldoen aan de binnenwaarde conform het Bouwbesluit. Dit moet met een berekening worden aangetoond. Maatregelen aan de bron, zoals verlaging van intensiteiten, verbetering van materieel etc. zijn niet onderzocht. Deze maatregelen zijn onderdeel van het beleid van Prorail. Het toepassen van raildempers (bronmaatregel) is niet doelmatig. De vermindering van de geluidbelasting is maximaal circa 3 dB, waardoor de voorkeursgrenswaarde van 55 dB niet kan worden gehaald. Maatregelen in het overdrachtsgebied zijn financieel niet haalbaar. De kosten voor een scherm met een hoogte van 3 meter en een lengte van 640 meter bedragen minimaal circa € 950.000,00. Afstandvergroting is reeds toegepast, de te projecteren woningen zijn zo ver mogelijk van de spoorlijn gesitueerd. Er is sprake van bedrijfsgebonden woningen.
Croonen Adviseurs
15
Computeroutput/kaarten SRM II Wegverkeer
Bijlage 4 Voorstel watercompensatie manege Alblas
Hieronder een situatie van het te bouwen plan en huidige situatie.
Hier recht boven zijn met de groene lijnen( 1 en 2), twee sloten aangegeven die gedempt moeten worden. Sloot 1 is 171 meter lang en sloot 2 is 121 meter lang, beide zijn ongeveer 1 meter breed. Sloot 1 Sloot 2
171 x 1 = 121 x 1 =
171 m2 121 m2 292 m2
Totaal gedempte sloten
De rode sloten zijn de sloten (3, 4, 5,6) die gegraven worden ter compensatie van de gedempte sloten en om er voor te zorgen dat er geen doodlopende sloten ontstaan. Alleen onder de aanvoer weg komt een dam met een pijp. De sloten die gegraven worden, worden 3 m breed Sloot 3 Sloot 4 Sloot 5 Sloot 6 Vijver (7) Inham in de sloot (8) Totaal te graven sloten/ vijver
37 x 3 = 10 x 3 = 32 x 3 = 40 x 3 =
111 m2 30 m2 96 m2 120 m2 100 m2 150 m2 607 m2
Verhard oppervlak Het verhard oppervlak is gearceerd (9) en heeft een oppervlakte van 8350 m2 Hiervoor geldt een compensatieregeling van 22% Dus
8350 * 22 % =
1837 m2 te graven water
We willen alle sloten 1 meter verbrede, deze staan met een gele streep aangegeven. Verder willen we dan nog een halve meter op water niveau afgraven om mooie en natuurlijke oevers te creëren. Door landschapsbeheer is mij verteld dat dit ook mee telt voor de watercompensatie. Sloot 10 Sloot 11 Sloot 12 Sloot 13 Sloot 14 Sloot 15
358 178 178 38 129 52
x 1,5 = x 1,5 = x 1,5 = x 1,5 = x 1,5 = x 1,5 =
Totaal watercompensatie door verbreden van sloten
537 m2 267 m2 267 m2 57 m2 193,5 m2 78 m2 1399.5 m2
De aanvoer weg wordt gemaakt van repak (soort grind), waardoor deze waterdoorlatend blijft. De mesthoop wordt een waterdichte bak of vloeistofdichte vloer met dak erboven, er loopt dan dus geen water van de mesthoop naar de sloot of naar het riool.
Conclusie: Te compenseren ivm verharding: Totaal gedempte sloten
1837 m2 292 m2
Totaal
2129 m2
Totaal te graven sloten/ vijver Totaal watercompensatie door verbreden van sloten
607 m2 1399.5 m2
Nog te compenseren:
122,5 m2
+
-
Ik kom voor de watercompensatie 122,5 m2 tekort . We willen al het water van de drie loodsen opvangen in twee waterbakken van circa 100 m3, zodat we daar de binnenbakken mee kunnen sproeien. Door dit opvangen en het hergebruik van het regenwater. En het dus niet te lozen op de sloten, en het door middel van sproeien terug te brengen in de binnenbakken, hoop ik minder te moeten compenseren. Nog even ter verduidelijking:
Binnenbak Binnenbak
1200 m2 800 m2
20 x 60m = 20 x 40 =
2000 m2 *22% = 440 m2
Totaal:
Dan zou ik 440 m2 minder hoeven te compenseren en zou ik dus ruimschoots aan de eisen voldoen. Nog even ter verduidelijking: Ik heb in deze rekensom dus alleen het daadwerkelijk besproeide oppervlakte gerekend, niet de gehele loods! Het besproeide oppervlakte is de rijbaan, hier ligt geen betonvloer onder. Het sproeien geschiedt op een zandbodem. Het gesproeide regenwater zakt dus gewoon in de bodem, net zoals de regen zou doen. Mocht de aanvoerweg van repak wel worden meegerekend in het verhard oppervlak, waar dus compensatieplicht voor geldt, dan zou dit ook nog mee kunnen worden gerekend in de compensatie door het hergebruiken van het regenwater in de binnenbraken. Aanvoerweg Compensatie:
4 x 178 = 712 x 22% =
712 m2 156,6 m2
Nog te compenseren: te compenseren voor de aanvoerweg
122,5 m2 156,6 m2
Totaal
279,1 m2
Compensatie door hergebruiken regenwater in binnenbakken
440 m2
Over compensatie
160 m2
Bijlage 5 Quickscan flora en fauna, Landschapsbeheer Zuid-Holland
Quickscan Manege Alblas, Parallelweg in Sliedrecht Onderzoek naar beschermde flora en fauna
© Landschapsbeheer Zuid-Holland
Quickscan planlocatie Manege Alblas aan de Parallelweg in Sliedrecht Onderzoek naar beschermde flora en fauna Waddinxveen, 6 juli 2011 Opdrachtgever : De heer P. Alblas Tekst : N. Kroese Foto‟s : Landschapsbeheer Zuid-Holland
Quick scan Manege Alblas
Landschapsbeheer Zuid-Holland
Inhoudsopgave 1. INLEIDING .......................................................................................................................... 2 1.1. Aanleiding .................................................................................................................. 2 1.2. Doelstelling ................................................................................................................ 2 1.3. Leeswijzer .................................................................................................................. 2 2. NATUURWETGEVING EN -BELEID .................................................................................... 3 2.1. Natuurbescherming in Nederland ............................................................................ 3 2.2. Flora- en faunawet .................................................................................................... 3 2.3. Nota Ruimte ............................................................................................................... 6 3.
WERWIJZE .......................................................................................................................... 7
4. PLANGEBIED EN INVENTARISATIE ................................................................................... 8 4.1. Locatie ........................................................................................................................ 8 4.2. Inventarisatie ............................................................................................................. 9 5. EFFECTEN ....................................................................................................................... 14 5.1. Opmerkingen nieuwe situatie ................................................................................ 14 5.2. Effecten op soorten ................................................................................................ 15 5.3. Effecten op gebieden ............................................................................................. 15 5.4. Effecten op het landschap ..................................................................................... 15 6. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN ............................................................................... 17 6.1. Conclusies aanwezige soorten .............................................................................. 17 6.2. Acties bij het uitvoeren van ruimtelijke ingreep ................................................... 17 6.3. Acties bij algemene soorten .................................................................................. 17 LITERATUURLIJST ................................................................................................................... 18
Quick Scan Manege Alblas
Landschapsbeheer Zuid-Holland 1
1. INLEIDING 1.1. Aanleiding De heer Alblas is voornemens een nieuwe manege te bouwen op ongeveer 3,25 hectare graslandpercelen aan de Parallelweg in Sliedrecht. In het kader van de Flora- en faunawet is het voor de initiatiefnemer noodzakelijk om op de hoogte te zijn van beschermde natuurwaarden in het plangebied. Door voorafgaand aan de ingreep rekening te houden met aanwezige beschermde planten en dieren, kan schade worden vermeden of beperkt. Schade aan beschermde soorten is in sommige gevallen onvermijdelijk. In een dergelijke situatie is het noodzakelijk om te bekijken of hiervoor een vrijstelling geldt of dat een ontheffing ex. art. 75 van de Flora- en Faunawet nodig is. 1.2. Doelstelling Deze quickscan heeft als doel een antwoord te geven op de vraag of er sprake is van overtreding van verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet als gevolg van de geplande ingreep. Daarbij worden noodzakelijke maatregelen en/of procedurele vervolgstappen, zoals de aanvraag van een ontheffing, beschreven. Ook kan in het compensatieplan rekening worden gehouden met de resultaten van deze quickscan. 1.3. Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt het wettelijk kader beschreven. De werkwijze wordt toegelicht in hoofdstuk 3. Hoofdstuk 4 gaat in op de resultaten van de bureaustudie en het terreinbezoek. Hoofdstuk 5 beschrijft de effecten op beschermde natuurwaarden en maatregelen die getroffen moeten worden om effecten te voorkomen en/of te beperken. In hoofdstuk 6 worden tenslotte de conclusies en aanbevelingen uit het onderzoek beschreven.
Quick Scan Manege Alblas
Landschapsbeheer Zuid-Holland 2
2. NATUURWETGEVING EN -BELEID In dit hoofdstuk wordt ingegaan op bestaande natuurwetgeving en –beleid, zodat een beeld gevormd kan worden waarom een onderzoek naar natuurwaarden noodzakelijk is. 2.1. Natuurbescherming in Nederland Binnen de Nederlandse natuurwetgeving wordt onderscheid gemaakt in soortenbescherming en gebiedenbescherming. De soortenbescherming valt onder de Flora- en faunawet; de gebiedenbescherming is geregeld onder de Natuurbeschermingswet ‟98 (waaronder de Natura 2000-gebieden vallen) en de Nota Ruimte (Ecologische Hoofdstructuur). 2.2. Flora- en faunawet De Flora en faunawet gaat uit van de bescherming van inheemse plant- en diersoorten en hun leefgebied. In de wet is onder meer bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en beschermde planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden. Daarbij is het niet toegestaan om de directe leefomgeving (= voortplantings- en vaste rust- en verblijfplaats) van deze soorten te beschadigen, te vernielen of te verstoren. Hieronder volgt een overzicht van deze algemene verbodsbepalingen (artikel 8 t/m 12): Artikel 8: Artikel 9: Artikel 10: Artikel 11: Artikel 12: Artikel 13:
Het plukken, verzamelen, afsnijden, vernielen, beschadigen, ontwortelen of om een andere manier van de groeiplaats verwijderen van planten. Het doden, verwonden, vangen of bemachtigen van dieren. Het met het oog op bovenstaande doelen opsporen van dieren. Het opzettelijk verontrusten van dieren. Het beschadigen, vernielen, uithalen, wegnemen, verstoren van nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren. Het zoeken, rapen, uit het nest nemen, beschadigen of vernielen van eieren van dieren. Het vervoeren en onder zich hebben van dieren.
Naast bovenstaande verbodsbepalingen geldt bovendien de algemene zorgplicht van artikel 2 van de Flora- en faunawet om voldoende zorg in acht te nemen voor alle in het wild levende planten en dieren, alsmede voor hun directe leefomgeving. De wet heeft daarmee belangrijke consequenties voor reguliere werkzaamheden en werkzaamheden voor ruimtelijke plannen en ingrepen. De Flora- en faunawet kent de mogelijkheid om ontheffing te verlenen. In artikel 75 van de wet worden de mogelijkheden beschreven. Het verlenen van ontheffing gebeurt door de provincie of door het ministerie van LNV. Daarnaast wordt onder bepaalde randvoorwaarden een algemene vrijstelling geregeld van de ontheffingsplicht van de Flora- en faunawet. Deze voorwaarden zijn opgenomen in de Algemene Maatregel van Bestuur (in relatie tot artikel 75 van de Flora- en faunawet), welke op 23 februari 2005 in werking is getreden. Deze vrijstelling geldt voor ruimtelijke ontwikkeling en inrichting, bestendig gebruik en bestendig beheer en onderhoud en voor bepaalde (algemeen voorkomende) soorten. Welke randvoorwaarden verbonden zijn aan de vrijstelling hangt af van de dier- of plantensoorten die voorkomen in het plangebied. In de AMvB worden hiertoe verschillende beschermingsregimes onderscheiden. Quick Scan Manege Alblas
Landschapsbeheer Zuid-Holland 3
Tabel 1: Algemene soorten – lichtste beschermingsregime AMvB Als iemand activiteiten onderneemt die zijn te kwalificeren als bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkelingen, geldt een vrijstelling voor de soorten in tabel 1 voor artikel 8 t/m 12 van de Flora- en faunawet. Aan deze vrijstelling zijn geen aanvullende eisen gesteld. Voor deze activiteiten hoeft geen ontheffing aangevraagd worden. Wel geldt ten aanzien van deze soorten de zorgplicht, die eveneens van de Flora- en faunawet uitgaat Tabel 2: Overige soorten – middelste beschermingsregime AMvB Als iemand activiteiten onderneemt die zijn te kwalificeren als bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkelingen, geldt een vrijstelling voor de soorten in tabel 2 voor artikel 8 t/m 12 van de Flora- en faunawet, mits activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Ontbreekt een gedragscode of indien sprake is van andere activiteiten dan hierboven genoemd is voor de soorten in tabel 2 een ontheffing nodig. Een ontheffingaanvraag voor deze soorten wordt getoetst aan het criterium „doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort‟ (lichte toets). Daarnaast geldt eveneens voor soorten van tabel 2 de algemene zorgplicht. Tabel 3: Soorten genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en in Bijlage 1 van de AMvB – zwaarste beschermingsregime AMvB Als iemand activiteiten onderneemt die zijn te kwalificeren als bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik, geldt een vrijstelling voor de soorten in tabel 3 voor artikel 8, 9, 11 en 12 van de Flora- en faunawet, mits activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Als iemand activiteiten onderneemt die zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkeling, geldt voor soorten in tabel 3 geen vrijstelling. Ook niet op basis van een gedragscode. Hiervoor is een ontheffing nodig. Voor activiteiten in het kader van bestendig beheer en onderhoud in de landbouw en bosbouw en bestendig gebruik en voor activiteiten in het kader van ruimtelijke ontwikkeling is het niet mogelijk voor artikel 10 voor de soorten in tabel 3 een ontheffing te krijgen. Voor andere activiteiten dan hierboven genoemd is voor de soorten in tabel 3 eveneens een ontheffing nodig. Een ontheffingaanvraag voor de soorten van tabel 3 wordt getoetst aan vier criteria (uitgebreide toets): de functionaliteit van de voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats wordt niet aangetast, er is sprake van een in of bij wet genoemd belang, er is geen alternatief en „doet geen afbreuk aan de gunstige staat van instandhouding van de soort‟. De vier criteria staan naast elkaar en niet na elkaar (aan alle vier moet voldaan zijn). Daarnaast geldt ook voor soorten van tabel 3 de algemene zorgplicht. Voor soorten uit Bijlage 1 van de AMvB uit tabel 3 kan ontheffing worden aangevraagd op grond van alle belangen genoemd in het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten. In de praktijk komen bij Bijlage 1- soorten onderstaande vier belangen het meeste voor bij een ontheffing voor een ruimtelijke ingreep: 1) Bescherming van flora en fauna (b); 2) Volksgezondheid of openbare veiligheid (d);
Quick Scan Manege Alblas
Landschapsbeheer Zuid-Holland 4
3) Dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en voor het milieu wezenlijke gunstige effecten (e); 4) Uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimte inrichting of ontwikkeling (j) Voor soorten uit Bijlage IV van de Habitatrichtlijn uit tabel 3 geldt voor een ruimtelijke ingreep alleen ontheffing wordt verleend op grond van een belang uit de Habitatrichtlijn: 1) Bescherming flora en fauna (b) 2) Volksgezondheid of openbare veiligheid (d); 3) Dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en voor het milieu wezenlijke gunstige effecten (e); Vogels Vogels zijn niet opgenomen in Tabel 1 t/m 3; alle vogels zijn in Nederland gelijk beschermd. T.a.v. vogels geldt, dat werkzaamheden of gebruik van ruimte waarbij vogels worden gedood of verontrust, of waardoor hun nesten of vaste rust- of verblijfplaatsen worden verstoord verboden zijn. Bij ruimtelijke ontwikkelingen geldt een vrijstelling wanneer gewerkt wordt volgens een goedgekeurde gedragscode. Ontbreekt zo‟n gedragscode dan dient formeel een ontheffing te worden aangevraagd. Voor broedvogels wordt echter geen ontheffing verleend waarbij als voorwaarde wordt gesteld dat broedvogels niet verstoord mogen worden tijdens het kwetsbare broedseizoen; dit mede in het kader van de algemene zorgplicht die ook voor vogels geldt. Bescherming van vogelnesten Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Hiervoor is geen standaardperiode, het gaat erom of er een broedgeval is. Verblijfplaatsen van vogels die hun verblijfplaats het hele jaar gebruiken, zijn jaarrond beschermd. Slechts een beperkt aantal soorten bewoont het nest permanent of keert elk jaar terug naar hetzelfde nest. Deze soorten staan vermeld in categorie 1 t/m 4 van de 'Aangepaste lijst van jaarrond beschermde vogelnesten' (Ministerie van LNV, 2009). Indien de werkzaamheden effect hebben op deze soorten is een ontheffing nodig. Voor vogels kan alleen een ontheffing worden verleend op grond van een wettelijk belang uit de Vogelrichtlijn. Dit zijn: 1) Bescherming van flora en fauna (b); 2) Veiligheid van het luchtverkeer (c); 3) Volksgezondheid of openbare veiligheid (d). De meeste vogels maken elk broedseizoen een nieuw nest of zijn in staat om een nieuw nest te maken. Deze vogelnesten voor eenmalig gebruik zijn alleen tijdens het broedseizoen beschermd. Voor deze soorten is geen ontheffing nodig, indien werkzaamheden buiten het broedseizoen plaatsvinden of maatregelen zijn getroffen om te voorkomen dat deze soorten zich op de bouwplaats gaan vestigen tijdens het broedseizoen. Dit betreffen vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het jaar daarvoor gebroed hebben of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. Buiten het broedseizoen mag van deze soorten het nest worden verplaatst of verwijderd.
Quick Scan Manege Alblas
Landschapsbeheer Zuid-Holland 5
Zorgplicht De Flora- en Faunawet kent een zorgplicht. Je moet voldoende zorg in acht nemen voor in het wild levende dieren en planten. Om helder te krijgen wat “voldoende zorg” is, wordt er gewerkt met gedragscodes. Deze gedragscodes worden door beheerders en beschermingsorganisaties gezamenlijk opgesteld. Werken volgens een goedgekeurde gedragscode betekent dat je, volgens het Ministerie van LNV, voldoet aan de zorgplicht die de Flora- en Faunawet oplegt. Het Ministerie van LNV heeft daarom de gedragscodes opgenomen in het Besluit vrijstelling dier- en plantensoorten. 2.3. Nota Ruimte Het ruimtelijk beleid voor de EHS is gericht op „behoud, herstel en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden‟ van de EHS. Binnen de EHS is conform de Nota Ruimte (en daarvóór het Structuurschema Groene Ruimte) het ‟nee, tenzij‟-regime van kracht; nieuwe plannen, projecten of handelingen niet toegestaan indien deze de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant aantasten, tenzij er geen reële alternatieven zijn èn er sprake is van redenen van groot openbaar belang. Voor ingrepen die aantoonbaar aan de criteria voldoen geldt het vereiste dat de schade zoveel mogelijk moet worden beperkt door mitigerende maatregelen. Resterende schade dient te worden gecompenseerd. Randvoorwaarden aan deze compensatie staan vermeld in het compensatiebeginsel (Ministerie van LNV, 2007). Om te kunnen bepalen of de wezenlijke kenmerken en waarden van een gebied significant worden aangetast, moet het bevoegd gezag erop toezien dat hiernaar door de initiatiefnemer onderzoek wordt verricht.
Quick Scan Manege Alblas
Landschapsbeheer Zuid-Holland 6
3. WERWIJZE Om na te gaan of daadwerkelijk sprake is van overtreding van verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet dienen een aantal vragen beantwoord te worden: 1) Zijn er beschermde soorten aanwezig in het plangebied? 2) Wat zijn mogelijke effecten als gevolg van de geplande ingreep op deze beschermde soorten? 3) Zijn er mogelijkheden (alternatieven) om deze effecten te voorkomen of beperken? 4) Wat zijn de consequenties, indien nadelige effecten ertoe leiden dat de gunstige staat van instandhouding van beschermde soorten in het geding is? 5) Welke procedurele vervolgstappen zijn noodzakelijk om de geplande werkzaamheden een vervolg te geven? Om antwoord te geven op bovenstaande vragen is in dit onderzoek het volgende stappenplan doorlopen: 1. Inventarisatie Door middel van een inventarisatie wordt een overzicht verkregen van beschermde soorten in het plangebied. Deze inventarisatie bestaat enerzijds uit het verzamelen van bestaande (verspreidings)gegevens van beschermde soorten in het plangebied en directe omgeving (literatuurstudie). Hiertoe worden ondermeer verschillende verspreidingsatlassen en websites geraadpleegd. Anderzijds wordt een aanvullend terreinbezoek uitgevoerd. Tijdens dit terreinbezoek wordt beoordeeld of aanwezige biotopen geschikt zijn voor de soorten die worden verwacht op basis van de literatuurstudie. Ook wordt onderzocht of de te verwachten soorten daadwerkelijk aanwezig zijn. Bij de inventarisatie wordt tevens naar de ligging van het plangebied ten opzichte van beschermde natuurgebieden bekeken. Wanneer de locatie in of binnen de invloedszone van een beschermd natuurgebied ligt, geldt niet alleen de Flora- en faunawet, maar mogelijk ook andere verbodsbepalingen en wettelijke verplichtingen. 2. Effectbeoordeling Op basis van de verzamelde gegevens en de beschrijving van de geplande ingreep worden de verwachte effecten van het plan op beschermde soorten beoordeeld. Effecten op soorten kunnen verschillen, zo kan in het broedseizoen de effecten van een ingreep op vogels veel groter zijn dan buiten het broedseizoen. Bij de beoordeling van effecten wordt hiermee rekening gehouden, daarnaast wordt onderscheid gemaakt tussen beschermde en strikt beschermde soorten. Bij deze werkstap wordt tevens gezocht naar alternatieven en/of maatregelen om nadelige effecten te voorkomen of te beperken. 3. Advisering Uit voorgaande stappen is duidelijk geworden of sprake is van overtreding van verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet. Bij deze werkstap wordt gekeken welke procedurele vervolgstappen ondernomen moeten worden en of een ontheffing ex. art. 75 van de Flora- en faunawet aangevraagd moet worden.
Quick Scan Manege Alblas
Landschapsbeheer Zuid-Holland 7
4. PLANGEBIED EN INVENTARISATIE 4.1. Locatie Het plangebied betreft een locatie aan de noordrand van de woonkern Sliedrecht.
Figuur 1: Overzichtskaart plangebied (rood omlijnde cirkel) in Sliedrecht.
Figuur 2: Detailkaart plangebied (rood omlijnd) in Sliedrecht. Quick Scan Manege Alblas
Landschapsbeheer Zuid-Holland 8
4.2. Inventarisatie Om antwoord te kunnen geven op de vraag of er beschermde flora of fauna aangetroffen kan worden is het noodzakelijk om een inventarisatie uit te voeren. Om een beeld te verkrijgen van mogelijk voorkomende soorten is eerst een literatuurstudie uitgevoerd. Nadat een beeld is verkregen van de mogelijk voorkomende soorten is in het veld hun aanwezigheid getoetst voor zover dit mogelijk was. 4.2.2 Verspreidingsatlassen Om een goede indicatie te krijgen van mogelijk voorkomende diersoorten zijn verschillende verspreidingsatlassen geraadpleegd. Een overzicht hiervan is weergegeven in de literatuurlijst. De verspreidingsatlassen geven een globaal beeld per kilometerhok. Deze informatie is dus beeldvormend en geeft geen gedetailleerde gegevens over een specifieke locatie. Mogelijk voorkomende zoogdieren zijn: veldmuis, dwergspitsmuis, gewone bosspitsmuis, huisspitsmuis, rosse woelmuis, woelrat, egel, hermelijn, wezel, haas en mol. Mogelijk voorkomende amfibieën zijn: bruine kikker, bastaardkikker, gewone pad, heikikker en kleine watersalamander. Mogelijk voorkomende vissen beschermd door de Flora- en faunawet zijn: bittervoorn en kleine modderkruiper. 4.2.1. Waarnemingen De planlocatie is gelegen in het kilometerhok x:112/y:428 en ligt in de Polder Sliedrecht. Op de website van waarnemingen.nl is gezocht naar waarnemingen van plant- en diersoorten voorkomende in de polder Sliedrecht. Tussen 4 juni 2011 en 2 juli 2011 zijn in de polder 29 waarnemingen gedaan. Dit betreft voornamelijk vogels die ter plaatse zijn aangetroffen. Van slechts één vogelsoort (graspieper) is een territorium vastgesteld, maar deze lag ruim buiten de percelen van het plangebied. Naast vogels zijn er ook diverse sprinkhaansoorten waargenomen, ook deze waarnemingen liggen ruim buiten de percelen en hebben daarnaast een andere biotoopomschrijving bij de waarneming dan agrarisch grasland of oever/sloot. 4.2.2. Conclusie literatuuronderzoek Uit bovenstaande literatuurstudie blijkt dat binnen het kilometerhok diverse beschermde flora en fauna verwacht kan worden. Omdat het plangebied slechts een klein deel van het kilometerhok beslaat is het noodzakelijk om vast te stellen of bovengenoemde beschermde soorten ook daadwerkelijk binnen de grenzen van het plangebied voorkomen. 4.2.3. Resultaten terreinbezoek Op 7 april 2011 is het plangebied bezocht door twee medewerkers van landschapsbeheer Zuid-Holland, te weten: Gijsbert Pelikaan en Nick Kroese. Tijdens dit terreinbezoek zijn aanwezige biotopen vastgesteld en is met een quickscan geïnventariseerd of beschermde soorten in het plangebied en directe omgeving voorkomen. Hieronder worden eerst de biotooptypen afzonderlijk besproken.
Quick Scan Manege Alblas
Landschapsbeheer Zuid-Holland 9
1 2
Figuur 3: Plangebied met de verschillende biotooptypen.
In het plangebied zijn twee biotooptypen onderscheiden: 1) Grasland 2) Watergangen met oevers Bij het beschrijven van de aanwezige beschermde soorten is onderscheid gemaakt tussen de biotopen. 1) Grasland
De terrestische deel van de locatie bestaat geheel uit grasland van twee percelen breed. Het grasland bestaat uit een structuur- en soortenarme raaigrasvegetatie. Door de voedselrijkdom en het intensieve beheer is het grasland floristisch gezien weinig interessant. In de raaigrasvegetatie zijn algemene grassen en kruidachtige aangetroffen, waaronder engels raaigras, gewone en gestreepte witbol, hondsdraf, ridderzuring, akkerdistel, grote weegbree, madeliefje, gewone paardenbloem, witte klaver, paarse dovenetel, kruipende en scherpe boterbloem. Beschermde plantensoorten zijn niet aangetroffen en worden op basis van het aangetroffen biotoop ook niet verwacht.
Figuur 4: Graslandvegetatie in het plangebied.
Figuur 5: Begrazing door paarden.
Quick Scan Manege Alblas
Landschapsbeheer Zuid-Holland 10
Voor algemeen voorkomende muizen en spitsmuizen, zoals veldmuis, huisspitsmuis, gewone bosspitsmuis en rosse woelmuis zijn de ruigere delen van het grasland een (matig) geschikt biotoop. Kleine marterachtigen, zoals wezel en hermelijn, kunnen incidenteel in de ruigere delen van de grasvegetatie worden aangetroffen. Deze soorten gebruiken de ruigere delen als foerageergebied. Verder komen soorten als mol en haas in het grasland voor. Beschermde diersoorten uit tabel 2 of 3 van de Flora- en faunawet zijn in dit biotooptype niet aangetroffen of te verwachten De locaties zijn van gering belang als foerageer- en broedgebied voor weidevogels. Tijdens het terreinbezoek waren alleen in de directe omgeving weidevogels aanwezig. Een enkele kievit gebruikt de graslandpercelen van de locatie als foerageergebied. Als gevolg van het intensieve beheer (begrazing en/of maaien) op de graslandpercelen en de directe nabijheid van weg en woonwijk en bedrijf met opgaande beplanting, is de locatie onvoldoende geschikt als broedbiotoop. Weidevogels mijden gebieden met houtopslag, in verband met het grote predatiegevaar door roofvogels. Andere vogelsoorten die foeragerend op de graslandpercelen waargenomen kunnen worden zijn houtduif, zwarte kraai en knobbelzwaan. 2) Watergangen met oevers De locatie wordt begrensd en doorsneden door watergangen. Deze watergangen betreffen zowel kavelsloten als de Middel Wetering. De oevers zijn vrij steil. De watergangen zelf zijn matig tot rijk begroeid, met soorten als liesgras, gele plomp, riet en gele lis. Het wateroppervlak is gedeeltelijk bedekt met sterrenkroos en flab (clusters van draadalgen), onder het wateroppervlak is de sloot begroeid met o.a. hoornblad. Verspreid langs de oevers zijn soorten als kruipende en scherpe boterbloem aangetroffen. Beschermde plantensoorten zijn niet aangetroffen en worden ook niet verwacht in deze voedselrijke omstandigheden. Opvallend was dat vlak langs de oevers van de watergangen diverse lege schelpen van de zwanenmossel en eendenmossel voorkwamen, wat een indicatie is voor het voorkomen van bittervoorn. Bittervoorns gebruiken deze mosselsoorten bij de voortplanting.
Figuur 6: Zwanenmosselschelpen op de oever.
De watergangen zijn onderzocht op aanwezigheid van beschermde vissen en amfibieën. Om vast te stellen welke vissoorten voorkomen in de watergangen is steekproefsgewijs gevist met een steeknet. In de watergangen is enkel een exemplaar van de bittervoorn aangetroffen. Quick Scan Manege Alblas
Landschapsbeheer Zuid-Holland 11
Uit het literatuuronderzoek bleek dat in plangebied mogelijk de heikikker kan voorkomen, een strikt beschermde amfibieënsoort. Zowel de watergangen als oevers zijn onderzocht op het voorkomen van de heikikker. De heikikker is echter niet aangetroffen in het plangebied. Het niet voorkomen van de heikikker wordt verklaard in de Atlas van de Nederlandse amfibieën en reptielen (Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging,1986): „Heikikkers leven niet in agrarisch cultuurland – behalve de minder intensief beheerde graslanden -, niet in tuinen, en niet in stedelijke agglomeraties; het zijn cultuurvlieders.‟ Wel is een exemplaar van de groene kikker aangetroffen. De watergangen zijn verder een geschikt waterbiotoop voor algemeen voorkomende amfibieën, zoals de gewone pad en kleine watersalamander.
Figuur 7: Aangetroffen exemplaar van de bittervoorn
Figuur 8: Vindplaats bittervoorn (in roze cirkel)
De oevers van de watergangen vormen een (matig) geschikt leefgebied voor algemeen voorkomende muizen (o.a. rosse woelmuis), spitsmuizen (o.a. dwergspitsmuis en gewone bosspitsmuis) en de woelrat. Marterachtigen als wezel en hermelijn kunnen incidenteel foeragerend worden waargenomen langs de oevers. De oevervegetatie is matig geschikt als broedbiotoop voor verschillende algemene vogelsoorten, zoals meerkoet, fuut, wilde eend en knobbelzwaan. Van deze soorten zijn geen nesten aangetroffen tijdens het terreinbezoek. De oevers zijn een geschikt biotoop voor libellensoorten, zoals de gewone oeverlibel, variabele waterjuffer en lantaarntje. Het gaat hier om niet beschermde soorten. Op basis van de literatuurstudie en het aangetroffen biotoop worden geen beschermde libellensoorten in het plangebied verwacht. 4.2.4. Waargenomen en verwachte soorten Tabel 1 geeft een overzicht weer van de beschermde soorten die in het plangebied worden verwacht of daadwerkelijk zijn aangetroffen tijdens het terreinbezoek, en het beschermingsregime.
Quick Scan Manege Alblas
Landschapsbeheer Zuid-Holland 12
Tabel 1: Overzicht waargenomen en verwachte soorten. Soort Nederlandse naam
Beschermingsstatus Mogelijk Biotoop¹ voorkomend of waargenomen
Flora- en faunawet²
1
2
Habitatrichtlijn Rode lijst bijlage II/IV; (nov. 2004)
3
Zoogdieren Veldmuis
m
Dwergspitsmuis
m
G G
X
-
-
X
-
-
X
-
-
Gewone bosspitsmuis
m
Huisspitsmuis
m
G G
X
-
-
Rosse woelmuis
m
G
X
-
-
Woelrat
m
X
-
-
Egel
m
G G
X
-
-
X
-
-
X
-
-
Hermelijn
m
Wezel
m
G G
m
G
X
-
-
m
G
X
-
-
m
X
-
-
Groene kikker (complex) W
G,W G,W
X
-
-
Gewone pad
m
G,W
X
-
-
Kleine watersalamander m
G,W
X
-
-
x
-
x
x
Haas Mol
Amfibieën Bruine kikker
Vissen Kleine modderkruiper
m
Bittervoorn w Grasland (G), Watergangen (W) ² Flora- en faunawet : tabel 1, 2 en 3.
x
W W
x
Uit tabel 1 blijkt dat in het plangebied beschermde soorten (tabel 1 & 3 FF-wet) voorkomen. Voor de algemene soorten van tabel 1 geldt een vrijstelling voor artikel 8 t/m 12 van de Flora- en faunawet als gevolg van de Algemene Maatregel van Bestuur, die sinds februari 2005 van kracht is. Aan deze vrijstelling zijn geen aanvullende eisen gesteld, mits de zorgplicht in acht wordt genomen. Vogels zijn niet opgenomen in de tabel van de Flora- en faunawet en daarom niet vermeld in de tabel van deze rapportage; alle vogels zijn in Nederland gelijk beschermd. Werkzaamheden of gebruik van ruimte waarbij vogels worden gedood of verontrust, of waardoor hun nesten of vaste rust- of verblijfplaatsen worden verstoord zijn verboden. Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Hiervoor is geen standaardperiode, het gaat erom of er een broedgeval is. Verblijfplaatsen van vogels die hun verblijfplaats het hele jaar gebruiken, zijn jaarrond beschermd. Deze zijn echter niet aangetroffen en worden op basis van het aangetroffen en onderzochte biotoop ook niet verwacht.
Quick Scan Manege Alblas
Landschapsbeheer Zuid-Holland 13
5. EFFECTEN De heer Alblas is voornemens om een manege te bouwen op de aangegeven planlocatie (zie figuur 2. op bladzijde 5). Een deel van het grasland zal dus verdwijnen, hiervoor in de plaats zullen gebouwen geplaatst worden. Het gebruik blijft ongewijzigd; graasbeheer door paarden (paardenwei). Om een efficiënte bedrijfsvoering mogelijk te maken zal een sloot deels gedempt worden. Hieronder is de nieuwe situatie weergegeven:
Figuur 9: Nieuwe situatie
5.1. Opmerkingen nieuwe situatie Het ontwerp zoals hierboven aangegeven, kan nog wijzigen in overleg met Waterschap Rivierenland. Het nieuwe ontwerp zal landschappelijk worden ingepast, hiervoor wordt een beplantingsplan opgesteld door Landschapsbeheer Zuid-Holland. In het nieuwe plan wordt naast landschappelijke beplanting ook aandacht besteed aan natuurlijke oevers die worden aangelegd. Door de aanleg van de manege zal ongeveer
Quick Scan Manege Alblas
Landschapsbeheer Zuid-Holland 14
50% van het huidige grondgebruik wijzigen. Het totale plangebied beslaat in totaal ongeveer 3,3 hectare. 5.2. Effecten op soorten Uit het onderzoek blijkt dat in het plangebied enkele beschermde soorten voorkomen of zijn te verwachten. Voor iedere soortgroep worden hieronder de consequenties en mitigerende maatregelen aangegeven. 5.2.1. Planten Beschermde planten zijn niet aangetroffen en worden op basis van het aangetroffen biotoop ook niet verwacht. Negatieve effecten op beschermde plantensoorten zijn dan ook niet aan de orde. 5.2.2. Zoogdieren Als gevolg van de werkzaamheden zijn nadelige effecten te verwachten op kleine zoogdieren, zoals algemene muizen en spitsmuizen. Deze effecten zijn nauwelijks te voorkomen. Muizen en spitsmuizen vluchten bij onraad in hun hol en kunnen zich (bij gunstige omstandigheden) vrijwel het gehele jaar voortplanten. Door een solitaire levenswijze (geen enkele muizensoort leeft in kolonies), het betrekkelijk kleine oppervlak aan biotoop en de hoge reproductiesnelheid zal de schade nihil zijn. Grotere zoogdieren hebben grote leefgebieden en verlaten het plangebied tijdens de werkzaamheden. Gezien de migratie- en verplaatsingsmogelijkheden van deze soorten, zijn er geschikte leef- en rustgebieden voorhanden. Effecten op zoogdieren kunnen worden beperkt door de werkzaamheden gefaseerd uit te voeren. De vegetatie wordt hierbij eerst verwijderd, waarna kan worden gestart met het verwijderen van de bouwvoor. Het is belangrijk de vegetatie buiten de kwetsbare perioden (voortplanting en winterslaap) te verwijderen. De werkzaamheden hebben geen wezenlijke invloed op de in het plangebied voorkomende zoogdieren. 5.2.3. Amfibieën Bij uitvoering van de werkzaamheden in het najaar- en winterperiode kunnen overwinteringplaatsen van amfibieën worden verstoord en vernietigd. Dit geldt voor soorten die op land overwinteren; waaronder de gewone pad, bruine kikker en kleine watersalamander. De gewone pad, bruine kikker en kleine watersalamander zijn algemeen voorkomende soorten in Nederland. Wanneer de werkzaamheden buiten de kwetsbare perioden (voortplanting en overwintering) worden uitgevoerd blijft de schade minimaal. Op populatieniveau zijn geen effecten. De werkzaamheden hebben geen wezenlijke invloed op de in het plangebied voorkomende amfibieënsoorten. 5.2.4. Vissen Het dempen van de middensloot verdwijnt geschikt biotoop voor enkele vissoorten, waaronder de beschermde kleine modderkruiper en bittervoorn. Hiervoor dienen mitigerende en compenserende maatregelen te worden genomen. Voor de bittervoorn dient een ontheffing te worden aangevraagd. 5.2.5. Vogels De graslandpercelen zijn van gering belang voor weidevogels. De graslanden worden tijdelijk ongeschikt als gevolg van de werkzaamheden. Quick Scan Manege Alblas
Landschapsbeheer Zuid-Holland 15
Ingrepen in het broedseizoen (globaal 15 maart – eind juli) hebben over het algemeen een sterk negatief effect op de meeste vogelsoorten door vernietiging van broedplaatsen en verstoring van de reproductie. In het kader van de Flora- en faunawet wordt dan ook geen ontheffing verleend indien (broed)vogels worden verstoord. Indien de werkzaamheden buiten het broedseizoen plaatsvinden wordt wel enige verstoring van vogels verwacht. Dit resulteert alleen in het opvliegen van betreffende vogels. Indien de werkzaamheden in de periode september - maart aanvangen is sprake van een permanente verstoring, voordat vogels tot broeden komen. Door deze verstoring zullen broedvogels het plangebied mijden als broedplaatsen. Doordat de werkzaamheden buiten het broedseizoen aanvangen, is er geen sprake van een wezenlijke invloed op de in het plangebied voorkomende of verwachte vogelsoorten. 5.2.6. Overig soorten Beschermde dagvlinders, libellen en andere ongewervelden zijn niet aangetroffen in het plangebied en worden ook niet verwacht op basis van het aangetroffen biotoop. Negatieve effecten op deze soorten zijn niet aan de orde.
Quick Scan Manege Alblas
Landschapsbeheer Zuid-Holland 16
6. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN In dit hoofdstuk worden de conclusies en aanbevelingen uiteengezet op basis van de bevindingen uit voorgaande hoofdstukken. 6.1 Conclusies aanwezige soorten Als beschermde soorten zijn aangetroffen: Soortgroep Amfibieën Vissen Vogels Zoogdieren
Aangetroffen soort groene kikker bittervoorn geen vogels aangetroffen op de percelen tijdens het veldbezoek geen zoogdieren aangetroffen
Tabel Flora- en faunawet tabel 1 tabel 3 n.v.t. -
Tabel 2: Aangetroffen soorten tijdens veldbezoek op 7 april 2011
6.2 Acties bij het uitvoeren van ruimtelijke ingreep Het terrein zal deels van functie veranderen, deze ontwikkeling wordt gezien als een ruimtelijke ontwikkeling. Bij ruimtelijke ontwikkelingen gelden de volgende specifieke acties om zorgvuldig met de aanwezige flora en fauna om te gaan: 1. Voor de groene kikker geldt een generieke vrijstelling, wel geldt de zorgplicht. Zorgvuldig handelen kan bewerkstelligd worden door te werken conform een goedgekeurde gedragscode. 2. Voor de bittervoorn (tabel 3 FF-wet) dient tijdig een ontheffing te worden aangevraagd, waarbij een compensatie- en mitigatieplan noodzakelijk is. Hierin kunnen ook de overige maatregelen opgenomen worden (zorgplicht). Het aanvragen van een ontheffing valt buiten deze quickscan. 6.3 Acties bij algemene soorten Verder zijn er geen beschermde soorten aangetroffen die door de geplande aanleg van de manege wezenlijk worden beïnvloed. Voor nadelige effecten op algemeen voorkomende soorten (tabel 1) geldt, sinds de inwerkingtreding van het Vrijstellingsbesluit, een vrijstelling van de ontheffingsplicht. Wel kan de uitvoering van werkzaamheden leiden tot overtreding van de Flora- en faunawet ten aanzien van algemeen voorkomende soorten (tabel 1). Door zorgvuldig werken (zorgplicht) en in de juiste periode kan schade aan deze soorten worden voorkomen Om de effecten op de aanwezige algemeen voorkomende soorten te beperken wordt geadviseerd om minimaal 1 week vóór de start van de werkzaamheden de aanwezige vegetatie te maaien/verwijderen. Aanwezige soorten zullen het plangebied hierdoor mijden en zich verplaatsen naar een geschikt biotoop in de directe omgeving
Quick Scan Manege Alblas
Landschapsbeheer Zuid-Holland 17
LITERATUURLIJST Bergmans, W., Zuiderwijk, A, Koninklijke Natuurhistorische Vereniging, 1986. Atlas van de Nederlandse Amfibieën en Reptielen en hun Bedreiging. Bos, F., M. Bosveld, D. Groenendijk, C. van Swaay, I. Wynhoff, De Vlinderstichting, 2006. De dagvlinders van Nederland, verspreiding en bescherming (Lepidoptera: Hesperioidea, Papilionoidea. - Nederlandse Fauna 7. Leiden. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Inverterbrate Survey - Nederland. Mostert, K. & J. Willemsen, 2008. Werkatlas verspreiding zoogdieren in Zuid-Holland 2000-2008. Stichting Zoogdierenwerkgroep Zuid-Holland, Delft. Eekelen, R. van, Soes, D.M, Pellikaan G.C. & Anema, L.S.A, 2006. Kruipers inde polder. Buro Waardenburg, nr. 06-123 Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Buiten aan het werk? Houd tijdig rekening met beschermde planten en dieren. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, 2007. Spelregels EHS. Beleidskader voro compensatiebeginsel, EHS-saldobenadering en herbegrenzen EHS. Nederlandse Vereniging voor Libellenstudie, 2002. De Nederlandse libellen (Odonata). Nederlandse Fauna 4. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden. Websites: www.ravon.nl - www.waarneming.nl - www-pzh.nl
Quick Scan Manege Alblas
Landschapsbeheer Zuid-Holland 18
Bijlage 6 Ontheffing Verordening Ruimte, Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland
G e d e p u t e e r d e Staten
b C| 3 J- J^
IVIPGSD2011120212190038
GSD
02.12.2011
p ™ l : HOLLAND ZUID Burgemeester en Wethouders van
0038
Contact
E. Schepers T 070 - 441 69 34
[email protected] Postadres Provinciehuis
Postbus 90602 2509 LP Den Haag T 070-441 66 11 www.zuid-holland.nl Datum
SLIEDRECHT
2 9 NOV. 2011
Ons kenmerk
PZH-2011-314082790 Uw kenmerk
659322 Bijlagen
Onderwerp
Verzoek ontheffing Verordening Ruimte Zuid-Holland twee bedrijfswoningen Manege Stal Alblas Geacht college, Op 26 september 2011 ontvingen wij uw verzoek van 15 september 2011 om ontheffing van artikel 15, lid 1 van de Verordening Ruimte Zuid-Holland (hierna: de verordening). Inhoud verzoek Het verzoek heeft betrekking op de voorgenomen bouw van een bedrijfswoning en een tweede, tijdelijke en persoonsgebonden bedrijfswoning voor de nieuwe manege van Stal Alblas aan de Parallelweg ten noorden van de kern van Sliedrecht. De bouw van deze bedrijfswoningen is in strijd met artikel 2, lid 4 sub a van de verordening. De situatie is weergegeven op onderstaande luchtfoto.
Bezoekadres Zuid-Hollandplein 1 2596 AW Den Haag Trams 8 en 9 en bussen 18, 22, 65 stoppen dichtbij het provinciehuis. Vanaf station Den Haag CS is het tien minuten lopen. De parkeerruimte voor auto's is beperkt.
Ons kenmerk
PZH-2011-314082790 P ^ g ^ HOLLAND
Voorgeschiedenis U bent in uw verzoek reeds ingegaan op de voorgeschiedenis. Deze komt - kort samengevat - op het volgende neer. De manege met een bedrijfswoning is op dit moment gevestigd aan de Baanhoek, in de Vinexlocatie Baanhoek-West. Het is niet mogelijk om de manege in te passen in deze nieuwe woonwijk omdat het de afronding hiervan in de weg staat, zowel als gevolg van het fysieke ruimtebeslag als door de aanwezige milieucontour. De manege is in beroep gegaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State tegen de goedkeuring op 20 oktober 2009 van het bestemmingsplan "Baanhoek-West uitwerkingsplan Deelplan 2". De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft de betrokken partijen gevraagd om het geschil via mediation op te lossen. Alle partijen zijn hier op ingegaan en op 1 september 2011 heeft dit geleid tot de ondertekening van de vaststellingsovereenkomst. De vaststellingsovereenkomst is de uitkomst van het mediationtraject waarin door partijen onder andere afspraken zijn gemaakt over: • De verkoop van de huidige manege met bedrijfswoning aan de Baanhoek en de wijziging van de bestemming van deze gronden naar wonen; • De verwerving van de gronden voor de nieuwe manege met bedrijfswoning en een tweede, tijdelijke en persoonsgebonden bedrijfswoning ('terugtredende boer') aan de Parallelweg en de wijziging van de bestemming van deze gronden van agrarisch naar manege met genoemde bedrijfswoningen. Wij hebben in de vaststellingsovereenkomst de inspanningsverplichting op ons genomen om waar nodig en mogelijk het bouwplan planologisch mogelijk te maken en te ondersteunen. Ontheffingsmogelijkheid De voorgenomen verplaatsing van de manege naar de voorliggende locatie is in overeenstemming met artikel 2, lid 2 sub a van de verordening. De voorgenomen bouw van de bijbehorende bedrijfswoning en een tweede, tijdelijke bedrijfswoning is in strijd met artikel 2, lid 2 sub a van de verordening. De verordening kent geen specifieke ontheffingsmogelijkheid voor de voorliggende situatie. Wel kunnen wij op grond van artikel 16, lid 1 van de verordening, een algemene ontheffing verlenen bij groot openbaar of individueel belang. Hiervoor gelden de volgende voorwaarden: a. er is sprake van een groot maatschappelijk, sociaal en/of (bedrijfs)economisch belang; b. de provinciale belangen zoals verwoord in de Provinciale Structuurvisie worden niet in onevenredige mate aangetast; c. er zijn geen reële andere mogelijkheden én d. de negatieve effecten worden zoveel mogelijk beperkt. De ontheffing kan niet worden verleend voor gebieden die onderdeel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
2/2
Ons kenmerk
PZH-2011-314082790 p™J^ HOLLAND
Overwegingen Wij overwegen over het verzoek het volgende.
-Aóa: De afronding van de Vinex-wijk Baanhoek West is van groot maatschappelijk belang. De continuïteit van de nnanege is van sociaal/maatschappelijk belang en van bedrijfseconomisch belang voor de eigenaren. Deze belangen zijn gediend met een verplaatsing van de manege met bedrijfswoning naar een andere locatie in of nabij Sliedrecht. Uitkomst van de mediation is tevens dat er een tweede, tijdelijke en persoonsgebonden bedrijfswoning wordt toegelaten als onderdeel van de overeenkomsten over aan- en verkoop van de oude en nieuwe percelen en zoals vastgelegd in het voorontwerpbestemmingsplan. De woningen dienen dus een groot maatschappelijk, sociaal en (bedrijfs)economisch belang.
-Aób: De nieuwe locatie van de manege ligt in de zuidrand van het Groene Hart. De manege past binnen de Visie Zuidrand Groene Hart en de Transformatievisie Merwedezone. De manege wordt tevens landschappelijk ingepast, zoals beschreven in het verzoek en vastgelegd in het voorontwerpbestemmingsplan. Wij kunnen instemmen met deze landschappelijke inpassing. Andere provinciale belangen zijn niet aan de orde. De provinciale belangen zoals verwoord in de Provinciale Structuurvisie worden dan ook niet in onevenredige mate aangetast.
'A6c: De manege kan niet op de huidige locatie worden gehandhaafd omdat het de afronding van de Vinex-wijk Baanhoek-West in de weg staat. Binnen de kern van Sliedrecht of andere aansluitende kernen is geen locatie beschikbaar. Het is daardoor onvermijdelijk om de manege met bedrijfswoning te verplaatsen naar een locatie buiten de bebouwingscontour. De tweede, tijdelijke en persoonsgebonden bedrijfswoning is onderdeel van het onderhandelingresultaat over de aanen verkoop van de nieuwe en oude locatie. Er zijn daardoor geen reële andere mogelijkheden.
-Aóó: De negatieve effecten van de bedrijfswoningen worden beperkt door de manege als geheel landschappelijk in te passen en bovendien door de tweede, tijdelijke en persoonsgebonden woning in het bedrijfspand onder te brengen. Het gebied maakt geen deel uit van de EHS.
3/4
Ons kenmerk
PZH-2011-314082790 P ™ ^ HOLLAND
Besluit Gelet op het voorgaande hebben wij besloten de ontheffing te verlenen.
Hoogachtend, Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, waarnemend secretaris, voorzitter,
d> M.M. van der Kraan
C5t J. Franssen
VERZONDEN ü 1 ütC. 2011
4/4
Bijlage 7 Zienswijzenverslag, Gemeente Sliedrecht
Sliedrecht Bestemmingsplan Manege Alblas
Zienswijzenverslag December 2011
Inhoud 1. Inleiding 2. Zienswijzen
1.
Inleiding
In overeenstemming met artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening heeft het ontwerp bestemmingsplan Manege Alblas na publicatie in Het Kompas en de Staatscourant vanaf vrijdag 14 oktober 2011 gedurende zes weken ter inzage gelegen in het gemeentekantoor van de gemeente Sliedrecht. In deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gekregen een zienswijze in te dienen op het ontwerp bestemmingsplan.
Zienswijzen Er zijn 6 schriftelijke zienswijzen ingediend. In hoofdstuk 2 is een samenvatting gegeven van de ontvangen zienswijzen en zijn de zienswijzen van gemeentelijk commentaar voorzien. Tevens is per zienswijze aangegeven of de zienswijze leidt tot aanpassingen van het ontwerp bestemmingsplan.
Ontvankelijkheid Alle zienswijzen zijn binnen de termijn door de gemeente ontvangen en van een ondertekening voorzien. De zienswijzen zijn daarmee ontvankelijk.
2.
Zienswijzen
In dit hoofdstuk zijn de zienswijzen samengevat en beantwoord. 1.
Provincie Zuid-Holland
Samenvatting Gedeputeerde Staten hebben op 23 augustus 2011 het ontwerp van de Actualisatie 2011 van de Provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte vastgesteld. Hierin is de ontwikkeling van het nabijgelegen Regiopark met sportvelden Sliedrecht opgenomen. De vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan kan niet los worden gezien van de vaststelling van de Actualisatie 2011. Verzocht wordt de vaststelling van het bestemmingsplan aan te houden tot de Actualisatie 2011 door Provinciale Staten is vastgesteld. Die vaststelling is gepland op 29 februari 2012.
Beantwoording Op grond van artikel 2, lid 4 sub a, van de provinciale Verordening Ruimte (inclusief eerste herziening) mogen bestemmingsplannen voor gronden gelegen buiten de bebouwingscontouren de realisering van recreatieve voorzieningen, zoals een manege passend bij en ondersteunend aan de recreatieve functie van het gebied, toelaten. Uit de toelichting volgt voorts dat de provincie vindt dat maneges in het bijzonder zijn toegestaan aan de stadsranden en in of nabij recreatiegebieden met mogelijkheden voor paardrijden. In de Provinciale Structuurvisie en Verordening, vastgesteld op 2 juli 2010, wordt ten noorden van Sliedrecht voorzien in de ontwikkeling van een nieuw recreatiegebied als onderdeel van het in de Merwedezone ten noorden van de Betuweroute te realiseren regiopark. Op de bijbehorende Functiekaart 2020 Provinciale Structuurvisie is voor een dergelijke ontwikkeling ook de indicatieve aanduiding ‘Zoeklocatie recreatiegebied’ gegeven. Kortom de in het bestemmingsplan voorziene ontwikkeling van een manege, in combinatie met een pensionstalling, is in overeenstemming met de bestaande Provinciale Structuurvisie en Verordening. Om die reden heeft de provincie in het kader van het vooroverleg ook expliciet ingestemd met het concept ontwerp bestemmingplan Manege Alblas, behoudens de te realiseren bedrijfswoningen. Bij schrijven d.d. 29 november 2011 is hiervoor aansluitend van Gedeputeerde Staten de vereiste ontheffing ontvangen.
De in het bestemmingsplan voorziene ontwikkeling van een manege, in combinatie met een pensionstalling, is ook in overeenstemming met de door Provinciale Staten nog vast te stellen Actualisatie 2011, maar kan en moet hier wel los van worden gezien. De vaststelling van het bestemmingsplan zal tenslotte niet eerder plaatsvinden dan op 31 januari 2012 doch uiterlijk op 21 februari 2012, zodat eventuele rechtsmiddelen door de provincie hiertegen desgewenst nog kunnen worden aangewend.
Conclusie De zienswijze is ongegrond. Het tijdstip van besluitvorming door de raad laat onverlet dat door de provincie hiertegen eventuele rechtsmiddelen nog tijdig kunnen worden aangewend.
2.
N.V. Nederlandse Gasunie
Samenvatting 1. Op de verbeelding is de ligging van de gastransportleiding niet weergegeven. Verzocht wordt de verbeelding hier op aan te passen. 2. Verzocht wordt door middel van een dubbelbestemming een belemmeringenstrook van 4 meter aan weerszijden van de hartlijn van de leiding op te nemen. 3. Gevraagd wordt de regels van het bestemmingsplan uit te breiden met een artikel ‘LeidingGas’. 4. Verzocht wordt in de toelichting de aanwezigheid van de gastransportleiding te vermelden en hierbij aandacht te schenken aan de externe veiligheid aspecten.
Beantwoording 1. De gastransportleiding zal op de verbeelding worden opgenomen. 2. Op de verbeelding zal de gevraagde dubbelbestemming ten behoeve van de belemmeringenstrook worden opgenomen. 3. In de regels zal het bedoelde artikel worden opgenomen. 4. In de toelichting zal aandacht worden geschonken aan de betreffende gastransportleiding en de relevantie aspecten op het gebied van externe veiligheid.
Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan.
3.
Reclamant 1
Samenvatting Het bedrijf van reclamant is gevestigd aan de Parallelweg 19. 1. Wanneer er plannen zijn om de bestemming van (een deel van) het landelijk gebied te wijzigen dient een plan te worden gemaakt voor het hele gebied. Vooruitlopend op mogelijke ontwikkelingen wordt nu het betreffende bestemmingsplan gemaakt. 2. Als eventuele plannen voor het landelijk gebied niet doorgaan, is het gebied geheel versnipperd. In het westen en oosten recreatief en in het midden agrarisch. 3. Bij eventuele verdere plannen zal in de toekomst een verkeerde argumentatie worden gebruikt. Beargumenteerd zal worden dat nu er in het gebied al sprake is van recreatie, daar ook voetbalvelden bij kunnen komen. 4. De gemeente heeft als argument om aan dit plan mee te werken dat het gebied is verrommeld. In het verleden is echter gevraagd om handhaving tegen deze verrommeling, maar daar is geen gehoor aan gegeven.
5. Er is geen totaalplan voor het landelijk gebied, wat een uitrookbeleid betekent voor de bedrijven in dit gebied. Uitbreiding van deze bedrijven is niet mogelijk omdat de gemeente de plannen van Alblas financieel ondersteunt door middel van de aankoop van de benodigde gronden. De gronden worden aangekocht voor een waarde die drie tot viermaal hoger ligt dan de normale waarde. 6. Voor bestaande bedrijven is er al gedurende twee jaar sprake van een belemmering nu er op een deel van de gronden een voorbereidingsbesluit ligt. In die twee jaar is er echter nog niets gebeurd. 7. Reclamant is al twee jaar bezig om een vergunning te krijgen voor een agrarisch bedrijfspand. Deze vergunning is nog steeds niet verstrekt terwijl er wel wordt meegewerkt aan de plannen van een ander. 8. Het is noodzakelijk dat de manege wordt geclusterd aan de huidige andere bedrijven met een recreatieve bestemming ten westen of ten oosten van de provinciale weg. Zo wordt voorkomen dat het gebied nog meer wordt verrommeld dan nu al het geval is. 9. Voor de realisering van de plannen voor manege Alblas wordt een bestemmingsplan gemaakt, terwijl de bestaande bedrijven in het geheel niet kunnen beschikken over een bouwblok. Voor die bedrijven is vergunning verleend met toepassing van artikel 19 WRO.
Beantwoording 1. Door alle betrokken partijen is vastgesteld dat een voortzetting van de bedrijfsvoering van manege Alblas op de huidige locatie bedrijfstechnisch niet rendabel is en een belemmering vormt voor de woningbouwontwikkeling Baanhoek West. De bestaande bedrijfsvoering op het perceel plaatselijk bekend Baanhoek 479 te Sliedrecht dient derhalve beëindigd te worden. De gemeente hecht er belang aan dat deze voorziening elders in Sliedrecht gehandhaafd en uitgebreid wordt, omdat hieraan op basis van ervaringscijfers behoefte bestaat. Wegens het ontbreken van een alternatieve locatie in bestaand stedelijk gebied zijn we daarvoor aangewezen op het gebied ten noorden van de Betuweroute. In het belang van de voortgang van de geplande woningbouwontwikkeling in Baanhoek West wenst ook de provincie medewerking te verlenen aan de voorgestane verplaatsing van Stal Alblas. Hiermee kan niet worden gewacht tot de plannen voor een gedeeltelijke bestemmingswijziging van het landelijk gebied zijn uitgekristalliseerd. 2. De in het bestemmingsplan voorziene ontwikkeling van een manege, in combinatie met een pensionstalling, separaat dan wel in samenhang met de ontwikkeling van een nieuw recreatiegebied als onderdeel van het in de Merwedezone ten noorden van de Betuweroute te realiseren regiopark heeft oog voor de bestaande agrarische belangen. Het uitgangspunt bij alles was en is de agrarische bedrijfsvoering ter plaatse te handhaven. De vesting van deze manege annex pensionstalling betreft overigens een semi-agrarisch bedrijf en verhoudt zich goed met de agrarische bedrijfsvoering van reclamant. De situering op circa 400 meter ten westen van het agrarische bedrijf aan de Parallelweg 17-19 te Sliedrecht waarborgt dat één en ander ook geen milieuhygiënische gevolgen heeft voor de bestaande en toekomstige agrarische bedrijfsvoering ter plaatse. Ook bij een mogelijke toekomstige recreatieve herinrichting van het gebied ten oosten van zijn agrarisch bedrijf zal rekening (moeten) worden gehouden met de agrarische bedrijfsvoering van reclamant. 3. Het landelijk gebied ten noorden van de Betuweroute maakt onderdeel uit van het Groene Hart en vormt de zuidelijke grens van dit nationale landschap. Door provincie, regio’s en gemeenten wordt voor dit landelijk gebied een groenblauwe en recreatieve ontwikkeling voorgestaan. Een duurzame en kwalitatieve overgangszone van stad naar land met oog voor de bestaande agrarische belangen. Het streven is ten noorden van de Betuweroute/A15 te komen tot een duurzame, kwalitatieve en groenblauwe overgangszone in de vorm van een regiopark. Een groen en waterrijk gebied met een sterke verwevenheid tussen natuur en recreatie en een recreatieve gebruikswaarde voor inwoners en passanten. Vanuit recreatie wordt hierin een belangrijke rol toegedacht aan het Werelderfgoed Kinderdijk, het Recreatiegebied Souburgh, het Alblasserbos met het Educatief Streekcentrum Alblasserbos en het nieuw terealiseren Recreatief Knooppunt Sliedrecht.
4.
5.
6.
7.
Het Recreatief Knooppunt Sliedrecht moet voorzien in elementen op het gebied van sport, recreatie, natuur en water. De realisering van dit knooppunt moet onder andere een oplossing bieden voor de bestaande wateropgave. Het knooppunt zal voorts bij voorkeur ook ruimte moeten bieden aan een verplaatsing van de bestaande en realisering van nieuwe sportvelden. De realisering van een manege- en pensionstalling is hiermee in overeenstemming. Het uitgangspunt was en is dat bij de realisering van deze nieuwe manegevoorziening separaat dan wel als onderdeel van het te realiseren recreatief knooppunt rekening moet worden gehouden met de (toekomstige) belangen van de grondgebonden melkrundveehouderij als drager van het open cultuurlandschap. In de Ontwerp Actualisering 2011 Provinciale Structuurvisie en Verordening Ruimte wordt ten noorden van de Betuweroute en ten westen van de N 482 ruimte geboden voor de realisering van het Recreatief Knooppunt Sliedrecht te combineren met de uitplaatsing van de bestaande en realisering van nieuwe sportvelden. De definitieve besluitvorming hierover door Provinciale Staten wordt voorzien op 29 februari 2012. Het is derhalve te prematuur is om tegen een dergelijke ontwikkeling in het kader van de onderhavige ruimtelijke ontwikkeling nu al een zienswijze in te dienen. De verrommeling in het gebied ten westen van de N 482 in het zogenaamde Middenblok komt ondermeer tot uiting in de aanwezigheid van tal van schuren, stallen en bouwwerken. Deze verrommeling is mede veroorzaakt, doordat na de aanleg van de Betuwelijn de woonfunctie bij bedrijven niet kon worden gehandhaafd (geluidhinder) en daarom in noordelijke richting is verplaatst. De voormalige bedrijfsgebouwen hebben veelal een andere functie gekregen. Opslag van diverse materialen op de voormalige erven versterkt het rommelige karakter. Met een situering van het nieuw te realiseren Recreatief Knooppunt ten westen van de N 482 moet de ter plaatse bestaande verrommeling optimaal kunnen worden aangepakt, ingepakt en/of weggenomen. Door het nieuwe recreatieve knooppunt in samenhang met de aanleg van een veel robuustere groenstructuur te realiseren moeten de ter plaatse bestaande en nieuw te realiseren rode componenten op een landschappelijk verantwoorde wijze worden ingepast. Na de definitieve besluitvorming door Provinciale Staten op 29 februari 2012 over de Ontwerp Actualisering 2011 Provinciale Structuurvisie en Verordening Ruimte zal de gemeente in de loop van 2012 een aanvang maken met de actualisatie van het bestemmingsplan ‘Landelijk Gebied’, waarin het bedrijf van reclamant is gelegen. In dit bestemmingsplan zal voor het bestaande agrarische bedrijf een passende bestemming worden gegeven. Wat betreft de aankoop van de gronden wordt opgemerkt dat de gemeente de gronden op de betreffende locatie aankoopt, maar dat deze gronden voor dezelfde prijs en onder dezelfde voorwaarden direct worden doorverkocht aan manege Alblas. De raad van de gemeente Sliedrecht heeft op 28 juni 2010 een voorbereidingsbesluit genomen voor een deel van de gronden, gesitueerd ten noorden van de Betuweroute, ten oosten van de Tolsteeg, ten zuiden van de Middelwetering en ten westen van de N 482, waarop de ontwikkeling van het Recreatief Knooppunt Sliedrecht wordt voorzien. Op 14 juni 2011 heeft de raad dit besluit opnieuw genomen. Het voorbereidingsbesluit was en is bedoeld om te voorkomen dat op grond van het gedateerde bestemmingsplan Landelijk Gebied tussentijds medewerking verleend moet worden aan planologische ontwikkelingen (bouwplannen) die strijdig zijn dan wel kunnen zijn met de voorgestane herinrichting van dit gebied tot ‘Recreatief Knooppunt Sliedrecht. Gezien het advies van de Intergemeentelijke Agrarische Advies Commissie en met inachtneming van het advies van de bezwaar- en beroepschriftencommissie heeft burgemeester en wethouders op 15 november 2011 in heroverweging alsnog besloten aan reclamant bouwvergunning te verlenen voor het oprichten van een dressuurhal ter plaatse. Uit het advies blijkt dat er sprake is van één volwaardig agrarisch bedrijf bestaande uit een melkveehouderij en paardenopfokbedrijf. De intergemeentelijke adviescommissie concludeert dat de bouw van de dressuurhal past binnen de ontwikkeling van het bedrijf en past binnen de voorschriften van het bestemmingsplan. Door de combinatie van melkveehouderij en paardenopfok is er een goede basis voor een duurzame bedrijfsvoering.
8. Voor de nieuw te realiseren manege aan de Parallelweg is door Landschapsbeheer ZuidHolland een beplantingsplan gemaakt. De gronden mogen niet eerder overeenkomstig de in het bestemmingplan gegeven bestemming worden gebruikt, dan nadat de landschappelijke inpassing conform dit beplantingsplan is gerealiseerd. Gelet op de overwegingen zoals neergelegd in hoofdstuk 3 van het bestemmingsplan is de gemeente van mening dat de nieuw te realiseren manege op een verantwoorde wijze wordt ingepast in het bestaande landschap. 9. Voor de reactie op dit punt wordt verwezen naar de beantwoording onder punt 5.
Conclusie De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
4.
Reclamant 2
Samenvatting De percelen waar manege Alblas zal worden gesitueerd zijn deels in gebruik bij reclamant. 1. Reclamant heeft een aantal jaar geleden aangetoond een agrarisch bedrijf te kunnen zijn op het gebied van zomerbloementeelt. Dit is echter niet toegestaan. Nu wordt echter medewerking verleend aan de situering van manege Alblas waarbij knotbomen worden toegestaan die zeker hoger zijn dan zomerbloemen. Ook langs de oprijlaan zal aanplant worden toegestaan. 2. Ter plaatse van de nieuwe locatie van manege Alblas geldt de bestemming ‘Agrarisch gebied met landschappelijke waarde zonder gebouwen’. Reclamant krijgt geen toestemming om een woning bij zijn vee te bouwen, terwijl op de locatie waar reclamant al jaren lang agrarische activiteiten uitvoert nu wel bebouwing mag komen, waaronder zelfs twee woningen. 3. Er is alleen plaats voor agrarische bedrijven in het landelijk gebied. Een manege is geen agrarisch bedrijf. 4. Aan reclamant is nooit verteld dat hij het land waar de manege zal worden gesitueerd in de toekomst niet meer mag gebruiken. Hij heeft dit zelf moeten ontdekken. 5. De familie Alblas ontvangt een flink bedrag van de gemeente Sliedrecht. Met het oog op gelijkheid in behandeling heeft ook reclamant recht op een dergelijk bedrag. 6. Reclamant heeft naast koeien inmiddels ook een aantal paarden met de daarbij behorende voorzieningen. Een manege op korte afstand is te veel van het goede.
Beantwoording 1. In het verleden (1995 en 2000) heeft de gemeente geweigerd planologische medewerking te verlenen aan de realisering van een nieuwe agrarische bouwstede voor reclamant, omdat er geen dan wel onvoldoende aangetoond kon worden dat er sprake was van een volwaardig en duurzaam agrarisch bedrijf. Gedeputeerde Staten wensten destijds ook niet de voor een mogelijke planologische medewerking door de gemeente vereiste verklaring van geen bezwaar af te geven. De bedoelde knotbomen en andere aanplant zijn overigens vereist ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing van de manege en maken onderdeel uit van het voor de landschappelijke inpasbaarheid van het geheel door een ter zake deskundige vervaardigde beplantingsplan. 2. Het is de bedoeling dat bij de manege twee bedrijfswoningen zullen worden gerealiseerd. Het gaat daarbij om één definitieve bedrijfswoning en één bedrijfswoning van tijdelijke aard. De permanente woning die bij de manege zal worden gerealiseerd is benodigd voor de bedrijfsvoering ter plaatse en met name ten behoeve van het houden van goed en voldoende toezicht op de levende have. De omvang van de woning zal vergelijkbaar zijn met de schaal van omliggende (bedrijfs)woningen. De tweede bedrijfswoning is tijdelijk van aard en bestemd voor de ‘terugtredende boer’.
3.
4. 5.
6.
De woning komt te vervallen op het moment dat hij/zij de woning verlaat dan wel komt te overlijden. Deze tijdelijke woning mag een maximale omvang hebben van 250 m³ en zal inpandig in de rijhal van de manege worden gesitueerd. Op grond van artikel 2, lid 4 sub a, van de provinciale Verordening Ruimte (inclusief eerste herziening) mogen bestemmingsplannen voor gronden gelegen buiten de bebouwingscontouren de realisering van recreatieve voorzieningen, zoals een manege passend bij en ondersteunend aan de recreatieve functie van het gebied, toelaten. Uit de toelichting volgt voorts dat de provincie vindt dat maneges in het bijzonder zijn toegestaan aan de stadsranden en in of nabij recreatiegebieden met mogelijkheden voor paardrijden. In de provinciale structuurvisie en verordening, vastgesteld op 2 juli 2010, wordt ten noorden van Sliedrecht voorzien in de ontwikkeling van een nieuw recreatiegebied als onderdeel van het in de Merwedezone ten noorden van de Betuweroute te realiseren regiopark. Op de bijbehorende Functiekaart 2020 Provinciale Structuurvisie is voor een dergelijke ontwikkeling ook de indicatieve aanduiding ‘Zoeklocatie recreatiegebied’ gegeven. Kortom de in het bestemmingsplan voorziene ontwikkeling van een manege, in combinatie met een pensionstalling, is in overeenstemming met de bestaande provinciale structuurvisie en verordening. Om die reden heeft de provincie in het kader van het vooroverleg ook expliciet ingestemd met het concept ontwerp bestemmingplan Manege Alblas, behoudens de te realiseren bedrijfswoningen. Bij schrijven d.d. 29 november 2011 is hiervoor aansluitend van Gedeputeerde Staten de vereiste ontheffing ontvangen. Dit punt is een zaak tussen reclamant en de eigenaar van de gronden waar reclamant de gronden van huurt. De gemeente koopt gronden op de betreffende locatie aan, maar deze gronden worden voor dezelfde prijs en onder dezelfde voorwaarden direct doorverkocht aan manege Alblas. De gronden waarop de huidige manege van Alblas is gesitueerd worden marktconform door de projectontwikkelaar van Baanhoek-West aangekocht. Het is dus niet zo dat Alblas een flink bedrag van de gemeente ontvangt. Er is sprake van het verplaatsen van een bestaande manege naar een nieuwe locatie. Voor de verantwoording van de betreffende locatie voor de manege wordt verwezen naar de overwegingen in hoofdstuk 3 van het bestemmingsplan, waar onder meer wordt aangegeven dat de manege wordt gepositioneerd tussen de reeds aanwezige bebouwing van de Parallelweg waarbij een onderlinge afstand is gehanteerd van circa 400 meter, waardoor de openheid van het rondomliggende gebied wordt behouden.
Conclusie De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
5
Reclamant 3
Samenvatting Het bedrijf van reclamant is gevestigd aan de Kweldamweg 4. 1. Indien de gemeente meewerkt aan de verplaatsing van manege Alblas, dient zij aan iedereen die een soortgelijk plan heeft medewerking te verlenen. Aan reclamant is destijds medewerking geweigerd, omdat de uitbreiding van zijn bestaande bedrijf het dichtslibben van het Groene Hart zou bevorderen. Er dient sprake te zijn van rechtsgelijkheid. 2. De bestemming ter plaatse van de nieuwe locatie van manege Alblas wordt gewijzigd in ‘Recreatie’. Is het de bedoeling dat ook de voetbalvelden op deze wijze worden verplaatst naar het Groene Hart?
Beantwoording 1. Het perceel plaatselijk bekend Kweldamweg 4 te Sliedrecht is op de plankaart behorende bij het geldende bestemmingsplan Landelijk Gebied bestemd voor agrarische doeleinden en specifiek aangewezen als bouwperceel (Agrarische Bedrijfsdoeleinden - Bouwpercelen (A)). Op de gronden ‘Agrarische Bedrijfsdoeleinden - Bouwpercelen (A)’ mogen uitsluitend gebouwd worden agrarische bedrijfsgebouwen die blijkens aard en indeling rechtstreeks ten dienste staan van een agrarisch bedrijf. Onder een agrarisch bedrijf wordt hier verstaan een bedrijf dat overwegend is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het houden, mesten of fokken van vee door hoofdzakelijk gebruik te maken van open grond. Alhoewel volgens vaste jurisprudentie het stallen van paarden en/of het exploiteren van een manege en/of pensionstal niet als een agrarische bedrijfsactiviteit kan worden aangemerkt, moet desondanks worden vastgesteld dat ter plaatse al gedurende aan groot aantal jaren door reclamant een pensionstalling voor paarden wordt geëxploiteerd. Bij besluit van 18 april 1995 is ook expliciet milieuvergunning verleend voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting voor het houden van paarden. Met betrekking tot zijn plan voor de realisering van een tweede binnenbak merken wij op dat dit een principe plan-plan betrof en dateert van 1999. In 1999 is geweigerd hieraan medewerking te verlenen op basis van de toen bestaande inzichten. Nadat in april 2001 met toepassing van artikel 19 WRO vrijstelling en bouwvergunning was verleend voor het bouwen van een paardenrijhal aan de Parallelweg 3 te Sliedrecht, is hij sindsdien herhaaldelijk verzocht en uitgenodigd om voor de bouw van een tweede binnenbak een nieuw en gemotiveerd verzoek in te dienen. Tot heden is daar door hem geen invulling en uitvoering aan gegeven. Op 22 maart 2011 is door reclamant recent nog een omgevingsvergunning gevraagd voor het oprichten van een werkplaats/inrichting ten dienste van de agrarische bedrijfsvoering (agrarische doeleinden) op zijn perceel en is de gevraagde vergunning bij besluit van 13 mei 2011 verleend. De intentie is bij de eerstvolgende algehele herziening/actualisering van het vigerende bestemmingsplan Landelijk Gebied de desbetreffende gronden een bestemming te geven passend bij de huidige overwegend nietagrarische bedrijfsactiviteiten ter plaatse. In de loop van 2012 zal de gemeente een aanvang maken met de actualisatie van het bestemmingsplan ‘Landelijk Gebied’. 2. Het landelijk gebied ten noorden van de Betuweroute maakt onderdeel uit van het Groene Hart en vormt de zuidelijke grens van dit nationale landschap. Door provincie, regio’s en gemeenten wordt voor dit landelijk gebied een groenblauwe en recreatieve ontwikkeling voorgestaan. Een duurzame en kwalitatieve overgangszone van stad naar land met oog voor de bestaande agrarische belangen. Het streven is ten noorden van de Betuweroute/A15 te komen tot een duurzame, kwalitatieve en groenblauwe overgangszone in de vorm van een regiopark. Een groen en waterrijk gebied met een sterke verwevenheid tussen natuur en recreatie. Een groen en waterrijk gebied met meer dan voldoende recreatieve gebruikswaarde voor inwoners en passanten. Vanuit recreatie wordt hierin een belangrijke rol toegedacht aan het Werelderfgoed Kinderdijk, het Recreatiegebied Souburgh, het Alblasserbos met het Educatief Streekcentrum Alblasserbos en het nieuw te realiseren Recreatief Knooppunt Sliedrecht. Het Recreatief Knooppunt Sliedrecht moet voorzien in elementen op het gebied van sport, recreatie, natuur en water. De realisering van dit knooppunt moet onder andere een oplossing bieden voor de bestaande wateropgave. Het knooppunt zal voorts bij voorkeur ook ruimte moeten bieden aan een verplaatsing van de bestaande en realisering van nieuwe sportvelden. In de Ontwerp Actualisering 2011 Provinciale Structuurvisie en Verordening Ruimte wordt ten noorden van de Betuweroute en ten westen van de N 482 ruimte geboden voor de realisering van het Recreatief Knooppunt Sliedrecht te combineren met de uitplaatsing van de bestaande en realisering van nieuwe sportvelden. De definitieve besluitvorming hierover door Provinciale Staten wordt voorzien op 29 februari 2012.
Conclusie De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
6.
Reclamant 4
Samenvatting Het bedrijf van reclamant is gevestigd aan de Parallelweg 3 1. Eerdere verzoeken van reclamant om te komen tot de bestemming die nu aan manege Alblas wordt gegeven zijn door de gemeente niet gehonoreerd. Reclamant ervaart dit als rechtsongelijkheid. 2. Met het oog op een gezonde concurrentiepositie is het in deze tijd zeer onwenselijk om een verhoging van de capaciteit toe te staan binnen de betreffende branche. Er bestaat gerede kans dat voor de verschillende bedrijven langs de Parallelweg de economische haalbaarheid in het geding komt. 3. Als de gemeente gronden aanbiedt, zou reclamant daar ook graag voor in aanmerking willen komen. Ook hierbij dient sprake te zijn van gelijke behandeling.
Beantwoording 1 De gronden plaatselijk bekend Parallelweg 3 te Sliedrecht zijn op de plankaart behorende bij het ter plaatse geldende bestemmingsplan Landelijk Gebied deels bestemd voor ‘Agrarische Bedrijfsdoeleinden – Bouwpercelen (A). Op de gronden ‘Agrarische Bedrijfsdoeleinden Bouwpercelen (A)’ mogen uitsluitend gebouwd worden agrarische bedrijfsgebouwen die blijkens aard en indeling rechtstreeks ten dienste staan van een agrarisch bedrijf. De overige gronden plaatselijk bekend Parallelweg 3 zijn op de plankaart behorende bij ter plaatse het geldende bestemmingsplan Landelijk Gebied deels bestemd voor ‘Agrarisch Gebied met Landschappelijke Waarde (A-zgg). Op deze gronden mogen uitsluitend niet voor bewoning bestemde agrarische bedrijfsgebouwen met een grondoppervlak tot maximaal 40 m2 worden gebouwd. Met toepassing van artikel 19 Wet op de Ruimtelijke ordening is in afwijking van het bovenstaande bij besluit van 12 april 2001 aan reclamant vrijstelling en vergunning veleend voor het bouwen van een paardenrijhal, de aanleg c.q. het verleggen van de parkeerplaatsen en een buitenbak ter plaatse. Aansluitend daarop is in het verleden ook een milieuvergunning verleend voor het exploiteren van een pensionstal ter plaatse. De intentie is bij de eerstvolgende algehele herziening/actualisering van het vigerende bestemmingsplan Landelijk Gebied de desbetreffende gronden een bestemming te geven passend bij de huidige overwegend nietagrarische bedrijfsactiviteiten ter plaatse. In de loop van 2012 zal de gemeente een aanvang maken met de actualisatie van het bestemmingsplan ‘Landelijk Gebied’. 2. In het onderhavige geval is geen sprake van het toevoegen van een nieuwe manege. Het betreft een bestaande manege aan de Baanhoek 479 te Sliedrecht die ter plaatse een belemmering vormt voor de grootschalige woningbouwontwikkeling Baanhoek West en om die reden ter plaatse beëindigd moet worden en verplaatst moet worden naar deze locatie. 3. De gemeente biedt geen gronden aan. De gemeente koopt gronden aan op de betreffende locatie, maar deze gronden worden voor dezelfde prijs en onder dezelfde voorwaarden direct doorverkocht aan manege Alblas.
Conclusie De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Grens van het bestemmingsplangebied
Bestemming Sport - Manege S-MA
(g)
Dubbelbestemming L-G
Leiding - Gas
Functieaanduidingen
5,5 10
(sw-bw1)
(sw-bw1)
specifieke vorm van wonen - bedrijfswoning 1
(sw-bw2)
specifieke vorm van wonen - bedrijfswoning 2
3,5 8
(sw-bw2)
S-MA
(g)
(g)
(g)
groen
(on)
ontsluiting
(g)
Bouwvlak bouwvlak
(g)
Maatvoeringsaanduiding a
maximale goot- en bouwhoogte (m)
b
Figuur hartlijn leiding - gas
Verklaring (on)
Bestaande bebouwing en kadastrale grenzen
Gemeente Sliedrecht Bestemmingsplan ’Manege Alblas, Sliedrecht’ Verbeelding Datum:
L-G
december 2011
Tekeningnummer: TEK03-SLI00001-01A
IDN: NL.IMRO.0610.bp23manegealblas-3001
Hoff van Hollantlaan 7
5243 SR Rosmalen
Postbus 435
5240 AK Rosmalen
T (073) 523 39 00
F (073) 523 39 99
E
[email protected]
www.croonenadviseurs.nl
KvK 30148217
0
10
20
schaal 1:1000
30m
Staat van wijzigingen behorende bij de vaststelling van het bestemmingsplan manege Alblas Bij de vaststelling van het bestemmingsplan manege Alblas worden ten opzichte van het ontwerp bestemmingsplan manege Alblas de volgende wijzigingen aangebracht.
Regels 1. Er wordt een nieuw artikel 4 ‘Leiding-Gas’ toegevoegd. 2. De artikelen 4 en verder worden vernummerd tot de artikelen 5 en verder.
Verbeelding 1. De gastransportleiding van de N.V. Nederlandse Gasunie wordt opgenomen, inclusief de daarbij behorende dubbelbestemming ‘Leiding-Gas’. 2. Het bouwvlak voor de bedrijfswoning bij de manege wordt enigszins aangepast.
Raadsvoorstel (gewijzigd) Aan de raad van de gemeente Sliedrecht
Agendapunt:
Sliedrecht,
Onderwerp: Rapportage stand van zaken Waterbus Voorgesteld besluit: - kennis te nemen van deze rapportage en in te stemmen met het tweejaarlijks rapporteren van de stand van zaken Waterbus via de college-informatiebrief. Overwegingen en alternatieven: Aanleiding In de Zomernota 2009 is ingestemd met het verhogen van de jaarlijkse bijdrage aan de exploitatie van de Waterbus met € 13.000,- (via de inwonerbijdrage aan Drechtsteden). Dit naar aanleiding van het voorstel van de Drechtsteden om een jaarlijkse bijdrage aan de Waterbus met € 150.000,- te verhogen voor de contractperiode 2010 – 2021 (18 juni 2009 besloten). In het collegebesluit is voor 2011 een rapportagemoment ingebouwd vanwege het teruglopende aantal reizigers en de ontwikkeling van de MerwedeLingeLijn. Kosten Waterbus De kosten die de gemeente heeft aan de Waterbus bestaan uit twee delen. De eerste is de bijdrage aan de exploitatie van de Waterbus en de tweede is het in stand houden van de Waterbushalte. Beide kostenposten zijn hieronder nader toegelicht. a) Gemeentelijke bijdrage aan exploitatie Waterbus In 2011 is de bijdrage van Sliedrecht aan de Waterbus € 55.093,66. Dit bedrag is enigszins flexibel, omdat dit verdisconteerd zit in de inwonerbijdrage aan de Drechtsteden. Als uitgangspunt voor de begroting 2012 tot met 2015 geldt een jaarlijkse bijdrage aan de exploitatie van € 55.000,-. Het bedrag wordt via de Drechtsteden aan de provincie Zuid-Holland beschikbaar gesteld. De basis hiervoor is de bestuursovereenkomst die in 2009 tussen beide partijen is afgesloten om de Waterbus in stand te houden. In dit contract is over de bijdrage het volgende opgenomen: Drechtsteden verstrekt een jaarlijkse bijdrage aan de Provincie van € 680.000 (prijspeil 2010) voor de uitvoering van de Vervoerovereenkomst door de Vervoerder. Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd aan de hand van de ontwikkeling van lonen en prijzen, overeenkomstig de door de Minister van Verkeer en Waterstaat in het kader van de BredeDoelUitkering gehanteerde systematiek. De bestuursovereenkomst kan niet eenzijdig door Sliedrecht worden opgezegd. Eventuele wijzigingen moeten gedragen worden door de Drechtsteden en de provincie. In het nieuwe Regionale Mobiliteitsplan voor de Drechtsteden komt het efficiënt gebruik van het openbaar vervoer ook aan de orde en dit kan als aanleiding worden gebruikt om wijzigingen in de dienstregeling van de Waterbus door te voeren. De bijdrage aan de Waterbus betalen de Drechtsteden aan de Provincie Zuid-Holland. De provincie Zuid-Holland verleent de concessie voor de Waterbus en is primair verantwoordelijk. De provincie heeft middels een aanbesteding de exploitatie van de Waterbus voor de periode 2010 – 2021 aan
-2Aquabus (samenwerking Arriva en Doeksen) gegund. De Drechtsteden zijn bij het concessieoverleg tussen provincie en Waterbus aanwezig en kunnen op deze wijze de situatie monitoren en wensen inbrengen. De Drechtsteden hebben geen formele sturingsmogelijkheid, deze ligt bij de provincie (opdrachtgever). De agendapunten en uitkomsten van het concessieoverleg worden ambtelijk en bestuurlijk met de Drechtsteden voorbereid en teruggekoppeld aan Sliedrecht. In het contract tussen de provincie en Aquabus zijn bijna alle verantwoordelijkheden bij de vervoerder neergelegd. De rol van de provincie blijft beperkt tot het stellen van doelen en het monitoren of deze gehaald worden en indien noodzakelijk bijsturen. Aquabus is hierdoor niet alleen verantwoordelijk voor het uitvoeren van de dienstregeling, maar ook voor het promoten en laten groeien van de Waterbus. Helaas blijkt dat Aquabus tot nu toe niet in staat is gebleken om hier een goede invulling aan te geven. Op 28 oktober heeft dan ook een gesprek tussen provincie en Aquabus plaatsgevonden, waarbij ook de heer Veerman als regionaal verantwoordelijk bestuurder aanwezig was. Aquabus is hierbij op de tekortkomingen gewezen en naar aanleiding hiervan heeft Aquabus beterschap beloofd en de verantwoordelijk directeur vervangen. Op 2 februari heeft een gesprek plaatsgevonden met de nieuwe directeur van Aquabus (exploitant Waterbus). In dit gesprek is de afgelopen twee jaar besproken en heeft Aquabus de plannen voor de toekomst toegelicht. Aquabus gaf aan de afgelopen periode vooral met de interne organisatie bezig te zijn geweest, maar dat vanaf dit jaar de marketing en promotie wordt opgepakt. Hier zijn al concrete plannen voor. b) Kosten onderhoud Waterbushalte Naast de bijdrage aan de exploitatie van de Waterbus is de gemeente ook verantwoordelijk voor de Waterbushalte. De jaarlijkse exploitatiekosten voor de halte zijn € 22.000,-. Van dit bedrag wordt jaarlijks € 14.149,- gereserveerd voor groot onderhoud en de rest wordt gebruikt voor stroom, onderhoud, verzekering. Op 1 januari 2012 was de stand van de voorziening € 42.617,-. Prijsniveau losse kaartjes Bij de introductie van de OV chipkaart was de opzet dat alle papieren vervoersbewijzen voor het openbaar vervoer door de chipkaart vervangen zouden worden. De papieren vervoersbewijzen waren slechts bedoeld voor “noodgevallen” en zijn om deze reden ook duurder geprijsd. De praktijk leert echter dat dit voor de Waterbus niet goed werkt, omdat hiervan veel eenmalige reizigers en toeristen gebruik maken die niet over een OV chipkaart beschikken. Deze reizigers zijn aangewezen op de duurdere papieren vervoersbewijzen, waardoor de Waterbus als duur wordt ervaren. Naar aanleiding van deze problematiek heeft de Aquabus een verzoek ingediend om lagere prijzen voor de losse kaartverkoop te mogen hanteren en naar aanleiding hiervan zullen binnenkort goedkopere kaartsoorten in omloop komen. De OV chipkaart zal overigens wel altijd goedkoper blijven, omdat dit het systeem is waar landelijk voor gekozen is. Dienstregeling Waterbus De dienstregeling van de Waterbus is met de aanbesteding van 2009 versoberd. Dit is gedaan omdat bij het handhaven van de toenmalige dienstregeling een gezonde exploitatie niet mogelijk is. In een eerdere aanbesteding is overigens nog geprobeerd om de dienstregeling van voor 2009 te handhaven, maar toen was geen enkele partij bereid om op de concessie in te schrijven. Bij de analyse van de kosten en baten van de diverse lijnen scoorde de verbinding met Sliedrecht slecht. Het is een lange verbinding met relatief weinig reizigers. De verbinding scoorde zelfs dusdanig slecht dat door de provincie serieus overwogen is om de verbinding te laten te vervallen, pas na lobby vanuit de Drechtsteden is de verbinding alsnog in de concessie opgenomen. Dit is dan ook de reden dat op de verbinding Dordrecht – Sliedrecht de dienstregeling relatief veel versoberd is.
-3In het gesprek met Aquabus is ook de huidige dienstregeling en de aanmeerlocaties aan de orde geweest. Aquabus gaf aan dat de Waterbushalte Middeldiep in Sliedrecht niet ter discussie staat. In Papendrecht zijn wel gesprekken gaande om de slecht functionerende Waterbushalte Oosteind te verplaatsen naar de locatie van het hoofdkantoor van Boskalis. Voordeel van deze verplaatsing is dat de Waterbus interessanter wordt voor werknemers van Boskalis, de halte op een beter ontsloten locatie komt te liggen en voor Sliedrecht is interessant dat de halte dichter bij Baanhoek-west komt te liggen. De Waterbus wordt hiermee ook aantrekkelijk voor de bewoners van Baanhoek-west en Papendrecht Oostpolder. Aquabus is samen met de veerdienst Gorinchem met een verkenning bezig om beide systemen met elkaar te verbinden. De eerste verkenningen zijn hoopvol en momenteel wordt gewerkt aan een scenario waarbij de veerdienst Gorinchem doorvaart tot aan Sliedrecht, zodat daar kan worden overgestapt op de Waterbus. Dit komt de aantrekkelijkheid van de Waterbusroute naar Sliedrecht sterk ten goede.
Gebruik Waterbus Op basis van het vervoerplan Waterbus 2012 kan over het gebruik van de Waterbus in Sliedrecht het volgende vermeld worden. De halte Middeldiep is onderdeel van lijn 23. Deze lijn vaart vanaf de Merwekade (Dordrecht), via Oosteind (Papendrecht) en de Hollandse Biesbosch naar de Middeldiep en vice versa. Van lijn 23 zijn de haltes Merwekade en Middeldiep de belangrijkste bestemmingen. Van lijn 23 maakten in 2010 ruim 85.000 mensen gebruik. De lijn is hiermee een van de zwakkere lijnen. Ter vergelijking lijn 22 tussen Dordrecht en Papendrecht wordt door bijna 500.000 reizigers gebruikt. In grafiek 1 (bijlage 1) is een overzicht gegeven van het gebruik van de diverse lijnen en in grafiek 2 staat het aantal in- en uitstappers per halte van lijn 23. Van de reizigers naar Sliedrecht Middeldiep komt het merendeel uit Dordrecht (85%) en op ruime afstand volgt de Hollandse Biesbosch (12%) en het aantal reizigers vanaf de overige haltes is minimaal. Vanuit Sliedrecht gaat ook het merendeel naar Dordrecht (85%). De Hollandse Biesbosch is wederom op ruime afstand tweede (13%). De halte Dordrecht is overigens niet voor alle reizigers de begin-/eindhalte en er zijn dan ook relaties richting Zwijndrecht en Papendrecht Veerdam, maar hierover zijn geen betrouwbare uitspraken te doen. Met betrekking tot het gebruik van halte Middeldiep in relatie tot eerdere jaren is helaas weinig bruikbare informatie beschikbaar. In zijn algemeenheid is bekend dat het aantal reizigers in 2010 gedaald is door het vervallen van de weekenddiensten in de winterperiode. Met betrekking tot dit laatste punt kan overigens meegedeeld worden dat met Aquabus de mogelijkheden zijn doorgenomen om de Waterbus ook in de winter weekenddiensten te laten varen, maar dit bleek financieel niet haalbaar. Er is wel informatie van het gebruik van de Waterbus in 2010 in relatie tot de eerste helft van 2011, maar het is moeilijk om hier conclusies aan te verbinden. De eerste maanden van 2011 gaat het gebruik gelijk op met 2010 met een enkele positieve uitschieter, maar in de zomerperiode blijft het gebruik behoorlijk achter. Dit heeft waarschijnlijk te maken met het ontbreken van “Dordt in stoom” dit jaar en de slechte zomer. In bijlage 1 is bij grafiek 3 en 4 het aantal reizigers inzichtelijk gemaakt. In zijn algemeenheid kan geconcludeerd worden dat de Waterbus een geringe terugval heeft en dat de doelstellingen niet worden gehaald. Het kan dan ook beter met de Waterbus, maar het systeem bedient een duidelijk doelgroep. Het aantal reizigers ligt in de zomermaanden duidelijk hoger dan in de winterperiode. Hieruit kan worden afgeleid dat in de Waterbus naast forensen ook de nodige reizigers met een toeristisch motief zitten. Invloed MerwedeLingeLijn Het project MerwedeLingeLijn nadert momenteel zijn eindstadium. De treinhalte Baanhoek wordt eind dit jaar in gebruik genomen en de kwartierdienst is sinds september 2011 van kracht. De
-4MerwedeLingeLijn draait dan ook nog niet op volle kracht. Het is op dit moment nog niet mogelijk om de invloed van de MerwedeLingeLijn op de Waterbus inzichtelijk te maken. Wel is bekend dat er relatief veel reizigers met een toeristisch motief van de Waterbus gebruik maken en het is maar de vraag of de MerwedeLingeLijn voor deze doelgroep een concurrent is, aangezien het een totaal andere vervoersbeleving is. Ook voor de forensen zijn beide vervoersystemen niet direct uitwisselbaar, doordat de haltelocaties in Dordrecht en Sliedrecht anders zijn. Aquabus heeft bij het onderzoeksbureau dat het gebruik heeft geëvalueerd de vraag neergelegd wat de uitwisseling is tussen de verschillende openbaar vervoersystemen (trein, bus en Waterbus). Het bureau geeft aan dat de relatie tussen de verschillende openbaar vervoersystemen minimaal is en dat ze onafhankelijk van elkaar kunnen functioneren, zonder elkaar te beconcurreren. Conclusie Er is te weinig informatie beschikbaar om de Waterbus in relatie tot de MerwedeLingeLijn uitgebreid te evalueren. Over de ontwikkeling en promotie van de Waterbus in zijn algemeenheid zijn wel zorgen en de provincie heeft de Aquabus hierop aangesproken. Gezien het positieve gesprek dat recent met Aquabus is gevoerd en de geuite ambities lijkt een en ander zich in de goede richting te ontwikkelen. De gemeente kan niet eenzijdig de bijdrage aan de Waterbus verlagen. Er is een contract tot 2021 afgesloten en daar kan door Sliedrecht niet eenzijdig van af worden geweken. Alle wijzigingen zullen in goed overleg met de Drechtsteden, provincie en Waterbus moeten gebeuren. Het is wenselijk om het gebruik van de Waterbus te blijven volgen. Voorgesteld wordt om over de stand van zaken van de Waterbus tweejaarlijks te rapporteren. Kaderstellende en controlerende aspecten t.b.v. de gemeenteraad, uitgesplitst in:
Financiële kaders Naar aanleiding van de Drechtraad van 21 juni 2011 is in de begroting 2012 t/m 2015 een bedrag van € 55.000,- voorzien voor de Waterbus en voor het onderhoud aan de Waterbushalte € 22.000,- per jaar. Voor het continueren van de Waterbus in 2012 is geen extra krediet noodzakelijk.
Wettelijke en Beleidskaders, eventueel inhoudelijke/ruimtelijke kaders 6 juli 2009: Zomernota 2009: Evaluatie nut en noodzaak Waterbus in relatie tot MerwedeLingeLijn. o 28 juni 2010: Zomernota 2010: Evaluatie Waterbus en eventueel laten vervallen halte Sliedrecht. o De financiering van de Waterbus is geregeld middels een bestuurovereenkomst tussen de provincie en de Drechtsteden. Deze overeenkomst kan niet eenzijdig door de gemeente Sliedrecht worden ontbonden.
o
Tijdspad, monitoring en evaluatie Het jaarlijks evalueren van de Waterbus.
-5Externe communicatie: Aquabus bv is verantwoordelijk voor de communicatie over de Waterbus. De provincie controleert als opdrachtgever of dit correct wordt gedaan. Naar aanleiding van het afgelopen jaar is de Aquabus door de provincie aangesproken om dit te verbeteren.
Burgemeester en wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de waarnemend burgemeester,
J.H. Koetsenruijter
A.G.M. van de Vondervoort
-6Bijlage 1: Grafieken Waterbus
Reizigers per lijn 700.000
20: Rotterdam – Merwekade 21: Hooikade – Zwijndrecht Veerplein 22: Merwekade – Papendrecht Veerplein 23: Merwekade – Middeldiep 24: Merwekade – Zwijndrecht Veerplein
600.000
Reizgers
500.000
400.000
300.000
200.000
100.000
0 20
21
22
23
24
Lijn
Grafiek 1: Aantal reizigers per lijn in 2010 In- en uitstappers per halte 500000
450000
400000
350000
Reizigers
300000 Instappers Uitstappers
250000
200000
150000
100000
50000
0 Hollandse Biesbosch
Merwekade
Oosteind Halte
Grafiek 2: In- en uitstappers per halte aan lijn 23 in 2010
Middeldiep
-7-
Lijn 23 Reizigersverloop per week 6.000
5.000
Aantal reizigers
4.000
3.000
2.000
1.000
-
1
3
5
7
9
11
13
15
17
19
21
23
25
27
29
31
33
35
37
39
41
43
45
47
49
51
39
41
43
45
47
49
51
Week
2009
2010
2011
Grafiek 3: Reizigersverloop lijn 23 per week
Lijn 23 Cumulatieve reizigersgroei 100.000 90.000 80.000
Aantal reizigers
70.000 60.000 50.000 40.000 30.000 20.000 10.000 1
3
5
7
9
11
13
15
17
19
21
23
25
27
29
31
33
Week 2009
Grafiek 3: Reizigersverloop lijn 23 cumulatief
2010
2011
35
37
Raadsbesluit (gewijzigd)
De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d.
;
besluit:
-
kennis te nemen van deze rapportage en in te stemmen met het tweejaarlijks rapporteren van de stand van zaken Waterbus via de college-informatiebrief.
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
A.G.M. van de Vondervoort (wnd)
Aan de leden van de gemeenteraad Sliedrecht
Datum 14 november 2011
Hierbij bieden wij u bijgevoegde stukken aan voor:
Bijlagen 2
Ons kenmerk Zaaknr.
besluitvorming zienswijze kennisname
B&W besluit 20 december 2012
Geheimhouding op grond van de Wet openbaarheid van bestuur n.v.t.
Portefeuillehouder A. de Waard
Fatale termijn nee Ruimte en Groen Onderwerp
Rapportage stand van zaken Waterbus
Wat wordt gevraagd
Kennis te nemen van deze rapportage en in te stemmen met het tweejaarlijks rapporteren van de stand van zaken Waterbus via de collegeinformatiebrief.
Toelichting
In de opiniërende raadsbijeenkomst van 31 januari 2012 is het concept raadsvoorstel en concept besluit over de Evaluatie Waterbus besproken. Ten behoeve van de raadsvergadering van 21 februari 2012 hebben wij het concept raadsvoorstel en het concept raadsbesluit aangevuld met de gedane suggesties en wensen. De aanpassingen in deze documenten zijn vetgedrukt.
Bijgaande stukken
Ambtelijk contactpersoon
Dhr. H. Appeldooren Tel.nr. (0184) 495 947
Concept raadsvoorstel Concept raadsbesluit
Hoogachtend, Burgemeester en wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de waarnemend burgemeester,
J.H. Koetsenruijter
Kopieën aan: Archief
A.G.M. van de Vondervoort
Raadsvoorstel Aan de raad van de gemeente Sliedrecht
Sliedrecht, 21 februari 2012
Onderwerp: Startnotitie t.b.v. het opstellen van een nieuwe kadernota bewonersparticipatie Voorgesteld besluit: de voorgestelde startnotitie t.b.v. het opstellen van een nieuwe kadernota bewonersparticipatie vast te stellen. Overwegingen en alternatieven: In het Programma-akkoord ‘Sliedrecht meer waard’ heeft uw raad het college gevraagd met een voorstel voor nieuw kaderstellend beleid op het gebied van bewonersparticipatie te komen. Het huidige kaderstellende beleid op het gebied van communicatie- en participatie zou daarbij afgestemd moeten worden op het rapport ‘We gooien het de inspraak in’ van de Nationale Ombudsman. In uw opiniërende raadsbijeenkomst van 31 januari 2012 is een concept startnotitie besproken. Naar aanleiding van deze bespreking zijn enkele aanpassingen in de concept startnotitie doorgevoerd. Via de bijgevoegde, aangepaste concept startnotitie wordt uw raad in de positie gebracht randvoorwaarden aan het opstellen van de door u gevraagde kadernota te stellen. Kaderstellende en controlerende aspecten t.b.v. de gemeenteraad, uitgesplitst in:
Financiële kaders Zie startnotitie.
Wettelijke en Beleidskaders, eventueel inhoudelijke/ruimtelijke kaders Zie startnotitie.
Tijdspad, monitoring en evaluatie Zie startnotitie.
Externe communicatie: De wijkplatforms worden geïnformeerd over het resultaat van de besluitvorming over de startnotitie en het verdere proces. In de concept startnotitie wordt voorgesteld de wijkplatforms te betrekken bij het opstellen van een nieuwe kadernota. Burgemeester en wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de waarnemend burgemeester,
J.H. Koetsenruijter
A.G.M. van de Vondervoort
Raadsbesluit
De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 3 januari 2012;
besluit:
de voorgestelde startnotitie t.b.v. het opstellen van een nieuwe kadernota bewonersparticipatie vast te stellen.
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op 21 februari 2012. De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
A.G.M. van de Vondervoort
Concept Startnotitie
Kadernota ‘Ruimte voor bewonersparticipatie - Kaders voor inwoners en gemeentebestuur in planvorming en wijkgericht werken’
Status: Portefeuillehouder: Ambtelijk opdrachtgever: Primaathouder: Datum: Versie:
Bespreekstuk t.b.v. gemeenteraadsvergadering 21 februari 2012
A. de Waard C. de Graaf K.J. van Zwienen 6 februari 2012 1.3
Inhoudsopgave Startnotitie Samenvatting
blz. 3
Gevraagde beslissing
blz. 4
1. Inleiding
blz. 5
2. Probleemschets
blz. 5
3. Oplossingsrichting(en)
blz. 5
4. Proces voor tot stand komen kaderstellend besluit
blz. 6
5. Overige informatie 5.1 Financieel-juridische aspecten 5.2 Risicoparagraaf 5.3 Rol raad in de communicatie
blz. 7 blz. 7 blz. 7 blz. 7
2
Samenvatting (Beleids)probleem Een belangrijk knelpunt bij het goed organiseren van bewonersparticipatie is dat het kaderstellende beleid over bewonersparticipatie momenteel te versnipperd en te weinig inzichtelijk is. Bovendien beperken de huidige kadernota’s zich niet tot kaderstelling, zij doen óók uitspraken over hoe bewonersparticipatie moet worden georganiseerd. De vermenging van kaderstelling met uitspraken over uitvoeringsaspecten draagt niet bij aan een helder onderscheid tussen de kaderstellende rol van de gemeenteraad en de verantwoordelijkheid voor de uitvoering die bij het college van B&W ligt. Gezien het voorgaande, vormt het huidige kaderstellende beleid nog geen optimale basis voor de rolverdeling tussen gemeenteraad, college en belanghebbenden. Doordat de raad uitspraken doet over uitvoering wordt bovendien de flexibiliteit, die nodig is voor een effectieve en doelmatige uitvoering, beperkt.
Oplossingsmogelijkheden Er worden in deze startnotitie twee oplossingsrichtingen geschetst. De voor de hand liggende oplossingsrichting is het samenvoegen van het kaderstellende beleid in één kadernota en tegelijkertijd het beleid herijken. Dit is een goede oplossing voor het oplossen van de beschreven problemen en deze oplossing kost weinig tijd en geld. Anderzijds zou uw raad ervoor kunnen kiezen om het kaderstellende beleid voor bewonersparticipatie vanaf de basis volledig opnieuw te ontwikkelen. Dit kost relatief veel tijd en geld en lijkt geen meerwaarde te hebben ten opzichte van de eerste oplossingrichting.
3
Gevraagde beslissing In te stemmen met oplossingrichting 1. Het samenvoegen en herijken van het huidige beleid op het gebied van bewonersparticipatie in een concept kadernota bewonersparticipatie die: - de huidige kadernota’s bewonersparticipatie ‘Alles is Bespreekbaar’ en ‘Rolverdeling bij Planvorming’ integreert, vervangt en waar nodig actualiseert; - op hoofdlijnen vasthoudt aan de koers die met de vigerende kadernota’s bewonersparticipatie is uitgezet, maar het vigerende beleid waar nodig afstemt op het rapport ‘We gooien het de inspraak in’ van de Nationale Ombudsman; - aansluit bij de huidige ambities van de gemeenteraad m.b.t. buurt- en wijkgericht werken (en de in overleg met de politie Zuid-Holland Zuid gekozen wijkindeling niet ter discussie stelt); - gaat over de kaders met betrekking tot interactief bestuur (zoals interactieve planvorming en buurt- en wijkgericht werken) en niet over het beleid m.b.t. maatschappelijke participatie*; - expliciet benoemt wat de raad met bewonerscommunicatie en bewonersparticipatie wil bereiken en binnen welke kaders; - voldoende ruimte schept om aan te kunnen sluiten bij bewonersinitiatieven; - geen uitspraken doet over de uitvoering (de ‘hoe’ vraag dus niet beantwoordt); - aangeeft hoe de raad in projecten waarover zij zelf dient te besluiten projectspecifieke kaders (aan bewonersparticipatie) kan stellen. * Het beleid voor maatschappelijke participatie is een integraal onderdeel van het nog door de gemeenteraad vast te stellen WMO-beleidsplan.
4
1. Inleiding In het Programma-akkoord ‘Sliedrecht meer waard’ heeft de gemeenteraad het college gevraagd met een voorstel voor nieuw kaderstellend beleid op het gebied van bewonersparticipatie te komen. Het huidige kaderstellende beleid op het gebied van communicatie- en participatie zou daarbij afgestemd moeten worden op het rapport ‘We gooien het de inspraak in’ van de Nationale Ombudsman.
2. Probleemschets Een belangrijk knelpunt bij het goed organiseren van bewonersparticipatie is dat het kaderstellende beleid over bewonersparticipatie momenteel te versnipperd en te weinig inzichtelijk is. De oorzaak hiervan ligt enerzijds in het feit dat er twee kadernota’s zijn: ‘Alles is Bespreekbaar’ en ‘Rolverdeling bij Planvorming’. Anderzijds beperken beide kadernota’s zich niet tot kaderstelling: de “kadernota’s” doen óók uitspraken over hoe bewonersparticipatie moet worden georganiseerd. Het beantwoorden van de ‘hoe’ vraag behoort echter tot de verantwoordelijkheid van het college van B&W. De uitvoeringsaspecten horen in kaderstellende, door de raad vast te stellen beleidsnota’s niet thuis. De vermenging van kaderstelling met uitspraken over uitvoeringsaspecten draagt niet bij aan een helder onderscheid tussen de kaderstellende rol van de gemeenteraad en de verantwoordelijkheid voor de uitvoering die bij het college van B&W ligt. Gezien het voorgaande, vormt het huidige kaderstellende beleid nog geen optimale basis voor de rolverdeling tussen gemeenteraad, college en belanghebbenden. Doordat de raad uitspraken doet over uitvoering wordt bovendien de flexibiliteit, die nodig is voor een effectieve en doelmatige uitvoering, beperkt.
3. Oplossingsrichting(en) Er worden twee oplossingsrichtingen voor de beschreven problemen geschetst. De voor de hand liggende oplossing is het samenvoegen van het kaderstellende beleid in één kadernota, waarbij het kaderstellende beleid tegelijkertijd wordt herijkt. Het herijken dient onder meer plaats te vinden om de door de gemeenteraad beoogde aansluiting van het kaderstellende beleid op het rapport ‘We gooien het de inspraak in’ (Nationale Ombudsman) te realiseren. Verder dient de herijking er toe te leiden dat de in de huidige kadernota’s nog aanwezige uitvoeringsaspecten in de te ontwikkelen kadernota niet meer worden opgenomen. Het grote voordeel van deze oplossingsrichting is dat deze relatief weinig tijd en geld kost en een goede oplossing biedt voor het geconstateerde probleem.
5
Anderzijds kan de gemeenteraad ervoor kunnen kiezen om het kaderstellende beleid voor bewonersparticipatie vanaf de basis volledig nieuw te ontwikkelen. Ondanks de geconstateerde problemen moeten we echter in ogenschouw nemen dat: het huidige beleid op veel punten inhoudelijk gewoon prima voldoet; er geen signalen zijn die erop wijzen dat een drastische koerswijziging in het kaderstellende beleid door de gemeenteraad of de Sliedrechtse gemeenschap wordt beoogd; het volledig nieuw ontwikkelen van het kaderstellend beleid voor bewonersparticipatie relatief veel tijd en geld kost. Gezien het voorgaande ligt deze tweede oplossingrichting niet voor de hand.
4. Proces voor tot stand komen kaderstellend besluit Met het vaststellen van de startnotitie neemt de gemeenteraad een kaderstellend besluit. Dit hoofdstuk geeft aan hoe het college vervolgens binnen de gestelde kaders in de startnotitie de concept kadernota bewonersparticipatie gaat opstellen en hoe uw raad hierover tot een besluit kan komen. Besluitvorming door uw raad over de uiteindelijke kadernota betreft opnieuw een kaderstellend besluit, dan ten behoeve van de uitvoering van bewonersparticipatie. Het voorgestelde proces is dat het college de ambtelijke organisatie in overleg met belanghebbenden een concept kadernota laat maken. Ongeacht de te kiezen oplossingsrichting (beperkte herijking, of het beleid volledig opnieuw ontwikkelen), wordt voorgesteld de wijkplatforms en de professionele partners in het buurt- en wijkgericht werken hierbij (mogelijk via de wijkplatformvergaderingen) te betrekken. Verder wordt voorgesteld ook inwoners ruimte te geven voor een rol in dit proces. Aangezien de inhoudelijke ruimte echter beperkt is, wordt voorgesteld dit te beperken tot een extensief proces, waarbij het accent ligt op raadplegen. Vooralsnog wordt hierbij gedacht aan de organisatie van een eenmalige bijeenkomst met een klankbordgroep. Doordat een beperkte tijdinvestering van deelnemers wordt gevraagd, is de drempel om betrokken te zijn bij de planvorming laag. Tegelijkertijd kan één resultaatgerichte interactieve bijeenkomst een grote bijdrage leveren aan de kwaliteit van de kadernota. Deze voorgestelde aanpak heeft verder als voordeel dat de in de vorige versie van de startnotitie al genoemde planning haalbaar blijft en dat de in paragraaf 5.1 genoemde financiële aspecten ongewijzigd blijven. Het beoogde tijdstip voor het ter vaststelling aanbieden van de kadernota aan de gemeenteraad is juni 2012. Hierbij wordt echter uitgegaan van oplossingsrichting 1: samenvoegen en beperkt herijken van het kaderstellende beleid. Oplossingsrichting 2 vergt meer afstemming met als resultaat een langere doorlooptijd. Vanzelfsprekend gaat aan de vaststelling van de te ontwikkelen kadernota minimaal één opiniërende bijeenkomst vooraf.
6
5. Overige informatie 5.1 Financieel-juridische aspecten Het project wordt betaald uit reguliere budgetten voor organisatiekosten. De kosten beperken zich vrijwel volledig tot de inzet van ambtelijke uren die hiervoor binnen de organisatie kunnen worden vrijgemaakt. 5.2 Risicoparagraaf Goede kaderstelling voorafgaande aan het opstellen van de nieuwe kadernota beperkt het risico op vertraging in het besluitvormingstraject. Er is geen sprake van andere risico’s bij het opstellen van deze kaderrnota. 5.3 Rol raad in de communicatie De gemeenteraad kan ervoor kiezen voorafgaande aan het bespreken en/of vaststellen van de kadernota hierover met belanghebbenden van gedachten te wisselen, hetgeen kan bijdragen aan het goed beoordelen van de vraag of de nota aan de kaders uit de startnotitie voldoet.
7
(Logo Sld.)
Aan de leden van de gemeenteraad Sliedrecht Datum 8 februari 2012
Geachte leden van de gemeenteraad, ■ besluitvorming □ zienswijze □ kennisname
Ons kenmerk (zaaknr.)
Geheimhouding op grond van de Wet openbaarheid bestuur □ ja ■ n.v.t. bijlage Fatale termijn ■ nee □ ja , d.d. ………
Burger en bestuur Onderwerp Wat wordt gevraagd Toelichting
Bijgaande stukken Ambtelijk contactpersoon
Kopieën aan: Archief
B&W besluit d.d. 3 januari 2012
Portefeuillehouder A. de Waard
Startnotitie t.b.v. het opstellen van een kadernota bewonersparticipatie De bijgevoegde concept startnotitie bespreken en na het doorvoeren van eventuele gewenste aanpassingen vaststellen. In het Programma-akkoord ‘Sliedrecht meer waard’ heeft uw raad het college gevraagd met een voorstel voor nieuw kaderstellend beleid op het gebied van bewonersparticipatie te komen. In dit kader heeft uw raad een concept startnotitie ten behoeve van het opstellen van een kadernota bewonersparticipatie besproken in de opiniërende raadsbijeenkomst van 31 januari 2012. Ten behoeve van de raadsvergadering van 21 februari 2012 hebben wij het concept raadsvoorstel, de concept startnotitie en het concept raadsbesluit waar nodig geactualiseerd. De aanpassingen in deze documenten zijn vetgedrukt. Concept startnotitie, concept raadsvoorstel en concept raadsbesluit. K.J. van Zwienen Tel.nr. : 0184-495809
Hoogachtend, Burgemeester en wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de waarnemend burgemeester,
J.H. Koetsenruijter
Bijlagen (3)
A.G.M. van de Vondervoort
Raadsvoorstel (gewijzigd) Aan de raad van de gemeente Sliedrecht
Sliedrecht,
Onderwerp: Uitwerking prioriteiten Uitvoeringsprogramma Verkeersbeleidsplan Voorgesteld besluit: In te stemmen met: 1. De rapportage “Fietsverbindingen en fietsenstallingen”. 2. Het opwaarderen van de fietsroute door de Westwijk in combinatie met de reeds voorziene herstraatwerkzaamheden en naast de bestaande veilige oversteek bij de verkeerslichten met de Parallelweg ook een veilige oversteek te maken voor de informele fietsverbinding aan de zuidzijde van de Westwijk middels het verbeteren van het kruispunt Prinsenweer – Craijensteijn. 3. Het uitbreiden van de stallingscapaciteit bij sportvoorzieningen. 4. Het opwaarderen van de fietsenstallingen aan de Kerkbuurt en de gemeentelijke sporthallen middels het toepassen van fietsenstallingen die voorzien zijn van het FietsParKeur kenmerk. 5. Het (financieel) onderbrengen van bovenstaande projecten en het onderzoek naar het optimaliseren van het kruispunt Thorbeckelaan - Rivierdijk onder de overige prioriteiten van het Uitvoeringsprogramma Verkeersbeleidsplan. Overwegingen en alternatieven: In februari 2011 is het Uitvoeringsprogramma Verkeersbeleidsplan door de Raad vastgesteld. In dit uitvoeringsprogramma is een groot aantal wensen benoemd en is de voorkeur uitgesproken om deze zo veel mogelijk met lopende projecten te combineren. Aan een paar projecten is bij de vaststelling van het Uitvoeringsprogramma extra prioriteit gegeven en is besloten om deze vanuit de Reserve Infra te financieren. Het Uitvoeringsprogramma is een uitwerking van het Verkeersbeleidsplan dat op 2 februari 2010 door de Raad is vastgesteld. In het Verkeersbeleidsplan zijn de beleidskaders voor het beleid meegegeven waaronder het uit de voorrang houden van fietsers op rotondes in Sliedrecht. Middels deze notitie wordt een voorstel gedaan voor de besteding van het beschikbare krediet voor het Uitvoeringsprogramma Verkeersbeleidsplan waar in 2012 en 2013 € 60.000,- (totaal € 120.000,-) beschikbaar is en waaraan nog geen definitieve invulling is gegeven. Voorgesteld wordt om het krediet in te zetten voor de volgende projecten: a) Fietsverbinding Westwijk b) Fietsparkeren c) Kruispunt Thorbeckelaan – Rivierdijk a) Fietsverbinding Westwijk Uit de bijgevoegde rapportage blijkt dat de fietsroute door de Westwijk in combinatie met de reeds geplande herstraatwerkzaamheden kan worden opgewaardeerd, zodat deze voldoende herkenbaar en veilig is. Dit wordt gedaan door de fietsroute van een alternatieve kleur verharding te voorzien, kruispunten te accentueren en een ruimere boogstraal toe te passen bij de aansluiting van het fietspad door het geluidsscherm op de Prinsenweer. In de boomgaard van de Westwijk staat een wisselhek. Dit wisselhek is strijdig met het doorgaande karakter van het fietspad en om de kwaliteit van de route te verbeteren is het wenselijk om dit wisselhek te laten vervallen. Aangezien het
-2wisselhek op verzoek van omwonenden is geplaatst om overlast van bromfietsers tegen te gaan, zal nagegaan moeten worden of de problematiek nog actueel is en het wisselhek kan komen te vervallen of dat deze vervangen dient te worden door een alternatieve snelheidsremmer. De route kan met deze maatregelen als alternatief voor de fietsstroken langs de Craijensteijn fungeren. Door het verleggen van de vrije hoofdfietsroute langs de A15 naar Baanhoek-west (langs de nieuwe busbaan) is het wenselijk dat er een informele fietsroute door het zuidelijk deel van de Westwijk wordt gerealiseerd. De bewoners van dit gebied moeten anders omrijden en de directheid van een route is een belangrijke criterium voor fietsers. De directe route kan gerealiseerd worden door het kruispunt Prinsenweer – Craijensteijn van een veilige fietsoversteek met een middeneiland te voorzien of door een nieuwe verbinding te maken tussen de Prinsenweer en de Craijensteijn vanaf de parkeerplaats Prinsenweer met een brug over het water. Hoewel de laatste variant iets directer is, heeft de eerste variant als voordeel dat het kruispunt tevens voor andere verkeersdeelnemers veiliger kan worden gemaakt. Het kruispunt Prinsenweer – Craijensteijn wordt in de huidige situatie als onveilig te ervaren, omdat het zicht beperkt is voor het verkeer uit de zijweg en het door de verkeersdrukte moeilijk is om over te steken. b) Fietsparkeren Het onderzoek naar het fietsparkeren richt zich op de winkelgebieden en sportverenigingen. De fietsenstallingen bij de stations zijn buiten beschouwing gelaten, omdat deze bij Pro Rail in beheer en onderhoud zijn. De situatie wordt wel gemonitord en indien nodig zal Pro Rail om aanvullende stallingen worden verzocht. Uit het onderzoek blijkt dat de kwaliteit van de fietsenstallingen in zijn algemeenheid laag is, maar dat de gebruikers dit niet als een probleem ervaren. De kwaliteit van de stallingen is als laag gekwalificeerd, omdat de stallingen veelal gebruik maken van wielinklemming (kans op schade aan fiets), geen aanbindvoorziening (maakt diefstal makkelijker) hebben en niet beschikken over het FietsParKeur kwaliteitskenmerk. Wanneer naar het aanbod van het aantal stallingen wordt gekeken dan is dit op de meeste locaties afdoende. Alleen bij diverse sportverenigingen zijn duidelijke tekorten zichtbaar. De grootste knelpunten zijn geconstateerd bij het zwembad en de voetbal- en korfbalvereniging. Het heeft dan ook de voorkeur om deze als eerste aan te pakken. Daarnaast wordt geadviseerd om de algemene kwaliteit van de fietsenstalling te verbeteren door bij het onderhoud van de stallingen te investeren in extra fietsenstallingen met FietsParKeur kenmerk. Voor het Burgemeester Winklerplein en de Kerkbuurt zijn plannen om de kwaliteit van het winkelgebied te verbeteren, waarbij de plannen voor het Burgemeester Winklerplein het meest ingrijpend zijn. Het heeft de voorkeur om de opwaardering van de fietsenstallingen in deze plannen mee te nemen en ook vanuit deze plannen te financieren. Ook rondom De Stoep staan de nodige fietsen geparkeerd en met name bij wedstrijden is het aanbod van stallingen ontoereikend. Hoewel dit probleem niet uit de inventarisatie naar voren is gekomen is het wenselijk om hier nader onderzoek naar te doen. Mogelijk dat een en ander meegenomen kan worden in de toekomstplannen voor De Stoep. In de rapportage worden geen overdekte stallingen voorgesteld. Het plan richt zich in eerste instantie in het voorzien van voldoende en goede fietsenstallingen. Het overdekken van stallingen is pas aan de orde als deze fase is afgerond, maar dan zal ook de vraag gesteld moeten worden in hoeverre dit wenselijk is. Het nadeel van overdekte stallingen is dat deze relatief duur zijn, snel vuil worden en gevoelig voor vandalisme zijn. Bij het opwaarderen van de fietsenstallingen wordt breder gekeken dan het opknappen van de huidige stallingen. Er wordt tevens gekeken of deze op de juiste locatie liggen en of ze goed bruikbaar zijn. Zo zal bijvoorbeeld bij de Jumbo de locatie van de mobiele verkoopkraam en de fietsenstallingen op elkaar afgestemd worden. De fietsenstallingen hebben in beginsel een permanent karakter, aangezien het verplaatsen door alle bijkomende kosten (opbreken en herstellen straatwerk) relatief duur is en het veelal aantrekkelijker is om direct te investeren in nieuwe stallingen. c) Kruispunt Thorbeckelaan - Rivierdijk
-3In het Uitvoeringsprogramma Verkeersbeleidsplan staat bij D4 Watertorenterrein het kruispunt Thorbeckelaan – Rivierdijk als aandachtspunt gedefinieerd. Dit onderdeel is momenteel actueel omdat het voorontwerp bestemmingsplan voor het Watertorenterrein is afgerond en dit kruispunt veelvuldig in de inspraakreacties als punt van zorg is benoemd. Hoewel de belasting van het kruispunt door de omwonenden aan de ontwikkeling van het Watertorenterrein wordt gerelateerd is de feitelijke relatie zwak. Uit de verkeersstudies blijkt dat het kruispunt Thorbeckelaan – Rivierdijk reeds zwaar belast wordt en dat het extra verkeer van en naar het Watertorenterrein slechts een beperkte bijdrage aan deze problematiek heeft. Het is dan ook niet reëel om de onderzoekskosten naar het optimaliseren van dit kruispunt bij de ontwikkelaar van het Watertorenterrein in rekening te brengen, maar voor de voortgang van het proces is het wenselijk om inzicht te hebben in de mogelijkheden om de verkeersafwikkeling te verbeteren. Er wordt dan ook voorgesteld om hiervoor € 3.500,- vrij te maken uit het budget voor prioriteiten in het Uitvoeringsprogramma Verkeersbeleidsplan.
Kaderstellende en controlerende aspecten t.b.v. de gemeenteraad, uitgesplitst in: Financiële kaders Bij de vaststelling van het Uitvoeringsprogramma Verkeersbeleidsplan is door de gemeenteraad voor 2012 en 2013 € 60.000,- per jaar opgenomen om in te zetten op de resterende prioriteiten van het Uitvoeringsprogramma. Bovengenoemde middelen kunnen als volgt worden ingezet om de bovengenoemde knelpunten aan te pakken: o € 40.000,- voor aanpassen kruispunt Prinsenweer – Craijensteijn; o € 40.000,- voor extra fietsenstallingen bij de sportverenigingen; o € 36.500,- voor het vervangen van fietsenstallingen voor fietsenstallingen met FietsParKeur op de Kerkbuurt en bij de gemeentelijke sporthallen; o € 3.500,- voor een onderzoek naar het optimaliseren van het kruispunt Thorbeckelaan Rivierdijk. Bij de inventarisatie zijn ongeveer 1200 fietsparkeerplaatsen geregistreerd die niet aan het FietsParKeur voldoen. Een goede fietsenstalling kost circa € 100,- per plaats. Het overal toepassen van goede fietsparkeerplaatsen vergt een investering van € 120.000,- en dat is bij de huidige financiële krapte niet reëel. Mede omdat hierbij nog geen rekening is gehouden met bijkomende kosten om terreinen in te richten. Om het project beheersbaar te houden wordt voorgesteld om het budget van € 76.500,- de realisatie van fietsenstallingen evenredig over de periode vanaf 2012 tot en met 2014 te verdelen.
Wettelijke en Beleidskaders, eventueel inhoudelijke/ruimtelijke kaders o Raadsbesluit 23 februari 2011: Vaststelling Uitvoeringsprogramma Verkeersbeleidsplan Het zo veel mogelijk meenemen van de wensen uit het Uitvoeringsprogramma Verkeersbeleidsplan in ruimtelijke ontwikkelingen en onderhoudswerkzaamheden; het principe dat een goede verkeersontsluiting een integraal onderdeel dient te zijn van ruimtelijke plannen en dat deze ook hieruit gefinancierd dienen te worden; de lijst van prioriteiten in bijlage 5 van het Uitvoeringsprogramma Verkeersbeleidsplan en de achterliggende principe oplossingen; uit de Reserve Infra conform de financiële paragraaf € 510.350,- (inclusief subsidies) beschikbaar te stellen, zodat er budget beschikbaar komt voor de volgende projecten uit het Uitvoeringsprogramma: o € 100.000,C1 Fietspad De Horst o € 200.000,B10 Fiets filevrij Beneden Merwederoute o € 50.000,B11 Extra parkeerplaatsen o € 30.000,B12 Extra snelheidsremmende maatregelen o € 10.350,het uitwerken en gereed te maken voor definitieve besluitvorming van:
-4 E3 Fietspad Craijensteijn (alleen voor het onderdeel versterken fietsroute door de Westwijk, vanwege de (te) hoge kosten voor een vrijliggend fietspad langs de Craijensteijn) (€ 7.500,-) E14 Fietsparkeren (€ 2.850,-) o € 120.000,- beschikbaar te houden voor prioriteiten Uitvoeringsprogramma o
Raadsbesluit 2 februari 2010: Vaststelling Verkeersbeleidsplan en Fietsbeleidsplan Kennis te nemen van het concept Verkeersbeleidsplan en Fietsbeleidsplan. In te stemmen met beide beleidsplannen en conform het huidige beleid te kiezen voor het uit de voorrang houden van fietsers op rotondes. Het college van Burgemeester en Wethouders te mandateren voor beide beleidsstukken de raadsbesluiten te verwerken in de definitieve beleidsplannen. Bij iedere raadsperiode en begroting te bezien aan welke onderdelen van het Verkeersbeleidsplan en Fietsbeleidsplan uitvoering wordt gegeven.
Tijdspad, monitoring en evaluatie o In 2012-2013 wordt het kruispunt Prinsenweer – Craijensteijn aangepakt. o De komende drie jaar wordt € 76.500,- besteed aan het opwaarderen en uitbreiden van fietsenstallingen.
Externe communicatie: De direct omwonenden zullen geïnformeerd moeten worden over de aanpassing van het kruispunt Prinsenweer – Craijensteijn. Met de betrokken belanghebbenden (zoals sportverenigingen en winkeliersvereniging) zal contact gezocht worden over de inpassing en uitvoering van de fietsenstallingen.
Burgemeester en wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de waarnemend burgemeester,
J.H. Koetsenruijter
A.G.M. van de Vondervoort
Raadsbesluit (gewijzigd)
De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d.
;
besluit:
In te stemmen met: 1. De rapportage “Fietsverbindingen en fietsenstallingen”. 2. Het opwaarderen van de fietsroute door de Westwijk in combinatie met de reeds voorziene herstraatwerkzaamheden en naast de bestaande veilige oversteek bij de verkeerslichten met de Parallelweg ook een veilige oversteek te maken voor de informele fietsverbinding aan de zuidzijde van de Westwijk middels het verbeteren van het kruispunt Prinsenweer – Craijensteijn. 3. Het uitbreiden van de stallingscapaciteit bij sportvoorzieningen. 4. Het opwaarderen van de fietsenstallingen aan de Kerkbuurt en de gemeentelijke sporthallen middels het toepassen van fietsenstallingen die voorzien zijn van het FietsParKeur kenmerk. 5. Het (financieel) onderbrengen van bovenstaande projecten en het onderzoek naar het optimaliseren van het kruispunt Thorbeckelaan - Rivierdijk onder de overige prioriteiten van het Uitvoeringsprogramma Verkeersbeleidsplan.
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
A.G.M. van de Vondervoort
Aan de leden van de gemeenteraad Sliedrecht
Datum 14 november 2011
Hierbij bieden wij u bijgevoegde stukken aan voor:
Bijlagen 2
Ons kenmerk Zaaknr.
besluitvorming zienswijze kennisname
B&W besluit 17 januari 2012
Geheimhouding op grond van de Wet openbaarheid van bestuur n.v.t.
Portefeuillehouder A. de Waard
Fatale termijn nee Ruimte en Groen Onderwerp
Uitwerking prioriteiten Uitvoeringsprogramma Verkeersbeleidsplan
Wat wordt gevraagd
In te stemmen met: 1. De rapportage “Fietsverbindingen en fietsenstallingen”. 2. Het opwaarderen van de fietsroute door de Westwijk in combinatie met de reeds voorziene herstraatwerkzaamheden en naast de bestaande veilige oversteek bij de verkeerslichten met de Parallelweg ook een veilige oversteek te maken voor de informele fietsverbinding aan de zuidzijde van de Westwijk middels het verbeteren van het kruispunt Prinsenweer – Craijensteijn. 3. Het uitbreiden van de stallingscapaciteit bij sportvoorzieningen. 4. Het opwaarderen van de fietsenstallingen aan de Kerkbuurt en de gemeentelijke sporthallen middels het toepassen van fietsenstallingen die voorzien zijn van het FietsParKeur kenmerk. 5. Het (financieel) onderbrengen van bovenstaande projecten en het onderzoek naar het optimaliseren van het kruispunt Thorbeckelaan - Rivierdijk onder de overige prioriteiten van het Uitvoeringsprogramma Verkeersbeleidsplan.
Toelichting
In de opiniërende raadsbijeenkomst van 31 januari 2012 is het concept raadsvoorstel en concept besluit over de Fietsverbindingen en fietsenstallingen besproken. Ten behoeve van de raadsvergadering van 21 februari 2012 hebben wij het concept raadsvoorstel en het concept raadsbesluit aangevuld met de gedane suggesties en wensen. De aanpassingen in deze documenten zijn vetgedrukt.
Bijgaande stukken
Kopieën aan: Archief
Concept raadsvoorstel Concept raadsbesluit Rapportage “Fietsverbindingen en fietsenstallingen”
Ambtelijk contactpersoon
Dhr. H. Appeldooren Tel.nr. (0184) 495 947
Hoogachtend, Burgemeester en wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de waarnemend burgemeester,
J.H. Koetsenruijter
A.G.M. van de Vondervoort
Concept Raadsvoorstel Aan de raad van de gemeente Sliedrecht
Agendapunt:
Sliedrecht,
Onderwerp: Startnotitie ‘doorlichting Stichting Open Jeugdwerk Sliedrecht’. Voorgesteld besluit: De startnotitie ’doorlichting Stichting Open Jeugdwerk Sliedrecht’ vast te stellen. Overwegingen en alternatieven: Begin 2011 heeft een evaluatie van het jeugdbeleid plaatsgevonden. In deze evaluatie is aangegeven wat de stand van zaken van de actiepunten uit de Integrale beleidsnota ‘Jeugd (in)begrepen’ is. Uit de evaluatie kan geconcludeerd worden dat veel van de acties zijn afgerond. Het College heeft bij de behandeling van de evaluatie aangegeven behoefte te hebben aan het formuleren van beleid op vier punten die betrekking hebben op het plaatselijk professioneel jongerenwerk dat wordt uitgevoerd door Stichting Open Jeugdwerk Sliedrecht (SOJS). Dit betreft de volgende punten: 1. de benodigde accommodatie (toegespitst op de huidige behoefte); 2. de positie van het ambulante jongerenwerk; 3. de relatie met overige plaatselijke vormen van jeugdwerk (bijv. het kerkelijke jeugdwerk) 4. de bestuurlijke structuur De evaluatie is op 30 augustus 2011 besproken in de gemeenteraadsvergadering. Tijdens deze vergadering is gevraagd om een startnotitie voor de doorlichting van SOJS op te stellen. Startnotitie Zoals bovenstaand aangegeven heeft het College een aantal punten aangegeven waarop zij nader beleid wil ontwikkelen. In de startnotitie staat een aantal uitgangspunten/kaders genoemd waaraan in de verdere uitwerking van de door het College genoemde punten aandacht besteed moet worden. Tevens is er een aantal punten toegevoegd, te weten de signaleringsfunctie van de jongerenwerkers (o.a. in relatie tot Zorg voor Jeugd), de subsidieovereenkomst (o.a. het meetbaar maken van de resultaten van de werkzaamheden van SOJS) en de bepaling van de doelgroep. Aan de gemeenteraad wordt gevraagd de startnotitie met opgenomen kaders vast te stellen. De wijzigingen die zijn opgenomen ten opzichte van de versie die op 13 december 2011 in de opiniërende bijeenkomst is behandeld, zijn cursief aangegeven.
Kaderstellende en controlerende aspecten t.b.v. de gemeenteraad, uitgesplitst in:
Financiële kaders De doorlichting moet worden uitgevoerd binnen de beschikbare budgetten (m.u.v. een eventuele nulmeting). Eventuele ombuigingen binnen het open jeugdwerk moeten budgettair neutraal verlopen. Wettelijke en Beleidskaders, eventueel inhoudelijke/ruimtelijke kaders Integrale beleidsnota ‘Jeugd (in)begrepen’
-2Tijdspad, monitoring en evaluatie Behandeling startnotitie in gemeenteraad: Opiniërend: 31 januari 2012 Besluitvormend: 21 februari 2012 Na vaststelling door de gemeenteraad zal in samenwerking met SOJS aan de uitwerking begonnen worden. Het resultaat is een beleidsdocument waarin doelstellingen, activiteiten, resultaten en randvoorwaarden voor het Open jeugdwerk zijn benoemd. Dit beleidsdocument maakt na de herijking van het jeugdbeleid integraal onderdeel uit het van jeugdbeleid van de gemeente Sliedrecht. Het stuk wordt in het tweede kwartaal van 2012 aangeboden aan de gemeenteraad. Externe communicatie: De doorlichting zal in eigen beheer worden uitgevoerd. Het bestuur van SOJS zal gevraagd worden hierin te participeren.
Burgemeester en wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de waarnemend burgemeester,
J.H. Koetsenruijter
A.G.M. van de Vondervoort
Concept Raadsbesluit
De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d.;
besluit: De startnotitie doorlichting Stichting Open Jeugdwerk Sliedrecht vast te stellen
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op 21 februari 2012 De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
A.G.M. van de Vondervoort
Startnotitie
Doorlichting Stichting Open Jeugdwerk Sliedrecht
Status: Vast te stellen door de gemeenteraad Portefeuillehouder: J.A. Lavooi Ambtelijk opdrachtgever: A. Siebel Primaathouder: P.M. van der Klooster Datum: 3 januari 2012 Versie: 1
1
Inhoudsopgave Startnotitie Samenvatting
blz. 3
Gevraagde beslissing
blz. 3
1. Inleiding
blz. 4
2. Probleemschets
blz. 4
3. Oplossingsrichting(en)
blz. 6
4. Proces voor tot stand komen kaderstellend besluit
blz. 7
5. Overige informatie
blz. 7
6. Overzicht bijlagen
blz. 9
2
Samenvatting (Beleids)probleem In 2011 is de integrale beleidsnota Jeugd (in)begrepen geëvalueerd. Uit deze evaluatie kwam naar voren dat een aantal punten op het gebied van het plaatselijk professioneel jongerenwerk niet voldoende ontwikkeld is. Naar aanleiding hiervan is besloten Stichting Open Jeugdwerk Sliedrecht nader te bekijken/ door te lichten. De volgende aspecten komen hierbij onder andere aan de orde: 1. de positie van het ambulant jongerenwerk (bijvoorbeeld in relatie tot de openingstijden/werktijden); 2. de relatie met overige plaatselijke vormen van jeugdwerk via kerken en verenigingen; 3. de bestuurlijke structuur; 4. benodigde accommodatie, toegespitst op de huidige behoeften; 5. signaleringsfunctie/ Zorg voor Jeugd; 6. subsidieovereenkomst; 7. bepaling van de doelgroep. Oplossingsmogelijkheden In hoofdstuk 3 wordt per onderdeel aangegeven welke oplossingsrichtingen denkbaar zijn. Dit is een eerste aanzet. Bij de uitwerking van het uiteindelijke beleidsdocument kunnen er nog andere keuzemogelijkheden/oplossingsrichtingen worden aangedragen.
Gevraagde beslissing 1. De startnotitie ’doorlichting Stichting Open Jeugdwerk Sliedrecht’ vast te stellen.
3
1. Inleiding Begin 2011 heeft een evaluatie van het Sliedrechtse jeugdbeleid plaatsgevonden. Dit betrof een terugblik op de integrale beleidsnota ‘Jeugd (in)begrepen’ en de uitvoering van de actiepunten zoals deze in de beleidsnota waren opgenomen. Deze evaluatie is besproken in de gemeenteraad. Er is geconcludeerd dat het merendeel van de acties die in de beleidsnotitie ‘Jeugd (in)begrepen’ is uitgevoerd. Wel is gebleken dat een aantal van de voorgenomen beleidswijzigingen op het gebied van het plaatselijk professioneel jeugdwerk tot nu toe nog onvoldoende ontwikkeld is. Naar aanleiding van de bespreking in de gemeenteraad is besloten het Sliedrechtse professionele jongerenwerk nader te bekijken/ door te lichten. Daarnaast is deze startnotitie bedoeld om richtinggevende kaders aan te geven waaraan in verdere uitwerking aandacht besteed moet worden. Aan de gemeenteraad wordt gevraagd of deze kaders overeenkomen met de kaders zoals de raad die voor ogen heeft.
2. Probleemschets Zoals eerder is aangegeven is uit de evaluatie van het jeugdbeleid gebleken dat een aantal punten op het gebied van het professioneel jongerenwerk in Sliedrecht nadere aandacht/uitwerking behoeft. Het doel van de doorlichting van Stichting Open Jeugdwerk is: 1. het krijgen van een beter zicht op de activiteiten en resultaten van Stichting Open Jeugdwerk Sliedrecht; 2. het creëren van jongerenwerk dat aansluit bij de behoeften en ontwikkelingen binnen Sliedrecht; 3. het maken van duidelijke beleidskaders waarbinnen de Stichting de komende jaren haar activiteiten kan uitvoeren. Aan onderstaande punten worden in een aan de raad te leggen beleidsdocument aandacht besteed: 1. Positie van het ambulant jongerenwerk Het ambulante jongerenwerk is al jaren als speerpunt benoemd door de gemeenteraad. Stichting Open Jeugdwerk geeft in haar jaarplan aan de volgende activiteiten uit te voeren in het kader van het ambulante jongerenwerk: 1) Het leggen en onderhouden van contacten en vertrouwensrelaties met jongeren uit de wijken; 2) Het voorbereiden, vormgeven, concreet uitwerken, organiseren en uitvoeren van activiteiten uitgaande de doelstellingen; 3) Het onderhouden van contacten met buurtbewoners, gemeente, scholen, politie en overige professionele partners; 4) Het opzetten en up to date houden van analyses die de situaties van jongeren in de wijk weergeven; 5) Het bijwonen van benodigde overlegstructuren op zowel wijk-als gemeenteniveau. De Stichting besteed wekelijks 20 uur aan het ambulant jongerenwerk. In de beleidsnota Jeugd stond opgenomen dat er een uitbreiding van het aantal uren (minimaal 30 uur) gerealiseerd moest worden. De Stichting heeft deze uitbreiding vanwege (personele) omstandigheden niet kunnen realiseren. Tevens wordt goed gekeken naar de daadwerkelijke inzet van de ambulante uren. Met name in de weekenden en avonduren is een behoefte. Hier gaat het dan om een inzet van het ambulante werk als
4
preventief middel om overlast in de openbare ruimte te voorkomen/beperken en het leggen van contacten met (probleem)jongeren. Het doel hiervan is, zoals aangegeven het beperken van overlast, maar ook vroegtijdig signaleren van problemen bij jongeren. 2. Relatie met overige plaatselijke vormen van jeugdwerk via kerken en verenigingen SOJS zet zich in om in samenwerking met derden activiteiten te organiseren voor de jeugd. Een versteviging van deze samenwerking is noodzakelijk om de spilfunctie van de Stichting verder vorm te geven. 3. Bestuurlijke structuur SOJS werkt met een jongerenzelfbestuur. Dit houdt in dat het bestuur wordt gevormd uit de bezoekers van Elektra. Afgelopen jaren is gebleken dat de continuïteit niet gewaarborgd is en de daadkracht van een dergelijk bestuur niet altijd groot is. Er is veel ondersteuning van jongerenwerkers noodzakelijk. De zelfstandigheid van het bestuur komt hierdoor in het geding. De leeftijd van bestuurders zorgt voor rolverwarring, enerzijds zijn zij bezoekers/deelnemers anderzijds zijn zij bestuurder/werkgever. De huidige structuur is belemmerend voor de bestuurlijke continuïteit en daadkracht. In ieder geval moet het werkgeverschap worden bezien. De positie en inbreng van de doelgroep (o.a. het huidige bestuur) in het beleid moet gewaarborgd zijn. 4. Benodigde accommodatie, toegespitst op de huidige behoeften SOJS is gehuisvest in het pand aan de Stationsweg 4. Dit pand beschikt over verschillende ruimten die zijn ingericht voor de (opvang van) jeugd. Daarnaast is een poppodium gehuisvest in het pand en worden ruimtes ter beschikking gesteld voor repeterende bands. Een aantal ruimtes worden beperkt gebruikt. 5. Signaleringsfunctie/ Zorg voor Jeugd De laatste jaren zijn er veel ontwikkelingen op het gebied van jeugdbeleid. Gemeenten gaan steeds meer een regiefunctie bekleden en zijn verantwoordelijk voor het opzetten van een structuur waarbinnen signalering en zorgcoördinatie een speerpunt is. SOJS brengt haar signalen in binnen de netwerkstructuur van het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). De Stichting heeft aangegeven niet te willen signaleren in Zorg voor Jeugd. Reden hiervoor is dat er melding aan de jongere/ouder gedaan moet worden wanneer er een signaal afgegeven wordt in het systeem. De Stichting heeft aangegeven dat zij haar rol als vertrouwenspersoon voor de jongere prevaleert boven het afgeven van signalen. Het ontbreken van de signalen van het open jeugdwerk binnen ZvJ is een gemiste kans. Om een goed beeld van de situatie en leefomgeving van een jongere te krijgen zijn ook deze signalen noodzakelijk. Hierbij moet uiteraard wel rekening gehouden worden met de vertrouwensband die de jongerenwerkers met de jongeren opbouwen en onderhouden. 6. Subsidieovereenkomst De Stichting ontvangt jaarlijks een budgetsubsidie van de gemeente. Aan deze subsidie ligt een uitvoeringsovereenkomst ten grondslag. Hierin worden hoofdfuncties aangegeven die worden uitgevoerd door de Stichting. Deze functies zijn algemeen gesteld en niet goed meetbaar. Hierdoor is onvoldoende zichtbaar welke activiteiten er precies worden uitgevoerd en gefinancierd door de gemeentelijke subsidie. 7. Bepaling van de doelgroep. Stichting Open Jeugdwerk Sliedrecht (SOJS) richt zich op jongeren tussen de 16-26 jaar. Deze leeftijdscategorie staat ook in de statuten opgenomen als doelgroep. Deze doelgroep is bepaald bij de oprichting van de Stichting, ruim 40 jaar geleden. Geconcludeerd kan worden dat de statuten van de Stichting enigszins verouderd zijn. Ontwikkelingen van de laatste jaren, zoals de totstandkoming van het Centrum voor Jeugd en Gezin, de aandacht voor de signaleringsfunctie van professionals, zorgcoördinatie en de Brede Doorlichting nopen tot een aanpassing van het huidige jongerenwerk binnen Sliedrecht.
5
3. Oplossingsrichting(en) In dit hoofdstuk wordt per onderdeel aangegeven welke oplossingsrichtingen denkbaar zijn. Dit is slechts een eerste aanzet. Bij de uitwerking van het uiteindelijke beleidsdocument kunnen er nog andere keuzemogelijkheden/ oplossingsrichtingen worden aangedragen. 1. Positie ambulant jongerenwerk De jongerenwerkers hebben een beperkt aantal uren waarbinnen zij hun werkzaamheden moeten uitvoeren. Deze uren worden verdeeld over het accommodatiegerichte werk, het ambulante werk en neventaken zoals bijvoorbeeld administratie. Wanneer het pand geopend is, is meestal een jongerenwerker aanwezig. Op bepaalde tijdstippen (zoals op zondag) wordt het pand volledig door vrijwilligers gerund. Dit kan alleen als er ervaren vrijwilligers bereid zijn om de verantwoordelijkheid te nemen. Om een uitbreiding van het aantal ambulante uren binnen de huidige budgetten te realiseren moeten de jongerenwerkers hiervoor worden vrijgemaakt. Hierbij kan gedacht worden aan een verschuiving van de uren van het accommodatiegerichte werk naar het ambulante werk of een wijziging van de openingstijden van Elektra. Dit houdt in dat het pand dan vaker dicht zal zijn tenzij er (ervaren) vrijwilligers bereid zijn om in het pand aanwezig te zijn (een soort beheersfunctie). De gevolgen van een eventuele verschuiving moeten in beeld worden gebracht opdat gefundeerde keuzes kunnen worden gemaakt. 2. Relatie met overige plaatselijke vormen van jeugdwerk via kerken en verenigingen Zoals in hoofdstuk 2 is aangegeven zou SOJS een grotere rol kunnen en moeten spelen binnen Sliedrecht als het gaat om verbindingen leggen tussen verschillende organisaties die zich met jongeren bezig houden. Hierbij kan de inzet van combinatiefuncties een rol spelen. Momenteel wordt hiervoor een haalbaarheidsonderzoek uitgevoerd. SOJS wordt betrokken bij dit onderzoek. 3. Bestuursstructuur Eerder is aangegeven dat SOJS werkt met een jongerenzelfbestuur. Dit heeft voordelen maar ook nadelen. Nadelen zijn bijvoorbeeld rolverwarring bij bestuurders/bezoekers, onvoldoende daadkracht en de kwetsbaarheid (continuïteit). Voordeel is de grote betrokkenheid van de jongeren bij ‘hun’ Stichting en het kennismaken met bestuursfuncties (ontwikkeling). De gemeente Sliedrecht streeft naar een brede welzijnsstichting, hier kan het jongerenwerk onderdeel van uitmaken. Koppelingen met of samenvoeging van besturen kan een oplossing zijn voor bovenstaande knelpunten. Het realiseren van een dergelijke koppeling moet op het juiste moment plaatsvinden. Momenteel zijn de Stichtingen druk met het invullen van de (forse) bezuinigingstaakstellingen. Zij moeten de rust en tijd krijgen dit in te bedden binnen hun organisatie alvorens een wijziging in bestuursstructuren kan plaatsvinden. Nader overleg met de besturen moet plaatsvinden voor het maken van procesafspraken. De uitkomsten hiervan worden in het uiteindelijke beleidsdocument voorgelegd. 4. Benodigde accommodatie SOJS is gehuisvest in een groot pand. Veel ruimtes staan overdag leeg of worden slechts beperkt gebruikt. Het pand kan efficiënter benut worden. Daarom worden de accommodatiebehoefte en de accommodatiekosten van het jongerenwerk in kaart gebracht. Naar aanleiding hiervan zal een standpunt bepaald kunnen worden over het gebruik van de accommodatie in de toekomst.
6
5. Signaleringsfunctie/Zorg voor Jeugd Onderzocht wordt op welke wijze de Stichting haar rol als signaleerder verder vorm kan geven binnen de netwerken en met gebruik van Zorg voor Jeugd. Een mogelijkheid zou kunnen zijn om het Zorg Advies Team (ZAT) vanuit het CJG als signaleerder voor SOJS te laten optreden en signalen te laten afgegeven in Zorg voor Jeugd. Dit houdt wel in dat er duidelijke afspraken gemaakt moeten worden met alle deelnemers uit het ZAT die vanuit hun rol als professional ook nog zelf signalen moeten blijven afgeven. Gebeurt dit niet dan wordt de effectiviteit van het systeem aangetast. 6. Subsidieovereenkomst Om toch te kunnen meten in hoeverre de inzet van jongerenwerk effectief is geweest is een goede nulmeting noodzakelijk om de uitgangspositie vast te stellen. Vervolgens moeten duidelijke doelen worden gesteld. Binnen het OCD zijn hiervoor ondersteuningsmogelijkheden. 7. Bepaling van de doelgroep De huidige doelgroep van SOJS zoals in de statuten staat omschreven is 16-26 jaar. Er is geen eenduidige definitie voor het begrip ‘jongere’, de een hanteert een leeftijdsgrens van 18 jaar, de ander van 21 of 23 jaar. De doelgroep van het CJG is 0-23 jaar. Het is verdedigbaar om de leeftijdsgrens van het jongerenwerk hierbij aan te laten sluiten en dus i.p.v. 26 jaar de maximale leeftijd van 23 jaar te hanteren. In de uitwerking zullen de verschillende varianten worden meegenomen.
4. Proces voor tot stand komen kaderstellend besluit Behandeling startnotitie in gemeenteraad: Opiniërend: 31 januari 2012 Besluitvormend: 21 februari 2012 Na vaststelling door de gemeenteraad zal in samenwerking met SOJS aan de uitwerking begonnen worden. Het resultaat is een beleidsdocument waarin doelstellingen, activiteiten, resultaten en randvoorwaarden voor het Open jeugdwerk zijn benoemd. Dit beleidsdocument maakt na de herijking van het jeugdbeleid integraal onderdeel uit het van jeugdbeleid van de gemeente Sliedrecht.
Het stuk wordt in het tweede kwartaal van 2012 aangeboden aan de gemeenteraad.
5. Overige informatie 5.1 Reactie SOJS Tijdens de opiniërende bijeenkomst van 13 december 2011 is ingesproken door SOJS. Zij heeft daarin aangegeven dat zij met groot deel van de punten zoals deze zijn aangegeven in de startnotitie aan de slag is gegaan. Zo is genoemd dat er gewerkt wordt aan een uitbreiding van het aantal ambulante uren, zoeken zij zelf actief naar andere huurders/gebruikers voor het pand, wordt er een overleg gestart met Pand 33 en zijn zij bereid een directeursfunctie te creëren. Al deze punten worden meegenomen bij de uitwerking van de oplossingsrichtingen. 5.2 Financieel-juridische aspecten De doorlichting moet worden uitgevoerd binnen de beschikbare budgetten (m.u.v. een eventuele nulmeting). Eventuele ombuigingen binnen het open jeugdwerk moeten budgettair neutraal verlopen.
7
5.3 Risicoparagraaf n.v.t. 5.4 Rol raad in de communicatie n.v.t.
8
Overzicht bijlagen n.v.t.
9
(Logo Sld.)
Aan de leden van de gemeenteraad Sliedrecht Datum 3 februari 2012 Bijlagen 4
Geachte leden van de gemeenteraad,
Ons kenmerk (zaaknr.)
Hierbij bieden wij u bijgevoegde stukken aan voor:
B&W besluit 3 januari 2012
x besluitvorming □ zienswijze □ kennisname
Portefeuillehouder J.A. Lavooi
Geheimhouding op grond van de Wet openbaarheid bestuur □ ja x n.v.t. Fatale termijn x nee □ ja , d.d. ……… Zorg en Welzijn Onderwerp
Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015
Wat wordt gevraagd
Instemmen; vaststellen
Toelichting
Gemeenten dienen op grond van artikel 3 van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) een plan op te stellen, dat richting geeft aan maatschappelijke ondersteuning. Het beleidsplan geldt voor een periode van maximaal vier jaar. Het huidige Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2008-2011 is eind 2011 afgelopen. In deze nota geeft Sliedrecht voor de komende vier jaar aan welke doelen worden gesteld, hoe dat gaat gebeuren en met welke resultaten. De wijzigingen naar aanleiding van de bespreking in de opiniërende raad van 31 januari jl. zijn in bijgaand beleidsplan en het conceptraadsvoorstel vetgedrukt weergegeven.
Bijgaande stukken
- Gewijzigd conceptraadsvoorstel en raadsbesluit; - Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015 “Elkaar ondersteunen”; - Bijlagenboek; - Adviesbrief van de Wmo-adviesraad Sliedrecht aan het College van B&W d.d. 12 december 2011.
Ambtelijk contactpersoon
J.W.M. Erkens 0184-495808
Kopieën aan: Archief
-2-
Hoogachtend, Burgemeester en wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de waarnemend burgemeester,
J.H. Koetsenruijter
A.G.M. van de Vondervoort
Raadsvoorstel gewijzigd Aan de raad van de gemeente Sliedrecht
Sliedrecht,
Onderwerp: Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015 “Elkaar ondersteunen” Voorgesteld besluit: Het Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015 “Elkaar ondersteunen” d.d. 21 december 2011 vast te stellen. Overwegingen en alternatieven Gemeenten dienen op grond van artikel 3 van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) een plan op te stellen, dat richting geeft aan maatschappelijke ondersteuning. Het beleidsplan geldt voor een periode van maximaal vier jaar. Het huidige Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2008-2011 is eind 2011 afgelopen. Op 14 juni 2011 heeft de gemeenteraad een Startnotitie vastgesteld met als opdracht te komen tot de ontwikkeling van een nieuw Wmo-beleidsplan 2012-2015. In bijgaand beleidsplan wordt voorgesteld welke beleidsdoelen voor de komende vier jaar worden gesteld, wat we daarvoor gaan doen en met welke resultaten. De volgende uitgangspunten zijn daarin geformuleerd: 1. 2. 3. 4. 5.
actualiseren van het Wmo-beleidsplan 2008-2011; de noodzaak tot integraal beleid als gevolg van maatschappelijke ontwikkelingen; accent op zelfredzaamheid en participatie; betrokkenheid, input en draagvlak partners (gemeenten, burgers en instellingen); meer (sub)regionale samenwerking in beleid en uitvoering.
Bij de beleidsvoorbereiding is intensief samengewerkt tussen Sliedrecht, Alblasserdam en Papendrecht. De problematiek van de verschillende gemeenten sluit immers bij elkaar aan en een en ander heeft tijdwinst en efficiency opgeleverd. Om input te verzamelen vanuit de samenleving is nauw samengewerkt met de Wmo-adviesraad en hebben gesprekken met lokale en regionale instellingen plaatsgevonden. Dit heeft geleid tot de volgende speerpunten: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
wonen, zorg en welzijn: basisinfrastructuur op orde; preventief jeugdbeleid: vroegsignalering (o.a. CJG); doorontwikkeling Wmo-loket: website, Zorgkompas, volgsysteem; vrijwilligersbeleid en Maatschappelijke Stage: makelaar, steunpunt, website; kanteling breed doorvoeren in Wmo-beleid; extra ondersteuning overbelaste mantelzorgers; integraal welzijnswerk: welzijn nieuwe stijl; toegang tot extramurale begeleiding (actieplan); preventieve maatschappelijke zorg.
-2De gemeenteraad heeft in de informatieve bijeenkomst van 23 augustus 2011 de volgende aandachtspunten benoemd: Aandachtspunt: - Sliedrechtse cijfers nodig (o.a. begeleiding) - minder uitvoeringsorganisaties (cliëntondersteuning) - extra inzet vrijwilligers/civil society - nieuwe mogelijkheden onderzoeken om WWB-ers en WSW-ers in te zetten - Hoe nu verder met PGB (begeleiding)?
Toelichting, uitwerking in Wmo-beleidsplan: - zijn toegevoegd, o.a. in Paragraaf 7.3 “Om wie gaat het?”; - komt terug in Paragraaf 6.5: onderzoek Wmo-loket en instellingen en 7.2: Welzijn nieuwe stijl en rol SWS (casemanagement); - uitgewerkt in Paragraaf 6.6: vrijwilligersbeleid en professionalisering Vrijwilligerspunt (SWS); - Blz. 8: dit wordt nader uitgewerkt in notitie “Sliedrechtse insteek en regionale verbanden WWnV” - Paragraaf 7.3: uitkomsten PGB nog onbekend; dit wordt uitgewerkt in PVA (proeftuin beleid)
Ondanks de gezamenlijke speerpunten hebben voornoemde gemeenten gekozen om per gemeente een apart plan aan de gemeenteraad voor te leggen, omdat dit meer recht zou doen aan de lokaal verschillende vraagstukken en oplossingen (actiepunten). Inspraak Concepten zijn voorgelegd aan de Wmo-adviesraad en zorg- en welzijnsinstellingen. Middels bijgaande brief van 12 december 2011 heeft de Wmo-adviesraad een positief advies gegeven. Zij schrijft, dat zij tevreden is over de wijze waarop de leden van de Wmo-adviesraad zijn betrokken bij het tot stand komen van het voorliggende Wmo-beleidsplan en dat zij van mening is, dat de gemeente Sliedrecht daarmee een kader heeft om kwetsbare burgers bij de gemeenschap te blijven betrekken. Naast een aantal algemene opmerkingen heeft men een drietal zorgpunten geplaatst, die betrekking hebben op vrijwilligers en mantelzorgers, de Kanteling en burgers met een lage SES: “Door het overhevelen van taken van het Rijk naar de gemeente zal de zorg voor mensen met een GGZ-achtergrond, met vaak ernstige en meervoudige problemen, onder andere door vrijwilligers en mantelzorgers worden opgepakt, ook bij de zogenaamde Kanteling dient de sociale omgeving van de burger betrokken te worden in het oplossen van de problematiek. De belasting van vrijwilligers en mantelzorgers neemt daarmee toe en nu al zijn er signalen dat die vrijwillige hulpverleners overbelast worden. De Wmoadviesraad is van mening dat de gevolgen onevenredig zwaar kunnen uitpakken voor een aantal Sliedrechtse burgers en ziet het als haar taak om in een vroeg stadium die gevolgen te monitoren en zo nodig te adviseren het beleid aan te passen.” Wij delen deze zorg en zullen daar in de uitwerkingsplannen op terug komen. Kaderstellende en controlerende aspecten t.b.v. de gemeenteraad, uitgesplitst in: Financiële kaders In het beleidsplan staan gegevens met betrekking tot het Wmo-budget zoals die zijn overgenomen uit de Septembercirculaire (integratie-uitkering Wmo in Gemeentefonds 2012). In 2011 heeft het Rijk de uitvoeringskosten verhoogd van 75,8 miljoen naar 143,7 miljoen. Het grootste gedeelte (93%) van het Wmo-budget wordt doorgesluisd naar de SDD. Nu binnen de algemene uitkering het onderdeel voor de Wmo naar beneden wordt bijgesteld, kan ook de bijbehorende uitgavenpost worden verlaagd. De wijze van verwerking van de aanpassing van de Wmo ligt grotendeels vast door regionale afspraken (verdeelsleutel Wmo 2012). Van het Wmo bedrag van € 2.830.164 gaat € 2.607.317 naar de SDD en blijft € 222.847 binnen de begroting van Sliedrecht. Daarnaast ontvangt Sliedrecht budget voor compensatie Pakketmaatregel (AWBZ) en Maatschappelijke Stage (MaS) die aan het Wmo-budget zijn toegevoegd. Voor het overige wordt verwezen naar blz. 23 van het beleidsplan.
-3-
Wettelijke en Beleidskaders, eventueel inhoudelijke/ruimtelijke kaders Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo); Wet Werken naar Vermogen; de Kanteling; decentralisatie extramurale begeleiding (AWBZ); decentralisatie Jeugdzorg; Welzijn nieuwe stijl. Tijdspad, monitoring en evaluatie Met de Wmo-adviesraad Sliedrecht is afgesproken om halverwege de periode van het beleidsplan (januari 2014) de actiepunten en resultaten te evalueren. Hierbij zullen de gegevens vanuit de monitoren, benchmarks en klanttevredenheidsonderzoeken (KTO’s) als input dienen. Daarnaast dient aan de gemeenteraad jaarlijks rekenschap te worden gegeven van behaalde resultaten op grond van het Wmobeleid. Dit zal in de dynamische jaaragenda raad worden opgenomen. Sinds 2010 nemen de Drechtsteden géén deel meer aan de jaarlijkse Wmo-benchmark (SGBO), omdat deze te weinig nieuwe informatie voor beleid oplevert. Mede op aangeven van de regionale Wmoadviesraad is binnen de Drechtsteden besloten om tweejaarlijks een klanttevredenheid onder gebruikers van individuele voorzieningen te laten uitvoeren (SGBO). In plaats hiervan wordt in samenspraak met de Wmo-adviesraden gekozen voor alternatieve tevredenheidonderzoeken uit te voeren door het Onderzoek Centrum Drechtsteden (OCD). In 2011 was dit “Tevredenheid onder zorg- en welzijnsvrijwilligers”. Zo ontstaat vanuit verschillende onderzoeken jaarlijks een meer gedifferentieerd beeld met betrekking tot tevredenheid. Externe communicatie Met betrekking tot de Kanteling en transities Begeleiding, Jeugd en de Wet Werken naar Vermogen zal de komende jaren intensief naar en met burgers worden gecommuniceerd. Een communicatieparagraaf zal deel uitmaken van verschillende uitvoeringsplannen. Daarnaast willen we onze inwoners onder gebruikmaking van Internet en de lokale media (Kompas) komend jaar frequenter informeren met betrekking tot de gevolgen van de meer lokale veranderingen in de Wmo zoals Welzijn nieuwe stijl en het Wmo-loket. Naar aanleiding van de bijeenkomst van 2 februari 2012 en het onderzoek naar de loketfunctie, zullen we in overleg met de afdeling Communicatie hierover in 2012 nadere voorstellen doen.
Burgemeester en wethouders van Sliedrecht, de secretaris, de waarnemend burgemeester,
J.H. Koetsenruijter
A.G.M. van de Vondervoort
Raadsbesluit
De raad van de gemeente Sliedrecht; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 3 januari 2012;
besluit: het Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015 “Elkaar ondersteunen” d.d. 21 december 2011 vast te stellen.
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Sliedrecht op De griffier,
De voorzitter,
A. Overbeek
A.G.M. van de Vondervoort
“Elkaar ondersteunen” Wmo-beleidsplan Sliedrecht, 2012-2015
Opdrachtgever : Steller : Datum :
Johan Lavooi, wethouder Wmo Hans Erkens, Publiekszaken/WEZ 21 december 2011 (versie 5.0.def)
Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015
blz. 2 van 30
Inhoudsopgave 1. 1.1. 1.2. 1.3. 1.4.
Inleiding Uitgangspunten Startnotitie Regionale samenwerking en verzamelen input Regionaal benoemde speerpunten Leeswijzer
blz. 4
2. 2.1. 2.2. 2.3. 2.4. 2.5.
Wettelijk kader Wmo als participatiewet Prestatievelden Regionale samenwerking Compensatieplicht Uitbreidingstaken onder de Wmo
blz. 5
3. 3.1. 3.2. 3.3. 3.4. 3.5. 3.6. 3.7.
Landelijke en regionale ontwikkelingen De Kanteling Welzijn nieuwe stijl Extramurale begeleiding Decentralisatie jeugdzorg Wet werken naar vermogen Hulpmiddelen Regionale ontwikkelingen
blz. 7
4. 4.1. 4.2. 4.3. 4.4.
De Kanteling in de Wmo: van zorg naar participatie Principes van de Kanteling Spanningsveld Uitvoering in samenhang Wat gaan we in Sliedrecht doen?
blz. 9
5. 5.1. 5.2. 5.3.
Lokaal Wmo-beleid Aandachtspunten sociaal beleid (OCD) Hoofdlijnen Collegeprogramma 2010-2014 Visie op participatie
blz. 11
6. 6.1. 6.2. 6.3. 6.4. 6.5. 6.6. 6.7. 6.8.
Groen: basisinfrastructuur op orde? Wonen, leefbaarheid en bewonersparticipatie Welzijn en zorg Sport en recreatie Jeugdbeleid en opvoedondersteuning Wmo-loket Vrijwilligersbeleid Lokaal gezondheidsbeleid Afgestemd aanbod Wmo-AWBZ
7. 7.1. 7.2. 7.3.
Oranje: kwetsbare mensen Mantelzorgondersteuning Welzijn nieuwe stijl: casemanagement Extramurale begeleiding
blz. 21 blz. 22
8.
Rood: maatschappelijke zorg
blz. 24
9. 9.1. 9.2. 9.3. 9.4.
Middelen, evaluatie, communicatie en planning Middelen Nieuw Wmo-beleid Evaluatie, benchmarks en KTO’s Communicatie
blz. 26
10.
Lijst met afkortingen
Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015
blz. 6
blz. 8
blz. 10
blz. 12
blz. 14 blz. 15 blz. 16 blz. 17 blz. 18 blz. 19 blz. 20
blz. 27
blz. 28
blz. 3 van 30
1.
Inleiding Gemeenten dienen op grond van artikel 3 van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) een plan op te stellen, dat richting geeft aan maatschappelijke ondersteuning. Het beleidsplan geldt voor een periode van maximaal vier jaar. Het huidige Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2008-2011 loopt eind 2011 af. In deze nota geeft Sliedrecht voor de komende vier jaar aan welke doelen worden gesteld, hoe dat gaat gebeuren en met welke resultaten.
1.1.
Uitgangspunten Startnotitie Op 14 juni 2011 heeft de gemeenteraad de Startnotitie vastgesteld met als opdracht te komen tot de ontwikkeling van een nieuw Wmo-beleidsplan 2012-2015. De volgende uitgangspunten zijn daarin geformuleerd: 1. actualiseren van het Wmo-beleidsplan 2008-2011; 2. maatschappelijke ontwikkelingen maken integraal beleid noodzakelijk; 3. accent op zelfredzaamheid en participatie; 4. betrokkenheid, input en draagvlak partners (gemeenten, burgers en instellingen); 5. meer (sub)regionale samenwerking in beleid en uitvoering.
1.2.
Regionale samenwerking en verzamelen input Bij de beleidsvoorbereiding is intensief samengewerkt tussen Sliedrecht, Alblasserdam en Papendrecht. De problematiek van de verschillende gemeenten sluit immers bij elkaar aan en een en ander heeft tijdwinst en efficiency opgeleverd. Om input te verzamelen vanuit de samenleving is nauw samengewerkt met de Wmo-adviesraad en hebben gesprekken met lokale en regionale instellingen plaatsgevonden. Dit heeft geleid tot contouren en speerpunten, die op 23 augustus 2011 informatief met de gemeenteraad zijn besproken. De samenwerking met de Wmo-adviesraad Sliedrecht is hierbij erg waardevol gebleken; zij is niet alleen achteraf om advies gevraagd, maar is vanaf de start actief bij de beleidsvorming betrokken geweest.
1.3.
Regionaal benoemde speerpunten 1. wonen, zorg en welzijn: basisinfrastructuur op orde; 2. preventief jeugdbeleid: vroegsignalering (o.a. CJG); 3. doorontwikkeling Wmo-loket: website, Zorgkompas, volgsysteem; 4. vrijwilligersbeleid en Maatschappelijke Stage: makelaar, steunpunt, website; 5. kanteling breed doorvoeren in Wmo-beleid; 6. extra ondersteuning overbelaste mantelzorgers; 7. integraal welzijnswerk: welzijn nieuwe stijl; 8. toegang tot extramurale begeleiding (actieplan); 9. preventieve maatschappelijke zorg. De gemeenteraad heeft 23 augustus 2011 de volgende punten benoemd: Sliedrechtse cijfers nodig (o.a. begeleiding); minder uitvoeringsorganisaties (cliëntondersteuning); extra inzet op vrijwilligers en/of Civil Society (stimuleren of is de rek eruit?); nieuwe mogelijkheden onderzoeken om WWB-ers en WSW-ers in te zetten; hoe nu verder met PGB (begeleiding)?
1.4.
Leeswijzer De speerpunten worden uitgewerkt in Hoofdstuk 4 en verder. Hoofdstuk 2 beschrijft de Wmo als kader; Hoofdstuk 3 de landelijke en regionale ontwikkelingen; Hoofdstuk 4 De Kanteling; Hoofdstuk 5 lokaal beleid; Hoofdstuk 6 Groen: basisinfrastructuur; Hoofdstuk 7 Oranje: kwetsbare mensen; Hoofdstuk 8 Rood: maatschappelijke Zorg; Hoofdstuk 9 Middelen, evaluatie en communicatie. Hoofdstuk 10 sluit af met een afkortingenlijst. Er is een apart Bijlagenboek.
Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015
blz. 4 van 30
2.
Wettelijk kader In dit hoofdstuk staan we stil bij de Wmo als kaderwet; wat is het doel, wat valt eronder en wat is er aan gemeentelijke taken bij gekomen.
2.1.
Wmo als participatiewet De Wmo is in 2007 ingevoerd als onderdeel van een nieuw zorgstelsel 1 en valt onder de verantwoordelijkheid van de gemeente. Deze wet is voor een deel als opvolger te beschouwen van de Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ) die een zorgplicht kent. De Wmo is een brede participatiewet: iedereen moet kunnen meedoen aan de samenleving. De Wmo is daarmee een principieel andere wet dan de AWBZ. De Wmo kent geen zorgplicht maar een compensatieplicht. Daar waar burgers en hun sociale netwerk de ondersteuning, die nodig is om maatschappelijk te participeren niet kunnen bieden, moet de gemeente dit compenseren door ondersteuning te bieden. De manier waarop dit gebeurt wordt niet door de Wmo voorgeschreven; dat is een zaak van de gemeente. De Wmo is een “horizontale” wet; gemeenten hoeven over de behaalde resultaten geen verantwoording af te leggen aan het rijk, maar doen dit jaarlijks aan de gemeenteraad.
2.2.
Prestatievelden Artikel 1 eerste lid van de Wmo noemt een negental prestatievelden waarop gemeenten beleid moeten voeren, te weten: 1. Bevorderen van de sociale samenhang in en leefbaarheid van wijken en buurten. 2. Op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen en ouders met problemen met opvoeden. 3. Het geven van informatie, advies en cliëntondersteuning. 4. Het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers. 5. Het bevorderen van maatschappelijke participatie en zelfredzaamheid van mensen met een beperking (incl. mensen met een chronisch psychisch probleem en mensen met een psychosociaal probleem). 6. Het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking ten behoeve van het behoud van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijke verkeer. 7. Het bieden van maatschappelijke opvang, waaronder vrouwenopvang. 8. Het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg, met uitzondering van het bieden van psychosociale hulp bij rampen. 9. Ondersteuning aan verslaafden. Tabel 1: prestatievelden en schaal van bestuurlijke verantwoordelijkheid Prestatieveld: Schaal, bestuurlijke verantwoordelijkheid: 1 t/m 5 lokaal: Sliedrecht 6: individuele voorzieningen 7, 8 en 9: maatschappelijke Zorg
2.3.
Gemeenschappelijke Regeling Drechtsteden (SDD) Dordrecht is centrumgemeente voor regio ZuidHolland Zuid
Regionale samenwerking In 2007 hebben de gemeenten in de Drechtsteden de verantwoordelijkheid voor de individuele voorzieningen (prestatieveld 6) overgedragen aan de Drechtraad. Dit betreft een delegatie van verantwoordelijkheden.
1 Het zorgstelsel omvat de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) voor de langdurige zorg, de Zorgverzekeringwet (ZVW) voor de kortdurende zorg en de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) voor ondersteuning.
Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015
blz. 5 van 30
Bovendien heeft men besloten de Sociale Dienst Drechtsteden (SDD) als uitvoeringsorganisatie aan te wijzen. Dit is vastgelegd in het Wmo-beleidskader Drechtsteden. Hierin is ingegaan op de afstemming tussen de gemeenten onderling en de gemeenten met de regio, in het bijzonder met betrekking tot individuele voorzieningen. Gelet op landelijke ontwikkelingen zal dit beleid op onderdelen worden herschreven. De gemeenteraad van Dordrecht is verantwoordelijk voor de maatschappelijke zorg (prestatievelden 7, 8 en 9), omdat Dordrecht als centrumgemeente van de regio ZuidHolland Zuid is aangewezen. Het college van Dordrecht overlegt alvorens een voorstel aan de gemeenteraad wordt voorgelegd, met de andere gemeenten van deze regio. Met betrekking tot preventie, nazorg en herstel hebben de lokale gemeenten een eigen taakverantwoordelijkheid. De eerste vijf prestatievelden zijn een verantwoordelijkheid van de individuele gemeenten. 2.4.
Compensatieplicht Artikel 4 Wmo bepaalt dat het college van burgemeester en wethouders ter compensatie voorzieningen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning moet treffen die een persoon met beperkingen in staat stelt om: a. een huishouden te voeren; b. zich te verplaatsen in en om de woning; c. zich lokaal (en regionaal) te verplaatsen per vervoermiddel; d. medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. Er zijn twee soorten voorzieningen te onderscheiden: 1. individuele voorzieningen: worden na een indicatie toegekend. Het betreft rolstoelen, scootmobielen, woningaanpassingen en hulp bij het huishouden. 2. algemene of collectieve voorzieningen: hiervoor is geen indicatie nodig, maar zijn wel belangrijk om participatie van mensen te bevorderen. Hierbij valt te denken aan maaltijdservice, maatschappelijk werk of aan doelgroepenvervoer 2 .
2.5.
Uitbreidingstaken onder de Wmo Sinds de invoering van de Wmo in 2007 is er een aantal nieuwe taken in ondergebracht. Zo is sinds 2011 Maatschappelijke Stage een nieuwe wettelijke verplichting en zijn de middelen voor ondersteuning aan het Wmo-budget toegevoegd. Dit geld heeft Sliedrecht aangewend voor het instellen van een stagemakelaar als onderdeel van de Stichting Welzijnswerk Sliedrecht en is eXperience aangeschaft als website om vraag en aanbod te koppelen (zie: 6.6). Ook Nazorg voor ex-gedetineerden en de Wet Tijdelijk Huisverbod (huiselijk geweld) zijn onder de Wmo gebracht. Nazorg ex-gedetineerden en het tijdelijk huisverbod worden thans gecoördineerd vanuit centrumgemeente Dordrecht en worden respectievelijk uitgevoerd door de SDD en de GGD ZHZ. In Hoofdstuk 3 willen we stilstaan bij ontwikkelingen die van grote invloed zijn op de Wmo zoals: de Kanteling, Welzijn nieuwe stijl en drie decentralisaties: extramurale begeleiding, Jeugdzorg (Zorg voor Jeugd) en Wet Werken naar Vermogen.
2
De Drechthopper is een collectieve vervoersvoorziening, waarvoor men in veel gevallen wel een indicatie nodig heeft.
Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015
blz. 6 van 30
3.
Landelijke en regionale ontwikkelingen Op landelijk niveau speelt een aantal belangrijke ontwikkelingen die gevolgen hebben voor de Wmo. De bezuinigingen als gevolg van de economische crisis hebben hier grote invloed op gehad. Het gaat om decentralisatie van overheidstaken en stelselherzieningen binnen de zorg (AWBZ en Jeugdzorg) en werk en inkomen. Ook een aantal regionale ontwikkelingen zullen we hierna beschrijven.
3.1.
De Kanteling Hiermee wil de VNG de Wmo-praktijk doorontwikkelen in een richting waarin meer dan nu participatie i.p.v. zorg, resultaten i.p.v. voorzieningen en maatwerk i.p.v. confectie centraal staan. Belangrijk uitgangspunt is de eigen verantwoordelijkheid van burgers bij het oplossen van problemen, eventueel met behulp van hun sociale netwerk. Wanneer burgers daar niet toe in staat zijn, kan een beroep worden gedaan op voorzieningen: van algemeen via collectief naar individueel. Sliedrecht heeft in de begroting van 2011 en verder een bedrag van € 87.360 opgenomen als uitvoeringskosten Wmo. Op 12 april 2011 heeft de gemeenteraad besloten een bedrag van € 23.092 hiervan aan het regionale project de Kanteling bij te dragen. Zie Hoofdstuk 4 voor een nadere uitwerking van de Kanteling.
3.2.
Welzijn nieuwe stijl VWS, VNG en de MOgroep hebben het landelijke stimuleringsprogramma “Welzijn nieuwe stijl” gelanceerd. Het programma is erop gericht om de kracht van de Wmo te benutten door te stimuleren en inspireren. Welzijn nieuwe stijl gaat uit van de volgende uitgangspunten: gericht op vraagverheldering, gebaseerd op de eigen kracht van de burger, direct op de cliënt af (indien problemen worden gesignaleerd), een optimale verhouding tussen informele en formele zorg, een doordachte balans tussen collectieve en individuele voorzieningen, integraal werken, meer vraaggericht en gericht op oplossingen en resultaten en gebaseerd op meer ruimte voor de professional (zie Paragraaf 7.2).
3.3.
Extramurale begeleiding Dit is een vorm van ondersteuning die bijdraagt aan maatschappelijke participatie van kwetsbare mensen en/of mensen met een beperking. Deze functie wordt geschrapt uit de AWBZ en onder de Wmo gebracht. Met de decentralisatie is € 2,1 tot € 3,3 miljard vanaf 2014 gemoeid. Gemeenten zijn vanaf 2013 verantwoordelijk voor nieuwe aanvragen en vanaf 2014 voor alle gevallen. De overdracht gaat gepaard met een forse korting. De voorbereiding wordt in Drechtstedenverband opgepakt. Nog onbekend is welk budget gemeenten vanaf 2013 voor de uitvoering zullen ontvangen. Wel is bekend welke middelen Sliedrecht voor transitiekosten zal krijgen: € 79.758 in 2012 en € 53.574 in 2013 (bron: Septembercirculaire). Deze bedragen zullen in de begroting worden toegevoegd aan het Wmo-budget (Zomernota 2012). In Paragraaf 7.3. zullen we stilstaan bij het aantal betrokkenen voor Sliedrecht.
3.4.
Decentralisatie jeugdzorg Op 30 september 2011 heeft de Staatssecretaris een transitiebrief “Stelselwijzigingen Zorg voor Jeugd” naar de Tweede Kamer gestuurd. Zorg voor jeugd 3 zal naar gemeenten worden overgeheveld. De doorontwikkeling van de Centra voor Jeugd en Gezin (CJG’s) speelt hierbij een belangrijke rol. Bij de beleidsontwikkeling nemen de Drechtsteden het voortouw. Relevant is, hoe gemeenten vroegsignalering, preventie, begeleiding en opvoedondersteuning (ketensamenwerking en zorgnetwerken) in het kader van de Wmo zullen vormgeven (zie: Paragraaf 6.4).
3 Het gaat om alle zorg voor jeugd die onder het Rijk, provincies, grootstedelijke regio’s, AWBZ, Zvw en gemeenten valt: jeugdgezondheidszorg, provinciale jeugdzorg, jeugdbescherming en jeugdreclassering, jeugd-GGZ (inclusief begeleiding), zorg aan licht verstandelijk beperkte jeugdigen en gesloten jeugdzorg.
Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015
blz. 7 van 30
3.5.
Wet Werken naar Vermogen De Wet Werk en Bijstand (WWB), Wet Sociale Werkvoorziening (WSW), Wet Investeren in Jongeren (WIJ) en Wajong zullen opgaan in de Wet Werken naar Vermogen. Dit heeft vooral gevolgen voor mensen aan de onderkant van arbeidsmarkt en raakt doelgroepen binnen de Wmo (mensen met een beperking). Regionaal speelt de discussie hoe mensen met een uitkering kunnen worden ingezet voor Wmo-activiteiten zoals bijvoorbeeld klussen in en om het huis. Dit thema zal verder op het niveau van de Drechtsteden worden opgepakt (SDD) en afgestemd binnen het PFO-Sociaal en uiteindelijk worden voorgelegd aan de Drechtraad. Hierover is meer te lezen in de notitie “Sliedrechtse insteek en regionale verbanden Wet werken naar Vermogen".
3.6.
Hulpmiddelen Het rijk wil het aantal loketten voor hulpmiddelen van drie naar twee terug brengen. Alle hulpmiddelen die te maken hebben met zelfredzaamheid in en om de woning worden vanaf 2013 ondergebracht in de Wmo. De hulpmiddelen gericht op één specifieke beperking komen in de Zorgverzekeringswet (ZVW). De aanspraak op bruikleen verpleegartikelen (AWBZ) verdwijnt. Om dit te realiseren moeten ministeriële regelingen worden veranderd en moet een algemene maatregel van bestuur worden gewijzigd. Het gaat om hulpmiddelen als alarmeringsapparatuur, krukken, rollator, looprek, rolstoel, patiëntlift, toiletverhoging of douchestoel. De SDD zal namens de Drechtsteden Wmo-verordeningen, besluiten en beleidsregels aanpassen en aan de Drechtraad voorleggen. Dit zal in 2012 ook aan de lokale colleges en gemeenteraden worden gecommuniceerd.
3.7.
Regionale ontwikkelingen Binnen de regio’s Zuid-Holland Zuid en de Drechtsteden is een tweetal ontwikkelingen ingezet. We zetten ze hieronder op een rijtje: Doorontwikkeling maatschappelijke zorg (prestatievelden 7, 8 en 9) In overleg met de regio Zuid-Holland Zuid wordt door de centrumgemeente Dordrecht momenteel gewerkt aan een strategische visie voor de lange termijn met daarin aandacht voor de thema’s: centrale toegang, aanpak overlast, opvang van drugsverslaafden en daken thuislozen, coördinatiepunt ex-gedetineerden, opvang, huiselijk geweld en lokale zorgnetwerken. De strategische visie wordt eind 2011 verwacht. Een operationele agenda Maatschappelijke Zorg 2011-2012 is op 28 juni 2011 door het college van Dordrecht vastgesteld. Eigen bijdrage individuele voorzieningen Het Rijk heeft het budget voor individuele voorzieningen een korting van 200 miljoen Euro toegepast. Voor 2011 heeft de SDD een bezuinigingsdoelstelling van 5% gesteld voor individuele voorzieningen. De SDD heeft sinds 1 september 2011 voor alle gebruikers een eigen bijdrage ingevoerd; rolstoelen vallen buiten deze regeling. Ondanks deze maatregel ziet de SDD zich vanaf 2011 geconfronteerd met een structureel tekort op het budget voor hulp bij het huishouden van ongeveer 2 miljoen Euro. Als gevolg van de vergrijzing groeit het aantal individuele verstrekkingen jaarlijks met 6 tot 8%. Dat betekent voor Sliedrecht minimaal een toename van 126 personen in 2012 (streefwaarde 2.234). We zien echter ook een lichte daling van gemiddeld 3,61 uur in 2010 naar 3 uur hulp bij het huishouden per cliënt in 2011. Het aantal toegekende uren is dus feitelijk een betere indicator. Dat geldt echter weer niet voor verstrekkingen als woningaanpassingen, rolstoelen en scootmobielen. De SDD zal met betrekking tot de eigen bijdrage naar verwachting eind 2011 voorstellen doen aan het PFO-Sociaal en de Drechtraad, waarin het advies van de regionale Wmoadviesraad zal worden meegenomen.
Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015
blz. 8 van 30
4.
De Kanteling in de Wmo: van zorg naar participatie Met het project de Kanteling worden stappen gezet om de principes van de Wmo verder toe te passen. Dit ondanks het feit dat alle gemeenten in hun beleidsplannen die principes al hebben opgenomen. De principes van de Kanteling zijn van toepassing op alle prestatievelden van de Wmo. Hier uitvoering aan geven is een verantwoordelijkheid van individuele gemeenteraden, de Drechtraad en de gemeenteraad van Dordrecht als centrumgemeente van de regio Zuid-Holland Zuid. Gemeenten krijgen hiervoor een beperkt budget en dragen het financiële risico indien de Kanteling onvoldoende tot het gewenste succes leidt, te weten minder aanspraak op individuele voorzieningen of duurdere zorg.
4.1.
Principes van de Kanteling Het gaat bij de Kanteling om het in de praktijk toepassen van het principe van de eigen verantwoordelijkheid. Gemeenten zijn niet verplicht iemand die beperking A of B heeft voorziening X of Y te leveren. Gemeenten zijn wel verplicht om dusdanige maatregelen te nemen dat de beperking gecompenseerd wordt. Niet de voorziening maar het beoogde resultaat staat voorop. Elke vorm van ondersteuning die ertoe leidt dat mensen in staat zijn om de genoemde resultaten te realiseren -de rechter kan dat in laatste instantie beoordelenvolstaat (compensatieplicht). Met de Kanteling verandert het primaire proces in de Wmo van beoordeling (bij een aanvraag voor een voorziening) naar een keukentafelgesprek over hoe de beperkingen in zelfredzaamheid en participatie kunnen worden gecompenseerd. De eigen mogelijkheden en die van de (sociale) omgeving staan hierbij nadrukkelijk voorop.
4.2.
Spanningsveld De Kanteling heeft twee aspecten die spanning kunnen oproepen in de samenleving: 1. 2.
realiseren van eigen verantwoordelijkheid van burgers en vergroten van participatie; de noodzaak van gemeenten om zuinig om te gaan met het beschikbare budget.
Een burger die verwacht dat de overheid de vraag zonder meer honoreert zal aanvankelijk teleurgesteld en ontevreden kunnen zijn als in de praktijk van het voeren van het keukentafelgesprek nadrukkelijk de eigen mogelijkheden en de benutting van de beschikbare algemene voorzieningen worden verkend. Er bestaat en spanning tussen verwachtingen van burgers en de manier waarop de gemeente binnen de Wmo omgaat met ondersteuningsvragen. De kernvraag voor de gemeente is hoe het proces van de Kanteling integer kan worden uitgevoerd. Dit vergt voorzichtigheid en vooral vasthoudendheid. De Kanteling is een proces van lange adem waarbij verandering van denken en doen aan de orde is. Het gaat over de vraag wat de draagkracht en de draaglast is van mensen en wat de draagkracht is van hun sociale systeem. Er zullen nieuwe methoden nodig zijn om de draaglast van het sociale netwerk te vergroten. In Drechtstedelijk verband zullen deze worden ontwikkeld. Een voorbeeld hiervan is de methodiek Sociale Netwerkstrategie die door MEE is ontwikkeld. 4.3.
Uitvoering in samenhang De uitvoering van de Kanteling betreft zoals gezegd alle prestatievelden van de Wmo. Het gegeven dat op drie schaalniveaus (gemeente, Drechtsteden, Zuid-Holland Zuid) uitvoering wordt gegeven aan de Wmo vormt een complicerende factor. Omdat alle niveaus samenhang vertonen is het van groot belang de aanpak niet door verkokering te laten belemmeren. Om de Kanteling bij de individuele voorzieningen waarvoor de SDD verantwoordelijk is tot een succes te maken, is samenwerking tussen bijvoorbeeld welzijnswerk en maatschappelijk werk in de gemeenten onontbeerlijk (zie: Paragraaf 7.2).
Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015
blz. 9 van 30
Daar waar algemene voorzieningen vanuit het welzijnswerk en organisaties voor maatschappelijk welzijn niet toegesneden zijn op de vraag van mensen met een beperking, wordt de Kanteling op dit vlak belemmerd en zullen doelstellingen niet worden gehaald. Ook zal een groter beroep op vrijwillige inzet in het domein van zorg en ondersteuning nodig zijn. Ook bij de Kanteling zijn eerst inspanningen nodig voordat resultaten kunnen worden behaald. De gemeenten in de Drechtsteden hebben gezamenlijk een budget ter beschikking gesteld om het proces te stimuleren. Hiervoor is een projectleider voor een jaar aangesteld en is een zevental activiteiten benoemd. De resultaten hiervan zullen rond juli 2012 in het PFO en de Drechtraad worden teruggekoppeld. Het gaat om de volgende activiteiten: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 4.4.
visie en juridische verankering; inventarisatie; digitale sociale kaart; scholing, training en communicatie; medewerking maatschappelijke partners; algemene en collectieve diensten; arrangementen met uitkerings- en onderwijsinstanties.
Wat gaan we in Sliedrecht doen? Wmo-consulenten zijn in 2011 geschoold in het voeren van het keukentafelgesprek. Hierbij staat niet langer het denken in voorzieningen maar het bieden van oplossingen centraal. Daarbij gaat het om bieden van maatwerk en zal kennis van het lokale welzijnsaanbod (algemeen gebruikelijk of collectieve voorzieningen) evident zijn. Daarom zullen in 2012 ook cliëntondersteuners (ouderen- of Wmo-adviseurs) worden bijgeschoold. Actiepunt 1: We gaan begin 2012 de lokale zorg- en welzijnsinstellingen vragen om de principes van de Kanteling breed toe te passen. Het gaat bij de uitvoering om de volgende uitgangspunten: 1. 2. 3. 4.
het achterhalen van vraag achter de vraag (keukentafelgesprek); het leggen van de focus op resultaten i.p.v. voorzieningen; het versterken van de eigen kracht van de cliënt en zijn omgeving (zelfregie); het aanbieden van collectieve arrangementen (op wijk- of buurtniveau).
Dit is een omvangrijke en ambitieuze operatie, waarvoor aanzienlijke uitvoeringsgelden benodigd zullen zijn. Deze zijn nu nog niet concreet genoeg aan te geven. Vandaar dat in Paragraaf 9.2. wordt voorgesteld hiervoor nu gelden te reserveren.
Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015
blz. 10 van 30
5.
Lokaal Wmo-beleid In dit hoofdstuk zullen we stilstaan bij lokale ontwikkelingen, visie en beleid. Welke resultaten hebben we in het kader van het vierjarig Wmo-beleidsplan 2008-2012 bereikt, welke veranderingen hebben zich voorgedaan en hoe willen we daar de komende jaren op inspelen?
5.1.
Aandachtspunten sociaal beleid (OCD) In april 2011 heeft het Onderzoek Centrum Drechtsteden (OCD) op verzoek van Sliedrecht een factsheet “Aandachtspunten sociaal beleid Sliedrecht” gemaakt als samenvatting van de verschillende monitoren. Men heeft daarvoor onder andere gebruik gemaakt van: Participatiemonitor Drechtsteden 2009, Monitor Leefbaarheid en Veiligheid 2009 en de Jeugdmonitor 2008 (OCD), Benchmark en klanttevredenheidsonderzoeken (SGBO), Gezondheidsenquête 2009 en Gezondheid in zicht 2010 (GGD). Het OCD schetst van Sliedrecht het volgende beeld: -
Sliedrecht telt ruim 24.000 inwoners 4 . In de gemeente wonen relatief veel 65plussers; ook de omvang van de groep 0 tot 19 jarigen is hoger dan in Nederland. Ongeveer 12% van de inwoners is allochtoon (7% niet-westers en 5% westers). Ongeveer 6% van de huishoudens heeft een inkomen onder het niveau van 110% van het sociale minimum. Het aandeel arbeidsongeschikten (8,2%) is hoger dan in de Drechtsteden (5,6) en hoger dan in Nederland (6,6). Het aandeel inwoners met WW of bijstandsuitkering is echter lager dan in het gemiddelde van de Drechtsteden en Nederland.
-
Sliedrecht scoort iets boven het gemiddelde in de benchmark Wmo. We scoren op prestatieveld 3 (loket) boven het gemiddelde en op de andere onderdelen ongeveer gelijk. Met name op het gebied van maatschappelijke participatie scoort Sliedrecht hoog: 76% tegen 58% landelijk. Gebruikers van Wmo-voorzieningen zijn tevreden over de toegang (rapportcijfer 7,7). Ook de hulp bij het huishouden (8,0) en de voorzieningen (7,4) krijgen een voldoende. Vier op de tien inwoners hebben wel eens van de Wmo-adviesraad gehoord en die zijn vrijwel allemaal tevreden (93%).
-
In de Drechtsteden zijn acht op de tien mensen lid van een vereniging of organisatie. In Sliedrecht ligt dit aandeel iets hoger op 83%. Meer dan de helft van de inwoners van Sliedrecht (54%) is lid van een kerk of moskee, 42% is lid van de bibliotheek en 34% van een sportvereniging.
Evaluatie actiepunten 2008-2011 Het Beleidsplan Wmo Sliedrecht 2008-2012 kende 33 actiepunten (bijlage 2). Begin 2011 zijn de resultaten samen met de Wmo-adviesraad geëvalueerd. Het merendeel (25) van de actiepunten is afgerond. De overige actiepunten zijn deels afgerond en worden voortgezet, of er is sprake van gewijzigde accenten of nieuw beleid. Dit is vertaald in negen nieuwe speerpunten. Waar nodig zullen we bij de uitwerking in hoofdstuk 6 daar nader op ingaan en aangeven, wat de verbeterpunten zijn ten opzichte van de (niet afgeronde) actiepunten 2008-2011.
5.2.
Hoofdlijnen Collegeprogramma 2010-2014
4
De cijfers uit deze paragraaf komen uit: Kerncijfers Drechtsteden 2010, Onderzoekcentrum Drechtsteden. Alle cijfers zijn per 1.1.2010
Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015
blz. 11 van 30
In het collegeprogramma staat onder “Samen met bewoners” de volgende doelstelling m.b.t. welzijn van inwoners: “Ter versterking van de leefbaarheid wordt de samenwerking gestimuleerd met o.a. de corporaties, zorgaanbieders, jongerenwerk, verenigingen en kerken van Sliedrecht. Er komt een betere samenwerking tussen de zorg en plaatselijke instellingen om te voorkomen dat mensen buiten de boot vallen of zorg mijden. Een actieplan dat de onderlinge verbondenheid tussen bewoners, de sociale veiligheid en het vrijwilligerswerk versterkt, wordt in samenwerking met betrokken instellingen en groepen opgesteld. Voor de Stichting Welzijnswerk streven we naar een bredere functie.” In Paragraaf 7.2 wordt uitgewerkt hoe die verbreding eruit zou moeten zien. 5.3.
Visie op participatie De afgelopen jaren zien we een beweging van verzorgingsstaat via de zorgzame samenleving naar zelfredzaamheid, waarbij een groter appel wordt gedaan op burgers en diens omgeving en waar de overheid een vangnet vormt voor kwetsbare burgers. Als we vanuit het perspectief van de Wmo kijken naar de burger, willen we de mate van zelfredzaamheid en participatie of de mate van kwetsbaarheid als uitgangspunt nemen. Het hebben van een beperking is niet langer uitgangspunt, maar de mate waarin mensen met of zonder een beperking zichzelf kunnen redden, participeren en iets voor anderen (de samenleving) doen of kunnen doen. Daarbij zien we de volgende indeling: a. b. c.
burger is actief, zelfredzaam en verantwoordelijk (groen); burger is enigszins kwetsbaar, zelfredzaam en verantwoordelijk (oranje); burger is zeer kwetsbaar en niet zelfredzaam en verminderd verantwoordelijk (rood).
Tabel 2:”Stoplichtmodel” of de mate van participatie en kwetsbaarheid Groen:
hierbij hoort een goede basisinfrastructuur: wonen, welzijn, cultuur, sport, onderwijs, recreatie en goede informatievoorziening. Voorbeeldeden: Wmoloket en vrijwilligerspunt.
Oranje: hierbij horen alle lichtere vormen van advies en cliëntondersteuning, welzijn (dienstverlening, activiteiten en ontmoeting) en lichte zorg en begeleiding. Voorbeeld: mantelzorgondersteuning, hulp bij het huishouden, AMW en sociaal raadslieden. Rood:
Maatschappelijke zorg, langdurige ondersteuning en opvang voor mensen met multiproblemen (verslaving, huisvesting, armoede, dagbesteding, OGGZ en huiselijk geweld). Betreft: preventie, vroegsignalering en doorgeleiding en nazorg. Voorbeeld: zorgnetwerk, voedselbank, maatjesprojecten en centrale toegang.
De taak voor de gemeente is om per categorie er voor te zorgen dat er een goede structuur aanwezig is. De uitdaging voor de gemeente is om te voorkomen dat mensen terugvallen; van groen naar oranje en van oranje naar rood. Met andere woorden: voorkomen dat de kwetsbaarheid toeneemt. Maar ook wil de gemeente een beweging stimuleren, waarbij mensen teruggaan van rood naar oranje (nazorg en herstel) en van oranje naar groen. De manier waarop (actie of instrument) kan per categorie en per leefgebied of prestatieveld verschillend zijn. Hierop wordt in de verschillende actiepunten in de volgende hoofdstukken nader op ingegaan.
Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015
blz. 12 van 30
Het inspelen op de mate van zelfredzaamheid past goed bij de uitgangspunten van de Kanteling, waar bij het zoeken naar oplossingen een beroep wordt gedaan op respectievelijk (verantwoordelijkheidsladder): 1. 2. 3. 4.
eigen kracht, omgeving en netwerk; samenleving (civil society); algemene en collectieve voorzieningen (als voorliggend); individuele voorzieningen.
Niet participerenden In gesprekken met de Wmo-adviesraden en regionale en lokale stakeholders is aandacht gevraagd voor de groep van mensen die niet kwetsbaar zijn, maar niet of onvoldoende participeren. Hierop komen we terug bij de uitwerking van het vrijwilligersbeleid in Paragraaf 6.6.
Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015
blz. 13 van 30
6.
Groen: basinfrastructuur op orde In dit hoofdstuk kijken we in hoeverre onze sociale basisinfrastructuur op orde is. Hieronder verstaan we gemeentelijke voorzieningen (en accommodaties) die burgers in staat stellen om mee te doen aan de samenleving. Hierbij valt te denken aan: wonen, bewonersparticipatie, welzijn, sport en recreatie. Dit zijn thema’s die betrekking hebben op de leefbaarheid en samenhang in wijk of buurt (prestatieveld 1). Ook informatie en advies (Prestatieveld 3) vrijwilligersondersteuning (Prestatieveld 4) en gezondheidsbeleid vallen binnen dit kader. Per thema komen vragen aan de orde als: waar staan we nu, wat willen we de komende jaren bereiken, wat gaan we daarvoor doen?
Speerpunten bij groen: - wonen, zorg en welzijn: basisinfrastructuur op orde; - preventief jeugdbeleid: vroegsignalering (CJG); - doorontwikkeling (digitaal) loket: website, krachtwijzer, volgsysteem; - vrijwilligersbeleid en MaS: makelaar, steunpunt, website.
6.1.
Wonen, leefbaarheid en bewonersparticipatie (Prestatieveld 1) Binnen de Woonvisie 2007 staat als ambities vermeld: voldoende huisvesting voor mensen die daar zelf niet in kunnen voorzien, voorzien in een duurzame lokale woningbouwontwikkeling, het in stand houden en verbeteren van de kwaliteit van woningen en woonomgeving en voldoende woonruimte voor kwetsbare doelgroepen. We zien dat Europese regelgeving grote gevolgen heeft voor mensen met een inkomen boven € 33.614. Zij komen niet meer in aanmerking voor een sociale huurwoning. Alleen voor ouderen is er nog een beperkt aantal complexen met duurdere woningen. De toewijzing van woningen voor ouderen met een beperking loopt via de Wmo-adviseur (Wmo-loket/Welzijnswerk). De toewijzing van woningen aan mensen die zorg nodig hebben bij zelfstandig wonen loopt via de Voorrangsregeling. Bewonersparticipatie De gemeente wil bijdragen aan een rustige en veilige plek om te wonen, werken en recreëren, met respect en aandacht voor elkaar. We verwachten dat eind 2011 de nota “Ruimte voor bewonersparticipatie, kaders voor inwoners en bestuur in planvorming en wijkgericht werken” is vastgesteld. De gemeente doet een steeds groter beroep op het initiatief en de zelfredzaamheid van zowel burgers als bedrijven. Concrete voorbeelden hiervan zijn de Kanteling en deregulering bouwregelgeving (zie ook Hoofdstuk 9). Wat willen we bereiken? Inwoners die verantwoordelijkheid nemen voor leefbare wijken en een grotere sociale binding op buurtniveau en meer betrokkenheid van bewoners van Sliedrecht bij het opstellen en uitvoeren van beleid; evenredig woningaanbod voor mensen met een beperking. Wat gaan we daarvoor doen? In 2012 zal afdeling ROBM de Woonvisie Sliedrecht actualiseren; Tablis-wonen zal in 2012 een nota “Strategische voorraadbeheer” opstellen, die mede gevolgen zal hebben voor de herstructureringsgebieden in Sliedrecht; met input van bewoners en professionals worden wijkjaarprogramma’s opgesteld en uitgevoerd. Signalen en initiatieven van bewoners worden waar mogelijk benut; bewoners worden betrokken in planvorming en de communicatie is proactief; faciliteren buurt- en bewonersinitiatieven en activiteiten (fysiek, sociaal of combinatie), wijkwebsites en het benutten van de wijkwebsites t.b.v. bewonersparticipatie.
Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015
blz. 14 van 30
6.2.
Welzijn en zorg (Prestatieveld 1 en 5) Stichting Welzijnswerk Sliedrecht (SWS) biedt sociaal culturele, educatieve en bewegings activiteiten voor alle inwoners van 55 jaar en ouder op locaties in Sliedrecht. Zie voor het algehele aanbod: www.welzijnswerksliedrecht.nl/activiteiten. Ook biedt men informatie en advies en dienstverlening voor mensen met een beperking en kwetsbare ouderen, zoals klussendienst, maaltijdservice en persoonsalarmering. In het kader van de verbreding heeft de stichting vanaf 2009 nieuwe functies ingezet als Mantelzorgpunt, Vrijwilligerspunt en Sociaal Raadlieden. In 2011 is daar de makelaar Maatschappelijke Stage (MaS) en begeleiding en dagopvang als pilot aan toegevoegd. Als gevolg van de Brede doorlichting is aan de Stichting Welzijnswerk Sliedrecht voor 2012 en verder een bezuinigingstaakstelling opgelegd van € 50.000 (dit is 10% van het subsidiebudget). Wat willen we bereiken? Kerken en diaconieën zijn met tal van initiatieven actief op het gebied van welzijn en zorg en ook zorginstellingen bieden al enkele jaren welzijnsactiviteiten als ontspanning en ontmoeting aan. Waardeburgh biedt met de inzet van vrijwilligers lokaal vervoer aan voor ouderen en mensen met een beperking (Sjuttel). Daarmee hebben welzijnsstichtingen hun monopolie op welzijn verloren. Sinds “welzijn” is opgegaan in de Wmo is het karakter gewijzigd van ontspanning, ontplooiing en ontmoeting naar ondersteuning. Het beroep op de civil society is toegenomen. Wat gaan we daarvoor doen? Bovenstaande vraagt om een andere rol van Stichting Welzijnswerk: met dezelfde middelen andere dingen doen. In het welzijnsaanbod (instellingen en civil society) ontbreekt het aan samenhang en is de uitdaging om de doelgroep kwetsbare burgers beter te bereiken en te bedienen. Hier komen we onder 7.2. verder op terug (actiepunten).
6.3.
Sport en recreatie (Prestatieveld 1) Sliedrecht wil dat zoveel mogelijk inwoners sporten en recreëren. We zien sport en recreatie hierbij als middel om er voor te zorgen dat inwoners meedoen aan de maatschappij, zich ontplooien en dat hun gezondheid verbetert. Het kader hiervoor is de "Integrale Beleidsnota Sport 2006-2010". Aan de hand van 13 speerpunten is de gemeente op dit terrein actief. Eind 2010 is de balans opgemaakt van het Uitvoeringsplan; herijking van het sportbeleid was toen vooralsnog niet nodig. Wellicht dat de komende jaren sportbeleid aangepast gaat worden indien extra bezuinigingen gevonden moeten worden (Brede doorlichting). De kern voor dit moment is om de sportverenigingen zo veel mogelijk te ontzien. Wat willen we bereiken? Aan de hand van 13 speerpunten heeft het sportbeleid zijn huidige vorm gekregen. Extra nadruk ligt de komende jaren op sportstimulering (een van de 13 speerpunten) en de relatie tussen sport/bewegen en gezondheid. Wat gaan we daarvoor doen (Actiepunt 2)? Voor mensen met een beperking wordt in 2012 door het samenwerkingsverband Aangepast Sporten Drechtsteden (SAD) bekeken in hoeverre extra inzet hierbij noodzakelijk is.
6.4.
Jeugdbeleid en opvoedondersteuning (Prestatieveld 2) Doelstelling van jeugdbeleid is het realiseren en in stand houden van voorzieningen en jongeren een kans bieden op te groeien tot volwassenen die volwaardig kunnen deelnemen aan de maatschappij. Het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) is in 2011 geopend met als
Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015
blz. 15 van 30
doelstelling een laagdrempelige voorziening waar alle ouders en jongeren terecht kunnen met vragen over opgroeien en opvoeden. Daarnaast wordt binnen de Drechtsteden een website ontwikkeld. In 2017 moet de jeugdzorg, jeugdbescherming, jeugdreclassering, Jeugd-GGZ en de zorg voor licht verstandelijk gehandicapte jeugd zijn overgeheveld naar de gemeente. Het Veiligheidshuis Zuid-Holland Zuid is gericht op samenwerking tussen justitie en de zorgketen en richt zich op veelplegers, daders, slachtoffers en eventuele gezinsleden van huiselijk geweld en criminele en overlastgevende jeugd. In het voorjaar van 2012 wordt een startnotie m.b.t. de herijking van het jeugdbeleid aan de gemeenteraad aangeboden. Door het wegvallen van de RAS-gelden vanaf 2013 is het voortbestaan van hulpverleningstrajecten als Reset onzeker. Wat willen we bereiken? Doorontwikkelen Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) en coördinatie zorg en signalering. Wat gaan we daarvoor doen (Actiepunt 3)? Inzetten digitale signaleringssysteem Zorg voor Jeugd, regievoeren op netwerkstructuren binnen CJG en betere afstemming/samenwerking netwerken en zorgteams en het monitoren van afspraken vanuit het convenant CJG; in het strategisch overleg worden knelpunten aangepakt en beleidsvoorstellen voorbereid. Het functioneren van het CJG wordt in dit overleg gevolgd; laagdrempelige voorzieningen als gezinsondersteuning en opvoedondersteuning worden als onderdelen van het CJG gecontinueerd (o.a. HomeStart). 6.5.
Wmo-loket (Prestatieveld 3) Op 7 december 2009 is de notitie “Verbreding en verdieping Wmo-loket Sliedrecht” vastgesteld. De actiepunten zijn grotendeels behaald. Het Sliedrechtse Wmo-loket staat in de regio en daarbuiten goed aangeschreven, wat ondermeer tot uitdrukking is gekomen in een 7e plaats van de landelijke Wmo-loket top 100 (Vraagwijzer). Een verbeterpunt is regelmatige communicatie naar burgers en de ontwikkeling van de regionale website. Ook is er behoefte aan een goed volgsysteem. Het Serviceloket wordt bemenst door allround Wmo-consulenten (SDD) en een consulent Stichting Welzijnswerk (bemiddeling, wonen, zorgnetwerken). We maken bij de loketfunctie onderscheid tussen de kanalen: fysiek, telefonisch en digitaal (website en e-mail). Wat hebben tot nu toe gedaan? Sinds februari 2011 heeft MEE als halfjaarlijkse proef donderdags spreekuur in het loket gedraaid. In oktober 2011 zijn de resultaten geëvalueerd. De aanwezigheid in het Serviceloket heeft MEE slechts vier contacten of vervolgtrajecten opgeleverd. Veel cliënten weten MEE kennelijk op een andere manier te bereiken. Wmo-consulenten (SDD) en cliëntondersteuners (welzijnsinstellingen) zijn in 2011 getraind in de Kanteling en het voeren van tafelgesprekken. Verder zijn stappen gezet in het vullen van de lokale websites. Diensten van lokale en regionale zorg- en welzijnsinstellingen zijn in www.sliedrecht.nl/antwoord opgenomen. De Drechtsteden nemen sinds 2011 deel aan een landelijke pilot Wmo-Kompas (digitale zorgwijzer van Sdu-uitgevers). Binnen de Drechtsteden speelt een discussie over aansturing en bekostiging van Wmoconsulenten door gemeenten. Gemeenten blijven verantwoordelijk voor de lokale Wmoloketten. In Dordrecht, Zwijndrecht en Papendrecht wordt de loketfunctie geïntegreerd in de Publieksbalie. De SDD wordt gevraagd deze gemeenten financieel te compenseren, waarbij hen tijd wordt gegund om frictiekosten te voorkomen. Voor de overige gemeenten wordt vanaf 2013 een meer rechtvaardige kostenverdeling op basis van inwonersaantal nagestreefd (thans 1,05 fte per gemeente). In samenhang met de gevolgen decentralisatie van de AWBZ-taken zal de samenstelling van de Wmo-loketten opnieuw worden bezien.
Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015
blz. 16 van 30
Het is de vraag of kwetsbare burgers met vragen en behoefte aan ondersteuning het Wmoloket voldoende weten te bereiken. Daarbij speelt het vraagstuk van de vele aanbieders (zorg en welzijnsinstellingen) met ieder hun eigen voordeur en specialisme. Dit vraagt om meer samenhang waarbij we informatie, advies en cliëntondersteuning vanuit één ingang (alles onder één dak) aanbieden, maar gaat ook over de vraag om een meer outreachende benadering (achter de voordeur). Wat willen we bereiken? Het Wmo-loket komende jaren verder verbreden en verdiepen, waarbij informatie, advies en cliëntondersteuning met betrekking tot alle Wmo-vragen voor Sliedrechtse burgers zo veel mogelijk vanuit één plek (digitaal, telefonisch en fysiek) wordt aangeboden; in gesprekken met cliënten zullen we de principes van de Kanteling zo veel mogelijk worden toegepast. Wat gaan we daarvoor doen (Actiepunt 4)? Begin 2012 willen we in Sliedrecht een bijeenkomst organiseren met instellingen (MEE, SDD, SWS en Rivas/AMW), raadsleden en advies- en cliëntenraad over de toekomst van het Wmo-loket in relatie tot nieuwe taken (Kanteling); we gaan in 2012 een onderzoek doen naar de mogelijkheid om alle informatie, advies en cliëntondersteuning aan te bieden vanuit één ingang, waarbij mogelijk de Reling een spilfunctie zal vervullen (alles onder één dak). De toegang tot extramurale begeleiding wordt daarbij meegenomen. Daarbij hoort tevens een goede monitoring (cliëntvolgsysteem). 6.6.
Vrijwilligersbeleid (Prestatieveld 4) In Sliedrecht zijn ongeveer 9.360 vrijwilligers actief (41% bevolking), zowel binnen sport, cultuur, milieu en onderwijs als zorgvrijwilligers. Het merendeel van het vrijwilligerswerk vindt plaats binnen levensbeschouwelijke organisaties en sportverenigingen. Het grootste aantal vrijwilligers is te vinden onder 35-44 jarigen. 42% van de Sliedrechtse vrijwilligers besteedt tussen de twee tot vier uur per week aan deze taak (bron: OCD/2009). Het aantal vrijwilligers blijft in Sliedrecht maar ook landelijk redelijk constant. Wat hebben we tot nu toe bereikt? Op 14 april 2009 is het beleidsplan “Vrijwillige Inzet en Mantelzorgondersteuning Sliedrecht, 2009-2012” vastgesteld. Sinds 2009 heeft Sliedrecht een collectieve vrijwilligersverzekering afgesloten (VNG/Achmea) voor alle vrijwilligers, mantelzorgers en maatschappelijke stagiairs. Met betrekking tot de maatschappelijke stage (MaS) hebben zeven gemeenten binnen de Alblasserwaard in 2011 onder leiding van Sliedrecht het digitaal matchsysteem eXperience aangeschaft (www.masalblasserwaard.nl) en zijn lokale makelaarsfuncties ingesteld. Hier is intensieve samenwerking met scholen en welzijnsinstellingen aan voorafgegaan. In 2011 heeft het OCD in opdracht van de Wmo-regiegroep een tevredenheidsonderzoek onder zorgvrijwilligers en mantelzorgers uitgevoerd. Omdat de resultaten pas eind 2011 beschikbaar waren, konden deze niet meer in dit beleidsplan worden meegenomen. De markt biedt systemen aan, waarbij onder gebruik van moderne communicatiemedia als Internet, SMS en Twitter vraag en aanbod m.b.t. vrijwilligers, mantelzorg en burenhulp worden gekoppeld. Voorbeelden zijn Mantelplan en Tante Kwebbel. Wat willen we bereiken? Hoewel de meeste actiepunten zijn behaald, zullen de komende perioden nog veel stappen moeten worden gezet om de werving, behoud en ondersteuning van vrijwilligers te verbeteren. We zien dat mensen minder bereid zijn om langdurig en binnen eenzelfde
Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015
blz. 17 van 30
organisatie vrijwilligerswerk te doen. Bovendien geldt dat opvolging binnen bepaalde (bestuurlijke) functies moeilijk is te realiseren. Dat vraagt om een andere benadering: het aantal vrijwilligers moet de komende jaren minimaal gelijk blijven (is 41% van de bevolking of 9.360 personen); meer instroom vanuit nieuwe doelgroepen (werving); dit willen we bereiken door een andere manier van werven en matchen (gerichte benadering); een betere afstemming met de stagebieders, waardoor een betere doorstroom naar het vrijwilligerswerk door scholieren ontstaat. Wat gaan we daarvoor doen (Actiepunt 5)? Meer aanwas en betere vrijwilligersondersteuning vragen om een professionalisering van het Vrijwilligerspunt en de makelaarsfunctie (Stichting Welzijnswerk Sliedrecht). We gaan de stichting vragen om in 2012 een plan op te stellen, waarbij: nieuwe groepen worden benaderd die bereid zijn vrijwilligerswerk te doen en verenigingen worden ondersteund bij hun interne vrijwilligersbeleid (behoud en opvolging) door advisering, coaching en deskundigheidsbevordering; een vraaggerichte en persoonsgerichte benadering past; het vrijwilligerspunt een bindend element vormt in het netwerk van verenigingen, kerken en sleutelfiguren in de wijk (zie: Paragraaf 7.2.); in Drechtstedenverband (Wmo-regiegroep) willen we in 2012 onderzoeken of we een gezamenlijke systeem als Mantelplan willen aanschaffen. 6.7.
Lokaal gezondheidsbeleid (geen Wmo-prestatieveld) Dit beleidsterrein valt niet onder de Wmo, maar is er nauw mee verbonden en is eveneens een gemeentelijk taak. Mensen met een chronische ziekte, fysieke of psychische beperking vormen een belangrijke doelgroep binnen de Wmo. Goede gezondheid bevordert deelname aan de maatschappij en verlaagt het beroep op individuele voorzieningen. Vanaf 2012 is een nieuw vierjarig lokaal gezondheidsplan van toepassing. Het doel is om door preventie, gebiedsgerichte aanpak en integrale benadering de gezondheid te bevorderden en te beschermen. Ontwikkelingen zijn: overdracht integrale jeugdgezondheidszorg (iJGZ) van GGD ZHZ naar thuiszorg, forse bezuinigingsoperatie bij de GGD ZHZ en transitie jeugdzorg naar gemeenten. Wat willen we bereiken? Het percentage kinderen en jongeren van 0-19 jaar met matig en ernstig overgewicht mag niet verder toenemen; psychische gezondheid van inwoners in de periode 2012-2015 is verbeterd; alcoholgebruik door jongeren onder de 16 jaar vermindert en overmatig en excessief alcoholgebruik tijdens uitgaan (16 t/m 23 jaar) wordt tegengegaan; bij planvorming in de fysieke sfeer worden factoren die van invloed zijn op gezondheid of veiligheidsrisico’s meegenomen. Wat gaan we daarvoor doen? Actiepunten met betrekking tot gezondheid zullen verder worden opgepakt in de nota “Lokaal Gezondheidsbeleid Sliedrecht 2012-2015”.
6.8.
Afgestemd aanbod Wmo-AWBZ (Prestatieveld 5) In opdracht van de Drechtsteden is het uitvoeringsprogramma “Naar een afgestemd aanbod Wmo/AWBZ 2011-2012” (bijlage 4) opgesteld en in 2011 aan het PFO-Sociaal gepresenteerd. Hier is een intensief overleg tussen gemeenten en zorgpartners (Drechtzorg) aan vooraf gegaan. Wat hebben we tot nu toe gedaan? Om te zorgen dat mensen zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen, is een aanbod aan
Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015
blz. 18 van 30
diensten (haal- en brengfuncties) rondom zorgcentra en ouderenhuisvesting geconcentreerd (woonzorgzones). Het gaat om goed bereikbare voorzieningen als winkels, eerstelijnsvoorzieningen, vervoer, maaltijd- en overige welzijnsvoorzieningen. De laatste jaren is de aandacht met betrekking tot wonen, welzijn en zorg verlegd van omgevingsfactoren naar het sociale domein. Daarbij gaat om de vraag hoe we kwetsbare mensen zo goed mogelijk kunnen bereiken en is de vraag om ketensamenwerking en een vraaggerichte aanpak veel gehoord. (Zie ook 7.2.: Welzijn nieuwe stijl). Wat willen we bereiken? We willen zo veel mogelijk aansluiten bij de regionale uitgangspunten uit het Actieplan Wmo-AWBZ. Wat gaan we daarvoor doen (Actiepunt 7)? Met betrekking tot ketensamenwerking op het gebied van Wonen, zorg en welzijn zal Sliedrecht jaarlijks deelnemen aan een (regionale) themabijeenkomst, waarbij naast zorgpartners ook casemanagers zullen worden uitgenodigd.
Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015
blz. 19 van 30
7.
Oranje: kwetsbare mensen In dit hoofdstuk zullen we stilstaan bij de ondersteuning van mensen die (enigszins) kwetsbaar zijn, maar nog wel zelfredzaam en verantwoordelijk. Kwetsbaarheid kan een gevolg zijn van een chronische ziekte of beperking, maar betreft ook mensen met psychische en psychogeriatrische problemen, problemen met geld en administratie en problemen met opvoeden en opgroeien. Ook overbelaste mantelzorgers rekenen we onder kwetsbare burgers. Het gaat om vormen van cliëntondersteuning, begeleiding en ontmoeting (dagopvang) en “lichtere” zorg zoals: mantelzorgondersteuning, hulp bij het huishouden, algemeen maatschappelijk werk en sociaal raadsliedenwerk.
Speerpunten bij oranje: principes van de kanteling breed doorvoeren; extra aandacht en ondersteuning overbelaste mantelzorgers; integraal welzijnswerk (welzijn nieuwe stijl): casemanagement; toegang tot extramurale begeleiding (actieplan).
7.1.
Mantelzorgondersteuning (Prestatieveld 4) In Sliedrecht zijn 5.520 mantelzorgers actief, waarvan ongeveer 3.768 intensief 5 . De actiepunten uit het “Beleidsplan Vrijwillige Inzet en Mantelzorgondersteuning Sliedrecht” zijn behaald en de acht landelijke basisfuncties zijn ingevoerd. Vanuit het netwerk (Wmoloket, Mantelzorgpunt en MEE) is het bereik onder de mantelzorgers de afgelopen jaren (dag van de mantelzorg, Mantelzorgsalon, lotgenotencontact en Alzheimercafé) verbeterd. Het benaderen van huisartsen door MEE heeft echter nog te weinig resultaten opgeleverd. We verwachten dat de druk op de mantelzorgers mede als gevolg van bezuinigingen en decentralisaties de komende jaren flink zal toenemen. Dit vraagt om nieuwe acties en accenten. Onze aandacht zal de komende jaren vooral gericht zijn op overbelaste mantelzorgers of spilzorgers, omdat vooral bij deze groep de zelfredzaamheid in het geding is. Overbelaste mantelzorgers Van de ongeveer 5.520 Sliedrechtse mantelzorgers is naar schatting 4% overbelast. Het gaat dan om ongeveer 220 mensen. Een mantelzorger die er alleen voorstaat (geen familie of netwerk) noemen we een spilzorger; daarmee rekenen we hen eveneens tot overbelaste mantelzorgers (kwetsbare mensen). Wat hebben we tot nu toe gedaan? De uitdaging voor gemeenten is om onder gebruikmaking van het netwerk van kerken, verenigingen, hulpverleners, mantelzorgpunt en het Wmo-loket mantelzorgers te bereiken. Goede voorlichting (bewustwording) speelt daarbij een belangrijke rol. Huisartsen vormen een belangrijke schakel binnen de mantelzorgketen. In 2010 heeft MEE in opdracht van de Drechtsteden een aantal huisartsenpraktijken bezocht. Dit heeft echter nog te weinig resultaten (herkenning, voorlichting en doorverwijzing) opgeleverd. Wat willen we bereiken? We willen dat vanaf 2012 alle spilzorgers in beeld zijn bij het Mantelzorgpunt (registratie) en wordt hen een passend ondersteuningstraject aangeboden (lotgenotencontact, deskundigheidsbevordering en/of respijtzorg). Hierbij is een goede registratie en monitoring vereist.
5
Volgens de definitie van Tympaan betekent intensieve zorg: meer dan 8 uur per week en langer dan 3 maanden achtereen (Bron: OCD)
Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015
blz. 20 van 30
Wat gaan we daarvoor doen (Actiepunt 8)? We vragen het Mantelzorgpunt (SWS) om in 2012 een Actieprogramma op te stellen inclusief registratie, voorlichting en campagne, waarbij alle spilzorgers worden bereikt en hen een passend aanbod wordt geboden; we willen een uitvoeringsovereenkomst sluiten met de huisartsen met betrekking tot vroegsignalering en doorverwijzing van overbelaste mantelzorgers naar het Wmo-loket of Mantelzorgpunt. Dit zullen we in 2012 voorleggen aan Commissie Eerstelijns Gezondheidszorg 6 Sliedrecht en/of afzonderlijke huisartsen in Sliedrecht. 7.2.
Welzijn nieuwe stijl: casemanagement (Prestatieveld 3 en 5) Omdat de problematiek van kwetsbare mensen veelzijdig en complex is, vraagt dit om een integrale benadering. Dit past zoals we zagen goed bij de opvattingen rond de Kanteling, begeleiding en Welzijn nieuwe stijl. Daarbij gaat de Kanteling om een nieuwe houding (cultuuromslag), extramurale begeleiding om een nieuw instrument en Welzijn nieuwe stijl om een nieuwe methodiek. In de uitvoering (cliëntondersteuning) raken en overlappen deze thema’s elkaar. Daarom worden ze hieronder in gezamenlijkheid uitgewerkt. Bij de ondersteuning van mensen met multiproblemen zijn vaak diverse hulpverleners en instellingen betrokken. Daardoor zien cliënten vaak door de bomen het bos niet meer en raken het vertrouwen in de hulpverlening kwijt. De regie op de uitvoering voor de gemeente is intensief en complex. Wat willen we bereiken? We willen dat kwetsbare mensen in een vroeg stadium worden bereikt; dit voorkomt terugval en dat men alsnog een beroep op zwaardere zorg moet doen; hierbij past een vraaggerichte en outreachende benadering (achter de voordeur); We willen dat de coördinatie zo veel mogelijk plaatsvindt vanuit één organisatie, professional, casemanager of veldregisseur met voldoende mandaat en goede contacten met het netwerk rond de cliënt (familie, vrienden, buren, kerken, vrijwilligers en professionals).Voorbeeld: Wmo-adviseur, wijkverpleegkundige, maatjesprojecten (MEE/GGZ) en thuisadministratie (raadslieden); Bij verbetering van de samenwerking tussen zorg en plaatselijke instellingen neemt Stichting Welzijnswerk het voortouw. Hierbij is een belangrijke rol weggelegd voor het Wmo-loket,Vrijwilligers- en Mantelzorgpunt; We willen door gerichter te subsidiëren zo veel mogelijk dubbelingen in cliëntondersteuning beperken of uitsluiten. Wat gaan we daarvoor doen (Actiepunt 8)? Onder gemeentelijke regie wordt in samenspraak met alle betrokken partijen een Uitvoeringsplan opgesteld; we gaan Stichting Welzijn Sliedrecht (SWS) vragen een coördinerende functie te vervullen bij de uitwerking om een betere samenwerking te bewerkstelligen tussen zorg en plaatselijke instellingen om te voorkomen dat mensen buiten de boot vallen en zorg mijden. Hierbij zal aandacht worden geschonken aan de verdere uitbouw van een structuur, waarbij signalen van bewoners die ondersteuning behoeven worden gekoppeld aan mensen die hieraan op vrijwillige basis een bijdrage willen en kunnen geven. Uitgangspunt hierbij is de versterking van de verantwoordelijkheid voor de sociale leefomgeving; er worden afspraken gemaakt met betrekking tot plaatselijke initiatieven (w.o. kerkelijke). De wijkplatforms oefenen hierbij op grond van hun gebiedsgerichte oriëntatie een belangrijke signaalfunctie uit. De middelen voor burgerinitiatieven (in beheer bij SWS) worden gericht ingezet
6
huisartsen, apothekers, verloskundigen, Caesartherapeuten, thuiszorg, welzijnswerk en fysiotherapeuten
Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015
blz. 21 van 30
om burgers te stimuleren zich in te zetten voor hun eigen omgeving en voor mensen die ondersteuning behoeven. 7.3.
Extramurale begeleiding (nieuw) Onder (extramurale) begeleiding wordt verstaan: hulp bij het aanbrengen van structuur, het voeren van regie en ondersteuning bij praktische vaardigheden. Het valt uiteen in individuele en groepsbegeleiding (dagopvang of besteding). Extramurale begeleiding wordt zo veel mogelijk in de nabijheid van mensen gegeven. De eigen kracht van burgers en de samenleving vormen hierbij uitgangspunt. Begeleiding is één van de vijf AWBZ-zorgfuncties: verpleging, behandeling, verblijf, persoonlijke verzorging en begeleiding. Extramurale begeleiding zal vanaf 2013 uit de AWBZ naar gemeenten overgaan (Wmo). De gereserveerde AWBZ-middelen komen vanaf 2013 naar de gemeenten, te weten € 2,8 miljard (op basis van 2010) minus een doelmatigheidskorting van 5% (€ 140 miljoen). Het vorige kabinet had in 2008 de toegang tot AWBZ-begeleiding voor cliënten met psychosociale problematiek al afgebouwd. Mensen met een lichte beperking hebben met de Pakketmaatregel (2009) eveneens geen recht meer op begeleiding het beschikbaar aantal uren AWBZ-begeleiding voor mensen met een matige of ernstige beperking werd ingeperkt. Indicatiestelling Het Centrum Indicatiestelling voor de Zorg (CIZ) hanteert voor begeleiding (matige of ernstige beperkingen) de volgende criteria: sociale zelfredzaamheid, mogelijkheid zich te bewegen of te verplaatsen, psychisch functioneren, geheugen- en oriëntatiestoornissen of probleemgedrag. Men indiceert in uren (individueel) of dagdelen (groepsbegeleiding). Een grondslag is een aandoening, beperking of handicap waardoor de verzekerde kan zijn aangewezen op zorg. Indicaties voor begeleiding van jeugdigen (0 tot 19 jaar) geschieden thans nog door Bureaus Jeugdzorg. Het gaat in alle gevallen om een zeer gedifferentieerde groep. Er zijn zes grondslagen: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Somatische aandoening/ziekte (SOM); Psychogeriatrische aandoening/ziekte (PG); Psychiatrische aandoening/ziekte (PSY); Lichamelijke handicap (LG); Verstandelijke handicap (VG); Zintuiglijke handicap (ZG).
Wat hebben we tot nu toe gedaan? Sinds 2011 biedt Yulius mensen met een psychiatrische of psychosociale beperking dagopvang (inloopfunctie) vanuit de Reling. Een derde deel wordt gesubsidieerd vanuit de Wmo (Pakketmaatregel). Het is de bedoeling om deze functie het komend jaar te verbreden en de kook/maaltijdvoorziening aan te bieden aan een bredere groep (mensen met een beperking). Het gaat daarbij om integratie van de doelgroepen van Yulius en Stichting Welzijnswerk. Op 14 juni 2011 heeft de gemeenteraad het Plan van aanpak Begeleiding/Pakketmaatregel (pilot Stichting Welzijnswerk) vastgesteld. Het accent ligt op het vroegtijdig signaleren van problematiek, waarbij doorstroming naar reguliere welzijnsactiviteiten voorop staat. Het gaat om praktische hulp bij zelfstandigheid, vroegtijdig signaleren van nieuwe beperkingen, het voorkomen van sociaal isolement, overbelasting mantelzorg en opname en het bieden van flexibele respijtzorg. Hiermee worden jaarlijks maximaal 50 mensen
Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015
blz. 22 van 30
(dagopvang) en 30 mensen (individueel) bereikt. In januari 2012 worden de eerste resultaten geëvalueerd en meegenomen in de regionale beleidsvorming m.b.t. extramurale begeleiding vanaf 2013. Om wie gaat het? Op 1 januari 2011 telde Nederland 727.211 cliënten met een CIZ-indicatie voor AWBZzorg, waarvan 1.825 in Sliedrecht (grootste groep in de leeftijdscategorie 18-49). Daarvan is de groep verstandelijk gehandicapten 18 jaar en ouder (777) het groots, gevolgd door 473 lichamelijk van 75 jaar en ouder. Het gaat daarbij om alle AWBZ-zorgfuncties. Kijken we naar extramurale cliënten met een indicatie voor begeleiding op 1 januari 2011 in Sliedrecht, dan komen we aan 255 cliënten, waarvan 82 met psychiatrische aandoening van 18 jaar en ouder (32%), 43 verstandelijk gehandicapten t/m 17 jaar (17%) en 56 personen met een verstandelijk handicap van 18 jaar en ouder (22%). Wat willen we bereiken? De beleidsontwikkeling zal in Drechtstedenverband als onderdeel van de proeftuin Beleid (eenjarig project waarbij gemeenten ambtelijk samenwerken bij lokaal overschrijdende beleidsvorming) worden vormgegeven. De ervaringen vanuit de Sliedrechtse pilot zullen hierbij worden meegenomen. Omdat met begeleiding onder de Wmo vanaf 2013 grote bedragen zijn gemoeid (Meicirculaire 2012) dient extramurale begeleiding (waaronder dagopvang) te worden aanbesteed. In het PFO-Sociaal van 4 oktober 2011 is de wens uitgesproken om de SDD als uitvoeringsorganisatie (o.a. intake en contractbeheer) aan te wijzen. Wat gaan we daarvoor doen (Actiepunt 9)? De eerste regionale beleidsvoorstellen met betrekking tot het proces (tijdspad, middelen, bemensing en communicatie) zullen eind 2011 aan de colleges worden gepresenteerd. Over het persoonsgebonden budget (PGB) en andere voorwaarden bij overdracht aan de gemeenten wordt op dit moment nog in de Tweede Kamer gediscussieerd. Zodra er meer bekend is over wetgeving, definitieve ingangsdatum, middelen en voorwaarden, zullen vanuit de Drechtsteden (proeftuin Beleid) voorstellen aan de colleges en gemeenteraden worden gedaan. Daarbij zullen ook de Wmo-adviesraden in de beleidsvorming worden betrokken.
Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015
blz. 23 van 30
6.
Rood: Maatschappelijke Zorg De maatschappelijke zorg omvat de prestatievelden 7, 8 en 9 van de Wmo. Het gaat daarbij om opvang inclusief vrouwenopvang, openbare geestelijke gezondheidszorg (OGGZ) en verslavingszorg. Voor de bovenlokale voorzieningen in de regio Zuid-Holland Zuid is Dordrecht als centrumgemeente aangewezen. De taak van de regiogemeenten is zorgen voor preventie, nazorg en herstel.
Speerpunt bij rood: Preventie maatschappelijke zorg: lokale zorgnetwerken
Wat hebben we tot nog toe gedaan? Gelijktijdig met de voorbereiding van het Wmo-beleidsplan is het regionale beleid maatschappelijke zorg herijkt op basis van de evaluatie ‘Zorg voor elkaar’, die in april 2011 in de gemeenteraad is besproken. Dit leverde zes aandachtspunten op voor de herijking: 1.
2. 3. 4. 5. 6.
intensieve betrokkenheid van de ketenpartners en regiogemeenten. Diverse ketenpartners willen vanuit hun deskundigheid een voortrekkersrol nemen bij de uitwerking van de thema's; verder vormgeven van de aansluiting van de keten maatschappelijke zorg met de veiligheidsketen en jeugdketen; verbetering van afstemming tussen centrumgemeente en regiogemeenten; verder doorontwikkelen van de Centrale Toegang; doorontwikkeling bestaand beleid; beleid zodanig inrichten dat meer sturing op maatschappelijk effect mogelijk is. Waar sturen op maatschappelijk effect (outcome) niet direct mogelijk is, tenminste sturen op resultaat (output).
Voor de komende jaren wil Dordrecht als centrumgemeente samen met de regiogemeenten inzetten op preventie en nazorg. Daarbij gaat het om het wegnemen van oorzaken van dakloosheid en mechanismen van sociaal verval en uitsluiting. Men wil verbinding zoeken (op inhoud en financiering) met welzijn, AWBZ, Jeugdzorg en forensische zorg. Meldpunt ZO/SHG In opdracht van de centrumgemeente Dordrecht is in 2005, binnen de afdeling Vangnet & Advies van de GGD Zuid-Holland Zuid, het Meldpunt Zorg en Overlast (ZO) opgezet met lokale zorgnetwerken als uitvoerende instrumenten. Het meldpunt ZO is in april 2006, regionaal, gestart en wordt ondersteund door 13 lokale zorgnetwerken en 5 specialistische teams: Woningvervuilingen, Steunpunt Huiselijk Geweld, Wonen, Multi Problem en Gezins-coaching. Later is hieraan het Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG) toegevoegd. Burgers en professionals kunnen signalen melden met betrekking tot mensen (zorgmijders, zorgmissers en overlastgevers) wanneer zij vermoeden dat ingrijpen en zorg nodig is. Meldingen worden geregistreerd in een centraal registratiesysteem. Daardoor ontstaat een goed beeld van de problematiek over de (zeer) kwetsbare groepen per gemeente en er gerichte adviezen gegeven kunnen worden naar de gemeenten omtrent het te formuleren beleid op deze doelgroep. Visie op lokale zorgnetwerken Sinds 2006 beschikt de regio Zuid-Holland Zuid over 13 Lokale Zorgnetwerken. Lokale zorgnetwerken leveren een preventieve bijdrage aan de hulpverlening aan zeer kwetsbare mensen. Dit doen zij door vroegtijdig te signaleren in wijk of buurt en door het realiseren van een samenhangend aanbod van lokale en regionale partners. Er wordt gewerkt met één plan van aanpak, waarbij men gebruik maakt van de expertise van de deelnemers aan het
Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015
blz. 24 van 30
netwerk en afstemming zoekt met andere zorgnetwerken. In 2010 zijn in opdracht van de GGD de zorgnetwerken geëvalueerd. De deelnemende organisaties zijn over het algemeen zeer tevreden over de werkwijze van de zorgnetwerken (casuïstiek, afspraken en opvolging) en de coördinerende rol vanuit de GGD hierbij. Het aantal behandelde cases groeide van 457 in 2006 naar 497 in 2008 (en 408 in 2009). Ook Sliedrecht kent een lokaal zorgnetwerk waarin men maandelijks bij elkaar komt om casuïstiek te bespreken. Aan het zorgnetwerk nemen GGD ZHZ, politie, Tablis-wonen, Yulius, Rivas (AMW), MEE en het Serviceloket deel. Knelpunten preventie en nazorg Het is onduidelijk in hoeverre de signalering via reguliere kanalen zoals maatschappelijke ondersteuning en jeugdwerk voldoende is; problemen worden door één of meerdere instanties opgemerkt, maar concentreren zich op het eigen werkterrein; hierdoor ontbreekt een totaalbeeld (bijvoorbeeld op het gebied van LVG); de lange adem die nodig is voor de begeleiding en behandeling van mensen met chronische problemen ontbreekt vaak; continuïteit van zorg is vaak van groot belang om afglijden en terugval te voorkomen; een integraal hulpaanbod ontbreekt. Wat willen we bereiken? Met betrekking tot vroegsignalering en preventie willen we een integrale aanpak. Dat wil zeggen dat deze aansluit bij de aandacht voor en ondersteuning van kwetsbare mensen (zie ook: Wmo-loket en welzijn nieuwe stijl). We willen dat zo veel mogelijk zeer kwetsbare mensen (overlast, vereenzaming en zorgmijdend gedrag) vroegtijdig worden gesignaleerd en hen een hulpverleningsplan (ondersteuning en/of zorg) wordt aangeboden. Dit voorkomt terugval of een beroep op zwaardere zorg en opvang. Hierbij speelt het lokale zorgnetwerk een cruciale rol. Wat gaan we daarvoor doen (Actiepunt 10)? Op dit moment staat onder druk van de bezuinigingen de financiering van de zorgnetwerken (GGD ZHZ) ter discussie. Begin 2012 verwachten wij nieuwe voorstellen vanuit centrumgemeente Dordrecht. Naar aanleiding hiervan zullen wij de gemeenteraad voorstellen doen, waarbij we de huidige structuur (zorgnetwerk onder coördinatie vanuit de GGD ZHZ) zo veel mogelijk willen behouden. De nieuwe casemanager (veldregisseur) zal in dit overleg een belangrijke schakel vervullen.
Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015
blz. 25 van 30
9.
Middelen, evaluatie en communicatie In dit hoofdstuk kijken we tot slot naar de beschikbare en benodigde middelen (begroting 2012 en verder), evaluatie (benchmarks en KTO’s) en regionale en lokale communicatie.
9.1.
Middelen In onderstaande tabel staan de gegevens met betrekking tot het Wmo-budget zoals overgenomen uit de Septembercirculaire (Integratie-uitkering Wmo in Gemeentefonds 2012). In 2011 heeft het rijk het budget voor uitvoeringskosten verhoogd van 75,8 miljoen naar 143,7 miljoen. Het grootste gedeelte (93%) van het Wmo-budget wordt doorgesluisd naar de SDD. Nu binnen de algemene uitkering het onderdeel voor de Wmo naar beneden wordt bijgesteld, kan ook de bijbehorende uitgavenpost worden verlaagd. De wijze van verwerking van de aanpassing van de Wmo ligt grotendeels vast door regionale afspraken (verdeelsleutel Wmo 2012). Van het Wmo bedrag van € 2.830.164 gaat € 2.607.317 naar de SDD en blijft € 222.847 binnen de begroting van Sliedrecht. Daarnaast ontvangt Sliedrecht budget voor compensatie Pakketmaatregel (AWBZ) en Maatschappelijke Stage (MaS) die aan het Wmo-budget zijn toegevoegd (P084).
Tabel 3: Wmo-budget 2012 en verder Omschrijving: Macrobudget Wmo* afdracht SDD
2012 € 2.830.164 - € 2.607.317 € 222.847
2013 € 2.830.164 - € 2.607.317 € 222.847
2014 € 2.830.164 - €2.607.317 € 222.847
2015 € 2.830.164 - € 2.607.317 € 222.847
Continueren bestaand beleid: - benchmark en KTO - Wmo-adviesraad (incl. Zorgbelang) - Vrijwilligersverzekering Restant:
-€ 7.500 -€ 5.150 -€ 6.000 € 204.194
-€ 7.500 -€ 5.150 -€ 6.000 € 204.194
-€ 7.500 -€ 5.150 -€ 6.000 € 204.194
-€ 7.500 -€ 5.150 -€ 6.000 € 204.194
Compensatie pakketmaatregel AWBZ - Pilot begeleiding SWS (zie: 7.3) - subsidie Yulius (inloop, zie: 7.3.) Restant (terug vloeien algem. middelen)
€ 121.000 - € 48.700 -€ 35.000 € 37.300
€ 121.000 - € 24.350 -€ 35.000 € 61.650
€ 121.000 -€ 0 -€ 35.000 € 86.000
€ 121.000 -€ 0 -€ 35.000 € 86.000
Maatschappelijke stage (MaS) - eXperience MaS (zie: 6.6) - stagemakelaar SWS (zie: 6.6) Restant:
€ -€ -€ €
€ -€ -€ €
€ -€ -€ €
€ -€ -€ €
20.239 2.000 17.000 1.239
20.239 2.000 17.000 1.239
20.239 2.000 17.000 1.239
20.239 2.000 17.000 1.239
Transitiekosten begeleiding (adviesnota Septembercirculaire) € 53.570 € 0 € € 81.054 - voorbereidingskosten (advies 03-01) 53.570 -€ 81.054 - € € 0 € 0 Restant: *: Macrobudget Wmo bestaat uit: Hulp bij het huishouden (HH), PGB, Bbag, DWA (dure woonaanpassingen), subsidieregelingen en uitvoeringskosten (SDD en lokaal)
9.2.
0
Nieuw Wmo-beleid Zoals uit bovenstaande tabel blijkt, hebben we na afdracht aan de SDD en de begrote uitgaven t.b.v. bestaand beleid (benchmark/KTO, Wmo-adviesraad en vrijwilligersverzekering) in 2012 en verder een saldo van € 204.194 (correctie en taakmutaties Septembercirculaire). We willen deze middelen de komende jaren inzetten voor nieuw of uitbreiding van het bestaande beleid.
De Wmo-adviesraad heeft aangegeven om hierbij extra aandacht (prioriteit) te geven aan de volgende taken:
Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015
blz. 26 van 30
-
cursus extramurale begeleiding voor de Wmo-adviesraad (p.m.); voorlichting en ondersteuning overbelaste mantelzorgers door SWS (zie: 7.1); extra kosten personeel, werkbijeenkomst en onderzoek Wmo-loket (zie: 6.5); personele kosten a.g.v. de Kanteling (zie: 4.4); outreachend werken in het kader van Welzijn nieuwe stijl/SWS (zie: 7.2.) administratief maatjesproject/Hulp bij thuisadministratie/SWS (zie: 7.2): extra communicatie m.b.t. decentralisaties en de Kanteling (zie: 9.4.).
Met betrekking tot de specifieke kosten zullen wij per onderdeel nadere voorstellen doen. Het saldo van de compensatie Pakketmaatregel van € 37.300 kan beschikbaar worden gesteld aan de algemene reserve (Zomernota 2012). 9.3.
Evaluatie, benchmarks en KTO’s Met de Wmo-adviesraad Sliedrecht is besproken om halverwege de periode van dit Wmobeleidsplan (januari 2014) de actiepunten en resultaten te evalueren (Actiepunt 11) . Hierbij zullen de gegevens vanuit de monitoren, benchmarks en klanttevredenheidsonderzoeken (KTO’s) als input dienen. Daarnaast dient aan de gemeenteraad jaarlijks rekenschap te worden gegeven van behaalde resultaten op grond van het Wmo-beleid. Sinds 2010 nemen de Drechtsteden géén deel meer aan de jaarlijkse Wmo-benchmark (SGBO), omdat deze te weinig nieuwe informatie voor beleid oplevert. De Wmoregiegroep zal in 2012 voorstellen doen voor een alternatieve vorm van meten en onderling vergelijken. Visitatie kan zo’n vorm zijn. Mede op aangeven van de regionale Wmo-adviesraad is binnen de Drechtsteden besloten om tweejaarlijks een klanttevredenheid onder gebruikers van individuele voorzieningen te laten uitvoeren (SGBO). In plaats hiervan wordt in samenspraak met de Wmo-adviesraden gekozen voor alternatieve tevredenheidonderzoeken uit te voeren door (OCD). In 2011 was dit tevredenheid onder mantelzorgers en zorgvrijwilligers. Zo ontstaat vanuit verschillende onderzoeken jaarlijks een meer gedifferentieerd beeld met betrekking tot tevredenheid.
9.4.
Communicatie Mensen zijn door Internet (85% huishoudens heeft een aansluiting) gewend om op elke plaats en elk moment contact met elkaar en met bedrijven te kunnen leggen. Dit verwachten zij ook van de overheid. De mogelijkheden van digitalisering worden breder, de gemeente Sliedrecht kan hierin niet achter blijven. Het toenemende gebruik van internet en nieuwe media biedt kansen om bewonersparticipatie effectiever en laagdrempeliger te organiseren. De gemeente is gezien de financiële situatie in toenemende mate aangewezen op het delen van verantwoordelijkheid op het gebied van leefbaarheid met bewoners (en ketenpartners). Actiepunt 12: Met betrekking tot de Kanteling en transities Begeleiding, Jeugd en de Wet werken naar vermogen zal de komende jaren intensief naar en met burgers worden gecommuniceerd. Een communicatieparagraaf zal deel uitmaken van verschillende regionale uitvoeringsplannen.). Daarnaast willen we onze inwoners onder gebruikmaking van Internet en de lokale media (Kompas) komend jaar frequenter informeren met betrekking tot de gevolgen van de meer lokale veranderingen in de Wmo zoals Welzijn nieuwe stijl en het Wmo-loket. Naar aanleiding van de bijeenkomst en het onderzoek naar de loketfunctie, zullen we in overleg met de afdeling communicatie hierover in 2012 nadere voorstellen doen Bij onze communicatie zullen we rekening houden met traditionele groepen burgers die (nog) geen toegang hebben tot de moderne communicatiemedia als Internet e.d.
Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015
blz. 27 van 30
10.
Afkortingen
AMW: AWBZ: Bbag: CIZ: CJG: DWA: GGD ZHZ: HH: KTO: LVG: MaS: MEE-Drechtsteden: MOgroep: OCD: OGGZ: PGB: PFO-Sociaal: RAS: ROBM: SDD: SES: SGBO: SHG: SWS: VNG: VWS: WEZ: Wmo: WWB: WSW: WWNV: ZVW:
Algemeen Maatschappelijk Werk Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten Besluit Bijdrage AWBZ-gemeenten (opgenomen in Wmo) Centrum Indicatiestelling Zorg Centrum voor Jeugd en Gezin dure woonaanpassingen GGD (gemeenschappelijke gezondheidsdienst) Zuid-Holland Zuid Hulp bij het huishouden (Wmo) Klanttevredenheidsonderzoek Licht verstandelijk gehandicapten Maatschappelijke Stage geen afkorting (MEE staat voor Meedoen) Welzijn & Maatschappelijke Dienstverlening (brancheorganisatie) Onderzoekcentrum Drechtsteden Openbare Geestelijke Gezondheid Zorg Persoonsgebonden budget Portefeuillehoudersoverleg Sociaal Drechtsteden Regionale Agenda Samenleving afdeling Ruimtelijke Ordening, Bouwen en Milieu (Sliedrecht) Sociale Dienst Drechtsteden Sociaal economische status Sociaal geografisch Bureau Overheid (benchmark en KTO) Steunpunt Huiselijk Geweld Stichting Welzijnswerk Sliedrecht Vereniging van Nederlandse Gemeenten Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Welzijn, Educatie en Zorg (afdeling Publieksdiensten Sliedrecht) Wet maatschappelijke ondersteuning Wet Werk en Bijstand Wet Sociale Werkvoorziening (Drechtwerk) Wet werken naar vermogen Zorgverzekeringswet
Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015
blz. 28 van 30
Bijlage: Actiepunten Let op: de actiepunten zijn omwille van de leesbaarheid in het beleidsplan genummerd. T.b.v. de uitvoerbaarheid en evaluatie zijn ze samengevoegd tot de huidige 12 (zie: onder). 1.
We gaan begin 2012 de lokale zorg- en welzijnsinstellingen vragen om de principes van de Kanteling breed toe te passen. Het gaat bij de uitvoering om de volgende uitgangspunten: het achterhalen van vraag achter de vraag (keukentafelgesprek); het leggen van de focus op resultaten i.p.v. voorzieningen; het versterken van de eigen kracht van de cliënt en zijn omgeving (zelfregie); het aanbieden van collectieve arrangementen (op wijk- of buurtniveau).
2. Voor mensen met een beperking wordt in 2012 door het samenwerkingsverband Aangepast Sporten Drechtsteden (SAD) bekeken in hoeverre extra inzet hierbij noodzakelijk is. 3. Inzetten digitale signaleringssysteem Zorg voor Jeugd, regievoeren op netwerkstructuren binnen CJG en betere afstemming/samenwerking netwerken en zorgteams. Monitoren van afspraken vanuit het convenant CJG; in het strategisch overleg worden knelpunten aangepakt en beleidsvoorstellen voorbereid. laagdrempelige voorzieningen als gezins- en opvoedondersteuning worden als onderdelen van het CJG gecontinueerd (o.a. HomeStart). 4. Begin 2012 gaan we in Sliedrecht een bijeenkomst organiseren met instellingen (MEE, SDD, SWS en Rivas/AMW), raadsleden en advies- en cliëntenraad over de toekomst van het Wmo-loket in relatie tot nieuwe taken (Kanteling, extramurale begeleiding en welzijn nieuwe stijl). We gaan in 2012 een onderzoek doen naar de mogelijkheid om alle informatie, advies en cliëntondersteuning aan te bieden vanuit één ingang, waarbij mogelijk de Reling een spilfunctie zal vervullen (alles onder één dak). De toegang tot extramurale begeleiding wordt daarbij meegenomen. Daarbij hoort tevens een goede monitoring (cliëntvolgsysteem). 5. Meer aanwas en betere vrijwilligersondersteuning vragen om een professionalisering van het Vrijwilligerspunt en de makelaarsfunctie (Stichting Welzijnswerk Sliedrecht). We willen de Stichting Welzijnswerk Sliedrecht vragen om in 2012 een plan op te stellen, waarbij: nieuwe groepen worden benaderd die bereid zijn vrijwilligerswerk te doen en verenigingen worden ondersteund bij hun interne vrijwilligersbeleid (behoud en opvolging) door advisering, coaching en deskundigheidsbevordering; een vraaggerichte en persoonsgerichte benadering past; het vrijwilligerspunt een bindend element vormt in het netwerk van verenigingen, kerken en sleutelfiguren in de wijk. in Drechtstedenverband (Wmo-regiegroep) gaan we in 2012 onderzoeken of we een gezamenlijke systeem als Mantelplan willen aanschaffen. 6. Met betrekking tot ketensamenwerking op het gebied van Wonen, zorg en welzijn zal Sliedrecht jaarlijks deelnemen aan een (regionale) themabijeenkomst, waarbij naast zorgpartners ook casemanagers zullen worden uitgenodigd. 7. We gaan het Mantelzorgpunt (SWS) vragen om in 2012 een Actieprogramma mantelzorgondersteuning op te stellen inclusief registratie, voorlichting en campagne, waarbij alle spilzorgers worden bereikt en hen een passend aanbod wordt geboden. - we gaan een uitvoeringsovereenkomst sluiten met de huisartsen met betrekking tot vroegsignalering en doorverwijzing van overbelaste mantelzorgers naar het Wmo-loket of Mantelzorgpunt. Dit zullen we in 2012 voorleggen aan Commissie Eerstelijns Gezondheidszorg Sliedrecht en/of afzonderlijke huisartsen in Sliedrecht.
Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015
blz. 29 van 30
8. Onder gemeentelijke regie wordt in 2012 in samenspraak met alle betrokken partijen een Uitvoeringsplan opgesteld in verband met Welzijn nieuwe stijl. we gaan Stichting Welzijn Sliedrecht (SWS) vragen een coördinerende functie te vervullen bij de uitwerking om een betere samenwerking te bewerkstelligen tussen zorg en plaatselijke instellingen om te voorkomen dat mensen buiten de boot vallen en zorg mijden. Hierbij zal aandacht worden geschonken aan de verdere uitbouw van een structuur, waarbij signalen van bewoners die ondersteuning behoeven worden gekoppeld aan mensen die hieraan op vrijwillige basis een bijdrage willen en kunnen geven. Uitgangspunt hierbij is de versterking van de verantwoordelijkheid voor de sociale leefomgeving; er worden afspraken gemaakt met betrekking tot plaatselijke initiatieven (w.o. kerkelijke). De wijkplatforms oefenen hierbij op grond van hun gebiedsgerichte oriëntatie een belangrijke signaalfunctie uit. de middelen voor burgerinitiatieven (in beheer bij SWS) worden gericht ingezet om burgers te stimuleren zich in te zetten voor hun eigen omgeving en voor mensen die ondersteuning behoeven. 9. De eerste regionale beleidsvoorstellen met betrekking de extramurale begeleiding ten aanzien van het proces (tijdspad, middelen, bemensing en communicatie) zullen eind 2011 aan de colleges worden gepresenteerd. Over het persoonsgebonden budget (PGB) en andere voorwaarden bij overdracht aan de gemeenten wordt op dit moment nog in de Tweede Kamer gediscussieerd. Zodra er meer bekend is over wetgeving, definitieve ingangsdatum, middelen en voorwaarden, zullen vanuit de Drechtsteden (proeftuin Beleid) voorstellen aan de colleges en gemeenteraden worden gedaan. Daarbij zullen ook de Wmo-adviesraden in de beleidsvorming worden betrokken. 10. Op dit moment staat onder druk van de bezuinigingen de financiering van de zorgnetwerken (GGD ZHZ) ter discussie. Begin 2012 verwachten wij nieuwe voorstellen vanuit de centrumgemeente Dordrecht. Naar aanleiding hiervan zullen wij de gemeenteraad voorstellen doen, waarbij we de huidige structuur (zorgnetwerk onder coördinatie vanuit de GGD ZHZ) zo veel mogelijk willen behouden. 11. Met de Wmo-adviesraad Sliedrecht is besproken om halverwege de periode van dit Wmobeleidsplan (januari 2014) de actiepunten en resultaten te evalueren. 12. Met betrekking tot de Kanteling en transities Begeleiding, Jeugd en de Wet werken naar vermogen zal de komende jaren intensief naar en met burgers worden gecommuniceerd. Een communicatieparagraaf zal deel uitmaken van verschillende regionale uitvoeringsplannen (p.m.). Daarnaast willen we onze inwoners onder gebruikmaking van Internet en de lokale media (Kompas) komend jaar frequenter informeren met betrekking tot de gevolgen van de meer lokale veranderingen in de Wmo zoals Welzijn nieuwe stijl en het Wmo-loket. Naar aanleiding van de bijeenkomst en het onderzoek naar de loketfunctie, zullen we in overleg met de afdeling communicatie hierover in 2012 nadere voorstellen doen.
Wmo-beleidsplan Sliedrecht 2012-2015
blz. 30 van 30